Lieven Demolder & Rogier De Langhe - Zal de Paus het klimaat redden?

Page 1

Lezersbijdrage: Lieven Demolder & Rogier De Langhe

Zal de paus het klimaat redden? Volgend jaar zal het 125 jaar geleden zijn dat paus Leo XIII met de pauselijke encycliek ‘Rerum Novarum’ erkenning gaf aan het grote sociale onrecht dat ontstond tijdens de industrialisatie en de opkomst van het kapitalisme in de 19de eeuw. Rerum Novarum kwam als een krachtige oproep voor maatschappelijke rechtvaardigheid en leverde een aanzienlijke bijdrage tot de totstandkoming van de Europese christendemocratie aan het begin van de 20ste eeuw. In juni 2015 publiceerde paus Franciscus ‘Laudato si’, als antwoord op de systemische crisis van de 21ste eeuw: de verloedering van het leefmilieu. Ongetwijfeld heeft paus Franciscus daarbij dezelfde ambitie om grote maatschappelijke verandering teweeg te brengen. Het is lang geleden dat een pauselijke encycliek nog zoveel ophef veroorzaakte. Vriend en vijand, milieuorganisaties voorop, kijken hoopvol uit naar impact van de pauselijke autoriteit op bevolkingsgroepen die zich tot nu toe weinig betrokken voelden bij de klimaatproblematiek. Toch kan de boodschap van de eco-encycliek een ruimere impact hebben in onze samenleving door de focus van het klimaatdebat te verschuiven naar een essentieel moreel vraagstuk: de verhouding tussen de mens en zijn omgeving. Onderzoek toont aan dat 80% van de bevolking zich ernstige zorgen maakt over de impact van onze levensstijl op het klimaat van onze planeet. Waarom triggert deze ‘sense of urgency’ dan geen politieke actie?

Een morele problematiek Paus Franciscus start zijn encycliek met een gezagsargument: de menselijke af braak aan het natuurlijke ecosysteem is een aanval op de schepping zelf. Volgens de ‘ecomodernisten’ is dit voldoende om de pauselijke encycliek af te doen als sentimenteel ecologisme: “Het wantrouwen jegens industrie, economische groei en technologische maakbaarheid is de keerzijde van die geloofsbelijdenis”1. In de gedachte van de vooruitgangsfilosoof bestaat voor elk probleem een rationele oplossing, ook al gaat De nostalgie van een ‘groene’ paus, de merkwaardige tango tussen Rome en ecologisten; Maarten Boudry- opiniestuk in De Standaard 01/10/2015

1–

Zal de paus het klimaat redden? 65


dit ten koste van onze leefomgeving: “De kosmos is moreel onverschillig en de levende natuur is een toevallig product van een doel- en meedogenloos proces dat drijft op massale verspilling, dood en vernietiging. 2” De Duitse fysicus Erwin Schrödinger beschreef in een korte paper ‘What is Life’ (1944) het gevoelige evenwicht waarin leven op onze planeet is ontstaan. De tweede hoofdwet van de thermodynamica stelt dat in een gesloten fysisch systeem de entropie (maat van wanorde) steeds zal toenemen. Massa en energie stromen in een niet te stoppen proces van hogere naar lagere concentraties, waardoor ze steeds verder verspreid en verspild worden in het universum. Het ontstaan van het leven, ongeveer 3,5 miljard geleden, doorbrak dit proces. In de nabijheid van zwavelhoudende warmwaterbronnen ontstonden primitieve micro-organismen die in staat waren om een micro-evenwicht in stand te houden door externe energie te gebruiken en op te slaan. De mens als sluitstuk van deze evolutie heeft zich uiteindelijk gespecialiseerd in een totaal beslag op zijn natuurlijke omgeving: anorganische grondstoffen en de zonne-energie die miljoenen jaren lang door planten werden opgeslagen in de bodem, worden ontgonnen om de onstilbare honger naar economische welvaart te stillen. Het exergetisch onevenwicht is effectief zolang de baxter van fossiele grondstoffen blijft lopen. Ondertussen wordt de mensheid steeds meer geconfronteerd met de effecten van zijn consumptiepatroon op de natuurlijke omgeving. Het ecomodernistisch gedachtegoed is bij uitstek een liberaal denken, gecentreerd rond het individu. De moraliteit eindigt daar waar de integriteit van het individu op korte termijn niet langer wordt bedreigd. Alles daarbuiten is amoreel. Respect voor de schepping wordt een futiel begrip. Daartegenover stelt het christendemocratische personalisme dat iemand pas mens wordt in relatie tot diens omgeving. Wie raakt aan die omgeving raakt meteen ook aan het individu. Het is voor de christendemocraat kortom een holistisch verhaal. De betrokkenheid van het individu op zijn leefwereld resulteert in een rentmeesterschap dat verdergaat dat het individu zelf en de korte termijn. Ook al raakt het verdwijnen van bepaalde plant- of diersoorten ons niet als individu op korte termijn, de onvoorspelbare gevolgen ervan (bv. door massa-extinctie of door verstoring van de voedselketen) kunnen dat wel. Niemand kan de grootorde van die gevolgen voorspellen en dus ook niet met zekerheid zeggen of de oplossingen binnen het bereik van onze technologische mogelijkheden zal liggen. Een christendemocraat beseft de beperkingen van onze menselijke kennis, of de hybris van het geloof in een

2– Ook Etienne Vermeersch ontkende vanuit het antropocentrisme een morele verantwoordelijkheid van de mensheid over de schepping (‘De Ogen van de panda’ (1988)

66

Zal de paus het klimaat redden?


almachtige wetenschap. Ecomodernisten maken zich geen zorgen over de relatie van de omgeving tot het individu omdat het verleden leert dat het individu er dankzij technologie tot dusver steeds in slaagde om zich ertegen te beschermen. 3 Het tomeloze vooruitgangsoptimisme is met andere woorden een lineaire extrapolatie in een nietlineaire wereld en verwordt, ondanks de wetenschappelijke saus, tot niet meer dan een geloof. Technologie mag ons dan inderdaad in staat gesteld hebben om de limieten van de menselijke welvaart even te verleggen. Maar wanneer ze het verleden extrapoleren naar de toekomst, negeren ecomodernisten het grote thermodynamische krediet dat in dit ‘Antropoceen’ wordt opgebouwd. Volgens het ‘Living Planet Report’ van WWF zijn ondertussen bijna twee Aardes nodig om de menselijke consumptie van natuurlijke grondstoffen te dragen. De effecten van de vervuiling en uitputting van de grondstoffen worden doorgeschoven naar andere regio’s, leefgemeenschappen of toekomstige generaties. De (in)directe impact van de mens op de leefwereld van dieren en planten is zo groot dat het extinctie-event van de mens (holocene extinction) wordt vergeleken met uitroeiingen op de geologische tijdschaal. Er valt dus wel iets te zeggen voor de grote morele verantwoordelijkheid die onze beschaving draagt voor het fragiele evenwicht dat het leven op onze planeet bepaalt. Om deze morele verantwoordelijkheid verder te onderbouwen verwijst de paus in zijn encycliek vaak naar de ‘Tragedy of the Commons’ (Garrett Hardin, 1968). Een begrip dat de kern van milieuproblematiek uiteenzet aan de hand van de illustratie van een gemeenschappelijke graasweide voor schapen: ‘the common’ (meent). Aangezien in het economisch systeem geen enkele actor verantwoordelijkheid draagt over deze common als geheel (zoals in de praktijk bijna geldt voor elk milieugoed), wordt deze al snel het onderwerp van negatieve externaliteit: overgeëxploiteerd, vervuild, slecht onderhouden. In de klassieke economische speltheorie zal immers elk individu zijn eigen winst maximaliseren, ongeacht de belangen van de (toekomstige) gemeenschap. Consumptiegedrag wordt immoreel wanneer dit gedrag (in)directe schade berokkent aan de rechten van andere individuen hetzij op een andere locatie, hetzij in de toekomst. Er bestaat momenteel geen rationele basis voor het geloof dat de vrije markt en nieuwe technologieën gelijk welk consumptiegedrag kunnen verantwoorden. Zonder goed beheer leidt het verwaarlozen van de commons tot fundamentele onrechtvaardigheid

3– Ecomodernisten grijpen steeds terug naar twee klassieke voorbeelden uit de geschiedenis waarin ook grenzen aan de menselijke groei werden voorspeld: Thomas Malthus ‘An Essay on the Principle of Population’ (1798) en de Club van Rome (‘Limits to growth’ (1979). De technologische capaciteit heeft er echter steeds toe bijgedragen dat de mensheid deze economische catastrofe heeft kunnen vermijden.

Zal de paus het klimaat redden? 67


Over triple dividends en reboundeffecten Lange tijd stelden klassieke economen zoals Simon Kuznets dat welvarende samenlevingen automatisch evolueren tot duurzamere maatschappijen. De hypothese van Kuznets is dat de marginale bereidheid tot het inruilen van materiële welvaart voor meer milieuschade steeds verder afneemt, zodat een typische, omgekeerde U-vormige curve wordt bekomen. De toon was dan ook steeds optimistisch. Er is zelfs sprake van een triple dividend: wat ecologisch goed is, brengt samenlevingen ook sociaaleconomisch vooruit. De laatste decennia lijkt het alsof de mens voor elke ecologische uitdaging wel een technologische oplossing kan bedenken. Via grootschalige implementatie van afvalwaterzuivering en controle over het gebruik van meststoffen op landbouwgronden kon de impact van eutroficatie en de vervuiling van waterlopen worden aangepakt. De grote problemen die werden vastgesteld bij het gebruik van CFK’s en de aantasting van de arctische ozonlaag gedurende de jaren 80 leidde tot een internationaal gecoördineerde actie die in een tijdspanne van 20 jaar heeft geleid tot een geleidelijke substitutie van CFK-koelmiddelen door duurzamere alternatieven. De grotere welvaart die sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog werd gecreëerd, heeft geleid tot een grotere behoefte aan zuivere en milieuvriendelijke leefomgeving, waarbij consumenten voornamelijk gevoelig zijn geworden voor de impact van milieuvervuiling op de gezondheid (denk aan de diverse voedselcrises en de smogproblematiek).

Figuur 1. De theorie van Simon Kuznets 4 , die aanvankelijk empirisch aantoonde dat economische ontwikkeling aanleiding gaf tot een afname van de inkomensongelijkheid, werd later ook gebruikt om een afname van milieudruk bij toenemende welvaart te verklaren. 4– Het is dezelfde relatie die door Kuznets empirisch werd aangetoond voor de toenemende productiviteit en verloning voor arbeid in de periode na de tweede wereldoorlog. Heel recent werd ook deze stelling door de Franse economist Thomas Piketty in vraag gesteld, althans voor de periode 1980-nu.

68

Zal de paus het klimaat redden?


In de praktijk worden echter vaak ook ‘reboundeffecten’ vastgesteld. Ecologische efficiëntie en een lager verbruik gaan vaak gepaard met lagere kostprijzen, waardoor consumenten opnieuw meer verbruiken5. Verder speelt ook perceptie van milieuproblemen een grote rol bij het sturen van consumentengedrag of politieke standpuntbepaling. Onder druk van de publieke opinie verplaatst vervuilende productie (of afvalverwerking) naar nieuwe ontwikkelende economieën, waardoor milieuproblemen voor de Westerse consument onzichtbaar worden gemaakt. Effecten van milieuproblemen zijn soms slechts zichtbaar op lange termijn (zoals het broeikaseffect, de uitputting van fossiele grondstoffen of overbevissing) zodat een ‘sense of urgency’ ontbreekt. Het aanpakken van zeer zichtbare problemen, zoals extreme watervervuiling of industriële smog, lijkt veel acuter dan stille doders zoals de vervuiling door micropolluenten of de uitstoot van zeer fijn stof (<10 PM) door het moderne autoverkeer in stedelijke gebieden. Voor westerse consumenten blijft de impact van hun consumptie op de vorming van afvalstorten (bv. e-waste belts) in buitenlandse ecosystemen, of de vorming van plastic soups midden in de oceanen, onzichtbaar. Ten opzichte van het wetenschappelijke optimisme, kunnen we ons dus afvragen of de mensheid en het vrije marktsysteem zijn eigen impact op het natuurlijke ecosysteem gedurende de 21ste eeuw voldoende zal kunnen corrigeren. De toenemende demografische druk en het steeds grotere beslag van menselijke bebouwing en de ontginning van natuurlijke grondstoffen lijken daarbij steeds dieper door te dringen in de – voorheen onaangeroerde – natuurlijke reserves. Bovendien lijkt vrijwillige actie tegen milieuvervuiling slechts tot beperkte resultaten te leiden. Enkel wanneer overheden actie ondernemen voor de bescherming van ecosystemen (bv. via het opleggen van milieunormen en heffingen) kan het gedrag van economische actoren resoluut worden gewijzigd. Na meer dan dertig jaar wereldwijde strijd tegen de klimaatverandering, lijkt dit droombeeld verder weg dan ooit. Gemakkelijke milieumaatregelen worden snel doorgevoerd en wanneer de terugverdientijd langer is dan verwacht, of het consumptiecomfort teveel inboet, is de economische ratio onverbiddelijk. Een vrijwillige transitie naar een drastische inperking van de menselijke impact op het klimaat lijkt dan ook niet te verwachten. Onze economische logica die kwantitatieve consumptie steeds blijft plaatsen boven invulling van onze werkelijke behoeften, belemmert ons het probleem bij de wortel aan te pakken en de mens aan te zetten tot een duurzame correctie van zijn gedrag. Tegelijk lijken ook overheden nog niet klaar om consumenten en producenten op hun verantwoordelijkheden te wijzen ten opzichte van de milieukosten van hun economische activiteiten. De Britse economist Jevons stelde reeds in de 19de eeuw vast dat de koolconsumptie in Groot-Brittannie toenam hoewel de efficiëntie van stoommachines steeds werd verbeterd (de zogenaamde ‘Jevons Paradox’).

5–

Zal de paus het klimaat redden? 69


Wie opkomt voor het klimaat moet dus verder durven gaan dan een optimistisch droombeeld in een snelle technofix. Dit is ook de boodschap die Franciscus heeft in zijn encycliek. We zullen in de toekomst jammer genoeg niet allemaal met Tesla’s rondrijden. Zelfs al slagen we erin om via internationale samenwerking de klimaatopwarming onder de cruciale drempel van 2°C te houden, dan nog zullen we in de komende decennia met ernstige gevolgen van de klimaatverandering worden geconfronteerd. Die zullen het ergst toeslaan in gemeenschappen die er het meest kwetsbaar voor zijn. Het bestrijden van de klimaatopwarming stelt ons dus niet alleen voor economische uitdagingen, maar vereist ook aanpassingen aan ons individuele gedrag. Het is een strijd voor de solidariteit tussen volkeren wereldwijd en voor de generaties van morgen.

De klimaatconferentie in Parijs als belangrijke deadline Hoewel wetenschappers reeds sinds de 19de eeuw hypotheses formuleerden over de terugkaatsing van invallende zonnestraling door atmosferische gassen (het zgn. ‘broeikaseffect’), kon pas sinds de jaren 50-60 van de 20ste eeuw de drastische stijging van atmosferische CO2-concentraties in beeld worden gebracht. Die atmosferische CO2concentratie zou door het verbranden van fossiele brandstoffen sinds de industriële revolutie in de 19de eeuw gestegen zijn van ca. 180 ppm tot meer dan 400 ppm nu (deze concentratie was de afgelopen 800.000 jaar nooit hoger). Al snel bracht de wetenschap deze drastische stijging in verband met de waargenomen stijging van de gemiddelde temperatuur. Vooral in het laatste decennium volgden de temperatuurrecords elkaar in sneltempo op. Hoewel er aanvankelijk nog discussie bestond over de causaliteit van de klimaatverandering, was er snel een wetenschappelijke consensus dat de industriële uitstoot van CO2 de oorzaak was van deze opwarming. In 1979 werd voor het eerst een internationale wetenschappelijke klimaatconferentie georganiseerd in Genève. Deze klimaatconferentie zou aanleiding geven tot de oprichting van een intergouvernementeel panel voor de klimaatverandering (IPCC) dat sinds 1988 een reeks ontnuchterende rapporten publiceerde over de te verwachten effecten van de klimaatverandering. Een van de belangrijkste aanbevelingen uit deze rapporten is dat de stijging van de gemiddelde temperatuur onder de 2°C moet worden gehouden (t.o.v. het pré-industriële temperatuurniveau) om onomkeerbare verandering en escalatie van de effecten van de klimaatverandering te vermijden6 .

6– Sinds 1880 zou de wereldwijde temperatuur met ca. 0,85°C zijn gestegen (5de IPCC rapport, 2014). In de paleoklimatologie spreekt men dan ook vaak van de zgn. ‘Hockey-stick curve’ om de sterke toename van de CO2 concentraties sinds de 19de eeuw en de daaraan verbonden klimaatstijging te beschrijven.

70

Zal de paus het klimaat redden?


In 1987 bracht de Noorse premier Gro Harlem Brundtland via zijn rapport ‘Our Common Future’ het concept van ‘duurzame ontwikkeling’ naar voor. Het zou de basis worden van de historische VN-conferentie van Rio de Janeiro in 1992. In het optimisme na het beëindigen van de koude oorlog besliste de internationale gemeenschap om de milieu-impact van de mensheid gemeenschappelijk aan te pakken. De basis werd gelegd voor de wereldwijde aanpak van de klimaatproblematiek via het Kyotoprotocol (1996) en een strategie voor sociaal-economische groei via duurzame ontwikkeling (Agenda 21). De VN brengt sinds 1995 alle lidstaten jaarlijks bijeen in een ‘Conference of the Parties (COP)’ om diplomatieke oplossingen te vinden voor de bestrijding van de klimaatproblematiek. Het drastisch terugdringen van de industriële CO2-uitstoot is daarbij een belangrijke prioriteit. Het Kyoto-protocol (1997) legde aan landen bindende (hoewel niet afdwingbare) reductiedoelstellingen op voor de CO2-uitstoot in de periode 2008-2012 (tijdens de COP18 in Doha zou een tweede periode aan het protocol worden toegevoegd, voor de periode tussen 2012-2020). In het verlengde van dit protocol werd ook het emissiehandelssysteem (Emission Trade System of ETS) en het ‘Clean Development Mechanism’ ontwikkeld. Dit internationaal verdrag werd echter nooit geratificeerd door de Verenigde Staten en en al snel ontstond discussie over het historische krediet van ontwikkelde landen en de groeimogelijkheden voor ontwikkelende landen en groeilanden (BRIC) en de daarbij horende solidariteitsmechanismen. Al snel werd duidelijk dat het vastleggen van een nieuw ambitieus klimaatakkoord dat de eerste periode van het Kyoto-protocol in 2012 had moeten opvolgen, niet eenvoudig tot stand zou komen. Aanvankelijk was voorzien dat dit akkoord in 2009 in Kopenhagen definitief zou worden onderhandeld. Men kon echter slechts een overeenkomst vinden over enkele algemene principes (het vastleggen van de 2°C-drempel en de oprichting van het Green Climate Fund). Sinds de voorbereidingen van een nieuw bindend klimaatakkoord, dat de reductiedoelstellingen zal vastleggen in een nieuw protocol (na het aflopen van de 2de Kyotoperiode in 2020), zijn de verwachtingen voor de COP21 in Parijs hoog gespannen. De Franse President François Hollande maakte het succes van deze klimaattop tot een van de belangrijkste doelstellingen van het Franse buitenlandse beleid. Eén van de belangrijkste elementen in de voorbereiding van deze klimaattop is dat de landen werd gevraagd om hun individuele engagementen voor 2030 specifiek te definiëren (INDC’s, Intended Nationally Determined Contributions). Voor de Europese Unie bedroeg deze doelstelling 40% reductie van de CO2-uitstoot in 2030 t.o.v. het emissieniveau in 1990.

Zal de paus het klimaat redden? 71


De klimaatconferentie in Parijs zal overigens niet de enige belangrijke internationale topontmoeting zijn in het kader van duurzame ontwikkeling. In september 2015 beslisten de Verenigde Naties in New York over de definitieve lijst van ‘sustainable development goals’(SDG’s): een lijst van zeventien beleidsdoelstellingen als opvolger voor de aflopende milleniumdoelstellingen.

Christendemocratisch leiderschap in de duurzaamheidstransitie Politieke verantwoordelijkheid over de toestand van ons leefomgeving wordt in de christendemocratische ideologie vertaald via het principe van het rentmeesterschap. Het natuurlijk kapitaal (biodiversiteit, natuurlijke grondstoffen, ruimte, gezonde leefomgeving) moet verantwoordelijk worden beheerd, zodat het minstens in dezelfde toestand kan worden overgedragen aan de toekomstige generaties. Waar de christendemocratie zich voornamelijk trachtte te richten op de sociaal-economische ontwikkeling van de samenleving, kwam daar sinds de jaren 60, onder druk van de milieubewegingen, ook een ecologische dimensie bij. De pioniersinspanningen die Vlaamse christendemocraten hebben geleverd voor het invoeren van de eerste beleidsinitiatieven voor ruimtelijke planning, verantwoordelijk afvalbeheer en afvalwaterzuivering, hebben echter niet kunnen vermijden dat een milieubewuste linkerflank onder de naam AGALEV afsplitste van de christendemocratische familie naar aanleiding van de rakettenkwestie midden de jaren 80. Oud-premier Wilfried Martens betreurt in zijn memoires7 “dat een zo fundamenteel beschavingsvraagstuk zo lang werd genegeerd tot er een aparte politieke stroming uit moest groeien […]. De christendemocratie, met haar bezorgdheid voor het goede rentmeesterschap over de aarde, had de ecologische partij bij uitstek kunnen worden, zonder in een soort groen fundamentalisme te vervallen.” De strijd van de generatie die Europa heropbouwde uit de puinhoop van de Tweede Wereldoorlog was ongetwijfeld het beëindigen van de sociaal-economische onrechtvaardigheid. Hun verwezenlijking was de geopolitieke stabiliteit, de sociale welvaartsstaat en de moderne democratie zoals we deze vandaag kennen. De protestgeneratie van mei 1968 heeft deze erfenis niet kunnen inwisselen om de uitdaging van de 21ste eeuw aan te pakken: het verduurzamen van dit welvaartsmodel.

Wilfried Martens, “De Memoires”, Luctor et Emergo (2006).

7–

72

Zal de paus het klimaat redden?


Ondertussen ging veel kostbare tijd verloren. Zoals VN secretaris-generaal Ban KiMoon aan het begin van dit jaar stelde: “Today’s generation can be the first to end poverty and the last one that can take steps to avoid the worst impact of climate change”. De christendemocratie zal enkel relevant zijn wanneer zij aan deze nieuwe uitdagingen van onze generatie kan beantwoorden. In de kracht van haar ideologie ligt het rentmeesterschap als sleutel voor de realisatie van een sociale, ecologische en economisch duurzame transitie. Binnen de christendemocratie legt het principe van het ‘rentmeesterschap’ de relatie tussen de mens en de verantwoordelijkheid voor zijn omgeving. De rentmeester wordt een economische scheidsrechter en bewaker van de commons. 8 Essentieel daarbij is dat het begrip ‘duurzaamheid’ verder gaat dan zijn ecologische invulling, maar ook rechtvaardigheid nastreeft voor de leefomstandigheden in andere werelddelen of de kansen voor toekomstige generaties vrijwaart. Ook in Laudato si komt dit Leitmotiv meermaals naar voor: duurzaamheid is niet enkel een ecologisch begrip, het vertaalt zich ook in de omgang tussen mensen en volkeren onderling. De zorg voor ouderen, de toekomstige generaties, de solidareit tussen ontwikkelde economieën en groei- en ontwikkelingslanden. Nadat de Kerk jarenlang het veroordelende vingertje opstak en zich bijna volledig uit het maatschappelijke speelveld terugtrok, vindt paus Franciscus opnieuw aansluiting bij de cruciale thema’s van vandaag en slaagt hij er in zijn standpunt op de voorgrond te plaatsen. Op zich reeds een uitzonderlijke prestatie. Bepalend is dat Franciscus de duurzaamheidsproblematiek onbetwistbaar in relatie brengt met sociaaleconomische rechtvaardigheid, over nationale grenzen en wereldmarkten heen. De politieke boodschap achter deze encycliek betekent in niet mis te verstane woorden dat wie in de 21ste eeuw nog een maatschappelijk relevante boodschap wil brengen, met oplossingen zal moeten komen voor de duurzaamheidsproblematiek. [Lieven Demolder is voorzitter van de werkgroep Klimaat & Duurzaamheid van JONGCD&V. Rogier De Langhe is economisch filosoof aan de Universiteit Gent en CD&Vlid te Gent. Zij schrijven deze bijdrage in eigen naam en als lezers van CDR.] demolder.lieven@gmail.com en rogierdelanghe@gmail.com | Twitter: @LievenDemolder en @_roedel_

P2P filosoof Michel Bauwens toonde recent in een vraaggesprek met CD&V voorzitter Wouter Beke aan dat deze commons ook kunnen worden beheerd door burgergemeenschappen in een samenwerkingseconomie, “die via peerto-peernetwerken zowel de economische als de politieke agenda mee kunnen bepalen” (Wouter Beke, De deeleconomie kan de wereld redden, opiniestuk in De Morgen van 30/05/2015).

8–

Zal de paus het klimaat redden? 73


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.