Jaarboek vereniging Oud Monnickendam 2013

Page 1

vereniging oud monnickendam

Vereniging Oud Monnickendam

jaarboek 2013

j a a r b o e k

2 0 1 3


Vereniging Oud Monnickendam

j a a r b o e k

2 0 1 3


Inhoud

Vereniging Oud Monnickendam

Voorzitter

Vice-voorzitter

Voorwoord

4

Jan Konijn

Koert Kraak

In memoriam Paul Stoffels

6

Secretaris

Bestuursleden

Vincent Keesmaat

Garrelt Bont, Ed Willms, Klaas Roos,

secretarisAoudmonnickendam.nl

Ton Meijer en Frans Ronchetti

Jaarverslag VOM 2012

p/a Waterlandsmuseum de Speeltoren

Jaarverslag penningmeester VOM 2012

8

18

Verslag algemene ledenvergadering VOM 6 juni 2012

22

Jaarverslag Stadsgidsen 2012

27

Noordeinde 2-4

Website

Jaarverslag Waterlandsmuseum de Speeltoren 2012

32

1141 am Monnickendam

www.oudmonnickendam.nl

Jaarverslag Monumenten- en Welstandscommissie 2012

41

Jaarverslag Stichting IJsschuiten Gouwzee 2012

50

Penningmeester

Winterverslag 2011 – 2012

54

Bertien van der Kolk

Verslag werkgroep ‘Oral History’ over het jaar 2012

57

Archeologische Werkgroep Waterland 2012

59

Besturen

63

De geschiedenis van ‘Samuël’ en ‘Samuël’

64

penningmeesterAoudmonnickendam.nl telefoon 0299 652580 Haringburgwal 8 1141 at Monnickendam

Ds. C.A.E. Groot

De Speeltoren en het raadsel van de kerk

Openbaar vervoer in Waterland na de Tram © 2013 Vereniging Oud Monnickendam

Redactie

Het eeuwfeest in Monnickendam 1813–1913–2013

De redactie van het Jaarboek van de

Vereniging Oud Monnickendam was dit jaar in handen van Vincent Keesmaat; met dank aan Lise Schokking.

172

Ds. C.A.E. Groot

208

Drs. J. Mewe-Reekers

Vier eeuwen gemeentezang in de Grote kerk van Monnickendam Grafische vormgeving

121

Piet Jongert

De plannen voor de drooglegging van de Purmer

109

Elise Richter & Thijs Terhorst

218

Ds. C.A.E. Groot

Rolf Hermsen, GITS [www.gitsamsterdam.nl]

Ervaringen van een stadgids

Rini de Weijze

254


VOORWOORD

Voorwoord van de voorzitter

Dit voorwoord is geheel gewijd aan alle vrijwilligers. Het bestuur van de vereniging Oud Monnickendam is hen zeer dankbaar voor hun tomeloze en belangeloze inzet, iets waar wij als Monnickendammers zeer trots op mogen zijn. Ook dit jaar geven wij zoals gebruikelijk een uitgebreid verslag van onze activiteiten van 2012. Met veel toewijding en plezier heeft iedere vrijwilliger in één van de vele werkgroepen en stichtingen een deel van zijn/haar vrije tijd gewerkt aan de doelstellingen van onze Vereniging. Als ik terugkijk op 2012 dan is er zonder uitzondering hard gewerkt aan het opzetten van nieuwe activiteiten. Op de allereerste plaats het Waterlandsmuseum De Speeltoren waar werkelijk een mega-prestatie is geleverd door de vele vrijwilligers die aan de realisering daarvan hebben gewerkt. Ik noem ook de werkgroep ‘Oral History’ die oudere Monnickendammers een interview afneemt waarin zij hun levensverhaal vertellen. Dat kan over het werk, de kerk, het verzet of de buurt gaan of zomaar anekdotes zoals je ze op de ‘lange Brug’, op de ‘Sluis’of in de ‘Steg’hoort. De Stichting IJsschuiten Gouwzee die ook dit jaar, al was het maar voor korte tijd, haar geliefde ijsschuiten weer kon tonen aan de inwoners van Monnickendam en eenieder die deze historische attractie wilde meemaken. De Stadsgidsen die met veel enthousiasme over onze stad hebben verteld en deze aan belangstellenden hebben getoond. De Archeologische Werkgroep Waterland die met volle overgave onderzoek doet naar voorwerpen die voor de historie van Monnickendam en omgeving van zo’n belang zijn. En niet te vergeten de auteurs van dit jaarboek, die toch maar weer elk jaar in de pen kruipen en een interessant onderwerp op papier weten te zetten, dat met veel plezier door velen wordt gelezen en dat ons jaarboek als naslagwerk zo belangrijk maakt. Ook de vele, vele andere vrijwilligers die ik niet heb genoemd: onze hartelijke dank!

van het Museum De Speeltoren of de vrienden van de IJsschuiten, zijn hard nodig. Laat al die vrijwilligers niet in de steek! U kunt ook op een andere manier actief zijn voor onze vereniging door nieuwe leden of donateurs te werven. Heeft u een buurman of buurvrouw, een vriend of vriendin, een familielid dat nog geen lid is; vertel hem of haar over onze activiteiten, laat hem of haar het jaarboek zien en maak hem of haar lid of donateur. Geef degene die geïnteresseerd zijn op via e-mail of haal een lidmaatschapsformulier bij ons museum De Speeltoren. Ik spreek de hoop uit dat de huidige generatie vrijwilligers ook de jonge generatie kunnen inspireren het vrijwilligerswerk voort te zetten in welke vorm of activiteit dan ook om onze doelstellingen voor de toekomst verder uit te bouwen. Wij hopen dat U dit jaarboek met veel plezier en genoegen zult lezen. Met vriendelijke groet, Namens het bestuur van de Vereniging Oud Monnickendam

Jan Konijn, voorzitter Februari 2013

Om al deze activiteiten ook in de toekomst te kunnen blijven realiseren hebben wij U, leden van de Vereniging Oud Monnickendam en donateurs nodig. Uw bijdragen in de vorm van het lidmaatschap of gewoon een donatie aan de vrienden 4

5


I N M E M O R I A M D H R . M R . P. S T O F F E L S

In memoriam dhr. Mr. P. Stoffels, oud voorzitter Vereniging Oud Monnickendam

Met het overlijden van dhr. P. Stoffels is ons een bijzonder mens ontvallen. Ik durf te stellen dat, indien hij hier (als één van de eerste forensen van Monnickendam) niet was komen wonen, de stad Monnickendam er nu waarschijnlijk heel anders uit zou hebben gezien. Het is verder zeer de vraag of onze vereniging er nog zou zijn geweest, als hij niet op de bewuste vergadering eind jaren ’50 in café De Hoop zijn stem had laten horen, toen de vereniging op het punt stond bij gebrek aan belangstelling opgeheven te worden. Door zijn voortvarende aanpak tegen de aanleg van een verbindingsweg van de in aanbouw zijnde woonwijk de Markgouw naar de N247 (vroeger de E10) heeft hij met succes de plannen kunnen tegen houden. Deze weg zou in het verlengde van de Pierebaan over het Roozendaal, Lindegracht en de Herengracht komen. De grachten zouden worden gedempt en vervolgens zouden woningen worden gesloopt om de benodigde ruimte te krijgen voor de uitvoering van het plan.

Paul Stoffels • foto Ria Houweling

6

Onder zijn leiding is ook het museum tot stand gekomen. Hij wist de juiste mensen te bereiken om zaken voor elkaar te krijgen die noodzakelijk waren voor de vereniging. Gedurende de 25 jaar dat dhr. P. Stoffels, eerst als secretaris en daarna als voorzitter in het bestuur van de Vereniging Oud Monnickendam zitting heeft gehad, zijn er door zijn grote kennis van zaken en vasthoudendheid veel dingen bereikt en verkeerde beslissingen voorkomen. Na zijn terugtreden uit het bestuur van de vereniging Oud Monnickendam is hij benoemd tot erevoorzitter, een terecht verdiende titel. Dhr. P. Stoffels is tot het eind van zijn leven de vereniging kritisch en met een grote betrokkenheid blijven volgen. We kunnen dankbaar zijn voor alles wat hij voor de vereniging heeft betekend. Klaas Roos Monnickendam, februari 2013

Door deze acties groeide de vereniging en begon het een belangrijke rol te spelen in het behoud van het historische erfgoed van onze mooie stad. Dit alles heeft er toe geleid, dat het oude stadsgedeelte van Monnickendam in 1976 de status heeft gekregen van beschermd stadsen dorpsgezicht. 7


JAARVERSLAG VERENIGING OUD MONNICKENDAM 2012

Jaarverslag Vereniging Oud Monnickendam 2012

Hieronder volgt, naar onderwerp gerangschikt, een verslag van de activiteiten van onze vereniging. Bestuur, leden en organisatie In het bestuur zijn geen mutaties geweest. Alle aftredende bestuursleden zijn voor een nieuwe periode van drie jaar benoemd tijdens de jaarvergadering op 6 juni 2012. Aangezien de Vereniging groeit en bloeit en er in de loop der jaren heel veel initiatieven zijn geweest op velerlei gebied, zijn er op dit moment veel stichtingen, werkgroepen en vertegenwoordigingen die allen op de één of andere manier een band hebben met of ontstaan zijn uit de Vereniging Oud Monnickendam. Het beleidsstuk ‘Verhoudingen VOM en haar dochters’ geeft de financiële verhoudingen, de overlegstructuren en het onderlinge uitwisselen van informatie tussen de betrokken partijen aan. De werkgroepen hebben een huishoudelijk reglement waarin doelstellingen, regels en andere voor deze werkgroep belangrijke afspraken zijn vastgelegd. Ledenaantal Eind 2012 was het aantal leden gezakt naar 1185 (1198 eind 2011). De oorzaak hiervan is het relatief hoge aantal sterfgevallen. Het bestuur zal zich de komende tijd buigen over de vraag hoe een actievere ledenwerving gedaan kan worden, vooral bij nieuwe en jongere Monnickendammers. Bij de Algemene Ledenvergadering van 2012 waren 45 personen aanwezig. Deze redelijk goede opkomst was mede te danken aan de interessante lezing die na de jaarvergadering werd gegeven. Het blijft een zorg van het bestuur de belangstelling voor de ALV te verbeteren.

Lezingen De Vereniging heeft in 2012 drie lezingen georganiseerd. De voorjaarslezing op woensdag 15 april, over de Waterlandse Melkschuit door Anton Wegman was een groot succes met 62 aanwezigen. De najaarslezing op 18 oktober ging over ‘De opgravingen bij de Speeltoren’ en werd door Elise Richter (lid van de archeologische werkgroep) verzorgd. Het was een groot succes ook vanwege de wisselwerking tussen Klaas Roos en Elise Richter. Er waren rond de 75 belangstellenden aanwezig. De geplande lezing van 7 november ging helaas niet door. De tweede najaarslezing vond plaats op donderdag 29 november. Jan Werner, als bevlogen verteller, gaf een lezing over ‘De Atlas der Nederlanden’. Het was een zeer interessante lezing en het was jammer dat er maar dertig bezoekers waren. Het beleid van het bestuur voor de komende jaren is om minimaal zes lezingen per jaar te organiseren, namelijk een winterprogramma en een najaarsprogramma met in totaal minimaal zes lezingen. De lezingen kunnen een serie zijn over onderwerpen die met elkaar verband houden. Voor 2013 zijn deze lezingen gepland op 21 januari, 21 februari, 13 maart, 3 oktober, 31 oktober en 21 november. Buiten de informatie via de gebruikelijke ledenbrieven, worden de lezingen aangekondigd via e-mail, raamposters en het weekblad Prettig Weekend en uiteraard via de evenementenkalender. Er zal een actie volgen om van zo veel mogelijk leden het emailadres te verkrijgen, zodat iedereen tijdig over belangrijke zaken geïnformeerd kan worden. Excursies De geplande voorjaarsexcursie op 21 april 2012, een wandeling door Purmerend, is niet doorgegaan wegens onvoldoende belangstelling. Op 15 september was de najaarsexcursie naar Harlingen. De excursie was geslaagd en het eten was heerlijk. Bij de terugtocht waren er echter twee personen achtergebleven in Harlingen. Dit kwam door een fout bij het tellen van het aantal personen in de bus. Ton Meijer heeft samen met Garrelt Bont de achterblijvers met de auto opgehaald. Dit mag absoluut uiteraard nooit meer voorkomen. Het aantal deelnemers was 80 personen. Vertegenwoordigingen Monumenten- en Welstandscommissie (MWC), voorheen: Commissie Stads- en Dorps Beheer, vertegenwoordiger VOM Lodewijk Duymaer van Twist De CSDB is per 2012 opgegaan in een grotere commissie, de MWC. Naar het oordeel van onze afgevaardigde Lodewijk Duymaer van Twist functioneert deze commissie goed en efficiënt. De commissie heeft een nieuwe onafhankelijke voorzit-

8

9


JAARVERSLAG VERENIGING OUD MONNICKENDAM 2012

ter, mw. M. Reitsma. Zij is stedenbouwkundige en vervult haar rol goed. De commissie komt om de veertien dagen bij elkaar om alle Waterlandse plannen te behandelen. Er is een grote en een kleine commissie. Lodewijk bezoekt alleen de grote commissie maar kan wel alle stukken van de kleine commissie inzien. Lodewijk geeft aan dat de commissie, nu die los van de gemeente functioneert, onafhankelijker is geworden. De informatievoorziening vanuit de gemeente verloopt uitstekend en Lodewijk vindt dat zijn werk in de commissie, door de regionale benadering veelzijdiger en interessanter is geworden. In het verslag van Lodewijk wordt verder ingegaan op de onderwerpen die behandeld zijn in de commissie. Het bestuur heeft ten aanzien van de diverse bouwprojecten de volgende standpunten ingenomen. _ ‘De Hooiwagen’: na wijziging van het project op grond van de inbreng door diverse partijen waaronder VOM en de toetsing aan het ‘Programma van eisen’ (bestemmingsplan), signaleert het bestuur een positieve ontwikkeling in het plan. _ Uitbreiding van de jachthaven in Katwoude: Dit plan ligt er al tien jaar maar komt nu in een vergevorderd stadium en wordt door het bestuur met belangstelling gevolgd, hoewel het niet in de oude binnenstad van Monnickendam ligt. _ Zuideinde 30: De commissie heeft geoordeeld dat het plan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand omdat het nieuwe volume duidelijk groter is dan de huidige volumes in zijn omgeving. Tegen het besluit van de gemeente een omgevingsvergunning af te geven, is bezwaar gemaakt. De procedure loopt nog. _ De schutting in de Burgemeester Versteegstraat: De gemeente heeft n.a.v. de brief van de VOM gemeld dat er een handhavingstraject in gang is gezet. De schutting in de Burgemeester Versteegstraat is vervolgens verlaagd. Er komt nog gaaswerk en een klimplant op het verlaagde deel. _ Plan Klok: men heeft geprobeerd de dubbele schoeiing aan het oog te onttrekken maar dat is nog geen ideale oplossing. De brief van de VOM hierover aan de gemeente is nog niet beantwoord. Lodewijk meldt dat hij heeft moeten concluderen dat het resultaat anders is geworden dan in een eerder stadium aan de commissie was voorgespiegeld. De commissie is destijds in grote lijnen akkoord gegaan met de bouwtekeningen maar nu blijkt dat juist in de detaillering een aantal zaken mis is gegaan. Deze is namelijk niet historiserend genoeg. Hier heeft de commissie geen grip op gehad. Er is veel gewijzigd in 10

de plannen zonder dat de commissie hiervan in kennis is gesteld door de gemeente. De dakkapellen zijn te groot, de deuren zijn niet mooi, de zijgevel heeft een andere detaillering gekregen etc. Het eindresultaat is ronduit teleurstellend! Lodewijk geeft aan dat de commissie de gang van zaken zal evalueren want zij is blijkbaar door de gemeente gepasseerd en niet op de hoogte gesteld van de veranderingen in de bouwplannen. Het resultaat van deze evaluatie is nog niet bekend. Taakgroep versterking Monnickendam (TVM) De TVM vergadert zes keer per jaar. Het burgerlid Diederick Janssens heeft zich teruggetrokken en een lid van Mooi Monnickendam is voorgedragen. De taakgroep zal voorlopig blijven bestaan maar de ambities zijn iets teruggeschroefd. Er wordt vooral over makkelijk oplosbare zaken gesproken. Zo is er gesproken over de aanlegsteigers en waar de twee kanonnen die van kringloopwinkel Noppes zijn ontvangen, moeten worden geplaatst. Het bestuur is van mening dat die niet op ’t Rondeel konden komen, omdat dat niet historisch verantwoord is. Wel bijvoorbeeld op het Rondekadiel of de dijk naar Marken. Dit is helaas niet overgenomen. Op 10 juli 2012 van 16.00 uur tot 19.00 uur werd er een inloopspreekuur gehouden. Deze door de TVM georganiseerde open middag was een succes. Het was gezellig en nuttig. Er zijn veel ideeën ingebracht. Deze zullen in de volgende vergadering(en) worden besproken en zo mogelijk uitgewerkt. Het bestuur zal niet opnieuw actie ondernemen rond het Verkeerscirculatieplan (VCP). We wachten de ontwikkelingen af. Inmiddels lijkt de verplaatsing van de weekmarkt vooralsnog niet door te gaan. De Gemeente, de SPW, de ondernemers en andere belanghebbenden gaan diverse ideeën uitwerken. Er werd ook een discussie gevoerd over het, eventueel, niet doorgaan van het Jan Haringweekend in juli 2013. Op 24 februari 2013 werd middels een persbericht bekend dat de Jan Haring Race ook de komende 5 jaar doorgaat door een financiële bijdrage van de plaatselijke horeca. Werkgroepen Archeologische werkgroep Waterland Het oprichtingsdocument van deze werkgroep is nu definitief. Dit jaar is de werkgroep Archeologie Waterland meer actief geworden en uitgebreid met acht vrijwilligers. In dit jaarboek vindt u hun eerste verslag over de activiteiten van deze werkgroep. Het is ook op de website van de VOM te raadplegen. Marco Feenstra heeft aangegeven een eigen website voor de werkgroep te willen ontwikkelen. 11


JAARVERSLAG VERENIGING OUD MONNICKENDAM 2012

Werkgroep Bestemmingsplan binnenstad Op 1 januari 2014 moet dit bestemmingsplan definitief worden vastgesteld. Binnen het bestuur is een werkgroep ‘bestemmingsplan binnenstad’ samengesteld bestaande uit Ton Meijer, Klaas Roos en Koert Kraak. De werkgroep heeft een aantal vragen op papier gezet n.a.v. het officiële ‘boekwerk’ over het nieuwe bestemmingsplan dat door de gemeente ter beschikking is gesteld. De werkgroep is twee keer bij elkaar geweest. De gemeenteraad heeft alle vragen over het eerste ontwerpplan verwerkt en het herziene ontwerpplan is in de werkgroep besproken en men is het in grote lijnen eens met het plan zoals dat er nu ligt. Wel zijn er nog enkele opmerkingen die in een brief op 29 december 2012 aan het gemeentebestuur zijn vastgelegd. 1 _ Groenstroken langs de grachten moeten als ‘groen’ aangemerkt blijven. 2 _ Het bestuur van de Vereniging Oud Monnickendam pleit voor uitbreiding van de gebieden ‘Tuinen Onbebouwd’. Voor de VOM zijn deze gebieden van historisch belang en bepalen mede het karakter en de schoonheid van de stad. 3 _ Pandhoogten op het terrein van de fa Leguit en Roos / Prooyen. In het voorgenomen bestemmingsplan staat aangegeven dat de panden een hoogte mogen hebben van 14 meter exclusief 15% marge, waardoor een hoogte kan worden bereikt tot ruim 16 meter. De huidige hoogte van de bestaande panden is 10,5 meter. Het bestuur van de Vereniging Oud Monnickendam pleit om de hoogte voor op deze locatie maximaal 12 meter aan te houden exclusief de 15% marge. Werkgroep Oral History (mondelinge geschiedenis) De werkgroep Oral History heeft dit jaar veel werk verzet. Er zijn 5-6 personen geïnterviewd, waaronder dr. Van Stalborgh, Marie Sta van Uiter (visverwerking en boten naar Marken), Lies Vet (Verfwinkel in de Kerkstraat) en Jan en Tinie Steur. Het interview met Adri Stam is opnieuw gedaan omdat de video-opnamen in eerste instantie niet goed gelukt waren en dat is goed verlopen. In het Museum is beneden inmiddels een ‘trailer’ te bezichtigen met een aantal fragmenten van de interviews met o.a. Adri Stam. Adri Stam is helaas onlangs overleden. De werkgroep heeft gebrainstormd over wat er precies met het materiaal gedaan kan worden en hoe het een plaats kan krijgen in het Museum. Er is hierover overleg geweest tussen Frans Fontaine en Esther Göbel. Bij Dela is een aanvraag voor een subsidie gedaan om het ruwe materiaal te kunnen bewerken en op thema doorzoekbaar te maken in een database. Dan zou het een interactief project in het 12

museum kunnen worden. Het RABO coöperatiefonds heeft inmiddels een subsidie van H 2.500 verleend voor dit project. De werkgroep heeft een nieuw overzicht met de te interviewen personen gemaakt en voor de komende 3 jaar zijn er nog kandidaten genoeg voor een interview. Elly Beintema, lid van de werkgroep, heeft een zware operatie ondergaan waardoor het project enigszins is vertraagd. Zij is intussen redelijk hersteld en verwacht wordt dat zij weer 100 procent kan meedraaien in het team. Er zijn en worden ook interviews gehouden die zich enerzijds richten op verzetsactiviteiten tijdens de WO II en anderzijds op bedrijfsactiviteiten. De werkgroep heeft de doelstelling, de aanpak, de doelgroep, de presentatie en de uitvoering van het oral history-project op papier gezet. De trailer van het project wordt in het museum bijzonder gewaardeerd. Er wordt gedacht aan een presentatie met een touch-screen. Aanvragen bij andere cultuurfondsen om de kosten te financieren zijn verzonden. Stadsgidsen Sinds kort is het mogelijk om met een ‘smartphone’ in de hand een I-route door Oud Monnickendam te wandelen. De Stadsgidsen zien dit niet als concurrentie maar als aanvulling. Nieuwe stadsgidsen zijn opgeleid en het aantal personen dat door onze gidsen zijn rondgeleid door onze binnenstad heeft dit jaar ook weer aan de verwachtingen voldaan en is rond de 2000. Samenwerking met het museum en het toeristisch informatie punt is van belang voor de verdere ontwikkeling van toeristische culturele activiteiten. Als doelstelling hebben de stadsgidsen om een financiële bijdrage (H 10.000) te leveren voor de restauratie van het uurwerk van de kosterij van de Grote Kerk. Vincent heeft voor de stadsgidsen een pagina gemaakt op Facebook. Website/Facebook De jaarboeken 2010 en 2011 zijn op de website geplaatst (achter knop ‘jaarboeken’). Deze kunnen met de Issuu-applicatie worden gelezen. De Brinio-film (Monnickendam in de jaren ’50) staat nu bij de films. De link van historisch genootschap De Blauwe Tram is toegevoegd. Op de website van VOM is een nieuw fotoalbum toegevoegd aan de beeldbank met foto’s uit het midden van de negentiende eeuw uit de nalatenschap van dominee W.C. Groenevelt (zie ook lemma op Wikipedia). Vincent had deze fraaie foto’s ontvangen van een nazaat, dhr. Adam. De website heeft onlangs zijn 22.000e bezoeker mogen ontvangen, geteld vanaf 13 februari 2007. Dit is een gemiddelde van 10,2 bezoekers per dag. 13


JAARVERSLAG VERENIGING OUD MONNICKENDAM 2012

Vincent heeft in overleg met Ton Meijer veel werk verricht om de website van Stichting IJsschuiten Gouwzee te verbeteren en het beheer daarvan makkelijker te maken. www.ijsschuitengouwzee.nl Op vrijdag 23 maart 2012 heeft Vincent deze website gepresenteerd op de jaarvergadering van de Stichting IJsschuiten Gouwzee. Voor de VOM, de Stichting IJsschuiten Gouwzee, de Stadsgidsen Monnickendam en het Museum de Speeltoren heeft Vincent afzonderlijke Facebookpagina’s gemaakt. Zo zijn we ook via de sociale media te vinden. Een straatje om in Monnickendam Het project ‘Een straatje om in Monnickendam’ waarin de Monnickendamse straatnamen nader worden verklaard, nadert zijn voltooiing. Wij zijn nu in de fase van aanbesteding voor opmaak en drukwerk. Het bestuur hecht veel waarde aan kwaliteit. Verwacht wordt dat het boekje in het derde kwartaal 2013 gereed zal zijn. Veel onderzoek en spitwerk is door de werkgroep gedaan met nogal wat discussies. Het moet een boekje worden dat elke Monnickendammer in zijn/haar boekenkast wil hebben. Prijs ‘De Monnick’ De prijs is in 2012 in het leven geroepen door het bestuur van de VOM en het is de bedoeling dat deze jaarlijks wordt uitgereikt aan een persoon en/of organisatie

die zich naar het oordeel van het bestuur in het voorgaande jaar bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor de Monnickendamse gemeenschap, met name op het terrein van het cultureel en historisch erfgoed. De prijs werd in 2012 voor de eerste keer uitgereikt. Winnaar van de prijs was de Algemene Woningbouw- vereniging Monnickendam, en Ron Manuel kwam de prijs tijdens de ALV in ontvangst nemen. Motivatie voor de werkgroep was dat de Algemene Woningbouwvereniging Monnickendam de prijs De Monnick 2011 verdient voor de verwerving, de opdracht tot zorgvuldige verbouwing en het tegen beperkte maandlasten beschikbaar stellen van het unieke pand aan het Zuideinde 2 ten behoeve van het informatiepunt in Monnickendam. Het pand aan het Zuideinde 2 stond al een aantal jaren in de verkoop. De AWM heeft dit pand in 2010 verworven. De relatief kostbare verbouwing is vervolgens in goede samenwerking met de toekomstige gebruikers ingezet en in 2011 afgerond. Daarmee is een uniek object voor Monnickendam in oude glorie hersteld en behouden gebleven. Bovendien heeft het pand een bestemming gekregen die van groot belang is voor de bevordering van het toerisme en daarmee van de lokale economie van Waterland, in het bijzonder de stad Monnickendam. Aankoop werkgroep Vrienden van het museum De voorstellen aan het bestuur van VOM door de werkgroep aankoop Vrienden van het museum bestaande uit Frans Fontaine, Arjan Ouwehand en Garrelt Bont zijn aangepast op het punt dat de groep een (bindend) voorstel doet aan het bestuur van de VOM en ook rekening en verantwoording aan het bestuur aflegt. In 2012 is het voorstel voor de aankoop van een schilderij van een Monnickendams straatje door de werkgroep afgewezen. Verdere voorstellen zijn niet gedaan. Waterlandsmuseum de Speeltoren

foto: Ria Houweling

14

Na de nodige kinderziektes te hebben overwonnen is het museum op 1 juli jl. opengegaan om proef te draaien. Op 31 augustus heeft de officiële opening plaatsgevonden. Alle toezeggingen zijn nagekomen wat betekent dat ook de financiële doelen zijn gehaald. Het is een ongelooflijke prestatie geweest dat dit museum in zo’n korte tijd ‘uit de grond is gestampt’. Zonder de inzet van de vele vrijwilligers uit de Waterlandse gemeenschap, was dit nooit gelukt. Waterland mag daar met recht heel erg trots op zijn en het zou goed zijn om hier mettertijd een symposium aan te wijden. Het bestuur is vol lof over de opening van het museum en over de inrichting ervan. ‘Het ziet er schitterend uit!’. In het eerste halfjaar heeft het museum bijna 4000 bezoekers getrokken. Op jaarbasis zijn er 6000 bezoekers nodig om de exploitatie rond te krijgen. Na het 15


JAARVERSLAG VERENIGING OUD MONNICKENDAM 2012

hoogtepunt van de opening was iedereen een beetje moe. Het is nu echter van groot belang dat er een goede PR voor het museum op gang komt en de organisatie wordt ingericht van ‘oprichting’ naar ‘operationeel’. Nogmaals proficiat van het bestuur van VOM voor de onvoorstelbare inbreng en het enthousiasme die niet alleen het museumbestuur maar ook alle vrijwilligers hebben opgebracht en voor het resultaat dat is neergezet. Prachtig, fantastisch, enorm!!!! Diversen _ Het bestuur heeft aan het 4-meicomité voorgesteld om tot het plaatsen van zo genaamde ‘strompelkeitjes’ over te gaan. Dit zijn messing keitjes die moeten herinneren aan de afgevoerde Joodse bewoners. Ton Meijer, bestuurslid van het 4-mei comité, gaat dit idee oppakken. _ Het bestuur heeft een beamer aangeschaft. De beamer die nu wordt gebruikt bij lezingen moet namelijk vervangen worden. Het museum zal ook gebruik van de nieuwe beamer kunnen maken.

_ De vereniging was aanwezig op de Markt Historische Verenigingen 2012 Amsterdam Noord op 7 oktober 2012 _ Ook is de vereniging present geweest op de Open Dag van de gemeente Waterland. De organisatie was uitstekend maar door een gebrek aan publiciteit was er niet erg veel animo. Wel heeft Koert Kraak een aantal nieuwe leden kunnen werven. _ Bertien van der Kolk, onze penningmeester, is de burgerschapsprijs van de Gemeente Waterland toegekend voor haar grote inzet als vrijwilliger. _ Ook dit jaar heeft de vereniging deelgenomen aan het regionaal overleg over de mogelijkheden voor een nadere samenwerking tussen historische verenigingen en musea in het gebied Laag Holland. Jan Konijn, voorzitter Monnickendam, februari 2013

_ Harry Voogel meldt het bestuur dat op basis van het archeologische onderzoek van Hollandia bij de Speeltoren, geconcludeerd kan worden dat op de plek van het voormalige stadhuis in het begin van de 15e eeuw toch geen kerk heeft gestaan, zoals wel altijd door de stadsgidsen wordt verteld. Het lijkt erop dat er altijd een stadhuis/raadhuis heeft gestaan. Deze hypothese is reeds door Henk Verhoef in zijn artikel in het jaarboek 2008 op andere gronden geponeerd. Harry Voogel wil nu een comiteetje formeren met Henk Verhoef, Addy van Overbeeke en Klaas Roos om de waarheid boven tafel te krijgen. Hij zal het bestuur op de hoogte houden. _ Brainstorm-bijeenkomst van ‘Dijk van een Kust’: Garrelt Bont is bij deze druk bezochte avond aanwezig geweest. Een uitgebreid verslag van deze bijeenkomst zal t.z.t. op de website van de stichting ‘Een dijk van een kust’ (www.eendijkvaneenkust.nl) verschijnen. _ Er komt misschien een grote overzichtstentoonstelling van de watersnoodramp uit 1916 in de Grote Kerk. Het bestuur ziet graag dat de vereniging meewerkt aan dit project in 2016.

16

17


VERSLAG VAN DE PENNINGMEESTER OVER HET JAAR 2012

Verslag van de penningmeester over het jaar 2012

De baten bedroegen De lasten bedroegen Voordelig saldo

Rekening van baten en lasten over 2012

Toelichting resultatenrekening

Baten Contributies Opbrengst Stadsgidsen (netto) Giften Interest Winst op verkopen Diversen Totaal baten

2011 begroting 2012 H H H 15.195,50 463,54 74,01 1.088,12 996,86 0,00 17.818,03

Lasten Bankkosten 243,63 Bureaukosten (porti, kopieĂŤn, kantoorartikelen) 2.825,14 Drukkosten jaarboek 5.961,82 Drukkosten enveloppen 685,00 Werkgroepen 520,00 Assurantie 747,92 Donatie Stg Museum de Speeltoren 3.176,46 Toevoeging Fonds Stadsgidsen 463,54 Prijs de Monnick / Kosten vertegenwoordigingen 0,00 Lidmaatschappen andere ver. en KvK 160,64 Website en diversen 94,27 Ledenactiviteiten 235,29 Representatie, lief en leed 879,25 Totaal lasten 15.992,96

18

2012

15.000,00 500,00 0,00 500,00 1.500,00 0,00 17.500,00

14.860,20 - 1.159,09 282,08 816,56 2.623,87 0,00 17.423,62

250,00

287,52

4.000,00 6.000,00 0,00 500,00 750,00 5.000,00 500,00

2.271,52 5.843,55 0,00 763,20 1.248,82 5.000,00 - 1.159,09

200,00 200,00 100,00 250,00 0,00 17.750,00

486,84 158,08 58,25 413,86 1.107,40 16.479,95

2011 begroting 2012 2012 H H H 17.818,03 17.500,00 17.423,62 15.992,96 17.750,00 16.479,95 1.825,07 - 250,00 943,67

De inkomsten dalen enigszins door verlaging van de gemiddelde ledenbijdrage en minder leden. De inkomsten stijgen eenmalig door het verkopen van voorraad aan de winkel van het informatiepunt. De werkgroepen zijn actiever en kosten derhalve meer. De assurantiepremie betreft de verzekering van de collectie. Die is verhoogd van H 150.000 naar H 550.000.

Balans per 31 december 31-12-2011 31-12-2012 H H Voorraden 2.434,18 1.947,34 Vorderingen 1.498,83 816,56 Lening aan Museum 59.000,00 59.000,00 Banksaldo Stadsgidsen 18.126,01 16.966,92 Kas en Bank 49.335,81 53.121,80 130.394,83 131.852,62 Vermogen Resultaat 2011, resp. 2012 Fonds aankopen Museum de Speeltoren Fonds Oral History project Rek. Courant museum de Speeltoren Fonds Stadsgidsen Vooruitontvangen gelden Schulden

86.228,60 1.825,07 18.967,66 0,00 5.187,49 18.126,01 60,00 0,00 130.394,83

88.053,67 943,67 18.177,66 2.500,00 5.210,70 16.966,92 0,00 0,00 131.852,62

19


VERSLAG VAN DE PENNINGMEESTER OVER HET JAAR 2012

Toelichting op de balans per 31 december 2012

Begroting 2013

31-12-2011 31-12-2012 H H Vorderingen Interest 1.389,14 816,56 Vooruitbetaalde assurantie premie 109,69 0,00 1.498,83 816,56 Kas en bank Kas 33,80 32,95 ING 724,36 2.057,13 Rabobank 1.962,32 3.027,25 Rabobank spaarrekening 46.615,33 48.004,47 49.335,81 53.121,80 Vermogen Per 1 januari 27.228,60 29.053,67 Lening Museum de Speeltoren 59.000,00 59.000,00 Bijgeboekt het voordelig/nadelig saldo 1.825,07 943,67 Per 31 december 88.053,67 88.997,34 Fonds aankopen Museum de Speeltoren Per 1 januari 2011/2012 bedroeg dit fonds 21.091,29 18.967,66 Aanschaffingen 2.360,00 790,00 bijgeboekt aan rente 236,37 0,00 Het fondsvermogen per 31 december 18.967,66 18.177,66 Rekening Courant Museum de Speeltoren Per 1 januari Museum betaald voor VOM in lopend jaar VOM nog te betalen aan museum (2011) Ontvangen contributies voor VOM bij Museum bijgeboekt aan giften e.d. overgemaakt naar de rekening van het museum bijgeboekt aan rente Per 31 december Schulden Vooruitbetaalde contributies Excursies, incl. vooruitontvangen bijdragen 20

9.460,83 685,00 176,46 0,00 2.800,55 - 8.000,00 64,65 5.187,49

0,00 60,00 60,00

5.187,49 5.395,40 0,00 - 184,70 0,00 - 5.187,49 0,00 5.210,70

0,00 0,00 0,00

Rekening van baten en lasten 2012 2013 H H Baten Contributies 15.000,00 14.500,00 Netto opbrengst Stadsgidsen 500,00 - 8.000,00 Interest 500,00 800,00 Winst op verkopen 1.500,00 1.500,00 Totaal baten 17.500,00 8.800,00 Lasten Algemene kosten, zoals drukwerk, porti, kosten ledenvergadering, lezingen enz. 4.000,00 Drukwerk jaarboek 6.000,00 Bankkosten 250,00 Kosten werkgroepen 500,00 Kosten vertegenwoordigingen 200,00 Verzekering premies 750,00 Kosten website 100,00 Toevoeging aan fonds Stadsgidsen 500,00 Ledenactiviteiten 250,00 Lidmaatschappen, 200,00 Beheervergoeding collectie aan museum 5.000,00 Totaal lasten 17.750,00 De baten worden begroot op 17.500,00 De lasten worden begroot op 17.750,00 Begroot nadelig/voordelig saldo - 250,00

3.000,00 6.000,00 250,00 1.000,00 0,00 1.250,00 100,00 - 8.000,00 250,00 200,00 5.000,00 9.050,00 8.800,00 9.050,00 - 250,00

Toelichting begroting 2013 Aan de inkomstenkant is de opbrengst ledengelden verlaagd. Aantal leden per 1 januari 2013: 1182. Budget werkgroepen is verhoogd i.v.m. verhoogde activiteit. De vertegenwoordigingen blijken geen declaraties in te dienen. De verzekeringspremie voor de collectie is verhoogd tot H 550.000,- verzekerde waarde, een deel daarvan wordt doorbelast aan het museum. 21


VERSLAG ALGEMENE LEDENVERGADERING

Algemene Ledenvergadering

Vereniging Oud Monnickendam 6 juni 2012

aantal dat de stoutste verwachtingen heeft overtroffen. Het succes van het informatiepunt is ook van groot belang voor het welslagen van ons nieuwe Waterlandsmuseum De Speeltoren.’

Aanwezig: 6 bestuursleden en 39 leden Afwezig met bericht: Bertien van der Kolk, Wiea Klok, Louise en Willem Jan de Widt, Ellie Meijn en Jan Groeneveld

Namens de AWM neemt Ron Manuel onder applaus het bronzen beeld ‘De Monnick’ in ontvangst. 4. Mededelingen van het bestuur

1. Opening Voorzitter Jan Konijn heet iedereen van harte welkom op deze 62e jaarvergadering in het bestaan van de Vereniging Oud Monnickendam. 2. Goedkeuring van de notulen van de jaarvergadering d.d. 8 juni 2011 Er zijn geen opmerking en de notulen worden goedgekeurd. 3. Uitreiking jaarlijkse prijs ‘De Monnick’, ingesteld door de vereniging Oud Monnickendam Jan Konijn meldt dat het bestuur heeft besloten jaarlijks een prijs uit te reiken aan een persoon en/of organisatie die zich naar het oordeel van het bestuur in het voorgaande jaar bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt voor de Monnickendamse gemeenschap, met name op het terrein van het cultureel en historisch erfgoed. Leden van de vereniging kunnen kandidaten voor deze prijs voordragen en vervolgens besluit een jury wie de prijs wint. De jury bestaande uit de bestuursleden Ed Willms, Ton Meijer en Frans Ronchetti heeft unaniem voor de winnaar besloten: ‘De Algemene Woningbouwvereniging Monnickendam verdient de prijs De Monnick 2011 voor de verwerving, de opdracht tot zorgvuldige verbouwing en het tegen beperkte maandlasten beschikbaar stellen van het unieke pand aan het Zuideinde 2 ten behoeve van het informatiepunt in Monnickendam. Jan Konijn licht het besluit toe: De AWM heeft dit pand in 2010 verworven. De relatief kostbare verbouwing is vervolgens in goede samenwerking met de toekomstige gebruikers ingezet en in 2011 afgerond. Daarmee is een uniek object voor Monnickendam hersteld en behouden gebleven. Bovendien heeft het pand een bestemming gekregen die van groot belang is voor de bevordering van het toerisme en daarmee van de lokale economie van Waterland, in het bijzonder de stad Monnickendam. Het informatiepunt is inmiddels zeer succesvol gebleken met een bezoekersaantal in 2011 van meer dan 10.000 bezoekers sinds de opening, een 22

Helaas is bestuurslid Bertien van der Kolk wegens omstandigheden niet aanwezig bij deze vergadering. Frans Ronchetti zal later arriveren. 5. Jaarverslag van de vereniging Oud Monnickendam over de activiteiten in 2011 Siem Koerse merkt n.a.v. de geplande nieuwe uitgave van het boekje ‘Een straatje om in Monnickendam’ op dat reeds in het jaarboek van 1976 een artikel heeft gestaan over de Monnickendamse straatnamen. Dit artikel vormde de basis voor de brochure die in 1998 werd gepubliceerd. Siem Koerse heeft begrepen dat er in de straatnamenwerkgroep discussie is geweest over de naam ‘De Engelsche Hoek’. Vincent Keesmaat antwoordt dat onder de oudere Monnickendammers algemeen bekend is dat de naam slaat op de plek waar in de WO II de berichten van Radio Engeland mondeling werden doorgegeven. Deze verklaring van de naam zal ook in het boekje worden opgenomen. Het blijft echter een feit dat de duiding van de naam van een straat, water, brug, of steeg gecompliceerder kan zijn dan het op het eerste gezicht lijkt. Vraag: zijn er nog ontwikkelingen betreffende het plan van het bestuur betreffende de verkeerscirculatie en het parkeerbeleid? Klaas Roos antwoordt dat het huidige parkeerbeleid van de gemeente Waterland niet conform het VCP van het bestuur van de VOM is. Eén van de speerpunten van het plan, namelijk het aanleggen van een parkeerplaats aan de kop van de Nieuwpoortslaan, laat nog steeds op zich wachten. Siem Koerse heeft een vraag over het Manuscript van Harry Voogel over ‘De tien grootste monumenten van Monnickendam’. Jan Konijn geeft aan dat de zinsnede ‘om redenen van kwaliteit’ niet slaat op de inhoud van het manuscript maar op het ontbreken van een notenapparaat (bronvermelding). Het bestuur is van mening dat een gedegen notenapparaat onontbeerlijk is bij een uitgave over de historie van Monnickendam. 23


VERSLAG ALGEMENE LEDENVERGADERING

6. Financieel verslag over het kalenderjaar 2010 en goedkeuring van het budget 2011 Naar aanleiding van het financieel verslag zijn er geen vragen. 7. Verslag van de commissie van onderzoek van de rekening en verantwoording (kascommissie) Martin Visser laat namens de kascommissie weten dat alle financiële stukken zijn doorgenomen. Hij geeft aan dat penningmeester Bertien van der Kolk alles keurig had gerangschikt en dat alles perfect in elkaar zat. De kascommissie adviseert daarom decharge te verlenen, hetgeen door de leden wordt gehonoreerd. 8. Benoeming nieuwe kascommissie De kascommissie zal volgend jaar worden vertegenwoordigd door de heren Martin Visser en Johan Mengers. Ron Manuel zal als reservelid optreden. 9. Verkiezing/samenstelling bestuur Aftredend zijn dit jaar de heren Koert Kraak, Vincent Keesmaat en Frans Ronchetti. Zij stellen zich alle drie herkiesbaar voor een nieuwe termijn. De leden keuren dit onder applaus goed. 10. Stand van zaken nieuwbouw waterlandsmuseum de Speeltoren Frans Fontaine houdt een flamboyant betoog over de ontwikkelingen in de afgelopen periode betreffende het nieuwe Waterlandsmuseum de Speeltoren. Er is door iedereen, bestuur, aannemer, schilders en vrijwilligers heel erg hard gewerkt om er voor te zorgen dat het museum op 1 juli a.s. de poorten kan openen om proef te draaien. Op 31 augustus 2012 zal dan de officiële opening plaatsvinden. Het museum krijgt langdurige bruiklenen van particulieren en van enkele grote musea en instellingen met objecten die gerelateerd zijn aan onze regio en wordt daarmee met recht een Waterlandmuseum. Het tempo waarin het proces vanaf de sloop van het oude museum tot en met de inrichting van het nieuwe museum is gerealiseerd, is ongekend in museumland. Het is in de woorden van Frans Fontaine ‘een ongelooflijke prestatie’ die slechts gerealiseerd kon worden met inzet van heel veel menselijk kapitaal. Siem Koerse heeft een paar kritische vragen over de nieuwbouw aan de Middendam (dakkapel, rechtopstaande voorgevel, vlaggenstokken). De vragen worden door Klaas Roos beantwoord.

24

Siem Koerse heeft in een brief aan het bestuur van de VOM gereageerd op een uitspraak van Frans Fontaine in de media waarin hij zich enigszins ‘denigrerend’ zou hebben uitgelaten over het oude museum. Siem vindt dit voor de medewerkers van het voormalige museum niet van respect getuigen. Het bestuur van de VOM heeft inhoudelijk niet op de brief gereageerd maar in een antwoord aan Siem Koerse deze ‘voor kennisgeving aangenomen’. Frans Fontaine vraagt waarom deze brief niet rechtstreeks aan hem is gestuurd, het zijn immers zijn woorden. Frans Fontaine antwoordt vervolgens dat zijn woorden verkeerd door Siem zijn geïnterpreteerd. Het is nooit zijn bedoeling geweest om de inzet door de jaren heen van alle vrijwilligers van het oude museum te bagatelliseren. Er is vanuit het huidige museumbestuur juist enorm veel respect voor de inzet van alle museummedewerkers van het voormalige museum. 11. Rondvraag Paul Stoffels geeft aan dat hij het principieel oneens is met het uitreiken van een prijs door een historische vereniging en hij vraagt zich af of dit niet in strijd is met de statuten van de vereniging. De leden hadden hierover geraadpleegd dienen te worden. Dhr. W. Huijskens is van mening dat het bestuur inhoudelijk op de brief van Siem Koerse had moeten reageren en hij is het met Paul Stoffels eens dat de prijs ‘de Monnick’ eerst op de agenda van de ALV gezet had moeten worden. Ten derde zou hij graag van het bestuur vernemen wat haar mening is over de nieuwbouwplannen aan het Weezenland (Plan Klok). Jan Konijn geeft aan dat vertegenwoordiger Lodewijk Dumaer van Twist in de CSDB deze plannen volgt en dat er weinig enthousiasme over is bij het bestuur. Hij belooft dat het bestuur t.z.t. gedetailleerd aan het verzoek van dhr. W. Huijskens tegemoet zal komen. Siem Koerse wil graag van het bestuur horen wat haar opvattingen zijn over bouwplan ‘De Hooiwagen’ aan het Noordeinde. Ton Meijer meldt dat hij het plan op de voet volgt. Hij was erg geschrokken door de massaliteit van het plan en de hoogte (twaalf meter) van de nieuwbouw. De N. van Oussoren heeft inmiddels een stuk opgesteld dat uitstekend de mening van het VOM-bestuur verwoordt. _ pauze _

25


Na de pauze verzorgen Pirka Balvers, Evert-Jan Muurling en Koos Oudhuis van de Zeilvloot Monnickendam een lezing over de historische zeilschepen als klippers, tjalken, en aken die tegenwoordig worden ingezet voor een zeilervaring voor toeristen op het IJsselmeer of de Waddenzee. De schepen van de Zeilvloot Monnickendam zijn allen rond de 100 jaar oud en hebben allen hun eigen levens- verhaal.

Jaarverslag Stadsgidsen 2012

Ook in 2012 hebben de Stadsgidsen weer met veel plezier hun rondleidingen verzorgd. We begonnen traditiegetrouw met een drietal bijscholingsavonden in januari, februari en maart. An Lagrand en Greetje de Haan maakten 30 vragen voor januari, in februari verzorgde Jaap Haag een erg interessante avond over Monnickendamse zeehelden en in maart bezochten we het nieuwe Speeltorenmuseum voor een uitgebreide rondleiding en informatie. An Lagrand en Harry Voogel voltooiden de opleiding van de nieuwe Stadsgidsen, die op 14 april hun opleiding officieel afsloten en met een leidraad, een map, een bodywarmer en een naambadge op pad konden. We zijn heel blij met de nieuwe gidsen en willen An en Harry vanaf deze plaats nogmaals hartelijk bedanken voor hun inzet. De folders en visitekaartjes die we in 2011 lieten bijdrukken/maken, zijn door Rini de Weijze, het Toeristisch Steunpunt, e.a. op grote schaal verspreid in Monnickendam en omringende gemeenten, en op verzoek toegestuurd. De gratis vrijdagavondwandeling stond ook dit jaar wekelijks in de evenementenkalender en we hadden het hele jaar door elke week een kleine advertentie in Prettig Weekend. In de huis-aan-huisbladen stonden we een aantal keren met een wervend stukje. Wim van Leeuwen maakte een eigen website voor ons, www.stadsgidsenmonnickendam.nl, waarvoor onze hartelijke dank. We kregen ook dit keer weer veel aanmeldingen via de website van de VOM www.oudmonnickendam.nl/stadsgidsen en via rondleidingenAoudmonnickendam.nl. Verder kregen we ook aanmeldingen via www.gilde-nederland.nl waar we bij aangesloten zijn, en via het Toeristisch Steunpunt www.vvv-waterland.nl. Joop Klaver en Pieter Stegeman bezochten in het voorjaar de jubileumdag van het Gilde in Den Haag en kregen daar een rondleiding. Rini de Weijze en Greetje de Haan bezochten de landelijke dag van de Wandelgilden in Arnhem. Het is vooral nuttig te horen hoe stadsgidsen in andere plaatsen uitvoering geven aan hun werk. In het algemeen loopt het aantal stadswandelingen wat terug. 26

27


JAARVERSLAG STADSGIDSEN 2012

Overleek) of met een bezoek aan het nieuwe Speeltorenmuseum. Er waren weer veel bedrijfsuitjes, familie-uitstapjes, vriendengroepen, reünies. Een kleine doorsnee van bezoekers: scholieren van de Binnendijkschool en het Bernard Nieuwentijdtcollege, de Doopsgezinde Gemeente Beverwijk, de nazaten van Hermanus Reyntjes, het Westfries Landschap, een paar groepen Duitstaligen, zes Amerikanen, een groep dames van de Red Hat Society, de buurtverenigingen Overleek, Dammers en Dijkers en de Binnendijkers, de vereniging Oud Hoorn en de Marine uit den Helder. Ook leidden we de vrijwilligers van het Toeristisch Steunpunt rond. De gratis wandelingen vanaf de Speeltoren op vrijdagavonden in de maanden mei tot en met september werden als vanouds goed bezocht. We werkten mee aan het Kinderweekend van het museum op de Open Monumentendag en een aantal zondagmiddagen aan ‘Ontmoet de Waterlandse Kernen’, georganiseerd door het Toeristisch Steunpunt. Marten Horjus werkte begin november mee aan een uitzending van Katholiek Nederland TV over ‘Katholieke’ plaatsnamen in Nederland.

Onze nieuwe gidsen

We hadden dit jaar per 30 november 1253 bezoekers. De aanvragen voor een rondwandeling kwamen dit jaar, net als in voorafgaande jaren, vooral binnen in de maanden mei, juni, juli, september, oktober en november. Vaak werd een stadswandeling gecombineerd met een boottocht (Waterlandrecreatie, De Theetuin 28

Op 13 oktober brachten de Stadsgidsen uit Broek hun beloofde tegenbezoek, helaas in de stromende regen. Dat nam niet weg dat we na afloop van de rondwandeling, hoog en droog in de Waegh, het allemaal een geslaagde onderneming vonden. Het jaarlijkse uitstapje van de Stadsgidsen is verschoven naar 12 januari 2013; we brengen dan een bezoek aan het Scheepvaartmuseum. We leverden een financiële bijdrage van 3785 euro aan het stoepenproject van het nieuwe Speeltorenmuseum. Het Klokkenproject van de kosterij van de Grote 29


JAARVERSLAG STADSGIDSEN 2012

Kerk, waaraan we onze financiĂŤle medewerking hebben toegezegd, krijgt steeds meer vorm en daar hopen we in 2013 verder mee te gaan. Op ons verzoek heeft de Gemeente Monnickendam een touwleuning aangebracht in de toren van de Grote Kerk, ter vergroting van gemak en veiligheid voor onze bezoekers. Wij bedanken hiervoor wethouder Patrick Kools. Op verzoek van de Vereniging Oud Monnickendam maakten we een Huishoudelijk Reglement. Wij bedanken hiervoor Pieter Stegeman. Op de jaarvergadering van 13 december is dit met een kleine wijziging, goedgekeurd. Vlak voor het afronden van dit jaarverslag, ontvingen we het bericht van het plotseling overlijden van ons erelid Adrie Stam. Adrie nam om gezondheidsredenen in december 2011 afscheid als stadsgids maar wilde graag betrokken blijven. We denken aan hem als een enthousiaste en bevlogen collega. Afsluitend bedank ik alle gidsen voor hun inzet in 2012 en nodig ik alle (nieuwe) leden van de Vereniging Oud Monnickendam uit die nog nooit een stadswandeling hebben gemaakt: loop in 2013 op vrijdagavond tussen begin mei en eind september eens met ons mee! Greetje de Haan-Rundervoort (voorzitter stadsgidsen) december 2012

30

Financieel verslag Stadsgidsen december 2011 t/m december 2012 Beginsaldi Rabobank deposito Bedrijfstelerekening Rabobank Verenigingsrekening Kas

H 14.000,00 H 2.673,60 H 1.205,09 H 247,32 H 18.126,01

inkomsten uitgaven Affiches stadsgidsen H 21,90 Kosten Rabobank 2012 H 68,83 Stoep Speeltorenmuseum H 3.785,00 Stichting Philadelphia vergadering weeshuis H 164,80 Prettig Weekend 2012 H 302,93 Bijdrage gilde 2012 H 145,00 Diverse onkosten H 423,67 Vergaderingen Grote Kerk H 138,00 De Waegh nieuwe stadsgidsen H 255,00 Rondleidingen H 3.302,00 Giften H 476,60 Ontvangen rente deposito H 350,00 Restant rente 2011 H 17,44 H 4.146,04 H 5.305,13 Eindsaldi Rabobank deposito H 14.000,00 Bedrijfstelerekening H 41,04 Rabobank Verenigingsrekening H 2.880,06 Kas H 45,82 Totaal eindsaldo december 2012 H 16.966,92

31


Het nieuwe Waterlandsmuseum de Speeltoren Jaarverslag 2012

Het is met gepaste trots dat ik deze kop boven dit jaarverslag zet. Gepast is nog bescheiden uitgedrukt, ik glim van trots! En met mij een heel team van vrijwilligers. Er ligt bij de balie een gastenboek boordevol complimenten; ...een geweldige aanwinst voor Monnickendam... oud en nieuw in harmonie bijeen gebracht, prachtig!... Ik keek mijn ogen uit, ben trots op mijn stad... smashing museum, interesting with excellent children’s area... En onze jongste fans, Jonne en Mirre, schrijven dat ze nog wel eens willen komen. Kinderen die terug willen komen in een museum, dan moeten we toch íets goed hebben gedaan... Maar laten we bij het begin beginnen. Het vorige jaarverslag eindigde met de campagneslogan: een kaal gebouw is nog geen museum! Met die mooie poster waarop de ons dierbare erevoorzitter Paul Stoffels nog stond, Paul die de opening eind augustus net niet meer mee maakte, evenmin als Dick Oosterveld, onze anderen erevoorzitter. Begin januari 2012 begon het daadwerkelijk proces om van een gebouw een museum te maken. Een koud en nog vochtig gebouw moest verwarmen en drogen, de stukadoors moesten aan de slag, het vinyl moest op de vloeren en het nodige schilderwerk gedaan. We hebben daarbij bewust zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bedrijven uit de eigen gemeente. Met een stevige gemeentelijke bouwsubsidie wil je immers ook iets aan de eigen werkgelegenheid bijdragen. Naast alle professionals is er ook een leger vrijwilligers met handige handjes bezig geweest. Terwijl dat werk aan de infrastructuur gaande was, gingen diverse werkgroepen aan de gang om de inhoud van de verschillende zalen uit te werken. Maar inhoud alleen maakt nog geen museum, er moet ook wat te zien zijn! We hoorden tijdens de bouw mensen in ons stadje wel eens zeggen; ‘’ ach, wat hebben ze nou aan spullen om te laten zien’. En soms was dat ook wel een beetje waar, want het nieuwe museum wilde ook hele nieuwe afdelingen zoals Water& Land neerzetten. En een natuurhistorische collectie hadden we niet. Maar in de museumwereld is er een 32

33


JAARVERSLAG 2012 WATERLANDSMUSEUM DE SPEELTOREN

tendens dat niemand zijn ongebruikte collecties in een depot wil laten slapen. Liever worden depotcollecties dan als meerjarige bruiklenen bij een collega museum ondergebracht. Het vereiste is dan wel dat het een erkend museum is dat zich professioneel van zijn taken kwijt en zijn klimaat op orde houdt. En professioneel, dat zijn we inmiddels wel. Zo kregen we de opgezette dieren en vogels van Waterland als bruikleen van Naturalis. Van het Hoogheemraadschap kregen we o.a. prachtige oude en kostbare hensbekers, oude kaarten en prenten. Henri Willig schonk ons een oude kaaspers uit 1834 en Ton Pieters reconstrueerde een façade van een kolonisten hut. Zo kreeg de Water en Landzaal langzaam zijn contouren op basis van een scenario dat eerder samen Arcadis/Heidemij was ontwikkeld. De prachtige grote botter van Cees van Waveren en de kunstwerken van Vanni Vos waren de slagroom op de taart. Zo kent elke afdeling wel zijn eigen verhaal met prachtige bruiklenen van andere musea en particulieren zoals van Simon Ooms, de ‘klokkenman’. Het idee voor een van de grootste hits van het museum, de juniorzaal, kwam eigenlijk pas begin 2012. Bij de oplevering bleek de zolderruimte zoveel mooier dan ingeschat op basis van de tekeningen, veel te mooi voor kastruimte en bergzolder. Zo begon de juniorzaal met zijn ontdekhuis, de opgravingsput met archeologische vondsten en de levensgrote Memorykast. We hebben het eerste half jaar speels klagende ouders gehad, omdat hun kinderen na 2 uur nog niet mee naar huis wilden. Zo is er tot 1 juli heel hard gewerkt, vitrines werden gebouwd, van led verlichting voorzien en ingericht. Bart Kalkhoven, de decorbouwer, maakte een prachtige replica van een put, vol archeologische vondsten. Museumteksten werden geschreven en in het Engels vertaald door enkele professionele vertalers uit Monnickendam, nieuwe films werden opgenomen en er kwamen een prachtige folder en een website. Het is door al die onbaatzuchtige bijdragen dat we een wonder in de nationale museumwereld verricht hebben: binnen anderhalf jaar na de bouw open en ook nog eens binnen het budget gebleven! Op 1 juli konden we gaan proefdraaien en meteen begon het publiek binnen te stromen. Stomverbaasde en blij verraste Monnickendammers deden ons blozen van trots. Ook de eerste buitenlanders bleken enthousiast, vooral natuurlijk door de mogelijkheid om de toren met speeltrommel van binnen te zien. Na 1 juli was er overigens weinig tijd voor rust want vóór de officiële opening op 31 augustus moesten er nog genoeg details afgemaakt worden. Ondertussen werd door een apart team de opening voorbereid. Dat moest een happenning worden en dat werd het ook. Een week lang regen maar op ochtend van de opening werd het droog! Ruim 300 gasten kwamen er kijken, eten en drinken. Onze plaatsvervangend bur34

gemeester Cornelis Mooij, Willem Bijleveld, directeur van het Scheepvaartmuseum en de Commissaris van de Koningin in Noord Holland, de heer Remkes waren de officiële openers. En toen waren we allemaal tevreden maar doodmoe! In september gingen velen van ons even met vakantie om in oktober weer vrolijk aan de slag te gaan want steeds weer zagen we dingen die beter konden of die we in alle drukte voor ons uitgeschoven hadden, zoals Engelse ondertitels in de filmpjes. De bezoekcijfers waren intussen getalsmatig bemoedigend maar nog positiever is het feit dat, zonder promotiecampagnes, 60/70% van de bezoekers van buiten de regio kwam en waarvan een deel zelfs van buiten Nederland. Begin december besloten we om met de kerstvakantie als experiment twee weken een speciaal activiteitenprogramma te draaien voor jong en oud. En ook dat werd een succes met 290 bezoekers in de week vóór 31 dec. De speurtocht voor kinderen werd een hit evenals de puzzel met 300 jaar oude tegelfragmenten. Met de intieme uitvoering van de Gijsbrecht door Herman van Elteren en Maisa van der Kolk lieten we zien dat zoiets ook mogelijk moet zijn in ons nieuwe museum. Zo eindigden we 2012 met bijna 4000 bezoekers, méér dan we voor de eerste periode ingeschat hadden. Is dit jaarverslag nu volledig? Heel eerlijk: nee en dat kan ook niet. Ik zou het hele jaarboek van VOM nodig hebben om iedereen recht te doen en alle processen te beschrijven. Er is echter maar één gepast slot: ons museum is met vrijwilligers tot stand gekomen en wordt nu draaiende gehouden door een fantastisch team van vrijwilligers. Ons gastenboek staat vol met complimenten over hun enthousiasme. Ze zijn niet zomaar ‘baliemedewerkers of suppoosten’, met die benamingen zou ik ze te kort doen, ze zijn onze gastheren en gastvrouwen, ons gezicht naar buiten. De trots om wat we nu de wereld kunnen bieden, straalt er vanaf! Dus, vergeef ons de jubelende toon en de zelfverheerlijking van dit stuk maar voor één keer. In 2013 staan we weer met beiden benen op de grond en moeten we gewoon heel hard werken om, zoals elk museum, het hoofd boven water te houden. Daar kunt u ons trouwens heel goed bij helpen door Vriend van het Museum te worden. Kijk maar eens op onze mooie nieuwe website www.despeeltoren.nl. Frans Fontaine Voorzitter Waterlandsmuseum de Speeltoren

35


JAARVERSLAG 2012 WATERLANDSMUSEUM DE SPEELTOREN

Jaarrekening 2012 Stichting Waterlandsmuseum de Speeltoren 2011 2012 H H A. Inrichting Museum Sponsoren 19.350,00 27.641,08 Giften via vrienden 63.790,31 82.200,00 Acties 12.511,09 1.183,00 B. Exploitatie Museum Gem. Waterland 250,00 250,00 Ver. Oud Monnickendam 3.117,46 5.000,00 Omroep Waterland 845,68 900,00 Rente 963,98 1.723,65 Lijfrenten - 4.400,00 Giften 0,00 2.670,65 Entreegelden - 11.836,96 Verkoop winkel - 1.597,52 Diversen - 0,00 100.828,52 139.402,86 Uitgaven A. Inrichting Museum Aankopen inrichting 4.688,55 88.835,47 Diensten inrichting - 57.045,82 B. Exploitatie Museum Gas/licht/water 993,25 3.828,84 Belastingen 619,96 925,55 Bankkosten 135,81 84,25 Verzekeringen 141,11 413,08 Inkoop winkel - 1.507,48 Lidmaatschappen 460,81 333,48 Telefoon 241,40 323,03 Huishouding - 1.382,62 Klein materiaal - 2.281,00 Internet (in 2012 100% gesponsord) 120,00 0,00 Alarm 266,50 204,86 Huur 226,44 4.000,00 › 36

› 2011 2012 H H Representatie 270,71 2.069,25 Publiciteit 65,00 1.125,08 Kantoorkosten - 861,86 Diverse kosten 509,66 471,60 Verhuiskosten 625,51 0,00 Schoonmaakkosten - 900,00 9.364,71 166.593,27 Vermogensmutatie 91.463,81 -27.190,41

Ultimo 2011 Ultimo 2012 Balanspositie D (H) Cr (H) D (H) Cr (H) Vermogen 102.111,39 62.111,39 Retour ontvangen van Beheer 0,00 15.000,00 Totaal eigen vermogen 102.111,39 77.111,39 Voorziening inventaris 28.278,00 28.278,00 Voorziening nagekomen kosten bouw 0,00 40.000,00 Inventaris 1,00 1,00 Voorraden 1,00 500,00 Kas 0 316,90 Rabobank 6.008,58 10.794,88 Spaarrekening 118.072,34 105.576,34 R.C. VOM 5.187,49 5.210,70 R.C. Beheer 785,00 725,28 Vorderingen 1.903,98 5.049,95 Nog te betalen 0,00 8.776,07 Vooruitontvangen bedragen 0,00 1.200,00 Nadelig saldo 2012 0,00 27.190,41 131.174,39 131.174,39 155.365,46 155.365,46

37


JAARVERSLAG 2012 WATERLANDSMUSEUM DE SPEELTOREN

Begroting 2013 exploitatiekosten Waterlandsmuseum de Speeltoren excl. BTW H Toelichting Baten Entreegelden (excl. 6 % btw) 9.000 3000 bezoekers die gem. H 3 betalen Subsidie gemeente Waterland 250 Bestaande waarderingssubsidie Sponsoring 5.500 o.a. van Vrienden van het museum Vereniging Oud Monnickendam 5.000 Beheervergoeding collectie St. Museum jaarkaart 6.600 3000 personen Ă H 2,20 Lijfrenten 4.000 volgens ontvangen acten Overige giften 250 Ervaring van afgelopen jaren Verkoop museumwinkel 2.000 Inclusief VVV artikelen Verhuur Zendlocatie Omroep Waterland 900 75 per maand Rentebaten 500 over spaarrekening Diverse baten 0 Totaal baten 34.000 Lasten Huur gebouw (exclusief BTW) 8.000 huur volgens huurcontract OZB 600 jaarlijkse lasten gebruiker (geschat) Waterschapslasten 75 jaarlijkse lasten Rioolrecht 250 jaarlijkse lasten Gas, water en electriciteit 6.000 reĂŤle schatting Aansluiting meldsysteem 275 via fa. Ronday bij G4S meldkamer Onderhoudsabonnementen 1.800 rook, brandm,alarmsysteem etc. Onderhoud inventaris en collectie 2.000 plankjes, schroeven, klein materiaal Inkoop winkelartikelen 1.500 70 % van de verkoopopbrengst Afschrijvingskosten inventaris 0 Pas in 2016 weer nodig Vrijwilligers 1.000 uitje/cadeautje Huishouding (horeca,schoonmaakartikelen e.d.) 1.500 incl. horeca bij openingen ed. Publicatie, presentatie en website 2.500 volgens communicatieplan Kunstzaal 750 met name vervoer tentoonstellingen Juniorzolder 750 met name gebruikt materiaal Schoonmaak 2.000 incl. wassen ramen Telefoon en internetkosten 750 abonnement en gebruikskosten Lidmaatschappen 750 Adlib, museumvereniging, VVV Verzekeringen 1.250 AVB, inboedel, ass. belasting 21% Evenementen, acties, speciale dagen 750 volgens PR plan 2013 Bestuurskosten 500 incl. representatie, vergaderingen Onvoorzien 1.000 Totaal lasten 34.000 Exploitatiesaldo 0

38

Jaarrekening Stichting Beheer Waterlandsmuseum de Speeltoren 2011 2012 H H Inkomsten Gouwzeefonds 0,00 0,00 Huur 0,00 4.000,00 Sponsors Algemeen 10.350,00 5.000,00 Gemeente Waterland 659.663,16 357,00 Provincie Noord-Holland 110.000,00 40.000,00 Particulieren 8.386,00 0,00 Rente 80,40 3.971,96 788.479,56 53.328,96 Uitgaven Leges/belastingen 11.565,08 65,41 Verhuiskosten 174,71 0,00 Bankkosten 10,36 22,05 Verzekering opstal en glas 0,00 813,97 Aannemer 615.000,00 261.439,29 Architect 6.400,00 600,00 Kosten buurpanden 5.042,00 0,00 Gas/Licht/Water aansluitingen 670,00 0,00 Diversen 723,19 323,55 639.585,34 263.264,27 Vermogensmutatie

148.894,22

- 209.935,31

Balanspositie Stichting Beheer Waterlandsmuseum de Speeltoren Betaalrekening 1.070,13 2.208,14 Lening Vereniging Oud Monnickendam renteloos, onbepaalde tijd - 59.000,00 - 59.000,00 RC museum exploitatie 785,00 - 725,28 Nog te betalen 0,00 - 9.880,00 Nog te ontvangen 53.528,45 40.373,45 Spaarrekening 218.080,40 16.552,36 Vermogen 214.463,98 - 10.471,33 39


Toelichting

Monumenten- en Welstandscommissie Waterland Jaarverslag 2012

Nog te betalen betreft de BTW van het laatste kwartaal. Nog te ontvangen betreft met name de bijdrage van de Provincie Noord-Holland. Het museum staat op in erfpacht uitgegeven grond van de Gemeente Waterland. De erfpachtcanon wordt voor 100% gesubsidieerd door de Gemeente Waterland. Begroting 2013 Stichting Beheer Waterlandsmuseum de Speeltoren Baten H Huur Museum de Speeltoren Totaal Lasten Toevoeging voorziening groot onderhoud Toevoeging voorziening schilderwerken Normaal klein onderhoud Jaarlijks onderhoud verwarmingsinstallatie Jaarlijks onderhoud luchtbehandelinginstallatie Jaarlijks onderhoud liftinstallatie Jaarlijks onderhoud noodverlichtingsinstallatie Diversen OZB (eigenaar), WOZ nog onbekend Waterschapslasten (eigenaar), WOZ nog onbekend Erfpachtcanon, geheel gesubsidieerd pm Opstalverzekering (incl. 21% ass.bel.), H 710.000 Aansprakelijkheidsverzekering bedrijven (AVB) Totaal Saldo

8.000 8.000

500 2.500 250 350 750 1.000 100 55 970 175 1.225 125 8.000 0

Jaarrekening 2012 Vrienden van Waterlandsmuseum de Speeltoren Bij Af Saldo 1/1 2.920,42 Giften 42.111,50 Sponsoren 38.750,00 Acties 51,05 VOM contributie 296,00 Bankkosten 429,49 Overgeboekt naar Museum 82.200,00 Saldo 31/12 1.499,48 Nog te betalen per 31/12: H 296,00 aan VOM voor contributies 40

Een nieuwe commissie Tot eind 2011 was de welstandsadvisering in de gemeente Waterland verdeeld over twee commissies: speciaal voor de bouwplannen binnen de historische kernen was er de gemeentelijke ‘Commissie Stads-en Dorpsbeheer’ (CSDB), terwijl de welstandsadvisering voor de overige delen van de gemeente ondergebracht was bij de Commissie ‘Kring Waterland’ van Welstandszorg Noord Holland. Per 1 januari 2012 is hier verandering in gekomen. Alle plannen binnen onze gemeente worden nu behandeld in één nieuwe commissie: de ‘Monumenten- en Welstandscommissie Waterland’ onder de regie van Welstandszorg Noord Holland (WZNH). Deze commissie komt om de 14 dagen bijeen in achtereenvolgens drie verschillende samenstellingen: al naar gelang de importantie van de ingediende plannen kunnen deze óf ‘gemandateerd’, óf in de ‘Kleine Commissie’, óf in de ‘Grote Commissie’ behandeld worden. De Vereniging Oud Monnickendam wordt door ondergetekende in de Grote Commissie vertegenwoordigd. Meer dan in het verleden bij de CSDB het geval was, worden nu in de Grote Commissie niet alleen plannen binnen de historische kernen behandeld, maar ook uit de diverse uitbreidungen, bedrijventerreinen en het landelijke gebied. Een positieve ontwikkeling, aangezien het voor de historische kernen van groot belang is, dat ook hun ‘setting’ in het waterlandse landschap door een zorgvuldige ontwikkeling van alle deelgebieden in dit landschap behouden blijft. In dit jaarverslag beperk ik mij verder tot de zaken die voor de historische binnenstad van Monnickendam van belang zijn. Plannen binnen de vesting In 2012 werden door de commissie 42 plannen in de historische binnenstad behandeld. Daarvan werden 23 plannen in de kleine commissie en18 in de grote commissie behandeld, 4 plannen konden door het gemandateerde commissielid afgehandeld worden. Hier volgen enkele in het oog springende plannen: 41


JAARVERSLAG 2012 MONUMENTEN- EN WELSTANDSCOMMISSIE WATERLAND

Kermergracht 2 Onderstaande afbeeldingen laten zien, hoe dit plan voor de sloop en nieuwbouw van een woning met garage naar aanleiding van de welstandsadviezen aangepast werd. In het eerste voorstel uit 2011 had de nieuwbouw een mansardekap en was de garage bij de woning getrokken. De commissie merkte onder meer op, dat mansardekappen in Monnickendam wel vaker voorkomen maar dan haaks op de straat gericht staan, en dat door de garage bij de woning te trekken het karakter van het gebouw aangetast wordt. Nadat het plan gewijzigd en op hoofdlijnen goedgekeurd was, is het nog een paar keer in de commissie teruggeweest en op onderdelen ‘bijgeschaafd’, met als resultaat een karakteristiek Monnickendams pand dat met een zorgvuldige uitvoering tot verbetering van het straatbeeld zal leiden.

42

Kalversteeg 3 Voor de verbouwing van het atelier in de voormalige drukkerij werd een interessant en op zichzelf goed doordacht plan ingediend, waarbij door de verbinding van de twee naast elkaar gelegen zadeldaken dank zij de nieuwe, hoger gelegen nok meer licht en ruimte gecreëerd zou kunnen worden. Volgens de commissie is een dergelijke oplossing, gezien het bedrijfsmatige karakter van het gebied in principe denkbaar, maar leidt ook tot een schaalvergroting met veel impact voor de omgeving. Een bezichtiging ter plaatse maakte duidelijk dat een dergelijke verdichting op deze locatie in verband met de aanwezige hoge bebouwing in de nabijheid niet wenselijk is. Kerkstraat 42 Maar soms gaat het ook in één keer goed, zoals bij het voorstel voor de gevelwijziging van het pand Kerkstraat 42. De gevel van de begane grond werd hier weer teruggebracht in de oorspronkeleijke staat met twee grote ramen, in plaats van de later gerealiseerde etalage. Vermelding verdient ook de zorgvuldig uitgewerkte detaillering. De verbouwing heeft inmiddels plaats gevonden.

43


JAARVERSLAG 2012 MONUMENTEN- EN WELSTANDSCOMMISSIE WATERLAND

Zuideinde 30 Nadat in 2010 voor deze locatie al een sloop-nieuwbouwplan ingediend werd dat voor veel commotie zorgde en uiteindelijk door de gemeenteraad verworpen werd, kreeg de commissie een nieuw plan op tafel dat nu alleen de vernieuwing van de berging achter de drogist betreft. Deze berging beslaat het hele, tot aan het Ledig Erf doorlopende perceel. Het nieuwe bouwvolume is anderhalve bouwlaag hoog en plat afgedekt. De commissie constateerde dat het daarmee duidelijk groter is dan zijn omgeving, die voornamelijk uit volumes van één bouwlaag met zadeldak bestaat, en zodoende een wezensvreemd volume is dat niet past in het straatbeeld (gezien vanaf van het Ledig Erf) en niet aansluit bij de kenmerken van de omgeving. De commissie is dan ook niet akkoord gegaan met de aanvraag en heeft haar advies uitgebreid schriftelijk toegelicht. Het college heeft echter, in afwijking van het welstandsadvies, de omgevingsvergunning verleend, met als motivatie de weerstand die omwonenden zouden hebben tegen een bouwplan dat is voorzien van een kap. Dit is opmerkelijk, aangezien de omwonenden die bij de behandeling van het plan in de commissie aanwezig waren, te kennen gaven juist blij te zijn met het advies van de commissie om het bouwwerk wel te voorzien van een kap, waardoor de goothoogte lager kon worden gehouden. Hoe dan ook, nadat het college de vergunning verleend had zijn omwonenden naar de Adviescommissie voor de bezwaarschriften Waterland gestapt om de in hun ogen ten onrechte verleende verleende vergunning aan te vechten. De adviescommissie oordeelde op 12 september dat het bezwaarschrift van de omwonenden gegrond is en vond de motivering van de afwijzing van het welstandsadvies ondeugdelijk. Ze adviseerde het college het bezwaar tegen het welstandsadvies te herroepen en te heroverwegen of er goede redenen zijn om van het negatieve welstandsadvies af te wijken en, indien dat niet het geval is, het bestreden besluit te herroepen en de aanvraag tot verlening van de omgevingsvergunning af te wijzen wegens strijd met de redelijke eisen van welstand. Het college heeft het besluit niet herroepen, en is op 8 november met een heroverweging gekomen, waarin zij enerzijds oneigenlijk gebruik maakt van het welstandsadvies over het geenszins vergelijkbare plan van 2010 en anderzijds een geheel eigen (en in dit verband zeer discutabele) interpretatie aan enkele passages uit de welstandsnota geeft.

44

Burgemeester Versteegstraat 11 Naar aanleiding van de twee meter hoge schutting, bestaand uit houten delen tussen betonnen palen, die hier in 2011 zonder bouwvergunning aan de vesting geplaatst werd en door zijn afmetingen, hoogte en kleur zeer negatief in het oog sprong werd eind 2011door de gemeente een handhavingsprocedure in gang gezet. Hiermee is bereikt, dat eind 2012 een voorstel tot wijziging aan de commissie voorgelegd werd, waarin de hoogte van het hout teruggebracht is tot 1 meter, met daar boven tussen de palen gaaswerk dat met groen te begroeien is. De erfafscheiding voldoet hiermee aan redelijke eisen van welstand. Parkeerplaatsen Noordervesting In juli legde de gemeente de commissie het plan voor, om aan de Noordervesting (Leo Hordijkstraat, Willem van de Voetstraat en Burgemeester Versteeghstraat) langs en in het talud van de vesting, die als rijksmonument is aangewezen, nieuwe parkeerplaatsen aan te leggen. Voorgesteld wordt om op de kop van de vesting schuine parkeerplaatsen toe te voegen en langs de straat aan de westkant het aantal langsparkeerplaatsen uit te breiden en een aantal dwarsparkeerplaatsen toe te voegen, die in het talud steken. Naar de mening van de commissie is de vesting het aangezicht van Monnickendam en betekent het voorstel met zijn zuiver civieltechnische benadering een aantasting van het karakteristieke beeld en de monumentale waarde van de vesting. Gezien de bijzondere waarde van de vesting heeft de commissie haar advies uitgebreid schriftelijke toegelicht. Ook het advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is voor de Leo Hordijkstraat, en de Burgemeester Versteeghstraat negatief (in de Willem van de Voetstraat zijn de ingrepen in de vesting na aanpassing van het plan geringer). Het college heeft beide adviezen echter niet overgenomen en inmiddels is het plan via een ‘Verklaring van geen bedenkingen’ door nagenoeg de hele raad goedgekeurd. Stedenbouwkundige visie Noordeinde 80-86 De eerste versie van het beoogde plan De Hooiwagen werd in 2009 vanwege de overmatige schaalvergroting en verdichting op het binnenterrein door de commissie negatief beoordeeld. Het nieuwe plan van 2012 kwam – nadat het daarvoor tijdens een inspraakavond reeds aan omwonenden en geïnteresseerden voorgesteld en vervolgens nog op enkele punten aangepast was – op 23 juli in de commissie. Het werd op hoofdlijnen akkoord bevonden, maar met een aantal aandachtspunten zoals: _ de gevelopeningen langs het Noordeinde liggen te veel op één lijn _ handhaven van de rooilijn in de steeg 45


JAARVERSLAG 2012 MONUMENTEN- EN WELSTANDSCOMMISSIE WATERLAND

_ materiaal en kleurstelling dient te passen binnen het palet van de omgeving _ betere vormgeving van de dichte liftschacht. De gemeenteraad heeft in oktober 2012 het stedenbouwkundig programma van eisen van adviesbureau HZA vastgesteld en daarmee groen licht gegeven voor de verdere uitwerking van het plan. Stedenbouwkundige visie Hakvoort In het vorige jaarverslag werd het stedenbouwkundig programma van eisen al genoemd, dat door de gemeente in opdracht gegeven is om de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van Hakvoort te onderzoeken. Dit werd in concept eind 2011 aan de commissie voorgelegd, is sindsdien door adviesbureau HZA verder uitgewerkt en kwam in september 2012 nogmaals in de commissie. In het stedenbouwkundig advies worden verschillende modellen voorgesteld voor een maximale ontwikkeling van de scheepswerf op de huidige locatie, door uitbreiding met een aantal nieuwe hallen. Tevens worden daarin de basisvoorwaarden voor een dergelijke uitbreiding vastgelegd: _ uitbreiding d.m.v. individuele gebouwen (dus niet één groot gebouw) _ handhaven van de bestaande karakteristieke wisselende rooilijn, zowel aan de Havenstraat als aan de waterzijde _ belangrijk zijn hierbij de beeldbepalende doorzichten vanuit verschillende punten in de stad _ afwisseling in goot- en nokhoogte van de gebouwen, met de huidige Noordloods als maatgevende maximale hoogte _ diversiteit in materiaalkeuze _ goede aansluiting aan de omgeving _ ontsluiting en parkeren op het voormalige (momenteel braak liggende) perceel Stuttenburg De commissie staat positief tegenover het advies, maar is ook van mening, dat deze studie op een groter schaalniveau opgepakt moet wordenen, door ook het aangrenzende (openbare) parkeerterrein aan de Haringburgwal daarin mee te nemen. Het karakter van dit parkeerterrein is nu nog enigszins onbestemd. Tegelijk is het wel de entree naar het historisch centrum aan de noordzijde van de stad. De ontwikkeling van de Hakvoortlocatie vormt dan ook een kans voor een goede inbedding van dit terrein in de looproutes en voor een versterking van de uitstraling van de openbare ruimte van de stad. Plannen in de periferie Enkele opmerkelijke plannen buiten de historische binnenstad, maar ‘in de voortuin’ van oud Monnickendam mogen hier niet onvermeld blijven. 46

Hotel Hemmeland Na enkele jaren stilte werd in juni een geheel nieuw ontwerp voor het Mirrorhotel bij de commissie ingediend voor een preadvies. Het ontwerp met een U-vormige plattegrond is gebaseerd op de in 2008 door de raad vastgestelde ‘Stedenbouwkundige en Landschappelijke visie Hemmeland’, dat ook referentiebeelden voor een hotel op deze locatie bevat. Het ontwerp kenmerkte zich vooral door de combinatie van een groot aantal stijlelementen, en had daardoor naar mening van de commissie geen Waterlandse, noch een – op deze locatie logische – parkachtige uitstraling. De architect heeft daarop de gevels sterk versoberd, een duidelijke verbetering naar mening van de commissie. Een brisant thema voor de politiek was de hoogte van het gebouw. In de stedenbouwkundige visie van 2008 was deze vastgelegd op 14 meter. In het eerste voorstel had het dak een doorlopende hoogte van 14,70 meter, dit werd dan ook op verzoek van de gemeenteraad door de architect teruggebracht naar 14 meter. Gezien de forse afmetingen van het gebouw was het genoemde hoogteverschil welstandelijk gezien irrelevant, maar naar mening van de commissie versterkt een op één hoogte doorlopend dak het beeld van een te breed uitgemeten volume en is het gebouw daardoor te massaal. De suggestie om het beeld speelser te maken door de middenbeuk iets omlaag en de zijbeuken iets omhoog te brengen werd door de architect opgepakt: de middenbeuk werd 13,40 meter hoog, de zijbeuken 14,70 meter; uit welstandelijk oogpunt een duidelijke verbetering. Na de aanpassingen aan de gevelarchitectuur en de dakhoogtes ging de commissie in december op hoofdlijnen akkoord. De verwachting is, dat ook het college en de raad (ondanks enige strubbelingen) met het aangepaste plan zullen instemmen. Zorghotel ‘De Vriendschap’ Het door de initiatiefnemers van het zorghotel in opdracht gegeven stedenbouwkundig programma van eisen is in april aan de commissie voorgelegd. Voor de locatie (de voormalige houtzagerij aan de Purmer Ee) zijn verschillende bouwtypes onderzocht, elk geïnspireerd op een ander deelaspect van deze locatie (voormalige houtmolen, ligging aan het water, ligging aan een kronkelige dijk). Gekozen is voor een bouwvorm geïnspireerd op de voormalige houtzagerij ‘als baken in het silhouet van Monnickendam en het weidse landschap’. De commissie is op hoofdlijnen akkoord met het zorgvuldig opgestelde programma van eisen. Gelet op de bijzondere locatie op een aan het water gelegen knooppunt tussen stad en land, moet de bebouwingstypologie zorgvuldig gekozen worden. De commissie heeft een voorkeur voor de modellen waarbij de nokrichting van de gebouwen parallel aan het water staan. Zowel voorzijde als achterzijde van de 47


JAARVERSLAG 2012 MONUMENTEN- EN WELSTANDSCOMMISSIE WATERLAND

bebouwing zijn dan belangrijk. Ze vraagt aandacht voor de maximale goot- en nokhoogtes van de bebouwing. Het bestemmingsplan is inmiddels in voorbereiding. Lagedijk Katwoude Dit plan voor 25 woningen aan de Purmer Ee (op het terrein van de huidige caravanstalling) werd eerder behandeld in de Commissie ‘Kring Waterland’ te Purmerend, maar kwam in mei met een basisontwerp in de nieuwe commissie. Het plan bestaat uit 13 vrijstaande woningen aan het water en twee woningblokjes in het middengebied. De commissie had met name bezwaar tegen de setting van de als een boerenensemble gedachte woningen in het middengedeelte, aangezien de hier gekozen opstelling achter de dijk atypisch is voor een boerenensemle aan het lint van deze dijk. Bovendien hadden de twee blokjes door hun symetrie met schuurtjes en erfscheidingen eerder het karakter van rijtjeswoningen. De commissie werd echter geconfronteerd met het feit, dat het bestemmingsplan al definitief is. Dit is een vaker geconstateerd probleem bij nieuwe stedenbouwkundige plannen, en zou te voorkomen zijn door de commissie al in een vroeger stadium bij de planvorming te betrekken. In het onderhavige geval kon alleen nog een en ander aan de uiterlijke verschijningsvorm van de panden bijgeschaafd worden.

een eigentijdse vormgeving. Het plan werd in juni aan de commissie voorgelegd met de vraag, of op deze locatie de gebruikelijke traditionele stijl (met schuine daken en bepaalde goot- en nokhoogtes) losgelaten en voor een eigentijdse vormgeving gekozen kan worden. De commissie kan op deze buitendijkse locatie een eigentijdse vormgeving duidelijk aanbevelen en kan zich lessenaarsdaken hier goed voorstellen. Ze formuleerde ook enkele aanvullende aandachtspunten: _ de dakvormen dienen zoveel mogelijk onder de dijk te blijven _ de architectuur van het nieuwe restaurant is helder, maar de andere gebouwen vormen nog geen eenheid en zijn onvoldoende afgestemd op het restaurant _ er is rekening te houden met de alzijdigheid van het plan, het is ook zichtbaar vanaf de provinciale weg Zowel de commissie als de ontwerper en opdrachtgever zijn positief over de geboden mogelijkheid van vroegtijdig overleg. De commissie vraagt om op de hoogte te worden gehouden van de verdere planuitwerking. Lodewijk Duymaer van Twist 1 maart 2013

Uitbreiding Jachthaven De Zeilhoek Al in 2003 heeft de raad ingestemd met de uitbreiding van jachthaven De Zeilhoek met 200 ligplaatsen, tot in totaal 350 ligplaatsen. Door de jachthaven is een plan ingediend, dat tevens voorziet in de vernieuwing van de gebouwen op de kade in

48

49


STICHTING IJSSCHUITEN GOUWZEE 2012

Stichting IJsschuiten Gouwzee 2012

In de periode van 1 oktober 2012 t/m 31 maart 2013 zijn we weer met de groep vrijwilligers op de zolder van de Fa. Leguit en Roos bezig geweest met het restaureren/repareren van ijsschuiten. Inmiddels is de restauratie van de Poolvos nagenoeg afgerond. Het schilderwerk zal gebeuren als de temperatuur wat hoger is. Aan de mast moet nog wel wat gesleuteld worden. Voor de IJsvogel moest een nieuwe loperbalk worden gemaakt, omdat de oude balk ernstig was aangetast. De bouw van het schuitje Misjeco door de juniorengroep begint te vorderen. Met de jaarvergadering zal het schuitje te zien zijn. Van de 15-kwadraat schuiten zijn de Gesche en de IJsgang hier en daar verstevigd en geschilderd. Verder zijn alle verantwoordelijke schippers bezig geweest met het normale onderhoud van ‘hun schuit’. Om de schuiten makkelijk te verplaatsen is er veel aan hijs- en rolmateriaal ontwikkeld en gemaakt. De open dag op 14 december 2012 heeft veel belangstelling getrokken en het was weer erg gezellig, mede door de aanwezigheid van de accordeonclub van Silvia Boven. De gerestaureerde Poolvos stond op het buitenterrein opgesteld en binnen in de loods stonden de schuiten Willem Barendsz 2, de laatst bijgekomen Flipper met nieuwe zeilen, de Piet Hein, de Finta en de DN H241 en natuurlijk was er weer de ‘koek en zopie’ met snert en chocolademelk. De werkvloer op zolder werd ook druk bezocht.

50

De Nieuwjaarsborrel op 6 januari 2013 was dit keer in het RK-clubhuis en werd bezocht door de meeste bestuursleden en vrijwilligers met hun partners. De vorst diende zich eind januari aan, voor een korte periode. Het was net genoeg om met een beperkt aantal schuiten te kunnen zeilen. Woensdag 23 januari besloten we de schuiten Hudson 3, de Oranje, de Willem Barendsz 1, Piet Hein, de Emma, de Prins van Oranje en de 2 DN’ers H138 en H241 op het ijs te zetten. Donderdag 24 januari was een prachtige dag. Jammer genoeg geen wind, maar wel leuk voor het plaatje. Vrijdag 25 januari begon weer zonder wind, maar deze trok begin van de middag lekker aan waardoor we goed vanuit de haven konden zeilen. Zaterdag was er zoveel wind dat we de reven moesten aanbrengen. Het begon in de middag ook te sneeuwen maar dat mocht de pret niet drukken. De dooi zou echter snel gaan invallen en afgesproken werd de schuiten zondagmorgen 27 januari 2013 weer van het ijs te halen en op zolder te brengen. De klassieke schepenbeurs die is ondergebracht bij de Hiswa tentoonstelling nodigde ons uit om een ijsschuit neer te zetten. Zaterdag 2 maart 2013 hebben we besloten dit te doen. Maandag 4 januari 2013 hebben we de Maris Stella opgezet in de RAI. Vorig jaar, op zondag 8 april 2012, heeft tijdens de open dag van de bruine vloot de IJsvogel opgesteld gestaan aan de haven. Ook dit jaar is er weer gevraagd een ijsschuit neer te zetten, op 31 maart 2013. Dit zullen wij weer graag doen. Welke schuit het wordt, is nog niet zeker. Het seizoen wordt zal 12 april weer worden afgesloten met de jaarvergadering in het RK-clubhuis.

51


STICHTING IJSSCHUITEN GOUWZEE 2012

Verslag rekening en verantwoording penningmeester Stichting IJsschuiten Gouwzee Rekening Baten en Lasten 2010/11 begroting 2011/12 H H H Baten Giften 1.000,00 3.500,00 Donaties vrienden 3.548,50 3.500,00 Rente 224,23 250,00 Overige inkomsten 66,45 0,00 Totaal baten 4.839,18 7.250,00 Lasten Onderhoud ijsschuiten 3.334,19 4.500,00 Beheerskosten 628,18 500,00 Opslagkosten 1.000,00 1.000,00 Verzekeringen 256,06 250,00 Bankkosten 76,54 400,00 Overige kosten 458,65 427,00 Totaal lasten 5.753,62 7.077,00 Totaal Baten 4.839,18 7.250,00 Totaal Lasten 5.753,62 7.077,00 Resultaat - 914,44 173,00

2011/12

1.488,65 3.718,77 217,48 29,95 5.454,85

2.533,80 702,80 1.000,00 261,30 51,73 350,91 4.900,54

Toelichtingen Balans/Vermogen per 30 september 2012 Bezittingen: De ijsschuiten zijn gewaardeerd tegen aanschafprijs. Voorschot ontvangen: Nog terug te betalen voorschot gegeven door derden voor kosten per kas betaald. Baten en lasten verslagjaar 2011/2012: 1 _ Gift Leguit en Roos is een jaarlijkse gift. Deze wordt verrekend met de betaling opslagruimte en onderhoudsruimte van de ijsschuiten. 2 _ Overige inkomsten zijn terugbetaalde verzekeringspremie brand- verzekering vorig boekjaar. 3 _ Beheerkosten zijn onder andere vergaderkosten en jaarlijkse nieuwjaars- receptie voor de vrijwilligers. 4 _ Onderhoudskosten zijn kosten gemaakt voor restauratiewerkzaamheden door vrijwilligers aan de historische ijsschuiten. 5 _ Overige kosten zijn administratie kosten en kosten KvK.

5.454,85 4.900,54 554,31

Balans per 30 september 2012 30-09-2011 30-09-2012 H H IJsschuiten 22.773,60 22.773,60 Rekening courant Rabobank 987,47 432,26 Rendementsrekening Rabobank 12.487,39 13.304,87 Kas & kleine kas 2,85 104,89 Voorschot ontvangen - 190,00 0,00 Totaal 36.061,31 36.615,62 Vermogen 52

36.061,31

36.615,62 53


WINTERVERSLAG 2011-2012

Winterverslag 2011-2012 Ton Meijer

Toen ik in het nieuws las dat in november 2011 de waterstanden in de rivieren net zo laag waren als in 1955 dacht ik meteen: Dit kon wel eens een februariwinter worden. In 1956 begon de winter op 1 februari maar ook met veel sneeuw en een Elfstedentocht. Misschien heb ik in die winter het ijszeilvirus wel opgelopen. Mijn vader had net de Hudson I van Piet Gras gekocht en mijn moeder zat zwanger van mij in de schuit. Dus wie weet... Tegen vrienden, collega’s maar ook op de jaarvergadering in Roelofarendsveen en de open dag van de stichting zei ik dat door deze gelijkenissen we dit jaar weleens een februariwinter zouden kunnen krijgen. Ik kreeg gelijk te horen: Ja hoor daar heb je ‘Ton Pelleboer’! Maar wat gebeurt er? Precies op 1 februari viel de winter in met een ijzige koude wind, kracht 5 uit het oosten en temperaturen van 6 tot 9 graden onder nul. In één nacht lag de Gouwzee al dicht met zwaar grondijs tot de lijn Hoek van de Noord en de Nes. De volgende dag lag de ijslijn al tot een paar honderd meter voor Marken. Door de harde oostenwind liepen de gevoelstemperaturen op de dag op tot zo’n 16 graden onder nul. 3 Februari: ’s middags sneeuw en niet zo’n beetje ook, er viel ruim 10 cm wat heel jammer was voor de ijs aanzet want de vele windwakken die nu net dicht waren, waren niet meer waarneembaar. Het was al weer voor de derde jaar achter elkaar dat de sneeuw te vroeg kwam en de Gouwzee onbetrouwbaar maakte. De eerste schaatser gingen in Waterland al voorzichtjes de eerste tochtjes rijden. Voor Simon Verbeek betekende dat meteen zijn laatste tocht. Hij viel over een pol gras die uit het ijs stak en brak zijn vinger en been op twee plaatsen. Dit gebeurde in het Varkensland en het was een heel gedoe om daar opgehaald te worden door een ambulance. Want leg dat maar eens uit! En ook omdat het steeds heviger begon te sneeuwen. Simon was trouwens niet de enige. Ook Klaas van Waveren en Piet Vlugt kwamen niet schadevrij uit deze eerste schaatsdag. Toch zijn de DO-X en de Hudson III op deze vrijdag al naar het ijs gebracht. In de nacht van 3 op 4 februari ging het kwik hard onderuit en daalde tot 17-18 gra54

den onder nul hier in Monnickendam en in Lelystad zelfs tot 23 graden onder nul. Het werd hiermee zelfs de koudste winternacht sinds 1956. Door deze extreme koude zette gelukkig het ijs in de windwakken toch aan, maar bleven nog erg link. Op zaterdag 4 februari is de rest van de vloot naar het ijs gebracht. Het was behoorlijk koud maar prachtig zonnig weer. Bijzonder was dat de Finta sinds 1979 weer op het ijs kwam. De Finta is door de familie Konijn dit jaar geschonken aan de Stichting IJsschuiten Gouwzee. Nico Genot, goede vriend van Cor Konijn, heeft hier ook een belangrijke rol in gespeeld. Overal in Nederland werden nu ijsbanen geopend en werden er korte baanwedstrijden georganiseerd. In Friesland begon de Elfstedenkoorts te heersen en dit nieuws hield ook heel Nederland bezig. De kranten stonden er vol van en de negatieve berichten over de crisis werden naar de achtergrond verdreven. Zondag 5 februari: De Hudson III en de Snoeper gingen na een kwartiertje zeilen beide erdoor. Gelukkig zonder schade en de beide ijsschuiten stonden binnen ‘notime’ weer op het ijs. We namen de beslissing dat er niet meer gezeild kon worden. De windwakken waren nog niet sterk genoeg. Na een uurtje op het ijs gestaan te hebben gingen we met een groep mannen en palen het ijs verkennen richting de punt van het Hemmeland. Daar waar we wat zwakke plekken tegen kwamen werden die afgezet met takken. Het viel op dat de zwakke plekken zo’n 5 tot 6 cm en niet groot waren. Ik zei tegen mijn broer Jan: Kom op we gaan de Wintervreugd ophalen en dit stuk ijs bezeilen. We gingen richting de punt van het Hemmeland en het ging fantastisch. Maar op de weg terug ging het fout, één loper ging erdoor op een stuk ijs van ca 1 m2 en wat niet dikker was dan 3 cm. De schuit sloeg 180 graden in de rondte en gelijk kreeg ik de giek met een klap op mijn hoofd omdat de mast was afgebroken ter plaatse van de hommer. Resultaat: gat in mijn hoofd! Ik maakte mij al langere tijd zorgen om de mast en nu bleek ook dat het hout helemaal dood was. Bij iedere zeiltocht had de mast eraan gegaan. Na de zeilen te hebben laten zakken en met hulp van de vrijwilligers van de stichting stond ook de Wintervreugd weer op het ijs, alleen was ik wel uitgezeild. De wil om te ijszeilen was helaas groter dan het verstand! De hele verdere week bleef het flink door vriezen. Vele schaatstochtklassiekers werden uitgeschreven, zoals de Waterland-oost-tocht, de Bannetocht en Eilandspoldertocht. Schaatstochten die al 15 jaar niet meer op de kalender hadden gestaan. Zelfs werden er wandeltochten gehouden over een bevroren Waddenzee. Maar op 8 februari kwam er een definitief besluit: Dit jaar geen Elfstedentocht. Grote teleurstelling voor de schaatsers, maar ook voor de grote aantallen vrijwilligers die dag en nacht in touw waren om het ijs sneeuwvrij te maken voor een 55


goede ijsaanzet. Helaas alles voor niets. Het was voor de ijszeilers wel een prachtige zeildag. De Duitse televisie zender NDR heeft met diverse ijsschuiten meegezeild en heeft een reportage gemaakt over de Stichting en het ijszeilen op de Gouwzee. Dit zou ergens in april worden uitgezonden. Donderdag 9 februari: mooi winterweer, maar net te weinig wind om te kunnen zeilen. Vrijdag 10 februari wel weer een mooie ijszeildag. Zaterdag 11 februari: strak blauwe hemel maar geen wind. Voor schaatsminnend Nederland een topdag. Vele tienduizenden schaatsers reden de Waterland-oosttocht en hadden hun dag van hun leven. Wij konden alleen maar mooie plaatjes schieten en media te woord staan. Over media aandacht had de Stichting zeker niet te klagen. Niet alleen de Duitse NDR, maar ook 1-Vandaag en RTV Noord Holland besteedde televisietijd aan het ijszeilen. De bladen ‘Traditie’, ‘Landleven’ en ‘Kosmos’ kwamen in dit jaar nog met fotoreportages over het ijszeilen op de Gouwzee. ’s Avonds werd de Keizersgrachtrace in Amsterdam verreden. Bij de vrouwen won onze Waterlandse schaatscrack Annette Gerritsen uit Ilpendam de titel bij de vrouwen. Zondag 12 februari werd weer een mooie ijszeildag. De schuiten moesten wel eerst een stuk door de sneeuw worden geduwd, maar verderop was het ijs prachtig. Nergens meer zwakke plekken. Maarten Huibregtse met de DO-X, Henk Boven met de Hudson III en ikzelf met de IJsvogel zijn op Marken geweest. Terug heb ik nog een echtpaar meegenomen. Zij wilden graag een stukje meezeilen en ik zei: Jullie kunnen mee naar Monnickendam maar ik breng jullie alleen niet meer terug. O ja, nog één dingetje: de kosten zijn H 15,00 per persoon. Geen probleem. Ze genoten volop van de zeiltocht en zeiden tegen mij: In Nederland wonen ruim 17 miljoen mensen, hoeveel zouden er in een ijsschuit hebben gezeten, dus wat wij meemaken is uniek. Helemaal mee eens want dat is het ook. IJszeilen met deze prachtige schuiten is iets unieks. En dan slaat het weer op maandag helemaal om. Harde NW-wind, regen en temperaturen ver boven nul. Op maandag en dinsdag is er door een aantal van de stichting nog wel gezeild, waaronder Marcel Visser en Geert Visser met Peter Hoins met de Prins van Oranje. Op zaterdag 18 februari zijn alle schuiten weer naar de basis gebracht. Toch duurde het nog ruim een week voordag al het ijs verdwenen was Deze winter vertoonde vele gelijkenissen met de winter van 1956 alleen wat korter en nu zonder Elfstedentocht. 56

Verslag werkgroep ‘Oral History’ over het jaar 2012

In 2010 is door het bestuur van de vereniging ‘Oud Monnickendam’ het initiatief genomen om een werkgroep in te stellen die zich bezig gaat houden met het interviewen van ‘oud’-monnickendammers. De bedoeling is dat de interviews een beeld geven van de lokale historische, maatschappelijke en culturele ontwikkelingen, zoals de samenstelling van de gemeenschap, de culturele diversiteit (waaronder de joodse gemeenschap) en ontwikkelingen op economisch gebied (opkomst en neergang van de stad; verdwenen beroepen). Naast Monnickendammers zullen ook mensen worden geïnterviewd die voor Waterland een rol van betekenis hebben gespeeld of een waardevolle invulling hebben gegeven aan de activiteiten voor de gemeenschap. De interviews maken deel uit van het cultureel en oorlogserfgoed. In 2012 zijn acht personen geïnterviewd waarmee het totaal aantal personen uit komt op twaalf. Vanaf de tweede helft van 2011 is overleg gevoerd met het ‘4 mei comité’ om te komen tot een samenwerking omdat dit comité zich bezighoudt met het interviewen van personen die actief zijn geweest in het verzet. Vanaf begin 2012 zijn deze interviews ook opgenomen in het archief van de ‘Oral history’ werkgroep. Het betreft in totaal vijf interviews. Door Peter van Maanenburg is in 2012 een trailer gemaakt met fragmenten van de interviews die vanaf de opening van het nieuwe museum in de ontvangstruimte vertoond worden. De werkgroep heeft zich in 2012 intensief beziggehouden met de vraag hoe en waar de interviews naar buiten gepresenteerd kunnen worden. Hierbij heeft overleg plaatsgevonden met meerdere partijen over vormen van presentatie. Inmiddels hebben we van een leverancier een voorstel gekregen. De wens van de werkgroep is om de interviews via een website in het Museum de Speeltoren beschikbaar te stellen voor belangstellenden waarbij gezocht kan worden op onderwerp 57


en personen. Bij de selectie van een onderwerp is het de bedoeling dat alle geïnterviewden die over dit onderwerp wat verteld hebben, in beeld komen. In 2013 hopen we een definitief besluit te nemen over de aanschaf van benodigde hard- en software voor de presentatie van de interviews. Ook heeft de werkgroep zich beziggehouden met het indienen van subsidie-aanvragen bij culturele instellingen. In december van 2012 kregen we van het Coöperatiefonds van de Rabobank een bijdrage van H 2.500 voor ons project. In 2013 worden op dit gebied verdere activiteiten ondernomen. In overleg met het bestuur van onze vereniging wordt de lijst van te interviewen personen regelmatig geactualiseerd. Eind 2012 stonden er 22 personen op de lijst die nog geïnterviewd kunnen worden. De samenstelling van de werkgroep is: Elly Beintema (interviewer) Esther Gobel (advisering subsidie etc.) Margit Koning (voorbereiding) Koert Kraak (coördinatie) Pieternel Rol (registratie en rubricering) Peter van Maanenburg (opnamen, archiveren en bewerken)

Jaarverslag Archeologische Werkgroep Waterland

Algemeen De Archeologische Werkgroep Waterland stelt zich ten doel (sinds de oprichting in november 2011) om het erfgoed van Monnickendam en Waterland veilig te stellen door determinatie, restauratie, conservering, tentoonstelling, beheer en opslag. Sinds de opening van het Waterlandsmuseum in het voorjaar van 2012 heeft de werkgroep een eigen werkruimte. Deze ruimte wordt door de werkgroep aangepast om het voorjaar van 2013 actief in gebruik te nemen. De werkgroep bestaat momenteel uit een tiental leden met verschillende achtergronden en is nog in oprichting. Vergaderingen Na de oprichtingsvergadering in oktober 2011 wordt elke maand vergaderd in de zaal van het TIP-kantoor. Tijdens deze vergaderingen wordt de voortgang besproken van de lopende projecten enerzijds, anderzijds wordt ingehaakt op actuele archeologische ontwikkelingen in de regio Waterland. Op dit moment bestaat de werkgroep uit een tiental leden. Mocht je ook een keer interesse hebben deel te nemen aan de maandelijkse vergadering, stuur dan een e-mail naar archeologiewaterlandAgmail.com. Werkruimte

Werkruimte

58

Op dit moment is de werkgroep druk doende met het inrichten van de werkruimte in het Waterlandsmuseum. In deze werkruimte worden vondsten gedetermineerd, gerestaureerd, geconserveerd en gearchiveerd. In de werkruimte is momenteel alleen de korte muur ingericht met een viertal schappen (zie afbeelding). De werkruimte zal ook aan de lan59


JAARVERSLAG ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP WATERLAND

ge kant met vier schappen ingericht worden. Naast de schappen zullen twee werktafels, vier stoelen en verlichting in de vorm van een tafellamp geïnstalleerd worden. Op de schappen zullen de gerestaureerde vondsten worden geplaatst. Website Op dit moment heeft de werkgroep op de website van Oud Monnickendam een klein gedeelte tot haar beschikking. Onder de kop ‘Werkgroep Archeologie’ zijn de laatste presentaties en archeologische verslagen opgenomen. Om de werkgroep maar ook de collectie voor iedere geïnteresseerde beschikbaar en toegankelijk te maken, wordt gewerkt aan een eigen website. Op deze website wordt alle relevante informatie omtrent de werkgroep opgenomen, zoals lidmaatschap, doelstelling, leden, onderzoeken en ook de archeologische collectie. Het is namelijk de bedoeling de archeologische collectie van de werkgroep op de website op te nemen. Op dit moment wordt gekeken naar het ZCBS (Zijper Collectie Beheer Systeem). Dit is specifieke software (open source en gratis in gebruik) voor archeologische/historische verenigingen en musea. De website heeft ook al een eigen domein, namelijk: www.archeologiewaterland.nl. Activiteiten De werkgroep heeft al enkele interessante activiteiten georganiseerd. De activiteiten zijn erop gericht de kennis over de geschiedenis en de archeologie van de regio Waterland in het bijzonder onder de leden van de werkgroep te verspreiden en te verbeteren. Daarnaast is het de bedoeling om ook met collega’s van andere werkgroepen kennis te maken en onderling ervaringen te delen. Excursie Dijkeinde Op zaterdag 24 november 2012 heeft de archeologische werkgroep een bezoek gebracht aan het verdwenen dorp bij Dijkeinde. Samen met de leden van de historische vereniging van Zuiderwoude (Vereniging Suderwou Historie) is het archeologisch beschermde landschap rond Dijkeinde bestudeerd. Aan de hand van oude kaarten en mondelinge overleveringen is bekeken waar zich in vroeger tijden menselijke activiteit (in de vorm van bebouwing en waterwegen) heeft afgespeeld. Determinatiemiddagen Eind 2012 zijn in de Kerstvakantie door de archeologische werkgroep twee determinatiemiddagen in het Waterlandsmuseum De Speeltoren georganiseerd. Deze middagen werden georganiseerd in verband met het activiteitenprogramma ‘Elke dag wat’ museumdagen. 60

Determinatiemiddagen

Onder leiding van de amateurarcheologen Arjan Ouwehand en Marco Feenstra is aan de hand van door geïnteresseerden aangeleverde vondsten maar ook meegebrachte oude en antieke voorwerpen bekeken wat de ouderdom en eventuele waarde van deze voorwerpen kan zijn. Met behulp van naslagwerken en de moderne iPad werd ter plekke geprobeerd uit te zoeken wat het voorwerp precies is en wat de eventuele waarde kan zijn. Naar aanleiding van de eerste twee determinatiemiddagen is ook in de voorjaarsvakantie een determinatiemiddag ingepland. 61


Bezoek Archeologische werkgroep Purmerend In januari 2013 is een bezoek gebracht aan het nieuwe onderkomen van de Archeologische Werkgroep Purmerend. Deze werkgroep is meerdere jaren actief en beschikt over een interessante collectie van vondsten. Deze werkgroep heeft een aantal actieve leden die zich bezighouden met de historie (en archeologie) van Purmerend en omstreken.

Vitrine Purmerend

Zoals deze foto laat zien, heeft de vereniging een professionele manier van het tentoonstellen van vondsten.

Zodra de werkruimte van onze werkgroep officieel in gebruik wordt genomen zal de werkgroep uit Purmerend een bezoek brengen aan onze eigen werkruimte.

Overzicht besturen

Bestuursleden VOM Voorzitter: Secretaris: Penningmeester: Vice-voorzitter: Leden:

Jan Konijn Vincent Keesmaat Bertien van der Kolk Koert Kraak Garrelt Bont Ed Willms Klaas Roos Ton Meijer Frans Ronchetti

Bestuur Stichting Museum de Speeltoren Voorzitter: Secretaris: Penningmeester: Leden:

Frans Fontaine Frans Ronchetti Bertien van der Kolk Nelleke Persoons Paul van ’t Hof Garrelt Bont Arjan Ouwehand

Bestuursleden Stadsgidsen Voorzitter en organisator van de rondleidingen: Greetje de Haan-Rundervoort Penningmeester: Ineke Plat-Pauws Publiciteit: Rini de Weijze Bestuursleden Stichting IJsschuiten Gouwzee Voorzitter: Klaas Roos Secretaris: Marcel Visser Penningmeester: Jan Konijn Promotie/IJscoĂśrdinator: Ton Meijer Vrijwilligers: Henk Kalshoven Schaatsvereniging: Rob van de Geer 62

63


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

De geschiedenis van ‘Samuël’ en ‘Samuël’

CJV stempel

Het gebouw Samuël in de Kerkstraat, hoek Smidsteeg, is een ontmoetingscentrum waar bijna honderdvijfentwintig jaar, ouderen en jongeren samenkomen voor allerlei activiteiten. Reden om de geschiedenis van dit ‘lokaal’, zoals het lange tijd werd genoemd, in kaart te brengen (1). Een geschiedenis die onlosmakelijk verbonden is met de Christelijke Jongelings Vereniging ‘Samuël’ (2), tot haar opheffing in 2003, eigenaar van dit pand.

De C.J.V. Samuël De CJV Samuël werd op donderdag 27 augustus 1885 ‘geboren’ (3). Wie de initiatiefnemer is geweest, wordt nergens vermeld, maar Ds. Hartgerink, in 1884 bevestigd als Ned. Hervormd predikant te Monnickendam, was er in ieder geval bij betrokken. Dat valt op te maken uit de notulen van 5 december 1893. Eén van de leden vroeg die avond, waarom de CJV ‘Samuël’ heette. Ds. Hartgerink antwoordde dat het de bedoeling was om de CJV ‘Izak’ te noemen, maar dat uiteindelijk werd gekozen voor ‘Samuël’. Zijn betrokkenheid zal nog vaker aan de orde komen. De CJV begon in 1885 met negen leden. Harmen Johannes Dijkstra, Jan Bobeldijk (in 1888 voorzitter), Hendrik Cornelisz Meijer, Johan Andries Burger, Pieter de Wit, Jan Groen (secretaris/notulist), Gerrit Kramer, Martien Butterman en Gerrit Post waren de mannen van het eerste uur. Zeven van hen kwamen uit Monnickendam, de leeftijd varieerde van 18 tot 32 jaar. In 1886 kwamen er twaalf jongemannen bij, in 1887 veertien. Wie zijn dienstplicht moest vervullen of ging trouwen verliet, soms tijdelijk, de vereniging. De leden betaalden een paar centen contributie per week. Er was ook een groep begunstigers, die elk jaar een bedrag(je) in de kas stortten. 64

Tijdens de wekelijkse bijeenkomsten waren er regelmatig belangstellenden aanwezig, die meestal, wanneer ze de vereiste minimum leeftijd van zestien jaar hadden bereikt, lid werden. Lid worden ging echter niet zomaar. Door de leden werd gestemd of de kandidaat kon worden aangenomen. Als je niet goed bekend stond, maakte je weinig of geen kans. Van de leden werd een voorbeeldige handel en wandel verwacht. Toen Dirk Bosschieter, Sent de Ruijg en Dirk Tromp een keer de kermis hadden bezocht, kregen ze van het bestuur een reprimande, want zoiets deed je niet als christelijke jongeman. Tijdens de jaarlijkse kermisweek waren de CJV-ers namelijk intensief betrokken bij allerlei evangelisatie- activiteiten. Al eerder, op 3 februari van dat jaar, had de secretaris genotuleerd (het was blijkbaar nodig) over het gedrag van de leden, ‘dat zij niet met hun insigne de herberg inlopen, dat is voor de vereniging geen mooi teeken. Als ge een Christenjongeling wilt zijn, moet ge dat laten’. Een enkele keer werd een lid, wegens onacceptabel gedrag, geroyeerd. Meerdere keren gingen de heren op 2e Pinksterdag naar Velserbeek, om daar het Pinksterfeest te vieren. Ook het Noord-Hollandse zendingsfeest, dat in juni 1902 te Heiloo voor de zevende keer werd gehouden en 3 à 4000 bezoekers trok, werd bezocht. De CJV had een boot geregeld, die vanuit Edam naar Alkmaar voer en 150 bezoekers herbergde. Onder hen de leden van de fanfare ‘Halleluja’ uit Monnickendam, dat samen met een fanfare uit Alkmaar, de begeleiding van de samenzang verzorgde (4). Bestuur en Commissie van beheer Een bestuur, bestaande uit een voorzitter, ook wel president geJacob Molenaar en Grietje Man noemd, een secretaris, penningmeester, algemeen adjunct en een bibliothecaris, behartigde de praktische en inhoudelijke zaken. Dat bestuur werd vanaf mei 1890 bijgestaan door een ‘Commissie van toezicht’, bestaande uit vijf heren van buiten: drie uit Amsterdam, één uit Zwartsluis en één uit Doorn, aangevuld met Ds. Hartgerink en veehouder Gerrit Ubbels (1862-1944). Loting bepaalde wanneer iemand moest aftreden. In 1902 bestond deze Commissie van toezicht uit Ds. T. Rinses (1851-1919), Arie Oosterveld (1857-1916), meester Jan Cornelis Luitingh (1839-1912) en van Overleek Jan 65


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

Willems Groot (1852-1928 Broek in Waterland) en Jacob Molenaar (1859-1950). De naam werd rond 1915 gewijzigd in ‘Commissie van beheer’. In 1925 bestond de commissie uit de heren Ds. Jan Hendrik Vaandrager (1888-1968), Cornelis Ubbels (1875-1953), Piet Maas (1880-1954), Dirk Molenaar (1890-1955) en Jan Oosterveld (1880-1970). Deze mannen werden keer op keer herkozen en hebben dus heel wat jaren hun besturende werk verricht.

De plaats van samenkomst bleek echter geen ideale plek, want het Diaconiegebouw was vooral een opslagplaats van uitdeelmaterialen aan behoeftige gemeenteleden. Op 26 september 1888 vroeg het CJV-bestuur aan de diakenen‘om enige verbetering aan het lokaal te verrichten’. Zij beloofden de zaak te bekijken, waarna op 13 december werd besloten dat, als het winterseizoen voorbij zou zijn en de kachel weggeruimd was, het lokaal netjes in orde gebracht zou worden. Maar dan was het al gauw maart of april.

Het Diaconiegebouw Van de oprichting en de beginperiode zijn geen gegevens of notulen bewaard gebleven. Waar de leden van de CJV de eerste jaren samen kwamen, heb ik niet kunnen achterhalen. De eerste informatie dateert van 9 mei 1888, toen het bestuur van de CJV per brief aan de Diaconie van de Hervormde gemeente vroeg, of zij vier avonden per week (?) gebruik mocht maken van het Diaconiegebouw (5). 06 januari 1876De keus voor dit gebouw was niet vreemd. Op 15 juli 1886 hadden Ds. Hartgerink als voorzitter en Ds. Wüstenhoff als secretaris van de vereniging tot stichting en instandhouding van Scholen met de Bijbel te Monnikendam per 1 januari 1887 de grote benedenzaal van het Diaconie mannen- en vrouwenhuis gehuurd, ten behoeve van de Bewaarschool. Een van de bepalingen was dat het gehuurde alleen gebruik mocht worden als bewaarschool, zondagsschool, vergaderruimte voor jongelings-, jongedochters/ mannen en vrouwenvereniging etc. Dat huurcontract – f 50, per jaar in grof zilvergeld te betalen in twee termijnen – kon elk jaar verlengd worden. Ds. Hartgerink zal het bestuur van de CJV daar vermoedelijk attent op hebben gemaakt. De diakenen gingen akkoord, vroegen een huurprijs van f 10,per jaar, maar behielden zich het recht voor, om de huur te allen tijde aan de CJV te kunnen opzeggen. Vanaf die tijd – 27 mei 1888 voor het eerst – werden er met potlood, later met pen, notulen van de ‘vergaderingen’ bijgehouden, zoals de CJV-bijeenkomsten jarenlang werden genoemd. Notulenboek 1888-1890 eerste pagina 66

Een eigen onderkomen gezocht Nee, men was niet zo gelukkig met die kamer in het Diaconiehuis. De CJV zou graag een eigen onderkomen willen hebben. Maar er was een probleem. Tijdens de vergadering van 28 maart 1889 kwam algemeen adjunct Elia Oudkerk met de mededeling ‘dat de vergadering niet een vereniging geheeten kan worden en dus ook geen lichgaam is. Door dit juist te verkrijgen heeft het bestuur besloten de vereniging als rechtspersoon te laten maken’. Na wat schaafwerk aan de statuten en het huishoudelijk reglement, werd op 5 oktober 1889, bij Koninklijk Besluit, de gevraagde erkenning verkregen. Dat maakte het mogelijk om een gebouw te kopen, want dat daar aan werd gedacht, blijkt uit de notulen van 5 november 1889. Toen de belangstellenden na de pauze vertrokken waren, deed het bestuur de leden een voorstel, waarbij Statuten 1902 vooraf strikte geheimhouding werd gevraagd. ‘Wij willen zeer gaarne om onderscheidene omstandigheden, als daar zijn de weinige ruimte bij grote vergaderingen, het slechte en onvoldoende licht bij bijeenkomsten op de dag te houden, de afhankelijkheid van de heren bestuurders der diaconale goederen, dus ook van dit lokaal, de weinige zekerheid om daardoor, ook met het oog op sprekers, niet in moeilijkheden te geraken (...). Wij willen zeer gaarne een eigen lokaal hebben. Dit is te verkrijgen of door huring of door koping. Wat zouden de leden denken, wanneer de vereniging daartoe overging? Sommige leden opperden de vraag of het bestuur (en zeer terecht was dit aangemerkt) de Statuten 1902

67


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

middelen daarvoor aanbrengen kon. Het hierop gegeven antwoord luidde: met uw medewerking en onder biddend opzien tot God, van wien alle goede gaven en volmaakte giften zijn en die ons nooit beschaamt, als wij maar waarachtig op Hem vertrouwen, dan ja, voorzeker’. Met algemene stemmen werd het gedane voorstel aangenomen en het bestuur volmacht gegeven te handelen ‘op die wijze, welke het werkelijk heil der vereniging bevorderen kon en zou’. Een pand gekocht Al een week later, op 12 november, deelde de president de leden mee, dat het bestuur van de gegeven volmacht gebruik had gemaakt en een lokaal voor de vereniging gekocht had,‘zijnde het tegenwoordig Noordhollandsch koffiehuis met schuur’. Dat koffiehuis stond in de Kerkstraat tegenover het Diaconiegebouw en was eigendom van mr. timmerman, tevens kastelein Johannes Adrianus Neijzen (1831-1907), in 1856 getrouwd met kasteleinsdochter Margaretha Sistermans (1837-1882). Het was drie bestuursleden – schoenmaker Jan Bobeldijk (1856-1928 Den Haag), metselaar Sijmon Marees (1859-1916) en schoolmeester Albertus Engberts (18691891 Zwartsluis), respectievelijk in de functie van voorzitter, penningmeester Januari 1876 en algemeen adjunct – gelukt om op 29 november 1889 (de datum van de acte) dat pand in de Kerkstraat te kopen. De prijs: f 2900,- plus f 200,- voor negen stel binnenjaloezieën en tweeënveertig stoelen. Het daarachter gelegen huis, voorheen pakhuis, viel eveneens onder de koop (6). Financiering Ook de kwestie van de financiering kwam aan de orde. Er werd een lijst gemaakt met de namen van de leden die wekelijkse zouden bijdragen: enkele centen per lid ‘om de schuld van het lokaal te delgen. Bijna allen vinden dit voorstel goed en tonen dat door tekening’. Maar dat was bij lange niet toereikend. Tijdens de vergadering van 21 januari deelde adjunct Engberts de vergadering mee: ‘Aangezien de koopsom (zoals ieder uwer bekend is) op 1 februari 1890 aan de heer Neijzen betaald moet zijn en de vereniging die som nog slechts voor de helft aan giften in haar bezit heeft, zo heeft het bestuur na onderling overleg, goedgevonden de vereniging voor te stellen een lening aan te gaan’. De heer Willem Philip van Wicke68

voort Crommelin (1837-1910) te Bloemendaal, in Monnickendam vertegenwoordigd door kandidaat-notaris Cornelis Wilhelm Anthonius van de Wael, was bereid een renteloze lening van f 1500,- te verstrekken, die in acht jaar moest worden afbetaald. De eerste zeven jaar f 200,-, de laatste betaling f 100,- De kopers verplichtten zich om het gebouw goed te onderhouden, een brandverzekering af te sluiten tegen herbouwwaarde. Het mocht geen andere bestemming krijgen. De eerste betaling moest op 1 februari 1891 plaatsvinden. Tijdens de rondvraag werd gevraagd, hoe men die f 200,- per jaar bijeen dacht te krijgen, waarop de voorsteller antwoordde, dat die aflossing zou moeten plaatshebben door een trekking uit de volgende aan te geven inkomsten: a. verhuringen, b. bouwfondsgelden, c. contributies van de leden en begunstigers, d. collectes en giften. Het bestuur kreeg van de leden volmacht om de lening af te sluiten. Buiten de lening was er dus in korte tijd zo’n f 1600,- aan giften binnengekomen. Van wie en hoeveel, is niet na te gaan, omdat er geen kasboeken van de CJV bewaard zijn gebleven. Maar het vermoeden dat Ds. Hartgerink een flink bedrag geschonken heeft, lijkt gerechtvaardigd, want de CJV was hem zeer lief, zoals zal blijken. Het voormalige koffiehuis werd ingericht voor het houden van vergaderingen en bijeenkomsten en kon al op 1 december 1889 in gebruik worden genomen. De daarachter gelegen woning op 1 februari 1890. Uiteraard waren de jonge mannen nieuwsgierig naar hun nieuwe, eigen onderkomen. Tijdens de vergadering van 3 december 1889 mochten ze het nieuwe lokaal bezichtigen. Aan het eind van die bijeenkomst sprak voorzitter Bobeldijk ‘een woord van afscheid bij het verlaten van het steeds gebruikte gebouw’, dat van de Diaconie dus. Niemand zal er om getreurd hebben, denk ik. De notulen melden nergens een naamgeving. Het lokaal was eigendom van de CJV en heette ‘dus’ Samuël. Beheer Een eigen gebouw vraagt om beheer en onderhoud. Daarom werd besloten om een conciërge aan te stellen. Toen voorzitter Bobeldijk de vergadering verliet, stelde de adjunct voor om Leentje Roos (1821-1902), de moeder van de voorzitter, inmiddels 68 jaar en naaister van beroep, als huisbewaarster aan te stellen. Zij was weduwe, sinds haar man Huijbert Bobeldijk (1815) op 10 mei 1884 was overleden en kon zo’n baantje dus wel gebruiken.

69


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

Kerkstraat 34 – woonhuis van notabelen, gefortuneerden en dominees

Kerkstraat 17e eeuw

Het gebouw Samuël staat op een historisch stukje stadsgrond, want de Kerkstraat is één van de oudste straten van de stad. Vanaf het midden van de 17e eeuw kunnen de bewoners (7) getraceerd worden, via de verpondingsnummers (8). Een overzicht van wie er hebben gewoond, vindt u in bijlage 1.

Ds. H.J. Hartgerink Zijn naam is al een paar keer gevallen. Ds. Hendrik Jan Hartgerink was voor de CJV heel belangrijk (9). Een aantal jaren was hij (ere)voorzitter en vanaf september 1902 ook voorzitter van het fanfare-korps ‘Halleluja’, dat uit de CJV was voortgekomen en er dus nauwe banden mee had (10). Hij schonk het korps diverse muziekinstrumenten. Op 2 maart 1902 vierde Hartgerink zijn 25-jarig ambtsjubileum, maar aan het einde van dat jaar kreeg hij problemen met z’ n gezondheid. De notulen van de CJV-vergaderingen melden, soms weken achtereen, zijn afwezigheid. Wel heeft hij in de kerk nog het openingswoord gesproken, toen de CJV op 3 november 1903 haar 19e ‘verjaardag’ vierde. Ds. Hartgerink kon echter de zondagse diensten niet meer vervullen. Dat was voor de Kerkenraad reden om in 1904 een hulpprediker aan te stellen, kandidaat A. van der Zwaal uit Rotterdam, die de Hervormde gemeente tot januari 1922 zou dienen. Omdat Hartgerinks gezondheid niet verbeterde, vroeg hij per 1 september 1905 eervol ontslag van zijn bediening. Van der Zwaal werd bevestigd en nam z’n intrek in de pastorie. Op 5 februari 1906 vertrok Hartgerink naar Haarlem, om daar zijn emeritaat door te brengen. Door velen werd zijn afscheid betreurd, want de ongetrouwde dominee had zich zeer geliefd gemaakt en zich geweldig ingezet voor het Monnickendams kerkelijk leven, de jongeren in het bijzonder (11).

70

Aandacht voor de minder bedeelden Ook zijn aandacht voor en bewogenheid met minder bedeelden was groot. Toen er op 6 januari 1902 in het Algemeen Handelsblad een oproep verscheen, om een Monnickendams gezin te steunen, ‘dat ten onder dreigt te gaan, omdat de man ongeneeslijk ziek is en zeven, voor het merendeel zeer jonge kinderen heeft’, stond in het rijtje namen van hen, die de oproep deden, tussen die van burgemeester van Aken en dokter van der Molen ook de nam van Ds. Hartgerink. Schuitemakers Purmerende Courant schreef op 12 april 1908: ‘Ds. Hartgerink heeft tijdens zijn leven getoond een medelijdende aard te bezitten voor armen en ongelukkigen zijner gemeente’. 9 Nog een voorbeeld. Een paar gehuwde vrouwen hadden de vereniging ‘Tabitha’ opgericht. Zij gaven de kinderen van de stad gratis onderricht in het vervaardigen van gebreide en genaaide kleding. Elk jaar met Kerst werden die vele tientallen kledingstukken uitgereikt aan minvermogende ouders in de stad en dat waren er in die tijd heel wat (12). De krant van 16 november 1910 schreef daarover: ‘Door wijlen Ds. Hartgerink, wien het niet aan liefde voor den evenmensch ontbrak, werd voor het koopen van materiaal mild gegeven’. Zijn collega van der Zwaal meldde dat Hartgerink ‘de eerste stoot aan ‘Tabitha’ had gegeven (dat moet in 1897 zijn geweest) en verder tot z’n dood getoond heeft, deze vereniging te willen steunen en in bloei te doen toenemen’. Hij was dus min of meer de motor van dit liefdadigheidswerk, dat jarenlang geleid werd door mej. A. Tekelenburg (13). Legaat van f 3000,Ook na zijn vertrek uit Monnickendam is Ds. Hartgerink lid van de CJV gebleven. Pas op 27 maart 1908, een paar dagen voor zijn overlijden, heeft 71


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

hij zijn lidmaatschap opgezegd. De dominee was 74 jaar toen hij op woensdag 1 april 1908 in Zuid-Schalkwijk (een wijk van Haarlem) overleed en op zaterdag 4 april in zijn geboorteplaats Heemstede werd begraven. Hoe betrokken hij bij Monnickendam was, bleek uit zijn nalatenschap: vijf legaten, vrij van successierechten, waarvan drie voor Monnickendam. De christelijke school kreeg f 2000,-, de CJV ‘Samuël’ f 3000,- en de Diaconie van de Hervormde Gemeente f 1000,- . Op 23 juni 1908 werd de ontvangst van dat legaat door de secretaris van de CJV met onderstreping genotuleerd. Er werden onmiddellijk twee effecten à f 1000,- van gekocht tegen 4,5% rente. De penningmeester kreeg f 1000,- waarmee de laatste f 590,- hypotheekschuld kon worden afgelost (14).

Hypotheekaflossing 1908

Ds. Hartgerink werd niet vergeten. Tijdens de laatste CJV-bestuursvergadering in 1908 werd besloten om – ter nagedachtenis – een groot portret te laten maken van de oud-voorzitter. Dirk Molenaar en Gerrit Ubbels zouden naar Amsterdam gaan om dat in orde maken, maar op 5 januari 1909 werd gemeld dat het maken van zo’ n portret te kostbaar was. Toch is het portret er gekomen, zoals verderop zal blijken. Tijdsbeeld De CJV ontstond tijdens de bestuursperiode van dhr. Jacobus M. Lamaison van Heenvliet burgemeester van Monnickendam van juli 1884 tot juni 1891. Toen de burgemeester zijn jaarverslag over 1889 schreef, gaf hij aan dat de toestand van de behoeftigen allengs ongunstiger werd en het aantal voortdurend toenam. Oorzaak, de algemeen heersende werkeloosheid in de stad, die toen een kleine 2800 inwoners telde. 72

De stoomtram was in december 1888 gaan rijden en dat was een grote vooruitgang, al ging er nogal eens wat mis met de dienstregeling en gebeurden er regelmatig ongelukken. Naast de bestaande openbare school was in 1883 een School met de Bijbel opgericht (15). Onrust op het kerkelijk erf Op het kerkelijk erf was het onrustig, vanwege een sterk opkomende vrijzinnigheid. Niet alleen in de classis Edam, waar Monnickendam onder viel, maar ook landelijk. De Vrije Universiteit van Amsterdam speelde daarbij een belangrijke rol. Die onrust begon in Monnickendam al in 1885, maar escaleerde in augustus 1889. Het leidde tot de stichting van een nieuw kerkgenootschap, dat in 1892 de naam ‘Gereformeerde kerken’ zou krijgen. Een samengaan van de Dolerenden, die zich in 1886 o.l.v. Abraham Kuijper hadden verwijderd van de Ned. Hervormde Kerk, met de Afgescheidenen van 1834, die zich in 1869 hadden verenigd met de Christelijke Gereformeerde Kerk. Het kostte de Hervormde kerk zo’n zestig leden (16). In het kleine stadje werd de pijn van de kerkelijke verdeeldheid nog jarenlang gevoeld, ook door de jonge mensen. Toen er op 17 maart 1891 tijdens een CJV-bijeenkomst een uitnodiging werd voorgelezen ‘tot bijwoning der vergadering van de bondsring Amsterdam en omstreken van Jongelingsverenigingen op Gereformeerde grondslag, werd deze met bijna algemene stilzwijgendheid ter zijde gelegd. Wat zou men ook zeggen?’ Gelukkig is de relatie tussen Hervormden en Gereformeerden gaandeweg verbeterd. In maart 1920 bijvoorbeeld mocht de Gereformeerde meisjesvereniging ‘Lydia’ in Samuël een bazar houden. De opbrengst – f 1300,- was bestemd voor de Gereformeerde diaconie en bedoeld als bijdrage in de verpleegkosten van Jacob Kronenburg, die in het TBC-sanatorium Sonnevanck te Harderwijk verbleef (17). Lauwheid in de kerk De kerkelijke betrokkenheid stond in die tijd op de tocht. In de notulen van de KR d.d. 15 maart 1889 staat te lezen: ‘De kerkenraad, geroepen om over de gemeente te waken en alles te doen wat dienen kan om de bloei der Gemeente te bevorderen en ziende, dat in den laatste tijd bij vele lidmatgen het Godsdienstig en Kerkelijk leven afneemt en het meer en meer in onbruik komt de openbare Godsdienstoefeningen bij te wonen, en dit ook bij u het geval is, wendt zich door dezen tot U, om U hierop in broederlijke geest te wijzen...’ De brief werd naar 127 lidmaten gestuurd, waarvan de namen in de notulen worden genoemd. In die kerkelijk onrustige en lauwe periode werd het gebouw gekocht, waar veelvuldig gebruik van gemaakt zou gaan worden. 73


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

Gebruikers van het lokaal Het lokaal Samuël werd jarenlang door heel wat verenigingen en instanties gebruikt, zowel van kerkelijke als maatschappelijk/culturele aard. Ik beperk me hier tot de eerste helft van de 20e eeuw. Uiteraard kwam de CJV Samuël er wekelijks bijeen. De avond waarop wisselde af en toe. Lange tijd was het de zaterdagavond, maar in 1924 werd het de dinsdagavond, die bij de predikbeurten in de krant werd aangekondigd en om 7.30 u begon. Ook de vrijdagavond is enige tijd de CJV-avond geweest. Verschillende kerkelijke jeugdverenigingen maakten gebruik van het lokaal, waaronder de knapenverenging Timotheüs, opgericht in 1929, de Chr. meisjesvereniging‘Wacht op den Here’, opgericht in 1874, de kleine meisjesvereniging ‘Het Mosterdzaadje’, opgericht in februari 1930 en de Chr. vrouwenvereniging. Deze jeugdverenigingen vierden er ook hun jaarfeest en het kerstfeest. De School met de Bijbel hield er haar jaarvergaderingen. De eerder genoemde naaischool ‘Tabitha’ kwam er jarenlang elke week op woensdagmiddag bijeen. Ook de zondagsschool maakte gebruik van het lokaal. Vanwege kostenbesparing op verwarming en licht, werden vanaf 1896 de doordeweekse kerkdiensten van de Hervormde gemeente in het lokaal gehouden. Vanaf 1918 kwamen daar, tijdens de wintermaanden, de avonddiensten bij en ook de zogeheten winterlezingen, waar o.a. dhr. Oosterveld zich sterk voor maakte. Er werden in het lokaal uitvoeringen gegeven door Monnickendamse koren en muziekgezelschappen, waaronder het dameskoor ‘De Lofstem’, opgericht in 1899 en door de beide fanfare korpsen. Het Nederlands Bijbelgenootschap, afdeling Monnickendam, kwam in Samuël bijeen. De week van gebed (er wordt al melding van gemaakt in 1903), georganiseerd door de Evangelische Alliantie, vond ieder jaar in Samuël plaats. Betaling voor zondagavonddienst 1921 Een aanvraag in 1909 van het Leger des Heils Amsterdam, om een samenkomst in het gebouw te mogen houden, werd afgewezen, maar in november 1933 lag dat anders. Toen mocht er een film worden gedraaid, waarin het zendingswerk van het Leger des Heils werd belicht. Er waren in Samuël bijeenkomsten van de Ned. Chr. Geheelonthouders Vereniging waar Ds. G.E. Alers zich sterk voor maakte. In 1939 kwam de Chr. Nationale 74

Werkmansbond o.l.v. dhr. van Geemen er samen en de Vereniging van Chr. Vacantie-koloniën in november 1939. In oktober 1921 werd er een voorbereidende vergadering gehouden om te komen tot de oprichting van een Chr. ambachtsschool. De Chr. Metaalbewerkersbond hield er haar jaarvergadering, evenals de in 1928 opgerichte PluimveeDameskoor 1930 met dir. L.G. Siemer houders vereniging. De Nederlandse Bond tegen het vloeken, opgericht in 1925, vond er af en toe onderdak. In de jaren dertig konden de meisjes en vrouwen in Samuël een knip- en naaicursus volgen, gegeven door mevr. Webbemiena (Mien) Kleinlein-Banning. De vereniging voor ‘vallende ziekte’ uit Haarlem vertoonde er in november 1935 een film over het werk onder epilepsiepatiënten. Samuël was ook regelmatig de ontmoetingsplaats voor bijeenkomsten van politieke partijen zoals de ARP (1879, jaar van oprichting)) en CHU (1908), in 1980, samen met de KVP (1945), opgegaan in het CDA. Erg geliefd waren de avonden waar de ‘toverlantaarn’ (lichtbeelden) werd gebruikt en waarvan vooral de schoolkinderen profiteerden. Nieuwe plaatjes werden steeds bijgekocht en het projectiescherm goed opgeborgen. In een later stadium werden er films gedraaid, uiteraard met een verantwoorde inhoud, want daar werd goed op gelet. Zo bv. in 1935 een film over het werk van de Hernhutters (Broedergemeente Zeist) in Suriname en in 1949 een film van het Ned. Bijbel Genootschap. Regelmatig werd ook de bondsfilm van de landelijke CJV in Samuël vertoond. De in 1924 opgerichte damclub hield er zijn oefenpartijen en wedstrijden, zo ook de schaakclub, die in juni 1936 het licht zag. Een wat merkwaardige bijeenkomst vond er plaats in oktober 1953. ‘Er heerste dinsdagavond een geweldige drukte, welke werd veroorzaakt, doordat een hier gevestigde textielzaak in gebouw Samuël een corsettenshow hield. Omdat er een prijs aan verbonden was, had een groot aantal dames aan de oproep, deze show te bezoeken, gehoor gegeven. Met lichtbeelden werd door een vertegenwoordiger een en ander toegelicht. Allen keerden na afloop enthousiast en voldaan huiswaarts. Mogen wij de dames geloven, dan was deze avond meer dan leerzaam’, aldus de verslaggever van de krant. 75


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

Samuël, plaats van vieringen en festiviteiten Je kon in Samuël ook terecht als er iets te vieren viel. Toen het echtpaar Jacob Molenaar en Grietje Stam in april 1907 hun zilveren huwelijksfeest vierden, gaven zij er een feest voor de kindervereniging ‘Tabitha’. De Chr. meisjesvereniging vierde februari 1924 in Samuël haar 50-jarig bestaan met een feest dat tot drie uur in de nacht duurde (18). De meisjesvereniging maakte, net als de jonge mannen, deel uit van een ring Waterland. In 1936 was de ringvergadering in Samuël. De herdenking van het veertigjarig bestaan van de ‘School met de Bijbel’ vond in januari 1924 plaats en begin 1934 het vijftigjarig bestaan, waarvoor veel oud-leerlingen naar de stad aan de Zuiderzee waren gekomen. Toen organist Scherrewitz vijftig jaar getrouwd was, werd dat op 4 april 1936, onder grote belangstelling, in het gebouw gevierd, waarbij de fanfare (Olympia) de aanwezigen verraste met een serenade voor het gebouw. Ds. J.W. van der Does (1883-1959), de voorzitter van de CJV, vierde in augustus 1934 zijn 25-jarig ambtsjubileum en bestuurslid Dirk Stam (1915-2000) in 1952 zijn koperen huwelijksfeest. Ook het afscheid van Ds. J.H. Vaandrager in december 1929 (hij werd vlootpredikant in den Helder), vond plaats in het gebouw. Een andere jubilaris was dhr. Lourens G. Siemer, in juli 1936 vijfentwintig jaar koordirigent van o.a. het Chr. dames- en kinderkoor. Een paar jaar eerder, in mei 1934 was dat dameskoor zeer succesvol geweest in Leiden, waar het tijdens een concours uitkwam in de afdeling ‘Uitmuntendheid’ en de eerste prijs veroverde. Dat werd bij thuiskomst uitbundig in Samuël gevierd. Ook wanneer er in het huis van Oranje een bijzondere gebeurtenis plaatsvond, een geboorte, verjaardag of jubileum, dan was het lokaal de plaats van feestvreugde. Zo bv. op 12 oktober 1938, toen de ‘buurtvereniging Kerkstraat (incl. de Zarken, Schoolsteeg en Lindegracht)’, vanwege het regeringsjubileum van de koningin, o.l.v. dhr. Scherrewitz, een groots feest verzorgde, dat pas om drie uur ’s nachts beëindigd werd (19). Een enkele keer deed het gebouw dienst als ‘ziekenhuis’. Toen op 30 oktober 1943 mevr. Pereboom, afkomstig van Marken, maar wonend in Amsterdam, in de Kerkstraat was aangereden door de tram, werd ze door omstanders Samuël binnengedragen, waar dokter Scholte de vleeswond aan de voetwond hechtte. U ziet, het gebouw nam jarenlang een centrale plaats in, in het Monnickendamse stadsleven.

76

De vergaderingen van de CJV Jarenlang vertoonden de vergaderingen van de CJV Samuël een vast patroon. Na het openingslied was er het gebed door de voorzitter of zijn vervanger, gevolgd door bijbellezing met bespreking. Daarna kwamen de ingekomen stukken of brieven aan de orde. Tijdens de pauze werd de contributie geïnd en na de pauze werden allerlei bijbelse vragen (je kon die in de vragenbus deponeren) besproken. Gaandeweg de 20e eeuw kwamen daar ook maatschappelijke en politieke vragen bij. Alle leden waren bij toerbeurt verplicht, om een onderdeel van de avond te verzorgen. Vooral de eerste helft van de 20e eeuw was er sprake van veel informatieoverdracht. Kennis verbreden, waaronder vooral kennis van de bijbel, stond hoog in het vaandel. Tijdens de bijeenkomsten werd ook gezongen. Niet alleen psalmen en gezangen, maar ook liederen uit ‘Sankey’, de voorloper van de bundel van Johannes de Heer (20). Om het zingen te begeleiden werd in 1902, door de heren Henricus Stapel en Piet Maas, in Amsterdam naar een orgel gekeken. Waarschijnlijk hebben ze niet gevonden wat ze zochten. Dat lukte een Notulen CJV maand later wel aan Ds. Hartgerink en de toenmalige organist van de grote kerk, Klaas Strubbe. Het orgel viel sindsdien niet meer weg te denken uit het gebouw en ook tijdens de kerkdiensten werd er gebruik van gemaakt. Tijdens de CJV vergaderingen werden er ook heel wat Vaderlandse liederen gezongen, met name als er iets te vieren viel in het huis van Oranje. En bij gezamenlijke bijeenkomsten klonk het CJMV-bondslied (21). Ook werd het landelijk orgaan van de CJV gelezen en was de bibliothecaris verantwoordelijk voor het beheren en uitlenen van boeken, want de heren lazen veel. De Ring Waterland In een aantal steden en dorpen van Waterland en omgeving waren CJV’s ontstaan. Die hadden contact met elkaar. Zo bv. in 1909, toen de CJV Oostzaan haar jaar77


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

lijkse feestavond hield en afgevaardigden van CJV’s uit Zaandam, Monnickendam, Landsmeer en Buiksloot tot de bezoekers behoorden. Omdat deze CJV’s allemaal waren aangesloten bij het Nederlands Jongelings Verbond, werd er in oktober 1919 in lokaal Samuël een vergadering gehouden, om te komen tot de oprichting van een Ring van Jongelingsverenigingen in Waterland. Dat lukte. Lid werden Edam, Zunderdorp, Durgerdam en Monnickendam. ‘Het bezoeken van de ringvergaderingen droeg er toe bij, dat we ons niet meer alleen voelen, maar als lid van een grote organisatie, het N.J.V. en dan van een nog grootere, de Wereldbond, die de gehele wereld omspant, een van de oudste internationale organisaties, die ook in den oorlog haar internationaliteit niet verloor’ aldus de secretaris in 1921. Toen op zes februari 1930 in lokaal Samuël het tienjarig bestaan van de Ring werd gevierd, waren er 170 personen aanwezig die negen CJV’s vertegenwoordigden. Het mag duidelijk zijn, voor de Tweede Wereldoorlog was er in Waterland sprake van een bloeiend verenigingsleven. De CJV tot nieuw leven gewekt De CJV kende naast tijden van bloei ook mindere perioden in haar bestaan. In het verslag van januari 1921, waarin door de secretaris een overzicht wordt gegeven van de vier jaren daarvoor, schrijft hij: ‘In het najaar van 1917 werden alhier door de heren Ds. G.E. Alers en W.A. Noordzij pogingen in het werk gesteld om de CJV Samuël, die in diepen slaap was, weder nieuw leven in te blazen’ (22). Zij schreven een vergadering uit, die op 16 oktober door twintig jonge mannen werd bezocht. Tijdens die vergadering werd de vereniging ‘weer opnieuw in elkaar gezet, statuten en reglement opnieuw goedgekeurd en een bestuur gekozen’. Een ledenlijst uit 1918 noemt de volgende namen: W.A. Noordzij, A. Punt, J. Uitdam, Jb. Koel, P. Kaars, J. Stam, W. Kater, S. Smit, J. Klaver, W. Honing, K. Lammes Pzn, D. Lammes Pzn, W. Lammes Pzn, K. Lammes Kzn, P. Knip, Jb. Honing, H.v.d. Vegte, B.Visser, J. Snieder, J. Ubbels en Jb. Hogetoorn. Het aantal bezoekers werd echter snel minder. Sommigen moesten onder dienst, vertrokken naar elders of kregen werk, wat hen verhinderde de vergaderingen te bezoeken. Een aantal was kort of langdurig ziek, vanwege de Spaanse griep, die in augustus 1918 (eerste golf) en oktober (tweede golf) velen thuis hield. Daardoor konden er in het seizoen 1918/1919 slechts dertien vergaderingen worden gehouden. De bijeenkomsten kregen in die tijd een wat andere opzet. Er was meer gelegenheid tot conversatie en na de bijbelbespreking kon men doen waar men zin in had. Dus geen verplichte voordrachten, opstellen of vragenbus meer. Voor ontspan78

ning was o.a. een dominospel en dambord aangeschaft. ‘De vergaderingen duurden langer dan vroeger en waren een stuk gezelliger’, aldus de secretaris in het jaarverslag.

Onenigheid Leven overeenkomstig de christelijke principes, was niet altijd eenvoudig. Een voorbeeld. Op 22 februari 1921 las Simon van Oostveen een lang stuk voor, met als titel: ‘De gezelligheid op de Christelijke Jongelings Vereniging’. Ik vermoed dat hij iets gezegd heeft over te veel vrolijkheid en te weinig ernst tijdens de bijeenkomsten. Zijn verhaal bracht meer dan een uur de tongen in beweging. ‘Jacob Hogetoorn zei dat, als je iets voorlas, je dat ook moest menen, wat de meeste leden beaamden’. Jan Punt was een stuk directer en zei tegen de voorleStempel CJV zer, ‘dat deze er niets van meende, daar zijn leven buiten de vereniging wel van heel wat anders getuigde en dat het niet ging om bijvoorbeeld aangeschoten langs de straat te loopen en dan dinsdagavond met een vroom gezicht om de CJV zitten te preeken en te bidden’. De voorzitter suste de zaak, door op te merken, dat dat al lang geleden was gebeurd en dat hij hoopte dat het niet weer zou gebeuren en dat ‘we altijd waarlijk en eerlijke, nette leden van de CJV zouden wezen’. Ja, een deugdzaam leven werd heel belangrijk gevonden. Financiële tekorten Een gebouw kost geld. Onderhoud, verzekering, verwarming, verlichting, beheer, het zijn allemaal posten op een begroting. Was er een tekort (en dat was regelmatig het geval), dan maakten de regenten van het weeshuis wel eens een gift over. Ook de kerkvoogdij schoof de commissie van beheer soms wat geld toe. Het betekende wel, dat de huurprijs voor de verschillende gebruikers van het lokaal, regelmatig moest worden verhoogd om de exploitatie gezond te houden. Dat daar wel eens tegen werd gesputterd, zult u begrijpen, zeker in tijden, dat welvaart in de stad ver te zoeken was. En dat was in de eerste helft van de 20e eeuw vele jaren het geval. Droeve gebeurtenissen Honderd jaar geleden was het met de hygiëne in Monnickendam droevig gesteld. De basale regels voor een gezond leven werden met de voeten getreden. Regelma79


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

tig kom je dan ook berichten tegen over kinderen en ouderen met tuberculose, tyfus, roodvonk en andere besmettelijke ziekten, soms met dodelijke afloop (23). Veel mensen werden niet oud, zoals de algemeen adjunct van de CJV Albertus Engberts uit Zwartsluis, schoolmeester van de Christelijke School sinds februari 1886. Op 14 juli 1891 was hij voor het laatst op een CJV-vergadering aanwezig. Daarna is hij blijkbaar ziek geworden, want de notulen melden vanaf die datum zijn afwezig, waarbij in oktober werd toegevoegd ‘door ongesteldheid’. Hij is kort daarop naar Zwartsluis vertrokken en daar op 27 oktober overleden, nog maar 22 jaar oud. Voorzitter Bobeldijk hield op 10 november ‘een kleine rede over de krans, welke gekocht was om op Engberts graf te leggen’. In hetzelfde jaar, op 3 december 1891, overleed, na twee maanden ziek te zijn geweest, het 24 jaar oude lid Henk Meijer, zoon van Cornelis Meijer en Trijntje Mars. Henk was bij de oprichting van de CJV het jongste lid -18 jaar). Vanaf zijn negende jaar was hij, samen met zijn broertjes Pieter en Cornelis, opgevoed in het weeshuis, dat hij in april 1890, wegens meerderjarigheid mocht verlaten. In maart 1897 droegen de CJV leden de tienjarige Willem, zoon van Cornelis Houtman en Jansje Slot, naar zijn laatste rustplaats. Het 21-jarige CJV lid, Pieter Bruin, zoon van schilder Jan Bruin en Jansje Keijzer, overleed in 1904. Dertig augustus was hij voor het laatst aanwezig en las toen Ps. 15 voor. Op 4 oktober werd genotuleerd: ‘Ontslapen is ons medelid en vriend Pieter Bruin in de ouderdom van 21 jaar. Zijn heengaan was in vrede de 29e september’. Wijnand Kater, lid sinds 1918, was iets meer dan 19 jaar toen hij, na een lang ziekbed, op 27 maart 1920 overleed. Hij werd door de CJV leden naar zijn laatste rustplaats gebracht. Wijnand was iemand ‘die veel voor de vereniging voelde en deed’. In de ‘Jongelinsgbode’, het maandblad van de landelijke NJV, werd een advertentie geplaatst, met daarin de woorden: ‘Ook over zijn graf zien we de Paaszon opgegaan; eenmaal hopen we elkaar weder te zien’. Gezamenlijke vieringen Er waren ook vreugdevolle dagen. Ieder jaar vierde de CJV haar jaarfeest en daar werd meestal veel werk van gemaakt. In september 1890 werd met algemene stemmen besloten, om het jaarfeest samen met de Christelijke Meisjesvereniging te vieren. Dat zou daarna regelmatig gebeuren. Ook het St. Nicolaasfeest en de jaarlijkse Kerstviering werden in gezellige saamhorigheid doorgebracht. Dat er tijdens zulke gezamenlijke vieringen vriendschappen ontstonden, die zouden leiden tot een huwelijk, zal u niet vreemd verbazen.

80

Verbouwing in 1931 Van gebouw Samuël werd intensief gebruikgemaakt. Dat betekende regelmatig onderhoud, zoals binnen- en buitenschilderwerk, metselwerk, het vegen van de schoorsteen, kleine reparaties aan het dak, het vervangen van een gebroken ruit, de aanschaf van nieuwe gordijnen, stoelen etc. Maar soms is er meer nodig. Tijdens een vergadering van de Commissie van beheer op 22 mei 1930, zei voorzitter Ds. v.d. Does, dat hij het op prijs zou stellen als het lokaal Samuël meer dienstbaar gemaakt werd voor de Hervormde Kerk. Hij wilde het gebouw ook gezelliger maken en meer geschikt voor verenigings- en kerkelijk leven. Het gebouw was nu te laag. Gedacht werd aan een koepelvormig dak, voorts een schuifdeur, achteruitbouw en nieuwe stoelen. De Voorzitter zou graag zien dat een architect opdracht werd gegeven een ontwerp te maken. Zijn opmerkingen vormden het begin van een proces van overleg en afwegen, want dat zo’n verbouwing veel geld zou gaan kosten was wel duidelijk. En hoe krijg je dat bij elkaar, als de jaarlijkse in- en uitgaven elkaar maar net in evenwicht houden? Vernieuwing bleek echter hard nodig en daarom werd op 7 september 1931 unaniem besloten tot verbouwing over te gaan. Architect Saanen zou gevraagd worden om een ontwerp met kostenberekening te maken. De vraag bleef echter: hoe komen we aan geld? Subsidie van de gemeente was niet aan de orde, dus moest het bedrag, zo’n vierduizend gulden, op allerlei manieren bij elkaar gesprokkeld worden. Er dat gebeurde. In het predikbeurtenblaadje werd een beschrijving van de plannen geplaatst, met vermelding van de kosten. De voltallige Beheerscommissie ondertekende het stuk. De dames van der Does, Oosterveld en R. Spaans, respectievelijk voorzitster, secretaresse en penningmeesteresse, later uitgebreid met nog veel meer dames, vormden een comité dat een grote bazaar zou organiseren. In de commissie, die het initiatief tot de verbouwing had genomen, zaten allerlei bekende Monnickendammers: J. van der Vegte, voorzitter, A. Hoogendoorn, secretaris, R. Spaans Cz, penningmeester, W. Doornenbal, D. Hardebol, J. Houtman, P. Klein Kzn, P. Posdijk, P. Sluis, D. van Geemen, Jb Hogetoorn, C. de Jong, Jb. Koel, H. Prins en K. van Zalinge. Een breed draagvlak dus. Er werd gesproken over een gebouw ‘dat aan zijn bestemming kan beantwoorden en naar de eis van de tijd ingericht kan worden’. De commissie sprak het vertrouwen uit ‘dat allen die de Christelijke jeugdarbeid willen steunen en prijs stellen op een ruime zaal, hun bijdragen zullen storten’ En dat gebeurde. Een spontane bijdrage van bijna honderd gulden betekende de start van een reeks activiteiten 81


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

en een eerste inzameling bracht nog eens een kleine f 100,- op. Op 14 november meldde de Waterlander dat er zo’n f. 1100,- aan giften en toezeggingen was binnengekomen. Op 15 maart 1932 werd de verbouw aanbesteed. Er waren vijf inschrijvers, waarvan J.F. de Vries de laagste was (24). Hij mocht het werk voor f 2038,- leveren. Ondertussen werd er hard gewerkt, om de bazaar tot een succes te maken. Advertenties in kranten meldden, dat deze op woensdag 30, donderdag 31 maart en vrijdag 1 april 1932 gehouden zou worden. De bazaar werd door CJV voorzitter Ds. v.d. Does geopend met gebed, een lied en allerlei notabelen van de stad werden welkom geheten. Kerkstraat De verkoop verliep uitstekend. Twee uur na de opening was er al f 300,binnen. Bij een verloting kon een schoorsteenkleed, ontbijtlaken, gehaakte sprei, een pop en een wieg en een fiets worden gewonnen. Alles wat maar geld kon opleveren werd ingezet. Heropening Begin november 1933 werd het lokaal Samuël, na een grondige restauratie, weer in gebruik genomen. ‘Het gebouw heeft een hele verandering ondergaan. In het voorgebouw, waarin zich vroeger nog een kamer, die als keuken bestemd werd, bevond, is thans één grote zaal aangebracht, terwijl achter deze zaal een kleine zaal, geschikt voor vergaderingen met een 30-tal aanwezigen, keuken etc. zijn aangebouwd. Het geheel mag als een grote verandering ten goede beschouwd’ aldus de verslaggever van de krant. Ds. v.d. Does sprak de aanwezigen toe en merkt op dat ‘de zaal een geheel ander aanzien heeft gekregen, veel meer de dienst aan Christus waardig. Niet alleen voor kerkelijke diensten is het gebouw thans beter geschikt, doch ook voor samenkomsten van de Christelijke verenigingen’. Tijdens de opening werd door Ds. van der Does nog eens teruggeblikt op de geschiedenis van het gebouw en herdacht hij dankbaar het werk van Ds. Hartgerink, de stichter van het lokaal (!). Deze had destijds in 1889 een heleboel in gang gezet, door te wijzen op de oude herberg (het Noord-Hollandsche koffiehuis dus), dat toentertijd wel geheel gerestaureerd moest worden’. De woorden van Ds. van der Does bevestigen mijn eerdere opmerking, dat Ds. Hartgerink tot de mensen van het eerste uur gerekend moet worden en een flink financieel steentje zal hebben bijgedragen. 82

Een paar jaar later (1937) werd er tussen het gebouw en het huis van conciërge J. Bruijn een fietsenstalling met verlichting aangebracht. (25) Hulde aan de koningin In het jaarverslag 1933/1934 schrijft algemeen adjunct J. Groot Azn. enthousiast over negen september 1933. In het Olympisch stadion vierde koningin Wilhelmina haar 35e regeringsjubileum. ‘Een feestdag waarop allen die hem meevierden voelden, hoezeer Nederland en het huis van Oranje met elkaar zijn verbonden. Bazuingeschal kondigde de komst van de koningin aan. Doodstil was het in het stadion, waar ruim 40.000 mannen en vrouwen bijeen waren, toen de Koninklijke stoet binnenreed’. Veertien leden van de CJV namen deel aan het huldigingsdefilee. ‘Wat we daar genoten hebben, kan ik niet onder woorden brengen. Dat moet men voelen en we hebben het gevoeld, hoe we onder de geweldige invloed waren van het machtige schouwspel, toen we de groet aan onze geliefde Vorstin brachten’. De krant: ‘Het defilee voor H.M. de koningin is geworden tot een grootsche manifestatie van trouw een aanhankelijkheid aan het Koninklijk Huis’. Ook leden van de Monnickendamse meisjesverKoningin Wilhelmina 1933 eniging liepen die dag mee in het defilé voor de koningin. In hun notulen een soortgelijk, enthousiast verhaal over die indrukwekkende gebeurtenis. De krant daarover: ‘Tijdens de grootse hulde van geheel Nederland aan H.M. de Koningin, was ook Monnikendam vertegenwoordigd, door dertien dames van de Chr. Meisjesvereniging die in hun bondscostuum (blauwe japon) een schitterend figuur sloegen. De tram had vanuit Amsterdam extra diensten ingelegd om de vele passagiers te kunnen verwerken. Vooral in de ‘laatste’ trams heerschte een vroolijke, uitbundige Oranje-stemming’. Samuël tijdens de Tweede Wereldoorlog Toen in 1940 de oorlog uitbrak, werden school- en andere lokalen door de Duitsers gevorderd. Dat lot trof ook Samuël. Drie weken lang werden er zo’n veertig soldaten in het gebouw ondergebracht. Naderhand bleek er een tafel te zijn verdwenen. De ‘bezetting van het lokaal’ was van tijdelijke aard, want in augustus kon de luchtbeschermingsdienst o.l.v. sergeant Jacob Bakker er al weer haar vergadering houden. Daar werd aangedrongen op algehele verduistering in de stad, ’s avonds en ’s nachts, want daar werd door de bevolking nogal eens de hand mee gelicht. Conciërge Bruijn moest op Duits bevel zorg dragen voor een‘donker’ lokaal Sa83


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

muël. Met triplex, karton en verduisteringspapier speelde hij dat klaar. De gebruikelijke zondagavonddiensten konden om die reden alleen in de middag worden gehouden.

enkele leden waren ondergedoken geweest en wisten zo uit handen van de Duitsers te blijven. Het verenigingsgebouw bevond zich nog in goede staat, deze dingen geven grote reden tot dankbaarheid aan God de Almachtige, aldus de notulist’.

Verschillende verenigingen vonden in die periode tijdelijk elders onderdak, zoals de Chr. meisjesvereniging, die haar bijeenkomsten mocht houden op het koor in de grote kerk. In de grote zaal van Samuël had dokter Scholten de zorg voor de zuigelingen. Dat kostte echter veel geld aan verwarming, terwijl de distributie van brandstoffen gering was. Dat zou er niet beter op worden en daarom mocht hij in het najaar geen gebruik meer maken van de zaal. In augustus 1941 werd genotuleerd, dat de kas van de CJV door de politie in beslag was genomen, maar inmiddels weer was teruggebracht. Verenigingen werden in de oorlogsjaren gecontroleerd of zij een politiek doel nastreefden, maar dat was bij de CJV geenszins het geval. Het bestuur was echter wel verbaasd, dat burgemeester Heikens (26) zo ondoordacht opdracht had gegeven voor de inbeslagneming. Oorlogsmonument op de Zarken

De bijeenkomsten van de CJV gingen tijdens de oorlogsjaren gewoon door, waarbij de oorlog regelmatig ter sprake kwam. Vaak waren er maar een paar leden aanwezig. Dat kwam, omdat verschillende CJV-ers in Duitsland tewerk werden gesteld. Op 30 oktober 1942 werd genotuleerd: ‘Ons bestuurslid Jan Bruin is tot aller spijt in deze week vertrokken naar Duitsland voor verplichte arbeid. Het werk dat hij altijd met zoveel liefde en trouw had vervuld wordt op zijn verzoek thans door Frederik Bekker waargenomen’. Er was wel briefverkeer en op 15 januari 1943 werd een Nieuwjaarsgroet van Jan voorgelezen. Toen Jan Bruin weer terug in Nederland was, vertelde hij, tijdens de CJV bijeenkomst van 18 februari 1944, over zijn verblijf in Duitsland. Ook met Simon Buijs en Piet Reijnders werd gecorrespondeerd. Zij waren te werk gesteld, respectievelijk in Berlijn en Frankfurt a.d. Oder. Willem de Jonge was werkzaam in de Noord-Oostpolder. Andere leden waren ondergedoken (27). Over het laatste oorlogsjaar werd genotuleerd: ‘In het tijdvak van september 1944 tot september 1945 is het niet mogelijk geweest om te vergaderen, vanwege de omstandigheden: geen licht, geen verwarming, ’s avonds na acht uur binnen blijven, het gevaar van oppikken van jongens door razzia’s door de gehate bezetters’. Na de oorlog bleek, dat de vereniging goed door de oorlog was gekomen. Drie leden, die als dwangarbeider naar Duitsland waren geweest, keerden, gezond en wel terug, ondanks de vele gevaren waar ze aan waren blootgesteld. Als gezegd, 84

Ook in de vergadering van de Commissie van beheer – september 1945 – herdacht de voorzitter de bezettingsperiode. Hij uitte zijn dankbaarheid dat het gebouw er zo goed doorgekomen was. Met gevoelvolle woorden herinnerde hij aan de goede arbeid van conciërge Jacob Bruijn ‘die ons sedert de vorige vergadering (26 oktober 1943) is ontvallen’ (Jacob Bruijn stierf op 12 mei 1944, caeg).

De Ziekendienst De landelijke C.J.V. inmiddels C.J.M.V. genoemd, richtte na de oorlog een ziekendienst op, bedoeld om aandacht te schenken aan mensen, die verpleegd werden in een ziekenhuis, sanatorium of langdurig thuis. 19 Op 1 april 1949 werd er in Monnickendam zo’n ziekendienst-comité opgericht, dat regelmatig in contact stond met de plaatselijke arts en wijkzuster. ‘Zij wil de ‘vriend zijn van alle jonge zieken tussen 16 en 35 jaar, zonder onderscheid van geloof en richting’, aldus de statuten. Twee leden van de CJV ‘Samuël’ en twee van de CMV ‘Wacht op den Here’ zetten zich daarvoor in. Zij zorgden er voor dat zieke stadsgenoten elders aandacht kregen. Dat gebeurde op allerlei manieren: een bezoekje, briefwisseling, het opsturen van een presentje, het gratis uitlenen van boeken uit de bibliotheek van ‘Samuël’, een bloemetje, wat fruit, met St. Nicolaas een chocoladeletter etc. Rond Pasen en Kerst werden alle CJV-ers ingeschakeld voor liturgische diensten, die bij de zieke vrienden werden gehouden. Eén van de motors van dit werk was Pieter Jacobus Lafarque (28). Dat het gewaardeerd werd, bleek uit de vele brieven die van

85


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

de ‘bedeelden’ ontvangen werden. Sommigen werden langdurig verzorgd, zoals bv. Dirk Snieder in ‘Sonnevanck’ Harderwijk, Gré Snieder en Meta de Vries in ‘Zonnegloren’ te Soest en Tinie Mol in het ‘P.W. Jansens ziekenhuis’ in Almen (bij Lochem). Drie centra waar in het bijzonder TBC-patiënten werden verpleegd. Een ziekte die, tot ver in de 20e eeuw, heel wat mensen heeft getroffen. In 1957 was deze ziekendienst nog steeds actief. Het kerknieuws van 1 november 1968: ‘Tegen de Kerstdagen en met Pasen zorgen enkele jongeren (de zogenaamde ‘ziekendienst’) voor alle zieken van Monnickendam. De adressen van zieken ontvangen zij van artsen. Alle patiënten krijgen een fruitbakje thuis of in het ziekenhuis’. De kosten werden door de diaconie betaald. 1945-1960 Algemeen beeld In deze periode moest de beheerscommissie van Samuël voortdurend een balans zoeken tussen inkomsten van de gebruikers en de uitgaven voor onderhoud etc. Dat viel niet mee en betekende, dat de gebruikers regelmatig huurverhoging aangezegd kregen. Die gebruikers reageerden daar dan meestal afwijzend op, omdat hun inkomsten, c.q. contributies, volgens zeggen, niet toereikend waren. De commissie had echter geen keus, getuige het volgende stukje dat verscheen in het kerkblad van 26 januari 1957: ‘Wist u dat gebouw ‘Samuël’ door Ds. Hartgerink is geschonken aan de CJMV Samuël? (Niet juist, zoals uit mijn verhaal blijkt, maar dat terzijde). Weet u dat dit gebouw steeds kosten voor onderhoud gaat vragen? Weet u dat er slechts 100 leden zijn in de gemeente die het gebouw steunen met een vrijwillige bijdrage; dit brengt per jaar slechts f 130,- op. Weet u, dat er bij de deur van het gebouw aan weerzijden een bus hangt ‘ten bate van’ dit gebouw en dat deze bussen bij de laatste, jaarlijkse lichting het ‘mooie’ bedrag leverden van f 1.82. Ja u leest het goed honderd en twee en tachtig centen! Weet u dat zulke teleurstellingen de ‘Samuëlcommissie’ voor grote moeilijkheden plaatsen, dat u ook een steentje kunt bijdragen tot instandhouding van het gebouw, door de bussen niet langer te vergeten bij uw bezoek aan Samuël en door spoedig donateur te worden’. Ondertekend door voorzitter C. Molenaar en secretaris C.J. Doornenbal. De CJV maakt een ontwikkeling door De CJV maakte een ontwikkeling door, die je terugvindt in de notulering. Ik vertelde u eerder, dat tijdens de eerste, pakweg dertig, veertig jaar, de bijbelbespreking centraal stond en er allerlei vragen werden besproken die verband hielden met geloof en kerk. Na de pauze was er dan aandacht voor opstellen over, aan de bijbel gerelateerde, onderwerpen. Na de oorlog kwam er echter, tijdens het twee86

de deel van de avond, steeds meer ruimte voor ontspannende spelletjes, zoals dammen, schaken, domineren (dominospel), sjoelen, blaasvoetbal, ping-pong (tafeltennis), pijltje gooien (darten). Als het weer het toeliet werd er gevoetbald of volleybal gespeeld. En tijdens gezamenlijke avonden met de meisjesvereniging, waren koekhappen en stoelendans een zeer geliefd tijdverdrijf. Rond 1950 varieerde het aantal CJV-leden tussen de 15 en 27. In 1949 werd er vanuit de CJV een zangkoor opgericht. Het zong o.a. bij Garbrand Karmelk in het ziekenhuis, tijdens de herdenkingsdienst van het 60-jarig bestaan en de daaropvolgende vier feestavonden en ook tijdens de kerstavond. Het koor was echter geen lang leven beschoren. Er werden, samen met de meisjesvereniging, uitstapjes gemaakt, bv. naar de Efteling. Er werden weekenden gehouden in o.a. Schoorl en Muiderberg. Oktober 1958 ging men samen in Amsterdam de film ‘De tien geboden’ bekijken. CJV Bondsdag in Monnickendam en op Marken Een grootse gebeurtenis in de geschiedenis van de CJMV (jongens) en CJVF (meisjes), was de provinciale Bondsdag voor vijftien jaar en ouder, die op 2e Paasdag 1957 in Monnickendam en samen met de CJV ‘de Zaaier’ op Marken werd gehouden. Er moesten slaapplaatsen geregeld worden voor vijftien jongeren van Texel omdat zij die avond niet meer op tijd thuis konden komen. De opening was om half elf in de grote kerk, waarna het gezelschap om elf uur per boot naar Marken vertrok. In groepjes kon het eiland bekeken worden, geassisteerd door ‘gidsen’ van de CJV ‘de Zaaier’ van Marken. Ds. Abelsma van Marken hield aan het begin van de middag de Bondsrede in het ‘Gebouw’, waarna het gezelschap om kwart over drie weer naar Monnickendam vertrok. In het Verenigingsgebouw was een ontspannend programma voorbereid met negrospirituals, een sprookje van Hans Andersen en een muziekgezelschap uit Hoorn. Een jeugddienst om kwart over zeven in de grote kerk besloot een feestelijke dag. De dag werd een groot succes. Er waren ruim vierhonderd jongeren naar Monnickendam gekomen. Logistiek (voedsel voorziening, vervoer per boot etc.) een hele opgave, maar het was allemaal prima voorbereid. Nieuwe vriendschappen werden gesloten. Minpuntje was, aldus ds. Abelsma, dat enkele jonge meisjes geen goed voorbeeld gaven door op straat te gaan lopen roken en dergelijke. Hij besluit zijn stukje: ‘We zullen het er maar op houden dat sommigen weliswaar te groot voor een servet, maar nog te klein voor een tafellaken zijn’. CJV jubilea Tijdens haar bestaan heeft de CJV ‘Samuël’ meerdere keren een jubileum gevierd. Voor het eerst op 16 februari 1897, toen het 12,5 jarig bestaan werd herdacht. 87


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

Het 40-jarig bestaan werd gevierd op zondag 6 en woensdag 9 oktober 1929. Het verslag daarvan begint als volgt: ‘Zondag 6 October was het voor de Chr. Jongel. Vereen ‘Samuël’ te Monnickendam een plechtige dag. Des avonds werd dit nog meer openbaar, toen zij zich tegen 7 uur op het klokgebom van den zwaare Monnickendammer torenklok naar ’s Heeren huis begaf, om aldaar met een grote schare, waarbij velen die van elders waren opgekomen, niettegenstaande het stormweder, te gedenken het feit, dat de vereeniging 40 jaar als vereeniging met rechtspersoonlijkheid mocht bestaan. Voor den aanvang gaf het kerkorgel met keurige muziek de stemming aan, waarin de zoo talrijk opgekomen schare verkeerde en plechtig en aangrijpend was het lied dat, toen de voorzitter van de vereniging, Ds. J.H. Vaandrager (hij zou drie maanden later uit Monnickendam vertrekken) den kansel beklom, gezongen werd: ‘Wij loven U, o God, wij prijzen Uwe Naam’ en dat zoo treffend weergaf, de gevoelens ons bezielden’. De voorzitter memoreerde dat er in het afgesloten tijdperk hoogten en diepten voorkwamen en wees op de toewijding en het medeleven, zowel in de vereniging als daarbuiten. ‘En als alles overzien wordt, blijkt niets dan Gods liefde en trouw en past het ons op dezen avond te danken voor alles wat geweest is en ook voor den tegenwoordige toestand’. De spreker wees er op, dat de vereniging al langer dan veertig jaar bestaat, maar op 6 oktober 1889 (de dag van de Koninklijke goedkeuring) meerderjarig was geworden. ‘En hoe gansch anders zou het zijn in deze gemeente, als én gebouw én vereniging er niet waren geweest. Weliswaar wordt de Chr. Jongelings Vereniging als ouderwetsch gescholden, maar dit verwijt is onverdiend’. Ds. Vaandrager wees vervolgens op de moeilijkheden waarmee de jeugd in die tijd te kampen had. ‘De losbandigheid der rijpere jeugd is ontzettend en de zuigkracht van de afgrond is zeer sterk. Juist de CJV bedoelt vastheid te geven door te wijzen op Hem die kracht geeft’. Ook Ds. A. van der Zwaal, inmiddels predikant in Avezaath, sprak de aanwezigen toe. Hij wees er op dat een CJV van het hoogste belang was. In zijn tegenwoordige gemeente kon hij zo’n vereniging onmogelijk van de grond krijgen. Ook op 5 oktober 1939, toen het 50-jarig bestaan werd herdacht, was er in de Grote kerk een herdenkingsdienst. Dit keer o.l.v. Ds. van der Does, met ook nu weer Ds. van der Zwaal als gast. Ondanks de bijzondere tijdsomstandigheden had men besloten dit gouden jubileum niet onopgemerkt voorbij te laten gaan. Na de dienst ging iedereen naar gebouw Samuël voor een feestelijk samenzijn. Er waren een aantal sprekers, waaronder de voorzitter van de Commissie van beheer, Cor Molenaar. Hij herdacht kort Ds. Hartgerink, ‘die gemaakt heeft, dat wij het 88

gebouw konden kopen’, om daarna in te gaan op ‘de spannende tijd waarin het menschdom verkeert’. Secretaris Cornelis Doornenbal Wzn uit Katwoude deed uitgebreid verslag van de geschiedenis van de CJV en het lokaal Samuël. Hij memoreerde het legaat van Ds. Hartgerink voor de CJV van f 3000,-, Uit zijn verhaal werd duidelijk dat het portret van de predikant, waar ik eerder over schreef en dat toen te duur werd bevonden, er toch gekomen was. Spreker: ‘Dit portret hangt hier nog en aan ieder die dat ziet en weet wie dat is, weet ook dat dit de man was, waar het Christelijke jeugdleven feitelijk veel van haar bestaan aan te danken heeft’. De krant schreef op 11 oktober: ‘De jubilerende vereniging heeft sinds haar bestaan zegenrijken arbeid gegeven, zowel op geestelijk als op stoffelijk gebied. In de samenkomsten worden besprekingen gehouden over geestelijke onderwerpen, waarbij ieder lid in de gelegenheid wordt gesteld aan de gedachtewisseling deel te nemen. Hierdoor verkrijgen de leden niet alleen een juist inzicht in de betreffende stof, doch langzamerhand leeren zij ook op gepaste en vrijmoedige wijze van repliek te dienen, een eigenschap die in het latere leven waardevol kan zijn’. De krant wijst verder op politieke vergaderingen waar de jongelui, veelal oudleden van Samuël, dikwijls geargumenteerd voor hun overtuiging uitkwamen. ‘Menig oud-lid, nu volwassen, denkt dan ook met dankbaarheid terug aan hetgeen de CJV Samuël voor de vorming van zijn leven heeft betekend. De vereniging bleek de juiste brug om de moeilijke periode ‘na de schooljaren’ die voor de jeugd vol gevaren is, te overspannen’. Het zal u niet verbazen dat meerdere CJV-leden op een later tijdstip gevraagd werden voor de functie van ouderling of diaken. Ook op zondag 9 oktober 1949 werd, ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan, een kerkdienst gehouden, gevolgd door een receptie in Samuël. Veertien oktober was er een avond voor oud-leden, 20 en 21 oktober voor donateurs en 26 oktober een avond voor de ring ‘Waterland’. Tijdens deze avonden werd de revue ’60 jaren CJV’, geschreven door J. Klein en het toneelstukje Frekie Fransen opgevoerd. Boekhandelaar Piet Maas in de Kerkstraat had een etalage beschikbaar gesteld voor een tentoonstelling over de arbeid van de CJV (29). Secretaris Andries Wildschut, zeilmaker en zoon van koster Meike Wildschut, eindigde zijn jaaroverzicht met: ‘We mogen niet ontevreden zijn over 1949. Er kwamen nieuwe dingen, tradities werden opzij gezet en nieuwe frisse plannen uitgevoerd. Wij gaan in het nieuwe jaar met goede moed aanpakken en er voor zorgen dat we in de sfeer van eerlijkheid en kameraadschap blijven. Dan kunnen 89


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

wij allen, met Gods hulp, werken voor de uitbreiding van Zijn Koninkrijk’. In oktober 1959 was het 70 jaar geleden dat de CJV Samuël werd opgericht. Omdat een jaarfeest niet mogelijk was (de meisjes hadden eerder dat jaar een feestavond gegeven) werd er gekozen voor een bijzondere film ‘Het Woord’, van de Deense schrijver/dominee Kay Munk. Die film, op dinsdag 10 en woensdag 11 november in Samuël vertoond, werd de donateurs(trices) aangeboden vanwege hun vaak jarenlange ondersteuning. Plannen voor verbouwing van lokaal Samuël Al begin jaren vijftig! werd er over gesproken, dat lokaal ‘Samuël’ niet meer aan de eisen van de tijd voldeed. De aanzet tot vernieuwing werd gegeven in een brief van de jeugd aan de Commissie van beheer, d.d. 28 april 1953, geschreven door Ds. R. Bijlsma: ‘Reeds lang is het duidelijk dat het gebouw Samuël een inwendige vernieuwing nodig heeft. Bovendien is voor grotere vergaderingen, feestavonden en ook voor de winteravonddiensten meerdere ruimte nodig. En vooral is een goed podium onontbeerlijk. Wanneer wij willen voorkomen, dat wellicht ook onze jongeren naar een lokaalruimte elders zullen worden weggetrokken, is het nu de tijd om met plannen in bovengenoemde zin spoed te maken. Het lijkt ons Samuël voor de verbouwing in 1961 jongeren mogelijk om 1. van Samuël een hogere zaal te maken, door het wegbreken van zolder, trap etc. 2. het kleine zaaltje omhoog te brengen, zodat het behalve voor vergaderzaaltje tevens als goed toneel dienst kan doen. 3. zo mogelijk onder dat elders omhoog gebrachte zaaltje kleedkamertjes aan te brengen 4. achter in de zo verkregen hoge Samuël-zaal een galerij aan te brengen tot vermeerdering van het aantal zitplaatsen’. Ook werden er nog wat wensen voor aankleding en inrichting genoemd. ‘Wij weten dat voor het bovenstaande veel geld nodig is. Maar wij geven u de verzekering, dat wij, indien gij ons wilt inschakelen, alle krachten zullen bijzetten 90

en met alle geestdrift aan het werk zullen gaan, om de plannen te helpen verwezenlijken. Geef ons slechts de kans’. Het verval van het gebouw was in die jaren regelmatig onderwerp van gesprek, met name in de Commissie van beheer. Tijdens een vergadering van de kerkvoogden werd Ds. Verbaas uitgenodigd. Hij gaf te kennen dat gebouw Samuël ‘in zijn tegenwoordige staat ongeschikt was voor regelmatig gebruik in de ochtenddiensten, daar de ventilatie zeer slecht was en de predikant daarvan grote hinder ondervond’. Het zou echter, door verschillende oorzaken, nog heel wat tijd kosten, voor een verbouwing werkelijk zou plaatsvinden. Weeshuis en Grote kerk Het plan tot verbouwing van Samuël werd gelanceerd in een periode, dat er ook nagedacht werd over een nieuwe bestemming van het weeshuis. Er waren geen wezen meer en men meende het weeshuis, middels een verbouwing, te kunnen gebruiken voor kleine bijeenkomsten. Maar er was nog meer aan de hand. Ook de Grote kerk was hard aan restauratie toe. Hoe ernstig de situatie was, vermeldt het kerkblad op 7 november 1958: ‘Zondag jl. konden we al weer een beetje ervaren wat het zeggen wil kerkdienst te houden in de eerstkomende tijd in de Grote kerk. Lustig wapperen de gordijnen voor geschonden ramen, de wind en de tocht spelen hun spel met alle gevaar daaraan verbonden voor de lichamelijke welstand. Als het regent, zoals op Hervormingsavond, dan moet men naar de preekstoel gehele zeeën passeren en menigeen moet in de banken gaan zitten, omdat het op de oude vertrouwde plaats niet droog blijft. Men kan alleen nog het advies geven: neem bij regenachtig weer een parapluie mee en houdt rustig uw hoofdbedekking tijdens de kerkdienst op. Het klinkt allemaal wat sarcastisch, doch het is maar een zachte vertolking van een harde werkelijkheid’. Een duidelijk verhaal dat onderstreept dat restauratie van de kerk hard en hard nodig was. Het Noord-Hollands sprak in juni 1959 over ‘een ruïne’. Monumentenzorg De overheid zag in dat een historisch kerkgebouw als dat van Monnickendam niet verloren mocht gaan. De kosten van de restauratie zouden voor 99% van rijkswege (Monumentenzorg) worden betaald. De Hervormde gemeente was verantwoordelijk voor die laatste 1%, wat neer kwam op een bedrag van f 2000, per jaar. ‘Als men zes eeuwen geleden in staat was deze kerk nieuw te bouwen, zullen wij dan nu niet in staat zijn 1% van de restauratiekosten op te brengen’? Aldus de kerkvoogdij in augustus 1958. 91


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

De restauratie die uiteindelijk 4,5 miljoen heeft gekost, duurde van 1960 tot 23 maart 1969, de zondag waarop de kerk weer voor het eerst kon worden gebruikt. Er was dus heel wat geld nodig voor verschillende projecten. Voor de Grote kerk was een restauratiefonds in het leven geroepen. In het kerkblad werd regelmatig de financiële stand van zaken vermeld en elke derde zondag van de maand voor dat fonds een collecte gehouden, waarbij gebruik gemaakt werd van een witte! Collectezak. De architectenbureaus, verantwoordelijk voor de restauratie zouden hun uiterste best doen om er voor te zorgen, dat er zoveel mogelijk kerkdiensten gehouden konden worden. Daartoe werd de kerk door een schot tussen het koor en het schip in twee delen gesplitst, zodat er bij goed weer toch dienst gehouden kon worden. Waar moest men samenkomen? Omdat men wist dat er een tijd zou komen dat de kerk een aantal jaren niet of beperkt gebruikt zou kunnen worden (beperkt vanwege het ontbreken van verwarming), werd er in 1957 een commissie samengesteld. De heren Doornenbal (kerkvoogdij), Hardebol en Stam (kerkenraad), Molenaar (Samuël) en een deskundige, Langendijk moesten een oplossing voor het probleem bedenken. Er werd serieus nagedacht over een soort ‘noodkerk’ op de Zarken of een zaal achter het weeshuis. De meningen waren verdeeld. Maar in het voorjaar van 1958 werd door de Commissie van beheer genotuleerd:’Daar de plannen om een nieuwe kerkzaal te bouwen achter het weeshuis zijn afgevallen (Monumentenzorg had geen toestemming gegeven) door afkeuring en gebrek aan organisatie, is door enkele mensen het oog gevallen op Samuël om dat te verbouwen en te vergroten. De huidige breedte is echter te smal voor een goede zaal. Er zal getracht worden het breder te maken in de richting van de steeg’. Aldus gebeurde. Er werd een bouwcommissie ingesteld waarin leden van de Commissie van beheer zaten en vertegenwoordigers van plaatselijke jeugdverenigingen. De bouw van een noodkerk op de Zarken was daarmee van de baan. Bouwcommissie Samuël Op 18 april 1958 schreef Ds. Verbaas in het kerkblad: ‘Zoals u bekend zal zijn, bevindt zich het jeugdgebouw Samuël in zeer vervallen staat. Na voorbereidende besprekingen heeft onze jeugd eenparig besloten het gebouw dusdanig te vergroten en te moderniseren dat het ruimte kan bieden aan het ‘oude’ en ‘nieuwe’ Monnickendam en tevens ’s winters eventueel als kerk kan worden gebruikt. Hiertoe is een commissie gevormd uit de jeugd onder de naam ‘Bouwcommissie Samuël’. Deze Commissie heeft de plannen al in een vergevorderd stadium uitgewerkt, zo92

dat, wanneer er geld is, direct met de verwezenlijking hiervan kan worden begonnen’. In diezelfde maand schreef de heer Oosterveld een warme aanbeveling: ‘Verblijdend is het elan en het enthousiasme waarmee vele jongeren zich inzetten om gelden te verzamelen voor een zo nodige restauratie, beter gezegd, complete vernieuwing van het oud geworden gebouw Samuël. Er zal veel, heel veel geld nodig zijn, maar hoopgevend is de eerste reactie nagenoeg allerwegen in de gemeente; het bedrag aan geld, reeds geïnd en ten dele toegezegd, dus mettertijd inbaar, is niet onbeduidend’. Ds. Verbaas deed in het kerkblad de oproep de jeugd niet in de steek te laten, ‘zij kunnen niemands steun missen. Wij zetten onze schouders eronder en u zet de pen op het papier, met het doel ons geld toe te zeggen voor dit noodzakelijke doel’. Zelf nam hij zitting in het aanbevelingscomité, samen met burgemeester mr. J.F. de Groot, dr. W.C. van Stalborch, kerkvoogd J. Oosterveld en gemeente-architect K.F. Simons. De Commissie van beheer zou het geheel coördineren. Regelmatig werd de stand van zaken in Monnickendams kerkblad vermeld. Toen eind april in Purmerend een nieuw jeugdgebouw werd geopend, ging een deputatie van de Commissie naar de receptie. Men kwam tot de conclusie dat, als men in Monnickendam ook zo’n gebouw wilde, er veel werk verzet moest worden en er veel geld moest binnenkomen. Dat geld kwam binnen, langzaam maar zeker. Collectes in jeugddiensten. Giften van voormalige Monnickendammers. Verkoop van gebruikte boeken. Een verloting. Alles wat maar geld opleverde werd omarmd. De kerkvoogdij besloot in december 1959 om de eerstkomende tien jaar f 1000,- gulden te schenken. Dat kon, omdat er gedurende de restauratie geen kosten waren voor bv. verlichting en verwarming van de Grote kerk. Het gebouw intensief gebruikt Ondertussen bleef het gebouw intensief gebruikt. De zondagsschool werd er van twaalf tot een gehouden. De Jeugdwerkcommissie had een toneelgroep opgericht die regelmatig in Samuël een toneelstuk uitvoerden, zoals in mei 1957: ‘Jeugd verzet zich’. Op 27 maart 1957 was er een verkoopdag van de vereniging ‘Blinden-Penning’ uit Amsterdam; verkoop van blinden-handwerkstukken. Dhr. Oosterwelder uit Amsterdam kwam er declameren. Nieuwe kerkenraadsleden werden er gekozen en bijeenkomsten met belijdeniscatechisanten vonden in Samuël plaats, evenals wijkavonden. Er werden regelmatig rouwdiensten gehouden, zo bv. op 21 april 1958 voor de 28jarige Pieter Jacobus Lafarque (zie noot 28), die door de leden van de CJV naar zijn 93


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

laatste rustplaats werd gedragen en op 1 december 1959 voor de op 27 november 1959 overleden Jacob Koel (30). De CJV en CMV organiseerden op vrijdag 21 augustus 1959 een feestavond vanwege het aanstaande huwelijk (29 augustus) van twee van hun actieve mensen: Cornelis Karmelk en Cornelia B.J. van Geemen (31). De plannen voor verbouwing worden serieus In december 1959 werden er serieuze besprekingen voor de bouwplannen van lokaal Samuël gevoerd. Er bleek een strook grond in de Smidsteeg nodig, om een en ander te kunnen realiseren. Tijdens de behandeling van de kwestie in de gemeenteraad, zaten er op de publieke tribune heel wat belangstellenden om de beslissing uit de mond van de burgemeester te vernemen. En die was positief. Via notaris P.W. Strootman werd geregeld, dat er voor f 2000,- een strook grond van 37 bij 3 meter gekocht kon worden (32).

elk negen meter lang + een betonnen opzet van zo’n 2,5 meter, in de grond worden geheid. Een hele klus, waarvoor de gebroeders Koning en Kroon uit Volendam werden ingehuurd. De eerste steen gelegd Op 2 augustus 1960 was men zo ver, dat de eerste steen van het nieuwe gebouw gelegd kon worden. Op maandagmorgen, even over half elf, hadden een reeks genodigden zich bij het gesloopte gebouw gemeld. De plechtige eerste steenlegging werd gedaan door Annemieke Molenaar, het jongste gezinslid van de CJV-voorzitter (33). Daarna mochten de aanwezigen op de foto. Met dank aan de heren Klaver en Reijnders geef ik u de namen:

Om geld bijeen te brengen werd van alles ondernomen. Op Oudejaarsdag 1959 was er een oliebollen-actie. Meer dan 9300 oliebollen en appelflappen werden er die dagen gebakken! Twaalf stuks voor één gulden, keurig thuis bezorgd in een plastic zakje door leden van de meisjesvereniging. Het leverde de bouwkas f 517,- op. Ome Jan Oosterwelder, voordrachtskunstenaar en declamator uit Amsterdam, die al heel wat jaren in Samuël had opgetreden, deed dat ook op 22 februari 1960, waarbij de opbrengst voor de nieuwbouw was. Hetzelfde deed de Uitdammer toneelvereniging met het blijspel ‘De ooievaar vergist zich’ en de Marker toneelgroep met het toneelstuk ‘Het witte legioen’. Tijdens die toneelavonden zat Samuël mudvol en werden er loten verkocht. Het maakte tegelijk duidelijk dat het gebouw feitelijk te klein was voor zulke evenementen. Evenals in 1931 werd er ook nu weer een grote bazaar opgezet, waarbij op elke Monnickendammer een beroep werd gedaan, om voor dit doel wat af te staan. En er werd wat gebreid, gehaakt, genaaid, geklopt en getimmerd (maken van speelgoed). Juli 1958 stond de teller op f 5125,-, in september op f 13.000,-, in januari 1959 op f 18.933,De verbouwing begint Hoewel het benodigde bedrag nog niet geheel binnen was, werd er begin juni 1960 een begin gemaakt met de herbouw. Het was de firma van Geemen die voor een totale sloop van het gebouw zorgde. Daarna was het de beurt aan de firma Langedijk en van Oostveen. Voor er gebouwd kon worden, moesten er eerst 79 palen van 94

Bovenaan v.l.n.r. Jb. Reijnders, C. Reijnders, G. Karmelk, Jb. Roos. Vooraan de kinderen Annemieke en Jacob Molenaar. Daartussen v.l.n.r. D. Molenaar-v Geemen, G. Schaap v Geemen, mej. G.M. Jansen (half zichtbaar), N. Prijs-de Reus, T. Dekker, mr. J. Oosterveld, G. Karmelk sr., Ds. C.L. Verbaas, G.G. Verbaas-Venema, K. Hardebol, S. Langelaar, J.M. Oosterveld-Visser, C. Molenaar, C.J. Doornenbal, S. v Altena, not. P. W. Strootman. Het gezelschap wandelde vervolgens naar het weeshuis, waar een kopje koffie met een koekje werd gedronken en rookwerk gepresenteerd. De vele aanwezigen wer95


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

de zeven leden werden door het bestuur van de CJV gekozen, de andere drie door de Kerkenraad aangewezen. Het nieuwe ‘Samuël’ geopend

Annemieke Molenaar legt de eerste steen.

den bedankt dat ze op zo’n moeilijk uur toch gekomen waren. Als oudste aanwezige sprak dhr. J. Oosterveld. Hij herinnerde zich dat hij zeventig jaar geleden al kennis maakte met het gebouw Samuël. Hij zat toen op de zondagsschool, die in het lokaal werd gehouden. Als bestuurslid van de Commissie van Beheer had hij het ‘oude’ gebouw mogen besturen, samen met Dirk Molenaar, Piet Maas en Cornelis Ubbels. Hij besloot zijn toespraak met: ‘God zegene dit werk, namens de kleine, hier aanwezige Samuëlvrienden en de grote, niet aanwezige groep Samuëlvrienden in de Gemeente. Ds. Verbaas tenslotte memoreerde dat er nu een gebouw kwam, waar al een tiental jaren over was gesproken. Er moesten veel moeilijkheden overwonnen worden, met name met betrekking tot de plaats waar het nieuwe Samuël zou moeten komen (34).

Eindelijk was het zo ver. De officiële opening vond plaats op dinsdag 11 april 1961 om acht uur ’s avonds. Op dat tijdstip kreeg Ds. C. L. Verbaas de sleutel overhandigd om het nieuwe gebouw Samuël te openen. Een grote groep aanwezigen had zich voor de ingang verzameld, om van deze bijzondere gebeurtenis getuige te zijn. ‘Nadat Ds. Verbaas de deuren had geopend, trokken de aanwezigen naar binnen en zochten een plaatsje in de zaal die met een verraste blik werd bewonderd’. Na de openingswoorden van Ds. Verbaas, nam de voorzitter van de Beheerscommissie, Cor Molenaar, het woord. Hij richtte woorden van dank aan B&W en architect Simons ‘voor hun vele bemoeiingen, hulp en raad, die bij slooping en herbouwing nu eenmaal nodig zijn.’ Bij het verleggen van de steeg had Samuël alle medewerking van het gemeentebestuur ondervonden. De voorzitter herdacht met welgemeende woorden wijlen architect J. Plas Sr, de schepper van dit fraaie gebouw en bedankte diens zoon J. Plas Jr, die het werk voortgezet en afgemaakt had. Iedereen die betrokken was geweest bij sloop, bouw of inrichting werd genoemd (36), in het bijzonder het schildersbedrijf van Diepen, wiens mensen de laatste tijd dag en nacht hadden gewerkt. Ook degenen die andere werkzaamheden hadden

Statuten wijziging Tijdens een vergadering van de Commissie van beheer (35) werd gemeld, dat de bouw in volle gang was. De kosten waren geraamd op zo’n f. 70.000,Er moest nog wel een belangrijk punt geregeld worden met betrekking tot de statuten van de CJV. Bij de oprichting in 1889 was afgesproken dat, als de CJV zou worden opgeheven, het gebouw aan het landelijke Nederlands Jongelings Verbond zou vervallen. Die bepaling werd gewijzigd. Bij ontbinding van de CJV, die kon plaats vinden als tweederde van de leden dat verlangde, zou de Hervormde Kerk eigenaar worden. De statuten werden aangepast en op 7 januari 1963 koninklijk goedgekeurd. Een andere belangrijke verandering was, dat de bezittingen zouden worden beheerd door een Commissie van zeven personen uit Monnickendam. Het merendeel moest lid zijn van de Hervormde gemeente en instemmen met grondslag en doel van de statuten. Vier van 96

Hulde van de zondagsschool

97


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

verricht of financieel hadden bijgedragen, werden bedankt. Daarna werd het gebouw, met een ferme handdruk, overgedragen aan Cor Reijnders, de voorzitter van de CJV Samuël. Na een kopje koffie met koek bood het vierjarig dochtertje van de voorzitter, dat de eerste steen had gelegd, haar gelukwensen aan en overhandigde een stapeltje theedoeken. Nadat burgemeester de Groot iets had verteld over de discussie over de plaats, waar het gebouw moest komen, kwamen er drie kinderen van de zondagsschool naar voren. Zij lazen een mooie wens voor en boden daarna een elektrische klok aan. Allerlei sprekers voerden het woord en overhandigden daarbij een enveloppe met inhoud of een geschenk voor het nieuwe gebouw, waaronder driehonderd kop en schotels en een Hulde van de zondagsschool koffiezetapparaat. Namens de Kerkenraad zegde de heer Dick Oosterveld een orgel toe, om tijdens kerkdiensten de samenzang te begeleiden. Mevrouw H.J. Nienhuis-Neef uit Ankeveen, overleden op 6 januari 1961, had bij haar leven f 100,- beschikbaar gesteld. Aangevuld met een bedrag van de catechisanten, had Ds. Verbaas daarvan een bijbel gekocht, die de CJV werd aangeboden. Mevrouw G. Ardon-Mulder (1908-1983), mejuffrouw G.M. Jansen en mevrouw M. J. Schaap-van Geemen (1920-1993) hadden een donateurs-actie gehouden voor een jaarlijks bijdrage ten bate van het gebouw. Opbrengst f 755,-. Mevrouw Ardon (37) deelde mee, dat ze de kosten van al de koppen koffie, die ze tijdens de sloop en de herbouw, in opdracht van de bouwcommissie, had geschonken, niet in rekening zou brengen en dat ze het gebouw, zo lang ze dat zou kunnen, gratis schoon wilde houden. Het leverde haar een enorm applaus op. Namens de vaklieden (stukadoors, metselaars, schilders en elektricien) bood Adriaan Stam een gasstel aan, het Chr. dameskoor en de firma Klok asbakken. 98

Dhr. Jan Oosterveld, al behoorlijk op leeftijd, zei in zijn korte toespraak dat hij erg blij was dit nog te mogen beleven. Hij dacht dat de naam lokaal Samuël nu wel uit de tijd zou raken. Ook pastoor Verhaar en vertegenwoordigers van de Lutherse-, Doopsgezinde en Gereformeerde Kerk, hielden een toespraak. Gerbrand Karmelk sprak een persoonlijk woord en meende, namens de Hervormde gemeente, dank te mogen brengen aan alle stille werkers. Vertegenwoordigers van diverse achtergrond, boden bloemen aan. Als laatste kwam Flip de Bruin (1897-1974) naar voren, om een envelop met inhoud aan te bieden namens de oudleden van CJV Samuël. De bijeenkomst werd besloten met dankgebed en een lied van samenzang met trompetbegeleiding (38). Feestavond Een dag later was er in het nieuwe Samuël een feestavond, m.m.v. het Hervormd kerkkoor o.l.v. dhr. P. Vijzelaar. Leden en oud-leden van de CJV en de CMV voerden het blijspel ‘Er woei een frisse wind’ op. Sterke rollen werden gespeeld door

Samuël na de verbouwing van 1961

99


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

Dick Sta van Uitert als baron van Merkensteijn en Bep de Graaf als zijn echtgenote Hermine. Hanny van der Horst speelde de rol van Tonia en mevrouw D. Molenaar-van Geemen kreeg als tante Isabel menig lachsalvo uit de zaal op haar conto. De andere acteurs waren Cor Doornenbal – huisbediende, Rita Sturm – kamermeisje, Gré van Oostveen, een bijdehante keukenmeid. Ook de heren Henk Pronk (leraar) en Klaas Hardebol (chauffeur) waren, naast mevr. Ria Lafarque-Klein als verzorgster van Tonia, goed op dreef. Bezoek was er die avond van burgemeester J.F. de Groot en de vorige Hervormde predikant, inmiddels professor, Dr. R. Bijlsma (1910-1993) Namens de Commissie van beheer maakte voorzitter Cor Molenaar bekend, dat er tijdens de openingsavond f 2000,- was geschonken. Het nieuwe Samuël was ongeveer 24 meter lang, 10 meter breed, 7 meter hoog en bood plaats aan zo’n 275 bezoekers. Het had een goed toneel en geschikt voor het houden van kerkdiensten. Het gebouw had een liturgisch centrum, een kansel en een doopvont. Dat kwam goed van pas, omdat de diensten, vanwege een langdurige restauratie van de Grote kerk, in Samuël gehouden moesten worden.

Kranten Waterlander, Prov. NH courant, Purmerender Courant, Schuitemakers Purmerender Courant)

Notarieel archief Monnickendam Kerkarchief: Notulen van de Ned. Hervormde Kerk (Kerkenraad, Kerkvoogdij en Diaconie en Monnickendams Kerkblad 1957-1961.

Boeken en brochures Monnickendam in Waterland, Addy van Overbeeke, 2005 Herinneringen aan Oud-Monnickendam, J. Veltrop,1975 Herinneringen aan mijn jeugdjaren in Monnickendam, Jan Haakma Jaarboekjes Oud-Monnickendam

Bijlage 1 – Bewoners van Kerkstraat 34 * Lutgertje Claas, begraven 5 november 1651. * Stoffel Cornelis Deucht, vroedschaplid en burgemeester, woonde er in mei 1654 met zijn vrouw Maritje Almers

Hier moet ik helaas stoppen. Hoe het verder ging met de beide ‘Samuëls’ leest u in het jaarboekje 2014. Uw reacties, correcties en/of aanvullingen zijn welkom. Ze kunnen zo nodig verwerkt worden in het tweede en laatste deel.

* Cornelis Cornelisz Braar en Niesgen Jans Deucht, van 1688 tot 1734. Braar was lid van de vroedschap en een aantal jaren schepen. * Ds. Keppel kocht het pand op 30 april 1734 * Het huis werd in juli 1744 gekocht door mr. Hubert Gerard Nahuijs, lid van de vroedschap en gedeputeerde van de stad bij de Staten van Holland.

Ds. C.A.E. Groot cae-grootAzonnet.nl

* Oud-schepen mr. Pieter Teerhuijs werd op 11 december 1759 voor 1700 gulden eigenaar van het pand. * Commissionair Claas Molenaar jr en zijn vrouw Niesje Mosterd bewoonden het huis vanaf circa 1785 tot 1820. * Christoffel Meijlink uit Voorburg kocht het huis op 30 augustus 1820 voor f 700,- Het verpondings-

Bronnen

nummer was toen vervangen door een wijknummer, wijk 2 nr. 100. Notulenboek CJV Samuël 1890-1894

* Het huis, erf (tuintje) en stal en pakhuis gingen op 1 september 1829 voor f 750,- over in handen van

Notulenboek CJV Samuël 1894-1903

Notulenboek CJV Samuël 1903-1905

grutter Jan Jacobsz Doets, zoon van Jacob Doets en Lijsbet Dekker uit Blaricum.

Notulenboek CJV Samuël 1905-1909

Notulenboek CJV Samuël 1909-1915

* Op 26 april 1838 kochten twee kerkvoogden van de Ned. Hervormde Gemeente, de heren Jan Wijndels

Notulenboek CJV Samuël 1917-1921

Notulenboek CJV Samuël 1921-1924

de Jong, lid van de Raad en zilversmid Cornelis van Zanen, het huis, erf en stal, kadaster nr. 204, voor f

Notulenboek CJV Samuël 1929-1936

Notulenboek CJV Samuël 1936-1944

1100,- Het pand werd gebruikt als tweede pastorie, naast die op de Zarken.

Notulenboek CJV Samuël 1944-1950

Notulenboek CJV Samuël 1951-1954

* Landman Maarten Klaasz. Sluis en brood- en koekbakker Klaas de Haas, verkochten in juni 1874,

Notulenboek CJV Samuël 1888-1890;

Vermoedelijk ontbreken er notulenboeken, want op 16 april 1954 wordt verwezen naar de volgende

namens de Hervormde gemeente, het huis, erf en stal voor f 1450,- aan mr. timmerman Johannes

bijeenkomst op 23 april 1954, waar Cor(nelis) Molenaar een boekbespreking zal houden.

Adrianus Neijzen. Neijzen kreeg van de gemeente permissie, mits hij de bestaande voorschriften in

Notulen bestuursvergaderingen C.J.V. Samuël

acht nam, om het huis van een nieuwe voorgevel te voorzien. Gelet op de kadasternummers A 1243 en

12.6.1902 – 7.1.1909

1244 is er toen een huis of een schuur achtergezet. 9A

Notulen van vergaderingen Commissie van beheer

* Het koffiehuis werd kort daarna, in augustus 1878, door Neijzen voor f 4000,- verkocht aan ene Johan

11.10.1925-16.10.1951; 14.10.1952 -24.1.1989

Wilhelm Völbel. Maar in mei 1879 bleek Neijzen weer eigenaar van het pand.

100

101


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

* Een nieuwe koper diende zich aan op 20 mei 1881, Bernardus Lambertus Kolkers. Hij kocht het

CJV-leden. In 1925 meldde de krant, dat het een jaarlijks terugkerende bijeenkomst was, waar

‘Noord-Hollandsch koffiehuis’ voor f 3000,- Maar tien dagen later kocht mr. timmerman Neijzen het

predikanten uit Monnickendam en omgeving, evangelisten of zendelingen, het woord voerden en ook

voor dezelfde prijs terug.

veel werd gezongen.

Neijzen (hij woonde zelf Fluwelenburgwal, het huidige nummer 8), heeft begin 1878 het koffiehuis ver-

Veehouder Jacob Molenaar (1859-1950), in 1882 vanuit Oosthuizen naar de Purmer gekomen, getrouwd

huurd aan de 39-jarige kastelein Arend van Engelen uit Meppel, getrouwd met Maria Post. Deze van

met Grietje Man (1860-1949), was er in 1900 mee begonnen; zoon Dirk (1890-1971, getrouwd met

Engelen is een half jaar later, op 10 juni 1878, overleden. Mogelijk heeft daarna Neijzens vrouw

Annetje Doornebal (1888-1971) zette vanaf 1914 deze bijeenkomsten voort.

Margaretha Sistermans het koffiehuis gebruikt. Ze is op 12 februari 1882 in het pand overleden.

Het geslacht Molenaar is in boekvorm verschenen: ‘Van Beets tot de Purmer. Een molenaar’s geslacht’.

Johannes Neijzen is in augustus van dat jaar, in Amsterdam getrouwd met de daar geboren Cornelia

Zie m.n. pag. 189vv. Jacob Molenaar was meer dan 50 jaar lid van het Christelijk schoolbestuur, waar in

Wilhelmina de Jong (1846-1901), zijn voormalige huishoudelijke hulp. Deze Cornelia heeft waarschijn-

februari 1938 bij werd stilgestaan. 29

lijk het koffiehuis enige tijd gerund, want op 23 april 1884 vroeg ze aan het stadsbestuur, of er in het

5. Ik vermoed dat er ‘maand’ moet staan i.p.v. ‘week’, want de bijeenkomsten vonden 1 x per week

lokaal sterke drank in het klein verkocht mocht worden. Dat verzoek werd op 1 mei afgewezen. Ik heb

plaats, zoals uit de notulen blijkt.

het sterke vermoeden dat er nooit alcohol in het koffiehuis is geschonken, want het pand komt niet

6. Acte nr. 740, not. Costerus, d.d. 29.11.1889. Dat Ds. Hartgerink de koop zou hebben gefinancierd is

voor op een overzicht uit 1882, waar alle personen worden genoemd, die een vergunning hadden, om

niet correct. Evenmin de notitie dat hij in de koopacte zou hebben opgenomen dat er geen sterke drank

sterke drank in het klein te mogen verkopen.

zou mogen worden geschonken. (Contra ‘Honderd jaar nering en ambacht in Monnickendam’, H.

Misschien wel mede door deze afwijzing, ging het niet geweldig met het koffiehuis. En dat in een stad

Vogel, blz. 35). Wel heeft hij ongetwijfeld een flink bedrag bijgedragen.

waar, door oud en jong, flink wat alcohol genuttigd werd. In januari 1901 meldde een krant dat

7. Over al deze bewoners valt meer te vertellen, maar vanwege de ruimte heb ik de informatie beperkt

Monnickendam, na Weesp, het hoogste alcoholverbruik van heel Noord-Holland kende!

gehouden. Zie voor de ouderdom van de Kerkstraat ook ‘Van Monnikenwerk naar Parochiekerk, blz.

* In 1889 kwam het pand in handen van de CJV, zoals gemeld en kreeg het een totaal andere bestem-

20,21.

ming. Het huidige nummer 34 dateert uit 1938, toen de wijknummers vervangen werden door de

In de Kerkstraat, op nummer 32, woonden vanaf 1797 tot 1957 de Lutherse predikanten, waaronder van

nummering van nu.

1834 tot 1837 Ds. F.J. Domela Nieuwenhuis. Dat het pand destijds deel zou hebben uitgemaakt van het Sligcher-complex is niet juist. (Contra: ‘Huizen en gevelstenen in Monnickendam’, H. Vogel, blz. 35).

Noten

8. Elk huis in de stad had tot 1806 een verpondingsnummer. Verponding was een vorm van grondbelas-

1. Een vraag van de huidige beheerder, dhr. J. Klaver, was de directe aanleiding, om me te verdiepen in de

ting, die tussen de 17e eeuw en 19e eeuw in Nederland werd geheven. Op 1 oktober 1832 werd de

geschiedenis van Kerkstraat 34.

verponding vervangen door invoering van de grondbelasting, die op het kadaster was gebaseerd.

2. De naam Samuël komt uit de bijbel en betekent: ‘van God gebeden’. Ik schrijf CJV zonder puntjes

Monnickendam ging in 1806 over op wijknummers. De huidige huisnummering dateert van 1938.

ertussen en Samuël zonder aanhalingstekens.

9. Hij werd op 20 november 1833 in Heemstede geboren, als zoon van weduwnaar Hendrik Jan

3. Daarmee was Monnickendam de eerste. De andere steden van Waterland zouden volgen. In Oostzaan

Hartgerink uit Lochem, die op 6 mei 1822 in Breukelen-Nijenrode hertrouwde met Johanna Maria

was vanaf 1894 ook een CJV Samuël. Het laatste kwart van de 19e eeuw was een tijd, waarin overal

Blekkink (Blecking), overleden in Haarlem op 7 januari 1878.

verenigingen, bonden, genootschappen en clubs als paddestoelen uit de grond schoten. Op alle

Als theologisch kandidaat nam hij in maart 1877 een beroep aan naar Oldemarkt, een dorp in de kop

mogelijke terreinen van kerk, sport, kunst, politiek en maatschappij.

van Overijsel, waar hij in 1882 een voorvechter was van een op te richten ‘school met de bijbel’. Zeven

4. Dat christelijk nationaal zendingsfeest werd voor het eerst in 1863 gehouden. In 1893 was de

jaar later kwam hij naar Monnickendam, waar hij op 18 mei 1884 werd bevestigd en de pastorie aan de

bijeenkomst op het landgoed Velserbeek, daartoe bereidwillig afgestaan door dhr. F.W.C.H. Baron van

Zarken betrok. Hij wist zich in Monnickendam op z’ n plaats, want beroepen naar Ierseke en

Tuyll van Serooskerke. Ook de Christelijke Geheelonthouders Vereniging hield er zijn bijeenkomsten,

Leimuiden werden afgeslagen.

evenals het Leger des Heils, in o.a. 1897 met generaal William Booth als gast. Tot ver in de 20e eeuw zijn

De predikant is zijn hele leven ongetrouwd gebleven. Een nicht uit Hillegom, Cornelia Hartgerink,

deze bijeenkomsten op Velserbeek gehouden. Ondergetekende heeft er in mei 1975 gemusiceerd met

fungeerde als huishoudster. Na haar vertrek in december 1899 nam de Lutherse dienstbode, Maritje

het gospelteam The Lighters.

Hoppe haar plaats in, waarna na haar vertrek in mei 1900 naar Edam de Hervormde Johanna Gesina

Hoe belangrijk het christelijk geloof was, blijkt bv. uit de openluchtmeetings die elke zomer, zo rond

Bruin uit Oudkarpsel het in juni van dat jaar overnam.

een uur of zes ’s avonds, in de boomgaard van de familie Molenaar in de Purmer aan de Oosterweg)

De opmerking van dhr. Verloop (VII blz. 14): ‘men kan zich voorstellen dat de musische bevlogenheid

werden gehouden (boerderij ‘Weltevreden’). Daar kwamen honderden mensen op af, waaronder de

van Ds. Hartgerink niet éen van zijn meest in het oog springende eigenschappen was’... is niet terecht.

102

103


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

10. Dat fanfarecorps wordt al in 1895genoemd en speelde tijdens verschillende gelegenheden, zoals bv.

kendam. Ze was naaister, ongehuwd, lid van de Hervormde gemeente. Ze woonde eerst bij haar

tijdens de openluchtbijeenkomsten in de boomgaard bij Molenaar (noot 4) en ook tijdens diverse

moeder in op de Nieuwezijds Burgwal, later in de Kerkstraat 33 (Hervormd rusthuis), dus tegenover

provinciale zendingsfeesten werd de samenzang begeleid (o.a. 1908 in Heilo). Samen met fanfare

gebouw ‘Samuël’. Daar is Antje op 11 februari 1941 overleden. In april 1938 werd stil gestaan bij haar

‘Olympia’ was ‘Halleluja’ op Koninginnedag actief.

40-jarige betrokkenheid bij Tabitha.

Geoefend werd er op de hoeven van de leden, w.o. Katwoude, vaak in schuren met openstaande deuren.

14. In de acte zit een getekende kwitantie d.d. 24 oktober 1908 waaruit blijkt, dat op die dag het restant

Er was sprake van muzikaal succes toen in augustus 1912, bij een concours in Oud-Beijerland, de eerste

van de hypothecaire schuld is afgelost. De betaling van f 590,- is namens de CJV gedaan door voorzitter

prijs werd behaald. Dat alles onder de bezielende leiding van dhr. Bernardus Steggerda uit Edam,

Cornelis Ubbels.

kleermaker van beroep. Vóor hem werd de fanfare geleid door de heren Henricus Stapel, geboren 1869

15.Meer over de tijdsomstandigheden eind 19e, begin 20e eeuw, in JOM 1991, bzl. 37v, JOM 1992, blz.

Wieringerwaard, muziekonderwijzer, in 1913 overleden te Broek in Waterland en Dirk Klut, geboren

46vv. Zie ook Monnickendam in Waterland, blz. 84-91. Een tijdsbeeld van de tweede helft van de 20e

1872 Zaandam, banketbakker (in april 1912 vertrokken naar Velsen en daar in 1941 overleden, opgevolgd

eeuw in JOM 2001 blz. 32-38.

door B.A. Hoon te Broek in Waterland. Zowel Klut als Hoon waren ook dirigent van dameskoor ‘de

16. Brochure: Gereformeerde kerk Monnickendam 1889-1989. In 1897 had de Geref. kerk 160 leden, incl.

Lofstem’).

de doopleden, in 1900 184 leden.

Na de feestelijkheden in 1913 (zie het artikel ‘Eeuwfeest in Monnickendam’) ben ik geen informatie

17. U vindt zijn levensverhaal in JOM 2007 blz. 66vv.

over deze fanfare meer tegengekomen. Misschien had het te maken met het feit dat dhr. Steggerda met

18. De meisjesvereniging is dus in 1874 opgericht en daarmee ruim tien jaar ouder dan de CJV.

‘Olympia’, waar hij ook directeur van was, ook op zondag naar concoursen ging (zie Verloop VII blz.

19. Uitgebreid verslag in de Provinciale NH Courant 15.10.1938 blz. 4. De buurtvereniging, Pitto

16). De Purmerender courant van 19.7.1919 meldt dat de twee fanfarekorpsen geen medewerking aan

geheten, had

Koninginnedag kunnen verlenen, daar het ene slapende en het andere ontbonden is. Dat laatste moet

een eigen clublied. U vindt het in ‘Herinneringen aan mijn jeugdjaren in Monnickendam, Jan Haakma,

op ‘Halleluja’ slaan. Vermoedelijk heeft de 1e Wereldoorlog er toe bijgedragen, want ook in Beemster en

blz. 21. Toen de buurtvereniging in 1949 weer het gebouw hadden gehuurd, bleef betaling van de huur

Watergang waren de fanfarecorpsen daardoor ontbonden. Merkwaardig is wel het bericht op 14.4.1918

achterwege, met als gevolg dat Pitto niet meer van het lokaal gebruik mocht maken. Tja...

dat dhr. Siemer als muziekdirecteur van Olympia is aangesteld.

20. Moody, de prediker en Sankey, de zanger, waren een evangelisch, christelijk duo, dat vanaf juni

Steggerda leidde ook de Kwadijkse fanfare ‘Eensgezindheid’ en begin 1920 het fanfarecorps van

1871 samenkomsten hield in heel Amerika en later ook in Groot Brittannië, waarbij mensen werden

Warder. In 1913 was hij dirigent van een Monnickendams kinderkoor en van het dameskoor ‘Ons

opgeroepen in God te geloven door Jezus Christus. Zij publiceerden een boek met een reeks christelijke

genoegen’ van 1914 tot 1920. In 1916 richtte hij in Monnickendam een mannenkoor op. Steggerda, in

liederen (hymns). Veel van deze liederen zijn vertaald in de bundel van Johannes de Heer terecht

1875 in Sneek geboren, getrouwd in 1902 te Hoorn met Jacoba Compas uit Hoorn, vertrok in april 1920

gekomen.

naar Amersfoort, waar hij in 1957 is overleden. Hij werd als dirigent van het dameskoor opgevolgd door

21. Halverwege de 19e eeuw kwam het liberale denken op, dat ook de kerken niet onberoerd lied. Als

dhr. L.G. Siemer. Een foto van Siemer met het dameskoor rond 1930 in: ‘Kent u ze nog de Monnicken-

reactie ontstond het ‘Reveil’ met als doel een dam op te werpen tegen een toenemende vrijzinnigheid.

dammers, G. Huurdeman, blz. 30. Idem van ‘Olympia’, vermoedelijk zo rond het midden van de vorige

Vrucht van het Reveil was het, op 23 oktober 1853 opgerichte, Nederlands Jongelings Verbond (NJV). Ze

eeuw, blz. 31.

was vanaf haar begin aangesloten bij de wereldbond Young Men’s Christian Association, de welbeken-

11. Een voorbeeld van zijn aandacht voor de chr. school, Verloop VII blz, 17.

de YMCA, opgericht in 1844 in Engeland. Deze bond had als doel: het tot stand brengen van een

12. Overigens was Tabitha niet de enige club die voor gratis kleding zorgde. Ook de Chr. Meisjesvereni-

samenwerking tussen de christelijke jongelingsverenigingen en het bevorderen van de oprichting van

ging ‘Wacht op den Here’ hielp mensen met een te kleine beurs aan kleding.

nieuwe christelijke jongelingsverenigingen. In 1948 werd de naam veranderd in CJMV (Christelijk

Al veel eerder –vanaf 1864 – bestond er een vereniging ‘Dorcas’ die, door giften van de burgerij, jaarlijks

Jonge Mannen Verbond), in 1958 omgedoopt tot Christelijk Jongeren Verbond, vanwege een fusie

zo’n 200 stukjes kleding bedlinnen verstrekte aan behoeftige gezinnen. De dames Thierens-Englert,

tussen de jongens en meisjes bonden. Opvallend detail: in 1916 reden er in den Haag ambulances rond

S.E. Schmidt en Cornelissen-van Noothoorn waren daar voor verantwoordelijk, en voor hen mevr. van

met de letter YWCA, van deze wereldbond dus.

Leeuwen-Onnekink, een van de oprichters, overleden in januari 1899. De vereniging Dorcas is in

22. Dat het een mindere periode was in het bestaan van de CJV blijkt uit het aantal bijeenkomsten: in de

oktober 1902 ontbonden.

2e helft van 1912, nl. 4 waarbij in oktober (geen datum) door secretaris P. Maas wordt genotuleerd: ‘Door

13. Antje Tekelenburg is op 14 september 1872 in Amsterdam geboren, dr. van weduwnaar Johannes

het niet opkomen van leden was de vereniging genoodzaakt met de ledenvergadering te staken voor

Jacobus Tekelenburg, op 26 juni 1870 getrouwd met Johanna Frederica Schweeke, overleden 28 mei

een onbepaalde tijd’. In 1913 waren er slechts 7 bijeenkomsten, in 1914 vijf. De laatste bijeenkomst was

1931. Toen haar ouders op 27 juli 1876 waren gescheiden, kwam Antje met haar moeder naar Monnic-

op 12 januari 1915.

104

105


D E G E S C H I E D E N I S V A N ‘S A M U Ë L’ E N ‘S A M U Ë L’

Ds. Gerard Engelbert Alers, geb. in 1887 te Rotterdam, werd september 1917 in M’dam bevestigd. Was

Geertruida Klein. De leden van de CJV hebben hem naar zijn laatste rustplaats gedragen. Ook zijn

o.a. actief voor de Chr. Geheelonthouders Ver. Op 3.4. 1921 vertrok hij naar Transvaal, Zuid-Afrika. 1928

vrouw Ria Klein is niet oud geworden, ze overleed zondag 29 juli 1973, 41 jaar oud, Ze leed al zeven jaar

teruggekomen naar Nederland en omstreeks 1939 naar West-Indie vertrokken. Woonde op Aruba in

aan een ongeneeslijke ziekte, een steeds verdergaande verlamming.

1943.

Namen van Monnickendammers in ziekenhuizen of sanatoria, die door de ziekendienst bedacht

Willem Adrianus Noordzij, geboren 1892 in IJsselmonde, was in 1917 vanuit Vlaardingen naar

werden: Mej. H. Kleijsen, Santpoort 1950; mej. Meta de Vries, Hilversum 1949, 1950; Jan Tromp; P. Bijl,

Monnickendam gekomen. Hij was hoofd van de School met de Bijbel. Op 3 juni 1922 vertr. met s.s.

W. van Floresteijn, Hilversum; mej. Gré Snieder, Hilversum; mej. Tinie Mol, Almen; mevr. Oosterbaan

Tabanan naar Ned. Indië, was benoemd als leraar aan de Chr. MULO aldaar. Kreeg bij zijn vertrek van

– Molenaar, Cor Duif, Dirk Snieder in Sonnevanck Harderwijk; mej. Annie Postdijk, Th. G. Oudhuis

de CJV een zilveren vork met het monogram van de CJV.

1951.

23. Zie ook Veltrop blz. 22 en 23

29. Deze gegevens komen uit de krant, want in de notulen is geen verslag van het 60-jarig bestaan

24. Tussen de duurste en goedkoopste inschrijver zat meer dan f 1000,- verschil!

opgenomen.

25. Op 1.5.1927 was timmerman Piet Visser conciërge geworden, geb. 30.11.1901, overl. A’dam 2.3.1933,

In de eerste helft van de vorige eeuw was Piet Maas (1880-1954) jarenlang de drukker/uitgever van het

op 1.5.1924 getrouwd met Wilhelmina Stam, geb. 26.8.1899, overl. 10.3.1984. Mevr. Visser heeft na het

predikbeurten- en advertentieblaadje, in de volksmond de ‘Maasbode’ genoemd. Dat drukken deed hij

overlijden van haar man het werk voortgezet. Zij hertrouwde op 25.3.1937 met Teunis Mol, geb.

in het gebouw ‘Samuël’ op de eerste verdieping. De opbrengst was voor de NH-diaconie. Iedereen

18.6.1905, overl. 16.12.1970. Mevrouw Visser-Stam vroeg ontslag per 1 april 1936.

mocht een advertentie plaatsen, maar advertenties van de S.D.A.P. werden geweerd (Prov. NH courant

Een oproep in het predikbeurtenblaadje betekende een keus tussen twee candidaten: Jacob Bruijn en

d.d. 14.5.1927). Piet Maas was getrouwd met Neeltje de Jong (1884-1966). Hij had een boekwinkeltje,

H. Oostveen. Bij loting was Bruijn de gelukkige, geboren 9.11.1886, overleden 12.5.1944, getrouwd met

eerst in het Zuideinde (1912), daarna in de Kerkstraat.

Jacoba van der Kieft uit Hilversum, geb. 13.10.1882, overl. 22.11.1972. Ze woonden eerst op het

30. Jacob Koel (1887-1953) was CJV-lid van 1905 tot 1919, waarvan de laatste twee jaar als penningmees-

Zuideinde, na de benoeming in de Smidsteeg. Mevr. Bruijn zette het werk van haar man voort. Ze

ter. Hij heeft heel wat voordrachten gehouden. De ongetrouwde Jacob Koel nam in juli 1920 de brood,

kreeg voor haar werkzaamheden zeven gulden per week en vrij wonen in het huis achter Samuël. Ze

koek en banketbakkerij van de weduwe Boerlage-van der Lee over op de N.O. Burgwal. Hij was

was tot 1.1.1948 ook in dienst van het schoolbestuur.

jarenlang diaken van de NH-gemeente en was daarbuiten ook zeer actief in het kerkelijk leven. ‘Klein

Vanwege de noodwet Drees die op 1 januari 1948 van kracht was geworden, bedankte mevrouw Bruijn

voor zijn God, groot in trouw; kinderlijk eenvoudig en innig vroom’ aldus Oosterveld in zijn ‘in

als conciërge en vroeg de Commissie om haar zoon Henk als zodanig te benoemen ‘aangezien deze

memoriam’. ‘Het geheim van een kinderlijke, ieder ontwapenende geest, bepaalde zijn woorden en

practisch toch altijd het werk deed. Wel is hij nu enige tijd opgenomen, maar naar verwachting komt

daden. Een beminnelijke eenvoud, die ieder trof, verschafte hem toegang tot harten en beurzen, die

hij binnenkort weer thuis en is deze arbeid juist zeer geschikt voor hem’. Besloten werd om zoon Henk

voor ieder ander zouden zijn gesloten gebleven’ aldus Ds. Verbaas in Monnickendams kerkblad

per 1 januari 1948 in dienst te nemen op dezelfde voorwaarden en condities als voorheen. In 1950

4.11.1959.

ontving hij f 33,- per maand en vrij wonen, op 1 januari 1954 f 520,- per jaar. Hij heeft de functie vervuld

31. Het echtpaar zou de stad gaan verlaten. Cor Karmelk was gemeenteambtenaar in Ruinerwolde

tot maart 1953.

geworden. Cor en Corry werden door velen bedankt voor hun inzet voor het jeugdwerk, clubwerk etc.

26. Tjaard Heikens, geboren in Slochteren 1883, was van 1928 tot 1936 burgemeester van Marken

Een kop in het kerkblad spreekt boekdelen: Een trouwdienst zoals je die niet vaak meemaakt. Meer dan

geweest, toen hij op 1 september 1936 burg. J. Versteeg opvolgde als burgemeester van Monnickendam

tweehonderd aanwezigen.

en Katwoude. Hij kreeg, volgens krantenberichten, een geweldig onthaal en betrok als ambtswoning

32. Omdat dhr. Gerard Meij bereid was een gedeelte van zijn tuin te koop aan te bieden, kon de steeg

het voormalige Doelenhotel. In november 1936 bezocht hij het jaarfeest van de CJV. Hij was ook zeer

zijn breedte behouden. De Smidssteeg werd ook wel het steegje van Valentijn werd genoemd, naar de

betrokken bij het Monnickendamse sociale en maatschappelijke leven. Aan het einde van de oorlog

timmerman die er zijn werkplaats had, of het steegje van Samuël, naar het gebouw van de Jongelings

dook Heikens onder op Marken. Hij werd vervangen door een NSB-burgemeester. Na de bevrijding

vereniging, Veltrop blz. 46.

was J. Versteeg enige tijd waarnemend burgemeester. In 1946 werd W.N. Kelder burgemeester. Over

33. Annemieke Molenaar (nu mevrouw Jonker-Molenaar), heet officiëel Margaretha Annette, maar

e

Monnickendam in de 2 Wereldoorlog, zie Veltrop blz. 87vv. Voor Heikens als Hervormd lid, zie

werd Annemieke genoemd. Ze was gevraagd om de 1e steen te leggen. Aanvankelijk wilde zij dat niet,

Verloop VIII blz. 30 en 31.

maar toen haar twee repen pure chocolade werden beloofd, ging ze overstag, zo heeft ze me laten

27. Er waren er meer te werk gesteld, zie Haakma, blz. 22

weten.

28. Pieter Lafarque (1930-1958), in november 1949 gekozen tot algemeen adjunct van de CJV, is maar 28

34. Er werd gedacht aan een noodkerk op de Zarken en ook aan een nieuw gebouw achter het weeshuis.

jaar geworden. Hij kwam op16 april 1958 bij een auto-ongeluk om het leven. Hij was getrouwd met Ria

35. De namen van de Commissie in dat jaar 1961: Cor Molenaar, voorzitter en de leden J. Bootsman, Jb

106

107


de Weijze, G. Karmelk, C. Vlugt en C.J. Doornenbal. C.J.V. bestuursleden waren toen o.a. C. Reinders en

De Speeltoren en het raadsel van de kerk

G. Ubbels 36. Fa. van Geemen, de aannemers Langedijk en van Oostveen, de metselaars Veerman en Stallenberg,

Elise Richter & Thijs Terhorst

stucadoors Hartwigsen en Meij, electriciën J. Klein, loodgieters A. en J. Stam. 37. In 1953 waren er acht kandidaten voor de functie van conciërge. Ardon werd op 1.5. gekozen. Jacobus Cornelis Ardon, geb. 6.8.1906 in Fijnaart en Hijningen, overl. 29.4.1963, getrouwd in Broek in Waterland op 1.2.1927 met Geertje Mulder, geb. 14.6.1908 BiW, overl. 5.11.1983. Mevr. Ardon was conciërge vanaf 1961. 38. Er is meer te vertellen over deze feestelijke gebeurtenis, maar de ruimte is beperkt. Ik verwijs u naar de vele krantenberichten die melding maken van de sloop, herbouw en opening van Samuël.

Inleiding Naar aanleiding van de bouw van het nieuwe Waterlandsmuseum de Speeltoren, is er in februari 2011 door Hollandia archeologen een opgraving uitgevoerd op het terrein rondom de Speeltoren. Aangezien het nieuwe museum zou worden gebouwd in het historische centrum van Monnickendam, was dit archeologisch onderzoek bij wet verplicht. De mogelijkheid bestond immers, dat er archeologische informatie door de bouw beschadigd of vernietigd zou worden. De resultaten van deze opgraving lieten sommige Monnickendammers in verwarring achter. Een lang gehouden veronderstelling omtrent de geschiedenis van de Speeltoren bleek namelijk niet door de archeologie te worden bevestigd. In dit artikel zal worden nagegaan hoe deze veronderstelling tot stand is gekomen, wat de archeologische bevindingen op dit punt waren en zal er een nieuwe interpretatie van de Speeltoren naar voren worden gebracht. Verwachtingen De archeologen verwachtten, naar aanleiding van een literatuuronderzoek, bij de opgravingen op de restanten te zullen stuiten van een middeleeuwse kerk. Dezelfde verwachting heerste bij veel Monnickendammers, onder wie de Speeltoren van oudsher werd beschouwd als een restant van de oudste kerk van de stad. Dit beeld komt bijvoorbeeld naar voren in het boek Van Monnikenwerk naar Parochiekerk, waarin onder meer wordt ingegaan op de geschiedenis van de Speeltoren. Zo zou er allereerst, in de dertiende of veertiende eeuw, sprake zijn geweest van een houten kapel op het huidige Noordeinde. Op een zeker moment zou deze zijn vervangen door een stenen kerk, die aan de zijkant van het gebouw werd voorzien van een toren; de huidige Speeltoren, of de fundamenten daarvan. Ergens vóór de tweede helft van de zestiende eeuw moest het kerkgebouw zijn functie hebben verloren, aangezien er op de kaart van Jacob van Deventer van rond 1560 een civita domus (raadhuis) op de bewuste plek wordt aangegeven; een functie die het gebouw tot in de negentiende eeuw zou behouden.1

108

109


DE SPEELTOREN EN HET RAADSEL VAN DE KERK

Alvorens in te gaan op deze geschiedenis, geeft de auteur echter toe: ‘Van de geschiedenis van de eerste kerk van Monnickendam is niets bekend. De namen van de stichters zijn onbekend; wanneer deze kerk gebouwd werd ligt in het duister; we kennen zelfs geen enkele naam van een pastoor of een kapelaan die deze kerk bediend heeft; onbekend zijn de heiligen waaraan de altaren waren gewijd; we weten zelfs niet wie de patroon was van dit kerkgebouw; we weten niet wanneer dit kerkgebouw veranderde in een raadhuis.’ 2 Het is dus de vraag waar het idee van een kerk aan het Noordeinde precies op gebaseerd is. Hieronder zal nader worden ingegaan op deze kwestie. Oorsprong van een hypothese De geschreven geschiedenis van Monnickendam begint in de jaren 1235-1251, als het bewuste grondgebied in het bezit komt van het Friese Norbertijner klooster Mariëngaarde. Een gelijknamig klooster werd opgericht op de plek van de huidige begraafplaats aan de Kloosterstraat,3 hetgeen vermoedelijk het startsein gaf voor de stedelijke ontwikkeling van Monnickendam. Waar de eerste ‘gewone’ bevolking zich precies vestigde is nog niet vastgesteld,4 maar zeker is wel dat de nederzetting tegen 1340 dermate gegroeid was, dat Graaf Willem toen tolvrijheid verleende ‘aan die van de parochie van Monnickendam’.5 Men mag uiteraard aannemen dat in deze middeleeuwse parochie een kerk heeft gestaan, maar waar? De beschikbare historische bronnen bieden op dit punt weinig houvast. De oudste tekst (1356) waarin wordt gesproken van een kerk, wordt vermeld in het Groot Charterboek der Graaven van Holland van Zeeland en Heeren van Vriesland 1753-1756 dl IV, waarin de tweede stadsuitbreiding van Monnickendam wordt beschreven: ‘op die noertsijde thien roeden buiten der porte, op de zuytsijde tien roeden buten Jan Sukarswoeningh, op die oestsijde, toten palen toe, ende westsijde bij der kercke tot half den water dat men hiet die Meere en alsoe voert ommegaende’ Welk gebied er met deze omschrijving wordt aangeduid is vooralsnog onduidelijk. Over een soortgelijke beschrijving van het stadsrechtelijk gebied van Amsterdam concludeerde Speet: ‘Voor tijdgenoten een uitgemaakte zaak, voor latere generaties één groot kluwen van onbegrijpelijke topografische raadsels en daarmee voedsel voor speculaties en gedachtekronkels.’ 6

110

Pogingen zijn gedaan door onder andere de fysisch geograaf De Cock, die meende dat er werd gedoeld op het gebied rond de Kerkstraat, al geeft hij geen uitleg bij deze interpretatie.7 Een andere uitleg vinden we in het rapport van de opgraving bij de Speeltoren. Daarin vermeldt Verduin dat Nienhuis heeft vastgesteld, dat met de genoemde kercke de Begijnenkerk wordt bedoeld, die onderdeel uitmaakte van het klooster Mariëngaarde en vóór 1404 moet zijn gebouwd.8 Dit lijkt een voor de hand liggende conclusie, aangezien algemeen wordt aangenomen dat de geschiedenis van Monnickendam op die plek begon. Het artikel van Nienhuis waar naar wordt verwezen blijkt echter even cryptisch als de middeleeuwse tekst, en biedt helaas dan ook geen uitsluitsel wat betreft de locatie van de genoemde kerk.9 Een laatste interpretatie van de tekst uit 1356 is dat met ‘ende westsijde bij der kercke tot half den water dat men hiet die Meere’ wordt verwezen naar de St. Nicolaaskerk (sinds de alteratie Grote Kerk genaamd), die is gelegen aan het voormalige Monnickenmeer. Ook het feit dat bij Zuiderzeesteden de parochiekerk doorgaans niet in het centrum van de stad staat, maar juist aan de rand van de stad, is hiervoor een argument.10 Hoewel de oudste waargenomen bouwfase van deze kerk is gedateerd rond 1400, is het niet uitgesloten dat deze bijvoorbeeld een houten voorganger op dezelfde plek heeft gehad, zoals bij veel middeleeuwse stenen kerken het geval was.11 Van de Oude Kerk in Amsterdam bijvoorbeeld, wordt aangenomen dat de oudste stenen basiliek, daterend van rond 1325, vooraf werd gegaan door een kleine houten kapel. Overigens was deze oudste Amsterdamse parochiekerk oorspronkelijk, evenals de Grote Kerk van Monnickendam, gewijd aan St. Nicolaas – beschermheilige van veel havensteden.12 Een andere historische bron, die is aangevoerd als directe aanwijzing voor een vroeger gebruik van het raadhuis als kerkgebouw, dateert van 7 september 1813. Het gaat hierbij dan ook niet om een directe contemporaine bron, maar om een veel later inspectierapport, waarin de toestand van het pand werd besproken: ‘Wij ondergetekenden verklaren inspektie genomen te hebben van het oude stad- of raadthuijs te Monnickendam en bevonden het te zijn een ouwt en bouvallig gebouw ogenschijnlijk van de 14de of 15de eeuw en weleer tot een capel of kerk ingerigt. [...] de oude glazen aan weerzijden, die daarin zijn na kerksgewijzen zijn aller deporabels [...]’ 13 Het gebouw dat in 1813 nog op de plaats stond van het nieuwe museum deed men dus denken aan een bouwwerk dat ooit een kerk of kapel als functie kon hebben gehad. De raampartijen, die men kennelijk als ‘kerk-achtig’ ervoer, lijken hierin leidend te zijn geweest. Wellicht was het gebouw in de gotische bouwstijl opge111


DE SPEELTOREN EN HET RAADSEL VAN DE KERK

trokken, die in de negentiende eeuw al zeldzaam was geworden in Holland, en die men mogelijk met kerkgebouwen associeerde. We zullen er echter niet achter komen, want het bouwwerk werd kort na de inspectie gesloopt.14 Zoals tot zover is gebleken, zijn er historisch gezien geen directe redenen om de locatie van de eerste kerk van Monnickendam aan het Noordeinde te verwachten. De veronderstelling heeft daarom mogelijk ook een andere oorsprong, zoals de vergelijking met de oudste kerk en geografie van Edam. Uiterlijk vertoont de toren van de Edamse O.L.V.-Kerk (na de alteratie Kleine Kerk genaamd) sterke stilistische overeenkomsten met de Speeltoren van MonnickenDe Kleine Kerk van Edam op een prent van Henrik Tavenier, ca. 1790 dam. Beide torens zijn immers gebouwd in de stijl van de vijftiende/vroeg-zestiende-eeuwse Hollandse Gotiek – een lichtere, bakstenen aanpassing binnen deze architectuurstroming, die men in staat stelde om grotere constructies (veelal kerken en stadhuizen) op een slappe bodem te bouwen.15 In de late zestiende eeuw werden beide torens, zoals destijds de trend was, voorzien van een torenspits met carillon, wat zowel de Edamse Kleine Kerkstoren als de toren van het Monnickendamse raadhuis de bijnaam ‘Speeltoren’ opleverde. Toch zijn er ook duidelijke verschillen aan te wijzen. Zo was de Edamse kerk oorspronkelijk geïncorporeerd in een typische tweebeukige hallenkerk (waarvan in de negentiende eeuw een gedeelte is afgebroken), terwijl het gebouw in Monnickendam opvallend náást de toren was gebouwd. Ook is de laatstgenoemde toren een stuk breder, hetgeen mogelijk samenhangt met de functie van het gebouw, maar hier komen we aan het eind van dit artikel op terug. Tot slot is er een duidelijk verschil in situering waarneembaar: waar de O.L.V.kerk zoals de meeste middeleeuwse kerken los in de ruimte stond (de omliggende begraafplaatsen liet men immers doorgaans onbebouwd), moet het bouwwerk in Monnickendam, als we naar het oudste kaartmateriaal kijken, al zeker sinds de zestiende eeuw tussen andere panden in zijn geklemd. Ondanks het gebrek aan directe aanwijzingen voor het bestaan een kerk aan het 112

Noordeinde, werd deze theorie overgenomen door De Cock, in zijn inmiddels bekende model voor het ontstaan en de vroege ontwikkeling van Monnickendam.16 Hoewel hij geen expliciet verband trekt, blijkt uit het feit dat De Cock de Speeltoren stellig aanduidt als het restant van de ‘Kleine Kerk’, dat hij zocht naar een parallel met Edam, waarvan de wordingsgeschiedenis een paragraaf eerder was besproken. De Cock gaat in zijn model niet in op de precieze rol van deze kerk in de vorming van Monnickendam; hij was er namelijk niet zeker van of het hier om de eerste of de tweede kerk van Monnickendam ging. De geschiedenis van de stad begon volgens de De Cock, zoals eerder aangegeven, met de stichting van het klooster Mariëngaarde ten oosten van waar nu de Grote of St. Nicolaaskerk is gelegen. Tussen de dijk, tegenwoordig lopend over het Noord- en Zuideinde, en het klooster vormde zich vervolgens een landweg: de Wegh der Papen (verwijzend naar geestelijken), die in een oorkonde van 1283 genoemd wordt. In 1345 werd het gedeelte lopend vanaf het zuiden tot aan de voormalige Kermergracht, volgens De Cock, als kerkwegh aangeduid. Wanneer de huidige splitsing van deze weg in de Zarken (mogelijk verwijzend naar de begraafplaats van de St. Nicolaaskerk) en de Kerkstraat heeft plaatsgevonden, is niet duidelijk. Opvallend genoeg wijst De Cock niet de St. Nicolaaskerk, maar de hypothetische kerk aan het Noordeinde aan als de oorsprong van deze straatnaam. De hypothese dat de Speeltoren de oudste kerk van Monnickendam vertegenwoordigt, is – ondanks het gebrek aan bewijs – nog door verschillende auteurs van locale geschiedenisboeken als feit overgenomen. Op deze manier is het idee sterk verankerd geraakt in het beeld dat veel Monnickendammers hebben van hun stad en zoals we in de volgende paragraaf zullen zien, wordt deze stelligheid weerspiegeld in de vraagstellingen die werden opgesteld voor aanvang van het archeologisch onderzoek in 2011. Zou deze opgraving dan misschien uitsluitsel bieden? Het archeologisch onderzoek Vóór aanvang van archeologische werkzaamheden moet volgens de Kwaliteitsnorm Archeologie door de bevoegde overheid – in dit geval de gemeente Waterland – een Programma van Eisen (PvE) worden opgesteld, waaraan het werk moet voldoen. Enkele van de hierin opgenomen onderzoeksvragen gingen uit van de in de vorige paragraaf besproken hypothese, en zagen er als volgt uit: _ Zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid van een houten voorloper van de bakstenen kerk? 113


DE SPEELTOREN EN HET RAADSEL VAN DE KERK

_ Zijn er in de ondergrond nog restanten van de funderingen van het voormalige stadhuis en/of de voormalige kerk terug te vinden? _ Is er menselijk skeletmateriaal aanwezig? Met dit PvE in de hand, werden er op het onderzoeksterrein vier werkputten gegraven. Aangezien het smalste gedeelte van het te onderzoeken terrein slechts 3 m breed was, er vele leidingen liepen en het pand ernaast slecht gefundeerd was, werd besloten om de oppervlakte van deze werkputten beperkt te houden. Hiernaast werden er nog twee kleine proefputten gegraven om de fundering van de Speeltoren te inspecteren. De inhoud van deze werkputten zal hier kort naar fase worden besproken. Hierbij wordt slechts ingegaan op de fasen die voor dit artikel relevant zijn. De locatie van de opgravingsputten binnen het onderzoeksterrein. Uit: Verduin, 2011

Fase 1: 14e/15e eeuw Uit deze eerste periode stammen slechts enkele terpophogingen, bestaande uit humeuze kleilagen en een aantal mestlagen, die aan de hand van aardewerkvondsten konden worden gedateerd.

Fase 2: eerste helft 15e eeuw In deze fase is op het Noordeinde 4 een gebouw geplaatst. Van dit gebouw resteerden bakstenen funderingsresten aan de achterzijde van het perceel, die Fase 2. Uit: Verduin, 2011 aan de hand van de baksteenmaten konden worden gedateerd. Deze stukken muur tezamen vormden waarschijnlijk de achterzijde van het gebouw, en ervan uitgaande dat dit tot aan het Noordeinde doorliep, komt de lengte van het oorspronkelijke gebouw op ca. 18 meter. 114

Achter deze structuur werd een graf aangetroffen, dat stratigrafisch in de 14e of 15e eeuw kon worden gedateerd.17 Helaas was het niet mogelijk om dit graf compleet in beeld te krijgen, aangezien alleen het hoofd van de begravene en een gedeelte van de houten kist uit het profiel stak, en de rest buiten het onderzoeksgebied viel. Mede gezien de uiteindelijke interpretatie van het bouwwerk aan het Noordeinde (zie conclusie en interpretatie), wordt dit graf in verband gebracht met het nabijgelegen gasthuis, dat gevestigd was boven de middeleeuwse waag.18 Fase 3: tweede helft 15e eeuw Uit deze periode stammen de sporen van de volgende drie Fase 3. Uit: Verduin, 2011 gebouwen: een groot gebouw aan het Noordeinde, dat over de in het voorgaande genoemde vroeg-15e-eeuwse funderingsresten is heengebouwd, de fundering van de Speeltoren en een gebouw aan de Middendam. Van het bouwwerk aan het Noordeinde werden twee delen van parallel lopende zijmuren en een gedeelte van de voorgevel of tussenmuur aangetroffen. De achtermuur van het gebouw werd niet gelokaliseerd, aangezien deze vermoedelijk buiten het opgravingsterrein ligt. Aan de hand van de baksteenmaten kon het gebouw globaal gedateerd worden tussen ca. 1375 en 1500. Ook resteerden er van dit gebouw twee vloerniveaus, bestaande uit versleten en verzakte plavuizen. Onder het bovenste vloerniveau lag een vlijlaag (een onderlaag om de grond mee te egaliseren), met daaronder direct de tweede plavuizenvloer. De datering van deze plavuizen, en daarmee van de vloerniveaus komt overeen met de globale datering van het gebouw: tussen 1300 en 1500.19 Deze opeenvolging van vloerniveaus kan worden verklaard aan de hand van het historische gegeven dat er in 1499 en 1512 twee grote stadsbranden in Monnickendam hebben gewoed, waarbij slechts enkele huizen en de Grote Kerk werden gespaard. In de genoemde vlijlaag, en ook alléén in deze laag, zijn namelijk as, houtskool en stukken leisteen vermoedelijk afkomstig van de dakbedekking van het gebouw – aangetroffen, wat zou betekenen dat de onderliggende bouwfase bij 115


DE SPEELTOREN EN HET RAADSEL VAN DE KERK

de eerste of tweede stadsbrand is vernietigd. In combinatie met de datering van de ondergrond, betekent dit dat de eerste bouwfase uit de tweede helft van de 15e eeuw dateert. De tweede bouwfase dateert logischerwijs van na 1499 of na 1512.20

geen kerk heeft gestaan. In dat geval blijven er vragen, want als de Speeltoren geen kerktoren was, hoe moet dit bouwwerk dan wel geïnterpreteerd worden? En waar stond dan wel de eerste kerk van Monnickendam?

De bakstenen fundering van de Speeltoren kon, slechts uitgaande van de baksteenmaten, net als de eerste bouwfase van het zojuist besproken gebouw, in de vijftiende eeuw worden gedateerd. De hieronder aangetroffen houten funderingstechniek onderstreept deze datering.21 Bovendien bleken de funderingen van beide gebouwen met elkaar in verband te zijn gemetseld (afbeelding 5), met het zelfde type baksteen.22 Dit zou betekenen dat de Speeltoren tegelijkertijd met het gebouw aan het Noordeinde is gebouwd, in de tweede helft van de 15e eeuw. In de eeuwen hierop zou het bouwwerk blijven staan, tot de uiteindelijke sloop hiervan in de negentiende eeuw.

Een mogelijk antwoord op de eerste vraag vinden we in het Amsterdam van vóór de zeventiende eeuw. Op de Dam, waar nu het Paleis (tot 1808 het stadhuis) staat, bevond zich tot 1652 een bijzondere cluster van gebouwen, waarvan de geschiedenis was begonnen in de tweede helft van de 14e eeuw. Er bestond destijds een dringende behoefte aan een representatieve locatie voor het bestuurlijk centrum van de al maar groeiende stad. Een locatie werd gevonden op het plaetse nabij de Middeldam (in de zestiende eeuw zijn deze samen ‘de Dam’ gaan heten), vlakbij het Oude of St. Elisabethgasthuis. 23

Conclusie van het archeologisch onderzoek Het archeologisch onderzoek leverde de volgende conclusies op met betrekking tot de bouwgeschiedenis van het terrein rondom de Speeltoren: _ Aangezien het bouwwerk dat op zijn laatst na 1512 aan het Noordeinde is gebouwd (zie fase 3) pas in de negentiende eeuw is overbouwd, moet het hier gaan om de restanten van het Monnickendamse raadhuis, dat voor het eerst wordt vermeld op de stadskaart van Van Deventer (1560) en daarna regelmatig opduikt in de historische bronnen. _ De oudste bouwfase van dit pand dateert in de tweede helft van de vijftiende eeuw, evenals de Speeltoren, die vermoedelijk tegelijkertijd werd gebouwd. _ Beide bouwfasen vertonen geen typische kenmerken van kerkgebouwen, zoals begravingen onder de vloer, noch zijn er aanwijzingen gevonden voor een ombouw tot kerk. Bovendien is het gebouw te jong om de St. Nicolaaskerk vooraf te zijn gegaan. _ Er zijn geen aanwijzingen voor een oudere (houten) kerk op het onderzoeksterrein. Samenvattend kan er gezegd worden dat er geen archeologische basis bestaat voor een vroegere kerk aan het Noordeinde. Interpretatie Het is inmiddels duidelijk geworden dat de theorie van een middeleeuwse kerk aan het Noordeinde altijd al wankel was, en dat deze door het archeologisch onderzoek van 2011 nog verder is ondergraven. We zouden kunnen stellen dat hier 116

Het nieuwe raadhuis verrees uiteindelijk rond 1395, als een eenvoudig, langwerpig gebouw met twee bouwlagen, een zolder en een zadeldak. In de eeuw daarop werd het gebouw verder uitgebreid, eerst met een vierschaar (openbare rechtbank) en later, na de grote stadsbrand van 1452, met een rechthoekige toren, waarin de burgemeesters vergaderden. Ten slotte werd in 1492 het St. Elisabethgasthuis met kapel bij het gebouw getrokken.24 Naast het feit dat men in 15e-eeuws Monnickendam een zelfde cluster van bouwwerken (dam-gasthuis-raadhuis-toren) aantrof, vertoont specifiek de Speeltoren en het vroegere raadhuis een sterke gelijkenis met de Amsterdamse situatie. Beide torens waren namelijk gebouwd in een relatief brede, rechthoekige vorm in Hollands-Gotische stijl, en opgetrokken uit baksteen. Bovendien was in beide gevallen de toren náást het langwerpige raadhuisgebouw geplaatst, met de gevels gelijk aan de straatkant. Overigens werd ook deze toren in de zestiende eeuw van een carillon voorzien, dat op Links: detail uit Het oude stadhuis te Amsterdam door gezette tijden en bij feestelijke gelegenPieter Jansz. Saenredam, 1657 heden werd bespeeld door de stadsbeiRechts: de Speeltoren van Monnickendam aardier. 117


DE SPEELTOREN EN HET RAADSEL VAN DE KERK

Bronvermelding _

Brinkkemper, D./J.Boon/K.Karregat/J.Kock/J.Schilder/A.Steur-Hoogland/M.Tessel, 2000: Van monnikenwerk naar parochiekerk. De geschiedenis van de Nicolaas- en Antoniusparochie te Monnickendam bij gelegenheid van het eeuwfeest van de r.k. kerk aan het Noordeinde 1900-2000, Monnickendam

_

Cock, de, J.K., 1975: Historische geografie van Waterland, in: Holland, regionaal-historisch tijdschrijft,

_

Melker, B. de, 2004: Burgers en devotie, in: M. Carosso-Kok (red.), Geschiedenis van Amsterdam tot

_

Muller, P.L., 1881: Regesta Hannonensia. Lijst van oorkonden betreffende Holland en Zeeland uit het tijdvak

nummer 5, oktober 1975, pp. 329-349

1578. Een stad uit het niets, Amsterdam, p.251-312

der regeering van het Henegouwsche huis, 1299-1345, die in het charterboek van Van Mieris ontbreken, ’t Oude Stadthuys met St. Elisabeths Gasthuys,

Dezelfde afbeelding als links, maar dan gespiegeld,

anonieme prent (1729) naar de stadskaart van

en met slechts het stadhuis en de toren weergegeven

’s Gravenhage _

Nienhuis, C.G., 1987: De geschiedenis van de raadhuizen en de Speeltoren in Monnickendam, in: Jaarboek

_

Rutte, R., 2008: Stadslandschappen. Een overzicht van de stadswording in Nederland van de elfde tot de

Amsterdam door Cornelis Anthonisz (1544)

De gelijkenissen tussen beide raadhuizen en hun torens roepen interessante nieuwe vragen op: was de één naar voorbeeld van de ander gebouwd? En wat zegt dit over de verhoudingen tussen deze steden, die in de vijftiende eeuw beide nog volop in opkomst waren? Zeker is dat, hoewel Monnickendam het uiteindelijk economisch moest afleggen, zij in ieder geval haar geliefde toren behield. De vraag waar de oudste parochiekerk van Monnickendam heeft gestaan, blijft voorlopig ook onbeantwoord. Theoretisch bestaat er de mogelijkheid dat de werkputten precies om de restanten van een houten kerk zijn gegraven, al lijkt dit onwaarschijnlijk. Andere, reeds besproken kandidaten, zoals een directe voorloper van de St. Nicolaaskerk onder de oudst bekende bouwfase, en de BegijHet Stadhuis te Monnikendam, prent door Hendrik Spilman, ca. 1750 nenkerk van het naastgelegen klooster Mariëngaarde liggen dan meer voor de hand. Hier lag immers, volgens de huidige inzichten, de oorsprong van de stad. Wellicht dat toekomstig historisch en archeologisch onderzoek naar het verleden van Monnickendam onze vragen zullen beantwoorden. 118

Vereniging Oud-Monnickendam, jaargang 1987, nr. 4 van 9.

vijftiende eeuw, in: Rutte, R./H. van Engen (red.), Stadswording in de Nederlanden. Op zoek naar overzicht, Hilversum, p.143-169 _

Speet, B., 2004: Verstening, verdichting en vergroting, in: M. Carosso-Kok (red.), Geschiedenis van Amsterdam tot 1578. Een stad uit het niets, Amsterdam, p.75-106

_

Verduin, J.T., 2011: Archeologisch onderzoek (IVO-P en AO) aan het Noordeinde 4 en archeologische

_

Verkerk, C.L., 2004: De goede lieden van het gerecht, in: M. Carosso-Kok (red.), Geschiedenis van

Amsterdam tot 1578. Een stad uit het niets, Amsterdam, p.175-201

begeleiding (AB) bij de Speeltoren te Monnickendam, gemeente Waterland, Zaandijk (Hollandia reeks 388)

Noten 1

Brinkkemper et al., 2000; Verduin, 2011, 44

2

Brinkkemper et al., 2000, 18-19

3

Cock, de, 1975, 344

4

De oudste sporen van bewoning werden aangetroffen in de Kerkstraat. Op het Zuideinde, waar

De Cock de oudste huizen verwacht, is nog geen archeologisch onderzoek gedaan.

5

Muller, 1881, 270

6

Speet, 2004, 75-76

7

Cock, de, 1975, 347

8

Verduin, 2011, 33

9

Nienhuis, 1987

10 De parochiekerk stond meestal op de plek waar een nederzetting oorspronkelijk was begonnen,

niet in de latere havenstad – Rutte, 2008, 165

11

Verduin, 2011, 33

12 http://www.oudekerk.nl/; Melker, de, 2004, 254 13 Nienhuis, 1987

119


14 Verduin, 2011, 20

Openbaar vervoer in Waterland na de Tram

15 http://nl.wikipedia.org/wiki/Hollandse–gotiek 16

Cock, de, 1975

Piet Jongert

17 Dendrochronologische analyse van enkele houtmonsters leverde geen datering op. 18 Van de middeleeuwse Waag (het huidige gebouw dateert in de 17e eeuw) is bekend dat hierboven

een gasthuis was gevestigd met mogelijk een kapel. Het is goed mogelijk dat men daar beschikte

over een eigen kleine begraafplaats – Verduin, 2011, 52

19 Verduin, 2011, 37 20 Verduin, 2011, 37

Ik heb mij in het artikel op de volgende pagina’s beperkt tot het busvervoer in

21 Verduin, 2011, 48

Waterland en de tram alleen in het begin even aangestipt. Enerzijds omdat ik niet

22 Over deze conclusie in het archeologisch rapport bleek tijdens de lezing over deze opgraving op

voldoende inhoudelijke kennis bezit over het trambedrijf en anderzijds omdat er al

18 oktober 2012 nog wel enige discussie te bestaan. Klaas Roos, die aanwezig was bij de opgraving,

voldoende over is gepubliceerd en ik daar weinig aan kan toevoegen.

meent namelijk dat er geen sprake is van een metselverband. In ieder geval wijzen de baksteen

maten en het type fundering op een overeenkomstige datering van de Speeltoren en het gebouw

Ik ben vanaf 1969 tot aan mijn (pre)VUT in 2002 werkzaam geweest bij het busbedrijf

ernaast in de 15e eeuw.

in Waterland, aanvankelijk als chauffeur en heb daarna functies als controleur,

23 Verkerk, 2004, 175

planner en unitmanager van de stalling Volendam mogen bekleden. Hierdoor heb

24 Verkerk, 2004, 175

ik enige kennis kunnen vergaren. Hoewel ik dit artikel zoveel mogelijk in het historisch perspectief van Monnickendam probeer te plaatsen, dien ik voor de volledigheid toch het gehele plaatje te schetsen van het busbedrijf in Waterland incl. het tariefstelsel, plaatsbewijzen en materieel. Verder vindt u in dit artikel hoofdstukken over de problemen in Monnickendam in relatie met de bus, een beschrijving van de buslijnen in Waterland, ongeregeld vervoer zoals groepsvervoer, schoolreisjes, enz. en een flink hoofdstuk over agressie in en buiten de bus m.b.t. disco in Monnickendam. Ik hoop dat u veel plezier beleeft aan het lezen van dit artikel en voor een aantal oudere passagiers de herkenning van het vervoer met de bus in de beginjaren. Ten slotte wil ik de volgende mensen bedanken voor het beschikbaar stellen van hun materiaal: Tim Castricum, Carolien van de Wetering, Anton de Boer en Piet Kemper. Piet Jongert

120

121


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

Start en huisvesting Rayon Volendam De verbinding in Waterland, tussen Amsterdam, Monnickendam, Edam en Volendam, werd onderhouden door de elektrische tram van de N.Z.H.V.M. In verband met de Amsterdamse tunnelplannen, waarbij het tramstation benoorden het Y moest worden afgebroken omdat het op het geprojecteerde tunnel tracé stond, werd de tramverbinding door bussen vervangen. Door tegenruil van lijnen met de NZHVM te Haarlem kwam de NACO eerst in 1949 in het bezit van de buslijnen van Amsterdam naar Purmerend en in 1956 van het traject Edam-Volendam-Amsterdam. Op 29 september 1956 vertrok de laatste tram uit Volendam en de volgende dag, 30 september 1956, werd het busbedrijf (NACO) operationeel. De NACO heeft als vestiging voor hun nieuwe rayon Volendam gekozen.

twee kassiers gehuisvest waren. De chauffeurs meldden zich hier in dienst en kregen hun bus toegewezen. Hier werd ’s nachts wacht gelopen want de geparkeerde bussen waren niet afgesloten en regelmatig werden deze bussen in het weekend gebruikt voor amoureuze avonturen of zelfs als toilet.

Werving chauffeurs voor Volendam. (bron: NC via Waterlands archief)

‘In de vroege morgenuren van de 30ste september 1956 was het bijzonder rustig op het parkeerterrein van restaurant AMVO te Volendam. Zo rustig, dat men niet zou zeggen, dat er zich te Volendam een evolutie voltrok op het gebied van personenvervoer. Geen fanfares, geen toespraken, zelfs geen vlagvertoon kondigde de eerste bus aan, die Volendam – na 68 jaar tramvervoer -- een autobusverbinding met de hoofdstad des lands zou geven! Slechts een twintigtal autobussen, keurig in het gelid opgesteld, brachten een saluut aan een van hun makkers, die de eerste zou mogen zijn om de busverbinding te

Kosthuis gezocht voor chauffeurs uit de vreemde. (bron: NC via Waterlands archief)

Personeel werd al ver voor de start van het busvervoer aangeworven. Overal verschenen advertenties in kranten waarmee chauffeurs opgeroepen werden om bij de NACO in Volendam in dienst te treden. Opvallend was de eis dat zij niet brildragend mochten zijn. De nieuwe chauffeurs kwamen vooral uit de omgeving van Volendam maar ook uit Hoorn, Purmerend, Drenthe en Friesland werden ze aangenomen. De NACO zette ook diverse keren een advertentie om kosthuizen voor deze mensen te zoeken en uiteindelijk konden zij bij diverse families, o.a. Basseleur, worden gehuisvest. Uiteindelijk werd er gestart met 27 chauffeurs. Vanaf de NZH tram kwam ook personeel over en die kregen een functie die bij hun capaciteiten pasten, zoals haltechef, controleur, wagenwasser en een enkele werd opgeleid tot chauffeur. De Heer Stamkot uit Monnickendam was ook van de NZH tram overgekomen en werd controleur/haltechef.

openen.’ (uit het pers.blad NACO-nieuws nov. 1956. vz Piet Kemper)

Voor het in dienst stellen van de Waterlandse lijnen moesten zeven Crossley bussen van de N.Z.H. worden overgenomen en opgeknapt, terwijl ook nog enkele Crossley’s uit eigen bedrijf werden omgebouwd tot eenmanswagens. In totaal werd gestart met 14 Crossley’s en 3 Scania’s. De bussen werden gestald op het parkeerterrein achter de AMVO en het onderhoud werd uitgevoerd in de garage van Cees Kil waar enkele monteurs van de NACO speciaal voor deze bussen werkzaam waren. De lijndiensten vertrokken in het eerste jaar vanaf het parkeerterrein, daar eerst de rails nog van de Zeestraat verwijderd moesten worden en de bestrating aangelegd. Op het terrein van de AMVO stond een keet waar de Rayonchef, Stationschef en 122

Het nieuwe busstation aan de Zeestraat (foto: P. ten Hage vz PJ)

123


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

De nieuwe garage aan de Julianaweg. Zoals op de foto te zien staat de garage nog in het weiland met het gevaar dat er wel eens een bus in de sloot rolde. (foto: P. ten Hage vz PJ)

Ook uit Monnickendam en Broek in Waterland werden chauffeurs aangetrokken en omdat er in die tijd niet veel in bezit van een auto waren, kregen deze de beschikking over een personeel bus, onder de chauffeurs bekend als P.O.D. bus (Personeel Ophaal Dienst). Deze bus werd volgens een rooster door een plaatsgenoot die late dienst had meegenomen en de collega die vroege dienst had kon er mee naar zijn werk.

‘NACO-BUSSEN DOOR MONNICKENDAM BRENGEN GROOT GEVAAR’. Waarom niet de Hoofdweg? (de hoofdweg is nu de N247) ‘Is het verantwoord de busdiensten van de NACO door de stad Monnikendam te blijven leiden, terwijl hierdoor ernstige verkeersproblemen ontstaan? Mag de veiligheid van het steeds toenemend verkeer worden opgeofferd aan voortzetting van plaatselijke toestanden uit vroeger jaren? Deze vragen dringen meer en meer op nu de tramdiensten door de NACO zijn overgenomen en dagelijks chauffeurs gedwongen zijn de vrij smalle straten van Monnikendam door te trekken en bij sluis en brug alle stuurmanskunst wordt vereist om het voertuig met kostbare lading veilig over te brengen.’ Wij menen, dat de vereniging voor veilig verkeer en de verkeerspolitie, wanneer door deze instanties een intensief onderzoek wordt ingesteld, afwijzend moeten staan tegenover deze situatie. Als de bussen van Amsterdam komende de brug aan de ingang van Monnikendam moeten oprijden, is de chauffeur verplicht zijn wagen eerst naar de linkerhelft van de hoofdverkeersweg te sturen en daarna rechtsaf te slaan, waardoor enige tijd het verkeer volkomen is gestremd. Bij helder weer kan dit manoeuvreren vroeg genoeg door andere weggebruikers worden overzien, maar enorm gevaar ontstaat bij mistig, regenachtig en donker weer. Dan is het voor de

Er moest dus veel geïmproviseerd worden gezien het ontbreken van goede voorzieningen. Met medewerking van de gemeente Volendam werden plannen gemaakt voor nieuwbouw en in 1957 verrees op de Zeestraat een modern gebouw met een kantoor, chauffeursverblijf en openbare toiletten. Het kantoor werd de werkplek voor de Rayonchef, Stationschef en twee kassiers. Aan de Julianaweg werd een grote moderne garage gerealiseerd compleet met werkplaats voor reparaties en onderhoud aan de autobussen, een wasstraat en een ruimte waar de chauffeurs zich meldden voor hun dienst. Naast de garage werd een woonhuis gebouw voor de chef monteur zodat er tevens altijd toezicht was. Problemen en (leuke) voorvallen in en rond Monnickendam in relatie met het busvervoer. Waar in Edam en Volendam de overgang van tram naar bus betrekkelijk rustig was verlopen ontstonden in Monnickendam de nodige problemen m.b.t. veiligheid, overlast en infrastructuur. In dit hoofdstuk wordt, o.a. aan de hand van artikelen uit de Noord-Hollandse Courant (verder als NC), wetenswaardigheden behandeld. Verder een paar leuke en minder leuke voorvallen in en rond Monnickendam en een beschrijving van de barre winter 1962/1963 in Waterland.

chauffeur van de bus al geen pretje om zijn omvangrijke voertuig over de brug te leiden, maar kan het voorkomen, dat andere gebruikers van de hoofdweg, die onbekend zijn met deze toestand, tegen de afzwaaiende autobus terechtkomen, met de gevolgen daaraan verbonden. Ook in de straten van Monnikendam levert het geregeld busverkeer moeilijkheden en is het speciaal de jeugd, die gevaar loopt. Zou het niet beter zijn de halteplaatsen te verleggen naar de hoofdweg? De bussen stoppen aan beide uiteinden van de stad en eenmaal in het centrum. Voor de mensen, die aan de buitenzijde van de stad plaats nemen is het weinig moeite even verder naar de weg te lopen. Alleen passagiers, die in het centrum in- en uitstappen zullen een paar stappen meer moeten geven.’

Tot zover enkele bezwaren en aanbevelingen van de schrijver van dit artikel. Men vergeet dat de horde mensen in de ochtendspits de Hoofdweg zou moeten oversteken met alle risico’s van dien. Ook de buschauffeur kwam nog even aan de beurt met het volgende: ‘Als daarbij de NACO-chauffeurs er mee staken in hun voertuigen voor 43 zittende en 15 staande personen, dus gerechtvaardigd 58 mensen, omstreeks zeventig passagiers te ‘drukken’, de aantallen zijn gecontroleerd!, dan wordt ook op deze manier de veiligheid gediend. Men stelle zich voor, dat met een als haringen in een ton gevulde bus een ongeval gebeurt...’

Veiligheid en overlast In de NC van 29 oktober 1956 werd een groot artikel geplaatst over de onrust die ontstaan was over het zware busverkeer in de binnenstad. Het begint met: 124

Verder werd in dit artikel nog een opmerking gemaakt over het gebrek aan behoorlijke wachtgelegenheden en het feit dat het zo lang duurde voor alle mensen 125


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

konden instappen omdat de chauffeur de kaartjes moest knippen voor hij kon rijden. Men was natuurlijk de tram gewend waar onderweg de conducteur langs kwam om de kaartjes te knippen zonder dat men buiten hoefde te wachten.

het gevaar, hieraan verbonden, zo klein mogelijk te houden. Begonnen zal worden met het opruimen van de rails in de Kerkstraat en het Noordeinde en het aanbrengen van een goede bestrating. Bovendien zal in deze straten een volledig parkeerverbod van kracht worden, waardoor de grote bussen meer ruimte krijgen. Een en ander zal zeker tot gevolg hebben, dat

Brug over de Broekervaart In de NC van 7 november 1956 staat een artikel dat de provincie van plan is op korte termijn de brug over de Broekervaart te Monnikendam gesloten te verklaren voor het zware verkeer. Dit betekent dat, buiten het vrachtverkeer, ook de NACO bussen en touringcars Monnickendam aan de Amsterdamse kant niet meer kunnen binnenrijden. Als dit besluit officieel wordt, zal van verscheidene kanten protesten klinken. Verder vond men het op zijn zachtst gezegd schandalig, dat het al enige jaren oude plan van de provincie om de bouwvallige brug te vervangen door een betere nog niet was gerealiseerd. Dat dit sommigen goed uitkwam blijkt uit het volgende:

De schuldige van het probleem is volgens het artikel de provincie. Wanneer tijdig een goede brug was aangelegd bij Monnikendam was veel narigheid voorkomen. Men verzuchtte verder, als de afsluiting een voorbode is van een nieuwe brug ‘beter laat dan nooit’. Op 30 november 1956 kopte de NC in een artikel met:

‘Gezien de toestand waarin de brug zich thans bevindt, is het verbod zeker te verwachten,

‘BRUG BIJ MONNIKENDAM WORDT ZONDAG GESLOTEN’.

de bussen geen groter gevaar zullen opleveren dan de tram. Ook nauwlettend zal worden toegezien op de snelheid van de bussen. Burgemeester Kelder deelde ons in dit verband mede, dat hij diep respect had voor de NACO en de buschauffeurs, die alles in het werk stellen de veiligheid te dienen, terwijl ons van de zijde van de NACO-directie werd verklaard dat er steeds op veiligheid wordt gehamerd.’

vooral ook, omdat de 120 NACO bussen, die er nu dagelijks overheen denderen deze toestand

‘NACO bussen zullen dan buitenom moeten rijden’

uiteraard nog zullen verslechteren. Het gevolg zal dus zijn, dat de NACO bussen bij een verbod

‘De valbijl voor Monnikendam is gevallen. Provinciale Waterstaat heeft de gemeente medege-

de Provinciale weg zullen moeten houden en niet meer door Monnikendam zullen rijden.

deeld, dat de brug aan de zuidkant van de gemeente (bij de Grote Kerk) met ingang van zondag

Kort geleden hebben wij in onze krant (zie art. van 29 oct. hierboven) de wenselijkheid hiervan

2 december gesloten zal worden verklaard voor al het wegverkeer dat zwaarder is belast dan 3

al naar voren gebracht, aangezien wij van mening zijn, dat het ‘opdraaien’ van de bussen naar

ton per as. Dit besluit houdt in, dat met diezelfde datum de NACO bussen niet meer door de

de brug gevaar oplevert voor de andere weggebruikers. De bussen komen namelijk bij deze

gemeente mogen rijden maar buitenom moeten gaan. Monnikendam is niet voornemens zich

manoeuvre op de linker helft van het wegdek.’

bij dit harde besluit neer te leggen en de gemeentenaren hebben dat gisteravond in een protestbijeenkomst niet onder stoelen of banken gestoken. Na vele felle verwijten aan het adres

In het volgende citaat werd men gewezen op de problemen van buitenom rijden:

van de provincie werd besloten een actiecomité in het leven te roepen. Dit actiecomité kwam direct tot daden, want nog gisteravond werd een protesttelegram verzonden aan Gedeputeer-

‘Van bevoegde zijde is ons thans medegedeeld, dat het buitenom rijden ook gevaren met zich

de Staten.’

brengt. In de eerste plaats zullen dagelijks enige honderden passagiers de drukke weg moeten oversteken en vooral bij mist en dergelijke bestaat ook dan het gevaar van aanrijdingen en

Hieronder de volledige tekst van dit telegram:

dergelijk. Voor de NACO komt er bovendien nog een extra moeilijkheid bij, omdat deze onderneming ook het vervoer van Monnikendam naar Marken in handen heeft en bij buitenom

‘Het comite van actie ter handhaving van de verbinding van Monnikendam en het eiland Mar-

rijden een passagier van Amsterdam naar Marken bij Monnikendam enige honderden meters

ken met de buitenwereld heeft met grote ontsteltenis kennis genomen van Uw besluit tot

moet laten wandelen...’ (naar de boot! PJ)

drastische beperking van het verkeer op de provinciale brug ten zuiden van Monnikendam en verzoekt U dringend om een onderhoud op zeer korte termijn met Uw college en tevens tot

Voor de gemeente en de NACO was er dus alles aan gelegen dat het besluit niet officieel zou worden en wilden er van alles aan doen om dit terug te draaien:

onmiddellijke opschorting van het desbetreffende besluit, zodat dit zondag a.s. geen doorgang zal vinden, zulks mede in verband met levensgevaar voor buspassagiers en snelverkeer. Getekend,

‘Ten aanzien van het rijden van de bussen door de nauwe straten van Monnikendam heeft

G. BLOEM, voorzitter.’

burgemeester Kelder ons medegedeeld, dat het gemeentebestuur alles in het werk zal stellen 126

127


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

Afschriften van dit telegram werden ook naar de directie van de NACO en de ANWB gestuurd.Verder heeft het actiecomité het gemeentebestuur van Monnikendam benaderd om een contra-expertise van de brug te laten instellen. De burgemeesters en wethouders van Monnikendam en Marken zijn meteen afgereisd naar Haarlem om een speciaal onderhoud te hebben met de Commissaris van de Koningin in de provincie, dr. Prinsen. Resultaat van dit onderhoud was dat de Commissaris een nieuw onderzoek naar de toestand van de brug in Monnikendam had toegezegd. De inspanningen van al deze mensen leidden wel tot een goed resultaat. Op 12 december berichtte de NC dat de brug over de provinciale vaart tot 22 december 1956 gesloten zal zijn in verband met ‘verzwaring van de brug’. Op 2 augustus 1957 (NC) werd gestart met de voorbereidende werken van een nieuwe brug over de provinciale vaart even ten noorden van de oude. Op 23 mei 1958 schreef de NC:

Toen ze echter in Monnikendam gekomen als plaats van bestemming ‘Marken’ op de bus kwam te staan en de richting van de dijk naar Uitdam werd gekozen, waren ze overtuigd. In 13 minuten tijds werd de rit over de dijk gemaakt. Daarna moesten de Markers nog wel een kwartiertje glibberen over het dijkje naar hun woningen omdat de aansluitende weg op het ex-eiland naar de dijk nog niet gereed is, maar dat kon de pret niet meer bederven. Ook de verdere diensten werden die avond per bus gedaan, terwijl eveneens de eerste ochtenddiensten door de bussen werden gereden. Toen de boot weer behoorlijk kon varen, nam die het vervoer tussen Monnikendam en Marken over. Het ligt voor de hand, dat de Markers het snelle optreden van de NACO ten zeerste op prijs stelden.’

Bus in de goot Dit kwam diverse keren voor in het Noordeinde en Zuideinde. In de NC van 7 juli 1958 stond het volgende berichtje: ‘Lijn EF moest om half 4 in begin Noordeinde uitwijken voor een vrachtwagen met trailer. De bus kwam op één van de gootplanken, daar doorheen zakte en vervolgens met één wiel muur-

‘Nieuwe brug in gebruik in Monnikendam’ ‘Gistermiddag is de nieuwe brug over de provinciale vaart in gebruik gesteld. Er werden wei-

vast bleef zitten. Door monteurs van de NACO werd hij er uit gehaald en met veel vertraging kon hij zijn weg vervolgen.’

nig woorden aan gespendeerd. Met de ingebruikneming van de nieuwe brug werd gelijkertijd de oude brug buiten werking gesteld. De laatste die deze passeerde was een bestelauto van ‘De Hunze’. De eerste auto die

Een goot en stoep aan het Zuideinde moest er ook aan geloven. Volgens een artikel van de NC van 24 juli 1959 kon Monnickendam de drukte bijna niet meer aan:

over de nieuwe brug kwam, was er een van de Monnikendammer vishandel van de firma Vlak. Op de plaats waar de nieuwe brug ligt is heel vroeger reeds een gebogen houten brug geweest.

‘Ook in het Zuideinde is de stroom van auto’s zeer groot. Een NACO bus, die bij de Grote Noord

Het daarvan nog bestaande pad is door de gemeente in eigen beheer verbreed en verbeterd tot

voor een tegenligger moest uitwijken, kwam op de stoep van de heer Meemen terecht.’

de daar nu bestaande in- en uitvalsweg.’

Ongeloof bij Marker passagiers, met de boot heen en de bus terug Dat de NACO zijn uiterste best deed om goede dienstverlening te verrichten bleek uit het volgende krantenartikel van 20 december 1957 uit de NC:

Rommelpotterij De oudere Monnickendammers hebben allen wel eens mee gedaan aan de ‘Rommelpotterij’ op Vastenavond en dat het openbaar vervoer hier ook last van had, blijkt uit een artikel uit de NC van 4 maart 1960:

Nacobussen reden naar Marken toen bootje niet verder kon.

‘De Vastenavond pret is weer als vorige jaren op tamelijk luidruchtige wijze gevierd. Tegen

‘Geheel onverwachts hebben deze week de eerste autobussen over de dijk naar Marken gere-

zessen hoorden we reeds uit de verte het geluid van met touwen aan elkander vastgemaakte

den. Kruiend ijs in de Gouwzee, welke de tocht per boot moeilijk maakte, was de oorzaak hier-

blikken die door een aantal knapen over de straat werden gesleept. Allengs werd het drukker

van. De gehele woensdag had schipper Kes al moeilijkheden gehad met de overtocht. Steeds

en de slepen rommel werden uitgebreider. De jeugd kwam van alle kanten aanrukken om aan

weer kwamen er ijsschotsen in zijn vaargeul, waardoor het schip slechts langzaam vooruit

het festijn deel te nemen. Ongeveer half acht nam het geluid dusdanige vormen aan dat horen

kwam. Toen woensdagmiddag de situatie nog slechter werd, nam de directie van de NACO het

en zien verging. Even later had men een grote verzameling rommel achter een NACO bus ge-

besluit met bussen naar Marken te rijden.

bonden, waardoor het verkeer in het Noordeinde gevaar begon te lopen. Gelukkig raakte de

De Markers, die ’s middags 5 uur in Amsterdam in de bus waren gestapt wilden het niet gelo-

sleep los, maar het gevolg was dat deze nog steeds met oorverdovend geraas door de straat

ven, toen de buschauffeur hen vertelde, dat ze konden blijven zitten tot het voormalige eiland.

werd getrokken.

128

129


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

Om het programma volledig af te werken, kwamen de feestvierende knapen op het onzalige idee de brandsirene op het raadhuis in werking te stellen. Gelukkig had ieder direct door wat er aan de hand was. Na acht uur was het feest ten einde, maar overal langs de straat lag de rommel nog verspreid en moesten enige gemeentewerklieden de straat schoonmaken.’

Hoofddeur De eerste bussen waren grote Crossley bussen waarvan de voordeur als een harmonica dicht vouwde en in die tijd zat er nog geen beveiliging op. Op zekere dag in 1959 had een chauffeur bij de Grote Kerk zijn bus geladen en sloot zijn deur om weg te rijden toen er nog een passagier hard kwam aanlopen en in de bus wou springen. Op het moment dat de passagier de bus in probeerde te springen klapte de deur dicht en bevond zich in de bus één hand met een tas er aan en daarboven een rood hoofd. De rest van de man bevond zich buiten de bus. De schrik was groot bij zowel de man als de chauffeur, die hem nooit aan heeft zien komen. Behalve een geknakte trots had de man gelukkig geen letsel. Wachtlokaal In 1961 was er een discussie in een gemeenteraadsvergadering om een wachtlokaal voor passagiers te realiseren t.o. de Grote Kerk bij de Como. NC van 30 februari 1961: ‘Daar de toename van het aantal reizigers, dat bij de halte Grote Kerk instapt het niet meer mogelijk maakt de bouw van een wachtgelegenheid uit te stellen, komt op korte termijn op deze zeer ongeriefelijke plek een wachtgelegenheid te staan, die de gemeente ten laste van de kapitaalsdienst 1961 op 2010 gulden komt te staan terwijl de NACO het resterende bedrag, zijnde 1000 gulden voor haar rekening gaat nemen. De heer Wijchers vond de keuze van deze plaats niet zoals het moet zijn. Ten eerste waren hem klachten van de bedrijfsleider van de COMO ter ore gekomen, die van de wachtende reizigers last zou ondervinden en esthetisch vond hij de plaats ook niet zo juist gekozen. Spreker had al meer malen aangedrongen, ter beveiliging van de levens van de eigen bewoners. Hij stelde daarom voor het wachthuisje op de Bernhardlaan te projecteren en de bussen uit de richting Volendam en Edam bij de Speeltoren linksaf te laten slaan, het Zuideinde door en via de Bernhardlaan naar de provinciale weg te laten rijden. Dit voorstel werd door niemand ondersteund. De heer Kaars (prot. chr.) juichte het plan toe, terwijl de heer Stam vroeg of het gebouwtje niet door Monnikendammer constructeurs kon worden geleverd en de eventuele

De weg kwijt Tijdens de zomer was het altijd heel druk met de afvoer van toeristen vanuit Volendam. Op een dag in 1960 moest een chauffeur uit Purmerend de VW naar Amsterdam bijrijden. De man wist echter niet goed de weg door Monnickendam. De chauffeur van de lijndienst zei hem dat hij de bus maar moest volgen. Maar door de grote drukte duurde het wat lang voor hij Volendam uit was en de lijndienst was al richting Monnickendam. Op het Noordeinde in Monnickendam aangekomen zag hij net de achterkant van een bus en reed hier onmiddellijk achteraan. Bij de speeltoren ging de bus linksaf door het Zuideinde en de man ging hier trouw achteraan. Wat hij echter niet in de gaten had, was dat dit de bus naar Marken was. Op Marken aangekomen vroeg hij aan de lijndienstchauffeur hoe hij nu naar Amsterdam moest. Zijn collega legde uit dat hij in Monnickendam bij de Speeltoren rechtsaf had gemoeten i.p.v. linksaf, dus van Marken af linksaf. De chauffeur had in zijn zenuwen alleen linksaf verstaan en reed terug de dijk over richting Monnickendam. Bij de afslag naar Uitdam zag hij op het ANWB bord de plaatsaanduiding Amsterdam linksaf staan en sloeg dan ook prompt linksaf met het gevolg dat hij met een grote Crossley via Uitdam en Durgerdam, waar hij zelfs een paar keer moest steken om de bocht om te komen, uiteindelijk in Amsterdam aankwam. De passagiers vonden wel dat de terugreis een stuk langer duurde dan de heenreis! Winter van 1962/1963 Veel ouderen herinneren zich de strenge winter van 1963 vooral omdat er toen een elfstedentocht werd gehouden die door Reinier Paping in zeer barre omstandigheden werd gewonnen. Niet minder bar waren de omstandigheden in Waterland. Na een flinke periode van zeer strenge vorst is het op oudejaarsavond hevig gaan sneeuwen en stormen. Daar de zee dicht lag en de wind landinwaarts stond, stoof de sneeuw over de dijken en door de luwte achter de dijken bleef het liggen. Er lag zoveel sneeuw dat de top van de dijk glooiend tot tientallen meters landinwaarts naar beneden liep. Diverse bussen die onderweg waren tijdens de storm kwamen vast te zitten of gleden van de weg. Op de overige wegen was het niet veel beter, op 3 januari om 17.00 uur staakte de NACO alle busdiensten. De passagiers waren vanaf dat moment verstoken van vervoer. In de loop van de volgende dag kwam het vervoer weer heel langzaam op gang nadat schuivers van de provincie de wegen enigszins schoon hadden gemaakt. De NC 9 januari:

reclame daarin niet aan de Monnikendammer winkeliers kan worden afgestaan. De heer Engelvaart stemde voor het voorstel, maar tekende protest aan tegen de z.i. schandalige tege-

‘Er wordt hard gewerkt op de dijk welke van Monnikendam via Zuiderwoude naar Marken

moetkoming van het groot-vervoersbedrijf de N.V. NACO.’

loopt, om de toegang tot het eiland weer begaanbaar te maken. Bulldozers stouwen de enorme sneeuwhopen langs de weg, waarbij metershoge sneeuwmuren gevormd worden waardoor de

130

131


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

autobezitters weer via de nieuwe dijk en de Waterlandse Zeedijk Monnikendam kunnen bereiken. Gistermorgen vroeg probeerden nog enige Markers met hun auto over de Gouwzee Monnikendam te bereiken. Dit was geen eenvoudige zaak. Weliswaar is bijna overal het ijs dik genoeg maar op sommige plaatsen lag nog al wat sneeuw en onder dit sneeuwdek had zich een centimeters diepe laag water gevormd. Hierin liepen enige auto’s vast en werden later met trekkers weggehaald. Mogelijk zal vandaag of uiterlijk morgen de Nacobus weer kunnen rijden.’ Sneeuwoverlast langs de dijk tussen Edam en Volendam en in Katwoude, winter 1962-1963. (foto’s: Anton de Boer en P. ten Hage)

Sneeuwoverlast langs de Waterlandse Zeedijk, winter 1962-1963. (foto’s: Anton de Boer)

Doodschrik Zoals in het begin aangegeven, hadden de chauffeurs uit Monnickendam en Broek in Waterland beschikking over een personeelsbus (POD-bus). De Monnickendammer chauffeur die late dienst had gehad, parkeerde de bus op een parkeerplaats en later op de Pierebaan. De volgende morgen kon een collega van een vroege dienst hier weer mee naar zijn werk. Op een dag ’s morgens om 04.30 uur midden in de winter stond er voor mij op de Pierebaan een oude Scania klaar als POD-bus. Het was pikdonker en spookachtig stil. Ik stapte in de bus, maakte de motorkap open om de snelstartknop in te drukken en startte de motor. Ik stak een lampje aan en keek bij toeval in de binnenspiegel. Tot mijn grote schrik zag ik een in mijn ogen enorme gedaante op de achterbank omhoog rijzen die met slaperige stem in Marker dialect vroeg: ‘Geet deze bus naar Merken’. Verstomd van schrik en met een hartslag van 200 kon ik alleen uitbrengen, ‘Nee’. Het bleek een bekend figuur uit Marken te zijn die vrijwel dagelijks naar Amsterdam ging en heel vaak de laatste bus naar Marken miste.

Ook tussen Edam en Volendam werd verkeer mogelijk. NC 9 januari: ‘Maandagmiddag heeft de sneeuwploeg uit Volendam vandaan, de Nacobus bereikt, welke sedert oudejaarsavond stond ingesneeuwd langs de IJsselmeerdijk tussen Edam en Volendam. De bulldozers komende uit de richting Edam waren toen nog enige honderden meters van dit punt verwijderd. De laatste honderden meters waren zeer moeilijk, zodat het tot gistermiddag duurde, alvorens de weg langs de dijk vrij was. Dit betekent nog niet, dat nu volledig van deze weg gebruik kan worden gemaakt, want de doorgang tussen de twee sneeuwmuren is nog veel te nauw voor de Nacobussen. Bij de smalle doorgang zijn thans verkeerslichten geplaatst, die bediend worden door met walkie-talkie uitgeruste verkeersagenten. De Naco zal vandaag bekijken of de dienst weer uitgevoerd kan worden. De opruimingswerkzaamheden tussen Volendam en Monnikendam vorderen minder snel. Een van de bulldozers is al een keer van de weg gegleden waardoor weer nieuwe moeilijkheden ontstonden. Ook op dit dijkgedeelte staat nog een Nacobus ingesneeuwd.’ 132

Spookbus In de jaren negentig werd de stationsdienst in Purmerend gebeld door een bewoner van het Noordeinde in Monnickendam met de vraag of er iets aan de hand was. Hij werd wakker van lawaai in de anders zo stille straat op dat tijdstip. Hij keek uit zijn slaapkamerraam en in het halfduister zag hij een schim van een grote gelede bus die uit de richting van de Engelse Hoek kwam. Aangezien het eenrichtingsverkeer is in het Noordeinde reed hij dus ook nog tegen de richting in. Begrijpelijk dat de man bezorgd was. Uit onderzoek bleek later dat een kantoormedewerker een rit uit Monnickendam moest versterken. Komende vanuit Purmerend nam hij de afslag bij Monnickendam-Noord i.p.v. de volgende afslag. Maar ja dacht de man, wat maakt het uit het is allebei Monnickendam. 133


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

Tot hij voor het Noordeinde stond en zag dat hij toch wel fout zat maar het niet meer mogelijk was om te keren. Op goed geluk dan maar en hij had het geluk dat hij niets tegenkwam. De man heeft het jaren moeten horen. Buslijnen in Waterland Anders dan vrijwel alle Nederlandse busbedrijven gebruikte de NACO tot aan de fusie met de NZH lijnletters in plaats van lijnnummers. Bij de start van de NACO in Waterland bestond het lijnennet uit vier lijnen: VW, EF, H en AD. In 1959 kwam lijn MN er bij. Lijn H werd uitgevoerd door rayon Purmerend en de overige door het nieuwe rayon Volendam. Hieronder de beschrijving van de lijnen, incl. begin- en eindpunten en voorvallen op die lijn die vermeldenswaard zijn. De route vanaf Monnickendam naar Amsterdam is bij de lijnen EF en MN niet beschreven omdat deze identiek zijn aan de VW. Lijn VW (Volendam-Amsterdam), na 1972 lijn 110 Deze lijn vertrok aanvankelijk vanaf het busstation aan de Zeestraat, maar bij het gereedkomen van de wijk ‘Munnikenveld’ op 7 november 1966 afwisselend ook hier vandaan. (Na aanleg van de Dijkgraaf Poschlaan in Volendam werd het beginpunt verlegd naar Edam). Daarna vervolgde hij zijn route via de Julianaweg en Katwoude naar Monnickendam. Nadat de Zeddeweg aangelegd was, ging men afwisselend rijden over de Zeddeweg of via Katwoude. Vanaf de noordzijde werd Monnickendam binnengereden langs de halte ‘Grafelijkheidssluis’ naar het Noordeinde met als halte ‘De Posthoorn’. Dit was tevens overstapplaats voor de veerdienst Marken-Monnickendam. De chauffeur moest wachten tot de boot was gearriveerd en als de meute dan vanaf de haven door de steeg kwam aangestormd, want een ieder wilde graag een zitplaats, kon hij zijn route vervolgen. De veerdienst was van levensbelang voor de bevolking van Marken, het was voor hen de enige vorm van openbaar vervoer. De bootdienst heeft 60 jaar bestaan en zou tot 1959 in bedrijf blijven. Daarna opende de NACO een busdienst over de pas geopende dijk naar Marken. De veerboot Monnickendam – Marken bij zijn aanlegplaats op ’t Prooyen in Monnickendam, in Een groot aantal Markers verdienden dienst tot 1959. Kapitein Jaap Visser. (vz PJ) hun brood, evenals veel Volendammers 134

en Monnickendammers, met het verkopen van vis in Amsterdam. Zij waren gewend dit in emmers of kisten met een juk mee te nemen. Deze handel stond dan in het gangpad van de bus en de later binnenkomende passagiers moesten er maar overheen springen. De stank die het een en ander met zich meeDe bus naar Volendam wurmt zich door de Kerkstraat bracht is niet te beschrij(foto: H Rijswijk vz TC) ven, vooral met vochtig weer. Vanaf het Noordeinde ging de route door de Kerkstraat en de Zarken en stopte dan bij de Grote Kerk. Dat de bewoners van deze straten in Monnickendam hier niet onverdeeld gelukkig mee waren, blijkt wel uit het feit dat de bewoners hun kachels regelmatig weer tegen de schoorsteen moesten aanschuiven voor deze aangestoken werden, omdat zij door de zware bussen gewoon weg getrild waren.

De omgeving is wat moderner maar de bus rijdt in 1965 nog steeds lang de speeltoren. (vz PJ)

Tot 1968 bleef men door de nauwe straten rijden en toen werd er bij de Bernhardlaan naast het watertje ‘De Pierebaan’ een plein aangelegd dat in gebruik werd genomen als draaiplaats en busstation. De route door Monnickendam verviel en alle bussen kwamen nu via de brug bij de Grote Kerk Monnickendam binnen en reden via de Bernhardlaan naar het busstation waar gedraaid werd en via dezelfde route de stad weer uit. Het busstation werd ook het overstappunt voor de bus van Marken, de passagiers stapten hier over op de VW naar Amsterdam of Volendam. Nadat de wijk Ringshemmen in de jaren 135


zeventig gereed was, werd de route verlegd naar de huidige route. De reizigers uit Volendam klaagden steen en been omdat zij met iedere rit het ‘rondje’ van Monnickendam moesten ondergaan. Het resultaat was dat de lijnen 110 (v.h.VW) en 114 (v.h.EF) Monnickendam links lieten liggen en hun route rechtstreeks via de N247 richting Amsterdam voerden. Het vervoer naar Amsterdam werd overgenomen door de nieuwe lijn 113 die een

Een Crossley van de lijn EF slaat hier linksaf over hefbrug brug naar Amsterdam. De Bernhardlaan moest nog worden aangelegd. (foto: H Rijswijk vz TC)

route volgde die begon in Purmerend en reed via Edam, Volendam, Katwoude en Monnickendam naar Amsterdam. Een typisch boemellijntje dat werkelijk overal stopte. Daar op gegeven moment ook de bus uit Marken door ging rijden naar Amsterdam werd het aanbod van ritten tussen Monnickendam en Amsterdam wel wat groot en kreeg lijn 113 als eindpunt Monnickendam. Uit bezuinigingsdrift en het feit dat de bezetting tussen Volendam en Monnickendam laag was werd dit traject na een paar jaar ook opgeheven. Na de halte Grote Kerk werd via de brug over de Broekervaart linksaf de provinciale weg (N247) opgedraaid om de weg te vervolgen naar Broek in Waterland. Na Broek in Waterland volgden de haltes Zwarte pad, ’t Schouw en Slochter. Na halte Slochter reed men vanzelf Amsterdam-Noord binnen via de Leeuwarderweg langs de ijsbaan en het voetbalveld van DWV richting Meeuwenlaan. 136

OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

In de jaren zestig begon men met de bouw van de IJtunnel en de toegangsweg naar de tunnel (Nieuwe Leeuwarderweg) en toen deze gereed was en in gebruik genomen, werd er bij Amsterdam-Noord linksaf geslagen. Vervolgens de route IJdoornlaan, Oude Leeuwarderweg, Waddendijk, Waddenweg naar de Meeuwenlaan gereden. Op de halte Meeuwenlaan stapte veel jeugd uit voor een aantal scholen in die buurt. Bij deze halte komt bij mij een herinnering boven. In 1958 ging ik met de bus naar een van die scholen als jongetje van 13 jaar en de bussen waar toen dienst mee gereden werd, waren oude Crossley’s en om aan te geven dat je bij de halte uit de bus wilde, waren deze, net als tegenwoordig, met een stopknopje uitgerust. Alleen ging er bij de chauffeur geen stoplampje branden maar gaf het een uiterst irritant geluidssignaal. Er werd door de schooljeugd altijd massaal gebeld en er was een chauffeur die er heel slecht tegen kon en dat ook liet blijken. De jeugd had deze chauffeur snel door en als hij dienst had op deze rit moest hij het extra ontgelden en hij reed als straf altijd een halte te ver door. Nu wilde het geval dat in deze bus dagelijks onze lerares Engels zat en wel mevrouw Bussen staan opgesteld op busstation AmsterdamNoord voor de avondspits. Kort na het nemen van deze De Waal uit Monnickendam. Als de foto (1969) werd dit station opgeheven en de bussen chauffeur weer doorreed kreeg hij gingen door de IJtunnel rijden. Op de achtergrond zijn het met mevr. De Waal, overigens de contouren van de IJtunnel te zien. (vz PJ) een schat van een vrouw, behoorlijk aan de stok en wij genoten hiervan. Op school moesten wij het dan ook ontgelden want ze wist heel goed waar de schoen wrong. De volgende haltes waren de Hamerstraat, Havikslaan, Valkenweg en daarna de eindhalte bij het Bergmanbootje aan de Adelaarsweg. Hier bleven de meeste bussen overdag staan en de chauffeurs die een gebroken dienst hadden, gingen dan met een personeelsbus naar huis. Echter een aantal chauffeurs bleef vaak hangen in het gezellige koffiehuis van Kok dat tevens dienst deed als wachtruimte voor passagiers en chauffeurs. Vooral degenen die nog geen gezin hadden en brachten hun tijd door met klaverjassen. Dat het er in de jaren vijftig en zestig gemoedelijk aan toe ging blijkt wel uit het volgende: Regelmatig reisde een groepje meisjes uit Volendam mee naar Amsterdam en zaten dan bij elkaar gezellig te kletsen en zwarte kousen te breien. In Amsterdam aangekomen stapten zij 137


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

niet uit en op de vraag van de chauffeur of zij er niet uit moesten antwoordden zij dan dat zij alleen maar meereden omdat het zo gezellig was. Het was vooral in de spits altijd spannend als het bootje aankwam vanaf het CS. Er stonden dan voor iedere lijn twee bussen klaar om de mensen af te voeren. De chauffeur April 1969, de bussen rijden nu door de IJtunnel richting Waterlooplein. (Persfoto, verzameling Tim Castricum) wachtte dan met de kniptang in de aanslag op de grote groep mensen die kwam aanstormen om zo snel mogelijk in te stappen en een zitplaatsje te bemachtigen. Als het ’s avonds mistig was of er lag veel ijs in het water, ondervond de boot hierdoor vaak vertraging en dan diende je wel op de boot te wachten, zeker als het de laatste bus was. Na de opening in 1968 van de IJtunnel in Amsterdam behielden de Waterlandse lijnen aanvankelijk hun standplaats aan de Adelaarsweg in Amsterdam-Noord. Bij Amsterdam CS was toen onvoldoende standplaatscapaciteit aanwezig. Op 15 april 1969 werd het eindpunt in Amsterdam-Noord opgeheven en de lijnen verlegd door de IJtunnel naar het centrum van Amsterdam. De route in Amsterdam-Noord was nu als volgt: IJdoornlaan, brug 959, die inmiddels was voltooid, bij het winkelcentrum ‘Boven ’t IJ’ over de verlengde Waddenweg om vervolgens via de Waddenweg en de Meeuwenlaan de tunneltraverse te bereiken. Na de IJtunnel was de route: Valkenburgerstraat, Jonas Daniël Meijerplein, Waterlooplein naar het eindpunt. Daar er bij het Centraal Station in Amsterdam nog steeds geen ruimte was, is er bij het Waterlooplein, op de hoek van de Zwanenburgwal en de Zwanenburgerstraat een eindstation gebouwd, compleet met overdekte halteplaatsen, een klok, een telefooncel etc.. Voorts is er een openbaar parkeerterrein met plaatsruimte voor tien autobussen. Bij de abri’s zijn verlichte borden met de vertrektijden van de NACO-bussen geplaatst. Het autobusstation vergde een investering van ruim 150.000 gulden. (bron NACO nieuws mei 1969) 138

Hoewel het een flinke verbetering voor het publiek betekende was het niet ideaal omdat de meeste mensen graag in de buurt van het C.S. wilden zijn. Ten behoeve van de toeristen werd er in de zomer een pendeldienst tussen het Waterlooplein en het C.S. ingesteld via de Gelderse Kade en Nieuwmarkt. Vanaf de nieuwe dienstregeling in 1970 reden de bussen, t.b.v. de reizigers, vanuit de tunnel eerst naar het C.S. om vervolgens via de Gelderse Kade naar het Waterlooplein te rijden. De ruimte op het Waterlooplein was wel iets aan de krappe kant, vooral in de spitsuren was de toevoer van bussen behoorlijk groot. Het was wel een gezellig gezicht met de markt voor onze neus en vooral op zaterdag kon het zo druk zijn dat de bus zich letterlijk door de mensenmassa moest waden. De verstandhouding met de kooplui was prima en we hebben veel leuke situaties met hen meegemaakt. Met een vroege dienst was je wel eens heel vroeg op het Waterlooplein en dan was het een bizar gezicht om te zien hoe de daklozen uit de oude dekschuiten kwamen kruipen en de nog verlaten markt afHier rijdt een bus het tijdelijk ‘busstation’ struinden om iets van hun gading te Waterloo-plein op tussen de marktkramen. zoeken. (foto: Carolien v.d. Wetering) Voorzieningen voor het personeel kon niet gerealiseerd worden omdat het de bedoeling was dat binnen afzienbare tijd naar het Centraal Station zou worden verhuisd. Voor een toilet was je aangewezen op een openbaar toilet of een van de bedrijven in de buurt. Op de markt was een mobiel koffiehuisje waar de chauffeur heel gastvrij werd ontvangen door ‘Dien’ de eigenares, een echte Amsterdamse met het hart op de juiste plaats. Het In de spits was het druk met bussen door de grote aanvoer op het Waterlooplein. eerste kop koffie was altijd gratis. (verzameling Tim Castricum) Op het Waterlooplein werd het op 139


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

gegeven moment toch dringen want men was volop bezig met aanleg van de Metro en alle huizen werden rondom het busstation gesloopt. Na drie jaar, in de periode dat de NACO ging fuseren met de NZH, kreeg men eindelijk de mogelijkheid om te verhuizen naar een betere plaats in het Het nieuwe ‘busstation’ aan de P.H.Kade tussen de fout gepar- centrum. keerde auto’s. Op de Prins Hendrikkade, bij de Nicolaaskerk en (foto: Carolien v.d. Wetering) t.o. het Centraal Station werd een parkeerplaats in de hoek bij de toegang naar de Zeedijk ontruimt en daar werden een aantal haltepalen geplaatst. Dit ‘busstation’ had in het begin, buiten de haltes, nog steeds het uiterlijk van een parkeerterrein incl. de strepen voor de parkeervakken. De daklozen die hier rondzwierven wisten er een slaatje uit te slaan. Aankomsthaltes op de brug t.o. Zodra de laatste bus was vertrokken werden autohet Victoriahotel. mobilisten, die een parkeerplaats zochten, door (foto: Carolien v.d. Wetering) hen naar dit terrein gelokt en tegen betaling een plaats gewezen. Alleen werd tot hun grote verontwaardiging hun auto de volgende ochtend door Parkeerbeheer weggesleept. Als uitstaphalte voor alle binnenkomende bussen, en zeker in de spits waren dat er nogal wat, werd ruimte gecreëerd op de brug t.o. het Victoria Hotel. Hier kwam een perron waar zeker drie gelede bussen achter elkaar konden staan om de passagiers uit te laten stappen en reden daarna in een scherpe bocht linksaf over de andere brug richting het ‘Busstation’. Voorzieningen voor het personeel waren er aanvankelijk nog niet, er werd alleen een telefooncel geplaatst voor het personeel. Verder was de chauffeur aangewezen op een naburige Busstation P.H.Kade na een grondige renovatie. (vz PJ) 140

kroeg met de mooie naam ‘Hotel Plant’. De eigenaar deed wel zijn best voor de chauffeurs door goede koffie te schenken tegen een gereduceerde prijs maar doordat de kroeg dag en nacht geopend was kwam er in de avonduren ook publiek waar je liever een stukje voor om liep. Dus ’s avonds bleef men liever in de bus mede ook omdat de bus, volgens NZH richtlijn, aangewezen was als wachtruimte voor de passagier wanneer er geen openbare ruimte voor hen was. Heel veel overlast was er van daklozen en verslaafden. Het kwam vaak voor dat je eerst je bus moest controleren als je even naar het toilet was gegaan of een kopje koffie had gedronken. Zelf heb ik diverse keren een verslaafde moeten verwijderen uit de bus als ik binnenkwam omdat hij achterin de bus zat met een spuit in zijn arm. Overigens gingen ze wel altijd zonder tegensputteren de bus uit.In de loop van de jaren zeventig werd er een Porto-cabin geplaatst als chauffeursverblijf. Dat dit een aangename verbetering was laat zich raden maar er werd ook vaak aangeklopt door voorbijgangers om van het toilet gebruik te maken maar hier ging men niet op in. In de jaren tachtig werd begonnen met de sloop van een aantal panden bij het busstation t.b.v. de realisering van het luxe ‘Barbizon Palace’ hotel en het binnenplein, waar een deel van het busstation lag, moest worden ontruimd om een luxe entree voor dit hotel te creëren.

Als er één plaats in de tijd veranderd is dan is het wel het busstation te Edam. Hier staat lijn EF te wachten om rechtsaf naar Amsterdam te vertrekken. (vz Th. Groot)

141


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

Aan de rijbaankant werd een busbaan aangelegd waar de meeste halteplaatsen ondergebracht konden worden en aan de overkant aan het water een perron voor de Waterlandse lijnen. Tot medio 2000 bleef deze plaats dienstdoen als busstation en daarna werd er wegens de reconstructie Omgebouwde Crossley, hier geslipt bij de Rietvinkbrug nabij Monnickendam. (foto: P. ten Hage vz PJ) van de binnenstad een platform aangelegd als tijdelijk busstation t.o. het postkantoor tot ze konden verhuizen naar het nieuwe permanente busstation achter het CS. Lijn EF (Edam – Amsterdam), na 1972 lijn 104 en later 114 Aanvankelijk waren er twee routes voor deze lijn, namelijk de lange EF die door de rayons Hoorn en Purmerend werd gereden met een tweemanswagen en liep van Hoorn naar Amsterdam. Op deze bussen werden in het begin nog conductrices ingezet. Door rayon Volendam werd de korte EF gereden, d.w.z. Edam – Amsterdam. De eerste jaren bestond op dit gedeelte de huidige N247 en de nieuwe brug niet. Al het verkeer reed in Edam over de huidige parallelweg en brug bij het Westerbuiten. De bus komende uit Amsterdam reed eerst de brug over en sloeg dan rechtsaf naar de haltes links van het water met de kop richting Café-restaurant ‘Hof van Holland’ om passagiers in of uit te laten stappen. Hier vandaan sloeg hij rechtsaf over de Trambrug en meteen rechtsaf langs de andere kant van het water naar de weg en dan weer rechtsaf en via de brug richting Hoorn. Hij maakte dus een lus. De bus die vanaf Hoorn richting Amsterdam kwam sloeg voor de brug linksaf en halteerde net als de bus vanaf Amsterdam bij dezelfde halteplaatsen links van het water. De reservebussen die in de spits Advertentie opening lijn MN (bron: de lijndienst moest versterken, staken achteruit de NC via Waterlands archief) vesting op om daar hun tijd af te wachten. Hierna 142

Bus naar Marken slaat af naar het Zuideinde. (foto: H Rijswijk vz TC)

ging lijndienst ook twee keer rechtsaf richting de weg en dan linksaf richting Amsterdam. In 1964 werd de nieuwe N247 en een tweede brug aangelegd en de halteplaatsen verhuisden naar een nieuw aangelegd busstation op het Egbert Snij143


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

Lijn MN (Marken-Monnickendfam-Amsterdam) vanaf 11 juli 1959, na 1972 lijn 111 Nadat de dijk tussen Marken en het vaste land gereed was, werd op 10 juli 1959 een proefrit gemaakt en op 11 juli ging de dienstregeling in. Deze lijn liep van Marken tot Monnickendam en de passagiers moesten in Monnickendam overstappen op de lijnen VW of EF. In de spits reed de MN door naar Amsterdam. Tot 1962 stond deze bus voor zijn eerste rit zijn tijd af te wachten op de halte Grafelijkheidsluis en was de eerste halte naar Marken bij de ‘Posthoorn’ aan het Noordeinde in Monnickendam, waar op de lijnen VW en EF werd gewacht. De route ging dan vanaf het Noordeinde, linksaf Zuideinde wat aan het eind over ging in de Waterlandse Zeedijk. Het was voor de bewoners van het Zuideinde geen pretje dat deze bus door het smalle straatje reed. Terug van Marken werd dezelfde route gereden, dus vanaf de dijk door het Zuideinde naar het Noordeinde en werd op het lege terrein tegenover De Posthoorn (huidige Stalborghplein) gedraaid om de rit naar Marken weer te rijden. Daar deze lijn een uurdienst had naar Marken en op zondag zelfs een 2 uurdienst, werd in Monnickendam regelmatig doorgereden naar De Grote Kerk en daar gewacht. De tijd werd vaak gedood met een slaapje maar dit mondde wel eens uit tot verslapen. Het is voorgekomen dat passagiers vanuit Marken naar de stationsdienst belden dat er al zo’n 3 uur geen bus op Marken was geweest. Als wachtplaats gebruikte men vaak het pleintje voor de Grote Kerk. De bus draaide om de grote boom om en kon dan de rit weer naar Marken vervolgen. Voorzieningen voor de chauffeur waren er niet, zowel op Monnickendam als Marken was niets en als men de dienst naar Marken had, was de chauffeur aangewezen op een bosje als het donker was of je ging in Monnickendam naar café Buitenlust van Kouwe Dirk. In 1962 kwam er een einde aan de overlast op het Zuideinde en was er eindelijk rust voor de bewoners. De Bernhardlaan werd geopend. Uit de NC van 13 augustus 1962 hieronder de inhoud: ‘Vandaag is de Bernhardlaan opengesteld voor al het verkeer. Dat betekent, dat de Oranjewijk (Illegale?) wachtplaats bij de hoofdingang van de Grote Kerk voor de bus naar Marken. Je kan het je

van Monnikendam een directe verbinding heeft gekregen met de Waterlandse Zeedijk waar-

nu niet meer voorstellen. (foto: Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort, object-

door met name het verkeer naar Marken niet meer door het Zuideinde behoeft te gaan. De

nummer 56.898 vz PJ)

toeristen zullen zeker de moderne ringweg niet altijd meteen kiezen, maar voor de NACO diensten van en naar Marken ligt het anders. Die gaan van vandaag af ook over de nieuwe weg.

derplein, aan de andere kant van het karakteristieke vierkante tramwachthuis. Dit huisje werd later verbouwd tot woonhuis en bepaalde nog jarenlang het uiterlijk van het busstation. In het begin van de jaren zeventig is dit huisje gesloopt. De route voerde rechtstreeks naar Monnickendam en van hieruit werd precies dezelfde route gereden als lijn VW (110). 144

Dat heeft o.a. tot gevolg, dat de halte Zuideinde is verplaatst naar de Bernhardlaan.’

De route vanaf Marken voerde nu langs de Waterlandse Zeedijk, Bernhardlaan tot halte Grote Kerk. Hier stapten de passagiers over op de bus naar Amsterdam (lijn VW of EF). De bus wachtte hier zijn tijd af voor de volgende rit en reed daarna 145


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

linksaf N.P.Laan, linksaf Wilhelminalaan, linksaf Marijkestraat en weer rechtsaf Bernhardlaan om de rit naar Marken te vervolgen. Het gebeurde regelmatig dat de chauffeur op Marken, ze hadden 25 minuten wachttijd, opgehaald werd door een groep meisjes om bij hun thuis koffie te drinken. De meisjes vonden dit wel spannend. De chauffeurs accepteerden de ongemakken gelaten want men was niet anders gewend en er waren nog geen vrouwelijke chauffeurs in dienst anders had het een ander verhaal geworden. Zelf had ik eens een vroege rit in de spits van Marken naar Amsterdam. Op Marken kreeg ik buikpijn maar ben toch gaan rijden. Onderweg werd het toch wel benauwd en in Monnickendam aangekomen reed ik rechtstreeks naar mijn eigen huis om naar het toilet te gaan. Ik verontschuldigde mij bij de passagiers en, hoewel ze hier wel begrip voor hadden, waren de opmerkingen niet van de lucht. In 1968 werd het eindpunt verplaatst naar het nieuw aangelegde busstation aan de Pierebaan en daar had men de beschikking over een openbaar urinoir. Dit busstation heeft vele gedaantewisselingen ondergaan. In het begin was het een eind- en draaipunt voor alle bussen en was er een halte aan de kant van het latere ‘Swaensborgh’. Daarna werd de halte verplaatst naar de overkant op het pleintje en ontstond er een heus busstationnetje waar de perrons in visgraatmodel werden aangelegd met de kop naar het water. Lijn MN kreeg in 1972 lijnnummer 111 en nadat lijn 110 en 114 Monnickendam niet meer aandeden ging lijn 111 doorrijden naar Amsterdam. Monnickendam breidde met een fors tempo uit en al snel kreeg met behoefte aan een sneldienst. In 1981 werd lijn 115 als sneldienst in exploitatie genomen. Aanvankelijk als spitslijn, maar later ook overdag. Toen de wijk Ringshemmen gereed was werd de route verlegd naar de huidige route in Monnickendam en de haltes werden verplaatst naar de kant van Swaensborch en deze situatie bleef gehandhaafd tot het station in het kader van de reconstructie van de binnenring in Monnickendam in mei 1998 een facelift onderging en het busstation gerenoveerd naar de huidige situatie. Ongeval In de zomer van 1973 gebeurde er op de Markerdijk een tragisch ongeval. In de scherpe bocht bij de Nes richting Marken kwam de bus van lijn 111 in botsing met twee Engelse motorrijders die even waren vergeten dat ze in Nederland waren en aan de linkerkant van de weg reden. De twee Engelsen waren op slag dood en de 146

bus vloog in brand. In paniek vluchten de passagiers uit de bus en kwamen gelukkig met de schrik vrij. De bus brandde geheel uit. Lijn MS (Marken-Uitdam-Amsterdam), na 1972 ook lijn 111 Gelijk met lijn MN werd ook lijn MS in dienst gesteld. Dit lijntje werd vier keer per dag gereden en de route liep van Marken via Uitdam, Durgerdam, Schellingwoude naar Amsterdam. Deze ritten werden met een kleinere bus Bus 6880 uitgebrand op de Markerdijk na tragisch ongeval. (vz PJ) gereden daar de weg soms zeer smal was. De bezetting was minimaal behalve in de spits, dan reden veel passagiers van Marken mee zodat de file bij Monnickendam werd omzeild. De enige passagiers, buiten een verdwaalde toerist, die overdag van deze bus gebruik maakten, waren een paar vissers uit Uitdam die naar Durgerdam moesten. Deze werden dan netjes voor de woning afgezet waar zij moesten wezen en maakten een afspraak met de chauffeur voor de terugreis met de opmerking ‘toeter je effe als je er bent, zeun!’ Bekende namen van deze vissers zijn vooral Jaap Sanders en Klaas Buitenhuis, die de bijnaam ‘Tarzan’ had. De reden dat dit lijntje ondanks gebrek aan belangstelling in dienst gehouden werd, was vooral dat men rekende op inpoldering van de ‘Markerwaard’ en dus op de toekomstige concessie voor het vervoer in de Markerwaard. Lijn AD (Volendam-Purmerend), na 1972 lijn 102/112 en later 113 Deze lijn begon zijn rit bij het busstation aan de Zeestraat en reed in de eerste jaren via een stukje Julianaweg (de Julianaweg hield bij de garage op) rechtsaf Edammerweg en via de B.Demmerstraat en Jozefstraat naar het Noordeinde. De dijk werd geheel afgereden en kwam dan uit op de weg die langs de dijk naar Edam liep. Als je nu deze straatjes doorloopt kan je je niet voorstellen dat daar ooit een bus heeft kunnen rijden. Toen de Julianaweg werd doorgetrokken liep de route vanaf de Zeestraat gewoon over de Julianaweg richting Edam langs de Waterlandse Zeedijk. In Edam kwam je uit bij de Keetzijde en de route liep dan door over de Burg.Versteeghsingel en via de Trambrug linksaf naar de halteplaatsen aan het Westerbui147


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

ten met de achterkant gericht naar café-restaurant ‘Hof van Holland’ bij de sigarenwinkel van Kraay. Daarna werd de route vervolgd door recht de weg over te steken richting Purmerend. De bus van Purmerend stak de provinciale weg over om bij het station te komen en sloeg ook gelijk rechtsVan de weg gegleden op het dijkje bij Middelie. (foto: P. ten Hage) af de brug over maar reed dan rechtdoor via de Burg.Versteeghsingel richting Volendam. Vanaf Edam naar Purmerend liep de route over het dijkje door Middelie en Kwadijk. Daar dit dijkje bijzonder smal was werd op de tegemoetkomende bus gewacht bij de graanmalerij in Kwadijk. Als dit vergeten werd of er werd op gegokt omdat de andere bus maar niet kwam, kwam het wel eens voor dat men elkaar tegenkwam op het smalle dijkje. Het vergde dan heel veel stuurmanskunst om elkaar te passeren. Ook als het ’s winters glad was konden er problemen ontstaan daar het wegdek niet geheel vlak was gleed men makkelijk weg. Er hebben er dan ook diversen in de kant gezeten. Vanaf Kwadijk werd dan gereden via de Purmerenderweg in Z.O.Beemster naar Purmerend busstation.

Purmerend via de Purmer naar Edam en Volendam en dan via Katwoude en Monnickendam als stopdienst naar Amsterdam Maar zoals bij de lijn VW is beschreven, stopte dit na een paar jaar en werd Volendam station de eindhalte. Lijn H, (Monnickendam – Purmerend), na 1972 lijn 103 Deze lijn reed aanvankelijk tot Haarlem en werd later ingekort tot Purmerend. Vanaf Monnickendam werd er gereden via de Kloosterdijk door de Purmer naar Purmerend. In de jaren negentig vond de provincie het nodig om na flinke druk van de bewoners uit de Purmer langs de hele route verkeer remmende maatregelen te nemen in de vorm van drempels in de weg. Deze drempels waren voor de chauffeurs van de lijndienst een grote belasting. Zoals de chauffeurs het zelf verwoordden; ‘Je krijgt iedere keer een klap in je rug’. Het ging zelfs zo ver dat groepen chauffeurs weigerden om deze rit te rijden. De NZH heeft onderzoek verricht middels tellingen van in- en uitstappende passagiers in de Purmer en daaruit bleek dat de bezetting op deze route uiterst minimaal was. Het besluit werd toen genomen om de route van lijn 103 te wijzigen en in het vervolg vanaf Monnickendam via Broek in Waterland, Schouw en Ilpendam te laten rijden. Een saillant detail was dat dezelfde mensen die er mede voor gezorgd hebben dat de verkeer remmende maatregelen gerealiseerd werden (uiteraard met de beste bedoelingen) later hun beklag hebben gedaan dat ze geen busvervoer meer hadden. Groepsvervoer

Op de lijn AD ging het zeer gemoedelijk toe. De chauffeurs kenden op gegeven moment hun passagiers. In Purmerend vroeg een vrouw aan de Volendammer chauffeur van de lijn AD of hij in Kwadijk even bij haar huis het gas wilde uitdoen want dat was zij vergeten. Zij gaf de chauffeur haar huissleutels, met natuurlijk een fooitje, en zei dat hij de sleutels op het raamkozijn kon leggen. Ook was er een vrouw die in Middelie met koffie klaar stond als de bus er aan kwam.

Groepsvervoer is bij het publiek minder bekend dan het lijndienstvervoer. Het valt in twee groepen uiteen, geregeld groepsvervoer dat ingeroosterd is bij de chauffeur en ongeregeld groepsvervoer. Voorbeelden van geregeld groepsvervoer waren: Dagelijks vervoer van personeel door bedrijven die de bussen inhuurden zoals NDSM, ADM, DRAKA in Amsterdam-Noord en diepvries Monnickendam (DIMO). Verder schoolkinderen naar zwembaden vervoeren voor zweminstructie. Hieronder een komisch incident met het DIMO vervoer:

Twee keer per dag werd er ook een ziekenhuisdienst gereden tussen Volendam/ Edam en Purmerend. Deze ritten liepen geheel door de Purmer. Na de omnummering van de lijnen kreeg de lijn AD via Middelie/Kwadijk als lijnnummer 112 en de ziekenhuisritten lijnnummer 102. Na de opening van de Dijkgr.Poschlaan gingen deze lijnen dezelfde route rijden als lijn 110, via het Munnikenveld. Korte tijd later werd de route via Middelie en Kwadijk wegens gebrek aan belangstelling opgeheven en er werd een nieuwe lijn ingesteld, lijn 113. Deze liep van

Dit vervoer werd uitgevoerd met een gelede bus van 18 meter lang en reed de route altijd via de doorsteek in de dijk naar het Hemmeland en dan linksaf naar de DIMO om vervolgens langs de gemeentewerf en via de rotonde weer de Bernhardlaan op te draaien en zijn weg vervolgen. Eind jaren negentig werd de rotonde opgeknapt en was de route langs de Gemeentewerf niet mogelijk. De bus moest dan na de doorsteek over de dijk i.p.v. linksaf nu rechtsaf en dan het eerste grote parkeerterrein oprijden om daar te kunnen draaien.

148

149


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

Een chauffeur, die ’s morgens de werklieden had afgezet, had zijn instructies half gelezen en na rechtsaf te zijn geslagen, verzuimde hij daarna rechtsaf het parkeerterrein op te draaien. Hij bleef stug zijn weg vervolgen en vond op gegeven moment dat het parkeerterrein wel erg ver weg was en sloeg daarom toch maar rechtsaf een geasfalteerd padje op. Na ca. 100 meter ging het padje over in zand en toen hij goed keek zag hij dat hij met zijn kop tegen het strand van het Hemmeland zat. Keren kon niet want links en rechts bevonden zich greppels en zachte grond. Via de verkeersleiding werd hulp gevraagd en ik ben uit mijn bed gebeld om er heen te gaan want ik woonde toch dichtbij en trof de chauffeur daar hulpeloos aan. Uiteindelijk hebben we het op weten te lossen door het hele traject achteruit te rijden en na enkele uren en de nodige zweetdruppels zijn we er met enige schade aan de bus weer uitgekomen. Ongeregeld groepsvervoer waren de schoolreisjes, voetbalritjes met jeugdelftallen uit Volendam of een seniorenelftal wat voor de chauffeur het meest aantrekkelijk was want er werd altijd met de pet rondgegaan. Verder werd vaak een bus gehuurd bij dorpsfeesten om de bezoekers te vervoeren. Bij de NZH was het ook toegestaan om voor eigen gebruik een bus te huren en alleen de buskosten werden in rekening gebracht. Ikzelf heb een keer een bus gehuurd voor biljartvereniging De Troeters uit Monnickendam, waar ik lid van ben geweest, om de leden naar Bowlingcentrum Wijdenes te brengen en halen waar ze een feestavond vierden. Klaphek Een leuk groepsvervoertje waren de ritjes naar het dagrecreatiepark ‘De Lieberg’ bij Eemnes in ’t Gooi waar jaarlijks veel schoolkinderen een dag konden recreëren. In dit natuurreservaat werden de kinderen bezig gehouden met sport en spel. Een week lang reden er dagelijks een aantal bussen van ons bedrijf hier naartoe. De kinderen werden bij diverse scholen in Waterland en Amsterdam opgehaald. Een gebeurtenis over deze ritjes naar Eemnes was wel grappig. Er wordt over Volendammers wel eens gekscherend gepraat dat zij niet voorbij het derde klaphek moeten komen want dan zijn zij in buitenland en dan is het moeilijk de weg te vinden. Bij één chauffeur uit Volendam werd dit wel heel erg bevestigd. Hij had de schoolkinderen ergens in Waterland op weten te halen en ging onderweg naar Eemnes. De plaats waar de kinderen afgezet moesten worden, lag bij het restaurant ‘De witte bergen’ aan de snelweg A1 in ’t Gooi. Op gegeven moment vond een van de begeleidsters de reis wel heel lang duren en 150

liep naar de chauffeur en vroeg; ‘Chauffeur, ik weet niet waar je ons heen brengt maar we rijden nu bij Amersfoort’. De chauffeur kon wel door de grond zakken. Extraatje Ook door feestcomités werden bussen gehuurd voor vervoer van bezoekers. In 1970 werd in Zuiderwoude feest gevierd vanwege het 50 jarig bestaan van de plaatselijke fanfare en er werd bij ons bedrijf een bus gehuurd voor vervoer tussen Broek in Waterland en Zuiderwoude op zaterdagavond. Omdat ik een reserve dienst had, werd dit vervoer werd aan mij toegewezen. Het was de bedoeling dat er de hele avond tot het einde van het feest gependeld zou worden, zodat niemand met de auto hoefde te komen. Het vervoer was voor iedereen gratis dus er werd gretig gebruik van gemaakt. Aan het einde van het feest, het was al midden in de nacht, begon de bus vol te lopen met passagiers die een heel gezellige avond hadden gehad. Ik was zelf ook nog jong en had er wel lol in en tot mijn verbazing werd door veel feestgangers bij het verlaten van de bus een gulden of zelfs een rijksdaalder op de betaaltafel gelegd. Met een beginnend gezinnetje thuis was dit zeer welkom en ik besloot een paar gulden te laten liggen met het idee dat dit misschien zou aangroeien. Dit gebeurde ook en hoe!! Op gegeven moment werd mij zelfs gevraagd om ook even naar Uitdam te rijden want de mensen daar waren met de fiets gekomen en hadden niet veel zin meer om de terugreis op die manier te volbrengen. Natuurlijk heb ik dit gedaan en niet uitsluitend uit menslievende overwegingen. De mensen werden samen met de fietsen ingeladen en netjes thuisgebracht wat door hen hoog werd gewaardeerd en dat lieten ze blijken. Dat ik, net als bezoekers, een geslaagde avond heb gehad laat zich raden. Toeristen In het hele zomerseizoen werd met speciale bussen de ‘Marken Express’ gereden onder leiding van een gids. De gids was vaak een lijndienstchauffeur die goed zijn talen kende en een vlotte babbel had en hiervoor de hele zomer vrij van lijndienst werd gehouden. Een heel bekende gids/chauffeur was de Volendammer Arie van Rees. De toeristen werden met deze bussen via de klompenmakerij in Broek in Waterland en kaasboerderij in Katwoude naar Volendam gebracht, waar zij na een rondleiding, aan boord gingen van een speciale boot die hen naar Marken bracht en daarna via Monnickendam naar Amsterdam. Een andere groep ging ’s morgens met de boot van Amsterdam naar Monnickendam en via Marken naar Volendam, en dan met de bus terug. 151


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

Het aanbod was die dagen zo groot dat er dagelijks door reservechauffeurs bijgereden moest worden. Deze chauffeurs konden dan bij een aantal gidsen rekenen op een fooitje. Ook de lijndienst van Amsterdam naar Volendam was zo druk bezet in de zomermaanden dat bijna iedere rit bijgereden moest worden en soms door meer dan één bus. Agressie De agressie van passagiers jegens het personeel was in de begintijd niet te vergelijken met wat het personeel op dit moment kan meemaken. Meestal werden problemen met moeilijke passagiers gemoedelijk opgelost vaak ook afhankelijk van de sociale capaciteiten van het personeelslid. De een heeft nooit problemen en sommige anderen hebben er meer moeite mee. De echte problemen begonnen pas in begin jaren zeventig met de opkomst van de discobars. In Monnickendam ging café-restaurant De Posthoorn een disco exploiteren. Aanvankelijk viel de overlast wel mee maar gaandeweg werd het iedere week vervelender. De laatste rit naar Amsterdam was overladen met jongelui uit Amsterdam die een gezellige avond in de Posthoorn hadden doorgebracht. Aangezien ze aardig wat geestrijk vocht hadden genoten waren ze in de bus heel moedig en baldadig. De chauffeur had in die tijd geen communicatiemiddelen en ook nog geen begeleiding. Het was dan ook zaak als de bus vol was meteen gas op de plank en vooral niet in de binnenspiegel kijken en bij het eindpunt aangekomen de schade opnemen. Regelmatig waren dan ook de TL lampen gesloopt of een binnenspiegel. Na klachten van chauffeurs werd er een reserve bus ingezet en begeleiding geregeld door een controleur in te zetten. Deze ging dan voor in de bus staan in uniform en pet op en keek heel streng de bus in. Niet dat dit zoveel indruk maakte maar de chauffeur voelde zich even veilig. Na een paar jaar werd ook een bar-disco in de Koperen Vis geopend en was gevestigd in de voormalige Joodse kerk. Hierdoor nam belangstelling van steeds meer jongeren van buiten Monnickendam, en met name uit Amsterdam, enorm toe en hieraan gepaard de overlast in de bus. Er werd begeleiding geregeld door een politie auto tot de grens van Amsterdam (verder mochten ze niet) en dat wisten de jongelui. Ook ik heb zo’n ervaring meegemaakt in die tijd. Ik had dienst op de laatste rit uit Monnickendam en had met de begeleidende agenten afgesproken dat ik meteen de bus aan de kant zou zetten bij problemen. 152

In de Broekermeer aangekomen had ik door dat steeds de nooddeur achterin werd opengedaan waardoor een levensgevaarlijke situatie kon ontstaan voor de andere weggebruikers. Ik zette de bus aan de kant en onmiddellijk kwamen er twee agenten de bus in. De jongens die het geflikt hadden, gingen snel op een andere plaats zitten maar ik had al gezien wie het waren. De hele achterkant met jongelui werd gesommeerd uit te stappen maar de twee boosdoeners speelden de vermoorde onschuld. De agenten maakten korte metten met hen en werden letterlijk aan hun haren, ze hadden een enorme bos krullen, de bus uitgesleept en meegenomen. De rest mocht weer instappen en reden mee tot Amsterdam-Noord. Op mijn terugrit richting Volendam kreeg ik, rijdende op de Meeuwenlaan, met een vreselijk lawaai een grote stoeptegel door een zijruit gegooid. Toevallig zat er op die plaats geen passagier anders had dit heel slecht kunnen aflopen. De jongens hebben mij duidelijk opgewacht om wraak te nemen. Vanwege de veiligheid ben ik snel doorgereden. Ook de bevolking van Monnickendam kreeg veel overlast te verwerken. Bewoners van de Kerkstraat durfden hun auto niet meer voor hun woonhuis te parkeren. Het werd steeds populairder om over auto’s te lopen als ze uit de disco’s kwamen op weg naar de bushalte bij de Grote Kerk. Een chauffeur vertelde zijn verhaal in de NNC van 8 okt. 1978: ‘Je bent je leven niet veilig. Met de pest in je lijf begin je aan je rit. Onderweg worden banken kapot gesneden. TL-buizen moesten het ontgelden. Ruiten werden ingedrukt. Overige passagiers voelden zich lastig gevallen. Sigaret na sigaret wordt opgestoken. Het noodluik wordt open gerukt en ze lopen over het dak bij een snelheid van 70 a 80 km per uur. Wij worden, als we er iets van zeggen, bedreigd. Stukken van de stoelen worden op de weg gesmeten. Onzedelijke handelingen zijn schering en inslag.’

Naar aanleiding van klachten van de NZH, over de vernielingen in de bus en bedreigingen richting personeel, en van de eigen bevolking, werd rond 1977 overleg gepleegd tussen NZH, gemeente en de eigenaars van de beide disco’s. Dit resulteerde in een aantal maatregelen. De disco’s voerden een pasjessysteem in waarmee jongeren de disco’s mochten bezoeken. Wie zich vervelend en agressief gedroeg werd dit document ontnomen en had hierdoor geen toegang meer tot de disco’s. De NZH huurde HB beveiligingsdienst in ter begeleiding van de laatste rit tot Amsterdam CS. Hieronder gedeelten van een dienstmededeling voor het personeel van de NZH van 27 oktober 1977: 153


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

_ Per vrijdag 28 oktober 1977 heeft Hoogeboom’s Bewakingdienst Amsterdam opdracht ontvangen in de weekenden de late rit van lijn 110, vertrek uit Edam om 23.17 uur, aankomst te Amsterdam P.H. kade om 23.59 uur te begeleiden. _ Inzet van HB-bewakingsdienst is: 4 geüniformeerde beambten, 2 honden en 2 auto’s, uitgerust met een mobilofooninstallatie. _ Zij hebben de strikte opdracht ontvangen uitsluitend preventieve bewaking uit te oefenen buiten de bus. _ Om een doeltreffende bescherming te kunnen bieden moet het volgende geschieden: _ Indien zich tijdens de rit onregelmatigheden voordoen, dient de chauffeur een mondelinge waarschuwing te geven aan de betreffende oproerkraaier(s). _ Mocht dit geen resultaat hebben, doch integendeel leiden tot een provocerende of erger door de gewaarschuwde belhamel(s), dient de chauffeur de knipperlichtinstallatie van de bus in te schakelen en zijn bus op de eerst aanwezige uitwijkstrook van de rijbaan parkeren, waarna de chauffeur de bus zo snel mogelijk moet zien te verlaten. _ N.a.v. deze reactie stoppen naast de bus de begeleidende bewakers, die zich direct bij beide busdeuren opstellen met hond. Zij roepen gelijktijdig de eveneens patrouillerende politie-instanties(s) op. Zij geven de chauffeur de gelegenheid zijn bus te verlaten, waarna de in- en uitgang van de bus zodanig wordt bewaakt, dat niemand meer uit de bus kan stappen. _ De chauffeur geeft onderwijl aan wie de onruststoker(s) is (zijn), zodat zijn getuigenis kan dienen om gepaste maatregelen door Justitie mogelijk maken. Ook deze beveiligers slaagden er niet in het gedrag van de jongeren te temperen, ondanks de aanwezigheid van indrukwekkende bouviers en na drie maanden werd hier mee gestopt. Het kostte de lieve som van 55.000 gulden. Bleef nog over de begeleiding van de Rijkspolitie met een auto maar deze mochten niet verder dan de gemeentegrens van Amsterdam. Er werd beroep gedaan op de politie van Amsterdam maar deze meldde ‘geen mensen te hebben om dit soort onheil tegen te gaan’. Burgemeester De Groot van Monnickendam haalde fel uit: ‘Het is een trieste zaak dat de Amsterdamse politie niets heeft ondernomen op ons herhaaldelijke verzoek om de bussen vanaf de gemeentegrens met een patrouillewagen naar de Prins Hendrikkade te begeleiden. De hoofdcommissaris heeft alleen laten weten dat hij geen mensen had’. (Telegraaf 12 okt.1978)

154

Op gegeven moment was bij het personeel van de NZH de maat vol. Op zaterdag 30 september 1978 werd een controleur mishandeld. De knapen smeten de bril van zijn gezicht, sloegen en schopten de man waar zij konden. De chauffeurs wensten zich niet meer bloot te stellen aan de agressievelingen. Bij café van Diepen in Volendam werd vrijdag 8 okt. 1978 een bijeenkomst belegd door de vervoersfederatie NVV-NKV en daar werd unaniem besloten de laatste twee ritten vanaf Monnickendam naar Amsterdam niet te rijden. Met deze zeldzame actie wensten de chauffeurs uiting te geven aan het feit dat zij al vijf jaar lang met angst en beven deze nachtelijke ritten voltooiden. Er werd een protocol opgesteld voor het personeel voor 7 en 8 oktober 1978: _ Betreft de lijnen 111 en 113. De ritten vertrek Monnickendam 23.20 en 23.47 uur. _ Lijn 111 rijdt vanaf Marken via Zuiderwoude naar Broek in Waterland en Amsterdam. _ Vier mensen gaan naar Marken en begeleiden de bus tot Broek in Waterland en kijken naar passagiers uit om ze eventueel naar de bus te brengen. _ Lijn 113 rijdt vanaf busstation Volendam via Edam, De Purmer naar Purmerend. Dan gaat hij via de Gorslaan, Jaagweg naar de Splitsing en vervolgens de normale route. _ Vier mensen geven instructie aan de chauffeur en gaan vervolgens via Katwoude om eventuele passagiers naar Broek in Waterland te brengen. _ Vier mensen gaan naar Purmerend om de reservebussen niet uit te laten rijden. _ Drie mensen gaan naar busstation P.H.kade om de passagiers te informeren voor route-omleiding. Dit gebeurt niet eerder dan na telefoon uit Volendam. _ Het informatiecentrum is de garage in Volendam waar enkele mensen bij de telefoon zitten. Steeds bellen met het centrum voor informatie. _ Uiterlijk zijn de laatste mensen weer om 00.45 uur terug bij de garage in Volendam. _ De overige mensen staan ter beschikking van het informatiecentrum. Vredelievende passagiers, die zaterdag- en zondagavond de dupe van de staking werden, zijn in personenauto’s van NZH-medewerkers thuis gebracht. En de groep vandalen hield zich redelijk rustig door afwezigheid van auto’s in de Kerkstraat en van de bus. Een aantal wist liftend thuis te komen, anderen besteedden hun geld aan een taxi.

155


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

Op maandag 9 oktober was deze staking groot nieuws en haalde zelfs de landelijke pers. Grote koppen in diverse bladen met een paginagroot artikel, o.a.: Jongerenterreur in bus en trein. (De Telegraaf 9 okt.) Buschauffeurs bang voor wraak in Monnickendam. (De NNC 9 okt.) NZH chauffeurs verlangen veiligheid op autobussen. (De Waterlander 10 okt.) Chauffeurs vrezen busrit met dronken jongelui. (De Telegraaf 12 okt.) De burgemeester van Monnickendam, mr. J.F. de Groot, zat behoorlijk met de toestand in de maag. Vorig jaar hebben we pasjes voor de cafébezoekers ingevoerd. Wie zich agressief gedroeg, werd dit document ontnomen. Maar na een aantal maanden verflauwde dit, want de bareigenaren waren bang voor hun broodwinning en keken niet meer zo nauw, wie er binnen kwam (NNC 9 okt.). De NNC berichtte op vrijdag 13 oktober 1978 dat op last van de burgemeester van Monnickendam de bar-discotheken, ‘De Posthoorn’ en ‘De Koperen Vis’ twee weekeinden gesloten zijn op grond van de algemene politieverordening. Burgemeester De Groot motiveerde zijn besluit met de mededeling een rustpauze te willen inlassen in Monnickendam en daarnaast de regelmatige terugkerende misstanden in de laatste ritten van de NZH-bussen, veroorzaakt door een aantal Amsterdamse jongeren, tegen te gaan. ‘We zijn nu op het punt gekomen dat een dergelijke maatregel onontkoombaar is, om de overlast voor de bewoners van Monnickendam te verminderen. De afgelopen twee jaar zijn we geconfronteerd met een reeks vernielingen aan onder meer auto’s, het urineren op straat en in brievenbussen en een grote geluidsoverlast als gevolg van vertrekkende jongelui met auto’s en brommers na sluitingstijd van deze horecazaken.’ Hij voegde hier aan toe dat de betrokken caféhouders niet in staat waren gebleken een bepaalde groep jongeren in de hand te kunnen houden.

In 1982 werd bar disco The Movies in Volendam geopend en de problemen werden naar Volendam verplaatst. Na ook hier problemen te hebben ondervonden, werden er afspraken gemaakt met de politie en regelmatig werd de bus begeleid. Er werd ook een proef gestart door burgers mee te sturen die vrijwilliger bij de reservepolitie waren. Zij gingen achterin zitten maar werden door hun lichaamstaal al snel herkend door de jongelui. Ikzelf heb de twijfelachtige eer gehad deze situatie mee te maken. De opgefokte jongelui begonnen de vrijwilligers uit te dagen en op gegeven moment liep het uit de hand en tijdens mijn rit begon de bus hevig te schudden door een massale vechtpartij achterin. Dit was meteen de laatste keer voor deze goedwillende vrijwilligers en de politie nam het op zich de bussen gedeeltelijk te begeleiden. Een ander soort agressie was het afvoer van voetbalsupporters als FC Volendam een thuiswedstrijd had gehouden. Vooral supporters van Utrecht en FC Den Haag waren berucht en zorgden voor veel overlast in de bussen. Menigmaal kwamen de bussen gesloopt in Amsterdam aan. De NZH weigerde op gegeven moment deze supporters te vervoeren en ging in gesprek met FC Volendam en de gemeente. Afgesproken werd dat FC Volendam de bussen van de NZH ging huren en voor beveiliging zou zorgen door stewards in de bussen mee te laten rijden.

Op vrijdag 13 okt. besloten de chauffeurs na de toezegging van de politie dat op de gehele route Monnickendam – Amsterdam op haar daadwerkelijke steun kon worden gerekend. De volgende weekenden was het inderdaad rustig door de sluiting van de discotheken. Ook na die tijd bleef het relatief rustig op wat kleine strubbelingen na. Af en toe waren er nog wel wat problemen tijdens de laatste ritten maar voor de chauffeur was het, mede door de medewerking van de politie, aanzienlijk veiliger geworden. Opname tijdens oefening met de ME. Het groepje ‘hooligans’ op de foto is personeel van de NZH. (vz PJ)

156

157


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

De ME zou de bussen per auto begeleiden en bij onrust onmiddellijk de bus stilzetten om maatregelen te nemen. Speciaal voor de supportersritten werden door de ME speciale trainingen gehouden waarbij NZH personeel voor vervelende supporters speelden. Het ging er af en toe aardig ruw aan toe. Tariefstelsel en plaatsbewijzen De plaatsbewijzen bestonden in het begin uit een blokje voorgedrukte scheurkaarten die uit twee delen bestond. Ze werden geldig gemaakt door op bepaalde plaatsen in te knippen door de twee delen heen. Het tweede deel was het spiegelbeeld van het origineel en deze kopieën werden dan bij de kassier afgerekend. Voor de bussen op het traject Volendam- Amsterdam waren afwijkende plaatsbewijzen t.o.v. de rest van de NACO, zodat de chauffeur verschillende soorten blokjes bij zich hadden. Ook was er kleurverschil in de kaartsoorten. Enkele reis was wit, retour geel, maandkaart Het gereedschap van de chauffeur, zijn kniptang en Beckson. (vz PJ) rood en weekkaart paars. Op sommige kaarten moesten soms wel 7 knippen gegeven worden: Van km-code, naar km-code, dag, maand, bedrag (guldens, kwartjes, dubbeltjes, stuivers, centen). De week- en maandabonnementen werden in voorverkoop meestal verkocht bij een sigarenwinkel. In Monnickendam was dat bij kapper Piet Klein in het Noordeinde. Later werd de chauffeur uitgerust met een plaatskaartenapparaat, de Beckson, wat een enorme verbetering was. Men stelde de begin- en uitstaphalte in, de prijs, soort kaart (retour, enkele reis of abonnement) en datum. Na de handel twee keer rondgedraaid te hebben kwam er een kaartje uit dat er af werd gescheurd. Ook scheelde dat veel tijd met afrekenen bij de kassier. Men rekende nu af middels een afrekenblok waarop de beginstand van de Becksonteller van de eindstand moest worden afgetrokken en de foute kaartjes in mindering werden gebracht. Heel populair bij de chauffeur was de verkoop van de Marken-Express rondreiskaart en niet in de laatste plaats omdat de chauffeur hier 25 cent provisie voor mocht aftrekken. 158

Maar ook was het voor de toerist een makkelijk en voordelig plaatsbewijs omdat men in heel Waterland onbeperkt kon reizen inclusief de boot naar Marken. De week- en maandabonnementen werden dus nu ook bij de chauffeur gekocht. Het kaartje kwam uit de Beckson en werd samen met een plastic hoesje aan de klant overhandigd. Vooral bij het maandabonnement was het een probleem dat voor zowel de heen- als de terugreis met de tang een gaatje geknipt werd. Tegen het einde van de maand bestond het abonnement vrijwel alleen uit een gat. Het tarievensysteem was gebaseerd op de aantal kilometers van een traject. Op ieder haltebord stond een km code en de chauffeur hoefde alleen maar het verschil tussen instapcode en de code van de bestemmingshalte te berekenen. Monnickendam was bijvoorbeeld 15 en Amsterdam-Noord was 01. Dus het bedrag van 14 km werd berekend. Als men naar Amsterdam-cs wilde, dus inclusief het IJ-veer, was dat 15 km want CS had als code 00. Nadat het eindpunt was verlegd naar het Waterlooplein werd ook het tarievensysteem gewijzigd. De km code verviel en men ging over op het ‘sectiesysteem’. Iedere sectie bestond uit gemiddeld 2 km. Om in het hele land een uniforme tariefberekening te gebruiken werd in 1977 overgestapt op het zonetarief. Hiervoor werd Nederland, inclusief de grote steden, opgedeeld in zones en zo ontstond een volledige tarief- en biljetintegratie. Op 1 oktober 1980 kwam er een einde aan de Beckson en werd overgegaan op het strippenkaartsysteem. De achterliggende gedachte hiervan was onder meer dat men nu met één soort kaartje in heel Nederland terecht kon. Na een gewenningsperiode leek de reiziger tevreden met de kaart die nationaal bruikbaar was. Veel chauffeurs misten het persoonlijke contact met de passagier, nu er hoofdzakelijk gestempeld werd. Het aantal strippen dat men voor een rit nodig had, was opgebouwd uit een startstrip, wat voor iedere rit hetzelfde was, ongeacht de lengte, en het aantal te reizen zones. Dat dit geen perfect systeem was bleek al snel. Er werd veel gefraudeerd en de fraudeur werd steeds creatiever om gratis te rijden. Een veel gebruikte methode was b.v. om een paar strippen met kaarsvet in te smeren zodat de stempel makkelijk weggeveegd kon worden. Ook werden er uit oude strippenkaarten lege strippen uitgeknipt en met onzichtbaar plakband op volgorde aan elkaar geplakt. Het personeel was er van overtuigd dat het strippenkaartsysteem een hele snelle dood zou sterven en de Beckson weer terug zou komen. Maar dat het tot 3 november 2011 zou functioneren had zelfs de grootste optimist niet kunnen bedenken en nu hebben we dan de ‘OV-chipkaart’. 159


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

In 1983 werd bekend dat de strippenkaart mogelijk vervangen zou worden door een kartonnen magneetbandkaart, omdat openbaar vervoerbedrijven vonden dat het strippenkaartsysteem niet voldeed. Belangrijkste reden was de moeilijk meetbare ‘vervoersprestatie’. Het nieuwe vervoerbewijs zou door speciale apparatuur op geldigheid gecontroleerd worden en strippenkaarten en abonnementskaarten vervangen. In 1984 begonnen het ministerie van Verkeer en Waterstaat onder leiding van Neelie Kroes en het Duitse industrieconcern Siemens met de ontwikkeling van de magneetkaart. Het ontwikkelen van het systeem bleek moeilijker dan iedereen aanvankelijk had verwacht. De oorspronkelijke invoeringsdatum, 1988, bleek al snel niet haalbaar. Het project werd op 19 september 1989 stopgezet. Vanuit de vervoerswereld werd het bestaan van onzekerheden met betrekking tot het magneetkaartsysteem als reden aangedragen. Dit betrof de kosten en baten van het magneetkaartsysteem, de fraudegevoeligheid en beveiligingsaspecten, de klantvriendelijkheid, de invloed op de halteringstijden en daarmee de rijtijd, het informatiesysteem en de wijze van invoering. Ook konden de vervoerbedrijven het niet eens worden over de vraag waaraan de magneetkaart moest voldoen. De kosten waren inmiddels opgelopen tot 300 miljoen gulden. En Siemens kreeg na het stopzetten van het project van het ministerie 2 miljoen gulden voor alle vruchteloze moeite. Rijdend materieel Zoals eerder vermeld werd in Volendam gestart met veertien eenmans bussen van het merk Crossley en drie kleine Scania’s. De Scania’s, die smaller waren, hadden alleen een instapdeur en werden ingezet op de lijnen waar B-wegen in voorkwamen, zoals de lijnen MS (Marken-UitdamAmsterdam) en AD (Volendam-Kwadijk-Purmerend). De oorspronkelijke Crossley is rond 1948 gebouwd als twee-mans wagen, d.w.z. met een chauffeur die volledig was afgesloten van het passagiersgedeelte en een conductrice die in de bus rondliep en voor de kaartverkoop zorgde.

In de jaren vijftig zijn de meeste van deze bussen omgebouwd tot eenmans wagen. Het raam in de afscheiding tussen chauffeur en het passagiersgedeelte werd weggehaald en op de motorkap kwam een betaaltafel. Er werd ook een instapdeur aangebracht. De oorspronkelijke bussen hadden alleen een dubbele deur in het midden.Deze bussen hebben dienst gedaan tot in de jaren zestig en werden geleidelijk vervangen door nieuwe bussen. De ijzersterke bussen eindigden roemloos bij de sloper of als tuinhuisje.

Trieste eindbestemming van deze sterke bussen, een zomerhuisje! (vz PJ)

Vanaf 1959 stroomden er nieuwe bussen binnen van het Britse merk ‘Leyland’. De eerste bussen waren van de 4600 t/m 4900 serie en werden ook wel aangeduid als ‘bolramers’ vanwege de bolle voorruiten. De latere bolramers, 7600 serie waren wat luxer ingericht. Bij de oudere passagiers waren deze bussen heel herkenbaar. Deze bussen waren voorzien van een vloeistofkoppeling. Er was geen koppelingspedaal maar wel een schakeldom waarmee je de bus kon opschakelen. Dit betekende niets meer dan dat je een bepaalde luchtkanaal opende van de betreffende versnelling en dat ging gepaard met een sissend geluid. Een van deze bussen uit de 4700 serie, de 4740 die in Volendam dienst heeft ge-

Tekening Crossley (hierboven) en Leyland bolramer (rechterpagina)

160

161


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

daan, is na zijn werkzaam leven door vrijwilligers prachtig gerestaureerd en werd ingezet bij nostalgische uitjes. In 2002 na een zware aanrijding is deze bus totalloss verklaard. In 1970 kwamen moderne bussen binnen in de 2000 serie en waren van het merk Leyland. Deze bus had een schuin aflopende rechte voorruit en was uitgerust met stuurbekrachtiging wat voor de chauffeur een weelde was. Bij de oudere bussen kwam het wel voor dat je letterlijk moest staan achter stuur bij volle bezetting om de bocht rond te komen. De eerste instroom in Waterland bestond uit zes bussen en werden in een lichtblauwe kleur uitgevoerd met de achterliggende gedachte dat ze ook als reisbus ingezet konden worden. Na de fusie met de NZH stroomde de rest van deze serie binnen en was in een felle gele kleur (streekgeel) uitgevoerd. Dit werd de standaard kleur van de nieuwe NZH. Ook de oudere bussen werden geel gespoten. Na 1971 eindigde de samenwerking met Leyland en werd overgestapt op DAF. In 1973 stroomden de eerste DAF bussen binnen. Het uiterlijk leek veel op de Leylandbussen wat niet verwonderlijk was want de opbouw van de wagens was in handen van carrosseriebedrijf ‘Den Oudste’ die ook het merendeel van de Leylands opbouwde. Ook Expres-bussen kwamen in beeld. De zogenaamde Expres lijnen reden in de spitsuren met deze speciale bussen die door hun uiterlijk heel herkenbaar waren. Ze waren luxe uitgerust en reden vanaf diverse plaatsen in Waterland naar bedrijven in Zuid-oost Amsterdam.

De laatste bolramer, bus 4740 in oude staat gerestaureerd links op de foto gebroederlijk naast jongere collega’s. Naast deze bus een Volvo lijnbus, een Express bus en een DAF lijnbus. (vz PJ)

162

In contact met een chauffeur. Achter de mobilofooncentrale de schrijver van dit artikel.

Vanaf begin jaren tachtig begon men met het inbouwen van een mobilofoonsysteem, de ‘ESOfoon’, waardoor chauffeurs met hun ESOfoonpost konden communiceren en bijvoorbeeld onregelmatigheden snel en eenvoudig konden door- geven. Dit was echt geen overbodige luxe want hiervoor was de communicatie van het bedrijf richting chauffeur op zijn werkplek uiterst gebrekkig. Als de Rayonleiding een chauffeur direct nodig had voor vragen of mededelingen, moest gewacht worden tot hij op zijn stalling was. Als het echt noodzakelijk was om direct contact te hebben werd b.v. een controleur met zijn eigen auto, als hij die al had, op pad gestuurd om de chauffeur te contacten. Een ander veel gebruikte methode was via een caféhouder. Men schatte waar en hoe laat de chauffeur in de buurt van het café was en de kastelein werd er op uit gestuurd om de chauffeur aan de telefoon te halen. Met dit systeem konden zowel de chauffeur als de dienstdoende chef elkaar oproepen. Dit gaf toch wel een veilig gevoel bij de chauffeur en er kon ook meer service aan de passagier worden verleend door b.v. bij vertraging de centrale te vragen of een andere bus even kon wachten i.v.m. een overstapper. Verder werden de bussen uitgevoerd met een noodknop. Dit was een pedaal op de voer en als dit werd ingedrukt was de bus direct verbonden met de centrale en kon de stationsdienst meeluisteren wat er in de bus aan de hand was zonder dat ze wat hoefden te vragen. In de beginperiode moest men hier nog aan wennen en er is diverse keren per ongeluk de pedaal ingedrukt. 163


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

De centrales werden bij ieder rayon geplaatst en door een dienstdoende haltechef/ controleur bediend. Voor Rayon Waterland bevond de centrale zich te Purmerend op station Tramplein. In de loop van de jaren negentig werd het mobilofoonsysteem gemoderniseerd en er werd een Centrale verkeersleiding (CVL) in het leven geroepen. Als locatie werd Haarlem gekozen en bestreek de hele NZH. Dit team bestond uit personeelsleden die een zeer gedegen opleiding kregen en een grondige gebiedskennis hadden. Uit elk rayon werden deze mensen gerekruteerd en werden specialist van dat gebied. Nadat de NZH overgegaan was naar Connexxion kwam er een uitgebreide verkeersleiding in Boskoop. Aangezien het spitsvervoer enorm groeide ging men ook in begin jaren tachtig over tot aanschaf van gelede bussen, en ook deze waren van DAF – Den Oudste. Deze bussen werden heel populair en op gegeven moment waren er meer gelede dan standaard bussen. In de jaren tachtig werd in alle gelede bussen een stempelautomaat ingebouwd om het instappen van de grote stroom reizigers te vereenvoudigen. De passagiers mochten door alle deuren instappen en hadden de verantwoordelijkheid zelf hun strippenkaart af te stempelen. Begin jaren negentig werden ze weer buiten werking gesteld vanwege het veelvuldig zwartrijden. Het Een echte Nederlandse DAF lijnbus uit de 3700 serie gefotografeerd in Cuba. Deze bus aantal bekeuringen, dat door de controwas een lijnbus van Connexxion. leurs in de gelede bussen werden uitge(foto: Conny Jongert) schreven, steeg explosief. Eind jaren tachtig begon men met het wagenpark te vervangen door Volvo-bussen. Deze bussen hadden een geel-grijze uitmonstering en geleidelijk verdwenen de gele bussen uit beeld. Dat de oude streekbussen lang meegingen bewijst wel het feit dat honderden afgeschreven DAF lijndienstbussen uit het hele land werden verkocht aan Cuba waar ze nu nog dienst doen op de lijndienst. VakantieDubbelgelede ‘Megabus’ type PR180 van het Franse Renault/Heuliez gangers die naar Cuba gingen, kwamen 164

deze bussen regelmatig tegen met vaak de Nederlandse plaatsaanduiding en het lijnnummer nog aanwezig. Alleen werden een paar zijruiten vervangen door schuiframen die als ‘airco’ dienden. In 1988 was het aanbod van passagiers zo groot en met name in de spitsuren dat er werd overwogen zgn. Megabussen aan te schaffen. Er kwam een dubbelgelede Megabus op proef uit Frankrijk en na de benodigde beletteringen en aanduidingen te hebben aangebracht werd deze bus een week lang in Waterland op de lijndiensten ingezet. De bus had een capaciteit van 62 zit- en 150 staanplaatsen en was 24,38 meter lang. Een chauffeur kreeg hiervoor speciale instructie en er werd dagelijks een controleur ingezet ter begeleiding en informatieverstrekking aan de passagiers. Ik heb ook een dag deze bus mogen begeleiden en het was echt een belevenis. Als de bus een scherpe bocht maakte en je zat achterin, kon je de chauffeur door het zijraam gedag zeggen. De proef werd echter niet doorgezet want er daagden zeer veel problemen op m.b.t. de infrastructuur. Alle haltes moesten aangepast worden en diverse verkeersobstakels dienden te verdwijnen. Dus einde verhaal. Toen in 1999 de NZH overging in Connexxion die de volgende zes jaar het vervoer mocht verzorgen, stroomden er al snel nieuwe bussen in de groene kleur binnen. Toen Arriva de aanbesteding won in 2005 had dit bedrijf geen interesse in de bussen van Connexxion en liet nieuwe bussen bouwen voor Waterland. Ook EBS, die het stokje van Arriva overnam in 2011, liet nieuw materieel aanrukken. Dus hoe vaker een aanbesteding des vaker heeft de passagier kans dat ze met een hagelnieuwe bus rijden. Kan ook een voordeel voor de passagier zijn! De organisatie (bron o.a. Wikipedia) De oprichters van de NACO waren de Purmerender onderneming Fa. F.A. de Raadt & J. Kistemaker met de lijndienst in 1924 Hoorn-Purmerend-Amsterdam en in 1925 Purmerend-Zaandam, en de Hoornse J.B. Post, die in 1922 de lijndienst Hoorn-Enkhuizen had. Naast hun eigen lijndienstbedrijven was hun doelstelling deelnemers aan de in 1924 in Amsterdam te houden Olympische Spelen van en naar de verschillende locaties te vervoeren. Ook wilden ze uitstapjes door Nederland gaan verzorgen. Amsterdam kreeg de Spelen echter pas in 1928. Ondertussen werden de ambities van de NACO gericht op het streekvervoer in Noord-Holland. Door vele overnamen kregen ze vrijwel geheel Noord-Holland boven het Noordzeekanaal in handen. In 1940 werd de NACO overgenomen door de ATO – een dochteronderneming van de Nederlandse Spoorwegen – en werd daardoor een tweedekringsbedrijf binnen 165


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

het NS-concern. Dit hield in dat de NACO een eigen bestuur had dat verantwoording aflegde aan het bestuur van ATO. In 1942 werd de NACO een eerstekringsbedrijf, een rechtstreekse dochter van de NS. Het hoofdkantoor van de NACO bevond zich in Alkmaar waar ook de centrale werkplaats was gevestigd voor groot onderhoud aan de bussen. De NACO had diverse vestigingen in Noord-Holland, o.a. Den Helder, Hoorn, Purmerend (1949) en Volendam (1956). In 1969 maakt de NACO voor het eerst verlies. Ook gedurende de jaren zeventig is de tendens: daling van het aantal reizigers. De Commissie Vervoervergunningen (CVV, voorheen CVP) dringt aan op bezuiniging door vervoersconcentratie. Het gevolg is een fusiegolf in het openbaar vervoer. Per 1 januari 1972 fuseert de NACO met de NZH te Haarlem. Dit kreeg op 1 juli 1972 gestalte en de nieuwe onderneming ging de naam voeren van N.Z.H.V.M.. Na 16 jaar NACO was de naam NZH weer terug in het Waterlandse gebied. Na de fusie met de NZH werden de lijnletters vervangen door geheel nieuwe lijnnummers. Om overlappen te voorkomen met NZH-lijnnummers werden voor het eerst in Nederland lijnnummers boven de 100 gebruikt. In de jaren zeventig verenigden alle streekvervoerders en NS-dochters zich in een overkoepelende organisatie, de ESO, en alle aandelen van de Nederlandse busmaatschappijen werden in 1982 ondergebracht in de holding ABS. Beide bedrijven werden in 1989 samengevoegd tot het Verenigd Streekvervoer Nederland. De reden voor de herverdeling was de nieuw in te voeren Wet personenvervoer 2000, waarmee marktwerking in het Nederlandse openbaar vervoer werd geïntroduceerd. De verantwoordelijke overheid verdeelt het grondgebied en/of de bestaande lijnen in zogenaamde concessiegebieden of lijnconcessies. Om de meest geschikte vervoerder te vinden, organiseert de concessieverlener een openbare aanbesteding. Vervoerbedrijven die meer dan 50% marktaandeel bezitten mogen zich niet meer inschrijven op een aanbesteding. In VSN-1 werden de sterkste streekvervoerders ingedeeld, namelijk Midnet, NZH, Oostnet en de ZWN-Groep. Deze vervoerbedrijven gingen op 10 mei 1999 verder onder de nieuwe naam Connexxion. Onder invloed van Europese wetgeving, die toeziet op marktwerking, vinden er in Nederland aanbestedingen plaats binnen het regionaal openbaar vervoer. Connexxion kon zich tot op heden goed overeind houden, maar verloor uiteindelijk de aanbesteding in Waterland van een veel grotere speler: het Britse bedrijf Arriva. Arriva bood meer openbaar vervoer en meer geld, waardoor Het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) de concessie voor zes jaar aan Arriva gunde. 166

Hiermee was een einde gekomen aan het vervoer in ons gebied van de van oorsprong Nederlandse busbedrijven. Tevens was hiermee een eind gekomen aan de vestiging van een busbedrijf in de gemeente Edam-Volendam omdat Arriva de nieuwe stalling in Edam, in 1999 gebouwd, niet wenste over te nemen van Connexxion en werd verkocht. Het busstation in Volendam was al verkocht in 1992 om plaats te maken voor een nieuw overdekt winkelcentrum en het garageterrein met opstallen aan de Julianaweg werd in 1998 verkocht aan garnalenhandel ‘Puul’. Per 11 december 2005 zijn de nieuwe bussen van Arriva gaan rijden. Voor het personeel had dit verder geen consequenties want men was verplicht na een gewonnen aanbesteding al het personeel over te nemen op de bestaande voorwaarden. EBS won op 11 maart 2011 de concessie in Waterland. EBS, een busbedrijf dat oorspronkelijk uit Israël komt, zal de komende acht jaar het busvervoer in de regio verzorgen. Bekend personeel Als je het over het personeel hebt komen er onmiddellijk de namen van markante figuren naar boven. Met markante figuren bedoel ik mensen die opvielen door o.a. hun humor, hulpvaardigheid of een bepaalde manier van werken. Deze mensen werden en worden door veel collega’s en passagiers op een positieve manier herkend en leven ook bij velen in hun herinnering voort.

Jaap Visser als de kapitein van de ‘Koningin Emma’, de veerboot Marken-Monnickendam. Inzet: Jaap gepensioneerd in Marker klederdracht maar zijn NZH pet blijft op zijn hoofd. Hij moest wel toe- stemming vragen om de pet te mogen dragen maar het embleem moest er af. (vz PJ)

Heel bekend in Monnickendam en omstreken was controleur Jaap Visser. Hij was een intelligent en belezen man met een zeer groot verantwoordelijkheidsgevoel en gezegend met veel humor. Ook sprak hij meerdere talen, o.a. ‘Esperanto’, een internationale taal. Jarenlang is hij Schipper geweest op de veerboot, de ‘Koningin Emma’ die van Monnickendam naar Marken 167


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

heen en weer voer. Zijn kundigheid was alom bekend en zelfs koningin Wilhelmina heeft bij hem aan boord meegevaren. Hij was een man die precies wist waar hij voer en op klok en kompas door de dikste mistbanken met grote precisie het havengat wist te vinden. Bekend zijn ook zijn uitspraken als schipper van de Marker boot. Bij hevige mist gaf hij als antwoord op de vraag hoe het buitengaats was: ‘Je ken er tegen leunen.’ Nadat de veerboot werd opgeheven is hij een jaar als parkeerwachter op het parkeerterrein van Marken gaan werken maar dit gaf hem weinig voldoening. Dat hij een bekend figuur was, bleek uit het feit dat de NC het nodig vond een bericht in hun krant van 5 oktober 1960 te zetten dat de voormalige schipper van de Marker veerboot per 15 oktober 1960 in dienst komt bij de NACO als ‘Haltechef’ met als standplaats Volendam. Hij had een hoge opvatting van zijn taak. Toen in de winter van 1963 al het vervoer plat lag door de sneeuw, reed hij ’s nachts om 03.00 uur met zijn brommertje over de hoog met sneeuw opgetaste Gouwzee naar Volendam om daar op tijd zijn dienst te kunnen aanvangen. Ook zijn controletaak voerde hij zeer nauwgezet uit en menig chauffeur kwam hem op de meest onverwachte plaatsen tegen, soms ’s avonds laat en doornat van de regen op afgelegen haltes. Hij was een zeer gewild object om er een geintje mee uit te halen vooral omdat hij heel sportief was en er goed tegen kon. Wat voorbeelden hiervan: Jan Bootsman sr. (Wagen) rijdt op de Meeuwenlaan met lijn MS vanuit Marken en Jaap Visser houdt hem aan en Jan vraagt hem: ‘wat wenst u, meneer Visser’. Jaap antwoordde, ‘Meneer Bootsman, hoeveel mensen heeft u in de auto’? Jan gaat staan en begint heel serieus de mensen te tellen en met de knop in de hand zegt hij met een stalen smoel: ‘ drie mensen en de rest zijn Markers’ en hij stoof onmiddellijk weg want dit was wel heel gevoelig voor Jaap als Marker zijnde. Een baldadige chauffeur smeerde eens een beetje lijm op zijn pet toen deze op zijn bureau lag en Jaap even weg was. Daar Jaap een beetje ijdel was droeg hij een pruikje en zodra Jaap terug was kreeg hij van de chauffeur de opmerking dat er buiten problemen waren. Jaap plantte meteen zijn pet op z’n hoofd en vertrok naar buiten. Even later kwam hij terug en ging een beetje boos achter zijn bureau zitten en rukte zijn pet van zijn hoofd. Het effect was hilarisch want de pruik bleef als een vogelnestje in zijn pet zitten. Jaap gaf echter geen krimp, peuterde zijn pruik uit de pet en zette hem onverstoorbaar op maar wist exact wie hem dit had geflikt. Deze chauffeur is later absoluut de klos geweest van een ‘geintje’ van Jaap. 168

Zijn passie om service te verlenen aan passagiers ging soms wel eens ver. Op een goede dag stond Jaap bij de halte ‘Grote Kerk’ in Monnickendam. Er vertrok net een bus naar Amsterdam en op dat moment kwam er een man buiten adem aangelopen en schreeuwde naar Jaap: ‘was dat de bus naar Amsterdam’. Jaap aarzelde geen moment, spurtte achter de bus aan en voor de brug had hij hem te pakken en sommeerde de chauffeur even te wachten. Hij wenkte de passagier en die vroeg weer of dit de bus naar Amsterdam was. Op Jaap’s bevestigend antwoord verzuchtte de man: gelukkig want ik moet naar Volendam!!! Jaap verstrakte maar zei niets en later op die dag vertrouwde hij mij toe dat hij de man wel een klap had willen geven. Dit was het enige moment dat ik hem uit zijn rol zag vallen. Het afscheid van Jaap Visser op 14 juni 1975 werd gevierd bij Motel Katwoude en werd zeer druk bezocht, ook door passagiers wat aangaf dat hij bijzonder geliefd was. Bij deze gelegenheid werd hij door de burgemeester geridderd vanwege zijn 40 jaar dienst bij het bedrijf wat hem erg ontroerde. Van de chauffeurs uit Volendam kreeg hij een grote ingelijste foto van het busstation van Volendam met de pasfoto’s van alle chauffeurs uit Volendam erop geplakt. Na zijn pensionering bleef hij voor een ieder herkenbaar doordat hij altijd in Marker klederdracht liep maar wel met zijn onafscheidelijke NZH pet op zijn hoofd. Een andere populaire figuur achter stuur was Nico Blokker. Veel oudere mensen hebben hem gekend onder de naam ‘Ome Nico’. Ome Nico was een kleine en zeer corpulente man die zijn stoel altijd tot op de grond naar beneden draaide, anders kon zijn buikje niet onder het stuur, en altijd achter het stuur zat met in sigaar in zijn mond. Toen er nog met Crossley’s gereden werd, liet hij steevast de voorbanden half leeglopen omdat de bus dan beter veerde, want dat ontbrak er wel aan bij deze bussen. Hij was zeer geliefd bij de passagiers vanwege zijn altijd vriendelijk optreden en had voor een ieder een vriendelijk woord over. Bekend was vooral dat hij nooit een geldbakje gebruikte maar het losse geld altijd in zijn rechter jaszak bewaarde. Als hij dan geld moest teruggeven rammelde hij eerst met zijn hand in zijn jaszak en dan kwam er heel langzaam een hand met los geld uit. Dan pikte hij de muntjes eruit en zei dan steevast ‘alstublieft mevrouwtje’. Vaak gebeurde het dat de passagier het te lang vond duren en al achterin de bus zat. Dan ging de hand weer terug in zijn zak en hij mompelde dan ‘dank u wel mevrouwtje’. Ook tegen zijn medeweggebruikers was hij zeer vriendelijk, of hij nu een collega of een andere wagen tegenkwam, altijd ging zijn hand omhoog. Ooit heb ik hem eens naar een koe zien zwaaien omdat hij dacht dat hij in een glimp een auto zag, gewoon uit gewoonte. 169


OPENBAAR VERVOER IN WATERLAND NA DE TRAM

Heel bekend bij jong en oud is Arie van Rees. Deze stond bekend als een zeer sociaal en hulpvaardig man. Jarenlang heeft hij de kinderen van collega’s bezocht op 5 december als Sinterklaas samen met zijn zoon Marcel die Zwarte Piet speelde. Hij deed dit volkomen belangeloos en genoot er zelf het meeste van. Je moest bij hem altijd op je tellen passen want als hij een geintje uit kon halen Arie van Rees als Sinterklaas bij een collega thuis. Achter hem zoon Marcel als zwarte Piet. (vz PJ) dan liet hij dit vast niet na. Heel consequent was hij ook tijdens zijn werk. Zo heeft hij mij eens laten staan bij de Zeestraat omdat ik niet op de halte stond maar bracht mij wel later met zijn eigen auto naar huis. Het verhaal ging dat hij dit ook eens met eigen vrouw flikte. Ook mocht hij graag de boel op stang jagen en dat blijkt uit het volgende verhaal: Er is een aantal jaren met lijn 114 van Amsterdam naar Hoorn doorgereden vanaf station Hoorn naar de wijk Risdam. En altijd moest je dan op de trein wachten om aansluiting te geven en je stond dan vaak voor de spoorbomen om op die zelfde trein te wachten. Arie, zo dwars als hij soms kon zijn, besloot om normaal op vertrektijd weg te gaan en niet op de trein te wachten als hij hier geen opdracht voor kreeg. Hier werd hij later op aangesproken en als reactie hierop heeft hij een gedichtje opgehangen in het chauffeursverblijf met de tekst: ‘Hier moet men wachten op een trein die nog moet komen en als dank hiervoor sluit men de bomen’. Toen hij een keer uit Amsterdam kwam riep hij de post Hoorn op en zei; ‘chef, ik rij nu bij de Beets met ongeveer 3 minuten vertraging. Vraag bij de NS of ze de trein naar Enkhuizen en Medemblik zo lang laten wachten op enkele passagiers uit mijn bus’. Arie wist natuurlijk het antwoord wel en kreeg inderdaad als antwoord dat het niet kon. Hij meldde prompt dat hij dan ook niet meer op de trein zal wachten. Jarenlang is hij gids/chauffeur op de Marken-Express bus geweest, zoals eerder vermeld, en als je hem bij moest rijden deelde je altijd mee in de tip die hij ontving. Voor hem was geld minder belangrijk dan het plezier wat hij in zijn werk had. Na zijn VUT bleef hij met toeristen werken en deed hij veel voor het VVV in Volendam. 170

Enkele bekende Monnickendammers die bij de NACO/NZH gewerkt hebben: _ Frits de Jong, die later de bekende autorijschool ‘De Jong’ met zijn vrouw Joke runde. _ Cor Jongert, die samen met Klaas Kaars een drukkerij ‘Jongert & Kaars’ begon en hier heel succesvol in werd. _ Cees Lagrand, die vrijwel zijn hele werkzame leven buschauffeur is geweest. Zolang ik Cees ken, en dat is heel lang, werkte hij altijd ten dienste van zijn collega’s in bijna alle commissies die we gekend hebben zoals Ondernemingsraden, Onderdeelcommissie, Rayoncommissie, Vakbond, enz.. Met dezelfde passie heeft hij zich jarenlang ingezet voor de vereniging Oud Monnickendam en was met zijn vrouw An een van de steunpilaren van de vereniging. Het busbedrijf is door alle jaren heen een heel dynamisch bedrijf geweest en hiervoor te werken bracht een zeer afwisselend bestaan wat je moeilijk kon loslaten. Gekscherend merkten wij soms op dat als je weg wilt gaan, doe dat dan binnen een paar jaar anders kan je niet meer weg. Je moest aanvankelijk wel erg wennen aan onregelmatig werk maar dat gaf als voordeel veel vrije tijd overdag. Dat het aantrekkelijk werk was, blijkt ook uit het feit dat in de loop der jaren veel familieleden van chauffeurs hier in dienst zijn geweest. Vaak werkten er broers en neven met elkaar en soms ook vader en zoon. Om er een persoonlijk tintje aan te geven, mijn dochter en schoonzoon werken ook bij het busbedrijf (EBS) in Waterland.

171


Het eeuwfeest in Monnickendam 1813–1913–2013

De meeste Monnickendammers zullen de festiviteiten van zomer 2006 – Monnickendam 650 jaar stad – nog niet vergeten zijn. Een onvergetelijk feest, met woord en beeld vastgelegd in het prachtige fotoboek ‘De magie van Monnickendam’. Maar vergis u niet, onze voorouders konden er ook wat van. In 1923 en 1973 werd de slag op de Zuiderzee herdacht en uitbundig gevierd. Daar tussenin vond in 1955 de herdenking van 600 jaar stadsrechten plaats, evenals in 2006 destijds een groot feest. Dit verhaal gaat ook over een feest. Namelijk over de dag, waarop werd herdacht, dat Nederland honderd jaar eerder onafhankelijk was geworden. Een dag die in het land heel veel aandacht kreeg, ook in Monnickendam. En dat in een tijd waarin menig Monnickendammer de grootste moeite had om het hoofd boven water te houden. Ik heb het over 1913. Het Koninkrijk der Nederlanden Op 30 november van dit jaar is het tweehonderd jaar geleden, dat de 41-jarige prins Willem Frederik, zoon van stadhouder Willem V en prinses Wilhelmina van Pruisen, vanuit Engeland aankwam op het strand van Scheveningen. Vanwege het Patriottisme en de daarmee verbonden komst van de Fransen, had zijn vader in 1795 ons land noodgedwongen moeten verlaten. De Franse periode die er op volgde (1795-1813) liep echter uit op onvrede en onrust onder de bevolking van de Bataafse Republiek. Groot was daarom de vreugde, toen Napoleon zijn heerschappij over Europa verloren zag gaan. Het jaar 1813 betekende een nieuw begin voor de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Het was het begin van het Koninkrijk der Nederlanden dat zo belangrijk werd gevonden, dat het sindsdien elke 25 jaar herdacht werd, vooral in Scheveningen. Willem V en gezin 172

173


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

Nu, tweehonderd jaar later, is er opnieuw ruimschoots aandacht voor dat historisch nieuwe begin. Er staan een aantal feestelijkheden op stapel die dit jaar beginnen en doorlopen tot in 2015. Wat dit herdenkingsjaar extra bijzonder maakt is de abdicatie van koningin Beatrix en de ‘troonsbestijging’ van prins, nu koning Willem-Alexander, met koningin Maxima naast zich. Een stukje geschiedenis Zondagmorgen 18 januari 1795 was stadhouder Willem V in alle vroegte naar het Binnenhof gekomen, waar de leden van de Staten-Generaal zich hadden verzameld. Toen hij zijn afscheidsbrief voorlas, rolden de tranen over zijn wangen. Maar niemand van de aanwezigen deed een poging om de prins te bewegen op zijn besluit terug te komen. Blijkbaar vond men het niet zo erg dat hij vertrok. De eerlijkheid gebied te zeggen dat Willem V bepaald geen sterke persoonlijkheid

Vertrek van het Binnenhof, 1795

was. Zijn achter achterkleindochter, koningin Wilhelmina, noemde hem een ‘sufferd’ en gaf daarmee, zonder het te weten, een antwoord op de vraag die Willem zichzelf in mei 1793 gesteld had: ‘Wat zal men van mij zeggen in de geschiedenis’? In 1780 had hij geschreven: ‘Ik wenschte dat ik doodt waere, dat mijn vaeder nimmer stadhouder was geworden (...) Ik voele, ik ben daertoe niet bekwaem’ (1). In 1958, toen koningin Wilhelmina werd gevraagd bij de herbegrafenis van haar betovergrootvader in Delft aanwezig te zijn, zou zij gezegd hebben: ‘Achter die 174

sul ga ik niet aanlopen’. Woorden die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten. Ze sluiten aan bij de observatie van de Engelse minister van buitenlandse zaken, Sir James Harris. Hij typeerde de stadhouder, die lange tijd in Engeland verbleef, als volgt: ‘De prins van Oranje heeft nog nooit een opzienbarende daad gesteld. Initiatieven heeft hij nooit genomen en geen enkele belangwekkende uitspraak heeft hij ooit gedaan. Als hij op zijn strepen ging staan en voor zijn constitutionele rechten opkwam, deed hij het óf op het verkeerde moment óf met de verkeerde woorden’. Terug naar 1795 Nadat hem verteld was, dat zijn vrouw, haar behuwd dochter en de driejarige Willem Frederik Karel (de latere koning Willem II), om een uur, met gunstige oostenwind, per schip naar Engeland waren vertrokken, nam Willem V afscheid van het Staatscollege. Samen met zijn beide zoons Willem Frederik en Willem George Frederik ging hij, vergezeld door een grote menigte uit Den Haag, naar Scheveningen. Over de Scheveningse weg reden achttien wagens met porselein, schilderijen, zilver, kunstvoorwerpen en kisten met goud richting het strand. Daar werd alles overgeladen in pinken (vissersvaartuigen met platte bodem, caeg), die Willem V vertrekt. het schip begeleidden, waarmee de stadhouder naar Engeland zou varen. Ter hoogte van de Scheveningse vuurtoren zag het die zondag zwart van de mensen. Staande op een ijsschots sprak Willem V de bedroefde menigte toe. Daarna werden hij en zijn zoons rond twee uur in een garnalenboot naar de ‘Johanna Hoogenraad’ geroeid, het schip waarmee hij de overtocht zou maken. Zijn laatste woorden tot een van de roeiers was: ‘Zoo ik mijn vaderland weder betreed, zal ik u gedenken’ (2). Aan boord klom hij in de mast en wuifde de menigte aan het strand een laatste vaarwel toe. Toen de avond viel vertrok het schip, begeleid door Scheveningse schippers die, met de bagage in 22 pinken, hun leven waagden. De prins van Oranje zou zijn land niet meer terugzien. In 1806 is hij, tijdens een bezoek aan zijn dochter Louise in Brunswijk, gestorven en daar begraven. In 1958 is zijn lichaam overgebracht naar ons land en bijgezet in de Nieuwe Kerk te Delft. 175


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

1795-1813 De Franse periode Na zijn vertrek begon een periode van de geschiedenis, waar heel wat boeken over zijn verschenen: de Bataafse Republiek onder Frans bestuur (3). Hoe het er in die jaren in Monnickendam aan toeging, is uitgebreid beschreven door de heer L. Appel (4), terwijl ondergetekende aandacht heeft besteed aan de periode 1810-1812, toen keizer Napoleon het in ons land voor het zeggen had (5). ‘Drie jaar zijn het geweest van verdrukking, van vernedering, van schande, van onvrijheid, van bespioneren, van aantasting van aloude rechten. Weliswaar vergeten wij allerminst, dat wij aan Napoleons bestuur veel te danken hebben, dat tal van misbruiken zijn afgeschaft, dat het provincialisme is bedwongen, instellingen van Napoleon blijvende waarde in het leven zijn geroepen. Maar één groot kwaad stond daar tegenover – de bewoners van de vrije Republiek der Verenigde Provincieën, meer en meer in hun vrijheid beperkt tijdens de wisselende besturen tijdens de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland – waren uiterlijk Fransman geworden, hadden het Nederlandse kleed uitgetrokken en moesten zich schikken naar bevelen uit Parijs’ (6). Nee, van het enthousiasme uit 1795 (de dans om de vrijheidsboom, weet u nog?) was in 1813 niet veel meer over! 1799 Inval in Noord-Holland De zoon van de stadhouder, Prins Willem Frederik, was er bij, toen in 1799 bij Den Helder een Engels-Russische invasie plaatsvond, met als doel de Republiek te bevrijden van de Fransen en de Oranje-stadhouder weer aan de macht te krijgen (7). De inval werd echter een groot fiasco, waarbij zeker 10.000 mannen het leven verloren en ook de prins zich haastig over zee moest terugtrekken. ‘Een machteloze, politieke balling zonder uitzicht op verbetering de komende jaren’ (8). 1813 De ommekeer Maar in de tweede helft van 1813 keerde het tij. De nederlaag van Napoleon in Rusland, najaar 1812, had in Europa indruk gemaakt. De kleine keizer liet het er echter niet bij zitten en probeerde zo snel mogelijk een nieuw leger op de been brengen. Daar waren veel nieuwe rekruten uit heel Europa voor nodig. Maar vanwege het enorme verlies aan mensenlevens in 1812, hadden de Hollandse jongens en 176

jonge mannen geen trek om hun leven te geven voor de expansiedrang van keizer Napoleon. Evenals elders in het land, weigerden ook in Monnickendam de conscrits (lotelingen, caeg) om op te komen. Ze wachtten af wat er zou gaan gebeuren (9). De ontwikkelingen kwamen in een stroomversnelling toen bekend werd, dat Napoleon, ‘de onmenschte dwingeland’, zoals hij eens door iemand werd genoemd, op 18 oktober bij Leipzig, tijdens de zogeheten volkerenslag, een gevoelige nederlaag had geleden. Dat bericht bereikte begin november Amsterdam en verspreidde zich razendsnel, ook in Waterland. Er ontstonden een reeks versjes, met als doel om Napoleon te kleineren. Een voorbeeld:

Noem nooit Napoleon zoo stout, verheven boven leed; Te Moskou toch, was ’t hem te koud, te Leipzig al te heet! Oranje, de kleur

Prefect Mollerus te Hoorn, namens Napoleon de baas in het departement Zuiderzee, gaf opdracht aan zijn ondergeschikten, om hem op de hoogte te houden van de stemming onder het Bataafse volk. Op 15 november moesten alle douaniers zich naar Naarden begeven, maar het bevel werd alleen door de Fransen opgevolgd. Diezelfde avond werden in Amsterdam douanehuisjes in brand gestoken, waarvan de vuurgloed tot ver in Waterland zichtbaar was. De onrust leidde er toe, dat alle hoge Franse beambten hun post verlieten en naar hun thuisland vluchtten. Op 16 november kwamen de melkboeren uit Amsterdam terug, allemaal voorzien van een Oranjelint. Een dag later werd er in heel Nederland een proclamatie verspreid, waarin de terugkeer van het Oranjegeslacht op Nederlandse bodem werd aangekondigd. Het eerste sein tot de opstand was gegeven door graaf van Limburg Stierum, die in de vroege morgen van de 17 e november een 177


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

oranje strik op zijn hoed had bevestigde en daarmee door de straten van Den Haag was gaan wandelen. Hij kreeg gezelschap van Gijsbert Karel van Hogendorp, graaf Frans Adam van der Duijn van Maasdam en anderen. Op 20 november 1813 riepen deze drie heren de Nederlandse onafhankelijkheid uit en namen voorlopig het bestuur van ons land op zich. Het was ook dit trio, dat erfstadhouder prins Willem Frederik van Oranje-Nassau, die in Engeland verbleef, uitnodigde om naar ons land te komen. Deze nam de uitnodiging aan en ging, na wat oponthoud vanwege tegenwind, op 30 november tegen vijf uur in Scheveningen aan land, niet ver van de plek, waar zijn vader in 1795 was vertrokken. De Prins terug in Nederland Het bericht dat de inmiddels 41-jarige prins van Oranje onderweg was naar ons land, had zich razendsnel verspreid. De toeloop naar de Scheveningseweg (10) was enorm. Hij werd met uitbundig gejuich ontvangen. Alle partijschappen waren verdwenen. Op 2 december aanvaardde de prins in de Nieuwe Kerk te Amsterdam de soevereiniteit over de Noordelijke Nederlanden. Een van de eerste dingen die hij deed was een proclamatie uitvaardigen, waarin hij aankondigde: ‘Ons gemeene Vaderland is gered; De oude tyden zullen weldra herleeven’. Op 21 december kreeg een commissie van wijze mannen, o.l.v. van Hogendorp, opdracht om een nieuwe grondwet te maken, waarvan het ontwerp op 29 maart 1814 werd goedgekeurd in een vergadering van vooraanstaande burgers. Van de 600 mannen die waren uitgenodigd, kwamen er 474 opdagen. Slechts 26 stemden tegen. Tijdens de vergadering legde Willem I de eed op de grondwet af en werd benoemd tot soeverein vorst over Nederland. Koning der Nederlanden Het was op 16 maart 1815, dat de prins de titel ‘Koning der Nederlanden’ verkreeg en als koning Willem I door het leven zou gaan. Even nog dreigde er een kink in de kabel te komen, omdat Napoleon kans gezien had te ontsnappen van het eiland Elba, waar hij in ballingschap verbleef. Hij wist een leger 178

op de been te brengen, maar tevergeefs. Op 18 juni 1815 werd hij bij het Belgische Waterloo definitief verslagen door een leger van Engelse, Hollandse en Pruisische soldaten, onder leiding van de Engelse hertog van Wellington en de Pruisische generaal Blücher. Twee maanden na deze veldslag, toen Napoleon definitief van het Europese toneel was verdwenen (hij werd verbannen naar het eiland St. Helena, waar hij op 5 mei 1821 is gestorven), vond op 14 augustus de afkondiging van de grondwet voor Nederland en België plaats, waarna Willem I op 21 september ook gehuldigd werd als koning van België (11). Tot zover een beknopt overzicht van de gebeurtenissen in 1795, 1813 en kort daarna. Monnickendam in 1813 Hoe werd de omwenteling in Monnickendam beleefd? Daarover worden we ingelicht via het geschrift ‘Monnickendam, Proclamatie Waterland en Marken’ van Willem van Engelenburg uit Broek in Waterland. Nadat de schrijver een overzicht heeft gegeven van de Franse periode als geheel, gaat hij verder met berichten uit 1813 waarin ook Monnickendam een rol speelt. In de stad werd alles in gereedheid gebracht om de vlag uit te steken. In het archief is een briefje bewaard gebleven, met potlood geschreven, aan het raadhuis bezorgd met de tekst: ‘Daar wordt vriendelijk aan de heeren verzogt om den vlag op de tooren te zetten om alle ongelukken en oproerigheden te vermeijden; uit aller naam: A.L. Thierens, H.J. van Marle, Remmet Kous Bos, A. Gojewijn, T. Hondius, Jb. Teengs, J.A. Bloys van Treslong, E.J. van Rooij en A.F. Tinne’, toenmalige notabelen van de stad. Na het vertrek van de Franse beambten, vormden zij, onder voorzitterschap van burgemeester D. Arbman, het voorlopig bestuur van Monnickendam. Op de 25e november werd bij proclamatie door dat voorlopig bestuur ‘het vrij en onverlet dragen van Oranje’ toegestaan en Monnickendam als ’t ware ‘voor Nederland en Oranje gewonnen. Maar het gevaar was nog niet geweken. Het voorlopig bestuur riep vrijwilligers 179


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

op, om de stad te verdedigen ‘tegen aanvallen, welke dreigden van onderscheiden Franse schoeners, waarmee de Zuiderzee, volgens ingekomen berichten, alsnog scheen ontrust te worden’. Er werden buitengewone nachtwachten gestationeerd bij de Noordeinder- en de Nieuwe Poort alsook bij de Langebrug. Op 1 december werd deze extra bewaking echter niet meer nodig geacht. Delegaties van de diverse dorps- of stadsbesturen, waaronder Monnickendam, stelden commissies samen, die zich naar Zijne Hoogheid zou begeven, om deze als Soeverein Vorst van Nederland te huldigen. Omdat de Vorst inmiddels Amsterdam had verlaten, werd deze huldiging tot een later tijdstip uitgesteld. Monnickendam bood vijf vrijwilligers aan om ‘onder de vaandelen van Z.K.H. te worden ingelijfd’. Twee van hen waren onder de maat (te klein), maar zij werden door het stadsbestuur toch aangenomen ‘uijt hoofde hunne betoonde ijver’. De vrijheid misbruikt Er was grote eensgezind om de Fransen voorgoed uit ons land weg te houden. Maar er ontstonden ook plannen voor nieuwe ‘vrijheden’. Katwoude bijvoorbeeld, wenste vurig van Monnickendam gescheiden te worden en Zuiderwoude wilde zich afscheiden van Broek in Waterland. Watergang wilde niet langer met Landsmeer verenigd blijven en Purmerland, voorheen de hoofdplaats van de gecombineerde dorpen Purmerland, Den Ilp en Ilpendam, probeerde die centrale plaats weer opnieuw in te nemen. De gemoederen kwamen pas tot rust, toen de commissaris van Hoorn zich er mee bemoeide en de besturen zich schikten in de bestaande toestand. Erger was het, wat er in december 1813 in de Purmer gebeurde. ‘De godsdienstige denkwijze der inwoners en hun vroegere politieke gevoelens, gaven aanleiding tot twist en vervolging, welke zich openbaarden in grove beledigingen en het plegen van verregaande baldadigheden. Op 15 december vonden de brigadier en de veldwachter in de Purmer onder Monnickendam een grote groep mannen en vrouwen, die zich schuldig hadden gemaakt aan het afdwingen van geld van boeren. Vier van hen werden gearresteerd en de 17e, via Monnickendam, naar Hoorn overgebracht’. Toen er berichten kwamen, dat ‘er complotten geformeerd waren om onze brave burgers opnieuw te verontrusten en hun betaald te zetten, dat de gevatte personen opgebracht zijn’, stuurde Hoorn een aantal manschappen naar Monnickendam om de rust te herstellen. Maar... zo hadden ze dat in Monnickendam niet bedoeld, want nu kregen ze last van inkwartiering van een detachement soldaten o.l.v. ka180

Inhuldiging koning Willem I, 1814

pitein van Dooren. Het hielp echter wel, want de rust keerde weer. Dat detachement was nog steeds in Monnickendam, toen er op de 29e december een bericht kwam, dat Fransen vanuit de Zuiderzee een poging wilden wagen om Noord-Holland binnen te dringen. Men meende hun vaartuigen reeds gezien te hebben. Het bleek echter loos alarm. Tamelijk rustig kon eind 1813 de Oudejaarsavond worden gevierd en als een psalm van vertrouwen klonk ‘Neerlandsch Volkslied’:

Wilhelmus van Nassauwen was onzer vad’ren lied. Hun toevlugt, hun vertrouwen, toen alles hen verliet. Toen ’t wreed geweld van Spanje de moordbijl had gewet, was ’t Willem van Oranje die Neerland heeft gered.

En dan volgen er nog zeven coupletten. 1 januari 1814 Op 1 januari werd afgekondigd: ‘Mede ingezetenen, toen wij u in de afgelopen week bekend maakte het vrij en onverlet dragen van Oranje en tegelijk de vlaggen van de torens van de stad gehesen werden, verbonden wij ons voor Nederland en Oranje. Het spreekt dus vanzelf dat alle Franse invloed uit ons hart verbannen en wij als ware Nederlanders alles tot de herstelling van het geluk van ons dierbaar vaderland behoort, in het werk te stellen’. (Volgt een passage over het bestuur van de stad). ‘Wij vertrouwen dus, waardige ingezetenen, aan uw wensen voldaan te hebben, terwijl gij zeker zijn kunt dat wij alles doen zullen wat de belangens dezer 181


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

stad voordeling zijn kan, de navolgende proclamatie uit Naam van Zijn Hoogheid de Heer Prins van Oranje aan ons gezonden om ook van de puij van dit Raadhuis te worden afgelezen’. Op zondag 12 december werd in alle kerken die proclamatie van de prins voorgelezen, waarin werd verzocht om ‘een liefdegift voor het behoud van ’t Vaderland’. In de raadhuizen werden kisten geplaatst, waarin men een bijdrage kon storten. Broek in Waterland bracht f 935,- bijeen, Monnickendam f 364,-. Besloten werd de gelegenheid om bij te dragen in de stad, met acht dagen te verlengen.

talrijke vergadering van menschen en hetwelk niet als door zeer ferme maatregelen tot een goed einde kon worden gebracht’. Er waren niet genoeg militairen, terwijl de zitting van ’s morgens negen tot ’s avonds tien uur duurde’. Maar ook die zwarte dag werd verleden tijd. Door de Soevereine vorst werd D. Arbman als burgemeester aangesteld en onder de notabelen van de streek werden E.J. van Rooijen en Jacob Teengs geschikt geacht om ‘de constitutie te raadplegen’, dat wil zeggen, mee te denken over de te volgen koers in het land. Hoe de stemming in het land was, vertelt een ‘Bevrijdingspamflet’ met de titel ‘Oranje boven’

Verder werd er gesproken over ‘eensgezindheid en vredelievendheid die meer en meer bevorderd wordt, alle partijschappen zijn vernietigd en elke burger, van welke godsdienstige gezindheid hij zijn moge, zal dezelve rechten genieten. De Politiewetten blijven van kracht en wie partijschap bevorderd zal streng worden gestraft’. Het bericht was ondertekend door burgemeester Arbman. 4 januari 1814 Op 4 januari 1814 volgde een nieuwe publicatie. ‘Het provisioneel bestuur van de stad Monnickendam doet weten, dat de Heer Prins van Oranje-Nassau, Souverein vorst der Verenigde Nederlanden, bij besluit van 26 december 1813 heeft besloten dat op de 5e januari 1814 en voorts tot wederopzegging toe, iedere eerste woensdag van iedere maand des avonds van zes tot zeven zal worden gehouden een plechtig dank- en bede-uur, geschikt naar de omstandigheden van tijden en zaken. Teneinde deze Biduren plechtstatig en met betamelijke stilte werden gehouden, gelast hetzelve provisioneel bestuur dat op de avonden, waarop die biduren zullen worden gehouden, van half zes tot half acht geen publieke vermaken en alle neringen en verteringen moeten stilstaan en de winkels gesloten. Alle inwoners worden ernstig gewaarschuwd om geen voetzoekers, swermers of andere of dergelijke vuurwerken af te steken, terwijl bij ondervinding van dien zulks ten strengste naar de wet zal worden gestraft’. Ondertekend door de burgemeester. In dienst van de koning Hoewel de Hollandse jongens niet meer in een Frans leger behoefden te dienen, bleef de dienstplicht zelf gehandhaafd. In Monnickendam was het tumultueus, toen op 7 januari 1814 de loting voor de landmilitie aan de orde was. Alle ingeschrevenen uit het gehele kanton waren die dag in Monnickendam, maar er waren veel dronken personen bij. De burgemeester schreef dat het ‘doen van deze loting bovenmenschelijke kragt geweest was, daar het houden van den orde zeer veel moeite in zig heeft gehad onder zoo een 182

Monnickendam 1814, 1815 Omdat het jaar dat ons land onafhankelijk werd nog vers in het geheugen lag, ontvingen alle stadsbesturen van de Gouverneur van Noord-Holland (een functie, te vergelijken met de commissaris van de koningin vandaag) eind 1814 het volgende bericht: ‘De dag van de 17 November aanstaande, herinnerd ons die belangrijke gebeurtenis in ’s Gravenhage, welke zoo gelukkig den grondslag gelegd heeft tot het vestigen onzer Nationale Onafhankelijkheid; die van den 18e daaraan volgende is de Geboortedag van Hare Koninklijke Hoogheid Mevrouwe de Princes van Oranje. Beide deze omstandigheden vervullen alle Bewooneren van Nederland met vreugde en dankbaarheid. De dag van den 18e November aanstaande is bijzonder bestemd om aan die herinneringen plegtig te worden toegewijd’(...) ‘Teneinde nu dit herinneringsfeest Nationaal zij, nodig ik Ued. uit, aan de goede ingezetenen der Provincie alle vrijheid te laten tot ontsluiting hunner harten voor die blijdschap...’ Om het feest in uniformiteit te doen plaatsvinden worden ‘de Leeraren der onderscheidene Gezindheden uitgenodigd om op gemelde vrijdag den 18e ’s middags van twaalf tot éen uur een plegtig Dankuur te houden, op de wijze bij hun Kerkgenootschap gebruikelijk en den God onzer weldadigheid te verheerlijken voor zoo vele volks-zegeningen, welker herinnering plegstatig op dien dag gevierd wordt’. Verzocht wordt om de vlaggen uit te steken, de klokken te laten luiden of te bespelen, het toestaan van algemene illuminaties, ‘maar ook de behoeftigen daarin te doen deelen, op zodanige wijze als de locale omstandigheden en finantiële toe183


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

stand uwer gemeente zulks het meest raadzaam zijn’. Waar dat kan zullen, van Gouvernementswege, kanonschoten worden gelost’. De gouverneur van Tets van Goudriaan. Monnickendam gaf gehoor aan deze oproep. Illuminatie van 8 tot 11 uur. Klokgelui, wapperende vlaggen, maar ook een uitdeling aan de behoeftigen van de stad, te weten kaas, brood en bier. ‘Eindelijk daar wij vaststellen dat liefde voor het Vaderland en hartelijke genegenheid voor het vorstelijke Huis van Oranje de gevoelens zijn, welke onze ingezetenen bezielen, vlijen wij ons dat gij uw onderling zult verenigen om dit plechtig feest op de meest gepaste wijze te gedenken’. In 1815 was er opnieuw zo’n oproep om de bevrijding van ons Vaderland te vieren. De burgemeester van Monnickendam beval het vlaggen van publieke gebouwen, schepen en vaartuigen aan en ’s avonds het illumineren van het stadhuis. De zondag die daarop volgde werd bestemd om ‘den Almachtige de Dankbare hulde te brengen, het welk zich ieder weldenkende bij herinnering van dat algezegend tijdstip onweerstaanbaar gevoelen moet’. Er aan toegevoegd werd dat het afsteken van vuurwerk, schoten met geweren en pistolen verboden is en streng gestraft zal worden. U merkt, er was lange tijd zeer veel aandacht voor de ‘ommekeer’ die er had plaatsgevonden. En dat zou zo blijven. Herdenkingen en vieringen in de 19 e eeuw Omdat de terugkeer van Oranje en wat er op volgde zo’n geweldige betekenis had, werd de ommekeer van 1813 regelmatig in de herinnering terug geroepen. In Scheveningen werd (en wordt) sindsdien 1813 elke 25 jaar de aankomst van de prins van Oranje herdacht en nagespeeld. Maar niet alleen in Scheveningen, ook landelijk was er aandacht voor deze memorabele gebeurtenis. Er waren herdenkingen in 1838 (25 jaar), 1863 (50 jaar), 1888 (75 jaar) en in het bijzonder 1913 (100 jaar). Niet allemaal en overal even groots gevierd, maar er werd wel aandacht aanbesteed. Ook 1938, 1963 en 1988 gingen niet ongemerkt voorbij. Herdenking 1838 Tijdens de herdenking van het 25-jarig regeringsjubileum van koning Willem I werd een gedenkplaat gemaakt. In het wapen is de Nederlandse Leeuw afgebeeld en om het portret van de koning heen zijn de belangrijkste gebeurtenissen uit zijn regeringsperiode afgebeeld. Bij de viering op 30 november was ook de enige, nog levende, matroos aanwezig van de bemanning, die in 1795 de prinsessen naar Engeland had gebracht. Hij droeg het volgende gedicht voor: 184

Gedenkplaat 1838

Aandoenlijk oogenblik! O nooit vergeetbaar strand, waar Vader Willem eens, verheugd is aangeland; Nee, geen ondankbaar hart klopt binnen onze kringen, wij denken aan het blij gejuich, o, edele feestelingen! En’t lieflijk welkomslied, voor vijf en twintig jaar, gewijd aan onzen Vorst door heel de burgerschaar. De zee, het strand en ’t duin moog’ van ons heil getuigen als ’t hart hier dankbaar klopt, de knieën elders buigen, wij roepen ’t nageslacht hier toe, vol zielevree: Gedenk wat is gebeurd aan d’ oever van de zee! Ongetwijfeld zal er in november van dat jaar ook in Monnickendam aandacht zijn besteed aan 25 jaar Onafhankelijkheid. Onderzoek in de beschikbare bronnen leverde echter geen informatie op. 185


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

Herdenking 1863 Op 18 maart meldde het Algemeen Weekblad, dat een deputatie van de stichting tot een Nationaal Gedenkteken, ter herinnering aan de gebeurtenissen in 1813, bij de koning met grote belangstelling was ontvangen. Op landelijk niveau werd er dus gewerkt aan een gedenkteken, waarvoor flinke bedragen, middels collectes, werden opgehaald, o.a. in den Haag bijna f 6000,-, en in Amsterdam ongeveer f 8000,- Op 17 november werd door de koning de eerste steen van het monument gelegd. Het staat op het voormalige Willemsplein, nu plein 1813 in Den Haag. Overigens vond de officiële onthulling pas op 17 november 1869 plaats! Sommigen hadden moeite met zoveel beelden bij elkaar. Zij zagen liever een sober monument, bv. dat van de Nederlandse Leeuw in rijzende houding, van boeien en verdrukking bevrijd, maar dat is het, tot teleurstelling van velen, niet geworden. In 1863 werd er ook een gedenkplaat ontworpen, ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum koningschap der Nederlanden. Het ging gepaard met een grootse feestviering. En ondanks de scherpe kou (oostenwind) waren tal van Hagenaars naar Scheveningen gekomen om de feestviering op en bij het strand bij te wonen. Terwijl in den Haag het monument verrees, werd in Scheveningen, niet ver de plaats waar prins Willem in 1813 de vaste wal bereikte, een eenvoudige gedenknaald opgericht. De Kerk De algemene synode van de Nederlands Hervormde Kerk stuurde in september een uitnodiging naar de Kerkenraden, om het feest van Neêrlands 50-jarige onafhankelijkheid te doen voorafgaan door een plechtige godsdienstoefening op de zondag, die aan de burgerlijke viering voorafging. Ook Koning Willem II deed van zich spreken. Hij zou de viering van de onafhankelijkheid graag langdurig herdacht zien en stelde de Staten-Generaal voor, om een geheel nieuw gebouw te stichten voor de vergaderingen van de vertegenwoordigers van het land. Hij zou daar dan graag een krediet voor verleend zien van 1 miljoen gulden. 186

Naast deze, wat meer officiële zaken, waren er op veel plaatsen volksfeesten met vlagvertoon en vuurwerk. De destijds herwonnen vrijheid moest groots gevierd worden en een onuitwisbare indruk achterlaten. ‘Amsterdam ging geheel Nederland voor in het vieren van het Oranjefeest. Op een wijze zo volkomen dat in de gehele wereld zeker geen hoofdstad haar evenaren kan’, aldus het Algemeen Dagblad. De weeskinderen delen in de feestvreugde Toen het bericht over de viering van Nederlands Onafhankelijkheid bekend werd, reageerden de regenten van het weeshuis. Zij vonden dat ook de, aan hen toevertrouwde wezen, deze dag moesten kunnen vieren. Omdat er in het weeshuis geen behoorlijke vlag aanwezig was en het voornemen bestond om op zondag de 15e, bij de godsdienstige opening der viering, de Nederlandse vlag te doen wapperen’ kregen de weeshuisvader en moeder de opdracht om voor een vlag te zorgen met een lengte van 5 el, ca. 1.50 mtr. De kinderen werden voorzien van Weeshuis Oranje linten, de jongens kregen een kokarde (strik, versiering, caeg) op de linkerkant van de pet, de meisjes een strikje op de linker borst. Opdat het feest een onuitwisbare indruk bij de kinderen zou achterlaten, werd het volgende bepaald: 1. er zouden twaalf exemplaren worden gekocht van toepasselijke zangstukjes om, door de kinderen van buiten geleerd, op die dag te worden gezongen 2. de kinderen kregen die dag permissie om zich tussen de feestvierenden op straat te mogen begeven, maar wel met inachtneming van de goede orde en onder toezicht van de weeshuisvader en moeder 3. de kinderen kregen die dag een feestmaaltijd bestaande uit zakkoek met rozijnen en gebraden vlees 4. na afloop van vuurwerk ’s avonds, waarbij de kinderen aanwezig mochten zijn, kregen zij gekookte melk met tulbandgebak 5. tenslotte werd de wezen gelegenheid gegeven, om deze feestdag met gepaste vreugde te besluiten. 187


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

Herdenking 1888 Hoewel sommigen vonden, dat de verjaardag van het prinsesje (Wilhelmina werd acht jaar) meer aanleiding gaf voor een feest, kwam men toch tot het besluit, om uiting te geven aan zijn gevoel van dankbaarheid en vaderlandsliefde. De 75-jarige herdenking van de onafhankelijkheid in 1888 was geen reden voor een Nationale feestdag. Wel werd er op plaatselijk niveau aandacht aan geschonken. Maar alles was wat ingetogen vanwege de koning, die in dat jaar met z’n gezondheid tobde. Om die reden vonden er bijvoorbeeld in Apeldoorn geen openbare feesten plaats. In Scheveningen daarentegen was er die dag opnieuw een geweldige herdenking. Straten waren versierd, er was een optocht met historische voorstellingen en de landing van de prins in 1813 werd nagespeeld. De Keizerstraat en de aloude Scheveningse weg (verbindingsweg tussen Den Haag en Scheveningen, caeg) was geïllumineerd. Schuitemakers Purmerender Courant had dat jaar op 14 november een bijdrage met als kop ‘Oranje boven’: ‘De laatste dag van deze week is gewijd aan een grootse geschiedkundige herinnering. Alle mannen en vrouwen die de drie kruisjes een poos achter de rug hebben, zullen zich de Novemberfeesten van 1863 herinneren, die toen gevierd werden ter ere van het vijftigjarig bestaan van het vrije en zelfstandig Koninkrijk der Nederlanden. Iets dergelijks zullen thans opnieuw een aantal plaatsen te aanschouwen geven, ofschoon niet zo algemeen als toen. Ik onthoud mij van een oordeel. (...) Waar men feest viert, wens ik de deelnemers toe, dat het gesmaakte genot mag strekken om hun liefde voor het vaderland en ons vorstenhuis te versterken; waar men die dag als een gewone laat voorbijgaan, zij het toch niet zonder het uitsteken van een vlag of het dragen van een oranjelint, dat men weet wat de 17e November te denken geeft’. De schrijver gaat verder met: ‘Het is met dit doel, dat ik mijn lezers thans voorstel, een blik te slaan in het verleden. (...) ‘Onze eigen Bataafse Republiek was een mislukte nabootsing van een staatsvorm, waarvan het juiste begrip ontbrak. En toen hier een vreemde Vorst op de troon werd gezet, ja zelfs het laatste overblijfsel van nationale zelfstandigheid door een besluit van keizer Napoleon werd vernietigd, heerste volstrekt niet in alle kringen het besef, dat een zware ramp over ons was gekomen.(..). Men heeft van het driejarig tijdperk der inlijving veel kwaads gezegd en niet ten onrechte. Maar het doen voorkomen, alsof heel ons volk zuchtend, wanhopig bijna, het gehate juk des vreemdelings torste, is de geschiedenis geweld aan doen. Laat ons niet vergeten, dat we zonder tussenkomst van de Fransen niet gemakkelijk verlost zouden geworden zijn van het provincialisme, dat 188

een milde bron van zwakheid is geweest; dat zij het eigenlijk waren, die ons de nationale eenheid hebben opgedrongen. Onder de druk van politieke slavernij is het Nederlandse volk herboren’. De schrijver eindigt zijn verhaal met: ‘Als we nu maar zorgen, de nationale kracht niet te verbeuzelen met kleingeestige twisten over--, ja ieder weet wat hier volgen moet. Er hangt meer dan één wolk aan de politieke horizon, die ook over ons Vaderland onheil kan uitstorten. Laat ons waakzaam zijn, vast aaneengesloten, eensgezind en zo nodig tot offers bereid. Scharen we ons om de troon van Oranje als het vaste middelpunt der nationale eenheid; zij de herdenking van 1813 een wekstem om voor de toekomst van het Vaderland te leven, te denken, te werken, met hart en hoofd en hand’! Monnickendam Op 14 november maakten B&W van Monnickendam bekend, dat zaterdag de 17e ‘de herdenking van het 75 jarig bestaan van Neerlands OnafHerdenking 1888 hankelijkheid zou worden gevierd. De ingezetenen werden uitgenodigd ‘om op die dag, door het uitsteken van de vlaggen, van hunnen vaderlandsliefde te doen blijken’. Een bescheiden feest dus. Maar dat zou 25 jaar later anders zijn. Daarover zo meteen meer. Eerst nog kort aandacht voor de vieringen in de 20e eeuw. 1938 De herdenking van dat jaar kreeg wat minder aandacht, ook in Monnickendam. Op 31 januari werd de geboorte van prinses Beatrix uitbundig gevierd en in september was er het veertigjarig ambtsjubileum van koningin Wilhelmina. Het onafhankelijkheidsfeest ging echter niet geheel ongemerkt voorbij, zeker niet in Scheveningen. Maar ook in Purmerend, Beemster en WijdeWormer werd de 125 jaar onafhankelijkheid groots gevierd. Monnickendam had meer oog voor de eerder genoemde feestelijkheden. 1963 Ter gelegenheid van 150 jaar onafhankelijkheid legde koningin Juliana op 30 november een krans bij het monument op Plein 1813. In Scheveningen werd ook nu weer de landing van de prins van Oranje nagespeeld door enthousiaste Scheveningers. 189


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

1988 In dat jaar ging het er vrolijk aan toe. De 21-jarige prins Willem-Alexander toostte in Scheveningen met de stand-in voor prins Willem Frederik, Jaap Vrolijk. Herdenking 1913 De 100e herdenkingsdag zou al de voorgaande vieringen overtreffen. De Purmerender Courant schreef op 21 mei onder de kop ‘Ons eeuwfeest’: ‘Allerwege in Nederland bereidt men zich voor op de herdenking van de gebeurtenis, die de laatste maand van het jaar 1813 een zo belangrijke plaats in de vaderlandse geschiedenis heeft ingenomen. Wij kunnen bijna geen courant doorlopen, zonder daarin mededelingen te vinden omtrent de voorbereiding tot uitvoering van min of meer grootse feestplannen’. En zo was ook. In het hele land werden plannen gemaakt om de aankomst van prins Willem IV, op 30 november 1813 in Scheveningen, uitbundig te vieren. Zijn terugkeer betekende destijds immers een nieuw begin van bestuur. De Bataafse Republiek werd vervangen door het Koninkrijk der Nederlanden en dat moest in het geheugen van elke rechtgeaarde Hollander gegrift worden. Gedenkboek In 1913 werd een gedenkboek uitgegeven. Het begint met de woorden: ‘Nederland maakt zich gereed om in 1913 feest te vieren, het feest der herdenking van de herwinning zijner onafhankelijkheid voor honderd jaren’. De schrijver G.J.W. Koolemans Beijnen, vraagt zich in zijn voorrede af, of zijn landgenoten wel voldoende besef hebben van ‘het gewicht dier gebeurtenis’. Hij schrijft op blz. VI: ‘De vrijheidszin van onze voorvaderen, en als gevolg daarvan het nagenoeg door alle tijden heen gehuldigde recht der bewoners, om wat zij meenden en gevoelden, te uiten in woord en geschrift, de vrijheid van de menschelijke geest tot onderzoek en tot openbare verkondiging van wat voor waarheid werd gehouden’. Kuiper: God redde Nederland J. Kuiper uit Leeuwarden schreef een gedenkschrift bij gelegenheid van het honderdjarig jubileum van Neerlands herkregen onafhankelijk volksbestaan, aangeboden aan zijn landgenoten en vervaardigd door de Nijverdalse drukkerij en uitgeverij. 190

De titel van zijn boekje ‘God redde Nederland’ is ontleend aan de tekst op de gedenknaald, die in Scheveningen werd opgericht. Ik citeer: ‘Onze Vaderen schreven dus de bevrijding van ons Vaderland in 1813 niet aan eigen dapperheid en beleid, maar alleen aan God toe. Hij had den dwingeland Napoleon in eigen strikken had doen vallen en aan het verdrukte Nederland onder een Vorst uit het geliefde Stamhuis van Oranje weer een nieuw tijdperk opende van ontwikkeling, vrijheid en voorspoed’. Met een bijbelvers (Joël 1:3) bood de schrijver, in gehoorzaamheid aan dit Woord, dit Geschrift zijn landgenoten aan. ‘De Heer gebiede er Zijnen zegen over, opdat het bij klein en groot dankbaarheid jegens God en liefde voor ons land en Vorstenhuis mag wekken’. Het boekje biedt een overzicht van de geschiedenis van voorbije 100 jaar waarin veel aandacht wordt besteed aan de verschillende vertegenwoordigers van het huis van Oranje-Nassau: Koning Willem I, II en III, het regentschap van koningin Emma, de troonsbestijging en het huwelijk van koningin Wilhelmina tot en met de geboorte van prinses Juliana. Niet kritisch, zoals latere scribenten zouden doen, maar vanuit een Godsvertrouwen en liefde voor het vorstenhuis. Er was ook een andere kant. Alsof men nog steeds zijn gal kwijt moest trokken schrijvers en dichter tegen de voormalige Franse despoot van leer. Bv. in een rijmpje, waarvan de eerste letters zijn naam vormen:

191


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

Neerlands gesel, menschenmoorder, Armoedzaaier, rustverstoorder, Pest der menschen, oorlogskweker, Oproerkraaier, woordverbreker, Landverrader, Godverzaker, Echtverbreker, oproermaker, O monster, voor de hel bekwaam, Neem d’eerste letters, ’t is uw naam. In 1913 was er sprake van een dubbel feest. De verjaardag van hare Majesteit, koningin Wilhelmina op 31 augustus, werd gekoppeld aan het eeuwfeest, de honderdjarige herdenking van een vrij Nederland, verlost van de Franse invloed, Napoleon Bonaparte in het bijzonder. Dat voor die datum werd gekozen had te maken met de mogelijk slechte weersomstandigheden in november, waardoor een datum in die maand (17 of 30) niet zo geschikt werd bevonden voor een grootscheepse viering. Daarom werd de onafhankelijkheidsviering gekoppeld aan Koninginnedag en op 1 september gevierd. Het eeuwfeest in Monnickendam Een groot, nationaal feest vraagt een grondige voorbereiding. Maar op 11 mei schreef de krant: ‘Men schijnt hier (Monnickendam dus) geen plan te hebben een plaatselijk onafhankelijkheidsfeest te zullen vieren, althans we vernamen nog niets daaromtrent’. Dat veranderde echter. Op 21 mei meldde de Purmerender Courant dat er in het comite,’dat alhier nog steeds bestaat van de herdenking van het 12,5 jarig bestaan van Olympia’s fanfarecorps, stemmen zijn opgegaan, ook in ons stadje Nederlands 100-jarige onafhankelijkheid feestelijk te gedenken. Binnenkort zal een openbare vergadering worden belegd’. Ook in de gemeenteraad kwam het naderende feest aan de orde. C. Martens vroeg namens de feestcommissie of de gemeente een subsidie wilde verstrekken, vanwege de hoge kosten van zo’n feest. De financiële toestand van de gemeente was echter zodanig (de begroting was al met f 856 gulden overschreden) dat die subsidie niet meer kon bedragen dan f 100,- een bedrag dat na een gesprek werd verhoogd tot f 150,Aan de minister van oorlog werd op 22 augustus gevraagd of Zijne Excellentie voor het feest in bruikleen wilde afstaan: 40 rijzadels, 40 dekens en 40 complete hoofdstellen. 192

De feestcommissie Er was dus een groep mensen aan de slag gegaan om de feestelijkheden in Monnickendam voor te bereiden. Dat ging echter niet zonder horten en stoten, want op 9 juli meldde de Purmerender Courant, dat het comité uiteen dreigde te gaan. Eén van de aanwezige Rooms-Katholieke leden verklaarde in de vergadering, dat die partij niet bereid was langer zitting in de feestcommissie te hebben. Hun argument was dat zij niet gezamenlijk feest wensen te vieren met de liberalen die bij de j.l. gehouden verkiezing voor de Tweede Kamer getoond hadden ‘rood’ te zijn en dus geen Oranjefeest konden vieren’. De krant vervolgt met: ‘Wij vinden het zeer te betreuren dat de R.Kleden van het comité gemeend hebben zich daarom terug te trekken. Zeker, de verkiezingsstrijd is door ons hele land met felheid gevoerd, dat kan niet worden ontkend, maar toch zeker door alle partijen en wij achtten het een zeer gevaarlijk antecedent scheppen, de politiek bij feestviering op de voorgrond te stellen. Het zal ons dan ook niet verwonderen, dat een dergelijke houding van de R.K-partij bij andersdenkenden kwaad bloed zal zetten en de onafhankelijkheidsfeesten in ons stadje gevaar lopen op niets uit te lopen. Dit zal toch te bejammeren zijn. Steeds heeft hier, niettegenstaande de verschillende stromingen op kerkelijk gebied, vrede en eendracht geheerst. Laat dit zo blijven’. Blijkbaar heeft het stukje in de krant geholpen want twee weken later schreef een medewerker, ‘dat bij gerucht vernomen is, dat van R.K-zijde pogingen in het werk zijn gesteld om toch tot een gemeenschappelijke feestviering te komen en zij op haar eerder genomen besluit was teruggekomen’. Het bericht bleek juist. Op 3 augustus werd gemeld, dat er verzoening tot stand was gekomen. De afgevaardigden van de verschillende godsdienstige gezindten zijn bij elkaar geweest in ‘De 193


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

hof van Holland’. Het resultaat van die bespreking was, dat met eendrachtige samenwerking het eeuwfeest zou worden voorbereid. Opluchting alom, denk ik dan maar. Een paar dagen later meldde de krant, dat met eenparigheid van stemmen besloten was om het ‘eeuwfeest onzer onafhankelijkheid schitterend te herdenken’. Een comité van 21 personen werd gekozen die de plannen zouden ontwerpen voor het feest dat begin september zou plaatsvinden. Het bestuur was als volgt samengesteld: Voorzitter A.N. Teengs; 2e voorzitter dr. C. van Tijen; secretaris C. Martens; 2e secretaris P. Beunder; penningmeester S. Bart en 2e penningmeester H. Th. Bloem Gz. In het comité waren ook drie vertegenwoordigers van de buitengebieden, de Purmer en Overleek, opgenomen. Koninginnedag

Herdenkingszegel 1913

194

Tussen de bedrijven door liet het damescomité, evenals voorgaande jaren, lijsten circuleren ter intekening ter herdenking van de verjaardag van de koningin. ‘Zij hopen dat iedereen naar vermogen zal bijdragen, opdat de dames een flink feest kunnen voorbereiden voor de kinderen’. Burgemeester van Aken had ondertussen welwillend het erevoorzitterschap aanvaard, hem aangeboden door het ‘comité tot het houden van wedstrijden’ op de verjaardag van de koningin. De voorbereidingen voor 30 augustus gaven dus geen problemen.

17 augustus was een zwarte dag voor het damescomité dat Koninginnedag voorbereidde. Na een korte, maar ernstige ziekte was de voorzitster, mej. A. de Jong overleden, nog maar dertig jaar oud. ‘Een lege plaats achterlatend in het comité dat zij met lust en ijver steunde’, aldus de krant. Een jaar eerder was iets dergelijks gebeurd. Toen was kort voor de feestviering, in juli, de penningmeesteresse, Maria Elisabeth Hengholt overleden, 22 jaar oud. Het feest voorbereid Aan de voorbereiding van de onafhankelijkheidsfeesten in de stad werd ondertussen met enthousiasme gewerkt. Er hadden zich allerlei buurtcommissies gevormd, die over een flinke financiële steun konden beschikken. Voor versiering, verlichting van de stad en deelname aan de optocht zou worden zorg gedragen. Het feest zou plaatsvinden op de 4e september, een dag na Koninginnedag, die op de 3e gevierd zou worden. Brand Er ging ook wel eens wat mis. Op vrijdagavond, de 26e ontstond er bij boekhandelaar J. Mol een beginnende brand. Hij had in de uitstalkast allerlei lampions opgehangen en als reclamestunt er één van aangestoken. Door een noodlottig toeval raakte die lampion in brand, waarop de anderen weldra volgden. Mol wist de vlammen gelukkig snel te doven, maar zijn uitstalkast was behoorlijk gehavend. Een belangrijke schadepost, zeker met de feesten in het vooruitzicht, aldus de krant. Feestvierende meiden Meiden van het Noordeinde, genietend van de voorpret, vierden elke avond al feest door bij elkaar te komen om de versieringen in orde te maken. De hele stad was met bloemen versierd, erepoorten met groen. Overal fonkelen lichtjes en ’s avonds brandden er lampions. De dames trokken al zingende in groepen door de stad en zetten de boel op stelten. Feestvieren, een sociaal gebeuren, toch? De Waterlander van 30 augustus kwam, onder het kopje ‘feestvieren’, met de volgende bijdrage: ‘Het jaar 1913 is het jaar van de feesten. In het bijzonder zij die onder de rook van de hoofdstad leven, kunnen dit ervaren. Herdenking van het herstel van Neerlands onafhankelijkheid hier, eeuwfeest daar, historische optocht ginds, tentoonstelling elders. Genieten, vreugde, vrolijk zijn is alom de leus. Feestvreugde werkt immers aanstekelijk. En waarom ook zou men niet deelnemen aan de algemene blijdschap 195


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

over een zo heugelijk feit als de bevrijding van Nederland? Zie, daar wringt ’m juist de schoen. Men maakt zich zo gemakkelijk, al te gemakkelijk wijs, dat men met zulke feesten iedereen dient, armen zowel als rijken. Maar u, die zo rijk gezegend bent met aardse goederen, hebt u er wel eens over nagedacht, wat een strijd er soms vooraf moet gaan bij uw arme broeder, voor hij het besluit durft te nemen, met vrouw en kinderen zich in het feestgenot te mengen? En hebt u wel eens stilgestaan bij de gedachte, dat de feestvreugde van de arme vaak gevolgd wordt door wroeging of zelfverwijt? Dagen van ontbering en ellende vergallen niet zelden het genot van de feestviering. En toch heeft ook de arme recht op de genietingen van het leven. Ook hij is mens! Maar als hij die genietingen moet kopen ten koste van later geluk, dan zijn zij misdadig. Evenwel, niet hij alleen staat er schuldig aan. Ook wellicht in nog grotere mate degenen, die met een gerust hart kunnen feestvieren. Zij die zich de feestcommissie noemen, die lijsten laten circuleren en als het broodnodige geld er is, dagen en dagen vergaderen om te spreken van optochten, versieringen, tentoonstellingen, muziek- en zanguitvoeringen, wedstrijden etc. Zou het niet op de weg liggen van feestcommissies, ook van gemeentebesturen, om vooral nu te tonen, dat ons land werkelijk vrij is, door, zij het slechts enkele keren, het vaak hoge entreegeld van de tentoonstellingen te verlagen, door de minder bevoorrechten gratis te doen genieten van een historische optocht? Door ook hen te doen genieten van muziek en zang, opdat zij, te midden van het vermaak en genot, te midden van het onafhankelijkheidsbetoon en vrijheidsgejubel, voor een ogenblik tenminste, bevrijd mogen zijn van de knellende band der armoede? Het is nog niet te laat. Het kan nog! En al zou daardoor hier of daar het programma wat beperkt moeten worden, geen nood, immers: Niet het vele is goed, maar het goede is veel’. Of het krantenbericht geholpen heeft wordt niet vermeld. Maar mogelijk heeft het deze en gene wel aan het denken gezet. Advertentie Op 31 augustus verscheen in Schuitemakers Purmerender Courant een grote advertentie met de aankondiging van wat er op 3 en 4 september zou gaan gebeuren. Grootse versiering De dag voor Koninginnedag en het Onafhankelijkheidsfeest op donderdag 4 september 1913 schreef de Purmerender Courant: ‘Die dagen staat ons stadje in het 196

teken van feestvieren. De hele stad is versierd en op verschillende punten zijn fraaie erepoorten opgericht’. Aan het begin van het Noordeinde stond zo’n erepoort met als opschrift: ‘Welkom’ en de jaartallen 1813 en 1913. Overal is versiering in oranje en is de Nederlandse driekleur uitgestoken. Ook bij het tramstation stond zo’n poort. Openbare gebouwen, zoals het stadhuis en postkantoor, waren verlicht. Enfin, teveel om allemaal op te noemen. De hele stad liet zich van z’n beste kant zien. Het programma vermeldde voor donderdag ‘een historische optocht, gondelvaart, vuurwerk, vreugdevuren op de Zuiderzee, algemene illuminatie etc. Als het weer zou meewerken zouden velen van ons, in feestgewaad gestoken, ons stedeke met een bezoek komen vereren.’ Nou, het weer werkte mee. Zowel woensdag 3 als donderdag 4 september waren onbewolkte dagen met een temperatuur van gemiddeld 21 graden. Alleen op woensdag 0.2 mm neerslag. Wel woei er af en toe een stevige wind, waarvan de feestvierders wat hinder ondervonden, met name m.b.t. de illuminatie. Er was voor beide dagen een gedrukt programma beschikbaar van 16 pagina’s, keurig verzorgd door de firma Piet Maas. Een paar grote advertenties van het Doelen Hotel, sigarenmagazijn J. de Jong aan het Noordeinde tegenover het tramstation en zijn collega/concurrent sigaren magazijn Deli van K. Klein aan het Noordeinde, hoek Wijdesteeg, zullen er toe bijgedragen hebben, dat dit programmaboekje op grote schaal gratis verspreid kon worden. Het moet gezegd, de Oranje-Commissie, bestaande uit zeven dames, het SportComité (28 heren) en de Feest-Commissie 1913 (22 heren) hadden er werk van gemaakt en de jonge en oudere bewoners van de stad een geweldig feest voorgeschoteld. Koninginnedag 3 september De dag begon om half tien met een optocht van de schoolkinderen, die, als ik de route lees, zo’n beetje de hele stad doorkruist hebben, te beginnen bij de Doelen via de Kerkstraat naar het Noordeinde en op de terugweg langs de Middendam, het Zand, Zonnepad en de Zarken terug naar de Doelen. In de verschillende scholen werden na afloop cadeautjes uitgereikt. Op het sportterrein begonnen om elf uur de volksspelen voor kinderen van twaalf jaar en ouder. Voor de jongens hardlopen met hindernissen, touwtrekken, plankfietsen, steenstoten; voor de meisjes blokjesrapen, het lopen van een hindernisbaan en slingerbal. 197


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

Voor jongens en meisjes was er ook nog een wedstrijd hardlopen over 200 meter. De sportverenigingen Sparta en Brinio hadden samen een tweekamp georganiseerd. Er was touwtrekken waarbij vertegenwoordigers van Broek in Waterland het opnamen tegen Monnickendam en Katwoude. Om 13.00 uur was er opnieuw een optocht van de schoolkinderen met versierde poppenwagens, kruiwagens, hoepels etc. De start was weer bij de Doelen, de aankomst op het feestterrein waar, voor de mooiste versieringen, prijsjes werden uitgereikt. ’s Avonds was de hele stad verlicht en om acht uur een gondelvaart op de Binnendijk waar voor de mooiste verlichte gondels prijzen waren te verdienen van f 15,-, f 10,- en f 7,50.

Onafhankelijkheidsdag 4 september Koninginnedag was nog slechts de opmaat voor het grote feest op donderdag. Onafhankelijkheidsdag begon om acht uur met het luiden van de klokken, waarna om half negen koraalmuziek vanaf de trans van de grote kerktoren ten gehore werd gebracht. Er was een Grote Historische en Allegorische Optocht, verdeeld over vijf thema’s. 1. De stoet stelde zich op aan de Kloosterdijk en klokslag kwart over elf ging men richting de stad, die men binnentrok, nadat de tram van half twaalf richting Edam gepasseerd was. Ter hoogte van café Bellevue namen Z.K.H. Wil-

lem Frederik, prins van Oranje Nassau, en de generaals Perponcher en Fagel, die met een vissersvaartuig naar de wal waren geroeid, plaats in de optocht. Door de ‘Noorderpoort’ en via het Noordeinde werd halt gehouden bij het versierde Raadhuis, waar de stoet door B&W werd ontvangen. Daarna ging het verder door de stad om via het Zuideinde ontbonden te worden op de Broekerjaagweg. Heel wat van onze voorouders waren bij de verschillende optochten betrokken. Ik geef u de namen. De stoet werd voorafgegaan door twee herauten te paard (S. Kroon en M. de Jong). Daarachter Olympia’s fanfare in kostuum. 26 Op een praalwagen bestuurd door G. Reurs en geflankeerd door twee hellebaardiers te paard (J. Keijzer en K. Zijp) zat Willem, prins van Oranje, in de persoon van de heer D. Stam, met naast hem twee pages: J. Out en Joh. Bloem, terwijl ook mej. Maria Cornelia Martens present was als huldebetoon. Men had voor deze gelegenheid ook enkele broers en zonen van de prins van Oranje aangetrokken, allemaal te paard: Jan (S. Prins), Lodewijk (K. Reijnders) Adolf (P. Bos) en Hendrik (G. Karmelk). De zonen Maurits en Frederik Hendrik waren present in de persoon van D. Lansing en A. Jonker. Uiteraard liepen daaromheen (voor de ‘veiligheid’) allerlei officieren en manschappen. Ook de eerdere prinsen van Oranje-Nassau hadden een plekje in de optocht: Willem II (P. Sluis); Willem III (G. Klein Gz); Willem IV(C. Kroon) en Willem V(C. de Waal). U ziet, de hele vaderlandse geschiedenis was zo’n beetje ‘aanwezig’ op deze dag. Jammer dat we er geen foto’s van hebben.

2. De tweede stoet werd gevormd door vertegenwoordigers van het Franse bewind, 1795 – 1813. Officieren te paard, de Garde d’honneur, maarschalk Bernadotte, graaf de Celles, de prefect van het departement Zuiderzee. Keizer Napoleon en zijn broer Lodewijk Napoleon, vertegenwoordigd door respectievelijk de heren M. Witmond en N. Kramer, vormden het stralende middelpunt van dit deel van de stoet, ‘bewaakt’ door Franse artilleristen, die twee stukken geschut, elk met vier paarden bespannen, meevoerden.

Riekus Bloem als prins van Oranje

198

3. Het derde deel van de stoet werd gevormd door de mensen die bij de ‘bevrijding’ van ons land in 1813 een belangrijke rol hadden gespeeld. De generaals Perponcher en Fagel (R. Spaans en J. de Reus) en een Engelse officier (A. Kramer). Te paard gingen zij Z.K.H. Willem Frederik, prins van Oranje Nassau vooraf. De 31-jarige ansjoviszouter Hendrikus Theodorus Bloem had de eer de prins te mogen zijn. 199


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

Ook de drie Nederlandse staatslieden die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de omwenteling ontbraken niet: Gijsbert Karel van Hogendorp (D. Donker), Adam Frans, baron van der Duyn van Maasdam (P. de Wit) en graaf Leopold van Limburg Stirum (D. Schaatsbergen). Daaromheen reden te paard een groep van twaalf Kozakken, o.l.v. een officier. De stoet werd besloten door een deputatie van het toenmalige stadsbestuur. Stadsbode Simon Alderkamp (D. Klepper), was de koetsier, met in het rijtuig burgemeester Arbman, adjunct Burgemeester H.J. van Marle en raadslid Jb. Teengs, respectievelijk vertegenwoordigd door S. Bart, Jb. Molenaar en K. Kaars. Daarachter muziek van het fanfarecorps ‘Halleluja’, voortgekomen uit de CJV Samuel, zoals u elders kunt lezen. Onze voorouders hadden er echt werk van gemaakt, letterlijk en figuurlijk, want het maken van die kostuums moet een geweldig karwei zijn geweest. Dat was overigens maar ten dele het geval, want een aantal kostuums waren gehuurd bij de fa. A.J. Bakker aan de O.Z. Voorburgwal 49 in Amsterdam. Voor de pruiken en de grimering had dhr. D. Schouten uit Purmerend gezorgd.

4. Het vierde deel van de optocht bestond uit allerlei beroemde personen uit de geschiedenis, verdeeld over drie praalwagens: Zeehelden, Staatslieden en Kunstenaars. A. Stam was Michiel Adriaansz de Ruijter, Jb Stam, Maarten Harpertsz Tromp, J. Mol was Johan Evertsen en G. Karmelk speelde Piet Hein. Uiteraard ontbrak burgemeester Cornelis Dirkszoon, bekend van zijn overwinning van de slag op de Zuiderzee in 1573, niet op de wagen. Hij werd vertegenwoordigd door Joh. Oosterbaan. Op wagen twee zaten Jan Pietersz Coen, de stichter van Batavia (K. Karmelk Pzn) en Johan van Oldenbarneveldt (P. Gras die tegelijk ook Hugo de Groot representeerde). S. Klein was raadpensionaris Johan de Wit. Blijft over wagen drie met Rembrandt van Rijn (P. Beunder), Jan Steen (K. Karmelk), Joost van den Vondel en Jacob Cats in een persoon (Jb Jansen,) en F. Karmelk die wis- en natuurkundige Christiaan Huijgens vertegenwoordigde. Een muziekkorps van Marken liep achter deze praalwagen. 5. Het laatste deel van de historische optocht werd gevormd door wat men had genoemd allegorische groepen. Daarin liepen mee het Gilde van de Scheepmakers (Bijltjes) en het Gilde van de vissers. U hebt tot nu toe vooral mannen voorbij zien komen. Deden de vrouwen dan 200

niet mee? Jawel, maar in bescheiden mate. De vier jaargetijden, lente, zomer, herfst en winter werden vertegenwoordigd door respectievelijk de dames N.E. Beunder, A. Groot, H. de Jonge en A. de Jonge. Als beschermengel was mej. C. de Vries aanwezig en een medewerkster mej. G. Klerk-Bakker. Een allegorische optocht beeldt een en ander uit. Tien meisjes stelden voor: ‘Wat de boomgaard ons geeft’. Het zal wel met allerhande vruchten te maken hebben gehad. Tot slot zorgden de dames P. Sistermans, Nelly Honingh, Nelly Kooij en Geertruida Out en nog een aantal anderen, niet met name genoemde dames, voor de uitbeelding ‘Wintervermaak’.

Hopelijk hebben al die namen u niet al te zeer vermoeid, maar het is toch best aardig te weten, dat een voorouder, 100 jaar geleden, een historisch persoon uit een nog veel verder verleden heeft mogen vertegenwoordigen. Ik zou er tenminste trots op zijn, zelfs al is het maar spel. Volksspelen Was dat het dan? O nee, Op het terrein van de heer Wiedemeijer, aan de Nieuwezijds Burgwal, begonnen om drie uur de volksspelen, waarbij allerlei prijzen vielen te winnen. Bij een Driebenige wedloop bijvoorbeeld of Ladderpalmen, Tobbesteken, Tonrollen of Blaastrappen. Elk spel kende een reglement dat vooraf bekend werd gemaakt. Ongeval Op het feestterrein had een ongeval plaats dat gelukkig goed is afgelopen. Een paar jongens vermaakten zich met het klimmen in een heistelling toen, door schommeling, het gevaarte plotseling omsloeg. De zoon van S. de Vries kreeg de stelling tegen z’n benen waardoor hij achterover viel en bewusteloos bleef liggen. Gelukkig was dokter van Tijen op het terrein aanwezig. Hij liet de ongelukkige naar huis vervoeren en constateerde een lichte hersenschudding. De jongen kwam spoedig bij en maakte het al snel weer goed. Avondprogramma Net als de dag ervoor was er ook op donderdag sprake van Illuminatie en een Gondelvaart. Tijdens de gondelvaart werden door gymnastiek-vereniging Brinio een paar tableaux uitgevoerd: 1. Gevechtstanden; 2. Hulde aan het Vorstenhuis; 3. Neerlands onafhankelijkheid. Wat groep drie inhield, wordt in het programma als volgt omschreven: ‘Boven de groep staat de stedenmaagd met een palmtak in de hand, als teken van overwinning. Daarvoor staat een beschermengel, aan beide 201


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

kanten geflankeerd door een vrouwenfiguur met een bazuin voor de mond, de vrijheid verkondigende. Op de voorgrond enkele Nederlandse soldaten, die de voor hen liggende Franse soldaten hebben overwonnen. Deze laatsten worden door pleegzusters verbonden’. Vuurwerk De feestelijkheden werden ’s avonds om half tien afgesloten met een groots vuurwerk. Wat er werd afgestoken staat nauwkeurig vermeld in het programma. Net als in onze tijd ging het om licht en geluid. Tussendoor was ook nog sprake van elektrisch vuurwerk, vuurpijlen, telegrafen en licht. Na afloop van het vuurwerk werden er op de Gouwzee ‘Reuzen-Vreugdevuren’ gebrand. Daarna kon iedereen terecht voor een gezellige bijeenkomst in het Doelen Hotel, het Hof van Holland, Bellevue, de Zwaan en andere lokalen. Extra trams Er was aan alles gedacht, ook dat het wel eens laat kon worden. Daarom reden er die avond om elf uur extra trams naar Amsterdam en naar Edam kon je zelfs om half een nog opstappen. Je moest dan wel om tien voor twaalf bij het Tolhuis-Station zijn. Terugblik op de beide feesten Uiteraard werd ook in de media verslag gedaan van de feestelijkheden. De Purmerender Courant schrijft: ‘Zoals gewoonlijk is ook woensdag weer de verjaardag van onze vorstin met opgewektheid gevierd. Voornamelijk geldt het een feest voor de schoolkinderen dat aanving met een optocht door de stad, met de muziek van Olympia’s fanfare en Halleluja, waarbij een aubade aan de burgemeester werd gebracht’. Minpuntje op die dag was dat de wind ’s avonds ietwat te sterk was, waardoor de feestverlichting slechts ten dele kon worden ontstoken. Maar het damescomité kan met zeer veel voldoening terugzien op het door haar georganiseerde feest, aldus de scribent. Een andere krant meldt: ‘Nog met het feestgewoel in de oren ben ik genoodzaakt mij neer te zetten om onze lezers iets te vertellen van de feesten binnen onze kleine veste en ik wil trachten hieraan zo goed en zo kwaad als het gaat, na twee dagen, waarin ontzettend veel van je gezichts- en gehoororganen gevergd wordt, te voldoen’. De heer Lakeman in het Noordeinde had z’ n hele huis verlicht, maar helaas, de felle oostenwind op de avond van de 3e september had er voor gezorgd, dat aan één 202

kant van de straat, alle verlichting uitviel. Een dag later was dat in vrijwel de hele stad het geval, uitgezonderd op het Wagenpad en ’t Zand’. De schrijver moet tot zijn grote spijt ‘getuigen, dat onze, zo rijke, illuminatie in het water is gevallen. Daarom is het plan opgevat, om de gehele versiering tot maandag te laten blijven. Zondag zal er dan nog een poging worden gedaan om ‘de stad in rijk-verlichte geesttooi te doen aanschouwen’. Ook toen, schrijft de krant op 14 september, was het niet windstil, maar werden desondanks de vetpotjes en de lampions aangestoken. De verlichting aan de windkant gooide echter roet in het eten en ook de erepoorten, waar zoveel werk van was gemaakt, bleven in het duister gehuld. Toch was er op straat een feestelijke stemming, want Olympia’s fanfarekorps trok door de stad en het geheel-onthouderskoor ‘de Blauwe Vaan’ zong enkele liederen. De scribent noemt in zijn verhaal verschillende Monnickendammers bij name. De heer H. Visser in het Noordeinde had in de lindeboom voor zijn huis oranjeappelen doen groeien, de stammen mooi met klimop en bloemen versierd en verlicht en een verlichte W boven de deur, die als enige was blijven branden tijdens de oostenwind. ‘Een waar lichtpunt in de overigens duistere straten’. Op het Weeseland had D. Greuter een aardige versiering, deels van levende bloemen en heel veel lampions aangebracht. In de Kerkstraat liet de etalage van de Jacob Mol zien, wat de nationale bodem aan brandstof opleverde: zwarte steenkool met groen en bloemen versierd, smaakvol gerangschikt. De kosterswoning van de Hervormde kerk bood beide avonden een fraai lichtpunt aan het einde van de stad. In de predikantswoning van de Lutherse gemeente in de Kerkstraat (nummer 32, naast Samuël, caeg) hadden enkele notabelen binnenshuis versiering met verlichting aangebracht. Er bleken maar liefst achttien erepoorten en poortjes in de stad te staan. De schrijver noemt de straatversiering in het Zuideinde het smaakvolst, met niets dan guirlandes van groen en oranje aan witte palen bevestigd, met om de voet tot ruim een meter hoog klimopgroei met witte rozen en bij de Damsluis de mooi in toon gehouden poort aan de Zuidzijde, wijl die in het Noorden te vol en te veelkleurig werd. De scribent geeft vervolgens zijn indruk van twee dagen feestvieren. Optochten met muziek op Koninginnedag, waaronder kleuters met versierde poppenwagens, jongens met versierde hoepels. De vereniging voor drankbestrijding had een boot, verlicht met een doek uitgespannen, waarop stond geschreven: Ruim 2300 inwoners en slecht 49 geheelonthouders, met een groot vraagteken. Een koor o.l.v. dhr. Siemer zong met pianobegeleiding driestemmig enkele liederen, waaronder ‘In Liefde Saam’. 203


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

De beide fanfarekorpsen, o.l.v. dhr. Steggerda uit Edam, lieten zich niet onbetuigd terwijl het Rozencomite o.l.v. mej. E. Schweeke op de motor van C. de Moes had plaatsgenomen en eveneens een lied zong op de melodie van ‘Wij leven vrij, wij leven blij op Neerlands dierbre grond’. Een dag later (4 september dus, caeg) kwamen van heinde en verre vreemdelingen naar de stad, om op de dag van de onafhankelijkheid te kijken naar de historische en allegorische optocht. Het was prachtig weer. Klokgelui klonk en koraalmuziek vanaf de trans van de toren van de grote kerk. Op de sportterreinen hadden allerlei volksspelen plaats, waarbij aardige prijzen te verdienen waren. Minder goed gewaardeerd en ontvangen werd de touwtrekwedstrijd tussen twee vijftallen van Broek in Waterland en Monnickendam. ‘Eenige jongelieden waren zo sterk door ijvermacht tot vervoering gebracht, dat ze letterlijk alle menselijkheid verloren en óf uitgeput futloos eindigden óf eer geleken op wilde dieren, die elkaar prooi betwisten’. De sport eiste verder nog een paar slachtoffers, een meisje kneusde haar voet die daardoor opzwol. Maar, zo gaat de scribent verder, ‘nergens werd verder een wanklank vernomen en gelukkig hebben we maar een enkele gezien, die zich aan alcohol te buiten is gegaan’. ‘Nog moeten we vermelden dat op verschillende plaatsen waar de optocht passeerde, de Prins door jonge meisjes een lied werd toegezongen, wat niet altijd gelukkig slaagde, met uitzondering van het tweestemmig koortje aan de Krim en Binnendijk o.l.v. mej. A. Klein dat zeer zuiver was en uitmuntte door voordracht en klankgehalte’. ‘Een aardig vuurwerk besloot de dagen. Tot in de morgen bleef men in verschillende koffiehuizen prettig en joviaal bijeen’. Een paar dagen later voelde de krant zich verplicht nog een kleine nabetrachting over de feesten te geven. Aparte aandacht kreeg de gymnastiekvereniging ‘Brinio’ die op de avond van Koninginnendag, mooie groepen over het water vertoonde. Het kwam helaas niet helemaal uit de verf, vanwege de koude oostenwind en het uitwaaien van de lichtjes. Apart vermeld werd ook het fanfarecorps van Marken, dat de historische optocht afsloot en de allegorische vooraf ging. Meegekomen waren een grote groep Markers, meest jonge vrouwen en meisjes, in nationaal kostuum. ‘Kortom, ook Marken heeft bijgedragen tot de algemene feestvreugde en deze is groot geweest’.

Eerder vertelde ik u dat er problemen waren, voor er een breed vertegenwoordigd comité was gevormd, om de feestelijkheden voor te bereiden. Toen Monnickendam in 1915 een nieuwe burgemeester kreeg (Versteeg), schreef een journalist in de krant: ‘Typische bevolking die Monnickendammers. In gewone tijden zich verliezend in allerlei kwestietjes van partijen, zijn ze nooit meer eensgezind dan bij feestelijkheden. En wat een andere plaats kan, dat kan Monnickendam dan in en minimum van tijd’. Wel, u hebt zojuist de ‘werkelijkheid’ van deze constatering kunnen lezen. Tot slot Na de reeks herdenkingen sinds 1813, zal er ook dit jaar aandacht worden geschonken aan de dag dat Nederland vrij werd van Franse overheersing. Er is een Nationaal Comité samengesteld dat vieringen voorbereid, die op 30 november beginnen (Scheveningen), terwijl er in maart 2014 (Den Haag) aandacht zal zijn voor de grondwet en grondrechten en in september (Maastricht) een programma dat zowel inhoudelijk als 1988 feestelijk ingaat op onze internationale politieke, zakelijke en culturele verbindingen. Twee vieringen in 2015 sluiten de reeks festiviteiten af. In april van dat jaar gaat het in Zwolle om aandacht voor actief burgerschap, voor vrijwilligers en het verenigings-

Ik hoop dat u ‘in de geest’ een en ander hebt zien voorbijkomen. Het was voor stadgenoten honderd jaar geleden, minstens zo’n dag van herinnering als 2006 was en is voor de huidige generatie Monnickendammers! 204

205


HET EEUWFEEST IN MONNICKENDAM 1813–1913–2013

leven en voor initiatieven die mensen nemen, om onze samenleving vooruit te brengen. Op 26 september 2015 is er in Amsterdam een feestelijke slotmanifestatie rondom het thema ‘eenheid in verscheidenheid’. Dat is allemaal nog ‘ver’ weg. Het doel van mijn verhaal was om u te herinneren aan uw feestvierende voorouders in 1913. Jammer dat ze het ons zelf niet meer kunnen vertellen.

Koninkrijk der Nederlanden onder bestuur van koning Willem I. 7. JOM 2001, blz. 68 vv. Zie ook Jaarboek Waterland 1999 blz. 56vv, een ‘live’ verslag van A.N. van Sanen Teengs uit 1799. 8. De drie oranje koningen, Willem I, II en III, J.G. Kikkert, ASPEKt 2010, blz. 16 9. De situatie in 1813 is beschreven door Johan Joor in: De adelaar en het Lam, blz. 348 vv. 10. De Scheveningse weg is kilometers lange, kaarsrechte weg, ontworpen door Constantijn Huijgns, in 1653 aangelegd tussen het oude centrum van Den Haag en Scheveningen. De eerste Nederlandse tram (paardentram), aangelegd in 1864, liep over deze weg. Vandaag rijdt er een electrische tram. Er staat een buste van Huijgens bij de ingang van de Scheveningse bosjes, ter hoogte van de Ary van der Spuijweg. Hij maakt ook een gedicht over deze ‘Zee-straet’.

Ds. C.A.E. Groot cae-grootAzonnet.nl

11. Meer over koning Willem I vind u in boeken als: ‘De drie Oranje Koningen (zie bij note 8), blz. 7-63 en C. Fasseur, De gekroonde republiek, blz. 34 vv, uitg. De Balans, Amsterdam 12. De geschiedenis van Scheveningen, JC Vermaas, dl. 1 Herdenkingen in Monnickendam

Bronnen

1814 – een jaar onafhankelijkheid

Kranten Waterlands archief Purmerend.

1815 – twee jaar onafhankelijkheid

Gemeentelijke stukken B&W en Raad Monnickendam; idem ingekomen stukken

1863 – 50 jaar onafhankelijkheid 1888 – 75 jaar onafhankelijkheid

Boeken

1913 – 100 jaar onafhankelijkheid

* God redde Nederland, gedenkschrift door J. Kuiper, 1813-1913, uitg. Nijverdal, 1913, 20 pagina’s en 52

1938 – 125 jaar onafhankelijkheid

illustraties

1963 – 150 jaar onafhankelijkheid

* Blikken in het Verleden van Waterland, G. van Zeggelaar

1988 – 175 jaar onafhankelijkheid

* De Fransche overheersching, C.F. Gijsberti Hodenpijl

2013 – 200 jaar onafhankelijkheid

* Gedenkboek 1813, dl. 1, Staatkundige geschiedenis van de omwenteling, Haarlem, de erven F. Bohn.

1865 – slag bij Waterloo 1873 – 300 jaar slag op de Zuiderzee

Noten

1966 – 600 jaar Stadsrechten Monnickendam

1. Stadhouders en Koningen, P.J. Rietbergen, uitg. Bekking en Blitz, Amersfoort/Brugge

1973 – 400 jaar slag op de Zuiderzee

2. In april 1815 kregen zij van koning Willem I, als dank voor deze moeilijke en gevaarlijke overtocht,

2006 – 650 jaar Stadsrechten Monnickendam

elk 600 gulden. 3. De Fransche overheersching, C.F. Gijsberti Hodenpijl; De adelaar en het Lam, Johan Joor; Gedenkboek 1813 dl. 1, G.J.W. Koolemans Beijnen e.a., Haarlem, de erven F. Bohn; Monnickendam, Waterland en Marken, W. van Engelenburg; Blikken in het verleden van Waterland, G van Zeggelaar 4. Jaarboekje Oud-Monnickendam (JOM) 2001 en 2002 5. JOM 2011, 2012 6. Gedenkboek 1813, blz. vii; Het gedenkboek geeft vervolgens een uitgebreide staatkundige geschiedenis van de omwenteling. Boeiend voor wie van details houdt over de laatste periode van Napoleon en het begin van het

206

207


De plannen voor de drooglegging van de Purmer J. Mewe-Reekers

In 1622 was de Purmer omdijkt en drooggemalen. Nu kon worden begonnen met de aanleg van vaarten en de indeling in kavels. De werkzaamheden voor deze drooglegging waren in 1620 aanbesteed en hadden dus twee jaar geduurd. Drie jaar eerder was het octrooi voor de bedijking, op 10 juni 1617, door de Ridderschap, Edelen en Staten van Holland en West-Friesland, verleend aan de steden Monnickendam en Edam.1 Hieraan waren vele jaren vooraf gegaan waarin steden, kooplieden en regenten, ieder met zijn eigen belang, geprobeerd hadden het octrooi op de bedijking van de Purmer te verwerven. Als motivatie voor de verlening werd gezegd dat beide steden veel last hadden ondervonden van de ‘Troubels’ d.w.z. de oorlog met Spanje en bovendien betekende het werk voor de vele werkelozen. Ook zou het grondoppervlak aanzienlijk vergroot worden. Al geruime tijd werden meren in Noord-Holland drooggelegd, één van de eerste was het in 1430 bedijkte Limmermeer bij Limmen en in later tijd in 1556 het Egmondermeer en in 1566 het Kooimeer bij Alkmaar.2 Voor de drooglegging van de Beemster waren er al plannen in de 60er en 70er jaren van de zestiende eeuw.3 Door de opstand in de Nederlanden en de daarop volgende oorlog met Spanje werden deze plannen niet gerealiseerd, maar toen de oorlogshandelingen zich verplaatsten van Holland en Zeeland naar het zuiden en oosten, kwam de handel in het westen tot bloei. De kooplieden in de Hollandse en Zeeuwse steden verdienden veel geld en zochten voor hun kapitaal goede beleggingsmogelijkheden. In die tijd, het begin van de 17e eeuw, was beleggen in onroerend goed één van de weinige opties. Beleggen in droogmakerijen trok dan ook veel beleggers. Waterlands Archief Purmerend Archief van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen van Kennemerland en West-Friesland, nr. 1145

208

Eind 1601 werd er in de vroedschap (het toenmalige gemeentebestuur) van Purmerend al gesproken over plannen tot bedijking van de meren. Dit kan gezien de ligging van de stad tussen Beemster en Purmer alleen betrekking hebben op deze beide meren.4 Uiteindelijk werd de Beemster als eerste drooggelegd. Het verzoek van een aantal Amsterdamse kooplieden begin mei 1607 om dit meer te bedijken werd al op 209


DE PLANNEN VOOR DE DROOGLEGGING VAN DE PURMER

21 mei van hetzelfde jaar gehonoreerd in Den Haag. Deze snelle behandeling van het verzoek kan te maken hebben gehad met de achtergrond van de aanvragers. Naast rijke Amsterdamse kooplieden, waren ook vele Haagse ambtenaren, zoals leden van de Hoge Raad, het Hof van Holland en stadspensionarissen, waaronder die van Monnickendam, Adriaan Tedingh van Berkhout, onder de participanten.5 Door hun aanwezigheid en functies in Den Haag en hun familiebanden, had men veel onderlinge contacten. Stond bij de drooglegging van de Beemster het directe financiële belang van particulieren voorop, bij de Purmer lag dit anders. Hier waren het de belangen van de steden die voorop lagen; Monnickendam hoopte dat de bedijkers zouden zorgen voor het op diepte houden van haar haven, van het spui tot de boom voor haven. Deze boom was een paal, die in het water lag en de haven ’s nachts afsloot. Dit werd gedaan door de boomsluiter, een ambtenaar in dienst van de stad. Voor Edam was het voor haar economisch overleven van groot belang dat er aan de oostzijde van de stad een goede sluis zou worden gebouwd, zodat het slib in de vaargeul letterlijk en figuurlijk buiten de deur zou worden gehouden. Dit was eerst niet zo. De stad was al sinds het midden van de 16e eeuw in conflict met Uitwaterende Sluizen van Kennemerland en West-Friesland over een goede waterkering in haar haven.6 De Purmer stond via Edam in open verbinding met de Zuiderzee. Voor haar voortbestaan had de stad die doorstroming van haar haven nodig om de neerslag van slib tegen te gaan. Zij weigerde dan ook een waterkering in haar stad. Het instromende zoute water zorgde echter voor steeds meer problemen voor de oude landen rond de Purmer. Uiteindelijk door vele hoge vloeden zag in 1605 ook Edam het belang van een goede sas in het Oosteinde. Het eerste verzoek tot drooglegging van de Purmer kwam van Edam. In september 1607 reisden vertegenwoordigers van die stad naar Den Haag voor een octrooiverzoek. Dit verzoek moet als een verrassing zijn gekomen voor Purmerend. Hun gedeputeerde moest zo snel mogelijk naar Den Haag reizen om in de Staten Generaal mee te delen dat zijn stad nog geen beslissing had genomen over een eventuele medewerking aan een octrooiaanvraag. Ook verzocht men een kopie van het octrooiverzoek van Edam te mogen ontvangen.7 De stad was druk bezig met de bedijking van de Beemster en zal daarmee haar handen vol hebben gehad. Men zal ook bezorgd zijn geweest voor het verlies van een goede verbinding met de Zuiderzee en het verlies van haar visserij. Later zou een ringsloot rond de Purmer met een goede breedte en diepte dit bezwaar opheffen.

210

Het verzoek tot het verkrijgen van het octrooi voor de drooglegging van de Purmer door Edam werd echter niet in behandeling genomen door de Staten van Holland en West-Friesland. In december 1607 had Boudewijns, een koopman uit Amsterdam, de Staten verzocht hem octrooi te verlenen voor de bedijking van de Purmer. Er werd echter besloten dit verzoek twee jaar uit te stellen.8 Monnickendam komt pas in 1609 in beeld. Toen besloot de vroedschap van die stad de beide andere steden aan de Purmer, Edam en Purmerend, voor te stellen gezamenlijk het octrooi aan te vragen.9 Dit was de eerste keer dat het initiatief van Monnickendam uitging. Bij dit voorstel zal Adriaan Tedingh Berkhout, stadspensionaris van Monnickendam, wel een belangrijke rol hebben gespeeld. Als hoofdingeland van de Beemster moet hij zich het belangrijke financiële voordeel bij een dergelijke onderneming gerealiseerd hebben. Bij de drooglegging van de Beemster had hij ingeschreven voor in totaal 315 morgen.10 Eén morgen is 1.077 ha, dus in totaal voor 334,3 ha. Deze tweede poging tot drooglegging van de Purmer liep echter ook op niets uit. Purmerend hield echter wel een vinger aan de pols, toen in de zomer van 1611 Barnaert Boudewijnsz onderhandelingen begon met Edam om ‘cum sociis’ de Purmer te bedijken. Purmerend vroeg de Staten van Holland en West-Friesland om, zodra het octrooi zou worden aangevraagd, de stad een kopie van de aanvraag te sturen en niet te beslissen vóór zij werd gehoord.11 Later bij de verloting van de kavels in de Beemster werd deze Boudewijns ook genoemd.12 De regeerders van Edam wilden echter dat hij eerst de namen van zijn medestanders bekend zou maken, zodat met wist wie er achter deze plannen zaten.13 Boudewijnsz stelde echter dat de stad eerst duidelijk moest maken wat haar belangen bij de bedijking zouden zijn, dan werd duidelijk waarover hij met zijn participanten kon overleggen en dan kon men met de onderhandelingen beginnen. De vroedschap bleef echter bij haar besluit, eerst moesten de namen worden genoemd en dan pas kon men overleggen.14 Er waren echter nog meer belangstellenden. In november 1611 vroegen twee participanten van het eerste uur van de Beemster, Dirck van Os en Arent ten Grootenhuis, octrooi aan voor de bedijking van de Purmer. Ook hun verzoek werd door de Staten van Holland en West-Friesland voor twee jaar uitgesteld.15 Een drooglegging moet heel profijtelijk zijn geweest, want in de eerste helft van 1612 deelden de burgemeesters van Edam aan de vroedschap mee dat er iets in Den Haag was voorgevallen dat hun stad ‘concernerende’. Het mocht absoluut niet 211


DE PLANNEN VOOR DE DROOGLEGGING VAN DE PURMER

bekend worden, de vroedschapsleden moesten onder ede verklaren het gebeurde geheim te houden.16 Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Den Haag werd besloten namens de drie steden, Edam, Monnickendam en Purmerend, het octrooi aan te vragen. Geprobeerd zou worden of de stad Edam minstens 400 morgentalen aan kavels in de nieuwe polder kon verkrijgen.17 Inmiddels hadden de steden Edam en Monnickendam in de zomer van 1612 van drie particulieren de heerlijkheden Purmerland en Ilpendam gekocht. Het Huis Van Egmond had sinds 1468 deze heerlijkheden in bezit. De laatste telg uit dit geslacht, Philips Lamoraal, had veel schulden en toen hij naar Frankrijk uitweek in 1605 liet hij zijn grafelijke bezittingen achter voor zijn schuldeisers.18 In 1611 werden beide heerlijkheden voor de helft gekocht door Adriaan van de Burcht, een zijden en wollen stoffenverkoper in Den Haag. Van de andere helft werden Frederick van Elburgh en Gonsalo Gybels eigenaar. Voor deze laatste kwam de verkoop aan beide steden goed uit want tot twee keer was hem door de Staten van Holland en West-Friesland uitstel van betaling verleend op persoon en goederen.19 In 1610 waren de beide heerlijkheden ook al te koop geweest. Purmerend had toen belangstelling gehad, de stad was toen bereid 100 tot 150 gulden boven de vraagprijs van f. 4000.- te bieden.20 De aankoopsom die de steden Edam en Monnickendam moesten betalen lag aanzienlijk hoger nl. f.21.550.21 Dit grote bedrag werd echter betaald door Aernout Cabaut, met de afspraak dat, zodra het octrooi zou worden verkregen, Volkert Overlander, lid van de admiraliteit in Amsterdam, aan hem of zijn erfgenamen dit bedrag zou vergoeden. De heer Overlander zou hiervoor dan beide heerlijkheden in leen ontvangen.22 Door deze aankoop waren alle rechten van hoge en lage jurisdictie, met de visserij van Neck en 100 morgen in de Purmer, in naam eigendom van beide steden. Hierdoor waren er ook geen concrete obstakels meer voor de bedijking. Niemand kon nog buiten beide steden enig recht op de Purmer doen gelden. Besloten werd de vertegenwoordiger van de nieuwe plannenmakers uit te nodigen om in de vroedschap de plannen toe te lichten.23 Dit was Aernout Cabeau (Cabaut of Cobbaut) een Amsterdams lakenkoopman. Ook hij was één van de ingelanden bij de verloting van kavels in de Beemster. Op 17 november 1612 was hij bij de vroedschap in Edam. Hij deed de stad allerlei gunstige voorstellen. Zo vertelde hij dat hij zou kunnen bewijzen dat van de heerlijkheden Ilpendam en Purmerland geen honderd, maar zevenhonderd morgen in de Purmer lagen. Wanneer hij dit niet kon bewijzen zou hij de armen van Edam duizend Carolusguldens geven. 212

Hij bood ook aan twee van zijn knechten met hun gereedschap naar de stad te sturen om daar zijden stoffen ‘egalementen of anders’ te maken en dat elk ca 15 werknemers nodig zou hebben. De komst van deze ambachtslieden zou een belangrijke economische stimulans betekenen voor de stad.24 In tien punten werden de voorwaarden van Edam vastgelegd, waaraan de bedijkers moesten voldoen, alvorens de stad het octrooi zou aanvragen. Het overleg resulteerde in een overeenkomst tussen de stad en de bedijkers, hierin stond als eerste, dat de bedijkers een sluis zouden maken aan de oostzijde van de stad, een sluis die naast het buitenhouden van slib de stad ook zou kunnen beschermen tegen hoog water. De bedijkers zouden deze sluis onderhouden.Ook moest de ringvaart worden aangelegd, met een breedte van vijf roeden wijd en een diepte die de steden rond de Purmer later gezamenlijk zouden overeenkomen.25 Deze diepte werd later gesteld op zesenhalve voet.26 Uiteindelijk werd het octrooiverzoek ingediend door Edam en Monnickendam. Purmerend had zich teruggetrokken en behoorde nu tot de opposanten. In de Statenvergadering werd echter besloten dit octrooiverzoek eerst naar de ‘Kamere van de Reeckeninge’te sturen. Alle opposanten zouden worden benaderd, dit waren de dijkgraaf en heemraden van de Uitwaterende Sluizen van Kennemerland en West-Friesland, de steden Alkmaar en Purmerend en de dorpen Katwoude, Ilpendam en Purmerland.27 De eerste voorzag grote problemen. De Purmer was een goede boezem van ca 3000 morgentalen voor het overtollige water uit Kennemerland en West-Friesland. Door dit meer kon het water worden afgevoerd door de sluizen van Edam en Monnickendam. Hoewel bij de drooglegging van de Beemster goede afspraken waren gemaakt met de bedijkers, hadden toch diverse omliggende polders wateroverlast gehad, en had het verzwaren van kaden, dijken en dammen veel kosten met zich meegebracht.28 Alkmaar zag de belangen van haar scheepvaart van en naar het zuiden bedreigd, de overige plaatsen hadden van oudsher visserijrechten op de Purmer gehad. Op 6 december 1612 viel het besluit dat het octrooi niet zou worden verleend. De redenen voor de afwijzing waren duidelijk; de Rekenkamer had een negatief advies gegeven en bovendien liep het verzoek van Dirk van Os en Arent ten Grootenhuis nog. Bovendien werden de belangen van de overige opposanten te zeer bedreigd. Op 9 december 1613 kwam de vroedschap in Edam weer bijeen om de afwijzing te bespreken. Er werd afgesproken dat men opnieuw een verzoek tot bedijking zou indienen. 213


DE PLANNEN VOOR DE DROOGLEGGING VAN DE PURMER

Daar men zo aan elkaar verbonden en ‘verknocht’ was, was het moeilijk een andere koers te gaan varen. Adriaen Cabbaut zou gevraagd worden opnieuw aan te geven dat hij zijn mede-participanten kon vertegenwoordigen bij de volgende aanvraag voor een octrooi.29 Dat voorjaar ging men doortastend te werk; vertegenwoordigers van de Staten van Holland en West-Friesland werden uitgenodigd in loco te komen kijken en met de belanghebbenden te spreken.30 In de zomer van 1613 ging een burgemeester van Edam naar Schagen. Daar logeerde op dat moment de raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt bij de Heer van Schagen om hem te verzoeken de problemen rond het octrooi te komen bespreken.31 De raadspensionaris stemde toe. Hij zou eerst naar Monnickendam gaan en vervolgens in de loop van de middag naar Edam. De volgende dag zou hij verder reizen naar Purmerend. Voor de maaltijden, middag en avond, bestelde de secretaris van Edam bij Cabbaut een kok, Jeremias met zijn gereedschap en een pasteibakker. Zij moesten o.a.meenemen twee goede Westfaalse hammen, een paar schapenbouten van het zuiglam, enige goede konijnen, drie of vier paar, artisjokken, asperges, de beste rinse wijn en indien te krijgen zes ‘sneetjes verse ‘sallem’.32 Een suikerbakker was niet nodig, die was aanwezig in Edam. Na het vertrek van Van Oldenbarnevelt werd Cabbaut uitgenodigd door de vroedschap de overgebleven wijn en andere dranken te helpen opdrinken.33 Februari 1614 ging seigneur Cabbaut failliet. Op voorstel van Adriaan Tedingh van Berkhout werd besloten door te gaan met de plannen voor de bedijking.34 Van 1609 tot 1616 zijn er van Monnickendam helaas alleen een paar kladresoluties. Van die tijd is er geen resolutieboek, waaruit blijkt hoe actief men de plannen van de bedijking van de Purmer heeft aangepakt. Er zijn slechts een aantal summiere aantekeningen. Op 24 augustus 1614 werden de door Edam naar de vroedschap gezonden zes condities besproken. Deze condities zijn echter niet vermeld.35 Ook werd hiervan niets schriftelijk vastgelegd.

bedijkers, zodat de stad dezelfde voordelen zou hebben m.b.t. grond in de nieuwe polder, molens en minder onderhoud aan de oude dijk.37 Tot de goedkeuring van de Staten van Holland en West-Friesland in juni 1617 werd door alle partijen, zowel met elkaar als ieder voor zich met bedijkers veel overleg gevoerd. De dijkgraaf en heemraden van Nieuwendam, Schardam, Akersloot, Uitgeest, Graft en De Rijp lieten op 20 mei 1617 Uitwaterende Sluizen weten geheel achter de bedijking van de Purmer te staan.38 Zij spraken de hoop uit dat Uitwaterende Sluizen eindelijk zijn naam zou waar maken en hen bevrijden van ‘de schuttinge vant grove zeewater’ dat via Edam naar binnen stroomde. Door het inlaten van het zoute water hadden veel arme weduwen en wezen’ geweend’ dat de ‘vruchte’ van het veld bedorven en land weggespoeld was. Bovendien wilden zij af van de hoge bijdragen die zij moesten betalen aan het onderhoud van de haven van Edam. Op 10 juni 1617 werd door de Staten Generaal het octrooi voor de drooglegging van de Purmer verleend. Op 29 juni 1617 ging de vroedschap van Edam akkoord met de voorwaarden in het octrooi. Zowel Edam als Monnickendam kregen elk 400 morgen in de nieuwe polder. In de stad Edam zou naast het maken van een goede sluis bij de Zuiderzee aan het einde van het Oorgat, de sluis in de Vrouwensluis worden vernieuwd. Het belangrijkste voor de stad Edam was de toezegging voor de bouw van een nieuwe sluis bij de Zuiderzee.39 De kosten voor de bouw en onderhoud zouden geheel komen ten laste van de bedijkers. In 1619 werd begonnen met het maken van de ringdijk rond de Purmer en op 29 oktober 1620 was de dijk dicht. In 1622 was de polder drooggevallen en op 12 augustus werd begonnen met de verkaveling.40

Noten

Op 24 april 1616 zou op verzoek van de burgemeesters een aantal vroedschapsleden een stuk opstellen, waarin de punten die voor Monnickendam het meeste voordeel zouden opleveren, worden vastgelegd.36 Ook deze punten staan niet vermeld. De volgende aantekening is van 26 maart 1616 waarin besloten werd Edam te verzoeken een kopie te sturen van de condities die zij hadden afgesproken met de 214

1

WA, OAE, no. 439

2

Bouman, blz. 22-23

3

Oud-archief Beemster, no.1

4

WA, OAP 95b, tussen 29-10-1601 en 01-01-1602

5

Danner, blz. 15

6

Bouman, blz. 64

215


DE PLANNEN VOOR DE DROOGLEGGING VAN DE PURMER

Bronnen en literatuur

7

WA, OAP 94b, 09-09-1607

8

WA, Resolutiën van de Staten van Holland, 18-12-1607, blz. 375

9

WA, OAM, 21, 18-10-1609

Waterlands Archief Purmerend

10

Bouman, blz. 47

Oud archief Monnickendam (OA Monnickendam)

11

WA, OAE, 65b, 158r

Oud archief Edam (OE Edam)

12

Bouman, blz. 300

Oud archief Purmerend (OAP)

13

WA, OAE 65b, blz. 158r

Archief van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen van Kennemerland en West-Fries-

14

WA, OAE 65b, 158r

land (AUS)

15

Danner, blz.10r

Resolutiën van de Staten van Holland

16

WA, OAE 65b, blz. 168r

17

WA, OAE 65b, blz. 169v

18

Moelker, blz. 43

Bouman J., Bedijking, Opkomst en Bloei van de Beemster, Purmerend 1857

19

WA, Resolutiën van de Staten van Holland, blz. 248/271

Danner H.S, Van Water tot Land, van Land tot Water, verwikkelingen bij de indijkingen van de Beemster,

20

WA, OAP, nr. 94b, 18-04-1610

Wormerveer 1987

21

WA, OAM, nr. 766

Moelker H.P., De Heerlijkheid Purmerland en Ilpendam, Purmerend 1978

22

WA, OAE, nr 439

Van Zwet, Lofwaerdighe dijckagies en miserabele polders, Hilversum 2009

23

Ibidem

24

WA, OE, nr. 65b, blz. 172v

25

WA, OAE 65b, blz. 172v

26

WA, OAE nr. 434

27

WA, Resolutiën van de Staten van Holland, blz. 277

28

WA, Uitwaterende Sluizen, nr. 1145-1/2

29

WA, OAE, 65b, blz. 174v

30

WA, OAE,, 65b, blz.184v

31

WA, OAE, nr. 149

32

WA,OAE, nr.149/2

33

WA, OAE, nr. 149

34

WA, OAE, 65b,blz. 192

35

WA, OAM, no. 21, blz. 35r

36

Ibidem, blz. 46v

37

WA, OAM, nr. 21, blz. 43r

38

WA, AUS, nr. 1145, no.7

39

WA, OAE, 65b, blz. 236r

40

Van Zwet, blz.484

216

Ongedrukte bronnen:

Literatuur:

217


Vier eeuwen gemeentezang in de Grote kerk van Monnickendam Ds. C.A.E. Groot

Op zaterdag 25 mei wordt in de Grote kerk van Monnickendam het nieuwe Liedboek voor de Kerken gepresenteerd. Dat is veertig jaar na de bundel die sinds 1973 in Protestantse kerkdiensten wordt gebruikt. Naast psalmen en gezangen bevat het Liedboek 2013 een aantal nieuwe liederen, afkomstig uit verschillende tradities, bundels en landen. De presentatie van dit nieuwe liedboek was voor ondergetekende reden, om de stedelijke en kerkelijke archieven te raadplegen, met als uitgangspunt de vraag: hoe is er door de eeuwen heen in de St. Nicolaaskerk van Monnickendam gezongen? Immers, in deze kerk kwam vanaf 1574 de Gereformeerde gemeente bijeen, in 1816 Nederlands Hervormde Kerk genoemd en in mei 2004 opgegaan in de Protestantse Kerk van Nederland. Mijn verhaal begint met wat historische informatie over kerkelijke zang en muziek in het algemeen. Daarna richten we de aandacht op Monnickendam. Zang en muziek Sinds mensenheugenis maken muziek en zang deel uit van het leven op aarde. De bijbel noemt op één van de eerste bladzijden een man – Jubal – die de vader is geworden van allen die de fluit en de citer (harp) bespelen. Blaas- en snaarinstrumenten dus. De apostel Paulus heeft in twee van zijn brieven een notitie over het zingen van ‘psalmen (liederen bij snarenspel), lofzangen (hymnen, liederen met meer strofen en/of coupletten) en liederen door de (Heilige) Geest geleerd’ (1). Hoe dat ‘zingen’ geklonken heeft, weten we echter niet. Kerkhistorici nemen aan, dat er in de oudchristelijke kerk, vanaf de derde of vierde eeuw, psalmen werden gezongen. Gezongen werd er ook in kloosters, waar de psalmen een plaats hadden in de getijdendiensten. Opnieuw, hoe die psalmen toen hebben geklonken, is niet bekend. Misschien herinnert de manier, waarop de chazan, de voorzanger in de joodse synagoge, de gemeentezang leidt, enigszins aan het zingen van weleer. Ook het Gregoriaans in de rooms-katholieke Kerk zou er een afgeleide vorm van kunnen zijn. 218

219


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

Het Geneefs Psalter Alle eeuwen door zijn er liederen gemaakt, waarvan een deel geschikt werd bevonden om door gelovigen gezongen te worden. Ik ga voorbij aan wat er op dat gebied in landen als Engeland en Duitsland is gedaan en beperk me tot ons eigen land. Ten tijde van de Reformatie (16e eeuw) ontstonden er een groot aantal psalmen, voorzien van rijm en een melodie. Vanaf begin 19e eeuw kwamen daar gezangen bij, terwijl er in de tweede helft van de 20e eeuw allerlei vrije liederen ontstonden, waarvan een deel hun weg naar kerken en gemeenten hebben gevonden. Ik merk al vast op, dat het zingen in de 21e eeuw in schril contrast staat met het ‘zingen’ van onze verre voorouders. Dat was tot in de 19e eeuw dikwijls niet om aan te horen. Verderop meer daar over.

De psalmen vormen in de bijbel een apart bijbelboek, maar die kan je niet zingen. Daarom hebben meerderen zich ingezet om psalmberijmingen te maken (3). In Nederland kwam een vertaling tot stand van de Geneefse psalmen, waarbij Geneefs verwijst naar de plaats van ontstaan: Genève. Met behoud van de Franse melodieën was het Petrus Dathenus (1531-1588), die, om de band met de zusterkerken te versterken, deze psalmen in onze taal heeft overgezet. Dat wil zeggen in de taal die toen in ons land gangbaar was en nogal verschilt met wat vandaag ABN (Algemeen Beschaafd Nederlands) wordt genoemd.

Zang en muziek in de kerken vóor de Reformatie

De voorzanger

Petrus Dathenus

Vóór de Reformatie werd er in de Hollandse kerken niet gezongen. Dat wil zeggen, niet door de kerkgangers. De zang tijdens de R.K-misviering werd vanaf de vierde eeuw Calvijn verzorgd door een kerkkoor. Op een kerkvergadering in 367 na Chr. was namelijk bepaald, dat niemand in de kerk mocht zingen dan alleen zij, die er voor opgeleid waren, de geestelijken dus. Die zongen niet in de volkstaal, maar in het Latijn. De gemeente was passief, luisterde toe (2). Zang en muziek in de kerk vanaf de Reformatie Die passiviteit veranderde, toen in Europa de Reformatie voet aan de grond kreeg. De reformatoren Luther en Calvijn, lieten het kerkvolk in de landstaal zingen. Luther zag muziek als een donum Deï, een gave van God en schreef een reeks liederen, waaronder het bekende ‘Een vaste burcht is onze God’. In de Calvinistische traditie bleef het zingen beperkt tot de berijmde psalmen. Calvijn had namelijk ontdekt dat gezongen ‘gebeden’, zoals de psalmen werden gezien, meer zeggingskracht hadden, als er een melodie onder was gezet. Misschien had hij dat van de Griekse wijsgeer Plato, die, met het oog op muziek, had geschreven: ‘Er is in de wereld nauwelijks iets dat op gedragingen van mensen zo’n grote invloed heeft’. Calvijn sloeg vocale muziek hoger aan dan instrumentale en wees daarom het gebruik van muziekinstrumenten, waaronder het orgel, in de kerk af. Hij was niet de eerste, want ook kerkvaders hadden het bespelen van muziekinstrumenten door gelovigen verboden, zowel thuis als in de kerk. Dat klinkt ons vandaag vreemd in de oren, maar we moeten zulke opvattingen en uitspraken zien in de context van die tijd. 220

Voorzanger

Het zingen van psalmen in de kerken van de Reformatie gebeurde ‘a capella’, zonder begeleiding van een instrument dus. De zang werd, volgens een besluit, genomen tijdens het convent (vergadering, caeg) van Wezel in 1568, ‘begeleid’ en ‘gestuurd’ door een voorzanger, meestal een schoolmeester, die, waar mogelijk, gesteund werd door schoolkinderen, aan wie hij de psalmen had geleerd. Die kinderen moesten daar overigens behoorlijk voor oefenen. De voorzanger deed z’n werk in de kerk, maar was in dienst van en werd betaald door het stadsbestuur. Een goede voorzanger werd zeer gewaardeerd, getuige het volgende rijmpje van een predikant uit de St. Bavo in Haarlem:

‘Geweldig musicijn, geschapen om te singen, en wat een stem heeft hij, wie iszer die niet weet! En hoe voortreffelijk hij zijne plaatz bekleed?’ Het kerkorgel Het kerkorgel is vanouds een ‘werelds’ instrument dat in vroeger tijd dienst deed bij feesten in het circus en erg geliefd was bij de Romeinse keizers, waaronder keizer Nero (37-68). Wat begon als een waterorgel ontwikkelde zich gaandeweg tot een windorgel, dat vooral gebruikt werd aan de hoven van vorsten. Het waren mooie relatiegeschen221


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

ken. Zo deed keizer Constantinus V in 757 een orgel cadeau aan Pepijn de Korte, de eerste koning van de Franken, de vader van Karel de Grote. Vanaf de 10e eeuw werden orgels vooral door kloosterlingen gemaakt en gebruikt tijdens de getijdendiensten in de kloosterkerken. Omdat er in de rooms-katholieke kerk veel aandacht was en is voor het visuele element (de meeste kerkgangers konden vroeger niet lezen), werd steeds meer accent gelegd op zichtbare zaken, zoals processies, bedevaarten, kerkelijke feesten etc. Dat bevorderde de verschillende kunstuitingen zoals beeldhouw- en schilderkunst, als ook de muziek. Binnen zo’n cultureel gunstig klimaat kon de orgelbouw, voorzien van vaak rijke versieringen, dan ook tot volle ontplooiing komen. ‘Het orgel, het volmaakste van alle toonkunstige werktuigen en het heerlijkste gewrocht der muzijkale vinding, schijnt er als opzettelijk toe ingerigt om de christelijke eredienst te dienen’, aldus een oude schrijver. Dat werd echter niet door iedereen zo gezien. Het orgel de kerk uit Toen in 1566, tijdens de ‘beeldenstorm’, veel kerkgebouwen aan de rooms-katholieken werden ontnomen, was de houding van de Calvinistische autoriteiten soms dusdanig vijandig, dat het orgel in de Noordelijke Nederlanden rechtstreeks in z’n bestaan werd bedreigd. Evenals altaren en heiligenbeelden werd het beschouwd als een overblijfsel van een paaps verleden, dat geheel gezuiverd moest worden, aldus onze vroede voorvaderen. Tijdens de Provinciale Synode in 1574 te Dordrecht werd besloten (artikel 50): ‘Aengaende het spelen der Orgelen in de Gemeenten hout men, dat het gansch behoort afgheset te wesen volgens de leere Pauli (4). Ende alhoewel men het als noch in sommighe deser kercken alleen in ’t eijnde der Predicatieën gebruijckt, op ’t scheijden van den volck, so dient nochtans meest om te vergeten wat men tevoren heeft gehoord, ende is te besorghen, dat het hiernaar tot superstitie (bijgeloof, caeg) sal gebruijckt worden, gelijck het nu tot lichtvaerdicheijt dient’. De Nationale Synode van 1578, bijeengekomen in Dordrecht o.l.v. Petrus Datheen, ging nog een stapje verder. Zij besloot ‘dat de orghelen, ghelijck se voor een tijd geduldet werden, alsoo met den eersten ende op’ t aldervroeglijckste, moesten weggenomen worden’. Het orgelspel werd gezien ‘als een leugenachtich, ja bedrieglijck geluijt, door den Duijvel ghedreven’. Maar – gelukkig mogen we nu wel zeggen – waren orgels in de kerk het eigendom van de stedelijke overheid, zo ook in Monnickendam. Het stadsbestuur protes222

teerde tegen het weghalen van het orgel uit de kerk en gaven organisten, die in dienst van de stad waren, opdracht, om op bepaalde tijden het orgel te bespelen. In sommige grote steden werden dagelijks ‘concerten’ gegeven. ‘Het orgel diende geen enkel liturgisch doel, ze waren er tot vermaak van de burgerij die dagelijks in de kerk kwam om er te ...flaneren. Na gedane arbeid verzamelden de mensen zich dikwijls in de grote kerk, die een ‘plein-functie’ had. De organist speelde vrolijke wijsjes’ (5). Het orgel gebruikt bij gemeentezang Lange tijd was de in 1578 gedane uitspraak de beleidslijn in de kerken van de Reformatie. Maar gaandeweg de 17e eeuw kwam er een kentering in het denken van onze calvinistische voorvaderen. Een geschrift van Constantijn Huijgens (1596-1687) uit 1640 met als titel: ‘Gebruick of ongebruick van ’t orgel inde kercken der Vereenigde Nederlanden’ heeft (mede) voor deze ommekeer gezorgd, hoewel het onderwerp nog jaren daarna heel wat pennen in beweging heeft gebracht. Huijgens pleitte voor het ‘gebruijck van een kostelick speeltuijgh’ en hij achtte ‘het ongebruijck veel meer schadelijck dan het misbruijck’. Als eerste stad in Holland maakte Leiden in 1637 gebruik van het orgel om de gemeentezang te begeleiden. Constantijn Huijgens Delft en Dordrecht volgden. In 1638 werd op de ZuidHollandse Synode te Delft het volgende besluit genomen: ‘het orgelspeelen onder het psalmzingen is een middelmaetige saecke en wert daeromme gelaeten in de vrijheyt van ydere kercke’. De orgeltrapper Het orgel kon alleen worden gebruikt als er een orgelblazer of orgeltreder aanwezig was. Deze man regelde, door het trappen van de blaasbalg, de windvoorziening van het orgel. Zwaar werk, dat meestal maar karig werd beloond. Tot aan de tijd dat orgels elektrisch aangedreven zouden worden (20e eeuw), waren er orgeltreders in functie. Voor wie wat humor kan waarderen: zegt de orgeltrapper tegen de organist: ‘Wat hebben we weer mooi gespeeld vandaag’! Het zingen niet om aan te horen In de Gereformeerde kerken, waaronder die van Monnickendam, werden jarenlang uitsluitend psalmen gezongen, merendeels in de eerder genoemde berij223


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

ming van Petrus Dathenus. Hij had – naar Frans voorbeeld – een psalmberijming gemaakt op rijmschema’s en melodieën uit Genève en die in 1565 in grote haast voltooid. Met deze psalmberijming bepaalde hij ruim twee eeuwen de Nederlandse Gereformeerde gemeentezang. Men maakte in die tijd geen onderscheid tussen profane en geestelijke melodieën. Sommige wijzen waren bij het publiek in een dubbele hoedanigheid bekend, bijvoorbeeld als liefdesliedje en als psalm. Het zingen gebeurde isometrisch, d.w.z. op noten van gelijke lengte. Omdat veel gemeenteleden niet konden lezen, was men aangewezen op luisteren en nazingen. Er werd heel hard gezongen, eenstemmig en in een uiterst laag tempo. Dat zingen klonk bovendien dikwijls vals, meestal veroorzaakt doordat er te hoog werd ingezet. Nee, lieflijk en hoogstaand was de gemeentezang bepaald niet. Een predikant schreef over ‘dit deel van den godsdienst die zeer vleeschelijk is, zodat het in Gods ooren niet anders is dan een gehuijl van beeren en wolven; Hij heeft er een grouwel van’. Of, met de woorden van Constantijn Huijgens: ‘het laet sich onder ons veeltijds aenhooren, als ofter meer gehuylt oft geschreeuwt dan menschelick gesongen werde. De toonen luyden dwars ondereen, als gevogelte van verscheiden becken. De maten strijden als putemmers, d’een dalende soo veel als d’ander rijse. Daer werdt om ’t seerste uytgekreten, alsof ’t een sake van overstemminge ware’. Huijgens verklaarde de disharmonie bij de samenzang in de kerk hieruit, ‘dat zovelen thuis onder het werk de psalmen zingen en dan hun eigen variant plegen te kiezen voor een moeilijke melodie’. Tijdens het convent van Wezel in 1568 had men een besluit genomen betreffende het zingen in de kerk: ‘Ten sal niet vreemd syn, dat men in de kercke hangt enige borden of taferelen, waerinne kortelic de wyse van zingen wordt uytgelegd’. Maar ‘het werden helaas later de borden met de namen van de predikanten...! (6). Naast het ‘niet ritmisch’ zingen was er ook sprake van het zogeheten draaien, d.w.z. het versieren van een melodie. Zulke ‘versieringen’ bestonden uit het zingen van doorgangs- en wisselnoten (het toevoegen van extra noten ter versiering) en glissando’s (het ‘glijden’ van de ene noot in de andere). Dat was voor de Rotterdamse predikant Hofstede aanleiding om in 1775 wat ‘zangles’ te geven. ‘Dat men de noten onder het singen minder uitrekke, minder slepe, minder door de mond draait en omhale, korter afbreke en de vereischte tussenpozen by het eindingen en aanvoeren van elken zangregel in acht neme’. Dat slechte zingen was in de Gereformeerde kerken vrij algemeen. Soms werden er tijdens de kerkdienst verschillende versies van dezelfde psalm gezongen, want er waren er meerdere in omloop. Met als gevolg dat een buurman probeerde, door 224

zo hard mogelijk te zingen, zijn versie de boventoon te laten voeren. Als de muren van de Grote kerk konden spreken, zouden ze heel wat kunnen vertellen over het Monnickendamse psalmgezang! Voorzangers in Monnickendam (zie bijlage A) Evenals in alle steden van Holland, waren er ook in Monnickendam voorzangers actief. Hij fungeerde als begeleider, in het bijzonder wanneer er geen bekwame organist was. Dan moest hij ‘ nae sijn beste vermogen het orgel waer nemen’. In 1561 woonde in de Saksteeg schoolmeester Claas. Hij zou ook voorzanger geweest kunnen zijn. Iets jongere gegevens dateren van april 1580, als in een vergadering van vroedschap en burgemeesters twee schoolmeesters worden genoemd, onder wie ene Cornelis Pietersz, in 1584 aangesteld tot stadssecretaris. Het wordt niet expliciet vermeld, maar aangenomen mag worden, dat deze schoolmeesters ook als voorzangers in de kerk optraden. De eerste waarvan we dat zeker weten is Jan Sijmensz Vogel (7). Hij is rond 1575 geboren en midden 1598 in Monnickendam benoemd tot schoolmeester van de school op de Zarken. Geen man van onbesproken gedrag, gelet op de kerkelijke censuur in 1613. ‘Hij heeft zowel zichzelf als de gemeente in opspraak gebracht’. Wat de aanleiding daarvan was, wordt niet vermeld. Wel komen de woorden ‘mishandeling’ en ‘oneerlijkheid’ voorbij. Kerk in 1726 Jan Sijmens Vogel was niet de enige. Ook Garbrant Garbrants, voorzanger vanaf 1652, werd in 1657 ontslagen. Hij ‘heeft zich verlopen in de vuijle sonde van overspel met eenen Lijsbet Jans’. Een verzoek van deze Gerbrant Gerbrandsz op 8 september 1657 om een ‘bijschool te mogen houden’ werd door de burgemeesters, om begrijpelijke redenen, afgewezen! Ordonnantie voor de voorzanger Toen voorzanger en schoolmeester Ewout Baarts Brugh in oktober 1704 was overleden, werd mr. Pieter Spruijt uit Huizen zijn opvolger. Op 20 oktober van dat jaar werd er een nieuwe ordonnantie van kracht. Waarschijnlijk een nieuwe versie van een bestaande ordonnantie, want ongetwijfeld zullen ook in de jaren daarvoor aanwijzingen en regels voor de voorzangers opgesteld zijn. De vier artikelen van de nieuwe instructie luidden als volgt: 225


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

Art. 1 De voorzangers sullen gehouden zijn de gemeente tot de godzaligheijd en Christelijke Religie met haren goeden wandel en Exempel (voorbeeld) aanteleijden en tot dien eijnde haar zelfs altijd op den Sondag bij den godsdiensten in de kerke vervoegen. Art. 2 De voorzangers zullen ook bezorgen en bedienen moeten hetgene inde kerk tot den kerkendienst behoort als: het aantekenen van de Psalmen, het ophangen van de leijen of Psalmborden en de gaarbuidels (collectezakken) der Diaconen, het brengen van de Bijbel en briefjes der gebeden; zij zullen ook optekenen de namen van de gedoopten met derzelver ouders en getuijgen. Zij zullen ook in de kerk voorlezen des voor- en namiddags een Capittel uijt het woord Gods en des voormiddags de tien-geboden des Heeren en des namiddags de Articulen des Christelijken geloofs daar bij voegen, voordat zij tot het zingen van de Psalm gaan. Ook zullen zij op de Catechizatie zelve present zijn en die oefening aanvangen en besluijten met een Zang-vers uijt de psalmen Davids en dat tot believen en nade(re) ordre haar van de Dienaren des Woord of kerkenraad gegeven ende was des meer daartoe behoort. Art. 3 Niemand zal tot ordinaris Voorzanger der gemeente aangestelt werden, die niet wil ondertekenen de Acta Synodi Nationalis, belijdenisse der Christelijke Gereformeerde Religie, nevens de Formulieren van Eenigheid op de Classis te Edam, volgens de kerken-ordre. Ook zal niemand tot het voorzingen geadmitteert (toegelaten, aangenomen, caeg) worden, die geen Lidmaat is van de ware Christelijke Gereformeerde Religie. Art. 4 Ende opdat in allen dezen de goede meninge en ordre van de Edel. Agtb. Magistraat en des voornoemde kerkenraats bij de voorzangers wel zouden mogen onderhouden worden, zo zullen de Ed. Agtb. Magistraat en kerkenraad voornoemt toezigt hebben, dat de voorzangers zig na de bovenstaande Ordres behorelijk gedragen of anderzins de fauten die zij bevinden en met goede vermaningen niet kunnen verbeteren, aan de Ed. Agtb. Heeren Burgemeesters bekent te maken, op dat daar inne met authoriteijt na gelegentheijd en eisch van zaken voorzien werde. De voorzanger was dus niet alleen verantwoordelijk voor het ‘leiden’ van de zang, maar vervulde ook taken, die vandaag door een koster worden verricht. Of deze taken ook in de 16e en 17e eeuw al bij het ‘beroep’ van voorzanger behoorden, heb ik in de archieven van Monnickendam niet bevestigd gevonden, uitgezonderd het klaarmaken van de borden met de psalmen, die in de dienst gezongen zouden worden (8). 226

Organisten (zie bijlage B) Organisten of orgellisten, zoals ze ook wel genoemd werden, waren in de ogen van een stadsbestuur belangrijk, hetgeen ook blijkt uit hun traktement. Ze werden nogal eens ‘weggekocht’ door stadsbesturen elders, die een hoger salaris of betere voorzieningen boden. In 1561 kende Monnickendam een zekere organist mr. Jan. Hij woonde op het kerkhof, een stuk terrein dicht bij de kerk. Van hem is verder niets bekend. Een organist waar we iets meer van weten is Jacob Jansz. Mars. Hij kreeg vijftig gulden per kwartaal. November 1606 was hij in functie, maar waarschijnlijk al eerder aangesteld. Zijn orgeltreder was Pouwels Barts die voor zijn zware werk slechts twintig gulden per jaar kreeg. Toen Jacob Mars in 1638 overleed, werd hij op 22 februari 1639 opgevolgd door Dirck Jansz Velsen uit Haarlem (9). Vanaf het midden van de 17e eeuw hadden organisten in Monnickendam meer functies dan alleen het orgel bespelen. Velsen was, vanaf 1653 tot aan zijn dood in 1669, ook belast met het innen van de pacht op bier, ijkmeester en commissaris van het veer en daarmee verantwoordelijk voor de te verzenden pakketten en poststukken. Tot ongeveer het midden van de 17e eeuw was het de gewoonte, dat de organist een kwartier voor de dienst het orgel bespeelde en ook na de dienst, wanneer het volk de kerk verliet. Hetzelfde beeld bij de doordeweekse diensten. Wat er gespeeld werd valt niet te achterhalen, maar uit berichten van elders blijkt, dat het waarschijnlijk psalmmelodieën waren, die in de dienst gezongen zouden gaan worden, onder leiding van de voorzanger. Velsen was de eerste organist die het zingen van de Gereformeerde gemeente te Monnickendam zou gaan begeleiden.

Orgeltreder

Blaasbalg

227


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

Orgeltrappers (zie bijlage C) Net als Jacob Mars was ook Dirck Velsen afhankelijk van orgeltreders. Hij werd geholpen door orgelblazer Uds Willems, die tevens koster en gravenmaker was. Ook Uds kreeg slechts twintig gulden per jaar voor zijn intensieve werk als ‘windgod’, zoals iemand zulke mensen eens typeerde. Uds Willems was een man, die op meerdere manieren zijn handen wist te gebruiken. Dat bleek in 1627, als vermeld wordt, dat hij in de kerk de (lastige) kinderen onder de predicatie ‘so furiuselijc op hun hoofden slaet ende anderzinds, tot bloedens toe’... Dat jongeren in de kerk dikwijls overlast veroorzaakten, wordt in de notulen van de kerkenraad regelmatig vermeld. Maar Uds had blijkbaar niet de tact, om daar op een goede manier mee om te gaan.

het stadsbestuur toen al over nagedacht werd, om het orgel in te zetten tijdens de dienst. Ik citeer uit de notulen ‘dat haer E. duncken dat noch eenige meerdere dienst bij hem (organist Velsen) gedaen behoort te werden, ’t sij met op d’ orgel te spelen onder ’t singen voor ofte nae de predicatie’... Zeven jaar later, op 23 november 1658 werd genotuleerd dat, als er een nieuwe voorzanger aangenomen zou worden, deze moet ‘gedoogen’ dat tijdens het zingen het orgel zal spelen’. Maar pas op 28 oktober 1659 besloten de Vroedschap en de Burgemeesters om een proef te nemen met orgelbegeleiding bij de samenzang, met als argument ‘tot voorkominghe van alle disordren’. Nee, Monnickendam liep meestal niet voorop, als het om kerkelijke of maatschappelijke veranderingen ging. Uit de kerkenraadnotulen blijkt, dat de proef met orgelbegeleiding goed was gevallen en sindsdien gehandhaafd was geworden. Het leidde tot een verzoek van de organist om loonsverhoging en betekende extra werk voor de orgeltreders. Ook zij vroegen om een extra vergoeding, maar vanwege de slechte financiële toestand van de stadskas, werd dat ‘in beraad gehouden’.

Ds. Bartholdi heeft moeite met een lied In 1633 melden de notulen van de Kerkenraad dat Ds. Samuël Bartholdi meedeelt dat ‘verscheijdene ledematen onrustich gemaeckt worden over het singen van het Gebet voor de Predicatie’. Het gaat over een lied dat kerkgangers vandaag kennen onder nummer 463 van het liedboek 1973: ‘O Heer, die onze Vader zijt, vergeef ons onze schuld. Wijs ons de weg der zaligheid en laat ons hart, door U geleid, met liefde zijn vervuld’. Bartholdi zelf vond dat lied te Puriteins en wilde het buiten de dienst houden (10). Dat kon, omdat de Synode van 1618/19 aan plaatselijke kerken de vrijheid had gegeven, zelf te bepalen wat er in de erediensten gezongen zou mogen worden. Hoeveel coupletten? Lange tijd werden in de Gereformeerde Kerken alle coupletten van de 150 psalmen in een half jaar tijds gezongen, verdeeld over drie diensten, die er wekelijks werden gehouden. Dat betekende zo’n dertig! coupletten per dienst. Ook in Monnickendam was dit de gewone gang van zaken. De stedelijke overheid vroeg in 1634 aan de Kerkenraad, of daar niet op ‘gekort kon worden’. Het verzoek om het aantal coupletten te houden op tien tot twaalf werd echter ‘voor alsnoch gehouden in advies sonder de voijsen te verminderen’. Er veranderde echter niets, zoals we nog zullen zien. Gemeentezang in Monnickendam met orgelbegeleiding Eerder las u dat in al 1637 te Leiden de gemeentezang door het orgel werd begeleid. Er zouden ruim twintig jaar verstrijken, voor dat dat ook in Monnickendam het geval zou zijn. Een bericht van 18 februari 1651 zou er op kunnen wijzen, dat er in 228

De orgelbegeleiding zal ongetwijfeld een verbetering zijn geweest, want veel voorzangers waren betere voorlezers dan voorzangers. Het maat houden was voor deze mannen vaak een probleem, evenals het op toonhoogte blijven. Constantijn Huijgens schreef in 1641 niet zonder reden ‘dat sij in der daet Voorsingers moeten zijn, ende niet medesingers’. Liedboek 1773

De nieuwe Psalmberijming van 1773 Voor de psalmberijming van Petrus Datheen hadden de kenners geen goed woord over. ‘Een berijming zonder smaak’ zei vader Cats (1577-1660). En volgens Huijgens was de handhaving van ‘Datheen’ een staaltje van bekrompen conservatisme. ‘Zijn woordkeus wekte lachlust, zijn gedachtegang leek onbeholpen’, was de algemene opvatting. Desondanks heeft dit ‘smakeloze en onnauwkeurige rijmwerk’ zich tweehonderd jaar kunnen handhaven. Dat had o.a. te maken met het feit, dat het merendeel van het kerkvolk niet kon lezen en daarom een aantal verzen uit het hoofd meezong. Bij invoering van een andere berijming zouden ze stom moeten blijven. Bovendien, de berijming van Datheen bevatte geen of nauwelijks vreemde en on229


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

bekende woorden. Het was taal die het volk kende. De psalmen verhieven zich nooit boven de middelmaat, bleven daar dikwijls ver beneden, maar drukten in duidelijke bewoordingen uit wat ze bedoelden. Echte volksliederen, naar toon en inhoud, voor de gewone man geschreven. Bijna twee eeuwen zijn de psalmen van Petrus Dathenus in de kerken gezongen, maar op 19 juli 1773 werd, in tegenwoordigheid van stadhouder Willem V, een nieuwe psalmberijming gepresenteerd. Deze moest op 1 januari 1775 in alle kerken ingevoerd zijn ‘in plaatse van de allezints gebrekkige en geheel verouderde Rijm Psalmen’. Die nieuwe psalmberijming was een regeling van staatswege (vandaar de naam Statenberijming) en de invoering er van vond dan ook plaats via de burgemeesters van de stad. De regenten moesten er op toezien dat er na 22 januari 1775 ‘geen andere Psalmen en Gesangen dan de nieuwe bereijming sal werden gebruijckt’. Ook de schoolmeester werd verzocht deze nieuwe liederen te gaan zingen. De Kerkenraad had maar te volgen. Tijdens de vergadering van 23 oktober 1774 kwam de nieuwe Psalmberijming aan de orde. Drukker Jan Gorter zou worden gevraagd om Zangonderwijs veertien geheel nieuwe bijbels met de vernieuwde psalmen te besorgen en ‘uit het getal der oude bijbels een sestal vernieuwde met de Psalmen te doen zamenstellen voor Leden van den ouden Kerkeraad. Zullen de gelden tot het een en ander nodig door Broederen Diaconen worden uitgeschoten, doch op de beste wijze wederom aan Hun gerembougeert (terugbetaald, caeg) worden’. De regenten van het weeshuis moesten ‘de kinderen, die door hen worden opgevoed, de psalmen in de nieuwe berijming aanleren. Ze zouden de voorzanger dan goed kunnen helpen bij het zingen in de kerk’.En de meester van de armenschool kreeg opdracht om ‘de Kinderen welke in het zingen worden onderweezen, aan een korte gemakkelijke toon en maatkundige manier te laten wennen, met agterlating van alle teemachtige draijerijen en de woorden onder het Zingen duijdelijk en verstaanbaar uijt te brengen’. Dat zulke aanwijzingen nodig waren, geeft wel aan, dat er op het gebied van het zingen nog niet veel vooruitgang was geboekt. Een goed idee dus om juist de kinderen meer zangbeginselen bij te brengen.

230

Weeshuisjongen bespeelt het orgel Nadat vader en zoon Modeus, respectievelijk Pieter en Adam, tussen 1694 en 1762 het orgel hadden bespeeld, was het de tijd voor Jacob Reinders (11), die van 1762 tot 1777 organist in Monnickendam was. Hij gaf ook les. Een van zijn leerlingen was Jacob Sijberts Bleus, een talentvolle jongen uit het weeshuis. Dat was al eerder gebleken, toen de voorganger van Reinders, Adam Modeus, in juni 1759 het stadsbestuur had gevraagd of hij ‘een jongeman uijt het Weeshuijs die bij hem op ’t Clavier leert speelen somtijds onder den Godsdienst op den Orgel mag laten spelen’. Dat werd goed gevonden, maar de organist moest er wel altijd zelf bij aanwezig zijn. Het zal zeer waarschijnlijk om dezelfde jongen gaan, als Reinders in mei 1765 aan het stadsbestuur meldt ‘dat Jacob Sijberts uijt het weeshuijs thans genoegsaam in staat is om by vacature van een organist op deze of Geene plaats te kunnen gaan solliciteren’.(..) ‘en is wijders goedgevonden omme hier van kennisse te geven aan de Regenten van ’t weeshuijs binnen dese stad’. Helaas is Jacob Sijberts er niet aan toegekomen om als zelfstandig organist aan de slag te gaan. Op 27 december 1767 is hij op 29-jarige leeftijd overleden en de 31eop het kerkhof begraven. Jacob was overigens niet de eerste weesjongen die het kerkorgel had leren bespelen. Al eerder wordt Hendrik Jans (1701-1752) genoemd, zoon van Jan Hendriks met het houten been en Welmoet Pieters, alias Dolletie, de dochter van Pieter Dol, mogelijk familie van de eerder genoemde organist Gerbrand Dol. Voorzanger in ‘toga’ In 1775 was Louis Schut als schoolmeester werkzaam in de stad. Hij heeft de Gereformeerde Kerk veertig jaar als voorzanger gediend, een respectabele tijd. En dat voor slechts vijftig gulden per kwartaal. Meester Louis Schut kreeg in mei 1757 een nieuwe instructie. Daarin stond o.a. dat hij, tijdens het uitvoeren van zijn voorzangersambt op zondag, ‘voor de preekstoel moest verschijnen, in ’t Swart gekleed, omhangen met een swarte mantel, om hebbende een bef’. Tijdens de doordeweekse diensten mochten de mantel en bef weggelaten worden. Dirk Mars over het zingen in de kerk In een buitengewone kerkenraadsvergadering van 21 juli 1795 wordt een brief voorgelezen van ouderling Dirk Mars (12). Een lang verhaal met veel omhaal van woorden, gericht aan de ‘Medeburgers en Broederen’. Al eerder las u, dat het tot ver in de 18e eeuw, in veel kerkelijke gemeenten, gebruikelijk was om de psalmen 1 t/m 150 in volgorde te zingen. In elke dienst ging men

231


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

verder waar men de keer daar voor geëindigd was. Waar gestopt kon worden was aangegeven met het woordje ‘pauze’ en dat was soms midden in een psalm, tussen twee coupletten in. Blijkbaar was dit rond 1800 in Monnickendam nog steeds de gewoonte en dat had de verontwaardiging en afkeer van Dirk Mars gevoed. Na een aanloop, waarin de briefschrijver opmerkt dat ‘het Psalmgezang een voornaam gedeelte van den Openbaren Godsdienst der Christenen uitmaakt’, voegt hij er aan toe ‘dat vooral in het Voorgesang, indien het met den aart der Godsdienst stroken zal, het gemoed van de saamgevloeide Gemeente, moet worden opgeleid, om afgetrokken van alle zondige, aardschgezinde, ja zelvs van onze beroepsbezigheden, den aandagt te vestigen op enkel geestelijke en godverheerlijkende zaaken is zoo zeker, dat elk Uwer zo ik vertrouwe, de billijkheid en zekerheid daarvan gevoelt en toestemt’. Daar zou iedereen het wel mee eens zijn. Hij roept echter zijn medebroeders op om hem ‘te ontlasten van een beswaar, ’t welk reeds jaren lang in mijnen boezem is gesmoord en de Gemeente, die aan onze zorge en opzigt is toevertrouwt, te ontheffen van eene gewoonte, die in haren hart zeer ongeschikt is, om aan de ware oogmerken van het Psalmgezang te voldoen’. Hij wijst dan op twee dingen: 1. ‘het zingen der Psalmen bij vervolg’ waarin ‘openlijke vloekwenschen over perzonen of volken voorkomen’ Hij vindt dat een ‘ongepaste gewoonte’ en merkt op dat ‘het Voorgesang ons zal voorbereiden tot den Openbaren Godsdienst’, het bidden, danken, geloof, ootmoed, liefde en heiligmaking of in het bezonder voorbereid tot die stoffe, die het onderwerp der Redevoering van den Leraar zal uitmaken’. Hij geeft een aardige illustratie als hij schrijft: ‘Wat dunkt U, past het eene Christen-Gemeente, die dagelijksch hare Leeraaren ziet ten kansel klimmen, uit den 74e Psalm te zingen: Niet één profeet is ons ten troost gebleven’? Een tweede voorbeeld: ‘Is het een gepaste Voorbereiding wanneer een Leeraar ons den luister van Jezus verhoging zal prediken, eenen Psalm vooraf te zingen, die niets dan klaagtonen behelst? Mars stelt voor:‘Laat ons dit Wangebruik afschaffen, onze Gemeente meer gepast en redelijk doen zingen’. 2. Zijn tweede punt betreft de slordige keus van Psalmen, bij plechtige gelegenheden. Ook hier een voorbeeld. Als het Avondmaal gehouden wordt, dan gaat het over ‘Gods menschenlievde in de overgifte van zijnen eigen Zoon, tot zaliging van zondaren, met onze oogen te zien, met onze handen te tasten, te proeven en te smaken hoe goed de Heere is en dan te zingen: ‘k Heb mijn tranen onder ’t klagen, tot mijne spijze dag en nagt. Daar mij spotters durven vragen, waar is God, dien gij verwagt’? (Ps. 42). Hij besluit zijn brief met de woorden: ‘Ik kan mijn verontwaardiging over zulk een keuze niet sterk genoeg uitdrukken en ik vertrouw van U allen dat gij met mij deze misbruiken wilt afschaffen. Ik vertrouw van de Leden onzer Municipaliteit, 232

dat zij ons hierin de behulpzame hand gaarne zullen toereiken en onze pogingen tot verbetering ondersteunen willen. Wijl nu aanstaande Zondag de 150 Psalmen ten einde loopen en waarschijnlijk de Oude gewoonte van bij vervolg de Psalmen te doen zingen, wederom zou gevolgd worden, heb ik mij verpligt geacht deze Vergadering te verzoeken, ten einde in dezelve een plan te beramen om deze gewoonte af te schaffen en de Gemeente gelegenheid te geven, om naar de les van Paulus 1 Cor. 14:15, wel in den geest, maar ook met verstand te zingen. Heil en Broederschap. Ondertekening ‘Uw Medeburger en Broeder Dirk Mars’, 21 julij 1795, het eerste jaar der Bataafsche vrijheid. Zijn brief had effect als wordt vermeld, dat ‘de vergadering met algemene goedkeuring het betoog van Mars omhelst’. Zij besluit eenparig ‘dat in het vervolg de Predikant, eer het Voorgezang in de Openbaren Godsdienst begint, op den Preekstoel zal klimmen om naar het uitspreken van de gewoone aanspraak tot God, de Gemeente ook tot het Voorgezang op te wekken, terwijl de Voorzinger, thans zijnde Meester Schut, vooraf bij den Predikant zal verneemen uit welke Psalmen één, twee of meerdere versen voor den Godsdienst zullen gezongen worden’. Een commissie van de Kerkenraad zal het besluit aan het stadsbestuur kenbaar maken. Het toeval wil dat Dirk Mars niet alleen ouderling maar ook secretaris van de stad was. Het zal er toe hebben bijgedragen dat deze veranderingen (en nog een paar andere) door de municipaliteit werd geaccepteerd. Een brief, die op 16 augustus 1795 in de kerkenraad wordt besproken, bevestigd deze conclusie. Gedachtegoed van de Verlichting In de brief van Dirk Mars spelen niet alleen godsdienstige aspecten een rol. Ook het gedachtegoed van de ‘Verlichting’, werkte in die dagen krachtig door. De Verlichting is een geestesstroming die in de 17 e eeuw het denken in Europa is gaan bepalen en z’n wortels heeft in een tijd, toen de mens zijn mogelijkheden meer en meer ging ontdekken en gebruiken, de Renaissance. De filosoof Immanuel Kant (1724-1804) gaf in 1784 deze definitie: ‘Verlichting is het uittreden van de mens uit de onmondigheid die zijn eigen schuld is. Het is de onmacht om het eigen verstand te gebruiken zonder leiding van een ander’. Het gebruiken van het verstand was dus een teken van mondig worden. Het verstand, de rede, werd de maat van alle dingen. Het gedachtegoed van de Verlichting komen we tegen in de psalmberijming van 1773. De 18e-eeuwse breedsprakigheid en de manier waarop in deze berijming moraliserend deugd en vroomheid werden geprezen, gaven aan het Oudtestamentische lied accenten die, qua vorm en inhoud, ver afweken van het Hebreeuwse origineel. 233


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

Het Verlichtingsdenken zou ook z’n sporen nalaten in de bundel Evangelische gezangen. Evangelische Gezangenbundel In het laatste kwart van de 18e eeuw ontstond er een groeiend ongenoegen over het uitsluitend zingen van ‘oudtestamentische liederen’, de psalmen dus. Er kwam steeds meer vraag naar vrije gezangen, die gaandeweg het licht zagen. Liederen die het evangelie van Christus en wat daar uit voortvloeide onder woorden bracht en gebruikt konden worden bij bepaalde tijden en gelegenheden. Het zou leiden tot de totstandkoming van een nieuwe liederenbundel, een aanvulling op de psalmberijming van 1773. Een man die daar zeer voor geijverd heeft was de Barneveldse dominee Ahasverus van den Berg (1733-1807). Bij de presentatie van de nieuwe psalmberijming van 1773 had hij de wens kenbaar gemaakt ‘dat eens spoedig de blijde dag voor de Nederlandsche Kerk moge aanbreken, dat zij, gelijk nu eerlang door een beschaafd en verbeterd Psalmgezang, alzoo ook, naar het voorbeeld van alle hare geloofsgenoten in andere landen, door het gebruik van Evangelische lofliederen haren God en Heiland moge verheerlijken en dat zij niet altoos meer in de ingewikkelde taal van de vroegere tijd, maar duidelijk en onbewimpeld, overeenkomstig met den stijl van het Evangelie der vervulling, van haar geloof in Jezus Christus, haren menschgeworden Zaligmaker en van hare hope op hem zinge moge’. Het onderwerp ‘gezangen’ kwam in mei 1797 ter sprake tijdens de vergadering van de Classis Edam, waar de kerk van Monnickendam onder viel. De meerderheid van de kerkvertegenwoordigers was tegen invoering, maar de kerkenraad van Monnickendam dacht er anders over. Wel was er de uitdrukkelijke voorwaarde, dat de inhoud van de gezangen goed bekeken werd, voordat ze tijdens de eredienst gezongen zouden mogen worden. De nieuwe bundel met 192 liederen was in 1806 afgerond en werd van hogerhand aanbevolen, zeg maar, min of meer opgelegd. De Synode van Noord-Holland, in 234

Orgel Grote Kerk

oktober 1806 bijeen in Alkmaar, schreef onder artikel 39 ‘dat de nieuwe verzameling van liederen, met de in gebruik zijnde psalmen, voortaan het Openbaar Godsdienstig Gezangboek van de Hervormden zou uitmaken’. Het tijdstip van invoering werd niet aan de gemeenten of predikanten overgelaten. Op 1 januari 1807 moest de nieuwe bundel in gebruik zijn. Bij elke openbare godsdienstoefening moest minstens eenmaal uit de Psalmen gezongen worden, maar bij Feest- en andere plechtig tijden, was meer vrijheid. Ook werd het gebruik van het nieuwe zangboek thuis gestimuleerd. Het kon geen kwaad om die nieuwe liederen eerst te oefenen. Daarvoor boden de zondagavonddiensten tussen vijf en zes uur een goede gelegenheid. Het betekende de aanschaf van nieuwe bundels. Een aantal gemeenteleden deed dat zelf, terwijl een boekhandelaar in Amsterdam gratis veertig (oningebonden) exemplaren 235


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

van het nieuwe liedboek ter beschikking stelde voor de minvermogenden. Ook de kinderen in het weeshuis kregen het nieuwe liedrepertoire aangeleerd. De tegenstanders van de gezangen, weerden zich echter geducht. Beter zingen Ondertussen was het zingen in de kerk er niet op vooruitgegaan. Dikwijls werden er verschillende berijmingen door elkaar gezongen en vooral hard! Het kwam wel voor dat vader en zoon zo tegen elkaar opzongen, dat hun gezichten blauw werden en de aderen op hun hoofd opzwollen. Voordat ze op de helft van het vers waren, was hun adem op. Het waren vooral de mannen die de gemeentezang bedierven, maar de kinderen volgden het voorbeeld van hun vader. De vrouwenstemmen waren niet te horen omdat ze door de mannen overstemd werden. De ‘Maatschappij tot Nut van het Algemeen’ hield zich bezig met verbetering van het zingen en hoopte dat dat ook invloed op het zingen in de kerk zou hebben. Een vraag in een boekje uit 1835:’Hoe moet men zich in de kerk en onder godsdienst zelve gedragen? Antwoord: ‘Paar uw stem zacht en bescheiden met de gezangen die worden aangeheven en denk meer na over de zin der woorden die gij zingt dan op het geluid dat ge voortbrengt’. Maar het schreeuwen bleef, vooral in plaatsen die door zeevarenden bewoond werden en waar enige muzikale beschaving een geheel onbekende zaak was. In 1817 vormde de Hervormde Kerk daarom een ‘commissie voor de eredienst’, die o.a. de betekenis van het zingen onder de aandacht moest brengen. Zij deed dat door te waarschuwen ‘tegen alle hard en ongeregeld geschreeuw’ en door het invoeren van zingen in beurtzang. Ook werden er zanggezelschappen opgericht, die tot doel hadden het zingen te verbeteren. Het was een nieuwe fase in het zingen van het kerkvolk. Staande zingen In veel gemeenten van evangelische signatuur vandaag, is staande zingen heel gewoon. Het gebeurt ook tijdens bepaalde momenten in de Protestantse Kerken. Maar in de kerk van de 19e eeuw was dat niet het geval. Opvallend is dan ook het voorstel in februari 1818 van kerkenraadslid Age Volkerse, in het dagelijkse leven notaris. Hij stelde voor om, bij wijze van proef, nu en dan staande te bidden en te zingen, alleen door de mannen, ‘maar ook de vrouwen die daar toe lust hebben en in staat zijn er ook toe op te wekken’. Een brief aan de classis meldt ‘dat een proef in het vorige jaar genomen om de ge236

meente, zowel mannen als vrouwen een kort vers staande te laten zingen was gelukt. Het idee van Volkerse was dus niet nieuw. Besloten werd om tijdens bijzondere gelegenheden als Goede Vrijdag, Oudejaarsavond en feestdagen, staande te bidden en te zingen. ‘Lastige’ voorzangers Toen voorzanger Cornelis de Haas door ziekte zijn taak niet kon uitoefenen, kreeg Hendrik Muntingh Napjes, na eerst te hebben waargenomen voor de zieke de Haas, in 1837 een vaste aanstelling als voorzanger. In de notulen van de Kerkenraad lezen we dat Napjus bij herhaling een gastpredikant het verzoek deed, om te danken voor een moeder van een kind dat in onecht geboren en gedoopt is. De Kerkenraad vond dat zo ernstig (gesproken wordt over ‘beledigend’) dat zij Napjes aan het einde van dat kwartaal (juni 1847) uit zijn functie ontsloeg. Tja, zo ging dat in die tijd. Geen gesprek over de beweegreden; het was fout en dat had gevolgen. In zijn plaats werd in juli 1847 Jacob Klaver benoemd. Deze verdiende f 19,50 per kwartaal en kreeg in 1865 een nieuwe instructie ter hand gesteld. Een aantal jaren later signaleerden de kerkvoogden een, voor de gemeente, hinderlijke gewoonte van de man. Wat was het geval. Tijdens de openbare godsdienstoefeningen zat het zoontje van deze voorzanger naast zijn vader binnen het doophek en dat gaf aanstoot. De voorzanger kreeg te horen dat dat afgelopen moest zijn, er waren genoeg plaatsen in de kerk beschikbaar. Maart 1879 diende Klaver zijn ontslag in, dat hem op 1 april van dat jaar werd verleend. In zijn plaats kwam een telg uit de Kater familie: Joris Klaasz. Kater, een man die nogal eens ter sprake zou komen in de jaren die volgden (13). Instructie voor de orgeltreder Voor elke functie in de stad was in het verleden wel een instructie of ordonnantie (wij zouden het een handleiding noemen) beschikbaar. Terecht natuurlijk, want dan wist de functionaris waar hij zich aan had te houden. Dat gold ook voor de orgeltreder. Toen Gerrit Kroon op 29 maart 1834 was overleden en Cornelis van Zalingen hem opvolgde, werd er op 15 april 1834 een nieuwe instructie opgesteld. Ik vat de inhoud samen. Hij moest bij elke dienst (zondags en doordeweeks) present zijn, op het moment dat de klok ging luiden. Hij kon dus niet klokluider en orgeltreder tegelijk zijn. Zijn beloning was veertig gulden per jaar. De blaasbalgen mochten niet met elkaar in botsing komen en hij moest uiterst voorzichtig zijn met vuur en licht, als hij de kaarsen op het orgel klaar maakte. De orgeltreder mocht tijdens zijn dienst geen tabak roken noch pruimen. Als iemand zijn taak waarnam moest hij dat melden aan de president-kerkvoogd. 237


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

Van Zalingen had moeite om het orgel van voldoende wind te voorzien, waardoor hij een helper gebruikte, die daarvoor een bescheiden vergoeding kreeg. Zijn opvolger was de voormalige schoolmeester Hendrik van Faassen, die de gebroeders Gerrit (20 jaar) en Sipko Napjes (18 jaar) naast zich had, twee zoons van voorzanger, schoolmeester Hendrik Muntingh Napjus, die in 1831 deurwaarder was. Zij namen in 1851 de taak van van Faassen over, maar deze twee jongens deden hun werk niet goed en werden ontslagen. In 1853 werd Job Schaap aangesteld, die deze taak tot aan zijn overlijden op 22 september 1873 heeft vervuld. Zijn opvolger was Muus de Groot, die het zware werk tot 1907 zou doen, waarna zijn zoon Muus de Groot jr. het een aantal jaren zou overnemen. Gezangen gezongen We lezen in de Kerkenraadnotulen van de 19e eeuw niet zo heel veel over het zingen in de kerk, maar een enkele keer is er een notitie die ons verder helpt. Dát er in de kerkdiensten evangelische gezangen werden gezongen, blijkt uit een notitie in april 1859. Ouderling Kooij maakte de kerkvoogden er op attent, dat de Evangelische Gezangboeken zich in een slechte toestand bevonden. Een zelfde aandachtspunt in oktober 1887, toen er werd besloten, om enkele kerkbijbels en gezangboeken te laten herstellen. Ook werden er zes nieuwe gezangboeken gekocht voor 3,80 per stuk. Vervolgbundel Evangelische gezangen De bundel met Evangelische gezangen, die in 1807 was ingevoerd, kreeg een aanvulling. In 1866 werd de Vervolgbundel Evangelische Gezangen, met ruim zeventig nieuwe liederen, door de Synode aan de plaatselijke kerken aangeboden, vanaf 1869 in druk verkrijgbaar. In Monnickendam werd deze bundel lange tijd niet gebruikt. Dat zal wel te maken hebben gehad met de inhoud. De liederen zouden namelijk een voorbeeld zijn van moderne theologische opvattingen (14). De ommekeer kwam, toen ouderling Luitingh in september 1907 voorstelde, om deze vervolgbundel in de diensten te gaan gebruiken. Er stonden liederen in, die bij een deel van de kerkgangers zeer geliefd waren en vermoedelijk ook in huiselijke of groepskring werden gezongen. In de Kerkenraad werd er over gesproken. Toen ouderling Punt opmerkte, dat er al zoveel psalmen en gezangen waren, antwoordde Luitingh, ‘dat er onder de ge238

Grote Kerk voor 1910

zangen een groot aantal zijn die men niet kan zingen, terwijl in die vervolgbundel gezangen zijn, vooral geschikt om tijdens Christelijke feestdagen te zingen’. Een ander punt was de aanschaf van zo’n nieuwe bundel, het kostenplaatje dus. Maar bij stemming bleek, dat de meerderheid toch voor was. De Kerkenraad besloot die nieuwe gezangen te gaan gebruiken, maar ze zouden wel eerst goed op de inhoud worden bekeken. Besloten werd om vijftig exemplaren van de nieuwe bundel aan te schaffen. De 20e eeuw Het zou niet de laatste liedbundel zijn. Gaandeweg de 20e eeuw zagen allerlei zangbundels het licht. De liederenbundel van Johannes de Heer die, sinds de verschijning in 1905, al heel wat herdrukken heeft gehad (15). De bundel van evangeliste, dichteres en dirigente Woensel Kooij. Glorieklokken uit 1923 van zuster Alt. Stemmen des Heils uit 1924 met 270 liederen van J. Douma, om wat voorbeelden te noemen. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw heeft het evangelische lied een opmars gemaakt. Naast de bundel 1938 en het Liedboek 1973 ontstonden allerlei liederen die eerst buiten, maar later ook in de gevestigde kerken werden en worden gezon239


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

gen. Ze zijn bijeengebracht in de bundels als ‘Opwekking’, ‘Uit aller mond’, ‘Op toonhoogte’ en de ‘Evangelische Liedbundel’. Steeds meer bekendheid krijgen ook de ‘Psalmen voor nu’. Hervormde bundel 1938 Jarenlang zijn er in Monnickendam liederen gezongen uit de Hervormde bundel 1938. Maar vernieuwing kost tijd. Dat deze bundel nog niet door iedereen werd gebruikt, blijkt uit de notulen van de CJV Samuel, als lid A.Wildschut een verslag geeft van het jaar 1949 en voor wat betreft het zingen opmerkt: ‘Zou het niet iets frisser worden als we bv. ook eens gezangen uit de NB (nieuwe bundel) gingen zingen’? De bundel 1938 dus. De Hervormde bundel 1938 is in Monnickendam meer en meer gebruikt gaan worden. Dat blijkt uit een bericht in het kerkblad van 1 november 1957 waar Ds. Verbaas schrijft: ‘Willen degenen die naar de diensten in ‘Samuel’ komen er aan denken, dat zij hun eigen gezangenboeken meebrengen. Er zijn er wel wat aanwezig, maar die hebben door herhaald vervoer en intensief gebruik dermate geleden, dat het niet raadzaam is ze nog vaak te vervoeren. Bovendien, we mogen veronderstellen dat de nieuwe bundel langzamerhand zo ingeburgerd is, dat ieder nu wel zijn eigen exemplaar heeft’. Gaandeweg de tweede helft van de 20e eeuw bleek die bundel steeds minder geschikt, o.a. vanwege verouderd taalgebruik. Daarover straks meer. Ritmisch zingen Het is 1934 als de hymnoloog, ds. H. Hasper, pleit voor de afschaffing van ‘nietritmische’ gemeentezang. Dat werkte niet meteen, maar wel op termijn. De Psalmen- en Gezangenbundel van 1938 had er voor gezorgd, dat er meer ritmisch werd gezongen. Maar nog op een Gereformeerde Synode in 1946 werd bij het opgeven van een te zingen psalm meegedeeld, dat er ‘ritmisch’ zou worden gezongen. Een teken dat dit blijkbaar een bijzonderheid was. Pas na de Tweede Wereldoorlog is het ritmisch zingen gewoonte geworden, hoewel er nog steeds kerken zijn die niet ritmisch psalmgezang handhaven (16) Organisten in de eerste helft van de 20e eeuw Op 23 september 1898 overleed Jan Adriaansz van Leeuwen, 74 jaar oud. Hij was jarenlang stadsarchitect geweest en had vanaf 1867 de Hervormde gemeente als organist gediend. Klaas Strubbe solliciteerde naar de vacante post, maar de kerkvoogdij zou graag iemand aanstellen met wat meer muzikale kennis. Hoewel er een oproep voor een organist verscheen in het ‘Nieuws van de Dag’ was het, na wat 240

schermutselingen tussen kerkvoogdij en kerkenraad, toch Strubbe die de nieuwe organist werd. Tot 1924 heeft hij het orgel bespeeld, maar moest toen ontslag vragen, vanwege gezondheidsredenen. Zijn opvolger, Jacob Gorter, benoemd in september 1924, heeft maar enkele maanden het orgel bespeeld. Bij ziekte of afwezigheid werd hij vervangen door Adriaan Scherrewitz, die op 1 september van dat jaar zijn opvolger werd. De laatste voorzanger/voorlezer Na het ontslag van Joris Kater, die meeging met de groep Hervormden, die tot de latere Gereformeerde kerk zouden overgegaan, was op 1 april 1887 Willem Oosterveld de voorzanA. Scherrewitz en Geesje de Waart ger en voorlezer geworden. Omdat het orgel de zangbegeleiding verzorgde, lag het accent op het voorlezen. Dat heeft hij meer dan 25 jaar gedaan, tot hij er in september 1914 mee stopte. De krant schreef daar over: ‘Met de ontslagname van de heer W. Oosterveld alhier, is als voorzanger een eigenaardige figuur verloren. Sedert meer dan veertig jaar (een foutje want het ging om 25 jaar, caeg) stond deze waardige veteraan bij elke godsdienstoefening op een verhoging voor de grote Statenbijbel en deed de gemeente voorlezing van de tekst met verband, waarin die geplaatst was, daaruit, terwijl hij bij ’t aanheffen van psalm of gezang na ’t voorspel van het orgel de eerste toon daarvan aanhief. Hij is met recht grijs geworden in de dienst en z’n leeftijd brengt mee dat hij thans, wanneer z’n gezondheid dat toelaat, ‘in ruste’ tussen de toehoorders plaats neemt’. Het betekende min of meer het einde van deze dienst. Het voorlezen zou in het vervolg door de voorganger zelf worden gedaan. Alleen in de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog, was er, op voorstel van Ds. van der Does, enige tijd sprake van een voorlezer. Dat werd ouderling Reindert Bant en toen deze in 1944 ging verhuizen, nam ouderling Dirk van Geemen deze taak op zich. Op enig moment is de voorlezing overgenomen door schoolmeester en ouderling Jan Oosterveld. Het is 1 september 1949 als hij, mede vanwege ziekte, besluit niet langer als voorlezer beschikbaar te zijn. Daarmee kwam er definitief een einde aan deze functie, die een paar eeuwen lang werd uitgeoefend door een groot aantal manspersonen. 241


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

De laatste orgeltrappers Ook aan dit werk zou een einde komen. Twee orgeltreders, ik noemde ze al eerder, waren vader en zoon Muus de Groot. Muus sr. overleed in februari 1907, nadat hij enkele maanden eerder (10 september 1906) zijn 35-jarig dienstverband bij vrachtschipper de Moes had gevierd. Muus de Groot jr. stopte in 1911. De laatste orgeltreder waarvan we de naam kennen is de in 1887 geboren Jan Leger. Hij bood op 1 juli 1920 zijn ontslag aan, omdat hij als besteller bij de post- en telegraafdienst te Edam aan de slag kon. Juist op tijd, want er was toen gedacht over elektrische aandrijving van het orgel. Er zouden echter nog een paar jaar over heen gaan, voor het zover was. Een of meer tijdelijke krachten zullen het orgeltrappen in die periode hebben verzorgd. De motor die de windvoorziening mogelijk maakte, werd ergens in 1924 aangebracht. De gezangenkwestie in de 20 e eeuw Eind 19e eeuw was Monnickendam een ‘eiland’ in de classis Edam. Het merendeel van de aangesloten kerken behoorde tot het vrijzinnige deel van de Hervormde kerk. Monnickendam was een uitzondering, wat overigens niet betekende dat er sprake was van een bloeiend kerkelijk leven (17). Waren er in de 17e eeuw drie Gereformeerde predikanten in Monnickendam werkzaam, in de 19e eeuw waren dat er nog maar twee. Die tweede predikantsplaats werd in 1922 opgeheven. De enige die de gemeente toen diende was Ds. J.H. Vaandrager. Hij stond in Monnickendam van 1922 tot 1929 en werd daarna vlootpredikant in Den Helder. Na een jaar vacant te zijn geweest, werd de uit Vianen afkomstige Ds. J.W. van der Does beroepen. Men kwam er al snel achter, dat hij behoorde tot de rechtervleugel van de Hervormde Kerk, de ‘Gereformeerde Bond’. Zijn komst naar de Zuiderzeestad had liturgische gevolgen, want hij liet uitsluitend psalmen zingen en dan ook nog, als weleer, op hele noten. Dat zorgde nogal eens voor irritaties in de kerkenraad. Van der Does schijnt geen gemakkelijke persoonlijkheid te zijn geweest. Iemand die graag de dingen naar zijn hand zette, hetgeen op te maken valt uit diverse kerkenraadnotulen. Zo bijvoorbeeld in maart 1937, als voorzitter van der Does opmerkt, dat de organist zulke lange voor- en naspelen heeft. Organist Scherrewitz was daar nogal over ontstemd. In een brief aan de Kerkenraad beschuldigt hij de vrouw van Ds. van der Does. Zij zou haar man bewogen hebben op het belletje te drukken, om aan te geven dat het ‘orgelconcert’ beëin242

1938

digd moest worden. Scherrewitz was een voorstander van gezangen, zeker tijdens de belangrijke christelijke feestdagen, maar zijn opvatting werd terzijde gelegd. Nee, het boterde niet zo tussen van de Does en Scherrewitz. Ze waren echter tot elkaar veroordeeld. Toen Scherrewitz in 1940 vertrok en Simon Bak zijn taak als organist overnam, kreeg ook hij te maken met een predikant en kerkenraad, die zijn muzikale omlijsting van de liederen teveel een ‘orgelconcert’ vonden.

Hoe de kwestie van de gezangen de gemoederen bezighield, blijkt uit notulen van de kerkenraad. Toen de Tweede Wereldoorlog voorbij was, werd er begin augustus 1945, tijdens een vergadering, flink gediscussieerd. Een aantal gemeenteleden had geklaagd, dat er al heel wat jaren geen gezangen meer werden gezongen. Uit de discussie die volgde bleek de Kerkenraad op dit punt verdeeld te zijn. ‘Zou van der Does eens kunnen uitleggen waarom hij tegen het zingen van gezangen is’? Van der Does zei daarop het volgende: ‘Toen in 1807 de gezangen werden ingevoerd, had dat te maken met de beginselen van de Franse Revolutie. Gebleken is daarna, dat de gezangen vervloeiing veroorzaakten van aloude beginselen. Psalmen houden de mensen bij het Woord van God, gezangen leiden de gemeente van dat Woord af. Gezangen, aldus van der Does, zijn altijd middel geweest om de gemeente tot ketterij te brengen’. Hij wijst dan op, in zijn ogen, allerlei sekten die gezangen gebruikt hebben, om hun ‘dwaalleer’ te verbreiden. Ook de modernen (lees: vrijzinnigen) in Noord-Holland grijpen gretig naar de gezangen om de mensen van de Christus der Schriften af te brengen’. In de visie van Ds. van der Does waren gezangen dus propaganda voor ongeloof. ‘Met de mooiste liederen werd de gemeente van de waarheid afgebracht’. Oosterveld en Koel raadden de predikant aan, net als in alle kerken te Amsterdam op één na, gezangen te laten zingen, waarop het antwoord van Ds. van der Does was ‘dat deze stad een voorbeeld is van wegzinkend christendom’. Het betoog van Ds. van der Does is duidelijk, maar niet geheel overeenkomstig de werkelijkheid. Eerder merkte ik op, dat ook de psalmen van 1773 sporen vertonen van het Verlichtingsdenken als God het ‘Opperwezen’ wordt genoemd en er gesproken wordt over ‘het pad der deugd’, om niet meer te noemen. De verdeeldheid in de kerkenraad werd door dit gesprek niet opgeheven. In 1947 kwam de kwestie opnieuw aan de orde. Ouderling Dirk van Geemen betreurde het dat Ds. van der Does geen gezangen liet zingen, terwijl ouderling Doornenbal de noodzakelijkheid van het zingen van gezangen niet inzag. 243


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

In 1948 was het W.N. Kelder, burgemeester van Monnickendam en Katwoude sinds 1946 (tot 1958), die vroeg, waarom er geen gezangen werden gezongen en waarom de psalmen niet ritmisch werden gezongen. Het punt kwam tijdens kerkenraadsvergaderingen steeds weer aan de orde. Van Geemen stelde voor om de kwestie van de gezangen te bespreken tijdens een gemeenteavond. Maar omdat Ds. van der Does op het punt stond te vertrekken, vond men dat niet nodig. Men zal er in Monnickendam dan ook niet rouwig om zijn geweest, dat van der Does in augustus 1949 met emeritaat ging en naar Acquoy verhuisde, een dorpje in de Betuwe aan de Linge (18). Eind december 1949 al bleek de bundel 1938 in gebruik te zijn. Dat zou zo blijven tot in 1973 het Liedboek voor de kerken werd ingevoerd. Kerkkoor In 1951 was er een groepje jongeren dat zich oefende in het zingen van het kerklied. Oktober van dat jaar besloot de kerkenraad tot de oprichting van een kerkkoor, ter ondersteuning van de gemeentezang. Dat ‘ondersteunen’ werd benadrukt. Het moest gaan om een dienende functie. Wekelijks werd er geoefend o.l.v. organist Simon Bak. In de zestiger jaren zou de cantorij het licht zien. De organisten in de tweede helft van de 20 e eeuw Oudere lezers zullen organist Simon Bak, een schoonzoon van Adriaan Scherrewitz, nog wel gekend hebben en/of horen spelen. Als je de kranten uit die periode leest, kom je zijn naam veelvuldig tegen. Vanaf 1940 tot 1983 was hij organist van de Grote Kerk. Hij werkte mee aan allerlei zang- en muziekavonden en gaf regelmatig orgelconcerten. Al in november 1936 maakte de AVRO een opname van dhr. Bak, die het orgel van de Grote Kerk bespeelde, voor een programma met orgelmuziek, dat zondags rond twaalf uur werd uitgezonden. 22 Simon Bak heeft het helaas heel wat jaren zonder het grote orgel moeten stellen. Tijdens de restauratie van de grote kerk (1960-1969) was het vanaf 1961 opgeborgen, eerst in de toren, later bij de firma de Koff in Utrecht. Bij de ingebruikname van de kerk was het orgel verre van geweldig, zoals blijkt uit het kerkblad van 2 april 1969. ‘Dat het orgel niet je dat is, mogen wij zeker niet aan onze organist wijten. Hij kampt met grote moeilijkheden. Er zijn al zo weinig stemmen en nu blijven steeds stemmen vastzitten. We zullen het maar zo nemen als het is’. Op 23 februari 1971 schreef Ds. Hielkema: ‘Het orgel deed het heel slecht. Onze 244

organist tobt er maar me. Wanneer kunnen we weer eens met volle begeleiding van ganser harte zingen? Ik durf geen onbekende psalmen en gezangen opgeven, omdat wij daarbij de steun van het orgel niet kunnen missen’. In 1972 was het met het bespelen van het orgel gedaan omdat het grondig gerestaureerd zou worden. Kosten f. 600.000. Vanaf dat jaar gebruikte Bak zijn eigen orgel in de kerk. In augustus 1974 kwam het bericht, dat het geheel gerestaureerde orgel tijdens een feestelijke bijeenkomst op 30 augustus opgeleverd zou worden. Het dagblad trouw opende op zaterdag 24 augustus met een artikel van Haro Hielkema, de zoon van de dominee: ‘Restauratie ‘vogelnestorgel’ in Grote kerk Monnickendam na vijftien jaar gereed’. In een paginagroot verhaal geeft hij een uitgebreid overzicht van vijftien jaar restauratie van kerk en orgel, waarbij men zich bij het zingen zeer moest behelpen. Het oorspronkelijke plan om het aantal pedaalregisters uit te breiden van vier naar tien, was om technische redenen niet doorgegaan. Ook de verplaatsing van de speeltafel met enkele meters had bij Monumentenzorg geen genade gevonden. Maar de Hervormde gemeente kon vanaf 1 september weer voluit zingen. In 1983 werd Bak opgevolgd door de alom bekende Groninger organist Piet Wiersma, die tot aan zijn dood in augustus 2003 het orgel bespeelde. Deze Bachkenner bij uitstek gaf, in een groot aantal steden en dorpen, les aan meer dan tachtig leerlingen. Hij had zelfs het Piet Wiersma voorrecht om een concert in de Londense St. Pauls Cathedral te mogen geven en dat is niet voor iedereen weggelegd! De huidige organist is Wim Dijkstra. Het liedboek van 1973

Wim Dijkstra

Nog even terug in de tijd. Tot 1973 werd in de Hervormde kerk de zogeheten bundel 1938 gebruikt. Maar taal is aan slijtage onderhevig en daarom werd er gewerkt aan een nieuw liedboek, dat in 1973 verscheen. Van de oorspronkelijk 700 liederen bleven er uiteindelijk 471 over. Niet iedereen was even gelukkig met het nieuwe liederen repertoire. In het kerkblad van 13 september 1968 schrijft 245


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

‘meester’ J. Oosterveld over 168 geschrapte liederen uit de bundel 1938: ’Wat mij het meest getroffen heeft is de verdwijning van de volgende gezangen’ (hij noemt er dertig). ‘Het heeft maar weinig gescheeld of het lied dat Jacqueline van der Waals kort voor haar dood dichtte – Wat de toekomst brengen moge – was ook verwijderd. Al de gesneuvelde liederen, waarvan zo vele geliefd bij het kerkvolk, gaan in de ijskast. Ze worden niet meer geleerd op de scholen en catechisaties, niet meer gezongen in vergaderingen en samenkomsten. Maar ze hebben duizenden gesterkt, bemoedigd, getroost in dagen van ziekte en zorg, Hoeveel stervenden hebben ze niet gefluisterd? (..) De gezangenbundel heeft niet meer dan 450 liederen. Waarom niet het getal op 500 gesteld, dan hadden vele van de versmade gezangen opgenomen kunnen worden. (..) Hebben de theologische stromingen van deze tijd invloed gehad op de keuze? (,,) Men werd geconfronteerd met honderden zogenaamde vroomheidsliederen, reacties van het vroom gemoed op het heil van God in het Evangelie en men kwam steeds meer tot de overtuiging, dat de vertolking van de boodschap zelf, van meer belang is dan de vrome reactie daarop. Deze laatste stelling doet de gedachte rijzen, dat de samenstellers een van piëtisme gezuiverd gezangboek voor onze Kerk nodig achten. Maar, aldus prof. Van Niftrik, zulk een gezangboek is een ramp voor onze kerk. Waarom zijn we tegenwoordig zo benauwd voor de emotie en het emotionele in Kerk en prediking? De verkondiging van de boodschap duurt gewoonlijk ongeveer een kwartier. Het overige van de dienst is liturgie’. Oosterveld gaat dan verder: ‘Is de boodschap verkondiging van Gods rijke genade of een zogenaamde horizontale prediking, mogelijk getuigend van studie, meer van humanistische aard, waardoor de ziel geheel niet komt tot lof en dank, tot zelfonderzoek en schuldgevoel? Is het in de kerken vaak niet koud en doods’? Oosterveld eindigt dan met een citaat van prof. van Niftrik ‘Een nieuw gezangboek is een belangrijke zaak. Theologisch en kerkelijk beide. De belijdenis is in het geding. En de Kerk. En ons geestelijk leven. Bovenal de eer van God’. Ik denk dat Oosterveld niet de enige zal zijn geweest, die bij deze bundel z’n bedenkingen had. De praktijk geeft aan, dat er door de jaren heen heel wat liederen uit dit liedboek niet of heel weinig gezongen worden. Overigens, al in een heel vroeg stadium – november 1957 – waren er tijdens een wijkavond van het Zuideinde, een paar psalmen in de nieuwe berijming gezon246

gen. De lidmaten waren enthousiast. Ds. Verbaas: ‘Ik zie met verlangen uit naar de tijd dat de bundel compleet zal zijn. Met vernieuwde aandacht zal dan de gemeente weer leren de psalmen te zingen. De liederen van de kerk, waar we teveel ontwend aan zijn geraakt in de laatste jaren’. Het zou nog wat jaren duren, zoals we weten. Ook was er in 1959 al een proefbundel met 110 psalmen verschenen, het zogeheten groene boekje. Op 1 november 1968 schrijft dhr. B. Elzinga van Zuiderwoude in het Monnickendams kerkblad, dat in nagenoeg alle kerken de 150 psalmen in de nieuwe berijming worden gezongen, met uitzondering van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Gereformeerde Gemeenten. Al op 21 maart 1966 had organist Simon Bak geschreven: ‘Deze psalmen moeten we weer opnieuw leren zingen, maar als we even door willen zetten, zult u zien hoe vlug of we een goede kerkzang kunnen verkrijgen, want daar gaat het om’. Hij stelde de gemeente op de hoogte van een aantal verschillen tussen de psalmversie van de bundel 1938 en het in de maak zijnde nieuwe liedboek. Hij eindigt met de woorden: ‘Laat uw hoofd, maar vooral ook uw hart erbij zijn, want zodoende kunnen we een goede kerkzang bevorderen. Laat ons goed beseffen, we spelen en zingen voor God den Here. Het beste is voor Hem nog niet goed genoeg’. Na de officiële, landelijke invoering op 1 april, ging de Kerkenraad er op 9 april 1973 mee akkoord, dat het nieuwe Liedboek ook in Monnickendam gebruikt zou gaan worden. Dat zou echter geleidelijk gebeuren. Het kerkblad verwees een aan-

Cantorij

247


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

tal keren naar radio-uitzendingen (maandags kwart voor zeven) en de TV, waar zaterdags, na het laatste journaal, het lied van de week was te beluisteren. Zo werd men stap voor stap vertrouwd gemaakt met het nieuwe liedrepertoire. In het Monnickendams Kerkblad werd vanaf zondag 21 oktober 1973 het lied van de week afgedrukt, meestal met de melodielijn erbij. Dat lied werd dan zondags aangeleerd. Als Ds. Hielkema een terugblik geeft op het jaar 1973 schrijft hij: ‘Een van de verheugende ogenblikken was ook de introductie van het Liedboek voor de kerken; elke week het instuderen van het zgn. ‘lied van de week’ is een genot en maakt ons in snel tempo met deze liederen vertrouwd’. In januari 1975 werd genotuleerd dat het lied van de week voortaan door de voorganger zou worden aangekondigd, waarna de organist het lied een keer zou voorspelen en daarna de gemeente zou begeleiden bij het zingen ervan. In het kerkblad schreef organist Bak elke week een stukje over het lied van de week. Geadviseerd werd om het nieuwe Liedboek ook op de scholen en zondagsscholen te gebruiken, want dat zou een ondersteuning betekenen voor de erediensten. Liedboek 2013 – zingen en bidden in huis en kerk Het liedboek 1973 heeft veertig jaar zijn dienst bewezen, als we tenslotte uitkomen bij 2013, waar op 25 mei in de Grote kerk het nieuwe Liedboek zal worden gepresenteerd. Hoe de ontvangst zal zijn? De tijd zal het leren. Maar dat ook deze bundel op een dag vervangen of aangevuld zal worden, is wel zeker. Het lied van en voor God heeft het ‘eeuwige leven’, maar dat geldt niet voor bundels. Niet erg, als de essentie van het evangelie van Christus – de gekruisigde en opgestane Heer Jezus – maar overeind blijft. Geloof in God zoekt steeds weer nieuwe vertolkingen om zich te uiten. Eén ding is wel duidelijk: in de 21e eeuw heeft een hele nieuwe lied- en zangcultuur zijn intrede gedaan in christelijk, kerkelijk Nederland. Ondergetekende heeft er als componist/tekstdichter, op bescheiden wijze, aan mogen bijdragen.

Bronnen * Gods lof op de lippen, J. Smelik * Het kerklied, een geschiedenis, J. Luth, J. Pasveer, J. Smelik (red.) * En nooit meer oude psalmen zingen, R.A. Bosch * Het kerkelijk orgelgebruik, bijzonder in Nederland, N.C. Kist (internet) * Bavianen en slijkgeuzen, A.Th. van Deursen * Kerkarchief van de Hervormde, voorheen Gereformeerde kerk. * Rondom het grote orgel van Monnickendam, G. Verloop, 8 delen * Jaarboekjes van de vereniging Oud-Monnickendam, geschreven als JOM + jaartal Noten 1. In het Nieuwe Testament, Ef. 5:19 en Col. 3:16. 2. Pas tijdens het 2e Vaticaans Concilie, dat van 1962-1965 o.l.v. paus Johannes XXIII werd gehouden, is daar verandering in gekomen. Dat Concilie was een kerkvergadering, waarin het ging om het ‘bij de tijd brengen’ (moderniseren) van de kerk, waaronder ook het zingen. 3. Wie daar mee over wil weten, verwijs ik naar de twee eerstgenoemde bronnen. 4. Verwezen wordt naar 1 Cor. 14:28. De betekenis van dat bijbelvers heeft echter totaal niets van doen met de ‘tongen’ van een orgel. 5. Ds. A.G. Soeting in de NH-Courant van 10.2.1989 ‘Kerkmuziek in Waterland’. 6. Ds. Soeting in het Monnickendams Kerkblad van 21 oktober 1977. 7. Meer over hem in JOM 1977, blz. 17vv. 8. Wat hier niet genoemd maar in eerdere tijden wel gebeurde, was het neerzetten van de zandloper op de preekstoel, maat voor de lengte van de preek, alhoewel lang niet elke voorganger zich daar aan hield, caeg). 9. Zie voor organist Velsen JOM 1982 blz. 53-579 10. Het Puritanisme is sinds de 16e eeuw een stroming binnen de Engelse Anglicaanse kerk. Zij legt de nadruk op een persoonlijke relatie met God door Christus en benadrukt de levensheiliging van de christen. Enkele kenmerken: Strikte zondagsheiliging en intensief Bijbellezen. Bekende Puriteinen zijn John Bunyan en Charles Spurgeon. 11. Meer over deze organist in JOM 1982 blz. 53 en JOM 1984 blz. 109. Zie Ook Verloop dl. 3 blz. 34vv. 12. Dirk Mars (1746-1799) was op 28 februari 1795 gekozen, toen alle Oranjegezinde ouderlingen en diakenen het veld moesten ruimen. Een echte patriot dus. 13. Hij zou later als een van de eersten overgaan naar de Gereformeerde kerk in Monnickendam, ontstaan in 1892. Zie ook Verloop VI blz. 4 e.v. en 69, 70. 14. Midden 19e eeuw ontstond de beweging die we kennen onder de naam ‘Het Reveil’. Een internationale opleving van het christelijk denken en handelen in Europa. Zij probeerde een dam op te werpen

Ds. C.A.E. Groot cae-grootAzonnet.nl

tegen de opkomende vrijzinnigheid. Vader van het Reveil is Willem Bilderdijk. Mede door het Reveil zijn later die eeuw de A.R.P en de C.H.U. ontstaan, in de jaren tachtig, samen met de KVP opgegaan in het CDA.

248

249


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

15. In het verhaal over ‘Samuel’, elders in dit jaarboekje, maakte ik al melding dat er voor 1900 uit

1944-194? Ouderling D. van Geemen, overl. 13.11.1974

‘Sankey’ werd gezongen. Zie de noot aldaar.

194?-1949 Ouderling J. Oosterveld

16. Ik denk aan de diverse Gereformeerde gemeenten in Nederland.

De dienst van voorlezer wordt opgeheven.

17. Verloop dl. VI blz. 7 e.v.. 18. Ik heb er heel wat keren dienst gedaan. Zijn portret hangt aan de wand van de consistorie. Leuk te weten, de kerk heeft een scheve toren. Aan de voet van de toren ligt, jawel, een mevrouw Pisa begraven!

Bijlage B _ Organisten in de kerk van Monnickendam 1561 genoemd organist mr. Jan 1606-1638 Jacob Jansz Mars, begr. 24.12.1638. Zijn aanstelling was al eerder.

Bijlage A _ Voorzangers/voorlezers in de kerk van Monnickendam

1639-1669 Dirck Jansz Velsen uit Haarlem, R.K., geboren 1636 in Leiden, begraven 15.8.1669; zie verder

1572 Jan Pieters, schoolmeester.

JOM 1982 blz. 53-57. Verloop II, blz. 3-10

1580 Cornelis Pieters, overl. eind 1623

1669-1678 Jan Gerrits Kempher, uit Hoorn, 21.9.1678 vertrokken naar Kampen, overl. Alkmaar

1598-1623 Jan Sijmens Vogel, begr. 15.9.1631

21.12.1701, zie ook JOM 82/54

1623-1652 Jan Jansz Vogels, zijn zoon, overl. 18.3.1652, begr. 23.3, woonde in de Sacksteeg.

1678-1679 Juriaen Buff, 19.11.1679 vertrokken naar Leiden, naar Amsterdam en overl. Alkmaar juli 1691.

1624-1647 mr. Pouwel Pouwelsz, begr. 28.9.1647, kwam uit West-Zanen

Daar opgevolgd door J.G. Kempher, zie eerder.

1647-1648 Garbrant Garbrants (landmeter uit Westzaan), tijdelijk voorzanger.

1680-1691 Jacob Jansz Beths, begr. 28.9.1691

1648-1652 Pieter Burghsz uit Westzanen, begr. 3.10.1704

1691-1691 Helmig Backer, overl. in M’dam 14.9.1691, begraven in Kampen.

1652-1657 Gerbrant Gerbrantsz. (heeft de stad moeten verlaten).

1692-1694 Gerbrant (Meinderts) Dol, vertrokken naar Enkhuizen, was daar ook stadsbeiaardier.

1657-1658 Pieter Everts Backer, schoolmeester uit Wormer, vertrokken naar Grootebroek.

1694-1743 Pieter Modeus, kwam februari 1694 van Amsterdam, geb. ca. 1661, begr. 12.4.1743, tr.

1659 Waarnemer koster Claes Cornelis (Op)Stroomer.

19.7.1699 met Lijsbeth Vrericks Bloem; tr (2) 27.3.1734 Lena Hendriks van der Graaf, begr. 22.12.1772..

1659-1704 Ewout Baartsz Brugh uit Kwadijk, begr. 3.10.1704

1743-1762 Adam Modeus (zoon van Pieter), begr. 5.11.1762. Hij tevens commissaris van het veer. Tr.

1704-1713 Pieter Spruijt, begr. 8.6.1713

20.5.1731 Grietje Roos, begr. 26.3.1755.

In 1712 een waarnemer: Cornelis Tromp voor Pieter Spruijt.

1762-1777 Jacob Reijnders, kwam van Naarden, vertr. naar Hilversum; zie verder JOM 1984, blz. 109-112

1713-1748 Claas Claasz Ilp, dp. 19.4.1676, begr. 13.11.1748

en Verloop III blz. 34vv.

1748-1757 Claas Musk, kwam in 1745 van Westzaandam, vertrok in 1757 naar Utrecht.

1777-1795 Johan Coenraad Pfeiffer, Luthers, verm. uit Zwolle of Utrecht (Oldenzaal?), Was te

1757-1797 Lowijs Jorisz. Schut, dp. 30.1.1729, begr. 27.6.1797

Oranjegezind en werd daarom vervangen. In 1802 vertrokken naar Amsterdam. Was getrouwd met

1797-1800 Willem Slot uit de Rijp, vertrok in 1800 naar Amsterdam.

Metje van den Berg. Zeven kinderen in M’dam geboren. Woonde Kerkstraat 23.

1800-1809 Hendrik van Vliet, kwam van Kadwoude, wegens drankprobleem in 1809 ontslagen, overl.

1795-1831 Gualtherus des Millevilles, kwam van Thamen aan den Uithoorn, geb. ca. 1761, overl. M’dam,

26.1.1813

22.8.1831, 70 jr.

1810-1816 A. Schouhamer – Immink, uit Utrecht, vertrok 1816 naar Apeldoorn.

1831-1840 Willem van Vierhouten, geb. 1798, kwam van Purmerend, hij was bankhouder en in 1821

1816-1817 Pieter de Vries, schoolonderwijzer, ontslag genomen wegens gezondheid.

getrouwd met Hendrika Volkerse, een dochter van notaris Age Volkerse. In juli 1840 is van Vierhouten

1817-1837 Cornelis de Haas, dp. 4.6.1778, overl. las ook de drie geboden bij een voorgenomen huwelijk,

naar Katwijk vertrokken, woonde daar nog in 1846.

om gezondheidsredenen in 1837 afstand gedaan als voorlezer en voorzanger.

1840-1845 Adolph Fredrik Meijer, geb. M’dam 1807, overl. A’dam 1885, tr. 1837 Sijbreg Kater;

1837-1847 Hendrik Muntingh Napjus, eerst tijdelijk, later vast aangenomen. In 1847 van zijn post

onderwijzer op de Burgerschool. Krijgt nieuwe instructie; vertr. naar Puttershoek.

ontheven, overl. 7.2.1876.

1846-1856 Marcus Numan, geboren in Groningen 1803,was onderwijzer, overleden 20 maart 1858

1847-1879 Jacob Klaver, ontslag op eigen verzoek, geb. 18.12.1818, overl.23.9.1897

(Klaas de Haas waarnemend organist)

1879-1887 Joris Kater Kzn, heeft z’n taak neergelegd wegens overgang naar de Gereformeerde kerk.

1856-1866 Johannes Nicolaas Knoot uit A’dam; geb. Zwolle 1826, overl. Amsterdam 1880; 1866

Joris geb. 11.7.1827, tr. BiW 1848 Lijsbet Mol, overl. 1869.

vertrokken naar Amsterdam. Tr. (1) M’dam 1860 Diderica Elisabeth Wijndels de Jongh; tr. (2) A’dam

1887-1914 Willem Oosterveld; als voorzanger maar kort, als voorlezer tot 1914

1876 Maria Hendrika Catharina Thierens. Zie ook Verloop VI blz. 16 en 40 vv.

1914 De predikanten nemen het voorlezen op zich.

1866-1867 Thomas Marinus de Roo, september gekomen van Steenwijk, maart vertrokken naar A’dam.

1943-1944 Ouderling Bant

Geb. Dordrecht 1835, overl. Oosterwijk 1899.

250

251


VIER EEUWEN GEMEENTEZANG IN DE GROTE KERK VAN MONNICKENDAM

1867-1889 Johannes van Leeuwen Azn, was stadsarchitect, geb. Leiden 11.7.1824, overl. M’dam

1907-1911 Muus de Groot jr. Begon in 1929 een haringhandel en rokerij.

23.9.1898, op 21.7.1847 in leiden getrouwd met Geertruida Barbera Onnekink.

1911-1920 Jan Leger, besteller bij de post en telegraafdienst, overgeplaatst naar Edam per 1 oktober 1920.

1898-1924 Klaas Strubbe, geb. 9.3.1864, timmerman, getr. 1894 met Grietje Karmelk; Klaas gestopt

daarna wat losse krachten.

wegens gezondheidsredenen, overl. 31.10.1932

In de tweede helft van 1924 werd het orgel met een electrische windmachine aangedreven. Daarmee

1924-1926 Jacob Gorter, kwam van Buiksloot, vroeg in 1926 zijn ontslag.

was M’dam niet de eerste (Beemster 1923), maar wel eerder dan bv. Buiksloot (1929), Landsmeer (1930)

1926-1940 Adrianus Scherrewitz, geb. in 1861, moet op medisch advies stoppen, krijgt in 1940 eervol

en Oostzaan (1939).

ontslag. Opgevolgd door zijn kleinzoon Simon Bak. Scherrwitz overl. 21.11.1945.

In het predikbeurten- en advertentieblaadje kwam ik een notitie tegen dat de electrische installatie van

1940-1983 Simon Bak, woonde in Edam, overl. 9.12.1997 in Edam.

de winsinrichting van het orgel op 16 juli 1920 heeft plaatsgehad.

1983-2003 Piet Wiersma, geb. Aduard (Groningen), 1946) overl. Groningen 21 augustus 2003 2003- ... Wim Dijkstra

Bijlage D _ Zangboeken in de kerk vanaf de Reformatie tot heden Circa 1565 de psalmen van Petrus Dathenus

Bijlage C _ Orgeltreders/trappers in de kerk van Monnickendam

1773 Nieuwe Psalmberijming, in Monnickendam ingevoerd op 1 januari 1775

Rond 1606 Pouwels Bartels, begr. april/mei 1615

1807 Evangelische Gezangen

In 1615 genoemd ene Adam...

1866 Vervolgbundel Evangelische Gezangen

Rond 1618 Uds Willems, was ook gravenmaker, koster, begr. 15.8.1652

1938 Bundel 1938, Psalmen en Gezangen

1652-1656 Cornelis Jansz Luijt, ook gravenmaker begr. 16.3.1656

1973 Liedboek voor de Kerken

1656-1664 Claas Cornelis Opstroomer (=Claas Cornelis Geest), begr. 16.9.1664

1999 Evangelische liedbundel

1667-1673 Jacob Sijmons Kalis, koster, begr. 7.4.1673. Hij was in 1667 ook portier van de Kerkpoort en

2013 Liedboek voor de Kerken, herziene en uitgebreide versie.

de Sacksteegpoort (in- en uitgang naar Overleek). 1673-1678 Claas Huijberts, begr. 28.12.1678 1679-1696 Teunis Jans Paijer (of Pop), begr. 12.2.1696 1696-1702 Reijnier de Wit, dp. 15.12.1680, begr. 8.3.1726 1702-1703 Claas Dirksz (Nooij), dp. 30.3.1684, overleden voor juni 1719 1703-1718 Dirck Claasz Backer, koster, begr. 13.4.1718 1718-1743 Adam Modeus, zoon van de organist, dp. RK 17.12.1703, begr. 5.11.1762 Tijdens de periode van Pieter Modeus kwam de orgeltreder onder verantwoordelijkheid (en betaling) van de organist. Vermoedelijk heeft zijn zoon Adam het ‘orgelblasen’ gedaan. Maar het kan ook zijn dat soms wat oudere jongens van het weeshuis voor deze taak werden ingezet. Namen worden in die periode niet genoemd 1780-1799 Jochem Pietersz Esselman, dp. EL 13.4.1754begr. 17.1.1799 1799-1834 Gerrit Kroon, dp. 1.1.1769, overl. 29.3.1834 Nieuwe instructie voor de orgeltreder in 1834 1834-1844? Cornelis van Zalingen, geb. 2.5.1798, overl. 16.2.1866 1845-1851 Hermanus van Faassen, dp. 9.9.1800, vertrokken in 1861 naar Nunspeet, overl. aldaar 26.12.1882 1851-1853 Gerrit Napjes, scheepmakersleerling en Sipco Napjus, schildersleerling, beiden ontslagen, wegens niet naar behoren functioneren. 1853-1873 Job Schaap, geb. 4.8.1820, overl. 22.9.1873 1873-1907 Muus de Groot sr, geb. 22.9.1848, ovl. 8.2.1907

252

253


ERVARINGEN VAN EEN STADGIDS

Ervaringen van een stadgids Stadsgids Rini de Weijze

Op zaterdag 17 april 2012 mocht ik een bijzondere stadswandeling verzorgen. De nazaten van Hermanus Reijntjes wilden een stadswandeling maken langs de plekken die in het leven van hun voorvader in Monnickendam van belang waren geweest. Wie was Hermanus Reijntjes? Hier een beknopt overzicht: Hermanus Reijntjes werd in Edam geboren en op 4 oktober 1744 in Edam gedoopt als zoon van Burgemeester Frans Reyntjes en Klaasje Stapert. In 1788 verhuisden

zij naar Monnickendam en vestigden zich in een huis aan het Noordeinde waar nu het plein van de R.K. Kerk is. Dit huis werd later in de 19e eeuw gesloopt. In 1761 werd hij als 17-jarige luitenant ter zee en in 1777 werd hij als Kapitein ter zee benoemd. Tijdens de jaren 1782-1785 was Hermanus Reijntjes kapitein van de Argo 44. Van 1788-1790 was hij kapitein op de Amazoon. In 1789 werd hij kapitein ter zee. Tijdens de zeeslag bij Kamperduin, in 1797, raakte hij gewond en werd hij naar Londen vervoerd. Op 9 november 1797 overleed hij aan zijn verwondingen en werd daarna naar Monnickendam overgebracht. Op 22 december 1797 wordt hij begraven in de Grote Kerk. Zijn graf ligt in het koor van de Grote kerk, rechts van de ingang van het koor. Daar ligt hij nu ook nog zijn loden kist. Wat hebben wij die middag zo al bekeken? Eerst klommen we op de toren van de Grote Kerk en genoten van het prachtige uitzicht over Monnickendam en Waterland. Daarna liepen we via de Zarken, de Kerkstraat en de Speeltoren naar de R.K. Kerk om daar de plek te zien waar het huis heeft gestaan. In het boek ‘Van Monnikenwerk tot Parochiekerk’ staat nog een foto van dat huis. Via de Nieuwe Steeg, de Haven en de Fluwelen Burgwal gingen we weer terug naar de Grote kerk om zijn graf te bekijken. Na afloop daarvan leek het me ook leuk om met de gehele familie een groepsfoto te maken aan de Hermanus Reijntjeslaan. Al met al was het voor de nazaten en voor mij een bijzondere middag.

Het wandelgezelschap: de nazaten van Hermanus Reijntjes

254

255


256


vereniging oud monnickendam

Vereniging Oud Monnickendam

jaarboek 2013

j a a r b o e k

2 0 1 3


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.