3 minute read

GERT JAN KOCKEN

14 BERT KEIZER en gaten van de samenleving bleek dat de bewoners van verpleeghuizen en verzorgingshuizen mensen zijn die we vreselijk missen als we niet meer bij ze mogen zijn. En die zich van hun kant al net zo beroerd voelen als wij niet meer bij ze binnen kunnen.

Ik zeg dit met enige nadruk omdat ik vrijwel mijn hele werkzame leven in verpleeghuizen heb doorgebracht om voor deze groep te zorgen. Het is een vorm van medische aandacht die altijd enigszins minachtend wordt bekeken. Ze zijn bijna dood, dus waarom al die moeite? Wat bleek? Ze zijn helemaal niet dood. We willen ze zelfs niet kwijt. Nou wist ik dit wel, anders was ik na een maand wel weggerend uit het verpleeghuis, maar het deed me toch goed te zien dat ik me niet vergist had in de aard van mijn werk. Sorry, moest het even kwijt.

Advertisement

Care versus cure = ‘genezen’ tegenover verzorgen. Familieleden hadden het wel in de gaten, maar beleidsmakers niet. Corona zorgde voor een schrijnende demonstratie van het verschil tussen ‘genezen’ en verzorgen. ‘Genezen’ tussen aanhalingstekens, want de resultaten vallen wel mee. Het blijft een schreeuwerig vak, zeggen we dan.

Door die nadruk op de Helden in het Ziekenhuis (‘die hun stinkende best doen!’) ontstond er een eigentijdse variant op Reve’s onvergetelijke gedicht Roeping waarin hij de lof zingt van een anonieme zuster Immaculata ‘die al vierendertig jaar oude mensen wast, in bed verschoont, en eten voert’ maar die nooit enigerlei vorm van publieke aandacht ten deel zal vallen.

Dat was precies het lot van de tienduizenden verzorgenden in de verpleeghuizen, geen mens keek naar ze om. Terwijl Diederik Gommers, Ernst Kuipers, de sinistere Ab Osterhaus en de onvergetelijke Marion Koopmans (met dat piekerige kapsel afgekeken van Keith Richards), elke avond in het licht van de televisiecamera’s hun heldhaftige vermaningen konden laten horen.

Het idiote was dat het beleid rond het coronavirus erop gericht was om de zwakken te beschermen. Dat die in de verpleeghuizen wonen, werd stelselmatig genegeerd. Zelfs als bewoners stierven aan corona telden ze niet mee, want er werd daar niet of nauwelijks getest. Het personeel in de verpleeghuizen werd er vanuit de Allerhoogste Regionen nog maar eens op gewezen dat ze niet alleen voor mensen zorgden die minder de moeite waard waren, ook hun eigen leven werd als zodanig uitgeboekt. Want iedereen vond het gewoon dat beschermende kledij (schorten, brillen, handschoenen, mondkapjes) niet aanwezig was in de verpleeghuizen. Men behielp zich met vuilniszakken als schorten, mondkapjes en handschoenen werden steeds hergebruikt, ze haalden brillen bij de GAMMA, het was een hopeloze klerezooi. En dat terwijl het in alle talkshows, in alle krantenartikelen, op alle persconferenties, in elk journaal, steeds weer ging over die zeshonderd, nee achthonderd, of nee twaalfhonderd, o god het zijn nu bijna veertienhonderd ICbedden. Buiten de sector keek geen hond om naar de eenenzestigduizend verpleeghuisbewoners.

Een bijzonder dieptepunt in deze doffe ellende werd gecreëerd door de Inspectie. Toen er in verpleeghuis De Leeuwenhoek in Rotterdam wel erg veel doden vielen, besloot de Inspectie daar een onderzoek naar te gaan doen. Eerst de sector geen of te weinig middelen geven voor een goed beleid en vervolgens de sector de schuld geven als dat inderdaad rampzalig uitpakt. De Inspectie: als het kalf verdronken is komen zij een nieuwe put graven.

Het ergste is dat men binnen de sector vanaf het allereerste begin heeft geroepen dat dit zonder goede aanpak een ramp ging worden.

Oké, genoeg geklaagd, over naar ander coronanieuws. Een vriendin was aan het wandelen in de duinen met haar erg nieuwe vriend. Ze kwamen de boswachter tegen en die zag wel dat er kussen in de lucht hingen, zodat hij ze meedeelde: “Jullie mogen alleen in de ellebogen zoenen, en …. natuurlijk op de paden blijven.”

BERT KEIZER IS ARTS OUDERENGENEESKUNDE EN FILOSOOF