4 minute read

BAS SEBUS

55 Jennifer Tee (1973) was resident aan de Rijksakademie en het International Studio and Curatorial Program in New York. Ze maakt regelmatig werk in opdracht en exposeert in binnen- en buitenland, in 2020 ontving zij de Amsterdam Prijs. Terugkerende thema’s in haar werk zijn geometrische en kristallen vormen waarmee zij innerlijke ruimtes suggereert. Ze maakt gebruik van verschillende technieken zoals textiel, keramiek, performance, fotografie en collage. Bij de tijdelijke hoofdingang op locatie AMC hangen drie grote werken van haar uit de serie ‘Tampan Tulip’. De werken vormen een verbinding met haar monumentale werk ‘Tulip Palepai’ in het metrostation onder het Centraal Station. Daarin combineert ze gedroogde tulpenblaadjes met het motief van de Palepai. Op Sumatra was het eeuwenlang gebruik om de handgeweven Palepai of scheepjesdoek op te hangen in de centrale kamer van een huis. Zulke doeken dienden als ceremoniële achtergrond voor bruiloften, begrafenissen en andere overgangsrituelen.

Tee heeft naar aanleiding van de vraag om te reageren op de covid19-crisis een op doek geprinte collage gemaakt van gedroogde herfstbladeren en gescheurde stukken papier. Ze doet al lang onderzoek naar gedroogde bladeren, onder andere in het archief van Darwin. Aan een gedroogd blad kun je niet zien hoe oud het is. De bladeren representeren, zoals Tee dat noemt, een bevroren tijd. Daarmee legt ze een link naar het Antropoceen: het zogenoemde ‘tijdperk van de mens’ dat een erkenning is van de uitzonderlijke kracht van de mens maar ook een collectief brevet van onvermogen door de ecologische schade die we aanrichten en de sporen die we achterlaten.

Advertisement

De covid-19 periode ervaart zij als stroken van tijd, vergelijkbaar met de gekleurde stroken papier in haar werk. Het blauw vertegenwoordigt de lucht in de eerste maanden van de lockdown. Met de gedroogde bladeren zoomt ze in op de levenscyclus van planten en bomen. Hoewel wij in de ongekende en onzekere periode tijdens de pandemie ons leven anders ervaren, is de cyclus van leven gewoon doorgegaan met de verandering van de seizoenen als enige constante. Tee kan dat als geen ander met haar intuïtieve werkwijze zichtbaar maken.

JENNIFER TEE THE FORCE THAT THROUGH THE GREEN FUSE DRIVES THE FLOWER

Corona aan zee

Normaal ben je niet altijd met ziekte en gezondheid bezig. Denken over ‘ziek zijn’ heeft zijn eigen moment en zijn eigen plek. Hoe anders is het nu in deze coronatijd. Het leven is door corona gemedicaliseerd.

Ik moest denken aan een schilderij dat ik in 2005 heb geschilderd en dat is gebruikt als omslag voor het boek ‘Dokter worden’. Op dat schilderij heb ik een ziekenhuisafdeling neergezet op het strand. De meeste mensen die je daar ziet zijn patiënten. Het besef van ziekte is hier net zo normaal als de aanwezigheid van zand en water. Niet vreemd voor een boek dat gaat over het proces van dokter worden.

Toen ik zelf geneeskunde studeerde was het me ook opgevallen dat je de ‘ziektes’ die je leert kennen van de colleges en uit de boeken gaandeweg ook op straat gaat herkennen. Bijvoorbeeld een mevrouw die voor me zit in de tram. Ik zie dat ze dikke enkels heeft. Zou ze problemen hebben met haar hart waardoor ze oedeem in haar enkels krijgt? Of je hoort iemand met een piepende ademhaling (astma?). Je ziet de mensen op straat opeens als mogelijke patiënten.

Met corona is iets vergelijkbaars aan de hand. In onze huidige anderhalve meter samenleving waar we elkaar zien met een mondkapje op is de mogelijkheid van besmetting alomtegenwoordig. We raken elkaar niet meer aan. We bewegen ons anders door de supermarkt. We moeten afleren om steeds ons gezicht aan te raken. Ik heb nog nooit zo vaak jeuk aan mijn neus gehad. We beleven onze ‘lichamen’ anders. Vergelijk het met de situatie op het strand. Ons lichaam is ‘anders’ op het strand. Je voelt het zand tussen je tenen kruipen en je beweegt anders als je loopt, zout water prikt op de huid, dit is niet je alledaagse lichaam. Dat is misschien de reden dat het strand zich goed leent als metafoor voor ‘ziek en gezond’.

Toen ik aan mijn schilderij begon, stond voor mij vast dat ik het ‘dokter worden’ en ‘de geneeskunde’ niet als medisch technisch onderwerp wilde neerzetten maar meer als een manier van denken en handelen die midden in het leven staat. Zeg maar, gedacht vanuit het leven van gewone mensen. Wat daarbij heeft geholpen, is dat ik een hele serie foto’s heb gemaakt van mensen op het strand. Op één van die foto’s zag ik de man links op het schilderij. Je ziet aan zijn houding dat hij op het strand loopt. Een beetje moeizaam. Daardoor leek het heel ‘natuurlijk’ om er een infuus bij te denken. De twee kinderen op de voorgrond liepen in werkelijkheid met een heel grote groene opblaaskrokodil. Ik realiseerde me opeens dat al die felgekleurde opblaasbeesten en boten op het strand precies de kleuren en vormentaal hebben van pillen en capsules.

Ook de man met de stok in de verte stond op een van mijn foto’s. Zijn linkerbeen heb ik met een gipsverband geschilderd. De vrouw in het midden is ontleend aan een schilderij van Dominique Ingres (De baadster van Valpinçon, 1808). De schermen die ik om haar heen heb geschilderd, geven de suggestie van een spreekkamer. Van ‘baadster’ naar ‘vrouw bij de dokter’.

Terwijl ik nog maar halverwege het schilderij was, werd ik benaderd door iemand die een omslagbeeld zocht voor haar proefschrift. Het betrof een proefschrift over chronische ziektes bij Marokkanen. Zo is het rechtersetje met de ‘Perzisch tapijt’parasol op mijn schilderij gekomen. Dat had ik niet bedacht toen ik eraan begon. Toeval