Gd katern hippische ondernemer

Page 1

de gezondheidsdienst voor dieren

Nieuws en mededelingen KLINISCHE AVONDEN PAARD druk bezocht

Deze pagina’s zijn een bijdrage van De Gezondheidsdienst voor Dieren Postbus 9 7400 AA Deventer T. 0900-1770 E. redactie@gddeventer.com www. gddeventer.com Redactie: Kees van Maanen (deskundige infectieziekten paard), Emiel Schiphorst (marktmanager paard), Petra Reijnen (relatiebeheer dierenartspraktijken), Ria Huijben (adviseur Marketing & Communicatie). Eindredactie: Eva Onis Uw suggesties voor het katern zijn welkom via redactie@gddeventer.com.

Afgelopen weken vonden voor de zevende keer de Klinische Avonden Paard plaats, met interessante lezingen op unieke locaties. Deze avonden, die inmiddels een begrip zijn onder paardendierenartsen, zijn ook dit jaar goed bezocht. Voorafgaand aan de lezingen vonden rondleidingen en demonstraties plaats op de locaties, te weten: Anemone Horse trucks, Rendac en Divoza Horseworld. De eerste lezing werd gegeven door de KNHS en had als onderwerp ‘Leidt bloedonderzoek tot goud in de paardensport?’. Maarten van der Heijden (technisch directeur Topsport en Internationale Zaken) en Arie Hoogendoorn (teamveterinair) namen de bezoekers mee in alle Olympische disciplines. Duidelijk werd dat behalve dat de ruiters zich mentaal en fysiek moeten ontwikkelen, de paarden uiteraard ook zo fit mogelijk in de baan moeten verschijnen. Goed bloedonderzoek vormt hierbij de basis. Het bespreken van de resultaten met de ruiter en groom leidt regelmatig tot inzichten en aanpassingen. Dit alles uiteraard onder begeleiding van privé-dierenartsen, vaak in samenspraak met teamveterinairen. Jolanda Jansen en Roeland Wessels van St. Anna Advies gaven de tweede lezing, getiteld ‘Crisis bestaat niet, alleen maar slecht gemanagede issues!’. Hierin kwam naar voren dat zaken soms niet zo gaan als verwacht. Ineens kan er onrust ontstaan binnen je praktijk, onder je klanten, in je eigen regio of zelfs in het hele land. Op het juiste moment met de juiste doelgroep communiceren voorkomt dat een issue overslaat in een crisis. Dit werd duidelijk zichtbaar gemaakt door middel van rollenspellen met de dierenartsen.

RHINOPNEUMONIE Rhinopneumonie of kortweg Rhino is een ziekte bij paarden die wordt veroorzaakt door virussen: EHV1 en EHV4. Deze virussen kunnen drie soorten klachten veroorzaken: griepachtige verschijnselen, abortus en neurologische verschijnselen zoals verlamming. EHV4 veroorzaakt vooral griepachtige problemen, EHV1 kan daarnaast ook abortus en verlamming veroorzaken. Uit onderzoek van de GD blijkt dat EHV1 zelfs de belangrijkste infectieuze oorzaak van abortus bij paarden is in Nederland. Directe en indirecte besmetting Als een paard geen van bovenstaande verschijnselen heeft, is het toch mogelijk dat het besmet is. Dit kan bijvoorbeeld gebeurd zijn in een besmette stal. Rhino kan zowel direct (via neusuitvloeiing van een besmet paard dat hoest) als indirect (via de voederbak, drinkbak, praam of zelfs kleding) overgedragen worden. Wordt er Rhino aangetoond, dan is het advies om het bedrijf vier weken gesloten te houden, dus geen transport van paarden in en uit het bedrijf. 35 HO1 / 2013


de gezondheidsdienst voor dieren

tekst: drs. Eva Onis

CURSUS PARASITOLOGIE VOOR PARAVETERINAIREN

“WORMEIEREN BEOORDELEN VERGT OEFENING” Twee keer per jaar komen 18 à 20 paraveterinairen uit heel Nederland -zelfs vanaf de Waddeneilanden- naar de GD in Deventer voor de cursus Parasitologie Paard. Deze cursus wordt georganiseerd door de GD, in samenwerking met Virbac, en bestaat uit een theorie- en een (uitgebreid) praktijkgedeelte.

De interesse voor de cursus Parasitologie Paard is groot, maar toch kunnen er maximaal 20 personen aan deelnemen. “We houden het aantal zelfs liever op 18, want we vinden een goede individuele begeleiding tijdens het praktijkgedeelte erg belangrijk”, legt GD-analist Coen Hegeman uit. Samen met zijn

gatie Sedimentatie Flotatie-techniek en de Baermann-techniek (zie kader).

collega-analisten Edwin Tuller, Anika Heupink en/of Lori Oude Hesselink verzorgt hij de cursus. In het theoriegedeelte beantwoordt Coen de vraag ‘Welke test moet je gebruiken bij welke endoparasiet?’ Gedurende drie kwartier geeft hij uitleg over macro- en microscopie, de McMaster-methode, de Centrifu-

Aansluitend op het theoretisch deel gaan de deelnemers ruim een uur lang zelf aan de slag in het GD-laboratorium, waar zij twee van de drie technieken in de praktijk brengen. “Natuurlijk zouden 36

HO1 / 2013

we het liefst alle drie de technieken oefenen, maar dat kost helaas te veel tijd. Daarom hebben we er vanuit praktisch oogpunt voor gekozen de Baermannmethode niet uit te voeren.” Na het oefenen met de technieken krijgen de deelnemers een praktijkopdracht die zij zelfstandig


de gezondheidsdienst voor dieren PARASITOLOGISCH ONDERZOEK: 3 TECHNIEKEN Tijdens de cursus Parasitologie voor paraveterinairen komen drie verschillende technieken voor parasitologisch onderzoek aan bod: o De McMaster-techniek wordt gebruikt voor kwantitatief onderzoek. Met behulp van de McMaster-telkamer, die bij de cursus is inbegrepen, worden ei-tellingen in mestmonsters uitgevoerd. o De CSF-techniek wordt gebruikt voor het uitvoeren van kwalitatief onderzoek; hiermee kunnen andere soorten wormeieren aangeLongworm onder de microscoop (Dictyocaulus toond worden dan met de McMaster-techniek. arnfieldi L1 larve). o De Baermann-techniek wordt onder andere toegepast voor het opsporen en determineren van longwormlarven.

uitvoeren, dit is het toetsmoment. De resultaten worden na afloop centraal besproken. Ook krijgen de paraveterinairen de McMastertelkamer, het lesmateriaal en een cursusmap (met handige instructiebladen) mee naar huis. PRAKTISCHE TIPS Coen vindt het vooral belangrijk dat de cursisten genoeg tips krijgen om de mestmonsters op de juiste manier te beoordelen. “Het uitvoeren van de tests gaat vaak wel goed. Het beoordelen van de wormeieren en larven is de grootste uitdaging. Hierbij kijken we naar de afmeting, vorm, inhoud, kleur en typerende kenmerken. En dat vergt oefening. Daarom zorgen wij ervoor dat er voldoende positieve monsters in het lab aanwezig zijn om te bekijken.” Ook kan Coen niet voldoende benadrukken dat de diagnostiek al begint zodra je met de klant spreekt en wanneer je het mestmonster met het blote oog bekijkt. “De diagnostiek begint al bij de macroscopie. Zie je bijvoorbeeld delen van parasieten, of is er bloed aanwezig? Soms kun je dan al een diagnose stellen. Ook is het zaak om het verhaal van de klant

EEN ACTIEVE DOELGROEP De deelnemers stellen meestal veel vragen, gebaseerd op praktijkervaring. “Het betreft een actieve en enthousiaste doelgroep”, vertelt Coen. “Dat komt

goed te interpreteren; wanneer een paard bijvoorbeeld kort geleden is ontwormd, is het logisch dat er spoelwormen afdrijven. Afhankelijk van de vraag van de klant zet je het onderzoek in.

ook doordat we ingaan op de actualiteit; wat speelt er in de praktijk en waar moet je op letten? Het gebeurt regelmatig dat zowel het theorie- als het praktijkgedeelte daardoor langer duren dan gepland, maar dat maakt het alleen maar boeiender. Ik hoor vaak dat deelnemers achteraf contact blijven houden, vooral wanneer de praktijken dicht bij elkaar gevestigd zijn. Dan bespreken ze met elkaar welke soorten parasieten ze tegenkomen.” ■ Deelnemers beoordelen de cursus Parasitologie Paard met een 8 of hoger. Inschrijven voor de volgende cursus? Houd dan www.gddeventer.com/ paard en www.virbac.nl in de gaten.

DE VOORDELEN OP EEN RIJ o Beter inzicht in methoden om wormproblemen aan te pakken en resistentie te voorkomen. o Praktijkervaring opdoen en meteen aan de slag. o In kleine groepen en onder deskundige leiding actuele kennis en nieuwe inzichten opdoen. o Lesmateriaal, cursusmap en telkamer mee naar huis.

GD-analist Edwin Tuller geeft een cursiste uitleg over het microscopisch beoordeling van wormeieren.

37 HO1 / 2013


de gezondheidsdienst voor dieren

tekst: Drs. Eva Onis

EEN KIJKJE IN GD-ONDERZOEKSCENTRUM ‘FERTILITEIT PAARD’ In het Friese Oldeholtpade bevindt zich het gespecialiseerde centrum van de GD voor vruchtbaarheidsonderzoek bij hengsten. Het hele jaar door laten hengstenhouders hier onderzoeken of de kwaliteit van het sperma van hun hengst(en) in orde is. Van augustus tot en met december is het topdrukte. Dan wordt dagelijks het sperma van vele jonge hengsten onderzocht, in het kader van de keuring van ‘Het Friesch Paardenstamboek’.

Het centrum wordt gerund door analiste Margriet van der Lei. “Eigenaren en koeriers brengen gedurende het hele jaar sperma-

monsters naar dit centrum. De onderzoeken worden aangevraagd vanwege de keuring, maar ook voor certificering of bij de

aan-/verkoop van een hengst en bij onderzoek van diepvriessperma. Ook als er problemen zijn met de vruchtbaarheid, kan

In het onderzoekscentrum wordt de spermakwaliteit van twee sprongen beoordeeld

38 HO1 / 2013

onderzoek uitsluitsel geven. En het onderzoek kan waardevol zijn bij onenigheid met klanten of als extra garantie. Vanaf half


de gezondheidsdienst voor dieren in vloeibare stikstof. Naast de kwaliteit van de cellen, onderzoekt Margriet hoeveel rietjes nodig zijn voor één inseminatie. “De diepgevroren rietjes sperma gaan de hele wereld over”, vertelt Margriet. “De hengstenhouders willen garanties afgeven aan hun (buitenlandse) afnemers.”

augustus tot en met december komen de meeste eigenaars met hun hengsten naar Oldeholtpade, voor controle van het geslachtsapparaat en de beoordeling van de spermakwaliteit van twee sprongen.” SPERMA ONDER DE LOEP “We onderzoeken de kwaliteit van zowel vers, verdund als diepvriessperma. Met behulp van de microscoop boordelen we de beweeglijkheid van de spermacellen, de houdbaarheid (beweeglijkheid op 24 en 48 uur na afname sperma), de concentratie, het aantal levende en dode cellen en de vorm van de cellen. Als spermacellen niet goed functioneren, heeft dat meteen effect op de bevruchtingsresultaten.” Spermacellen worden geproduceerd in de testikels en opgeslagen in de bijbal. Naast de zaadbal voegen de bijklieren, de prostaat, bulbourethraalklieren en de zaadblazen extra vloeistof toe aan het sperma. Door bijmenging van bijvoorbeeld urine of bloed vermindert de levensvatbaarheid. De vorming van nieuwe zaadcellen is een continu proces en duurt acht tot negen weken. Dit

GD-analiste Margriet van der Lei beoordeelt het sperma met behulp van de microscoop

proces kan verstoord worden door medicijnen, trauma en ziekte. Door ziekte kan de spermakwaliteit direct verminderen en doordat alle stadia van spermaproductie worden aangetast, kan het dus tot negen weken duren voordat de spermakwaliteit weer normaal is.

Hitte- en koudeshock na het spermavangen en een niet optimale verdunner kunnen afwijkende zaadcellen geven. KWALITEITSGARANTIE De monsters diepvriessperma worden bewaard in een koude-vat,

Bacteriologisch en schimmelonderzoek bepalen of het sperma ziekmakende (of te veel) bacteriën en schimmels bevat. Op de penis is normaliter een bacterieflora aanwezig. In het sperma mogen echter geen grote hoeveelheden van deze bacteriën, en evenmin ziekmakende bacteriën, terechtkomen. Schimmels in sperma zijn doorgaans niet afkomstig van de hengst, maar zijn erin terecht­ gekomen tijdens het spermavangen of het verwerken van het sperma. Bij het bacteriologisch onderzoek wordt wat monster over een plaatje gestreken, dat vervolgens twee dagen wordt bebroed in een stoof. Zodra de uitslag bekend is (de eerste uitslagen zijn er vaak al dezelfde dag), belt Margriet die door aan de eigenaar. Een uitslag op schrift volgt vlot daarna. ■

CEM-ONDERZOEK Voor de certificering hengstenhouderij is niet alleen sperma-, maar ook CEM-onderzoek noodzakelijk. Een hengst mag pas worden ingezet voor de dekdienst als de uitslagen van zowel het sperma- als het CEM-onderzoek goed is. Spermaonderzoek wordt uitgevoerd bij SWS-, BKI- en natuurlijk dekkende-hengsten. CEM-onderzoek wordt gedaan bij SWS-, BKI-hengsten en bokmerries en vindt plaats bij de GD in Deventer. Voor CEM-onderzoek is van elke KI-hengst één swab uit de sinus van de fossa urethralis nodig, van bokmerries één swab uit de fossa clitoridis. De CEM-bacterie (Tayorella equigenitalis) is vooral bij ‘gezonde’ dragers lastig aan te tonen. Een zeer nauwkeurige monstername kan de betrouwbaarheid van de uitslag vergroten. Dierenartsen worden daarom geadviseerd om de instructies voor monstername op te volgen (zie www.gddeventer.com/paard > voor dierenarts).

39 HO1 / 2013


de gezondheidsdienst voor dieren

nieuws en mededelingen RISICO: WINTERKOLIEK DOOR TEKORT AAN WATER Paarden drinken het liefst uit open bakken. Ook bestaan er drinksystemen met bakjes en nippels. Maar in de winter kunnen problemen ontstaan. Pony’s kunnen zelfs van sneeuw in plaats van water leven, maar voor paarden geldt dit niet! Voordat een paard gaat drinken, moet het een dorstgevoel hebben. Dit is niet vanzelfsprekend. Bij lage temperaturen kan een vicieuze cirkel ontstaan: het paard heeft minder dorstgevoel en gaat minder drinken, de organen worden minder doorbloed doordat het paard minder vocht binnenkrijgt en daardoor wordt het dorstgevoel nog verder onderdrukt. Door een mindere doorbloeding van de darmen en de opname van koud water kan vervolgens winterkoliek ontstaan.

COMPLICATIE NA TREKKEN VAN ONTSTOKEN KIES Onlangs werd een tienjarige warmbloed ruin voor pathologisch onderzoek aangeboden aan de GD. Het dier was geëuthanaseerd. De ziektegeschiedenis, zoals vermeld op het inzendformulier, beperkte zich tot wisselende koorts, een leukocytengetal (aantal witte bloedcellen) van 7,58 G/L (referentiewaarde 7-10) en een behandeling met een antibioticum en een ontstekingsremmend middel. Tijdens de sectie werd frontaal op de schedel een omvangrijke onderhuidse bloeding aangetroffen; de onderliggende schedelbeenderen waren niet gebroken; in de aangrenzende hersenvliezen waren eveneens bloedingen aanwezig; de halswervelkolom was intact; behalve verhoogde bloedrijkdom in de longen werden geen veranderingen aangetroffen in overige organen. Het maagdarmkanaal was matig gevuld met een normale inhoud.

Bij het ingestelde vervolgonderzoek bleek bij microscopisch onderzoek van de hersenen sprake van een uitgebreide ontsteking in de hersenvliezen, gekenmerkt door verschillende soorten ontstekingscellen. Dit is een opmerkelijke bevinding; een hersenvliesontsteking bij volwassen paarden wordt zelden aangetroffen. Toch kan een hersenvliesontsteking ontstaan vanuit een infectie of ontsteking in de aangrenzende weefselstructuren of via de bloedbaan bij een bloedvergiftiging. Ook niet-infectieuze oorzaken zoals uitwendige beschadigingen (trauma) kunnen tot een hersen(vlies)ontsteking leiden. Een oorzaak voor deze hersenvliesontsteking kon aanvankelijk niet worden aangegeven. Gezien het microscopisch ontstekingsbeeld lag een virale oorzaak niet voor de hand. Nadat telefonisch contact is geweest met de eigenaar

en de dierenarts wordt de ziektegeschiedenis pas duidelijk. Het paard was gehuisvest in een pensionstal en alleen deze ruin vertoonde koortsaanvallen. Met de andere paarden was niets aan de hand. Twee weken eerder was bij het paard wegens een wortelpuntabces een kies uit de bovenkaak verwijderd. Op basis van deze informatie is het aannemelijk dat de hersenvliesontsteking is voortgekomen uit de ontstoken kies, die eerder is verwijderd. Dit gevolg van een ontstekingsproces in de bovenkaak kan worden beschouwd als een nare maar zelden voorkomende complicatie. N.B. Voor een gericht pathologisch onderzoek is volledige informatie omtrent de voorgaande ziektegeschiedenis op het begeleidend inzendformulier onontbeerlijk.

NIEUWE TARIEFSTELLING 2013 Per 2013 zijn de tarieven van de producten en diensten van de GD aangepast. Dierenartsen hebben onlangs de brochure ‘Producten en tarieven 2013’ ontvangen. De tarieven in de GD webwinkel zijn aangepast. Wie gebruik maakt van automatische incasso ontvangt vanaf 1 januari 2013 1% korting op het netto factuurbedrag. Het formulier waarmee u zich kunt aanmelden voor automatische incasso is te vinden op www.gddeventer.com onder ‘formulieren’.

40 HO1 / 2013


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.