Mutatur ab Emma et Sifra
Olim
accepisse
paupere fertur
, veterem
vetus
hospes aicum, asper et attentus quaesitis, ut tamen artum
solveret hospitiis animum multa? Neque ille sepositi ciceris nec longae invidit avenae,
. Quid
85 aridum et ore ferens acinum semesaque lardi
frusta dedit, cupiens varia fastidia cena vincere tangentis male singula dente superbo;
cum esset ador loliumque, dapis meliora relinquens, 90 tandem urbanus ad hunc ÂŤ quid te iuvat Âť, inquit, ÂŤ amice, praerupti nemoris patientem vivere dorso ? Piep piep piepieeeep
Vis tu homines urbemque feris praeponere silvis ?
Carpe viam , crede, comes. Terrestria quando mortalis animas vivunt sortita, neque ulla est 95 aut magno aut parvo leti fuga, quo, bone, circa, dum licet, in rebus iucundis vive beatus; vive memor, quam sis aevi brevis Âť. Haec ubi dicta agrestem pepulere, domo levis exsilit; inde
ambo propositum peragunt iter, urbis aventes 100 moenia nocturni subrepere. Iamque tenebat
mihi
nox medium caeli spatium, cum ponit uterque in locuplete domo vestigia, rubro ubi cocco
tincta super lectos canderet vestis eburnos, multaque de magna superessent fercula cena, 105 quae procul exstructis inerant hesterna canistris. Ergo ubi purpurea porrectum in veste locavit agrestem, veluti succinctus cursitat hospes continuatque dapes, nec non verniliter ipsis fungitur officiis, praelambens omne quod adfert.
110 Ille cubans gaudet bonisque rebus agit laetum convivam, cum subito ingens valvarum strepitus lectis excussit utrumque.
mutata sorte
Currere pavidi conclave, magisque exanimes trepidare, simul domus alta Molossis
115 personuit canibus. Tum rusticus « haud mihi vita est opus hac » ait « et valeas: me silva cavusque tutus ab insidiis tenui solabitur ervo ».
per totum
Woorden en aantekeningen olim: eens 80 rusticus: boeren (bijv.) urbanus: stads- (bijv.) mus, muris (m): muis pauper, eris: arm ferri (pass. van ferre): verteld worden + NcI 81 cavus (m): hol, holletje 82 attentus + dativus: zuinig op quaesitum (o): voorraad, wat hij bij elkaar had gezocht ut: hier hoewel artus: benepen, streng (bijv.) 83 hospitium (o): gastvrijheid quid multa?: namelijk: “moet ik vertellen”, dwz. “kortom” 84 sepositus (ppp. van seponere): weggelegd, bewaard cicer, eris (o): (kikker)erwt invidere + genitivus: (iemand ergens iets van) misgunnen avena (v): (halm van) haver 85 aridus: gedroogd (bijv.) acinus, i (m): rozijn semesus: half opgegeten (bijv.) lardum, i (o): spek 86 frustum, i (o): stukje varia: verbinden met cena fastidium, i (o): kieskeurigheid 87 singula (acc. o. mv. / l.v.): de afzonderlijke dingen dens, dentis (m): tand 88 palea (v): stro porrectus (ppp van porrigere): uitgestrekt hornus: vers (bijv.) 89 esset = edisset (con. impf. van edere: eten) ador, oris (o): spelt (soort tarwe) lolium, i (o): dolik (soort gras) daps, dapis (v): (feest)maal 91 praeruptus: steil, overhangend (bijv.) nemus, oris (o): bos, woud patiens: vertaal: vol ongemak dorsum, i (o): bergrug, bergkam 92 ferus: wild, woest (bijv.) praeponere + acc. + dat.: iets (acc.) verkiezen boven (dat.) 93 viam carpere: weg afleggen terrestria (o. mv.): levende wezens 94 mortalis = mortales sortita: verbinden met terrestria sortitus (ppp. van sortiri) + acc. : voorzien van, « met » 95-96 lees: neque ulla fuga leti est aut magno aut parvo 96 quo verbinden met circa – quocirca : daarom res: hier omstandigheid 97 aevum, i (o): leven(sduur) 98 agrestis, is: boeren- (bijv.), vul aan: murem pepulere = pepulerunt (pf. van pellere) exsilire + abl.: springen uit 99 peragere (iter): weg afleggen
avere: begerig naar iets zijn, iets graag willen subrepere: (stiekem) ergens onderdoor kruipen spatium, i (o): hier plaats, plek ponere vestigia (in 102): betreden 102-3 lees: ubi vestis, tincta rubro cocco, super lectos eburnos canderet 102 locuples, etis: rijk (bijv.) ruber, bra, brum: rood (bijv.) coccum, i (o): kleurstof 103 tinctus (ppp. van tingere): geverfd, gekleurd lectus, i (m): aanligbed candere: blinken vestis, is (v): hier kleed, tapijt eburnus: ivoren (bijv.) 104 ferculum, i (o): gerecht 105 exstructus (ppp. van exstruere): opgetast, opgehoopt hesterna: verbinden met fercula hesternus: vertaal (over) van gisteren canistrum, i (o): mandje 106 purpureus: purperen (bijv.) porrectus (ppp. van porrigere): uitgestrekt locare: hier plaats laten nemen 107 veluti = velut: als succinctus: vertaal met opgeschorte kleding (van iemand die aan het werk is) cursitare: in de rondte rennen 108 continuare: (achter elkaar door) serveren verniliter: als een echte huisslaaf (bijw.) 109 fungi (dep.) + abl. : verrichten praelambere: voorproeven (lett: voorlikken) adferre = afferre 110 cubare: aanliggen mutatus: ppp. van mutare 111 laetum convivam agere: de blije gast uithangen 112 valva (v): deur strepitus, us (m): geknars, lawaai excutere + abl.: ergens vanaf schudden 113 currere: infinitivus historicus pavidus: angstig (bijv.) conclave, is (o): eetzaal 114 exanimis, is: buiten zichzelf (bijv.) trepidare: infinitivus historicus: bang zijn simul: vertaal toen tegelijkertijd Molossus: Molossisch (uit Epirus in Griekenland) (bijv.) 115 personare (pf. personui): weerklinken canis, is (m): hond 116 valeas: vertaal het ga je goed, vaarwel 117 tenuis, is: hier armoedig, eenvoudig (bijv.) solari (dep.): troosten ervum, i (m): erwt (ongecultiveerde erwt van de lathyrus) 100 101