Chemie magazine februari 2010

Page 1

Ruud Lubbers: 'Lokale Plantmanager of the year Sandra de Bont (FME): Kom afspraken snel resultaat' 2010: genomineerde no. 1 zelf in actie tegen fijnstof'

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 02 • 24 februari 2010

Magazine

Iedereen wil onze batterij-expertise...

Veilig laden, veilig rijden

CM1002_p01_cover.indd 2

18-02-2010 14:27:37


meld u aan

De Leergang Opleidingsmanagement is bedoeld voor leidinggevenden met opleiderstaken en voor opleiders met een praktijkachtergrond. Dit zijn o.a. opleidings- en trainingscoördinatoren, opleidingsmanagers en gevorderde mentoren en examinatoren. Het proefcollege geeft u zicht op:  Hoe kan ik met ‘gezond verstand’ plannen onderbouwen met bewezen modellen en inzichten?  Hoe overtuig ik het MT van het nut van leren en opleiden?  Hoe zet ik opleiding(beleids)plannen op met lijnmanagers?  Hoe zorg ik dat het effect van opleiden zichtbaar wordt en geborgd blijft?  Hoe motiveer ik leerlingen en begeleiders van deze leerlingen?  Over de Leergang Opleidingsmanagement

Meer weten?

vapro-college.nl/proefcollege

Bekijk onze website of neem contact op met VAPRO College : T 070 301 10 86  E info@vapro-college.nl

VAPRO adv CHEMIE 2010-02-24.indd3 3

4-2-2010 11:29:38


Inhoud

30

foto: General motors

02 24 februari 2010

Onze batterijtechnologie is hip

foto: Casper Ril a

46 De grote vraag blijft: 35 hoe pakt REACH uit?

Wat heeft Ruud Lubbers met energie?

Ruud Lubbers en milieugedeputeerde Erik van Heijningen van de provincie Zuid-Holland plaatsten vorig jaar in het Financieele Dagblad kritische kanttekeningen bij het ontbreken van een harde energiebesparingdoelstelling. De overheid moet deze weer opnemen in de milieuvergunningen. ‘Er zijn veel te veel gratis rechten weggegeven. Daardoor is de prijs van CO2-emissierechten structureel te laag. Voor veel bedrijven is het interessanter om rechten te kopen in plaats van energiebesparende maatregelen te nemen’, aldus de oud-premier.

foto: shutterstock

Het gaat de goede kant op met de elektrische auto. Ontwikkelingen in de batterijtechnologie zorgen ervoor dat hij steeds verder en veiliger rijdt. Twee Nederlandse onderzoekers, Peter Notten en Erik Kelder, schijnen een licht op de chemie die een heel bepalende rol speelt. Ze concluderen dat er toch nog veel werk ligt voor batterijtechnologen. En dat een goede batterij ontwikkelen nog maar het halve werk is. Er goed mee omgaan is een tweede, meent Notten. ‘Door verstandig te laden en ontladen benut je de capaciteit maximaal en kun je veroudering minimaliseren.’

Vanwege de complexe wetgeving rondom REACH hebben veel mensen de eenjarig opleiding Chemical Management bij Saxion Hogescholen in Deventer gevolgd. Vier lichten hun scripties toe. ‘Bij een internationaal wapenproject als de Joint Strike Fighter zullen onderhoudsproducten met stoffen, waarvoor een ontheffing geldt, ook in andere Europese landen gebruikt moeten kunnen worden. Waar een REACH-registratie voor heel Europa geldt, is de Defensie-ontheffing echter een nationale aangelegenheid. Europese landen praten nu over hoe ze met elkaars ontheffing moeten omgaan’, aldus Eric Hofstede van Defensie.

februari 2010 Chemie magazine 3

CM1002_p03_inhoud.indd 3

18-02-2010 14:26:56


Project4:Opmaak 1 19-2-10 14:18 Pagina 1

Ad`VVa ZaZ`ig^hX] kddglVgbZc $ heVcc^c\hVgb \adZ^Zc <adZ^Zc ^c hiVi^dcV^gZ \adZ^dkZch ^c HiZaaZcYVb KZg]jjg $ kZg`dde dkZch Zc \adZ^VeeVgVijjg 9gd\Zc kVc kjjgkVhi WZidc $ XdVi^c\h <adZ^Zc ^c i^_YZa^_`Z bdW^ZaZ dkZch >cYjXi^Z lZZghiVcY

HeZX^Va^hi ^c =ZVi IgZVibZci lll#YZaiV"]ZVi"hZgk^XZh#ca ^c[d5YZaiV"]ZVi"hZgk^XZh#ca (& % &-, " ). +. )%

100 JAA R V A N W IJ K & BO E R M A POMPTECH N IEK EN V ER P O M PTE C HNI EK EN VERD ERDER

Met een ruim pakket verdringeren centrifugaalpompen voor elke vloeistof de juiste pompoplossing. Neem contact op voor meer info.

Leningradweg 5, 9723 TP Groningen, T 050 549 59 00, www.wijkboerma.nl


Inhoud 27

02 24 februari 2010

Opinie

07

Milieurekening niet eenzijdig bij industrie

Trends Wetenswaardig

08

Rotterdamse bedrijven gaan elkaar stoom geven

Innovatie

11

Duurzaam

15

Veiligheid

19

Energie en klimaat

25

Actueel

27

Masterclass VMBO, een proefhal en steun voor MKB Zeeuwse bedrijven, DuPont en een nieuwe visie op groen

38

Chris Pietersen: ‘Veiligheid is nooit af’ Bijeenkomst over energie, milieu en water in Tilburg Het beste experiment, een innovatieplan en ontwikkelingshulp

Achtergrond Uitgelicht

38

Opinie

40

In beeld

42

Maatschappij

50

Groene chemie

59

Akzo Nobel zet raceauto strak in de lak Het actieplan voor fijnstof van Sandra de Bont van FME Branche opent deuren in de Week van de Procestechniek Marcel Wubbolts van DSM hoopt dat Nederland voorop blijft lopen in de bio based economy PaperFoam biedt groene verpakking in elke vorm

Feiten en Visies Nieuwe rubriek: De starter

53

Extra: Plantmanager of the year 2010

54

Gastcolumn

57

Over de lange adem en inventiviteit van GreenGran 1 0 Juni kiest de jury een nieuwe plantmanager of the year. In ChemieMagazine de genomineerden. Deze maand: Plantmanager Paul Compagne van BioMCN Macco Korteweg Maris: Maak de ARIE-regeling niet nodeloos ingewikkeld

VNCI

42

Nieuws

61

Personalia en agenda

62

Leden positief over informatievoorziening en jaarvergadering in teken van energie en klimaat

februari 2010 Chemie magazine 5

CM1002_p03_inhoud.indd 5

18-02-2010 14:27:08


13:23

Pagina 1

Infra

12-06-2008

Industrie

Controlec Engineering

Building Systems

Asset Management

280443_SPIE_CORPORATE_AD:210x297

SPIE een gezamenlijke ambitie

SPIE-Asset Management Advies over en realisatie van de hoogst mogelijke economische waarde van productiefaciliteiten voor eigenaars en gebruikers. SPIE-Building Systems Advies, ontwerp, realisatie en onderhoud van elektrotechnische en werktuigbouwkundige installaties. SPIE-Controlec Engineering Advies en onafhankelijke, technische, multidisciplinaire oplossingen op het gebied van engineering & design, procurement, project -en construction management. SPIE-Industrie Advies, ontwerp, installatie, start-up, onderhoud, projectmanagement, processautomatisering en inspectie op het gebied van mechanische technieken, piping, luchtconditionering, elektrotechniek, meet- en regeltechniek en analysersystemen. SPIE-Infra Ontwerp, realisatie, inspectie, service en onderhoud op de terreinen: energie, verkeer en vervoer, telecommunicatie en hoogspanningslijnen.

Met het oog op de toekomst Een onderneming kan in de 21e eeuw past echt succesvol zijn als deze ook duurzaam is. Om dit te bewerkstelligen zoekt SPIE continu naar oplossingen die werken en blijven werken. Systemen en procedures die kostenreducerend, maar vooral veilig zijn, als het even kan daarbij zelfs de verwachtingen van opdrachtgevers overtreffen. Uiteraard met ontzag voor het milieu. SPIE biedt een compleet pakket multitechnische diensten aan de industriële, commerciële en institutionele branche. Samen met de klanten ontwerpen en bouwen onze specialisten innoverende oplossingen die ertoe bijdragen dat onze infrastructuur, industrie en onze leef- en werkwereld erop vooruitgaan. De bundeling van onze krachten Met het inschakelen van SPIE staat er een stevig team gemotiveerde specialisten en vakmensen voor u klaar. Vanzelfsprekend kan elke divisie ook een beroep doen op de kennis en ervaring van één van de andere divisies.

SPIE NEDERLAND Huifakkerstraat 15 • 4815 PN Breda • Postbus 2265 • 4800 CG Breda tel. +31 (0)76 544 54 44 • info.beheer@spie.com • www.spie-nl.com


Opinie VNCI

Milieurekening niet eenzijdig bij industrie

I

n het afgelopen decennium heeft zich langzaam maar zeker een verschuiving voltrokken op het gebied van de milieuwetgeving; waar eerst de nationale overheid maatgevend was, komt tegenwoordig steeds meer wet- en regelgeving uit de koker van Europese ambtenaren.

Brussel hanteert daarbij drie uitgangspunten. In de eerste plaats gelden voor alle ondernemingen dezelfde milieunormen, zodat er sprake is van een gelijk speelveld. Lokale overheden kunnen hier in de vergunningverlening alleen van afwijken als er hele specifieke plaatselijke redenen zijn. In de tweede plaats krijgt elke lidstaat een emissieplafond van verontreinigende stoffen opgelegd. Als derde streeft Europa hiermee naar een minimale overeenkomstige milieukwaliteit voor al haar ingezetenen. In het drukbevolkte en verkeersrijke Nederland leveren deze uitgangspunten de nodige spanning op. Zelfs als bedrijven aan alle normen voldoen, levert dat niet altijd de gewenste milieukwaliteit op. De milieuontwikkelingen komen nu in een stroomversnelling door de herziening van de IPPC-richtlijn. Die verplicht onder meer grote industriële bedrijven de zogenoemde best beschikbare technieken te gebruiken om hun verontreinigingen te beperken, zo min mogelijk energie en grondstoffen te gebruiken en afval te produceren. Deze richtlijn wordt momenteel omgedoopt in de Industriële Emissie Richtlijn, waarover u elders in de dit nummer meer kunt lezen. Door de specifieke Nederlandse situatie staan beleidsmakers voor de moeilijke taak om de juiste balans te vinden tussen de belangen van de burgers, de industrie en andere partijen. De verleiding is groot om bij de herziening een oplossing voor de eerdergenoemde spanning in te bouwen. Ik begrijp dat het niet eenvoudig zal zijn. Maar ik reken erop dat de last om bepaalde milieukwaliteitsnormen te bereiken niet eenzijdig bij de industrie wordt neergelegd. En dat onze leden er op kunnen rekenen dat hun vergunningen niet ‘zomaar’ worden opengebroken. Bovendien moeten we ervoor waken dat de bedrijven in ons land niet met extra zware maatregelen te maken krijgen. Want laten we vooral niet vergeten dat in veel andere landen de nu geldende criteria in de praktijk niet systematisch worden gehandhaafd.

VNCI-directeur Colette Alma

Ik realiseer mij heel goed dat het voor de beleidsmakers een grote uitdaging is om de juiste lijn te kiezen en de belangen van alle betrokkenen even zwaar te laten meewegen. De VNCI staat open voor dialoog, maar zal er voor waken dat de industrie in Nederland niet onevenredig wordt belast.. p

februari 2010 Chemie magazine 7

CM1002_p07_opinie_colette.indd 7

18-02-2010 14:26:01


400 8 Chemie magazine februari 2010

CM1002_p08_wetenswaardig.indd 8

18-02-2010 14:44:11


Wetenswaardig

Rotterdamse bedrijven delen stoomnetwerk

CO2 minder

Er is jaren over gesproken, maar volgens Deltalinqs is het nu eindelijk zover: een stoomnetwerk in het Rotterdamse haven- en industriecomplex. Daarbij wisselen verschillende bedrijven stoom met elkaar uit die anders nutteloos in de lucht zou verdwijnen. Dit kan in tot een vermindering van CO2-uitstoot van 400 kton per jaar leiden. De deelnemers zijn AVR, Cabot, DSM en Linde Gas als potentiĂŤle klanten van het stoomnetwerk en Havenbedrijf Rotterdam, Stedin en Visser Smit Hanab als initiatiefnemers van de op te richten onderneming die levering en afname van stoom mogelijk maakt. Zeven jaar geleden zijn vanuit Deltalinqs de eerste stappen voor dit project gezet. p

CM1002_p08_wetenswaardig.indd 9

FOTO: ??????

uitstoot per jaar

18-02-2010 14:44:18


Project4:Opmaak 1 19-2-10 14:18 Pagina 2

Total Waste Management partner voor de industrie Indaver biedt de industrie totaaloplossingen op het vlak van afvalverwerking, logistiek en onsite beheer. Wij garanderen voor elke afvalstroom – gevaarlijk en niet-gevaarlijk – de beste oplossing op het gebied van techniek en kostprijs. Daarvoor beschikken we over diverse eigen hoogtechnologische installaties en betrouwbare partners. Indaver beschikt over de juiste expertise om complexe afvalprojecten efficiënt te implementeren. Dankzij een transparante dienstverlening die voortdurend wordt geëvalueerd en verbeterd, garandeert Indaver de laagste Total Cost of Ownership. Ondertussen kan de klant zich concentreren op zijn eigen corebusiness. Veiligheid en wettelijke conformiteit zijn steeds van het grootste belang. Op dat vlak neemt Indaver geen enkel risico en worden liabilities vermeden. salesnederland@indaver.nl

Tel. +31 115 61 90 48

www.indaver.nl www.indaver.com

Toonaangevend in duurzaam afvalbeheer


Innovatie

Directeur Max van der Meer van Huntsman

‘Masterclass VMBO een aanrader’

Directeuren Max van der Meer (Huntsman) en Marien Orgers (Cofely Experts) gaven onlangs een masterclass aan vmbo-leerlingen van het Penta College in Hoogvliet.

‘T

ijdens de masterclass van vijftig minuten hebben we verschillende dingen gedaan. We begonnen met films over het werken bij Huntsman en opleidingen aan het Maintenance College. Daarna zijn de leerlingen in groepjes verdeeld en volgde een quiz. En natuurlijk hebben we vragen beantwoord die

de leerlingen vooraf aan ons hadden gemaild. Die vragen varieerden van Wat doet Huntsman?, Heeft uw bedrijf last van de crisis? tot Wat verdient een directeur?. Die laatste vraag is overigens niet door ons beantwoord’, lacht Van der Meer. ‘De derdeklassers staan voor een beroepskeuze en de informatie over het werk van een procesoperator en een onderhoudsmonteur komt voor hen dus op het juiste moment. Leerlingen die echt geïnteresseerd waren, heb ik samen met hun ouders op 5 maart bij

mij op de koffie uitgenodigd. Zij kunnen dan nader kennis te maken met ons bedrijf. Het geven van een masterclass kan ik echt iedereen aanraden. Het is ontzettend leuk. Je moet natuurlijk wel chemie hebben met de school en samen een goed programma voorbereiden. Je krijgt toch te maken met vijfendertig springkikkers.’ De lessen worden gegeven onder de vlag van Your World Port – Europese Jongerenhoofdstad. De masterclasses zijn een initiatief van EIC-Mainport Rotterdam, Port of Rotterdam, Deltalinqs en Your World. p

BIOCHEM-project ondersteunt MKB-bedrijven

Toolbox en website brengen ideëen samen

Kleine en middelgrote bedrijven ondersteunen bij het ontwikkelen van op groene grondstoffen gebaseerde producten. Dat is het doel van het Europese BIOCHEM-project, dat 1 februari van start ging.

‘D

it initiatief komt van het Europese technologieplatform SusChem’, zegt Maarten de Zwart, senior beleidsmedewerker van NWO Chemische Wetenschappen, de organisatie die vanuit Nederland deelneemt aan BIOCHEM. De Europese coördinatie is in handen van de Britse organisatie Chemistry Innovation. Voor dit project trekt de Europese Commissie tot 2012 drie miljoen euro uit. ‘Er komt een toolbox met marktinformatie, marktonderzoek en hulpmiddelen voor business planning voor MKB-bedrijven’, licht De Zwart toe. ‘Verder komt er een website waar business- en researchpartners elkaar kunnen vinden. Zo kan de ene partner een idee hebben, waarvan de andere partner al weet hoe je dit in de praktijk zou kunnen uitwerken. Ook zal er online informatie te krijgen zijn over de mogelijkheden van publieke en private financiering. Verder

is er sprake van een Business Accelerator: een plek waar ideeën bij elkaar komen en waar ondernemers of onderzoekers op in kunnen springen. Degenen met de beste businessplannen krijgen ondersteuning bij de uitvoering ervan. Ten slotte komt er ook een zogenoemde Business Developer voor gerichte ondersteuning aan nieuwe business, zowel van startende ondernemingen als bestaande MKB-bedrijven.’

Vier bijeenkomsten

‘We hopen met dit programma voor tenminste 250 MKB-bedrijven in Europa iets te kunnen betekenen. Verder organiseren we in de komende periode vier bijeenkomsten, zogenoemde Accelerator Fora, waar ondernemers en onderzoekers van kennisinstellingen met elkaar in contact kunnen komen, in Londen, Frankfurt, Madrid en Milaan.’ De Regiegroep Chemie (inclusief de VNCI en

NWO) is bij de voorbereiding van het project betrokken geweest en heeft zitting in de adviesraad van het project. Ook fungeert zij als schakel tussen NWO en de zogenoemde COCI’s (centra voor open chemische innovatie). Dergelijke centra, bijvoorbeeld op Chemelot in Geleen, bieden jonge startende bedrijven de nodige faciliteiten, zoals de beschikbaarheid van grondstoffen, kredietfaciliteiten, services en vooral de nabijheid van andere innovatieve bedrijven. ‘De ervaringen van de COCI’s willen we meenemen in het project’, aldus De Zwart. Het Biochem-project past in de innovatiestrategie van de Europese Commissie. Zij ziet ‘Bio-based Products’ als een van de zes zogenoemde Lead Markets, waarvan ze de groei wil stimuleren door de drempels te verlagen voor bedrijven die nieuwe producten en diensten willen ontwikkelen en introduceren. Andere Lead Markets zijn onder meer duurzame bouw, recycling en hernieuwbare energie. p februari 2010 Chemie magazine 11

CM1002_p11_innovatie.indd 11

18-02-2010 14:24:52


BCFevent

Bio CareerEvent

Chemistry CareerEvent

Food CareerEvent

MAIN SPONSORS

Host Sponsor

Program partner:

Co-sponsors

Organisation Hyphen

Projects

BCFjobs

Partners

Media Partners

Exhibitors (status 12-2-2010)

DUTCH SEPARATION TECHNOLOGY INSTITUTE

Uw logo hier? www.bcfevent.nl

www.bcfevent.nl

Uw logo hier? www.bcfevent.nl

Uw logo hier? www.bcfevent.nl

Uw logo hier? www.bcfevent.nl

Uw logo hier? www.bcfevent.nl


Innovatie

Tienduizend vierkante meter voor het uittesten van technologie

Proefhal voor duurzame processen telt straks tien installaties Plant One in Rotterdam gaat medio dit jaar open: een hal waar bedrijven nieuwe duurzame processen kunnen uittesten. ‘De milieuvergunning is aangevraagd. Zodra die verleend is en we aan de veiligheidseisen voldoen, gaan we van start’, zegt Karin Husmann, sinds 1 januari directeur bij Plant One.

P

lant One, is een hal van de voormalige nylonfabriek van DuPont en staat op het terrein van Huntsman in de Botlek. De hal heeft een oppervlakte van 10.000 vierkant meter. ‘Afhankelijk van de grootte van de proefinstallaties en demonstratie-eenheden kunnen er ongeveer tien installaties naast elkaar opereren’, verklaart Husmann. Perslucht, zuurstof, stoom en elektriciteit zijn aanwezig, evenals een aansluiting op de zuiveringsinstallatie van Huntsman. De proefhal is een initiatief van Deltalinqs, Havenbedrijf Rotterdam, Gemeente Rotterdam, TNO, bureau Carbon Stars, Rotterdam Climate Initiative, Provincie Zuid-Holland en het Ministerie van Economische Zaken. De naam Plant One staat symbool voor de eerste stap die een bedrijf zet na de ontwikkeling in het laboratorium. ‘Deze hal is bedoeld voor opstartende bedrijven die alleen over een laboratorium beschikken, maar geen faciliteiten hebben voor een proefinstallatie. Of voor grote bedrijven die geen ruimte hebben voor proefinstallaties op hun terrein of waar de mogelijkheden beperkt zijn vanwege de vergunningen. Verder kunnen bedrijven hier terecht die een andere tak van sport beoefenen, maar zich op duurzame activiteiten willen gaan richten’, aldus Husmann.

Minder belemmeringen

Voor het uitproberen van nieuwe apparaten en procestechnieken zijn ontwikkelaars nu afhankelijk van de bereidwilligheid van procesbedrijven om zo’n proefinstallatie aan een bestaande fabriek te koppelen. En die bedrijven verkopen soms nee. Ook hoeft er niet meer apart een vergunning te worden aangevraagd. ‘Er zal een koepelvergunning zijn, waardoor we per pilot kunnen volstaan met het aanleveren van, overigens vrij uitgebreide, informatie aan de vergunningverlener’, verklaart Husmann. Kortom, er zijn minder belemmeringen voor het uitvoeren van dit soort testen. De initiatiefnemers verwachten daarom dat dit zal

bijdragen aan de innovatie op procesgebied. Tot nu hebben zich twee partijen gemeld voor gebruik van de hal en de komende tijd zullen er nog meer volgen, verwacht Husmann. Plant One werkt met een startsubsidie van het Ministerie van Economische Zaken, de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam en TNO. Husmann: ‘Voor de rest zal Plant One als elke andere onderneming opereren. De verhuur van de ruimte en de faciliteiten zal de nodige inkomsten opleveren. Over vijf jaar moet Plant One zijn eigen broek of rok kunnen ophouden.’ p Meer informatie: www.plant-one.nl

DSM komt met doorbraak coatingindustrie

Innovatief hars op basis van CO2 DSM gaat samen met het Amerikaanse Novomer Inc. een innovatieve coatinghars ontwikkelen op basis van CO2. Volgens DSM is dit een doorbraak die de hele coatingindustrie kan veranderen.

I

n het gezamenlijke ontwikkelingsproject worden de technologische kennis en de marktkanalen van DSM gecombineerd met de efficiënte CO2-polymerisatietechnologie van Novomer. De ontwikkeling van polymeren uit CO2 en propyleenoxide (PO) neemt Novomer op zich. DSM is verantwoordelijk voor de omzetting in harsen en het geschikt maken voor bijvoorbeeld coatings, inkt en lijm. De eerste resultaten zijn bemoedigend, vindt Jan Besamusca, directeur innovatie bij

DSM NeoResins. ‘Deze polycarbonaten kunnen zorgen voor een beter kwaliteit coatings dan bestaande polycarbonaten. Door de efficiënte productie en verbeterde eigenschappen kunnen de nieuwe harsen hun traditionele tegenhangers, zoals polyester polyolen, vervangen. Bestaande aromatische polycarbonaatharsen zijn beperkt toepasbaar vanwege hoge kosten en een aantal functionele beperkingen, zoals beperkte UV-resistentie. De nieuwe polycarbonaten zijn alifatisch en

hebben deze zwakke punten niet. Zo hebben ze bijvoorbeeld een zeer goede hardheid. Vóór 2012 komen de producten echter nog niet op grotere schaal op de markt’, aldus Besamusca. Doordat de hars voor 50 procent uit CO2­ bestaat, resulteert de productie in een verbeterde koolstofvoetafdruk. ‘De CO2 die wij op labschaal gebruiken is afkomstig van commerciële gasleveranciers. Als we het proces industrieel kunnen opschalen, gebruiken we bestaande CO2-stromen, bijvoorbeeld CO2 die vrijkomt bij ammoniak- of ethanolproductie. Tot nu toe gaat die CO2 veelal de lucht in.’ p februari 2010 Chemie magazine 13

CM1002_p11_innovatie.indd 13

18-02-2010 14:24:56


Andus Construction HSM Steel Structures Intersteel Nigeria Intersteel Slovakia Lengkeek IJmond Lengkeek Staalbouw Mebra Metaalbewerking P&K Rail RijnDijk Engineering RijnDijk Steel Contracting RijnDijk Technical Services WVL Staalbouwers

Andus Oil & Gas HSM Offshore

Andus Process Asselbergs Ventilatoren FIB IndustriĂŤle Bedrijven

Andus Refractories Gouda Refractories

Serving the industry

Gouda Projects Gouda Vuurvast Services Gouda Vuurvast Belgium Gouda Feuerfest GFD Services

ANDUS Group Beukenlaan 117 5616 VC Eindhoven Tel. +31 (0)40 - 211 58 00 info@andusgroup.com

Ons kernwoord: klanttevredenheid. Onze kerncompetenties: vuurvaste bekledingen, grootschalige industriĂŤle staalgerelateerde projecten, sluizen en bruggen, olie- en gasplatforms, drukvaten, warmtewisselaars, opslagtanks, kelderbierinstallaties, systemen voor filtratie en separatie, luchttechniek, bovenleidingsystemen voor het spoor, service en onderhoud. Nationaal en internationaal gecertificeerd, werkend volgens de hoogste veiligheidsnormen. Kennismaken? Graag. Belt u even of kijk op www.andusgroup.com.


DuPont levert materiaal voor nieuwe Toyota

Ecokunststoffen uit planten

De plafondbekleding, de zonneklep en de stijlen van Toyota’s nieuwste model (SAI) zijn gemaakt van Sorona-polymeer uit hernieuwbare bronnen van DuPont. Ruim 60 procent van het interieur bestaat uit ecokunststoffen uit planten. De nieuwe auto is alleen in Japan verkrijgbaar.

H

et Sorona-polymeer is een PTT-hars dat ontstaat door copolymerisatie van 1,3-propaandiol, dat wordt gewonnen uit maïszetmeel met het biotechnologisch fer-

mentatieproces van DuPont, en tereftaalzuur. Met Sorona kan de uitstoot van kooldioxide worden teruggedrongen, zeker vergeleken met materialen op basis van aardolie, die

DuPont Sorona-materialen uit duurzame bronnen zijn verwerkt in het interieur van de hybride-auto Toyota SAI.

Foto: toyota

Duurzaam ondernemen

worden gebruikt voor conventionele onderdelen van het auto-interieur. Deze toepassing zal volgens DuPont en Toyota dan ook een bijdrage leveren aan maatregelen om de opwarming van de aarde te beperken. Bovendien is er geen olie nodig voor de productie van de ecokunststof. p

Visie bio-based economy snel op één lijn

Chemische-, agro- en papierindustrie slaan handen ineen De chemische-, agro- en papierindustrie zien kansen om samen te werken bij de invulling van een op groene grondstoffen gebaseerde economie. Tijdens een recente workshop met vertegenwoordigers van de verschillende sectoren werden geen grote tegenstellingen geconstateerd.

V

ertegenwoordigers van de chemische-, agro- en papierindustrie hebben onlangs met elkaar gesproken om te onderzoeken of hun visie en ideeën over de ‘biobased’ economy met elkaar overeenkomen. Tijdens een workshop in Driebergen bleek onder meer dat de drie sectoren het onderwerp vanuit verschillende invalshoeken bekijken en niet dezelfde terminologie gebruiken. Dat neemt echter niet weg dat zich langzaam maar zeker een gezamenlijke visie op het onderwerp begint af te tekenen. Zo is het voor alle partijen duidelijk dat het belangrijk is om er naar te stre-

ven eerst waardevolle en hoogwaardige toepassingen uit Nederlandse biomassa te halen voor er naar andere opties, zoals verbranding, wordt gekeken. De Nederlandse aardappelcoöperatie Avebe heeft bijvoorbeeld een manier bedacht om eiwit uit aardappels te halen. Het aardappeleiwit kan in voedingsmiddelen en farmaceutische producten eiwit vervangen dat nu nog van dierlijke komaf is. Voor de productie van brandstoffen zien de drie sectoren vooral een rol weggelegd voor biomassa uit het buitenland. AkzoNobel heeft onlangs een fabriek in Hengelo

geopend waar hout in pyrolyseolie wordt omgezet. De drie sectoren werken ook aan een gezamenlijke visie over de manier waarop de overheid de ontwikkeling van een op groene grondstoffen gebaseerde economie kan stimuleren. Maar eerst moet er voldoende draagvlak van de achterban komen, stelt VNCI-speerpuntmanager onderwijs en innovatie, Nelo Emerencia, die binnen de vereniging het onderwerp biobased economy coördineert. ‘Dan gaan we verder met het opstellen van een gezamenlijke visie en een actieplan.’ p

Meer informatie: Nelo Emerencia, tel. 070-3378726, emerencia@vnci.nl

februari 2010 Chemie magazine 15

CM1002_p15_duurzaam ondernemen.indd 15

18-02-2010 14:23:47


Onze focus: uw doel. Bent u op zoek naar een toegewijde partner die uitgebreide kennis en ervaring heeft op het gebied van procesautomatisering in de life science industrie? Dan bent u bij Endress+Hauser aan het juiste adres. Wij zorgen er samen met u voor dat u uw doelen realiseert. U kunt bij ons terecht om op een gedegen wijze uw bedrijfsrisico’s te minimaliseren. En zo helpen we u om uw processen en uw kwaliteit op een gevalideerde manier te optimaliseren. Endress+Hauser: uw doelgerichte partner. www.nl.endress.com/life_sciences

Endress+Hauser BV Postbus 5102 1410 AC Naarden

Tel. (035) 695 86 11 info@nl.endress.com www.nl.endress.com


Foto: shutterstock

Duurzaam ondernemen

Zeeuwse bedrijven ontvouwen plannen voor zestig projecten

Biomassa, energie en reststromen Tien Zeeuwse procesbedrijven hebben laten weten welke duurzame projecten ze in de pijplijn hebben. Het gaat om bijna 60 projecten, waarvan 13 met biomassa te maken hebben, 17 met energie en 25 met het inzetten van reststromen.

M

et de bekendmaking geven de bedrijven een eerste uitwerking aan de intentieverklaring ‘Transitie naar een duurzame Zeeuws procesindustrie’, die de ondernemingen in 2008 samen met het ministerie van VROM, Provincie Zeeland, de Zeeuwse Milieufederatie en de Brabants Zeeuwse Werkgeversvereniging hebben ondertekend. In opdracht van deze partijen heeft Van der Kolk Advies een rapport samengesteld met een overzicht van de duurzame projecten. ‘Het project vond plaats in een lastig economisch tijdsgewricht. Toch blijkt uit de plannen dat de bedrijven zich zeer bewust zijn van het blijvende belang van duurzame ontwikkeling’, zegt Jan van der Kolk, directeur van het adviesbureau. In het rapport staat een opsomming van zowel lopende projecten als nieuwe projecten die nog in studie zijn en waarover nog geen beslissing is genomen. Uit het overzicht

blijkt, dat alle bedrijven serieus kijken naar de mogelijkheden om groene grondstoffen in te zetten en reststromen en restwarmte onderling uit te wisselen. Zo denkt Total Raffinaderij Nederland in Vlissingen over de productie van biodiesel, de inzet van groene grondstoffen op basis van algen en zeewieren en het verkopen van zuivere CO2 aan derden. Cargill Benelux realiseert stoomproductie met biogas uit zijn afvalwaterzuivering. Dow wil een demonstratieproject opzetten om biomassa met pyrolyse om te zetten in pyrolyse-olie die vervolgens de krakers ingaat.

Hernieuwbare grondstoffen

Ook andere bedrijven studeren op de inzet van hernieuwbare grondstoffen of de vergroting daarvan, zoals Arkema (bio-based katalysatoren), Eastman Chemical (gomharsen), Thermphos (zuiveringsslib, mest en dergelijke als bron van fosfaten), Rosendaal Energy (jatropha en algenolie) en Rosier (grondstoffen uit zuiveringsslib en beendermeel). Yara denkt onder andere aan het ontwikkelen van biobased kunstmest. Daarnaast zijn er projecten, waarbij bedrijven reststromen en restwarmte uitwisselen,

dus gezamenlijke milieuplannen maken. ‘Bij menig verbeterproject is samenwerking noodzakelijk. In feite zetten de bedrijven hiermee de stap naar een soort collectief bedrijvenmilieuplan, als opvolger van de individuele bedrijfsmilieuplannen en dat valt bij de overheid en andere betrokken partijen in goede aarde. Het kan een voorbeeld zijn voor andere regio’s’, stelt Van der Kolk. Volgens hem is het nu zaak om de plannen op de agenda te houden: ‘Om de duurzame verbeteringen die zijn geïnventariseerd te realiseren, moeten de bedrijven meer gecoördineerd worden aangesproken en gefaciliteerd worden door Zeeuwse partijen, zoals de provincie, Impuls (het ontwikkelingsbedrijf in Zeeland) en Zeeland Seaports. Zij kunnen de bedrijven op een positieve manier bij de les houden en zo de realisatie van de projecten bevorderen. Periodieke openbare rapportage over de voortgang van de projecten is daarbij belangrijk’, aldus Van der Kolk.p Het rapport kan worden opgevraagd bij het projectsecretariaat Vitaal Sloegebied en Kanaalzone, mevrouw A. Blom, vitaalsk@zeeland.nl. februari 2010 Chemie magazine 17

CM1002_p15_duurzaam ondernemen.indd 17

18-02-2010 14:23:57


Project4:Opmaak 1 19-2-10 14:18 Pagina 3

Naar een perfecte chemie tussen u en onze gassen-portfolio.

Van 1 literflesjes tot duizenden liters per minuut. Alle gassen voor chemie, farmacie en raffinage. Internationale knowhow van Linde Gas als gevolg van continue research en ruim een eeuw ervaring. Standaard gassen en gasmengsels tot hoogzuivere receptuurgassen. In welke leveringsvorm dan ook. U zegt ’t maar. Voor elk proces waarin gassen nodig zijn, biedt Linde Gas Benelux de betrouwbaarste oplossing.

Linde Gas – ideas become solutions.

Linde Gas Benelux B.V. Havenstraat 1, Postbus 78, 3100 AB Schiedam Tel. 010 246 14 70, Fax 010 246 15 06, chemie.lg.nl@linde.com, www.lindegasbenelux.com


Veiligheid, gezondheid en milieu

Rampenonderzoeker en veiligheidexpert Chris Pietersen:

‘Veiligheid is nooit af’ De achterliggende factoren van grote rampen met gevaarlijke stoffen zijn nog steeds actueel en vergelijkbaar met de tragedies in Mexico en Bhopal. Ernstige ongevallen blijven ook in Nederland mogelijk, stelt Chris Pietersen in zijn boek De twee grootste industriële rampen, 25 jaar later. Tekst: Adriaan van Hooijdonk

I

n het eind vorig jaar verschenen boek blikt Pietersen, directeur Safety Solutions Consultants BV, terug op twee grote rampen met gevaarlijke stoffen in Mexico City en Bhopal in het begin van de jaren ’80. Daarbij vielen in totaal duizenden dodelijke slachtoffers bij een explosie in een LPG-opslag en een gaslek in een chemische fabriek van Union Carbide. De expert heeft voor TNO beide catastrofes ter plaatse uitvoerig onderzocht. In het boek legt hij vanuit een persoonlijk en feitelijk verhaal van de analyse van deze en recentere rampen een link naar de veiligheid in de industrie 25 jaar later. Het goede nieuws is dat het veiligheidsniveau in de procesindustrie aanzienlijk is verbeterd, maar tegelijkertijd stelt Pietersen vast dat veel

van de achterliggende factoren nog steeds actueel zijn. ‘Grote hoeveelheden slachtoffers in de omgeving van fabrieken vallen in Nederland waarschijnlijk niet. Door de invoering van wet- en regelgeving wonen mensen hier niet dicht op de chemische industrie, zoals in Mexico en Bhopal het geval was. Maar de achterliggende factoren van de twee grootste én recentere industriële rampen zijn nog steeds actueel. De laatste jaren hebben verschillende bedreigingen voor veiligheid de kop opgestoken; bezuinigingen op personeel en onderhoud, onvoldoende kennis en ervaring bij bedrijven en overheden en te weinig aandacht voor veiligheidsonderzoek bij de introductie van nieuwe technologieën en activiteiten. Verder gaan bedrijven en

overheden er te gemakkelijk vanuit dat je veiligheid kunt ‘regelen’ met procedures en regelgeving. Dat is een flinke misvatting. Veiligheid is namelijk nooit ‘af’, het blijft voortdurend om de aandacht vragen.’ Kunt u een voorbeeld geven? ‘De afgelopen jaren hebben veel bedrijven een veiligheidsmanagementsysteem ingevoerd. Een goede zaak, maar we moeten er voor oppassen dat het niet alleen maar om ‘regeltjes’ gaat. Neem bijvoorbeeld de taak risicoanalyse. Sommige ondernemingen hebben hele boekwerken met opsommingen wat er allemaal mis kan gaan. Vaak zijn deze aanbevelingen echter veel te algemeen en houden ze geen rekening met de gevaren van een specifieke klus. Zo onderzocht ik een ongeval met een e

Chris Pietersen schreef het boek De twee grootste industriële rampen, 25 jaar later.

februari 2010 Chemie magazine 19

CM1002_p19_veiligheid en milieu.indd 19

18-02-2010 14:22:48


Project4:Opmaak 1 19-2-10 14:18 Pagina 4

Doseren ...

... transporteren, mengen, breken, zeven: GERICKE beschikt over de kennis en de technieken voor iedere denkbare processtap of totaaloplossing. Wij leveren al meer dan 115 jaar machines en complete systemen als optimale toepassing in stortgoed gerelateerde processen. Wij bieden u onze kennis en kwaliteit in combinatie met onze betrouwbaarheid, efficiënte en wereldwijde service.

Geavanceerde stortgoedtechnologie CH-8105 Regensdorf T +41 (0)44 871 36 36

DE-78239 Rielasingen T +49 (0)7731 92 90

Singapore 787813 T +65 64 52 81 33

FR-95100 Argenteuil T +33 (0)1 39 98 29 29

NL-3870 CA Hoevelaken T +31 (0)33 25 42 100

GB-Ashton-under-Lyne Lancashire, OL6 7DJ T +44 (0)161 344 1140

www.gericke.net

gericke.nl@gericke.net

Allround industriële dienstverlening Hoofdaannemer voor onderhoud, projecten en fabrieksstops • Hogedrukreiniging • Vacuümreiniging • Chemisch reinigen • Asbestverwijdering • Catalyst handling • Ademlucht services • Mechanisch werk • Engineering • Apparatenbouw • Staalconstructies • Exchanger services • Fornuis services • Infrastructuur • Milieutechniek • Industriebouw • Utiliteitsbouw • W, E & I installaties • Conserveringen

Vestigingen: Antwerpen, Botlek-Rotterdam, Echt, Gent, Gouda, Groot-Ammers, IJmond, Moerdijk, Vlissingen

Mourik N.V. Groenendaallaan 399 2030 Antwerpen België T +32-3-542 20 40 (24 uur) F +32-3-542 36 23 E mourik@mourik.be Mourik Services B.V. Nieuwesluisweg 110 3197 KV Botlek-Rotterdam Nederland T +31-10-296 54 00 (24 uur) F +31-10-296 54 09 E mserv@mourik.com

www.mourik.com


Veiligheid, gezondheid en milieu

hoogwerker. De werknemer kreeg een uitgebreide algemene gevarenanalyse van wel vijf pagina’s. Maar niemand keek of de hoogwerker wel op een juiste ondergrond stond. Op zo’n manier schiet je je doel voorbij. Verder is het essentieel dat operators een goede werkinstructie krijgen. Uit mijn onderzoek naar verschillende ernstige ongevallen, onder andere bij DSM en de NAM, bleek echter dat het management deze instructies niet goed in elkaar had gezet. Als medewerkers ze niet kunnen volgen, is het logisch dat ze vervolgens zelf maar iets gaan doen. Ik heb het idee dat er steeds meer ‘regeltjes’ komen. En wanneer er iets misgaat, verschuilt het management zich hier achter. Als het personeel ze niet volgt, kunnen wij er ook niets aan doen, stellen ze dan. Maar dat is wel erg makkelijk weglopen voor je verantwoordelijkheid.’ Moet de overheid wellicht meer toezicht houden? De trend is immers dat bedrijven meer verantwoordelijkheid op dit gebied krijgen en dat de overheid terugtreedt. ‘De overheid moet op een andere manier toezicht houden. Als een bedrijf kan aantonen dat ze bepaalde oplossingen voor veiligheid heeft gerealiseerd, moet de overheid dat honoreren. De overheid moet checken of een bedrijf een effectief systeem heeft om zichzelf met interne audits te controleren. Dat werkt veel beter dan wanneer je als overheid jaarlijks gaat controleren of een klep wel goed wordt onderhouden. Het vereist

leid te verbeteren. Jaarlijks vallen daar 1700 verwijtbare doden. We moeten wel een verschil maken tussen arbeids- en procesveiligheid. De arbeidsslachtoffers vallen één voor één. En net als in het verkeer vinden we dat blijkbaar minder erg…Maar áls een chemische fabriek de lucht in gaat, kunnen er in theorie veel slachtoffers vallen. Daarom is de aandacht voor de chemie in verhouding groot. Terecht in mijn ogen.’ Heeft de chemie eigenlijk nog wel ruimte om te groeien in Nederland? ‘De industrie zit vaak op afgelegen plaatsen in chemieparken. Daar is nog wel ruimte om te groeien. Het probleem zit hem in het transport. Dat gaat dwars door drukbevolkte gebieden, dé reden waarom er bij de vorming van het Basisnet-spoor allerlei extra maatregelen worden bedacht om het vervoer toch mogelijk te maken.’ Bedrijven, waaronder SABIC, nemen verschillende maatregelen om het transport veiliger te maken. Neem bijvoorbeeld het ongeval in Barendrecht met een trein met gevaarlijke stoffen. Het had veel erger af kunnen lopen als SABIC de ketelwagens niet met crashbuffers had uitgerust. Deze vingen de klap op, waardoor geen ketelwagens lek zijn geraakt. Zorgen deze maatregelen niet voor een lager risico? ‘Natuurlijk neemt hierdoor het risico af. Maar het probleem met de huidige zogeheten kwantitatieve risicoanalyses, QRA’s, van de overheid is dat ze zijn

Lijsten van wat er mis kan gaan houden geen rekening met het gevaar van een specifieke klus overigens wel een ander soort kennis en ervaring van de overheid dan nu het geval is.’ Is de grote aandacht van de overheid voor veiligheid in de sector wel terecht? In de chemie vallen immers veel minder slachtoffers dan in andere branches. ‘Als je in de veiligheid zit om slachtoffers te voorkomen, moet je inderdaad niet in de chemie zijn. Daar zijn de dodelijke slachtoffers in de afgelopen jaren op één hand te tellen. Neemt natuurlijk niet weg, dat ieder dodelijk slachtoffer er een teveel is. Maar het is niet voor niets dat ziekenhuizen de kennis hebben ingeroepen van chemische bedrijven om het veiligheidsbe-

verworden tot een soort rituele dans. Wat zeggen die berekeningen nu eigenlijk? De onzekerheden zijn groot en bovendien zijn ze niet voldoende transparant en verifieerbaar. Maar het ergste is dat het de veiligheid niet bevordert.’ Waarom niet? ‘Een QRA is handig om te berekenen hoever bebouwing weg moeten blijven van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Maar voor het vervoer heeft het geen enkele waarde. Er gebeuren immers weinig ongelukken. Daarom is er een fundamenteel gebrek aan data. En die heb je wel nodig om een

goede risicoanalyse te kunnen maken. Het feit dat SABIC crashbuffers installeert, vertaalt zich niet in een lager berekend risico in de berekeningen voor de overheid. En dat is natuurlijk geen stimulans voor veiligheid.’ U bent ook lid van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen. Deze raad is na de vuurwerkramp opgericht op advies van de commissie Oosting. Wat vindt u ervan dat de overheid de raad opheft? ‘De opheffing is nog slechts een kabinetsvoornemen, hopelijk gaat het parlement nog dwars liggen. Ik ben uiteraard niet geheel onbevooroordeeld, maar ik vind opheffing niet terecht. De redenen waarom Oosting destijds voor de oprichting van een raad heeft gepleit, gelden nog steeds. Dat zie je ook terug in mijn boek. Blijkbaar heeft de overheid geen behoefte aan pottenkijkers. ‘De veiligheid is af’, zegt de overheid. Dat is echter een grote misvatting. Nogmaals veiligheid is nooit ‘af’. Het blijft voortdurend de aandacht vragen. Niet alleen van bedrijven, maar ook van de overheid.’ p Wilt u het boek van Pietersen lezen? U kunt het bestellen op www.gelling.nl februari 2010 Chemie magazine 21

CM1002_p19_veiligheid en milieu.indd 21

18-02-2010 14:22:49


Project4:Opmaak 1 19-2-10 14:18 Pagina 5

PBM’s en Corporate Fashion komen bij elkaar tijdens één event. ÎVeelzijdig aanbod aan exposanten ÎIn één keer op de hoogte van alle trends en innovaties ÎMogelijkheid tot netwerken en duurzaam/efficiënt inkopen ÎUitreiking meest Innovatieve PBM en Corporate Fashion Award

Dit evenement wordt georganiseerd door:


Foto: shutterstock

Veiligheid, gezondheid en milieu

EU-voorzitter wil proces dit jaar voltooien

Herziening Europese milieurichtlijn in volle gang

De herziening van de Europese richtlijn voor beperking van industriële emissies (IPPC) is inmiddels ruim een jaar aan de gang. Doel is om ervoor te zorgen dat bedrijven in Europa zich overal aan dezelfde spelregels houden. Een stand van zaken.

D

e IPPC-richtlijn wordt momenteel herzien en samen met een aantal andere richtlijnen samengevoegd tot de Industrial Emissions Directive (IED). De onderhandelingen zijn inmiddels in een vergevorderd stadium; de eerste lezing is afgerond en de Europese Raad en het Europees Parlement bereiden zich voor op een tweede lezing. EU-voorzitter Spanje heeft zich voorgenomen om het proces dit jaar te voltooien. Een van de belangrijkste doelen van de herziening is het streven naar meer harmonisatie tussen de verschillende lidstaten. Die

moeten ervoor zorgen dat de milieuvergunningen straks aan de emissiewaarden voldoen, zoals die in de zogeheten BREF’s staan. Daarin staan de emissies die horen bij de best beschikbare technieken die een bedrijf kan toepassen. Bij de vergunningverlening in Nederland worden de emissies uit de BREF’s al wel voorgeschreven. Dat is echter niet het geval in alle landen, waardoor een chemische fabriek in een ander land met hele andere milieueisen te maken kan hebben dan een concurrent in Nederland.

Werkbaar en uitvoerbaar

De VNCI probeert samen met VNO-NCW de richtlijn werkbaar en praktisch uitvoerbaar te maken. Maar ook via Cefic vinden op Europees niveau verschillende acties hiervoor plaats. Zo heeft de VNCI bezwaar tegen de koppeling tussen de nieuwe IED- en de Nati-

onale Emissions Ceilings (NEC) richtlijn. Daardoor zou het voor de overheid eenvoudiger worden vergunningvoorschriften te veranderen om de NEC-doelstellingen te halen. De VNCI heeft hier bezwaar tegen omdat de oorspronkelijke IPPC-richtlijn uitgaat van een integrale benadering. Dat betekent dat de overheid een fabriek beoordeelt op alle milieurelevante zaken, zoals emissies naar lucht en water, afval en energie-efficiency. Door specifiek de NEC in de nieuwe IEDrichtlijn aan te halen, gaat de EU voorbij aan het integrale karakter van deze richtlijn. Bovendien wil de VNCI een gelijke behandeling van alle sectoren die bijdragen aan NOxemissies. p Meer informatie: Leantine Mulder-Boeve, tel. 070-3378742, email: mulderboeve@vnci.nl

SSVV-opleidingengids online De opleidingengids van de Stichting Samenwerken voor Veiligheid staat sinds kort op de website van de VCA Examenbank. De gids biedt onder andere een overzicht van de vereiste opleidingen voor contrators die risicovol werk in de chemie uitvoeren.

H

et grote voordeel van de nieuwe site van de VCA Examenbank is dat nu ook de SSVV Opleidingengids (voorheen GORW) is opgenomen. Alle informatie rond de VCA/

VCU examens en die voor risicovolle taken in de petrochemie is nu op één plaats te vinden. De VNCI gaat de nieuwe site eveneens gebruiken om in samenspraak met de

SSVV meer opleidingen op te nemen. ‘Denk bijvoorbeeld aan de nieuwe opleiding voor de bedrijfsbrandweer, waar we momenteel druk mee bezig zijn’, aldus VNCI-beleidsmedewerker Macco Korteweg Maris. p Meer informatie: www.vcaexamenbank.nl februari 2010 Chemie magazine 23

CM1002_p19_veiligheid en milieu.indd 23

18-02-2010 14:22:55


DĂŠ afvalverwerker Verwerker van: Industrieel afvalwater Oliehoudend afval Brandstofresten Chemisch afval Ook verwerker van: Verontreinigde grond en TAG

Afvalstoffen Terminal Moerdijk BV Vlasweg 12, 4782 PW Moerdijk www.atmmoerdijk.nl Tel: 0168-389289 Fax: 0168-389270 Contactpersonen: Rick Leerink (06-53698983) & Ron van Verk (06-51124004) ATM is een

bedrijf.


Energie en klimaat

Waterstof omgezet in elektriciteit

Solvay bouwt grote brandstofcel in Antwerpen

H

et Nederlandse bedrijf NedStack assembleert de brandstofcel, die voor de helft membranen zal bevatten van het type dat NedStack al uitgebreid heeft getest en in de praktijk toepast en voor de andere helft uit membranen van SolviCore. Deze joint venture van Solvay en het Belgische chemieconcern Umicore richt zich op de productie van polymere membranen voor onder andere brandstofcellen. Solvay ziet deze business graag groeien en dat is een reden te meer om de grote brandstofcel te bouwen en de technologie op industriële schaal uit te testen. Sinds 2007 loopt er een test op semi-industriële schaal met een brandstofcel van 200 kilowatt van NedStack bij AkzoNobel in Delfzijl. Volgens Jan Piet van der Meer, directeur verkoop en marketing van NedStack, zijn deze tests zeer goed verlopen: ‘We

hebben er heel veel van geleerd. Daarom durft Solvay het ook aan om een brandstofcel op veel grotere schaal te bouwen.’ Solvay krijgt voor het project 1,5 miljoen euro subsidie in het kader van het Project Waterstofregio, een interregionaal project van de regio’s Vlaanderen en Zuid-Nederland, waaraan de Europese Commissie, de Vlaamse en Nederlandse overheid, en de industrie bijdragen. ‘AkzoNobel overwoog anderhalf jaar geleden een soortgelijke investering te doen en wij dachten hiervoor subsidie te kunnen krijgen op basis van de Unieke Kansen Regeling van het ministerie van Economische Zaken. Maar dat ging niet door, omdat de regeling net werd afgeschaft’, aldus Van der Meer. Hij verwacht dat er de komende tijd vanuit de telecomsector veel

Foto: shutterstock

Het Belgische chemieconcern Solvay investeert 5 miljoen euro in een brandstofcel met een elektrisch vermogen van ruim 1 megawatt. De cel komt te staan bij de SolVinfabriek (PVC en andere producten) in de haven van Antwerpen en zal overtollig waterstof uit de chloorfabriek omzetten in elektriciteit en daarmee de energie-efficiëntie van de fabriek verhogen.

vraag zal zijn naar brandstofcellen. Die kunnen tijdens stroomstoringen van het openbare net de GSM-masten in de lucht houden. Ze worden dan gevoed met waterstof uit een of meer waterstofcilinders. ‘In Italië hebben we daar goede ervaringen mee opgedaan.

Voordeel ten opzichte van stroom uit loodaccu’s is, dat ze 24 uur of langer stroom kunnen leveren, als je er maar genoeg cilinders bijzet. Dat is bijvoorbeeld aantrekkelijk voor klanten in Amerika die elk jaar met een orkaanseizoen te maken hebben.’ p

Meer weten over actuele energiethema’s?

VEMW organiseert twee bijeenkomsten in maart De Vereniging voor Energie, Milieu en Water houdt op 12 maart een bijeenkomst bij FUJIFILM in Tilburg. Verschillende dekundigen praten onder meer over actuele elektriciteits-, gas- en WKK-kwesties. Deelname is gratis voor VEMW-leden. Op 26 maart kunnen leden terecht in de Botlek Rotterdam.

D

e bijeenkomst heeft een besloten en kleinschalig karakter en stelt bezoekers in de gelegenheid om met VEMW en collega-leden informatie en ervaringen uit te wisselen over actuele ontwikkelingen. In de ochtendsessie gaan verschillende sprekers in op de actuele elektriciteits-, gas- en WKK-kwesties. De inkoop van energie komt ook aan bod. VEMW vertaalt deze en andere ontwikkelingen naar praktische informatie. Natuurlijk krijgt u ruimschoots de gelegenheid vragen te stellen, opmerkingen te plaatsen en zorgen te uiten. De bijeenkomst duurt van 10.00 tot 14.30

uur. Voor de lunch (broodjes) wordt gezorgd. Aan deelname zijn geen kosten verbonden voor VEMW-leden. In verband met het kleinschalige karakter van de bijeenkomst is het aantal plaatsen gelimiteerd. Na afloop van de bijeenkomst op 12 maart verzorgt FUJIFILM een rondleiding. Het bedrijf is een van de grootste productievestigingen van FUJIFILM buiten Japan. Tilburg zorgt voor onderzoek, productie en distributie van fotografische materialen en offsetplaten voor de Europese markt, het Midden Oosten en Afrika. Mocht u de bijeenkomst bij FUJIFILM niet kunnen bijwonen, dan is er - mits voldoende plaats - gelegenheid een contactdag in een andere regio bij te wonen. Bijvoorbeeld 26 maart bij Aluminium & Chemie in de Botlek Rotterdam. Deze contactdag start ook om 10.00 uur en eindigt na de rondleiding om 14.30 uur. Meer informatie over de locatie die u mag

bezoeken, vindt u op www.aluchemie.nl p Meer informatie over data, locaties en aanmelding: www.vemw.nl

Nieuwe tarieven op VEMW-site VEMW heeft onlangs een aantal nieuwe tarieven op haar website gepubliceerd. Op het ledengedeelte van de website staat de volgende informatie: • Nettarieven Elektriciteit • Nettarieven Gas landelijk • Nettarieven Gas regionaal • Rijksheffing water • Belasting op grondwater • Belasting op leidingwater • Zuiveringsheffing • Provinciale grondwatertarieven • Energiebelastingen (rekenprogramma) februari 2010 Chemie magazine 25

CM1002_p25_energie en klimaat.indd 25

18-02-2010 14:22:00


Project4:Opmaak 1 19-2-10 14:18 Pagina 6

Tijdelijk of semi permanent behoefte aan extra warmte en/of energie? Uw bron van informatie bij het kopen of huren van ketelinstallaties voor stoom, warm en heet water. Verhuur • warmwaterketels tot 8 MW • heetwaterketels tot 12 MW • automatische expansie-inrichtingen • stoomketelunits tot 28 barg van 400 kg/hr tot 16.000 kg/st • ontgassers, voedingswatertanks, ontharders • olietanks 3, 5, 10 en 20m3 • in container, buitenopstelling of romneyloodsen

Services • 24 uurs storingsdienst • leidingwerkmontage • onderhoud • engineering

Milieuzorg • Low-NOx installaties • geluidsbesparende omhuizingen • CE normering

www.ecotilburg.com Postbus 899, 5000 AW Tilburg - Hectorstraat 23, 5047 RE Tilburg - Tel: 013 5839440 - Fax: 013 5358315 - E-mail: info@ecotilburg.com

2383<ÂŤ WXITW XS 6)%', GSQTPMERGI 6)%', 2I\X HIEHPMRI WX (IGIQFIV %VI ]SY VIEH] JSV XLI JYXYVI#

ERH [I LIPT ]SY WYFQMX ]SYV VIKMWXVEXMSR MR XMQI 2383< & : 4 3 &S\ ÂŞW ,IVXSKIRFSWGL 8LI 2IXLIVPERHW VIEGL$RSXS\ RP


Actueel

Innovatieplan onderhoudssector van start

Meer dan alleen een kostenpost

De Nederlandse onderhouds- en productieindustrie heeft haar ambities voor innovatie binnen industrieel onderhoud 2010-2014 vastgelegd in het Masterplan World Class Maintenance. ‘Onderhoud is meer dan alleen een kostenpost. Als je het op een slimme manier doet, kun je er veel geld mee besparen en er zelfs extra geld mee verdienen door het als dienstverlening te exporteren’, zegt Mark Ammerdorffer, onder meer directeur van VOMI, de branchevereniging van dienstverleners in de procesindustrie.

‘O

ok draagt goed onderhoud bij aan de levensduur van installaties, wat past in het duurzamer omgaan met installaties. Niet onbelangrijk is verder dat goed onderhoud essentieel is voor het veilig functioneren van installaties’, vervolgt Ammerdorffer, die ook branchemanager is van Profion, de vereniging van bedrijven werkzaam in industrieel onderhoud. Onderhoudsbedrijven en productiebedrijven hebben voor de periode 2010 – 2014 een ‘vijf maal vijftien procent’-ambitie geformuleerd: vijftien procent betere beschikbaarheid van installaties tegen lagere integrale kosten voor de productiebedrijven; vijftien procent meer omzet voor de installatieleveranciers door serviceconcepten; vijftien procent meer omzet voor de dienstverlenende bedrijven; vijftien procent meer studenten bij onderhoudsopleidingen en ten slotte vijftien procent meer onderhoudsgerelateerde werkgelegenheid.

Ammerdorffer geeft een voorbeeld: ‘Profion heeft samen met procesbedrijven en contractors metingen gedaan om te weten te komen hoeveel tijd monteurs effectief bezig zijn. Dit blijkt gemiddeld 42 procent van de werktijd te zijn. De rest van de tijd gaat verloren, omdat het werk niet goed is voorbereid door de contractor of de klant. Of omdat hij of zij om half vier klaar is, nog een half uur wacht en dan naar huis gaat. In dat halfuur zou de monteur bijvoorbeeld al de spullen voor de klus van de volgende ochtend kunnen pakken.’

Leren van elkaar

Die 42 procent is een gemiddelde. In werkelijkheid varieert de effectiviteit van 30 tot 60 procent. ‘Sommige bedrijven pakken het dus slimmer aan dan andere. Daarom kunnen bedrijven van elkaar leren. Dat leidt weer leidt tot lagere onderhoudskosten, wat niet alleen gunstig is voor de klanten, maar uiteindelijk ook

voor de Nederlandse economie. Als het lukt om de gemiddelde effectiviteit op te krikken van 40 naar 60 procent, dan kan het werk van drie monteurs voortaan door twee monteurs gedaan kunnen worden. Ze hoeven niet bang te zijn om werkloos te worden, want zelfs in deze tijd is er een tekort aan onderhoudspersoneel. Daarom werken we dit project binnen het WCM verder uit met ondersteuning van Profion en VOMI.’

Commercieel succes

Andere aandachtgebieden bij de innovatie in onderhoud zijn onder meer: onderhoudsbewust ontwerpen, groot onderhoud efficiënter uitvoeren, het ontwikkelen en implementeren van onderhoudsmanagementsystemen die de staat van onderhoud van een fabriek goed bijhouden én fysisch onderzoek om bijvoorbeeld de oorzaken van het falen van onderdelen beter te leren

Mark Ammerdorffer

begrijpen. ‘Het WCM werkt met de formule kennis * kunde * kassa. Uiteindelijk moet de innovatieprojecten en kennisontwikkeling natuurlijk leiden tot commercieel succes’, weet Ammerdorffer. Bij de innovatie speelt ook het onderwijs een belangrijke rol. Onder de vlag van het Maintenance Education Centre (MEC) werkt men aan een topinstituut op het gebied van maintenance. Doel is het coördineren en initiëren van onderwijs in onderhoud, van universitair tot mbo-niveau. In oktober 2009 is het WCM masterplan aangeboden aan het Ministerie van Economische Zaken. Het plan is positief ontvangen: EZ erkent het belang van de onderhoudssector voor de BV Nederland. De gesprekken over financiering van WCM zijn echter nog gaande. ‘Vanwege de voortgang van het WCM project hopen we snel positief bericht te ontvangen’, aldus Ammerdorffer. p

Bayer helpt Haïti 2 maal

B

ayer heeft voor 90.000 euro geneesmiddelen gestuurd aan de slachtoffers op Haïti. Het Rode Kruis in de Dominicaanse Republiek verzorgt de distributie om een snelle verdeling in het buurland Haïti te verzekeren. Verder heeft Bayer al zijn medewerkers wereldwijd opgeroepen om een gift over te maken via de Bayer Cares Foundation. De onderneming verdubbelt het door de werknemers ter beschikking gestelde bedrag tot een maximum van 100.000 euro. Het bedrag wordt gebruikt voor de wederopbouw van het rampgebied. Bayer is overigens niet direct door de aardbeving op Haïti getroffen. Er bevinden zich noch medewerkers noch kantoren in dit land. p februari 2010 Chemie magazine 27

CM1002_p27_actueel.indd 27

18-02-2010 14:21:05


Project4:Opmaak 1 19-2-10 14:18 Pagina 7

Transportservice van huis uit Recruitment specialist in Life Sciences (Bio) Chemistry & Pharmacy

Werken in het hart van Centocor? Wij zoeken meerdere kandidaten voor: 9735 - Technician/operator 10320 - Technicians QC (In process control) 10325 - (jr.) Technicians QC microbiology 10415 - (jr.) Technician virus/mycoplasma lab - Interesse in een carrière binnen de biotechnologie - Alle MLO of HLO opleiding binnen lifescience of chemie. - Ervaring met GMP is een pré - Eventueel in ploegendienst (afh. van de functie)

9450 - Chemisch Analist Minerals 10410 - Jr. Technisch consultant Non-Food

10330 - Chemisch Analist/ Kwaliteitsmanager

5055 - Ambitieuze Starters (HLO Analytische Chemie of Life Sciences)

9485 - Chemisch Analist 5-Ploegen (Amsterdam en Rotterdam) 9705 - Laboratorium Coördinator

10300 - Recruiter Technology

10370 - Technician Microbiology

10255 - Biochemisch Specialist Development Influenza

10375 - QC Technician 10335 - Chemisch Analist Ontwikkeling

10190 - Scientist Formulation Development 10305 - Technician Analytical Assays

Bekijk alle vacatures op: www.labrecruitment.nl | Tel: 0182-590210

Internationaal Transportbedrijf L. van der Lee en Zonen B.V.

T (015) 213 59 11 E leebv@vanderlee.nl

I www.vanderlee.nl


Actueel

Wat is het beste experiment?

Van oersoep tot DNA

Als ode aan alle fraaie chemische experimenten organiseren Chemisch2Weekblad, Mens & Molecule en Explore de wedstrijd ‘Het Beste Experiment’. Tot 31 maart kunt u stemmen op een bont gezelschap proeven – van de ontdekking van radium en polonium door Marie Curie tot de synthese van nylon.

V

oor deze verkiezing zijn tien mooie en maatschappelijk relevante experimenten genomineerd. Op www.hetbesteexperiment.nl staan de experimenten beschreven en daar kan tot eind maart gestemd worden. Een mooie manier om, met het Jaar van de Chemie in

aantocht, het chemisch experiment in het zonnetje te zetten. Lezers kunnen ook zelf een experiment aandragen, zodat er in 2011 een goed overzicht staat.

Oudste zoektocht

Tot de genomineerden behoren onder andere het oersoepexperiment van Miller en Urey uit 1953. Hiermee bewezen ze dat aminozuren onder bepaalde omstandigheden spontaan kunnen ontstaan in de atmosfeer. Met enkel water(stof), ammonia, methaan en wat vonken (bliksem) vormden ze aminozuren. Dit resultaat wierp een nieuwe kijk op het ontstaan van leven. De ontdekking van fosfor is het oudste expe-

riment dat is genomineerd. De Duitse alchemist Hennig Brand kookte in 1669 urine droog tijdens zijn zoektocht naar de essentie van leven. Uiteindelijk bleef pure fosfor over, dat lichtgevend is als het met lucht reageert en een bouwsteen van ons DNA is.

Nobelprijs

Het nieuwste geselecteerde experiment is de ontdekking van PCR (polymerase chain reaction). In 1983 vermenigvuldigde Kary Mullis een specifiek klein stukje DNA, waarin hij geïnteresseerd was voor zijn onderzoek naar DNA-afwijkingen. Hij ontving de Nobelprijs en luidde een nieuw tijdperk in. p

Samenwerking DSM en World Food Programme verlengd

Voedingssupplement succesvol

DSM heeft de samenwerking met het World Food Programme (WFP) voor drie jaar verlengd. Het doel van het partnerschap is het bestrijden van honger in ontwikkelingslanden.

D

e afgelopen jaren hebben DSM en het WFP nieuwe producten en programma’s ontwikkeld om honger tegen te gaan. Daarbij was er speciaal aandacht voor hidden hunger, de zogenoemde verborgen honger. Veel mensen krijgen wel voldoende calorieën binnen, maar onvoldoende voedingsstoffen. Zo is bijvoorbeeld ijzertekort een groot probleem. Het veroorzaakt bloedarmoede en belemmert de fysieke en mentale gezondheid. Simpelweg aanvullen van dat ijzertekort is in veel landen problematisch omdat de inname van extra ijzertabletten malaria in de hand werkt. Begin 2009 slaagde DSM erin om voor Afrika een voedselsupplement te ontwikkelen waarbij de ijzerwaardes toenemen, maar de kans op besmetting met malaria niet toeneemt. ‘Voedingrijk voedsel en essentiële vitaminen en mineralen betekenen een betere toekomst voor miljoenen mensen. Het World Food Programme wil ervoor zorgen dat iedereen die dat nodig

heeft daarvan kan profiteren’, zegt CEO Feike Sijbesma van DSM. De komende jaren zal DSM technische en wetenschappelijke ondersteuning bieden bij de programma-uitvoering voor voedselverbetering. Ook helpen voe-

dingsdeskundigen van het bedrijf bij het bestrijden van honger in specifieke gebieden, want de behoeften zijn niet overal ter wereld gelijk. Zo wordt op dit moment gewerkt aan een gericht voedselprogramma voor Haïti.

Silke Buhr van het World Food Programme is blij met de samenwerking. ‘Innovaties op het gebied van voeding zijn van belang om het wereldwijde voedselprobleem op te lossen.’ p

Deze vrouwen strooien DSM MixMe over hun maaltijd. Mixme is een zakje dat de dagelijkse behoefte aan essentiële vitamines en mineralen in poedervorm bevat.

februari 2010 Chemie magazine 29

CM1002_p27_actueel.indd 29

18-02-2010 14:21:11


Veel belangstelling voor Nederlandse expertise

’ Onze’ batterijtechno helpt elektrische au

In hybrides zoals deze Toyota Prius en de Honda Insight zijn nikkelmetaalhydride (NiMH) batterijen te vinden. Deze bieden de auto-industrie de beste combinatie van kosten, prestatie en veiligheid. Bij het assisteren van een verbrandingsmotor doen ze het goed, maar ze zijn relatief zwaar. Voor een volledig elektrische auto lijken lithium-ion batterijen betere papieren te hebben.

Het gaat de goede kant op met de elektrische auto. Ontwikkelingen in de batterijtechnologie zorgen ervoor dat hij steeds verder en veiliger rijdt. Twee Nederlandse onderzoekers, Peter Notten en Erik Kelder, schijnen een licht op de chemie die een heel bepalende rol speelt. Tekst: Harm Ikink 30 Chemie magazine februari 2010

CM1002_p30_thema.indd 30

18-02-2010 14:19:41


Thema

foto: toyota

nologie auto op weg

E

en elektrische auto kopen en er plezier aan beleven: het kan. Zelfs de notoire petrolheads van het populaire Britse autoprogramma Top Gear vielen voor de Tesla Roadster. Het enorme koppel van de elektromotor staat garant voor prestaties die Porsches en Ferrari’s het nakijken geven. De Tesla kan de twijfels wegnemen bij de doemdenkers die elektrische mobiliteit niet zien zitten. Toch zitten er een aantal mitsen en maren aan de auto. Hij is prijzig, er kunnen maar twee personen in en de batterijcapaciteit loopt langzaam terug. Daarbij is de actieradius beperkt. Toegegeven, een zuinigheidsfreak haalde tijdens de Global Green Challenge in

Australië 501 kilometer uit een volle accu. Maar Britse autojournalisten kregen er halverwege hun testprogramma geen beweging meer in wegens lege batterijen. Energiedichtheid - de energiehoeveelheid per kilo gewicht - is één van de belangrijke parameters in batterijenland. De kampioen energiedichtheid van vandaag is de lithium-ion batterij, niet voor niets te vinden in smartphones en laptops. De accu van een moderne schootcomputer bevat doorgaans zes tot acht Li-ion batterijen of cellen. De Tesla heeft er 6831, per stuk net iets groter dan een penlight AAbatterij. Voor een elektrische auto hebben deze batterijen te weinig energieinhoud. Daarom dé vraag e

De onderzoekers Peter Notten is hoogleraar Elektrochemische Energieopslag bij de Technische Universiteit Eindhoven en wetenschappelijk medewerker bij Philips Research. Erik Kelder is universitair docent bij de Technische Universiteit Delft en projectleider bij het Europese onderzoeksinstituut naar batterijtechnologie ALISTORE. februari 2010 Chemie magazine 31

CM1002_p30_thema.indd 31

18-02-2010 14:19:47


Maatschappij

voor Peter Notten en Erik Kelder: Wat moet er veranderen om de belofte van écht elektrisch rijden waar te maken?

Kortsluiting én ruimte

‘Waterstof en lithium blijven in de toekomst de voorkeursmaterialen voor energieopslag in batterijen’, zegt Peter Notten. ‘Kijk maar naar het Periodiek Systeem. Het zijn de kleinste, lichtste elementen. Wat wél zal veranderen, zijn de elektrodematerialen waarin ze toegepast worden. Er is enorme ontwikkeling op dat gebied, maar misschien moet ik eerst even een kort lesje over batterijen geven... Een Li-ion batterij is opgebouwd uit elektroden, elektrolyt en een poreuze scheidingslaag. De scheidingslaag voorkomt kortsluiting tussen de elektroden en biedt tegelijkertijd ruimte aan het elektrolyt. Daardoor kunnen de lithiumionen tussen de elektroden heen en weer pendelen. Bij het opladen gaan ze in de richting de negatieve elektrode die daarbij als het ware wordt volgepompt met lithium. Bij het ontladen verhuizen lithiumionen naar de positieve elektrode.’

Lithium-mangaanoxide is een stabieler elektrodemateriaal dat lithiumionen snel kan vrijgeven De hoeveelheid energie die in een batterij kan worden opgeslagen hangt dus af van de opslagcapaciteit van de elektroden. De negatieve elektrode moet metallisch lithium kunnen herbergen. Koolstof kan dat bijvoorbeeld heel goed. De positieve elektrode moet in staat zijn zowel lithiumionen als elektronen op te nemen. Oxides van overgangsmetalen zoals kobalt, nikkel en mangaan zijn daarvoor heel geschikt. Alle elektrodematerialen worden in poedervorm toegepast en met een bindmiddel aan elkaar geperst. De kleine poederdeeltjes verschaffen een relatief groot oppervlak voor de uitwisseling van de lithiumionen.’

Laden een probleem

Referentiepunt in de Li-ion technologie is de meest geproduceerde batterij met elektroden van lithiumkobaltoxide (positieve pool) en koolstof (negatieve pool). Vooral bij de positieve pool zijn er mogelijkheden tot verbetering. ‘Het laden is nog een probleem’, zegt Erik Kelder. ‘Als je meer dan de helft van de lithiumionen uit het lithiumkobaltoxide haalt, wordt het kristalrooster instabiel. Dat beperkt de capaciteit van de batterij.’ Lithiumkobaltoxide heeft bovendien een granietachtige, gelaagde kristalstructuur. Een ander nadeel van dit materiaal is daarom degeneratie. Opname en vrijgave van de lithiumionen zorgen voor uitzetting en krimp en dat heeft invloed op de opnamekarakteristieken. Iets dat de levensduur van de batterij beperkt. Een alternatief is Lithium-mangaanoxide, een stabieler elektrodemateriaal dat lithiumionen snel kan vrijgeven en opnemen. Ondanks een kleinere opslagcapaciteit is dit de verkoren technologie voor de Chevrolet Volt, die over een jaar op de markt verschijnt. De Volt is bedoeld voor dagelijks gebruik met een relatief geringe actieradius van zo’n 60 kilometer. De batterijen komen van Compact Power Inc, een dochterbedrijf van de Koreaanse chemiegigant LG Chem. Lithium-mangaanoxide dankt zijn stabiliteit aan een diamantachtige kristalstructuur, de zogenaamde spinelstructuur. Volgens Erik Kelder levert de combinatie van lithium, nikkel en mangaan ook de stabiele structuur op. Bovendien is er sprake van een relatief hoog batterijvoltage. ‘Verhoging van het voltage zie je direct terug in de energiedichtheid’, aldus Kelder. ‘Het effect van vergroting van de opslagcapaciteit van één van de elektrodematerialen daarentegen is altijd beperkt. De elektroden, de elektrolyt en de behuizing nemen ieder namelijk ongeveer een kwart van het totale gewicht voor hun rekening. En 20 procent verbetering van de opslagcapaciteit aan één elektrode betekent voor de energiedichtheid dan slechts een verbetering van een paar procent.’ Kelder wil onderzoek doen naar het nieuwe kansrijke e

Focus op Li-ion batterijen Veel chemiebedrijven zijn erg geïnteresseerd in batterijen voor elektrische auto’s. Ze spelen in op de behoefte aan technologische verbetering en zien kansen vanwege de potentieel snelgroeiende miljardenmarkt. In Duitsland denkt BASF Future Business een rol van betekenis te kunnen gaan spelen. In de batterijtechnologie is de chemie ‘één van de belangrijkste bouwstenen om tot verbetering te komen’, stelt senior manager dr. Phillip Hanefeld in een videoreportage op de website. Zijn bedrijf ontwikkelde onder andere een Lithium-nikkelkobaltoxide met hoge opslagcapaciteit (LNCO-1). BASF werkt ook aan ijzerfosfaat en is in Amerika betrokken bij ontwikkelingen op het gebied van Lithium-mangaanoxide van Argonne National Laboratory, onderdeel van het US depart-

ment of Energy. BASF’s research coördinator dr. Klaus Leitner kondigt volledig nieuwe materialen aan die binnen een jaar of drie tot compleet nieuwe Li-ion batterijsystemen moeten leiden. Een verdubbeling van de performance en de energiedichtheid zou volgens hem tot de mogelijkheden moeten behoren. Een andere belangrijke speler is Evonik Industries, dat met Daimler een joint venture aanging op het gebied van batterijen voor automotive toepassingen. Het ontwikkelde ‘Litarion’ elektrodematerialen uit Lithiumnikkelmangaankobaltoxide en de ‘Separion’ separator uit keramisch composietmateriaal, om de plus- en min-elektrodes van elkaar gescheiden te houden. Evonik zet er op in eerste te worden op de lijst van grootformaat

Li-ion batterijen en componenten. In de Verenigde Staten roerde ExxonMobil vorig jaar de trom met een nieuw ontwikkelde kunststof separator die inmiddels wordt toegepast in de Li-ion batterijen van het Canadese bedrijf Electrovaya. ExxonMobil’s polymeertechnoloog Pat Brant noemde de ontwikkeling “het belangrijkste project van mijn carrière”. Aan de andere kant van de Stille Oceaan valt de Koreaanse chemiereus LG Chem op. Het bedrijf investeerde de afgelopen jaren flink in batterijtechnologie en heeft vier onderzoekscentra op dit gebied. Dochterbedrijf Compact Power, Inc. (CPI) heeft in de Verenigde Staten een stevige positie. Het levert onder andere de batterijen voor de Chevrolet Volt die volgend jaar op de markt moet komen.

32 Chemie magazine februari 2010

CM1002_p30_thema.indd 32

18-02-2010 14:19:48


Thema

foto: General motors

Volgens Peter Notten blijkt uit 'well to wheel' analyses aan dat elektrisch rijden altijd veel zuiniger is. Overstappen is volgens hem altijd zinvol, óók zolang de elektriciteit nog uit 'vuile', fossiel gestookte centrales komt. De Eindhovense hoogleraar denkt zelfs dat een elektrisch wagenpark kan helpen om te schakelen naar duurzame elektriciteitsproductie. Eén van de problemen met duurzame bronnen zoals zon en wind is immers dat ze niet altijd op het juiste moment beschikbaar zijn. De geproduceerde elektriciteit moet dus ergens opgeslagen worden. Notten weet wel waar: ‘In elektrische auto's! Als we allemaal zo'n auto hebben, is er heel wat opslagcapaciteit. Elektriciteitsmaatschappijen willen daar misschien zelfs wel voor betalen. Stel je voor: als je thuiskomt, koppel je de auto aan het net en ga je geld verdienen. Wie wil dat nou niet?’

Safety first Lichtgewicht Lithium Ion

250 200

Nikkel Metaal Hybride

150 100

Nikkel Cadmium Lood Zuur

50 0

0

25

50

75

100

Klein volume

Energiedichtheid op volumebasis (Wh/l)

300

125

Energiedichtheid op gewichtbasis (Wh/kg)

Lithium-ion batterijen hebben de beste papieren voor toepassing in elektrische auto's. Ze zijn klein en licht; zowel qua volume als gewicht realiseren ze de hoogste energiedichtheid.

De ontwikkeling van goede batterijen vereist het combineren van soms tegenstrijdige eisen. Om veel energie te kunnen opslaan moeten de elektrodematerialen veel waterstof- of lithiumionen kunnen opslaan. Liefst in een toestand die tot een hoog potentiaalverschil tussen de elektroden leidt. Verder is het van belang dat de elektroden de ionen gemakkelijk opnemen en afstaan. Anders wordt het lastig om de batterij snel te kunnen laden en om voldoende hoge stoomsterkte te leveren. Een derde vereiste aan de elektrodematerialen is dat ze hun eigenschappen van vele laadcycli lang moeten behouden. Maar wat materiaalkundigen en chemici in hun laboratoria ook bedenken, zo stelt Erik Kelder; ‘In de automobielwereld geldt eerst en vóór alles: safety first. Exploderende batterijen, zoals we een paar jaar geleden bij laptopcomputers zagen, zijn natuurlijk uit den boze.’ februari 2010 Chemie magazine 33

CM1002_p30_thema.indd 33

18-02-2010 14:20:01


foto: basf

BASF ontwikkelde deze deeltjes van zogenaamde embedded metal oxide compounds voor de positieve elektrode van Li-ion batterijen.

hoge voltage-materiaal, maar ziet op korte termijn geen praktische relevantie. “De veiligheid is nog een probleem.”

Nanokristalletjes

Op dit moment lijkt Lithium-ijzerfosfaat de beste papieren te hebben voor gebruik als positieve elektrode. Dit materiaal was altijd al veelbelovend in termen van prijs, veiligheid en stabiliteit. Nadeel was de trage opname en afgifte van lithiumionen. Onderzoekers van het MIT brachten daar eind vorige eeuw verandering in. Ze voegden hele kleine hoeveelheden zirkonium en niobium toe aan het ijzerfosfaat en

voordeel boven het koolstof dat tot nu toe voor de negatieve elektrode gebruikelijk is. Per gewichtseenheid kan er wel tien keer zoveel metallisch lithium in. Een probleem was altijd dat het daarbij flink uitzette en kapot ging. Onderzoekers van Stanford University hebben dat opgelost met siliciumnanodraadjes. Kelder wil met ALISTORE binnen vier jaar tot een levensvatbare Europese versie van dit type batterij komen. Hij wist er al een aantal belangrijke industriële partijen voor te interesseren, onder andere uit Nederland. Een goede batterij ontwikkelen is nog maar het halve werk. Er goed mee omgaan is een tweede, meent Notten. ‘Door verstandig te laden en ontladen benut je de capaciteit maximaal en kun je veroudering minimaliseren.’ Notten heeft veel werk verricht op het gebied van het modelleren van de werking van de NiMH en later ook de Li-ion batterijen. Computersimulaties, gebaseerd op de relevante elektrochemische en materiaalkundige wetmatigheden, maken de batterijen als het ware transparant. ‘Ze geven ons gedetailleerd inzicht in alle aspecten die van belang zijn voor de performance. Daarbij moet je denken aan de concentratieprofielen van de ionen, de warmteontwikkeling en de toestand van de elektrodematerialen. En dan als functie van de laad- en ontlaadomstandigheden en de buitentemperatuur.’

Op dit moment lijkt Lithium-ijzerfosfaat de beste papieren te hebben voor gebruik als positieve elektrode maakten er kleine nanokristalletjes van, met een dunne koolstofcoating. Dit leidde tot batterijen met voldoende hoge capaciteit en korte oplaadtijden. Inmiddels is de lithiumijzerfosfaattechnologie de standaard in batterijsystemen voor de automotive, zoals van A123 Systems (Verenigde Staten) en van GAIA (Duitsland/Verenigde Staten). Hun energiedichtheid is nog niet heel groot, maar ze zijn inherent veilig, kunnen relatief hoge laadstromen aan en zijn ook bij hogere temperaturen stabiel (boven 60 graden celsius). Eerder dit jaar kwam het MIT met nog een verbetering: dankzij een glasachtige coating op de nanokristalletjes kunnen lithiumionen nog weer makkelijker het elektrodemateriaal in- en uit bewegen. Erik Kelder: ‘Deze technologie functioneert heel goed, al zijn er nauwelijks wetenschappelijke publicaties waaruit blijkt hóe het precies werkt.’ Kelder wil dat gaan uitzoeken binnen ALISTORE, het Europese netwerk van universitaire onderzoeksgroepen in batterijtechnologie. ALISTORE, dat de status van European Research Institute verwierf, werkt nauw samen met industriële partners in de ontwikkeling en toepassing van batterijen.

Silicium-nanodraadjes

Zowel de auto- als de batterijenfabrikanten hebben vooral belangstelling voor de combinatie van een pluselektrode uit lithiumijzerfosfaat met een minelektrode uit silicium. Silicium heeft een belangrijk

De modellen zijn essentieel ter bepaling van de state of charge - hoeveel energie is er nog ter beschikking en wat betekent dat voor de actieradius? Bij gewone auto’s geeft een elektronische peilstok in de tank daarover snel uitsluitsel. Bij een elektrische auto is het een kwestie van berekenen. De hoeveelheid energie die de batterij nog kan bevatten hangt namelijk sterk samen met haar geschiedenis. Het maakt veel uit of er vaak in de winterkou is opgeladen of dat de auto steeds warm in de garage stond. Ook veelvuldig snelladen kan van invloed zijn. Notten: ‘Als je dat allemaal registreert en met de modellen combineert, dan weet je op ieder moment de state of health van de batterij.’ En dat is niet alleen van belang voor de actuele state of charge, maar bijvoorbeeld ook voor de juiste laadstrategie. ‘Snelladen hoeft op zich niet slecht te zijn voor de batterij, als je het maar zorgvuldig doet. De state of health bepaalt binnen welke grenzen je moet blijven. Wanneer je moet stoppen bijvoorbeeld, want te lang doorladen is funest voor het oppervlak van de positieve elektrode.’ Notten laat tot slot weten dat er de nodige belangstelling is voor de (deels gepatenteerde) Nederlandse expertise op het gebied van modellering en batterijmanagement. De kennis is ondergebracht bij Philips’ technologiedochter Applied Technologies, die er samen met partijen uit de automotive sector systemen mee wil ontwikkelen. p

34 Chemie magazine februari 2010

CM1002_p30_thema.indd 34

18-02-2010 14:20:04


Interview

Ruud Lubbers over energiebesparing

’ Hoog ambitieniveau trekt bedrijven aan’ Oud-premier en ‘kwartiermaker’ van het Rotterdam Climate Initiative, Ruud Lubbers, is geen tegenstander van convenanten. Afspraken tussen overheid en bedrijfsleven hebben volgens hem regelmatig voor veel milieuwinst gezorgd. Toch had hij liever gezien dat in de laatste energieconvenant harde besparingsdoelstellingen stonden. ‘Tegelijkertijd heb ik veel vertrouwen in de VNCI-plannen om energie te besparen en de CO2-uitstoot naar beneden te brengen.’ Adriaan van Hooijdonk en Jos de Gruiter / Beeld: Casper Rila e februari 2010 Chemie magazine 35

CM1002_p35_interview.indd 35

18-02-2010 14:18:27


I

n oktober vorig jaar reageerden Ruud Lubbers en milieugedeputeerde Erik Van Heijningen van de provincie Zuid-Holland in een ingezonden brief in het Financieele Dagblad op de toen net afgesloten ‘Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen’. De grote energie-intensieve bedrijven die onder het CO2-emissiehandelsysteem vallen, spraken daarin met de overheid af om energie-efficiëntieplannen op te stellen en uit te voeren. Daarnaast beloofden brancheorganisaties, zoals de VNCI, om samen met de leden een routekaart voor de sector op te stellen. Deze moet inzicht bieden in kansen voor de lange termijn en is gericht

kelijk omdat de afstand tussen de energieprestaties van Nederlandse bedrijven en de wereldtop steeds groter wordt. Eerder waarschuwden de auteurs van het laatste monitoringrapport van het convenant Benchmarking hier al voor. De voorsprong van de industrie in 1999 (3,7 procent beter dan de wereldtop) is volgens de samenstellers in 2012 omgebogen in een achterstand (0,7 procent slechter dan de wereldtop). Kortom, alle reden om de oud-premier eens nader aan de tand te voelen over zijn visie op energiebesparing, CO2-emissiehandel en het mislukken van de klimaatconferentie in Kopenhagen. De inmiddels 70-jarige Lubbers

Ik prijs de ambitie om met de ontwikkeling van nieuwe technologieën voorop te willen lopen op innovatieve trajecten voor energieefficiencyverbeteringen. Lubbers en Van Heijningen plaatsten echter kritische kanttekeningen bij het ontbreken van een harde jaarlijkse energiebesparingdoelstelling. Daarom pleitten zij er voor dat de overheid deze voortaan weer opneemt in de milieuvergunning van bedrijven. En daar de ondernemingen ook op afrekent. Dat is volgens hen noodza-

Waar komt de interesse van Lubbers voor het klimaat vandaan? De belangstelling voor klimaatvraagstukken, zoals energiebesparing en CO2-reductie, loopt als een rode draad door het leven van Ruud Lubbers. ‘Mijn betrokkenheid begint in Rotterdam, waar ik in 1939 in Kralingen ter wereld kwam. Toen mijn kinderen in de jaren ’60 werden geboren, ergerde ik mij groen en geel aan het armzalige leefklimaat. Het was in de periode dat de haven en de industrie flink begon te groeien. De tijd van stank, smogalarms, lawaai en andere overlast. Reden genoeg om mij als lid van de Rijnmondraad, mijn eerste publieke baan, in te zetten voor een beter leefmilieu. Toen ik eind ’73 minister van Economische Zaken werd, moest ik de gevolgen van de eerste oliecrisis opvangen. Daarom heb ik in de eerste Energienota die in Nederland verscheen de doelstelling van het Reactor Centrum Nederland verbreed tot het Energieonderzoek Centrum Nederland. Dus ook onderzoek op het gebied van energiebesparing en alternatieve energie. Vier jaar geleden kreeg ik de vraag van de toenmalige burgemeester van Rotterdam, Ivo Opstelten, of ik wilde toetreden tot de Internationale Adviesraad Stad en Leven van de gemeente. Daar is vervolgens het Rotterdam Climate Initiative uit voortgekomen.’

houdt kantoor aan huis, twee aan elkaar geschakelde appartementen in het centrum van Rotterdam. Op het balkon van zijn werkkamer staat een crosstrainer om de conditie op peil te houden. Aan de muur hangt een pentekening uit zijn hoogtijdagen als premier van het Nederlandse kabinet. Op tafel liggen verschillende boeken, waaronder de biografie van Madeleine Albright. Waarom pleit u in de brief voor een stok achter de deur? Heeft u liever duidelijke wet- en regelgeving dan vrijwillige, maar zeker niet vrijblijvende afspraken tussen overheid en bedrijfsleven? Die hebben in het verleden immers veel winst opgeleverd. Neem bijvoorbeeld het milieuconvenant waardoor schadelijke emissies in de chemische industrie sinds het begin van de jaren ‘90 enorm zijn teruggedrongen. ‘Het is een misverstand dat ik tegen convenanten ben. Dat is zeker niet het geval. Maar ik wilde samen met Van Heijningen een signaal afgeven dat er een heel belangrijk element uit is gehaald. Wij misten harde energiebesparingsdoelstellingen in de milieuvergunning van bedrijven, waar de overheid vervolgens toezicht op houdt. Het idee dat het Europese emissiehandelssysteem er voor zou zorgen dat de energiebesparingsdoelstellingen worden gehaald, vind ik te optimistisch. Waarom? ‘De afgelopen jaren zijn er door regeringen veel te veel gratis rechten weggegeven. Daardoor is de prijs van CO2-

emissierechten structureel te laag. Voor veel bedrijven is het interessanter om rechten te kopen in plaats van zelf energiebesparende maatregelen te nemen. De Nederlandse positie van innovatie in energie-efficiency is daardoor jammer genoeg aan het afbrokkelen. Aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk. Bijvoorbeeld door de hoeveelheid rechten te beperken of door op lokaal niveau met verschillende sectoren afspraken te maken om energie te besparen. Daarom vind ik het ook verheugend dat de bedrijven in de Rijnmond, verenigd in de ondernemersorganisatie Deltalinqs, hebben toegezegd om in de periode tot 2012 hun energie-efficiency als groep te verbeteren met gemiddeld 2 procent per jaar.’ Maar hoe realistisch is deze toezegging? Veel grote chemische ondernemingen zijn tegenwoordig immers in handen van buitenlandse spelers. En beslissingen om te investeren in energiebesparende maatregelen worden vaak niet hier, maar op het hoofdkantoor genomen. Hoeveel speelruimte heeft een in Nederland gevestigd bedrijf vandaag de dag? ‘Natuurlijk leveren de onderhandelingen met het hoofdkantoor over energiebesparende maatregelen in de praktijk spanningen op. Maar directeuren van deelvestigingen zouden niet alleen rekensommen moeten maken waarin ze de terugverdientijd centraal stellen. In hun rapportages zouden ze in mijn ogen veel meer de nadruk moeten leggen op de technologische mogelijkheden die bijvoorbeeld het Rotterdamse cluster heeft te bieden. Omdat we hier de lat bewust hoog leggen, ontstaat er volop dynamiek. En zie je dat bedrijven op zoek gaan naar manieren om hun processen energiezuiniger te maken. Bijvoorbeeld door van elkaars restwarmte gebruik te maken. Of door, zoals in Plant One gebeurt, te experimenteren met vernieuwende ontwikkelingen in de procestechnologie. Directeuren moeten er juist trots op zijn dat ze hier, in de eredivisie van de chemische industrie, een rol spelen. In de praktijk zijn ze dat ook wel. Ik maak het regelmatig mee dat ze de ene dag aangeven dat er toch echt een vergelijkbaar speelveld nodig is, terwijl ze de volgende dag net zo hard roepen dat ze wel eens zullen laten zien aan de rest van de wereld welke topprestaties ze leveren.’ Dat klinkt erg ambitieus, maar feit is wel dat bedrijven regelmatig waarschuwen dat ze naar elders vertrekken als ze met te strenge overheidsmaatregelen krijgen te maken. Hoe realistisch is dit argument?

36 Chemie magazine februari 2010

CM1002_p35_interview.indd 36

18-02-2010 14:18:27


Interview

‘Kijkt u eens goed om u heen. Neem de Rotterdamse haven. Ik zie hier juist nieuwe bedrijven bijkomen. Hoeveel belangstelling is er niet voor de Tweede Maasvlakte? Alleen als je als wetgever extreem bent, en onmogelijke eisen stelt, is vertrekken wellicht een optie. Natuurlijk zijn er mensen die zeggen dat wanneer je de lat hoger legt, ze naar het buitenland zullen verkassen. Maar ik denk dat een cluster als Rotterdam, met veel hoogwaardige technologische kennis, bedrijven eerder aantrekt dan afstoot. Toen we hier een paar jaar geleden met het Rotterdam Climate Initiative van start gingen, heb ik verschillende directeuren van bedrijven op bezoek gehad. ‘Ruud, zulke strenge doelstellingen, dat kun je toch niet maken. Je helpt de industrie om zeep’, waarschuwden ze. Maar een van de redenen dat we het in Rotterdam relatief goed doen in deze crisistijden, is omdat we de lat zo hoog hebben weggelegd. Dat werd onlangs nog eens bevestigd door topman Hans Smits van de Rotterdamse haven. Bedrijven die de ambitie hebben om voorop te lopen met nieuwe technologieën en processen verdienen vaak meer geld dan minder ambitieuze concurrenten. Omdat ze goed hebben nagedacht over de manier waarop ze hun bedrijf hebben ingericht, ontstaat

een cultuur van zorgvuldigheid die zich vertaalt in kostenbesparingen en winst. Niemand weet precies hoe het zit, maar ik zie wel overeenkomsten met de mislukte klimaatconferentie in Kopenhagen.’ Waarom is de conferentie in uw ogen mislukt? En belangrijker, hoe nu verder? ‘Kopenhagen heeft om verschillende redenen niet het gewenste resultaat opgeleverd. De schaal waarop de onderhandelingen werden gevoerd, was gewoonweg veel te groot. Het lukt niet om op het niveau van wereldleiders afspraken te maken. China laat zich echt niets opdringen. Die hebben zoiets van ‘de westerse wereld heeft het probleem veroorzaakt, waarom zouden wij het oplossen?’ Daarom zie ik veel meer in het maken van lokale afspraken, daarmee bereik je vaak veel sneller aansprekende resultaten. Dat zie je in Rotterdam, maar bijvoorbeeld ook in Californië. Ik heb ook veel vertrouwen in de plannen van de VNCI om energiebesparing en daarmee een verlaging van de CO2uitstoot een krachtige impuls te geven. Uiteraard heb ik begrip voor het argument dat bedrijven het hier niet te moeilijk moeten krijgen. Maar tegelijkertijd prijs ik de ambitie om voorop te willen lopen met de ontwik-

keling van nieuwe technologieën en processen. Voor de nabije toekomst verwacht ik veel van de aangekondigde onderzoeken bij bedrijven om de energie-efficiency van de processen verder te verbeteren. Ik ben ervan overtuigd dat daar nog veel winst valt te behalen. DCMR heeft inmiddels toegezegd om de energie-efficiencyplannen van de bedrijven te bekijken en met suggesties voor verbeteringen te komen. En dat is goed, want de economie groeit niet door een loopje te nemen met het leefklimaat, het milieu en de CO2-uitstoot.’ Maar komt er op een gegeven moment geen einde aan de mogelijkheid om fabrieken van 30, 40 jaar oud te moderniseren? Want dat is toch de leeftijd van een groot aantal plants in de Rotterdamse haven? ‘Het is inderdaad niet eenvoudig om steeds weer een nieuwe slag te maken. En nogmaals, door de lage prijzen van CO2 is het voor veel bedrijven interessanter om rechten te kopen in plaats van energiebesparende maatregelen te nemen. Maar volgens mij zijn er nog genoeg mogelijkheden voor verbeteringen. En anders zouden we eens moeten nadenken of sommige fabrieken waarvan de levensduur nog niet volledig voorbij is, wellicht iets eerder uit bedrijf moeten nemen.’ p februari 2010 Chemie magazine 37

CM1002_p35_interview.indd 37

18-02-2010 14:18:34


AkzoNobel: hoogglans systeem voor racewagen

Strak in d

38 Chemie magazine februari 2010

CM1002_p38_uitgelicht.indd 38

18-02-2010 14:17:47


Uitgelicht

n de lak Formule 1-coureurs Jenson Button en Lewis Hamilton presenteerden onlangs de nieuwe MP4-25 racewagen van het Vodafone McLaren Mercedes-team. AkzoNobel Car Refinishes verzorgde de levering van het laksysteem. De eerste race is 14 maart tijdens de Gulf Air Bahrain Grand Prix. De presentatie was op het hoofdkantoor van de telefoongigant in het Engelse Newbury. De wagen is afgewerkt met een geavanceerd Sikkens-systeem dat een hoogglanseffect geeft en een gewichtsbe-

sparing biedt. ‘Als officiële leverancier van lakproducten aan het Vodafone McLaren Mercedes Formula 1-team hebben we nauw samengewerkt met hun technische deskundigen, zodat de innovatieve producten voldoen aan de strengste prestatievereisten’, zegt Jim Rees, directeur Car Refinishes van AkzoNobel. ‘Zo is het unieke, hoogwaardige systeem dat vorig jaar werd ontwikkeld voor de MP4-24, verder uitgebreid tot een superieure, zelfs nog sterker reflecterende chroomkleur. Het feit dat we nu met één laag minder

toekunnen, betekent potentieel ook een essentiële gewichtsbesparing. En dat terwijl de verwerkingstijd van de lak verder is bekort.’ Volgens teambaas Martin Whitmarsh ziet het nieuwe en verbeterde laksysteem er spectaculair uit. ‘Vooral het chroomeffect is bijzonder indrukwekkend. Het is natuurlijk niet zo dat we met een laklaag minder ook meer races gaan winnen, maar het zorgt zeker voor betere prestaties en kan ons een uiterst belangrijk concurrentievoordeel bezorgen.’ p

februari 2010 Chemie magazine 39

CM1002_p38_uitgelicht.indd 39

18-02-2010 14:17:51


Beleidsadviseur Milieu & Energie Sandra de Bont van FME

‘ Industrie moet z komen tegen fij n De discussie over fijnstof is zo’n hype geworden dat de overheid zichzelf voorbij dreigt te lopen bij het formuleren van doelstellingen en maatregelen. ‘De industrie moet daarom zelf actie ondernemen’, vindt Sandra de Bont, beleidsadviseur Milieu & Energie van FME. De vereniging van ondernemers in de technologische industrie nam het initiatief en stelde een actieplan op, met de 26 vermoedelijk grootste industriële producenten van fijnstof, waaronder een aantal chemiebedrijven. Joost van Kasteren

H

et weekblad Elsevier vergeleek het probleem van fijnstof ooit met het probleem van de verdwijnende korenwolf. Terwijl Nederland alle mogelijke moeite deed om uitsterven van het hamstertje te voorkomen - inclusief kamperende Bekende Nederlanders en een fokprogramma - liepen er nog duizenden rond net over de grens in Duitsland en België. Iets dergelijks geldt ook voor fijnstof. Het probleem is de laatste jaren enorm onder de aandacht gekomen en er worden allerlei wetten en maatregelen bedacht, terwijl in de praktijk de uitstoot van fijnstof stukken lager is dan vroeger en nog steeds gestaag daalt. De Bont haalt de vergelijking met de korenwolf graag aan. ‘Niet omdat ik denk dat er niets aan de hand is, maar omdat we nog te weinig weten van aard en omvang van het probleem. Onder druk van de Europese Unie heeft het Ministerie van VROM desondanks een plan opgesteld waarbij alle sectoren – verkeer, industrie, landbouw en huishoudens – worden geacht de uitstoot van fijnstof de komende jaren fors te verminderen. De kosten voor dit plan worden geschat op ruim twee miljard euro, maar eigenlijk

weten we helemaal niet of de voorgestelde maatregelen effectief zijn.’ Een van de onzekerheden betreft de gevolgen van fijnstof voor de gezondheid en de levensverwachting. De Bont: ‘Op basis van Amerikaans onderzoek is berekend dat blootstelling aan fijnstof tot gevolg heeft dat 18.000 mensen in Nederland tien jaar eerder doodgaan dan anders. Dat vind ik dubieus. De onderzoekers van het RIVM geven zelf toe dat het berekende aantal gebaseerd is op een moeras aan aannames. Zo is het fijnstof in de Verenigde Staten anders van samenstelling dan in Nederland. Bovendien kun je ook vraagtekens zetten bij de kwaliteit van het Amerikaanse onderzoek. Nogmaals, ik wil het probleem niet bagatelliseren, maar we weten gewoon niet welke omvang het heeft.’

Zeezout en zand

Onzeker is ook waar het fijnstof vandaan komt. Van de concentratie fijnstof in de buitenlucht is ongeveer de helft van natuurlijke oorsprong. Daarbij moeten we denken aan zeezout en zand, maar ook aan stofdeeltjes die vrijkomen na een vulkaanuitbarsting en zich over grote afstanden kunnen verspreiden. Van de andere helft, het

antropogene (door de mens veroorzaakte) fijnstof is ongeveer de helft afkomstig uit het buitenland. Omgekeerd transporteert Nederland ook weer fijnstof naar de buurlanden, maar de grootte en zelfs het teken van het saldo (+ of -) is niet bekend.

Hoe kleiner, hoe verder

‘Anders dan bij andere vormen van luchtvervuiling is niet zo eenvoudig na te gaan waar fijnstof vandaan komt. Het kan uit de fabrieksschoorsteen komen op een kilometer afstand, maar het kan ook zijn komen overwaaien uit Duitsland of Polen. Hoe kleiner het stofdeeltje, hoe verder het zweeft, soms zelfs 300 kilometer per dag’, weet De Bont. Als we niet goed weten waar het vandaan komt, dan is de volgende vraag wat de bijdrage is van de industrie. De Bont: ‘Het Planbureau voor de Leefomgeving schat de uitstoot van de industrie op 12,5 tot 13 kiloton in 2010. Op grond daarvan heeft het Ministerie van VROM als doelstelling geformuleerd dat die uitstoot in 2020 moet zijn verminderd tot 10 kiloton. Het probleem is dat we alleen beschikken over een heel ruwe schatting van de hoeveelheden die bedrijven uitstoten. De circa vierhonderd bedrijven die jaarlijks een milieuverslag opstellen moeten ook de uitstoot aan fijnstof opgeven, maar hoe je die moet meten en wat de meetfouten zijn is niet duidelijk. Vorig jaar is op verzoek van de industrie een Nederlandse Technische Afspraak (NTA) gemaakt, waarbij de uitstoot van fijnstof is gekoppeld aan een industrieel proces, maar de beschikbare data zijn erg summier. Afgezien daarvan is volstrekt niet bekend hoeveel fijnstof wordt geëmit-

40 Chemie magazine februari 2010

CM1002_p40_opinie2.indd 40

18-02-2010 14:16:48


Opinie

zelf in actie fij nstof’ Wat is de bijdrage van de Nederlandse industrie? teerd door bedrijven die geen milieuverslag hoeven te maken.’

Huidige uitstoot onbekend

Een complicerende factor is dat ingenieursbureau Royal Haskoning in opdracht van het ministerie van VROM ooit heeft vastgesteld dat jaarlijks 2,7 kiloton fijnstof via ventilatiegaten, deuren en ramen de lucht in gaat. ‘Die schatting is nooit gevalideerd, zegt De Bont. ‘We weten dus niet of die gegevens kloppen, maar intussen staan ze wel in allerlei overzichten van industriële emissies. Let wel; het gaat hier om een hoeveelheid fijnstof die even groot als de hoeveelheid waarmee de industrie de komende tien jaar de uitstoot moet verminderen.’ Inmiddels loopt er wel een onderzoeksprogramma bij het Ministerie van VROM, terwijl ook de Provincie Zuid-Holland en de DCMR meetprogramma’s uitvoeren en evalueren. Afgezien van het feit dat aan de onderlinge coördinatie tussen deze overheden nog wel wat verbeterd kan worden, vindt De Bont het toch merkwaardig dat er doelstellingen worden geformuleerd voor het jaar 2020, zonder dat bekend is wat de huidige uitstoot van de industrie is. En zonder dat duidelijk is hoe je die uitstoot kunt meten. ‘Problemen met fijnstof moeten worden opgelost, laat dat duidelijk zijn. Maar het bedrijfsleven en de belastingbetaler moeten er toch op kunnen rekenen dat die milieu-euro’s effectief worden besteed.’ Of dat op deze manier gaat lukken is de vraag, ook al omdat niet duidelijk is hoe je de uitstoot van fijnstof het best kunt verminderen. De Bont: ‘De wetgeving is er nu op gericht om alle stof groter dan

10 micron af te vangen, maar wordt waarschijnlijk aangescherpt tot alle stofdeeltjes tot 2,5 micron en mogelijk zelfs nog kleiner. Waar moet een bedrijf zich nu op richten?’

Oplossingen ontwikkelen

De Bont ziet er weinig heil in om de komende jaren miljarden te besteden aan nageschakelde technieken om het fijnstof af te vangen, die het bedrijfsleven alleen maar geld kosten. Ze pleit daarom voor het opzetten van een innovatieprogramma annex fonds van 300 miljoen euro voor het ontwikkelen en invoeren van slimme technieken om de uitstoot van fijnstof zoveel mogelijk te voorkomen en waar nodig te verminderen. ‘Brancheorganisaties als FME en de VNCI moeten hierin een duidelijke rol hebben’, vindt ze. ‘Zij tellen niet alleen de grote emitterende bedrijven onder hun leden, maar ook de bedrijven die oplossingen ontwikkelen. Er is dus meer dan voldoende denkkracht en creativiteit in de sector om tot innovatieve oplossingen te komen.’ p

Sandra de Bont: ‘Er is meer dan voldoende denkkracht en creativiteit in de sector om tot innovatieve oplossingen te komen.’

De Nederlandse industrie wil een bijdrage leveren aan het oplossen van het fijnstofprobleem door zelf maatregelen te treffen en processen en technieken te ontwikkelen die de emissie van fijnstof voorkomen c.q. verminderen. Daartoe hebben de brancheorganisaties, waaronder de VNCI, en indirect de 26 grootste emittenten, de handen ineen geslagen voor een plan van aanpak. In eerste instantie bestaat dat uit het beantwoorden van vijf onderzoeksvragen: • Wat is de doelstelling voor de industrie? • Wat is het beleid om dat doel te verwezenlijken en welke veranderingen worden er verwacht? • Welke technieken zijn in ontwikkeling of al beschikbaar voor preventie en reductie? • Hoe moeten we de uitstoot van fijnstof meten? • Welke soorten fijnstof zijn schadelijk voor de gezondheid? De voorlopige antwoorden op die vragen moeten voor de zomer bekend zijn. Daarna wordt vastgesteld wat de industrie kan bijdragen aan het verminderen van de belasting door fijnstof.

februari 2010 Chemie magazine 41

CM1002_p40_opinie2.indd 41

18-02-2010 14:16:50


Waar komen de mobieltjes, kleding en verzorgingsproducten eigenlijk vandaan? Scholieren uit het hele land kregen onlangs antwoord op deze vraag tijdens de Week van de Procestechniek van 25 t/m 29 januari. In die week, die voor de negende keer plaatsvond, bezochten ruim 4200 vmbo-leerlingen een fabriek en/of laboratorium in hun eigen regio. Hier maakten ze kennis met de procestechniek en de beroepen die bij deze sector horen. Naast de regio’s Zeeland, Noord-Brabant, Zuid-Holland, Noord-Holland, Limburg, Drenthe en Groningen deden dit jaar Overijssel en Utrecht voor het eerst ook mee. Een greep uit de activiteiten.

CM1002_p42_in beeld.indd 42

Je in 19-02-2010 10:22:25


In beeld

eugd de baas in de fabriek! De pakkerij van wasmiddelenfabriek Ecolab in Nieuwegein. Hier worden zakken gevuld met wasmiddel en razendsnel automatisch dichtgenaaid.

februari 2010 Chemie magazine 43

CM1002_p42_in beeld.indd 43

18-02-2010 14:15:32


1 2 3

Foto 1+2: Jonge techneuten sleutelen skeletje in elkaar bij Verhoeven in Oss Foto 3: Proefjes met zetmeel op het lab van Tate & Lyle Foto 4: Uitleg over elektrische apparaten in de fabriek van Tate & Lyle Foto 5: Scholieren van Pascal Zuid samen met de rondleiders van Tate & Lyle Foto 6+7: Leerlingen van het Oosterlicht College in Nieuwegein doen onderzoek in het lab Foto 8: Een veiligheidsinstructie bij het productieproces van haargel in Limburg Foto 9: Een veiligheidspak proberen bij onderhoudsbedrijf Mourik in Rotterdam

Limburg Limburg is de regio waar de Week van de Procestechniek ooit begon, in 2002 als initiatief van MIT/Procestechniek Limburg. Bij Océ in Venlo was dit jaar een fabriekshal ingericht waar alle thema’s rondom de productie van haargel aan de orde kwamen. Zuid-Holland In Rotterdam maakten leerlingen shampoo bij het EIC en bezochten een bedrijf in het havengebied. Tijdens een rondleiding bij onderhoudsbedrijf Mourik zagen ze dat met waterstralen een muur van 15 cm kan worden doorgesneden. Noord-Holland Bij Tate & Lyle wordt dagelijks 1,2 miljoen kilo maïs tot zetmeel verwerkt. De vmboscholieren namen een kijkje in het laboratorium, waar ze zelf verschillende soorten zetmeel onderzochten.

4 5

Noord-Brabant In Oss gingen leerlingen actief aan de slag bij 14 Ossche bedrijven. Bij blikjesfabrikant Ball packaging in Oss worden dagelijks 5 miljoen blikjes geproduceerd. De leerlingen onderzochten als echte kwaliteitscontroleurs waarom een aantal blikjes niet door de controle komt. Utrecht Vmbo-leerlingen van het Oosterlicht college in Nieuwegein bezochten de opleidingen proces- en laboratoriumtechniek bij het ROC Midden Nederland. Hier deden ze echt labonderzoek. Bij bedrijf Ecolab hoorden ze hoe een wasmiddel wordt gemaakt. Overijssel In Overijssel ontvingen verschillende procesbedrijven 3e en 4e jaars vmbo-leerlingen. Ze konden de hele dag de praktijk ‘proeven’.

44 Chemie magazine februari 2010

CM1002_p42_in beeld.indd 44

19-02-2010 10:22:56


In beeld

6 7 Volgende keer meedoen? Kijk op weekvandeprocestechniek.nl

8

9 februari 2010 Chemie magazine 45

CM1002_p42_in beeld.indd 45

18-02-2010 14:15:55


Scripties over stoffenbeleid

De grote vraag blijft: h T Producenten en importeurs van chemische producten voeren een race tegen de klok. Op 1 december 2010 moeten zij de eerste registratiedossiers voor chemische stoffen klaar hebben in het kader van de Europese stoffenwetgeving REACH. Vanwege de complexe wetgeving hebben verschillende mensen de eenjarig opleiding Chemical Management bij Saxion Hogescholen in Deventer gevolgd. Vier van hen lichten hun scripties toe en geven daarmee een kijkje in de keuken van REACH. Erik te Roller

ies de Groot, manager environment, health & safety en REACH-projectleider van Mallinckrodt Baker EMEA (Europe, Middle East and Asia) in Deventer, heeft een scriptie geschreven over de rol van de zogenoemde Only Representative. Het bedrijf in Deventer behartigt namelijk de REACH-zaken van het Amerikaanse moederbedrijf Mallinckrodt Baker International in Europa. ‘We krijgen heel wat stoffen van ons moederbedrijf uit Amerika binnen, die we doorverkopen aan klanten in Europa. De OR-relatie staat ook toe dat het moederbedrijf stoffen vanuit de VS rechtstreeks aan Europese klanten levert. ‘Deventer’ neemt voor deze klanten de REACH-verplichtingen op zich. Dergelijke zaken moeten in een OR-contract worden voorzien.’ Sinds 2007 heeft Mallinckrodt Baker REACH voortvarend aangepakt. ‘We hebben meer dan honderd stoffen op tijd gepreregistreerd. Toch hebben we ons verkeken op de complexiteit en

46 Chemie magazine februari 2010

CM1002_p46_kennis en ervaring.indd 46

18-02-2010 14:14:08


Kennis en ervaring

: hoe pakt REACH uit? het tijdsbeslag van het project, met name de communicatie over de intended uses van stoffen met onze leveranciers en klanten. Wat dat betreft kan ik iedereen aanraden om vroegtijdig na te denken over de archivering van alle communicatie en welke softwaretools je daarvoor moet gebruiken. Je moet later namelijk kunnen bewijzen dat je over bepaalde zaken met klanten en leveranciers hebt gecorrespondeerd. REACH verlangt dat klanten aan hun leverancier laten weten voor welke toepassingen ze de stoffen gebruiken, opdat de leverancier dit in het dossier van de registratie kan opnemen en veiligheidsvoorschriften kan geven. Eind vorig jaar is hier erg veel communicatie over geweest met de klanten en leveranciers. Omdat het Europees chemicalienagentschap voor REACH, ECHA, hierbij weinig richting en ondersteuning geeft, is de communicatie hierover mijns inziens ontaard in een mallemolen. Daardoor is me niet duidelijk of dit tot het gewenste resultaat leidt,

namelijk dat zoveel mogelijk toepassingen van onze stoffen kunnen worden geregistreerd.’

Aanloopproblemen

Mallinckrodt Baker heeft met de digitale uitwisselingsfora (SIEF’s) nogal wat aanloopproblemen gehad. ‘Onduidelijkheid is troef. Alleen na veel aan-

municatieplatforms en e-mail houden we de voortgang van het registratieproces bij en onderzoeken we de voorwaarden die in de SIEF’s gesteld worden. We brengen nu alle specifieke verplichtingen voor de registraties van 2010 in kaart en werken dit verder uit in ons projectplan.’ Hij wijst erop dat de juridische kennis

Arizona Chemical: De checklist is een essentieel onderdeel voor het succesvol implementeren van REACH dringen krijgen we de gevraagde antwoorden van de bedrijven die als hoofdregistrant willen optreden voor bepaalde stoffen. Als MKB-bedrijf hebben we ervoor gekozen om de formele involved rol aan te nemen voor de stoffen die we in 2010 willen registreren. Op deze manier ontvangen we de belangrijkste beschikbare informatie uit de SIEF’s. Via de com-

rond Only Representative-contracten nog beperkt is: ‘Het is natuurlijk van groot belang dat je goede afspraken vastlegt over wie waarvoor aansprakelijk is onder REACH. Aangezien wij een contract met het moederbedrijf hebben, zal het bij ons niet zo’n vaart lopen, mochten er zaken fout gaan. Maar andere bedrijven raad ik aan een goede risicoanalyse te maken. De februari 2010 Chemie magazine 47

CM1002_p46_kennis en ervaring.indd 47

18-02-2010 14:14:12


kennis en ervaring op dit gebied is nog beperkt. In ons geval zijn we pragmatisch te werk gegaan, maar sommige zaken mogen juridisch nog wel wat verder uitgediept worden.’

Ontheffing

’Bij Defensie gebruiken we zo’n 6000 verschillende chemische onderhoudsmiddelen, lijmen en verven, waarmee we als eindgebruiker en importeur volledig voldoen aan REACH’, zegt Eric Hofstede van Defensie Materieel Organisatie. ‘Uitzondering vormen enkele, hooguit tien, onderhoudspro-

port verschilt, doordat er geen informatie over de stoffen in staat. Wel geeft het rapport uitbreide informatie over hoe de stof in kwestie veilig gebruikt kan worden en welke veiligheidsmaatregelen daarbij nodig zijn. Bij een internationaal wapenproject als de Joint Strike Fighter moeten onderhoudsproducten met stoffen, waarvoor een ontheffing geldt, ook in andere Europese landen gebruikt kunnen worden. Waar een REACH-registratie voor heel Europa geldt, is de Defensieontheffing echter een nationale aangelegenheid. De gesprekken tussen de

Defensie Materieel Organisatie: Waar een REACH-registratie voor heel Europa geldt, is de Defensie-ontheffing een nationale aangelegenheid ducten die van groot strategisch belang zijn, zoals radarabsorberende verven. Deze onderhoudsproducten krijgen we geleverd onder de strikte voorwaarde dat we alle informatie over de samenstelling van deze producten streng geheim houden. Die stoffen kunnen we dus ook niet registreren. Volgens REACH zouden we alleen geregistreerde stoffen mogen invoeren en andere niet mogen gebruiken. Maar om operationele redenen kan Defensie natuurlijk niet van de radarabsorberende verf afzien en moeten we hiervoor een ontheffing hebben. De ministers van Defensie en VROM hebben hierover een akkoord bereikt. Dit houdt in dat Defensie zeer spaarzaam gebruik maakt van de mogelijkheid tot ontheffing. Defensie maakt zelf de afweging of voor een chemisch product een uitzondering moet worden gemaakt. In dat geval is Defensie wel zélf verantwoordelijk voor de veiligheid van mens en milieu bij het gebruik van dit product.’ Hofstede heeft in zijn scriptie in het kader van de opleiding Chemical Management een methodiek beschreven die invulling geeft aan de verplichting van Defensie om voor een veilig gebruik van de uitgezonderde producten zorg te dragen. De methodiek levert een rapport op dat van het gebruikelijke chemisch veiligheidsrap-

Europese landen, over hoe ze met elkaars ontheffing moeten omgaan, zijn net begonnen.

Checklist en actielijst

Edwin Hensema van Arizona Chemical in Almere heeft de leergang Chemicals Management gevolgd om zich snel en breed te informeren over REACH. Hij werkt als Regulatory Specialist en maakt deel uit van het team dat verantwoordelijk is voor de implementatie van REACH binnen Arizona Chemical. Dit Amerikaanse bedrijf maakt duurzame producten voor onder meer kleefstoffen, drukinkten, coatings en rubber van harsachtige producten die bij de productie van houtpulp vrijkomen. Diverse functies binnen het bedrijf hebben met REACH te maken, zoals productmanagement, marketing, inkoop en technologie, stelt Hensema. ‘Voor een succesvolle implementatie van REACH zijn de betrokkenheid en input van al deze functies onontbeerlijk. Veranderingen van productievolumes kunnen bijvoorbeeld van invloed zijn op de registratie-eisen en de registratiedatum; de inkoopafdeling moet bij het importeren van een stof weten aan welke REACH-verplichtingen moet worden voldaan; ook de R&D moet bij het ontwikkelen van nieuwe stoffen rekening houden met REACH.’

Hensema heeft zijn scriptie aangegrepen om de REACH-regelgeving te verklaren voor mensen binnen het hele bedrijf. Als onderdeel hiervan heeft hij een checklist en actielijst gemaakt. Daarin staat voor elke businessunit-functie aangegeven welke onderdelen van REACH relevant zijn, wat de aandachtpunten zijn en welke input eventueel van de businessunitfunctie verwacht wordt. ‘Bij REACH hangen de eisen voor de registratie bijvoorbeeld af van het geproduceerde volume. Het gaat om verschillende bandniveaus. Bij een hogere productie kan een bepaalde stof eventueel in een ander bandniveau terechtkomen en moet het misschien eerder geregistreerd worden en is een uitgebreider REACH-dossier vereist. Dit is een van de vele punten binnen REACH waar niet alleen het regulatory department van op de hoogte moet zijn, maar ook de andere afdelingen in het bedrijf. De checklist is een essentieel onderdeel voor het succesvol implementeren van REACH’, aldus Hensema.

Onduidelijkheid

Fabrice Delhaise, REACH Coördinator van Brenntag Europe, distributeur van chemicaliën en grondstoffen, constateert dat het uitwisselen van stofgegevens via zogenoemde SIEF’s moeizaam tot stand komt. ‘Op 1 december 2010 moeten in Europa ongeveer negenduizend stoffen worden geregistreerd. Voor slechts 2200 van die stoffen zijn nu de zogenoemde Lead Registrants bekend, dat zijn de bedrijven die het voortouw willen nemen bij het samenstellen van de dossiers van stoffen en de registratie daarvan. Hoe het met de rest van de stoffen zit, is niet precies duidelijk. Mogelijk zijn er veel tussenstoffen bij die niet in de handel komen en die bedrijven in hun eentje registreren. Daar komt nog bij dat bedrijven die bepaalde stoffen gepreregistreerd hebben, niet verplicht zijn hun klanten te informeren als ze er vanaf zien om die stoffen vervolgens ook te registreren. Gebruikers kunnen daardoor voor verrassingen komen te staan.’ De grote vraag is volgens Delhaise wat de industrie gaat doen als op 1 december 2010 blijkt dat bijvoorbeeld duizend stoffen niet op tijd zijn geregistreerd. ‘Die stoffen zijn dan niet meer

48 Chemie magazine februari 2010

CM1002_p46_kennis en ervaring.indd 48

18-02-2010 14:14:12


Kennis en ervaring

in hoeveelheden boven de 1000 ton per jaar legaal binnen Europa produceerbaar of importeerbaar. Hoe de Europese Commissie hierover denkt, weten we niet. Het probleem kan vooral gaan spelen voor stoffen die we niet meer in Europa produceren en dus voor 100 procent importeren. Bij sommige niet-Europese producenten, die duizenden tonnen naar Europa exporteren, hebben we lang moeten aandringen om hen over te halen Lead Registrant te worden. Daarnaast zijn er nog heel veel kleinere Aziatische en Amerikaanse producenten waarvan we niet weten wat ze van plan zijn. Ook de EU-Commissie kan moeilijk inschatten welke stoffen straks mogelijk niet geregistreerd worden en wat daarvan de gevolgen zijn.’

Traagheid

Een ander probleem, meent Delhaise, is de traagheid waarmee de Europese lidstaten bepalen welke stoffen als zeer zorgwekkend moeten worden

aangemerkt. Die komen eerst op de zogenoemde kandidatenlijst te staan. Ze kunnen er alleen weer vanaf gehaald worden als er overtuigend wetenschappelijk tegenbewijs is gevonden. ‘Dit proces moet uiteindelijk leiden tot een officiële Europese lijst van zeer zorgwekkende stoffen. Er staan nog maar 29 stoffen op de kandidatenlijst, terwijl de Europese Commissie schat dat er zo’n duizend zeer zorgwekkende stoffen zijn. De NGO’s, zoals Greenpeace, wachten niet af en hebben intussen een eigen lijst gepubliceerd, de SIN-lijst, die staat voor substitute it now. Hier staan zo’n 350 stoffen op, die volgens hen uitgebannen moeten worden. Gebruikers van stoffen in de automobielindustrie, luchtvaart en elektronica willen vanwege de lange goedkeuringstrajecten van hun nieuwe producten graag tijdig weten welke stoffen ze over twee of drie jaar wel of niet meer kunnen gebruiken.’ Ook de elektronica is nu bezig met een

lijst van stoffen, waarvan ze willen weten of die aanwezig zijn in de producten die ze toegeleverd krijgen in hoeveelheden groter dan 0,1%.

Verdwijnen

‘Zo weten ze beter waar ze aan toe zijn en kunnen ze eventueel tijdig maatregelen nemen, mochten dergelijke stoffen op de kandidatenlijst terecht komen. De kans bestaat dat de sector uit voorzorg stoffen gaat uitsluiten, waardoor wellicht stoffen van de markt verdwijnen waarvan achteraf uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat ze ten onrechte zijn uitgebannen. En dat terwijl REACH juist bedoeld is om de innovatie een extra impuls te geven. Mogelijk gaat de industrie alternatieve stoffen ontwikkelen, maar zo snel gaat dat niet. Ondertussen zullen sommige bedrijven zich misschien genoodzaakt zien om buiten Europa te gaan produceren waar de SIN-stoffen nog wel te krijgen zijn’, aldus Delhaise. p

Bij een internationaal wapenproject als de Joint Strike Fighter moeten onderhoudsproducten met stoffen, waarvoor een ontheffing geldt, ook in andere Europese landen gebruikt kunnen worden. De gesprekken hierover zijn net begonnen

februari 2010 Chemie magazine 49

CM1002_p46_kennis en ervaring.indd 49

18-02-2010 14:14:37


Marcel Wubbolts (DSM) over bio based economy:

Blijft Nederland kraamkamer of staan we stil? ’ Nederland kan internationaal leidend zijn in bio-based economy. Maar als je ziet hoe snel landen als Brazilië, de Verenigde Staten en China deze ontwikkeling oppakken, moeten we op onze tenen lopen om in de voorhoede te blijven. De overheid ziet veel toekomst van de industriële biotechnologie in ons land. En dat is ook hard nodig’, zegt Marcel Wubbolts, programmamanager van DSM White Biotechnology. Erik te Roller Marcel Wubbolts van DSM is blij met de subsidie voor de tweede ronde onderzoek in BE-Basic, maar betreurt het dat er geen geld is voor de opzet van een proefinstallatie..

‘I

k hoop dat Nederland zijn leidende rol met industriële biotechnologie kan behouden’, vervolgt Wubbolts. ‘Het zou zonde zijn als we die uit handen geven, zoals gebeurd is met windenergie. Daarin zijn we voorbijgestreefd door Denemarken en Duitsland. Met het BEBasic-programma hebben we gezamenlijk als Nederlandse onderzoeksinstituten en bedrijfsleven ons ambitieniveau duidelijk gemaakt, en heeft de overheid gelukkig gehonoreerd. Nu gaat het erom om de kennisvoorsprong vast te houden. Europese bedrijven als Novozymes, Genencor en DSM hebben nu samen 80 procent van de wereldmarkt voor enzymen in handen. Enzymen heb je nodig om biomassa om te zetten in chemicaliën en brandstoffen. Tekenend is dat deze bedrijven momenteel nieuwe business met enzymen vooral buiten Europa genereren, in

landen zoals Brazilië, de Verenigde Staten en China. Daar vinden de overheden de inzet van groene grondstoffen van groot strategisch belang en zetten er met financiële steun vaart achter. Europa en Nederland staan weliswaar positief tegenover de innovatie op het gebied van de witte biotechnologie en geven daar ook subsidies voor. Maar ik mis nog een sense of urgency. Besluiten worden niet altijd even snel genomen, maar dat is wel nodig als we met industriële biotechnologie aan de leiding willen blijven en daarvan de vruchten willen plukken.’

Proefinstallatie

BE-Basic is begin dit jaar zijn tweede ronde ingegaan met een budget van 120 miljoen euro voor vijf jaar. Wubbolts is dik tevreden, hoewel niet alle wensen zijn ingewilligd. ‘Onze aanvraag voor subsidie bestond uit zowel een verzoek voor de financiering van het onderzoek als een aanvraag voor de financiering van een universele proefinstallatie. Gewoonlijk zit er namelijk een gat tussen de resultaten aan het eind van een researchprogramma en de commerciële implementatie daarvan. De onderzoeksresultaten moeten eerst nog in industriële processen vertaald worden. Dat vergt de nodige investeringen in ontwikkelingswerk, waarbij je ook processen moet uittesten in een proefinstallatie. Dit hadden we graag willen integreren met BE-Basic, maar dat voorstel heeft het niet gehaald. We kijken nu hoe we de financiering voor de proefinstallatie op een andere manier rond kunnen krijgen.’

50 Chemie magazine februari 2010

CM1002_p50_maatschappij.indd 50

18-02-2010 14:13:26


Maatschappij

De overheid wil de FES-gelden (de ‘aardgasbaten’) in het geval van de bio-based economy alleen aan fundamenteel en pre-competitief onderzoek besteden. Een proefinstallatie ziet zij als een commerciële investering van de industrie. Wubbolts denkt daar anders over: ‘Wat men zich niet realiseert, is dat de ontwikkeling van nieuwe groene technologieën nog in een embryonaal stadium verkeert, waardoor niet alle ontwikkelingen die volgen op de pre-competitieve research succesvol zullen zijn. Individuele bedrijven kunnen er dus niet van uitgaan dat ze altijd op het goede paard wedden. Dit soort ontwikkelingen gaat daarom gepaard met een hoog financieel risico, dat ook grote bedrijven niet alleen kunnen dragen. Hiervoor is steun van de overheid nodig. In Amerika gebeurt dat, daar geeft het Department of Energy forse steun aan de ontwikkeling van processen voor het maken van bio-ethanol uit maïsloof. Het argument van het Ministerie van Economische Zaken om hiervoor geen geld beschikbaar te stellen is, dat de overheid niet moet meebetalen aan een fabriek van DSM of andere partners. Maar dit is geen fabriek. Het is een proefinstallatie, waarmee we niet produceren. We voeren testen uit en dat levert alleen monsters op, maar geen verkoopbare producten. Niettemin kost zo’n installatie tientallen miljoenen euro’s.’

Enzymen uit de bodem

BE-Basic telt negen onderzoekplatforms met onderwerpen als tweede generatiegrondstoffen voor chemicaliën en

brandstoffen, actieve ingrediënten voor geneesmiddelen, enzymatische en fermentatieve productie van stoffen voor geneesmiddelen, synthetische biotechnologie, meta-genomics, recycling bij fermentatieprocessen en socio-economics (niet alleen naar economische aspecten kijken, maar ook naar de maatschappelijke). Wubbolts: ‘Synthetische biologie is een nieuwe methode om hele stukken DNA te synthetiseren. Met dat DNA kun je cellen volledig programmeren om bepaalde verbindingen te maken. Dit is overigens wel een onderwerp dat maatschappelijke discussie oproept. Hiermee zul je dus rekening moeten houden bij het maken van je keuzes.’ ‘Bij metagenomics kijk je hoe je de genetische informatie rechtstreeks uit de natuur kunt halen om enzymen te maken. Je kunt namelijk maar vijf procent van de microorganismen uit de grond in een laboratorium kweken. Met de rest lukt dat niet. Met meta-genomics ga je meteen met het DNA van de micro-organismen aan de slag. In principe beschik je dan over alle genen waarmee je enzymen kunt maken, die ook voorkomen in de micro-organismen uit de natuur, dus ook van de 95 procent van de micro-organismen die niet in het lab overleven. Dat levert uiteindelijk een veel breder spectrum aan enzymen op.´ Vrijwel alle businessgroepen van DSM zijn bij in totaal zes van de negen BE-Basic-platforms betrokken. DSM White Biotechnology, het innovatiebedrijf van DSM op het gebied van industriële biotechnologie, doet uiteraard volop mee. ‘DSM geeft niet alleen geld voor interessante projecten, e februari 2010 Chemie magazine 51

CM1002_p50_maatschappij.indd 51

18-02-2010 14:13:31


Maatschappij

maar werkt ook mee aan het onderzoek. Een aantal managers, zogenoemde focal points, zorgen daarbij voor de afstemming tussen het onderzoek van DSM en dat van de universiteiten en instituten’, verklaart Wubbolts.

Tweede-generatie fabrieken

Hij stelt dat de opbouw van de bio-based economy in feite al begonnen is. DSM werkt met verschillende fermentatieprocessen, Purac maakt melkzuur, waarvan onder andere biopolymeren worden gemaakt en Nedalco produceert alcohol op basis van groene grondstoffen. ‘Nieuw is de beweging naar groene grondstoffen waarvan de verbouw

Het duurt zeker twintig jaar voordat zich een bio-based industrie heeft ontwikkeld, even efficiënt als de petrochemische en het gebruik niet conflicteren met de voedselvoorziening, de zogenoemde tweede generatiegrondstoffen. Over een jaar of twee zal de eerste technologie voor het omzetten van tweede generatiegrondstoffen in chemicaliën en biobrandstoffen beschikbaar zijn. Ongeveer drie jaar later zullen de eerste fabrieken verrijzen die van die nieuwe technologie gebruikmaken. Er wordt overal ter wereld aan gewerkt. DSM werkt bijvoorbeeld samen met de Spaanse ethanolproductent Abengoa aan enzymen en gisten die tweede generatiegrondstoffen kunnen omzetten in waardevolle producten. Het gaat in dit geval om een grote fabriek die specifiek bedoeld is voor het omzetten van maïsloof in waardevolle producten in de Verenigde Staten. ‘Bij BE-Basic willen we ons niet van te voren vastleggen op een bepaalde grondstof, maar processen ontwikkelen waarmee we in Nederland een flexibele infrastructuur kunnen bouwen, die verschillende grondstoffen aankan, bijvoorbeeld tarwestro, maïsloof, rijstafval, et cetera. Dit komt neer op het verhitten van de biogrondstoffen om de vezels open te maken, zodat de enzymen overal goed bij kunnen komen. Bij deze voorbehandeling kunnen we al kiezen uit acht verschillende mogelijkheden. Daarnaast

Onderzoeksprogramma BE-Basic ontvangt 120 miljoen euro subsidie Het researchprogramma BE-Basic is begin dit jaar zijn tweede ronde ingegaan. In december kwam de financiering rond: een budget van 120 miljoen euro voor vijf jaar. De overheid neemt hiervan de helft voor haar rekening en haalt dat uit het Fonds Economische Structuurversterking (de ‘aardgasbaten’). De bedrijven nemen een kwart van het budget voor hun rekening en de universiteiten en kennisinstituten eveneens een kwart. Doel van BE-Basic (Bio-Based Ecologically Balanced Sustainable Industrial Chemistry) is het ontwikkelen van technologieën en processen om op basis van groene grondstoffen chemicaliën, materialen en brandstoffen te maken en ook te kijken naar de effecten daarvan op het milieu. BE-Basic is het vervolg op de programma’s B-Basic en Ecogenomics Consortium die eind 2009 afliepen. Deelnemers aan BEBasic zijn de universiteiten van Delft, Leiden, Groningen en Wageningen en de organisaties TNO en Agrotechnology & Food Sciences Group. Tot de bedrijven die deelnemen behoren DSM, AkzoNobel, Shell, Pacques en Organon (Merck). Daarnaast participeren het Britse Imperial College en de technische universiteit Dortmund in het programma.

moeten we nog een keuze maken uit de verschillende enzymen en micro-organismen voor de fermentatie. BE-Basic moet helpen om uit al die mogelijkheden de beste te selecteren. Zo’n programma van 120 miljoen euro kun je als bedrijf nooit alleen dragen. Daar heb je tal van partners bij nodig en financiële steun van de overheid.’

Petrochemie verdwijnt niet

De petrochemie zal volgens Wubbolts voorlopig nog niet verdwijnen. ‘Het duurt zeker twintig tot vijfentwintig jaar voordat zich een volwaardige bio-based industrie heeft ontwikkeld, een industrie die even efficiënt is als de petrochemische industrie nu. Te verwachten valt daarom, dat de chemische industrie de eerstkomende decennia voor hooguit 20 procent op groene grondstoffen zal draaien. Olieproducten blijven belangrijke en aantrekkelijke grondstoffen. Hoe snel de overstap naar groene grondstoffen wordt gemaakt, hangt natuurlijk verder af van zaken als de hoogte van de olieprijs.’ Tot welke productieketens groene grondstoffen leiden, staat nog niet vast. ‘Onze filosofie is, dat dit afhangt van de regio. Brazilië beschikt over goedkope ethanol en zal daarmee wat doen. Landen in Azië kunnen ook over goedkope biogrondstoffen beschikken. De VS mikt op maïsafval, maar het is de vraag of dat ook goedkoop genoeg is. Europa zal het meer moeten hebben van het maken van hoogwaardige producten uit groene grondstoffen.’ Hij geeft een voorbeeld van hoe de inzichten in de loop van de tijd kunnen veranderen. ‘In Europa dachten we aanvankelijk dat glycerol, een bijproduct van de biodieselproductie, de groene bouwsteen zou gaan vormen voor de chemie. Maar inmiddels ligt de biodieselindustrie plat, omdat er veel discussie is ontstaan over het gebruik van palmolie voor biodiesel, en terecht. Als gevolg daarvan zijn de glycerolprijzen omhoog geschoten en kunnen we dit dus niet als grondstof gebruiken. Het valt moeilijk te voorspellen wat de winnende grondstoffen zijn. Eén van de mogelijkheden waar we ook aan denken is het fractioneren van biomassa in suiker, eiwit en lignine. Deze laatste stof geeft hout zijn stevigheid. Als je lignine enzymatisch splitst, krijgt je interessante aromatische koolwaterstoffen, waarvan je materialen als nylon kan maken. Maar niemand weet nog welke biotechnologie en chemie je daarvoor nodig hebt. Daar is een programma als BE-Basic instrumenteel voor.’

Nieuwe waardeketens

Bij de opkomst van nieuwe waardeketens zijn volgens Wubbolts twee trends te onderscheiden. De eerste is het vervangen van bestaande bouwstenen op basis van fossiele grondstoffen door identieke bouwstenen op basis van biogrondstoffen, denk aan het plan om ethanol om te zetten in bio-etheen en dat via het bestaande pijpleidingnet naar bedrijven te transporteren om er polyetheen of andere stoffen van te maken. ‘Dit is een voorbeeld van een plug-in solution waarbij de installaties downstream niet hoeven te worden aangepast. Die ontwikkeling is op de korte termijn het meest kansrijk. Op de wat langere termijn moet je denken aan de vervanging van bijvoorbeeld PET, door een kunststof met gelijkwaardige eigenschappen op basis van andere grondstoffen en monomeren. Het is namelijk heel moeilijk om tereftaalzuur, het monomeer van PET, op een biotechnologische manier te maken. Het alternatief vormen kunststoffen met dezelfde eigenschappen op basis van andere verbindingen uit de natuur, denk bijvoorbeeld aan het monomeer furaandicarbonzuur, dat je van furaanverbindingen uit biomassa kunt maken. Dit staat nog in de kinderschoenen en daarbij moet je bedenken, dat het wel tien jaar kost om een nieuw polymeer te introduceren.’p

52 Chemie magazine februari 2010

CM1002_p50_maatschappij.indd 52

18-02-2010 14:13:32


Starters

De inventiviteit en inzet van nieuwkomer GreenGran

Hennep + PE = ijzersterk groen granulaat Een bedrijf starten in de chemie is geen business as usual. GreenGran, dat met agrovezels versterkt polymeermateriaal ontwikkelt, doorstond de uitdaging. De eerste pitch was in 2005, dit jaar start de productie. Over de lange adem en de inventiviteit van een nieuwkomer

G

reenGran maakt nieuwe materialen door bestaande kunststofgrondstoffen te mengen met natuurlijke vezels. Agrovezels, zoals hennep en vlas, worden met plastics als polypropyleen (PP) of polyethyleen (PE) verwerkt tot kunststofkorrels (granulaat). Deze technologie is ontwikkeld aan de universiteit van Wageningen. ‘De natuurlijke vezels versterken het granulaat en maken het materiaal duurzamer’, vertelt Martin Snijder, medeoprichter en CEO van GreenGran. ‘We richten ons op het vervangen van oilbased engineering plastics. Ons granulaat is lichter, verkrijgbaar tegen een concurrerende prijs en kan bovendien gerecycled worden. De composieten kunnen gebruikt worden in de verpakkings- (pallets en kratten) en autoindustrie (dashboard- en deurpanelen) en voor vlamvertragende behuizing van bijvoorbeeld computers en televisies.’ Oorspronkelijk wilde de universiteit de technologie uitlicenseren. Snijder: ‘Dit werkte niet. In 2005 kon ik de technologie pitchen in een beleggerspel. Mijn latere compagnon, Jan Jetten, en ik wonnen het spel en hebben in 2007 GreenGran opgericht. Ondertussen toonde een Chinees bioplastic bedrijf interesse en daarmee zijn we een joint venture aangegaan. In juni 2009 hadden we het geld bij elkaar en begin 2010 is de productie daadwerkelijk gestart in Hongkong. Het is niet makkelijk geweest.’

Engelengeduld

Volgens Snijder is er heel wat voor nodig wil een bedrijf succesvol van de grond komen. ‘Naast engelengeduld

Emma van Laar

GreenGran: ‘Zorg dat je een goed verhaal paraat hebt, dat zelfs een leek kan begrijpen. En hoe mooi een innovatie ook, het moet wel kunnen concurreren met de huidige producten.’

en enthousiasme zijn én een flinke spaarpot én een goed businessplan essentieel. Je moet een plan hebben waar ook je toekomstige aandeelhouders in geloven en zorgen dat je de eerste periode zonder kapitaal van buitenaf doorkomt. En bedenk dat financiers met andere ogen naar een innovatie kijken. Ik had niet verwacht dat het zo moeilijk zou zijn om kapitaal bij elkaar te krijgen. Bovendien zijn er heel wat onzekerheden, daar moet je tegen kunnen.’

Goed netwerk

GreenGran ontvangt investeringskapitaal van twee aandeelhouders en subsidie van SenterNovem. En maken gebruik van de innovatievouchers, een subsidieregeling voor MKB-ondernemers. ‘Voor een project dat we met Anome uitvoeren voor Rijkswaterstaat maken we gebruik van het Polymeren Innovatie Programma van SenterNovem’, aldus Snijder. Daarnaast hoopt hij in de toekomst op steun van de Economische Voorlichtingsdienst (EVD), die internationaal ondernemen stimuleert. ‘Ik zou starters willen adviseren heel helder voor ogen te hebben wat ze

willen. Zorg dat je een goed verhaal paraat hebt, dat zelfs een leek kan begrijpen. En hoe mooi een innovatie ook is, het heeft geen schijn van kans als het niet kan concurreren met de huidige producten. Daarnaast is het verzamelen van de juiste mensen om je heen cruciaal. Je hebt mensen nodig die verstand hebben van economische en juridische aspecten én ervaring hebben met het in de markt zetten van innovatieve producten c.q. diensten. Een goed netwerk is daarom heel belangrijk’, benadrukt Snijder.p

Ervaring uitwisselen De Regiegroep Chemie wil onder meer de bijdrage van de chemie aan het Bruto Binnenlands Product in tien jaar van 12 naar 24 miljard euro verhogen en stimuleert daarom nieuwe bedrijvigheid. Het DPI Value Centre (DPI-VC), een onafhankelijke stichting gespecialiseerd in innovatie op het gebied van polymeren, ondersteunt ondernemers en stimuleert nieuwe chemiebedrijven. DPI-VC organiseert bijeenkomsten waarop starters ervaringen kunnen delen. Op de C2W-carrièrebeurs op 24 maart in het Beatrixgebouw in Utrecht vindt de volgende ontmoeting plaats. februari 2010 Chemie magazine 53

CM1002_p53_starter.indd 53

18-02-2010 14:12:46


Plantmanager Paul Compagne van BioMCN

‘Een bedrijfscultuur moet groeien’ BioMCN, waar uit glycerine bio-methanol wordt gemaakt, is een jonge fabriek. Jong, betekent tegelijkertijd ook werken met nieuwe technologieën en mensen. Een eigen bedrijfscultuur moet nog groeien. Geen gemakkelijke opgave, maar plantmanager Paul Compagne heeft volgens collega’s en CEO Rob Voncken hieraan meer dan zijn steentje bijgedragen. Ze hebben hem genomineerd voor de verkiezing Plant Manager of the Year 2010. Tekst: Evi Husson

De plantmanager Na twee succesvolle edities van de Plant Manager of the Yearverkiezing vindt dit jaar de derde editie plaats. Voor deze verkiezing, een initiatief van het blad Petrochem en VNCI, zoekt de organisatie nog deelnemers die in het afgelopen jaar op een innovatieve manier een aanzienlijke verbetering hebben gerealiseerd op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu, productiviteit en kwaliteit. Kent u een plantmanager die in aanmerking komt om Plant Manager of the Year 2010 te worden? Laat uw waardering blijken door hem of haar voor te dragen. Tipgevers voor de verkiezing kunnen zich melden bij het hoofd communicatie van de VNCI, Jan Willem Vreuls: vreuls@vnci.nl. Op Deltavisie 2010, gehouden op 10 juni in Rotterdam, volgt de uitslag.

B

ioMCN, gelegen in Delfzijl, waar biomethanol wordt geproduceerd, is een jonge fabriek. Het bedrijf nam een bestaande methanolfabriek over, in 1975 gebouwd omdat kort ervoor bij Slochteren die gasbel was ontdekt. Wat dat betreft was er genoeg grondstof voorradig en produceerde de fabriek in twee units ongeveer dertig jaar lang methanol op basis van aardgas. Deze fabriek sloot medio 2006 de deuren. De olie- en gasprijzen waren hoog, maar de methanolprijs steeg niet mee waardoor de marge snel verdween. Een nieuwe eigenaar startte eind 2006 de fabriek opnieuw op onder de naam BioMCN, met opnieuw methanol op basis van aardgas. De prijs voor methanol was op dat moment weer gunstig. Hij had daarnaast wel het idee om in een paar maanden tijd op gigantische schaal methanol op basis van glycerine te produceren. Bio-methanol dus. De fabriek zou een tweede, groener leven krijgen. Echter, de toepassing van glycerine was nog maar nauwelijks de laboratoriumschaal ontgroeid. Van de ene op de andere dag van labschaal naar een industriële en commerciële installatie kan niet zomaar. ‘Dat realiseerde men zich hier gelukkig bijtijds. Als je echt moet wachten tot je met groen van start kunt, ben je toch al een aan-

tal jaren bezig. Dus produceerde de fabriek in eerste instantie weer methanol en begon het met grootschalig onderzoek en een pilot plant voor groene methanol op basis van glycerine’, vertelt Paul Compagne. Toen hij in september 2007 als plantmanager bij BioMCN startte, was men druk bezig met de engineering van deze pilot plant. Compagne: ‘Bij hoge temperaturen wordt glycerine snel instabiel. Omdat BioMCN gebruikmaakt van een bestaande installatie en met gasstroom werkt, moet glycerine ook eerst in gasfase worden gebracht om het te kunnen inbrengen in de bestaande installatie. Er is een technologie ontwikkeld om glycerine structureel op een stabiele manier in de dampfase te brengen en dat werd getest in de pilot-unit.’

Smoordruk

In maart 2008 is de pilot gestart. Een aantal proeven en testen wees uit dat het ontwikkelde concept om glycerine stabiel in de gasfase te brengen, was geslaagd. Op basis hiervan werd besloten een commerciële installatie te bouwen. Deze ging in juni 2009 in bedrijf. Vanaf dat moment produceert de fabriek voor de helft methanol en voor de helft bio-methanol, samen goed voor een capaciteit van 400.000 ton. Compagne: ‘Tweeëneenhalf jaar is ongelooflijk snel om een kwaliteitsproduct op commerciële

54 Chemie magazine februari 2010

CM1002_p54_plantmanager.indd 54

18-02-2010 14:49:58


Plant manager of the year

Paul Compagne

schaal te produceren. Dat doet bijna niemand ons na. Externe partijen geloofden niet dat het in deze tijdspanne zou lukken.’ BioMCN is een nieuw bedrijf met een oude installatie. ‘Je begint al met een achterstand als je zo’n installatie opstart. Daarnaast krijg je te maken met deels een onervaren bemanning. Slechts een aantal werknemers van de oude fabriek is gebleven bij BioMCN. Een deel van de operators is nieuw. Ook het vergunningentraject moest opnieuw worden doorlopen, certificaten moesten gehaald, enzovoort. En toch hebben we in een recordtempo een fabriek neergezet waaraan de hele organisatie zijn steentje heeft bijgedragen. We hebben het met z’n allen smoordruk gehad. Maar iedereen hier was ervan overtuigd dat we de klus zouden klaren. Van hoog tot laag. Dat was geweldig om te zien.’

Uniformiteit

De mentaliteit in de organisatie zit goed. Ook de bedrijfscultuur begint in dit jonge bedrijf stilaan te groeien. Compagne: ‘Er is al een bepaalde cultuur onder de oude bemanning, de cultuur binnen de stafafdeling is relatief nieuw en ook de nieuwe werknemers komen uit verschillende bedrijfsculturen. Om iedereen op één lijn te krijgen, hebben we op MT-niveau het beleid, onze visie en onze doelstellingen in een aantal sessies

in kaart gebracht. Vervolgens wilden we datzelfde beeld op ieders netvlies krijgen. In groepen hebben we daarover uitvoerig gesproken en de medewerkers gevraagd wat ze als ploeg, maar ook als individu kunnen bijdragen om die doelstellingen te halen. Op de achtergrond creeer je zo een soort uniformiteit in het belevingsniveau van iedereen. Waar gaan we heen en hoe doen we dat. De eerste stap is gezet en dat bouwen we nu nog verder uit.’ BioMCN is volgens Compagne een eerlijke en open organisatie. Ieder half jaar houden hij en de CEO overview-bijeenkomsten om iedereen bij te praten waar het bedrijf staat wat betreft technologie, marketing, sales, et cetera. Ze kunnen hem hierover ook altijd wat vragen. Daarnaast is Compagne bezig om de rol van de ploegleider verder te professionaliseren. ‘Ploegleiders komen met name uit de oude fabriek waar ze onder andere op basis van hun technische kunde tot ploegleider zijn gepromoveerd, maar hun managementrol moet nog worden ontwikkeld. De intermenselijke kant, het gedragsdeel, daarin moeten we hen extra steunen. Ploegleiders moeten met mensen in gesprek gaan en hen beoordelen op hun functioneren, dat gebeurde onvoldoende. Onder meer daarin hebben we ze getraind. Ploegleiders moeten niet alleen de postbode zijn tussen management en ploeg,

Opleiding HTS Leeuwarden, Chemische technologie; Functies 1984 - 2007 Verschillende managementfuncties, Diolen Industrial Fibers 2007 - heden Plantmanager BioMCN Delfzijl

februari 2010 Chemie magazine 55

CM1002_p54_plantmanager.indd 55

18-02-2010 14:50:00


maar spelen voor mij ook een cruciale rol tussen ploeg en management. Met de informatie die ze van beide kanten krijgen, moeten ze zelf wat doen. Bijvoorbeeld door informatie vanuit het management naar eigen inzicht verder toe te lichten in de controlekamer. Of voor klachten die van de ploeg komen, zelf een creatieve oplossing vinden. Als dit niet lukt, kunnen ze het nog altijd opschalen naar een hoger niveau. Je moet juist uitgaan van de kracht die in ieder van ons zit en de verantwoordelijkheid zo diep mogelijk in de organisatie leggen. Dat betekent tegelijkertijd dat je moet accepteren dat er af en toe fouten worden gemaakt en dat gebeurt ook. Door fouten vervolgens breed in de organisatie te bespreken, leert iedereen ervan en worden ze niet opnieuw gemaakt. De wil tot verbetering moet er uiteraard wel zijn, onwil accepteer ik dan niet.’

Je moet uitgaan van de kracht die in ieder van ons zit en accepteren dat er fouten worden gemaakt Schroom

Glycerinezuiveringsunit De grootste financiële investering die BioMCN in de afgelopen 2,5 jaar deed, is de investering in de glycerinezuiveringsunit om de crude glycerine, afkomstig van biodieselfabrieken te zuiveren. Voor de productie van biomethanol kan alleen maar een zuivere grondstof worden gebruikt, anders wordt de katalysator, die nodig is om van glycerine naar methanol te gaan, vergiftigd. De glycerine, afkomstig van biodieselfabrieken bevat maar voor tachtig procent glycerine, de rest is verontreiniging: water, zout en dergelijke. De gebouwde zuiveringsunit van BioMCN heeft de grootste capaciteit ter wereld. De grootste installatie was tot nu 50.000 ton per jaar, maar de installatie van BioMCN kan tot 250.000 ton aan. Deze unit zit momenteel nog in een optimalisatiefase.

Iedereen bij BioMCN heeft de afgelopen periode hard gewerkt en ontzettend veel geleerd. Onder meer door trainingen, bijscholing en omscholing. Momenteel werken ongeveer vijftig operators in één unit, maar tegelijkertijd worden ze opgeleid om van start te kunnen gaan in de tweede unit. Daarnaast wordt iedereen opgeleid om de nieuw gebouwde zuiveringsunit (zie kader) te kunnen bedienen. En voor veiligheid is er eveneens een trainingsprogramma opgezet. Compagne: ‘Al sinds 2007 doen we veel rond veiligheid. We hanteren een veiligheidsbeleid dat we niet zelf hebben bedacht, maar kregen van Dupont. Zij hebben een heel efficiënte techniek ontwikkeld hoe je het veiligheidsbewustzijn op een hoog niveau brengt. Uit evaluaties van incidenten in chemische bedrijven blijkt namelijk dat vaak 96 procent van de incidenten wordt veroorzaakt door gedrag. Tegelijkertijd hebben we echter de neiging om die 96 procent vooral technisch op te lossen. Om een bewust veilig gedrag te creëren, lopen iedere week vier medewerkers in duo’s een ronde door het bedrijf. Hierbij gaan ze in gesprek met collega’s – zowel operators, ploegleiders als collega’s op kantoor, maar ook externen – die ze tijdens hun ronde ontmoeten. Ze geven aan wat ze constateren rond veiligheid. Ze gaan met elkaar in dialoog met als doel van elkaar te leren, dus met een positieve insteek.’ Iederéén loopt zo’n rondje, van administratief medewerker en onderhoudsmedewerker tot CEO . Bijkomend effect is dat er interactie is tussen kantoor en fabriek, ze gaan zich interesseren voor het werk van de ander en dat genereert een positievere sfeer. Er is in het begin

altijd wel wat schroom, maar die wordt steeds minder.’

Vertraging

BioMCN heeft het sinds de start niet altijd even gemakkelijk gehad. In maart 2009 moest het bedrijf bijvoorbeeld op zoek naar een nieuwe aandeelhouder. In een recordtempo – een zestal weken – is een nieuwe aandeelhouder gevonden, maar tegelijkertijd gebeurde er wat anders. Compagne: ‘In deze periode waren we druk met de bouw van de plant. Door de verschuiving van de focus naar het zoeken van een nieuwe aandeelhouder verslapte de aandacht voor de voortgang van het project. Hierdoor hebben we vertraging opgelopen. Dat was jammer, maar daar kwamen we pas later achter.’ Ook de crisis was zeer te voelen. ‘Van september 2008 tot juni 2009 hebben we stilgestaan. Er is tijdens die periode zwaar gefocust op begeleiding in het project en in versnelling van de opleiding, maar het was wel een heel lange periode. Iedereen was erg blij dat we weer in bedrijf gingen.’ In deze periode gebeurde ook de omschakeling van methanol naar bio-methanol. ‘Als er geen recessie was geweest en we gewoon hadden kunnen produceren, dan zouden we ongeveer vier à vijf weken hebben moeten stilliggen om de omschakeling te realiseren, maar in geen geval acht en een halve maand.’

Groen, groener, groenst

De fabriek draait nu voor de helft op bio-methanol. De volgende stap wordt de vergroening van de tweede helft van deze unit, tot 400.000 ton capaciteit. Deze unit zal naar verwachting in de tweede helft van 2011 groen zijn. Maar de ambities zijn groter. Compagne: ‘In 2012, 2013 staat de vergroening van de tweede unit op de agenda. We willen naar 800.000 ton productiecapaciteit. Momenteel is er 200.000 ton vergroend, dus de uitdaging blijft dat we op de een of andere manier die andere 600.000 ton ook gaan vergroenen. Waar we eveneens aan denken is om op basis van biomassa met een vergassingstechnologie groen syngas te produceren, dat we vervolgens kunnen verwerken in onze synthese tot groene methanol. We verwachten namelijk dat er in de toekomst mogelijk niet voldoende glycerine zal zijn voor de 800.000 ton productiecapaciteit die we willen bereiken.’ BioMCN wil een groen bedrijf zijn en wil dat ook uitdragen. Compagne: ‘Over een aantal maanden neemt Eon, die op basis van huishoudelijk afval stoom maakt, onze stoombehoefte voor haar rekening. Dit jaar nog zullen we dus onze stoombehoefte ook verder vergroenen. Wat ook nog zou kunnen, is de stroom vergroenen en kijken of we iets met onze CO2-uitstoot kunnen doen. Maar laten we ons eerst richten op de verdere vergroening van bio-methanol en hier een serieuze slag in slaan.’ p

56 Chemie magazine februari 2010

CM1002_p54_plantmanager.indd 56

18-02-2010 14:50:01


Macco Korteweg Column

Maak de ARIE-regeling niet nodeloos ingewikkeld beschermen tegen de gevaren van industriële ongevallen. Deze Europese wet-en regelgeving werd hier omgezet in het BRZO (Besluit Risico’s Zware Ongevallen). Die was gebaseerd op relatief eenvoudige criteria, namelijk een bepaalde hoeveelheid van de volgens de EU geclassificeerde stoffen, zoals zeer giftig, giftig, zeer licht ontvlambaar, licht ontvlambaar, et cetera. De Nederlandse overheid heeft deze eenvoudige, maar effectieve indeling echter niet gevolgd en een eigen systeem ontwikkeld, met termen zoals ‘extreem toxische stoffen’, die nergens in de wereld gebruikt worden. Die zijn afgeleid van de kwantitatieve risicoanalyse (QRA), waarbij het uitgangspunt is dat de kans op ernstig letsel op 100 meter van een fabriek is. Een geheel willekeurig gekozen criterium, maar de overheid moet nu eenmaal iets kiezen, nietwaar? Het is in mijn ogen een illusie te denken dat zo de scheidslijn tussen veilig en niet-veilig gemaakt kan worden. Integendeel, de aanwijssystematiek van ARIE-regeling is zo complex geworden dat eigenlijk niemand er een touw aan kan vastknopen. Alleen de ambtenaren van het ministerie van SZW lijken er, net als duurbetaalde adviesbureaus, een zekere status aan te ontlenen. Dit probleem is ook aan de orde geweest bij het door minister Donner gevraagde SER-advies ter evaluatie van de ARIE-regeling. En u raadt het al; in het conceptadvies krijgen de adviesbureaus de zwarte piet toegespeeld door te stellen dat ze ‘verkeerd adviseren’.

Macco Korteweg Maris VNCI-beleidsmedewerker veiligheid, gezondheid en milieu

H

et Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft voor de tweede keer de kans gemist om een eenvoudig indelingssysteem in te voeren voor bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken. Daarbij gaat het om de zogeheten ARIE-regeling, oftewel de Aanvullende Risico Inventarisatie en Evaluatie. Die is door het ministerie van SZW opgesteld om werknemers te beschermen tegen de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Uiteraard sta ik volledig achter het uitgangspunt om de maatschappij te behoeden voor de vaak ingrijpende consequenties van een grote brand, een explosie of een giftige wolk. Maar ik begrijp niet dat de Nederlandse overheid het zo ingewikkeld maakt, terwijl het zo simpel kan met behulp van de Seveso-systematiek. Na de chemische ramp in het Noord-Italiaanse stadje Seveso in 1975, waarbij een groot deel van de bevolking werd verminkt door een dioxineontsnapping, heeft de Europese Gemeenschap weten regelgeving uitgewerkt om de mens en zijn omgeving beter te

Ik heb altijd geleerd om de problemen bij de bron aan te pakken. Daarom heeft de VNCI via de SER aangeboden om de huidige Seveso-aanwijsmethodiek over te nemen en een extra aanwijsgroep te creëren volgens deze eenvoudige criteria. Deze simpele oplossing werd echter weggewuifd… De SER ziet blijkbaar meer waarde in het voorstel om een nieuw rekeninstrument te ontwikkelen, zodat bedrijven in theorie eenvoudiger kunnen becijferen of ze onder de ARIE-regeling vallen. Daarmee is de basis gelegd voor een tweede QRA-model, waarvan de industriële veiligheidsexpert Chris Pietersen elders in dit nummer terecht zegt dat het tot een soort rituele dans is verworden, waar niemand iets meer van begrijpt. En dat terwijl de overheid verplicht is om begrijpelijke wetgeving te maken, waarbij ieder bedrijf voor zichzelf zou moeten kunnen nagaan onder welke regeling het precies valt. Het is ook jammer dat de vakbonden dit signaal in het SER-overleg niet serieus genomen hebben. Ook zij zouden dan in de toekomst deze regelgeving makkelijker kunnen begrijpen. De Seveso-regeling wordt momenteel klaargestoomd voor de introductie van de Europese variant van het Global Harmonised System (GHS) om tot een wereldwijde harmonisatie te komen voor de classificatie en labeling van chemicaliën, de zogeheten CLPverordening (Classification, Labelling and Packaging). Zou dit geen signaal moeten zijn voor het ministerie van SZW om eens na te denken over de invoering van de CLP in de ARIE-regeling? Ook REACH zal de komende tijd nog wel wat veranderingen geven die simpel doorgevoerd kunnen worden in CLP, maar voor de ARIE komen die dure adviesbureaus weer om te hoek kijken. Ook hebben we een jaar na de introductie van de CLP zelfs nog niets gehoord van het Ministerie van SZW over de invoering van de CLP in de rest van de Arbowet. En dat geeft uiteraard te denken… p februari 2010 Chemie magazine 57

CM1002_p57_column.indd 57

18-02-2010 14:11:10


Project4:Opmaak 1 19-2-10 14:19 Pagina 8

UPDATE YOUR KNOWLEDGE OF PROCESS HAZARDS AND MANAGING THEM!

Join the next seminar in the Amsterdam Process Safety Seminar Series in April.

PROCESS SAFETY FUNDAMENTALS – DO YOU KNOW WHAT YOU NEED TO KNOW? April 13-14, 2010 Amsterdam, The Netherlands

br

= CHEMIE =

m

TO

om er

n

ea

bu

re

=

M

=

O

s —

leren pak

R

Read more www.ael.fi/ehs

n

-

ite

r

ee

lu

ri

ch

t—

sy

w –

open

el

nd

ka

t

at

or

–k

Chemie m ie ie = schoon on on k ‘m

– Afsluitdijk –

-

>c WZco^cZ o^iiZc idZkdZ\^c\Zc d >c WZco^cZ o^iiZc idZkdZ\^c\Zc db db YZ bdidg WZiZg iZ hbZgZc Zc ]d\Z YZ bdi dg WZiZg iZ hbZgZc Zc ]d \Z XXdbegZhh^Z bd\Za^_` iZ bV`Zc! dbegZhh^Z bd\Za^_` iZ bV`Zc! Yjh bZZg Z[ÒX^ZcXn # :migV egZhiVi^Z V Yjh bZZg Z[ÒX^ZcXn# :migV egZhiVi^Z bZi b^cYZg Wg VcYhid[# 8]Zb^Z ] ]VVai bZi b^cYZg WgVcYhid[# 8]Zb^Z ]VVai YZ bZZh i hX]VYZa^_`Z hid[[Zc Zgj j^i# YZ bZZhi hX]VYZa^_`Z hid[[Zc Zgj^i# 9Z `Vi VanhVidg odg\i kddg hX]dcZ ZgZ 9Z `ViVanhVidg odg\i kddg hX]dcZgZ j^iaVVi\Vh hZc# 9Vi ^h ]VgY cdY^\ dd`# j^iaVVi\VhhZc# 9Vi ^h ]VgY cdY^\ dd`#

re

?Z o^Zi Èi kddg _Z# ?Z o^Zi Èi kddg _Z# <Vh! `deeZa^c\! lZ\# <Vh! ` deeZa^c\! lZ\# KVc & cVVg &%% ^c K Vc & cVVg &%% ^c * hZXdcYZc# >c YZ WdX]i * hZX dcYZc# >c YZ WdX]i hX]jjgi _Z `c^Z d _ kZg hX]jjgi _Z `c^Z dkZg ]Zi l Z\YZ`# Hedgi^Z[ ]Zi lZ\YZ`# Hedgi^Z[ D[ `Vab `Vgg Zc de D[ `Vab `VggZc de ZZc aVcYl Z\\Zi_Z# ZZc aVcYlZ\\Zi_Z# @Vc cVijjga^_` dd`#

g e nie

s aly

lbe[_XWWh lb e[_XWWh

he

n t t

a[_^WhZ a [_^WhZ Z

as

te

t

–g

—b iertj e

bu

ot nalp

y dd

r

= rustig rijden =

de

leren pijpen

m

in

de

ru

its

to

ot

8]Zb^Z dcYZgodZ`i! dciYZ`i! egdYjXZZgi BZZg lZiZc4 3 lll#X]Zb^Z^hdkZgVa#ca


Groene chemie

PaperFoam biedt groene verpakking in elke vorm

De geheime chemie van zetmeel en papiervezels Het materiaal lijkt op polystyreen schuim, maar kan na gebruik gewoon de papierbak in: PaperFoam, van de gelijknamige firma uit Barneveld, opgericht in 1998. Vooral de laatste jaren zit het product in de lift, omdat veel bedrijven op zoek zijn naar duurzame verpakkingen op basis van groene grondstoffen. Erik te Roller

P Het Copernicus Instituut heeft uitgerekend dat de productie van bijvoorbeeld een CD-doosje van PaperFoam minstens 85% minder CO2-emissie met zich meebrengt dan een doosje van polystyreen

aperfoam bestaat uit zetmeel en papiervezels. De vezels zorgen voor de stevigheid, het aardappelzetmeel, afkomstig van AVEBE, houdt ze bij elkaar. ‘We maken eerst een mengsel van vezels, zetmeel en water en verwerken dat met een spuitgietmachine tot producten in allerlei vormen. Het water verdampt tijdens de verhitting; het zetmeel ‘verstijfselt’ en zorgt voor het schuimeffect. Er ontstaat een glad en zacht materiaal, van nature wit, maar je kunt ook in verschillende kleuren maken’, zegt directeur Mark Geerts van PaperFoam. Bij het bedrijf werken nu 15 mensen. Aan het werken met zetmeel en papiervezels komt de nodige chemie te pas, maar Geerts wil daar niet veel

over kwijt, aangezien PaperFoam de enige fabrikant van dit materiaal ter wereld is. ‘Normaal zijn zetmeelproducten bros. Als je het buigt, breekt het. Inmiddels hebben we met subsidie van het Small Business Innovation Research-programma van de Nederlandse overheid een variant ontwikkeld, die kan scharnieren. En maken we nu doosjes waarin reageerbuisjes met monsters goed beschermd verstuurd kunnen worden.’

Goed beschermd

Klanten van het eerste uur zijn elektronicabedrijven. Zij gebruiken PaperFoam om hun mobiele telefoons, muizen, oortelefoontjes en dergelijke beschermd te verpakken. Geerts: ‘Het enige nadeel van paperfoam is, dat het niet doorzichtig is.’ Wel doorzichtig is PET (polyethyleen tereftalaat) waarin de meeste elektronicaproducten doorgaans worden verpakt. PET is alleen harder dan PaperFoam. Dat geldt ook voor pulp, het materiaal van eierdozen. Daarom worden de producten ter bescherming eerst in plastic zakjes gedaan voordat ze in de pulpvorm worden gelegd. De prijzen van PaperFoam, pulp en kunststoffen ontlopen elkaar volgens Geerts niet veel, afhankelijk van de eigenschappen en toepassingen. Afgezien daarvan heeft PaperFoam één groot voordeel ten opzichte van de kunststofmaterialen: zijn geringe ecologische voetafdruk. Het Copernicus Instituut van de Universiteit

Utrecht heeft uitgerekend dat de productie van bijvoorbeeld een CD-doosje van PaperFoam minstens 85% minder CO2-emissie met zich meebrengt (van wieg tot poort) dan een doosje van polystyreen en minstens 55% minder dan een digipack-doosje (polystyreen plus karton).

Composteerbaar

Een bijkomend voordeel is dat consumenten PaperFoam-verpakkingen gewoon bij het oud papier kunnen doen. ‘Het materiaal bevat in feite dezelfde ingrediënten als papier, alleen in een andere verhouding’, verklaart Geerts. ‘En mocht de verpakking op straat belanden dan verdwijnt het na een paar regenbuien, omdat het composteerbaar is. Het is een groen product, waarmee we tegemoet komen aan de behoefte van bedrijven die op zoek zijn naar een meer natuurlijk verpakkingsmateriaal.’ PaperFoam verpakking is dus gevoelig voor vocht. Dat kan bij medische producten een probleem geven. ‘Daarom hebben we onderzocht hoe we de vochtbestendigheid van ons materiaal kunnen verbeteren. Dat heeft geleid tot een nieuw product, de kidney tray. Dit is het bekende niervormige bakje, dat in ziekenhuizen veel wordt gebruikt. Onze bakjes zijn zachter, gladder, niet stoffig en beter stapelbaar, terwijl ze ook uit herwinbare grondstoffen zijn opgebouwd en biologisch afbreekbaar zijn.’ Paperfoam laat zich bij betrekkelijk lage temperatuur en druk verwerken. ‘Daarom werken wij ook met matrijzen van aluminium in plaats van staal. Aluminium is zacht en laat zich daardoor gemakkelijker bewerken, waardoor de aluminiummatrijzen beduidend goedkoper zijn’, legt Geerts uit. Het bedrijf maakt voor zijn klanten met behulp van de computer een ontwerp van de verpakking. ‘We produceren met wel honderd spuitgietmachines op diverse plaatsen in de wereld dichtbij onze klanten en met name in Maleisië, waar veel telefoon- en elektronicafabrikanten zijn.’ p Meer informatie: www.paperfoam.com

februari 2010 Chemie magazine 59

CM1002_p59_groene chemie.indd 59

18-02-2010 14:10:27


Career event in Chemistry, Life Sciences, Process Technology, Pharma and Food Wednesday, March 24th 2010, Beatrixgebouw, Utrecht

Shape your career, shape your future…

at C2W Career Expo PROGRAMME HIGHLIGHTS: • Opening: Prof.Dr. Bert Meijer, TU/e • Movie: A day in the life of… • Lecture: Making the entrepreneurial choice • NWO-CW: Workshop for PhD’s and postdocs • Jong KNCV: Workshop Elevator Pitch • HBO Topics • Corporate presentations • More than 50 organisations and companies • KNCV Career Corner • The perfect networking opportunity • New: Master Expo, get your information about ultimate masterstudies

Kick start your career free of charge Register now at www.c2wcareerexpo.nl Sponsors

Unlimited.

Partners

Organisation

DSM UR

AN

YM

US

ran

Ut

S.

rec

. V.V

U

ht

Main sponsors

ym u

s Hogesc

ho

ol

Synthon

ST09174 CCE Adv 2010 210x297 Bezoekers.indd 1

15-01-2010 10:56:32


VNCI

Informatievoorziening kan beter

Leden positief over dienstverlening VNCI-leden zijn positief over de dienstverlening van de vereniging. Dat blijkt uit een eind vorig jaar gehouden schriftelijke enquête, waarin de verschillende activiteiten van de vereniging gemiddeld met een 7,5 werden beloond.

E

ind vorig jaar heeft de VNCI 287 enquêteformulieren gestuurd naar leden die op een bepaalde manier bij de vereniging zijn betrokken. Het ging onder meer om locatiedirecteuren en leden van beleids- en werkgroepen. In totaal vulden 90 mensen het onderzoek in. Ze kregen verschillende vragen voorgeschoteld, onder andere over de betekenis van de VNCI voor hun bedrijf, de invloed bij politiek en overheid en de kwaliteit van de antwoorden van beleidsmedewerkers. Directeur Colette Alma vindt het eindresultaat van een 7,5 ‘behoorlijk positief.’ Maar nog positiever vindt ze het feit dat veel

ondervraagden tal van suggesties hebben geleverd voor verbeteringen. ‘De rode draad van alle commentaren gaat vooral over de manier waarop informatie van de VNCI bij de leden terechtkomt. De suggesties voor verbetering pakken we het komend jaar op. Bijvoorbeeld door de gebruiksvriendelijkheid van het ledennet te verbeteren en sneller opvolging te geven aan actiepunten uit de relatiemanagementbezoeken’, aldus de VNCI-directeur.

Ondersteuning kleinere leden

Een ander belangrijk punt dat uit de enquête naar voren kwam is de ondersteuning van

kleinere leden. De VNCI gaat met individuele bedrijven na wat de vereniging kan doen om kleinere ondernemingen de juiste aandacht te geven. Daarnaast plaatst een aantal leden vraagtekens bij de effectiviteit van de imagocampagne. Volgens Colette Alma hebben de leden waardering voor de materialen, zoals de posters en de postzegels, maar vragen zij zich af of je hiermee werkelijk een imago kan verbeteren. ‘Bedrijven zijn immers zeer resultaatgericht. Daarom is het goed dat we het komend jaar meer met de campagne naar buiten gaan treden. Zo zijn de posters vanaf maart onder andere te zien bij het Ministerie van Economische Zaken. Maar laten we vooral niet vergeten dat een beter imago een zaak van lange adem is. Dat verander je niet van de ene op de andere dag.’ p

Energie & klimaat centraal tijdens jaarvergadering Onder leiding van BNR-presentator Rens de Jong behandelt de 91e jaarvergadering van de VNCI op 2 juni het thema ‘Energie, chemie - het klimaat’. De bijeenkomst is traditiegetrouw in de Nieuwe Kerk in Den Haag. Zowel VNCI-leden als andere geïnteresseerden zijn welkom bij dit kosteloze evenement.

T

ijdens de jaarvergadering komen diverse discussiepunten aan bod over energie en klimaat, zoals de afhankelijkheid van de beperkte hoeveelheid fossiele brandstoffen, de tegenstelling tussen enerzijds economische groei en anderzijds energiebesparing en milieubelasting én de problemen waar Nederland tegenaan loopt bij het maken van mondiale afspraken. Tijdens de jaarvergadering hoopt de VNCI hierover - samen met de sprekers en bezoekers - waardevolle inzichten te presenteren. Naast energie en klimaat is er ook veel aandacht voor de nieuwe generatie chemici. Tijdens de jaarvergadering wordt namelijk het zogenaamde Young Professional Network gelanceerd. Hierin kunnen jonge, veelbelovende chemici uit de chemische industrie elkaar leren kennen en van elkaar leren. p februari 2010 Chemie magazine 61

CM1002_p61_VNCI.indd 61

18-02-2010 14:09:17


VNCI

Colofon

Wie? Geert Visser Waar? Rotterdamdesk van Havenbedrijf Rotterdam in Noord-Amerika Opvallend Hij woont al jaren in Houston waar hij ook Nederlands consul is

H

et Havenbedrijf Rotterdam heeft, met ingang van 1 januari, de 62-jarige Geert Visser benoemd tot zijn vertegenwoordiger voor NoordAmerika. Hij is gevestigd in Houston, waar hij tevens Nederlands consul is

en directeur van Global Marine Transport. Visser heeft meer dan 30 jaar ervaring op senior management en directieniveau in het internationale zakenleven en maritiem transport. Zijn netwerk omvat de sectoren offshore, chemie, olie, containers en ‘breakbulk’. Hij neemt de ‘RotterdamDesk’ in Houston over van de Robert E. Kennedy die met pensioen is gegaan. De vertegenwoordiging in Chicago is opgeheven. p

Bas Rutgers is per 1 februari benoemd tot directeur Corporate Communication & Investor Relations van Vopak. Hij volgt Emilie de Wolf op die haar loopbaan elders voortzet.

Wie? Boy Litjens Waar? Sabic Europa Opvallend Hij is benoemd tot Officier in de Orde van OranjeNassau

D

e scheidend CEO van SABIC Europe, Boy Litjens, is 1 februari benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Hij kreeg de onderscheiding vanwege zijn belangrijke en bijzon-

dere verdiensten in de uitoefening van zijn functie. De uitreiking vond plaats in het Europese hoofdkantoor van SABIC in Sittard. Daar waren ook de voorzitter van de SABIC Board, Prince Al-Saud, de CEO van SABIC, Mohammed Al-Mady en andere hooggeplaatste gasten aanwezig. De 58-jarige Litjens studeerde economie in Tilburg en begon zijn loopbaan

in 1977 bij DSM in Heerlen. Hij speelde een belangrijke rol bij de verkoop van de petrochemie van DSM aan SABIC. In 2002 trad hij toe tot de Raad van Bestuur van SABIC om vervolgens in 2006 als CEO aan de slag te gaan. Daarnaast was hij in deze periode voorzitter van de European Petrochemical Association (EPCA); een organisatie waarin de Europese chemische industrie is vertegenwoordigd. In het laatste jaar als voorzitter van de Raad van Bestuur van SABIC Europe was hij mede verantwoordelijk voor het ontwerp en de invoering van het nieuwe wereldwijde besturingsmodel van de onderneming. p Van links naar rechts; Huub Meessen (SABIC) Prince Saud Bin Thunayan Al Saud (SABIC), Boy Litjens, Maria van der Hoeven (Minister Economische Zaken), Mohammed Al-Mady (SABIC).

VNCI Agenda 6 mei 2010 SusChem Nederland VNCI kantoor 28 april 2010 Dagelijks Bestuur / Algemeen Bestuur VNCI kantoor 23 april 2010 BG Communicatie VNCI kantoor

21 april 2010 BG Onderwijs VNCI kantoor 13 april 2010 WG Milieuzorg VNCI kantoor 13 april 2010 WG Security CORUS te IJmuiden

8 april 2010 WG Responsible Care Global Charter VNCI kantoor 1 april 2010 Regiegroep Chemie Academiegebouw Utrecht 19 maart 2010 Bestuurs Advies Commissie VNCI kantoor

Redactie: Adriaan van Hooijdonk (hoofdredacteur) e-mail: hooijdonk@vnci.nl Jos de Gruiter e-mail: de gruiter@vnci.nl Adres redactie: Loire 150 2491 AK Den Haag, tel. 070-3378787, fax. 070-3203903 Eindredactie: Alexandra van Geleuken (bladeren media bv) Vaste medewerkers: Rob Cloosterman, dr. ir. Astrid van de Graaf, drs. Ingeborg van Honschooten, drs.ing. Inge Janse, ir. Joost van Kasteren, drs. Emma van Laar, ir. Marlies Lukkes, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, dr. Annemarie Vroom ten Wolde Vormgeving: Basisvormgeving, art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Joachim Mahn Advertentie-exploitatie: Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, tel. 070-323 40 70 Fax 070-323 71 96 e-mail: vnci@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Druk: Ten Brink, Meppel Abonnementenadministratie: Nieuwe abonnementen/mutaties alleen schriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: vanderlugt@vnci.nl. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis. Abonnementen eindigen per eind februari. Als niet vóór 1 januari wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door. Abonnementsprijs per jaar (incl. btw) 80 euro in Nederland en België 100 euro in de overige landen Chemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdag Overname van artikelen en/of foto’s uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven. Beeld cover: General Motors / Opel Nederland Internet: www.vnci.nl ISSN: 1572-2996

62 Chemie magazine februari 2010

CM1002_p61_VNCI.indd 62

18-02-2010 14:09:21


Project4:Opmaak 1 19-2-10 14:19 Pagina 9

PRODUCTIE IN OPTIMA FORMA

AD Productions is gespecialiseerd in het formuleren en mengen van chemische vloeistoffen en poeders. l l

l l l l

AD PRODUCTIONS BV - CHEMISTRY, BLENDS & KNOWLEDGE Markweg Zuid 27 4794 SN Heijningen Postbus 102 4793 ZJ Fijnaart

Tel. +31 (0)167 - 526 900 Fax +31 (0)167 - 526 969 info@adinternationalbv.com www.adinternationalbv.com

ADR-klasse: 3, 4.1, 5.1, 6.1, 8 en klasse 9 Meng en opslagfaciliteiten conform CPR 15-2 ISO 9002gecertificeerd Eigen R&D en laboratorium Wereldwijd transport Meer dan 30 jaar ervaring

Wilt u uw productie outsourcen? Wij maken graag kennis met u.

Laboratory Technician

services

RahuCat is een spin-out bedrijf van Unilever en ontwikkelt oxidatie katalysatoren voor industriële toepassingen.

zoekt de perfecte match

Wij zijn voor het research team in Leiden op zoek naar een Laboratory Technician die meehelpt aan het uitwerken van specifieke toepassingen van de katalysatoren. Het plannen en uitvoeren van laboratorium experimenten, adviseren in de ontwikkeling van katalysatoren, het analyseren en rapporteren van verkregen resultaten en het ontwikkelen van nieuwe testmethoden behoren tot jouw kerntaken. Ook werk je nauw samen met het commerciële team en met externe partners. Je beschikt over een chemische achtergrond (BSc of MSc) en hebt ervaring met katalysatoren. Jouw sterke kwaliteiten zijn onder andere een pro-actieve houding, pragmatisch ingesteld en discipline om onafhankelijk te kunnen werken. Meer weten? Op onze site www.cls-services.nl vind je uitgebreide informatie over bovenstaande functie of een volledig overzicht van onze vacatures. CLS Services - werving & selectie én detachering in de branches chemie | farma | biotech | food



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.