I.O. Magazine, april 2015

Page 1

MAGAZINE VAN HET INSTITUUT VOOR ONDERWIJS EN OPLEIDEN APRIL 2015

GRENS­ VERLEGGEND ONDERWIJS in de zorg

OP WERKBEZOEK IN CANADA HANNEKE TEEKENS

“Buitenlandervaring voor aankomend arts of verpleegkundige cruciaal”


02 2

DOOR WILMA MIK FOTO MILAN VERMEULEN

DE SUPERSTUDENT MINKE VERSTREPEN (27)

CUM LAUDE HBO-VERPLEEGKUNDE

“Mijn passie ligt bij de care”

“I

k kan me niet anders herinneren dan dat ik verpleegkundige wilde worden. Dat was nog best een klus aangezien ik dyslectisch ben. Leren kost me heel veel moeite. Mijn ouders hebben zich hard gemaakt dat ik naar de mavo kon, want dat heb je nodig voor mbo-verpleegkunde. Toen ik eenmaal in de praktijk aan het werk was, en zeker op de afdeling oncologie, zag ik het grote verschil tussen mbo- en hbo-verpleegkundigen.

Ik vulde als mbo’er vrij snel de oorzaak in van een probleem en daar handelde ik dan ook gelijk naar. Een hbo’er werkt veel meer vanuit wetenschappelijke kaders, bekijkt een probleem vanuit meerdere kanten, en probeert zijn mening zoveel mogelijk te onderbouwen met feiten. Op zo’n manier kun je ook de kwaliteit van zorg op een hoger peil brengen. En dat sprak me aan. Dus begon ik aan de opleiding hbo-v. Je wil niet weten hoeveel studie-uren

ik er in heb geïnvesteerd. En cum laude staat voor mij niet zozeer voor intelligentie, maar voor doorzettingsvermogen. Ik heb overigens totaal geen ambitie om door te gaan voor een artsdiploma. De zorg van de arts is cure, de zorg van de verpleegkundige aan het bed is meer care – en daar ligt mijn passie. Bovendien: onze beroepsgroep krijgt er steeds meer taken bij. Elke dag denk ik: yes! Ik ben blij dat ik verpleegkundige ben.”


I.O. APRIL 2015

8

INHOUD Nr. 12

OP WERKBEZOEK IN CANADA

Het Canadese zorgonderwijs vormt voor veel onderwijsdeskundigen hét voorbeeld bij de (her)inrichting van curricula. Geeft Canada ook het goede voorbeeld bij actuele ontwikkelingen, zoals interprofessioneel leren?

13 ESSAY

Magalie Soenen over mobiliteit van studenten 4 HET MOMENT

16

Woensdag 11 februari, 09.45 uur Voorbereiding ADAM Summerschool

6-7 EN? Wordt het een boeiend congres? + BUITENPOST VUmc in het buitenland + HOOFDREDACTIONEEL

INTERVIEW Interculturele competenties ontwikkel je niet met een lijstje do’s and don’ts. Dat vindt Hanneke Teekens, die zich binnen Nuffic jarenlang hard maakte voor internationalisering in het hoger onderwijs.

Margreeth van der Meijde

25 MEELOPEN MET…

Josta Parriger, student geneeskunde in Kenia

20

29 KORT:

ACHTERGROND

o.a.: oprichting stichting medical business en lancering ebrok

Het is voor een academisch ziekenhuis heel nuttig als specialisten en opleiders hun vertrouwde routine doorbreken, hun vaardigheden, kennis en creativiteit volledig moeten aanspreken. Maar ook het gastland, iedereen profiteert van internationalisering.

32 DE MEESTER

Hans Brug, hoogleraar epidemiologie, lid raad van bestuur VUmc en decaan over zijn stimulerende leermeesters

COLOFON staat voor ‘in opleiding’ en is een uitgave van het Instituut voor onderwijs en opleiden van VUmc. Het verschijnt 3x per jaar. Hoofdredacteur: Margreeth van der Meijde Eindredacteur: Marre Roozen; m.roozen@VUmc.nl Redactieadviezen: Jacqueline den Bandt-Bloemzaad, Roel Breuls, Marjan van Duist, Lisette van

Elswijk, Inèz de Jonge, Marianne A.R. Kooiman, Saskia Peerdeman, Lies Pelger, Lilian Rodenburg, Christien van Santen, Jitta Reddingius, Jan Spee, Cora Visser Bladconcept: Maters & Hermsen Beeldredactie en vormgeving: Maters & Hermsen Vormgeving Artikelen: Saskia Engbers, Liesbeth Kuipers, Marianne Meijerink en Wilma Mik Fotografie: Jean

03 3

Pierre Jans, Frank Ruiter, Hans Smit en Mark van der Zouw Illustraties: Jelle Hoogendam, Marenthe Otten, Marieke van Gils Coverbeeld: Frank Ruiter Drukwerk: Boom + Verweij Grafiservices Redactieadres: VUmc, dienst communicatie, 4 X 190, Postbus 7057 1007 MB Amsterdam, tel. 020 - 444 7003, io@vumc.nl

Oplage: 4000 ex. VUmc maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU): www.nfu.nl ISSN: 2211-4955 Stuur voor een gratis abonnement een mail met volledige adresgegevens naar io@vumc. nl. Copyright © 2012, VUmc, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd,

opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van VUmc.


04

I.O. APRIL 2015

FOTO JEAN PIERRE JANS

11 FEBRUARI 2015, 09.45 UUR Kay Kistemaker, student geneeskunde, bereidt zich voor op de ADAM Summer School, die plaatsvindt in juni 2015 bij VUmc. De cursus is voor geneeskundestudenten wereldwijd en verschaft theoretische en praktische kennis van de anesthesiologie en de uitvoering ervan in de acute geneeskunde. Na deze cursus zijn studenten in staat om met stressvolle situaties om te gaan in de operatiekamer en in de schokkamer. Zij krijgen praktische vaardigheden door middel van simulatie.


05


6 06

I.O. APRIL 2015

BUITENPOST VUmc heeft een lange traditie van samenwerking met Indonesië, met name op het gebied van kindergeneeskunde. De samenwerking heeft met een recent bezoek aan Indonesië van Wim Stalman, oud decaan van de geneeskundeopleiding van VUmc School of Medical Sciences, een nieuwe impuls gekregen.

S

amen met onder andere de Universiteit van Gadja Mada wordt gekeken naar mogelijkheden voor geneeskundestudenten van VUmc om stage te lopen in Indonesië en de mogelijkheid voor Indonesische studenten om bij VUmc een research master te volgen. Verder zal VUmc Academie onderdeel vormen van het

NICHE project. Het Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education (NICHE) ondersteunt capaciteitsopbouw in hoger onderwijs in partnerlanden. De doelstelling van NICHE is duurzame versterking van opleidings- en trainingscapaciteit in ontwikkelingslanden. Het ministerie van Buitenlandse Zaken

(Ontwikkelingssamenwerking) financiert het programma. VUmc Academie zal binnen het project ondersteuning bieden bij het opzetten van een virtueel instituut dat bijdraagt aan community development and learning. Op basis van regionaal behoeftenonderzoek wordt een onderwijs- en bijscholingsaanbod samengesteld.

Nederland vergrijst in rap tempo. Hoe ziet de toe­ komstige beroepsuitoefening – tegen het licht van de demografische ontwikkelingen – er uit? Welke gevolgen heeft dit voor het opleiden van artsen tot medisch specialist en hoe kunnen we dit borgen bin­ nen de opleidingen? Deze zaken, en meer, komen aan bod op het OOR­symposium van Samenwerkings­ verband OZON (G)reis naar 2030. Arno Timmermans, voorzitter van de Raad van Bestuur van het Westfries Gasthuis, is dagvoorzitter van dit symposium.

EN?

WAT KUNNEN WE VERWACHTEN?

“Ouderenzorg wordt door met name jonge dokters niet altijd even positief beoordeeld. Dat is mijns inziens onterecht. Door de juiste aandacht voor de

patiënt kun je als dokter de kwaliteit van leven enorm vergroten. Het congres is geheel gewijd aan de medische zorg voor ouderen binnen de opleiding tot medisch specialist.”


07

De samenwerking heeft met een recent bezoek aan Indonesië van Wim Stalman een nieuwe impuls gekregen

WAT BETEKENT DIE AANDACHT?

“Dat betekent heel erg veel voor zo iemand. En dat is waar je het als dokter toch voor doet. Door dat te benadrukken en toe te lichten tijdens dit symposium, hoop ik dat arts-assistenten in opleiding en opleiders samen enthousiast aan de slag gaan met deze bijzondere groep patiënten.”

WAAR EN WANNEER IS HET SYMPOSIUM?

Het OOR-symposium ‘(G)reis naar 2030’ is op woensdag 20 mei van 10.00 – 17.00 uur in de Amstelzaal van VUmc.

WIE KOMEN ER NOG MEER?

Diverse opleiders zullen hun licht laten schijnen op ouderengeneeskunde. Henk Berendse is opleider neurologie; Donald van der Peet is opleider heelkunde; Nettie Blankensteijn is opleider huisartsgeneeskunde en Andrea Maier hoogleraar ouderen geneeskunde bij VUmc.

WAAR KUN JE JE INSCHRIJVEN?

Je kunt je kosteloos inschrijven via www.vumc.nl/onderwijs Op deze website vind je ook veel meer informatie en achtergrond over het symposium.

HOOFDREDACTIONEEL

KANSEN GRIJPEN DIE VOORBIJ KOMEN Het blijkt voor veel universiteiten lastig in woorden te vatten wat internationalisering inhoudt, waarom je het zou moeten willen en wat het uiteindelijk bijdraagt aan de academische gemeenschap. Voor VUmc omvat het inmiddels veel meer dan het uitzenden van studenten naar het buitenland. Overigens scoren we daar hoog in: zo volgt bijna de helft van onze geneeskunde studenten een deel van de studie in het buitenland. Maar wil je internationalisering echt betekenis geven, dan draait het om het aangaan van langdurige contacten. Die kans kreeg VUmc bij toeval in de schoot geworpen en die heeft het met beide handen gegrepen. In het Caribisch gebied hebben we in de afgelopen vijf jaar een grote internationaliseringsportefeuille kunnen opbouwen. Dan zie je wat er gebeurt met een Nederlands curriculum in een andere setting, met andere ziektebeelden, met andere gewoontes en andere opvattingen over leven, gezond zijn en ziek zijn. De kern van internationalisering ligt in het aangaan van langdurige relaties en het opbouwen van wederzijds begrip en vertrouwen. Luisteren naar elkaar en leren van elkaar. Dit leidt uiteindelijk tot innovaties en vernieuwingen die je nooit had kunnen bedenken. En dat effect beperkt zich niet tot studenten maar breidt zich uit naar docenten en stafleden. Dat VUmc het goed doet, bleek ook tijdens een studiereis naar Canada. Canada wordt gezien als het mekka van onderwijsvernieuwingen. Toch was er eerder sprake van wederzijdse uitwisseling dan van eenzijdige kennisoverdracht. Nederland blijkt een prachtig onderwijslandschap te hebben gebouwd rond de CANMEDS, u allen wel bekend. Bekender dan in Canada, dat was een opmerkelijke bevinding. Hoe je het doet en waar je staat in de wereld van gezondheidszorgonderwijs ontdek je ook op reis, samen met reisgenoten en in dialoog met de universiteiten in Canada. Dit biedt ruimte voor reflectie en inspiratie voor de toekomst. Een aanrader. Margreeth van der Meijde, directeur Instituut voor onderwijs en opleiden, VUmc


OP WERKBEZOEK IN CANADA

SAMENWERKEN

Het Canadese zo zorrgonderwijs vormt vormt voor voor veel veel onderwijsdesk onderwijs deskundigen undigen hét voorbeeld voorbeeld bij de (her)­ inrichting van van curricula. Geeft Canada ook het goede voorbeeld voorbeeld bij actuele ontwikkelingen, ontwikkelingen, zoals zoals interpr int erprof ofes essioneel sioneel leren leren? ? Achttien Achttien vert vertegen egenw woor­ digers van van vier Amst Amster erdamse damse Health Clust Clusters – de Hogeschool van van Amst Amster erdam, dam, InHolland, AMC en VUmc – en een vert vertegen egenw woor oordiger diger van van het Nationaal Na tionaal Zor Zorgins ginstituut tituut war waren en benieuwd benieuwd en namen er eind vorig jaar een kijkje. kijkje.

“Om op de verschuiving van zorg naar de thuissituatie in te spelen, heeft de McGill University onlangs het medisch curriculum drastisch aangepast” dr. Hélène Ezer dr. Ezer,, direct dir ecteur eur Ingram Ingram School of Nursing, McGill University University


I.O. APRIL 2015

09

RO R OND DE

VAN DE DOOR LIESBETH KUIPERS

“Wil je de patiënt centraal stellen, dan moet je gaan samenwerken binnen de zorg en dus ook binnen het zorgonderwijs” Saskia Schalkwijk, Schalkwijk, direct dir ecteur eur SIGRA en projectleider projectleider Zor orgins ginstituut tituut

“Net als Nederland richt Canada zich nu op de behoeften in de samenleving”

Geneviève Genevièv e Moineau, president pr esident en CEO van van The Associa Association tion of Faculties of Medicine of Canada (AFMC).


10

I.O. APRIL 2015

VUm VU mc

“Met onze reis hebben we een start gemaakt met iets waarin ik echt geloof: samenwerken rond de patiënt van de toekomst” Wilma Scholte op Reimer, domeinvoorzitter gezondheid, lector en opleidingsmanager verpleegkunde, HvA

nam onder leiding van Margreeth van der Meijde, algemeen directeur van het Instituut voor onderwijs en opleiden van VUmc, het initiatief voor dit werkbezoek. De focus lag op de geneeskunde- en de verpleegkundeopleidingen. De deelnemers hebben met de Canadese collegae intensief van gedachte gewisseld over wat het toekomstige zorglandschap vraagt van de huidige onderwijsprogramma’s. De ontwikkelingen binnen het zorgonderwijs in Nederland en Canada zijn grotendeels vergelijkbaar, zegt Geneviève Moineau, president en CEO van The Association of Faculties of Medicine of Canada (AFMC). “In 2010 publiceerde Canada een nieuwe visie op het zorgonderwijs, op basis van uitgebreid onderzoek. Net als Nederland richt Canada zich nu op de behoeften in de samenleving. Door de patiënt centraal te stellen en meer aandacht te geven aan preventie en zelfmanagement door patiënten in de thuissituatie. Deze verschuiving van specialistische zorg naar zorg in de wijk vraagt onder meer om een nieuwe mix van zorgverleners, de bijscholing van docenten, en onderwijs aan studenten binnen deze nieuwe leeromgeving.” De Canadese onderwijsdeskundigen zijn volgens haar onder de indruk van de manier waarop Nederland dit aanpakt. “De delegatie presenteerde een duidelijke toekomstvisie. De focus daarin op samenwerking op alle niveaus tussen onderwijs- en zorginstellingen en tussen zorgprofessionals onderling is indrukwekkend. Canada kan op dit gebied veel leren van Nederland.” Beide landen zien bovendien het belang in van de CanMEDs-rollen, vervolgt ze. “Daarvan verschijnt dit voorjaar een nieuwe versie. De belangrijkste wijziging is de aanpassing van ‘Organisatie’ in ‘Leiderschap’. We kijken uit naar de toekomstige kennisuitwisseling met onze Nederlandse collega’s over belangrijke onderwerpen als leiderschap en interprofessioneel leren en samenwerken.” Zorg in de wijk Binnen de Canadese zorg komen er steeds meer samenwerkingsverbanden tussen diverse zorgverleners, zegt dr. Hélène Ezer, directeur Ingram School of Nursing, McGill University. “Met name nadat

een patiënt het ziekenhuis verlaat. Vanwege bezuinigingen worden patiënten tegenwoordig erg vroeg uit het ziekenhuis ontslagen. Thuis worden ze dan verder begeleid door verpleegkundigen en artsen van wijkgezondheidscentra. Om op de verschuiving van zorg naar de thuissituatie in te spelen, heeft de McGill University onlangs het medisch curriculum drastisch aangepast. Het doel hiervan is meer familie-artsen (family physicians) op te leiden en de zorg meer toe te spitsen op zorg in de wijk. Vanwege de vele afgelegen gebieden in Canada maken we ook steeds meer gebruik van e-health en videoconferencing.” De grootte van het land is volgens haar dan ook het grootste verschil met Nederland. “In sommige gebieden hebben mensen maar moeilijk toegang tot gezondheidscentra. De afgelegen gezondheidscentra worden gerund door verpleegkundigen, artsen vliegen er af en toe naartoe.” Veel zorg- en onderwijssituaties in beide landen zijn vergelijkbaar, zegt ze. “Het was heel prettig hierover op gelijk niveau ideeën uit te wisselen. Wat mij getroffen heeft in het verhaal van de Nederlandse delegatie is dat in Nederland verpleegkundigen vroeger sterk vertegenwoordigd waren binnen de wijk. Maar dat de overheid dat heeft teruggeschroefd, waardoor verpleegkundigen weer in de ziekenhuizen ging werken. Met als gevolg dat de kwaliteit van de zorg in de wijk is afgenomen. Met alle bezuinigingen in Canada moeten we alert zijn op soortgelijke ontwikkelingen. Want uiteindelijk is de patiënt daar de dupe van.” Samenwerken “Met onze reis hebben we een start gemaakt met iets waarin ik echt geloof: samenwerken rond de patiënt van de toekomst. De zorg is nu nog versnipperd; dat is lastig voor de patiënt. Samenwerken rondom de patiënt wordt dan ook steeds belangrijker,” aldus Wilma Scholte op Reimer, domeinvoorzitter gezondheid, lector en opleidingsmanager verpleegkunde, HvA. “Die urgentie maakte dat wij in Canada wilden kijken hoe interprofessioneel samenwerken en dus interprofessioneel leren daar wordt vormgegeven. Daarvan hadden we op internet goede voorbeelden gezien. Helaas vielen de voorbeelden in werkelijkheid wat tegen. Canada gebruikt bijvoorbeeld de CanMEDs-rollen nog steeds alleen binnen het curriculum van medisch specialisten. In Amsterdam hebben we deze inmiddels ook ingevoerd bij de bachelor en master geneeskunde en de verpleegkundige,


I.O. APRIL 2015

11

Zorgonderwijs in Canada

paramedische en maatschappelijke opleidingen. Vanuit het idee dat áls we qua opleidingen willen samenwerken, we in ieder geval al dezelfde taal spreken.” Op de McGill University heeft een curriculumcommissie, bestaande uit alle disciplines, wel nagedacht over een mogelijke opbouw van interprofessioneel leren. Zij stellen voor dat elke discipline begint met het formuleren van z’n eigen identiteit. Vervolgens denkt elke zorgdiscipline na over wat je van andere zorgverleners moet weten om met ze samen te werken. Stap 3 is dan het daadwerkelijke samenwerken. Scholte op Reimer: “door deze reis heb ik mijn Amsterdamse collega’s veel beter leren kennen. Een goede basis voor het verder formuleren van een lange termijn samenwerkingsconstructie. Voor korte termijnactiviteiten hebben we ideeën opgedaan aan de University of Toronto. Bij de opening van het jaar hebben ze daar een gemeenschappelijk moment voor de studenten van alle zorgopleidingen. Ook vertelden zij hoe zinvol het kan zijn om een patiënt langere tijd te laten volgen door een groep studenten die een interprofessioneel samenwerkend team vormt. Het team leert daardoor niet alleen goed samen te werken. In Toronto bleek dat deze leervorm ook leidt tot moreel en ethisch beter onderlegde nemen. professionals. Genoeg reden om dat over te nemen.” Verwoorden waar je trots op bent Verwoorden Heleen Jumelet is directeur domein gezondheidszorg, sport & beweging,welzijn/vestigingsdirecteur Haarlem, hogeschool Inholland en reisde ook mee naar Canada: “In Canada worden artsen en verpleegkundigen aan dezelfde universiteit opgeleid. Ik was erg nieuwsgierig naar de uitwerking hiervan in de praktijk. Maar helaas blijken het ook daar nog twee verschillende werelden zijn. Canada heeft me dan ook vooral bevestigd in mijn over-

Canada heeft 17 medische opleidingen die vertegenwoordigd zijn door The Association of Faculties of Medicine of Canada (AFMC). Na 3 tot 4 jaar universitair onderwijs worden medische studenten geselecteerd voor een 3 tot 4 jaar MD-programma. De curricula van de specialistenopleidingen (residency) gezamenlijk verantwoordelijkdelijk zijn de gezamenlijke undef heid van alle geneeskundefaculteiten. w den aan Ook verpleegkundigen worden univ eit opgeleid. Aan de McGill de universiteit ersity of SherUniversity en de University brooke is het verpleegkundig onderwijs onderdeel van de geneeskunde ander universiteiten faculteit, aan de andere facult is dit ondergebracht bij de faculteiten ondheids enschappen. Alle gezondheidswetenschappen. erpleegkundestudent moeten verpleegkundestudenten e amen afleggen hetzelfde, landelijk examen t mogen uitoefenen. oef om hun vak te Deze onderwijs oor dat da onderwijsstructuur zorgt ervoor af tudeerden van alle universiteiuniv afgestudeerden esidenc ten en residency-programma’s een gelijk dig niveau hebben in gelijkwaardig heel Canada.

“Deze reis was een impuls om als Amsterdamse zorgopleidingen nog meer met elkaar af te stemmen” Heleen Jumelet directeur domein gezondheidszorg, sport & beweging, welzijn/vestigingsdirecteur Haarlem, hogeschool


tuiging dat multidisciplinaire samenwerking een zaak is van de lange adem. En vergeleken bij Canada doen we het hier zo slecht nog niet. In onze wijkteams vind je al mooie voorbeelden van samenwerking tussen huisarts, wijkverpleegkundige, sociaal pedagogisch hulpverlener, GGZ-agoog en maatschappelijk werker.” “Wat in Canada wel heel inspirerend was is de manier waarop zij zich in de etalage zetten. Zij kunnen een duidelijke visie neerzetten en deze vervolgens zo presenteren dat het stimulerend is voor studenten, docenten en de buitenwereld. Ik heb er opgestoken dat het belangrijk is om goed te verwoorden waar je trots op bent. En in Amsterdam is er veel om trots op te zijn: onze curricula-ontwikkeling en de stappen die we al zetten naar meer samenwerking. Deze reis was dan ook vooral een impuls om als Amsterdamse zorgopleidingen nog meer met elkaar af te stemmen.” Een van de termen die herhaaldelijk in Canada naar voren kwam, was advocacy. Dat je met je kennis van de dagelijkse zorgpraktijk en opleidingen kritischpositieve feedback geeft aan de overheid. Dat je wel loyaal maar niet altijd volgend bent en de overheid erop durft te wijzen hoe de werkelijkheid in elkaar steekt. Jumelet: “Daar heb je wel een goede visie voor nodig. Net als in Canada moet in Nederland de focus liggen op de verschuiving van de tweede- naar de eerstelijns zorg. De zorgopleidingen moeten daarop aansluiten met interprofessioneel leren. Dat is ook de kern van het nieuwe strategische plan van InHolland en onze curriculumaanpassing. We willen samen met de verschillende opleidingen één kritische beroepssituatie met bijbehorende opdrachten en toetsen neerzetten waarop alle studenten aansluiten. Zodat je al tijdens het leren ziet hoe belangrijk het is om samen te werken in de praktijk.” Transmurale samenwerking Het is nog niet de gewoonte om vanuit een netwerk van hogescholen, universiteiten en zorginstellingen te bekijken in hoeverre we de zorgpraktijk en het zorgonderwijs op elkaar kunnen afstemmen. Maar

daar is nu wel alle reden toe. VWS-minister Schippers heeft de commissie ‘Innovatie zorgberoepen en opleidingenstructuur’, ondergebracht bij het Zorginstituut Nederland, gevraagd om een toekomstvisie. Deze verschijnt in april 2015. Saskia Schalkwijk, directeur SIGRA en projectleider Zorginstituut: “Als projectleider van een van de vier broedplaatsen die de commissie van input voorziet, heb ik de zorgvraag in de regio Amsterdam in kaart laten brengen. Daaruit blijkt dat we allemaal ouder worden met een of meer chronische aandoeningen. Met een groep verpleegkundigen, patiënten, zorgmanagers, P&O-ers en zorgopleiders is voorts nagedacht over wat dit betekent voor de organisatie van de zorg in Amsterdam. Een belangrijke conclusie is dat transmurale samenwerking de toekomst heeft. Dat is ook het uitgangspunt van de nieuwe missie en visie van de SIGRA, de vereniging van alle zorgaanbieders in groot Amsterdam. Wil je de patiënt centraal stellen, dan moet je gaan samenwerken binnen de zorg en dus ook binnen het zorgonderwijs.” Schalkwijk vervolgt: “binnen dat kader was het voor mij als relatieve vreemde eend in de bijt binnen de Nederlandse delegatie interessant te horen over de Nederlandse en Canadese onderwijssystemen. Vooral het interprofessioneel leren sprak me aan. Een mooi voorbeeld daarvan zag ik bij de University of Toronto. Daar hebben ze een regionaal, digitaal simulatienetwerk ontwikkeld met onder meer simulatiegames, waaraan alle regionale zorgaanbieders kunnen deelnemen.” Ook Saskia Schalkwijk kijkt met veel tevredenheid terug op het werkbezoek: “de mooiste vrucht van deze reis vond ik dat we elkaar hebben leren kennen en een basis hebben gelegd voor verdere samenwerking. Vanuit SIGRA kunnen we dit netwerk benutten om de samenwerking met de zorgwerkgevers te optimaliseren. Bijvoorbeeld rond de bijscholing van de zittende groep zorgprofessionals. En rondom stages: er is nu stijgende behoefte aan HBO-professionals die in de wijken worden opgeleid en gaan werken.” Perspectief De studiereis was een inspiratiebron voor de gemeenschappelijke visie die de betrokken instellingen in de regio Amsterdam op onderwijs en opleiden willen ontwikkelen. Er is na de reis een gezamenlijk perspectief ontstaan en de mogelijke bijdrage van de deelnemende instellingen zijn besproken. Er is een mooi complementair palet aan rollen en functies op HBO- en WO-niveau binnen het domein Health and Life Science op handen. In 2015 zal dit initiatief in een health netwerkstructuur worden voortgezet.


I.O. APRIL 2015

13

ESSAY

In 2020 moet één op de drie afgestudeerden mobiel zijn De Vlaamse regering heeft het actieplan voor studentenmobiliteit ‘Brains on the move’ goedgekeurd. Het hoofddoel is studenten internationale en interculturele competenties te laten verwerven via kwaliteitsvolle mobiliteit. Er wordt een groeipad uitgestippeld waarbij tegen 2020 minstens één op de drie afgestudeerden uit het hoger onderwijs een grensoverschrijdend avontuur aangaat. Doel is ook dat 33% van de mobiele studenten uit ondervertegenwoordigde groepen komt. Daarmee is Vlaanderen een stuk ambitieuzer dan Europa. DOOR MAGALIE SOENEN ILLUSTRATIE MARENTHE OTTEN

I

nternationalisering is niet meer weg te denken uit ons huidige tijdsbeeld. In het (hoger) onderwijs vervult het een belangrijke rol. Ons hoger onderwijs moet immers inspelen op de wereldwijde internationaliseringstrend om de plaats van Vlaanderen en Brussel binnen een geglobaliseerde kennismaatschappij te garanderen. Voldoende internationale uitwisseling van zowel docenten als studenten is daarvoor cruciaal. Enerzijds moet het Vlaamse hoger onderwijs de mogelijkheden en de nodige competitiviteit hebben om talent van elders aan te trekken, anderzijds hebben we behoefte aan hoogopgeleide Vlamingen die hun weg vinden in internationale

instellingen, industrieën en researchcentra. Studenten en docenten moeten voldoende kunnen communiceren en uitwisselen met de internationale gemeenschap. En andersom moet ons hoger onderwijs voldoende openstaan voor studenten en docenten in het buitenland. Mobiliteit levert immers voor alle actoren een meerwaarde op vanuit meerdere perspectieven: zowel op intellectueel, educatief, sociaal, economisch als cultureel vlak. Deze meerwaarde is er voor de studenten en docenten zelf, maar ook voor de opleidingen en instellingen, de werkgevers en de arbeidsmarkt. Mobiliteit levert ook voor alle betrokkenen een meerwaarde naarmate ze beter ingebed is in het internationa-

liseringsbeleid en in het algemeen strategisch beleid van de overheid en de instellingen. Interculturele competenties Het actieplan mobiliteit ‘Brains on the Move’ bevat een breed pallet aan initiatieven die zullen bijdragen aan de verdere uitbouw van een internationaal kwaliteitsvol Vlaams hoger onderwijs. De belangrijkste doelstelling van het actieplan is de studenten internationale en interculturele competenties te laten verwerven via kwaliteitsvolle mobiliteit. Deze competenties zijn noodzakelijk zijn om goed te functioneren in de globaliserende en interculturele maatschappij van vandaag.



I.O. APRIL 2015

Ik ben ook van mening dat alle vormen van mobiliteit waardevol zijn en dienen gevalideerd te worden. Verschillende mobiliteiten van studenten zullen dan ook opgeteld worden bij het afstuderen en op die manier bijdragen aan de vooropgestelde doelstellingen. We zullen de focus verbreden van exchange mobility naar twee andere modellen, networked mobility en embedded mobility. Exchange mobility: studenten kiezen zelf om in het buitenland ervaring op te doen op basis van individuele overeenkomst tussen de ontvangende en de uitsturende instelling. Networked mobility and curricula: een universiteit of hogeschool vormt een netwerk met verschillende andere buitenlandse partners. Studenten worden uitgezonden vanuit één bepaalde instelling naar de andere deelnemers in het netwerk om daar hun opleiding te vervolgen. Het diploma wordt behaald aan de instelling die de studenten uitzendt. Embedded mobility and curricula: een beperkt aantal partners (faculteiten, programma’s) zetten een internationaal consortium op waarbinnen studenten roteren en hun opleiding bij meerdere instellingen vervolgen terwijl studenten uit de partnerinstellingen hetzelfde doen. Daartoe dient het curriculum volledig op elkaar afgestemd te worden. Concrete acties In het plan zijn een concrete acties uitgewerkt en ondergebracht in een aantal thema’s. De nadruk ligt daarbij op mobiliteit, maar er mag niet uit het oog verloren worden dat studentenmobiliteit slechts een onderdeel is van het grotere geheel. Bij advisering, informatieverstrekking en begeleiding wordt de mobiliteit van studenten bevorderd door structureel te voorzien hierin. Duidelijke communicatie over de

mogelijkheden en de meerwaarde van een verblijf in het buitenland en een doelgroepgerichte sensibilisering zijn van cruciaal belang, omdat ze bijdragen tot kwaliteitsvolle mobiliteit. Verschillende actoren hebben hierin een rol te vervullen: instellingen en docenten, maar ook overheden en intermediaire organisaties.

“Internationalisering moet ingebed worden in het beleid en op elk niveau van een hogeschool of universiteit” Binnen het actieplan ‘Brains on the move’ wordt verder de organisatie van internationale zomercampussen en gezamenlijke opleidingen gestimuleerd. Ook het structureel inbedden van mobility windows in de curricula wordt aangemoedigd. Ook zijn @Home-initiatieven onderdeel van het concrete actieplan. Als we in Vlaanderen 33% mobiele studenten willen behalen tegen 2020, betekent dat dat er nog 67% van de studenten niet mobiel is. Deze studenten dienen ook de nodige internationale en interculturele competenties te verwerven om te kunnen functioneren in de mondiale wereld. In dit kader kunnen instellingen inzetten op gezamenlijke virtuele projecten. Daarnaast mogen we ook niet vergeten te focussen op de kwaliteit van mobiliteit en de goede registratie.

Tenslotte voorziet het actieplan mobiliteit in een aantal beurzenprogramma’s voor wereldwijde studentenmobiliteit waarbij financiële steun gegeven wordt aan Vlaamse maar ook inkomende studenten. Inkomende internationale studenten die naar Vlaanderen komen, hoofdzakelijk voor het volgen van anderstalige bachelor- en masterprogramma’s, bieden immers ook een meerwaarde aan ons Vlaams hoger onderwijs. Belangrijk hierbij zijn de interactie met de eigen studenten en staf en het binnenbrengen van kennis en expertise. Als deze studenten na het afronden van hun studie terugkeren naar hun thuisland, kunnen zij een soort ambassadeursfunctie opnemen. Hun kennismaking met Vlaanderen kan leiden tot het uitbouwen of versterken van economische, sociale en politieke banden. Ambitie Het actieplan ‘Brains on the Move’ is erg ambitieus en zal veel inspanningen vergen van alle betrokkenen. Toch willen we met het actieplan een oproep doen aan iedereen om in het kader van ons hoger onderwijs een internationale kijk te ontwikkelen. We zijn ervan overtuigd dat internationalisering ingebed moet worden in het beleid en op elk niveau van een hogeschool of universiteit. Alleen op die manier kan ons Vlaamse hoger onderwijs verder uitgroeien tot een internationaal competitief en kwaliteitsvol hoger onderwijs. Magalie Soenen is beleidsmedewerker Internationalisering, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Afdeling Hoger Onderwijs en Volwassenenonderwijs. Ingekorte versie uit artikel gepubliceerd in het magazine Thema Hoger onderwijs, nr. 2, 2014 www.themahogeronderwijs.org

15


16

I.O. APRIL 2015


17

Hanneke Teekens:

“INTERCULTURELE COMPETENTIES ONTWIKKEL JE NIET MET EEN LIJSTJE DO’S EN DON’TS” Elke aankomend arts of verpleegkundige zou een langere periode in het buitenland moeten studeren om interculturele competenties te ontwikkelen. Dat vindt Hanneke Teekens, die zich binnen Nuffic jarenlang hard maakte voor internationalisering in het hoger onderwijs. DOOR SASKIA ENGBERS FOTO’S FRANK RUITER

H

et is bijna een halve eeuw geleden, maar Hanneke Teekens herinnert zich nog als de dag van gisteren hoe ze als zeventienjarige studente met de boot naar de Verenigde Staten ging. Een jaar lang zou ze in Oklahoma gaan studeren. De grootste cultuurshock toen ze daar eenmaal was? “Ik kwam in klassen die voor meer dan de helft uit Afro-Amerikanen bestonden en maakte kennis met de enorme rassentegenstellingen. Dat terwijl er in Nederland in die tijd nauwelijks mensen met

een andere kleur waren.” Terugkijkend is de periode in de Verenigde Staten een grote verrijking in Teekens leven geweest. “Als je langere tijd in een andere cultuur verblijft, maak je vergelijkingen met je eigen omgeving en reflecteer je daarop. Je ontdekt wat je in de andere cultuur efficiënter, prettiger, leuker vindt en wat juist niet. Ook leer je buiten je eigen kaders te kijken, waardoor er begrip ontstaat voor interculturele verschillen.” Oranje pillen Eigenlijk zouden alle studenten een deel van hun stu-


18

I.O. APRIL 2015

dietijd in het buitenland moeten doorbrengen, vindt Teekens. “Tegenwoordig komt vrijwel iedereen – zeker in de professionele context – in aanraking met mensen die anders zijn opgevoed, anders denken en andere normen en waarden hebben. Daar moet je mee leren omgaan. Dat geldt zéker voor aanstaande artsen en verpleegkundigen. De kwaliteit van de gezondheidszorg hangt immers in belangrijke mate af van de manier waarop zorgprofessionals hun patiënten benaderen. Hoe stel je de juiste diagnose? En hoe overtuig je de patiënt ervan dat een bepaalde behandeling de beste voor hem is? Als een arts tegen een Nederlander zegt dat hij drie keer per dag bij het eten een pil moet nemen, vraagt de patiënt wellicht waarom dat moet. Als het antwoord hem overtuigt, zal hij de medicijnen waarschijnlijk nemen. Een patiënt met een andere culturele achtergrond stelt die vragen misschien niet. Die vertrouwt de oranje kleur van de pillen mogelijk niet en neemt zich voor ze thuis door de wc te spoelen. Een arts met goede culturele competenties voelt aan dat deze patiënt een andere benadering nodig heeft dan de Nederlander. Die zoekt een passende manier om ook hem ervan te doordringen dat het belangrijk is de pillen te slikken.” Studiepunten niet erkend Als het aan Teekens ligt, duurt een studietijd in het buitenland minstens een half jaar tot een jaar. “In het begin is er de euforie van het nieuwe. Alles is spannend, leuk en interessant. Na langere tijd maak je ook de sleur van het alledaagse leven mee. Dan pas ontstaat een situatie waarin je kunt spiegelen met je eigen achtergrond.” Full degree-studenten kiezen wereldwijd het vaakst voor de Verenigde Staten als ze naar het

“Je gedrag bestaat uit veel mechanismen die jij voor universeel houdt” buitenland gaan. Dat geldt zeker voor geneeskundestudenten, omdat het Amerikaanse medisch onderzoek van hoge kwaliteit is. Hbo-V’ers blijven vaker binnen Europa en hun verblijf is van kortere duur. Dat laatste komt omdat de regels van het zogenaamde ‘Bolognaproces’ lang niet altijd worden nageleefd. In dit proces zijn op Europees niveau afspraken gemaakt om uitwisseling van studenten in het hoger onderwijs te bevorderen. De praktijk leert echter dat in het buitenland behaalde studiepunten hier vaak niet worden erkend. En aan dat feit ligt volgens Teekens een weinig interculturele gedachte ten grondslag: “We denken dat onze opleidingen beter zijn dan die in het buitenland. Maar iets dat anders is, heeft juist vaak een meerwaarde.” Mechanismen in gedrag Teekens noemt de huidige aandacht voor interculturele competenties in medische opleidingen een enorme stap voorwaarts. “Alleen: door wie zijn de boeken over dat onderwerp


19

geschreven? Door iemand die zelf ook vanuit een bepaalde culturele achtergrond denkt. Vaak is dat een Amerikaan. Helaas haken studenten af als ze zich, vanwege hun achtergrond, niet herkennen in beschreven culturen en cultuurverschillen.” Daarbij kunnen boeken de ervaring van een verblijf in het buitenland volgens Teekens nooit vervangen. En al helemaal niet als ze simpele lijstjes met do’s en don’ts bevatten. “Zulke lijstjes vertegenwoordigen de goedkope opvatting van interculturele communicatie. Een vrouwelijk arts die geen hand uitsteekt naar een moslimman is niet ineens intercultureel aan het communiceren. Daar gaat het uiteindelijk helemaal niet om.” Waar het wél om draait? “Dat je inziet dat je gedrag uit veel mechanismen bestaat die jij voor universeel houdt, terwijl ze alleen gangbaar zijn binnen jouw context. Ze zijn bepaald door de mensen die jij in je omgeving hebt gehad, de school waar jij naartoe ging en de stad of het dorp waar je bent opgegroeid.” Onprofessioneel Teekens: “Als je dat besef eenmaal hebt, vind je het onbelangrijk of iemand jou wel of niet een hand geeft of aankijkt, met mes en vork

eet of met zijn handen, op een stoel zit of op een matje. Dat zijn slechts manieren om iets te doen. Op manieren kun je je aanpassen. Maar met je eigen normen en waarden hoef je dat niet te doen. Wel moet je je realiseren dat die in een andere cultuur anders kunnen zijn en dat respecteren. Stel dat in de wachtkamer een echtpaar zit van wie de vrouw een afspraak heeft. Als zij aan de beurt is, wil de man mee naar binnen. Dan kun je tegen een Nederlander zeggen: ‘Nee, ik wil mevrouw even alleen zien.’ De man zal waarschijnlijk wel begrijpen dat jij daar een goede reden voor hebt en daar geen probleem mee hebben. Maar wat doe je als het gaat het om een man met een andere culturele achtergrond die dat begrip niet heeft? Je kunt op je strepen gaan staan, maar dan krijgt je waarschijnlijk niet de informatie die je wilt hebben. Dat vind ik onprofessioneel. Je kunt de man ook een stoel aanbieden in de behandelkamer en aan het eind van het consult proberen nog even alleen met de vrouw te praten. De kans op succes is dan veel groter. Als je gevoel ontwikkelt om met dat soort situaties om te gaan, dan ben je een arts met goede interculturele competenties.”

Over Hanneke Teekens Hanneke Teekens heeft een eigen organisatie- en adviesbureau voor het hoger onderwijs: Climes. Zij is voorzitter van AFS Intercultureel Leren Nederland en is momenteel verbonden aan het Amsterdam

University College voor het opzetten van een educatieve minor. Voorheen was Teekens directielid van Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. Ook

was ze coördinator van ECIU (European Consortium of Innovative Universities) aan UTwente, docent en coördinator Internationalisering aan de ILO van de UvA en docent aan de HvA.


De grenzeloze universiteit IEDEREEN PROFITEERT VAN INTERNATIONALISERING


I.O. APRIL 2015

21

Docent radiodiagnostiek Egbert Neels heeft de afgelopen twee jaar vijf jongeren op Bonaire opgeleid tot radiodiagnostisch laborant. Een aantal van hen is inmiddels aan het werk in het kleine ziekenhuis ter plekke. Precies zoals ook voor ogen stond. “We zouden ze ook hier bij VUmc Amstel Academie kunnen opleiden’, zegt Neels, maar dan zijn ze misschien verloren voor Bonaire, want de ervaring leert dan jongeren meestal blijven als ze eenmaal hier zijn. “Het is dan ook een project met een belangrijke maatschappelijke kant”, zegt Wim Polderman, directeur van VUmc Amstel Academie en VUmc Academie. DOOR MARIANNE MEIJERINK FOTO’S FRANK RUITER

M

aar niet alleen Bonaire en de studenten in kwestie profiteren van zo’n project. Ook voor Neels en zijn collega Ingena Visser, met wie hij het programma opzette, was het een inspirerende en leerzame ervaring. Neels: “Alles is een stuk minder vanzelfsprekend dan hier. Je moet oplossingen zoeken voor onverwachte problemen. Zo is de vooropleiding van de studenten daar lager dan bij ons. Dat dwingt je om extra goed naar de fundamenten van je lesstof te kijken en naar de duidelijkheid daarvan. Bovendien ontstaan snel misverstanden, doordat er toch een kleine taalbarrière is. Op Bonaire leren kinderen wel Nederlands op school, maar de voertaal is het Papiaments. Je moet dus heel goed opletten hoe je communiceert. Maar het meest inspirerend vond ik nog wel het bedenken van een goede opzet voor het online onderwijs. Het is een mix geworden van verschillende onderwijsvormen, met een heel actieve rol voor de studenten. Blended learning noemen we dat. Het pakte enorm goed uit.” ‘Daar doe je het voor’ Het is een mooi voorbeeld van hoe Polderman het belang van dit soort interna-

tionale projecten omschrijft: niet alleen het ontvangende land profiteert. Ook de betrokken opleiders en specialisten raken geïnspireerd doordat ze uit hun comfort zone worden gehaald. “Onze internisten zitten in een rouleringssysteem met een ziekenhuis op Bonaire. Ik sprak laatst een internist die net terug was. Hij was zó enthousiast. Moet je voorstellen, een internist uit een UMC, aan het werk in een ziekenhuisje met 40 bedden. Die staat dan weer opeens helemaal op de werkvloer, heel dicht bij de patiënt. Op die manier ga je als dokter weer terug naar je wortels: daar doe je het voor. Bovendien moet je ook nog eens extra je best doen want het niveau van de zorg is anders dan je gewend bent. Het is voor een academisch ziekenhuis heel nuttig als specialisten en opleiders op die manier hun vertrouwde routine doorbreken, hun vaardigheden, kennis en creativiteit volledig moeten aanspreken.” Kun je niet iets vergelijksbaars bewerkstelligen door een tijdje in een ander Nederlands ziekenhuis te gaan werken? Nee, zegt Polderman. “Juist die totaal andere omgeving zorgt voor een grote meerwaarde. Het werkt innovatief omdat het een beroep doet op andere kwaliteiten. Zo hebben we dankzij onze ervaringen met Bonaire heel veel ervaring kunnen opdoen met langeafstandsleren.

Internationale mobiliteit geneeskunde­ studenten

26% van de bachelorstudenten geneeskunde deed in 2013-2014 de praktijkstage zorg in het buitenland.

Bachelorstudenten gaan meestal naar Aruba, Suriname en België


22

I.O. APRIL 2015

Bijna

50%

van de masterstudenten volgde in 2013-2014 een stage in het buitenland.

Bijna

25%

van de masterstudenten bracht meer dan 1 keer een studieperiode in het buitenland door.

Masterstudenten gaan het meest naar Zuid Afrika, Aruba, Suriname en Tanzania

Masterstudenten vervullen: 154 keer coschappen in ziekenhuizen 33 keer wetenschappelijke stages 58 keer keuzeonderwijs

We hebben nu samen met de ziekenhuizen op de Caraïben onze digitale leeromgeving doorontwikkeld.” Enorme impact Een verblijf in het buitenland is niet alleen voor opleiders inspirerend en verrijkend. VUmc wil ook studenten al van meet af aan een internationale blik meegeven. Onlangs is dit doel verwoord in een ‘conceptnota Internationalisering’. Het is voor het eerst dat dit beleid integraal op papier is gezet. Internationalisering, zo staat in de nota te lezen, is het scheppen van een academische gemeenschap die ‘studenten voorbereidt op hun functioneren in een geglobaliseerde werk- en leefomgeving.’ Doel is vooral dat studenten voor hun latere beroepspraktijk de benodigde internationale en culturele competenties kunnen ontwikkelen en dat hun referentiekader wat groter wordt. Gerda Croiset, directeur VUmc School of Medical Sciences, ziet de voordelen: “In de tropen moeten patiënten vaak zelf hun behandeling betalen terwijl ze ook nog arm zijn. De dokter, veelal goed opgeleid, moet werken met beperkte diagnostische mogelijkheden en geneesmiddelen. Het vinden van de optimale behandeling onder zulke omstandig-

heden betekent shared decision making pur sang. Je bent als dokter aangewezen op een goede klinische blik en het in de gaten houden van het beloop van de ziekte en je moet een goede behandelrelatie met je patiënt hebben.” Ook ervaren hoe het is om te functioneren buiten je eigen vertrouwde context is heel waardevol. “Zelf als buitenlander

“Het is een win­winsituatie”

“Ik wilde zo veel mogelijk uit mijn stage halen”

Ria Boel, opleider spoedeisende hulp bij VUmc Amstel Academie, traint verpleegkundigen op Aruba: “Met elkaar als opleiders verkennen welke bestaande kennis we kunnen delen en dit omzetten in nieuwe opleidingen ter plekke. Dat is een win-winsituatie voor alle betrokkenen.”

Geneeskunde bachelor Megan Engels deed haar zorgstage in Norwich, Engeland: “een eerste stage is interessant en spannend en om het in een ander land te doen al helemaal. Het was voor mij een manier om het meeste uit mijn stage te halen en ook in aanraking te komen met een andere zorgcultuur, waar de zorgpaden vaak niet zo lopen als bij ons. Ik heb ook veel buiten werk afgesproken en daardoor bevond ik me echt in een totaal andere wereld.”


I.O. APRIL 2015

tot een minderheid te behoren, helpt je te verplaatsen in de positie van patiënten met een niet-Nederlandse achtergrond. Werken aan een zorginstelling in het buitenland laat je zien dat zoals het hier in Nederland toegaat, helemaal niet zo vanzelfsprekend is. Juist voor jonge mensen, die nog open staan voor nieuwe indrukken, hebben zulke ervaringen een enorme meerwaarde en impact. Na zo’n stage komen studenten vaak terug vol enthousiasme voor het vak.” Completere dokter Een kwart van de geneesstudenten gaat in de bachelorfase voor korte tijd naar het buitenland, meestal tijdens de zorgstage in het laatste semester van het eerste bachelorjaar. Dat aantal is al enkele jaren stabiel, maar tot 2009 lag het nog onder de 15%. Van de masterstudenten vervult ongeveer de helft een stage buiten Nederland; een kwart doet dat zelfs meer dan één keer. Geen geringe percentages, maar de ambitie van de onderwijsinstituten gaat verder. Want in het geval van de bachelors gaat het nu nog maar om

een korte periode van vier weken; het doel is dat de studenten minstens een semester in het buitenland kunnen doorbrengen. Om dat te realiseren zijn aanpassingen nodig in het geneeskundecurriculum. Dat is nu niet flexibel genoeg om dit doel te realiseren. Een nieuwe invulling van de minor in het derde bachelorjaar moet de mogelijkheden gaan verruimen. Buitenlandse studenten Bij VUmc zelf zal binnen de minor in het derde bachelorjaar een groot aantal keuzevakken worden aangeboden, allemaal in het Engels. Daarmee kan de internationale input van buitenaf worden vergroot: buitenlandse studenten die tijdelijk op uitwisselingsbasis naar VUmc komen. Binnen het VU-internationaliseringsbeleid heet dit internationalisation at home. Daarvan was nog nauwelijks sprake, omdat de taalbarrière altijd in de weg zat. Voor de meeste buitenlandse studenten was het immers onmogelijk om met Nederlandse patiënten te communiceren. Een aantrekkelijk aanbod binnen een Engelstalige minor biedt dan weliswaar geen kans op praktische ervaring, maar wel een goed theoretisch alternatief. Bovendien hebben op die manier

23

Onverwachte leereffecten Een tropencoschap heeft onverwachte leereffecten. “Je wordt je veel meer bewust van de kosten van onderzoek en behandeling, want het is een uitzondering als mensen verzekerd zijn”, mailt masterstudent Jan-Henk Dubbink vanuit Tanzania. “Een death report bij de ochtendoverdracht is eerder regel dan uitzondering en veel labonderzoek dat bij ons standaard is, is niet mogelijk. Je leert relativeren, acclimatiseren, improviseren, en voor sommigen betekent het zelfs je bewust worden van de essentie van het leven.”


24

I.O. APRIL 2015

ook bachelorstudenten die thuisblijven, kans op een internationale ervaring aan de eigen universiteit, doordat ze onderwijs volgen samen met buitenlandse studiegenoten. Ook voorgenomen uitbreiding van het aanbod aan Engelstalige zomercursussen en honour programmes, past bij deze doelstelling. In de masterfase fungeren de Engelstalige Master Oncology en Master Cardiovascular Research als trekpleister voor buitenlanders. Doel is dat 25% van de studenten niet-Nederlands is. Bij Master Cardiovascular Research lukt dat, bij Master Oncology nog niet. Daar bedroeg het percentage buitenlandse studenten in 2013-2014 maar 5%. In het huidige collegejaar is het 18,5%. Brede visie De conclusie van de internationaliseringsnota is dat er alle reden is om trots te zijn op wat is bereikt, maar dat het nu zaak is de opgebouwde netwerken en expertise te behouden en koesteren, maar ook om het aantal focuslanden – waar zich partnerinstellingen bevinden – uit te breiden. Daarbij gaat het er om, dat meer instellingsbreed wordt bepaald wat de meerwaarde is en waar de behoeften liggen. Internationaliseren met een brede visie, goed ingebed in het onderwijs en met oog voor kwaliteit.

Internationale activiteiten van VUmc Academie Op Bonaire • in samenwerking met ROC TOP: opleidingen voor ziekenverzorgenden op niveau 3, verpleegkundigen op niveau 4, en voor doktersassistent en apothekersassistenten

• bij- en nascholingen rondom de BIGregistratie, voor zittende medewerkers • opleidingstrajecten voor medewerkers van het ziekenhuis op het terrein van de SEH/Ambulance, diabetesverpleeg-

kundigen, dialyse verpleegkundigen, radiodiagnostische laboranten, naast allerlei inhoudelijke workshops • ondersteuning van het ziekenhuis geholpen met het opzetten van een

eigen bij- en nascholingsprogramma (de Fundashon Mariadal Academy) Op Aruba Ondersteuning van het ziekenhuis (Horacio Oduber Hospital) in het opleiden

van gespecialiseerd verpleegkundigen (SEH, moeder-kind, dialyse). Daarnaast een brede kwaliteitsimpuls voor alle verpleegkundigen rondom klinisch redeneren en alle voorbehouden handelingen.


I.O. APRIL 2015

25

MEELOPEN MET...

JOSTA PARIGGER

“IK KIJK NU ANDERS NAAR DE NEDERLANDSE ZORG” Geneeskundestudent Josta Parigger loopt vier maanden stage op de afdelingen kinder­ en volwassenenoncologie van een Keniaans ziekenhuis. De stage is mogelijk gemaakt door Doctor2Doctor, een project van het Keniaanse opleidingsziekenhuis Moi Teaching and Referral Hospital, VUmc en de KLM. Josta doet er onderzoek naar de mening van zorgverleners over het gebruik van alternatieve geneeswijzen bij kinderkanker. En ze loopt mee in de oncologiekliniek. “In Nederland hebben we het heel goed.” DOOR LIESBETH KUIPERS FOTO’S UIT EIGEN ARCHIEF

06.30 uur Maandagochtend. In een hostel in Eldoret, een stad in West-Kenia, ziet Josta de eerste zonnestralen boven de groene heuvels uitkomen. Even later springt ze achterop een pikipiki, een motorfietstaxi, naar het Moi Teaching and Referral Hospital. “Het ziekenhuis is ongeveer zo groot als VUmc, alleen zijn er tien miljoen mensen van afhankelijk,” vertelt Josta. “En de hygiënische standaarden halen bij lange na de Nederlandse niet.” Het eerste wat na aankomst opvalt zijn de bewakers met Kalasjnikovs. Josta: “Patiënten mogen het ziekenhuis alleen verlaten als zij de bewakers bij de poorten een betalingsbewijs kunnen laten zien. Anders worden ze vastgehouden.” Via een lange gang met golfplaten


26

I.O. APRIL 2015

afdak in de tuin, waar alle afdelingen van het ziekenhuis op uitkomen, spoedt zij zich naar het AMPATH-gebouw. Hier sponsort de Indiana University het USAID-Academic Model Providing Access to Healthcare program, een onderzoeksprogramma naar hiv en kanker. Josta: “Vaak wordt gezegd: hier zit het enige geld van het ziekenhuis.”

08.00 uur In een vergaderruimte verzamelen zich alle veertig oncologische zorgverleners voor de wekelijkse patiëntenbespreking. Er is geen scherm te bekennen; scans worden met de hand doorgegeven. Zoals vaker, ligt ook vandaag een ethisch vraagstuk op tafel. De ‘hooggeplaatsten’ voorin – de professoren en artsen – discussiëren over een vrouw van 70 met acute lymfatische leukemie. Zij zal naar verwachting spoedig overlijden ondanks behandeling. Moet de familie dan alles op alles zetten om haar chemotherapie te betalen? “Een drieweekse behandeling met chemotherapie kost al snel 120 euro; een enorm bedrag in Kenia,” legt Josta uit. “Om dat te kunnen betalen moeten families geld inzamelen. Sommige families kiezen ervoor om niet aan een inzameling te beginnen als oma toch niet beter wordt.”

09.00 uur Het is druk in het oncologiekantoor, een kleine ruimte waarin acht bureaus zijn gepropt. Vandaag werken er wel 20 mensen, vooral oncologieverpleegkundigen, secretaresses en onderzoeksassistenten. Overal liggen stapels papieren. In de hoek kruipt een kakkerlak. Josta geeft iedereen een hand en start haar laptop op. Even later pakt zij haar onderzoeksvragenlijsten. Daarmee loopt zij naar de kinderafdeling. De vragenlijst bevat 225 vragen aan zorgverleners over 22 soorten alternatieve geneeswijzen: van bidden tot hekserij, het drinken van pythonbloed, aderlaten, reiki, scarificatie en hypnose. Door het uitdelen, ophalen en analyseren van

de lijsten helpt Josta een promovendus met een onderzoeksproject van Saskia Mostert, arts-onderzoeker bij VUmc. “Kernvraag is: wat speelt er allemaal buiten het ziekenhuis en hoe moeten we hiermee omgaan binnen het ziekenhuis?” Op de kinderafdeling kijkt zij op haar lijst met namen van zorgverleners. Zij zoekt de twee verpleegkundigen die nog geen vragenlijst hebben gehad. Ook vraagt ze naar drie verpleegkundigen van wie zij nog ingevulde vragenlijsten terugkrijgt. Zij hoopt uiteindelijk 200 vragenlijsten te verzamelen. “Het is echt leuren met die lijsten,” grinnikt zij. “Vanwege de verschillende dag-, avonden nachtdiensten is het een logistieke uitdaging iedereen te vinden en later weer terug te vinden.”

10.45 uur Het oncologiekantoortje loopt vol voor de theepauze. Bij de chai wordt samosa, een broodje gevuld met gehakt, en mandazi, een soort oliebol, gegeten. Al snel is het er een gekeuvel van jewelste. Na de pauze loopt Josta naar de polikliniek voor patiënten die chemotherapie krijgen. Onderweg passeert zij de afdelingen neurologie, chirurgie en orthopedie. Alle gangen, die als wachtkamer dienen, zitten overvol. En in elk bed liggen minimaal twee patiënten. Ook bij de polikliniek zitten ongeveer 40 patiënten te wachten. Zij gaan een soort carrousel door, vertelt Josta. “Eerst halen ze hun status op bij het secretariaat. Dan gaan ze naar het lab waar hun bloed wordt geprikt. Na een uur is de uitslag bekend; die bepaalt of ze die dag chemo kunnen krijgen. Sommige patiënten moeten een dag reizen en horen dan dat hun bloedgehalte niet goed is. Dan kunnen ze onverrichter zake dat hele end weer terug.” De patiënten worden gezien door twee arts-assistenten, een oncoloog en een palliatief verpleegkundige. Josta kijkt me ze mee. “Het niveau van de artsen is heel hoog. Veel artsen weten veel meer dan ik.


I.O. APRIL 2015

27

“Sommige patiënten moeten een dag reizen en horen dan dat hun bloedgehalte niet goed is. Dan kunnen ze onverrichter zake dat hele end weer terug.”

“Interculturele ervaring belangrijk voor studenten” VUmc vindt het belangrijk dat geneeskundestudenten stages in het buitenland lopen, zegt Mariëtte Diderich, stafadviseur internationalisering. “Het werken buiten je eigen referentiekader en comfortzone verbreedt je vaardigheden. Je hebt minder middelen en bent vaak meer afhankelijk van je eigen klinisch blik en communicatie met de patiënt. Je

ziet ziektebeelden die hier nauwelijks voorkomen. Bovendien verwerf je interculturele competenties. En dat vinden wij een noodzakelijk goed bij het bedienen van een interculturele patiëntenpopulatie, zoals in Amsterdam.” Jaarlijks loopt ongeveer eenderde van de bachelorstudenten hun vierweekse zorgstage in het buitenland. De meesten gaan

naar Suriname en Aruba, maar ook België, Curaçao en Bonaire zijn populair. Ook voor de coschappen, semiartsstages, wetenschappelijke stages en het keuzeonderwijs in de master zijn Suriname en Aruba de belangrijkste stagelanden, evenals Zuid-Afrika, Tanzania en Sint Maarten. Bijna de helft van de masterstudenten volgt een stage in het buitenland.


28

I.O. APRIL 2015

Wel zeggen zij vaak: ik weet dan wel precies wat de beste chemotherapie is, alleen is die niet beschikbaar.”

12.00 uur Als de patiënten naar de apotheek gaan om hun chemotherapie af te rekenen, loopt Josta naar buiten. Daar staat een soort partytent. Op plastic stoelen wachten al ongeveer 30 patiënten geduldig op hun chemokuur. Een verpleegkundige is druk in de weer met infusen prikken en chemozakken aanhangen. Josta vraagt een patiënt hoe het gaat en praat even met haar. “Ik werk heel graag met mensen. Dat is het mooie aan de geneeskunde: als arts mag je een deel van het leven van mensen, met hen meeleven. Met kleine dingen - een luisterend oor of een schouderklopje - kun je al iets voor anderen betekenen. Dat vind ik heel bijzonder.”

14.00 uur Josta gaat de ingevulde vragenlijsten uitwerken en schrijven aan het eindartikel van haar stage. Met deze stage gaat haar droom in vervulling; zij wist al op haar achtste dat zij kinderoncoloog wil worden. “Door mijn stage ben ik op een andere manier gaan kijken naar de Nederlandse zorg. Wij hebben het goed. Zo is in Nederland iedereen verzekerd. In Kenia niet, waardoor er grote verschillen zijn in de zorg die mensen kunnen krijgen.” Maar zij heeft het in Kenia ontzettend naar haar zin, zegt ze. “Kenianen zijn heel open. En ik leer heel veel. Ook over mezelf. Ik zie hier veel meer patiënten overlijden dan in Nederland, dus ik leer goed hoe ik met verdriet moet omgaan. Ook leer ik hier, vanwege het gebrek aan mogelijkheden voor aanvullend onderzoek, meer uit te gaan van mijn klinische blik. Op een gegeven moment kon ik zelfs een schatting maken van iemands bloedgehalte op grond van de bleekheid van zijn ooglid. Ik krijg hier het zelfvertrouwen om, hopelijk snel na mijn aanstaande afstuderen, als arts-assistent kindergeneeskunde aan de slag te gaan.”

Doctor2Doctor: kennisoverdracht aan Keniaanse zorgverleners De stage van geneeskundestudent Josta Parigger werd mogelijk via Doctor2Doctor, een project van het Keniaanse opleidingsziekenhuis Moi Teaching and Referral Hospital, VUmc en de KLM. Doctor2Doctor is een vraaggestuurd programma, vertelt Mariëtte Diderich. “Minstens vier keer per jaar bezoekt een

delegatie artsen, verpleegkundigen en pedagogisch medewerkers het ziekenhuis. Kennisoverdracht, zoals het aanleren van nieuwe operatietechnieken en het maken van protocollen, staat voorop. VUmc-artsen hebben er samen met Keniaase chirurgen de eerste niertransplantaties uitgevoerd. Dit gebeurt

vanuit het principe See one, Teach one and Do one. Ook schenken we apparatuur, zoals een dialyseapparaat of een weegschaal voor de afdeling neonatologie.” Doctor2Dokter is gericht op de specialismen kinderoncologie, kinderurologie, (kinder)nefrologie, vaatchirurgie en pedagogisch werk.


I.O. APRIL 2015

29

KORT NIEUWS

vervolgopleiding

EFFECTIEVE CHANGELEADERS De zorgsector verandert in rap tempo. Jonge managers en adviseurs worden effectieve changeleaders met de vervolgopleiding Management en Innovatie in de Zorg. Deze opleiding wordt aangeboden door VUmc Academie in samenwerking met De Innovatieschool. “Ik kan nu vanuit een helikopterview alles beter overzien en daarbij de juiste keuzes maken zonder in de details te verdwalen”, aldus een pas afgestudeerde manager. De opleiding

is voor managers, leidinggevenden, projectmanagers en adviseurs die voldoende toegerust willen zijn om een organisatie succesvol door veranderingen heen te loodsen. Met deze opleiding ontwikkel je tactisch, strategisch denken en handelen. Daarnaast krijg je kennis van moderne managementconcepten, theorieën en filosofieën. filosofieën. Je wordt effectief in het initiëren en leidinggeven tijdens veranderingen. En je zet een professioneel netwerk op binnen en buiten je eigen organisatie.

Voor meer informatie of een kennismakingsgesprek: www.vumcacademie.nl

studenten

VUMC COASSISTENTEN COASSIS RICHTEN STICHTING MEDICAL BUSINESS BUSINES OP Stichting Medical Business is opgericht door vijf VUmc coassistenten met als doel een nieuwe generatie artsen uit te dagen om de bestuurfinanciële lijke en fi nanciële uitdagingen van de zorg tot hun verantwoordelijkheden te rekenen. Deze competenties worden steeds belangrijker in de geneeskunde en de vraag naar onderwijs op dit gebied is groot. Er is inmiddels landelijke animo voor de cursussen en stages. www.medicalbusiness.nl

bestuur

HANS BRUG NIEUWE BESTUURDER EN DECAAN VUMC De raad van toezicht van Stichting VU-VUmc heeft Hans Brug (1963) per 1 januari 2015 voor een periode van vier jaar benoemd tot lid van de raad van bestuur van VUmc in Amsterdam. Per 1 maart 2015 zal hij de functie van decaan overnemen. Hans Brug volgt Wim Stalman op, de huidige decaan en vicevoorzitter van de raad van bestuur. Stalman is per 1 maart 2015 met emeritaat gegaan.


30

KORT NIEUWS

master

TOP RATED PROGRAMME

professionalisering

AANGEPAST TRAJECT BASIS­ KWALIFICATIE ONDERWIJS (BKO) VOOR ERVAREN DOCENTEN Voor ervaren docenten en opleiders (met meer dan vijf jaar ervaring in onderwijs/opleiden) is het bij VUmc mogelijk om via een verkort traject de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) te behalen. Hierbij wordt rekening gehouden met eerder verworven competenties. Het is een individueel traject met persoonlijke begeleiding en feedback.

Onderwijs verzorgen op universitair niveau is een complexe en uitdagende taak. Met het BKO-traject worden docenten en opleiders ondersteund in deze taak. Beginnende docenten behalen hun BKO via het reguliere BKO-traject, waarbij de docent/ opleider didactische scholing volgt om dit direct daarna toe te passen in de eigen onderwijs- of opleidingspraktijk.

Meer informatie via www.vumc.nl/onderwijs

De Master Cardiovascular Research van VUmc School of Medical Sciences richt zich op onderzoeksvragen gericht op de verbetering van de hartfunctie bij hartfalen en het verbeteren van de vasculaire functie bij ziekten zoals diabetes en obesitas. De opleiding biedt de benodigde achtergrondkennis van fysiologie, moleculaire celbiologie, pathologie en farmacologie evenals kennis van het ontwerp van klinische proeven en epidemiologie, die medische interventies vereisen. In 2014 is de Master Cardiovascular Research als nummer 1 in kiesjestudie.nl gekozen.. Kiesjestudie bevat informatie voor scholieren en studenten die een bachelor of master studie zoeken. De masteropleiding is daarmee een ‘Top rated programme’.


I.O. APRIL 2015

31

ILLUSTRATIES MARIEKE VAN GILS

uitwisseling

nieuw

AMSTERDAM EN NORWICH

ONLINE MAGAZINE ‘VUMC DE SPECIALIST’

Een afvaardiging van het Instituut voor onderwijs en opleiden van VUmc heeft een bezoek gebracht aan de University of East Anglia (UAE) in Norwich. Sinds vorig jaar lopen een aantal VUmc studenten in het derde jaar van de bachelor zorgstage bij een aantal geaffilieerde ziekenhuizen van UAE. Verder doen het Instituut en UAE gezamenlijk onderzoek naar het effect van leerwerkplaatsen als didactisch model binnen de verpleegkundeopleidingen. Binnen VUmc is met het leerwerkmodel al de nodige ervaring opgedaan en die kennis wordt gedeeld met de collega’s in Norwich. De University of East Anglia is ook een universiteitsbrede partner van de VU.

VUmc de specialist is het nieuwe digitale medisch-wetenschappelijk magazine van VUmc. In het magazine leest u achtergrondverhalen over VUmc-wetenschap, -zorg en -onderwijs. In 2015 zal VUmc de specialist 5 keer

verschijnen. De eerste editie is in maart 2015 verschenen. Meld u zich aan en ontvang het magazine automatisch per e-mail op www.vumc.nl/onderzoek/ despecialist/

opleiding

CURRICULA VUMC GENEESKUNDE BIJGESTELD Vanaf collegejaar 2015/2016 zal voor zowel de bachelor- als de master geneeskundeopleiding van VUmc School of Medical Sciences een bijgesteld curriculum starten. De bijstelling is gebaseerd op de jaarlijkse evaluaties die onder studenten worden gehouden en hun suggesties voor programmaverbetering. Daarnaast zijn er aanbevelingen van de accreditatiecommissie gekomen en hebben docenten van zowel VUmc als van de geaffilieerde ziekenhuizen hun ervaringen en suggesties gedeeld.

e-learning

EBROK VOOR ALLE KLINISCH ONDERZOEKERS eBROK is de e-learning versie van de Basiscursus Regelgeving en Organisatie voor Klinisch onderzoekers (BROK). De Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) heeft de BROK omgezet in het nieuwe e-learning formaat. Hieraan hebben vele experts in de umc’s en VUmc Academie een flinke bijdrage geleverd.

De basiscursus is sinds 2006 verplicht voor alle klinisch onderzoekers die betrokken zijn bij mensgebonden onderzoek. De invoer van eBROK betekent dat elke onderzoeker exact dezelfde cursus volgt, op het moment en in het tempo dat hem of haar uitkomt. Voor meer informatie: nfubrokacademie.nl


DE MEESTER Herinneringen aan inspirerende docenten HANS BRUG

DOOR WILMA MIK FOTO MARK VAN DER ZOUW

HOOGLERAAR EPIDEMIOLOGIE LID RAAD VAN BESTUUR VUMC DECAAN

“Altijd gaan voor kwaliteit” “M ijn vader was mijn eerste leermeester. Hij heeft me echt gestimuleerd het beste uit mezelf te halen. Soms op het irritante af. Maar ik heb er zoveel aan gehad! En nog steeds stelt hij – op zijn 83ste – de juiste vragen, ook al gaat het over onderwerpen waar hij nauwelijks iets van af weet. Tijdens mijn studie in Wageningen trof ik mijn volgende leermeester: Jo Hautvast, hoogleraar in de humane voeding. Hij gaf op een Socratische manier college; hij liet ons zelf

antwoorden bedenken. Dat was spannend om zo te werken! En in die tijd erg ongebruikelijk. De volgende die zorgde voor een quantum leapje in mijn ontwikkeling was mijn eerste baas bij TNO Voeding: Michiel Löwik. Ik deed daar mijn vervangende dienstplicht en hij heeft me het doen van onderzoek leren waarderen. Ik publiceerde drie artikelen en dat maakte dat ik een fellowship van KWF kreeg en naar het buitenland kon. En ja, toen belandde ik in Vancouver bij de Godfather van de evidence based

health promotion: Lawrence (Larry) Green. Een man die op dat terrein voor een heuse paradigma shift heeft gezorgd. Maar ook de rust die hij uitstraalt, de tijd die hij voor je neemt. Larry is smart, maar bovenal heel wijs. Ook Johan Mackenbach die ik in Rotterdam trof wist me echt verder uit te dagen. Altijd gaan voor kwaliteit. Altijd op basis van wetenschappelijke evidence. En altijd de juiste vragen stellen. Dan dacht ik: verdorie, waarom kwam ik daar zelf niet op.”


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.