2011Lokaal08

Page 1

Nr 8 | Lokaal is het magazine van de lokale besturen en verschijnt 2 x per maand 20 x per jaar | VVSG vzw, Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel | Afgiftekantoor Kortrijk Masspost | P2A9746

Lokaal

Werkondersteuning op ieders maat

Plattelandsbeleving is de toekomst van het Pajottenland

Alle OCMW-voorzitters vanaf 2013 in het college

Afval wordt materiaal


Met ons klantbegeleidingssysteem kiest u voor tevredenheid Klanttevredenheid is een groot goed. Niet alleen in commerciĂŤle omgevingen, maar ook als het gaat om de manier waarop gemeenten omgaan met hun burgers. Met het oog hierop biedt JCC Software een beproefd en zeer efficiĂŤnt klantbegeleidingssysteem: G-BOS.

Klantbegeleidingssysteem G-BOS G-BOS is erop gericht bezoekers van het gemeentehuis te begeleiden van het onthaal tot en met de afhandeling aan het loket. Het systeem stroomlijnt het hele proces. Wachtrijen worden tot een minimum gereduceerd en bezoekers krijgen vanaf hun binnenkomst via narrowcasting heldere informatie, zodat eventuele wachttijden ook echt als minimaal worden ervaren. Met als gevolg: tevreden klanten en minder werkdruk (dus meer werkplezier) voor uw onthaal- en loketbedienden. Daar kiest u toch ook voor?

Uitgebreide informatie en klantverhalen? Kijk op www.jccsoftware.be

De voordelen op een rij Snellere en professionelere dienstverlening Minimale wachtbeleving Hogere klanttevredenheid Meer werkplezier Overzichtelijke rapportages en processtatistieken


inhoud Lokaal is het magazine van de lokale besturen

Redactie Marleen Capelle, Pieter Plas, Inge Ruiters, Jan Van Alsenoy, Bart Van Moerkerke Redactiesecretariaat Inge Ruiters, T 02‑211 55 44 Columnisten Johan Ackaert, Pieter Bos Illustraties Bart Lasuy, Stefan Dewickere, Layla Aerts (fotografen), Nix (cartoonist) Vormgeving Ties Bekaert Drukwerk Schaubroeck (Nazareth) Regie advertenties Cprojects&Advertising, Peter De Vester, T 03 326 18 92, media@cprojects.be Regie vacatures Nicole Van Wichelen, nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43 Abonnementen Nicole Van Wichelen, nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43 VVSG-leden: 80 euro, vanaf 10 ex. 67 euro; niet-leden: 150 euro

5 opinie – Samenwerking ja, integratie neen.

6 nieuws – print & web, perspiraat, Triljoen

bestuurskracht 14 De medebeleving van het platteland is onze toekomst ‘De zeven Pajotse gemeenten moeten klein blijven,’ vindt Michel Doomst maar samenwerken is noodzakelijk om de landelijkheid van het Pajottenland te behouden.

22 Lenen en beleggen: Gent legt criteria vast 25 2013: elke gemeente een OCMW-voorzitter-schepen Aan het begin van de huidige beleidsperiode kozen twee op drie gemeenteraden voor een OCMW-voorzitter die ook in het college zetelde, vanaf 2013 wordt dat in alle Vlaamse gemeenten verplicht. Hoe ervaren de OCMW-voorzitters deze dubbele functie? 27 Lokale raad – Hoe zit dat nu juist met die overgangstermijn voor gemeentelijke verzelfstandiging? 30 De raad van Zedelgem – Naar de Raad van State

28

werkveld 32 Interview – Freya Van den Bossche

Sociale economie: werknemer krijgt voortaan subsidie Minister Freya Van den Bossche maakt komaf met de veelheid aan structuren en subsidiestromen in de sociale economie. De werknemer met een afstand tot de arbeidsmarkt krijgt een rugzakje subsidie om die afstand te compenseren.

36 Meeste OCMW-cliënten kampen met depressie

Ondertekende artikels verbinden alleen de auteurs. Reacties zijn welkom. De redactie zal deze naar eigen inzicht al dan niet opnemen, inkorten of er melding van maken. Niets uit deze uitgave mag gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

40 Van afval- naar materialenbeheer

Verantwoordelijk uitgever Mark Suykens, directeur VVSG

12

18 Nieuw jargon voor beleid en beheer

VVSG-bestuur Luc Martens, voorzitter Sas van Rouveroij, voorzitter raad van bestuur Theo Janssens, voorzitter afdeling OCMW’s

Met de steun van Dexia en Ethias, partners van de VVSG

daniel geeraerts

stefan dewicikere

Hoofdredacteur Marlies van Bouwel, marlies.vanbouwel@vvsg.be T 02-211 55 46

kort lokaal

39 Praktijk in Kortrijk – Aanleunflats: zelfstandig, maar toch ondersteund

42 Lokale raad – Zijn tv’s met beeldbuis toegelaten in het woonzorgcentrum? 44 Ruth Soenen over het kleine ontmoeten in het lokale cultuurbeleid

geregeld 47 wetmatig – berichten 49 agenda – studiedagen, opleidingen en evenementen 50 column – Pieter Bos

stefan dewicikere

Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel T 02-211 55 00 • F 02-211 56 00 lokaal@vvsg.be www.vvsg.be

34 Op de cover Hopelijk ontwikkelt de VDAB een beter meetinstrument dan de rolmeter die Lokaalfotograaf Bart Lasuy gebruikte om Marc Wijnants van Max Mobiel aan het station in Gent te meten.

Lokaal wordt gedrukt op Circle Silk, een 100% gerecycleerd papier.

Lokaal I 1 mei 2011 I 3


VERBETEREN ALUATIE DOOR ZELFEV

N VERBETERE

N VERBETERE DOOR

ATIE ZELF EVALU ATIE 60 ZELF EVALU

DOOR

ANNE RUUD BOURM

WERKBOEK ALGEMEEN

MANNE RUUD BOUR

en vrag

0793-3

Verbeteren door zelfevaluatie Voelt uw organisatie ook steeds meer de noodzaak tot het professionaliseren van haar interne werking en dienstverlening? Om in te spelen op de vraag naar verdere professionalisering, werkt de VVSG momenteel aan een nieuw traject voor organisatieontwikkeling en kwaliteitsmanagement.

07933

De publicatie ‘Verbeteren door zelf-evaluatie’ met de leidraad voor kwaliteitsmanagement en bijhorend zelfevaluatiemodel, nodigt organisaties uit om stap voor stap te werken aan een duurzaam en integraal kwaliteitsmanagementsysteem dat bijdraagt aan het bereiken van excellente resultaten op termijn. Deze publicatie ondersteunt uw organisatie op haar weg naar professionalisering en streeft volgende concrete doelstellingen na: • Het aanreiken van een algemeen kader voor zelfevaluatie • Het aanreiken van een uniform traject naar uitmuntendheid • Het aanreiken van een leidraad voor kwaliteitsmanagement, waarin de spelregels en eisen van een doeltreffend en doelmatig functionerend kwaliteitsmanagementsysteem worden weergegeven

Deze publicatie is een houvast, doel en hulpinstrument voor uw organisatie bij de uitbouw van haar kwaliteitsmanagementsysteem. Gebruik deze publicatie om uw organisatie in vraag te stellen en kritisch te analyseren met als doel verbeterpunten op te sporen en te streven naar een steeds betere dienstverlening en interne werking die moeten leiden naar excellente resultaten op termijn. Bij de publicatie Verbeteren door zelfevaluatie hoort een algemeen werkboek.

• Het aanreiken van een concreet en integraal zelfevaluatiemodel, waarbij u aan de hand van 60 vragen kunt beoordelen in welke mate uw organisatie al beschikt over een performant en integraal kwaliteitsmanagementsysteem • Het aanreiken van een zelfevaluatie-verbeterinstrument op basis waarvan uw organisatie: • zichzelf kan beoordelen • in één beweging prioriteiten kan bepalen • kan nagaan wat haar ingeschat kwaliteitsprestatieniveau is • Het aanreiken van concreet instrumentarium om de zelfevaluatie uit te voeren • Het aanreiken van een algemeen stappenplan en alternatieve werkvormen • Het aanreiken van mogelijke vervolgtrajecten

Het werkboek is een invulboek en is bedoeld als een concreet werkinstrument tijdens het doorlopen van het zelfevaluatieproces. In dit werkboek zijn de 60 vragen uit het zelfevaluatiemodel opgenomen. Voor de Woonzorgcentra, Diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg en voor de Dagverzorgingscentra zijn zopas specifieke werkboeken verschenen. Deze Specifieke Werkboeken zijn een vertaling van het algemeen werkboek, aangevuld met concrete voorbeelden en situaties die van toepassing zijn op de specifieke doelgroep.

Bestelkaart Politeia // Ravensteingalerij 28 // 1000 Brussel // Fax: 02 289 26 19 // Tel: 02 289 26 10. Of bestel via www.politeia.be // e-mail: info@politeia.be

Ja, ik bestel

....... ex. van het pakket Verbeteren door zelfevaluatie (handleiding met cd-rom + werkboek), prijs 55 euro (VVSG-leden), niet leden: 65 euro

....... ex. van het pakket van 5 werkboeken, prijs 29 euro (VVSG-leden), niet leden: 35 euro Mijn bestuur is lid van de VVSG: ❏ Ja ❏ Neen

De specifieke werkboeken zijn eveneens verkrijgbaar in pakketten van 5 exemplaren. Een pakket kost 49 euro voor VVSG-leden en 55 euro voor niet-leden. Voor meer info en bestellingen van de specifieke werkboeken zie www.politeia.be.

Naam: ................................................................Functie: ................................................................... Bestuur/Organisatie: ........................................................................................................................... Tel: ...................................................................................................................................................... E-mail: ................................................................................................................................................. Adres: ................................................................................................................................................. BTW: ................................................................................................................................................... * Prijzen inclusief btw, exclusief verzendingskosten, geldig tot 31/05/2011. Check voor exacte prijzen steeds onze website www.politeia.be

Datum en handtekening


kort lokaal opinie

Samenwerking ja, integratie neen.

I

n het Witboek over interne staatshervorming dat de Vlaamse regering op 8 april goedkeurde, staat een passage over verregaande vrijwillige samenwerkings- en integratiemogelijkheden voor gemeente en OCMW. Uit wat verder volgt blijkt dat de Vlaamse overheid vooral het aspect integratie voor ogen heeft: een fusie tussen gemeente en OCMW kan Vlaanderen niet doorvoeren omdat het daarvoor niet bevoegd is, maar een maximale integratie van beide besturen op vrijwillige basis is de focus. Enkele voorstellen maken dat voornemen concreet. Het meest in het oog springend zijn het schrappen van de bepaling dat de OCMW-raad maximaal uit één derde gemeenteraadsleden kan bestaan en het schrappen van de grens van 20.000 inwoners voor een Wie de integratie van gemeenschappelijke secretaris en/of financieel beheerder voor gemeente en OCMW. gemeente en OCMW als Hoe hiermee de bestuurskracht van de lokale ultiem doel vooropstelt, besturen versterkt zal worden, wordt niet duidehypothekeert de lijk gemaakt. En zo is deze Vlaamse regering in samenwerking tussen hetzelfde bedje ziek als de vorige: ze laat enkele instrumenten los op de lokale besturen zonder enige beide besturen. analyse van de situatie op het terrein of enige probleemstelling. OCMW’s zijn lokale besturen die als opdracht hebben iedere inwoner in staat te stellen een menswaardig leven te leiden. Ze hebben federale en Vlaamse opdrachten en voeren het lokaal sociaal beleid uit. Ze werken met een moeilijk en kwetsbaar doelpubliek en met beperkte budgetten. Ze opereren als sociale publieke ondernemingen in een concurrentiële omgeving. Deze specifieke setting is grondig verschillend van die van de gemeenten en rechtvaardigt een aantal bestuurlijke randvoorwaarden: een aparte rechtspersoon, afgescheiden van de gemeente maar in een goede samenwerking ermee, een eigen beheersorgaan, een eigen budget, een eigen personeelskader en een eigen operationele leiding. Het is maar zeer de vraag of het opheffen van al die randvoorwaarden zal bijdragen tot een betere sociale dienstverlening. Dat bij de OCMW’s niet alles koek en ei is, zal zeker waar zijn. Dat we moeten inzetten op het verder verbeteren van de efficiëntie en de effectiviteit van hun dienstverlening is ongetwijfeld juist, zoals dat geldt voor alle overheden. Het versterken van de samenwerking tussen gemeente en OCMW kan hier zeker toe bijdragen. Maar samenwerken doe je met gelijkwaardige partners en moet precies het verbeteren van de dienstverlening tot doel hebben. Als samenwerking met de gemeente op termijn moet leiden tot opslorping van het OCMW, zal je bij het OCMW weinig bereidwilligheid vinden. Wie de integratie van gemeente en OCMW als ultiem doel vooropstelt, hypotheceert de samenwerking tussen beide besturen.

Piet Van Schuylenbergh is directeur van de VVSG-afdeling OCMW’s

Lokaal I 1 mei 2011 I 5


kort lokaal nieuws

Van 27 maart tot en met 2 april namen de Vlaamse gemeenten met een stedenband in Latijns-Amerika deel aan de conferentie over stedenbanden in Nicaragua, samen met hun partnergemeente uit het Zuiden. Gedurende drie dagen discussieerden honderd deelnemers over de kenmerken van een stedenband en de goede praktijken binnen hun eigen partnerschap. De conferentie vond plaats in Santo Tomás Chontales, al meer dan 25 jaar de partnergemeente van Mol. Na drie dagen van inhoudelijke discussies volgden drie dagen met werkbezoeken waarbij we leerden van de praktijk van andere stedenbanden in Nicaragua. Het thema van de conferentie ‘Todos ganamos con municipios hermanos’ – ‘we winnen allemaal bij zustergemeenten’ – vormde een goede aanloop naar de internationale conferentie die van 17 tot 19 oktober plaatsvindt in Gent. Daar staat de rol van lokale besturen in de internationale samenwerking centraal. Om het in de woorden van Rit Kerstens, schepen voor ontwikkelingssamenwerking van Mol, te zeggen: ‘Als elke

GF

Stedenbandenconferentie focust op win-winproces

De goede praktijken die gegroeid zijn door de uitwisselingen tussen Vlaamse en Latijns-Amerikaanse gemeenten, kwamen aan bod op de conferentie in het Nicaraguaanse Santo Tomás.

gemeente in Vlaanderen een stedenband met een gemeente in het Zuiden zou hebben, zou de wereld er al helemaal anders uitzien.’ bert janssens

Nieuw politioneel kenniscentrum over verkeersveiligheid Eind maart is Centrex Wegverkeer boven de doopvont gehouden. Uit het evaluatierapport van tien jaar politiehervorming bleek dat er behoefte was aan een coherente en geïntegreerde visie op politioneel verkeersveiligheidsbeleid. Daarom hebben de lokale en de federale politie beslist om het kenniscentrum Centrex Wegverkeer op te richten. Lokale besturen kunnen Centrex ook inschakelen. Daarnaast zal het centrum de uniformisering van de verkeersveiligheids-

149

opleidingen aan politiepersoneel coördineren. Centrex wordt verder belast met het verzamelen en verspreiden van alle nuttige informatie en goede praktijken over verkeershandhaving aan zijn interne en externe partners. Bij Centrex Wegverkeer worden een commissaris van de lokale politie en één van de federale politie belast met de dagelijkse leiding. Daarnaast komen er minimaal twee juristen, twee analisten en een specialist mobiliteit in dienst. Een stuurcomité dat bestaat uit vier leden van

de federale wegpolitie en vier leden van de lokale politie, begeleidt het centrum, maakt de strategische keuzes en stippelt de toekomstvisie uit. Het voorzitterschap wordt zesmaandelijks gewisseld tussen de lokale en de federale politie. Bart Van Cleuvenbergen, korpschef van de politiezone Brasschaat, vertegenwoordigt de lokale politie als voorzitter. Centrex wordt gefinancierd met middelen uit het verkeersveiligheidsfonds. koen van heddeghem

www.lokalepolitie.be/centrex

Gemiddeld werpt de Vlaming 149 kilogram restafval weg (2009). Dat is vijftig kilogram per persoon minder dan tien jaar geleden. Er zijn echter grote verschillen tussen de gemeenten. In de top tien van gemeenten met het hoogste aantal kilo’s vinden we negen kustgemeenten. Allemaal tellen ze meer dan 240 kilogram restafval. Middelkerke spant de kroon met 344 kilogram. De goede verstaander beseft dat een deel van dit afval wordt veroorzaakt door toeristen. Aan de andere kant zijn er negen gemeenten waar het restafval de helft van het Vlaamse gemiddelde is (< 74,5). Het minst restafval produceren de inwoners van Nijlen, Beerse en Rijkevorsel. www.lokalestatistieken.be

6 I 1 mei 2011 I Lokaal


print & web

stefan dewickere

Vernieuwde website Onroerend Erfgoed

Onderwijsgegevens voortaan openbaar Het ministerie van Onderwijs en Vorming zal voortaan op zijn statistiekenwebsite data vrijgeven over onderwijs en onderwijsinstellingen. Dat gebeurt in het kader van de actieve openbaarheid van bestuur. Iedereen zal gegevens kunnen raadplegen op Vlaams, gemeentelijk en schoolniveau. Informatie over individuen valt niet onder deze openbaarheid. Benchmarking en evolutie worden wel gegeven: de plaats van de gemeente

ten opzichte van min of meer vergelijkbare gemeenten of de evolutie die gemeenten doormaken. Deze cijfers kunnen onderwijsinstellingen en lokale besturen helpen bij het uitstippelen, evalueren en bijsturen van hun beleid. In een eerste fase zullen cijfergegevens op gemeentelijk niveau beschikbaar zijn: het aantal leerlingen per onderwijsniveau en de evolutie van dit aantal, het aantal leerlingen per studierichting, het aantal zittenblijvers en het aantal leerlingen met schoolse

vertraging. In november 2011 komen er data bij over mobiliteit en wervingsgebied (wonen leerlingen waar ze school lopen?), leerlingenkenmerken (aantal GOK-leerlingen, onderwijskansarmoedeindicator) en studieloopbaan (problematische afwezigheden). In de toekomst wordt nog meer informatie aangeboden. Naar welke gegevens bent u op zoek? Meld het aan marleen.devry@vvsg.be. marleen devry

http://www.ruimte-erfgoed.be/ onroerenderfgoed

www.ond.vlaanderen.be/ onderwijsstatistieken

Bakens voor hervorming deeltijds kunstonderwijs uitgezet Kinderen kunnen vanaf zes jaar naar het deeltijds kunstonderwijs (DKO). Dat doen ze domeinoverschrijdend. Ze ontdekken zo zelf wat hen het best ligt: beeld, dans, drama, muziek of mediakunst. Als ze daarna voor muziek kiezen, staat musiceren centraal: een instrument bespelen of zingen. Het opleidingsaanbod zal soepeler kunnen inspelen op niet-westerse kunst en cross-overs tussen kunstdisciplines. De leerlingen volgen les in vier graden: graad een en twee voor beginners, graad drie en vier voor gevorderden. Toptalenten kunnen in de vierde

Ruimte en Erfgoed vernieuwde de webstek www.ruimte-erfgoed.be/ onroerenderfgoed en biedt daar tegelijk ook nieuwe informatie over onroerend erfgoed aan. Zo is het mogelijk om in de databank ‘beschermd erfgoed’ de bijbehorende beschermingsbesluiten sinds 1933 te raadplegen, en worden er de waarden van het beschermde erfgoed beschreven. De databank ‘heraldiek’ bevat naast privé-personen nu ook alle gemeentewapens en -vlaggen. En voor het eerst werd alle informatie over het beschermen en beheren van varend erfgoed in de website geïntegreerd. De website bevat een overzichtelijke lijst van diverse aanvraagformulieren (premies, vergunningen, enzovoort). Ook het tijdschrift Monumenten en Landschappen krijgt een prominente plaats. Een overzicht van alle overheidsdiensten die zich met onroerend erfgoed bezighouden, is nog steeds te vinden op www.onroerenderfgoed.be

graad kiezen voor een doorstroomopleiding om zich voor te bereiden op hoger kunstonderwijs. Dat staat in de conceptnota ‘Kunst verandert!’ (met samenvatting op pp. 60-64) van Vlaams minister Pascal Smet die het DKO leerlinggerichter, actueler en doelgerichter wil maken. De Vlaamse regering keurde de nota op 4 maart goed. Op basis van een nieuw niveaudecreet zal de hervorming op 1 september 2013 ingaan. marleen devry

‘Kunst verandert!’: ond.vlaanderen.be, knop deeltijds kunstonderwijs

Nieuwe Grabbelpassite Grabbelpas is een uniek concept waarbij kinderen de kans krijgen om te proeven van een waaier aan sportieve, culturele, creatieve, ontspannende, spannende, culinaire en andere activiteiten, georganiseerd door gemeenten. Kinderen genieten ook kortingen bij tal van uitstappen op vertoon van hun Grabbelpas. Jaarlijks nemen meer dan 50.000 kinderen deel aan deze activiteiten in een van de 180 Vlaamse organiserende gemeenten. Onlangs lanceerden CultuurNet Vlaanderen en de Vereniging Vlaamse Jeugddiensten en -consulenten vzw (VVJ vzw) het nieuwe platform www.grabbelpas.be. www.grabbelpas.be

Lokaal I 1 mei 2011 I 7


kort lokaal nieuws

InterRio: samen voor rioolbeheer en schone waterlopen

InterRio wil met alle publieke instanties die gemeentelijke riolen beheren, de krachten bundelen, samen visies en standpunten ontwikkelen en belangen behartigen, en dient zich aan als gesprekspartner voor onder meer de Vlaamse overheid. InterRio wil meewerken aan duurzame en goede watersystemen. Alle publieke rioolbeheerders zijn uitgenodigd om deel te nemen aan InterRio. Tot deze groep behoren de gemeenten die hun riolen zelf beheren, de gemeentebedrijven, de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, de afvalwaterafdelingen van de drinkwatermaatschappijen of Aquafin. Iveg, Infrax West, Inter-Aqua en Riobra beslisten al om toe te treden.

InterRio wil meewerken aan duurzame en goede watersystemen die kostenefficiënt en klantvriendelijk zijn.

De VVSG hoopt dat de gemeenten die hun riolen zelf beheren, ook lid worden want het is belangrijk dat deze gemeenten mee de standpunten bepalen. Rioolbeheer heeft immers een hechte band met het gemeentelijk openbaar domein en de gemeentelijke openbare werken, bovendien vergt het rioolbeheer veel van de gemeentelijke budgetten. Gemeenten die hun

alex verhoeven

Verschillende rioolbeheerders en de VVSG richtten een nieuw samenwerkingsverband op met de naam InterRio. InterRio wil duurzaam, kostenefficiënt en klantvriendelijk rioolbeheer dat rekening houdt met de lokale maatschappelijke context.

rioolbeheer uitbesteed hebben (minstens investeringen en het beheer van de riolen in het openbaar domein), kunnen hun rioolbeheerder vragen om bij InterRio aan te sluiten. christophe claeys

In de mate van het mogelijke toelichting ter plaatse: christophe.claeys@vvsg.be

De duurzame keuring van de privéwaterafvoer De Vlaamse overheid wil dit jaar een keuring van de privéwaterafvoer invoeren. Een dergelijke keuring kan voor de inwoners een instrument zijn om te weten of de aanleg van de afwatering aan hun woning (afvalwater en regenwater) in orde is met de geldende reglementeringen. Het is immers wettelijk verplicht om het afvalwater te scheiden van het regenwater, het afvalwater aan te sluiten op de riolering en het regenwater zo veel mogelijk vast te houden op eigen terrein door hergebruik en infiltratie. Het regenwater mag pas in laatste instantie vertraagd geloosd

8 I 1 mei 2011 I Lokaal

worden op een gracht, waterloop of regenwaterriolering. Met een negatieve keuring in handen, kan de klant bij bouwprofessionelen afdwingen om de afwatering in orde te stellen. Momenteel werkt Vlaams minister van Leefmilieu Joke Schauvliege aan een Ministerieel Besluit over deze keuring in uitvoering van een besluit van de Vlaamse regering over het waterverkoopreglement dat vanaf 1 juli in werking zal treden. De onderhandelingen lopen volop en de VVSG is erbij betrokken. De VVSG bezorgde haar standpunt al aan de minister.

We pleiten ervoor dat naast de scheiding van afvalwater en regenwater ook het vasthouden aan de bron mee wordt genomen in de keuring, zeker bij nieuwbouw en herbouw. Anders bestaat het risico dat de privéafwatering gekeurd is maar toch niet in orde is met alle wettelijke bepalingen. Ondanks een positieve keuring zou de inwoner dan een proces-verbaal kunnen krijgen wegens een milieumisdrijf of een overtreding van stedenbouwkundige regels. De combinatie van hergebruik van regenwater en infiltratie zorgt bovendien bij zomeronweer voor een extra beveili-

ging tegen wateroverlast. De keuze om het vasthouden van regenwater aan de bron mee te nemen in de keuring komt volgens de VVSG tegemoet aan de luide roep om de bestaande wettelijke instrumenten voor het vasthouden van water aan de bron nu eindelijk ingang te doen vinden op het terrein. Daarnaast uitte de VVSG ook haar bezorgdheid over de nieuwe sectorale rapportage over klachtenbehandeling. Ook dit is nog in bespreking. christophe claeys

www.vvsg.be, knop omgeving, water, rioolafvalwaterzuiveringsbeleid


print & web

Met Codam beter synergiemanagement bij werken op openbaar domein?

De initiatiefnemers van Codam zijn het integrale waterbedrijf TMVW, de Antwerpse Waterwerken, Eandis en de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening. Uit hun toelichting aan onder meer de VVSG blijkt dat er nog verschillende onduidelijkheden uitgeklaard moeten worden. Codam zou een missing link invullen met betrekking tot het beheer van het openbaar domein. Maar is het niet eerder wenselijk de verantwoordelijkheden en bestaande instrumenten te verbeteren? Voorbeelden zijn coördinatievergaderingen, projectleiding, werfopvolging, synergieaanvraag en aanduiding van een pilot. Moeten gemeenten nog eens extra in de buidel tasten voor zaken waarvoor ze nu al betalen? Is de verantwoordelijkheid voor het openbaar domein niet net een van de kerntaken van een gemeente? De lokale spelers die we vragen stelden over het Codam-voorstel, reageren terughoudend. Waarom moet een gemeente deze taak uitdrukkelijk afstaan aan een opdrachthoudende vereniging? Hoe kan de gemeente dan nog autonoom een projectleider aanstellen? Hoe kan deze formule de door derden gemaakte afspraken meer afdwingbaar maken? Staat het schaalniveau – de initiatiefnemers mikken op heel Vlaanderen – niet te ver af van de lokale praktijk? Hoe verhoudt het voorgestelde databeheer zich tot het Generiek Informatieplatform Openbaar Domein, IMKL, KLIP en

stefan dewickere

Codam staat voor Coördinatie Openbaar Domein Asset Management. Het initiatief wil tot een beter synergiemanagement bij werken op het openbaar domein komen. Verder wil Codam diensten aanbieden om kabel- en leidinginformatie digitaal uit te wisselen. De toetredende gemeenten binnen Codam worden in de opdrachthoudende vereniging ‘i.NIC’ samengebracht.

GRB van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen? Naar aanleiding van de bemerkingen zullen de initiatiefnemers de conceptnota bijsturen en verduidelijken. Die zal aan de VVSG en, indien voldoende duidelijk, vervolgens aan enkele burgemeestersoverlegorganen voorgelegd worden. erwin debruyne en christophe claeys

Ronde Tafels Mobiliteitsconvenant: www.vvsg.be, knop omgeving, mobiliteit, mobiliteitsconvenant

Tot 31 augustus Europese prijs voor dementieprojecten Het netwerk van Europese stichtingen beloont lokale initiatieven die een betere beeldvorming van dementie nastreven om het taboe betreffende dementie en het daaruit voortvloeiende sociale isolement te doorbreken. Naast een Europese erkenning ontvangen de beste projecten 10.000 euro. Een project indienen kan op www.nef-europe.org (efid-awards).

Cahier ‘Sociaal wonen vandaag’ Sociale huisvesting beperkt zich al lang niet meer tot huisvesting aangeboden door de klassieke socialehuisvestingsmaatschappijen. Het sociaal wonen van vandaag is een domein met veel functies en betekenissen, en met heel veel betrokkenen. Dit nieuwe cahier wil het rijke spectrum van sociaal wonen in Vlaanderen in beeld brengen. Op basis van objectieve gegevens, aangevuld met voorbeelden en toepassingen uit de praktijk, leveren de verschillende auteurs – academici en experts – een tijdsdocument dat aan de volgende generatie duidelijk maakt hoe anno 2011 in Vlaanderen inhoud wordt gegeven aan sociaal wonen. Tegelijkertijd worden keuzes voorgelegd aan de huidige generatie verantwoordelijken voor beleid en praktijk. S. Winters (red.), Sociaal wonen vandaag: een tijdsbeeld van sociaal wonen in Vlaanderen anno 2011, uitgeverij Kluwer, Mechelen, 47,50 euro

Scholen en burgerschapseducatie Burgerschapseducatie is en blijft een belangrijke opdracht voor de scholen. Hoe scholen daar werk van maken en wat externe aanbieders daartoe kunnen bijdragen, staat te lezen in dit rapport. Het biedt inspiratie aan allen die in de scholen kinderen en jongeren willen vormen tot verantwoordelijke, actieve en kritische burgers. In een eerste deel belicht het rapport de waaier van betekenissen en invullingen die scholen hanteren wanneer ze ‘opvoeden tot burgerzin’. Het bespreekt daarna de voorwaarden die een rol spelen bij het tot stand komen van een vormingsaanbod voor burgerzin. In zijn conclusie geeft het rapport aan hoe scholen het externe aanbod beoordelen en wat mogelijke behoeften zijn. D. Kavadias, B. Dehertogh, Scholen en burgerschapseducatie: de totstandkoming van de vraag tot ondersteuning binnen de scholen, www.kbs-frb.be, knop publicaties

Lokaal I 1 mei 2011 I 9


kort lokaal perspiraat

“Ik ken mijn mensen, en ze weten dat ze met eender welk probleem altijd persoonlijk bij mij terechtkunnen.Dat maakt werken in een kleine zone juist zo aantrekkelijk. Ik kan me moeilijk voorstellen dat zoiets in grote steden als Antwerpen en Brussel mogelijk is.” Korpschef William De Ley van politiezone Willebroek n.a.v. het nieuws over een mogelijke hervorming en fusie van de bestaande politiezones – Gazet Van Antwerpen 21/4 “Vandaag wordt het buurtwerk onrechtstreeks bekostigd door de gemeenten zelf, en dat maakt de buurtwerkers voor een stuk vleugellam.” Jef Lingier, oud-buurtopbouwwerker met 30 jaar ervaring te Genk, Eisden, Hasselt en Beringen – Het Belang van Limburg 21/4 “Ik ben voor een fusie van de negentien Brusselse gemeenten, waardoor natuurlijk ook een aantal gemeentelijke bevoegdheden denk aan onderwijs en cultuur - naar de gemeenschappen zullen gaan. Het probleem is niet alleen de bevoegdheidsversnippering in Brussel. Veel erger nog is het naast elkaar bestaan van negentien visies op Brussel.” Vlaams Brusselaar Guido Ghekiere (CD&V) – Knack 20/4

Tegengaan sluikstorten langs gewestwegen: taak voor gemeenten? Vlaams minister van mobiliteit Hilde Crevits wil via gemeentelijke administratieve sancties iets aan het zwerfvuil en de sluikstorten langs gewestelijke auto(snel)wegen doen. Dat antwoordde zij op een recente parlementaire vraag van volksvertegenwoordiger Kris Van Dijck. In een overleg met de minister maakte de VVSG bemerkingen bij dit voorstel. In de eerste plaats is het niet duidelijk of gemeentelijke politieverordeningen van kracht kunnen zijn op gewestelijke autosnelwegen, daar is immers specifieke federale wetgeving van toepassing.

10 I 1 mei 2011 I Lokaal

instrumenten. Dankzij het Milieuhandhavingsdecreet kunnen gewestelijke ambtenaren zelf vaststellingen doen, een boete opleggen en de opruimkosten aanrekenen. De VVSG blijft in overleg met de minister en zal eventuele mogelijkheden in het kader van gemeentelijke administratieve sancties verder bestuderen met haar leden. piet coopman, tom de schep per en steven verbanck

Parlementaire vraag: Vlaams Parlement, Handelingen Plenaire Zitting 2 maart 2011, 2010-2011, Stuk 029-02032011.

Roze Belweek focust op oudere holebi’s

i-stock - campagnebeeld

“Men beweert met de parkeerheffing de auto uit de binnenstad te willen weren, maar de praktijk leert dat dat niet werkt. Maar er zijn wel goede financiële motieven om het te doen. Parkeren brengt jaarlijks ongeveer 100 miljoen euro op. Dat is een geldmachine.” Michel Maus, professor aan de VUB, UGent en de UA - Knack 20/4 “Een term als ‘bakfietsouder’ heeft dezelfde functie als het woord ‘makak’ destijds voor de migranten. Je gooit een hele brede groep mensen op een hoop om ze te denigreren. En de strategie werkt, want ze creëert zelfs bij de geviseerden een zeker schuldgevoel.” Taalsocioloog Jan Blommaert – De Standaard 16/4

Bovendien behoren gewestelijke toezichtsambtenaren van het Agentschap Wegen en Verkeer niet tot de categorie van ambtenaren die inbreuken op gemeentelijke politieverordeningen kunnen vaststellen of gemeentelijke administratieve sancties kunnen opleggen. Zij kunnen uitsluitend hun vaststellingen overmaken aan de bevoegde (politie)diensten. Hoewel het plan van minister Crevits succesvol kan zijn, blijft de achterliggende procedure ingewikkeld. De Vlaamse overheid heeft trouwens zelf de beschikking over gelijkaardige

In opdracht van Vlaams minister van Gelijke Kansen Pascal Smet organiseert Çavaria, de koepelorganisatie voor holebien transgenderverenigingen, voor het eerst de Roze Belweek in Vlaanderen. Ze vindt plaats van 24 september tot 1 oktober en moet de gevoeligheden en belevingswereld van holebiouderen aan het licht brengen.

In Nederland kunnen roze ouderen en hun omgeving al sinds 2006 telefonisch vragen, klachten en signalen doorgeven. Oudere holebi’s zijn een wat onzichtbare groep in onze maatschappij die kampt met eenzaamheid, mobiliteitsproblemen en sociaal isolement. Om zicht te krijgen op de leef-, woon- en zorgomstandigheden van holebi’s van boven de vijftig kunnen holebi-ouderen, hun vrienden, familie en hulpverleners tijdens de Roze Belweek moeilijkheden, vragen en ervaringen dagelijks van 14 tot 21 uur signaleren via een gratis nummer. Wie wil, kan ook mailen of chatten met getrainde vrijwilligers. De Roze Belweek kan een eerste aanzet zijn voor een beleid op maat van oudere holebi’s in en buiten zorginstellingen. inge ruiters

Gratis nummer 0800-99 533, rozebelweek@holebifoon.be, www.cavaria.be/ouderen


nieuws

Sint-Niklaas is meest horecavriendelijke stad Sint-Niklaas wint de derde editie van de Horeca Awards voor de kleine horecaondernemer en draagt in 2011 de titel van meest horecavriendelijke stad. De middelgrote centrumstad ontvangt de prijs met grote onderscheiding omdat ze met de vzw Centrummanagement vele initiatieven in verband met goede kwaliteit, gastvrijheid en klantvriendelijkheid ontwikkelt.

Parasolbeleid Sinds 2004 voert de stad Sint-Niklaas een uniform parasolbeleid voor de horecazaken op de Grote Markt en het Stationsplein. Met dit beleid verzekert de stad een esthetisch verantwoord uitzicht van haar terrassen. Het terrassenreglement is in het algemene politiereglement opgenomen. De coördinatie van het parasolbeleid gebeurt tussen de stedelijke diensten financiën en logistiek en Centrummanagement. De prijzen worden bepaald op basis van het aantal vierkante meter doekoppervlakte van de parasol met bijkomende voorziening van verlichting en/of verwarming. Alle horeca-uitbaters moeten in principe aan het parasolbeleid deelnemen. Ze mogen ook zelf een parasol aanschaffen op voorwaarde dat deze met de overige parasols overeenstemt. Dat deze formule aanslaat, bewijst de vraag van horeca-uitbaters van andere pleinen om ook in het systeem te mogen stappen.

Word toeristisch ambassadeur van je stad Waar is het nieuwe museum SteM? Wat is er vandaag te doen in Sint-Niklaas? Kun je hier ergens een fiets huren? Kelners zijn dikwijls het eerste aanspreekpunt voor toeristen. Die vragen immers nogal gemakkelijk toeristische informatie aan hen tijdens een korte babbel bij een drankje. In samenwerking met Horeca Vlaanderen bieden de stad, de dienst voor toerisme en het Centrummanagement het horecapersoneel daarom de gratis opleiding ‘Word toeristisch ambassadeur van je stad’ aan. Gedurende een hele dag onder begeleiding van een gemotiveerde coach en gids worden de horecamensen ondergedompeld in hun eigen stad met al haar toeristische toppers. De deelnemers leren toeristische informatie op een overtuigende manier overbrengen. Tijdens de stadswandeling ontdekken ze nog verborgen en onverwacht boeiende toeris-

tische hoekjes. Na afloop ontvangen ze een getuigschrift, een pin en een sticker waardoor de klanten hen voortaan als toeristisch aanspreekpunt herkennen.

Horecacoach met kwaliteitslabel SinUit In 2010 wierf de stad een horecacoach aan om de horeca, de stad, de vzw Centrummanagement en de politie nauwer te laten samenwerken. De horecacoach werkte al aan het thema overlast en realiseerde het SinUit-project dat staat voor respectvol (positief) uitgaan in de binnenstad van Sint-Niklaas. SinUit is een kwaliteitslabel voor horeca-uitbaters dat een leefbaar en levendig uitgaanscentrum beoogt via een integrale en preventieve aanpak van overlast. Hiervoor ontwikkelde de horecacoach een barcode die alle horecazaken ondertekenden. De barcode is een gedragsrichtlijn voor alle klanten in de horecazaak en eventuele aanhorigheden. Ze is gebaseerd op een aantal federale en gemeentelijke voorschriften die binnen de stad Sint-Niklaas van toepassing zijn en bevat bepalingen over het schenken van alcoholhoudende drank, kansspelen, wapendracht, druggebruik, -bezit en -handel, discriminatie en overlast. De barcode hangt aan de ingang van elke horecazaak. GF

Omdat de horeca in de stadskern van Sint-Niklaas gecentraliseerd is, organiseren de stad en Centrummanagement gezamenlijk initiatieven en evenementen om het economische weefsel nieuw leven in te blazen. Het parasolbeleid, de cursus ‘Word toeristisch ambassadeur van je stad’, de aanstelling van een horecacoach en de ‘Reynaert restowandeling’ zijn opmerkelijke initiatieven waarmee ze in de prijzen zijn gevallen.

Reynaert restowandeling De restowandeling kadert binnen het Reynaertjaar. Via de restowandeling maakt de deelnemer op één avond kennis met de streekgerechten en -producten en de exquise keuken van drie verschillende Sint-Niklase chefs. Tussen het voor- en het hoofdgerecht wandelt hij bovendien langs de mooiste pleinen en straten van de stad. Tijdens de wandeling vertelt een stadsgids het verhaal van Reynaert de Vos. Ook de geschiedenis van Sint-Niklaas komt ter sprake. Met de restowandeling behaalde Sint-Niklaas de nominatie voor Ambassadeur van Vlaanderen Lekker Land. Dit project zet gemeenten in de kijker die hun authentieke en culinaire troeven op een originele manier promoten. inge ruiters

Diana Coppens, adviseur economie en tewerkstelling, centrummanager stad Sint-Niklaas, T 03 - 760 90 41, diana.coppens@sintniklaas.be, www.sint-niklaas.be, www.winkeleninsintniklaas.be

Lokaal I 1 mei 2011 I 11


kort lokaal perspiraat “Wij kiezen voortaan voor kleine Belgische banken die wel ethisch werken. Bijzonder veel pijn zal dat niet doen, dat beseffen wij ook. Maar als andere steden ons volgen, zullen er wel alarmbelletjes afgaan.” De Gentse schepen Christophe Peeters (Open VLD) haalt voor meer dan dertig miljoen euro beleggingen weg bij Dexia, KBC en PNB Paribas Fortis als protest tegen de hoge bonussen – Het Nieuwsblad 16/4

Juni Compostmaand gaat kringlooptuinieren In juni staan de compostmeesters weer op de markt, de demoplaats van het containerpark of in open tuinen met hun tips voor afvalarm tuinieren. De afgelopen jaren werkte Juni Compostmaand met specifieke kringloopthema’s zoals het beperken van grasmaaisel, tuinaanleg met vaste planten en het creatief verwerken van snoeihout. Nu presenteert een samenvattende campagne de voordelen van de hele kringlooptuin. Hiervoor gaat Juni Compostmaand niet alleen in zee met de lokale netwerken van compostmeesters, maar ook met organisaties als Velt, Bioforum en Landelijke Gilden. Bezoekers van de evenementen kunnen meedoen aan de kringloopwedstrijd en een van de 26 houten ligstoelen met FSC-label te winnen.

“Een uitbreiding van Brussel met de faciliteitengemeenten – met uitzondering van Wemmel – moet bespreekbaar zijn. Wat gaat Vlaanderen doen als bij de gemeenteraadsverkiezingen blijkt dat negentig procent van de inwoners van die gemeenten op Franstalige lijsten stemt? Maar in ruil voor een uitbreiding van Brussel moeten dus wel die faciliteiten worden afgeschaft.” Politiek wetenschapper Herman Matthijs – Knack 13/4

lieselot decalf

“Onze stad is nog aan het groeien. Als een stad groeit, groeien ook de problemen. Na de volgende gemeenteraadsverkiezingen vrijwillig beginnen met een schepen minder zie ik niet meteen zitten.” Burgemeester van Aalst Ilse Uyttersprot (CD&V) is – Het Nieuwsblad 13/4 “De weinigen die het energiebeleid van ons land nog begrijpen, zijn vaak degenen die het systeem hebben misbruikt. Electrabel in de eerste plaats, en een aantal gemeenten die Electrabel blindelings gesteund hebben.” Professor Eric De Keuleneer (ULB) – Knack 20/4 “In alle ernst: de gemeenten moeten uit Eandis. Laat een Vlaamse Energiemaatschappij het Vlaamse energienet aansturen. Dan wordt de Vlaamse regering eindelijk ook zelf financieel verantwoordelijk voor haar eigen politieke beslissingen.” Leuvens burgemeester Louis Tobback (SP.A) – De Morgen 21/4 “Gelukkig telt België nu 11 miljoen inwoners. Stel u even voor dat we maar met 8 miljoen zouden zijn. Dan zouden er heel wat huizen leegstaan. Gemeenten zouden minder inwoners tellen en dus minder inkomsten hebben.” Roland Duchâtelet, schepen en gemeenteraadsvoorzitter te Sint-Truiden en voorzitter van Melexis – De Tijd 23/4

12 I 1 mei 2011 I Lokaal

www.junicompostmaand.be

Hippe en informatieve politiewebsite voor kinderen Www.rupol.be is een Belgische primeur van de politiezone Rupel. Met Kidscorner wil de politie kleuters en kinderen op een eigentijdse en positieve manier bereiken. Onder begeleiding van de mascotte Rupol maken kinderen van twee tot twaalf jaar kennis met het werk van de politie. Via kleurplaten en schuifpuzzels komen ze op een prettige en educatieve manier in contact met de politie. Met een quiz gaan ze spelenderwijs na wat ze al over de politie weten. Wie

in de klas een spreekbeurt over de politie wil geven, vindt op deze site vragen en antwoorden die kinderen bezighouden. Rupol vertelt hoe je een dief herkent, of

een politieauto extra hard kan rijden en of het moeilijk is om politieman of -vrouw te worden. inge ruiters

www.rupol.be


GF

nieuws

Op zaterdag 19 maart opende Vlaams minister van Wonen Freya Van den Bossche de nieuwe Woonwinkel van de stad Aalst.

Aalst bundelt krachten in gezamenlijk woon- en energieloket In Aalst opende in maart in een drukke winkelstraat het woon-en energieloket. Dit loket kwam er omdat werd vastgesteld dat problemen in verband met wonen vaak – en meer en meer – hand in hand gaan met energieproblemen. Zo is er bij de onbewoonbaarverklaring van een woning dikwijls een probleem met de veiligheid van de elektriciteitsinstallatie. Het OCMW krijgt steeds meer mensen over de vloer die steun vragen omdat ze de energiefactuur niet meer kunnen betalen. Ann Van de Steen, schepen Wonen: ‘Aalst heeft al lang een woonwinkel. Mensen met vragen of problemen betreffende wonen kunnen bij ons terecht. We richten ons op alle doelgroepen, zowel huurders, verhuurders als eigenaars; maar we hebben bijzon-

dere aandacht voor mensen die moeilijk hun recht op menswaardig wonen zelfstandig kunnen realiseren. In de woonwinkel zijn ook het sociaal verhuurkantoor, de inventarisatiecel van de leegstand en nu dus ook het autonoom energiebedrijf vzw BEA ondergebracht. Bovendien houden de Huurdersbond, het Vlaams Woningfonds en milieuadvies hier hun wekelijkse adviesmomenten. Door deze laagdrempelige werkwijze op een goede locatie bereiken we heel veel mensen en kunnen we een geïntegreerd antwoord geven op individuele vragen van burgers. Voor het lokale beleid is de steeds meer geïntegreerde werking ook goed, omdat we zo beter weten waar de woonproblemen zich situeren’.

Tot 1 september Projecten publieke ruimte als plek voor kunst in opdracht De projectoproep Harmonisch Park- en Groenbeheer staat dit jaar in het teken van kunst. Het Agentschap voor Natuur en Bos wil gemeentebesturen als opdrachtgevers aanmoedigen voor een creatieopdracht betreffende kunst in een publieke ruimte. Het agentschap Kunsten en Erfgoed lanceert ook een instructieve website als hulpinstrument. Projectvoorstellen indienen kan tot 1 september bij het Agentschap voor Natuur en Bos. www.openbareruimte.be

xavier buijs

nix

Lokaal I 1 mei 2011 I 13


bestuurskracht regionale werking

14 I 1 mei 2011 I Lokaal


De medebeleving van het platteland is onze toekomst Het Pajottenland mag Bokrijk noch Bobbejaanland worden en moet toch zijn landelijkheid bewaren. Om daarvoor de nodige bestuurskracht te verzamelen werken de zeven kleine Pajotse gemeenten samen met het brede middenveld aan een eigen identiteit. tekst marlies van bouwel beeld daniel geeraerts

D

e ingang van het kasteel van Gaasbeek in Lennik ligt maar zes kilometer van het Brusselse metrostation Erasmus. ‘Die stedelijke dreiging weegt. Daarom moeten we aan een plattelandsidentiteit werken,’ zegt Michel Doomst, burgemeester van Gooik. Het platteland heeft de voorbije twintig jaar een enorme evolutie doorgemaakt. De mensen zijn mobieler geworden, ze maken meer gebruik van de stedelijke omgeving terwijl het platteland de plaats is waar ze zich terugplooien. ‘We moeten als kleine gemeenten nu andere behoeften vervullen wat sport, recreatie, cultuur en onderwijs betreft, maar ook onze infrastructuur beter verzorgen. We zoeken naar een invulling voor economische behoeften waarmee vroeger enkel de landbouwers bezig waren. Denk maar aan open ruimte die we samen met de landbouwers moeten ontwikkelen. Om het landelijke karakter niet te verliezen moeten de lokale besturen daar ook mee bezig zijn.’ Dat landelijke karakter betekent voor Michel Doomst de menselijke samenhang, de buurtwerking, het verenigingsleven, de rustpatronen: ‘Dat bewaren is nu delicater dan twintig of vijfentwintig jaar geleden. Dat kun je niet vanuit de bestuurskracht van een gemeente.’ Zo kwam intergemeentelijke samenwerking tien jaar geleden op de agenda van de zeven kleine Pajotse gemeenten Bever, Herne, Galmaarden, Gooik, Lennik, Pepingen en Roosdaal, elk met onge-

Small is beautiful, maar ik geef ook toe dat large useful kan zijn: voor mobiliteit, ruimtelijke ordening en milieudossiers waarvoor we nu soms bestuurskracht tekort komen.

Lokaal I 1 mei 2011 I 15


bestuurskracht regionale werking

veer 10.000 inwoners. ‘We wilden op een constructieve manier tonen dat we zelf onze bestuurskracht konden verbeteren en natuurlijk wilden we het doembeeld van een fusie voor zijn.’ De zeven gemeenten zoeken een nieuwe dorpsdynamiek, ze zoeken strategieën zodat kleine handelaars op nieuwe mogelijkheden kunnen inpikken. Doomst ziet kansen in de vergrijzing, maar ook in toerisme en recreatie: ‘We beginnen met de straat-

Eerst moeten we met onze zeven Pajotse gemeenten weten waar we naartoe willen. Dat is onze reflectiebasis maar het is beslist geen cocon waar we niet uit komen. inrichtingen en meubilering in de dorpskernen. In de zeven gemeenten staan we voor dezelfde uitdaging en kunnen we van elkaar leren. We kiezen vooral voor de kleine horeca, de B&B’s en het hoevetoerisme. De medebeleving van het platteland is onze troef voor de toekomst. Het is onze economische kans want rust en een open gebied zijn aantrekkelijk in onze stresserende maatschappij. Tot nu hebben we dit gesloten benaderd, we moeten een open mentaliteit kweken. Hoe ontwikkelen we dit? Het Pajottenland mag geen Bokrijk blijven maar evenmin een Bobbejaanland worden waar je verzuipt in de recreatie.’ Reflectiebasis ‘Om dat idee gestalte te geven zijn we op zoek gegaan naar middelen en een structuur. Onze bestuurskracht was immers beperkt en dus ook de tijd voor extra vergaderingen of projecten. Ook de inwerkingtreding van onze politiezone heeft ons overtuigd. Er werd federaal opgelegd dat we met zes gemeenten (niet Roosdaal) overeen moesten komen, in de praktijk is die samenwerking altijd vlot verlopen en veel beter meegevallen dan we hadden gedacht.’

De Pajotse gemeenten konden een beroep doen op de Europese middelen van Leader+. ‘Omdat Roosdaal tot dezelfde sociologische familie behoort, is die gemeente er toen bij gekomen. Voor een goede samenwerking moet je qua grootte en sociale realiteit goed bij elkaar passen. We zijn met veel goede wil ook naar Halle geweest, toen het streekplatform werd opgericht, we hebben gemeenschappelijke projecten met Dilbeek en Sint-Pieters-Leeuw. Ook al hebben die grote buurgemeenten veel buitengebied, ze hebben ook dichter bevolkte kernen met andere problemen, andere lusten en andere redenen om al dan niet samen te werken. We leggen die links maar we werken eerst het liefst van beneden naar boven aan een eigen structuur. Eerst moeten we met onze zeven Pajotse gemeenten weten waar we naartoe willen. Dat is onze reflectiebasis maar het is beslist geen cocon waar we niet uit komen.’ De Leader+-methodiek charmeerde deze gemeenten vooral omdat ze met het brede middenveld in zee konden gaan. In de plaatselijke groep zitten sinds de start zeven afgevaardigden van de gemeenten, een van de provincie en ook acht uit het middenveld: telkens twee uit de economische, ecologische, cultuur- en milieusector. Samen bekijken ze nieuwe voorstellen en volgen ze de projecten op. Om in aanmerking te komen voor Leader+ moeten zowel landschapsprojecten, welzijnsideeën als duurzaamheidsprojecten innoverend en grensoverschrijdend zijn. Sinds de start in 2003 kan coördinator Jos Huwaert terugkijken op mooie projecten die zelfstandig blijven groeien, zoals de strijkwinkel of het netwerk trage wegen dat in 2004 met Leadermiddelen werd opgericht en onderhouden: ‘Ondertussen hebben we al een volledige gebiedsdekking van drie gemeenten en een stukje Roosdaal en Sint-Pieters-Leeuw. Dit netwerk Pajottenland wordt nog verder ontwikkeld in Bever, Herne en Galmaarden zodat dit het grootste wandelnetwerk in Vlaanderen wordt.’ Als kleinste Leadergebied heeft het 1,5 miljoen euro beschikbaar tot 2014, de anderen hebben het dubbele. ‘Met dat geld kun-

Pajottenland als keurmerk ‘We sporen de ondernemers aan om het Pajottenland in hun communicatie te gebruiken, ze maken dan geen hoeve-ijs meer maar ijs van een Pajotse vierkantshoeve,’ zegt Lien Standaert die de agenda bewaakt van het Huis van het Pajottenland, de communicatie via de website en de Pajottenkrant verzorgt en de kar trekt van regional branding waarbij de streek als hefboom wordt gebruikt om de plattelandseconomie te versterken. Hiervoor lanceert ze

16 I 1 mei 2011 I Lokaal

acties zoals een opendeurdag bij Pajotse bedrijven waaraan de plattelandsondernemers deelnemen. Met Pasen, Moederdag of Vlaanderendag zijn er Pajottenmanden op verschillende punten te koop. Ze ondersteunt de streekmarkten zoals de aardbeienmarkt die om de twee jaar in Pamel wordt gehouden en waar de Pajotse deelnemers een Pajotse vlag krijgen. Dat leidt tot een sneeuwbaleffect: ‘In de restaurants vragen we op het menu aan te duiden

welke gerechten van het Pajottenland zijn of waarin Pajotse producten werden gebruikt. In de supermarkten staan veel streekproducten aangeduid met lekkers uit het Pajottenland. De mensen hier maar ook de toeristen ontdekken zo de lokale producten en leren ze appreciëren.’ Omdat deze distributie niet gemakkelijk is, krijgt Lien er achttien maanden lang een collega bij. Hij zal de supermarkten bezoeken maar ook de gepaste kaasjes voorstellen die restaurateurs

in salades kunnen verwerken. Omdat de consument authenticiteit zoekt, wordt er volop ingezet op de promotie, de verpakking en de thuisverkoop, maar worden er ook nieuwe producten gelanceerd. Twee jaar geleden was dat de aardbeienkramiek of de vaste kaas waarin aardbeien worden verwerkt. Lien Standaert: ‘Gezond en natuurlijk voedsel is hip. Dat zie je ’s zaterdags op de boerenmarkt in Gaasbeek waar je Pajots ijs, fruit, honing, kaas, bier en brood vindt.’ MvB


nen we ideeën helpen lanceren. De initiatiefnemers werken ze dan uit.’ Jos Huwaert komt medewerkers tekort om de gepaste schwung aan alle ideeën te geven. Toch is hij erg tevreden over het elan dat gegroeid is uit de samenwerking van de lokale besturen en de middenveldorganisaties: ‘Vroeger kenden ze elkaar hooguit bij naam, nu werken ze samen projecten uit. Ook de landschappen en de landelijke gilden bieden samen een educatief pakket aan. Tien jaar geleden was de afstand zeer groot.’ Het is een van de zes projecten die Pajottenland+ op dit moment heeft lopen, net zoals dat van de trage wegen, een erfgoedproject Groetjes uit het Pajottenland, het Zorgnetwerk Pajottenland. Voor het project Kyoto in het Pajottenland wordt gekozen voor innovatieve projecten, voor het dingen op gang brengen. ‘Hoe zet je op het platteland energiezuinige projecten op? Wek je energie op met bermmaaisel of met windmolens of met zonne-

Wek je energie op met bermmaaisel of met windmolens of met zonnepanelen? Denken over zulke keuzes doet ons nadenken over het platteland op lange termijn. panelen? Denken over zulke keuzes doet ons nadenken over het platteland op lange termijn. Het vraagt ook veel overleg met de zeven en veel betrokkenheid opdat iedereen op dezelfde trein blijft zitten,’ zegt Michel Doomst. Voor Doomst is de terugkoppeling met gemeenteraad en achterban heel belangrijk: ‘Dat is dikwijls een probleem bij veel intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.’ Pajottenland.be is een goed uitgebouwde website, je vindt er ook de aparte pagina De Pajottenkrant die 21 keer per jaar op 50.000 exemplaren in het huis-aan-huisblad Pajottenland verschijnt in het Pajottenland en de Dendervallei. ‘Als de landbouwsector zijn visie voorstelt, komt die ook in de krant. Zo kun je de regio meetrekken in de ontwikkeling van je visie en zien de mensen wat er gebeurt. Op die manier bundelen we onze visie voor 2020 of zelfs 2030, we moeten blijvend anticiperen op de stadsdruk. In de toekomst zal die intergemeentelijke samenwerking niet stoppen. Daarvoor hebben we sinds vorig jaar ons Huis van het Pajottenland, een virtueel huis (en het zesde project dat op dit moment loopt). Elke eerste woensdag van de maand vergaderen we in een andere gemeente, het zijn open vergaderingen met de schepenen, de groepen en de verenigingen maar ook met een vertegenwoordiger van Haviland. Middenveldorganisaties stellen er hun toekomstvisies voor. Het is een goed klankbord. Als het nu jeukt, kun je op het overleg vragen hoe de anderen er tegenover staan. Zo hebben we over de wateroverlast veel ervaringen en praktijken uitgewisseld. Dat is interessant.’ Hij hoopt dat de kleine gemeenten over twintig jaar nog bestaan: ‘Dit is het model dat het dichtst bij de mensen staat. Daarnaast moet ons Huis van het Pajottenland beter uitgebouwd zijn, we moeten er een aantal domeinen naar hebben gedelegeerd zodat ze er meer gespecialiseerd kunnen worden uitge-

werkt. Al moeten we opletten dat het niet van ons weg groeit zoals de intercommunales vaak doen. Het blijft ook een delicaat punt: we willen onze eigenheid niet verliezen. Een tweede moeilijkheid is het beperkte personeelsbestand, in plaats van twee zouden we acht tot tien mensen in dienst moeten hebben om ons goed te ondersteunen.’ Vrijwillige intergemeentelijke samenwerking is voor Michel Doomst subsidiariteit ten voeten uit: ‘Hopelijk worden we met de interne staatshervorming in een dergelijke intergemeentelijke samenwerking gestimuleerd en niet overladen met allerlei formele regels. Small is beautiful, in kleinere gemeenten kom je gemakkelijker tot een participatief model. Maar ik geef ook toe dat large useful kan zijn: voor mobiliteit, ruimtelijke ordening en milieudossiers komen we nu soms bestuurskracht tekort. Met zeven kun je een werkstructuur opzetten waarin je de twee combineert. Zo behoud je het voordeel van kleinschaligheid en haal je het voordeel van de grote schaal binnen. Zo is het jammer dat we met zevenen geen gezamenlijk ruimtelijk structuurplan of mobiliteitsplan hebben opgesteld. We kijken nu reikhalzend uit naar een Plattelandsfonds dat rekening houdt met de streken die al aan een ontwikkelingstraject zijn begonnen waarbij mensen zich goed voelen.’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal

advertentie

Landbouw op een hoger niVeau?

Het Vlaanderen van morgen bedenken we vandaag. Hoe zie jij de toekomst? In wat voor Vlaanderen wil je leven? Doe de test op www.ruimtevoormorgen.be Bepaal mee de agenda van het Beleidsplan Ruimte. Wie weet win je een ballonvlucht voor twee!

Lokaal I 1 mei 2011 I 17


bestuurskracht financieel beleid

Nieuw jargon beleid en beheer Door de invoering van de beleids- en beheerscyclus in de gemeenten en OCMW’s moeten we ons ook nieuw jargon eigen maken: lokale besturen leren werken met beleidsvelden, beleidsdomeinen en beleidsitems. We gaan dieper in op de betekenis en het belang van die termen en kijken hoe de BBC-pioniers ermee omgaan. tekst jan leroy beeld nix

D

e gemeenten zijn al jaren vertrouwd met de zogenaamde functionele codes, een cijfermatige indeling van de kredieten op basis van inhoud: administratie, cultuur, milieu of economie. Een gemeente kan de opgelegde functionele codes verder onderverdelen, maar veel soepelheid biedt dit systeem toch niet. Bovendien was er al een tijd een modernisering nodig, gewoon omdat lokale besturen vandaag nu eenmaal met andere zaken bezig zijn dan enkele decennia terug toen de lijst van functionele codes tot stand kwam. De hervorming voor de OCMW’s (1998-2003) koos voor een andere werkwijze. OCMW’s konden (weliswaar binnen vooral door subsidies of erkenningen bepaalde grenzen) vrij activiteitencentra creëren en er een code aan toekennen. Vaak bleven de besturen wel in de buurt van de functionele code die ze tevoren hanteerden, maar verplicht was dat niet. Die vrije keuze betekent vandaag wel dat statistische gegevens over de belangrijkste OCMW-activiteiten (thuiszorg, woonzorg, sociale dienst, maaltijden…) nauwelijks of niet beschikbaar zijn. 149 beleidsvelden Bij de invoering van de beleids- en beheerscyclus (BBC) moest de Vlaamse overheid twee extremen verzoenen: enerzijds de behoefte van een bestuur aan een eigen indeling van de beleidsrapporten (meerjarenplan, budget, jaarrekening)

18 I 1 mei 2011 I Lokaal

in een structuur die zo nauw mogelijk aansluit bij de eigenheid van de gemeente of het OCMW zelf (en bijvoorbeeld gebaseerd is op het organogram) en anderzijds de vraag van Vlaanderen om beleidsmatige statistische informatie te kunnen verzamelen, verwerken en verspreiden. Die statistische behoefte vereist eigenlijk een verregaande standaardisering. De oplossing kwam er via een combinatie van verplichte en vrije elementen. De Vlaamse overheid heeft in een Ministerieel Besluit een reeks beleidsvelden opgelegd die de besturen bij alle registraties moeten gebruiken. Het gaat om in totaal 149 codes die zo goed als alle thema’s bestrijken waarmee lokale besturen te maken krijgen. Zo krijgen de wegen code 0200 mee, vallen de diensten voor toerisme onder 0520 en zitten de serviceflats onder 0952. Uiteraard hoeft

een gemeente of OCMW’s alleen die beleidsvelden te gebruiken die voor de eigen werking relevant zijn. Natuurlijk is de indeling in beleidsvelden altijd een beetje kunstmatig. Wat doe je met de gemeentelijke organisatie van een jeugdfestival: onderbrengen bij jeugd (0750) of bij festivals (0712)? En zit de zorg voor een monumentale begraafplaats bij monumentenzorg (0720) of bij begraafplaatsen (0990)? Zulke discussies bestaan vandaag ook. Het is aan het bestuur om hierin een consequente keuze te maken, op basis van het meest relevante beleidsveld. Gemeenten en OCMW’s moeten de opgelegde beleidsvelden groeperen in beleidsdomeinen en kunnen ze verder opsplitsen in beleidsitems. Beleidsdomeinen Het meerjarenplan, het budget en de jaarrekening zijn grotendeels opgebouwd op basis van de indeling in beleidsdomeinen die de gemeente of het OCMW gekozen heeft. De gemeenteof OCMW-raad bepaalt welke beleidsvelden tot welk beleidsdomein behoren. Alleen het beleidsdomein ‘algemene financiering’ is verplicht. De rest van de

Verplicht beleidsdomein ‘algemene financiering’ Een belangrijk deel van de middelen die lokale besturen ontvangen, is niet gebonden aan een bepaalde activiteit. Ze komen terecht in het beleidsdomein algemene financiering, dat uit zes beleidsvelden bestaat: 0010 Algemene overdrachten tussen bestuursniveaus (o.a. Gemeentefonds, ontvangst van de gemeentelijke bijdrage door het OCMW) 0020 Fiscaliteit 0030 Financiële aangelegenheden (o.a. intresten uit beleggingen) 0040 Openbare schuld (o.a. nieuwe leningen, aflossingen en intresten bestaande leningen) 0050 Patrimonium zonder maatschappelijk doel (o.a. verpachte gronden) 0090 Overige algemene financiering (o.a. schenkingen zonder specifieke bestemming)


indeling is vrij, al moet elk beleidsveld wel in een beleidsdomein worden ondergebracht. De Vlaamse overheid heeft geen maximaal aantal beleidsdomeinen vastgelegd. Minimaal zijn het er twee, omdat ‘algemene financiering’ (met ook een opgelegde inhoud) verplicht is. De verdeling van de beleidsvelden over de beleidsdomeinen maakt deel uit van de toelichting bij het meerjarenplan. De indeling in beleidsdomeinen is niet zonder belang. Ten eerste is het een prima middel om de verschillende beleidsrapporten te enten op het organogram

De gemeente- of OCMWraad bepaalt welke beleidsvelden tot welk beleidsdomein behoren.

van het bestuur. Zo wordt de besteding van de middelen verduidelijkt op een wijze die aansluit bij de eigen organisatie en de eraan verbonden verantwoordelijkheden. Per beleidsdomein zal men kunnen zien welke middelen worden uitgetrokken voor de realisatie van de prioritaire beleidsdoelstellingen, en wat naar het overige beleid gaat. Ten tweede zal de lezer door het verplichte gebruik van het beleidsdomein algemene financiering uit de beleidsrapporten kunnen afleiden hoe deze niet bestemde middelen uit het Gemeentefonds of belastingen verdeeld worden over de andere beleidsdomeinen, die doorgaans hogere uitgaven dan ontvangsten kennen. Politieke keuzes komen op die manier duidelijker tot uiting. De indeling in beleidsdomeinen heeft ten derde ook een belangrijke invloed op de kredietbewaking. Ook na de invoering van de BBC mogen gemeenten of OCMW’s niet meer uitgeven dan de kredieten die de raad heeft uitgetrokken. Zonder in technische details te vervallen is het echter zo dat verschuivingen binnen een beleidsdomein eenvoudiger kunnen worden opgevangen (via een

interne kredietaanpassing of zelfs via een procedure die de gemeente of het OCMW helemaal zelf vastlegt) dan wanneer kredieten tussen beleidsdomeinen moeten verschuiven. In dat laatste geval is altijd een budgetwijziging via de raad nodig. Hoe meer beleidsdomeinen het bestuur definieert, hoe beperkter de beschikbare kredieten per beleidsdomein. Naarmate de beleidsdomeinen groter worden en dus meer beleidsvelden groeperen, zal men minder naar de raad moeten gaan. Gemeenten en OCMW’s zullen hier een goed evenwicht tussen transparantie en soepelheid moeten zoeken. Beleidsitems Terwijl het bundelen van de beleidsvelden in beleidsdomeinen verplicht is (al is de wijze waarop dit moet gebeuren grotendeels vrij), kiezen gemeenten en OCMW’s helemaal zelf of ze met beleidsitems werken. Die dienen om de beleidsvelden verder in te delen. Zo kan men het beleidsveld sport splitsen in openlucht- en binnensport, of in recreatie- en competitiesport, of op nog een andere manier. Een OCMW met twee woonzorgcentra zou van elk een apart beleidsitem kunnen maken. De enige voorwaarde is dat een beleidsitem tot slechts één beleidsveld hoort. Of een bestuur met beleidsitems wil werken zal mee afhangen van de vraag naar de beleids- en beheersinformatie die het registratiesysteem moet opleveren. Uiteindelijk neemt het college (gemeente) of de raad (OCMW) hierover de finale beslissing. De keuze van de verdeling in beleidsdomeinen en beleidsitems moet weloverwogen gebeuren. Voor de vergelijking van jaar op jaar van de beleidsrapporten is het ook goed dat die indeling niet voortdurend verandert. Besturen die de komende jaren met de BBC van start gaan, nemen dus het best de tijd om hier goed over na te denken alvorens definitief te beslissen. Het managementteam moet hierin een belangrijke rol spelen. Jan Leroy is VVSG-stafmedewerker financieel beleid

Wat doen de pioniers? Sinds begin dit jaar zijn twaalf gemeenten en acht OCMW’s aan de slag met de BBC. Die besturen moesten dus al beslissen over de invulling van de beleidsdomeinen. Het beeld is heel uiteenlopend, wat bewijst dat ze er wel degelijk over hebben nagedacht en niet zomaar met een soort eenheidsworst hebben willen werken. Aalst, De Pinte, Oostrozebeke en Zoersel kozen voor beleidsdomeinen die aansluiten bij de (niet opgelegde) indeling van de beleidsvelden in het Ministerieel Besluit van 1 oktober 2010. Ze komen zo tot tien beleidsdomeinen. Alleen de steden Antwerpen (36) en Poperinge (12) hebben er meer. Gemeente en OCMW Overpelt zijn niet alleen samen in de BBC gestapt, ze hebben ook gekozen voor een uniform systeem van beleidsdomeinen, met naast algemene financiering nog mens, ruimte en algemeen beleid. In het OCMW blijft ‘ruimte’ gewoon leeg. De meeste andere besturen hebben vijf tot zeven beleidsdomeinen, met uiteenlopende inhouden en omschrijvingen. Het zou ons te ver leiden om de keuze van elk van de pioniers hier toe te lichten. Alleen die van de stad Vilvoorde willen we u niet onthouden, vanwege de wat eigen invulling: algemene financiering, aangename en veilige wijken, sociale en solidaire stad, stadsontwikkeling, kinderopvang en onderwijs, vrije tijd, en interne organisatie. Wie de indeling in beleidsdomeinen van alle BBC-pioniers wil bekijken, kan terecht op www.vvsg.be, knop werking en organisatie, financiën, beleids- en beheerscyclus.

Lokaal I 1 mei 2011 I 19


GUNNEN OP WAARDE bouwen is oplossingen aanbieden

13 MEILAMOT

SYMPOSIUM

ING

TIM

IT

TE ALI

KW

ARDE

NGSWA BELEVI

HEID

AAM UURZ

D

COMPETENTIES

RISICOMA

NAGEMEN T

PRIJS

...

Bouwen is een cruciale functie in de economie en het maatschappelijke leven. Zij levert en onderhoudt de hardware van onze omgeving en brengt letterlijk alle functies die wij kennen onder één dak: wonen, werken, verplaatsen, ontspannen, zorgen en leven. Het belang hiervan is als het ware herontdekt, wat blijkt uit de vele infrastructuurwerken, de inhaalbeweging in de sociale woningbouw, stadsherwaardering, het sportinfrastructuurfonds, stationsomgevingen, zorginfrastructuur, enz. De manier waarop dit bouwproces verloopt, is echter in de ogen van velen voor verbetering vatbaar. De Europese Commissie wil met haar Groenboek komen tot een vereenvoudiging en actualisering van de wetgeving inzake overheidsopdrachten. De federale en Vlaamse regering wil met PPS, DBF(M)(O) en alternatieve financiering meer, sneller én efficiënter bouwen aan de toekomst.

Lokale besturen zijn op zoek om samen meerdere projecten te kunnen realiseren binnen de vooropgestelde timing, het budget en beleidsdoelstelling zonder de eigen diensten te overbelasten. Het is een misvatting dat aanbesteden voor lokale besturen alleen op laagste prijs moet gebeuren. Door die sterke focus op puur kostprijsoptimalisatie is er immers geen ruimte voor creativiteit en innovatie. Het besef wordt steeds sterker dat deze eigenschappen de bouwsector in staat stellen om aan opdrachtgevers meer toegevoegde waarde te kunnen leveren. De bouwer kan zich bij ‘gunnen op waarde’ beter verdiepen in de wensen en de behoeften van de klant en op die manier oplossingen aandragen die het nut van het uiteindelijke product maximaliseren. ‘Gunnen op waarde’ biedt kansen. De opmars van deze aanpak en de vele goede voorbeelden zijn hiervan de beste getuigenis.

info? marleen.hertogs@groepvanroey.be www.groepvanroey.be

20 I 1 mei 2011 I Lokaal


Programma

10u00

Ontvangst

10u30

Verwelkoming, Mechelen geeft de aftrap! BART SOMERS burgemeester van Mechelen federaal volksvertegenwoordiger

10u45

Bouwen is (toekomstgericht) oplossingen aanbieden! Samenwerking op hoger plan! MARK SUYKENS directeur VVSG

11u00

Gunnen op waarde - Waar het over gaat en op staat EDDY COX gedelegeerd bestuurder Van Roey

11u20

Zoektocht naar meerwaarde en lokale dynamiek - Ruimte voor creativiteit en innovatie KATRIEN SCHRYVERS burgemeester van Zoersel Vlaams volksvertegenwoordiger

11u40

AG VESPA, een belangrijke schakel in stadsontwikkeling - Leren van “’t groen kwartier” HERMAN BOUMANS gedelegeerd bestuurder AG VESPA

12u00

Lunch en netwerking

13u30

Ambitienota 2010-2015 in relatie tot gunnen op waarde PETER SWINNEN Vlaams bouwmeester

13u50

Maatwerk versus standaardisering STEVEN VAN GARSSE manager Kenniscentrum PPS MARC THEIRSSEN senior adviseur Kenniscentrum PPS

14u10

Gunnen op waarde! Hoe doen we dat? SIEM ROETMAN ambassadeur – adviseur ‘Gunnen op waarde’

14u30

Praktische tips bij het voorbereiden en begeleiden van een PPS-project. De geïntegreerde, multidisciplinaire benadering STIJN KNAEPEN juridisch adviseur en procesmanager PPS

15u00

Pauze en netwerking

15u30

Panelgesprek - Het gefragmenteerd (DBFMO) aanbesteden (op prijs) zit diep verankerd. Een meer geïntegreerde aanpak is winwin voor alle betrokkenen. Wat staat er in de weg? WERNER DECREM lid groepsmanagementcomité PMV KOEN VERHOEST prof. dr. KULeuven prof. dr. Instituut voor de Overheid DIRK DE KORT burgemeester van Brasschaat Vlaams volksvertegenwoordiger FILIP DE RYNCK hoogleraar Hogeschool Gent EDDY COX gedelegeerd bestuurder Van Roey

16u30

Slottoespraak KRIS PEETERS Vlaams minister-president

17u00

Receptie

Lokaal I 1 mei 2011 I 21


bestuurskracht financieel beleid

Gent leent voortaan op basis van thesaurietekort Gent heeft de financiering van de buitengewone dienst verfijnd. Moest Gent tot voor kort soms leningen opnemen zonder thesauriebehoefte omdat de opnamedatum van de leningen verstreek, dan wordt nu een veel correctere schatting gemaakt op basis van thesaurieplanningen op korte, middellange en lange termijn. Bij de jaarlijkse afsluiting van de rekening van de Buitengewone Dienst gebruikte de stad Gent in het verleden een heel eenvoudige tabel. Koen Van der Jeugt van de afdeling Treasury van de dienst Financiële Planning: ‘Aan de kant van de uitgaven stonden de vastleggingen, dat wil zeggen het geld dat nodig is om projecten te financieren. Aan de kant van de ontvangsten stonden de vastgestelde rechten, dat wil zeggen de inkomsten van bijvoorbeeld de verkoop van een gebouw. Het verschil tussen die twee bedragen werd geboekt als lening. Die werd opgenomen aan de ontvangstenzijde zodat het begrotingsresultaat van de Buitengewone Dienst altijd in evenwicht was. Die oefening gebeurde per investering: telkens werd het verschil tussen de vastlegging en de eventuele vastgestelde rechten geboekt als lening. Er was dus altijd een directe link tussen een investering en een individuele lening.’ De stad ging op die manier leningen aan met looptijden van 5, 10, 15 en 20 jaar. De opnameperiode voor de lening was 18 maanden maar kon voor leningen van 15 en 20 jaar twee keer met een half jaar verlengd worden. Het exacte moment waarop een lening werd opgenomen (binnen die periode van maximaal 30 maanden) was afhankelijk van onder meer de thesaurietoestand, de rentestand en -verwachting. In elk geval, op het einde van de maximale opnameperiode werd de lening altijd opgenomen, zelfs al was er geen thesauriebehoefte.

Forse besparing Deze werkwijze had voordelen maar ook enkele zwakke punten. Er was het probleem van de bepaling van de leninglasten in het meerjarenplan omdat een opnameperiode van 30 maanden betekent dat een lening gedurende drie dienstjaren kon worden opgenomen. Bovendien werd er soms ook geleend als er niet onmiddellijk een thesaurie-behoefte was. Dat geld moest de stad dan beleggen. Omdat er een verschil is van ongeveer twee procent tussen de kosten van een lening en de opbrengsten van een belegging kostte deze manier van werken de stad handenvol geld: als de stad zijn gemiddelde thesaurie met 20 miljoen euro kan verminderen, dan bespaart ze 400.000 euro per jaar. Deze nadelen, gekoppeld aan de nieuwe beleids- en

22 I 1 mei 2011 I Lokaal

Lenen en beleggen: De Gentse gemeenteraad keurde op 28 maart een kader voor de beleggingen en leningen door de stad goed. Hij legt daarmee de beslissingscriteria, de limieten, de toegelaten instrumenten en de rapporteringen voor beleggingen en leningen vast. De financiële crisis heeft aangetoond dat zo’n kader geen overbodige luxe is. tekst bart van moerkerke beeld layla aerts

E

en zo hoog mogelijk rendement voor de beleggingen tegen een zo laag mogelijk risico. Zo laag mogelijke leningskosten tegen een minimaal risico. Dat zijn in twee zinnen de belangrijkste doelstellingen voor het kader dat de Gentse gemeenteraad op 28 maart goedkeurde. Wat de beleggingen betreft, gaat het in dit besluit over de kortetermijnbeleggingen voor maximaal één jaar. ‘In de praktijk gaat het zelfs over hoogstens enkele maanden,’ zegt Tom Vyncke van de afdeling Treasury van de dienst Financiële Planning. ‘We weten bijvoorbeeld dat we op het eind van elke maand ongeveer 30 miljoen euro aan lonen, pensioenen, dotaties moeten betalen. Als we dan in het begin van


beheerscyclus die op komst is en de banken die na de financiële crisis niet meer bereid waren een opnameperiode van 30 maanden toe te staan, noopten de stad tot de ontwikkeling van een nieuw concept dat aan verschillende voorwaarden voldeed. Koen Van der Jeugt: ‘Er moest een duidelijke lijn zijn met logische overgangen tussen meerjarenplan, budget en opvolging. Het concept moest tegemoetkomen aan het huidige wettelijke kader en rekening houden met het nieuwe wettelijke model van de beleids- en beheerscyclus. En het moest ons toelaten enkel te lenen bij thesauriebehoeften. Die voorwaarden vertaalden we in twee grote principes. Eén, bij het afsluiten van de rekening wordt het bedrag van de leningen niet meer geboekt als vastgesteld recht. Er is dus geen evenwicht meer bij het afsluiten van de rekening van de Buitengewone Dienst. Dat gecumuleerde negatieve resultaat geeft weer hoeveel er maximaal geleend mag worden voor de financiering van de Buitengewone Dienst. Voor de gemeenteraadsleden was dat even wennen, we hebben dat goed moeten uitleggen. Tweede principe, we lenen op basis van de thesauriebehoefte.’ Voor tijdelijke thesauriebehoeften van enkele dagen of weken gaat de stad kortetermijnkredieten aan. Pas als er een permanente thesauriebehoefte is, dat wil zeggen dat de rekening ondanks de inkomsten niet meer boven nul komt, worden er langetermijnleningen aangegaan.

Gent legt criteria vast de maand geld binnenkrijgen van het Gemeentefonds, beleggen we dat voor een korte periode in functie van de toekomstige uitgaven. Uiteraard, en ook dat ligt vast in het goedgekeurde kader, moeten we voldoende kasvoorraad overhouden om de verbintenissen van de stad te allen tijde te kunnen nakomen en onverwachte liquiditeitsbehoeften op te vangen.’ Om de grootte van de leningen te bepalen gaat de stad voortaan uit van het werkelijke cashtekort en niet langer van het budgettaire tekort. Op die manier wil de stad de financieringskost verder verminderen (zie kader). Professionele steun De stad zette al eind mei 2009 het proces in gang om tot een kader voor beleggingen en financieringen te komen. Daar waren verschillende redenen voor. Uiteraard was er de noodzaak om risico’s te vermijden want het gaat om zeer grote portefeuilles: voor de beleggingen 50 miljoen euro, voor de schulden 400 miljoen euro. Bovendien was er een steeds groter aanbod aan complexe, exotische en soms risicovolle producten. En de financiële crisis maakte duidelijk dat ook banken failliet kunnen gaan. Ten slotte was er de overweging dat een beter schuldbeheer dankzij onder meer nieuwe software een aanzienlijk financieel voordeel kan opleveren.

Drie thesaurieplanningen De moeilijkheid is natuurlijk te bepalen hoe groot de thesauriebehoefte in de nabije en verre toekomst zal zijn. Daarom maakt de stad gebruik van drie verschillende thesaurieplanningen: op korte termijn (met een horizon van twee tot drie maanden), op middellange termijn (horizon twee jaar) en op lange termijn. ‘Voor de eerste planning vormen de gekende ontvangsten en uitgaven de basis,’ verduidelijkt Koen Van der Jeugt. ‘Die planning werken we dagelijks bij, we kunnen heel kort op de bal spelen. Voor de planning op middellange termijn hebben we 32 in- en uitgaande stromen geïdentificeerd die de kastoestand bepalen. Die hebben we in een model gegoten en we hebben dat toegepast op de kastoestand van 2007 en 2008. Daaruit bleek dat het een goed en realistisch instrument is. Voor de thesaurieplanning op lange termijn, de moeilijkste oefening, zijn de prognoses uit het meerjarenplan de basis. En we maken gebruik van een aangepast schema uit de beleids- en beheerscyclus voor het bepalen van het resultaat op kasbasis. Alles bij elkaar hebben we daarmee een instrument dat tegemoetkomt aan de vooropgestelde doelstellingen. Maar natuurlijk blijft het noodzakelijk de drie thesaurieplanningen regelmatig te evalueren en eventueel bij te sturen.’ BVM

Lokaal I 1 mei 2011 I 23


bestuurskracht financieel beleid

Voor advies en ondersteuning bij de opmaak van het kader nam het stadsbestuur in het najaar van 2009 een gespecialiseerd bureau in de arm. Dat bracht ook advies uit in verband met de software

drag aan beleggingen in geldmarktfondsen. Ook voor de leningen legt het kader verschillende limieten op die vooral gericht zijn op het renterisico,’ zegt Tom Vyncke.

Nieuw in de organisatie is het rentecomité. Dat is een overleg- en adviesorgaan van de financieel beheerder, de dienstchef Financiële Planning en de treasurer(s). Het comité komt wekelijks bijeen.

nodig voor het toepassen van het kader. De nieuwe SAP-module ‘treasury en risk management’ werd op 1 februari 2011 in gebruik genomen. Het sluitstuk van het hele proces was de goedkeuring van het nieuwe kader door de gemeenteraad. Beslissingscriteria en limieten Wat staat nu in dat kader? Het legt in de eerste plaats de beslissingscriteria vast. Beleggingen kunnen bijvoorbeeld enkel gedaan worden met banken van een door het college goedgekeurde lijst. Tom Vyncke: ‘Voor bedragen die hoger zijn dan 500.000 euro moeten de banken minstens een A-langetermijnrating van Moody’s of Standard & Poor’s hebben. Bij beleggingen in geldmarktfondsen – daarbij is het rendement onzeker en ook het kapitaal is niet gegarandeerd – moeten die fondsen minimaal een AAA-rating hebben.’ Voor de financiering van de structurele thesauriebehoeften kunnen zowel financieringsinstrumenten op korte als op lange termijn gebruikt worden. Een zekere spreiding over verschillende banken en verschillende instrumenten is aangewezen. Het college bepaalt ook de verhouding tussen leningen met een vlottende en leningen met een vaste rente. Naast de beslissingscriteria bepaalt het kader ook een hele reeks limieten. ‘Zo is er een maximaal bedrag aan beleggingen per bank. Dat bedrag wordt door het college goedgekeurd op voorstel van het rentecomité. Er is ook een maximumbe-

24 I 1 mei 2011 I Lokaal

Toegelaten instrumenten Verder bepaalt het kader welke instrumenten toegelaten zijn. Voor de beleggingen gaat het over instrumenten uitgegeven door de overheid (schatkistcertificaten en -bons, thesauriebewijzen op korte termijn, depositobewijzen) of door een financiële instelling (zichtrekening, spaarrekening, termijnbelegging…). Derivaten of afgeleide producten zijn niet mogelijk. Voor de leningen zijn de toegelaten korte- en langetermijninstrumenten opgesomd. Tom Vyncke: ‘Vroeger gingen

leningen zijn derivaten of afgeleide producten enkel mogelijk in hun eenvoudigste vorm en als ze volledig begrepen kunnen worden. Ten slotte is voor de beleggingen en de leningen een hele reeks rapporteringen vastgelegd. Daarin staat wat wanneer aan wie moet worden gerapporteerd. Alles wordt ingebracht in het SAP-softwaresysteem: de deals met de verschillende banken, de limieten per bank, de producten, alle mogelijke gegevens over de beleggingsportefeuille, de dagkoersen, de verdeling van de schuldportefeuille over de verschillende banken, de verdeling tussen vaste en vlottende rentevoet enzovoort. Dat geeft heel veel rapporteringsmogelijkheden. ‘En die snelle rapportering laat ons toe snellere en juistere beslissingen te nemen. In de razendsnel evoluerende financiële markt kan of zal dat een financieel voordeel opleveren,’ zegt Tom Vyncke. Nieuw in de organisatie Het nieuwe kader voor de treasury heeft ook enkele veranderingen in de organisatie meegebracht. Er is een scheiding aangebracht tussen front- en middle office, en backoffice. Het frontoffice sluit de transacties af, het middle office brengt ze in

Een snelle rapportering laat toe snellere en juistere beslissingen te nemen. In de razendsnel evoluerende financiële markt kan dat een financieel voordeel opleveren.

we enkel klassieke bankleningen aan. Nu zullen we voor onze financiering meer gebruik maken van thesauriebewijzen. Dat zijn kortetermijninstrumenten, papier dat we op de markt brengen en waarin andere overheden kunnen beleggen. Thesauriebewijzen zijn goedkoper dan lenen bij de bank. Maar er is een renterisico omdat je elke maand thesauriebewijzen uitgeeft en de kortetermijnrente kan stijgen. Daarnaast heb je ook een liquiditeitsrisico omdat je telkens beleggers moet vinden.’ Voor

SAP in. Het backoffice valideert en boekt de transacties in SAP. Deze functiescheiding werd ook opgezet in SAP. Iemand van het frontoffice kan bijvoorbeeld geen transacties meer boeken in SAP. Nieuw in de organisatie is het rentecomité. Dat is een overleg- en adviesorgaan van de financieel beheerder, de dienstchef Financiële Planning en de treasurer(s). Het comité komt wekelijks bijeen. Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal


bestuurskracht OCMW-gemeente

2013: elke gemeente een OCMW-voorzitter-schepen Vanaf januari 2013 wordt de OCMW-voorzitter overal in Vlaanderen toegevoegd aan het college van burgemeester en schepenen. Sinds 2007 kozen al twee op drie gemeenteraden voor deze formule. Een overzicht van de belangrijkste bepalingen en veranderingen, en van de heersende misverstanden. tekst pieter vanderstappen beeld stefan dewickere

O

ngeveer een derde van de gemeenteraden besliste bij het begin van de huidige beleidsperiode om de OCMW-voorzitter nog niet toe te voegen. Dat kan vanaf de volgende legislatuur niet meer. In dit overzicht hebben we het niet over de verloning en het statuut. Opgelet: ook voor besturen waar de voorzitter wel al toegevoegd is aan het college, gelden er wat betreft het OCMW-voorzitterschap vanaf 2013 enkele kleine veranderingen. Verkiezing De OCMW-voorzitter wordt ook in 2013 verkozen door en onder de OCMWraadsleden. Sommigen denken ten onrechte dat de toevoeging aan het college betekent dat de gemeenteraad nu de OCMW-voorzitter zal kiezen. Het OCMW-decreet regelt echter uitdrukkelijk dat de OCMW-raad als enige bevoegd is om een voorzitter te kiezen onder de raadsleden. Deze verkiezing gebeurt door middel van een akte van voordracht die ingediend wordt voor de installatievergadering van de OCMW-raad. Wordt geen geldige akte ingediend, dan volgt meteen een geheime stemming. De gemeenteraad heeft dus geen enkele bevoegdheid bij de verkiezing van de OCMW-voorzitter. Een ander vaak voorkomend misverstand is dat de OCMW-voorzitter gemeenteraadslid moet zijn. Ook dat is niet correct. Wel juist is dat personeelsleden van de gemeente waar het OCMW gelegen is, geen OCMW-voorzitter kunnen worden. Voor leden van de vrijwillige ambu-

lance- en brandweerdiensten geldt deze uitsluiting niet. Nieuw is dat ook de leden van het gemeentelijk onderwijzend personeel niet meer in aanmerking komen om OCMW-voorzitter te worden. De automatische toevoeging aan het college leidt er immers toe dat de voorzitter ook volwaardig schepen wordt, en dat is voor de decreetgever onverenigbaar met de hoedanigheid van lid van het gemeentepersoneel, inclusief het onderwijzend gemeentepersoneel.

Bevoegdheden in het OCMW De OCMW-voorzitter krijgt zijn bevoegdheden door of krachtens de wet of het decreet. Voorbeelden hiervan zijn de raad bijeenroepen en voorzitten, de agenda opstellen, de beslissingen van de politieke organen uitvoeren of indien nodig tot dringende hulpverlening overgaan. Een volledige opsomming zou ons te ver leiden. Wel is het belangrijk aan te stippen dat wanneer de OCMW-raad in 2013 zou beslissen om geen vast bureau meer te

Wanneer de OCMW-voorzitter dit wenst, kan de secretaris van het OCMW in het college toelichting geven over de punten waarvoor een advies van het college verplicht is. Vervanging van de voorzitter Tijdens de installatievergadering van de OCMW-raad moet de voorzitter een of meer vervangers aanduiden. Kiest hij er meer dan één – wat wenselijk is –, dan moet hij in rangorde bepalen wie het eerst in aanmerking komt. Daarbij wordt steeds voorrang gegeven aan de eventuele ondervoorzitter(s). Wanneer de voorzitter twaalf weken of langer afwezig is, zal de waarnemend voorzitter ook in het college de voorzitter vervangen. Bij een afwezigheid van minder dan twaalf weken wordt de OCMW-voorzitter niet vervangen in het college.

hebben, er een aantal bevoegdheden bijkomen voor de voorzitter: de aanstelling van een waarnemend secretaris of financieel beheerder in spoedeisende gevallen en het opstellen van een verslag voor de evaluatie van de secretaris, de financieel beheerder en eventueel de ombudsman. Bevoegdheden in het college van burgemeester en schepenen De OCMW-voorzitter-schepen is een volwaardige schepen en kan bij de interne taakverdeling dus ook nog een heel ander beleidsdomein toegewezen krijgen: openbare werken of sport bij-

Lokaal I 1 mei 2011 I 25


bestuurskracht OCMW-gemeente

In Kinrooi is Anita Meerten OCMW-voorzitter en zesde schepen.

voorbeeld. We herhalen dat de OCMWvoorzitter ook in dat geval geen gemeenteraadslid hoeft te zijn. Toch moet hij aanwezig zijn op de gemeenteraad. Als niet-gemeenteraadslid heeft hij daar alleen een raadgevende stem. Overlegcomité verdwijnt De toevoeging van de voorzitter aan het college betekent niet dat er een andere schepen minder is. Het gemeentedecreet berekent het maximale aantal leden van het college op basis van een formule waarbij het bevolkingscijfer be-

paalt hoeveel schepenen er naast de burgemeester en de OCMW-voorzitter nog zijn. De OCMW-voorzitter wordt dus niet meegeteld bij de opsomming van het maximale aantal schepenen. Wel staat in het Witboek dat elke gemeente vanaf 2019 een schepen minder moet tellen. Een ander gevolg van de toevoeging van de OCMW-voorzitter is dat het overlegcomité verdwijnt. Het overlegcomité is een adviesorgaan, samengesteld uit een delegatie van de OCMW- en de gemeenteraad, waar zaken besproken worden die beide besturen aan-

Vanaf 2013 kan de burgemeester enkel met raadgevende stem de vergaderingen van de OCMW-raad bijwonen, maar kan hij hem niet meer voorzitten.

gaan. Voor sommige beslissingen van de gemeente die een impact hebben op het OCMW, bijvoorbeeld een wijziging aan de rechtspositieregeling, is er voorafgaand advies nodig van de OCMWraad. Het echte overleg tussen gemeente en OCMW vindt echter plaats in het college, dat bevoegd is om over verschillende belangrijke beslissingen van de OCMW-raad voorafgaand advies te geven. Wanneer de OCMW-voorzitter dit wenst, kan de secretaris van het OCMW in het college uitgenodigd worden om toelichting te geven over de pun-

De OCMW-voorzitter is een schepen met helikopterzicht Michel Du Tré voelt zich een aandachtige toeschouwer op het college van Waasmunster: ‘Als OCMW-voorzitter breng je de ervaringen uit het OCMW mee. Het college is wekelijks een vruchtbare uitwisseling van ideeën en ervaringen, in het belang van beide besturen.’ Voordat Ann Pycke voorzitter van het OCMW van Schoten werd, was ze drie jaar schepen van Cultuur: ‘Door in het college te zetelen volg je als OCMW-voorzitter en toegevoegd schepen – waar halen ze toch die naam? – de alledaagse problematiek van de gemeente van naderbij. Je bent sneller op de hoogte en je hebt er medezeggenschap over. Soms kun je

26 I 1 mei 2011 I Lokaal

aan beslissingen zelfs een sociaal tintje geven of de andere schepenen wijzen op het effect van hun beslissingen voor het OCMW. Ook wisselen we nu sneller ervaringen uit. Het is mijn droom dat elke schepen hierdoor een socialere reflex krijgt.’ Ook de Genkse OCMWvoorzitter-schepen Guido Vandebrouck probeert de neuzen van zijn collega’s in de sociale richting te zetten: ‘Dan wordt de cliënt de grote winnaar. Daarom blijf ik constant op de spijker van het sociale aspect van elke beslissing slaan. In het wekelijkse rondje heb ik de kans om OCMW-items ter sprake te brengen. Als de burgemeester vraagt of er dringende punten

zijn, benut ik die kans, want zo krijgen de andere schepenen op termijn een sociale reflex.’ Dankzij zijn aanwezigheid in het college heeft hij een helikopterzicht op de gemeente en voelt hij zich nu veel meer een bruggenbouwer, terwijl hij vroeger de bedelaar was: ‘Als bruggenbouwer werk je aan een proces om draagvlak te creëren voor het sociale en zoek je naar synergieën. Hierdoor kun je ook werken aan het imago van het OCMW. Door die synergie met de gemeente wordt nog duidelijker dat het OCMW er voor iedereen is.’ Ook Michel Du Tré zit niet langer op een eiland: ‘Ik ben ervan overtuigd dat je als OCMW-voorzitter die

deel uitmaakt van het college veel beter de financiële polsslag van de gemeente voelt en daar het eigen budget meer op kunt afstemmen. Het personeelsbeleid in het algemeen en de totstandkoming van de rechtspositieregeling in het bijzonder worden ook veel beter aangevoeld en maximaal op elkaar afgestemd. Veel vaker dan vroeger wordt nu ook gesuggereerd om gezamenlijk aan te kopen of aan te besteden.’

Buitenbeentje Ook al voelt Ann Pycke zich een volwaardig lid van het college, toch is ze soms een buitenbeentje: ‘De verschillende gemeentelijke diensten zitten


De OCMW-voorzitter is een volwaardige schepen en kan dus ook nog een heel ander beleidsdomein toegewezen krijgen. An Brosens is in Baarle Hertog OCMW-voorzitter en een van de drie schepenen.

ten waarvoor een advies van het college verplicht is. De OCMW-voorzitter kan zelf mee stemmen over het advies dat gegeven wordt aan het OCMW. Het principe is dat de voorzitter altijd stemrecht heeft in het college, ook als hij geen gemeenteraadslid is en er zaken besproken worden die louter tot de bevoegdheid van de gemeente behoren. Hierop zijn twee uitzonderingen. Ten eerste mag de voorzitter niet meestemmen (maar wel mee bespreken) als het college iemand wil afvaardigen in het kader van het toezicht om het OCMW ter plaatse te con-

samen, het OCMW heeft een apart gebouw waar ik dagelijks kom terwijl ik veel minder op het gemeentehuis ben. Daarnaast is er een financiële reden: het budget van de gemeente is beperkt en moet worden verdeeld. De OCMW-dotatie ligt al vast van bij het begin van deze beleidsperiode en ik doe samen met de OCMW-ambtenaren al het nodige om ermee toe te komen. De vakschepenen voeren dikwijls een strijd om hun ding binnen te halen. Als “buitenstaander” kan je mening dan wel doorwegen, omdat je financieel heel neutraal kunt kijken naar wat de mensen nu het belangrijkste zouden vinden. Zo heb je als OCMW-voorzitter

troleren. Hij mag ook niet aan de stemming deelnemen wanneer het college stemt of beroep tegen een beslissing van de OCMW-raad aantekent. Over alle andere zaken stemt de OCMW-voorzitter altijd mee, tenzij hij een persoonlijk belang heeft. Rol van de burgemeester op de OCMW-raad De bevoegdheid van de burgemeester ten opzichte van de OCMW-raad is op dit moment nog verschillend, afhankelijk van het feit of de OCMW-voorzitter

een verruimingsfunctie. Ik pleit er heus niet voor om de vaste dotatie van het OCMW (of de politie) af te schaffen, integendeel: ik durf ervoor te pleiten dat elke vakschepen een eigen dotatie zou krijgen… maar dat is een andere discussie. Het zou anderzijds wel de plaats van de voorzitter in het college wijzigen.’ Michel Du Tré vindt het vooral negatief dat de OCMW-voorzitter alleen in het college zetelt: ‘Een schepencollege is vaak de zetel van de echte politieke besluitvorming of het forum voor een informele politieke discussie. De verleiding is nu heel groot om binnen het college algemene lijnen uit

al dan niet deel uitmaakt van het college. Vanaf 2013 gelden overal dezelfde regels. Zo kan de burgemeester enkel met raadgevende stem de vergaderingen van de OCMW-raad (ook het besloten deel) bijwonen, maar kan hij hem niet meer voorzitten. Als de burgemeester niet aanwezig kan zijn, dan kan hij zich laten vervangen door een schepen. Deze vervanging moet door de burgemeester telkens schriftelijk en voorafgaand aangekondigd en gemotiveerd worden. Een vervanger aanduiden die automatisch inspringt als de burgemeester niet

te zetten – want de OCMWvoorzitter is er toch bij –, die vaak een grote weerslag hebben op het OCMW, zonder dat andere OCMW-raadsleden erbij betrokken worden. Als lid van het college ben je vaak al heel ver mee met de leden van het college, terwijl er nog geen overleg is geweest met de collega’s binnen het OCMW. Hetzelfde geldt voor de administratie. Dikwijls bespreken we onaangekondigd OCMWmateries terwijl onze secretaris nergens te bespeuren is. Ook voor hen is dit frustrerend: de voorzitter die na een collegevergadering meedeelt dat deze of gene beslissing werd genomen, terwijl deze ook een

grote invloed kan hebben op het OCMW.’

Tijdverslindend Net zoals veel van haar collega’s ervaart Ann Pycke de extra tijdsbesteding als het meest negatieve: ‘Omdat het OCMW een bestuur met eigen structuren is, hebben we wekelijks onze OCMW-raad en maandelijks of tweewekelijks ons comité. Als voorzitter van het OCMW zit ik maandelijks minstens vijf vergaderingen voor. Daarnaast is er het wekelijkse schepencollege. Om goed te kunnen vergaderen bereid ik graag mijn dossiers voor.’ Ook Michel Du Tré steekt de nodige tijd en energie in de

Lokaal I 1 mei 2011 I 27


bestuurskracht OCMW-gemeente

Het overlegcomité verdwijnt, het echte overleg tussen gemeente en OCMW vindt plaats in het college. In Sint-Pieters-Leeuw zit OCMW-vooorzitter Roland Meulemans naast de burgemeester.

naar de raad gaat, kan dus niet meer. De burgemeester (of zijn vervanger) heeft het recht tijdens de zitting zelf de stemming (en dus niet de bespreking) over een agendapunt te verdagen, behalve voor punten die handelen over individuele toekenning of terugvordering van maatschappelijke dienstverlening. Wanneer de stemming verdaagd wordt, kan het punt ten vroegste dertig dagen later opnieuw behandeld worden, tenzij het college van burgemeester en schepenen eerder een advies uitgebracht heeft over

voorbereiding van het schepencollege om dat goed te kunnen volgen: ‘Deze inzet komt boven op de grote aandacht die een OCMW vraagt. Vaak leidt een OCMW-voorzitter een centrum dat meer werknemers telt dan het gemeentebestuur. De druk van beide werkvelden is een onvermijdelijk negatief effect waar de gewone schepenen veel minder last van hebben.’ Met vijfhonderd medewerkers is het OCMW van Genk een groot bedrijf. Daarnaast moet Guido Vandebrouck een uitgebreid netwerk in stand houden. De vergaderingen vormen een zware tijdsinvestering. Daarnaast valt voor hem het cultuurverschil op. ‘In de gemeente is er een zakelijke dossierbenadering terwijl je

28 I 1 mei 2011 I Lokaal

dat punt. Het verdagingsrecht kan voor elk punt maar één keer gebruikt worden. Ondervoorzitter(s) De OCMW-raad kan een of meer ondervoorzitters verkiezen om de voorzitter te ondersteunen als de gemeente hiervoor een machtiging gegeven heeft. Maar dan moet de gemeente het wel met een of twee schepenen minder doen. Een ondervoorzitter wordt op dezelfde wijze verkozen als de OCMW-voorzitter. Als er een vast bureau is, moet een onder-

op het OCMW met individuele cliënten te maken hebt die je op maat en in vertrouwen benadert en met wie je samen aan een proces werkt. Samenwerken en ondersteunende diensten integreren is meer dan samen in een gebouw zitten. Het vergt een heel proces om de verschillen in cultuur op elkaar af te stemmen.’

Eigenheid bewaken Om het werk de baas te kunnen volgt Ann Pycke in het college een beperkt aantal onderwerpen op: ‘Ik spits me toe op sociaal woonbeleid en het sociaal woonobjectief dat elke gemeente moet halen. Ik probeer ook regelmatig nieuws van het OCMW op het schepencollege te brengen,

voorzitter wel gekozen worden uit de leden daarvan. De OCMW-voorzitter, en niet de raad, kan bepaalde bevoegdheden delegeren aan de ondervoorzitter(s). De functie van OCMW-voorzitterschepen is dus heel boeiend maar ook erg uitgebreid. Het is dan ook een hele uitdaging ze goed uit te voeren.

Pieter Vanderstappen is VVSG-tafmedewerker OCMW-bestuurlijke organisatie

zodat de OCMW-problematiek voor mijn collega’s niet vreemd blijft, want onbekend maakt onbemind.’ Ook Michel Du Tré geeft altijd voorrang aan het OCMW: ‘Agendaconflicten of een verminderde inzet mogen nooit het gevolg zijn van het lidmaatschap van het schepencollege.’ Omdat het om meer dan een gewone portefeuille gaat probeert hij zo vaak mogelijk en systematisch terug te koppelen naar de collega’s van het OCMW, zowel van het politieke als van het administratieve korps. Voor Guido Vandebrouck is de voorzitter-schepen de bewaker van waar een OCMW voor staat: ‘Het sociale aspect moet in de eigen operationele autonomie van het OCMW bewaard

blijven.’ Net zoals de OCMWraadsleden voelt hij zich geen echte politieker: ‘In de politiek zie je vaak dat goede bedoelingen ondermijnd worden omdat andere belangen beginnen te spelen. Ook het financiële aspect weegt daar meer door, en dat mag en kan niet in het OCMW. Anders dreig je de boodschap te missen dat de cliënt altijd centraal staat. Er bestaat geen middenweg.’ Toch pleit hij voor samenwerking: ‘Het speelveld waarin het OCMW moet optreden is heel divers en groot. Niet alleen samenwerken met de gemeente is de boodschap, ook moet je op basis van vertrouwen een netwerk opbouwen met andere organisaties. Pas dan kan iedereen erbij winnen.’ MvB


lokale raad

Hoe zit dat met die overgangstermijn voor gemeentelijke verzelfstandiging? Veel gemeenten hebben in het verleden gemeentelijke vzw’s, gewone gemeentebedrijven en autonome gemeentebedrijven opgericht. Voor deze zogenaamde verzelfstandigde structuren verschenen in het Gemeentedecreet veel nieuwe regels. Om de gemeentebesturen en hun ‘dochters’ de kans te geven zich aan die nieuwe regels aan te passen, laste de decreetgever een overgangstermijn in.

Oude en nieuwe regel Oorspronkelijk stond in artikel 310 van het Gemeentedecreet dat oude verzelfstandigde structuren zich moesten aanpassen aan de nieuwe regeling van Titel VII, Hoofdstuk II Gemeentedecreet binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dat hoofdstuk. Aangezien de bepalingen over de externe-auditcommissie maar niet in werking traden, dreigden ook de algemene bepalingen dode letter te blijven. Daarom legde het Hersteldecreet van 23 januari 2009 een nieuwe deadline op: de driejarige termijn werd vervangen door de vaste datum van 1 januari 2013.

Nieuwe verzelfstandiging

In het Gemeentedecreet is er geen sprake meer van gemeentelijke vzw’s of gewone gemeentebedrijven (regieën), wel nog van autonome gemeentebedrijven, al hebben deze een opfrissing gekregen. De vroegere gemeentelijke vzw’s lopen nu uit in externe verzelfstandigde agentschappen in privaatrechtelijke vorm (EVA-vzw’s, al zijn ook de vennootschap of de stichting mogelijkheden). Ook autonome gemeentebedrijven zijn EVA’s, maar dan wel in publiekrechtelijke vorm. Daarnaast zijn er nog intern verzelfstandigde agentschappen (IVA’s), die te vergelijken vallen met de vroegere gewone gemeentebedrijven. Om een nieuw AGB of een EVA-vzw op te richten moeten de regels van het Gemeentedecreet al sinds 1 januari 2007 gevolgd worden. Voor deze structuren is er dus geen overgangsregeling, want ze vielen nooit onder de vroegere regeling.

Oude verzelfstandiging Alle andere structuren die al vóór de inwerkingtreding van het Gemeentedecreet bestonden (vóór 1 januari 2007 dus) en die ‘belast zijn met welbepaalde taken van gemeentelijk belang’ (zie artikel 225, §3 GD), moeten ten laatste op 1 januari 2013 in regel zijn met het Gemeentedecreet. Dat betekent niet dat ze dezelfde structuur moeten behouden, maar wel dat ze een

vorm zullen moeten aannemen die in het Gemeentedecreet staat, inclusief alle regels die daarbij horen. Een gemeentelijke vzw zal dus normaal worden omgevormd in een EVA-vzw (= min of meer zelfde rechtsvorm), maar ze kan even goed een IVA of een AGB worden. Een gemeente kan zich geleidelijk aanpassen aan de regeling van het Gemeentedecreet, maar pas op het moment dat de bevoegde organen (en in elk geval de gemeenteraad) beslissen om de structuur definitief om te vormen/aan te passen, zal de nieuwe regeling volledig in werking treden. Enkel de artikelen 228 (formele motivering en openbaarheid van bestuur), 229 (onverenigbaarheden) en 230 Gemeentedecreet (terbeschikkingstelling/overdracht middelen, infrastructuur of personeel) zijn in ieder geval al van toepassing. Belangrijk is nog de sperperiodebepaling (art. 227 GD): er mogen geen nieuwe oprichtingen van of deelnames in gemeentelijke EVA’s zijn in de twaalf maanden voor de datum van de volledige vernieuwing van de gemeenteraden (2 januari 2013). Dit heeft normaal gezien geen invloed op de omvorming van bestaande structuren, omdat het hier strikt gezien niet om nieuwe oprichtingen gaat. Enige nuance toch: als de omvorming betekent dat een AGB of vzw zijn doel fors uitgebreid ziet worden, wordt dit wel beschouwd als een feitelijke nieuwe structuur. Dat kan dus niet in 2012, net zo min als een omvorming naar een verdergaande structuur van verzelfstandiging. Van AGB naar vzw kan dus niet, omgekeerd eventueel wel. Volgt u nog? Nog dit: of u nu moet omvormen tegen 2012 of tegen 2013, begin er tijdig aan. Het is riskant te wachten tot december van het jaar in kwestie, wetende dat er een goedkeuringstoezicht aan de omvorming is verbonden (in principe 100 dagen). Tenzij u dus écht zeker weet dat u een goedkeuring mag verwachten, valt het aan te raden uw gemeenteraadsbeslissing (inclusief motivering college en aangepaste statuten) tijdig op te sturen naar de Vlaamse regering (in feite Agentschap Binnenlands Bestuur). Anders zadelt u uzelf met een tijdelijk illegale toestand op.

Mail uw vragen over de gemeentelijke verzelfstandiging naar david.vanholsbeeck@vvsg.be

advertentie

Een goed muziekinstrument heeft een goede stemmer nodig ...

Uw gaslekdetectie-installatie ook. Om een efficiëntie en een maximale zekerheid te garanderen dienen uw gaslekdetecties geïnstalleerd en regelmatig onderhouden te worden door ervaren specialisten (*). Gaslekdetectie is ons beroep … sinds 1982. U kan op ons betrouwen !

(*) Elke gaslekdetectie dient periodiek geijkt te worden volgens de voorschriften van de fabrikant.

Tel.: 019 33 99 50 - Fax: 019 33 99 55 services@dalemans.com

THE BELGIAN PIONEER IN GAS DETECTION

MAN ANN SERV adm com VL -LOKAAL -186*62.indd 2

16/02/11 12:17:39

Lokaal I 1 mei 2011 I 29


de raad van Zedelgem

Naar de Raad van State De gemeente Zedelgem wil het nieuwe voetbalstadion van Club Brugge niet op haar grondgebied. Gesteund door alle raadsleden vecht ze de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Brugge nu aan bij de Raad van State.

tekst bart van moerkerke beeld stefan dewickere

Drie jaar geleden nam Zedelgem een prachtig nieuw gemeentehuis in gebruik. Op de vierde donderdag van de maand komt de gemeenteraad er bijeen in de ruime zaal op de eerste verdieping. In april is de vergadering met een week vervroegd omwille van het laatste agendapunt: ‘Het verzoekschrift tot schorsing en nietigverklaring van het GRUP afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge’ moet namelijk ten laatste op dinsdag 26 april bij de Raad van State worden ingediend. Formeel hoeft het niet aan de gemeenteraad te worden voorgelegd maar omdat het dossier de voorbije jaren met de regelmaat van een klok in de raad ter sprake kwam, wil het college de raadsleden toch op de hoogte brengen van de inhoud van het verzoekschrift. Het gespreksonderwerp bij het talrijk opgekomen publiek is echter niet het verzoekschrift maar wel het ‘optreden’ daags voordien van burgemeester Hilaire Verhegge in de rubriek ‘Mijn

30 I 1 mei 2011 I Lokaal

Dorp’ van het televisieprogramma Man Bijt Hond. De burgemeester vertelt hoe de programmamakers hem zo ver kregen dat hij met zijn oldtimertractor boodschappen ging doen in het dorp. Even voorbij half acht opent voorzitter Brigitte Himpens de zitting. Het eerste agendapunt is een demonstratie van de nieuwe gemeentelijke website die binnenkort online gaat. Joris Schutyzer, diensthoofd communicatie en ICT, neemt plaats achter de laptop, via een beamer wordt het computerscherm geprojecteerd op een wand in de raadzaal. In een kwartiertje worden de raadsleden en het publiek door de nieuwe site geloodst. Hij ziet er op het eerste gezicht niet alleen prima uit, hij lijkt ook zeer gebruiksvriendelijk en klantgericht. ‘De bestaande website vertrok vanuit de diensten, de nieuwe denkt vanuit de burger,’ vat Joris Schutyzer het samen. En wat de veiligheid betreft hoeft niemand zich zorgen te

maken, want de site van het Witte Huis werd met dezelfde software gebouwd. Ook de agendapunten twee en drie zijn niet alledaags. Eerst neemt de raad kennis van het ontslag van raadslid Christophe Vermeulen, daarna volgt het onderzoek van de geloofsbrieven van zijn opvolgster Eileen Deelkens. Als de voorzitter vervolgens haar sjerp omgordt, krijgt ze spontaan applaus van het publiek. Ze benadrukt dat Zedelgem wellicht de enige gemeente is waar de gemeenteraadsvoorzitter een eigen sjerp heeft, roodwit met de schelpjes van het

gemeentelogo en daaronder het woord ‘voorzitter’. Daarna legt Eileen Deelkens de eed af: iemand uit het publiek en de correspondent van De Weekbode staan in voor de foto. Ze missen echter het moment en daarom ziet het kersverse raadslid zich verplicht een Obamaatje te doen en een tweede keer de eed af te leggen: ‘Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.’ De volgende agendapunten passeren zonder al te veel debat. Als twee dossiers over mobiliteit aan de beurt komen, neemt schepen Jurgen


Dehaemers plaats achter de laptop. Hij krijgt het ding niet aan de praat, ook niet met de hulp van secretaris Heidi Malengier. En omdat het diensthoofd ICT intussen al naar huis is, moet informaticaschepen Arnold Naessens de meubelen redden. Hij slaagt met verve want al snel verschijnt het logo van Google Earth op de muur. Schepen Dehaemers zoomt in op de wijk De Mote en geeft met de muis aan waar de gemeente parkeerstroken wil aanleggen op de verhoogde berm. Hij krijgt een unaniem ja. Vervolgens gaat het naar het kruispunt

van de Kloosterstraat met de Koning Albertstraat. Daar wil het college een parkeerverbod invoeren. De twee actiefste oppositieraadsleden, Gunter Boffel en Tom Maes, denken dat het probleem ruimer is dan het kruispunt. Ze vragen ook aandacht voor de aanpalende straten, voor de problemen van het zware verkeer en de paaltjes die keer op keer kapot worden gereden. De schepen is het met hun opmerkingen eens en stelt voor het dossier naar de volgende gemeenteraad over te hevelen. Het uitstel wordt unaniem goedgekeurd.

En dan is het tijd voor het hoofdgerecht van de zitting, het verzoekschrift aan de Raad van State. Raadslid Boffel heeft er problemen mee dat de tekst pas die dag om 15 uur beschikbaar was en dat hij dus geen tijd heeft gehad om het document van 39 bladzijden grondig door te nemen: ‘Zou het niet beter zijn morgen of desnoods op Paasmaandag een korte extrazitting van de raad te organiseren?’ Hier en daar wordt een wenkbrauw gefronst. Schepen van Ruimtelijke Ordening Patrick Arnou is er ook niet gelukkig mee dat de advocaat het

document zo laat bezorgde. Hij stelt voor dat hijzelf het document punt voor punt toelicht. Daarna kunnen ze dan beslissen of er nog een extrazitting nodig is. ‘Op 4 februari 2011 stelde de Vlaamse regering de definitieve afbakening vast van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”. Dat GRUP maakt het mogelijk dat het nieuwe multifunctionele stadion van voetbalclub Club Brugge op Chartreuse komt, op het grondgebied van de Zedelgemse deelgemeente Loppem. De gemeente en drie omwonenden van het gebied richten nu een verzoek tot de Raad van State om die beslissing te schorsen en nietig te verklaren.’ In ruim een half uur licht schepen Arnou, zelf ook advocaat, toe waarop de gemeente en de omwonenden zich baseren. Het gaat in totaal om zeven middelen waaronder de schending van het rechtszekerheidsbeginsel, van enkele artikelen uit het decreet op het integrale waterbeleid, van de Europese habitatrichtlijn, van het standstillbeginsel. Na zijn uiteenzetting is iedereen het erover eens dat een extra raadzitting niet nodig is, alle raadsleden gaan akkoord met het verzoekschrift. Op vraag van Gunter Boffel en Ivan Lahousse zal de schepen samen met de advocaat bekijken of en hoe één bepaalde zin nog kan worden gewijzigd. Duidelijk is ook dat de tekst nog wat eindredactie nodig heeft. Wie in plaats van de r in vleermuis een s typt, krijgt een wel heel bijzondere diersoort.

Lokaal I 1 mei 2011 I 31


Freya Van den Bossche: ‘Elke mens heeft het recht zich nuttig te maken, zich nuttig te voelen. Op dat vlak heeft de sociale economie fantastisch werk verzet. Maar het is ook een schakel, een transitzone.’


werkveld interview Freya Van den Bossche

Sociale economie: werknemer krijgt voortaan subsidie Beschutte werkplaatsen, sociale werkplaatsen, invoegbedrijven, lokale diensteneconomie: de sociale economie is nu nog een wirwar met verschillende subsidiestromen. Vlaams minister Freya Van den Bossche wil hier klaarheid in scheppen en neemt de individuele werknemer als uitgangspunt: voortaan is de subsidie gekoppeld aan de werknemer. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere

D

ankzij het maatwerkdecreet en het nieuwe decreet op de lokale diensteneconomie hoeven we niet meer te onthouden welke mensen welke arbeidshandicap moeten hebben voor ze in een bepaald bedrijf aan de slag kunnen. Ook Freya Van den Bossche vindt het allemaal erg ingewikkeld geworden: ‘De regelgeving van de sociale economie is organisch gegroeid, er kwamen telkens decreten bij die dan nog eens een resem uitvoeringsbesluiten kregen. We willen het allemaal eenvoudiger maken en dat kan als we vertrekken van de werknemer zelf.’ De persoon met een arbeidshandicap? ‘Essentieel gaat het hier over mensen die een bepaalde afstand hebben tot de arbeidsmarkt en die afstand kun je meten. Daarvoor ontwikkelt de VDAB op dit moment een objectief meetinstrument. Afhankelijk van die afstand geven we dan een loonpremie zodat het verlies aan rendement wordt gecompenseerd. En dit kan in eender welk bedrijf. Want we willen ook de schotten tussen de beschutte en sociale werkplaatsen laten verdwijnen en een grotere doorstroming naar de reguliere bedrijven tot stand brengen.’ ‘Het gaat hier om mensen die een gat in hun cv

hebben omdat ze pech hebben gehad, omdat ze ziek zijn geweest, omdat ze in de gevangenis hebben gezeten of verslaafd zijn geweest: aan hen biedt de sociale economie een kans om naar de reguliere arbeidsmarkt door te groeien. Maar als ze op dit moment die stap naar de reguliere economie zetten, verliezen ze elke extra steun en extra begeleiding op de werkvloer, waardoor die drempel erg hoog is. Nu zeggen we: je krijgt een rugzak met een terugkeergarantie mee, als het niet lukt, mag je binnen een paar jaar terugkeren. Zo zullen mensen minder angst hebben om die stap te zetten, want ze kunnen nog terug. Dat is de filosofie van het maatwerkdecreet ter vervanging van de sociale en beschutte werkplaatsen. Hiervoor komt er één nieuw decreet met één nieuw besluit om het uit te voeren.’

Het filmpje met Freya Van den Bossche vindt u op www.vvsg.be.

Het meetinstrument bepaalt de afstand met de reguliere arbeidsmarkt en in verhouding is het rugzakje gevuld? ‘Nu krijgt de werkplaats een premie, ongeacht de specifieke afstand die de werknemer tot de arbeidsmarkt heeft. We gooien dat om en de VDAB gaat dat meetinstrument maken. Dat rugzakje kan in de tijd veranderen. Natuurlijk veranderen sommige fysieke handicaps nooit. Maar iemand met een lage scholing kan door werkervaring

Lokaal I 1 mei 2011 I 33


werkveld interview Freya Van den Bossche

groeien, waardoor de afstand tot de reguliere arbeidsmarkt kleiner wordt. Dan meten we die afstand opnieuw en stellen we het rugzakje bij. Als het rendement van de werknemer bijvoorbeeld maar zestig procent bedraagt, zit er veertig procent in het rugzakje om dat lagere rendement te compenseren.’ Hoe zullen die mensen geschikte bedrijven vinden? ‘Tot nu toe is de doorstroming beperkt. Het mes snijdt aan twee kanten. De werkgevers in de reguliere arbeidsmarkt hadden kritiek op het systeem omdat het voor hen een concurrentievervalsing betekende. Nu kan ook die werkgever zo iemand in dienst nemen onder dezelfde voorwaarden, waardoor die redenering niet meer klopt. Anderzijds was de drempel voor de werknemers om naar de reguliere

‘We willen de schotten tussen de beschutte en sociale werkplaatsen laten verdwijnen en een grotere doorstroming naar de reguliere bedrijven tot stand brengen.’ arbeidsmarkt door te stromen, veel te hoog omdat ze zelf elke begeleiding zouden verliezen en het bedrijf de mogelijke ondersteuning. Dit vervalt dankzij de terugkeergarantie. Zullen de werkgevers nu staan te springen om hun een baan te geven? Ik durf daar niet ja of niet nee op zeggen. Maar we zullen wel elke hinderpaal die de overheid wordt verweten, weggenomen hebben.’ ‘De VDAB zal die mensen ook naar een aantal open plaatsen toeleiden en als bedrijven hun maatschappelijke rol willen opnemen omdat iedereen het recht heeft nuttig te zijn, dan compenseren wij dat verlies. Bovendien is het voor bedrijven ook mooi te kunnen zeggen dat ze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Almaar meer staan bedrijven ook voor andere waarden dan alleen winstbejag. Ik durf zelfs te beweren dat het een commercieel argument kan zijn voor een bedrijf, dat het publiek zeer apprecieert.’ Mooi, maar voor de lokale besturen verandert er dus weinig? ‘Het maatwerkdecreet heeft geen grote impact op de lokale overheden. De Vlaamse overheid zal wel minder betuttelend optreden zodat gemeenten hun rol meer kunnen opnemen met ons tweede decreet, want naast het maatwerkdecreet komt er een nieuw decreet op de lokale diensteneconomie. Die lokale diensteneconomie is van start gegaan in 2006. Na een grondige evaluatie zien we dat er nogal wat aan schort en dat er een grote kloof bestaat tussen theorie

34 I 1 mei 2011 I Lokaal

en praktijk. Dat decreet van 2006 heeft zeker zijn verdienste maar ook zijn kinderziekten. De procedure is bijvoorbeeld veel te complex. Vlaanderen mag hier de hand in eigen boezem steken. De lokale diensteneconomie kan enkel ontwikkeld worden als de arbeid een aanvullend karakter heeft. Over dat aanvullende karakter beslist Vlaanderen, dus ik kan dat met één pennentrek goed- of afkeuren, terwijl ik van hieruit geen zicht heb op de vraag of iets voor een gemeente een belangrijke dienst is. Stel dat het om tijdelijke bordensignalisatie bij buurtfeesten zou gaan. Is dat een aanvullende taak of niet? Vanuit mijn gemeentelijke ervaring denk ik van wel. Maar bij een wijkfeest heb je maar twee palen nodig. Is er daar dan een markt voor? In grotere steden kan daar vraag naar zijn. En dat kan de gemeente of de burgemeester het best zelf aangeven en beslissen. Wel moeten deze werknemers op een correcte manier ingeschakeld worden.’ ‘Tot nu toe was dat allemaal heel vaag maar dit wordt in de toekomst concreter. De contouren zullen we vanuit Vlaanderen schetsen, maar samen met de sociale partners en de lokale besturen – de VVSG, dus. We zullen afspraken maken, een kader opstellen. Binnen dat kader krijgen de gemeenten de vrijheid.’ Vanaf wanneer treedt dit in werking? ‘We hebben eerst het eerste luik, het maatwerkdecreet, uitgewerkt en zijn nog maar pas begonnen met het tweede luik. Het is een ambitieus project. Een Vlaamse beleidsperiode van vijf jaar lijkt lang, maar is dat niet als je een hele sector wilt hervormen. Om meer duidelijkheid te geven over de contouren is het nog te vroeg, we zullen conclusies trekken op basis van evaluaties van de VDAB, de SERV, de sector en de VVSG. Nu is de procedure nog veel te complex. De doelgroep is te strikt afgebakend, volgens het opleidingsniveau en het aantal jaren werkloosheid. Hierdoor vallen onder andere leefloners uit de boot, terwijl precies lokale overheden deze mensen willen kunnen inschakelen. Daar sta ik ook volledig achter. Als iemand op de reguliere arbeidsmarkt geen kansen heeft en toch stappen kan zetten, willen wij ons niet in de plaats van de VDAB of de lokale besturen stellen. Tot nu toe mogen een aantal mensen dat niet doen.’ ‘Het bevoogdende valt niet helemaal weg. Wie opstart moet de nodige begeleiding bieden en Vlaanderen zal zeggen wanneer dit niet correct verloopt. Voor inschakeling moeten er kwaliteitsgaranties zijn en die zullen we waarborgen en checken.’ ‘Daarnaast onderzoeken we of we meer middelen kunnen inzetten voor omkadering. Dat is nu inder-


daad een te mager beestje. Nu is de norm dat je een omkadering biedt van een op de tien werknemers en een premie van 12.000 euro. Dat is te weinig. Die normen gaan we voor een stukje aanpassen. Je kunt niet verwachten dat mensen die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt geen begeleiding meer nodig hebben. Dus daar mag je niet te gierig in zijn. Wie zelf een lokale dienst organiseert, moet dus ook een minimale schaal hebben.’ Eigenlijk gaat het in totaal maar om een kleine 30.000 mensen. Is het sop de kool waard? ‘We moeten het over twee dingen hebben: de overheadkosten en de begeleiding. Een aantal mensen zal altijd begeleiding op de werkvloer nodig hebben om zich de taken eigen te maken. Neem nu kinderopvang: als iemand goed kinderen kan begeleiden, kan zo iemand doorstromen naar een reguliere arbeidsplaats. Maar dan komt er weer iemand anders die begeleiding nodig heeft om zich die taken eigen te maken. Dus je kunt niet op begeleiding beknibbelen, want zo iemand zal telkens nieuwe mensen begeleiden.’ ‘Daarnaast is er bij die ondersteuning nog een tweede punt: er is een wildgroei aan organisaties die nu de sociale-economiebedrijven ondersteunen. Dat aantal wordt drastisch afgeslankt. Nu krijgt elk orgaan apart geld, ongeacht de output of de kwaliteit blijven ze naast elkaar bestaan. We gaan nu geld aan bedrijven geven en die mogen zelf ondersteuning inkopen, advies op maat van het bedrijf. Daardoor krijgen we wat belangrijk is voor elk bedrijf, een gezond management, maar voor dat specifieke bedrijf dat wordt ingekocht op de markt geldt vanaf nu dat het een goede service moet bieden. Ik kan die bedrijven nu garanderen dat ze een belangrijke afzetmarkt zullen vinden. Wie weinig meerwaarde biedt, zal dan minder worden gevraagd. Dat moet leiden tot waarschijnlijk een zeer goede ondersteuning, maar ook tot minder van die organen dan vandaag. Dus ja, de overheadkosten zijn hoog, maar neen, we moeten daarom niet beknibbelen op de begeleiding.’ Er circuleert een cijfer van twintig procent mensen die naar de reguliere sector moeten doorschuiven. Klopt dat? ‘Dat is geen statisch gegeven. Sommige bedrijven hebben een aantal werknemers met weinig afstand tot de arbeidsmarkt en toch is het niet de bedoeling dat die allemaal ineens gaan doorstromen, want misschien zijn ze nodig als steun voor de andere werknemers die een grotere afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Zonder hen heeft dat bedrijf de draagkracht niet meer om voor die arbeidskrachten te zorgen.’

De indruk bestaat dat de sociale economie almaar groter wordt. Is dat de bedoeling? ‘Het is niet ons doel om die sector groter te maken, wel om iedereen een plaats te geven op de arbeidsmarkt, op een plaats waar hij of zij zich goed voelt. Elke mens heeft het recht zich nuttig te maken, zich nuttig te voelen. Op dat vlak heeft de sociale economie fantastisch werk verzet. Maar het is ook een schakel, een transitzone. Mensen die laaggeschoold

‘De Vlaamse overheid zal minder betuttelen zodat gemeenten hun rol meer kunnen opnemen met ons tweede decreet, want naast het maatwerkdecreet komt er een nieuw decreet op de lokale diensteneconomie.’ zijn of fouten hebben gemaakt, moeten de kans krijgen hun leven zelf weer in handen te nemen, opnieuw in zichzelf te geloven, hun talenten te ontdekken en bij te schaven. De sociale economie verdient het veel waardering te krijgen. Want niet alleen de inschakeling van werknemers is een belangrijk aspect van de sociale economie, ook haar maatschappelijke functie. De sociale economie vult gaten. Daarom krijgt ze vanaf nu ook jaarlijks budgetten voor haar sociale, innovatieve rol. Denk maar aan de kringloopwinkels die ontstaan zijn vanuit het besef dat we te veel weggooien. Na reparatie worden spullen door de kringloopwinkel voor een zacht prijsje opnieuw verkocht, zodat iemand met weinig geld zich ook iets leuks kan aanschaffen. De werknemers van de kringloopwinkel vervullen een serie mooie maatschappelijke functies. Commerciële bedrijven zijn daarvoor ook in dat gat gesprongen.’ ‘De sociale economie heeft dus ook een laboratoriumfunctie om boeiende activiteiten te ontwikkelen. Daarom geven we drie miljoen euro om projecten op te starten. Je mag dus al eens iets uitproberen of mislukken vanuit de visie dat dit beantwoordt aan een maatschappelijke vraag. Dit zal de komende tien à vijftien jaar een mooie basis vormen voor een duurzame geschiedenis. Zowel die nieuwe maatwerkbedrijven als de lokale diensteneconomie kunnen op die oproep intekenen. We hebben dat vorig jaar voor de eerste keer gedaan en een heel mooie respons gekregen. Er bestaat een vraag om dat uit te zoeken en uit te testen.’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal

Lokaal I 1 mei 2011 I 35


werkveld sociaal beleid

Meeste OCMW-cliënten kampen met depressie Bijna zeven op de tien OCMW-cliënten zitten niet goed in hun vel. Hun psychische klachten gaan hand in hand met financiële kwetsbaarheid. Depressiviteit komt ook meer voor als een cliënt een betalingsachterstand heeft of vreest niet rond te komen. Dit blijkt uit een onderzoek van KANS (Kwetsbaarheid Aanpakken iN de Samenleving) van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Hoe kunnen OCMW’s mensen met psychische problemen sneller detecteren, begeleiden of doorverwijzen? tekst sabine van cauwenberge beeld layla aerts

‘Depressie is wereldwijd de meest voorkomende psychische stoornis. Ze treft in België jaarlijks vijf procent van de bevolking. Socio-economische factoren zoals werkloosheid, alleenstaand zijn, een lager opleidingsniveau of een laag inkomen verhogen het risico op depressie en zelfdoding. Omgekeerd is werkloosheid, armoede of eenzaamheid vaak net een gevolg van depressie. OCMW’s bieden hulp aan financieel kwetsbare personen. We konden dan ook veronderstellen dat vele gebruikers van OCMW’s een depressie doormaken of zelfs zelfmoordgedachten hebben,’ zegt psychologe Ann DeSmet, onderzoeker van KANS die met haar collega’s deze veronderstelling heeft getoetst. ‘We onderzochten hoe depressieve gevoelens zich bij de gebruikers van OCMW’s, CAW’s en ICAW’s manifesteren en welke de kenmerken zijn van mensen die een hoog risico op depressie lopen. In een ander luik onderzochten we de kwaliteit van het hulpaanbod voor mensen met depressieve klachten in deze voorzieningen.’ Voor dit onderzoek werden een 400-tal OCMW-cliënten uit de regio’s Ieper, Oostende, Genk, Gent, Oudenaarde, Tielt-Winge, Geel en Antwerpen geselecteerd. Ze waren tussen 18 en 65 jaar, voelden zich psychisch onwel of waren financieel kwetsbaar. Volgens Ann DeSmet kun je het psychisch onwelbevinden screenen met de

36 I 1 mei 2011 I Lokaal

test van Whooley. Die bestaat uit twee eenvoudige vragen: heb je de voorbije maand vaak last gehad van neerslachtigheid, een depressief of hopeloos gevoel; heb je de voorbije maand minder plezier of interesse in wat je doet? Ook financieel kwetsbare mensen werden geselecteerd. Voor dit onderzoek geld je als financieel kwetsbaar als je in aanmerking komt voor de verhoogde

Depressiviteit komt significant meer voor naarmate een OCMW-cliënt ook een betalingsachterstand heeft en het gevoel heeft niet rond te komen. tegemoetkoming of het Omnio-statuut of als je bruto belastbaar inkomen lager is dan 13.543,71 euro (verhoogd met 2507,30 euro per gezinslid) . Bij de geselecteerde OCMW-cliënten ervaart bijna 70% psychisch onwelbevinden. Ongeveer de helft van de gebruikers voelt zich zowel psychisch onwel als financieel kwetsbaar. Bij de groep met psychisch onwelbevinden is vervolgens

de ernst van depressiviteit beoordeeld aan de hand van de Beck Depressie Inventaris, een lijst met 21 depressieve gevoelens. Uit het onderzoek bleek dat de meest kenmerkende klachten van een depressie bij veel OCMW-cliënten voorkomen. ‘Meer dan de helft van de OCMWcliënten met psychisch onwelbevinden vertoont klachten die typerend zijn voor een depressie zoals moedeloosheid, niet meer genieten. Bijna de helft van de ondervraagden vertoont ook lichamelijke of cognitieve klachten die gepaard gaan met depressie, zoals gebrek aan eetlust of slaapproblemen. Iets meer dan de helft heeft last van milde, matige tot ernstige depressiviteit. Bij bijna 40% varieert die van matig tot ernstig.’ Financiële kwetsbaarheid en werkloosheid verhogen depressiviteit Depressiviteit komt significant meer voor naarmate een OCMW-cliënt ook een betalingsachterstand heeft en het gevoel heeft niet rond te komen. Ook werkloosheid verhoogt de mate van depressiviteit. Van de mensen die werk hebben, heeft 39% een milde tot ernstige vorm van depressiviteit terwijl dit bij werklozen 60% is. Een ander frappant feit is de relatie met zelfdoding. ‘Meer dan een derde heeft al een zelfmoordpoging ondernomen. Van de cliënteel die psychisch onwelbevinden ervaart, kent de helft ie-


mand die een poging tot zelfdoding heeft ondernomen. Daarom is het belangrijk dat maatschappelijk werkers de tekenen van depressie leren kennen en ermee leren omgaan,’ zegt Ann DeSmet. Een diagnose van depressie kan uiteraard alleen door een arts of via een gespecialiseerd klinisch psychologisch onderzoek gesteld worden, maar juist vanwege het belang van preventie en vroege detectie van psychische problemen is het cruciaal dat ook maatschappelijk werkers ze kunnen detecteren. Het onderzoek suggereert de beknopte vragen van Whooley in te zetten om depressiviteit in welzijnsvoorzieningen vroegtijdig te herkennen. Over slaapproblemen praten is eenvoudiger. Toch zijn ze vaak de eerste tekenen en voorspellers van een nakende depressie. Het onderzoek wees uit dat bijna driekwart van de cliënten met psychisch onwelbevinden slaapproblemen heeft. ‘Over slaapproblemen spreken is minder stigmatiserend dan praten over

een depressie. Slaapgedrag of slaapproblemen spontaan bespreken als cliënten aangeven last van neerslachtigheid te hebben, kan een goede start zijn om depressieve klachten op te merken en te behandelen.’

Slaapgedrag of -problemen spontaan bespreken als cliënten aangeven last te hebben van neerslachtigheid, kan een goede start zijn om depressieve klachten op te merken en te behandelen.

Gebrek aan tijd Ook spreken over suïcidale ideatie (denken aan en fantaseren over zelfmoord) is een belangrijke stap in de preventie van zelfmoord. Dit is voor de doorsnee

eerstelijnswerker echter niet gemakkelijk. ‘Het is belangrijk dat iedereen zich bewust is van de sterke relatie tussen depressiviteit en suïcidaliteit en dat erover praten een eerste stap kan zijn om de cirkel te doorbreken.’ Maar door de enorme caseload en het werken onder tijdsdruk hebben maatschappelijk werkers niet de tijd om naar de psychische klachten te luisteren, zo bleek uit het onderzoeksluik dat het hulpaanbod onder de loep nam. Ann DeSmet: ‘Bij de cliënten met psychische klachten peilden we naar de kernaspecten van dienstverlening zoals tijd hebben om te praten, informatie krijgen, betrokkenheid in beslissingen, goede toegankelijkheid en bereikbaarheid, telkens bij dezelfde hulpverlener terechtkunnen, goede samenwerking of doorverwijzing naar andere instanties. Het onderzoek bracht over dit tijdsaspect geen goed nieuws, integendeel. Naarmate cliënten aan een ernstigere vorm van depressiviteit lijden, stijgt hun be-

Advocatenkantoor

advertentie

Denkt u niet te laat aan ons ?

Juridisch advies & belangenbehartiging voor de lokale publieke sector

Voskenslaan 34 | 9000 Gent | Tel. 09 222 89 19 | Fax 09 221 57 62 info@vanderguchtadvocaten.be | www.vanderguchtadvocaten.be

opmaak advertentie 2011.indd 1

5/04/11 12:05

Lokaal I 1 mei 2011 I 37


werkveld sociaal beleid

Leuven 3 mei en Gent 24 mei Welzijnswerk in de eerste lijn: het perspectief van de gebruiker Op dit praktijk- en regioplatform gaat het Steunpunt WVG een dialoog aan met het werkveld over de resultaten van het onderzoek en de betekenis ervan voor het beleid en de praktijk. Inschrijven op swvg@med.kuleuven.be www.steunpuntwvg.be, knop kennisplatform evaluatie en ontwikkeling, beleidsanalyse voor de feiten en cijfers van dit onderzoek

hoefte om meer tijd voor hun verhaal uit te trekken.’ Hetzelfde geldt voor het stigmagevoel. Een op drie gebruikers van OCMWdiensten voelt zich minderwaardig of schaamt er zich voor dat hij naar het OCMW moet. ‘Opnieuw stelden we vast dat naarmate cliënten depressief zijn, ze nog zwaarder lijden onder dit stigma,’ zegt Ann DeSmet. ‘Ze gaan zich nog minderwaardiger, nuttelozer en onbekwamer voelen en ze beginnen nog meer aan zichzelf te twijfelen doordat ze een beroep op hulpverlening moeten doen. Ze schamen zich. Positief is dan weer dat twee derde van de cliënteel zich met respect behandeld voelt. Respect vinden ze trouwens het belangrijkste aspect van de dienstverlening.’ De onderzoekers formuleerden ook enkele aanbevelingen aan de Vlaamse

overheid. Voor het hernieuwde suïcidepreventieplan van de Vlaamse overheid (zie kader) willen ze meer aandacht voor de welzijnsvoorzieningen. Prioritair gaat er meer aandacht naar de deskundigheidsbevordering bij de welzijnswerkers. Het is belangrijk dat maatschappelijk werkers over de juiste competenties beschikken, maar ook over voldoende tijd om depressiviteit bij hun cliënten op te sporen en om de ernst ervan te beoordelen, zodat ze deze mensen op de juiste manier kunnen begeleiden. Ernstig depressieve en suïcidale mensen moeten naar de gespecialiseerde hulpverlening verwezen worden. Een ander aandachtspunt is dat die gespecialiseerde hulpverlening vlot toegankelijk is, anders heeft verwijzing weinig zin. Sabine Van Cauwenberge is VVSG-stafmedewerker gezondheidsbeleid

Gezondheidsconferentie suïcidepreventie 2011 Elk jaar zijn er in Vlaanderen om en bij de duizend zelfdodingen en een veelvoud aan suïcidepogingen. In 2008 waren er 1027 overlijdens met zelfdoding als doodsoorzaak: 728 mannen en 299 vrouwen. Dat zijn bijna drie zelfdodingen per dag. Bij mannen tussen 20 en 24 jaar en tussen 30 en 50 jaar en bij vrouwen tussen 15 en 40 jaar is zelfdoding de belangrijkste doodsoorzaak. Het Vlaamse

38 I 1 mei 2011 I Lokaal

suïcidecijfer is anderhalf keer hoger dan het EU-gemiddelde. Vlaams minister van Volksgezondheid Jo Vandeurzen organiseert op 17 december 2011 een gezondheidsconferentie suïcidepreventie. Die moet uiteindelijk een nieuwe gezondheidsdoelstelling en een nieuw actieplan opleveren. De minister heeft een Vlaamse werkgroep van experts de opdracht gegeven het huidige Vlaamse

actieplan grondig te evalueren, voort te zetten en bij te sturen. In aanloop naar de gezondheidsconferentie suïcidepreventie roept hij welzijnswerkers, hulpverleners, nabestaanden, politiediensten, burgers, organisaties en bedrijven op om via een onlineforum ideeën, projecten of acties te posten die het aantal zelfdodingen kunnen terugdringen. www.gezondheidsconferentie-suicidepreventie.be


praktijk

KORTRIJK – De aanleunflats van Akkerwinde in Kortrijk zijn een nieuwe vorm van assistentiewoningen voor paren van wie één persoon aan dementie lijdt. Het OCMW Kortrijk, de initiatiefnemer van dit project, wil met de aanleunflats inspelen op de stijgende vraag naar aangepaste huisvesting voor zorgbehoevende ouderen in hun stad.

Zoek of zet inspirerende projecten, doeltreffende maatregelen of efficiënte methodes voor lokale besturen op www.vvsg.be, knop praktijken lokale besturen.

Aanleunflats: zelfstandig, maar toch ondersteund

Wanneer de zorg voor de persoon met dementie te groot wordt, kan de partner vanuit de aanleunflat rekenen op alle expertise van het centrum. Warre Borgmans is peter van het project, als acteur maakt hij dementie bespreekbaar.

I

n de aanleunflats van Akkerwinde is er plaats voor negen koppels van wie één persoon aan dementie lijdt. Dat de koppels er samen hun intrek kunnen nemen is ongetwijfeld het grootste voordeel van dit project. ‘We zagen hier veel koppels waarvan één partner ten gevolge van dementie moest worden opgenomen in ons woonzorgcentrum. Die feitelijke scheiding was vaak erg moeilijk voor het paar. Uit deze ervaring is het idee van de aanleunflats ontstaan,’ vertelt Franceska Verhenne, OCMW-voorzitter van Kortrijk. Wanneer de dementie te zwaar wordt, kan de zorgbehoevende nog altijd in het centrum worden opgenomen. De partner kan dan in de aanleunflat blijven wonen. Beschermde woonomgeving De koppels wonen volledig zelfstandig in de flats, maar krijgen steun vanuit het aangrenzende woonzorgcentrum Lichtendal. Dit centrum is gespecialiseerd in de opvang van personen met dementie. ‘Alle flats zijn rechtstreeks verbonden met WZC Lichtendal. De bewoners kunnen dus dag en nacht terugvallen op de expertise van het centrum,’ zegt Franceska Verhenne. Daarnaast kan de partner van de dementerende zes voor- of namiddagen per maand een adempauze nemen.

De persoon met dementie kan deelnemen aan activiteiten of een middagmaal nemen. Deze service is in de huurprijs van de flats begrepen. Ook de inrichting van de woningen is volledig aangepast aan de behoeften van het koppel. Zo kunnen ze via een schuifwand twee aparte slaapplaatsen creëren wanneer de dementerende partner een onrustige nacht heeft. Volgens een toekomstige bewoner van Akkerwinde zal de flat een ware verademing voor hem zijn. ‘De man wou zijn dementerende vrouw niet laten opnemen in een woonzorgcentrum, maar is ook erg onzeker over hoe hij met haar moet omgaan. Door de aanleunflats kunnen wij deze mantelzorgers sterk ondersteunen zonder dat zij hun vrijheid moeten afstaan,’ aldus Franceska Verhenne. Acteur Warre Borgmans is peter van het project. Samen met zijn neef Dimitri Leue speelde hij het theaterstuk Het Lortcher-syndroom, over een man die via muziek het gehavende geheugen van zijn dementerende vader wil openbreken. ‘Borgmans werd ook al meermaals geconfronteerd met dementie in zijn familie,’ vertelt Franceska Verhenne. ‘Door dit project en het peterschap van Warre willen we de dementieproblematiek een sterkere maatschappelijke plaats geven.’

Filip D’haene, hoofd ouderen- en thuiszorg OCMW Kortrijk, filip.dhaene@ocmwkortrijk.be, T 056-24 46 60

dorien baens

Lokaal I 1 mei 2011 I 39


werkveld afvalbeheer

Van afval- naar materialenbeheer Tegen de zomer wil de Vlaamse overheid definitief de stap zetten van afval- naar materialenbeheer. We lichten een tipje van de sluier van het nieuwe materialendecreet met speciale aandacht voor de gevolgen voor de gemeenten. tekst christof delatter beeld daniel geeraerts

C

entraal in de herziening van de afvalwetgeving staat het versterken van de zogenaamde ‘afvalbeheershiërarchie’, ook wel ‘ladder van Lansink’ genaamd. Die geeft weer op welke manier afval bij voorkeur behandeld moet worden. Vroeger liep dat van preventie, het voorkomen van afvalstoffen aan de bron, over nuttig toepassen tot verwijderen (verbranden en storten). Die ladder krijgt er nu twee sporten bij: het ontwerpdecreet vermeldt nu letterlijk ‘hergebruik’ en ‘recyclage’ als in die volgorde te verkiezen boven nuttig toepassen. Dat maakt dat afvalstoffen al-

40 I 1 mei 2011 I Lokaal

leen nog als brandstof gebruikt kunnen worden als ze niet recycleerbaar zijn. Enige uitzondering daarop zijn afvalstoffen waarvan uit grondig onderzoek blijkt dat ze milieutechnisch eigenlijk beter te gebruiken zijn als brandstof omdat de recyclage bijvoorbeeld te veel energie zou vergen. Een dergelijke afwijking van de hiërarchie zou dan wel een akkoord van de Vlaamse regering vereisen na advies van de Ovam. Het gebruik als energiebron zal in een dergelijk geval over het geheel genomen een beter resultaat voor milieu en gezondheid moeten opleveren dan recyclage.

Vlaanderen maakt de beheershiërarchie dwingender dan wat Europa in zijn kaderrichtlijn oplegt. Het ontwerpdecreet legt de hiërarchie immers niet enkel op voor afvalstoffen, maar koppelt ze ook aan het gebruik van materialen. Daarmee maakt men van zuinig en verstandig omspringen met grondstoffen een wettelijke verplichting. Wat dit in de praktijk zal betekenen, is nog onduidelijk. In elk geval zullen gemeentebesturen op termijn verplicht zijn criteria in hun bestekken op te nemen die de aankoop van duurzame materialen en diensten bevorderen. De vervuiler betaalt Het ideaal is dat vervuilers ophouden te vervuilen. Maar zolang dat niet het geval is, blijft het grote Europese principe ‘de vervuiler betaalt’ overeind. De klassieke manier om dat te bereiken is de betalende vuilniszak of de container


Stress op de afvalmarkt In vroegere artikelen wees Lokaal (jg. 2009, nr. 17, 1 november) al op de nefaste gevolgen van te veel afvalverbrandingsinstallaties in Vlaanderen en Europa. Niet alleen wordt de verleiding dan groot om recycleerbaar materiaal te verbranden, de grote financiële risico’s van een overschot aan verbrandingsinstallaties komen op de nek van de gezinnen terecht. Europa doet daar nu nog een schepje bovenop. De wijziging van de richtlijn zorgt voor speculaties over mogelijkheden om niet recycleerbaar afval uit te voeren. Voor huishoudelijk restafval en tegelijk daarmee ingezameld vergelijkbaar bedrijfsafval geldt het zogenaamde zelfvoorzieningsprincipe: lidstaten moeten zelf investeren in capaciteit en de grenzen zijn principieel dicht. Maar voor ander bedrijfsafval is dat minder duidelijk. De diverse landen kunnen de export van dat afval nog altijd verbieden, maar dan op grond van duidelijke milieudoelstellingen. Bijvoorbeeld als zou blijken dat goedkope export ertoe leidt dat bedrijven niet langer aan de bron sorteren. Dat houdt sommige bedrijven niet tegen om gulzig te kijken naar

met chip die netjes elk kilogram afval registreert en aanrekent. De gemeenten innen de afvalbelasting en financieren hier meestal hun afvalintercommunale mee. De ontwerpteksten van het materialendecreet bouwen nu wat administratieve vereenvoudiging in. Gemeenten zullen het recht krijgen hun afvalintercommunale (of in voorkomend geval hun verzelfstandigde entiteiten zoals AGB’s) te machtigen zelf in te staan voor de inning van de door de gemeente vastgelegde afvalbelastingen. Dat vermindert de administratieve en financiële carrousel. Lokale bestuurders klaagden in het verleden nogal eens over het verschil in afvaltarieven tussen gemeenten. Om daar meer eenheid in te krijgen wil de Ovam in verdere besluiten specifieke regels omschrijven over de wijze waarop lokale besturen hun gemeentelijke afvalbelastingen moeten bepalen. Daarmee zou er vanzelf meer gelijkheid in de tarieven moeten komen, zodat afvaltoerisme niet langer zin heeft. Een andere manier om de vervuiler te laten betalen is ervoor te zorgen dat de afvalkosten op het moment van aankoop al helemaal in de prijs van een product begrepen zijn. Dat doen we in Vlaanderen al langer via bijvoorbeeld de terugnameplicht voor verpakkingen

mogelijkheden in het buitenland. Zo zet een teveel aan verwerkingsinstallaties in Nederland en Duitsland vandaag al druk op de prijzen: gezinnen betalen er veel meer dan bij ons om de boel afbetaald te krijgen, en de vrije capaciteiten worden op de markt gedumpt aan tarieven die lager liggen dan de kostprijs. Die praktijken hebben een verstorende werking die zich ook in Vlaanderen laat voelen. Vandaag beschikt Vlaanderen al over voldoende verbrandingscapaciteit. Lage buitenlandse prijzen kunnen uitnodigen om afval niet langer te sorteren, maar goedkoop over de grens af te zetten. Wat de recyclage kan bedreigen. Zonder strikte regels en controle van ongewenste export blijven de ontwikkeling en de promotie van een materialenbeleid een lege doos. Gemiddelde verbrandingstarieven Duitsland (eind 2010, bron: Euwid) Gezinnen 133 euro per ton Bedrijfsafval 104 euro per ton Dumpingprijzen op de markt 76 euro per ton

of de aanvaardingsplicht voor elektrische apparaten. ‘Erkende organismen’ zoals FOST Plus en Recupel innen die sommen en financieren daarmee vervolgens (al dan niet volledig) de kosten van inzameling van hun materialen als ze eenmaal afval zijn geworden. Dat leidt

De Ladder van Lansink krijgt er twee sporten bij: ‘hergebruik’ en ‘recyclage’. Dat maakt dat het gebruiken van afvalstoffen als brandstof enkel nog kan als de materialen niet recycleerbaar zijn.

in de praktijk tot discussie: lokale besturen willen keuzevrijheid over hoe ze die materialen inzamelen, terwijl sommige erkende organismen uitsluitend wakker liggen van de hoogte van de factuur die ze moeten betalen voor de verwerking van hun producten. In principe zullen die erkende organismen in de toekomst verplicht worden voor huishoudelijke afvalstoffen met de lokale besturen samen te werken. De Vlaamse regering kan

daarvan afwijken, en dat is niet zonder risico. Zo is het perfect denkbaar dat bepaalde sectoren zich zullen beperken tot het strikt nodige om wettelijk opgelegde doelstellingen te halen zodra ze een dergelijke afwijking binnengehaald hebben. Ze zullen dan bijvoorbeeld enkel afvalstoffen inzamelen die iets opbrengen op de recyclagemarkt. Problematische afvalstoffen kunnen zo nog altijd bij de gemeenten terechtkomen, zonder dat die daar ook maar enige vergoeding voor ontvangen, terwijl consumenten bij de aankoop van die producten wel betalen voor recyclage… Nevenproducten zijn geen afval Een nieuwigheid wordt de invoering van een ‘einde-afval’-statuut. Wettelijk gezien was alles waarvan men zich wou ‘ontdoen’ een afvalstof, met alle juridische consequenties van dien. In de hoop dat wat te verlichten wil men nu onder strikte voorwaarden criteria vastleggen die kunnen helpen om te bepalen of iets een afvalstof is. Zo kan iets ook een nevenproduct van een proces zijn dat het etiket afval niet nodig heeft omdat het economisch waardevol genoeg is om te gebruiken als grondstof. Denk bijvoorbeeld aan snijresten van papier die ontstaan bij een drukker, en die uit zuiver

Lokaal I 1 mei 2011 I 41


lokale raad

werkveld afvalbeheer

Zijn tv’s met beeldbuis toegelaten in het woonzorgcentrum?

papier bestaan. Hoe goed de intenties van de wetgever ook zijn: deze materialen verliezen dan wel het juk van ‘afval’, maar daarmee vallen ze onder andere wettelijke bepalingen die evenzeer kopzorgen kunnen veroorzaken. We denken daarbij bijvoorbeeld aan de REACH-wetgeving. Concreet houdt die in dat een bedrijf van alle stoffen die het produceert, verwerkt of doorgeeft aan klanten, de risico’s moet kennen en maatregelen moet nemen om het veilig gebruik van chemische stoffen te bevorderen.

Tv’s met beeldbuis zijn nog toegelaten, maar niet meer lang. In de ontwerpnormen betreffende brandveiligheid voor woonzorgcentra staat dat tv-toestellen met beeldbuis niet zijn toegelaten. Deze normen zijn nog niet van kracht maar het brandveiligheidsbesluit is wel al principieel goedgekeurd door de Vlaamse regering. Deze invoering verloopt getrapt.

Getrapte invoering Eerst moet het woonzorgdecreet nog worden aangepast om de burgemeester de juridische grond te geven een voorziening te sluiten wanneer deze brandonveilig zou zijn. Een decreetwijziging neemt toch gauw een paar maanden in beslag. De eerste horde, principiële goedkeuring door de Vlaamse regering, is intussen genomen. Nu kan het brandveiligheidsbesluit verder zijn weg volgen en van kracht worden. In een optimistisch en realistisch scenario lukt dit tegen 1 september 2011. Maar het kan evengoed 1 augustus of 1 november zijn. Zodra het brandveiligheidsbesluit van kracht wordt, moeten de overgangstermijnen van het woonzorgdecreet daarnaast gelegd worden. In orde zijn met de brandveiligheid is immers een erkenningsnorm voor woonzorgcentra. Voor wie een erkenning van onbepaalde tijd heeft, of een erkenning die afloopt na 2015, worden de erkenningsnormen en dus ook de brandveiligheidsnormen van kracht vanaf 1 januari 2015. De voorzieningen die een verlenging van erkenning krijgen, zullen een jaar hebben om zich aan te passen. Als het brandveiligheidsbesluit van kracht wordt op 1 september 2011, loopt de aanpassingsperiode tot 1 september 2012. Een voorziening waarvan de erkenning vanaf 1 maart 2013 wordt verlengd, zal tot 1 maart 2014 krijgen om zich aan de nieuwe normen aan te passen. Dan komt de brandweer aan de beurt. Als die het woonzorgcentrum brandveilig verklaart, is er geen probleem. Ze zal dat echter wellicht niet doen als er (veel?) tv-schermen met beeldbuis aanwezig zijn. De brandweer kan ook zeggen dat de brandveiligheid niet 100% conform de regelgeving is, maar toch geen groot brandgevaar vaststellen en een B-attest afleveren. Dat kan voor maximaal acht jaar. In het uiterste geval moeten de oude tv’s juridisch tegen 2023 verdwenen zijn.

Brandrisico Tv’s met beeldbuis vormen een brandrisico. Daarom laten sommige voorzieningen ze nu al regelmatig technisch nazien. Andere woonzorgcentra verplichten nieuwe tv’s voor nieuwe bewoners of weigeren toestellen ouder dan vijf jaar. Nog andere plaatsen standaard een flatscreen-tv in de kamer (en die is dan in de dagprijs begrepen). Kortom, op dit moment is er nog geen absoluut verbod op tv’s met beeldbuis. Intussen regeert het gezond verstand: breng de huiselijkheid en het wooncomfort van de bewoners niet in het gedrang door hen zonder overleg of overgang te verplichten onmiddellijk een nieuw toestel aan te schaffen, maar zorg wel voor voldoende brandveiligheidsmaatregelen. De regelgeving die op komst is, geeft u een uitgelezen moment om u te bezinnen hoe en wanneer u de toestellen met beeldbuis uit het woonzorgcentrum zult bannen. Ontwerpnormen brandveiligheid kunt u raadplegen op www4.vlaanderen.be, knop wvg, vipa, nieuws

Mail uw vraag over ouderenzorg naar elke.vastiau@vvsg.be

42 I 1 mei 2011 I Lokaal

De juridische opsplitsing tussen huishoudelijk en bedrijfsafval blijft bestaan, hoewel die weinig efficiënt is en niet gewenst voor het milieu.

Blikjes van frisdrank op kantoor zijn geen huishoudelijk afval Een element in de afvalwetgeving dat voorlopig niet aangepast wordt, is de juridische opsplitsing tussen huishoudelijk en bedrijfsafval. De wettelijke taak van de lokale besturen beperkt zich vandaag tot het huishoudelijke afval. In de praktijk produceren kleine ondernemingen echter een grote hoeveelheid afval die visueel niet te onderscheiden is van het huishoudelijke afval. Gezinnen en bedrijven zijn daarenboven sterk verweven met elkaar. Zelfstandigen, KMO’s en bedrijven moeten in principe zelf instaan voor de afvoer en verwerking van hun afval en sluiten daarvoor contracten met diverse ophalers. In één gemeente rijden verschillende ophaalwagens hun eigen ronde om bij bedrijven allemaal dezelfde afvalstoffen op te halen. Dat is weinig efficiënt en niet gewenst voor het milieu. Maar daarin komt dus nog geen verandering. Wat nog meer? De Vlaamse regering keurde het ontwerp materialendecreet eind vorig jaar een eerste keer goed, en te verwachten valt dat de tekst tegen de zomer van dit jaar in z’n definitieve plooi zal vallen. De praktische gevolgen zullen wellicht helemaal helder worden als eind 2011 ook de uitvoeringsbesluiten op tafel liggen. Christof Delatter is VVSG-stafmedewerker afvalbeleid


Raad Insolventie Aansprakelijkheidsrecht Verdeling van State Kredieten Verzekeringsrecht Wegbeheerder PPS Administratief Sociaal Recht Recht Arbeidsrecht Milieu Ambtenarenrecht Ruimtelijke Familie- en Fammiliaal Ordening Vermogenrecht Stedenbouw

Ontslag

CAO

AAV

Strafvervolging Transport Bemiddeling Concessie

Verkavelingen Ruimtelijke planning Handelspraktijken Vergunningen Vennootschapsrecht Handelsrecht Herstructurering Economisch Intellectuele eigendom Recht Benoeming Financieel Recht Handelscontracten Architectencontract Onroerend Goed Overheidsopdrachten Aannemingsrecht Aansprakelijkheid Aanneming Overheidsopdrachten Echtscheiding Verzekeringscontract Bemiddeling

Wij geven u ons woord De beste manier om kennis te vergroten, is ze te verwoorden en ze te delen met anderen. Daarom werkt ons kantoor in gespecialiseerde vakgroepen, die elkaar overlappen en aansturen. Het resultaat is een kruisbestuiving die de kennis van onze advocaten verruimt en versterkt. En dat is vooral voor u belangrijk. Voor elk vakgebied hebben we gespecialiseerde advocaten. Wij denken oplossingsgericht en dus geven we u graag ons woord. Neem eens een kijkje op onze website of bel voor een afspraak op tel. 03 232 50 60. GSJ advocaten cVoa Mechelsesteenweg 27 2018 antwerpen België telefoon +32 3 232 50 60 fax +32 3 232 30 50 e-mail info@gsj.be www.gsj.be

DOE LIEVER IETS ZINVOLS, NEEM EEN KOFFIEPAUZE.

U weet het vast: een koffiepauze is onmisbaar voor het welzijn van uw collega’s. Vandaag, met Puro Fairtrade Coffee, worden koffiepauzes nóg zinvol ler. Als u kiest voor Puro koffieautomaten, engageert u zich als gemeentebestuur om, kopje per kopje , bij te drage n tot het verbe teren van de w e r ko m standigheden van de koffieproducenten in het Zuiden en metee n

ook het tropi sch regen woud te besch erme n tegen ontb ossin g. Meer dan 100 ge meen ten zijn intussen al “FairTradeGemeente”. Door vanaf nu ook Puro te schenken bent u alvast een goed eind op weg om er ook één te worden. Maak uw koffi epau zes nóg zinvo ller en contacteer ons vandaag nog.

INFO: 0800/44 0 88

WWW.ZINVOLLEPAUZE.BE

3205_P_186x130_Lokaal.indd 3

4/22/11 2:36 PM

Lokaal I 1 mei 2011 I 43


werkveld cultuurbeleid

Het kleine ontmoeten in het lokale cultuurbeleid Het kleine ontmoeten, zo noemt antropologe en pedagoge Ruth Soenen de kleine en schijnbaar banale interacties die zich vaak spontaan tussen mensen voltrekken. Ze maakte naam met haar onderzoeken op de Antwerpse tram 12, in het ontbijtbuffet van de Hema, bij de kleine middenstand en op café. In opdracht van Locus trok ze naar cultuur- en gemeenschapscentra, bibliotheken en projecten van het lokale cultuurbeleid om er het kleine ontmoeten te benoemen en een plaats te geven in de gemeenschapsvormende opdracht van lokale culturele instellingen. tekst hilde de brandt beeld stefan dewickere

H

et was aanvankelijk even schrikken in de sector: gemeenschapsvorming als een expliciete, betoelaagde beleidsopdracht van het lokale cultuurbeleid. Maar de toewijzing van het thema is niet onterecht, misschien is gemeenschapsvorming zelfs te lang een exclusieve opdracht van het opbouwwerk gebleven. Een gemeenschap is immers divers en dynamisch, moeilijk onder één noemer te vatten, dus ook moeilijk exclusief onder één beleidsdomein te situeren. Het gaat daarbij vooral om een gedeelde zorg op grond van een aantal vaststellingen – een klimaat van onbehagen en onverdraagzaamheid, onzekerheid en lusteloosheid – en daaraan gekoppeld de vraag: hoe kan het lokale cultuurbeleid meehelpen om meer begrip, openheid en dialoog te genereren? Het antwoord daarop schuilt niet alleen in referenda en grote projecten, maar evengoed in kleine dingen: een volgehouden sociaal bekommerde aanpak, de zorg voor dagelijks handelen, de parate kennis van lokale omgevingen en sociale dynamieken. Toen Locus aan Ruth Soenen vroeg het lokale cultuurbeleid aan haar inzichten te toetsen, voelde ze zich meteen positief uitgedaagd. Wat haar in eerdere omgevingen vooral boeide was het publieke karakter ervan: hoe eigenen mensen zich een ruimte toe, hoe vullen ze die in met sociale interactie, wat ontstaat daaruit en welke bijna onzichtbare details kunnen verschil maken? Bibliotheken, cultuur- en gemeenschapscentra zijn evengoed publieke ruimtes als winkelcentra en bioscoopcomplexen. Mensen gaan er naartoe met bepaalde verwachtingen die wel of niet worden ingelost. Steeds vaker gaan mensen

Oostende 5 en 6 mei – Neveneffecten

er ook gewoon zonder doel naartoe: ze eigenen zich de ruimte toe, blijven er, willen er eenzaam en anoniem zijn – of net niet. Ze zoeken er een plaats voor zichzelf tussen de anderen, een plek waarin ze comfort vinden. Waar mensen samenkomen, voltrekt zich gemeenschap, ontstaan er verbanden die tot heel divers gedrag aanleiding geven. Er ontstaan kansen op herkenning en erkenning maar ook op uitdaging en conflict. ‘Hoe gaan culturele instellingen hiermee om?’ Dat was wat Ruth Soenen vooral boeide. De trend om lokale cultuurinstellingen als gastvrije huizen open te zetten, de inzet op meer participatie, brengt immers andere en vaak onverwachte situaties met zich mee. Het wringende schoentje Ruth Soenen trok het lokale werkveld in, met de brede blik van de antropoloog en de wetenschappelijke inzichten uit haar vorig onderzoek. Locus verspreidde de vraag om mee over het kleine ontmoeten te denken zo breed mogelijk. Dat leverde flink wat spontane uitnodigingen op. Ruth Soenen bezocht cultuurcentra en bibliotheken, praatte met cultuurwerkers, in groep of afzonderlijk, observeerde en analyseerde. Het bracht haar waar het schoentje wringt. Sinds gemeenschapsvorming onderdeel werd van het decreet lokaal cultuurbeleid, is er heel veel aan de gang betreffende het sociale van cultuur, maar het experiment wordt nauwelijks gedocumenteerd, en er gaat veel expertise verloren. ‘In de sector bestaat een grote behoefte om inzichten te ver-

Neveneffecten – zo heten de studiedag en bijhorende brochure – is geen verhaal van Locus of Ruth Soenen alleen. Het is het verhaal van een lokaal cultureel werkveld dat met ijver en engagement, met grote betrokkenheid en creativiteit aan het werk is. De resultaten van het onderzoek Het kleine ontmoeten in het lokaal cultuurbeleid worden op 5 en 6 mei in Oostende voorgesteld tijdens een modulaire tweedaagse vorming Gemeenschapsvorming. Praktijken van het lokale cultuurbeleid met gunstige sociale neveneffecten worden bekeken, besproken, getheoretiseerd en ervaren. Een Locus-brochure vat de hoofdlijnen uit het onderzoek samen. Op www.locusnet.be vindt u meer informatie en kunt u de brochure voor 5 euro bestellen.

44 I 1 mei 2011 I Lokaal


scherpen en kennis te delen, er zijn ook instrumenten nodig om een beleid of projecten gericht op sociale neveneffecten op weg te helpen,’ zegt Ruth Soenen die veel spontane goede voorbeelden ziet. Maar als het niet uit de buik komt, hoe begin je er dan aan? Het uitpuren van goede praktijken en dagelijks handelen bracht Soenen bij de beschrijving van een aantal formats: richtinggevende rasters voor een praktijk met verhoogde kansen op sociale neveneffecten. Doen en zijn Ruth Soenen maakt een onderscheid tussen doen en zijn. Het zijn-format wil het moeilijk vatbare, het in de buik naar boven halen. Het veronderstelt een aantal competenties die op de achtergrond aanwezig zijn. Ruth Soenen heeft ze verwoord in een aantal tips. Ze observeerde bestaande praktijken en filterde er formats uit die ze op gunstige sociale neveneffecten screende. Binnen de doe-formats zitten praktische sjablonen, praktijken met een groot potentieel aan gemeenschap. Ze zijn vaak verrassend eenvoudig: zet een activiteit op, zorg voor laagdrempelige stimuli, breng mensen samen. Op basis van dit onderzoek benoemt ze zes doe-formats naar gelang van de insteek: kunst&kitsch-format, parochiaal tot de derde-format, bescheidenheidsformat, erkenningsformat, publieke emoformat en nieuwe-nicheformat. Van elk format beschrijft ze het mogelijke resultaat, de taak van de cultuurwerker en de mate waarin toeschouwers er een sociale meerwaarde in kunnen vinden. Strip Turnhout Zo wilde de dienst cultuurcoördinatie van Turnhout ‘Strip Turnhout’, het oudste en grootste stripfestival in Vlaanderen, steviger linken aan de hele stad. Hij ging op zoek naar ontmoetingsplaatsen met rijke ontmoetingskansen om ook daar het festival een plek te geven. Uiteindelijk bleek dat bij de bakker te zijn. Op de etalages van de bakkerszaken in de wijken en gehuchten van Turnhout werden strips aangebracht. Geen beschildering want dat nam te veel tijd in beslag, maar bestickering. Op die manier verliet het festival zijn site en werd het een fijnmazig onderdeel van het dagelijkse handelen van mensen. De effecten van de bestickering zijn meervoudig: een uitstekende promotie voor het festival, cultuur tot in de wijken, kunst als gespreksonderwerp bij de bakker en een gratis tentoonstelling in de straten van de stad. Deze leuke vondst valt onder verschillende formats. Ten eerste Kunst & kitsch: het project is kitscherig in de banale vertrouwdheid met de omgeving en in de snelle applicatie met de bestickering, maar toch kunstig in het métier van de striptekenaar, en we zien de kunsten op nieuwe plekken geïntroduceerd worden. Volgens het parochiale format komt er een nieuw gespreksonderwerp binnen de vertrouwde omgeving van mensen en zit er een verbinding in de interactie met de publieke ruimte omdat je van op het trottoir kijkt. Volgens het bescheidenheidsformat gaat het om klein ontmoeten in de nabije omgeving.

Loka Tierra Lokeren Loka Tierra is een veelkleurig, multicultureel festival waarvoor het initiatief uitgaat van de stedelijke integratiedienst, die hiervoor samenwerkt met verwante stedelijke diensten – sport, jeugd, cultuur – maar ook met veel onafhankelijke partners uit het socio-culturele middenveld. Ook de rijke Turkse en Marokkaanse gemeenschap in Lokeren wordt aangesproken, zowel voor de logistiek als voor de samenstelling van het programma. Het tweejaarlijkse feest biedt een regenboog aan activiteiten met als hoofdkleuren voetbal, muziek en dans. Het cultuurcentrum en de cultuurbeleidscoördinator maken deel uit van het brede partnerschap. Zij programmeren – op advies van het brede samenwerkingsverband – muziekgroepen, faciliteren dans en tonen films. Hier ziet Ruth Soenen vooral uitingen van het bescheidenheidsformat: leren van de samenwerking met andere partners, op een relatieve afstand en toch betrokken samenwerken. Maar ze ziet ook dat de cultuurwerker observeert en participeert en hiermee zijn sociale kennis aanscherpt om die vervolgens voor eigen projecten te kunnen inzetten. Het is ook een uitstekende gelegenheid voor de ontwikkeling van een informeel netwerk en het biedt open ontmoetingskansen voor een heel divers publiek. Hilde De Brandt is Locus-stafmedewerker cultuur & samenleving

advertentie

nieuwe kansen Voor natuur?

Het Vlaanderen van morgen bedenken we vandaag. Hoe zie jij de toekomst? In wat voor Vlaanderen wil je leven? Doe de test op www.ruimtevoormorgen.be Bepaal mee de agenda van het Beleidsplan Ruimte. Wie weet win je een ballonvlucht voor twee!

Lokaal I 1 mei 2011 I 45


Uw opslag, een lopende zaak !

Uw personeelsadvertentie in Lokaal, VVSG-week én op de VVSG-website

inlevering advertenties voor:

EFFICIËNT

Lokaal 10 (1 tot 15 juni 2011) – 19 mei 2011 Lokaal 11 (16 tot 30 juni 2011) – 30 mei 2011

COMPACT informatie

Nicole Van Wichelen • T 02-211 55 43 nicole.vanwichelen@vvsg.be

VEILIG

WWW.ALMASY-GOV.BE Lokaal-NL-06-04-2011.indd 1

13/04/11 10:29

EEn stErk bEstuur vraagt om stErkE mEdEwErkErs... Zin in EEn boEiEndE job bij EEn dynamisch gEmEEntEbEstuur?

dirEctEur cuLturEEL cEntrum

niveau A4a-A4b • 38/38 • vervangingscontract • referentie 5.1.01 • met aanleg van een statutaire werfreserve voor de duur van 2 jaar Jouw gevarieerde takenpakket: • Je staat aan het hoofd van het cultureel centrum. • Samen met je team sta je in voor de uitbouw, organisatie, coördinatie en begeleiding van een gedifferentieerd avondpodiumkunstenaanbod voor alle inwoners van het Maasland en van beide Limburgen ten einde de decretale opdracht van cultuurspreiding en cultuurparticipatie als cultureel centrum te kunnen invullen. Sollicitatievoorwaarden: • masterdiploma of gelijkgesteld (gelijkstellingsattest voor buitenlandse diploma’s) in één van de volgende richtingen: • menswetenschappen • letterkunde en wijsbegeerte • kunst- en cultuurwetenschappen • audiovisuele en beeldende kunst • uittreksel uit het strafregister (max. 3 maand oud) • 4 jaar relevante ervaring in de kunstsector. Wij bieden voor deze functie: • Een boeiende en afwisselende functie met een ruime verantwoordelijkheid in een aangename werksfeer. • Een leidinggevende functie in een stabiele gemeentelijke organisatie. • Een aantrekkelijk loon met bijkomende extralegale voordelen (hospitalisatieverzekering, maaltijdcheques, fietsvergoeding). • Ruime opleidings- en ontwikkelingsmogelijkheden. • Relevante privé-anciënniteit (max. 6 jaar) kan volledig meegerekend worden in de geldelijke anciënniteit. Bezoldiging volgens huidige index: • A4a min. € 3321,91 bruto/mnd • A4b max. € 5064,96 bruto/mnd (38/38). Zin om aan de slag te gaan bij de gemeente Maasmechelen? Solliciteren kan je per post, tegen ontvangstbewijs of via mail naar personeelsdienst@maasmechelen.be met vermelding van het refertenummer 5.1.01 met volgende documenten en dit uiterlijk op 17 mei 2011 (poststempel telt als bewijs): • gemotiveerd schrijven met cv • masterdiploma (gelijkstellingsattest voor buitenlandse diploma’s) • uittreksel uit het strafregister (max. 3 maand oud) • bewijs van 4 jaar relevante ervaring. Gemeente Maasmechelen t.a.v. Personeelsdienst Heirstraat 239 3630 Maasmechelen Tel.: 089 76 96 35 www.maasmechelen.be

46 I 1 mei 2011 I Lokaal

Meer informatie: • Hugo Haeghens, cultureel centrum, informeert je over de functie (tel. 089 76 97 98). • Vanessa Stamatopoulos, personeelsdienst, informeert je over de toelatings- en aanwervingsvoorwaarden (tel. 089 76 96 35). onvoLLEdigE kandidatuurstELLingEn wordEn niEt in aanmErking gEnomEn!


geregeld wetmatig

Ouderenzorgvoorzieningen (woonzorgcentra, centra voor kortverblijf en dagverzorgingscentra) krijgen door een juridisch-technische maatregel uitstel voor hun zelfevaluatie tot 1 juli 2013. De voorzieningen die nu al inspanningen doen voor zelfevaluatie, worden wel aangemoedigd dat te blijven doen. Zelfevaluatie is immers een middel om de kwaliteit te versterken. In het stambesluit staat ook dat de voorzieningen tegen 15 april een jaarverslag en een kwaliteitsplanning aan het Agentschap Zorg en Gezondheid moeten bezorgen. Ouderenvoorzieningen moeten deze documenten niet opsturen, maar ze ter beschikking houden wanneer de inspectie langskomt. Het Agentschap Zorg en Gezondheid is van plan deze gegevens in de toekomst elektronisch op te vragen, maar zonder de voorzieningen onnodig te belasten. Daarom wordt nu bekeken welke gegevens op welke plaatsen beschikbaar zijn. In de loop van het jaar zal daarover meer duidelijkheid komen. De betrokken voorzieningen kregen op 13 april een e-mail van het Agentschap om deze informatie te bevestigen. elke.vastiau@ vvsg.be

Besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigin-

stefan dewickere

Ouderenzorg: indiendatum zelfevaluatie en jaarverslag uitgesteld

Mobiliteitsconvenant: keep it simple en werk samen met gezond verstand Om een voldoende decretale basis voor de subsidies in het mobiliteitsconvenant te garanderen en waar mogelijk de werking van het mobiliteitsconvenant te verbeteren en/of te vereenvoudigen, wordt een aanpassing van deze regelgeving voorbereid.

gen van gebruikers en mantelzorgers, BS van 17 december 2009, Inforumnummer 243250

Gesanctioneerde uitkeringsgerechtigde werkloze klopt aan bij het OCMW Een werkloze die afwezig is op een van de gesprekken met de RVA-bemiddelaar om zijn zoekgedrag naar werk te evalueren, wordt uitgesloten van uitkeringen. De uitsluiting gaat in vanaf de dag van de afwezigheid. De werkloze kan daarop aankloppen bij het OCMW. Toch kan uitsluiting steeds ongedaan worden gemaakt, als de werkloze zich op het werkloosheidsbureau aanmeldt voor het evaluatiegesprek. De uitsluiting wordt dan ongedaan gemaakt op de dag dat de werkloze zich ofwel aanmeldt op het werkloosheidsbureau ofwel een uitkeringsaanvraag indient na een onderbreking van zijn uitkeringen gedurende ten minste vier weken, ten gevolge van een werkhervatting als loontrekkende of een vergoede periode van arbeidsongeschiktheid. Bovendien kan de uitsluiting met terugwerkende kracht worden ingetrokken indien de werkloze zich voor een gesprek aanmeldt binnen een termijn van dertig werkdagen die aanvangt op de dag van de afwezigheid (telling in het vijfdaagse stelsel), en indien hij op dit gesprek een verbintenis tot actief zoekgedrag ondertekent. Een intrekking met terugwerkende kracht wordt maar één keer verleend. Het is daarom zeer belangrijk dat de werkloze die gesanctioneerd werd, zich zo vlug mogelijk aanmeldt bij het werkloosheidsbureau waartoe hij behoort. Zo kan het recht op uitkeringen opnieuw worden toegekend en kan een eventuele toekenning van leefloon of financiële steun in het kader van het recht op maatschappelijke integratie worden vermeden. petra.dombrecht @ vvsg.be

Artikel 70 van het Koninklijk Besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheids-

De VVSG en de andere convenantpartners zijn nauw betrokken bij deze herziening. De VVSG-standpuntennota over het mobiliteitsconvenant en -decreet die op 11 april 2011 door de raad van bestuur van de VVSG is goedgekeurd, vormt hiervoor de basis. Ze is voornamelijk gebaseerd op vragen en opmerkingen die gemeenten aan de VVSG voorleggen, en op het rijke palet aan vaststellingen uit de Ronde Tafels Mobiliteitsconvenant. Het mobiliteitsconvenant is een breed gedragen instrument, vanwege het planmatig werken en het structurele overleg. De grootste vereenvoudiging is wellicht te vinden in het consequent werken met gezond verstand. Maar werken naar de geest in plaats van de al te strikte letter is nu net moeilijk in regelgeving vast te leggen. Het is veeleer verbonden met een bedrijfscultuur en/of persoonlijke houding. Overlegpartners met gezond verstand denken samen na hoe theoretisch ideale methodieken of cijfers vertaald kunnen worden in de plaatselijke situatie. Theoretische scherprechters zorgen er soms voor dat een fietspad uiteindelijk niet aangelegd kan worden, dat een weg waar overdreven snel gereden wordt, na de herinrichting nóg breder en dus nóg gevaarlijker is, of dat de bijkomende kosten onevenredig hoog worden. Gelukkig vormen de mensen met gezond verstand de meerderheid. erwin.debruyne@ vvsg.be

reglementering, BS van 31 december 1991, Inforumnummer 30415. www.rva.be

Lokaal I 1 mei 2011 I 47


G E M E E N T E

Boortmeerbeek

werft aan (M/V):

JURIST-DIENSTHOOFD BURGERZAKEN voltijds - A1a-A2a

Takenpakket: U leidt de dienst burgerzaken • Opvolgen en implementeren van wijzigende regelgeving met betrekking tot burgerzaken (vreemdelingenrecht, enz.) • Verlenen van juridisch advies met betrekking tot de verschillende projecten waarbij de gemeente is betrokken • Brugfunctie tussen het gemeentebestuur en de externe juridische dienstverleners van de gemeente • Opvolgen van de gerechts- en verzekeringsdossiers van de gemeente • De gemeente extern vertegenwoordigen op bijeenkomsten. Profiel: • Diploma master in de rechten • Kennis van de wetgeving met betrekking tot burgerzaken (administratief recht, vreemdelingenrecht, enz.) • Houder zijn van een rijbewijs categorie B • Kennis van courante informaticaprogramma's.

DESKUNDIGE PERSONEELSZAKEN halftijds - B1-B3

Takenpakket: U staat in voor de uitvoering en ondersteuning van de personeelsadministratie en het personeelsbeleid: • Zorgen voor een juiste toepassing en opvolging van de wetgeving en personeelsreglementering (sociale wetgeving, statuten, arbeidsreglement,...) • Opvolgen van een correcte en volledige loonadministratie van al het gemeentepersoneel • Afhandelen van de administratieve verplichtingen i.v.m. specifieke personeelsmateries (opvolging arbeidsongevallen, contacten geneeskundige dienst, enz.). Profiel: • Diploma bachelor sociaal werk (richting personeelswerk) • Grondige kennis van de wetgeving met betrekking tot de personeelsadministratie • Houder zijn van een rijbewijs categorie B • Kennis van courante informaticaprogramma's.

WERKPLANNER TECHNISCHE DIENST voltijds - B1-B3

Takenpakket: In deze functie met zowel bureel- als veldwerk: • Heeft u de operationele leiding van de uitvoerende diensten • Staat u in voor de organisatie, planning, operationele uitvoering en controle van alle werken in eigen beheer en van het onderhoud van de gemeentelijke infrastructuur • Verzorgt u de administratieve taken in functie van de beleidsen beheerscyclus van de gemeente. Profiel: • Houder zijn van een toepasselijk bachelordiploma • Vertrouwd zijn met de wetgeving op de overheidsopdrachten • Houder zijn van een rijbewijs B • Kennis van courante informaticaprogramma's.

Ons aanbod voor deze functies: Statutaire functie • Hospitalisatieverzekering • Maaltijdcheques • Gunstige vakantieregeling.

Uw kandidatuur met CV moet uiterlijk op 20 mei 2011 (12u) toegekomen zijn bij: Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Boortmeerbeek, Pastorijstraat 2, 3190 Boortmeerbeek. Vermeld ook duidelijk voor welke functie u solliciteert.

Voor meer informatie contacteer Patrick Vissers: 015 51 11 45 of patrick.vissers@boortmeerbeek.be

www.boortmeerbeek.be


agenda studiedagen

Antwerpen 12 mei

Gent 12 mei Mechelen 20 mei

Is een specifiek beleid voor tienerouders wenselijk? Eerste sessie uit de lezingenreeks over taboes in de marge van de zorg. www.ucsia.org

Overheidsopdrachten in volle evolutie

Tienerouders: een geval apart?

Mechelen 13 mei

Gunnen op waarde Symposium over de oplossingen in bouwen: van de wetgeving inzake overheidsopdrachten, over PPS en alternatieve financiering tot het spanningsveld tussen kostprijsoptimalisatie en creativiteit en innovatie. www.groepvanroey.be Gent 17 mei

Campagne voeren

Het nieuwe Koninklijk Besluit over de gunning van overheidsopdrachten zet de ‘nieuwe’ wetgeving overheidsopdrachten echt in werking. Tijdens deze studiedag verneemt u hoe een en ander in het nieuwe besluit is uitgewerkt. Hoe zit het nu bijvoorbeeld met de nieuwe gevallen van onderhandelingsprocedure met of zonder bekendmaking, de concurrentiedialoog, de bekendmakingsregels, de gunningsregels of de prijsherziening? Twee specifieke invalshoeken komen extra aan bod. Zo presenteert de studiedag het palet van mogelijkheden tot samenwerken tussen besturen bij het aankopen of bij het laten uitvoeren van diensten. Ook lokale praktijkvoorbeelden hierover krijgen aandacht. www.vvsg.be (kalender)

Genk 9 juni

Op dit congres van Kortom geeft Jan Callebaut prijs hoe je als overheid met campagnes kunt inspelen op de denkwereld en drijfveren van mensen. www.kortom.be

Putten uit innovatie

Brussel 19 mei

Brussel 6 mei Drongen 27 mei

Colloquium 4 jaar VLABEST

Zevende kwaliteitscongres voor lokale besturen. www.kwaliteitscongres.be

opleidingen

Stand van zaken en kritische reflectie over externe audit, inburgering en integratie, Vlaamse interne staatshervorming door de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken. www.4jaarvlabest.be Brussel 27 mei

Routeplanner voor een levendige beroepsethiek - Deontologie doorgelicht

Ontmoeting centrummanagers

Drongen 9 en 31 mei

Ontmoetingsdag voor centrummanagers, lokale ambtenaren economie en projectverantwoordelijken stadsontwikkeling uit heel België. www.vvsg.be

Timemanagement Tweedaagse training voor maatschappelijk werkers en leidinggevenden van de sociale dienst. www.vvsg.be (kalender)

Training voor OCMW-maatschappelijk werkers. www.vvsg.be (kalender)

Harelbeke 20 mei Antwerpen 21 oktober

Het ecogram - Het sociale netwerk van mensen in kaart gebracht Het ecogram is een praktisch hulpmiddel om het sociale netwerk van een cliëntsysteem op een eenvoudige, schematische manier aanschouwelijk te maken. Hoe krijg je een beter zicht op stresserende en steunende verhoudingen in het sociale netwerk van mensen? Op de intensiteit van hun relaties en op de energiestromen binnen dat netwerk? Wie in een OCMW werkt, zoekt dikwijls een gebruiksvriendelijk werkinstrument om werkervaringen op een heldere manier met collega’s en andere hulpverleners te delen. Hiervoor dient het ecogram. De deelnemers krijgen een ambachtelijk stuk gereedschap dat inzichten uit het systeemdenken, begrippen uit de ecologie en theorieën betreffende stresshantering integreert in een samenhangend concept. Voor wie enigszins vertrouwd is met het ‘genogram’ kan het ‘ecogram’ een waardevol complement zijn. www.vvsg.be (kalender)

Drongen 10 en 17 mei Hasselt 10 en 17 mei Mechelen 12 en 19 mei

Omgaan met alcohol- en andere drugproblemen bij OCMW-cliënteel Interactieve opleiding voor OCMWmaatschappelijk werkers. www.vvsg.be (kalender) Hasselt 12 en 26 mei, 9 juni en 15 september

Bind-Kracht voor OCMWmaatschappelijk werkers

Interactieve vierdaagse training. www.vvsg.be (kalender) Roeselare 23 mei Sint-Niklaas 17 oktober

Instrument voor berekening van aanvullende steun Praktijkgerichte vorming over het VVSGinstrument voor de berekening van verschillende vormen van aanvullende financiële steun. www.vvsg.be (kalender) Schoten 26 mei, 15 september en 22 november

Intervisie voor animatoren met vragen over coördinerende taken Ondersteuning voor animatoren in openbare rusthuizen en systematische uitwisseling tussen collega’s. www.vvsg.be (kalender)

evenementen

Vlaanderen van 16 tot 23 mei

Week van de Opvoeding

Het thema Opvoeden is meegroeien beklemtoont dat opvoeden elke dag nieuwe uitdagingen met zich meebrengt. www.weekvandeopvoeding.be

Lokaal I 1 mei 2011 I 49


column Pieter Bos

Z

e waren weer talrijk in januari, de heren en dames die bereid waren in de file te gaan staan om te gaan kijken naar… auto’s. Het Salon bood dan ook een idyllische aanblik: glimmende modellen (niet zelden geflankeerd door glim-lachende modellen) tegen achtergronden van blauwe luchten en groene landschappen waarvan parkeer- en congestieproblemen even ver verwijderd waren als Bart De Wever en Elio Di Rupo van een akkoord. Niks geen gezanik over fijn stof, broeikasgassen of zware metalen bovendien. Alleen maar schone woorden en schone lucht, die laatste op eenvoudige aanvraag verpakt in airbags – kwestie van in één adem ook alle veiligheidsproblemen uit de wereld te helpen. Te mooi om waar te zijn allemaal. En daarom is het ook niet waar, natuurlijk. Wie de droom-Paleizen van de Heizel verliet kreeg de rauwe werkelijkheid als een natte dweil in het gezicht: eindeloze zeeën van autodaken, dof van fijn en ander stof, kapotgeparkeerde bermen, adembenemende uitlaatgassen, oorverdovend geraas van motoren, loeiende sirenes van ambulances met daarin de slacht-offers aan het Gouden Kalf en te midden van deze apocalyptische caleidoscoop van hoorndol makende indrukken hier en daar het amechtige gevloek van een chauffeur die een boete onder zijn ruitenwisser vindt: de dader die slachtoffer wordt, het slachtoffer dat oprecht geloofd heeft in de mythes en zich nu bestolen en bedrogen voelt. Zeg zo’n man niet dat hij in zijn eigen dorp of stad langzaam moet rijden met de machine die hem werd aangepraat als de zuivere belichaming van snelheid en vooruitgang, vraag hem niet de investering waarvoor hij jaren spaarde nu vooral niet te gebruiken, dwing hem niet het statussymbool dat hem van niemand in Iemand veranderde te verbergen op verachtelijke wandelafstanden van zijn bestemming, waar niemand nog de navelstreng tussen hem en zijn vierwieler kan zien, want hij wordt stuurloos en radeloos, gaat door zijn dak en wordt triest of woest of allebei. Zalig is dan de schepen van verkeer die de kop van Jut is voor alle moegetergde automobilisten en hun vakbond die Touring heet. Geheiligd is de naam van de burgemeester die de middenstand trotseert in naam van kinderen en ouderen, gezondheid en leefbaarheid en voet bij stuk houdt. Gefrustreerd zijn beiden als er een referendum van komt waarin het

50 I 1 mei 2011 I Lokaal

onbekende en dus onbeminde zich meten moet met het bekende en vertrouwde. Met getrokken messen staan ze tegenover elkaar, de voor- en tegenstanders, de goed- en de kwaadwieligen. Met getrokken lessen zou nochtans beter zijn, maar dat schijnt niet tot de geplogenheden te behoren. Elk debat in elk dorp, in elke stad begint opnieuw vanaf nul. Want dit dorp, mijnheer, deze stad, mevrouw, is nergens mee te vergelijken. Hier is alles anders! Natuurlijk valt er wel wat voor te zeggen dat elk dorp, elke stad verschillend is. Alleen is het een tikje cynisch dat precies door zoveel mogelijk auto’s te blijven verwelkomen elke gemeente op de andere gaat lijken: pleinen worden parkeerterreinen, straten worden wegen, overal zijn dezelfde volks- en elitewagens te zien. Identiteit? Als er nog iets van over is, zit ze onder drieduimsvelgen en achter kanteelhagen van geparkeerd blik. Anderzijds: de huiver voor het autoloze, deze horror vacui van de moderne tijd, valt best te begrijpen. Stel u het onvoorstelbare voor: een wereld zonder auto’s. Beeld ze u in, die eindeloze, lege met degelijk vakwerk ingedeelde asfaltvlakten die wij nu parkeerterreinen noemen maar waarnaar middeleeuwers met walging moeten hebben gekeken: ‘Zoveel ruimtebeslag, waarvoor?’ Zie de tankstations: oliedom moeten ze hebben geleken, zo functie- en nutteloos als ze waren al die duizenden jaren die de autoloze wereld onbegrijpelijk genoeg duurde. Kijk door de ogen van onze voorvaderen en besef hoe verkeerslichten voor hen behekste totempalen waren (en deerlijk in de weg stonden op hun kruispunten), hoe ze vol onbegrip naar parkeermeters en verkeersborden keken. Voel hun opluchting toen de eerste auto’s verschenen en eindelijk de betekenis van alles duidelijk werd. En daarna de ontnuchtering en het onbehagen, toen bleek dat die smalle strookjes aan weerszijden van de straat toevluchtsoorden bleken waarnaar de autolozen worden verbannen om er langzaam te worden uitgerookt. En zo verzanden al die volksbevragingen in steriele discussies tussen partijen die elkaar verwijten ‘het’ nog altijd niet te hebben begrepen. De referendumuitslagen van vandaag zijn dan ook maar tussentijdse resultaten. De definitieve volgen later. Over een jaar of veertig. Als de olie op is, bijvoorbeeld.

beeld karolien vanderstappen

Koning Auto en Keizer Kiezer


VERZELFSTANDIGING & SAMENWERKING OP LOKAAL VLAK 1 BOEK, 3 DELEN

NIEUWE EDITIE! NU VOOR MAAR

Ð 79 *

GRONDIG HERZIENE EDITIE  het meest complete overzicht van juridische mogelijkheden voor verzelfstandiging & samenwerking op lokaal vlak

Deel 1: Verzelfstandiging • Welke mogelijke voordelen zijn verbonden aan budgethouderschap, IVA’s en AGB’s? • Hoe zijn het Gemeentedecreet en de vzw-wetgeving met elkaar te verzoenen bij de verplichte vertegenwoordiging van de gemeente in haar vzw’s? • Welke publiekrechtelijke verplichtingen hebben gemeentelijke verzelfstandigingsinitiatieven bij het sluiten van contracten? • Hoe zit het met de omvorming tot EVA’s? • Wat staat er in een goede beheersovereenkomst?

Deel 2: Publiek-publieke samenwerking

Deel 3: Publiek-private samenwerking

• Op welke manier kunnen

• Welke rechtsfiguren en juridische constructies horen thuis onder de ruime noemer ‘PPS’?

lokale besturen personeel ter beschikking stellen van een intergemeentelijk samenwerkingsverband? • Welke fiscale en financiële aspecten zijn verbonden aan intergemeentelijke samenwerking? • Hoe verhoudt het Decreet van 6 juli 2001 zich tot andere regelgeving m.b.t. IGS? • Wat zijn de mogelijkheden van de verschillende soorten OCMW-samenwerkingsverbanden?

• Welke voor- en nadelen biedt een domeinconcessie, een concessie van openbare dienst of een concessie van openbare werken?

 aangevuld met relevante en inspirerende praktijkverhalen  volledig up-to-date  in een heldere structuur  CD uitgebreid met modelstatuten autonoom gemeentebedrijf

• Hoe verhoudt PPS zich tot het overheidsopdrachtenrecht?

 door een redactie van experts: Marc Bauwens, Christof Delatter, Cies Gysen, Jan Leroy, Steven Michiels, Wim Rasschaert, Barteld Schutyser, Frederik Vandendriessche, David Vanholsbeeck, Koen Verhoest, e.a.

• Op welke manier kan DBFM ingezet worden als instrument voor PPS in Vlaanderen?

 o.l.v. Steven Van Garsse (Universiteit Antwerpen, Kenniscentrum PPS)

• Wat zijn de fiscale consequenties van een PPSovereenkomst?

Bestelkaart Politeia // Ravensteingalerij 28 // 1000 Brussel // Fax: 02 289 26 19 // Tel: 02 289 26 10. Of bestel via www.politeia.be // e-mail: info@politeia.be

Ja, ik bestel

....... ex. van Verzelfstandiging & samenwerking op lokaal vlak (€ 79)*

Bestuur/Organisatie: ........................................................................................................................... Naam: ................................................................................................................................................. Functie: ............................................................................................................................................... E-mail: ................................................................................................................................................. Tel. : .................................................................................................................................................... Adres: ................................................................................................................................................. BTW: ................................................................................................................................................... * Het betreft hier een losbladige publicatie met abonnementsformule. De bijwerkingen worden u automatisch toegezonden tegen 0,49 euro/blz en dit tot schriftelijke wederopzegging van het abonnement. Prijzen btw inclusief en exclusief verzendingskosten. Prijzen geldig tot 01.06.2011. Consulteer www.politeia.be voor actuele prijzen. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.

Datum en handtekening


De stad van de toekomst aan het bouwen ?

Let’s talk real estate 24, 25 & 26 May 2011 I Tour & Taxis Brussels Info & Tickets: www.realty-brussels.com REALTY is een kwalitatief netwerkplatform dat een volledig overzicht biedt van de Belgische professionele vastgoedsector. Ondanks de kleinere schaal in vergelijking met andere internationale vastgoedbeurzen, creÍert REALTY de mogelijkheid om op een persoonlijke manier aan networking te doen en projecten en investeringsopportuniteiten te ontdekken. Een niet te missen afspraak voor elke vastgoedprofessional. U vindt er ontwikkelaars, makelaars, banken, investeerders, makelaars, architecten, ingenieursbureaus, overheden, academische instellingen, consultanten, advocaten, bouwbedrijven, enz.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.