4 minute read

Ruud Borman

Witte wieven, nevelslierten…

Na het verschijnen van mijn boek ‘Witte wieven en elfen, fluisteringen uit de Andere Wereld” kreeg ik vaak de opmerking dat witte wieven toch eigenlijk alleen maar nevelslierten zijn. Reden om me er nog eens in te verdiepen en de witte wieven in een nieuw nachtlicht te stellen.

Advertisement

Overleveringen over in het wit gehulde verschijningen werden al sinds mensenheugenis verteld in het oosten van ons land. Ze woonden daar in prehistorische grafheuvels op de uitgestrekte heidevelden en in moerassige gebieden, die een groot deel van het toenmalige landschap uitmaakten. Het waren dunbevolkte streken met weinig doorgaande zandwegen. In de koude en natte tijd van het jaar hingen daar met grote regelmaat nevels boven de velden. Het laat zich raden dat de bewoners van de afgelegen boerenhoeven en gehuchten zich na het invallen van de duisternis liever niet naar buiten waagden. Want stel je voor dat ze in de mist de weg kwijtraakten en wellicht een wit wief ontmoetten. Eigenlijk kwamen nevelslierten in de oude verhalen vrijwel nooit voor, maar kennelijk is het denkbeeld hardnekkig, want nevelslierten worden nog steeds geassocieerd met witte wieven. Met mijn boek wilde ik aantonen dat er veel schuilgaat achter de, volgens mij oudste verhalen van ons land, die mogelijk teruggaan tot de late bronstijd. Ik gaf ook aan dat het wel heel simpel was om de bijzondere impact van deze verhalen af te doen als mistige manifestaties.

HIsTORIsCHE GEGEVENs

Er valt best veel te herleiden uit de historische gegevens die ons ter beschikking staan. De predikant Johan Picardt schreef in 1660 voor het eerst over ‘Witte Wijven’ en plaatste een afbeelding van een in het wit geklede vrouw met ontblote borsten in de opening van een prehistorische grafheuvel. Er was geen enkele nevelsliert te bekennen. De schrijver A.C.W. Staring, die in de eerste helft van de 19e eeuw op de Wildenborch in de Achterhoek woonde, schreef in zijn verhalen evenmin over nevelslierten. Hij heeft het afwisselend over witte wijven en witte vrouwen. Zowel Picardt als Staring schrijft over witte wijven als het over hun woonplaats gaat: een open grafheuvel of kuil. Wanneer er over witte vrouwen wordt gesproken, is er sprake van een zeker respect voor hun fysieke krachten of hun hulp bij zwangerschappen en het binnenhalen van de oogst. Er was waarschijnlijk al een traditie van wijze vrouwen en priesteressen sinds de tijd van de aanleg van grafheuvels en het offeren in moerassen. Ze stonden later in hoog aanzien bij de Germanen en de Kelten. Na de komst van het christendom werden de oude heidense religie en de vrouwen die daarbij betrokken waren, verketterd. In het nieuwe geloof was geen plaats voor vrouwen. Kruidenvrouwen en toveressen stonden voortaan in een kwaad daglicht, wat uiteindelijk tot de heksenvervolgingen zou leiden.

ANDERE WERELD

Achter de woonplaatsen van de witte wieven ging in het verleden een andere wereld schuil, een geheimzinnig gebied waar mogelijk de goden verbleven. Voor de Kelten in Groot-Brittannië en Ierland was the Other World het land waar het elfenvolk leefde dat altijd jong en gezond bleef. Ze konden de Andere Wereld bereiken via grafheuvels en moerassen. De Keltische mythologie staat bol van de verhalen hierover. In ons land laten slechts enkele verhalen een glimp van die bijzondere wereld zien. In enkele overleveringen waren de grafheuvels van de witte wieven soms open – in de donkere tijd van het jaar – en konden argeloze voorbijgangers naar binnen. Picardt schreef dat mensen dan uitzonderlijke dingen hadden gezien waarover ze nooit mochten praten. Staring hoorde van een boer dat hij ook zo’n heuvel had betreden. Hij werd er als het ware naar binnen getrokken en zag daar een verlichte ruimte met in het midden een tafel met kandelaars, schotels en bekers, allemaal van zilver. Over dergelijke heuvels was bekend dat men er niet te lang moest blijven. De kans bestond dat ze plotseling weer dicht

of toch niet?

gingen en dan kon de ongelukkige jarenlang niet terugkeren naar de gewone wereld. De Andere Wereld was in deze streken weliswaar een onbekend begrip, maar verhalen als deze gaven wel aan dat die er wel degelijk was. Waarschijnlijk werden er vroeger veel meer van dergelijke verhalen verteld, maar werd dat na verloop van tijd steeds minder. Misschien ook omdat aan witte wieven bijzondere gaven werden toegeschreven, zoals kraamhulp en het helpen bij de oogst, wat men niet goed begreep door de houding van de kerk. De wijze vrouwen in de middeleeuwen die hun medemensen bij ziekte en bevallingen bijstonden, waren in tijden van nood de eerste zondebok en werden als toveres of heks vervolgd en gedood. In het verre verleden werden de wijze vrouwen zeer waarschijnlijk geen witte wieven genoemd en waren ze ook niet met spookverhalen en nevelslierten omhuld. Misschien kwamen ze wel aan die naam toen de laatste resten van het heidendom uit naam van het christendom moesten verdwijnen. Vast staat dat vrouwen in het voorchristelijke verleden een zeer belangrijke rol in de samenleving hadden. De bewijzen daarvoor uit archeologische en mythologische bronnen stapelen zich steeds meer op.

Ruud Borman, archeoloog

Witte wieven en elfen