November 2010

Page 1

Ombudsco Hiltsje Heemskerk

discours jaargang 2 | nummer 3 | november 2010

magazine voor de Onderwijs- en Opleidingsregio van het AMC 1 discours

november 2010


-inhoud-

Discours, het magazine voor co-assistenten, arts-assistenten en opleiders in de Onderwijs- en Opleidingsregio van het Academisch Medisch Centrum. -

pagina 3

Pagina 19

Specialistenopleiding in de etalage Pagina 20

De Huismeester

Ilona Paschedag, Kennemer Gasthuis Pagina 6

Doctor voordat je dokter bent

Promoveren voor je-co-schappen Pagina 22 Daten met je toekomstige beroep

de parttime arts

Werken in deeltijd steeds normaler Pagina 10 co in nood

‘We zien slechts het topje van de ijsberg’ Pagina 12

&

AMC by Night

Rubrieken

Samen simuleren Pagina 16

Pagina 9 | Column | Competenties ja, bureaucratie nee Pagina 15 | opleidingsrichtlijn | multisource feedback Pagina 23 | agenda | november, december, januari Pagina 24 | co-assistenten in het buitenland | Wytze op Java

‘Meer samenwerking met de opleidingsziekenhuizen’

De onderwijsplannen van Marcel Levi -

P. 10

P. 12

P. 6

Colofon Discours, november 2010 Nummer 3, jaargang 2 Verschijning: drie keer per jaar Oplage: 4500 Uitgave: Discours is een uitgave van het Academisch Medisch Centrum (AMC), Amsterdam.

P. 16 Redactie: Suzanne Bremmers (eindredactie), Frank van den Bosch (hoofdredactie), Rick van den Doel (co-assistent), Maas Jan Heineman (voorzitter van het Onderwijsinstituut Medisch Specialistische Opleidingen), Mario Maas (voorzitter van het Onderwijsinstituut Geneeskunde), Philip de Reuver (arts-assistent bij het Spaarne Ziekenhuis) en Stéphanie van Straaten (co-assistent). Bijdragen: Marc van den Broek, Jasper Enklaar, Simon Knepper, Danielle Kraft, Annet Muijen, Carlijn Spijkerman, Jan Stam en Jeroen Vliegenberg.

2 discours

Art Direction en Ontwerp: Van Lennep Fotografie: Hans van den Boogaard, Janus van der Eijnden, Martijn de Vries

Telefoon: 020-5662822 Email: discours@amc.nl Website: www.amc.nl/discours

Illustraties: Van Lennep)

Ideeën voor de volgende Discours uiterlijk 15 januari inleveren.

Zet- en drukwerk: drukkerij Slinger, Alkmaar Redactieadres: Afdeling Voorlichting Academisch Medisch Centrum Meibergdreef 9 1105 AZ Amsterdam

november 2010

Niets uit deze uitgave mag worden geproduceerd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.


-De Huismeester-

Ilona Paschedag, Kennemer Gasthuis ‘Ik ga te allen tijde voor de beste kwaliteit’

3 discours

november 2010


-De Huismeester-

‘Ik mocht het hele medische opleidingsbestel herstructureren’ tekst: Daniëlle Kraft beeld: Janus van der Eijnden

Ze had zelf graag geneeskunde willen studeren. Om daarna het wetenschappelijk onderzoek in te kunnen gaan. Door uitlotingen kwam het er niet van. Haar grote interesse in het onderwijs heeft ze wel kunnen verzilveren. Als onderwijscoördinator/hoofd van de afdeling Medische Opleidingen stuurt Ilona Paschedag (58) de co-assistentschappen en specialistenopleidingen in het Kennemer Gasthuis in Haarlem aan.

In de deur van het kleine, sfeervolle huis in Oegstgeest staat een vrij tengere gestalte, die tegelijkertijd iets stoers uitstraalt. Belezen, bereisd en thuis in de wereld van kunst, cultuur, literatuur en wetenschap, zo blijkt even later. Een erudiete vrouw die, weliswaar bedachtzaam formulerend, open praat over keuzes, dilemma’s en ambities. Een carrière in de wetenschap, in de immunologie in het bijzonder, liet ze uiteindelijk aan zich voorbij gaan, omdat ze zichzelf tussen de topwetenschappers door wie ze omringd werd, niet goed genoeg achtte. ‘Ik heb wel wat gepubliceerd, maar ik wist dat ik die top niet zou halen.’ Of dat waar is, is de vraag, maar ‘minder’ is voor Ilona Paschedag nooit een optie. ‘Ik ga te allen tijde voor de beste kwaliteit.’ Uitgeloot Iets avontuurlijks heeft Paschedag in haar genen. In 1983 vertrok ze vanuit het Duitse Heidelberg naar Nederland, in de hoop hier geneeskunde te kunnen studeren. Maar net als in Duitsland werd ze ook in ons land weer uitgeloot. ‘Een universiteit in Zuid-Italië bleek nog wel mogelijk, ik had me er zelfs al ingeschreven, maar je bleek er opleidingen en tentamens te kunnen kopen. Dat systeem gaf me nou niet bepaald vertrouwen in het academisch klimaat daar. Ik had het intussen naar mijn zin in Nederland en koos als alternatief voor een studie biomedische wetenschappen in Leiden. Blij dat ik dat gedaan heb. Het was een leuke, boeiende studie, ik heb veel geleerd, veel vrienden gemaakt en mezelf mede dankzij een stagejaar in Londen volop kunnen ontwikkelen. Op grond van die stagetijd raad ik nu nog steeds iedere student aan een tijdje in het buitenland rond te kijken en mee te draaien. Andere culturen en systemen inspireren.’ Zelf dompelt ze zich graag in andere culturen onder. Soms reist ze mee als haar partner, hoogleraar transplantatiebiologie Els Goulmy, ergens in de wereld op een congres spreekt, soms pakken ze zo maar hun rugzakken voor een verre reisbestemming. Overal in huis hangen, liggen en staan daar de stille getuigen van: kunstwerken die ze meenamen van hun reizen door het voormalige Oostblok, Afrika en Zuid-Amerika. ‘Weet je dat ze in Brazilië echt de aller-lekkerste koffie maken? We hebben een zak van die bonen mee naar huis genomen. Hoe ze het in Brazilië doen, Joost mag het

4 discours

weten, maar het lukt ons niet hier dezelfde koffie te maken.’ Dan maar Nespresso. What else? Niet te commercieel In 1990 begon Ilona Paschedag als beleidsmedewerker Onderwijsinternationalisering bij de medische faculteit van de Universiteit Utrecht. Hier wierp ze zich naast uitwisselingsprojecten voor studenten op het ontwikkelen van een universitaire huisartsenopleiding in Polen. ‘De huisarts was uit het Poolse gezondheidszorgsysteem verdwenen. Na de val van de Muur werd het zorgbestel veranderd en wilde men de huisarts terug. Maar er was geen opleiding. Met een grote projectgroep, met vertegenwoordigers van het AMC, het VUmc, de medische faculteiten van Bologna en Antwerpen en drie Poolse faculteiten hebben we er in Polen een gedegen academische structuur voor opgezet.’ Paschedag stak gedurende zes jaar veel energie in dit EU-project. ‘Het leuke was dat het zich al doende ontwikkelde, wij groeiden erin mee. En langzamerhand leerden we ook beter om te gaan met de in Polen geldende mores. Praten over geld bijvoorbeeld was taboe, er wás geen geld.’ Toen het Polen-project stevig in de steigers stond, gooide Paschedag het roer om. ‘Ik wilde iets anders”, vertelt ze, en ze begon als hoofd Bureau Internationalisering bij de faculteit Economie en Management van de Hogeschool Utrecht. Een vergissing, die twee jaar duurde. ‘Het was me te commercieel, te zakelijk en te afstandelijk. En ik miste de gezondheidszorg.’ In 1998 vertrok Paschedag naar de afdeling Wetenschappelijk Onderzoek van het Reumafonds. ‘Daar heb ik me vooral beziggehouden met subsidieaan-

‘Men weet hoe belangrijk ik kwaliteit vind ’

november 2010


-De Huismeester-

vragen en fondsenwerving voor onderzoeken. Heel leerzaam, omdat je je moet verdiepen in alle aspecten en voorwaarden van goed wetenschappelijk onderzoek en je woordje leert doen in de commissies die oordelen over de subsidieaanvragen.’ Het netwerk van Paschedag kreeg in deze periode een flinke impuls. Duidelijk Negen jaar geleden maakte Paschedag de overstap naar het Kennemer Gasthuis (KG) in Haarlem. ‘Het KG was net gefuseerd en gereorganiseerd en wilde een sterkere rol als teaching hospital. Daarvoor dienden het onderwijs en de vervolgopleidingen naar een hoger niveau te worden getild. Ik was de eerste professional die het ziekenhuis hiervoor aanstelde. Een fantastische uitdaging: ik mocht in alle vrijheid het hele medische opleidingsbestel herstructureren.’ Als onderwijscoördinator gaf Paschedag de co-schappen in het KG een frisse impuls; ze verbeterde de in- en uitstroomprocedures, riep een maandelijkse, informele ‘co-lunch’ in het leven en introduceerde het vaste, vertrouwelijke afsluitende gesprek met de co-assistenten. ‘De kritische punten in die gesprekken gebruiken we - geanonimiseerd – voor verbetering van de kwaliteit van de co-schappen.’ Ook haalde Paschedag de banden met het AMC en VUmc als leveranciers van de co’s aan. ‘Beide zijn met vernieuwingen bezig, maar die trajecten lopen niet gelijk. Dat is voor ons als affiliatieziekenhuis wel eens lastig. Het zou efficiënter zijn als de medische curricula meer op elkaar zouden worden afgestemd.’ Die kritische noot van Paschedag zal voor de onderwijsbetrokkenen in AMC en VUmc niet verrassend zijn. ‘Men weet hoe belangrijk ik kwaliteit vind. Daar ben ik, denk ik, heel duidelijk in.’ Ze is niet het type dat daarbij met de vuist op tafel slaat. Maar als Paschedag zegt dat ze iets ‘niet leuk’ vindt, weten studenten, assistenten, opleiders en managers dat ze een probleem hebben. Als secretaris van de centrale opleidingscommissie van het KG heeft Paschedag zich vanaf haar aanstelling ingezet voor het helpen realiseren van de ambitie van het KG om als topklinisch (opleidings)ziekenhuis te worden toegelaten tot de STZ, de vereniging van grote, Samenwerkende Topklinische (opleidings)Ziekenhuizen. ‘We hadden destijds acht eigen specialis-

5 discours

tenopleidingen, dat moesten er tenminste twaalf worden. In 2008 zijn we met elf opleidingen ‘geassocieerd lid’ van de STZ geworden. Er staan op dit moment vijf opleidingen in de steigers, de opleidingsbevoegdheid hiervoor is aangevraagd. Het volwaardig lidmaatschap van de STZ is daarmee een kwestie van tijd. Dat voelt als een bekroning.’ Het aandeel van Paschedag hierin heeft zich grotendeels achter de schermen afgespeeld. ‘Het belangrijkste is de vakgroepen te enthousiasmeren en ze, eenmaal over de streep, te faciliteren bij het opzetten van een eigen opleiding. Dat kost allemaal veel tijd en geduld. Ik heb veel moeten praten en ‘masseren’, maar als het dan uiteindelijk lukt, dan geeft dat ook erg veel voldoening.’ Ze steekt in dit verband de loftrompet over het Teach the Teachersprogramma van het AMC. ‘Dat is zó effectief!’

Leerhuis Het Haarlemse ziekenhuis heeft een capaciteit van circa 115 coplaatsen. Gemiddeld werken er 55 arts-assistenten in opleiding. Het AMC levert (oudste) co’s aan Interne Geneeskunde, KNO en Neurologie, en aankomend specialisten aan Gynaecologie en KNO. Ook op het gebied van radiologie werken KG en AMC nauw samen. Daarnaast draaien eigen assistenten van het KG een deel van hun opleiding mee in het AMC. Dat alles wordt afgestemd in het Linnaeusinstituut, het leerhuis, waarin het KG samen met het Spaarne Ziekenhuis in Hoofddorp alle activiteiten op het gebied van onderwijs, opleiding en wetenschap heeft gebundeld.

november 2010


De parttime arts Werken in deeltijd steeds normaler

time

Tekst: Marc van den Broek Beeld: Hans van den Boogaard

Monika Kerckhoffs is arts-assisten. Nog ongeveer een jaar en dan mag ze zichzelf medisch specialist noemen.

De parttime arts 6 discours

november 2010

Een droom komt uit, een droom waarvoor de dan 32-jarige vrouw keihard heeft gewerkt. Internist-IC-arts wil ze worden. Ze doet nu het laatste jaar op de IC in het AMC. De bijbehorende fulltime werklast kan Kerckhoffs minder bekoren. Een aanstelling van 80 procent is ook mooi, vindt ze. Zeker nu omdat ze begin september is bevallen van haar zoon Lieuwe. Haar huis hangt nog vol met felicitaties. Net als op meer plaatsen in de samenleving sluipt het parttime werken de ziekenhuizen binnen. En het AMC loopt zeker niet achter. Op veel afdelingen is deeltijd de norm, maar bij de artsen, stafleden en medisch specialisten is het korter werken pas de laatste jaren van de grond gekomen. De kaders in het AMC hebben daar


me Kerckhoffs: ‘Ik heb geen kind gekregen om hem vijf dagen weg te brengen’

De baas blijven De jonge moeder is het voorbeeld van een gedreven persoon die heel graag een goede arts wil worden. Al tijdens haar studie was haar inzet tomeloos. Ze deed een wetenschappelijke stage in Ethiopië waar ze onderzocht in hoeverre leraren op het basisonderwijs in staat waren de leerlingen goede voorlichting te geven over aids. Daarna deed ze nog een stage in Namibië. Tijdens haar arts-assistentschap waren dagen van elf uur geen probleem. ‘Ik wil leren, ik wil een goede arts worden.’ Ze nam plaats in het bestuur van de LVAG, de Landelijke Vereniging voor Medisch Specialisten in Opleiding. Ze zit nu op het einde van haar opleiding op de IC van het AMC. Ze is internist, wat ze een machtig vak vindt vanwege de veelheid aan ziektes die voorbij komen. Op de IC is dat nog intensiever, nieuwe zwaar zieke patiënten met nieuwe ziektes, het was er druk. Bovendien kreeg ze ook onderwijs en om dat goed voor te bereiden gingen de nodige uren op aan studeren. Om de week een dagje minder werken was de oplossing om het leven de baas te blijven. Ze is niet de enige arts in opleiding bij de IC, die deze keuze heeft gemaakt. ‘Ik zit nu in een groep met tien collega’s. We zijn ongeveer even ver. Van hen werken er zeven parttime. Het gebeurt meer en meer.’ Op de website van de LVAG

ime

steeds minder moeite mee, sterker nog, ze moedigen het aan. Kerckhoffs verheugt zich erop dat ze begin 2011 weer aan de slag kan gaan. Met het idee dat ze een dag in de week kan besteden aan haar kind. ‘Ik weet zeker dat dit goed gaat uitpakken. Sinds 1 oktober vorig jaar werk ik al 90 procent. Het is heerlijk om een dag te hebben om dingen te doen die blijven liggen. Kun je ’s avonds zonder schuldgevoel ontspannen.’ Met de kleine op komst was de keuze voor 80 procent niet moeilijk voor de aankomend specialist. ‘Ik heb geen kind gekregen om vijf dagen per week ergens onder te brengen’, zegt ze. ‘Ik moest nadenken hoe ik mijn leven ga inrichten en één dag wordt nu voor het kind.’

zijn de zoektermen zwangerschap en deeltijd de meest gebruikte termen, het leeft kortom bij de generatie specialisten in opleiding anno 2010. Veel korter dan 80 procent werken hoeft voor haar niet. ‘Ik geloof niet dat je nog minder moet gaan werken tijdens de opleiding’, vindt Kerckhoffs. ‘Dan gaat de studie te lang duren en ben je gedurende de week te weinig aanwezig om continuïteit te bieden voor patiënten en om patiënten te kunnen volgen. Nu loop ik door mijn zwangerschap en het werken in deeltijd ongeveer een half jaartje vertraging op. Dat is te overzien. Op een gegeven moment ben je klaar om zelf eindverantwoordelijkheid te nemen voor je patiënten.’ buffer Binnen het ziekenhuis lijkt de strijd over parttime werken gestreden. Louise Gunning, voormalig voorzitter van de Raad van Bestuur, vertelde in een afscheidsinterview dat je niet zo moeilijk moet doen over mensen die geen week willen vullen met werk. De relaxte houding over deeltijd in het AMC zou je een deel van haar erfenis kunnen noemen. Ze werkte zelf geen veertig uur toen haar kinderen klein waren. `Je kunt niet én veertig uur werken én promoveren én kinderen krijgen. Je doet gewoon wat langer over je studie of promotie.’ Zelf werkte ze jarenlang in deeltijd en haar carrière was er niet minder om. In het ziekenhuis wordt op meer plaatsen nogal relaxed gedacht over parttime werken. ‘Ik zie het zo’, zegt gynaecoloog Maas Jan Heineman. ‘De dertigers van nu moeten veel ballen in de lucht houden. Dat gaat bij sommigen wel eens fout.’ Heineman heeft dan ook geen enkel probleem als arts-assistenten niet langer een traditionele fulltime betrekking ambiëren. Tachtig procent is wat hem betreft prima. Heineman komt uit de tijd dat een arts getrouwd was met zijn beroep. Nu, in de tweede helft van zijn carrière, werkt hij als divisiehoofd zestig tot zeventig uur in de week. ‘Ik heb dan ook geen baan, maar een functie. Om mijn functie te vervullen heb je die uren nodig’, zegt hij bijna verontschuldigend.

7 discours

november 2010

Maas Jan Heineman


De part arts Maar iedere arts-assistent die bij Heineman aanklopt, krijgt een gewillig oor bij het verzoek om minder te werken, ook de stafleden. Hij biedt het ze aan, hij bespreekt de mogelijkheid met zijn aiossen. Er zijn genoeg redenen om op de rem te staan. ‘Dat zijn niet uitsluitend de werk- en gezin-gerelateerde argumenten, ook de persoonlijke ontwikkeling buiten het vak vind ik heel belangrijk.’ Heineman spreekt over buffers in de tijd die je nodig hebt. En die buffer kun je krijgen door vier in plaats van vijf dagen te werken. Wat heb je aan een arts die vijf dagen per week keihard werkt en dan na verloop van tijd overspannen thuis zit. ‘Ik denk dat parttime werken ook nodig is om artsen binnenboord te houden.’

e

Niet bespreekbaar Kinderarts Bert Bos huldigt min of meer hetzelfde uitgangsprincipe. ‘Ik heb niets tegen deeltijdwerken’, zegt hij aan het begin van het gesprek. Hij realiseert zich dat hij soms het imago heeft dat hij moeite heeft met artsen met minder dan een volledig dienstverband. Meer dan Heineman stipt hij de bezwaren aan van deeltijd-artsen. Om hetzelfde werk op de afdeling te doen met artsen die in deeltijd werken, heb je meer individuen nodig, dus de patiënten krijgen vaker andere gezichten aan het bed. Hij meent verder dat je als arts een patiënt moet volgen; dat je, als je een handeling doet, zelf het effect ziet. ‘En de kans dat dit lukt, neemt af als je in deeltijd werkt.’ Ook vindt hij dat de ene afdeling op het ziekenhuis zich beter leent voor deeltijd dan een andere. Hij noemt artsen die op de poli werken. Dan is het je afspraken doen en klaar. Maar op een kinderafdeling is het anders, meent hij. Bos is er voorstander van dat de aios het eerste opleidingsjaar kindergeneeskunde in voltijds aanstelling doen. Dan is het niet wenselijk om in deeltijd te werken. ‘Misschien is daardoor het idee ontstaan dat ik tegenstander ben van deeltijd’, zegt hij. Dat is dus niet zo en de cijfers geven hem gelijk: ‘Op mijn afdeling werkt ongeveer tweederde deel van de aiossen in deeltijd.’

Bos: ‘Waar eindigt deze discussie?’

Heineman en Bos zijn het ook eens over de minimale lengte van de werkweek. Minder dan vier dagen moet het niet worden. Bos: ‘Ik noem dat de exposure, de blootstelling, aan de ziekte. Je moet genoeg hebben gezien voor je specialist kunt worden. Bovendien duurt de opleiding al vijf tot negen jaar, dat moet niet veel langer worden.’ Heineman: ‘Ik zeg altijd vier in plaats van vijf. Dat is het maximum, korter kan niet. Er is geld geïnvesteerd in de opleiding en als je nog korter werkt, is dat niet goed besteed.’ Maar de bakens worden voortdurend verzet. In de tijd dat Bos en Heineman dertig waren en hard moesten werken om specialist te worden, was een baan van tachtig procent als medisch specialist niet bespreekbaar, net zoals nu een vijftig procent aanstelling niet aan de orde is. Bos is er niet gerust op waar de discussie eindigt, want wettelijk gezien mag iemand een vijftig procent aanstelling vragen.’Ik weet niet wat er gebeurt als een zaak voor de rechter komt van iemand die dat eist.’ Vanuit haar werk voor de Vereniging voor Medisch Specialisten in Opleiding stipt jonge moeder Monika Kerckhoffs een probleem aan bij werken in deeltijd. Ze wijst erop dat de regeling vanuit de Medische Specialisten Registratie Commissie (MSRC), die de duur van opleiding bepaalt, nogal star is. Korter werken is of 80 of 90 procent, iets anders is er niet. ‘Die vrije dag per week is in de gewone dagdienst prima te regelen, maar in de onregelmatige diensten is dat anders. Het komt erop neer dat iemand met een werkweek van vier dagen in de praktijk ongeveer 85 procent werkt.’ Maar voor het overige is ze vol goede moed over haar toekomst als internist op een IC afdeling, in deeltijd.

De parttim arts

Bert Bos

8 discours

november 2010


me

-COLUMN-

Competenties ja, bureaucratie nee Ineens waren er de competenties. Iedereen die mensen opleidt, of het nu verpleegkundigen, co-assistenten, of arts-assistenten in opleiding tot specialist zijn, krijgt ermee te maken: zonder de competenties gaat het niet meer. En niet alleen in de geneeskunde: ook in andere onderwijsvormen, van vmbo tot hbo is het competentie dat de klok slaat. Natuurlijk komt de discussie over competenties niet helemaal uit de lucht vallen. Al lang weten we dat artsen meer in hun mars moeten hebben dan medische kennis en vaardigheden. Vooral goede en heldere communicatie met patiënten, collega’s en andere medewerkers, is een voorwaarde om als arts te kunnen functioneren. Maar ook zoiets als kunnen leren van je fouten en van kritiek zijn onmisbare eigenschappen. Jaren geleden maakte het AMC als een van de eerste ziekenhuizen in Nederland bekend dat co-assistenten die zich niet fatsoenlijk en professioneel konden gedragen moesten stoppen met hun studie. De ‘horken’ werden die in de kranten genoemd. Toen er werd gevraagd wat er met die studenten moest gebeuren, was iemand zo onhandig om te zeggen dat deze dan altijd nog biomedisch onderzoek konden doen. Al snel hingen er bij diverse laboratoria in het AMC briefjes aan de deur met teksten als: ‘slimme horken: van harte welkom!’. In de jaren 90 heeft een groep Canadese specialisten onderzocht welke eigenschappen een specialist zou moeten hebben om effectief te kunnen functioneren. Er werden zeven ‘rollen’ beschreven: centraal staat natuurlijk de rol van medische expert. Maar daarnaast zou elke specialist ook competent moeten zijn op gebieden als communicatie, samenwerking, management, wetenschap en dergelijke. Dit systeem, bekend geworden als de ‘CanMEDS’ (van: Canadian Medical Education Directions for Specialists), is door veel instellingen in de wereld overgenomen. Zo ook in Nederland, waar het vanaf 1 januari 2011 een belangrijke leidraad vormt voor de specialistenopleidingen. En ook onze AMC co-assistenten worden binnenkort langs de CanMEDS-lat gelegd. Als deze werkwijze ertoe leidt dat we in de opleidingen meer aandacht krijgen voor communicatie, samenwerking, etcetera is er veel gewonnen. Toch zijn er ook risico’s. Als het belang van sociale vaardigheden wordt overdreven zou dat de medische deskundigheid in theorie kunnen verdringen. Dan leiden we geen specialisten meer op, maar maatschappelijk werkers met een stethoscoop. Het voornaamste risico is echter dat er, als we niet uitkijken, een enorme papierwinkel aan komt. Dit komt doordat volgens bepaalde onderwijstheorieën de gewenste competenties moeten worden vertaald in ‘observeerbaar gedrag’, dat vervolgens moet worden omschreven in gedetailleerde leerdoelstellingen (‘educational objectives’). Dat kan aardig uit de hand lopen, met eindeloze lijsten met gedragingen die per student of aios moeten worden opgesteld, beschreven, gepland, afgestreept, gereflecteerd, nabesproken, enzovoort. Om dat allemaal te begeleiden, te controleren en te visiteren staan er hordes managers, onderwijskundigen en psychologen gereed. Deze zijn voor hun baantjes en hun carrières afhankelijk van het voortbestaan van dit systeem. Door het steeds ingewikkelder te maken kunnen ze hun eigen onmisbaarheid organiseren, en ontstaat er een dikke bureaucratische korst, die je moeilijk weer weg krijgt. Als we dat toelaten zal er over tien jaar een nieuwe revolutie nodig zijn om het onderwijs weer leuk, inspirerend en spannend te maken. U bent gewaarschuwd. Prof.dr. Jan Stam is opleider bij de specialisatie neurologie bij het AMC en coördinator van het blok zenuwstelsel bij de studie Geneeskunde.

9 discours

maart 20102010 november


Co in nood

Tekst: Annet Muijen Beeld: Janus van der Eijnden

‘We zien slechts het topje van de ijsberg’

Onheuse beoordelingen. Vervelende werktijden. Privé-problemen. Het zijn zaken die een co-schap kunnen doen mislukken. Gelukkig bestaan er hulptroepen zoals een ‘ombudsco’ die een breed scala aan klachten behandelt. Stoom afblazen en uithuilen kan ook bij Joke Schumacher, secretaris onderwijs chirurgie bij het AMC. ‘Als een co-assistent mijn kamer weer met rechte rug verlaat, voel ik me heerlijk.’

Onderwijs en opleiding kunnen altijd beter. Om die kwaliteit te optimaliseren is in 1996 de CoRaad in het leven geroepen. Al snel werd duidelijk dat er ook behoefte bestond aan een laagdrempelig aanspreekpunt waar co-assistenten met klachten terecht konden: de ombudsco was geboren. ‘Een ombudsco is iemand die ook zelf co-schappen loopt’, zegt oud-ombudsco Maartje Bezemer. ‘Klachten bereiken ons in de regel via de mail. Ook organiseert de CoRaad - in het AMC en in de perifere ziekenhuizen – met enige regelmaat co-lunches, waar de co-schappen worden geëvalueerd en suggesties ter verbetering worden gedaan. Daarmee gaan wij aan de slag.’ Een ombudsco werkt op vrijwillige basis en besteedt een paar uur per week aan het afhandelen van klachten die vaak betrekking hebben op werktijden en beoordelingen. ‘Co-assistenten klagen dat ze te lang achtereen moeten werken en weekenddiensten moeten draaien waarvoor ze geen compensatie krijgen’, zegt Bezemer. Ook de wijze van beoordelen verdient niet altijd de schoonheidsprijs. Mensen bekritiseren de gebrekkige argumentatie en de onpersoonlijke beoordelingen.’ Daarnaast is de geringe hoeveelheid onderwijs die co-assistenten tijdens hun

10 discours

co-schap krijgen sommigen een doorn in het oog. Bezemer: ‘Je hoort nogal eens: “Ik ben meer een werknemer dan dat ze me daadwerkelijk proberen iets bij te brengen.” Als wij een mailtje met een klacht binnen krijgen, gaan we na of er meer co-assistenten zijn die tegen hetzelfde probleem aanlopen. Vervolgens benader je de opleider of de onderwijscoördinator van het betreffende ziekenhuis. Meestal nemen ze ons echt serieus en proberen de klacht te verhelpen. Mocht dat geen zoden aan de dijk zetten, dan kunnen wij in laatste instantie de hulp inroepen van het Onderwijsinstituut, maar dat is zelden nodig. De meeste klachten kunnen we prima in samenspraak met de betrokkenen oplossen.’ Schroom Co-assistenten worden aan het begin van de co-schappen geattendeerd op het bestaan van een ombudsco. Posters in de ziekenhuizen, een website en nieuwsbrieven van de CoRaad fungeren nadien als geheugensteuntje. ‘Toch denk ik dat we alleen het topje van de ijsberg te zien krijgen’, zegt Hiltsje Heemskerk die afgelopen zomer het stokje overnam van Be-

november 2010


‘Mijn deur staat open’ Ook Joke Schumacher, secretaris onderwijs chirurgie bij het AMC, wil haar coassistenten een optimale leeromgeving bieden. Dat is opmerkelijk, want het behoort niet tot haar functie. Op haar eigen, persoonlijke manier is Joke de steun en toeverlaat van iedereen die een probleem heeft, of dat nou zakelijk is of privé. ‘Ik wil de co’s een warm-nest-gevoel geven’, zegt ze onomwonden. ‘Tijdens mijn introductiepraatje zeg ik van tevoren dat ze zich niet moeten vergissen in de emoties die tijdens een co-schap kunnen loskomen. Je hebt met ernstig zieke patiënten te maken, die soms overlijden. Daardoor kun je behoorlijk van slag raken. Soms zijn ze ook gewoon moe, er doorheen, hebben teveel aan hun hoofd. Er kunnen relatieproblemen spelen, of er is ernstige ziekte in de familie. Een enkele keer, als iemand psychische problemen heeft, verwijs ik door naar de vertrouwenspersoon in het AMC. Ik vind het een eer als co-assistenten mij in vertrouwen nemen. Soms komen ze half struikelend mijn kamer binnen. Ik zet de tissues en een glaasje water klaar en zeg: “Praat maar van je af. Waar zit je mee?” Na afloop van hun co-schap komen ze soms met cadeautjes. Of ik krijg kaartjes met aandoenlijke verhalen. Dat ik ze er doorheen heb gesleept: echt hartverwarmend. Onlangs kreeg ik een kookboek van een co-assistent die een aantal keren bij me heeft aangeklopt en dan verontschuldigend zei: “Sorry, maar daar ben ik weer.” Dan zeg ik: “Meid, ook al sta je hier over een uur opnieuw, mijn deur staat open.” Ik ben geen psycholoog of maatschappelijk werker en ik heb evenmin alle wijsheid in pacht, maar ik vind het heerlijk als ik iets voor een medemens kan betekenen. Het is toch al zo’n harde wereld en ze zijn nog zo jong. Dan moet je ze, als een moederkloek, een beetje in bescherming nemen.’

zemer. ‘Vaak wordt er gedacht: “Ach, over een paar weken ben ik hier weer weg. Die tijd moet ik maar even uitzingen.” Wat ook meespeelt, is schroom om aan de bel te trekken. Mensen zijn bang dat als zij moeilijk doen dat wordt meegewogen in hun beoordeling. Je kunt een klacht bij ons anoniem doorgeven, maar co-assistenten vrezen dat toch te herleiden is uit welke koker die klacht afkomstig is. Vaak wordt ons expliciet gevraagd het probleem pas aan te pakken als de klokkenluider de afdeling heeft verlaten. Om te voorkomen dat wij zelf in de problemen komen, is ook geregeld dat wij geen klachten behandelen die spelen op een afdeling waar wijzelf nog een co-schap moeten lopen. In dat geval neemt meestal de voorzitter van de CoRaad de klacht in behandeling. Het is altijd een uitdaging om dingen die niet goed lijken te gaan op een prettige, harmonieuze manier te verbeteren. Als meer mensen ons weten te vinden, kunnen we samen zorgen voor een optimale leeromgeving.’ Problemen kun je melden bij coraad@amc.nl onder vermelding van ‘ombudsco’

11 discours

november 2010


AMC *****

by

Night

Samen simul~ eren Een serie over struikelblokken in het weekend Tekst: Jasper Enklaar Fotografie: Hans van den Boogaard

De onderzoeksresultaten liegen er niet om: ziekenhuiszorg is ’s avonds, ’s nachts en in het weekend minder veilig dan tijdens kantooruren. Het AMC heeft een programma opgezet om de veiligheid en de kwaliteit van de zorg buiten kantooruren te verbeteren: AMC by Night*****. De vijf sterren staan voor de vijf aspecten die worden aangepakt. Deze keer: de patiëntveilige opleiding.

12 discours

november 2010


-AMC BY NIGHT-

Ze loopt al heel wat jaren rond in het AMC. Specialist in opleiding Sarah Krausz (31) kwam hier als student binnen, volgde vele colleges, deed promotieonderzoek en is nu – twaalf jaar later – werkzaam als artsassistent Inwendige Geneeskunde met de vooropleiding reumatologie. Deze zomer deed ze mee aan MUST, de Multidisciplinaire Simulatietraining op de afdeling Interne Geneeskunde van het AMC. Daarbij worden een arts-assistent en een aantal verpleegkundigen geconfronteerd met een acute situatie, die ze samen moeten oplossen. De simulatietraining is onderdeel van het programma AMC by Night*****. Dat programma is erop gericht de patiëntveiligheid tijdens avond-, nachten weekenddiensten te verbeteren. Op deze momenten zijn het vaak artsassistenten op wie de medische zorg voor de patiënten rust. De specialisten zijn beschikbaar, maar wel op afstand. Bij acute, kritieke situaties moeten de dienstdoende arts-assistent en de verpleegkundigen als team voorbereid zijn. Daar gaat het om bij MUST. Samen aan de slag De training is ontwikkeld door Paul de Maaijer, van oorsprong verpleegkundige. Als opleidingskundige had hij al vaak bedacht dat onderwijs meer multidisciplinair zou moeten zijn. Gek genoeg zijn er nog maar wei-

nig voorbeelden van onderwijs waar artsen en verpleegkundigen echt samen aan de slag gaan en samen leren, vertelt hij. ‘Dat heb ik vanuit het AMC by Night-programma ontwikkeld. Ik was niet zo lang geleden op een Europees congres over simulatieonderwijs. Daar heb ik onze opzet gepresenteerd. Ik was de enige die op deze manier – dus multidisciplinair, op de niet-gespecialiseerde verpleegafdeling - bezig is.’ In vergelijking met vroeger zijn patiënten die op de gewone verpleegafdelingen liggen, steeds zieker. De patiënten hebben niet meer één aandoening, maar vaak meerdere tegelijk. ‘Als dan de vitale functies verstoord raken, moet je goed samenwerken om de patiënt zo snel mogelijk weer in goede conditie te krijgen.’ Bij veel trainingen ligt de nadruk op de medisch-inhoudelijke aspecten. Dit is de basis, erkent De Maaijer, maar samenwerking en communicatie zijn onmisbaar in teamwork met artsen en verpleegkundigen. ‘Daarom past dit ook zo goed in AMC by Night. Want in de nacht- en weekenddiensten zijn er minder mensen aan het werk, en dat zijn ook nog eens de minder ervaren professionals.’ Spannend en onvoorspelbaar Bij de simulatietraining krijgt een van de verpleegkundigen de casus, zoals in de praktijk, overgedragen. De arts-assistent is voorbereid, maar toch


-AMC BY NIGHT-

blijft het spannend en onvoorspelbaar. Het gaat om kritieke situaties, uit het leven gegrepen, die in de avond of in het weekend regelmatig voorkomen. ‘Ik stond voor de deur en ik wist dat ik elk moment binnengeroepen kon worden’, schetst Sarah Krausz de situatie van de training. ‘Dan gaan er allerlei dingen door je hoofd: wat zijn alle mogelijke scenario’s? Heb ik alle protocollen op een rijtje? Wat doe ik bij ernstige dyspnoe? Enorm zenuwachtig was ik niet, maar ik wilde op het moment suprême wel juist handelen.’

‘Bijna moest ik ingrijpen omdat iemand echt een infuus wilde inbrengen’

Toen Sarah de kamer binnenkwam, trof ze een patiënt in bed aan die bloed had opgegeven, veel bloed. Het zag er levensecht uit, ook door het overtuigende acteren van de ‘patiënt’, die aangesloten is bij de Landelijke Opleiding Tot Uitbeelding van Slachtoffers. Zij stellen er een eer in zo getrouw mogelijk de patiëntenrol te spelen. Met veel succes, volgens Paul de Maaijer. ‘Ik heb een keer moeten ingrijpen tijdens een training, omdat een arts-assistent daadwerkelijk een infuus wilde inbrengen. Hij had zich zo ingeleefd dat hij de camera was vergeten en niet meer besefte dat het een simulatie was.’ Sarah en de verpleegkundigen moesten de casus van de patiënt met een spontane maagbloeding tot een geslaagd einde brengen. ‘Ik wilde het goed doen, ook omdat je weet dat er mensen meekijken. Bij mijn training was het de eerste keer even wennen, de tweede keer liep de communicatie binnen het team erg soepel – we vulden elkaar goed aan.’ Veel hangt af van de wisselwerking tussen arts en verpleegkundigen, is de ervaring van Sarah bij haar training. ‘Als arts moet je voldoende informatie

14 discours

krijgen van de verpleegkundige, en omgekeerd moet je duidelijk communiceren naar de verpleegkundige: op basis van de informatie stel ik bepaalde handelingen of maatregelen voor. Daar moet de verpleegkundige ook iets mee kunnen doen. Het gaat echt om die samenwerking.’ Video-opname Alles wat op de training gebeurt, blijft vertrouwelijk. De video-opnames worden door de trainers, die zelf ook arts en verpleegkundige zijn, alleen met de deelnemers besproken. De Maaijer: ‘Zo kun je in de veilige setting van de debriefing alles bekijken. Tijdens een simulatie kan en mag je een keer iets verkeerd doen. Zo blijf je leren en jezelf ontwikkelen.’ In het begin vinden de deelnemers het spannend, zo’n videocamera in de hoek van de kamer en het idee dat alles wordt opgenomen. In de praktijk blijkt dat de meeste mensen in de dynamiek van de training de camera al snel vergeten. De Maaijer heeft nu zo’n vijftien trainingen begeleid. Een van de leerpunten is dat opdrachten vaak ‘in het algemeen’ gegeven worden, en niet specifiek aan één persoon. ‘Een opdracht gezegd, is nog niet gehoord. En gehoord is nog niet gedaan. Het is belangrijk om een goede, duidelijke werkverdeling te maken. Wie doet wat? Dat spreekt niet altijd voor zich. Ik merk dat arts-assistenten vooral heel medisch-inhoudelijk gericht zijn. Ze zijn veel minder bezig met het team dat ze op zo’n moment ook moeten leiden en aansturen. Daarin kunnen ze zich meer ontwikkelen. De simulatietraining is een manier om dit veilig te leren. Veilig voor de professional en veilig voor de patiënt.’ Oeps-moment Een multidisciplinaire simulatietraining is zinvol, volgens Sarah, omdat een goede communicatie tussen arts en verpleegkundige van levensbelang kan zijn voor de patiënt. ‘Met name in de avond- en nachtdiensten word je wel eens bij patiënten geroepen in verband met een instabiele situatie. De verpleegkundige heeft in zo’n acute situatie vaak meer informatie over de patiënt, maar je moet het samen in goede banen leiden. Dan is dit wel een heel nuttige en praktische oefening.’ En, heeft ze er zelf ook echt wat geleerd? ‘Het meest leerzame moment vond ik de evaluatie met het terugkijken van de videobeelden. Dat is het moment dat je geconfronteerd wordt met de manier waarop je zelf communiceert en hoe dit op anderen overkomt. Ik had bij de nabespreking gelukkig geen ‘oeps-moment’. Het was een leerzame ervaring, over jezelf en over de manier waarop je communiceert.’

november 2010


-opleidingsrichtlijn-

kweetniet nee ja!

Opleidingsrichtlijn: multisource feedback Van alle kanten tegen het licht

tsja?! misschien...

Via het project Vaart in Innnovatie Vervolgopleidingen heeft het CBOG nieuwe richtlijnen vastgesteld om aiossen te beoordelen. Hoe gaan de opleidingsziekenhuizen daarmee om? Eerste aflevering: multisource feedback. Onder de aiossen was het enthousiasme aanvankelijk niet daverend. ‘Het voelde als de omgekeerde wereld’, zegt Flip van der Made (36), vierdejaars aios Gynaecologie. ‘Opeens moesten we ons kwetsbaar opstellen en erom vragen beoordeeld te worden. Daar stond niet iedereen om te springen.’ Bij multisource feedback (MFS) draait het niet om kennis of vaardigheden, maar om het functioneren van een aois. Dat functioneren wordt beoordeeld door mensen met wie hij of zij samenwerkt: collega-­ artsen, andere collega-zorgverleners en patiënten. Uit elk van die groepen nodigt de aios vertegenwoordigers uit om een digitale beoordelingslijst in te vullen. De antwoordlijsten - minimaal 22 - worden anoniem verwerkt. Dat is te zeggen: aiossen krijgen een overzicht van de gemiddelde scores en zien daarnaast de ‘vrije opmerkingen’; de opleider heeft inzage in alle uitkomsten én de bijbehorende beoordelaars. Bij negatieve scores kan zo’n opleider dus nog even om toelichting vragen. ‘De MFS-procedure is nadrukkelijk bedoeld voor gebruik in combinatie met het voortgangsgesprek’, zegt gynaecoloog Gunilla Kleiverda, Van der Mades opleider in het Almeerse Flevoziekenhuis. ‘In gezamenlijk overleg neem je de uitkomsten dan mee in het verdere ontwikkelingsplan.’ Op haar afdeling Gynaecologie wordt overigens al zo’n slordige drie jaar met multisource feedback gewerkt. Een flinke stap vooruit, vindt Kleiverda. ‘Tegenwoordig voel je je met elkaar verantwoordelijk om

15 discours

een aios af te leveren die alle aspecten van het vak beheerst, inclusief de communicatieve. Die ontwikkeling zie je in de MFS-richtlijn mooi weerspiegeld.’ Zo’n drie, vier maanden van te voren geeft ze haar aiossen een seintje: het voortgangsgesprek komt eraan, denk om je feedback! Potententiële feedbackers worden vervolgens per mail, maar vaak ook nog eens mondeling uitgenodigd. ‘De meesten reageren positief’, constateert Flip van der Made, die onlangs zijn derde MFS doorstond. ‘Bij de uitgenodigde patiënten had ik de laatste keer een respons van zeventig procent, bij de stafleden zelfs boven de negentig.’ Kom je als aios niet in de verleiding alleen beoordelaars te vragen van wie je een gunstig oordeel verwacht? Valt reuze mee, denkt Van der Made, juist omdat niemand buiten de aios en diens opleider de uitkomsten onder ogen krijgt. ‘En duidelijk zwakke plekken komen toch wel boven water, daar is het aantal beoordelaars groot genoeg voor.’ Van zijn eigen MFS-scepsis is inmiddels weinig meer over, stelt hij vast. ‘In de praktijk geeft de methode je enorm veel steun. Je weet precies waaraan je moet werken en vooral: als je vooruitgaat, zie je dat duidelijk terug.’ Een voorbeeld? ‘Bij mijn eerste MSF was de rode draad in de positieve opmerkingen dat ik zo prettig in de omgang was. Maar als negatief werd opgemerkt dat ik wel érg vrolijk en grappig deed, ook als dat minder goed uitkwam. Terwijl ik in mijn meest recente MFS een paar keer terug las dat ik vrolijkheid en ernst zo goed kon doseren. Dan weet je: ik ben gegroeid.’ Meer informatie over MSF kijk op: www.multisourcefeedback.nl tekst: Simon Knepper

november 2010


-AMC BY NIGHT-

‘Meer samenwerking met de opleidingsziekenhuizen’ De onderwijsplannen van Marcel Levi Tekst: Suzanne Bremmers Beeld: Martijn de Vries


De voorzitter van de Raad van Bestuur en de decaan van de faculteit der Geneeskunde is krap twee maanden geleden officieel gestart met zijn nieuwe functie, maar plannen voor het onderwijs in het AMC en de Onderwijs- en Opleidingsregio zijn er al volop. Levi, voorheen hoogleraar Inwendige Geneeskunde, heeft vier doelen gesteld. Sommigen van die doelen vinden hun oorsprong in Levi’s eigen studietijd in het AMC.

1.

2.

De onderwijskwaliteit handhaven bij stijgende studentenaantallen ‘Dat is één van de grootste uitdagingen. De studentenaantallen zullen alleen maar toenemen. Als je luistert naar stemmen uit de politiek, zullen er meer dokters nodig zijn en die moeten worden opgeleid. Nu ga ik iets zeggen wat misschien totaal onverantwoord is, maar ik denk dat wij te veel kleinschalig onderwijs geven. Sommige vormen zoals het t-onderwijs, het vaardigheidsonderwijs en de lessen in de snijzaal moeten in kleine groepen. Daar is geen twijfel over mogelijk. Maar in het blokonderwijs zit veel kleinschalig onderwijs waarvan ik het nut niet zie. Studenten bereiden de werkgroep niet voor, docenten worden chagrijnig. En dan denk ik: wie leert hier nu eigenlijk wat? Studenten leren volgens mij het meest van zelfstudie, maar je moet wel structuur bieden. En dat kan heel goed met gestructureerde hoorcolleges. We moeten dus goed kijken naar de onderwijsvormen en die vormen die heel arbeidsintensief en niet nuttig zijn, schrappen. Zo krijgen we meer lucht en kunnen we meer studenten aan.’

De nieuwe master Geneeskunde strak op de kaart zetten ‘In 2012 beginnen de eerste studenten aan de master Geneeskunde. De grootste verandering is dat de bachelor eigenlijk een jaar korter is dan de vierjarige doctoraalfase; daardoor kan een deel van het onderwijs overgeheveld worden naar de klinische fase. Dat is voor mij een wens. Op deze manier kunnen studenten leren in de context. Het is zinloos om studenten de citroenzuurcyclus helemaal uit hun hoofd te laten leren, maar zodra ze een ontregelde diabeet zien, heeft dat plotseling wel nut. Je kunt natuurlijk zeggen: we beginnen het eerste jaar al met de co-schappen, maar dan weten studenten weer net niet genoeg om dat zinvol te laten zijn. We zoeken dus naar een model waarin je genoeg kennis hebt om in de kliniek zinvol te kunnen functioneren, maar tegelijkertijd ook je kennis kunt uitbouwen in de juiste context. De nieuwe master is daarvoor een mooie kans. De indeling van de co-schappen gaat ook op de schop. Nu is het nog teveel een fase waarin je er maar weer achteraan hobbelt. De meeste co-assistenten hebben daar aan het eind ook schoon genoeg van. Dat co-schappen nu zo zijn ingedeeld, komt omdat elk vak aan bod moet komen zodat co-assistenten met veel specialismen kennis kunnen maken, à la het poldermodel. Natuurlijk moet dat kunnen, maar je ziet dat het studierendement pas op het laatst, als ze oudste co zijn, toeneemt. Dan plotseling, hebben ze een beetje verantwoordelijkheid. Daarom ben ik een voorstander van het plan om de oudste co-schappen uit te bouwen. Studenten kunnen daardoor bovendien als oudste co naar het buitenland en doordat er ook vanuit de opleidingsziekenhuizen veel vraag is naar oudste co’s, speelt het probleem van te weinig plekken niet.’

Levi wist zijn leven lang al dat hij arts wilde worden. ‘Mijn vader was huisarts en ik wilde ook dokter worden. Als kleuter al hing ik altijd rond in de praktijk. Ik koos voor geneeskunde in het AMC. De doorslag voor die keuze was dat in die tijd, 1982, het gebouw net klaar was. In de zomervakantie voordat ik de studie begon, ben ik erheen gefietst om te kijken. Ik vond geneeskunde studeren heel leuk, vanaf de allereerste dag. Mevrouw Griffioen van Anatomie maakte indruk. Zij was een fenomeen en gaf dat onderwijs met hart en ziel. Ik vind het fantastisch dat wij als een van de laatste faculteiten nog steeds snijzaalpracticum geven. Ook toen ik het zelf kreeg, vond ik het een grote toegevoegde waarde hebben. In boeken zijn de bloedvaten rood en blauw, maar in de snijzaal blijkt dat alles grijs is. Wat een ontdekking.’

17 discours

Levi heeft vrijwel alle Amsterdamse ziekenhuizen gezien tijdens zijn co-schappen. ‘Heelkunde in het OLVG was fantastisch, dat had ik voor geen goud willen missen. Dat is zo’n co-schap waar je 24 uur per dag mee bezig bent en allemaal avonturen beleeft. Verloskunde / gynaecologie kan ik me ook goed herinneren. Dat heb ik in het Slotervaart Ziekenhuis gedaan toen daar ook nog de Vroedvrouwenschool was. Ik was daar samen met een collega-student waar ik vanaf de eerste dag van de studie al mee optrok. Op de Vroedvrouwenschool zaten we tussen veertig vrouwen en wij waren de enige twee mannen. Hartstikke leuk. Iedereen wist binnen een minuut wie je was. Ik had veel bewondering voor die meiden. Wat ze allemaal wel niet wisten en hoe handig ze waren. Ze waren heel fanatiek met hun vak bezig. Dat sprak me aan. Het co-schap interne geneeskunde heb ik in het AMC gelopen. Dat was mijn eerste co-schap. Ik wilde altijd chirurg worden, dat wist ik echt zeker. Maar dat veranderde na dit co-schap. Ik had geluk, want mijn begeleider werd ziek en er was geen vervanger, dus mocht ik als coassistent alles zelf doen. Dat was een beetje een sprong in het diepe, maar het liep lekker.’

november 2010


‘Als je als arts-assistent in een affiliatieziekenhuis alleen maar zou moeten werken en helemaal geen onderwijs, begeleiding of feedback krijgt, dan haal je je hele regionale opleiding naar beneden’

4. 3. Na de co-schappen een betere aansluiting op de specialistenopleiding ‘Door die prominentere plek van de oudste co-schappen in de laatste fase van de studie ontstaat er een logischere verbinding met de vervolgopleiding. Als je altijd braaf als een schoothondje achter de assistent aanloopt en de maandag erop ben je ineens dokter, dan komt die verantwoordelijkheid te onverwacht. Dat is voor de meeste mensen een moeilijke tijd. Niemand heeft je geleerd hoe je met die verantwoordelijkheid moet omgaan. Iedereen kijkt plotseling naar jou en alles wat er mis gaat is jouw schuld, althans dat denk je dan. Daarom moeten we mensen iets geleidelijker voorbereiden op de vervolgopleiding. Als oudste co ben je al verantwoordelijk voor twee of drie patiënten, maar sta je nog wel dicht tegen je supervisor aan. Zo leer je een beetje hoe dat straks voelt als je in en de vervolgopleiding zit.’

18 discours

Meer samenwerking met de partnerziekenhuizen ‘Ik durf in te staan voor de kwaliteit van de opleiding die arts-assistenten in onze partnerziekenhuizen krijgen. De specialistenopleiding is geregionaliseerd. Je kunt als aios niet meer alles in het AMC doen. Bij de meeste opleidingen werk je een substantieel deel in een partnerziekenhuis. Voor arts-assistenten zijn we een hele goede regio. Ik weet dat arts-assistenten vanuit andere umc’s naar het AMC komen omdat ze hebben gehoord dat het hier beter is. Dat is wat we willen, want zo kun je de beste mensen uitkiezen. Daarom is het belangrijk dat we goed samenwerken met de partnerziekenhuizen. Als je als arts-assistent in een affiliatieziekenhuis alleen maar zou moeten werken en helemaal geen onderwijs, begeleiding of feedback krijgt, dan haal je je hele regionale opleiding naar beneden. Terwijl, als je goed samenwerkt je samen de kwaliteit kunt handhaven. Mijn doel is om een nog stabieler netwerk van ziekenhuizen te vormen door per specialisme geregeld te overleggen, door samen les te geven en te bespreken hoe we zaken regelen. Daar is een grote samenhorigheid voor nodig. De beloning is hoog. Als het lekker draait, heb je daar alleen maar plezier van.’ De specialistenopleiding ligt Levi aan het hart. ‘Vroeger werd er niet veel over de specialistenopleiding nagedacht. Je ging gewoon werken en aan het eind kreeg je je ‘briefje’. Punt. Je mocht blij zijn als je één keer in het jaar een beoordeling kreeg. Ik vond mijn opleiding vrij kritiekloos. Alles wat ik deed, was goed. Ik dacht bij mezelf: dat kan niet waar zijn. Ik vind het leuk dat de specialisatie nu veel meer een opleiding is met gestructureerd onderwijs, aandacht voor het leren en feedback. Ook het belang van de competenties als samenwerken en communicatie onderschrijf ik. Begrijp me goed, ik ben er nog steeds van overtuigd dat kennis en vaardigheden het allerbelangrijkst zijn, maar ook naar die andere aspecten moet serieus worden gekeken.’

november 2010


De specialistenopleiding in de etalage

De opleidingsetalage met honderden differentiatiestages voor alle arts-assistenten in Nederland gaat binnenkort online. Wat is het doel van de etalage en wérkt het? Kinderarts Bert Bos van het Emma Kinderziekenhuis AMC heeft al ervaring met de etalage. Hij is enthousiast. De differentiatie-etalage die het kinderziekenhuis, voor alle troepen uit, zelf heeft gemaakt en geplaatst op de AMC-site, draait al maanden, met resultaat. Vier arts-assistenten gaan binnenkort aan de slag. Bos: ‘Door de stages kun je een persoonlijke draai geven aan je carrière. Wat zou goed bij mij passen? Waarin kan ik me onderscheiden van anderen? Eigenlijk vind ik het jammer dat ik zelf deze kans niet heb gehad.’ De opleidingsetalage is ontstaan omdat er discussie ontstond over het opleidingsfonds, het fonds waaruit arts-assistenten worden betaald. Specialismen verdeelden de subsidies onderling om de beste kwaliteit van zorg te garanderen. Kartelvorming, vond de overheid. De opleidingsetalage brengt de tegenovergestelde belangen van de overheid en de professionals bij elkaar. Er komt meer competitie zoals de overheid wil, en degene die nu gaat beoordelen waar het geld naar toe gaat, is de klant: de aios. Vooralsnog kan de aios alleen het laatste gedeelte van de opleiding zelf invullen. Arts-assistenten krijgen na twee jaar een aandachtsgebied. In de etalage kunnen ze zoeken waar ze dat aandachtsgebied gaan invullen. Negen specialismen nemen het voortouw: neurologie, heelkunde, interne geneeskunde, anesthesiologie, gynaecologie, orthopedie, kindergeneeskunde, radiologie en plastische chirurgie. De rest volgt. Fedde Scheele, gynaecoloog bij het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis en vice-voorzitter van het etalageproject, ziet veel voordelen van de site. ‘Men denkt dat concurrentie samenwerking tegengaat. Juist niet, zou ik zeggen. Er ontstaan prachtige nieuwe samenwerkingsverbanden, bij-

19 discours

voorbeeld tussen Fulco van der Veen, hoofd van het Centrum voor Voortplantingsgeneeskunde AMC, en zijn collega bij de VU. Opleiders voelen zich geroepen nog eens na te gaan hoe ze de opleiding optimaal kunnen neerzetten. En de aiossen worden geprikkeld extra hun best te doen om een bepaalde plek te bemachtigen.’ Maar is dat wel nodig? Sommige specialismen krijgen nu al veel te veel sollicitantanten. Bovendien, zegt Chantal van der Horst, opleider plastische chirurgie bij het AMC, de klanten, de aiossen, weten toch allang waar ze moeten zijn? ‘Daar hebben ze toch geen site voor nodig?’ Daar heeft Van der Horst volgens Scheele wel een punt. ‘Een slimme artsassistent weet zijn weg wel te vinden. De etalage is slechts een hulpje erbij. Belangrijk is dat we nu expliciet maken wat eerst impliciet was en daardoor zijn we voor iedereen zichtbaar, ook voor de politiek.’ Er sluimert nog een nadeel rond de etalage. Sommige arts-assistenten kiezen niet op grond van de stage-inhoud, maar omdat ze nu eenmaal liever in Amsterdam wonen dan in bijvoorbeeld Groningen. Scheele: ‘Als dat gebeurt, grijpen we in, bijvoorbeeld door te variëren in de instroom. Regio’s die in feite een hele goede opleiding verzorgen, mogen niet de dupe worden.’ Ondertussen is kinderarts Bos nog steeds content met de etalage. ‘Gezien de gewijzigde financieringsstructuur kunnen we de nieuwe assistenten boven de sterkte inzetten. Sommigen van hen komen inderdaad van buiten het opleidingscluster. Nu zijn we binnen de Kindergeneeskunde nog de enige aanbieder van de profileringstages. De keerzijde is dat als anderen binnenkort ook leuke etalages hebben onze assistenten weer vertrekken. Maar dat is nu eenmaal concurrentie.’

Kijk vanaf december op: www.opleidingsetalage.nl Suzanne Bremmers

november 2010


Doctor voordat je Dokter bent Promoveren voor je-co-schappen Tekst: Catrien Spijkerman Beeld: Hans van den Boogaard

Terwijl mede-studenten zich op de co-schappen storten, begint een enkeling aan een heel ander avontuur: het promotieonderzoek. 23-jarige promovendus Robert Hemke: ‘Ik mag nu in het vak verdwalen zoveel ik wil.’

‘Het mooie van promoveren is: ik bedenk het allemaal zelf’

Robert Hemke en Elsmarieke van de Giessen

20 discours

november 2010


bang zijn te vragen.’ Met de invoering van de bachelor-master structuur zal er wellicht meer variabele ruimte voor onderzoek ontstaan, zegt Maas. ‘We willen talent zoveel mogelijk stimuleren en de ruimte geven. Maar uiteindelijk ligt het initiatief bij de student zelf.’

Robert Hemke, 23 jaar en promovendus, wilde wel eens weten wat zich buiten de collegebanken afspeelde. Als eerstejaars student geneeskunde mailde hij daarom op Eerste Kerstdag naar radioloog Mario Maas: of hij eens een dagje mee mocht lopen. Maas was zijn werkgroepbegeleider en vertelde altijd mooie verhalen over de sportblessures van voetballers. Radiologie, dat leek Hemke wel wat. Nog diezelfde dag stuurde Maas een antwoord: ‘Tuurlijk, kom morgenochtend maar om half acht.’ Vier jaar later begint Hemke aan zijn promotie-onderzoek bij radiologie. Hij is dan 22. Terwijl zijn medestudenten zich op hun co-schappen storten, verdiept hij zich in de resultaten van open-MRI-scans van kinderen met jeugdreuma. Hij houdt van zijn baan als onderzoeker, vertelt hij in zijn kleine kantoortje dat hij met een andere promovendus deelt. ‘Elke dag is anders, en elke dag is leuk. Het mooie van promoveren is: ik bedenk het allemaal zelf, ik zoek het allemaal zelf uit, en ik vind het allemaal zelf. Ik kan nu in het vak verdwalen zoveel ik wil, dat is prachtig. Bovendien is het heel nuttig, we lopen erg voorop in de wereld met dit onderzoek. De open MRI is een nieuw soort scanner waarin de patiënt veel meer ruimte heeft. Dat is voor kinderen heel fijn, want deze open scan is veel minder beklemmend dan de klassieke scanner, waar je in een nauwe tunnel ligt. Er is echter nog nauwelijks onderzoek gedaan naar het gebruik van de nieuwe scans bij jeugdreuma.’ Er zijn maar weinig studenten die net als Hemke promoveren vóór hun co-schappen, zegt Mario Maas, die behalve Hemkes begeleider ook voorzitter van het Onderwijsinstituut Geneeskunde is. ‘We registreren geen aantallen, maar ik schat dat het er één of twee per jaar zijn. De meeste studenten willen toch in de eerste plaats arts worden. Bovendien vereisen veel onderzoeksplekken dat je al arts bent.’ Chicago Robert Hemke is naar eigen zeggen geleidelijk in zijn onderzoeksplek gerold. Na het dagje met Maas in het eerste jaar, vroeg de radioloog hem of hij wilde meewerken aan een onderzoek. ‘Ik leer vrij makkelijk en had wat tijd over, dus ik had er wel oren naar. Ik merkte dat onderzoek me veel meer lag dan alleen maar luisteren naar anderen in de collegezaal.’ Tijdens Hemkes keuzeonderwijsperiode begon de afdeling Radiologie toevallig nét met het onderzoek naar de open-MRI-bevindingen. ‘Ik ben er dus vanaf het begin bij betrokken geweest. Ik vond het zó leuk, dat ik in het vierde studiejaar ook mijn wetenschappelijke stage aan het onderzoek heb besteed.’ Hemke schreef een verslag over het onderzoek en de bevindingen tot dan toe, en stuurde het op naar een congres in Chicago. ‘Ze nodigden me uit. Stond ik daar, op mijn 22e verhaal te doen in de VS voor al die specialisten. Het was voor mij een teken dat er wereldwijd interesse is in dit onderzoek. Toen ik terug was, vroeg ik Maas of ik mocht promoveren op dit onderwerp. Dat kon.’ Er is geen apart onderwijsprogramma voor studenten die willen promoveren, zegt Maas. Het advies van Hemke: ‘Gaan voor wat je wilt, en niet

21 discours

Van voren af aan Ook Elsmarieke van de Giessen week af van het gangbare pad. Ze liep haar wetenschappelijke stage in Londen, waar ze genetisch onderzoek deed naar de ziekte ALS. ‘Een vriendinnetje deed er hersenonderzoek met scans. Dat vond ik óók heel interessant. Ik vroeg me af of ik die twee niet zou kunnen combineren.’ Terug in Nederland, begon ze met haar co-schappen. De combinatie van genetica en hersenonderzoek met scans liet haar echter niet los. ‘Tijdens de co-schappen werkte ik mee aan een onderzoek naar dopaminetransporters. Daar kwam ik op het idee om een studie naar obesitas te doen. Ik wilde onderzoeken of kenmerken van verslaving zich ook voordoen in de hersenen van mensen met obesitas.’ Nog tijdens haar co-schappen schreef Van de Giessen haar onderzoeksvoorstel en vroeg ze subsidies aan. In vakanties en avonduren. Ze kreeg het AMC PhD scholarship toegewezen, dat haar in staat stelt haar eigen onderzoek uit te voeren. Na haar co-schappen kon ze meteen beginnen. Promoveren vóór je co-schappen is waarschijnlijk efficiënter, geeft Van de Giessen toe. ‘Je kunt dan je wetenschappelijke stage ook aan het onderzoek besteden, waardoor je er al helemaal in zit als je aan je promotie begint. Als je zoals ik na je co-schappen start met je onderzoek, moet je van voren af aan beginnen.’ Huizen kopen en kinderen krijgen Verreweg de meeste studenten weten echter pas na hun co-schappen welke specialisatie ze interessant vinden. ‘Toevallig heb ik radiologie al vroeg ontdekt’, zegt Hemke. ‘Het zou zonde zijn geweest als ik eerst mijn co-schappen zou doen. Ik zou het risico lopen dat iemand anders het onderzoek zou hebben overgenomen, of dat men ergens anders ter wereld verder zou zijn gekomen in het onderzoek.’ Een bijkomend voordeel van het vroege promoveren is dat Hemke zo de wachttijd voor de co-schappen ontloopt. ‘Ik schrijf me acht maanden voor het einde van mijn onderzoek weer in.’ Bang dat de kennis uit zijn geneeskundeopleiding tegen die tijd is weggezakt, is hij niet. ‘Ik ga iedere ochtend naar de overdracht, daar worden verschillende ziektebeelden besproken. ’s Middags ga ik altijd naar het ‘heilig uur’, een bijeenkomst waarin artsen moeilijke casussen bespreken. Daar leer ik ook van. En als ik me voor een co-schap goed inlees, kom ik vast ook een heel eind.’ Het enige nadeel is misschien zijn leeftijd, zegt Hemke na lang denken. ‘Ik ben hier met mijn 23 jaar echt het broekie. Iedereen heeft het over huizen kopen en kinderen krijgen, dat is voor mij nog niet aan de orde. En oké, ik krijg misschien wat minder salaris dan arts-onderzoekers. Maar dat kan ik nauwelijks een nadeel noemen. Ik doe dit voor mijzelf.’ Het kenmerkt het type student dat vroeg promoveert, zegt Maas. ‘Gedreven, betrokken, gemotiveerd en heel nieuwsgierig.’ Het is dan ook geen verrassing dat gepromoveerde studenten bij specialismen een goede kans maken op een opleidingsplaats. ‘Niet door de promotie an sich, maar door de karaktereigenschappen. En natuurlijk, door zo’n vroege promotie val je wel op tijdens een sollicitatie, dat is altijd goed.’ Je hoeft niet per se een bolleboos te zijn om al zo vroeg te promoveren, zegt Maas. ‘Je moet wél out of the box kunnen kijken, en de veiligheid van het vastomlijnde curriculum durven verlaten. Je hebt er zelfvertrouwen voor nodig.’ Je moet het vooral heel leuk vinden, zegt Hemke. ‘Kijk mij zitten achter mijn computer in dit saaie hok dat niet eens ramen heeft. Je moet je kunnen vermaken met je onderzoek.’

november 2010


Daten met je toekomstige beroep ~ Tekst: Catrien Spijkerman

Wil je chirurg worden? Bereid je dan maar voor: werkweken van 70 uur, geen tijd voor een sociaal leven en je kinderen zullen opgroeien zonder precies te weten hoe je gezicht er uitziet. Nogal een opoffering – tenminste, als het waar is. Maar hoe kom je daar achter?

Door het gewoon aan de chirurg te vragen. Onder het genot van een biertje en de muziek van een bandje op de achtergrond. Op 4 november organiseert de CoRaad namelijk speeddates. In vier gesprekjes van acht minuten met één van de vijftig specialisten kunnen co-assistenten hun ‘date’ alles vragen. Veel co-assistenten lopen rond met twijfels over hun beroepskeuze, weet Anne Conijn, voorzitter van de CoRaad. ‘Tijdens je co-schappen bespreek je dat niet zo snel met een specialist. Die drempel ligt hoog, door de sterke hiërarchie. Bovendien hebben specialisten het altijd ontzettend druk.’ Tijdens de co-schappen komen studenten er in grote lijnen wel achter wat ze in de toekomst willen, zegt Conijn. ‘Je merkt welke patiëntengroep je ligt, of je liever snijdend of beschouwend wil werken, en of je je op je plek voelt in een ziekenhuis. Toch slaat de schrik bij velen tegen het einde van de co-schappen om het hart: wat nu?’ Verschillende afwegingen spelen een rol bij de beroepskeuze, zegt Julian van Capelleveen van de CoRaad. ‘Sommige mensen vinden de cultuur op de afdeling heel belangrijk. Zie je het zitten om je omhoog te vechten, of wil je een meer gemoedelijke omgeving? Tijdens een date kun je vragen hoe de specialist de werkomgeving ervaart.’ Misschien ben je wel heel erg afgeknapt op de nachtdiensten, zegt Van Capelleveen. ‘Dat kan je oordeel over een specialisme in een heel ander daglicht zetten. Dermatologie heeft bijvoorbeeld geen nachtdiensten – wellicht een reden om dat vak te overwegen. Maar als je daar een jaar ge-

22 discours

leden co-schappen liep, zit die ervaring niet meer vooraan in je geheugen. Het kan verhelderend zijn een dermatoloog nog wat vragen te stellen.’ Er zijn ook specialismen waar je geen co-schappen hebt gelopen, zegt Conijn. ‘Ieder specialisme heeft zo zijn imago. Veel studenten hebben bijvoorbeeld een saai beeld van geriatrie, verpleeghuisarts of pathologie, maar dat is nergens op gebaseerd. Daarom hebben we ook blind dates georganiseerd. In het UMC Utrecht hebben die dates zelfs tot promotieplekken geleid, vertelde Marlies Schijven. Zij werkte voorheen als chirurg in Utrecht, en heeft de speeddates naar het AMC gehaald. Zij heeft de specialisten overgehaald mee te doen en de financiering bij het Onderwijsinstituut geregeld. Ze is heel enthousiast, omdat ze zag dat het in Utrecht zo’n succes was.’ De speeddates zijn een goede kans om jezelf in de kijker te spelen, zegt Van Capelleveen. ‘De opleidingsplekken liggen nu eenmaal niet voor het oprapen. Hoe selecteren de specialisten? Moet je eerst promoveren om kans te maken? Een speeddate is een mooie manier om te laten zien dat je geïnteresseerd bent in een specialisme.’ De speeddates vinden plaats op 4 november op het Voetenplein, van het AMC, tussen 16.00 en 18.00 uur. Alle ziekenhuizen geven co-assistenten de gelegenheid om erbij te zijn. Kijk op de www.coraaduva.nl of je je nog kunt inschrijven. Toegang is gratis.

november 2010


ag en da

-agenda-

Inlichtingen

18 november

Plaats Congrescentrum NBC,

www.dejongeorde.artsennet.nl

De Anatomische Les

Nieuwegein

De Anatomische Les is een

Inlichtingen www.knmg.artsennet.nl

11 & 12 november

publiekslezing op het snijvlak van

Congres

geneeskunde en maatschappij, die

10 december

Het jaarlijkse NVMO-congres heeft het

jaarlijks wordt georganiseerd door

Symposium

onderwijs en opleiden in de gezond-

het AMC en de Volkskrant in samen-

De CoRaad organiseert voor

heidszorg als thema. Het congres biedt

werking met de UvA. Dit jaar wordt De

co-assistenten het symposium:

een platform waarop onderzoeksre-

Anatomische Les gegeven door prof. dr.

‘Seks, drugs en dakloos. De

sultaten, evaluaties en ontwikkelingen

Rino Rappuoli, als Global Head of Vac-

Amsterdamse patiënt’. De toegang

in onderwijs en opleiding worden

cines Research werkzaam bij Novartis

is vrij en een maaltijd wordt verzorgd.

uitgewisseld.

Vaccines and Diagnostics.

Tijd 18.00 tot 22.00 uur

Plaats Hotel Zuiderduin,

Plaats Het Concertgebouw, Amsterdam

Plaats ABN AMRO, Oval Tower

Egmond aan Zee

Tijd 13.30 tot 16.00 uur

Amsterdam (naast de Arena)

Inlichtingen www.nvmo.nl/nvmo_congres

Inlichtingen Voor informatie over

Inlichtingen www.coraaduva.nl

beschikbaarheid kaarten www.amc.nl/ anatomischeles

16 november

13 december Teach the Teacher

Teach the Teacher Verdiepingsmodule: vaardig in 4

19 november

Verdiepingsmodule: Leren van

stappen. Over hoe u effectief een aios,

Opening

ervaring: in gesprek met aios. Over

anios of co-assistent vaardigheden

Het nieuwe Centrum voor Voortplan-

lastige feedbackgesprekken.

kunt aanleren.

tingsgeneeskunde van het AMC wordt

Plaats AMC, locatie nog niet bekend

4 november

Plaats AMC, Vaardighedencentrum

geopend met een symposium waar

Tijd 16.00 tot 19.00 uur

Speeddate

Tijd 15.00 tot 18.00 uur

sprekers uit binnen- en buitenland hun

Inlichtingen www.amc.nl/ttt, dan naar

Vijftig medisch specialisten uit het

Inlichtingen www.amc.nl/ttt, dan naar

visie geven over de toekomst van de

‘Verdiepingsmodule’

AMC van verschillende disciplines

‘Verdiepingsmodule’

fertiliteitkliniek. Er wordt ook een boek gepresenteerd over de geschiedenis

14 december

keuzes over hun beroepskeuze. Tijdens

16 november

van de Amsterdamse Vrouwenkliniek.

Lezing

speeddates van acht minuten

Teach the Teacher

Om 17 uur is een rondleiding door het

Prof. dr. Kay Dickersin van de Johns

kunnen co’s hun vragen kwijt.

Verdiepingsmodule: coaching bij

nieuwe centrum.

Hopkins Bloomberg School of Public

Zie de vorige pagina: daten met je

leren op de werkplek. Opleiders en

Tijd 13.30 uur

Health spreekt de Ruyschlezing uit.

toekomstige beroep.

supervisoren maken kennis en oefenen

Plaats AMC, collegezaal 1

Dickersin zal spreken over de meta-

Plaats AMC, het Voetenplein

met onderliggende strategieën voor

Inlichtingen t.j.vaningen@amc.nl

analyse van klinische trials.

Tijd 16.00 tot 18.00 uur

alle gesprekken die ze in het kader van

Inlichtingen www.coraaduva.nl

het opleiden voeren.

25 november

Tijd 17.00 tot 18.00 uur

Plaats AMC, locatie nog niet bekend

Teach the Teacher

Inlichtingen S. van Vliet, 020-566 7806,

5 november

Tijd 15.00 tot 19.00 uur

Voor arts-assistenten, artsen

s.a.vanvliet@amc.nl

Symposium

Inlichtingen www.amc.nl/ttt, dan naar

niet-in-opleiding tot specialist

Het jaarlijkse symposium van de studie

‘Verdiepingsmodule’

helpen co-assistenten bij twijfels en

Plaats AMC, collegezaal 1

en verloskundigen is er Coach

11 januari

Medische informatiekunde heet: de

the Co. Met aandacht voor leerge-

Lezing

patient aan zet. Philips, Microsoft en

16 november

sprekken en het geven van feedback

Prof. dr. Nadia Rosenthal van het

Logica geven hun visie over health 2.0

Lezing

aan co-assistenten.

Howard Hughes Medical Insti-

-toepassingen.

Prof. dr. Coen Stehouwer van het

Plaats Boerderij Langerlust, Amsterdam

tute spreekt de Ruyschlezing uit.

Plaats AMC, collegezaal 2

Academisch Ziekenhuis Maastricht

Inlichtingen www.amc.nl/ttt, dan naar

Rosenthal zal spreken over: heart

‘Coach the Co’

development related research.

Tijd 10.00 tot 17.30 uur

spreekt de Ruyschlezing uit.

Inlichtingen http://onderwijs1.amc.nl/

Stehouwer is klinisch onderzoeker op

miksymposium/.

het gebied van vasculaire complicaties

1 december

Tijd 17.00 tot 18.00 uur

van metabole ziekten, in het bijzonder

Congres

Inlichtingen S. van Vliet, 020-566 7806,

6 november

diabetes mellitus, hypertensie en een

De KNMG organiseert voor opleiders,

s.a.vanvliet@amc.nl

Aiosdag

verhoogd homocysteïnegehalte in het

onderwijskundigen en OOR-coördina-

Bekendmaking van de opleidings-

bloed.

toren het congres ‘Modern opleiden:

prijs 2010 voor de beste opleider. De

Plaats AMC, collegezaal 1

samenspel of solopartij?’ Over

aiosdag wordt georganiseerd door de

Tijd 17.00 tot 18.00 uur

concrete ondersteuning en effectieve

Jonge Orde en de Landelijke Vereniging

Inlichtingen S. van Vliet, 020-566 7806,

tips om de modernisering van de spe-

voor Medisch Specialisten.

s.a.vanvliet@amc.nl

cialistenopleiding te bevorderen.

Plaats AMC, collegezaal 1

Tijd 9.30 tot 17.30 uur

Plaats Domus Medica, Utrecht.

23 discours

november 2010


-Co-assistenten in het buitenland-

Een tripje in West-Java: mooie natuur en groen, groen, groen.

Na de dienst op de SEH.

Het onderwijs is soms wat slaapverwekkend.

Gelukkig kan ik over iedereen heen kijken, want het kan soms erg druk zijn rond het bed.

Op het OK-complex met drie mede co-assistenten.

‘Eerst een goed bordje rijst’ Wytze Lameris (27) liep zijn oudste co-schap Algemene Heelkunde in het Hasan Sadikin Ziekenhuis in Bandung op het Indonesische eiland Java. ‘De dag begint vroeg, zo rond zes uur, met de follow-up van postoperatieve patiënten. Ik rouleer over verschillende afdelingen: de Gastro-intestinale, de Oncologische, de Plastische en de Kinderchirurgie. Driemaal per week bespreken we de spoedgevallen uit de dienst. Na dit ochtendrapport volgt de visite met de staf en gaan we naar de polikliniek of de operatiekamers. Maar eerst moet er nog even een goed bordje rijst worden gegeten. In de middag is er vaak onderwijs waar de co-assistenten casussen kunnen bespreken met een staflid of is er een klinische les. Ik wilde graag naar Indonesië. De historische band tussen Nederland en Indonesië gaf de doorslag. Mijn moeder heeft haar eerste levensjaren doorgebracht in Indonesië. Ik vind het een interessant land, hoorde veel over de goede aard van de mensen en de prachtige natuur. Dat wilde ik zelf ervaren. Ook ben ik een liefhebber van de Indische keuken. Een paar opvallende verschillen met Nederland: patiënten worden ingedeeld in categorieën. Klasse 3 zijn de armste patiënten zonder verzekering en die worden vaak door relatief onervaren assistenten geopereerd. Dit geldt bepaald niet voor klasse 1-patiënten die in een apart gebouw verblijven en op de beste zorg kunnen rekenen. Elke patiënt behandelen alsof het je eigen moeder is, dat gaat hier niet. Het leven is harder en dat weerspiegelt zich ook in de zorg. Verder heerst er een opvallend sterke hiërarchie in het ziekenhuis. Eén patiënt zal ik niet snel vergeten. Tijdens een nachtdienst moesten we een van ‘mijn’ patiënten, een 70-jarige man, verder gezond en Nederlands sprekend, met een heupfractuur onbehandeld naar huis sturen. Hij kon de kosten van een heupprothese niet betalen. Hij leek zich bij de situatie neer te leggen, was bang voor de operatie en zei dat hij toch al oud was. Ik vertelde hem dat hij met een nieuwe heup nog jaren van het leven zou kunnen genieten en gaf hem het voorbeeld van mijn 93-jarige opa. Tot mijn opluchting kwam ik dezelfde man

24 discours

enkele dagen later tegen tijdens de visite en had hij toch de financiële middelen bij elkaar kunnen krijgen voor de operatie. Inmiddels is hij geopereerd en ontslagen. Dit vond ik een mooie ervaring. In mijn vrije tijd ga ik zaalvoetballen, tennissen of lekker uit eten. Eigenlijk is in deze stad alles mogelijk wat je in Nederland ook kunt doen. Daarnaast heb ik wat tripjes gemaakt naar de vulkanen rondom Bandung. De mensen zijn hier vriendelijk en geïnteresseerd. Door elke uitnodiging van collega’s aan te nemen, maar ook af en toe jezelf uit te nodigen, bouw je snel een sociaal leven op. Soms is het nu zelfs lastig om uitnodigingen te moeten afslaan, een vrij directe Hollandse afwijzing wordt hier soms niet helemaal begrepen. Ik ben redelijk tevreden over de begeleiding die ik hier krijg. De bereidheid van de arts-assistenten om de co-assistenten goed te begeleiden wisselt nogal tussen de afdelingen. De stafleden en mijn mede co-assistenten zijn echter zeer behulpzaam. Na mijn co-schappen wil ik klinische ervaring opdoen als anios chirurgie en op termijn solliciteren voor een opleidingsplek binnen de Algemene Heelkunde. Een tip voor studenten: benader iemand in het AMC, bijvoorbeeld een hoogleraar, want er bestaan bijna altijd contacten met het buitenland. Ik zou echt adviseren het te doen, omdat het na je co-schappen lastiger wordt om zo’n ervaring op te doen.’ Lees wekelijks mee met de blog van Rick die zijn co-schappen loopt in Australië op www.amc.nl/discours. tekst: Jeroen Vliegenberg beeld: Wytze Lameris

november 2010


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.