2010Lokaal02

Page 1

Halfmaandelijks magazine van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw - Paviljoenstraat 9 - 1030 Brussel | verschijnt 20 x per jaar | Afgiftekantoor Gent X | P2A9746

NR 2 VAN 1 februari 2010

VVSG-MAGAZINE VOOR GEMEENTE EN OCMW

Bestaan de ideale maten?

Schrik voor budgethouderschap

De bibliotheek als gids

Cultuur bindt de hele samenleving


WIE KLASSEERT, DIE VINDT

HEDENDAAGS DOCUMENT- EN ARCHIEFBEHEER IN BESTUREN EN ORGANISATIES

Besturen en organisaties krijgen elke dag een veelvoud aan documenten te verwerken, zowel op papier als digitaal. Het is een hele opgave om deze documentenstroom in goede banen te leiden. Het handboek ‘Wie klasseert, die vindt’ geeft een antwoord op de vele vragen die gepaard gaan met de organisatie van het dagelijks document- en archiefbeheer op de werkvloer.

Na het lezen van het handboek ‘Wie klasseert, die vindt’ weet u: • dat archiveren wettelijk verplicht is, en waarom • wat selectielijsten en klasseersystemen zijn en kunt u ermee werken • hoe kwetsbaar informatiedragers zijn en leert u ze te beschermen • waar en hoe u documenten best bewaart • hoe u e-mails klasseert • hoe u begint aan de digitalisering van uw dossiers • wanneer u documenten mag vernietigen • hoe u documenten kan overdragen

Een praktische gids voor dagelijks documentbeheer Het handboek is praktijkgericht en bedoeld als gids, ook voor wie niet over een eigen archiefdienst beschikt. Het boek volgt de logische volgorde van documentbehandeling en bevat hoofdstukken over ordenen, metadata, raadplegen, opbergen, selecteren, vernietigen, overbrengen, ... Zowel het wettelijk en theoretisch kader als de concrete invulling wordt uiteengezet in het handboek. De theorie wordt geïllustreerd met beeldmateriaal en praktijkvoorbeelden. Daarnaast wordt ook ruimschoots aandacht besteed aan digitale archieven en digitalisering. Extra informatie, gebruiksklare overzichtslijsten, modellen en selectielijsten worden op de bijbehorende cd-rom aangeleverd zodat ze op de meest efficiënte wijze beschikbaar zijn. ‘Wie klasseert, die vindt’ werd geschreven door een gedreven team van experts onder leiding van Inge Schoups (stadsarchivaris Antwerpen). Het handboek is losbladig en wordt op regelmatige tijdstippen aangevuld, zo blijft u steeds op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op dit gebied.

BESTELKAART Bestel via www.politeia.be of stuur of fax deze strook naar: Uitgeverij Politeia, Ravensteingalerij 28, 1000 Brussel / fax: 02 289 26 19

JA, ik bestel …… ex. van het losbladige handboek “Wie klasseert, die vindt. Hedendaags documenten archiefbeheer in besturen en organisaties” tegen de prijs van 69 euro.* Naam:

Adres:

Functie: Organisatie:

Btw-nummer:

E-mail:

Datum:

Tel.:

Handtekening:

* Prijs geldig tot 31 maart 2010. Het betreft hier een losbladig werk. Bijwerkingen worden u automatisch toegestuurd tegen 0,46 euro per pagina en 29 euro per cd-update, en dit tot schriftelijke opzegging van uw abonnement. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.


NR 2 VAN 1 FEBRUARI 2010

VVSG-MAGAZINE VOOR GEMEENTE EN OCMW

Halfmaandelijks magazine van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw - Paviljoenstraat 9 - 1030 Brussel | verschijnt 20 x per jaar | Afgiftekantoor Gent X | P2A9746

BART LASUY

INHOUD

LOKAAL NUMMER 1 VAN 1 februari 2010

Bestaan de ideale maten?

16

Schrik voor budgethouderschap De bibliotheek als gids Cultuur bindt de hele samenleving

Depotbeheer: over efficiënte opslag van archief

5 Opinie: Het mag vooruitgaan

GF

Sinds de fusie van 1976 is Sint-Margriete een deelgemeente van Sint-Laureins, een uitgestrekte gemeente met zesduizend inwoners in het Meetjesland.

Archiveren is geen sinecure: doe je het per dienst, chronologisch of per grootte van de stukken? In elk geval heb je een depotplan of gps nodig om stukken terug te vinden. En wat doe je bij een verhuizing?

KORT LOKAAL 6 Nieuws, print & web, perspiraat, column

ORGANISATIE

FORUM 19 Is een nieuwe fusieoperatie nodig? 22 De schatkamer van Marcel Van Langenhove 23 Lokale raad

WERKVELD

19

Is een nieuwe fusieoperatie nodig? Wat is de ideale schaal van een bestuurskrachtige gemeente? Dringt een fusie zich op voor de vele kleine Vlaamse gemeenten of is de nabijheid van bestuur ook een belangrijk onderdeel van bestuurskracht?

24 Interview met Bart Staes, Europarlementair Stap voor stap naar een beter Europa 28 Centra voor kinderopvang: interim of blijver? 31 Praktijk in Beringen: OCMW-cliënt verkent werkterrein in 38 uur 32 Cultuur bindt de hele samenleving 33 Klare kijk: Hoe kan de gemeente leegstand en verkrotting tegengaan? 34 Achter de schermen 35 Praktijk in Antwerpen: Aparte duo’s op culturele uitstap 36 De bibliotheek als stadsgids

WETMATIG

39 Berichten en publicaties 46 Agenda & Triljoen

24 Interview met Bart Staes:

Stap voor stap naar een beter Europa

stefan dewickere

BART lasuy

12 Van decreet tot praktijk? De delegatie van budgethouderschap aan personeelsleden 15 De Grondvesten: ruimtelijke ordening 16 Depotbeheer: over efficiënte opslag van archief 18 Praktijk in Mortsel: Speeddating

Bart Staes is niet enthousiast over de afloop van de klimaattop in Kopenhagen of over de Lissabonstrategie waarbij teveel de nadruk ligt op groei en niet op solidariteit. Toch stelt hij vast dat Europa met kleine stapjes beter wordt voor de Europese burger. 1 februari 2010 LOKAAL 3


Samenleven in diversiteit?

Innovatie en creativiteit in de praktijk staan centraal op de Trefdag 2010. Neem zelf actief deel: laat zien wat u in huis hebt en presenteer uw sterke projecten en praktijken. Stuur uw beste cases in op www.trefdag.be en deel zo uw ervaringen met alle lokale besturen.


opinie MARK SUYKENS

Stefan Dewickere

Het mag vooruitgaan

LOKAAL is het magazine en ledenblad van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw en verschijnt tweemaal per maand Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel T 02-211 55 00 • F 02-211 56 00 lokaal@vvsg.be www.vvsg.be Verantwoordelijk uitgever Mark Suykens, directeur VVSG

V

laanderen heeft ongeveer gelijktijdig twee speciale commissies opgericht om een en ander te doen aan de duurtijd van procedures en hinderpalen die de Mark Suykens is directeur van de VVSG realisatie van projecten vaak enorm vertragen. De Vlaamse regering start met een Expertencommissie Investeringsprojecten met een aantal deskundigen. Het Vlaamse parlement richt in de eigen schoot een commissie voor de versnelling van maatschappelijk belangrijke investeringsprojecten op. Nu Vlaanderen zelf geconfronteerd wordt met enorme proceduremoeilijkheden om de eigen investeringsprojecten te realiseren, komt er eindelijk schot in de zaak. Nochtans signaleren lokale besturen deze problemen al tien jaar. Als grootste publieke investeerder worden ze al jaren geconfronteerd met die traagheid en overregulering. Lokale besturen Veel projecten zouden sneller die projecten willen realiseren, mogen van geluk gerealiseerd worden als Vlaanderen zelf spreken als ze daar in één legislatuur in slagen. Maar de aanleg van 400 meter fietspad is blijkbaar geen met een gecoördineerde visie naar de maatschappelijk belangrijk investeringsproject. Vlaanderen moet zeker het knelpunt van de eigen coördinatievergaderingen zou komen. interne coördinatie oplossen. In het kader van de ruimtelijke ordening (zoals bij de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen) of bij het realiseren van door Vlaanderen gesubsidieerde werken zien we dikwijls dat er vrijwel geen coördinatie is tussen de Vlaamse departementen onderling. Op de zogenaamde coördinatievergaderingen maken lokale besturen het telkens mee dat alle Vlaamse departementen met hun visie en hun standpunt afkomen zonder enige onderlinge afstemming. Lokale besturen worden dan elke keer weer geconfronteerd met vaak erg uiteenlopende Vlaamse visies die telkens uit een andere sectorale invalshoek komen. Stel u even voor dat een stad of gemeente met drie verschillende standpunten naar een dergelijk overleg zou komen! Veel projecten zouden sneller gerealiseerd worden als Vlaanderen zelf met een gecoördineerde visie naar de coördinatievergaderingen zou komen. De Vlaamse overheid kan hier enorme efficiëntiewinsten realiseren en de inzet van haar ambtelijk apparaat veel beter sturen. I

Bladmanagement Jan Van Alsenoy Abonnementen VVSG-leden: 80 euro, vanaf 10 ex. 67 euro; niet-leden: 150 euro VVSG, Nicole Van Wichelen T 02-211 55 43 Regie vacatures Nicole Van Wichelen, nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43

Regie advertenties Cprojects&Advertising, Peter De Vester, T 03 326 18 92, media@cprojects.be

Kernredactie Pieter Plas, Inge Ruiters, Jan Van Alsenoy, Marlies van Bouwel, Bart Van Moerkerke

Hoofdredactie Marlies van Bouwel, T 02-211 55 46

Columnisten Johan Ackaert, Pieter Bos

Redactiesecretariaat Inge Ruiters, T 02‑211 55 44 Eindredactie Marleen Capelle

Illustraties Bart Lasuy, Stefan Dewickere, Layla Aerts (fotografen), Nix (cartoonist) Vormgeving Ties Bekaert

Drukwerk Schaubroeck (Nazareth) Lokaal wordt gedrukt op het kringlooppapier Cyclus

VVSG-bestuur Jef Gabriels, voorzitter Sas van Rouveroij, voorzitter raad van bestuur Theo Janssens, voorzitter afdeling OCMW’s

Ondertekende artikels verbinden alleen de auteurs. Reacties zijn welkom. De redactie zal deze naar eigen inzicht al dan niet opnemen, inkorten of er melding van maken. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/ of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Met de steun van Dexia en Ethias, partners van de VVSG

1 februari 2010 LOKAAL 5


KORT LOKAAL NIEUWS

Preventie bestrijdt CO-vergiftiging Elke winter worden in ons land naar schatting 1500 mensen het slachtoffer van koolstofmonoxide- of CO-vergiftiging. Door het koude weer draaien gasgeisers, kachels en andere verwarmingstoestellen weer op volle toeren. CO-gas is zeer gevaarlijk omdat je het niet ruikt, proeft of ziet. Het gas ontstaat wanneer verwarmingstoestellen zoals geisers of kachels te weinig zuurstof krijgen. Voorkomen is het enige middel. In deze preventieboodschap kunnen lokale besturen een rol spelen.

BART / uit de gentSe CO-folder

stelling. Vier gemakkelijk op te zetten roll-ups geven allerlei visuele en tekstuele informatie over CO. Organisaties en verenigingen kunnen dit tentoonstellingsmateriaal gedurende een periode van maximaal drie weken uitlenen. Bovendien kunt u bij de Gentse gezondheidsdienst een CO-vorming van twee uur volgen.

Gent sensibiliseert bevolking De Gentse Gezondheidsdienst zette vorig jaar in samenwerking met de medisch milieudeskundige van het Lokaal Gezondheidsoverleg een grootschalige CO-sensibiliseringscampagne op. Deze campagne wordt jaarlijks herhaald en loopt vooral van september tot februari omdat dan de meeste slachtoffers door CO-vergiftiging vallen. Organisaties en zorgverstrekkers worden extra aangespoord om de bevolking te sensibiliseren met CO-vormingen en informatiemateriaal over CO. De Gezondheidsdienst ontwikkelde informatiemateriaal dat gratis verspreid wordt. Een CO-folder die in twaalf talen bestaat, geeft basisinformatie over CO-vergiftiging. Een CO-checklist voor thuis bevat veel visueel materiaal en is zeer praktisch voor de individuele gebruiker. De gezondheidsdienst ontwierp een reizende CO-tentoon-6 LOKAAL 1 februari 2010

Kortrijk geeft extra premie en begeleiding De stad Kortrijk besteedt veel aandacht aan veilig wonen. CO-preventie maakt hier deel van uit. De stad biedt een

premie aan huurders, eigenaar-verhuurders, eigenaar-bewoners of vruchtgebruikers van Kortrijkse woningen. Wie door een erkende aannemer of installateur CO-beveiligingswerken laat uitvoeren, krijgt tot 50 procent van het factuurbedrag terug, met een maximum van 500 euro. Kortrijk investeert niet alleen in woningen, de stad zet ook in op de begeleiding van kandidaatpremieaanvragers. Het personeel van de woonwinkelbalie informeert de kandidaten en overloopt het premiereglement samen met hen. Als de kandidaat over een offerte beschikt, helpt het baliepersoneel hem met het invullen van het aanvraagformulier. Het maakt de aanvrager ook wegwijs in de doolhof van premies. Dit is geen overbodige luxe: zo is er ook nog de premie van het Vlaamse Gewest, van de provincie en van Eandis. Als de bewoner de woonwinkelbalie verlaat, kent hij het totale premiebedrag waarop hij recht heeft. Sabine Van Cauwenberge

ÎÎLeen Van Zele, Gezondheidsdienst Gent, T 09-235 22 50, gezondheidsdienst@gent.be en Ciska Vereecke, directie Stadsplanning & -ontwikkeling Kortrijk, T 056-27 84 30

Nieuwe federale campagne CO-vergiftiging met extra aandacht voor kansengroepen Elk jaar vallen er doden door koolstofmonoxide-intoxicatie. Sommige risicogroepen zoals kansarmen en bepaalde minderheden worden niet altijd bereikt met klassieke preventiecampagnes. Met de campagne Hou de stille moordenaar buiten wil de FOD Binnenlandse Zaken dit probleem aanpakken. De campagne bestaat uit een fotoroman met een duidelijke en eenvoudige boodschap: CO is levensgevaarlijk, maar je kunt je ertegen beschermen. Voor de verspreiding van de fotoroman roepen minister van Binnenlandse Zaken Annemie Turtelboom en staatssecretaris voor Armoedebestrijding Philippe Courard de steun in van de OCMW’s, armoedeassociaties en minderhedenfora. Wilt u helpen met het verspreiden van de boodschap bij uw doelgroep? De FOD Binnenlandse Zaken levert gratis ondersteuning met brochures, affiches en fotoromans in tien talen. ÎÎdieter.geernaert@ibz.fgov.be, T 02-557 33 53, www.besafe.be


PRINT & WEB

Genk opent eerste veiligheidshuis n oktober 2009 opende de stad Genk het eerste veiligheidshuis in Vlaanderen. Het groepeert de bestaande diensten Preventie, Gemeenschapswachten en de voormalige Justitieantenne. De oprichting ervan betekent niet zomaar een naamsverandering van de bestaande diensten, maar verzekert een versterkte visie en profilering van de dienst door een lokale integrale en geĂŻntegreerde behandeling van (on)veiligheidsfenomenen. De dienstverlening aan burgers, slachtoffers en daders blijft in eerste instantie gelijk en situeert zich op het vlak van diefstalpreventie, feestbeleid, gemeenschapswachten, burenbemiddeling, alternatieve gerechtelijke maatregelen. De focus gaat wel veel ruimer dan de bestrijding van criminaliteit. Het veiligheidshuis werkt ook aan het subjectieve onveiligheidsgevoel en het leefbaarheidsaspect. Daarnaast concentreert het zich op

een sterkere profilering van de integrale en geĂŻntegreerde ondersteuning, informatieuitwisseling en samenwerking. Het veiligheidshuis heeft een musketon als symbool. Dat is een metalen veiligheidsring die bergbeklimmers gebruiken om hun touwen aan elkaar vast te haken zodat de hele groep klimmers tegen een val in de diepte beveiligd is. Naar analogie daarmee wil het veiligheidshuis van Genk via samenwerking met alle partners de veiligheidsketen tot stand brengen. Het veiligheidshuis maakt deel uit van de stedelijke afdeling Sociale Zaken en staat onder leiding van preventieambtenaar Sarah Wouters. Het werkingsgebied is de hele politiezone GenkAs-Opglabbeek-Zutendaal. GF

I

Nadja Desmet

DANIEL GEERAERTS

De Verenigde Verenigingen, de spreekbuis van het middenveld, publiceerde onlangs een wegwijsgids Verenigen tegen Armoede. Aan de hand van zes inspirerende praktijkvoorbeelden kunnen verenigingen aan de slag gaan met het thema armoede. Het eerste deel schetst de praktijkvoorbeelden, die telkens op een andere manier weergeven hoe een vereniging de strijd met armoede heeft aangebonden. Daarbij worden ook leessuggesties geleverd: verwijzingen naar brochures, boeken en verslagen die verenigingen een zicht geven op armoede en hun rol daarin. Het tweede deel biedt een overzicht van de voornaamste organisaties en diensten die werken aan armoedebestrijding. Overigens kan elke vereniging het verschil maken, of het nu gaat om een sport-, milieu-, culturele, senioren- of jongerengroepering. De gids kan worden besteld via info@deverenigdeverenigingen.be of gedownload op onderstaande site. www.deverenigdeverenigingen.be

ĂŽĂŽwww.veiligheidshuis.be

VVSG zoekt mee naar oplossing quadproblematiek

S

teeds meer steden en gemeenten klagen over overlast door quadvoertuigen. Deze voertuigen beschadigen landelijke wegen, veroorzaken onveilig rijgedrag of geluidsoverlast. Een aantal steden en gemeenten zocht in het verleden reeds naar een oplossing door (succesvol) in overleg te gaan met de belangengroepen, door te zoeken naar concrete maatregelen of door een aanvullend verkeers- of politiereglement (al dan niet gekoppeld aan GAS) in te voeren. De VVSG stelde hierover een nota op met een aantal mogelijke oplossingen en trad onlangs, samen met de andere verenigingen van steden en gemeenten, in overleg met de medewerkers van staatssecretaris voor Mobiliteit Etienne Schouppe (zie in dit verband Schriftelijke Vraag nr. 4-4261 van 2/9/2009 van senator Paul Wille en Schriftelijke Vraag nr. 4-4153 van 18/8/2009 van senator Hugo Vandenberghe). De VVSG verdedigt de mogelijkheid die steden en gemeenten hebben om op hun eigen maat via GAS en/of aanvullende verkeersreglementen te werken. Het kabinet werkt momenteel aan een oplossing die voor alle partijen acceptabel is. Tegen april 2010 zou de verkeersreglementering op dit vlak al aangepast kunnen zijn.

Alex Verhoeven, Erwin Debruyne en Tom De Schepper

Wegwijsgids ‘Verenigen tegen armoede’

Rechtenverkenner wordt toegankelijker De Vlaamse Regering wil de toegang van elke burger tot de sociale grondrechten garanderen. Een van de manieren om dat te doen, is www.rechtenverkenner.be. Deze portaalsite bundelt toegankelijke basisinformatie over de sociale rechten die de verschillende overheden (federale, Vlaamse, provinciale en lokale) aanbieden. De gebruiker kan de rechtenverkenner doorzoeken op thema, doelgroep, in een alfabetisch totaaloverzicht, met trefwoorden en door een persoonlijk profiel samen te stellen. Voor dit profiel moest tot nog toe heel wat persoonlijke informatie worden ingevoerd. Die stap wordt binnenkort overbodig. Met hun identiteitskaart kunnen gebruikers de persoonlijke gegevens die ze nodig hebben (en alleen die) ophalen en gebruiken en hergebruiken in hun profiel van de rechtenverkenner. www.rechtenverkenner.be

1 februari 2010 LOKAAL 7


LAYLA AERTS

KORT LOKAAL NIEUWS

Wie valt of glipt door de mazen van het onderwijsnet? Welke leerplichtige is nergens terug te vinden?

Gemeenten controleren leerplicht De dienst Leerplichtcontrole gaat na of alle leerplichtigen bezig zijn met leren. Voor de dossiers van niet-geregistreerde leerlingen doet de dienst vanaf januari een beroep op het college van burgemeester en schepenen om de leerlingen ter plaatse op te zoeken.

H

et departement Onderwijs gaat vanaf de derde schooldag in september na of alle leerplichtigen ook effectief bezig zijn met leren. Dit betekent controleren of ze ingeschreven zijn in een erkende onderwijsinstelling, thuisonderwijs volgen of om een andere legitieme reden niet op de schoolbanken zitten. De dienst Leerplichtcontrole van het departement neemt deze taak op zich. Hij vergelijkt databanken en schrijft brieven aan ouders van niet-geregistreerde leerlingen. Levert dat geen duidelijkheid, dan doet het departement in de maand januari een beroep op het college van burgemeester en schepenen om de resterende dossiers ter plaatse te onderzoeken. In het gros van de Vlaamse steden en gemeenten gaat het om maximaal tien dossiers voor basis- en secundair onderwijs samen. In enkele

30%

Vlaamse centrumsteden, het Brusselse en in gemeenten aan de Nederlandse grens zijn dat er traditioneel meer, soms beduidend meer. Voor al deze dossiers vraagt het departement om zo mogelijk de lokale politie ter plaatse te sturen voor opheldering. Jaarlijks blijven ze immers stuiten op enkele pijnlijke gevallen van schending van het leerrecht. Hoe pakt de gemeente deze klus aan? Belangrijk is een vaste contactpersoon die de lokale controle opvolgt en aanspreekpunt is voor de dienst Leerplichtcontrole. Dat kan een ambtenaar flankerend onderwijsbeleid zijn, een ambtenaar van de eigen onderwijsadministratie, een spijbel-, integratie- of andere ambtenaar, een inspecteur van de sociale dienst van de lokale politie. Zaak

is dat de restdossiers zo efficiënt mogelijk worden afgehandeld. Vaak begint de zoektocht bij een controle door de dienst Burgerzaken. Ouders aanschrijven heeft meestal niet veel zin, behalve in grensgemeenten met Nederland. Ouders met Nederlandse nationaliteit en kinderen op een school in Nederland voelen zich wellicht meer aangesproken door een brief van het gemeentebestuur dan door een aanmaning uit Brussel. Blijft ten slotte als hoofdmoot het huisbezoek door de lokale politie op het laatst bekende adres. Dat is en blijft een tijdsintensieve aangelegenheid, meestal een klus voor de weekendploeg. Wat er ook van zij, de inspanningen van de lokale besturen leidden voor het secundair onderwijs tot 100 procent uitsluitsel, voor het basisonderwijs tot 95,6 procent. Het betere werk! Marleen Devry

Volgens het Rijksregister van de natuurlijke personen telt Vlaanderen 2,5 miljoen huishoudens. 750.000 van deze huishoudens bestaan slechts uit één persoon. Dat is dus 30%. De provincie Limburg heeft het laagste aantal eenpersoonshuishoudens (80.457), de provincie Antwerpen het hoogste (232.450). Dit

betekent dat in Limburg een op vier huishoudens bestaat uit één persoon en in Antwerpen een op drie. Wilt u weten hoe het gesteld is met de samenstelling van de huishoudens in uw eigen gemeente of provincie, surf dan naar www.lokalestatistieken.be.

8 LOKAAL 1 februari 2010


PRINT & WEB

22 tot 26 maart Organiseer een Dag van de Energie Van 22 tot 26 maart vindt de Europese Week van de Duurzame Energie plaats. Sinds 2005 organiseert de Europese Commissie jaarlijks een week waarin acties die energie-efficiĂŤntie of hernieuwbare energie promoten, bijzondere aandacht krijgen. De Commissie roept de lokale besturen op zelf initiatieven te nemen. Het kan gaan om tentoonstellingen, conferenties, optredens, opendeurdagen, workshops, debatten of rondleidingen. U kunt uw Dag van de Energie kenbaar maken op www.eusew.eu. BDW

stefan dewickere

Online: jeugdbeleidsplan.be De nieuwe website www.jeugdbeleidsplan.be bundelt alle informatie voor lokale jeugdwerkers over lokale jeugdbeleidsplannen. Naast een grote hoeveelheid knowhow van binnen en buiten de jeugdsector vindt u er stimulerende teksten en mogelijke thema’s om zelf mee aan de slag te gaan. Theoretische stukken worden afgewisseld met praktijkvoorbeelden en filmpjes die iedereen moeten aanzetten tot plannen. U leert er alles over het (jeugdbeleids)plan en u kunt ook de mogelijkheden in eigen gemeente bekijken: Hoe gaat u aan de slag met ‘internationaal’? Hoe kan het jeugdwerk beter ondersteund worden? Wat met de relatie jeugd-cultuur? www.jeugdbeleidsplan.be

De VVSG heeft de betaaldata van de aanvullende personenbelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing opgevraagd.

Wanneer worden de aanvullende belastingen gestort?

V

oor de gemeentelijke thesaurieplanning is een goed zicht op de datum van belangrijke inkomsten- en uitgavenstromen essentieel. Zowat 40%

van de ontvangsten van de Vlaamse gemeenten komen uit de aanvullende personenbelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing. Net als

de vorige jaren heeft de VVSG de geplande betaaldata voor 2010 van beide belastingen bij respectievelijk de FOD FinanciĂŤn en de Vlaamse belastingdienst opgevraagd.

Alle gegevens zijn beschikbaar op www.vvsg.be, knop werking en organisatie, financiĂŤn, aanvullende belastingen, stortingsdata. Jan Leroy

Tot 1 april Subsidies voor strategische ruimtelijke projecten Gemeenten en andere publieke instanties kunnen een subsidie aanvragen voor de realisatie van een concreet project dat bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van Vlaanderen. Het project moet uitvoering geven aan een ruimtelijk planningsproces op bovenlokaal niveau. Projecten die louter op lokaal niveau als strategisch te beschouwen zijn, komen dus niet in aanmerking. Samenwerken met private partners is wĂŠl mogelijk. Geselecteerde strategische projecten krijgen een subsidie voor de loon- en werkingskosten van een professionele projectcoĂśrdinatie, voor 80 procent van de gemaakte kosten tot een maximum van 100.000 euro per jaar, gedurende maximaal drie opeenvolgende jaren. Een project indienen kan tot 1 april bij de Vlaamse overheid. Ook de verwerving van grond kan aanvullend gesubsidieerd worden tot maximaal 500.000 euro. ĂŽĂŽrsv.vlaanderen.be

Toolkit functioneringsgesprekken De recent uitgebrachte Toolkit van WIVO geeft concrete tips aan zowel leidinggevenden als medewerkers voor een zinvol functioneringsgesprek. Het materiaal werd ontwikkeld rond het thema ‘koken’. ‘Receptenboekjes’ voor de medewerkers enerzijds en voor de leidinggevende anderzijds verstrekken in heldere schrijfstijl tips voor de voorbereiding en voor het voeren van het gesprek zelf: inleiding, verloop, feedback, afspraken, actieplan en ontwikkelingsplan. Ook verslag, afronding en opvolging krijgen de nodige aandacht. Doordat beide boekjes elkaars spiegelbeeld vormen, spelen de tips van de leidinggevende en de medewerker op elkaar in. De Toolkit bevat verder materiaal om de drempel voor het gesprek te verlagen en om moeilijke onderwerpen bespreekbaar te maken. Toolkit functioneringsgesprekken incl. cdrom, WIVO, uitgeverij Politeia, Brussel, 36 euro

1 februari 2010 LOKAAL 9


PERSPIRAAT

KORT LOKAAL NIEUWS

“Als OCMW-lid zie ik dagelijks

hoeveel energie de overheid in kansarmoede steekt. De staat kan ondersteunen, maar de warmte moet van ergens anders komen. Je moet de kansarmen ook weer bij elkaar brengen, zodat ze alsnog een glimp van zelfvertrouwen kunnen ontwikkelen. Helaas lukt dat niet met geld alleen.

Geertrui Windels, raadslid OCMW in Sint-Genesius-Rode en echtgenote van Herman Van Rompuy – De Morgen 2/1

in de OCMW-raad ging zetelen, dachten ze meteen dat het politiek niet goed ging. Ik heb met hand en tand moeten uitleggen hoe belangrijk het OCMW is.

Ali Salhi, het eerste allochtone OCMWraadslid te Sint-Niklaas – Het Laatste Nieuws 9/1

“Ambtenaren moeten geen publieke rol vervullen, die taak is weggelegd voor de politici.” Roel Verhaert, stadssecretaris van Antwerpen – Gazet van Antwerpen 25/11

“ Ik ben zoals de pastoor van vroeger: mensen vertellen me over hun problemen.” Daniël Termont (SP.A), burgemeester van Gent – Het Nieuwsblad 31/12

“ De vraag naar hedendaagse

architectuur is de voorbije jaren spectaculair toegenomen. Steden zijn niet meer tevreden met mondaine gebouwen. Of met de basic stuff. Ze zijn tuk op vernieuwing.

Internationaal spektakelarchitecte Zaha Hadid – De Standaard 26/12

“ Eigenlijk zou Vlaanderen er juist

mee moeten dreigen om de gemeenten van de niet-benoemde Randburgemeesters naar Brussel over te hevelen. Want wie bij zijn volle verstand is en goed beseft wat die Brusselse 19 gemeenten voorstellen, wil daar echt niet bij horen.

Louis Tobback (SP.A) – Knack 23/12

“ De Vlaamse overheid geeft de

steden en gemeenten veel te weinig vrijheid. Toen ik zelf nog in Brussel werkte, was ik me daar amper van bewust. Maar zodra ik mijn intrek in het stadhuis had genomen, ondervond ik dagelijks hoe verstikkend al die Vlaamse regels werken.

Luc Martens (CD&V), burgemeester van Roeselare – Knack 23/12

10 LOKAAL 1 februari 2010

LAYLA AERTS

“ Toen kennissen hoorden dat ik

Niet enkel het milieu ook de financiën varen wel bij interne milieuzorg.

Drie jaar interne milieuzorg in de zorg

D

rie jaar geleden startte de vzw Ecolife onder de naam ecocare met een project interne milieuzorg in de zorgsector. Dertig organisaties namen eraan deel, de subsidies van de Vlaamse overheid lopen nu op hun einde. Projectverantwoordelijke Tina Baert: ‘Ecocare bestaat uit twee luiken. In de eerste fase voert elke instelling een Milieugedragsscan uit aan de hand van een gedetailleerde vragenlijst die door verschillende groepen van medewerkers wordt ingevuld. In de tweede fase

wordt een EcoTeam opgestart onder leiding van een professionele coach. Het EcoTeam voert concrete en creatieve acties uit om de milieu-impact van de instelling te verkleinen. Door deel te nemen aan ecocare vergroot ook het draagvlak voor interne milieuzorg bij de medewerkers.’ Tot de deelnemende instellingen behoren drie algemene ziekenhuizen, één universitair ziekenhuis, dertien rusthuizen, vier psychiatrische ziekenhuizen en negen instellingen voor mensen met een handicap.

In het Chirurgisch Dagcentrum van het UZ Leuven zijn ze enthousiast over de verwezenlijkingen van het EcoTeam. Onder leiding van de coach werden nieuwe handendrogers geplaatst, papier bespaard en duurzaam schoeisel gebruikt. Deze acties zijn niet alleen in het voordeel van het milieu, vanuit financieel oogpunt zijn ze heel interessant. Ecocare behoort nu tot het vaste aanbod van Ecolife vzw. Elke Vastiau ÎÎwww.ecocare.be

Tot 14 mei Aanvraag subsidies lokaal woonbeleid De eisen die op het vlak van huisvesting aan de lokale besturen gesteld worden, zijn groot. Tegenwoordig wordt van een lokaal bestuur verwacht dat het een regisseursrol opneemt en ook allerlei inhoudelijke taken zelf uitvoert. Denk maar aan de opmaak van diverse inventarissen (bijvoorbeeld in verband met leegstand), de realisatie van bijkomende sociale woningen en de toewijzing ervan via lokale toewijzingsreglementen. Vlaanderen wil met name de kleine gemeenten ondersteunen via een subsidie voor intergemeentelijke projecten lokaal woonbeleid. In eerder uitzonderlijke situaties kunnen ook individuele gemeenten in aanmerking komen voor een meer beperkte subsidie. Recent werden via een open oproep gemeenten uitgenodigd een dossier in te dienen. Dat kan tot 14 mei bij de Vlaamse overheid. ÎÎwww.bouwenenwonen.be


PIETER BOS column

CEMR heeft nieuwe secretarisgeneraal

Een mens in de politiek

O

CEMR

stefan dewickere

nze Europese koepel The Council of European Municipalities and Regions (CEMR) krijgt vanaf 1 februari een nieuwe secretaris-generaal: Frédéric Vallier, voormalig diensthoofd internationale relaties van de Franse stad Nantes. Hij volgt Jeremy Smith op die gedurende acht jaar deze functie bekleedde. Hij

Jeremy Smith heeft acht jaar de lokale belangen op Europees niveau behartigd. Hij wordt nu opgevolgd door Frédéric Vallier.

was het boegbeeld voor de verenigingen en steden in Europa en daarbuiten. De VVSG blikt met veel waardering terug op de inspanningen die Jeremy Smith heeft geleverd om van CEMR een stevige partner te maken om de lokale belangen op Europees niveau te behartigen. De lat ligt dus hoog voor Frédéric Vallier, de VVSG en alle andere verenigingen wensen hem veel succes toe. In 2004 verscheen in Lokaal 11 het interview ‘Lokale besturen leggen de brug tussen de burger en Europa’ met Jeremy Smith. Betty De Wachter

Iedere bioloog kan u vertellen dat er politieke en andere beesten bestaan. Daarnaast heb je de mensen en – zeldzamer – de mensen in de politiek. Die laatsten kun je herkennen aan hun mantra: ‘Ik ben geen politiek beest.’ Een specimen van deze soort is schepen X ten onzent (maar wij zijn er gerust in dat elkeen hem probleemloos door een andere X of Y ten hunnent kan vervangen). De man staat noch om zijn grote intellect noch om een compenserende kwaliteit bekend. Laten we het erop houden dat hij bekend is. Soms volstaat dat ruimschoots om verkozen en zelfs schepen te worden. Nu ja, worden. Schepen X werd niet verkozen. Hij werd uitverkoren. En hij werd geen schepen. Hij trad aan. Hoewel hij zijn bekendheid verwierf in een wandelclub, heeft hij het wandelen afgezworen. Tegenwoordig schrijdt hij. En als hij niet schrijdt, houdt hij zich staande. Veruit het grootste deel van zijn energie gaat naar het handhaven van zichzelf. Zo geeft hij op geheel eigen wijze invulling aan het begrip ‘handhaving’. En op die manier is zijn levensmotto, ‘leven en laten leven’, meteen ook zijn overlevingsmotto geworden. Wanneer de burgemeester of collegaschepenen de moeilijke vragen in zijn plaats beantwoorden, toont hij zich een geboren teamspeler. Hij weet wanneer hij moet zwijgen. Hij weet wanneer hij moet knikken of schudden. Of toch meestal. Het komt voor dat hij vóór zijn beurt spreekt. Dan werd hij misbruikt door de pers: ‘Je kent ze, hè.’ Waaraan hij dan onmiddellijk toevoegt dat hij ‘niets tegen journalisten heeft, integendeel, maar ze moeten wel eerlijk blijven.’ Ongelijk kun je hem niet geven. Soms knikt de schepen ‘ja’ wanneer het ‘nee’ moet zijn. Wanneer hij daarop wordt aangesproken, geraakt hij geïrriteerd. Is de criticus, zonneklaar een criticaster, misschien van kwade wil? Weigert hij te zien dat de schepen verkeerd begrepen werd? Een schepen zal toch niet wetens en willens ‘ja’ zeggen als het ‘nee’ moet zijn? Ook daarop valt niets af te dingen. Maar meestal beperkt schepen X zich tot aanwezig zijn. Dat ziet hij als zijn hoofdopdracht: zoveel mogelijk aanwezig zijn. Maakt niet uit waar. Bij vriend en vijand. Bij voor- en tegenstander. Kieskeurig kun je hem niet noemen. Als hij kan, is hij er. En

als hij iets kan, is het kunnen. Bovendien is hij er niet zomaar. Hij is Aanwezig. Als er een foto wordt genomen, staat hij erop. Blijkt nadien dat hij er beter niet op had gestaan, dan voelt hij zich gepakt door de fotografen: ‘Je kent ze, hè.’ Even zichtbaar als de schepen is, zo onhoorbaar is hij ook. Behalve over het weer, het aantal aanwezigen en de goede sfeer kan men hem zelden op een mening betrappen. Niet omdat hij die niet zou hebben: ‘Ik heb daar natuurlijk een heel eigen gedacht over,’ zegt hij desgevraagd. Daarna laat hij een stilte vallen, zo veelbetekenend dat iedereen er zijn eigen betekenis aan kan geven. Wijselijk laat hij in het midden of zijn gedacht ook strookt met dat van de meerderheid. Wie aandringt, stuit op zijn bescheidenheid: ‘Mijn mening doet hier niet ter zake.’ Het gebeurt dat er onverlaten zijn die vinden dat ze dat wél doet: ‘Komen er nu parkeerplaatsen of een fietspad?’ Daar laat schepen X zich niet aan vangen: ‘Bij alles zijn er pro’s en contra’s en je kunt daar eindeloos over discussiëren.’ Dus zou het dom zijn om ermee te beginnen. Tenzij voor wie zeker is van het eeuwige leven zodat een eindeloze discussie geen hinderpaal is. Zulke mensen bestaan: ‘Maar wat lijkt de schepen nu zélf het beste?’ ‘Wel kijk,’ zegt de schepen dan, zijn vestje schikkend, ‘het zou voor mij nu makkelijk zijn om dit of dat te zeggen, een verklaring af te leggen zogezegd. Maar dat zou niet eerlijk zijn. De discussie moet gevoerd worden waar ze gevoerd moet worden.’ Op dit punt druipen de meesten af. Onder de indruk van zoveel Zen, dan wel omdat ze de handig gemaskeerde diepzinnigheid met misplaatste geheimzinnigheid verwarren. Helaas. Soms zijn er kuitenbijtertjes die van geen loslaten willen weten: ‘Maar de schepen kan toch wel zeggen welk standpunt hij zal verdedigen?’ Nog verliest onze grote mensenvriend zijn geduld niet. Samenzweerderig laat hij weten: ‘Daarvoor is het nog te vroeg.’ En voor wie het nog niet duidelijk is, legt hij uit: de zaak zou er niet mee gebaat zijn als hij nu zijn standpunt zou uitbazuinen. Hij zou erop gepakt worden. Niet in de laatste plaats door zijn collega’s: ‘Je kent ze, hè.’ En of we ze kennen! Schepen X, een Mens tussen de politieke beesten. I

ÎÎwww.ccre.org

1 februari 2010 LOKAAL 11


STEFAN DEWICKERE

ORGANISATIE FINANCIEEL MANAGEMENT

Van decreet tot praktijk? De delegatie van budgethouderschap aan personeelsleden Het Gemeentedecreet biedt Vlaamse gemeenten sinds 2007 de mogelijkheid om het budgethouderschap binnen bepaalde grenzen aan personeelsleden te delegeren. De Vlaamse OCMW’s kunnen dit al sinds de inwerkingtreding van de NOB (Nieuwe OCMW Beleids- en Beheersinstrumenten) vanaf 1998. We gingen na in welke mate de Vlaamse gemeenten en OCMW’s van deze mogelijkheid gebruik maken. Katrien Weets en Geert Bouckaert

O

m te weten in welke mate Vlaamse gemeenten en OCMW’s budgethouderschap aan personeelsleden delegeren, gebruiken we data uit een grootschalige vragenronde bij alle Vlaamse gemeenteen OCMW-secretarissen en -ontvangers, uitgevoerd door het Instituut voor de Overheid (KULeuven) binnen het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen. Het onderzoek liep van september 2008 tot maart 2009 onder de noemer Management & Innovatie in Lokale Besturen. De steekproeven zijn representatief voor 12 LOKAAL 1 februari 2010

de populaties van de Vlaamse gemeenten en OCMW’s wat betreft hun spreiding over de verschillende provincies en hun inwonertal. Personeelsleden-budgethouders: meer dan een speld in een hooiberg? De resultaten tonen aan dat de Vlaamse gemeenten het budgethouderschap slechts met mondjesmaat aan personeelsleden delegeren. Zo is de secretaris maar in 10% van de Vlaamse gemeenten budgethouder in toepassing van artikel

159 van het Gemeentedecreet (‘door het college gedelegeerd budgethouderschap voor aangelegenheden van dagelijks bestuur’). De praktijk van het delegeren van het budgethouderschap aan andere personeelsleden dan de secretaris is nog minder verspreid. Respectievelijk in 6% en in 2% van de Vlaamse gemeenten vinden we budgethouders op het niveau van de diensthoofden en de andere personeelsleden. De mogelijkheid om het budgethouderschap met betrekking tot bepaalde budgetten betreffende projecten te delegeren aan wijkcomités of burgerinitiatieven, wordt niet benut. Geen enkele respondent stelde dat zijn bestuur een beroep doet op deze vorm van delegatie van budgethouderschap. De Vlaamse OCMW’s maken meer gebruik van de mogelijkheid om het budgethouderschap aan personeelsleden te delegeren, maar als we er rekening mee houden dat het voor hen al langer moge-


De Vlaamse gemeenten en OCMW’s delegeren maar met mondjesmaat het budgethouderschap aan personeelsleden.

lijk is dan voor gemeenten, blijft ook dit eerder bescheiden. In 53% van de Vlaamse OCMW’s is het budgethouderschap aan de secretaris toegekend. Respectievelijk in 31% en 13% van de Vlaamse OCMW’s werd het budgethouderschap aan diensthoofden en aan andere personeelsleden toevertrouwd. De decreetgever stelt dat het budgethouderschap taakstellend is in die zin dat het de realisatie van beleidsdoelstellingen beoogt. Daarom peilden we bij secretarissen en ontvangers die aangaven dat het budgethouderschap in hun bestuur aan personeelsleden gedelegeerd werd, naar hun perceptie over de koppeling ervan aan doelstellingen en/of resultaten. Anderzijds gingen we na of de besturen waar de secretaris budgethouder is voor aangelegenheden van dagelijks bestuur en/of de besturen waar het budgethouderschap gedelegeerd werd aan diensthoofden, een beleidsnota opmaakten en hierin doelstellingen formuleerden. Voor deze laatste analyse vertrokken we van de algemene managementlogica, die ook in het Gemeentedecreet vervat zit. Deze logica stelt dat een bestuur in een eerste fase een beleidsnota opmaakt waarin het doelstellingen op het niveau van de organisatie formuleert. In een tweede fase vertaalt het deze doelstellingen naar het niveau van de individuele budgethouders bínnen de organisatie. De opmaak van een beleidsnota en de formulering van beleidsdoelstellingen zijn dan noodzakelijke randvoorwaarden om het budgethouderschap aan doelstellingen en/of resultaten te koppelen. Onze analyses tonen aan dat het budgethouderschap in het beperkte aantal besturen waar het aan personeelsleden werd gedelegeerd, veelal niet aan doelstellingen en/of resultaten gekoppeld wordt. Voor de gemeenten meldde slechts een handvol respondenten een dergelijke koppeling in zijn bestuur. Van de 22 besturen in de steekproef waarvan de respondent aangaf dat de secretaris van zijn/haar bestuur budgethouder is in toepassing van artikel 159 van het Gemeentedecreet, formuleerden drie besturen bovendien geen doelstellingen in de beleidsnota. Vier besturen maakten geen beleidsnota op. In deze besturen zijn de noodzakelijke

Budgethouderschap in het Gemeentedecreet Het budgethouderschap is de toegekende bevoegdheid tot beheer van een budget dat taakstellend is in die zin dat het een norm inhoudt waarvan de budgethouder de realisatie nastreeft (art. 158 Gemeentedecreet). Het komt (met een aantal uitzonderingen) principieel toe aan het college van burgemeester en schepenen (art. 159 § 1 Gemeentedecreet). Het kan echter op verschillende manieren aan personeelsleden worden gedelegeerd. Voor aangelegenheden van dagelijks bestuur kan het college het budgethouderschap delegeren aan de secretaris, die deze bevoegdheden verder aan andere personeelsleden kan delegeren. Hij moet daarbij rekening houden met het organogram (art. 159 §2 Gemeentedecreet). Daarnaast kan het college, onder de door de gemeenteraad bepaalde voorwaarden en na advies van de secretaris, het budgethouderschap ook voor aangelegenheden die het dagelijkse bestuur te boven gaan, rechtstreeks aan personeelsleden delegeren (art. 159 §3 Gemeentedecreet). Het Gemeentedecreet voorziet daarenboven in de mogelijkheid om, onder de door de gemeenteraad vastgestelde voorwaarden, het budgethouderschap met betrekking tot bepaalde budgetten betreffende projecten te delegeren aan wijkcomités of burgerinitiatieven (art. 159 §4 Gemeentedecreet).

randvoorwaarden voor het koppelen van het budgethouderschap aan doelstellingen en/of resultaten dus niet vervuld. De respondenten die meldden dat het budgethouderschap in hun bestuur aan een of meer diensthoofden werd gedelegeerd, gaven wel allen aan dat er een beleidsnota werd opgemaakt waarin doelstellingen werden geformuleerd.

zijn de randvoorwaarden voor het koppelen van het budgethouderschap aan doelstellingen en/of resultaten dus evenmin aanwezig. Samengevat stellen we vast dat het budgethouderschap in de Vlaamse gemeenten en OCMW’s tot nog toe maar beperkt aan personeelsleden werd gedelegeerd. Waar dit toch gebeurde, is het dikwijls

De secretaris is maar in 10% van de Vlaamse gemeenten budgethouder volgens artikel 159 van het Gemeentedecreet. De praktijk van het delegeren van het budgethouderschap aan andere personeelsleden is nog minder verspreid. Het onderzoek bij secretarissen en ontvangers van de Vlaamse OCMW’s levert een gelijkaardig beeld op. Meer respondenten duidden aan dat het budgethouderschap in hun bestuur gekoppeld wordt aan doelstellingen en/of resultaten. Een meerderheid stelde echter dat hun bestuur een dergelijke koppeling niet maakt. Van de 94 besturen in de steekproef waar het budgethouderschap aan de secretaris werd toegekend, formuleerden er achttien geen doelstellingen. 24 besturen maakten geen beleidsnota op. Van de vijftig besturen in de steekproef waar het budgethouderschap aan diensthoofden werd gedelegeerd, formuleerden er tien geen doelstellingen in de beleidsnota. Twaalf besturen maakten geen beleidsnota op. In een substantieel deel van de Vlaamse OCMW’s waar het budgethouderschap werd gedelegeerd aan personeelsleden,

niet gekoppeld aan doelstellingen en/of resultaten. Vaak zijn ook de noodzakelijke randvoorwaarden daarvoor niet aanwezig. De vraag rijst uiteraard of we dan wel van budgethouderschap kunnen spreken. Er zijn verschillende mogelijke verklaringen voor de geringe verspreiding van een dergelijke delegatie van het budget-houderschap. Personeelsleden zouden niet bereid zijn deze bevoegdheid op te nemen. Mandatarissen zouden zich niet kunnen vinden in het principe van het sturen op hoofdlijnen. Het instrument van budgethouderschap zou op het lijf van grote besturen geschreven zijn, maar niet aan de behoeften van kleinere besturen beantwoorden. De prestatiemeetsystemen om de uitvoering van het budgethouderschap op te volgen zouden vooralsnog ontbreken. 1 februari 2010 LOKAAL 13


ORGANISATIE FINANCIEEL MANAGEMENT

We hebben deze mogelijke verklaringsgronden niet systematisch afgetoetst tijdens het onderzoek. De vraag hoe we de stand van zaken in de Vlaamse lokale besturen kunnen verklaren, kunnen we dus niet beantwoorden. Wel kunnen we lessen trekken uit de ervaringen die men buiten de landsgrenzen al opdeed met gelijkaardige initiatieven.

opzetten van de vereiste prestatiemeetsystemen. Moynihan onderzocht ook de gevolgen van het slechts gedeeltelijk doorvoeren van de vooropgestelde hervorming. Hij stelde vast dat de druk om de efficiëntie en de effectiviteit van overheidsorganisaties te verbeteren sterk was toegenomen als gevolg van de MFR-hervorming, maar

In gemeenten en OCMW’s met budgethouderschap is dit dikwijls niet gekoppeld aan doelstellingen en/of resultaten. Lessen uit de Verenigde Staten Wat in Vlaanderen gebeurt, is immers geen op zichzelf staand verhaal. D.P. Moynihan (2006) stelde in een evaluatie van de Managing for Results-hervorming (MFR) in de Verenigde Staten al vast dat verschillende staten sterk hadden ingezet op strategische planning en prestatiemeting, maar dat de hervormingen om de autonomie van managers uit te breiden veelal achterwege bleven. De bedoelde hervorming werd daardoor maar gedeeltelijk doorgevoerd. Zijn analyse ontkrachtte eveneens de bewering dat de MFR-hervorming in verschillende fases werd doorgevoerd, en dat het uitbreiden van de autonomie van managers een stap was die pas later in het hervormingstraject aan bod zou komen, namelijk na het

dat de managers binnen deze organisaties doorgaans niet over de noodzakelijke autonomie beschikten om daadwerkelijk verbeterinitiatieven op te zetten. Dit leidde ertoe dat potentiële verbeterprocessen systematisch werden ondermijnd en dat de MFR-hervorming er niet in slaagde de ambities uit te voeren. Moynihan concludeert dan ook dat de in zijn ogen teleurstellende afloop van de MFR-hervorming niet te wijten is aan het ideaal, maar veeleer aan de uitvoering ervan. Vooruitblik Of eenzelfde verhaal zal opgaan voor Vlaanderen en of het op zijn beurt zal leiden tot een sterkere verspreiding van de praktijk van delegatie van budgethouderschap, valt af te wachten.

Wel kunnen we er op basis van de ervaringen in de Verenigde Staten van uitgaan dat naarmate de Vlaamse gemeenten en OCMW’s sterker op strategische planning en prestatiemeting zullen inzetten, de kosten van het niet-delegeren van het budgethouderschap aan personeelsleden zich duidelijker zullen manifesteren. Dat de roep om het budgethouderschap toch nog in te voeren in een aantal besturen dan luider zal worden, is erg aannemelijk. Meer algemeen stellen we vast dat het debat in Vlaanderen zich momenteel in grote lijnen beperkt tot het onderzoek van wat het invoeren van de praktijk van delegatie van budgethouderschap aan personeelsleden nu eigenlijk kost. We zijn er echter van overtuigd dat het debat op termijn verruimd moet worden tot wat het niet-invoeren ervan dan wel kost. Elke medaille heeft immers twee zijden, ook die van het budgethouderschap. Katrien Weets en Geert Bouckaert zijn respectievelijk wetenschappelijk medewerker en directeur van het Instituut voor de Overheid • Het integrale onderzoeksrapport kan gratis gedownload worden op www.steunpuntbov.be. • Moynihan, D.P., ‘Managing for results in state government: evaluating a decade of reform’, Public Administration Review, 2006, 66(1), pp. 77-89. • Voor een uitgebreide beschrijving, zie: Weets, K. & Bouckaert, G., Delegatie van budgethouderschap aan personeelsleden in Vlaamse gemeenten en OCMW’s. Een stand van zaken, KULeuven: Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen, 2009

Lokaal Financieel Management U leest meer over budgethouderschap in Lokaal Financieel Management. Hoe denken lokale besturen over budgethouderschap? Hoe ver staan ze met de invoering ervan? Welke verschillen in aanpak bestaan er? De redactie bevroeg een aantal besturen, onder andere over de rol van budgethouders in de beleids- en beheerscyclus, hun relatie tot de politiek en hun plaats binnen het organogram. De redactie van het handboek staat onder leiding van Jan Leroy en Rudi Hellebosch. U kunt het boek bestellen op www.politeia.be, door te mailen naar info@politeia.be of te faxen naar 02-289 26 19. Het boek kost 119 euro voor VVSG-leden, 139 euro voor niet-leden.

Innovatie en creativiteit in de praktijk staan centraal op de Trefdag 2010. Neem zelf actief deel: laat zien wat u in huis hebt en presenteer uw sterke projecten en praktijken. Stuur uw beste cases in op www.trefdag.be en deel zo uw ervaringen met alle lokale besturen.

14 LOKAAL 1 februari 2010


Een bestemming voor iedere morzel gronds

P

lannen maken voor het ordenen van de ruimte is niet nieuw. De eerste steden (in Vlaanderen vanaf de negende, tiende eeuw) werden al doelgericht in de fysieke omgeving ingeplant om optimaal te functioneren als economisch knooppunt en versterkte woonplaats. Vandaag behoort de ruimtelijke ordening tot de meest fundamentele taken van elk gemeentebestuur, omdat grondbeleid, huisvesting en infrastructuur er onlosmakelijk mee verbonden zijn. Toch is een veralgemeend en doorgedreven beleid voor het plannen, en daarmee ook verordenen en vergunnen op het vlak van de ‘stedenbouw’, een relatief recent fenomeen. De eerste Gemeentewet (1836) bevatte twee stedenbouwinstrumenten: de rooiplannen en de bouwpolitie. De door de gemeenteraad goed te keuren rooiplannen bepaalden enkel de grenzen en bestemming van openbare wegen, maar hadden wel wezenlijke gevolgen voor nieuwbouw en heropbouw (verplicht achter de rooilijn) alsook voor de onteigening van gronden (indien nodig voor wegenaanleg). Daarnaast kon de gemeenteraad (overigens al sinds de Franse periode) bouwverordeningen aannemen ter bevordering van de openbare gezondheid, de veiligheid en het gemak van het verkeer, en kon hij toezicht uitoefenen op particuliere bouwwerken. De economische expansie, de bevolkingsaangroei en de uitbreiding van de steden deden tal van nieuwe behoeften ontstaan (zoals aanleg van rioolnetten, verbreden van straten, uitbouw van het wegennet) en maakten nieuwe regelgeving onontbeerlijk. De wetten van 1858 en 1867 stelden de gemeenten in staat ongezonde wijken te saneren en nieuwe aan te leggen in één operatie van onteigening en herverkaveling. In 1875 besteedden de gemeenten 12 miljoen frank aan openbare werken, acht maal meer dan in 1836; ondertussen was ook het bestuurlijke apparaat van de gemeenten aanzienlijk uitgebreid. De noodzaak van een algemene ruimtelijke ordening drong zich pas echt op na de twee wereldoorlogen. Om een ordeloze wederopbouw te vermijden bepaalden opeenvolgende besluitwetten (eerst in 1915 en 1919, dan in 1940 en 1946) dat Belgische gemeenten waar vernielingen waren aangericht door de oorlog, algemene inrichtingsplannen of plannen van aanleg moesten opmaken. In 1945 werd het Bestuur van de Stedenbouw en de Ruimtelijke Ordening opgericht, dat de bouwvergunningen voor de wederopbouw moest verlenen. Een actief gemeentelijk beleid ter zake kwam er echter pas met de Stedenbouwwet van 29 maart 1962. Deze ‘mijlpaalwet’ voerde vanuit een drievoudig perspectief (esthe

tisch, sociaal en economisch) een algemene bouwvergunningsplicht in en stelde verschillende niveaus van ruimtelijke planning in: streekplannen, gewestplannen en gemeentelijke plannen van aanleg (‘algemene’ en ‘bijzondere’). De bouwpolitie werd op gemeentelijk niveau georganiseerd. Vanaf het midden van de jaren zeventig begon de federale overheid met de opmaak van gewestplannen, die – als basis voor de plannen van aanleg – de dagelijkse praktijk van de ruimtelijke ordening en stedenbouw zouden bepalen. Terwijl iedere morzel gronds zo zijn bestemming kreeg, ontstonden tegelijk de zogenaamde zonevreemde gebouwen. Na 1980 werden de gewesten bevoegd voor ruimtelijke ordening. In Vlaanderen bleef de wet van 1962, weliswaar in gecoördineerde versies (1993, 1997), nog van kracht tot 2000. Als reactie op de bestaande ruimtelijke chaos (met verkavelingswoede en verlinting als voornaamste symptomen) had ondertussen een stijgend aantal gemeenten het initiatief genomen om voor hun grondgebied eigen ruimtelijke structuurplannen op te stellen: beleidsdocumenten die de ruimtelijke visie op langere termijn uitstippelden. Met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1997) en het decreet van 1999 vervlaamste de wetgeving op de ruimtelijke ordening en stedenbouw definitief. Het decreet voert het subsidiariteitsprincipe in en regelt de ruimtelijke planning op gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau. Sindsdien worden de plannen van aanleg geleidelijk vervangen door ruimtelijke uitvoeringsplannen, die de (nieuwe) structuurplannen in concrete, voor de burger juridisch bindende bouwvoorschriften moeten gieten, en daarbij ook moeten kunnen inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Tien jaar van wijzigingen aan de wetgeving resulteerden anno 2009 uiteindelijk in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De uitreiking van stedenbouwkundige of verkavelingsvergunningen, die sinds 1999 in de meeste gevallen door de gemeente gebeurt, maakt van het lokale bestuur niet alleen de planner maar ook de hoeder bij uitstek van een goede ruimtelijke ordening. De definitieve ontvoogding van de gemeenten op dat vlak – in bepaalde gevallen is voor aanvragen nog advies uit ‘Brussel’ vereist – is een lopend proces. Naast de stedenbouwkundig ambtenaar vormen onder meer een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en een conform verklaard plannenregister daartoe de noodzakelijke voorwaarden. Pieter Plas In De Grondvesten van Lokaal 3 leest u over ‘Het Cultuurpact’.

De Grondvesten belicht de kernbegrippen uit de werking van de lokale besturen in hun historische evolutie.

Ruimtelijke ordening

14

De grondvesten

1 februari 2010 LOKAAL 15


Depotbeheer: over efficiënte opslag van archief Een zolder of een kelder voorzien van een aantal rekken en die opdelen en voorbehouden voor één of meer diensten: vaak richten kleine tot middelgrote lokale besturen zo een archiefruimte in. Na een tijd zitten de rekken vol en worden dozen gezet waar er nog een gaatje is. Als het archief dan moet verhuizen, ontstaat er paniek in de gelederen. Hannes Vanhauwaert

S

oms bewaart een administratief verantwoordelijke de sleutels van het archief en houdt hij of zij een oogje in het zeil. Het klasseren en ordenen in het depot zelf blijft echter de verantwoordelijkheid van elke dienst. Van het goede voornemen om het archief in een goede, toegankelijke en geordende staat te houden blijft niet veel meer over zodra de rekken vol zitten. Het ideaal van een zorgvuldig bestuur kwijnt dan ook zienderogen weg. Archiefruimtes en archiefbewaarplaatsen Voor een efficiënt depotbeheer is een goed inzicht in archief nodig. Professionele archivarissen maken een onderscheid tussen dynamisch, semi-dynamisch en statisch archief om hun depotbeheer centraal te kunnen coördineren. Onder dynamisch archief worden de actieve dossiers begrepen die zich bij de administratie bevinden. Wanneer een zaak wordt 16 LOKAAL 1 februari 2010

afgesloten, houdt de betrokken dienst de dossiers vaak nog een tijdje bij de hand. Dit is het semi-dynamische archief dat de dienst in een archiefruimte bewaart, soms niet meer dan een kopieerkamer of

De tijd is rijp voor een overdracht van dit statische archief naar de centrale archiefdienst. De archiefdienst bewaakt een archiefbewaarplaats, waar voldoende maatregelen zijn getroffen voor een duurzame bewaring. Zo zijn houten rekken wegens labiliteit en vrijkomende zuren ongeschikt. Het is beter uit te kijken naar veilige, duurzame en niet-brandbare materialen. De rekken hebben een ideale diepte van 40 cm. Vlot verkeer tussen en langs de rekken, ook met een kar, wordt niet uit het

Lokale of interlokale samenwerkingsverbanden kunnen samen investeren in een goede archiefbewaarplaats voor hun statische archieven. een kleine berging. Hier kan zowel een vernietiging van documenten met beperkte bewaartermijn als een eerste ordening per dienst gebeuren. Na verloop van tijd is de administratieve waarde van de documenten niet meer van die aard dat ze door de dienst bewaard moeten worden.

oog verloren bij de inrichting. Om de opslagcapaciteit te verhogen – soms zelfs tot 80 procent – kan het interessant zijn compacte draairekken op rails te installeren. Brand, inbraak, overstroming, klimaatwisselingen, luchtverontreiniging, insecten, knaagdieren, stof en ultraviolet licht

GF

ORGANISATIE ARCHIEFBEHEER


Naast gewone archiefrekken beschikt een archiefdienst in de archiefbewaarplaats over register- en plankasten. Daarin worden documenten buiten formaat opgeslagen.

moeten voorkomen of vermeden worden. Om al deze redenen zijn zolders en kelders altijd af te raden. Lokale of interlokale samenwerkingsverbanden tussen bijvoorbeeld gemeente of stad, OCMW en politiezone kunnen samen investeren in een goede archiefbewaarplaats voor hun statische archieven. Systematische of continue berging? Het ordenen in een archiefdepot kan op verschillende manieren gebeuren. Lokale besturen zonder archiefdienst ordenen dikwijls systematisch per dienst. Ruimte vrijhouden per dienst of zelfs per dossierreeks en doorschuiven bij ruimtegebrek kosten echter pakken tijd en geld. Bovendien valt soms moeilijk te plannen hoeveel plaats een dienst op lange termijn nodig zal hebben. Sommige besturen laten een ordening volgens dienst los en kiezen voor een vorm van continue berging. Daarbij wordt voortaan alles naast elkaar gezet zonder gaten te laten: steeds van links naar rechts, van boven naar beneden, al dan niet rek per rek. De interne orde is hierbij vaak een decimaal classificatiesysteem. Op die manier ontstaan klassementen volgens het jaar waarop de documenten betrekking hebben. De contextuele informatiewaarde van archieven kan hierdoor echter in het gedrang komen. Daarom gebruiken professionele archivarissen dergelijke classificaties zelden. Ze houden liever vast aan het systematisch herkomstbeginsel, waarbij de orde gebaseerd blijft op de diensten waarvan de dossiers afkomstig zijn. Documenten ordenen op basis van hun inhoud via trefwoorden kan na verloop van tijd leiden tot interpretatieproblemen door het verlies van contextuele informatie. Magazijnstaat en depotlijst Continue berging gebeurt nog efficiënter op basis van het moment van de overdracht van de documenten, in plaats van het jaar waarop de stukken betrekking hebben. Om de stukken opspoorbaar te houden wordt gewerkt met een magazijnstaat of depotplan. Dit document levert unieke plaatsingscodes voor elke opslageenheid. Het is bij wijze van spreken de gps van een

depotlijst. In de depotlijst worden de overdrachten samen met de plaatsingscodes nauwgezet ingeschreven. Een depotlijst bevat minimaal de vindplaats (begin- en eindlocatie), de naam van het archiefbestand en eventueel de uiterste data. Ook een verplicht overdrachtsborderel bevat expliciet alle plaatsingscodes. Zo verloopt zowel het periodiek overdragen per dienst als het toegankelijk houden van het archief vlot. Op basis van een advies van de archiefdienst splitsen de diensten zelf hun overdrachten op in wat de archiefdienst permanent of tijdelijk moet bewaren. Aan de hand van deze bestemming gebeurt de onderverdeling van één of meer archiefdepots. Permanent te bewaren overdrachten volgen elkaar aaneengesloten op zonder

archief bewaarplaats over register- en plankasten. Daarin worden documenten buiten formaat opgeslagen. Documenten zoals plannen en affiches worden in ieder geval het best opengevouwen bewaard. Maar dit vereist altijd een nauwgezette registratie om eventuele contextuele verbanden met de moederdossiers niet te verliezen. Voor de optimale bewaring van foto’s en fotonegatieven bestaan er overigens specifieke fotocellen. Daarin garanderen een lagere temperatuur en volledige duisternis een langere levensduur van het fotomateriaal. Depotadministratie De archiefdienst heeft in de informatica een bondgenoot gevonden om de depotadministratie aanzienlijk te vergemakke-

Professionele archivarissen houden vast aan het systematisch herkomstbeginsel, waarbij de orde gebaseerd blijft op de diensten waarvan de dossiers afkomstig zijn. ruimteverspilling. Het eenvoudig opvolgen van de groei-evolutie van het totale archief en de noodzaak om extra opslagcapaciteit te plannen is een bijkomend voordeel. Hier wordt ook geïnvesteerd in archiefzorg: zo zouden deze overdrachtreeksen zuurarm verpakt moeten worden. Elders worden de tijdelijk te bewaren archiefoverdrachten opgeslagen. Door deze tweedeling kan de jaarlijkse vernietiging van het tijdelijk te bewaren archief aanzienlijk vlotter verlopen. De verwerkte overdrachtslijst van de dienst, de depotlijst en de etiketten op de dozen bieden op dat moment controlemogelijkheden op het te vernietigen materiaal. Soms wordt overigens nog in een derde archief blok voorzien, waar nog te bewerken archief apart staat. Formaatplaatsing Een nog efficiëntere variant van archiefopslag bestaat uit het plaatsen van de stukken volgens hun formaat. Dit bespaart nog meer plaats, omdat bijvoorbeeld grootboeken, notulenboeken of dag- en kasboeken beter niet rechtstaand tussen de archiefdozen bewaard worden. Dit zou ook niet kunnen zonder capaciteitsverlies. Naast gewone archiefrekken beschikt een archiefdienst daarom in de

lijken. Ze kan alles strikt en nauwgezet vastleggen in werkprocessen, duurzame databanken en lijsten. De depotlijst, inventarissen en overdrachtslijsten, het bruikleenregister en het register van leeszaalontleningen fungeren hierbij als cruciale documenten. Om die te toetsen aan de realiteit is een jaarlijkse of tweejaarlijkse depotcontrole geen overbodige luxe. Een archiefverhuizing is in deze situatie overigens een totaal andere uitdaging. Op basis van de depotlijst en een nieuwe magazijnstaat kan vooraf een simulatie gebeuren. Een expliciet en volledig werkplan vergroot de traceerbaarheid van elk archiefbestanddeel tijdens de hele verhuizing en kan de kostprijs van de operatie gevoelig drukken.

Hannes Vanhauwaert is archivaris van het stadsbestuur en het OCMW van Tielt en lid van de werkgroep Lokaal Overheidsarchief van de VVBAD 1 februari 2010 LOKAAL 17


BART LASUY


FORUM FuSIES

Is een nieuwe fusieoperatie nodig? Meer dan drie decennia na de grote fusieoperatie van 1976 blijft het debat over de ideale schaal van het lokale bestuur open. Pleidooien voor een nieuwe fusieronde, met de bedoeling de slagkracht van (sommige) gemeenten te verhogen, steken regelmatig de kop op. Maar een fusie is slechts een van de mogelijke manieren om de lokale besturen te versterken. Bart Van Moerkerke Geen taboe, geen fetisj Louis Tobback: ‘Al stemde ik in 1976 in het parlement samen met mijn partij tegen de fusie zoals die was uitgetekend door de oranje-blauwe regering, ik was voor een fusie. Het was compleet zinloos om een gemeente zoals Vaalbeek met vierhon-

Annick Willems: ‘Ik ben burgemeester van een landelijke gemeente van zesduizend inwoners. Onze buurgemeenten hebben dezelfde typologie. Wat zou de meerwaarde van een fusie kunnen zijn? Ze zou ons niet meer middelen geven, ze zou ons niet versterken. Ik ben de boutade beu dat een kleine gemeente per definitie

Annick Willems: ‘Ik ben de boutade beu dat een kleine gemeente per definitie een gemeente met geringe bestuurskracht zou zijn.’

derd inwoners alleen te laten doorgaan. Met het beetje belastinggeld waarover ze beschikte, kon de gemeente toch niets doen. Heel zwart-wit en overdreven gesteld, zou je nu hetzelfde kunnen zeggen over gemeenten tot tien- en zelfs vijftienduizend inwoners. Op de eerste gemeenteraad na de verkiezingen doen ze afstand van allerlei bevoegdheden aan intercommunales, autonome gemeentebedrijven, samenwerkingsverbanden allerhande. Waarom moet de burger dan nog iedere

een gemeente met geringe bestuurskracht zou zijn. Op sommige punten is dat zo en daar zoeken we naar samenwerking met andere gemeenten of daar krijgen we steun van de provincie. Op andere vlakken klopt die stelling niet en kunnen we best onze streng trekken. Bovendien vind ik dat in de discussie over bestuurskracht veel te veel de nadruk wordt gelegd op het management van de gemeente. Ook de klantvriendelijkheid en de nabijheid zijn factoren die in rekening moeten worden

Innovatie en creativiteit in de praktijk staan centraal op de Trefdag 2010. Neem zelf actief deel: laat zien wat u in huis hebt en presenteer uw sterke projecten en praktijken. Stuur uw beste cases in op www.trefdag.be en deel zo uw ervaringen met alle lokale besturen.

1 februari 2010 LOKAAL 19

STEFAN DEWICKERE

I

n 1971 telde België 2379 gemeenten, in 1977 bleven er 596 over, in 1983 na de fusie in Antwerpen nog 589. Iedereen is het er intussen over eens dat de grote fusieoperatie van 1976, met al haar onvolkomenheden, een goede zaak was voor de lokale besturen. Ze maakte een einde aan de versnippering, ze zorgde ervoor dat de gemeenten weer financieel gezond werden en dat ze voldoende groot waren om degelijk personeel aan te trekken. In de sinds 1976 sterk veranderde maatschappij zijn de eisen die aan lokale besturen worden gesteld, fors toegenomen. Het vergroten van de slagkracht van gemeenten is opnieuw een actueel thema. Er gaan stemmen op om daarvoor terug te grijpen naar de beproefde methode uit het verleden, een nieuwe fusieoperatie. De vraag is natuurlijk of, los van de politieke haalbaarheid ervan, een fusie ook vandaag nog een oplossing kan bieden voor het probleem van bestuurskracht. Over dit onderwerp debatteerden op 4 december 2009 de burgemeesters Herman De Croo (Brakel), Louis Tobback (Leuven) en Annick Willems (Sint-Laureins), Antwerps gedeputeerde Jos Geuens en VVSG-directeur Mark Suykens. De aanleiding was de voorstelling van het boek van Koenraad De Ceuninck over de gemeentelijke fusies van 1976.

zes jaar kiezen? Dan is de schaal van het lokale bestuur toch onvoldoende groot om te doen wat ervan wordt verwacht? Een gemeente van tienduizend inwoners heeft zelfs niet het personeel om alles te lezen wat het Vlaamse Parlement gedurende een jaar uitbraakt.’


FORUM FUSIES

20 LOKAAL 1 februari 2010

de andere kant is democratie natuurlijk rekenschap geven. En hoe kun je dat doen als je als verkozene je bevoegdheden voor een deel afstaat? Een goed evenwicht vinden is niet makkelijk. Vanzelfsprekend

Herman De Croo: ‘De keizer-koster is terug en hij woont op het Martelarenplein.’

Mark Suykens: ‘Een grootschalige fusieoperatie was noodzakelijk in 1976, nu niet. Een fusie mag geen taboe zijn, we moeten erover kunnen praten, maar ze mag evenmin een fetisj zijn. Het is veel te simplistisch om te zeggen dat gemeenten moeten fusioneren om hun bestuurskracht te verhogen, dat is tunneldenken. Er is een probleem met de bestuurskracht van alle gemeenten in Vlaanderen. In grote stedelijke administraties zet de verkokering in departementen een rem op de bestuurskracht. Kleine gemeenten

is het een feit dat Vlaanderen veel te veel oplegt. De keizer-koster is terug en hij woont op het Martelarenplein. Leg ik in Brakel alle opgelegde plannen op elkaar, dan heb ik zeven verschillende gemeenten.’ De verrommeling van het middenveld Jos Geuens: ‘Het debat over fusies en bestuurskracht is verbonden met de discussie over de toekomst van de provincies. De ideale schaal bestaat niet, elke gemeente heeft behoefte aan ondersteuning. Bij een bezoek aan de minister-

Jos Geuens: ‘De democratie is geëvolueerd. De stakeholdersdemocratie is belangrijker geworden dan de politieke democratie.’ GF

Jeroen Windey, adjunct-kabinetschef van Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Geert Bourgeois, lichtte op de studiemiddag de plannen voor een interne staatshervorming toe. Hij stelde net als de panelleden vast dat het bestuurlijke veld rommelig is geworden en dat de taken van Vlaanderen, de provincies en de gemeenten niet homogeen zijn afgebakend. Jeroen Windey: ‘In het nieuwe bestuurlijke landschap moet het sterke lokale bestuur de kern zijn. Het subsidiariteitsprincipe is de basis. De gemeenten en Vlaanderen zijn de twee belangrijkste niveaus. De gemeenten zullen meer bevoegdheden en meer geld krijgen. Voor de provincies zullen we een lijst van grondgebonden bevoegdheden opstellen. Daarnaast zullen we snoeien in de tussenstructuren. Het streefdoel is dat er per beleidssector nog maximaal twee tussen Vlaanderen en de gemeenten zijn. Verder zullen we de planverplichtingen van de gemeenten verminderen. Vanaf 2013 zal er nog maar één planningsen rapporteringscyclus zijn. Wat de financiële middelen betreft, zal het Gemeentefonds blijven groeien. Maar we willen het ook herverdelen. Naast een basisbedrag zouden we een deel van het Fonds willen gebruiken voor een herverdeling tussen financieel krachtige en financieel minder krachtige gemeenten. Een derde deel zouden we willen verdelen op basis van de bestuurskwaliteit van de gemeente.’ Over fusie zei Jeroen Windey het volgende: ‘De relatie tussen schaalgrootte en bestuurskracht is niet eenduidig. De schaal is maar één van de factoren die bepalen hoe bestuurskrachtig een gemeente is. Dat neemt niet weg dat sommige gemeenten te klein zijn om de maatschappelijke uitdagingen alleen aan te kunnen. Fusie kan dan een oplossing zijn. Maar een gedwongen samenvoeging is niet aan de orde. We zullen wel vrijwillige samenvoegingen aanmoedigen, technisch, juridisch en financieel. Gemeenten die vrijwillig samengaan, zouden bijvoorbeeld gedurende een bepaalde periode extra middelen uit het Gemeentefonds kunnen krijgen.’

gebracht. We hebben bijvoorbeeld een mobiele ambtenaar die langsgaat bij de inwoners die niet goed uit de voeten kunnen. We hebben een sterk verenigingsleven.’

peter Verplancke

De plannen van minister Bourgeois

hebben dat probleem niet maar die zijn soms te kleinschalig om zaken te realiseren. We zullen verschillende instrumenten moeten inzetten om het gebrek aan bestuurskracht aan te pakken. Het allereerste is dat Vlaanderen zich meer terugtrekt. Door zijn bemoeizucht ondermijnt Vlaanderen in grote mate de bestuurskracht van het hele lokale bestuursniveau. Daarnaast zijn er de mogelijkheden van intergemeentelijk samenwerken. En misschien moeten we in sommige gevallen ook nadenken over een fusie.’ Herman De Croo: ‘Je moet voorzichtig zijn met bijkomende fusies want hoe groter gemeenten worden, hoe groter de vervreemding van de burgers wordt. Aan

president heb ik de term verrommeling van het middenveld gebruikt om aan te geven dat er te veel bovenlokale structuren zijn ontstaan. Aan de ene kant heb je de gemeenten die zich spontaan organiseren bij gebrek aan bestuurskracht en omdat er zoveel bovenlokale beleidsterreinen moeten worden afgedekt. Aan de andere kant willen Vlaanderen en de provincies burgernabij functioneren en een beleid met draagvlak ontwikkelen. Die bewegingen komen samen en resulteren in een druk bezet middenveld. Ik geloof in de schaal van de decretaal opgelegde politiezones. Je merkt dat bijvoorbeeld ook OCMW’s op dat niveau gaan samenwerken. Misschien moeten we dat pro-


Mark Suykens: ‘We moeten vertrekken van enkele grote principes. Het eerste is de subsidiariteit: de gemeenten moeten meer bevoegdheden en middelen krijgen van de federale, de Vlaamse en de provinciale overheden zodat ze hun taken voor de bevolking kunnen uitvoeren. Ten tweede moeten we per streek of arrondissement kijken naar alle bestaande structuren: welke kunnen we afschaffen, welke kunnen we samenvoegen? We moeten naar minder tussenstructuren, naar meer transparantie. Kleinschalige samenwerking op het niveau van drie, vier, vijf gemeenten met een zeer directe terugkoppeling is zeker democratisch verantwoord. Ook fusie is een mogelijke piste maar het fusioneren van die uitgestrekte, landelijke gemeenten met lage fiscale draagkracht levert geen bestuurskrachtiger gemeente op. Heel dat proces van herbekijken van het middenveld is

dertien gemeenten zoeken we naar samenwerking. Kleine gemeenten krijgen heel veel steun van de provincie. Is dat zo slecht?’

Louis Tobback: ‘De provincie bemoeit zich met van alles en nog wat, tot buurtbemiddeling toe, maar heeft het geld niet om beleid te voeren.’

Jos Geuens: ‘De democratie is geëvolueerd. De stakeholdersdemocratie is belangrijker geworden dan de politieke democratie. De tijd van decide and defend, een beslissing nemen en die dan verdedigen, is voorbij. Nu is het omgekeerd: eerst zoek je een draagvlak en dan beslis je. Ik ben meer een agoog dan een decision

Mark Suykens: ‘De gemeenten moeten STEFAN DEWICKERE

meer federale en Vlaamse middelen krijgen zodat ze hun taken voor de bevolking kunnen uitvoeren.’

maatwerk: het Meetjesland kun je niet vergelijken met de streek rond Leuven. De provincie kan daarin een begeleidende rol spelen, op voorwaarde dat ze niet alles wil overnemen.’ Annick Willems: ‘Sint-Laureins heeft samen met vier andere gemeenten een jurist aangeworven. In een streekplatform van

Louis Tobback: ‘Ten eerste, ik ben geen agoog: ik heb een programma, leg dat voor aan de kiezer, voer het uit en ga dan weer naar de kiezer. Ten tweede stel ik vast dat de provincie zich met van alles

maker. Ik moet iedereen aan boord proberen te krijgen voor een integraal waterlopenbeleid, voor een beleid van natuur- of landschapsontwikkeling, voor een gebiedsgerichte werking. Voor die algemene mobilisering van een regio en om een politieke legitimering te geven aan alles wat je op bovenlokaal niveau doet, zijn de provincies echt wel geschikt.’

en nog wat bemoeit, tot buurtbemiddeling toe, maar dat ze het geld niet heeft om beleid te voeren. Uiteindelijk zijn het de steden en gemeenten die het moeten doen. Dus, als de provincie alles wil doen, dan moet ze zorgen dat ze er geld voor heeft en dan moet ze belastingen heffen. Zoniet leidt die open taakstelling tot niets, ze doet alleen maar de weerstand van de gemeenten tegenover de provincie groeien.’ Jos Geuens: ‘Ik ben het ermee eens dat de provincie niet alles moet blijven doen. Maar dat wil niet zeggen dat ze geen open taakstelling mag hebben. Ze moet nog altijd een laboratoriumfunctie kunnen opnemen: veel decretaal werk kwam er na jarenlang experimenteren door de provincies.’ Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal

De Ceuninck, Koenraad, De gemeentelijke fusies van 1976, Vanden Broele, 2009

Innovatie en creativiteit in de praktijk staan centraal op de Trefdag 2010. Neem zelf actief deel: laat zien wat u in huis hebt en presenteer uw sterke projecten en praktijken. Stuur uw beste cases in op www.trefdag.be en deel zo uw ervaringen met alle lokale besturen.

1 februari 2010 LOKAAL 21

STEFAN DEWICKERE

ces met de provincie ondersteunen, ook financieel.’


DE SCHATKAMER VAN MARCEL VAN LANGENHOVE

‘ Een burgemeester moet een diplomaat zijn.’ Marcel Van Langenhove en verkiezingen, het zijn twee handen op één buik. Acht keer op rij werd hij verkozen tot Belgisch voetbalscheidsrechter van het jaar. Bij zijn eerste deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen, in 1988, werd hij meteen schepen in Wemmel. De voorbije negen jaar was hij er burgemeester. Sinds 4 januari is hij opnieuw eerste schepen.

O

p het Commandant De Blockplein in de faciliteitengemeente Wemmel baatten Marcel Van Langenhove en zijn vrouw Jeanine 35 jaar lang een kruidenierswinkel uit. Jaren was hij veruit de bekendste kruidenier van het land. Dat had hij te danken aan zijn hobby. Zeventien jaar floot Marcel Van Langenhove in de hoogste voetbalafdeling, vijftien jaar was hij op de internationale velden actief. Van 1984 tot en met 1991 was hij zonder onderbreking Belgisch voetbalscheidsrechter van het jaar. Geen wonder dat hem voor de gemeenteraadsverkiezingen in 1988 een plaatsje op de Lijst van de Burgemeester werd aangeboden. ‘Ik stond op de 21ste plaats, van de 23. In een faciliteitengemeente worden de schepenen rechtstreeks verkozen en ik was er meteen bij. Ik was gedurende twaalf jaar

schepen van sport, middenstand en feestelijkheden. In 2000 werd ik lijsttrekker en burgemeester. Met de kruidenierszaak hielden we toen op, dat was niet te combineren met het burgemeesterschap. Ik was elke dag tijdens de kantooruren op het gemeentehuis en ’s avonds waren er nog de vele vergaderingen. Een burgemeester moet alle dossiers opvolgen. Als de mensen hem op straat aanspreken, moet hij weten waarover het gaat.’ ‘Als scheidsrechter was ik een diplomaat, ik praatte met de spelers. Die eigenschap kwam me ook in de politiek goed van pas. Ik ben altijd met de twee gemeenschappen in de gemeente bezig geweest, ik ben perfect tweetalig. Ik ben iemand die steeds oplossingen en compromissen zoekt. De Lijst van de Burgemeester is altijd tweetalig geweest, met gematigde mensen van de twee taalgroepen. Maar in de aanloop naar de vorige gemeenteraadsverkiezingen hebben enkele Franstaligen zich afgescheurd, ze zijn met een eentalige lijst naar de kiezer gegaan. Dat was voor mij de grootste ontgoocheling uit mijn politieke loopbaan. We verloren zes zetels en hielden er elf over, eentje te weinig voor een absolute meerderheid in de gemeenteraad. Volgens mij zijn we afgestraft door de vele nieuwkomers in de gemeente. Wemmel ligt op

praatte ik met de spelers. ‘ AlsDiescheidsrechter eigenschap kwam me ook in de politiek goed van pas. Ik ben iemand die steeds oplossingen en compromissen zoekt.

22 LOKAAL 1 februari 2010


STEFAN DEWICKERE

LOKALE RAAD ?

Moeten alle agendapunten van de gemeenteraad worden behandeld?

!

De gemeenteraad moet over elk punt op de agenda een beslissing nemen. De voorzitter van de gemeenteraad stelt de agenda van de raad samen. Maar tijdens de vergadering is de gemeenteraad heer en meester over de voorgestelde agenda. Hij is niet verplicht om elk agendapunt in behandeling te nemen maar moet wel over elk punt een beslissing nemen. De gemeenteraadsleden kunnen beslissen om niet te beslissen, de behandeling van de punten naar een volgende vergadering te verschuiven of punten van de agenda af te voeren. De raad kan de volgorde van de agendapunten wijzigen of het college vragen voor een of ander punt nog een bijkomend onderzoek te voeren. De raad kan de voorstellen wijzigen en ze zelfs uitbreiden.

De notulen zes kilometer van het centrum van Brussel, de meeste nieuwe inwoners komen uit de hoofdstad en zijn Franstalig.’ ‘Een coalitie aangaan met de Vlaamse of de Franstalige lijst was voor mij geen optie. We moesten het evenwicht behouden. In het college hebben wij vier leden, de Franstalige en de Vlaamse partij hebben ieder één schepen. In een faciliteitengemeente neemt het college beslissingen bij consensus, over ieder punt moet dus worden onderhandeld tot er een akkoord is. Dat maakt het moeilijk om een langetermijnpolitiek te voeren, maar al bij al ging het behoorlijk goed. Alleen als er communautaire onderwerpen op de agenda staan, zijn er problemen. Ik ben tevreden over het parcours dat we de voorbije negen jaar aflegden. Het probleem van wateroverlast in de gemeente is opgelost door het aanleggen van spaarbekkens, we hebben veel straten vernieuwd, er kwam een nieuwe crèche, we hebben na moeilijke onderhandelingen een politiezone tot stand kunnen brengen met Asse, Merchtem en Opwijk.’ ‘Na de verkiezingen van 2006 en het verlies van de absolute meerderheid wilden sommige van mijn partijgenoten niet dat ik nog zes jaar burgemeester zou blijven. Blijkbaar was ik voor hen te Nederlandstalig. We zijn toen overeengekomen dat ik halverwege de fakkel zou doorgeven aan Christian Andries. Natuurlijk doet dat pijn, ik had geen zin om weg te gaan. Ook veel inwoners snappen het niet. Ze denken dat ik er volledig mee stop omdat ik 65 jaar ben. Maar ik blijf nog drie jaar eerste schepen. Ik haalde bij de verkiezingen de meeste stemmen, ik ben dus verkozen in het college. Alleen weet ik nog niet welke bevoegdheden ik zal krijgen. Daarover moet nog verder onderhandeld worden.’ ‘Ik ben ook nog actief in het voetbal. Bij elke thuiswedstrijd van Anderlecht begeleid ik de scheidsrechters. Ik haal hen af en breng hen naar het stadion. Na de wedstrijd gaan we samen een hapje eten. Ik doe dat heel graag.’ I BVM

In ieder geval moeten de notulen van de vergaderingen van de gemeenteraad alle besproken onderwerpen vermelden, in chronologische volgorde. Bovendien moet je in de notulen ook kunnen lezen welk gevolg de gemeenteraad gaf aan de punten waarover de raadsleden geen beslissing namen. Ze maken melding van alle beslissingen en het resultaat van de stemmingen. Behalve bij geheime stemming vermelden de notulen hoe elk lid gestemd heeft. Van deze laatste verplichting kan worden afgeweken voor beslissingen genomen met unanimiteit.

Schorsen en sluiten

Het kan echter gebeuren dat de voorzitter van de gemeenteraad de vergadering sluit zonder dat alle punten werden besproken. Dit is het gevolg van het recht om de vergadering te openen en te sluiten. De voorzitter mag de vergadering sluiten vooraleer de agenda volledig is afgewerkt, omdat het te laat geworden is of omdat de raad wegens een voortdurende verstoring van de orde niet meer naar behoren kan vergaderen. De voorzitter zou de vergadering ook tijdelijk kunnen schorsen om op die manier de gemoederen te bedaren maar als het niet anders kan, mag hij de gemeenteraadszitting dus ook sluiten. Uiteraard mag hij geen misbruik maken van dit recht. De niet behandelde punten zullen op de volgende vergadering opnieuw op de agenda staan. De raadsleden moeten er immers nog een beslissing over nemen.

Mail uw vragen over de werking van de gemeenteraad naar marian.verbeek@vvsg.be

1 februari 2010 LOKAAL 23


24 LOKAAL 1 februari 2010

stefan dewickere

Bart Staes: ‘Naast het respect voor de lokale overheden geeft het Lissabonverdrag ook een basis voor energievoorziening, ziektezorg, ruimtelijke ordening, publieke productie en transport. Dat is allemaal nieuw, het sijpelt door.’

Momenteel circuleren in Vlaanderen niet minder dan zes concurrerende voorstellen voor de bouw van nieuwe afvalverbrandingsinstallaties. De verleiding zal groot zijn om ze te vullen met afval dat eigenlijk voor recyclage bedoeld is.


WERKVELD interview BART STAES, europarlementslid

Stap voor stap naar een beter Europa In Kopenhagen stond Europa erbij en keek ernaar, maar toch ontwikkelt de Unie zich stap voor stap. Dankzij het Lissabonverdrag krijgt het Parlement meer wetgevende armslag en burgers kunnen door een petitie wetgeving op sporen zetten. Maar om het euroscepticisme tegen te gaan moet Europa ook meer rekening houden met lokale besturen die in veel gevallen de Europese regelgeving moeten uitvoeren. Marlies van Bouwel

B

art Staes noemt het Lissabonverdrag dat op 1 december in werking trad een van de staatshervormingen van de Europese Unie: ‘Het is al de vijfde keer dat het Verdrag van Rome ingrijpend verandert. Telkens passen de lidstaten de overeenkomst aan de nieuwe realiteit aan. Niemand vindt dit een ideale tekst want het verdrag weerspiegelt voor niemand het ideaalbeeld van Europa, niet voor socialisten, noch voor de liberalen, ook niet voor de groenen. Het is zelfs teleurstellend, maar dat is niet de juiste oefening. Het is beter te bedenken wat het ons bijbrengt tegenover wat we al hadden. En dan zie je dat Europa toch enkele essentiële stappen zet. Zo krijgt het Europese Parlement veel meer beslissingsmacht op essentiële domeinen zoals migratie, politie, justitie en binnenlandse zaken. Hierover had het tot nog toe maar een raadgevende bevoegdheid en dat is even veel waard als het advies van de jeugdraad of de milieuraad in een gemeente: het wordt niet altijd gevolgd. Nu wordt het Parlement medewetgever. Ook voor landbouw, goed voor 42 procent van de Europese begroting, had het Parlement tot op heden enkel een raadgevende bevoegdheid.’ Brengt het Lissabonverdrag voor- of nadelen mee voor de lokale besturen? ‘Voor de lokale besturen is het zeer positief dat de subsidiariteit steviger wordt verankerd. Als een voorstel van wet van de Europese Commissie de subsidiariteit aantast, start de alarmbelpro

cedure. Als voldoende parlementsleden die in gang zetten, moet de Commissie aantonen dat het voorstel niet in strijd is met de subsidiariteit en dat het toch een goede wet is.’ ‘En voor de burgers wordt het petitierecht sterk uitgebreid. Als één miljoen burgers een petitie indienen voor een bepaalde maatregel of actie moet de Commissie daarop reageren. Hoe dat concreet zal verlopen, weten we nog niet. Er is nu een procedure gestart om na te denken hoe we de formaliteiten zullen organiseren. Het moet wel Europees gedragen worden maar hoe moeten burgers de petitie formeel indienen? De verwachting is dat de procedure eind dit jaar is uitgetekend en het in 2011 mogelijk zal zijn. En dan moet de Commissie met een voorstel van wet komen dat dan nog wel door het Parlement en de raad van Ministers moet.’ Denkt u dat het iets teweeg zou kunnen brengen? ‘In het Europese Parlement passen we al de procedure van de schriftelijke verklaring toe. Maximaal vijf parlementsleden laten die verklaring tekenen door de helft plus één van de parlementsleden en dan moet de Commissie een voorstel van wet maken. Dankzij deze procedure kwam er een einde aan de dierenproeven voor cosmetica en werd het langeafstandsvervoer van levende dieren gereglementeerd. Na een schriftelijke verklaring werden ze opgenomen in het wetgevende proces en kwam er een Richtlijn.’ 1 februari 2010 LOKAAL 25


WERKVELD interview BART STAES, europarlementslid

Op Europees vlak heeft de VVSG met haar Europese koepel (CEMR) sterk gelobbyd zodat in artikel 4 en 5 ook het principe van lokaal zelfbestuur voorkomt. ‘Ook dat is ontzettend belangrijk, het is het vertrekpunt, een juridische basis. Als gesprekspartner heb je daardoor meer gezag, meer grond om op te staan. Op basis hiervan kun je acties ontwikkelen en moeten de Europese instellingen, het parlement, de raad, de ministerraad, rekening houden met deze principes. Voor de VVSG en haar collegaorganisaties is dat een ongelooflijk werkmiddel. Er is dan ook heel sterk over nagedacht en voor gevochten.’

andere overheden betrekt bij de Europese besluitvorming maar van het Comité is het niet duidelijk welke overheden erin zitten. Voor sommige landen zijn de regio’s afgevaardigd, voor andere landen de provincies, maar dikwijls niet de lokale overheden. In België zetelen er ministers van de deelregeringen in, hun vervangers zijn parlementsleden. In Nederland zitten er wel burgemeesters in, maar die zijn dan weer niet verkozen. Zij hoeven geen verantwoording af te leggen tijdens verkiezingen. Misschien zou er beter een apart Comité van de Lokale Overheden komen.’ Bart Staes staat op en zoekt tussen zijn stapels papieren naar The Lisbon Treaty, the readable version die hij van www.euabc.com heeft geplukt. ‘In het Verdrag van Lissabon worden de lokale en regionale autoriteiten dikwijls vermeld. Kijk, het is indrukwekkend: naast het respect voor de lokale overheden is er ook een basis voor energievoorziening, ziektezorg, ruimtelijke ordening, publieke productie en transport. Dat is allemaal nieuw, het sijpelt door. Ook in de beschrijving van het concrete beleid worden die zaken opgenomen. Dit wordt een dagelijkse strijd voor de lokale overheden. Het is een basis voor alles. Zonder deze basis voer je een windmolengevecht.’

STEFAN DEWICKERE

In hoeverre kunnen gemeenten dat verder gebruiken en ontwikkelen? De Vlaamse gemeenten hebben dikwijls het gevoel dat ze de Europese regelgeving door hun strot geduwd krijgen. ‘Dat klopt. In navolging van de Europafeesten organiseerde Tielt een bijeenkomst met burgemeesters van haar vier zustersteden. Ze kwamen het Europese Parlement bezoeken. Samen met Dirk Sterckx, Ivo Belet en Frieda Brepoels heb ik ‘Bij elke nieuwe met hen gesproken. Dan merk je goed hoe Europese regelgeving leidt tot euroscepticisme omdat regelgeving zou een Europa bij het opstellen van regels geen rekening houdt met de lokale realiteit. Soms gaan procedure ontwikkeld de richtlijnen tegen elke vorm van redelijkheid Hoe kunnen steden of gemeenten die strijd voeren? in. Zo kon in Tirol geen speciale skipas meer uit‘Dat is de hamvraag. In Vlaanderen zijn enkel moeten worden waarbij gereikt worden aan de inwoners of konden bij steden als Antwerpen of Gent groot genoeg om aanbestedingen lokale aannemers in sommige het zich te kunnen permitteren specialisten aan lokale besturen voor de gevallen niet meer meedingen door de ingewikte werven. Zij kunnen de technische kennis verkeldheid van de aanbestedingsprocedure. Dit werven over de subsidiewetgeving om projecten mogelijke implicaties voorjaar komt de Commissie trouwens met een door Europa mee te laten financieren. Zij kunvoorstel van wet op die openbare aanbestedinnen de technische kennis verwerven om hun kunnen waarschuwen.’ gen als het gaat om sociale en duurzame criteria. stedelijk beleid in overeenstemming te brengen Gemeenten die bijvoorbeeld duurzaam koffie met de Europese richtlijnen of te onderhandelen willen aankopen, hebben er belang bij dit voormet de Europese Commissie of het Directoraatstel op de voet te volgen.’ generaal. Maar zelfs voor die steden wordt het moeilijk om bij ‘Eigenlijk zou bij elke nieuwe regelgeving een procedure ontwiknieuwe wetgeving op tijd een waarschuwende stem te laten horen keld moeten worden waarbij lokale besturen voor de mogelijke of de vertegenwoordigers op tijd in plaats van na de feiten actie implicaties kunnen waarschuwen. Dat zou veel wrevel tegenover te doen ondernemen. Voor kleinere steden is dat helemaal niet te Europa wegnemen en de ver-van-mijn-bedshow tegengaan. Het doen, het is in het belang van de VVSG om dat op grotere schaal te brengen, ook al is dat niet evident.’ subsidiariteitsprincipe moet altijd getoetst worden, maar dat is in de praktijk niet altijd overal doorgedrongen, wel voor het ‘Anderzijds vind ik het niet goed dat in organisaties of in de pers regionale en nationale niveau, maar voor het lokale niveau is er maar een of twee mensen in de Europese materie gespecialiseerd nog een lange weg te gaan. Daarom denk ik ook dat de gemeenzijn, specialisten over pakweg mobiliteit moeten ook de reflex telijke vertegenwoordigers in het federale parlement dit voorjaar hebben er Europa bij te betrekken en oog te hebben voor wat zeer aandachtig moeten zijn omdat België de dienstenrichtlijn Europa doet op hun domein zodat ze advies kunnen verlenen en zal omzetten. Dat moest eigenlijk tegen december 2009 geregeld niet achter de feiten blijven aanhollen.’ zijn, maar het is in ons land nog niet gebeurd, binnenkort komt de regering met een voorstel. In ieder geval heeft dit implicaties Trekt Europa lessen uit de crisis? voor de lokale besturen.’ ‘Helaas niet. Nu komt de discussie over de opvolger van de Lissabonstrategie op ons af, de zogenaamde EU2020-strategie: dat Is het Comité van de Regio’s en Lokale Overheden dan niet de waakwordt belangrijk voor de gemeenten. Maar wat stel ik vast? Er hond van de subsidiariteit? wordt wel 44 keer het woord groei gebruikt, tien keer groen en ‘Het Comité van de Regio’s is een hybride systeem, het werkt ecologie en maar één keer solidariteit. Ondanks de crisis wil de niet, het kost veel en het heeft totaal geen invloed op de EuroUnie de liberalisering voortzetten.’ pese wetgeving. Voor mijn part mag dat afgeschaft worden. Ik ‘Ik kan niet optimistisch zijn, het systeem zal zich lekker terugerken zijn bestaanswaarde, het is een goed gegeven dat je alle plooien, een aantal neoliberale excessen en waanzinnige toe26 LOKAAL 1 februari 2010


KLARE KIJK standen worden onmogelijk gemaakt, maar er wordt niet nagedacht over hoe het op lange termijn moet. En toch maken we drie crises mee: de financieel-economische, de ecologische met de klimaatuitdaging en de sociale crisis. De armoede stijgt op wereldvlak, de derdewereldlanden worden het ergst getroffen, maar ook in ons eigen land neemt de armoede toe. Dat ondervinden ze in gemeenten ook.’ ‘Ik zie Europa op dit moment geen beleid ontwikkelen om die drie crisissen tegelijk te bestrijden en lessen te trekken uit het verleden. Groei blijft het ordewoord, net zoals het bruto nationaal product. Maar wat stelt die indicator voor? Als Herman Van Rompuy hier in Brussel met een legertje veiligheidsagenten in een vloot wagens een gigantische opstopping zou veroorzaken met kettingbotsingen als gevolg, dan zou dat een belangrijke bijdrage kunnen betekenen voor ons BNP maar niet voor onze maatschappij. We moeten naar een andere invulling gaan en meten hoe we met de maatschappij vooruitgang maken.’ Nochtans heeft Europa vaak een voortrekkersrol, toch ook op het vlak van het milieu. ‘Dat klopt, een van de succesvolste beleidsterreinen van de EU is het milieu. Het milieubeleid zorgt ervoor dat we als continent een voorbeeld zijn. Anderzijds mocht het toch nog wat meer zijn, wat we nu doen is ondermaats ten opzichte van wat de wetenschap ons vraagt.’ ‘Naar de top van Kopenhagen vertrok de Europese Unie met een goed moreel leiderschap, met het 2020-plan had Europa het werk naar behoren gedaan. Maar in de maanden vóór de top hebben we als EU onze verantwoordelijkheid niet genomen. Een van de knelpunten kenden we: de ecologische rechtvaardigheid, zoals wij dat als groenen noemen. We hebben de verantwoordelijkheid om de derde wereld te helpen zich op een klimaatvriendelijke manier te ontwikkelen en hen te ondersteunen bij de gevolgen van de klimaatramp die de rest van de wereld heeft veroorzaakt. Maar de EU is uiteengespat over de budgetten die we ter beschikking zouden stellen: welke som, wie neemt het op, waar moet het geld vandaan komen? Op de top van Kopenhagen zijn we totaal uit elkaar gespeeld. De realiteit is dat China en de VS de zaken hebben overgenomen en dat onze Europese leiders erbij stonden te kijken. Wat er werkelijk is gebeurd, komt later in de geschiedenisboeken.’ Toch waren de verwachtingen hooggespannen, ook die van de lokale besturen. ‘Lokale overheden kunnen belangrijke stappen zetten op hun niveau en vele kleintjes maken een groot. Vooral in het sensibiliseren kunnen ze mooie voorbeelden geven. Peter Tom Jones noemt dit het model van de vier e’s: enable, maak dingen mogelijk, encourage, moedig aan, exemplify, geef het goede voorbeeld, en engage, verbind mensen tot actie zoals in de klimaatwijken. Dat is een model op het niveau van de gemeenten en bovendien draagt het ook bij tot gemeenschapsvorming: samen gaan voor de goede zaak.’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal

?

Hoe kan de gemeente leegstand en verkrotting tegengaan?

!

Bestrijden van leegstaande woningen en gebouwen

De regelgeving om de leegstand van woningen en gebouwen te bestrijden is op 1 januari 2010 flink gewijzigd als gevolg van het decreet Grond- en Pandenbeleid. Vroeger stuurden de meeste gemeenten alleen vermoedenslijsten naar de Vlaamse overheid, die vervolgens de definitieve lijst opstelde. Voortaan zijn gemeenten verplicht de leegstaande woningen en gebouwen te inventariseren. De manier waarop dat moet gebeuren, is per decreet vastgelegd. Wel moet de gemeente een reglement aannemen dat regelt welke concrete indicaties aanleiding geven om een woning of een gebouw als leegstaand te beschouwen. Het gaat bijvoorbeeld over het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister of een uitpuilende brievenbus. Jaarlijks wordt de inventaris van leegstand opgestuurd naar de Vlaamse administratie. Op die manier blijft er op Vlaams niveau een overzicht bestaan van de omvang van de leegstand. Sinds 1 januari is de gewestelijke leegstandsheffing afgeschaft. De gemeente is niet verplicht om een heffing op leegstaande woningen en gebouwen in te voeren. Als ze daartoe wel beslist, moet ze rekening houden met enkele randvoorwaarden. De belangrijkste daarvan is de minimumaanslag. Zo bedraagt de aanslag voor een leegstaande woning minimaal 990 euro per jaar. Gemeenten die eerder al een gemeentelijke leegstandsheffing hadden, moeten hun gemeentelijk reglement in overeenstemming brengen met deze randvoorwaarden. Het is mogelijk om nog in 2010 een gemeentelijke heffing goed te keuren voor het jaar 2010. Indien de gemeente geen heffing op leegstaande woningen invoert terwijl er wel al meerdere jaren sprake is van een ernstige leegstandsproblematiek, dan kan de Vlaamse regering uitzonderlijk beslissen om toch nog zelf een gewestelijke heffing op leegstand in die betreffende gemeente in te voeren.

Bestrijden van verwaarloosde en verkrotte gebouwen

De Vlaamse heffing op verwaarloosde en verkrotte woningen en gebouwen blijft ongewijzigd. Gemeenten hebben twee mogelijkheden om de strijd tegen verwaarlozing en verkrotting een duw in de rug te geven. Ten eerste kan een gemeente opcentiemen op de Vlaamse heffing op verwaarloosde en verkrotte woningen en gebouwen leggen. Daarnaast kan ze een eigen heffing op verwaarloosde en verkrotte woningen en gebouwen invoeren, naast de Vlaamse heffing. Voor die gemeentelijke heffing zijn er – in tegenstelling dus tot leegstand – geen randvoorwaarden bepaald. Als de gemeente een heffing op verwaarlozing of op verkrotte woningen en gebouwen invoert, kan ze natuurlijk géén opcentiemen leggen op de Vlaamse heffing.

Bestrijden van leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten

De heffing op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten blijft ook ongewijzigd. Die heffing is Vlaams, maar om de slagkracht van deze heffing te vergroten kunnen gemeenten hier opcentiemen op leggen. Voor leegstaande woningen en gebouwen: Decreet van 18 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid Voor verwaarloosde en verkrotte woningen en gebouwen: art. 24-44bis Decreet van 22 december 1195 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 (‘Heffingsdecreet’) Voor leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten: Decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, diverse malen gewijzigd Mail uw vragen over ruimtelijke ordening & huisvesting naar xavier.buijs@vvsg.be 1 februari 2010 LOKAAL 27


isabelle pateer

WERKVELD KINDEROPVANG

Centra voor kinderopvang: interim of blijver? Bijna drie jaar geleden selecteerde Kind & Gezin zestien proefprojecten CKO. In een CKO (centrum voor kinderopvang) werkt een groep opvangvoorzieningen lokaal of regionaal samen om het opvangaanbod af te stemmen op de lokale of regionale behoefte. De groep realiseert de drie functies van kinderopvang – economisch, sociaal en pedagogisch – en besteedt in het opnamebeleid aandacht aan de toegankelijkheid van kinderopvang voor gezinnen uit alle doelgroepen. Ann Lobijn

H

et idee van samenwerking tussen kinderopvangvoorzieningen in een CKO werd gelanceerd door toenmalig minister Inge Vervotte. De zestien door Kind & Gezin geselecteerde CKO-proefprojecten kregen verschillende doelstellingen en werkterreinen mee. Enkele daarvan zijn het realiseren van een transparanter, efficiënter en gecoördineerd opnamebeleid; de uitwerking van een lokaal coördinatiesysteem en de realisatie van een aanbod dat is afgestemd op de lokale 28 LOKAAL 1 februari 2010

en/of regionale behoeften; de inrichting van een opvangproject dat aandacht heeft voor de drie maatschappelijke functies van kinderopvang en een effectieve samenwerking op praktisch vlak. Samenwerken De zestien proefprojecten kregen tot eind december 2009 tijd om hun doelstellingen te realiseren. Onder andere een enquête door IDEA-consult en het recent gepubliceerde eindrapport leveren inzichten

in de werking en resultaten van de CKOproefprojecten. Over het algemeen zijn de partners van de proefprojecten na 2,5 jaar proefdraaien van mening dat samenwerking moet worden aangemoedigd over heel Vlaanderen en Brussel. Schepen Alain Cnudde van stad Kortrijk en CKO-coördinator Peter De Greef knikken eensgezind: ‘De voordelen zijn groot genoeg om de formule te veralgemenen. CKO’s zijn een goed antwoord op het sterk versnipperde Vlaamse opvanglandschap. Deze versnippering leidt er vandaag toe dat ouders moeilijker een plaats vinden, er geen zicht is op het tekort, er veel voorzieningen geïsoleerd werken, de continuïteit van aanbod minder gegarandeerd is, de samenwerking met andere sectoren bemoeilijkt wordt en de invoering en begeleiding van nieuwe maatregelen stroever verlopen en moeilijk aangestuurd kunnen worden.’


De partners in het CKO krijgen een beter zicht in het aanbod en de vraag.

Genoeg om alle opvangvoorzieningen ook te verplichten aan te sluiten bij een CKO? Alain Cnudde: ‘De werking van een CKO is zeer sterk gebaseerd op het engagement tot betrouwbare samenwerking tussen verschillende voorzieningen met respect voor elkaars eigenheid en zorg voor elkaar. Een verplichte samenwerking zou afbreuk kunnen doen aan dit engagement en samenwerking net bemoeilijken, waardoor de gewenste doelstellingen niet behaald worden. De belangrijkste factor tot succes blijkt immers, naast de aanstelling van een coördinator, het vertrouwen tussen de voorzieningen te zijn.’ Meerwaarden De samenwerking in een CKO levert directe voordelen op voor ouders en kinderen en voor de opvangvoorzieningen. De zoektocht naar kinderopvang verloopt voor de ouders vlotter omdat ze maar één keer een vraag hoeven te stellen om een antwoord op hun opvangvraag te krijgen. Gezinnen uit kwetsbare groepen kunnen bovendien genieten van een actieve toewijzing en een effectief voorrangsbeleid van het CKO. Uit registratiegegevens gedurende drie opeenvolgende maanden in 2009 bleek dat voor de meerderheid van de deelnemers gezinnen uit kansengroepen meer kans maken op een opvangplaats en een beter onthaal krijgen. Uit een cijfermatige analyse van de gegevens van elk van de betrokken proefprojecten bleek ook een kleine stijging van het gebruik van opvang door kinderen uit kwetsbare gezinnen, in de voorzieningen van de CKO-proefprojecten. Toch is Marc Lammar, diensthoofd kinderopvang in Mechelen, duidelijk: ‘Uiteraard heeft het elkaar ontmoeten en leren kennen een zeer positieve invloed gehad en gezorgd voor een spontaan systeem waarbij vragen van ouders naar kinderopvang naar elkaar worden doorverwezen. Maar het door Kind & Gezin opgelegde voorrangsbeleid en de mogelijkheid om inkomensgerelateerd te betalen bleek misschien nog veel effectiever in het realiseren van een toegankelijke kinderopvang.’ In vrijwel alle proefprojecten gaat er ook tijd naar opvoedingsondersteuning en creëert de aandacht voor het sociaalpedagogische werkterrein nieuwe mogelijkheden op het gebied van opvoedingsondersteuning.

Voor de deelnemers aan het CKO-project is het belangrijkste pluspunt de samenwerking op zich die openheid, kennismaking en netwerkvorming tussen de verschillende voorzieningen mogelijk maakt. De partners geven aan dat de samenwerking de opvangvoorzieningen ondersteunt in hun deskundigheid en professionalisering dankzij het delen van kennis en vaardigheden, in het gezamenlijk organiseren van vormingen, in de versterking van hun pedagogisch en sociaal beleid en in de bekendmaking van hun opvanginitiatief. Samenwerken als CKO leidt tot gemakkelijker communiceren met externen als één gebundelde aanbieder van kinderopvang. Het CKO creëert ook een netwerk. Het reduceert en voorkomt isolement. Deelname aan het CKO motiveert de partners om hun inhoudelijke werking te versterken: door visieverruiming, competentieversterking, uitwerking van een individueel opnamebeleid, en optimale benutting van de

uitgegeven aan het coördinatiesysteem van opvangvragen. Maar na deze eenmalige uitgave blijft de coördinatiefunctie van de samenwerking de grootste recurrente uitgavenpost. De opvangvoorzieningen ervaren een indirecte meerwaarde voor overheid en maatschappij. Deze is het resultaat van de versterkte rol die samenwerkende kinderopvang kan opnemen in de bestrijding van kansarmoede, in de vergroting van de toegankelijkheid voor maatschappelijk kwetsbare groepen en in de mogelijkheden om via kinderopvang beleidsdoelstellingen te realiseren. Lokaal bijvoorbeeld biedt de samenwerking van kinderopvangvoorzieningen mogelijkheden aan besturen om beleidsdoelstellingen te realiseren. Sociale en welzijnsorganisaties worden zo ook beter geïnformeerd over de lokale mogelijkheden van kinderopvang, ze kunnen bovendien gebruik maken van een

Het CKO creëert een netwerk, reduceert en voorkomt isolement en motiveert de partners om hun inhoudelijke werking te versterken. beschikbare opvangplaatsen. Samenwerking verhoogt hierdoor de kwaliteit. Griet Serroels van CKO Klein Duimpje in Torhout bevestigt dit: ‘We zijn gestart met een klusjesdienst zodat we onmiddellijk zaken kunnen laten repareren. We hebben verschillende klusjesbedrijven vergeleken en uiteindelijk gingen we met één ervan in zee. Nu komt het wekelijks bij een van de partners langs om te klussen. Deze praktische samenwerking zorgt voor een hechte band binnen het CKO. Partners gaan elkaar vertrouwen.’ De partners in het CKO krijgen ook een beter inzicht in de opvangvragen en verwerven door de opvolging ervan een lokaal inzicht in het (on)evenwicht tussen de opvangvraag en het opvangaanbod en de typologie van de opvangvragen en de -vragers. De grootste investering in een CKO is de tijd die van de partners wordt gevraagd. De coördinatie van de opvangvragen door het CKO vraagt een grotere tijdsinvestering van elke voorziening. Het grootste deel van het CKO-werkingsbudget werd

netwerk van opvangvoorzieningen die bereid zijn samen te werken voor specifieke en urgente opvangvragen. Meer dan alleen kinderdagverblijven De indruk kan ontstaan dat een CKOconcept vooral werkbaar is voor erkende kinderdagverblijven. Daarom is in 2009 specifiek aandacht geschonken aan de positie van de zelfstandige opvangvoorzieningen, de diensten voor onthaalouders en de buitenschoolse opvang als partners in de CKO-samenwerking. Er zijn voor de zelfstandige opvang financiële en organisatorische drempels voor de samenwerking, zoals de impact van deelname op het inkomen en de behoefte aan tijd. Als zelfstandige opvangvoorzieningen in het IKG-systeem (Inkomensgerelateerde Kinderopvang) stappen, blijken de mogelijkheden om deel te nemen aan het gecoördineerde opnamebeleid wel te stijgen. De diensten voor onthaalouders zijn ervan overtuigd dat samenwerken voordelen biedt, maar zijn hierin het minst uitge1 februari 2010 LOKAAL 29


WERKVELD KINDEROPVANG

sproken van alle opvangsoorten. Vanwege de omvang van het aantal onthaalouders moet een dienst voor onthaalouders aanvankelijk meer dan de andere opvang-

opvangvragen ruimer toe te passen dan het CKO-werkingsgebied (zoals voor de gehele stad, samen met opvangpartners buiten het CKO). Het werken aan een ge-

Waar het werkingsgebied van CKO en gemeente samenvallen, zien we dat het lokale bestuur meestal de grootste rol speelt. soorten investeren in het sociaalpedagogische project en de doorstroming ervan naar de onthaalouders. Ook de input van registraties voor het coördinatiesysteem en het opnamebeleid vergen tijd. Als bijkomend knelpunt wordt door de diensten het feit genoemd dat de werkingsgebieden van DVO (Dienst voor Onthaalouders) en CKO niet gelijk zijn. Ook de buitenschoolse opvangvoorzieningen ervaren de voordelen van de CKO-samenwerking, bijvoorbeeld door een meer naadloze overgang van voorschoolse naar buitenschoolse opvang in een totaal opvangaanbod aan ouders en kinderen te realiseren. Voor ouders is het onderscheid tussen buitenschoolse en voorschoolse opvang immers niet zo relevant voor hun opvangbehoefte. Ontwikkelingen tijdens de proefperiode Van de zestien proefprojecten is er één regionaal werkend CKO. Hier blijkt dat het niet evident is om over de diverse lokale situaties heen te denken en te werken. Door het gemeenteoverstijgende karakter van zo’n CKO bleek het ook niet eenvoudig steun van de lokale besturen te krijgen. In CKO’s die maar in een deel van de gemeente werken, is het minder efficiënt en functioneel om zich bekend te maken bij ouders en de sociale en welzijnsorganisaties. Dit nadeel kan minimaal worden door het coördinatiesysteem voor

deeld sociaalpedagogisch opvangproject, aan een gecoördineerd opnamebeleid en aan realisatie van een praktische samenwerking kan binnen het kleinere CKOwerkingsgebied uitgewerkt worden. Waar het werkingsgebied van CKO en gemeente samenvallen, zien we dat het lokale bestuur meestal de grootste rol speelt. Voor een werkbare voortgang van het CKO is het blijkbaar wel belangrijk dat die gemeente niet te groot is. De grootste aandachtspunten voor een grote gemeente zijn: transparantie verkrijgen over de deelname van de partners en het engagement van alle partners in het CKO behouden. Een hoge dekkingsgraad van het CKO over het werkingsgebied of de deelname van zo veel mogelijk kinderopvangvoorzieningen geeft transparantie aan het aanbod. Ze kunnen naar elkaar doorverwijzen en het aanbod wordt zo divers genoeg. De meeste CKO’s proberen de niet deelnemende voorzieningen te motiveren toch deel te nemen aan het coördinatiesysteem voor opvangvragen over het CKOwerkingsgebied. De meeste voorzieningen reageren hier positief op. Naast de grootte van het werkingsgebied is de complexiteit van de omgeving van belang. Voor CKO’s in een complexe omgeving pleit dit voor een kleiner werkingsgebied waarin opvangvoorzieningen samenwerken, bijvoorbeeld een buurt of wijk.

De uitwerking van de geplande acties voor de vier werkterreinen waarop de proefprojecten actief moesten zijn, blijkt het snelst en het effectiefst te gebeuren als dit werkingsgebied niet te groot is en de omgeving niet te complex. Rol lokaal bestuur In de helft van de CKO-proefprojecten ondersteunt het lokale bestuur de CKOwerking, vooral door lokalen en een coördinator ter beschikking te stellen, maar ook door ondersteuning te geven bij promotie en communicatie. In vijftien van de zestien CKO’s is het lokale bestuur ook effectief vertegenwoordigd, hetzij als opvangaanbieder, hetzij vanuit de opdracht als lokale beleidsmaker kinderopvang. In sommige CKO’s is de lokale mandataris (zoals de schepen van kinderopvang) de trekker. In grotere gemeenten wordt het CKO eerder gecoördineerd door iemand met een staffunctie binnen OCMW of gemeente. In kleinere gemeenten berust de coördinatie meestal bij een verantwoordelijke van een gemeentelijke voorziening. Deze combineert dikwijls verschillende functies, zoals secretaris lokaal overleg, coördinator CKO en verantwoordelijke van de eigen opvangvoorziening. In dit laatste geval is het niet altijd evident de verschillende rollen gescheiden te houden. Een lokaal bestuur kan als partner van het CKO belangrijk zijn. Essentieel is dat het lokale bestuur zijn diverse functies (faciliterend, operationeel, lokaal beleidsvoorbereidend, betrokkene) weet te onderscheiden en zijn partnerschap concreet benoemt en invult, zodat dit voor alle partners in de samenwerking duidelijk is.

Ann Lobijn is VVSG-stafmedewerker kinderopvang

Innovatie en creativiteit in de praktijk staan centraal op de Trefdag 2010. Neem zelf actief deel: laat zien wat u in huis hebt en presenteer uw sterke projecten en praktijken. Stuur uw beste cases in op www.trefdag.be en deel zo uw ervaringen met alle lokale besturen.

30 LOKAAL 1 februari 2010


STEFAN DEWICKERE

PRAKTIJK

BERINGEN – Vóór zijn tewerkstelling als artikel 60’er doorloopt elke OCMW-cliënt in trajectbegeleiding een beroepsverkennende stage van de VDAB. Daarbij ontdekken werkgever en stagiair of het werk hem ligt.

OCMW-cliënt verkent werkterrein in 38 uur De beroepsverkennende stage van de VDAB is een goede hulp. ‘De korte stage loopt over één week van volle dagen of twee weken van halve dagen, ze is gratis en de stagiair is verzekerd door de VDAB,’ zegt Anja Schildermans, maatschappelijk assistenttrajectbegeleider van de jobdienst van het OCMW Beringen. ‘Een vlotte samenwerking en een duidelijke taakverdeling tussen het OCMW-personeel en de VDAB-consulent zijn absoluut noodzakelijk om deze stages te doen slagen. Het OCMW begeleidt de stagiair en verzorgt de administratie voor de stageovereenkomst, de VDAB doet de registratie. Er zijn allerlei voorbereidende administratieve taken: er moet een contract tussen de VDAB, de tewerkstellingsplaats en de stagiair opgemaakt worden, en de stagiair moet een taakbeschrijving en een lijst

met aandachtspunten krijgen. Het OCMW houdt ook de aanwezigheidslijst bij en begeleidt de eindevaluatie door de stagiair en door de tewerkstellingsplaats. De registratie van alle documenten en van het contract met de bijbehorende verzekering gebeurt door de VDAB zelf.’

Iedereen wint

Tussen het intakegesprek waarin naar de interesses van de OCMW-cliënt gepeild wordt, en het begin van de stage verloopt gemiddeld twee maanden. Hierna is heel duidelijk wat de cliënt kan en welke richting hij op de arbeidsmarkt uit wil. De banen variëren van schoonmaakhulp, winkelverkoper, magazijnier en logistieke hulp tot boerderij- en keukenmedewerker. Het leeuwendeel van de stagebedrijven zijn sociale-economiebedrij-

ven, al is dit geen voorwaarde. In het volwassenenonderwijs CVO LBC-NVK-Beringen kon ook al een stagiair als secretariaatsbediende aan de slag. ‘Een geslaagde stage biedt garantie op een succesvolle tewerkstelling als artikel 60’er,’ vertelt Anja Schildermans. ‘Alle OCMW-cliënten die vanaf 2008 aan een beroepsverkennende stage van de VDAB deelnamen, zijn tewerkgesteld in het kader van artikel 60 paragraaf 7 van de OCMWwet. Alle OCMW-cliënten waren enthousiast over het voorstel om stage te lopen. De bedrijven zijn zeer lovend over deze werkwijze. Alle partijen stellen vast dat de stages goed duidelijk maken hoe de mensen op de werkvloer presteren. De werkstages voorkomen dat mensen met een vaste arbeidsovereenkomst toch afhaken.’ Inge Ruiters

ii Anja Schildermans, maatschappelijk assistent-trajectbegeleider, OCMW Beringen, T 011-34 03 78, anja.schildermans@ocmwberingen.be

1 februari 2010 LOKAAL 31


WERKVELD CULTUURBELEID

Cultuur bindt de hele samenleving Het lokale cultuurbeleid kan niet voorbijgaan aan de veelkleurigheid van onze samenleving. Het staat of valt met de geïntegreerde beleidsvoering: de structurele aandacht voor etnisch-culturele diversiteit in het planningsproces en de uitvoering ervan. Op lokaal niveau kan de cultuursector dwarsverbanden leggen met andere zoekende sectoren en besturen. Openstaan om te leren van de ander is de essentie van een divers cultuurbeleid. Dat is de inspiratie die we vinden in Aalst, Genk en Gent. Joke Vanreppelen

S

chepen Dylan Casaer is zowel bevoegd voor cultuur als voor integratie in de stad Aalst. ‘Als schepen van cultuur ben ik vanzelfsprekend een schepen van diverse culturen en stimuleer ik inwoners van diverse achtergrond om te participeren aan cultuur in de stad. Ik beschouw cultuur als een instrument om de afbrokkeling van sociale cohesie tegen te gaan en samen aan gedeelde referentiekaders te bouwen.’ Deze visie vindt haar weerslag in de manier waarop de stad omgaat met het culturele erfgoed. ‘We vroegen ons af wat een archief moet bewaren opdat toekomstige generaties een goed beeld zouden hebben van het leven in Aalst,’

Dylan Casaer: ‘Ik beschouw cultuur als een instrument om de afbrokkeling van sociale cohesie tegen te gaan.’ vervolgt schepen Casaer. ‘Een van de interessevelden is ongetwijfeld het migratievraagstuk. Wie waren de eerste migranten die in Aalst kwamen wonen en werken? Wat herinneren zij zich van hun eerste tijd hier en hoe werden ze ontvangen?’ De antwoorden op deze vragen verzamelden de erfgoedcel en het stadsarchief in de verhalenbank Made in Aalst. Dit project startte naar aanleiding van de Week van de Smaak 2009, met als gastland Turkije. Op de website www.madeinaalst.be blikken enkele Turkse gezinnen terug op hun migratieverleden. Doelgroepen overstijgen De voorbije beleidsperiode zocht de Aalsterse cultuurdienst naar manieren om het cultuuraanbod toegankelijk te maken. Een doelgroepenwerking leidde tot een verhoogde participatie: de kansenpas nam financiële drempels weg, een aangepast 32 LOKAAL 1 februari 2010

programma en gerichte communicatie wekte de interesse van nieuwe publieken. Dankzij de intensieve samenwerking tussen de Turkse gemeenschap en cultuurcentrum De Werf tijdens het project Turkse Buren groeide het vertrouwen. Maar volgens schepen Casaer kan een doelgroepenwerking ook problematisch zijn omdat de afbakening gebeurt vanuit een tekort. Hij wil traditioneel afgebakende doelgroepen overstijgen door de buurt als uitgangspunt te nemen. Daarnaast ijvert hij voor het omzetten van projectmatige initiatieven tot aandachtspunten op lange termijn. De stad inspireert In Genk laat het cultuurbeleid zich inspireren door wat er leeft in de stad. ‘Als je de stedelijke agenda haakt aan wat er leeft op straat, dan voer je vanzelfsprekend een beleid dat doordrenkt is van etnisch-culturele diversiteit,’ zegt François Mylle, cultuurbeleidscoördinator. ‘Dit is een strategische keuze van het stadsbestuur die we niet enkel in beleidsplannen verwoorden, maar ook op een bewuste manier in zoveel mogelijk beleidsinstrumenten en -domeinen vertalen, de stedelijke dienstverlening en zijn producten, de overlegstructuren en het communicatiebeleid en dit over beleidsdomeinen heen.’ De cel gemeenschappenvorming focust vaak op gelijkenissen tussen Genkenaren. Ze brengt mensen op een creatieve manier samen rond een gedeelde interesse, zorg of thema. Dit zorgt automatisch voor een diversiteit aan deelnemers en interculturele ontmoeting. Zolang je voldoende open naar de realiteit kijkt en netwerken samenbrengt. Gert Philippeth van de cel gemeenschappenvorming geeft een voorbeeld: ‘We vertaalden de culinaire hype naar Genk en

Bij de lancering stelden de medewerkers van het Genker kookboek een zeer divers buffet samen.


zagen hoe huishoudens eenzelfde ingrediënt anders verwerkten. Deze ervaring resulteerde in een Genker kookboek dat een beeld geeft van de diverse eetgewoontes in Genk, een receptenboek gelardeerd met herkenbare foto’s en verhalen. Bij de lancering nodigden we alle medewerkers uit en vroegen hun een gerecht uit eigen keuken mee te brengen. Deze samenkomst was een gigantisch succes: rond een zeer divers buffet wisselden de makers trots

recepten uit en smeedden kookclubs en hobbykoks plannen voor gezamenlijke projecten.’ Deze initiatieven zijn gezellige ontmoetingsmomenten die tegelijk de doordachte en consequent uitgevoerde visie uitdragen. Uit zulke hoofdprojecten ontspruiten spontane nevenprojecten die zich zonder sturing van de cel gemeenschappenvorming ontwikkelen. ‘Dankzij deze initiatieven krijgt de relatie tussen burgers en lokale overheid een nieuwe

François Mylle: ‘Als je de stedelijke agenda haakt aan wat er leeft op straat, dan voer je vanzelfsprekend een beleid dat doordrenkt is van etnisch-culturele diversiteit.’

GF

invulling. Inwoners kijken ervan op dat de overheid meer doet dan vuilniszakken uitdelen en bezig is met wat zij belangrijk vinden,’ vertelt Gert Philippeth. De cultuurdienst van Genk legt de lat hoog door steeds nieuwe verbindingen tussen mensen te leggen en inwoners te betrekken die via de klassieke kanalen nauwelijks bereikt worden. Om een diversiteit van inwoners uit verschillende netwerken te vissen, gebruikt de cultuurdienst specifieke methodieken. Als voorbeeld geldt hier de diversiteitsmatrix van leeftijd, geslacht, etniciteit en woonplaats die opgemaakt werd. Op elke kruising in deze matrix spreekt de dienst één persoon aan en die op zijn beurt weer één of twee personen uit zijn netwerk. Zo bereikt de dienst gegarandeerd een doorsnede van de bevolking.

Cultuurhuis: van welzijn naar cultuur De Centrale, een wereldcultuurhuis in de Gentse multiculturele wijk SluizekenTolhuis-Ham, is een ontmoetingsplek voor cultuurvogels van diverse pluimage. Ze organiseert diverse podiumkunsten met etnisch-culturele diversiteit als uitgangspunt en herbergt een wereldmuziekschool en een praatcafé. Eerst zette het stedelijke cultuurhuis sterk in op de Turkse gemeenschap waardoor het uitgegroeid is tot het referentiepunt voor Turkse muziek in Vlaanderen en de buurlanden. Later focuste het meer op culturen uit alle hoeken van de wereld. Luc Baeckeland is er algemeen coördinator: ‘De Centrale ontwikkelde zich mid-

den jaren negentig als afzonderlijk project in de schoot van de stedelijke integratiedienst. We creëerden plekken waar minderheidsgroepen zich cultureel konden manifesteren. Hierdoor versterkten we minderheden om op een harmonieuze en assertieve manier relaties aan te knopen in het aankomstland. Vanuit het departement Bevolking en Welzijn groeide het project uit tot een verzelfstandigde organisatie met basisfinanciering van de toenmalige armoedefondsen en momenteel uit het Stedenfonds. In 2007 ging de Centrale over van het departement Bevolking en Welzijn naar het departement Cultuur, een logisch gevolg van de keuze voor een consequent inclusief beleid. Culturele diversiteit is zo belangrijk dat het niet vanuit welzijn aangespoord moet worden, maar vanuit cultuur zelf een fundamenteel aandachtspunt is.’ Interculturele ontmoeting vormt in de Centrale de basis van nieuwe cultuurproducten die uiting geven aan de hedendaagse smeltkroes van culturen. ‘We ijveren voor een kruisbestuiving tussen de muziekstijlen die refereren aan de etnisch-culturele diversiteit in Gent en in Vlaanderen en de West-Europese jazzen folkmuziek. Daarnaast stimuleert de Centrale de culturele diversiteit binnen de Gentse kunstensector en de organische samenwerking met andere culturele spelers om dit doel te bereiken. We mikken

Ivo Bultheel: ‘Via respect garanderen we de erkenning van ieders culturele achtergrond zonder deze op te heffen in een verregaande dwang tot identificatie.’ daarbij op verschillende niveaus tegelijk: het programma, het personeel, het bestuur, het publiek en de communicatie,’ besluit Ivo Bultheel, medewerker interculturalisering van De Centrale. Joke Vanreppelen is VVSG-projectmedewerker etnisch-culturele diversiteit

Op www.vvsg.be staat een nieuwe knop voor een hele reeks diversiteitsverhalen uit de lokale praktijk 1 februari 2010 LOKAAL 33


ACHTER DE SCHERMEN

Schoonmaakster Jacqueline Van Laere werkt al meer dan 25 jaar voor het OCMW Waregem in het woonzorgcentrum De Meers. Ze is er ook verantwoordelijk voor de opleiding van nieuwe collega’s, want schoonmaken in een woonzorgcentrum is wat anders dan thuis: ‘Je moet de schoonmaakmiddelen en de chemische schoonmaakproducten kennen en veilig kunnen gebruiken. In de training besteden we ook veel aandacht aan de juiste werkvolgorde en een ergonomische houding. Dat is belangrijk, we werken zes uur per dag, zes dagen op zeven. Ook op zaterdag krijgen de kamers een beurt. Je moet vooral vroeg uit de veren kunnen want de eerste teams beginnen al om zes uur ’s morgens.’ Als schoonmaakster moet Jacqueline Van Laere niet alleen goed kunnen samenwerken met haar vijftien collega’s maar ook met de verpleegkundigen. Werksters in een woonzorgcentrum moeten bovendien op de hoogte zijn van de maatregelen ter voorkoming van MRSA (de ziekenhuisbacterie) en van ziektebeelden zoals dementie. Verder hebben werksters bij het OCMW Waregem ook een aandachtsfunctie: ‘Omdat we dagelijks op de kamers en gemeenschappelijke plaatsen komen, merken we vaak als eersten defecten of mogelijke gevaren op.’ Die geven ze door aan de technische dienst. De job is zwaar: ‘Maar de dankbaarheid van de bewoners maakt veel goed. Je moet dan ook van onze bewoners houden. Iedere dag met geduld en respect omgaan met bejaarden is niet iedereen gegeven.’

De opleiding

GF

Voor deze functie is geen specifieke vooropleiding vereist. De VDAB biedt een opleiding professionele schoonmaaktechnieken aan en de verdelers van de schoonmaakmiddelen geven op vraag van het bestuur regelmatig bijscholingen. Om voor onbepaalde duur aan de slag te kunnen bij een OCMW moet je slagen voor een toegangsexamen dat meestal bestaat uit een praktische proef en een selectiegesprek. Met de nodige ervaring, het volgen van opleidingen over leidinggeven en een goede basiskennis van de pc kun je doorgroeien tot teamverantwoordelijke onderhoud. Schoonmaaksters kunnen bijna overal terecht: in de administratieve gebouwen van de overheid, in publieke of private verzorgingsinstellingen of bij de mensen thuis. Pol Despeghel

34 LOKAAL 1 februari 2010


PRAKTIJK

ANTWERPEN – Het project Een paar apart schept unieke kansen voor mensen in armoede om cultuur te beleven en hun netwerk te verbreden. Twee mensen van wie er een in armoede leeft, proeven samen van het culturele aanbod in de stad.

jeroen deriemaeker

Aparte duo’s op culturele uitstap

In het cultuurcafé treden het django gypsy swing project Les Blauw op, maar komen ook bekende acteurs zoals Jaak Van Assche, Karin Jacob en Warre Borgmans over hun favoriete boek vertellen.

‘Het cultuurcafé is de spil van het project Een paar apart en vormt het aanknopingspunt voor de ontmoetingen,’ legt Hanne Deckers van vzw Recht-op uit. ‘Op donderdagavond vormt het cultuurcafé in het ontmoetingscentrum Nova op het Kiel de ideale ontmoetingsplaats voor cultuurliefhebbers uit alle lagen van de bevolking. Nova stelt zijn accommodatie ter beschikking, De Kern uit Wilrijk verzorgt een afwisselend programma van laagdrempelige culturele activiteiten. Muziekoptredens van beginnende groepjes wisselen af met onder meer vertelavonden door bekende Vlamingen over hun favoriete boek. Alle bewoners van de wijk zijn welkom, de toegang is gratis.’ Vanuit de vzw Recht-op vervullen Hanne Deckers en haar collega’s de rol van sociaal bemiddelaar. ‘Het cultuurcafé is een perfect kanaal om sociaal geëngageerde mensen te ontmoeten en voor het project te werven. Hier motiveren we mensen uit de middenklasse en mensen in armoede om met elkaar in contact te treden en samen culturele uitstappen te maken in de stad. We willen geen vaste duo’s vormen. Door zoveel mogelijk mensen met verschillende culturele voorkeuren te leren kennen verbreden de deelnemers hun netwerk het meest. Tijdens

hun uitstappen in wisselende duo’s maken ze kennis met een zeer verscheiden cultureel aanbod.’ Recht-op brengt de ontmoetingen en duo-uitstappen tot stand en maakt haar leden wegwijs in het culturele aanbod van de stad. Een andere belangrijke taak bestaat uit het helpen wegwerken van de drempels waarmee mensen in armoede worstelen. Veel voorkomende drempels zijn moeizame informatiewerving, gebrek aan vrije tijd, het gemis aan vrienden die van cultuur houden, hoge toegangsprijzen, lastige bereikbaarheid met het openbaar vervoer, problemen met kinderopvang en gebrek aan culturele achtergrond. Angst om nagekeken te worden en de neerbuigende houding van hun directe omgeving tegenover cultuurparticipatie vormen voor de meeste deelnemers ook een groot probleem. ‘Met logistieke ondersteuning zoals het regelen van een kinderoppas, het uitstippelen van de tramroute en een financiële tussenkomst voor het toegangsticket kunnen we al veel hinderpalen uit de weg ruimen,’ zegt Hanne Deckers. Na elke uitstap informeert ze bij de deelnemers naar hun ervaringen. Enkele keren per jaar organiseert Recht-op ook een culturele uitstap in groepsverband. Toch is een duo-uitstap veel persoonlijker. De cultu-

rele uitstappen zijn voor beide partijen zeer boeiend omdat ze allebei een onbekende wereld leren kennen. Een paar apart is een initiatief van Samenlevingsopbouw-Antwerpen en de vzw Recht-op waar armen het woord nemen, in samenwerking met het stedelijke ontmoetingscentrum Nova en het stedelijke cultuurcentrum De Kern als culturele partners. Het project ontvangt subsidies van het stedenfonds Cultuur Stad Antwerpen en het Participatiedecreet. Op dit ogenblik telt Een paar apart veertig vaste deelnemers met een evenwicht tussen mensen in armoede en niet in armoede. ‘We hebben onze maximale capaciteit bereikt,’ besluit Hanne Deckers. ‘Nu streven we ernaar onze deelnemers te verzelfstandigen. Het financiële aspect vormt voor hen een groot knelpunt want cultuur is duur. De 2-europas voor OCMWcliënten en mensen met het omniostatuut is een stedelijke financiële tegemoetkoming die dit probleem al gedeeltelijk oplost.’ Het Cultuurcafé in Borgerhout is een gelijkaardig initiatief van de vzw Recht-Op dat samenwerkt met de culturele partners Roma en ’t Werkhuys. Inge Ruiters

ii Hanne Deckers, Een Paar Apart, Schijfstraat 105, 2020 Antwerpen (Kiel), T 0486-48 43 68, nova.cultuurcafe@recht-op.be

Innovatie en creativiteit in de praktijk staan centraal op de Trefdag 2010. Neem zelf actief deel: laat zien wat u in huis hebt en presenteer uw sterke projecten en praktijken. Stuur uw beste cases in op www.trefdag.be en deel zo uw ervaringen met alle lokale besturen.

1 februari 2010 LOKAAL 35


WERKVELD bibliotheekbeleid

De bibliotheek als stadsgids De bibliotheek is een lokale plek die je op ideeën brengt en je helpt ontwikkelen. Ze wijst je de weg, ook buiten de muren van het gebouw. Dat was het uitgangspunt voor de

gen collectie naar een meer inhoudelijke invalshoek, die aansluit bij de behoeften van de gebruiker.

lancering van de nieuwe catalogus van de Openbare Bibliotheek Brugge. Koen Calis

I

n de nieuwe catalogus van de Openbare Bibliotheek Brugge vind je niet alleen de traditionele bibliotheekcollectie, maar ook heel wat online Brugse informatie en allerlei adviesfuncties. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met lokale sociaal-culturele en educatieve partners en met bovenlokale spelers als de Vlaamse Digitale Bibliotheek (Bibnet) of de Uitdatabank. Zo kan de bibliotheek een sterke lokale verankering combineren met schaalvergroting. Het project werd Cabrio gedoopt, een letterwoord dat ‘catalogus’ met ‘Brugge’, ‘inspireren’, ‘internet’, ‘ontdekken’ en vooral ‘openheid’ verbindt. De catalogus voorbij De aankoop van de Aquabrowsersoftware was in eerste instantie bedoeld om een efficiëntere samenwerking met de Vlaamse Digitale Bibliotheek tot stand te brengen. De lokale databank wordt nu verrijkt met gegevens uit de Vlaamse centrale catalogus, digitale collecties worden gedeeld en nieuwe ontwikkelingen overgeërfd. Dit samenwerkingsmodel zal in 2010-2011 uitgebreid worden naar alle provinciale bibliotheeksystemen via het project Bibliotheekportalen. Al vrij gauw bleek dat de software een groot potentieel had om een stap verder te gaan. Door digitale bronnen op te nemen, zoals de Infogids van de Stad Brugge, de activiteiten van In&Uit Brugge (via de UitDatabank), een literaire blog en andere websites ontsluiten we de levende omgeving van de bibliotheek samen met de collectie. Een zoekactie op ‘dementie’ verwijst nu ook naar lezingen, praatgroepen of Brugse en Vlaamse hulporganisaties. ‘Erik Vermeulen’ geeft niet alleen cd’s uit de collectie van deze jazzmuzikant, maar biedt ook de mogelijkheid om ze online te beluisteren of om door te klikken naar concertinformatie en ticketreservatie voor een optreden in de buurt. Mensen die hun vraag vroeger niet met de Brugse Infogids of In&Uit Brugge associeerden, vinden deze nu wel binnen hun 36 LOKAAL 1 februari 2010

eigen gebruikerscontext. Pas nadat je kennis genomen hebt van alle mogelijkheden, maak je de keuze voor een specifiek medium. Dit concept van de bibliotheek als een plek van ontdekking werd ook vertaald in de promotiecampagne. Platform voor documentair erfgoed De Brugse openbare bibliotheek bevat ook een rijke erfgoedcollectie, gaande van middeleeuwse handschriften over oude drukken tot privécollecties, zoals het Guido Gezellearchief. Ook verzamelt ze alle publicaties die met de stad Brugge verband houden. Sommige van deze collecties zijn al digitaal beschikbaar. Colard Mansions

Zoeken en vinden ondersteunen Het komt er dus niet enkel op aan de gebruikers méér te bieden, maar ook hen gemakkelijker te laten vinden wat voor hen van belang is. Om specifieker te werken werd het uitdijende aanbod opgesplitst in vijf tabbladen: jeugdbibliotheek, literatuur, informatie, muziek&film en erfgoed. Ook via de handige verfijningen krijgen de gebruikers een goed inzicht in hun zoekresultaat en de mogelijk­heid om dit verder te beperken. De blikverruimende werking blijkt uit het feit dat een derde van de zoekacties niet via het zoekvenster ontstaat, maar wel door in te gaan op de keuzemogelijkheden die Cabrio aanreikt. De rijke ontsluiting, waarin bibliotheken een tradi-

We ontsluiten de levende lokale omgeving van de bibliotheek samen met de collectie. incunabel Ovide Moralisé is een van de topstukken die via www.historischebronnenbrugge.be aangeboden worden. Een groot deel van het Gezellearchief is te bekijken via www.gezelle.be. Recent werd de digitalisering van de volledige middeleeuwse handschriftencollectie aangevat. Vanaf nu worden al deze collecties in één beweging toegankelijk voor een breder publiek. In samenwerking met de Erfgoedcel werd de Brugse Beeldbank met collecties uit het stadsarchief en Monumentenzorg toegevoegd. Wie nu zoekt naar de middeleeuwse abt Idesbald zal behalve achttiende-eeuwse devotieboeken ook documenten krijgen in verband met zijn negentiende-eeuwse zaligverklaring, zoals foto’s van de processie of zijn schrijn, Gezellegedichten en gelegenheids­drukwerk. Het is een van de vele thematische draden doorheen de collectie die de verhalen van de stad en zijn inwoners vertellen door de eeuwen heen. Als gevolg hiervan is de aandacht verschoven van de ontsluiting van de ei-

tie hebben, is omgezet in een prikkelende ontdekkings­omgeving met als blikvanger de mooie aanklikbare kaart. Door hun een visuele inspiratiebron te geven formuleren gebruikers hun interesses al grasduinend, net als in de fysieke bibliotheek. Het is vinden zonder zoeken. Covers, filmpjes en geluidsfragmenten ondersteunen het keuzeproces. Uniek zijn nieuwe adviesdata als bekroningen of vermeldingen in de media, gaande van vrouwenbladen tot meer canonieke literaire gidsen. Met een paar muisklikken vind je alle Scandinavische thrillers die recent in de media besproken zijn. Op dezelfde manier wordt de bibliotheekcollectie gekoppeld aan de activiteiten die in de stad plaatsvinden, zoals cd’s van artiesten die naar het Cactusfestival komen. Inspirerende etalages Elk tabblad heeft een eigen etalage. Die bevat een ontdekkingsmenu, een coverflowanimatie met aanwinsten en een geïntegreerde blog. De berichten gaan vaak in op de actualiteit van de bibliotheek, de


Het concept van de bibliotheek als plek van ontdekking werd vertaald in de promotiecampagne.

stad of de bredere omgeving. Er komen onderwerpen aan bod als het eigen Jeugdboekenfeest, de programmering van de cultuurhuizen, de Oscaruitreiking of gewoon een lijstje van tien goede boeken. Altijd leggen we het verband met de collectie. Zo kunnen we steeds andere stukken van het aanbod belichten. Het is de virtuele façade geworden, die de levendige fysieke bibliotheek ook online aanwezig stelt. Daarom is het geen vrijblijvende oefening. Op schermbasis en op jaarbasis streven we naar representativiteit. Voor de planning van de berichten leggen we de interne agenda naast de kalenders van de diverse lokale sociaal-culturele partners en het bredere veld. De blog functioneert zelfstandig, maar heeft Cabrio als primair kanaal. Het publiek kan reageren. Op die manier wordt de bibliotheekontsluiting een gesprek in twee richtingen. Het illustreert hoe nieuwe diensten ingebed zijn in de bestaande gebruikerservaring en tegelijk overvloeien naar netwerken en gebruikers buiten de bibliotheek. Een ander voorbeeld is de knop waarmee je informatie van Cabrio kunt mailen of via sociale netwerken als Facebook of Twitter kunt delen.

Katalysator voor lokale verandering De bibliotheek heeft de komst van Cabrio aangegrepen als een kans om zich verder te ontwikkelen en de bestaande verwachtingspatronen bij te stellen. Door techno-

bereiken. De bibliotheek evolueert naar een kennisplatform met een overkoepelende gidsrol vanuit de interesse van de lokale gebruiker. Het concept slaat aan bij de gebruikers. Ze

Het komt er niet enkel op aan de gebruikers méér te bieden, maar ook hen gemakkelijker te laten vinden wat voor hen van belang is. logie op een gepaste manier in te zetten en op collectieve ontwikkelingen in te spelen kan de bibliotheek zich op haar lokale meerwaarde concentreren. De medewerkers reageerden enthousiast. Nu komt hun betrokkenheid, expertise en kennis van het werkveld ten volle tot zijn recht. Met haar 40.000 gebruikers is de Brugse bibliotheek een aantrekkelijk promotiekanaal voor lokale partners geworden. Eerder dan te streven naar een commercieel model willen we nieuwe vormen van wederkerige samenwerking ontwikkelen. Dit kan op het vlak van inhoud en adviesfuncties en als kanaal om doelgroepen te

appreciëren dat ze niet alleen meer krijgen, maar dat ze ook de controle houden en gemakkelijker keuzes kunnen maken binnen het grotere aanbod. Een opvallende trend is dat meer dan helft van het publiek Cabrio thuis gebruikt, niet alleen om op te zoeken, te verlengen of te reserveren, maar ook om onmiddellijk te raadplegen – zo’n 15% is onmiddellijk digitaal beschikbaar – of gewoon om op de hoogte te blijven.

Koen Calis is bibliothecaris van de Openbare Bibliotheek Brugge

Innovatie en creativiteit in de praktijk staan centraal op de Trefdag 2010. Neem zelf actief deel: laat zien wat u in huis hebt en presenteer uw sterke projecten en praktijken. Stuur uw beste cases in op www.trefdag.be en deel zo uw ervaringen met alle lokale besturen.

1 februari 2010 LOKAAL 37


ONDERSTEUNING VAN DE SOCIALE DIENST VAN HET OCMW

INSTRUMENT OM AANVULLENDE STEUN TE BEREKENEN IN NIEUW

+

HANDBOEK VOOR DE SOCIALE DIENST VAN HET OCMW Met het gloednieuwe ‘Handboek voor de sociale dienst van het

Het tweede deel is methodologisch en instrumenteel van

OCMW’ wil VVSG zijn steentje bijdragen tot het ondersteunen

aard. VVSG biedt jaarlijks via zijn Congres- en Vormings-

en professionaliseren van de sociale diensten van de OCMW’s.

centrum vormingen en opleidingen voor o.m. OCMW-

Dit handboek wil een bruikbaar instrument zijn voor de

maatschappelijk werkers aan. Het cursusmateriaal dat hier-

OCMW-maatschappelijk werkers in hun dagelijkse praktijk.

voor aangemaakt wordt zal uitgeschreven worden in verschil-

Het handboek bevat geen grote traktaten met allerlei

lende bijdragen die in dit deel van het handboek gebundeld

theoretische beschouwingen en inzichten, maar wel bruikbare

zullen worden. Interessante werkvormen en instrumenten

informatie die onmiddellijk toepasbaar is op de werkvloer.

voor de OCMW-praktijk worden zo ontsloten voor de hele

Het handboek is opgebouwd uit twee delen. Het eerste deel gaat over reglementeringen en wetgeving. Het helpt de

sector. Ook bijdragen over methodieken zullen aan bod komen.

lezer bij het toepassen van allerlei regelgeving die specifiek is

Het handboek is losbladig, zodat het mogelijk is vlot in te

voor de context van een OCMW-sociale dienst.

spelen op wijzigingen in regelgeving en zodat het boek stap

Het handboek gaat van start met een primeur: het instrument voor het berekenen van aanvullende steun, een gloednieuwe VVSG-bijdrage die elke sociale dienst op weg moet zetten om meer lijn te krijgen in het toekennen van allerlei vormen

voor stap kan groeien. De teksten blijven ook beschikbaar onder de vorm van aparte pockets, voor wie maar een deel van de inhoud kan gebruiken. Auteurs van het handboek zijn VVSG-stafmedewerkers en externe auteurs.

van aanvullende financiële steun. Verder bevat het ook een bijdrage over welk OCMW bevoegd is voor het toekennen van maatschappelijke dienstverlening.

Bestelkaart Politeia // Ravensteingalerij 28 // 1000 Brussel // Fax: 02 289 26 19 // Tel: 02 289 26 10. Of bestel via www.politeia.be // e-mail: info@politeia.be

Ja, ik bestel …

ex. van het Handboek voor de sociale dienst van het OCMW**, lanceringsprijs 39 euro * per ex. (prijs geldig tot 31 januari 2010), isbn 978-2-509-00508-3

Mijn bestuur is lid van de VVSG: ❏ Ja ❏ Neen

Naam: ................................................................Functie: ................................................................... Bestuur/Organisatie: ........................................................................................................................... Tel: ...................................................................................................................................................... E-mail: ................................................................................................................................................. Adres: ................................................................................................................................................. BTW: ...................................................................................................................................................

Datum en handtekening

* Prijzen inclusief btw, exclusief verzendingskosten, geldig tot 01/03/2010. Check voor exacte prijzen steeds onze website www.politeia.be ** Het betreft hier een losbladig werk. De aanvullingen worden mij toegestuurd aan 0,46 euro/blz., de cd-updates aan 29 euro tot schriftelijke wederopzegging.


wetmatig berichten

Wat verandert er in 2010 aan de opvang van asielzoekers? De overbezetting van het opvangnetwerk voor asielzoekers heeft de federale overheid ertoe aangezet om de Opvangwet aan te passen. De wijzigingen werden doorgevoerd door de wet houdende diverse bepalingen van 30 december 2009 (Belgisch Staatsblad 31 december 2009). Ze traden in werking op de tiende dag na publicatie, dus op 10 januari 2010. Fedasil zal de nieuwe regels echter maar toepassen nadat de nodige instructies verstuurd zijn.

Een aantal categorieën van vreemdelingen worden uitgesloten van materiële opvang. Deze vreemdelingen hebben dan recht op ofwel maatschappelijke dienstverlening door het OCMW (financiële steun in de praktijk), ofwel alleen nog op medische begeleiding. Ten eerste kan Fedasil beslissen om een asielzoeker vanaf het indienen van een derde asielaanvraag uit te sluiten. Daartoe moet Fedasil een individueel gemotiveerde beslissing nemen; de uitsluiting is dus geen automatisme. Tijdens de periode van uitsluiting behoudt de asielzoeker zijn recht op medische begeleiding, maar heeft hij geen recht op maatschappelijke dienstverlening door het OCMW (artikel 57ter OCMW-wet). Ten tweede eindigt het recht op materiële opvang wanneer een asielzoeker een verblijfsrecht van meer dan drie maanden krijgt. Concreet gaat het over asielzoekers die subsidiaire bescherming krijgen en daartegen in beroep gaan bij de Raad van State, en over asielzoekers die een verblijfsrecht van meer dan drie maanden krijgen. Deze vreemdelingen hadden voordien de keuze tussen ofwel materiële opvang als asielzoeker, ofwel maatschappelijke dienstverlening als vreemdeling met een tijdelijk verblijfsrecht. Nu hebben zij enkel nog recht op maatschappelijke dienstverlening door het OCMW. Ten derde wordt de mogelijkheid om na het einde van de asielprocedure nog verder in de materiële opvang te blijven, beperkt. Het gaat hier om zeven mogelijke persoonscategorieën. Alleen voor bewoners die nog een familielid of een persoon hebben die over hen het ouderlijke gezag of de voogdij uitoefent en die recht op materiële opvang heeft, gebeurt de verlenging automatisch, voor de andere zes moet Fedasil een gemotiveerde beslissing nemen. Het gaat om bewoners die om het schooljaar te kunnen afmaken een verlenging van het hen betekende uitwijzingsbevel gevraagd hebben, om zwangere vrouwen, ten vroegste vanaf de zevende maand van de zwangerschap en ten laatste tot de afloop van de tweede maand na de bevalling en ouders van een Belgisch kind die een aanvraag tot regularisatie hebben ingediend. Maar het gaat ook om bewoners die een verlenging van het hen betekende uitwijzingsbevel gevraagd hebben omdat zij onmogelijk kunnen terugkeren. Ook voor bewoners die een medisch getuigschrift kunnen voorleggen en die een regu

larisatie om medische redenen hebben aangevraagd, moet Fedasil een gemotiveerde beslissing nemen. Bewoners die intekenen voor een vrijwillig vertrek behouden hun recht op materiële opvang.

Bijkomende wettelijke basis voor de toepassing van het spreidingsplan

Er wordt een bijkomende wettelijke basis voor de toepassing van het spreidingsplan ingevoerd. Op basis van een rapport van Fedasil dat

Andere wijzigingen

De verantwoordelijke van een opvangstructuur krijgt het recht om een woning of kamer te betreden om controles te doen zonder voorafgaandelijke toestemming van de bewoner. Die controle mag enkel met het oog op het garanderen van de preventie inzake veiligheid en brandbestrijding, het behoud van de hygiëne, en het toezicht op de naleving van de bepalingen van het huishoudelijke reglement die de bescherming en de vrijheden van de andere bewoners en de personeelsleden verzekeren. Er wordt ook een nieuwe sanctie ingevoerd.

isabelle pateer

Beperking personeel toepassingsgebied van de Opvangwet

heeft verklaard dat het spreidingsplan ‘in het kader van de nieuwe asielprocedure voorlopig niet wordt toegepast’.

Na het einde van de asielprocedure wordt de mogelijkheid nog verder in de materiële opvang te blijven beperkt.

aantoont dat er overbezetting is, kan de ministerraad het spreidingsplan gedurende een telkens opnieuw te bepalen periode activeren. Zowel het toewijzen van een asielzoeker die in een opvangstructuur verblijft, als het toewijzen van een pas aangekomen asielzoeker is mogelijk. Uiteraard is het rechtstreeks toewijzen van een pas aangekomen asielzoeker aan een OCMW absoluut geen goede oplossing. Deze asielzoekers zijn immers helemaal niet voorbereid op een zelfstandig leven en de OCMW’s kunnen hen onmogelijk begeleiden zoals de opvangstructuren dat kunnen. Voor de VVSG kan deze optie dan ook alleen als allerlaatste oplossing bij ernstige overmacht overwogen worden.

Pleegt een bewoner een zeer ernstige inbreuk op het huishoudelijke reglement, die bovendien het personeel of de andere bewoners in gevaar brengt of ernstige risico’s inhoudt voor de veiligheid of de naleving van de openbare orde in de opvangstructuur, dan kan hij voor maximaal één maand van de materiële opvang worden uitgesloten. De betrokken bewoner moet op voorhand gehoord worden. Bij een tijdelijke uitsluiting blijft het recht op medische begeleiding zoals bepaald in de Opvangwet, behouden. De uitgesloten bewoner krijgt geen recht op maatschappelijk dienstverlening door het OCMW.

Het is voorlopig nog onduidelijk of de federale regering begin 2010 meteen gebruik zal maken van deze mogelijkheid om het spreidingsplan opnieuw toe te passen. De staatssecretaris

Wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen, BS van 31 december 2009, Inforumnummer 243160 Meer informatie op www.vvsg.be, knop Sociaal beleid, Vreemdelingen, Materiële opvang

fabienne.crauwels@vvsg.be

1 februari 2010 LOKAAL 39


Het gemeentebestuur van Meise gaat over tot het inrichten van een aanwervingsexamen met een werfreserve van 1 jaar voor de functie van :

Het OCMW Sint-Amands werft aan in contractueel dienstverband (vervangingsovereenkomst voor 1 jaar met mogelijkheid tot statutaire aanstelling)

Financieel beheerder m/v

Kwaliteitscoördinator m/v

Uw functie: U staat in voor het plannen, organiseren, opvolgen en coördineren van de activiteiten van de gemeentelijke financiële dienst, teneinde steeds een correcte weergave van de financiële situatie van de gemeente te kunnen geven en bij te dragen tot een effectief, efficiënt en zuinig bestuur.

B4-B5 –19/38 U staat in voor het uitwerken, het opvolgen en evalueren van het kwaliteitsbeleid in nauwe samenwerking met de rusthuisverantwoordelijke en de diensthoofden.

Uw profiel A. U dient houder te zijn van een diploma dat in aanmerking wordt genomen voor de aanwerving in de betrekkingen van niveau A bij het gemeentepersoneel EN B. U dient eveneens houder te zijn van een postgraduaatsdiploma of diploma van bachelor in een financieel-economische richting OF een diploma uitgereikt na het beëindigen van een volledige cyclus van provinciale leergangen administratieve wetenschappen OF een 3de cyclusdiploma overheidsmanagement Van de diploma’s vermeld onder punt B zijn welbepaalde diploma’s vrijgesteld.

Coördinator thuiszorg m/v

Selectieprocedure: U moet slagen voor een aanwervingsexamen, bestaande uit een schriftelijke, een psychotechnische en een mondelinge proef. De psychotechnische proef bestaat uit een assessment, afgenomen door een erkend extern selectiebureau, waarbij minstens in een test wordt voorzien die de managements- en leiderscapaciteiten van de kandidaten toetst.

Interesse? Stuur ten laatste op woensdag 24 februari 2010 uw kandidatuur met cv en vereist(e) diploma(‘s) naar het college van burgemeester en schepenen, Tramlaan 8,1861 Meise. De functiebeschrijving, de aanwervingsvoorwaarden en het examenprogramma kunt U verkrijgen bij de personeelsdienst, T 02-272 00 64 of personeel@meise.be

40 LOKAAL 1 februari 2010

B1-B3 – 19/38 U staat in voor het leiden en het organiseren van de dienst warme maaltijden, personenalarm en poetsdienst aan huis. Beide functies moeten bij voorkeur gecombineerd worden. Voorwaarden: houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs (bachelor of HOKT) met een voorkeur voor een maatschappelijke en sociale richting. Wij bieden: een boeiende functie met verantwoordelijkheden in een aangename en uitdagende werkomgeving, loon volgens barema’s van de lokale besturen, een interessante verlofregeling, maaltijdcheques, hospitalisatieverzekering en fietsvergoeding. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Annick Tersago, secretaris, T 052-46 92 12 of annick.tersago@ocmw-sint-amands.be Geïnteresseerd? Stuur voor 22 februari 2010 uw kandidatuur samen met een cv naar Annick Tersago, secretaris OCMW, Hekkestraat 9, 2890 Sint-Amands.


wetmatig berichten

106.741 euro subsidie voor 18 nieuwe lokale participatienetwerken In 2010 Om gemeenschapsvorming en participatie in cultuur, jeugdwerk en sport te stimuleren stelt het participatiedecreet subsidies ter beschikking van lokale netwerken van armoedeverenigingen, OCMW’s en gemeentelijke vrijetijdsdiensten. Synergie tussen de lokale partners is de basisvoorwaarde.

verenigingen en de verschillende gemeentelijke vrijetijdsdiensten moet eveneens duidelijk tot uiting komen in deze afsprakennota. In het eerste jaar slaagden 35 gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie erin tijdig een afsprakennota vrijetijdsparticipatie klaar te stomen, conform de decretale voorwaarden. In 2009 dienden 23 gemeenten tijdig hun subsidievraag in, maar vier dossiers, waaronder één intergemeentelijk samenwerkingsverband met twee gemeenten, voldeden niet aan de decretale voorwaarden. De nieuwe lichting telt dus achttien Vlaamse gemeenten. Minister Schauvliege aanvaardde hun afsprakennota’s, waaraan een subsidiebedrag is gekoppeld op basis van een trekkingsrecht. Het totale trekkingsrecht voor de 18 gemeenten bedraagt 106.741 euro. De lijst met de goedgekeurde aanvragen en het exacte subsidiebedrag waarop elke gemeente vanaf 1 januari 2010 recht heeft, vindt u op de website van het bevoegde agentschap: www. cjsm.vlaanderen.be/lokaalcultuurbeleid. Nieuwe subsidieaanvragen moeten uiterlijk op 1 oktober 2010 worden ingediend bij de afdeling Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid. Meer informatie over de subsidiëring vindt u op www.cjsm.vlaanderen.be/sociaalcultureelwerk/ participatiedecreet/lokaal.htm. Voor praktijkondersteuning en begeleiding kunt u terecht bij het steunpunt www.demos.be.

Isabelle pateer

Het participatiedecreet – voluit het decreet houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport – beoogt de ondersteuning, verrijking en versterking van de participatie in het cultuur-, jeugd- en sportbeleid. Het wil op vele manieren een nieuwe hefboom zijn voor gemeenschapsvorming en voor meer kansen voor het brede publiek om van cultuur, jeugdwerk en sport te genieten. Het trad in 2008 in werking. Een concrete hefboom in het decreet (art. 22) zijn de subsidies voor lokale netwerken van plaatselijke armoedeverenigingen, OCMW’s en de gemeentelijke vrijetijdsdiensten – cultuur, jeugd en sport – om de vrijetijdsparticipatie bij personen in armoede te stimuleren. Het decreet benadrukt de synergie tussen deze verschillende partners als een basisvoorwaarde. De eigen financiële inbreng van de gemeente is niet gering, want hij moet het dubbele bedragen van het trekkingsrecht dat Vlaanderen als subsidie geeft. Die Vlaamse subsidie moet rechtstreeks worden besteed aan de vrijetijdsparticipatie van mensen in armoede. Bovendien stelt artikel 21 §1 van het uitvoeringsbesluit van 18 juli 2008 dat dit ook geldt voor het bedrag dat door de gemeente en/of het OCMW wordt ingebracht. De afsprakennota moet de besteding van het totale bedrag, Vlaams trekkingsrecht en eigen inbreng, beschrijven voor de periode van 2011 tot en met 2013. De betrokkenheid van het OCMW, de plaatselijke armoede-

Subsidies moeten vrijetijdsparticipatie van personen in armoede stimuleren.

Decreet van 18 januari 2008 houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport, Inforumnummer 226126 Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het decreet van 18 januari 2008 houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport (uitvoeringsbesluit), Inforumnummer 230874 www.vvsg.be/vrijetijd/participatie

hilde.plas@vvsg.be

Tarieven billijke vergoeding blijven gelijk in 2010 Met het KB van 18 december 2009 werd een eerdere beslissing van de zogenaamde Commissie art. 42 formeel bevestigd. Hierdoor blijven de tarieven voor de billijke vergoeding tot eind december 2010 gelijk. Ook aan de bedragen voor de tijdelijke activiteiten verandert er niets, want dit jaar wordt er ook geen indexering toegepast.

Uw personeelsadvertentie in Lokaal, VVSG-week én op de VVSG-website Inlevering advertenties voor Lokaal 4 (1 tot 15 maart 2010): 4 februari Lokaal 5 (16 tot 31 maart 2010): 25 februari

stijn.maselis@vvsg.be

KB van 18 december 2009 houdende de algemeen bindend verklaring van de beslissing van 3 december 2009 inzake de billijke vergoeding verschuldigd door uitbatingen die logies aanbieden en/of maaltijden en/of dranken bereiden en/of opdienen, evenals door discotheken/ dancings, genomen door de commissie bedoeld in art. 42 van de wet 30 juni 1994 betr. het auteursrecht en de naburige rechten, Inforumnummer 243483

Informatie: Nicole Van Wichelen T 02-211 55 43 nicole.vanwichelen@vvsg.be

1 februari 2010 LOKAAL 41


hoofdmaatschappelijk assistent voor de sociale dienst voltijds – in statutair dienstverband Taken • Je stelt een team van maatschappelijk assistenten in staat om het recht op maatschappelijke dienstverlening te verzekeren zodat mensen: • een leven leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid; • omgaan met problemen en verstoringen in hun functioneren binnen hun sociale omgeving; • hun noodsituatie opgeheven of verbeterd wordt. • Je zorgt dat bij personen en mensen thuis maatschappelijke dienstverlening verstrekt wordt zodat ze een menswaardig bestaan kunnen leiden. • Je werkt onder directe leiding van de secretaris en je geeft leiding aan het personeel van de sociale dienst en rapporteert aan de OCMW –raad. Vereisten • Je bent houder van het diploma van gegradueerde maatschappelijk assistent of sociaal verpleegkundige. • Je bent minimaal vier jaar benoemd of aangesteld als maatschappelijk assistent in het OCMW van Lebbeke OF je hebt minimaal vier jaar ervaring als maatschappelijk assistent bij een OCMW. Aanbod Bij ons bestuur kun je genieten van een interessante weddeschaal, maaltijdcheques, een fietsvergoeding, een uitgebreide verlofregeling en de mogelijkheid tot het aansluiten bij een collectieve hospitalisatieverzekering.

STEFAN DEWICKERE

Het OCMW van Lebbeke gaat over tot het organiseren van een gelijktijdig aanwervings- en bevorderingsexamen voor volgende betrekking:

De eindejaarstoelage van uitvoerende mandatarissen wordt berekend volgens de regels die gelden voor het gemeentepersoneel van niveau A.

Kunnen mandatarissen eindejaarstoelagen cumuleren? Veel lokale besturen hebben recent de eindejaarstoelagen berekend. Voor hun lokale mandatarissen is dat nogal complex: voor een mandataris die ook nog bij de overheid werkt, geldt immers in welbepaalde gevallen een cumulatiebeperking op de eindejaarstoelagen. In het kort komt de cumulatiebeperking neer op het volgende. Wie twee eindejaarstoelagen ontvangt (als mandataris en als personeelslid bij de overheid), kan deze maar cumuleren tot het bedrag van de hoogste toelage, berekend op basis van voltijdse prestaties. Vervolgens gebeurt de inhouding van het deel boven de cumulatiegrens op de laagste eindejaarstoelage. De eindejaarstoelage van burgemeesters, schepenen, OCMW-(onder)voorzitters en de voorzitter en de leden van het districtscollege wordt hierbij berekend volgens de regels die ook gelden voor gemeentepersoneel van niveau A. Dat betekent sinds kort ook dat er geen cumulatiebeperking meer geldt voor lokale mandatarissen die daarnaast ook

42 LOKAAL 1 februari 2010

david.vanholsbeeck@vvsg.be

Art. 133-137 Rechtspositiebesluit van 7 december 2007; Inforumnummer 224308 KB van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt; Inforumnummer 45632

Uitbetaling verkeersveiligheidsfonds 2009:

STEFAN DEWICKERE

Interesse? Gelieve je cv, motivatiebrief en een afschrift van het vereiste diploma ten laatste op 12 februari 2010 te richten aan het OCMW Lebbeke, Leo Duboisstraat 46, 9280 Lebbeke. Voor meer informatie kun je steeds terecht bij: de heer W. Goedgezelschap, OCMW-secretaris, T 052-38 16 21, walter.goedgezelschap@publilink.be of mevr. N. De Landtsheer, bestuurssecretaris, T 052-38 16 23, nadia.delandtsheer@publilink.be

werkzaam zijn bij een gemeente- of provinciebestuur. Deze beperking werd immers geschrapt in het Rechtspositiebesluit voor gemeente- en provinciepersoneel. Daarnaast geldt de beperking ook niet voor wie zijn lokale mandaat combineert met een baan bij de Vlaamse overheid of in het stedelijke of provinciale onderwijs. De beperking geldt wel nog voor wie bij de federale overheid, in het vrije gesubsidieerde onderwijs werkt of voor wie ook nog een parlementair mandaat uitoefent. Het kan dus nooit kwaad als u als mandataris bij uw openbare werkgever nog eens nagaat onder welk statuut u precies valt.

Op 21 september verscheen het Ministerieel Besluit van 8 september 2009 betreffende de verdeling van de eerste schijf uit het verkeersveiligheidsfonds voor 2009 in het Staatsblad. De bedragen uit dit fonds zijn goed voor een belangrijk deel van de gewone ontvangsten van de politiezones. De Vlaamse politiezones ontvangen in 2009 samen 48.365.402,00 euro (of 57% van het fonds), dit betekent voor de meeste zones gemiddeld 18,7% meer dan in 2008. De uitbetaling bleef echter drie maanden in de vrieskou liggen, waardoor vele zones in kasproblemen kwamen. De VVSG heeft de minister van Binnenlandse Zaken in december 2009 gevraagd deze bedragen zo snel mogelijk vrij te maken. Met resultaat, want


wetmatig berichten

Nieuwe regels voor gemeentelijk cameratoezicht van kracht Hoe de samenwerking tussen burgemeester en de officier van bestuurlijke politie moet verlopen wanneer een camera wordt geplaatst, is vastgelegd in de reparatiewet van de camerawet.

risatietermijn (onder meer voor de plaatsing van gestandaardiseerde pictogrammen) uit de camerawet van 2007 afgelopen is (drie jaar na haar inwerkingtreding, namelijk op 10 juni 2010), worden de bepalingen uit die wet alweer gewijzigd

tom.deschepper@vvsg.be

Wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s, BS van 31 mei 2007, Inforumnummer 219668

Wet van 12 november 2009 houdende wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s, BS van 18 december 2009, Inforumnummer 243288 De inhoud van de wetswijzigingen aan de camerawet en de nieuwe omzendbrief vindt u terug in de nieuwe rubriek cameratoezicht op de VVSG-website: www.vvsg.be, knop veiligheid, camera.

Ook al liggen burgers niet wakker van cameratoezicht op openbare plaatsen, toch willen lokale besturen dit middel inzetten voor hun veiligheidsbeleid.

STEFAN DEWICKERE

Op 18 december 2009 verschenen de wetswijzigingen aan de camerawet van 21 maart 2007 in het Belgisch Staatsblad. Deze reparatiewet brengt wijzigingen en verduidelijkingen aan wat betreft de rol van de burgemeester, de gemeenteraad en de korpschef van de lokale politie bij de plaatsing en het gebruik van vaste camera’s op niet-besloten plaatsen. Daarnaast bepaalt hij ook hoe de samenwerking tussen de burgemeester en de officier van bestuurlijke politie moet verlopen bij de plaatsing en het gebruik van mobiele camera’s bij grote volkstoelopen. Ook in verband met de vaststelling van feiten van overlast en de rol die de gemeentelijke handhavers daarin spelen, werd de wet gewijzigd. Uit de burgemeestersenquête die de krant Het Nieuwsblad begin december 2009 publiceerde, blijkt dat de burger overigens niet echt wakker ligt van cameratoezicht op openbare plaatsen. Toch denken nogal wat lokale besturen ernstig na over de inzet van dit middel in hun veiligheidsbeleid, zonder dit als een doel op zich te gaan zien. De reparatiewet blijft echter voor grote onduidelijkheid zorgen op het terrein. Nog voordat de regula-

en nog scherper uitgewerkt door een bijgaande rondzendbrief. De VVSG stelt hierover momenteel een knelpuntnota op en zal in de loop van 2010 een aantal werkbezoeken over dit thema organiseren.

goed en slecht nieuws voor de politiezones op een vergadering op het kabinet Financiën op 9 december werd deze betaling geregeld. Op 21 december gebeurde de betaling in handen van De Post. Hoewel de verdeling van de eerste schijf van het fonds ondertussen in orde gebracht werd, moeten we vaststellen dat de wet opnieuw wordt gewijzigd via de Programmawet. Zo wordt de voorafname voor de FOD Mobiliteit met de Programmawet van 23 december 2009 opnieuw uit de koelkast gehaald (artikel 3). Opvallend, want deze voorafnames werden pas in 2008, samen met de opmaak van verkeersactieplannen, afgeschaft door de gecoördineerde Wet Verkeersveiligheidsfonds. Het wordt ondertussen duidelijk dat almaar meer federale diensten hun structurele werking via

het verkeersveiligheidsfonds financieren. Onlangs keurde de ministerraad immers ook een voorafname uit het fonds goed voor projecten van de geïntegreerde politie. Zo is 13.879.444 euro bestemd voor de financiering van projecten die de vaststelling van de verkeersinbreuken doeltreffender maken, de afhandeling en inning van de boetes sneller en vlotter laten verlopen en die de gemeenschappelijke aankopen van gestandaardiseerd verkeerstechnisch materiaal ondersteunen. Tot slot dringt de VVSG er op aan dat de federale overheid werk maakt van een verdeling van de tweede schijf van het fonds.

Ministerieel Besluit van 8 september 2009 betreffende de verdeling van de eerste schijf uit het verkeersveiligheidsfonds voor 2009, BS van 21 september 2009, Inforumnummer 206256 Programmawet van 23 december 2009, BS van 30 december 2009, Inforumnummer 242817 Gecoördineerde Wet Verkeersveiligheidsfonds, BS van 16 juni 2008, Inforumnummer 228004 Meer informatie over de samenstelling en verdeling van het fonds per zone voor 2009 kunt u vinden op de VVSG-website: www.vvsg.be, knop veiligheid, lokalepolitie, financiering.

koen.vanheddeghem@vvsg.be en tom.deschepper@vvsg.be

1 februari 2010 LOKAAL 43


Ethias, meer dan ooit

de bevoorrechte partner van de openbare besturen

011 28 20 81

www.ethias.be

Onderlinge verzekeringsverenigingen toegelaten onder de nrs 0165, 0660, 0661, 0662 (KB van 4 en 13 juli 1979, BS van 14 juli 1979) Ondernemingsnrs/BTW BE 0402.370.054 - 0402.370.153 - 0402.369.955 - 0402.370.252


wetmatig berichten

De omzetting van de Europese Dienstenrichtlijn heeft onmiddellijk gevolgen voor de gemeenten. Op een zucht van de deadline van 28 december 2009 geraakte de federale wetgever het uiteindelijk eens over een aangepaste wet op de handelsvestigingen, beter gekend als de IKEA-wet. Gemeenten krijgen hiermee een ander kader voor de beoordeling van aanvragen voor nieuwe sociaaleconomische vergunningen. Maar daarmee is de kous nog niet af.

Eind december verstreek de deadline voor de omzetting van de richtlijn 2006/123/EG van 12 december 2006 met betrekking tot de diensten in de interne markt, kortweg de Europese Dienstenrichtlijn. Hiermee verplichtte Europa alle overheidsniveaus om mogelijke belemmeringen voor de vrije vestiging van dienstverleners en voor het vrije verkeer van diensten weg te werken. Eén dag na de deadline verscheen in het Belgisch Staatsblad de verticale omzettingswet. Die regelt onder meer de wijziging van de wet op de handelsvestigingen. Het is de gemeente die een sociaaleconomische vergunning hoort af te leveren voor de exploitatie van een handelsvestiging van meer dan 400 m². Deze vergunning is nodig bij zowel een nieuwe vestiging, uitbreiding als wijziging van de activiteiten.

Nieuwe criteria

Vanaf 28 december gelden volgende vier criteria bij de beoordeling van aanvragen: 1) de ruimtelijke ligging van de handelsvestiging, 2) de bescherming van het stedelijke milieu, 3) de bescherming van de consument en 4) het respect voor de sociale wetgeving en het arbeidsrecht. De laatste twee criteria zijn volgens de VVSG irrelevant, aangezien het hier om bestaande en hoe dan ook na te leven regelgeving gaat. De gemeenten kunnen hier dan ook weinig mee aanvangen voor de beoorde

ling van een aanvraag. De oude (economische) criteria over de consumentenbelangen, de invloed op de werkgelegenheid en de weerslag op bestaande handelszaken mogen niet langer gehanteerd worden omdat ze niet in overeenstemming zijn met de Dienstenrichtlijn. De VVSG vindt het ongehoord dat deze aanpassing er zo laat is gekomen, des te meer omdat al heel lang geweten was dat de wet strijdig was met de Dienstenrichtlijn. Bovendien is midden januari het bijbehorende Koninklijk Besluit nog niet beschikbaar, net zomin als de beloofde rondzendbrief voor de lokale besturen die de nodige overgangsmaatregelen bepaalt. U kunt de ontwerpversies van het KB en de rondzendbrief wel al terugvinden op onze website. Onder voorbehoud kunnen we de overgangsmaatregelen als volgt samenvatten. Voor handelsvestigingen tussen 400 m² en 1000 m²: dossiers die ingediend werden vóór 28 december 2009 moeten beoordeeld worden aan de hand van de oude criteria. Vanaf 28 december gelden de nieuwe criteria. Voor handelsvestigingen boven 1000m²: dossiers die volledig verklaard waren vóór 28 december 2009 (door het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie), moeten beoordeeld worden aan de hand van de oude criteria. Dossiers waarin vóór 28 december nog geen uitspraak van het NSECD over volledigverkla-

layla aerts

De IKEA-wet aangepast ten gevolge van de Dienstenrichtlijn ring bestond of die onvolledig verklaard zijn, moeten beoordeeld worden aan de hand van de nieuwe criteria.

Wat brengt de toekomst?

Over de toekomst van de sociaaleconomische vergunningen heerste lange tijd onduidelijkheid doordat er binnen de federale meerderheid hierover geen eensgezindheid bestond. Sommigen pleitten voor de afschaffing van de wet, anderen opteerden voor het schrappen van de economische criteria. Uiteindelijk werden begin december de alternatieve criteria via een amendement vanuit de Kamercommissie Bedrijfsleven naar voren geschoven. Daarnaast speelt ook de mogelijke regionalisering van de wet een rol. De IKEA-wet was immers ook opgenomen in het nog niet uitgevoerde eerste pakket van de staatshervorming. Vlaanderen bereidt zich ondertussen al wel voor op een eventuele regionalisering van de bevoegdheid door de ontwikkeling van een ruimtelijk afwegingskader voor de inplanting van grootschalige detailhandel. Wordt vervolgd! bart.palmaers@vvsg.be en stefan.thomas@vvsg.be

www.vvsg.be, knop economie en werk voor de laatste informatie over de omzetting van de Dienstenrichtlijn en over de wet op de handelsvestigingen. Wet tot aanpassing van sommige wetgevingen aan de richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt, Inforumnummer. 243492 Wet van 13 augustus 2004 betreffende de vergunning van handelsvestigingen [Ikea-wet], Inforumnummer 197250 1 februari 2010 LOKAAL 45


AGENDA

Bornem 8 februari en 1 maart Timemanagement Tweedaagse vorming over timemanagement als self-management, wat leidt tot minder stress en meer controle over uw tijdsbesteding. www.vvsg.be (kalender)

Schaarbeek 11 en 12 februari Bemiddelingsvaardigheden voor leidinggevenden Opleiding voor leidinggevenden over bemiddelen bij kleine en grote conflicten in hun team en in de organisatie. www.vvsg.be (kalender)

Brussel 9 februari Aan de slag met een arbeidshandicap Interactieve vorming voor personeelsverantwoordelijken van lokale besturen over begeleiding van personen met een arbeidshandicap. www.diverscity.be

Hasselt vanaf 12 februari Gent vanaf 25 februari Brugge vanaf 26 februari Intervisie hoofdverpleegkundigen ouderenzorg Systematische uitwisseling en ondersteuning van ervaringen en opvattingen bij collega’s, over vier dagen gespreid in 2010. www.vvsg.be (kalender)

Brussel 11 februari Loopbaanoriëntering: Groeikansen voor medewerker en bestuur Opleidingstraject voor lokale besturen over loopbaanbegeleiding en over juridisch-organisatorische aspecten voor doorstroming naar een andere functie. www.diverscity.be Brussel 11 februari Tussen stedenband en gemeenschapsband Voor iedereen die vanuit het lokale bestuur de band met het Zuiden wil versterken, van projectmatige tot intensieve samenwerking. www.vvsg.be (kalender) Mechelen 11 februari Hasselt 23 februari Torhout 25 februari Gent 26 februari Geel 2 maart Ervaringsuitwisseling Sociaal Huis Bij het uitwerken van het concept Sociaal Huis en het toegankelijk maken van de hulpverlening stuiten we in de praktijk op veel problemen. Tijd om goede ervaringen en praktische problemen met collega’s te delen. www.vvsg.be (kalender)

NIX TrIljoen

46 LOKAAL 1 februari 2010

Ieper 18 februari Bezoek aan de Picanolsite (Neerstad) Werkbezoek aan het PPS-reconversieproject van de voormalige Picanolfabriek, laureaat van de Prijs Bouwheer in de categorie herbestemming van de Vlaams Bouwmeester. www.vvsg.be (kalender) Gent 20 februari Leuven 23 februari Halle 10 maart Brussel 17 maart Kennismaking met vereniging personen met een handicap Informatieavond over de ontspannende, culturele en informatieve activiteiten van de vereniging waar mensen met en zonder handicap elkaar ontmoeten. www.vfg.be Gent 23 en 24 februari Internationaal Kwaliteitscongres Lokale Overheden Het congres wil kwaliteit en innovatief beleid bij lokale overheden in Europa promoten en kennisuitwisseling bevorderen. www.ghentqualitycongress.be

Wetteren 23 februari Blankenberge 16 maart Evergem 30 maart Brugge 27 april Duurzaam activeren Seminarie met intervisie over de rol van leidinggevenden bij activering en begeleiding naar werk. www.vvsg.be (kalender)

Mechelen 25 februari,26 februari, 25 maart, 22 april en 3 juni Politiek leiderschap – de politiek uitgedaagd Vijfdaags traject over politiek leiderschap van de VVSG-Politieke Academie voor burgemeesters, OCMW-voorzitters en schepenen om als politiek leider krachtiger en effectiever op te treden. www.vvsg.be (kalender) Malle vanaf 1 maart Herk-de-Stad vanaf 2 maart Leuven vanaf 2 maart Lokeren vanaf 3 maart Harelbeke vanaf 3 maart Ploegbaas, zoveel meer dan ploeg-baas Ondersteuningstraject voor ploegbazen van medewerkers op niveau E en D om hun leidinggevende vaardigheden als teamcoach te versterken, vijf dagen gespreid over 2010. www.diverscity.be Vilvoorde vanaf 1 maart Mechelen vanaf 4 maart De Pinte vanaf 9 maart Torhout vanaf 18 maart Heusden-Zolder vanaf 29 april Van ploegbaas naar teamcoach Ondersteuningstraject voor ploegbazen met minimaal één jaar ervaring om hun leidinggevende vaardigheden als teamcoach te versterken, drie dagen gespreid over 2010. www.diverscity.be


Immo Line, nieuwe perspectieven

voor uw vastgoedpatrimonium

Innov

eren de o ploss i

ngen voor uw

v a st

goe dpr oje

cten

Voor een openbare instelling of een lokale overheid is vastgoed geen doel op zich maar een noodzakelijk middel voor de uitoefening van haar opdracht. Het vastgoedpatrimonium vereist een deskundig beheer en vaak aanzienlijke financiĂŤle middelen. Dexia Immo Line biedt u een aantal oplossingen op maat die u van deze zorgen bevrijdt. Of het nu gaat om rusthuizen, politiekantoren, brandweerkazernes, gemeentehuizen, culturele centra, met Dexia Immo Line wordt uw vastgoed optimaal beheerd en dit zowel voor nieuwe projecten als bestaande gebouwen. Voor meer informatie over Dexia Immo Line kunt u steeds contact opnemen met uw Public Banker.

PUBLIC FINANCE


Ook klachten over u nemen wij vaak serieus

Bel gratis 0800 240 50 www.vlaamseombudsdienst.be - klachten@vlaamseombudsdienst.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.