Held nummer 1 issuu

Page 1

HELD GRATIS

DOWNLOAD

NR. 1 Plus

Nick Zwartbron de vrouw van de diplomaat

70 PAGINA’S DIK KORTE VERHALEN

spanning . thriller . seks . avontuur . sword&sorcery . sf. & veel meer


SPANNING 04 Nick Zwartbron

De vrouw van de diplomaat

59 Zoals het een dame betaamt

21

SF 14 De koperen oase 27 Welkom in Gran Terre Arlessa de Necromanter

45

SWORD AND SORCERY

32

16 Verloren zielen

HORROR 45 Echte schoonheid zit van binnen

erotiek 64 Onder arrest 66 All Lips

4

64 2 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl

59

64


beste lezer, Gefeliciteerd! Jij hebt een geweldign nieuw concept in handen.

Astrid Marijn Editor in Chief

Stempels Wat is Held? Held is een magazine boordevol korte verhalen. Spanning, sciencefiction, thriller, erotiek of gewoon lekker leesvoer, zonder stempel. Je kunt natuurlijk de krant lezen, een beetje op internet surfen, maar waarom zou je? Duik liever onder in de wereld van misdaad, spanning en bedrog. Een wereld waar niets is wat het lijkt en alles lijkt op wat er niet is. Volg je ons nog? Precies. Gedachten op nul en laat je meevoeren. Zwartbron, Nick Zwartbron Maak kennis met Nick Zwartbron, verdelger in dienst van de overheid. Nick is onze Held. Elk nummer neemt hij je mee in de wereld van spionage en bedrog. In ons eerste nummer moet Nick de bloedmooie vrouw van een VN-diplomaat in de gaten houden. Haar leven wordt bedreigd. Maar door wie? En waarom? Verder in dit nummer Een maffe wetenschapper ontdekt de waarheid over uiterlijk vertoon in ‘Echte schoonheid zit van binnen’. Sirkhan de Barbaar waagt zich weer eens in een slangenkuil van magiërs. Weet hij zich eruit te vechten? In ‘Zoals het een dame betaamt’ reizen we terug naar de jaren ’80, toen men nog geld bij de bank opnam. Pinnen? Dat kenden de bankovervallers destijds niet. Reis mee met de Hanzeschepen naar Grand Terre, waar Tais Teng een wonderbaarlijke wereld heeft geschapen. Tijdreizen? Off course. In Held is alles mogelijk. Of ... swipe direct door naar het stoute verhaal van de bovenbuurvrouw. Ze laat zich wel heel gewillig fouilleren door onze politieman. Computernerds, wetenschappers, automonteurs, kantoorslaven, heel gewone mannen …of toch niet? Verhalen over echte helden lees je alleen in Held.

Op Held zijn we trots. Wil je ons steunen? Deel Held dan met mannen (en vrouwen, dat mag) die je ook een Heldmoment gunt. Like ons op Facebook en volg ons op Twitter. Word lid op www. vampheld.nl

Contact vampenheld@gmail.com

Abonnement Vamp en Held zijn te downloaden in de Istore voor IOS en zijn voor Android via GooglePlay te verkrijgen. Hier kunt u ook een abonnement afsluiten op één of beide ezines

Advertenties Wilt u een advertentie plaatsen? T: Astrid 06-81 8489 08

Omslag bewerking Probeeld

Opmaak GewoonTekst

App Now-Media

PS: check ook eens de Vamp

Distributie Istore en GooglePlay

n j i r a M d i r t As

Like ons op Facebook en schrijf je in op de nieuwsbrief op www.vampheld.nl Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 3


Django mathijsen en anaid haen

Nick zwartbron De vrouw van de diplomaat Nick Zwartbron is een karakter uit ‘Codenaam Hadsadah’, de spannende Wikileaks-thriller van Django Mathijsen & Anaïd Haen, die een viersterren recensie op Vrouwenthrillers.nl ontving. Dit verhaal speelt zich voor de gebeurtenissen uit die roman af.

4 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl

Iemand drie minuten beroven van zuurstof, een klein gaatje maken in hart of hersens, een snee door een hoofdslagader, een minuscuul drupje gif... Mensen vermoorden is gemakkelijk. Ik ben geen moordenaar. Ik ben Nick Zwartbron en ik verdelg ongedierte. Ongedierte dat stations wil opblazen, vliegtuigen kapen, wolkenkrabbers neerhalen, onschuldigen vermoorden. Ongedierte waarvan niemand erachter mag komen dat het een onnatuurlijke dood is gestorven. Dat is een kunst die maar weinig mensen beheersen. Die klus in Straatsburg was anders dan anders. Normaal gesproken stuurt de ATE me op pad met een uitgebreid dossier en een plan van aanpak. Deze keer wist ik niet eens wie mijn doelwit was.


Het enige wat we wisten, was dat Echelon een paar vage e-mails had onderschept dat de vrouw van Sebastien Silva, een belangrijke Zuid-Amerikaanse VN-diplomaat, het doelwit zou worden van een aanslag als Silva het Europarlement zou toespreken. Het hoe, wie en wanneer van de daad wisten we niet. En zo zat ik in mijn gehuurde BMW 530 op de drukke parkeerplaats van de luchthaven van Entzheim, een kilometer of tien buiten Straatsburg, te luisteren naar de José Feliciano CD die ik in de autoradio had gestoken. Ik had mijn auto geparkeerd in het gedeelte links van de terminal, verscholen achter een boom, en keek door de rechter zijruit naar de slagboom met het bordje ‘Parking réservé’. Er landde juist een tweemotorige turboprop van Air Alps toen de zwarte S-klasse Mercedes met diplomatieke kentekens de weg naar de slagboom indraaide. Aan de bijna dertig centimeter brede, speciale banden zag ik meteen dat dit een gepantserde auto was. Hij stopte voor de slagboom. De vier centimeter dikke, geblindeerde zijruit ging omlaag. Een hand met een zwarte colbertmouw kwam naar buiten en drukte op de knop op de paal. Een paar tellen later ging de slagboom omhoog en kon de Mercedes doorrijden. Hij stak de kleine gereserveerde parkeerplaats, waar slechts een paar bestelwagens met luchthavenlogo’s stonden, over en stopte voor het hek naar de landingsbanen. De twee voorportieren gingen open en twee neanderthalers met norse gezichten, gemillimeterde koppen, zwarte pakken en zonnebrillen stapten uit. Ze keken zorgvuldig rond. Zo te zien hadden Silva en zijn vrouw een paar goede lijfwachten ingehuurd. De lijfwacht die aan het stuur zat, trok zijn zwarte stropdas recht en liep langs het hek, de mensen bestuderend die op de luchthaven aan het werk waren. Bagagesjouwers, monteurs, controleurs ... . De andere lijfwacht had een zwarte ringbaard. Hij liep terug naar de slagboom en keek naar de volle parkeerplaats waar ik stond. Ik griste mijn mobiele telefoon uit mijn binnenzak en hield hem tegen mijn rechteroor. Meer dan een stuk van een vaag silhouet zou hij nooit van mij kunnen zien achter de boom en de licht getinte BMW ruiten, maar zeker is zeker. Ik bewoog mijn mond en hoofd alsof ik een belangrijk telefoongesprek voerde. Ondertussen gluurde ik uit mijn ooghoek naar hem. Hij liet zijn ogen langs alle auto’s glijden. Ik voelde me transparant toen hij naar mij keek. Maar zijn blik ging verder. Ik zuchtte. Het waren professionals. Elke terrorist die het op mevrouw Silva voorzien had, zou een harde dobber hebben aan deze twee. Maar ze zouden ook voor mij een probleem zijn. Ik keek naar het grijze luchthavenpersoneeljasje op de passagiersstoel, dat ik gisteren gestolen had. Die twee neanderthalers zouden ook luchthavenpersoneel niet dicht genoeg bij mevrouw Silva laten om de peilzender op haar lichaam te kunnen installeren. Ik greep het jasje en propte het achter de passagiersstoel. Ik moest iets anders bedenken. De witte Gulfstream privéjet dook op tussen de schapenwolkjes en zette de landing in. Meteen begon mijn laptop op de grond voor de passagiersstoel te piepen. Op het scherm een landkaart met een rood kruisje, midden in het luchthaventerrein: mevrouw Silva’s mobiele telefoon. De peiling die Echelon ervan registreerde, werd gecodeerd doorgegeven naar mijn laptop. Gelukkig werkte die verbinding in ieder geval. De neanderthalers wisselden een paar woorden met een bewaker aan het hek. De bewaker duwde het hek opzij. De neanderthalers stapten in en reden de Mercedes het vliegveld op. De Gulfstream taxiede naar een plek vlak achter het hek. De deur van de jet klapte open. Een corpulente man in driedelig grijs daalde de trap af. Achter hem verscheen een lange gestalte in scharlakenrood. Ik greep mijn verrekijker uit het handschoenenkastje en zette hem tegen mijn ogen. Lang steil zwart haar omlijstte een fijn uitgesneden gezicht met hartvormige lippen in hetzelfde rood als haar jurk. De foto’s uit het ATE-dossier deden mevrouw Silva geen recht. De V-hals van haar jurk liet behalve haar parelketting ook de rondingen zien van een stel pronte C, nee D-cups. Een zwarte ceintuur om haar smalle middel. Haar ranke benen waren verpakt in zwart nylon. Haar rode laktasje paste bij de rode stiletto’s waarmee ze de trap af wiegde. Ik voelde een lichte druk achter mijn gulp. Haar observeren leek geen onaangename klus te worden.

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 5


Ofschoon het een bewolkte dag was, waren haar ogen verscholen achter een zonnebril. Zo te zien kwam al haar kleding van een of andere dure designer. Onwillekeurig vroeg ik me af of haar borsten ook een design product waren. Terwijl de neanderthalers bezig waren de bagage in de kofferbak te stoppen, slenterde ik naar de betaalautomaat en rekende mijn parkeergeld af. Ze waren nog met koffers aan het sjouwen toen ik weer instapte en mijn auto startte. Ik reed rustig de parkeerplaats af en draaide via de rotonde de D221 op in de richting van de A35. Er waren kamers geboekt voor Silva in het Straatsburg Hilton, hetzelfde hotel waar ik gisteren al was ingecheckt. Dus ze zouden dezelfde route volgen. Met zulke professionals was het verstandig wanneer ik ze niet meteen vanaf de parkeerplaats zou volgen. Ik zocht een plekje om me te verstoppen zodat ik achter ze kon aanhaken zodra ze de A35 op draaiden. Ondertussen hield ik mijn ogen goed op de weg links en rechts. Nergens een verdachte geparkeerde auto of bus. Aan de rechterkant passeerde ik de uitkijktoren van het militaire oefenterrein. Even verderop kwamen twee smalle asfaltweggetjes op een tweesprong aan de rechterkant op de D221 uit: een weggetje naar de achterkant van het oefenterrein, maar ook een ventweg parallel aan de D221, verscholen achter een rij bomen. Ik stuurde de BMW de ventweg op en stopte achter de bomen, ver genoeg zodat men mij vanaf de D221 niet kon zien. Rechts was een veld met suikerriet. De ventweg en het veld waren verlaten. Dit zou geen goede plek zijn voor een terroristische overval: te dicht bij het militaire oefenterrein. Ik keek op de laptop. Mevrouw Silva’s mobiele telefoon was juist het vliegveld aan het verlaten. Een paar minuten later passeerde haar telefoon mijn standplaats. Meer dan een vage zwarte flits kon ik van de gepantserde Mercedes niet door de bomen zien. Goed zo, dan hadden ze mij zeker niet kunnen zien. Ik stak de BMW rustig achteruit tot de tweesprong en stuurde de D221 weer op. Een paar kilometer verderop nam ik de afrit in de richting Straatsburg. Het kruisje van de Mercedes reed op de kaart op de laptop ongeveer twee kilometer voor mij uit. Dat was dicht genoeg. Het was het beste dat hij mij nog niet kon zien in zijn spiegels. Toen hij de A35 opreed, zette hij flink de sokken erin: zeker 150. Diplomaten houden zich niet aan snelheidsbeperkingen. Ik stuurde mijn BMW de meest linker van de drie banen op en trok hem door tot 180. Ik moest nu zorgen dat ik hem binnen gezichtsafstand had voor het geval hij in Straatsburg door de stad zou rijden. Na een paar minuten zag ik de kont van de zwarte Mercedes in de verte, ook op de linkerbaan. Ik ging van het gas en hield mijn snelheid gelijk aan hem. Hij ging niet door de stad, maar nam de A350 om de stad heen: de snelste weg naar het hotel. Toen de Mercedes bij het stoplicht rechtsaf de vierbaanse laan Avenue Herrenschmidt op stuurde verdween plotseling het rode kruisje op mijn laptop. Oké, bomen links en rechts van de laan. Het zou kunnen dat Echelon het contact met mevrouw Silva’s telefoon even kwijt was, dus ik maakte me nog geen zorgen. Bovendien: het Hilton was op nummer 1 van de Avenue Herrenschmidt, een stukje verderop. Maar ik was wel op mijn hoede. Gelukkig maar! Toen de Mercedes achter twee taxi’s aan rechtsaf de oprijlaan van het Hilton opdraaide, was mevrouw Silva’s telefoon nog steeds niet opgedoken. Vreemd, hier bij het hotel moest ze toch zeker bereik hebben? Ik reed het Hilton voorbij en sloeg linksaf de parkeerplaats van het congrescentrum in. Die neanderthaler met die ringbaard kon maar beter niet mijn zilvergrijze BMW 530 achter hen aan het hotelterrein op zien rijden. Ik hoekte de BMW achteruit in de eerste de beste parkeerplaats en sprong uit de auto. Rennend ging ik terug naar de weg. Van daar af liep ik op een normaal tempo: als de neanderthalers zouden omkijken, zouden ze me kunnen zien. Rustig stak ik het zebrapad over en liep rechtsaf op het trottoir langs de heg van het driehoekige grasveldje voor de hoofdingang van het Hilton. De geur van vers gemaaid gras prikte in mijn neus. De Mercedes stond met geopende portieren onder de overhang van het gebouw, pal voor de hoofdingang. Hij stond achter twee taxi’s. De oprijlaan was maar breed genoeg voor één auto: hij had paaltjes links in de heg van het grasveldje en rechts om het laantje van het voetpad naar de hoofdingang te scheiden. Toen ik bij de oprijlaan kwam, draaide nog een taxi de oprijlaan op en stopte achter de Mercedes. Meneer en mevrouw Silva waren zojuist uitgestapt en werden door de neanderthaler met de ringbaard naar binnen begeleid. De andere opende de kofferbak en keek hoe een kruier de koffers uitlaadde en op een bagagewagen stapelde. Ik sloeg linksaf het voetpad naast de oprijlaan in en wandelde naar de hoofdingang. Ik passeerde de Mercedes en ging rechtsaf. Achter een Chinees stel dat uit de eerste taxi was gestapt en hun bagagekruier liep ik door de hoofdingang de lobby in.

6 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


De snel klikkende passen van haar hakken op het roodbruine marmer kwamen recht op me af. Met kleine pasjes holde mevrouw Silva tussen de Chinezen en mij door naar buiten. Ze lachte als een kind dat een snoepje had gestolen. Ik rook een vleug Chanel nummer 5 terwijl ze me passeerde. Bij de balie, tien meter verderop stond meneer Silva haar geërgerd na te kijken. De neanderthaler naast hem duwde tegen zijn oortje en sprak iets in een microfoontje in zijn revers. Ik draaide me om en keek naar buiten. De neanderthaler met het ringbaardje duwde ook tegen zijn oortje. Zijn ogen volgden mevrouw Silva naar buiten. Hij sprak een snel antwoord aan zijn collega, duwde de kruier opzij en sprong langs hem in de richting van mevrouw Silva. Ze was al bij de voorste taxi toen de neanderthaler op haar af begon te rennen. Ze rukte het passagiersportier open. Meteen zette ik het op een rennen: terug naar mijn huurauto! Aan het eind van het trottoir rende ik meteen de weg op. Geen tijd voor het zebrapad! Een Citroën van links claxonneerde terwijl hij een noodstop maakte. Ik glipte tussen een VW-bus en een Peugeot van rechts aan de andere kant het trottoir op. Ik sprong over het hekje van de parkeerplaats en greep in de zak van mijn zwarte colbertje terwijl ik naar mijn BMW rende. Ik viste de sleutel eruit en drukte erop. De BMW begroette me met een flitsen van zijn alarmlichten. Ik rukte het portier open en plofte neer in de stoel. ‘Witte Peugeot van MM Taxi,’ prevelde ik voor me uit terwijl ik de auto startte. Ik trok zo snel mogelijk op zonder mijn wielen te laten doorspinnen. Mijn BMW mocht de aandacht van de neanderthalers niet trekken. Aan het eind van de uitrit van de parkeerplaats moest ik wachten op het verkeer. Mijn gordel vast trekkend, zag ik de witte Peugeot met het MM Taxi bordje recht vooruit in de verte linksaf de hoek om verdwijnen. Bij de hoofdingang van het Hilton was de neanderthaler met het ringbaardje in verhitte discussie verwikkeld met de chauffeur van de taxi die de Mercedes nog blokkeerde. Ik voelde een grijns om mijn lippen: daarom had ik dus geen signaal meer van mevrouw Silva’s mobiel; ze had het ding afgezet zodat haar man en haar lijfwachten haar niet konden opsporen terwijl ze ongestoord ... . Ja, wat zou ze willen gaan doen? Het verkeer was vrij. Ik gaf gas, stak de weg over en ging de Rue Fritz Kieffer in. Het zag er niet naar uit dat de lijfwacht zou volgen. De bagage uit de taxi voor de Mercedes werd nog uitgeladen. Hij kon geen kant op. Plotseling was mijn grijns verdwenen. Nu was ik de enige die mevrouw Silva kon beschermen. Ik moest afremmen voor een Fiat die zich netjes aan de maximum snelheid hield. Ik vloekte inwendig en drukte de communicatieknop van mijn door de ATE omgebouwde Rolex in. Aan het eind van de straat nam ik de bocht naar links. De straat was nauwelijks breed genoeg voor twee auto’s. Er kwam ons een stadsbus tegemoet. Ik wachtte tot hij voorbij was, vloerde het gaspedaal en passeerde de Fiat. ‘Identificatie,’ klonk de damesstem in het oortelefoontje in mijn linkeroor. ‘Nick Zwartbron, ATE dienstnummer zeven vier negen,’ sprak ik in mijn horloge. Ik tuurde in de verte, maar zag geen Peugeot met een taxibordje. ‘Bevestigd,’ antwoordde de stem. ‘Verzoek locatie witte Peugeot van MM taxi, zojuist vertrokken vanaf Hilton Straatsburg in zuidelijke richting over de Rue Fritz Kieffer. Eén passagier: dame, brunette, rode jurk.’ ‘Moment,’ sprak de stem. ‘Scan straatcamera’s Straatsburg.’ Rood stoplicht! Met gierende banden gleed mijn BMW tot stilstand voor het stoplicht. Ik keek de kruising in links en rechts: nergens een taxi-Peugeot. Nu was ik haar echt kwijt. Ik keek op mijn laptop. Het centrum van de stad was in zuidwestelijke richting. Ik gokte dat ze daar naartoe wilde. Toen het stoplicht op groen sprong reed ik rustig verder in zuidwestelijke richting. Smalle, drukke straten met hoge, oude gebouwen. Achttiende eeuw, schatte ik. Erg mooi als je van architectuur houdt, maar ik heb er weinig verstand van. Ik sloeg rechtsaf. De Rue Oberlin ging juist over in een of andere Rue Castelnau toen de stem in mijn oor sprak:

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 7


‘Subject gespot in zuidwestelijke richting op de Rue Général de Castelnau.’ ‘Yes,’ siste ik in mezelf. Goed gegokt! ‘Hou subject in de gaten en sein locatie door naar mijn laptop,’ sprak ik in mijn horloge. Even later verscheen een groen cirkeltje op de kaart op mijn laptop: de taxi met mevrouw Silva was maar een paar honderd meter voor me! Ik reed zo hard ik kon, maar in het drukke verkeer kon ik nauwelijks dichterbij komen. Dus volgde ik het groene cirkeltje door de smalle kronkelweggetjes over de rivier het oude centrum in, waar de ene gotische kerk het andere bombastische gebouw afwisselde. Ik zag op de laptop het groene cirkeltje stoppen midden in de Rue de la Mésange. ‘Staat taxi stil?’ sprak ik in mijn horloge. ‘Bevestigd,’ antwoordde de stem in mijn oor. ‘Is er zicht op de taxi?’ ‘Bevestigd.’ ‘Zit de dame in de rode jurk nog op de passagiersstoel?’ ‘Ze is bezig uit te stappen.’ ‘Bedankt.’ Ik voelde de kriebels in mijn maag. ‘Hou dame in de rode jurk in de gaten en sein locatie naar mijn laptop.’ Als ze nu ergens een gebouw binnen zou glippen, of als ze door een terrorist gevolgd was, zou ik haar nog kwijt kunnen raken. Ik draaide de Rue de la Mésange in. Een smalle klinkerweg met twee trambanen en parkeerverbod. De winkels van Gucci en Luis Vuitton links, Cartier een stukje verder op de hoek rechts. Het was duidelijk waarom mevrouw Silva hiernaartoe wilde. Maar nergens zag ik een dame in de rode jurk lopen. De straat werd aan de linkerkant breder met een paar parkeerhaventjes. Rechts was een muziekzaak: Musique Wolf. Mijn ogen bleven even hangen bij een mooie rode Gibson ES-gitaar in de etalage. Daarvoor ben je niet hier, Nick, vermaande ik mezelf. Ik gluurde op mijn laptop: het groene cirkeltje was rechts op de hoek blijven hangen die ik zojuist was gepasseerd. Cartier! Daar moest ze zijn. Ik hoekte de BMW links in een parkeerhaventje tussen twee bestelwagens en sprong eruit. Terwijl ik de straat overstak, maakte ik ook het derde knoopje van mijn zwarte overhemd los. Voor het geval dat mevrouw Silva wilde spelen. Door de voordeur zag ik haar al bij een toonbank linksachter in de hoek staan. Ik drukte op de deurbel. Een kleine, kale man met vlinderdas kwam naar de voordeur. ‘Heeft u een afspraak?’ klonk zijn stem in het Frans door de luidspreker onder de deurbel. Ik tilde mijn linkerhand op en draaide hem met de rug naar hem toe zodat mijn gouden Rolex vlak onder zijn neus hing. ‘Ik ben een beetje uitgekeken op mijn horloge,’ sprak ik in mijn beste Frans met een hautaine blik in mijn ogen. ‘Hebt u misschien iets moois in uw winkeltje?’ Er speelde een glimlach om zijn lippen. Hij duwde op een knop en duwde de deur open. ‘Komt u binnen, meneer.’ Hij had al vijf horloges op de toonbank gelegd. Witgoud, zilver met goud... allerlei soorten. Een koperkleurige met briljantjes ingelegd om de wijzerplaat vond ik echt mooi. Ik moest grijnzen toen ik me het gezicht van Overzicht voorstelde wanneer hij daarvoor de declaratie op zijn bureau zou krijgen. Uit mijn ooghoek bleef ik mevrouw Silva in de gaten houden. Ze stond bij de toonbank rechts van me, haar zonnebril op haar hoofd geschoven. De verkoopster die haar hielp had al zeker tien paar oorbellen voor haar uitgestald. Ergens had ik het gevoel dat ik niet de enige was die hier iemand in de gaten hield. In mijn werk krijg je een zesde zintuig ervoor wanneer iemand naar je gluurt. Telkens wanneer ik mijn blik op de horloges richtte, voelde ik mevrouw Silva’s blik in mijn zij priemen. Om het zeker te weten, draaide ik mijn hoofd even opzij en nam haar van top tot teen op. Oké, ik moest mijn ogen niet te lang op haar ranke benen en volle borsten gericht houden, want dan zou de bult in

8 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


mijn broek gênant kunnen worden. Ze blikte naar mij, een glimlach in haar groene, katachtige ogen. Ik glimlachte terug en keek kalm weg. Ja, ik wist het zeker: het katje wou spelen. Des te beter. Ik liet mijn oog glijden over de uitstalling oorbellen voor haar. Daarna keek ik haar aan en wachtte tot ze naar mij draaide. ‘Die langwerpige,’ sprak ik in het Engels en wees naar de oorbellen. ‘Die katjes die aan hun staarten hangen. Die passen het beste bij jou.’ Ze grijnsde. ‘Krijg ik die dan van jou?’ Ze sprak Engels met een zangerig, Zuid-Amerikaans accent. Ik schudde het hoofd. ‘Mijn moeder heeft me gewaarschuwd voor vreemde meisjes die om snoepjes vragen. Daar komt nooit iets goeds van.’ ‘Doe jij dan altijd wat je moeder zegt?’ ‘Ja,’ zei ik. ‘Ze was een wijze vrouw.’ Ze stak haar hand uit. Ze had puntige, rode kunstnagels. ‘Ik ben Adoria.’ Ik schudde haar hand. ‘Daniel,’ loog ik. ‘Zie je, nu ben ik geen vreemd meisje meer.’ ‘Dat klopt,’ zei ik. ‘Dus kunnen we nu iets gaan drinken in het café hiernaast. Jij trakteert.’ Ze schoot in de lach en trok haar wenkbrauwen op. ‘O, ík trakteer?’ ‘Ja, nadat je die oorbellen hebt afgerekend natuurlijk.’ Ze bleef me met een verbaasde glimlach aankijken, terwijl ze haar handtas openmaakte. Ze draaide zich naar de verkoopster en gaf haar een goudkleurige creditcard. ‘Die neem ik.’ Ze wees naar de katvormige oorbellen. Eikenhouten tafels en stoelen, spaarzaam verlicht door porseleinen schemerlampen met roze lampenkappen, Franse chansons op de achtergrond. We zaten aan een tafeltje in de hoek van het half bezette Café Renk. ‘Lijkt me maar een saai beroep, verzekeringsagent,’ zei ze en nam een slok van haar martini. ‘Dat is het ook,’ zei ik. ‘Een saai beroep voor saaie mannen.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Jij lijkt me helemaal niet saai.’ ‘O, maar ik ben stomvervelend.’ Ik knikte. ‘Als ik met mijn beroep bezig ben.’ Ze grijnsde en draaide een lok van haar haren om haar vinger. ‘Ben je nu aan het werk?’ Ik schudde mijn hoofd, grijnsde en zette mijn glas spa aan mijn mond. ‘Vakantie.’ ‘Waarom geen echt drankje dan?’ Ze knikte naar mijn glas. ‘Omdat ik nog moet rijden.’ ‘O ja? Waar naartoe?’ Ze liet haar vinger langs de parelketting in haar decolleté glijden. Alsof het al niet moeilijk genoeg was om mijn blik van haar uitpuilende rondingen te houden. ‘Waar je maar naartoe wilt.’ Ze schoot in de lach. ‘Je bent erg zeker van je zaak.’ Ik knikte. ‘Je zit hier. Ofschoon...’ Ik legde mijn vinger op haar hand en liet hem langzaam over haar ringvinger glijden. ‘. .. dit me een trouwring lijkt.’ Haar gezicht betrok. ‘Ik wil van hem scheiden, maar hij laat me niet.’ Ze dronk haar glas leeg. ‘Hij is bang dat hij een deel van zijn geld moet geven.’ Ik stak mijn vinger op naar de barman en keek om. Hij keek mijn richting op. Ik wees naar Adoria en stak weer mijn vinger op. Hij knikte. ‘Dus het nest is niet erg warm?’ zei ik terwijl ik me weer naar haar wendde. ‘Ha.’ Ze schudde het hoofd. ‘Het enige waar hij tegenwoordig nog warm voor loopt is klimaatverandering. Hij spreekt morgen het Europarlement erover toe.’ ‘Zo.’ Ik floot tussen mijn tanden. ‘Belangrijk werk.’ Ze schoot in de lach. ‘Een oplichtertruc om arme mensen meer belastingcenten uit de zak te kloppen. Het werk van de VN bestaat erin om wereldproblemen te verzinnen zodat de mensen niet in de gaten krijgen dat het maar een

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 9


overbodig praatclubje is.’ Ze zuchtte. De barman kwam aangelopen met een glas op zijn dienblad. Ik liet mijn rechterhand in mijn zak glijden en voelde naar de plakstrip. Het kogeltje dat eraan zat was niet veel groter dan een suikerkorreltje. Ik nam het tussen duim en wijsvinger. Hij nam haar lege glas van tafel en zette het op zijn dienblad. Ik bewoog mijn hand omhoog en liet het kogeltje boven haar nieuwe glas vallen. Zelfs ik merkte de kleine plons niet toen het in het glas viel. In een vloeiende beweging nam ik haar glas van het dienblad en zette het voor haar op tafel. ‘Alsjeblieft.’ ‘Dank je.’ Ze keek me glimlachend aan terwijl ze haar hand naar het glas bewoog. Ze streek langs mijn vingers terwijl ze het aannam. Mij strak aankijkend, zette ze het glas aan haar mond. De eerste slok verdween. Ik glimlachte en keek haar strak aan. Het kogeltje moest nu in haar mond zijn. ‘Ik denk dat jij een beetje warmte nodig hebt vandaag.’ Ik trok mijn wenkbrauwen op. Ze slikte. Yes! Het kogeltje moest nu binnen zijn. ‘O ja?’ zei ze. ‘Ja. Zullen we eens een plek opzoeken waar we meer privé zijn?’ ‘Wat stel je voor?’ ‘Ik heb een mooie kamer in het Hilton.’ ‘Het Hilton?’ riep ze uit. ‘Wat toevallig. Daar slapen mijn man en ik ook!’ Ik perste mijn lippen op elkaar. ‘Dan moeten we dus oppassen dat we hem niet tegenkomen.’ Ze grinnikte. ‘Ja, dat zou niet best zijn.’ Ik opende de deur van het café en hield hem open. Met elegante en zekere tred liep ze naar buiten en bleef staan. Een zucht wind liet de onderkant van haar jurk haar dijbenen strelen. Ik ging naast haar staan en legde mijn arm om haar middel. Ze keek me aan. ‘Waar naartoe?’ Haar ogen straalden. Die afwachtende, uitdagende blik die een vrouw je geeft wanneer ze gekust wil worden. Ze likte haar lippen. De druk achter mijn gulp werd groter. Mijn hart klopte in mijn borst. Ik bewoog mijn lippen naar de hare. Ze opende haar mond. Ik voelde haar hand om mijn middel. Teder hapte ik in haar bovenlip. Die was warm en zacht en smaakte naar aardbei en martini. Ik wilde haar tegen me aan drukken, haar kruis tegen het mijne voelen, mijn hand over haar kont laten gaan, mijn mond op de hare drukken en met mijn tong haar smaak helemaal in mij opzuigen... Maar ik wist dat ik nog moest wachten. Wachten tot ze gek van verlangen was. Ik slikte en wees naar rechts. ‘Die kant op.’ De eerste flarden avondrood begonnen al als een aquarel door de blauwwitte hemel te lopen. Ze liet haar zonnebril in haar tasje zitten, terwijl we naar de auto liepen. Ik drukte haar tegen me aan. Haar heup wiegde tegen de mijne. Haar haar waaide in haar gezicht. Ze lachte en streek het naar achteren. Ik viste de sleutel van de BMW uit mijn zak en drukte op het knopje. De knipperlichten van de auto flitsten op. ‘Aha,’ zei ze glimlachend. ‘Een grijze BMW. Dus toch saai.’ ‘Zei ik toch.’ Ik knipoogde. Bij de auto liet ik haar los en opende het passagiersportier. Op dat moment zag ik mijn laptop op de grond liggen. ‘Moment,’ zei ik. Ik bukte, klapte mijn laptop dicht en raapte hem op. Plotseling ging er een hand langs mijn dijbeen omhoog en bleef op mijn kont rusten. Ik grinnikte, schoof de laptop achter de bestuurdersstoel, richtte me op en wendde me weer naar haar. Ze keek me aan met open mond, haar tong tegen haar boventanden gedrukt. Ik stak mijn vinger op en keek haar streng aan. ‘Ik geloof niet dat ik je al toestemming had gegeven om de

10 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


handelswaar aan te raken.’ Ze grijnsde en drukte haar wijsvinger in mijn borsthaar. Haar nagel gleed langzaam over mijn borst omlaag, kriebels door mijn hele lijf sturend. Ze likte haar lippen. Steeds lager ging haar vinger... over de knopen van mijn overhemd, over de gesp van mijn spijkerbroek, over mijn uitpuilende gulp. ‘Adoria vraagt nooit om toestemming.’ Ik grijnsde en greep haar hand. ‘Stout meisje.’ Ik deed een stap achteruit en leidde haar hand naar het portier. De slagboom van de parkeerplaats van het Hilton ging omhoog. Ik reed de BMW naar binnen. Adoria’s hand wreef over mijn bovenbeen. ‘Op welke verdieping slapen je man en jij?’ vroeg ik, alsof ik het antwoord niet wist. Het gebouw rees op boven ons: een grijs betonblok met glazen façades erbovenop. ‘Op de zevende.’ ‘Helemaal bovenin dus.’ ‘Ja, Bastien kijkt graag neer op mensen. En jij?’ Ik grijnsde terwijl ik de BMW een vrije parkeerplek in stuurde. ‘Op zes. Zitten jullie aan de voor- of achterkant?’ Ik moest het vragen; ze mocht niet weten dat ik precies wist waar haar suite was. ‘Aan de voorkant.’ ‘Mooi zo.’ Ik glimlachte en trok de sleutel uit het contactslot. ‘Dan glippen we hierachter meteen in de lift.’ Ik greep haar hand, tilde hem van mijn bovenbeen en legde hem neer op haar bovenbeen. ‘Voor de zekerheid nog even je handen thuishouden.’ Ze grijnsde. ‘Hoezo. Ben je bang voor mijn man?’ Ik knikte en trok een overdreven serieus gezicht. ‘Als de dood.’ We gingen de eerste de beste lift in. Ze wist haar handen thuis te houden. Totdat we in de lift stonden. We stonden achteraan. Voor ons een gezin met twee kinderen. Toen de liftdeuren dicht gingen, voelde ik haar hand al op mijn kont. Mijn spijkerbroek spande zich pijnlijk om mijn lul. Op de derde verdieping verliet het gezin de lift. De liftdeuren schoven weer dicht. We draaiden naar elkaar toe. Ik legde mijn handen op haar kont en trok haar tegen mij aan. Haar grote borsten drukten zacht tegen mijn borst, haar harde tepels priemden erin. Mijn lul voelde haar zachte kruis tegen zich aan en brandde ernaar om bevrijd te worden. Gulzig drukte ik mijn lippen op de hare en duwde mijn tong naar binnen. Haar tong schaatste rond de mijne. Ik duwde haar ruggelings tegen mijn kamerdeur en schoof de sleutel in het slot. Giechelend krabbelde ze achter in mijn nek. Ze kuste me weer. Hongerig, alsof ze me wilde opeten, hapte ze in mijn lippen. Haar tong gleed steeds wilder over de mijne. Ik opende het slot. De deur zwaaide open. Met een gilletje wankelde ze achteruit de kamer in. Ik greep haar middel en drukte haar weer tegen mij aan. Giechelend zwierden we de kamer in. Ze liet haar tas op de grond vallen, stak haar handen onder mijn colbertje en duwde het van mijn schouders. Terwijl we langs de badkamer verder de kamer in liepen, rukte ik de gesp van haar ceintuur los. Ik greep de bandjes van haar jurk vast en tilde hem op. Ze reageerde meteen door haar handen in de lucht te steken. Ik rukte de jurk over haar hoofd uit en liet hem op de grond voor het tweepersoonsbed vallen. Haar beha en slip waren rood met zwart kant: sierlijke patroontjes over haar gladde karamelkleurige huid. Ze maakte meteen de knopen van mijn overhemd los en stroopte het van mijn lijf. Het landde naast de jurk op de grond. Ze kuste mijn borst en rukte mijn gesp open.

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 11


Shit! Als ze mijn broek zou uittrekken zou ze misschien mijn stiletto en mijn Rohrbaugh R9s minipistool in de zakken vinden. Ik greep haar middel, tilde haar op en smeet haar op het bed. Lachend veerde ze op het bed op en neer. Ik trapte mijn gymschoenen uit, trok mijn broek omlaag en trapte hem onder het bed. Ze ging op haar knieën op het bed zitten en reikte achter haar rug. Haar beha viel omlaag. Haar borsten wipten op en neer. Inderdaad D-cups; mooie natuurlijke, geen design. Ik rukte mijn sokken uit. Ze liet zich op haar handen vallen en kroop met een grijns als een krolse kat op handen en voeten op me af. Acht nagels krasten door mijn borsthaar. Over mijn ribben, over mijn buik, naar de band van mijn zwarte boxershort. Haar vingers haakten erachter en rukten mijn boxershort omlaag. Mijn lul sprong als een gespannen pistool tevoorschijn, recht op haar gericht. Haar ogen werden groter. Ik bukte me over haar en gaf haar met mijn vlakke hand een klap achter op haar kont. Klets! ‘Auw,’ riep ze en keek mij gespeeld verontwaardigd aan. ‘Stout meisje,’ zei ik. Ze kromp ineen en gaf me een gespeeld schuldige blik. Ik duwde tegen haar schouders zodat ze achterover terug op het bed viel. ‘Trek je slip uit.’ Ze strekte haar benen, duwde haar kont van het bed, rukte haar slip omlaag en gooide hem in mijn gezicht. Ik ving hem op. Hij voelde vochtig aan en rook naar haar dierlijke geilheid. Ik liet hem op de grond vallen. Haar schaam was helemaal gladgeschoren. Ik kroop op het bed, greep haar enkels en voelde haar kousen onder mijn vingers. Ik rukte haar benen uiteen, boog me voorover en stak mijn tong uit. Ze slaakte een gilletje. Mijn tong raakte de binnenkant van haar dijbeen net boven de bovenrand van haar kousen. ‘O,’ kreunde ze. Ik bewoog mijn tong langzaam omhoog en rook haar geilheid. ‘Ja, daar,’ hijgde ze. Het geil op haar schaamlippen was zout en heet op mijn tong. Ze bewoog haar kruis op en neer. ‘Kom dan.’ Ze was nat als een spons. ‘Ik wil je in me voelen.’ Ik plaatste mijn handen naast haar lichaam en trok me omhoog. Mijn tong ging door haar navel. Als een slang kronkelde ze onder mij. Steeds hoger bewoog ik mijn tong. Ik voelde de onderkant van haar linkerborst. Mijn tong beklom de zachte ronding en tikte tegen haar harde tepel. Ze zette haar nagels in mijn rug en kraste omhoog. Golven van pijn stroomden door mijn rug. Ik omklemde haar tepel met mijn lippen, zoog hem helemaal naar binnen. Haar handen landen op mijn kont en probeerden hem omhoog te duwen. ‘O, kwel me niet zo,’ zuchtte ze. Mijn eikel kon de warmte van poes al voelen. Ik liet haar tepel los en hapte in haar nek. Mijn eikel voelde haar kletsnatte schaamlippen en gleed erover op en neer. Terwijl ik aan haar nek zoog, drong ik mijn lul in haar. ‘Ja!’ zei ze. Heet en nat omklemde haar poes mijn lul. Ik greep haar haar en trok eraan. ‘Ai!’ zuchtte ze. Ik stootte in haar op en neer.

12 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


Nog eens. En nog eens... Ik werd wakker toen ik iets voelde bewegen op mijn borst. Wat was dat? Haar hoofd! Ze tilde haar hoofd van mijn borst. Ik hield mijn ogen dicht. Er viel geen licht meer door mijn gesloten oogleden. Kennelijk was de avond gevallen. Haar lange haren kietelden langs mijn borsthaar. Een gewicht kwam van mijn rechter bovenarm af: haar schouder. Ze was zich aan het oprichten. Ze gleed van het bed af. Het dekbed, dat over mijn benen lag, werd omhoog getrokken tot over mijn borst. Ik zuchtte en draaide me op mijn zij, alsof ik nog diep in slaap was. Ze scharrelde stilletjes rond. Ik hoorde hoe ze haar kleren van de grond raapte en naar de deur sloop. De klink ging omlaag. Het schurende geluid van de deurscharnieren. Ik zag een beetje licht door mijn oogleden heen naar binnen vallen. Zachtjes trok ze de deur weer in het slot. Meteen sloeg ik de dekens weg en sprong uit bed. In het schaarse licht dat onder de kamerdeur naar binnen viel, kon ik juist mijn kleren op de grond zien liggen. Ik griste mijn spijkerbroek onder het bed vandaan en rukte hem aan. Ik liet mijn voeten in mijn gymschoenen glijden en raapte mijn overhemd van de grond. Mijn gymschoenen over mijn hielen trekkend, liep ik naar de deur. Voorzichtig duwde ik de klink omlaag en trok de deur op een kier open. Het licht van de gang stak in mijn ogen. Ik keek door de spleet op en neer. Nog juist zag ik rechts aan het eind van de gang een rode pump de lift in schieten. Ik opende de kamerdeur verder en snelde naar buiten. Ik trok de deur achter mij dicht en rende, mijn overhemd aantrekkend, naar de lift. De 6 boven de deur veranderde juist in een 7. Ze was dus op weg naar haar kamer. Ik moest er zeker van zijn dat ze veilig weer bij haar man en de lijfwachten zou komen. Dus rukte ik de deur naast de lift open en rende het trappenhuis in. Op de zevende verdieping keek ik door de ruit van de deur van het trappenhuis de gang in. Niks te zien. Ik duwde de deur voorzichtig open en gluurde om de hoek. Shit! De deur piepte. Daar liep ze de gang af, heupwiegend op weg naar haar kamer. De neanderthaler met het ringbaardje kwam haar al tegemoet. Goed, dan zou ze nu weer veilig zijn. De neanderthaler en Adoria stopten midden in de gang tegenover elkaar en wisselden een paar woorden. Plotseling deinsde Adoria terug. De neanderthaler greep haar handen. Ze gilde. Ik greep in mijn rechter broekzak, trok mijn Rohrbaugh minipistool en laadde het door. Adoria probeerde weg te rennen, maar de neanderthaler hield haar stevig vast. Ik richtte het pistool op zijn hoofd. Een klap tegen mijn achterhoofd. Een scherpe pijn schoot door mijn hoofd alsof mijn schedel explodeerde. Plotseling werd alles zwart. Toen ik mijn ogen opende, had ik een knallende koppijn en zag niets. Ik tilde mijn handen op en drukte tegen mijn kop. De pijn wilde niet weg. Langzaam zag ik een streep licht duidelijker worden. Ik knipperde met de ogen. Het was de kier van een deur. Ik zat op de grond, mijn rug tegen een paar harde uitsteeksels.

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 13


Ik zette mijn handen op de grond en duwde mij overeind. Met een donderend geraas viel allerlei troep langs mij omlaag. Waren dat houten stelen die daar langs kwamen vallen? Ik richtte me op en greep naar de deurklink. Geen klink. Alleen een sleutelgat. Ik leunde mijn rug weer tegen de achterwand, tilde mijn been op en zette mijn voet tegen het sleutelgat. Ik nam mijn voet terug en trapte uit alle macht. De deur kraakte, maar bleef onverbiddelijk gesloten. Ik trapte nog eens. En nog eens. Ik voelde een pijnscheut in mijn dij. Ik zag Adoria’s mooie groene katogen voor me en trapte zo hard ik kon. De pijn vlamde door mijn dij. Ik hoorde hout scheuren. De deur vloog open en knalde tegen een muur aan. Het licht uit de gang stak in mijn ogen alsof het mijn schedel op wou blazen. Ik kneep mijn ogen dicht en strompelde naar buiten. Wankelend alsof ik stomdronken was, greep ik me vast aan de deurstijl. ‘Kom op, Nick!’ siste ik mezelf toe. ‘Stel je niet aan!’ Ik trok mijn ogen open, de stekende pijn verdringend, en keek om me heen. Ik stond in een hotelgang. Achter me een kast met bezems, emmers en schoonmaakflessen. De liftdeuren in het midden van de gang. Een grote 7 stond erop. Sukkel! Iemand had je op je kop geslagen en in de bezemkast gestopt. Je had niet goed om je heen gekeken! En nu hadden ze Adoria. Mijn adem stokte. Mijn wapens! Ik klopte op de zakken van mijn spijkerbroek. Mijn pistool en stiletto waren weg. Ik zuchtte. Natuurlijk. Ik strompelde zo snel ik kon naar de lift en ramde op de liftknop. Mijn hoofdpijn negerend, stormde ik op de zesde verdieping de lift uit en snelde naar mijn kamer. Ik liet mijn hand in mijn broekzak glijden. Shit! Mijn kamersleutel. Die was ook weg. Ik bleef stokstijf voor mijn kamerdeur staan en legde mijn hand op de deur. Hardhout met stalen verstevigingen. Die zou ik niet zomaar intrappen. Shit, ik moest naar beneden om bij de receptie een nieuwe sleutel te halen. Ik draaide me om. Daar! Bij die kamer aan de andere kant van de gang stond een schoonmaakwagen. Natuurlijk, het kamermeisje! Ik rende de gang af. Het kamermeisje kwam juist naar buiten en legde iets op de wagen. ‘Excuseer,’ zei ik in mijn beste Frans. Ze keek me aan. Gelukkig. Het was dat leuke kleine blondje dat ik gisteren al had ontmoet. Haar blauwe ogen keken me glimlachend aan. ‘Ik ben wat vergeetachtig vandaag,’ zei ik met een glimlach. ‘Ik kwam terug naar boven om mijn autosleutel te pakken, maar ik had mijn kamersleutel al bij de receptie afgegeven. Kun jij me even in mijn kamer laten?’ Haar hand ging al naar de zak van haar schort, waar de ketting die aan haar schort was bevestigd in verdween. Maar ze stopte haar beweging en dacht even na. Ze trok een droevig gezicht. ‘Dat mag ik niet.’ ‘Ach, anders moet ik nog een keer naar beneden en weer omhoog. En dan kom ik te laat voor mijn vergadering. Ik zal het aan niemand verklappen.’ Ik knipoogde. ‘Ik zou je eeuwig dankbaar zijn.’ Ze perste haar lippen op elkaar en keek naar links en rechts. ‘Nou vooruit dan,’ zei ze samenzweerderig. Er verscheen een brede glimlach op haar lippen. ‘Welke kamer was het ook weer?’ Ik ging haar voor naar mijn kamerdeur. Ze ontsloot de deur. ‘Bedankt.’ Ik bukte naar haar toe en kuste haar wang. ‘Je bent een schat.’

14 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


Ik duwde de deur open, ging naar binnen en trok hem weer dicht. Meteen trok ik de deur van de kleerkast open en greep mijn koffer. Ik slingerde hem op mijn bed en opende hem. Ik stak mijn handen in de zijvakken en trok aan de lusjes. Het bodemvak zwaaide open. Mijn uitrusting lag voor me. Ik trok de peilradio eruit, schakelde hem in en stelde de frequentie bij. Op het scherm was het peilzendertje dat ik Adoria in het café had laten inslikken als een rood stipje te zien. Ze was maar enkele tientallen meters van mij vandaan: ze was nog in het hotel! Maar waar? Ik bewoog de peilradio rond: dertig meter naar het zuidwesten en acht meter omhoog. Het dak! Ze waren op het dak! Ik trok mijn Glock uit mijn koffer, schroefde de geluiddemper erop, controleerde het magazijn en stopte het wapen achter in de band van mijn broek. Ik bukte, griste mijn colbertje van de grond en trok het aan. De peilradio liet ik in de linkerzak glijden. Ik griste het ‘Hilton Hotel’ notitieblokje van het nachtkastje, liep naar de kamerdeur en trok hem open. Toen ik naar buiten liep, drukte ik het notitieblok tegen de gleuf in de deurpost waar de grendel van het slot in moest vallen en trok de deur dicht. De deur wilde niet dicht. Ik schatte dat het notitieblok de halve dikte moest zijn. Snel opende ik deur nog eens, scheurde de helft van alle blaadjes van het blok en probeerde het nog eens. Deze keer ging de deur netjes dicht, met het notitieblok tussen de post en de deur geklemd. Ik liep op een drafje naar het trappenhuis. Het blondje wrong een poetslap uit boven een emmer en glimlachte naar mij. ‘Is het gelukt?’ ‘Ja, hoor.’ Ik stak mijn duim op. ‘Bedankt. Ik moet opschieten.’ Ik trok de deur van het trappenhuis open en rende de trappen op tot helemaal bovenaan. Een rode vluchtdeur. Ik trok de peilradio uit mijn zak. Ja, ik was op de juiste hoogte. Ze moest een paar meter schuin naar rechts zijn. Ik legde het apparaatje op de grond naast de deur. Ik pakte mijn Glock, trok de slede achteruit om door te laden en legde mijn linkerhand op de deurklink. Langzaam duwde ik de klink omlaag. Het rode stipje op het scherm bewoog van mij weg. Ik leunde met mijn linkerschouder tegen de deur, nam mijn Glock met twee handen beet en duwde de deur open. Door de kier zag ik haar jurk fladderen in het nachtzwart. De twee lijfwachten hadden haar vast: één bij de schouders en één bij de voeten. Ze droegen haar naar de rand van het gebouw. Ze wilden haar naar beneden smijten! Haar armen bungelden onder haar lichaam. Het was alsof een vuist mijn hart omklemde: was ik te laat? Hadden ze haar al vermoord? Ik haalde diep adem, sloot mijn linkeroog en richtte mijn Glock op het hoofd van de linker lijfwacht. Langzaam liet ik mijn adem los... . Ik haalde de trekker over. Een gedempte knal. Ja! Zijn hoofd begon omlaag te vallen. Ik bewoog de Glock naar rechts. De rechter lijfwacht dook omlaag. Ik volgde hem met mijn pistool en drukte af. En nog eens en nog eens. Een man stootte een korte schreeuw uit. Ik opende mijn linkeroog, haalde diep adem en bekeek de situatie. Alle drie lagen op de grond bij de dakrand. Niemand bewoog. Zonder mijn ogen van hen af te wenden, schopte ik de deur open. Ik liep op hen af, mijn pistool afwisselend op de beide lijfwachten gericht. Het grind knisperde onder mijn schoenen. Een windvlaag floot langs mijn oren. Ik was halverwege, mijn pistool op de linker lijfwacht gericht... beweging aan de rechterkant! Ik richtte mijn pistool en drukte af. Een gedempte knal. Een luidere knal: zo te horen mijn Rohrbaugh. Zijn arm viel omlaag. Ik hoorde metaal op grind vallen. Mijn pistool op de rechter lijfwacht gericht, liep ik verder. Ik hurkte bij hem neer. Het was de neanderthaler met het ringbaardje.

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 15


Even blikte ik naar de andere: zijn hoofd lag bewegingsloos in een plas bloed. Daarna liet ik met mijn linkerhand mijn pistool los en voelde aan de halsslagader van de lijfwacht met de ringbaard. Geen pols. Naast zijn rechterhand lag mijn Rohrbaugh in het grind. Ik ging naar de andere lijfwacht. Ook hij had geen pols. Daarna voelde ik aan Adoria’s hals. Gelukkig! Een trage maar sterke hartslag onder mijn vingers. Een vleug chloroform dreef op haar adem. Ik stak mijn pistool achter in de band van mijn broek en drukte op de communicatieknop van mijn horloge. Ik raapte mijn Rohrbaugh op en ging door de zakken van de lijfwacht met het ringbaardje terwijl ik mezelf aan de ATE identificeerde. ‘Ik heb een schoonmaakploeg nodig op het dak van het Straatsburg Hilton. Twee doelwitten verdelgd met lood.’ Ik viste mijn stiletto en mijn kamersleutel uit zijn binnenzak. Daarna gooide ik Adoria over mijn schouder en liep naar de vluchtdeur. Toen de liftdeuren op de zesde verdieping opengingen, stak ik eerst mijn hoofd de gang in. De schoonmaakwagen stond bij een kamer aan de andere kant van de gang. Het kamermeisje was niet te zien. Snel liep ik met Adoria over mijn schouder naar mijn kamer, schopte de deur open en ging naar binnen. Het was bijna een uur later dat langzaam haar ogen opengingen. Ik zat op de rand van het bed. Ze knipperde. ‘Nee!’ Plotseling zat ze rechtop in bed. Ik drukte mijn hand op haar mond. ‘Ssj, je bent veilig.’ Ze keek me aan met grote ogen. Langzaam nam ik mijn hand weg. ‘Hij wil me vermoorden,’ fluisterde ze. ‘Waarom wil hij je vermoorden?’ ‘Hij wil van me af zonder dat hij alimentatie hoeft te betalen.’ ‘Je man?’ Ze knikte. ‘Hoe kun je iemand vermoorden waarvan je ooit gehouden hebt?’ In een flits schoten de donkerbruine ogen van Fariha door mijn kop, hoe ze me aankeek vlak voordat ik de trekker overhaalde. Ik kon geen antwoord geven op haar vraag. Ik wist niet hoe het kon, alleen dat het kon. Ze schudde het hoofd. ‘Misschien heeft hij nooit van me gehouden, wilde hij alleen maar iets moois bezitten.’ Ze keek me aan. ‘Ik was Miss Venezuela, wist je dat?’ Ik knikte. Ik had het in het dossier gelezen. Plotseling haalde ze scherp adem. ‘O, God. Ik moet weg.’ Ze zwaaide haar been over de rand van het bed. ‘Ze zitten achter me aan.’ Ik greep haar arm. ‘Je bent veilig voor ze.’ Ze schudde het hoofd. ‘Je kent ze niet. Die twee waren beroepssoldaten, huurlingen. Miguel heeft me eens verteld dat hij twintig mensen heeft vermoord.’ ‘Miguel leeft niet meer. En die andere lijfwacht ook niet. Het is afgelopen.’ ‘Weet je dat zeker?’ Ik knikte. Ze haalde opgelucht adem en liet zich terugvallen op het bed. Ze fronste. ‘Heb jij dat gedaan?’ Ik haalde mijn schouders op. ‘Ja.’ ‘Wie ben jij?’ Ik zuchtte. ‘Ik ben een agent, gestuurd om jou te beschermen. We hadden aanwijzingen dat iemand het op je gemunt had.’ ‘Je was toch verzekeringsagent?’ Ik perste mijn lippen op elkaar. ‘Ik ben een agent en ik was jouw verzekering.’ Met een verontwaardigd gezicht rukte ze haar arm uit mijn hand. ‘Vertelt niemand meer de waarheid tegen me?’ Ze

16 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


draaide zich van mij af op haar zij. Ik stond op van het bed. ‘Het spijt me, maar het is mijn werk.’ Ik liep naar de badkamer, liet een glas vol water lopen en liep ermee terug naar het bed. ‘Hier, drink wat.’ Ze gaf me een boze blik, maar nam wel het glas aan. Van chloroform krijg je altijd veel dorst. ‘Hij zal iemand anders vinden om me te vermoorden.’ ‘Dat zal hij niet. Daar zorg ik voor. Ik moet even bellen. Ben zo terug.’ ‘De lijfwachten opereerden in opdracht van Sebastien Silva.’ Mijn stem galmde door de badkamer. ‘Verzoek permissie om Silva te verdelgen.’ ‘Negatief,’ klonk Overzicht in mijn oortje. Zijn kraakstem klonk droog en zakelijk als altijd. ‘Hij is geen terrorist.’ Ik voelde een golf woede in mijn buik. ‘Hij wil zijn vrouw vermoorden. Als hij hiermee wegkomt, zal hij het zeker weer proberen. En als hij al zijn vrouw wil vermoorden, zal hij niet stoppen voor andere onschuldigen.’ ‘Hij heeft misschien een kromme moraal. Maar hij is nog steeds een belangrijke VN-diplomaat. Ik kan zijn verdelging niet verantwoorden. Als we alle diplomaten met een kromme moraal zouden verdelgen, dan zou onze afdeling geen lang leven beschoren zijn.’ Ik beet op mijn onderlip. ‘Begrepen,’ bromde ik in mijn horloge. ‘Zwartbron uit.’ Ik trok mijn Glock achter uit de band van mijn broek en trok het magazijn eruit. Er zaten nog genoeg kogels in. Ik trok de slede op en neer om de kamer te legen. De kogel stuiterde op de badkamervloer. Ik raapte hem op en schoof hem onder in het magazijn. Toen ik het magazijn had teruggeschoven en het pistool weer achter in de band van mijn broek had gestoken, ontsloot ik de badkamer en rukte de deur open. Ze zat op de bedrand van haar water te drinken. Ik greep de balpen van het hotel van het nachtkastje. ‘Oké, schat, het is tijd om met je man af te gaan rekenen.’ Steek je hand uit. Ze draaide de sleutel om, opende haar kamerdeur en keek naar mij, een angstige blik in haar ogen. Ik knikte en bracht mijn hand naar de kolf van mijn Glock, achter mijn rug onder mijn jasje. Ik volgde haar naar binnen. De kamer was zeker drie keer zo groot als de mijne. Notenhout en zwartleren fauteuils in een apart woonkamergedeelte. In hemdsmouwen en met de knopen van zijn grijze vest open kwam Silva overeind uit een van de fauteuils. Hij draaide zich naar het halletje. Zijn buik puilde uit, zijn witte overhemd was strakgespannen. Hij had een glas in zijn ene hand en een stapel papieren in de andere. Er ging een schok door hem heen. Zijn ogen werden groot. ‘Liefje ... w-waar was je de hele dag?’ Hij blikte naar mij. ‘En wie is dat? Waar zijn Miguel en ... .’ Met grote stappen liep ik op hem af en richtte mijn Glock op zijn kop. ‘Miguel en die andere neanderthaler zul je nooit meer terug zien.’ Ik greep hem bij zijn schouder en duwde hem terug naar zijn stoel. ‘Ik heb een paar gaten in ze gemaakt.’ Ik drukte de geluiddemper van het pistool tegen zijn voorhoofd. ‘En nu is al het zaagsel uit hun rotkoppen weggelekt.’ Het glas en de papieren vielen uit zijn handen. De scherven rinkelden op de grond. Verschrikt plofte hij neer in zijn stoel. Zijn voorhoofd glinsterde van het zweet in het licht van de schemerlamp. ‘Wie ik ben?’ zei ik. ‘Ik ben Adoria’s beschermengel en ik wist al dat je haar wilde vermoorden nog voor je het zelf wist.’ ‘Vermoor... mijn vrouw?’ Hij knipperde zenuwachtig met zijn ogen. ‘Ik wilde haar niet...’ ‘Lieg niet!’ Ik trok de slede naar achteren en laadde het pistool door. ‘Ik zal je de regels uitleggen.’ Ik nam het pistool van zijn voorhoofd en zette het op zijn kruis. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes en zette zich schrap. ‘Bij elke leugen, verlies je een onderdeel van je anatomie,’ zei ik. ‘Dus: wilde jij Adoria laten vermoorden?’ ‘J-ja ... .’ Hij knikte. ‘Het spijt me.’ Ik zag de tranen in zijn ogen springen.

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 17


‘Goed zo. En nu luister goed. Morgen ga jij je advocaat bellen en hem opdracht geven om je scheiding van Adoria te regelen. En zij krijgt vijftig procent van al je bezittingen. Ik houd je in de gaten. Voor elke vijf procent die zij minder krijgt ...’ Ik porde het pistool in zijn kruis. ‘. .. heb jij dadelijk een lichaamsdeel minder. Begrepen?’ Hij knikte. ‘J-ja.’ Een traan biggelde over zijn vettige wang. ‘Dus: wat ga je morgen doen?’ ‘M-mijn advocaat bellen en de scheiding regelen. Adoria krijgt vijftig procent van mijn bezittingen.’ ‘En als je ook maar een haar probeert te krommen op Adoria’s hoofd...’ Ik ramde het pistool weer tegen zijn voorhoofd. ‘Dan zorg ik meteen dat je je neanderthalers gezelschap houdt in de hel. Begrepen?’ ‘J-ja.’ Hij knikte. Ik liep naar de hal, waar Adoria stond te wachten. Ik stopte mijn Glock achter in de band van mijn broek, nam Adoria’s hand en liep met haar de kamer uit. ‘Oké, schat,’ fluisterde ik terwijl ik de deur dichttrok. Ik legde mijn handen op haar wangen. ‘Red je het zo?’ Ze had een bezorgde blik in haar mooie groene ogen, maar ze knikte. ‘Goed zo, meid,’ zei ik. ‘Sterk zijn. En als je bang bent dat hij toch iets probeert... als er ook maar iets is dat je niet vertrouwt, dan bel je dat nummer dat ik in je hand heb geschreven.’ Ik kuste haar, lang en intens. Een melancholieke tederheid vloeide door me heen. Nog geen kwartier later stond ik met mijn twee koffers uit te checken bij de balie. Toen ik op de parkeerplaats naar mijn BMW liep, parkeerde er juist een wit busje tegenover mij. Er sprongen vier mannen met grote koffers uit. De schoonmaakploeg van de ATE was er snel.

advertentie

De eerste WikiLeaks-thriller, geschreven door de prijswinnende schrijvers Django Mathijsen en Anaïd Haen. Computerexpert Rebecca ontdekt dat haar zusje Esther, die schijnbaar tijdens sadomasochistisch overspel overleed, als WikiLeaks medewerker een wereldwijd spionagenetwerk wilde onthullen. Zitten Esthers steenrijke man, Rebecca’s alcoholistische vriend, de mysterieuze man met de sportwagen en de dwangneurotische Fin ook in het complot? Geïsoleerd en gejaagd door autoriteiten en spionnen, moet Rebecca de sterke vrouw in zichzelf vinden en Esthers missie overnemen. Hulp komt uit onverwachte hoek. Maar kan ze die ex-geheimagent wel vertrouwen? “Dit boek is een pareltje dat door zowel vrouwen als mannen verslonden zal worden,” aldus de website VrouwenThrillers.nl.

18 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


advertentie

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 19


“Tegen het vallen van de avond verlieten ze de Duivelsvallei terwijl achter hen een gordijn van gloeiend zand werd opgezweept door de wind die van de hoogvlakte naar beneden gierde.”

20 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


de koperen oase Mike

jansen

M

ick reed op het heetst van de dag in de Droge Vallei. De verzengende stralen van de zon en de extreem heldere atmosfeer joegen de temperatuur op tot ver boven de zestig graden. Slecht voor man en rijdier. Mick had in de loop der tijd geleerd hoe hij zichzelf kon beschermen, door op deze tijden beschut te blijven in een door wind en zand uitgesleten grot, net groot genoeg voor Mick en Holly, zijn vertrouwde, aftandse vervoer. Op deze breedtegraad, dicht bij de evenaar, duurde de dag lang, was de schemer kort en de opvolgende duisternis inktzwart. Mick kende verhalen van de Oude Aarde waarin verteld werd over de heldere band van de Melkweg en het nachtelijke maanlicht. Er waren maar weinig sterren hier in de buurt en wat er aan straling doordrong werd grotendeels tegengehouden door donkere stofwolken, ver in de ruimte. De drie maantjes, asteroïden eigenlijk, gaven geen noemenswaardig licht en vlogen meestal te snel voorbij om zelfs maar een schaduw te veroorzaken. En de kou was ‘s nachts indringend, de temperatuur daalde tot diep onder het nulpunt. Alleen de uren vlak na zonsopgang en zonsondergang bracht Mick door op de ranch, een drietal lage, betonnen gebouwen en een hoge uitkijktoren. De gebouwen waren verweerd en de putten en scheuren in het grijze beton waren gevuld met rood woestijngruis. De treden van de stalen trap waren spiegelend zilver ingesleten door de keren dat Mick de toren had beklommen om uit te kijken over de woestijn. Deze dag begon precies als de voorgaande vierduizend-zevenhonderd-twee-en-veertig. Mick bond Holly’s teugels aan het stuk van de stalen reling dat ooit deel uitmaakte van de vierde bunker, nu enkel nog een met stof gevulde krater. Hij beklom de toren zoals altijd, rugzak over zijn rechterschouder, linkervoet eerst en eindigend met rechts na twee-en-zestig treden. Het platform gaf uitzicht over de woestijn, onbelemmerd naar alle windstreken. Ver in het noorden de Blauwe Bergen, met sneeuw bedekt. Naar het zuiden woestijn zo ver het oog reikte met hier en daar rossige stuifduinen. Het oosten was een onregelmatige steenvlakte waar ook de steenhoop stond die Mick als schuilplaats gebruikte. Het westen was een licht glooiende helling naar een plateau dat overging in een verdroogde hoogvlakte die zich uitstrekte over duizenden kilometers. De toren meldde geen noemenswaardige gebeurtenissen over het afgelopen etmaal dus Mick stationeerde zich in het middelpunt van de toren, vouwde zijn benen onder zich en begon zijn eenzame wacht. Zodra de zon boven de Blauwe Bergen steeg pakte hij zijn zwarte Stetson en plaatste die op zijn hoofd, net schuin genoeg om zijn ogen te beschermen tegen de lage zon. Meer tijd verstreek en langzaam begon de lucht boven de woestijn te zinderen. Een enkele windvlaag veroorzaakte een vage stofduivel die snel weer neerstreek. Mick zag de stofpluimpjes aan de toppen van de duinen en wist dat er een zandstorm op komst was. Hij werd er bijna genoeg door afgeleid om het

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 21


condensspoor te missen dat door de atmosfeer trok, maar zijn focus was nog steeds scherp en hij volgde de baan van het object tijdens de afdaling naar de planeet. Hij zag de vlammen die ontstonden zodra het de lagere en dichtere luchtlagen bereikte. Het object veranderde van koers en Mick ging rechter zitten. Geen meteoriet dit, maar een kunstmatig iets dat in staat was zijn baan te veranderen. Hij volgde het vuurspoor dat van noordoost naar zuidwest trok, recht naar de Droge Vallei en schatte de koers in zodra het object voorbij de horizon verdween. Mick stond op, meldde zich af bij de toren en daalde af. Bijna onder aan de trap klonk heel in de verte een doffe knal. Holly stond geduldig te wachten. Mick controleerde of het zadel nog goed zat, zijn zadeltassen en zijn vertrouwde geweer. Hij nam de teugels en leidde zijn trouwe viervoeter in de richting van de woestijn, voorbij de verraderlijke stofpoelen en langs de oude ruïnes van een tijd die hij zich niet kon herinneren. De wind nam iets toe en fijn stof raakte zijn gezicht. Hij nam de doek die om zijn nek zat en trok die omhoog tot alleen zijn ogen vrij waren. Hij schatte dat hij enkele uren nodig zou hebben om de plek van de inslag te bereiken en hij wist dat hij op het heetst in de Duivelsvallei zou zijn. Gevaarlijk terrein in het gunstigste geval. Dodelijk voor zelfs de meest geharde levensvormen die deze planeet had voortgebracht, zeker als de gloeiende woestijnwind van de hoogvlakte omlaag kwam gieren. Rijden door de Droge Vallei was een uitdaging op zich. Het zachte zand bedekte scherpe steenrichels die kleding en vlees konden snijden en de zinderende lucht verborg de ware vorm van de omgeving. Luchtspiegelingen van vlak zand bedekten verraderlijke kloven en kleine zandhopen konden precies dat zijn, of de bovenkant van het hol van een zandslink, een inheemse insectachtige die tot enkele meters groot kon worden. De zon was ongenadig en Mick was blij dat hij de Stetson had om zijn hoofd te beschermen. Het hoofddeksel was nog een geschenk geweest van Wild Bill, de eerste die hij al die tijd geleden mocht verwelkomen op de planeet. Wild Bill was de enige overlevende van het neerstorten van de Preston Charles, een slagschip dat dodelijk gewond door de atmosfeer van de planeet zwalkte tot het tegen een rij hoge duinen aanvloog. Het schip stak tientallen meters boven het hoogste duin uit en de letters ‘.les’ waren nog net zichtbaar boven het zand. Mick herinnerde zich nog exact het grauwe gezicht van Wild Bill toen hij aankwam bij de rokende puinhopen. Bill had een provisorische tent voor zichzelf gemaakt uit losse platen metaal van het schip. Een flinke voorraad water en voedsel in vaten en kratten stonden klaar. Op een vlak stuk aan de top was een regelmatige rij kleine heuveltjes opgeworpen, met op elk heuveltje een scherf metaal, met daarop geprikt een persoonlijk kleinood van de overledene. Mick hielp hem zich in te richten op een beschutte plek en het lange wachten op redding begon. Toen ze uiteindelijk afscheid van elkaar namen, gaf Bill zijn hoed aan Mick: ‘Die kun jij beter gebruiken dan ik, Mick. Bedankt voor je gezelschap.’ Ooit was er een zoutmeer geweest in de Droge Vallei. De laatste jaren was het meer steeds kleiner geworden en nu restte alleen nog een verblindend witte, kurkdroge woestijn. Mick zag in de verte een dun, zinderend rookpluimpje opstijgen. Holly paste automatisch haar koers aan Micks lichaam aan en gestaag naderden ze de plek waar het schip was neergekomen. Een diepe voor in het landschap was waar het schip de eerste keer de grond had geraakt. Mick volgde de richting en een paar honderd meter verderop was een tweede voor. Het schip had de grond in een lage hoek geraakt en was als een platte steen op water verder geketst. Een uur later kwamen ze op de plek waar het schip uiteindelijk tot stilstand was gekomen. Het was een vrij klein schip, eerder een ontsnappingsmodule dan een ruimtewaardig voertuig. Echt ruimtewaardig was het niet meer. De buikplaten waren grotendeels weggestript door het harde zout en de passagierscabine was losgekomen van de romp van het schip. Mick stuurde Holly voorzichtig om het schip heen, bedacht op eventuele scheuren in het zout. Hier en daar was er nog water diep onder de zoutkorst en hoewel Mick stevig gebouwd was, wist hij dat de zoutconcentraties in dit water hem wel degelijk konden schaden. ‘Hey!’ De stem klonk schor. Mick lokaliseerde de eigenaar achter een lage zoutpilaar. ‘Gegroet, vreemdeling,’ probeerde hij in Standaard Eén. Hij nam de vreemdeling goed in zich op. Lang, slank postuur, smal bleek gezicht, dun bruin haar en grote, donkerbruine ogen. In zijn hoofd streepte Mick een aantal mogelijkheden af: gewend aan lage zwaartekracht, voornamelijk actief met

22 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


beschermende kleding aan, haar bijna weggeëvolueerd, omgeving met weinig direct licht. ‘Wie ben jij?’ Er klonk wantrouwen in de stem van de man. Van zijn helm hingen enkel nog kleine stukjes aan de bevestigingen. Het ding had zijn werk gedaan, er stroomde nauwelijks bloed van het gezicht van de vreemdeling. Mick herkende de klanken als een archaïsche vorm van Oude Aarde Engels. ‘Ik ontvang bezoekers aan deze planeet. Mijn naam is Mick. Mick Jacobson. Ze noemen me ook wel Mad Mick.’ ‘Ik... mijn naam is Miles Goodfellow. Ik weet niet hoe ik hier terecht ben gekomen. Of waar ik ben.’ ‘Je hebt een aardige klap gehad. Maar zo te zien ben je niet zwaar gewond. Is het niet vreselijk warm in dat pak?’ Miles schudde verward zijn hoofd. ‘Nee, nee, het is koel, ik bedoel, het verkoelt me.’ ‘Mooi, dat kun je wel gebruiken hier.’ Mick knikte naar het schip. ‘Niet veel van over denk ik. Zijn er nog dingen die je mee wilt nemen?’ ‘Kan ik niet beter bij het schip blijven? Voor als er redding komt?’ Mick tikte zijn Stetson even aan. ‘Tot uw dienst, meneer Goodfellow.’ Miles Goodfellow staarde voor zich uit. Moedeloos. Hij liep naar het schip en pakte een aantal persoonlijke bezittingen en een voorraad voedsel en water. Onderweg toonde Mick aan Miles de vele bezienswaardigheden die dit stukje van de planeet rijk was. Miles sjokte achter Holly aan. Zijn pak was zwaar maar het isoleerde uitstekend en hield zijn lichaam op een comfortabele temperatuur. De kratten met zijn spullen had Mick op Holly’s rug vastgebonden. ‘Daar zit een zandslink onder.’ Mick wees een gladgestreken stuk zand aan. ‘Ze kunnen meters lang worden en ze kunnen jaren wachten op die ene voetstap.’ Miles deed twee stappen terug. ‘Is het veilig?’ ‘Niets is veilig hier. We moeten de duivelsvallei uit. Er komt een zandstorm aan.’ Een kleine zandduivel speelde aan hun voeten om zijn woorden kracht bij te zetten. ‘Waar breng je me naartoe?’ Miles klonk wantrouwend. ‘Waar je maar wilt,’ zei Mick. ‘Ik zag een groene hoogvlakte toen ik overvloog. En volgens mij een dorpje.’ ‘Droge Steen. Een eind weg, maar haalbaar in een dag of twee.’ Mick lachte vriendelijk naar Miles die iets leek te ontspannen. Onderweg vertelde Mick over Wild Bill die vele jaren bij hem was gebleven en over Jesse James, vernoemd naar de legendarische bandiet die op Oude Aarde naam had gemaakt met gedurfde overvallen. Hij bleef niet zolang als Wild Bill, maar Mick waardeerde zijn gezelschap. Na hem kwam Stout Stan en die werd weer opgevolgd door Poker Pete. Miles hoorde de verhalen van Mick in stilte aan terwijl ze over het verraderlijke, hete zand sjokten. Hij onderbrak Mick maar één keer. ‘Hoeveel mensen zijn er hier gestrand?’ ‘Zeventien,’ antwoordde Mick zonder aarzelen. ‘Hebben ze het overleefd?’ vroeg Miles. ‘Allemaal Ik spreek ze nog regelmatig.’ ‘Mooi, dat is een hele geruststelling.’ Verder deed Miles er het zwijgen toe en concentreerde hij zich op de ene voet voor de andere. Tegen het vallen van de avond verlieten ze de Duivelsvallei terwijl achter hen een gordijn van gloeiend zand werd opgezweept door de wind die van de hoogvlakte naar beneden gierde. De nacht brachten ze door in de buurt van Micks grot. Het was koud geworden en Mick keek toe terwijl Miles onrustig sliep. Zijn pak beschermde hem, maar zijn gezicht was blootgesteld aan de open lucht. Met regelmaat schoot Mick zandstekels van Miles gezicht. De miniscule insecten cirkelden twee keer rond hun prooi voor ze met volle kracht naar hun doel doken, zuig-angel vooruit. Micks laser verdampte ze geluidloos vlak voor ze zich in Miles gezicht boorden. De volgende ochtend vroeg porde Mick zijn gast wakker met de punt van zijn schoen. ‘Tijd om te gaan. We willen voor donker op de hoogvlakte zijn.’ Ze sjokten de grot uit, net op tijd om de eerste stralen van de opkomende zon te zien.

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 23


Miles gezicht was rood aangelopen tegen de tijd dat ze de hoogvlakte bereikten. De gele en bruine kleuren van zand, steen en rotsen werden afgewisseld met groene en groenblauwe strepen. De laagstaande zon verlichtte de steile wanden van de hoogvlakte, gelaagde structuren als getuige van de geschiedenis van de planeet. Mick leidde Miles en Holly naar het steile pad omhoog. De beklimming duurde bijna een uur en bracht hen voorbij de top van de klippen naar de hoogvlakte. Door het waas van opstijgende lucht waren heel in de verte een paar gebouwen zichtbaar. De hoogvlakte was diepgroen met hier en daar blauwe tinten en een lichte geur van zwavel dreef voorbij. Met hernieuwde moed stapte Miles de vlakte op, gevolgd door Mick die Holly aan haar teugels leidde. Mick wees naar een stel piramidevormige formaties met gaten aan de bovenkant. ‘Pas op voor die kleine geisers. Dit plateau is vrij actief. Er komt geregeld gloeiende stoom uit die gaten.’ ‘Ik zal erom denken.’ Miles keek speurend om zich heen. ‘Ik dacht dat er vegetatie zou zijn, maar ik zie helemaal niets.’ ‘Koperoxide en koperzouten is wat je ziet.’ Mick snoof zachtjes. ‘Er zit een gigantische kopervoorraad onder de hoogvlakte. Water, koper, magma en een keur aan mineralen, zwavel, fosfor. Goed gemengd komt alles weer op de vlakte terecht.’ ‘Vandaar al die groene en blauwige kleuren,’ fluisterde Miles. ‘Wild Bill was er altijd erg van gecharmeerd. Hij zat vaak bij de Gehangenenboom als de zon opkwam.’ ‘Gehangenenboom?’ vroeg Miles. Mick grijnsde. ‘Grapje van Bill. Rotsstructuur die eruit ziet als een soort skeletachtige boom, eindje voorbij Droge Steen. Bill kende alle verhalen van het wilde westen op Oude Aarde. Hij heeft ook de meeste namen voor plekken in de omgeving bedacht.’ ‘Laten we verder gaan. Ik ben benieuwd naar het dorp.’ ‘Welkom in Droge Steen.’ Mick herkende de uitdrukking op het gezicht van Miles als teleurstelling vermengd met, waarschijnlijk, wanhoop. ‘Ik... ik dacht dat hier een dorp was...’ ‘Dat ligt eraan hoe je ernaar kijkt. Ik heb de gebouwen zo nauwkeurig mogelijk volgens Bills beschrijvingen uitgesneden uit de rotsen.’ ‘Maar... dit zijn geen echte huizen,’ stamelde Miles. ‘Er is beschutting voor de zon. Er is een warm bad. Er is een saloon. Ik schenk helaas geen whisky.’ Mick knipoogde naar Miles. ‘Hoe hebben Wild Bill en Jesse James en al die anderen het hier uitgehouden? Hoe lang duurde het voor ze gered werden?’ Mick dacht even na. ‘De meesten hadden flinke voorraden voedsel en water bij zich.’ ‘Dat vroeg ik niet,’ zei Miles. ‘Mellow Miles, zo ga ik je noemen.’ Mick lachte hem vriendelijk toe. ‘Iedereen die ik te gast heb gehad heeft een bijnaam.’ ‘Wat is er met ze gebeurd?’ ‘Niets om je zorgen over te maken,’ suste Mick. ‘Ik zei je al: ik spreek ze regelmatig.’ ‘Waar zijn ze dan?’ ‘Ze zitten onder de Gehangenenboom. Wild Bill is niet de enige die geniet van het uitzicht.’ ‘Ik wil ze zien,’ zei Miles. ‘Jij bent de baas, tenderfoot,’ Mick floot Holly naar zich toe, maakte de kratten van Miles los en tilde ze met één hand naar de uit steen gesneden beschutting die de saloon moest voorstellen. In een vierkante ruimte van een dozijn vierkante meters en nog geen twee meter hoog lagen nog wat overblijfselen van Miles’ voorgangers. Een paar boeken, wat gestorven elektronica, plastic verpakkingen en geheel onverwacht een lage uitsparing met daarin meer dan dertig kleine beeldjes, zorgvuldig uit groene steen gesneden. Miles herkende een aantal dieren, maar de meeste waren hem onbekend. Miles pakte er een op en draaide hem rond in het avondlicht. ‘Wat stelt dit voor?’

24 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


‘Centaurische Draaikop. Een mannetjesdier, te zien aan de hoorns op zijn rug.’ ‘Wie heeft ze gemaakt?’ vroeg Miles. ‘Jesse James was een bijzonder mens. Voor hij vertrok gaf hij me zijn verzameling en die heb ik hier tentoongesteld,’ antwoordde Mick. ‘Wacht even, je zei net dat ze allemaal onder de Gehangenenboom zitten, maar je praat over vertrekken en weggaan. Ik snap het niet.’ Miles knipperde met zijn ogen. ‘Het... is moeilijk uit te leggen aan een mens,’ zei Mick langzaam. ‘Misschien is het beter als ik het je laat zien. Mick besteeg Holly en trok Miles moeiteloos bij hem achterop. Ongehaast zette het rijdier zich in gang en na een klein half uur werd in de laatste zonnestralen een bizar staketsel aan koperkleurige takken zichtbaar, dooraderd met groene, blauwe en gelige strata. Dichterbij gekomen zag Miles een rij gestaltes zitten, overdekt met dikke lagen zout als een halftransparante mantel. Elk van de gestaltes zat met naar rechts gebogen nek, alsof ze aandachtig luisterden naar iets dat boven hen plaatsvond. Hun gezichten, vage contouren, waren zichtbaar in de laatste zonnestralen. Ze leken sereen, kalm, bevroren in een staat van onbestemd gemoed. ‘Wat heb je gedaan?’ vroeg Miles. Hij liet zich op de grond zakken en nam een paar meter afstand. ‘Toen Wild Bill drieduizend-tweehonderd-zeventien dagen met me had doorgebracht begaf zijn hart het. Zijn laatste wil was dat hij onder de boom wilde zitten met zijn gezicht naar de zonsondergang.’ Mick nam zijn hoed af en hield die voor zijn borst, een gebaar dat Miles opving. ‘Dat was het moment dat hij je de hoed gaf, nietwaar?’ Mick knikte. ‘Maar hoe kun je nog met hem spreken, zoals je aangaf?’ vroeg Miles. Hij nam voor de zekerheid nog iets meer afstand. ‘Op avonden zoals deze, wanneer er spanning in de lucht is, dan spreekt hij. En alle anderen ook.’ Mick grijnsde. ‘Voel maar aan de boom, dan weet je wat ik bedoel.’ Voorzichtig stak Miles zijn blote hand uit naar een van de takken en bij nadering ging zijn haar recht overeind staan. ‘Statische electriciteit.’ ‘Yep,’ beaamde Mick. ‘Maanden na het vertrek van Bill kwam ik nog eens langs. Hij was inmiddels overdekt met een dikke laag koperzout. Er was een onweer. En na het onweer begon Bill tegen me te spreken. Waarschijnlijk is het koperhoudende water zijn hoofd ingekomen door zijn oor.’ Mick wees een slanke naald aan die tot aan Bills oor reikte. ‘Koper-afzettingen die de neuronen en dendrieten-paden in zijn hoofd volgden. Daarna was een beetje elektriciteit voldoende om de oude baas weer tot leven te wekken.’ ‘Ik snap er niets van. Bill is dood. Ze zijn allemaal dood.’ Miles begon zich erg benauwd te voelen. ‘Relax, tenderfoot, ik ga je niets aandoen,’ zei Mick. ‘Jouw beurt komt vanzelf.’ Miles slikte even en vroeg toen: ‘Is er ooit iemand gered van deze planeet?’ Mick grijnsde. ‘Er zijn vele strijdtonelen in deze hoek van de Melkweg geweest. Er komt van alles voorbijdrijven. Maar nog nooit een reddingsschip.’ ‘Wat betekent dat voor mij?’ vroeg Miles die inmiddels een aantal tinten bleker was geworden. ‘Zodra je voorraad op is, zul je langzaam sterven. Maar ik zal bij je zijn in je laatste uren, dat beloof ik je,’ verzekerde Mick hem. Miles rende schreeuwend terug naar Droge Steen. Het duurde een-en-zestig dagen voordat Mellow Miles Goodfellow zich met zijn lot verenigd had. Redding was niet gekomen. Hij leerde de ondergaande zon te waarderen en de vele groenschakeringen die dat opleverde in het landschap. De steeds veranderende omgeving was een lust voor het oog en Miles was na enige tijd zelfs weer met Mick gaan praten. Hij was nu eenmaal de enige persoon in de omgeving met wie Miles een gesprek kon voeren. Toen het water op was en hij zijn toevlucht moest nemen tot het mineraalhoudende water uit de grond, wist hij dat zijn tijd gekomen was. Samen met Mick liep hij langzaam, zo snel als zijn vergiftigde lichaam toestond, over de kale,

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 25


groene vlakte tot ze bij de Gehangenenboom kwamen. Hij zag dat Mick een plaatsje voor hem had vrijgemaakt en met een zucht ging hij zitten. ‘Het is mooi geweest zo, Mick,’ fluisterde Miles. ‘Dit is nog maar het begin, Mellow Miles Goodfellow,’ sprak Mick plechtig. ‘Je krijgt wat veel mensen begeren. Een vorm van onsterfelijkheid.’ ‘Ik heb alleen nooit begrepen wat jouw rol op deze planeet is, Mick. Wil je me dat nog uitleggen?’ Miles leunde vermoeid achterover tegen een koperen stam. ‘Natuurlijk, Miles. Ik ben de bewaker. Ik zorg ervoor dat niemand deze plaats verlaat.’ ‘Maar waarom?’ vroeg Miles. ‘De redenen ken ik niet, Miles. Ik voer de opdracht uit zoals ik geprogrammeerd ben,’ antwoordde Mick. ‘Je bent dus toch een mecha. Dat vermoedde ik al.’ Miles hoestte diep vanuit zijn longen. Rode spetters vielen als een fijne mist op zijn inmiddels versleten ruimtepak. ‘Waarom hielp je ons dan toch? Waarom?’ Mick zweeg, tot Miles zijn ogen sloot en een laatste zucht slaakte. Hij leidde een koperen tak naar het linkeroor van Miles drukte de tak zachtjes door het trommelvlies heen zodat rijk gemineraliseerd water naar binnen kon druppelen. Terwijl hij met Holly de ondergaande zon tegemoet reed fluisterde Mick zachtjes: ‘Mellow Miles Goodfellow. Zodra je terugkeert in ons midden leg ik het je uit...’ Hij floot zachtjes ‘I’m a poor, lonesome cowboy’ terwijl de zon achter de horizon verdween.

advertentie

       

Een breed opgezette fantasycyclus in de traditie van Steven Erikson en George R.R. Martin. “Het verhaal greep me en liet me niet meer los. Laat Fritz Leibers Fafhrd en Grijze Muizer de vrije loop in één van de apocalyptische strubbelingen uit Glen Cooks Black Company, en je hebt een eerste idee van wat je mag verwachten.” – Tais Teng

1: De falende God 2: In schaduwen van weleer 3: Het Afwezige Licht (november 2014) bij www.verschijnsel.net, bol.com en andere boekhandels e-boeken en gratis samplers op http://www.smashwords.com/profile/view/meznir

 26 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


wELKOM

IN GRAN TERRE tAIS tENG

Voorbij alle horizonnen liggen de landen van de Gran Terre, de Wijdere Wereld. Het zijn immense continenten met steden van een miljard inwoners. Kathedralen reiken daar zestien mijl de hemel in en iedere bedelares kan een vermomde godin zijn, met heel speciale ideeën over de juiste grootte van een aalmoes. Al onze landen en oceanen zijn voor Gran Terranen niet meer dan miezerige eilandjes in een binnenzee. Alleen de schaduwschepen van de Hanze kunnen door de vouwen tussen de werelden varen. Ze arriveren met ruimen vol drakeneieren en vurige salamanders in asbestpotten. Er zijn kisten met lokfluitjes om doden uit hun graf te roepen, sjaals die je een half uur onzichtbaar maken. Op de terugreis nemen ze uzi’s mee, Barbies om als voodoopop te dienen, armbanden van het kostbaarste plastic. Onze wereld, de Oudlanden, vormen de naaf van dat reusachtige wiel van continenten. Hoe verder je de Gran Terre in reist, hoe krachtiger magie wordt.

Bovendien is er nog een tweede effect: naar het noorden toe verloopt de tijd steeds sneller terwijl hij diep in het zuiden zo goed als stilstaat. De drie oeluks zijn de beschermers van de Hanze en kunnen opgeroepen worden in tijden van uiterste nood. Maar bedenk je drie maal voor je hun hulp vraagt. Het is vaak als de haai smeken om je tegen de snoek te beschermen. Marek neemt in zulke noodsituaties de persoonlijkheid van Björn Bloedzwaard aan, een berserker met een voorliefde voor extreme sporten als lawinesurfen en kronen roven uit de tombes van ondode gigantenkeizers. Als Olga Slangensteen is Cirnja minstens even roekeloos. De derde oeluk is haar zus Senni die in prinses Zilverster verandert. De prinses is, volgens de traditie, de minnares van Björn Bloedzwaard. Senni is de slimste van de drie, maar om haar nu verstandig of bedachtzaam te noemen? Net als alle oeluks kan ze doorschieten en uitzonderlijk wreed uit de hoek komen.

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 27


Arlessa de necromanter Tais teng

P

rester Johnsland:

‘Je bent soms ook zo heetgebakerd,’ klaagde Olga. ‘Meteen zijn hoofd afslaan. Misschien bedoelde hij het niet eens onaardig.’ ‘Dat mijn moeder zich elke ochtend moest scheren en over haar eigen hangtieten struikelde? Dat lijkt me amper een compliment.’ Björn wierp een blik over de schouder. De toortsen waren beslist dichterbij gekomen het laatste half uur. Waarschijnlijk droegen hun achtervolgers sneeuwschoenen en hoefden ze niet door kniediepe banken van dit ellendige spul te baggeren. De sneeuwvlokken waren intussen zo groot als zee-egels en minstens even scherp. Ze dwarrelden niet langer maar tuimelden uit de hemel als glazen kerstboomversiersels. Rauwe kreten klonken achter hen, ongecoördineerd gebrul. ‘Het doet me aan de Oudlanden denken,’ zei Björn. ‘Die keer dat ze in de taveerne vroegen of ik voor Ajax was en ik “Ajax? Nooit van gehoord” zei.’ Hij rukte aan zijn bloedzwaard. Nog steeds muurvast gevroren in de schede en hoogstens geschikt als knuppel. ‘Waar is prinses Zilverster eigenlijk?’ ‘Geen flauw idee. Ongetwijfeld op een veiliger plaats dan wij.’ Prinses Zilverster ging een mooie knokpartij nu niet meteen uit de weg, maar in tegenstelling tot Björn Bloedzwaard en Olga overwoog ze eerst of ze hem wel kon winnen of beter later kon terugkomen om een gifslang in een bontlaars achter te laten of een druppel kleurloos kwallensap in het bier te mengen. ‘Ik zie een lichtje,’ wees Björn. ‘Daar halverwege de rotswand. Een olielamp, vermoed ik.’ ‘Trollen wonen in grotten. Trollen en erger gespuis.’ ‘Wie er ook bij die lamp hurkt, ze zijn vast met minder dan de dorpelingen.’ ‘Daar heb je ook weer gelijk in.’

28 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


De rotswand droeg een coating van glimmend ijs en was ongetwijfeld spekglad. Voor Björn was zo’n berg even makkelijk te beklimmen als de marmeren trap van een paleis. Björns ouders geloofden in een mooie ouderwetse opvoeding. Op zijn vijfde verjaardag hadden ze de kleine Björn op de piek van de Fangorn achtergelaten, in de gierende sneeuwstorm. Uiteraard wel met zijn eerste zwaardje en een vuurdoos met een enkel gloeiend kooltje. Drie dagen later stommelde hij de villa van zijn ouders in, gekleed in een kersverse wolvenhuid en een ketting met dwergenneuzen om zijn nek. De Fangorn was heel wat steiler geweest dan dit bergje. Hij wierp Olga een van de magische handschoenen toe die ze die ze van de Grootmoeder aller Spinnen gestolen hadden. ‘Zie je boven. De laatste is uilenbal!’ ‘Of een bevroren kraaienlollie. Onze waard heeft net een kruisboog uit zijn rugzak gevist.’ ‘Weinig sportief.’ Ze zigzagden over de wand omhoog, snel als jachtspinnen. Kruisboogpijlen sloegen met venijnige tikken in, lieten ijspegels omlaag regenen. ‘Shiiit!’ gilde Olga. ‘Wat is er?’ ‘Pijl door mijn kuit. Ik voel mijn hele linkerbeen niet meer.’ ‘Ay.’ ‘Och, ik heb nog een been over.’ De ingang van de grot lag drie meter boven hen en de stank van bergtrollen was onmiskenbaar. Trollen stamden, samen met de dwergen, van de lemuren af. In het lege hartland van Prester Johnsland hadden de spookdiertjes alle ecologische nissen opgevuld, net als de buideldieren later in Australië. Je had lemurenwolven en grote grazers, het equivalent van sabeltandtijgers en neushoorns. Trollen waren vier meter hoog, met gigantische geklauwde handen die naar verluid een mastodont konden wurgen. Om een trol neer te halen had je zeker drie getrainde soldaten nodig, maar een peloton en een granaatwerper was verstandiger. ‘Een trol,’ fluisterde Björn. ‘En de stank is nog vers.’ ‘Jij klimt als eerste naar binnen en springt hem meteen naar de strot met een wurgkoord. Dat gaat mij wat minder makkelijk af met maar één been. Ik maak een koprol onder zijn benen door en snij de pezen van zijn hiel door.’ ‘Klinkt redelijk. Anders zien we elkaar wel weer voor Helle’s troon.’ Helle heerste over het mistige Land van de Dood, waar iedereen uiteindelijk belandt. De priesters hadden het wel over het Paradisio tussen de Rivieren, met poelen vol honingwijn en waar zelfs de nachtegaal kleurige veren draagt. Dat leek Björn toch een minder geschikt land voor oeluks als hij en Olga. Ze hesen zich tegelijk over de ruw uitgehakte drempel van de grot. ‘Grijp hem, Björn!’ Olga kwam stommelend tot stilstand. ‘Grijp wie?’ vroeg prinses Zilverster. Ze zat schrijlings op de nek van een dode trol en probeerde met de punt van haar stiletto een hoektand uit het taaie kraakbeen los te wrikken. Björn voelde een steek van pure lust. De manier waarop haar amberen naamsteen zich tussen haar gebruinde bosten nestelde, die veeg zwart trollenbloed over haar wang... Björn had met andere dames gevreeën. Per slot van rekening was hij Björn Bloedzwaard en zulk gedrag verwachtte bevrijde maagden nu eenmaal van oeluks. Maar het was altijd meer zoals een Oudlander genoegen neemt met een zompig kadetje en kipnuggets als er geen op saffierhout gerookte parelhoentjes en perziken der onsterfelijkheid voorhanden zijn. De prinses gaf een knor van tevredenheid toen de hoektand losschoot. Ze stak hem in haar riem en hief haar lippen op. ‘Nu kun je me kussen.’ ‘Zodra het geschreeuw begon, dook ik de open haard in,’ zei prinses Zilverster een half uur later. Niemand had meer kleren aan. Zilverster en Olga waren zusjes en als er maar één man in de buurt is hoor je niet moeilijk te doen over delen. Vroeger hadden ze samen een poes gehad en dat ging ook prima. ‘Van het vuur was weinig meer dan gloeiende kooltjes over en drakenleren laarzen zijn sowieso vuurbestendig. Ik werkte me door het rookkanaal omhoog en hees me het dak op.’ ‘Hoe wist je dat we hierheen zouden vluchten?’ vroeg Olga. ‘Het was nacht en helder. Ik vroeg de duisterwoorden

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 29


waar ik jullie kon vinden.’ ‘Ach, natuurlijk.’ De oogleden van de trol gleden open en zijn weggedraaide ogen rolden terug, focusseerden. ‘Ah, daar zijn jullie.’ Uit de trollenmuil klonk de hese stem van vrouwe Arlessa dar Morgein, hun opdrachtgeefster. Arlessa had hen het Net van de Ochtend als voorschot gegeven. Het was een van heer Hermelijns netten waarin je je dromen kunt vangen als kleurige vissen. Hun opdracht was de verdwenen dochter van de gravin op te sporen. ‘Ik wist niet dat je een necromanter was,’ zei prinses Zilverster. Ze hield een werpster in haar hand. Prinses Zilverster gaf er de voorkeur aan dat lieden die ze vermoord had dood bleven. ‘Er is wel meer dat jullie niet van mij weten. Dat de Kol van Westerwalt eigenlijk Sindra dar Morgein heette. Mijn lievelingszus en jullie verdronken haar in haar eigen kuip met maagdenbloed!’ ‘De Grijze Mannen in Toth-Hared,’ beschuldigde prinses Zilverster haar. ‘Dat was helemaal geen test! Het was je bedoeling dat ze ons vermoordden.’ ‘De kunde van de Grijze Mannen wordt helaas schromelijk overschat.’ ‘De Kol had verdorie een hele plank vol afhakte kinderhoofden,’ protesteerde Olga. ‘Ze droeg een mantel van mensenleer!’ ‘Wat verwacht je dan?’ De trol haalde zijn schouders op. ‘Ze was een heks.’ De trol reikte naar de ijzeren knuppel met weerhaken aan de muur: prinses Zilversters shuriken flitste langs en zijn geklauwde duim tuimelde op de vloer. Arlessa vloekte, hief de andere hand van haar gestolen lichaam. Deze keer had ze wel beet en de knuppel mepte Olga’s zwaard uit haar hand. `Wacht!’ riep Olga en hief haar handen op. `Kunnen we er niet over praten?’ Arlessa giechelde. ‘Praten waarover? Ik vermoord jullie. Plet jullie als veldmuizen! En daarna hoeft de schim van mijn zuster niet langer elke nacht verwijtend aan mijn voeteneind te staan terwijl het bloed uit haar lange haren druppelt.’ Ze fronste haar geleende wenkbrauwen. ‘Waar tuur je zo naar? ‘Er staat iemand achter je,’ zei prinses Zilverster. ‘Ik denk dat ze net wakker is geworden.’ `Dat is zo ongeveer de oudste...’ Een enorme hand sloot zich om de trollenpols, kneep. Björn hoorde polsbotjes kraken en de knuppel rolde over het kleed van gevilde marmotten. De nieuwe trol was twee koppen groter dan de dode, trollenkoppen wel te verstaan die het formaat van olievaten hadden. Haar borsten waren als met dor gras begroeide heuvels. Ze droeg een ketting van mensenhoofden en weinig meer. ‘Het meisje met het blonde haar versloeg mijn broer eerlijk,’ verklaarde de trollenvrouw. ‘Ik zag geen reden om tussenbeide te komen. De wetten der natuur, eh, en deze grot was eigenlijk te krap voor twee. Maar ik heb toch liever niet dat een of andere slet hem als handpop gebruikt.’ Ze brak de beide benen van de trol, nam hem in een houdgreep die al zijn ribben versplinterde. Arlessa krijste: om een kadaver te besturen moest een necromanter zich diep in de dode hersenen nestelen en haar eigen zielenstof de zenuwknopen in sturen. Ze kon elk versplinterend bot en uitgescheurde pees voelen. ‘Knappe meid die hem nu nog kan laten dansen.’ De trollenvrouw opende haar armen en haar broer smakte voorover op de vloer. Uit zijn ledematen staken de puntige uiteinden van botten. Een lichtende blauwe mist kringelde uit zijn neusgaten: de uitgezonden ziel van Arlessa de necromanter. ‘Een ziel,’ zei Olga peinzend, ‘dat is toch net zoiets als een droom?’ ‘De stof waar dromen van gemaakt zijn,’ citeerde prinses Zilverster. Ze graaide het Net van de Ochtend uit haar handtas en wierp het over de opstijgende ziel. Het Net was destijds door heer Hermelijn gevlochten uit allereerste zonlicht dat in de dauwdruppels van een spinnenweb breekt, met knopen van slaperig vogelgezang. De draden snoerden Arlessa’s klauwende ziel in en trokken haar omlaag. Arlessa spartelde als een boze zalm maar ze kon de draden onmogelijk breken of doorbijten. ‘Ik wed dat ze niet eens een dochter had,’ zei Björn. ‘Wat doen we verder met haar?’ ‘Achterin heb ik een kruik van adamant,’ bood de trollenvrouw aan. ‘Niets kan zo’n kruik breken en de stopper kit ik dicht met drakenbloed.’ Op de terugreis mikte prinses Zilverster de kruik in de bodemloze put van het Sain Maribel klooster. Geen put is echter werkelijk bodemloos en twee maanden later viste een novice de kruik op en hoorde een stem die hem de liefde van vrouwen met kersenrode lippen beloofde en nog begeerlijker zaken. Maar dat is een ander verhaal.

30 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


Welkom in de

Wijdere Wereld !

Voorbij alle horizons liggen de landen van de Gran Terre, de Wijdere Wereld. Al onze landen en oceanen zijn voor Gran Terranen niet meer dan miezerige eilandjes in een binnenzee. Alleen de schepen van de Hanze kunnen door de vouwen tussen de werelden varen. Ze arriveren hier met ruimen vol magische zwaarden en handschoenen die dwars door een stalen kluisdeur kunnen reiken. Op de terugreis nemen ze uzi’s mee, Barbies en armbanden van het kostbaarste plastic.

'Word mijn bruid, Yue, en maak mij weer jong,' fluistert Wen Lu. 'Laat mij op onze huwelijksnacht in je geurige bloed baden.' De meeste meisjes zouden minder blij zijn met zo'n aanzoek. Yue is echter een spookvos en geen hulpeloos slachtoffer. Onder de brekende hemels voert het spookvosmeisje een dodelijk duel met de onsterfelijke alchemist, met haar eigen leven en het lot van de Gran Terre als inzet.

Gebroken hemels

De eerste dames van de Citadel vouwden een kwart miljard jaar geleden de Gran Terre uit onze wereld, als een origami bloem met bladeren van een miljoen mijl. Nu is de laatste van die Schepsters vermoord en door de hemels van de Gran Terre zigzaggen scheuren van pure chaos.

te koop bij www.verschijnsel.net, bol.com en andere boekhandels

e-boeken en gratis samplers via http://www.granterre.nl/

Zojuist is het meest recente boek uit de Gran Terre saga verschenen:

advertentie

C AT E R I

WE  festivals!

Wat doen wij zoal? Je kunt ons bijvoorbeeld inhuren voor feesten, partijen, bijeenkomsten, openingen en borrels. Ook staan wij graag op festivals! Bij ons zijn er tal van mogelijkheden. Zo kunnen we bijvoorbeeld vanuit de caravan een heerlijk soepje uitserveren met Kimbap (Koreaanse Sushi), heerlijke mandu’s (Koreaanse dumplings) bakken of ga je dan toch voor een Pajeon (Koreaanse pannekoek met lente-ui)?

NG OP WIELEN

Rotjeknor

De naam zegt het al! Allegaartje is een mengelmoes waarbij de Koreaanse keuken om de hoek komt kijken. Waar een eitje niet geschuwd wordt en waar geprobeerd wordt zoveel mogelijk biologische producten te gebruiken. Bij Allegaartje staat de tijd eventjes stil in de jaren 60 en komen er heerlijke geuren uit ons raam. Bij ons gaat liefde door de maag, gebeuren spannende dingen en is het altijd gezellig! Allegaartje verrast je met haar smaken en lekkernijen en laat je met een voldaan gevoel naar huis gaan.

Misschien ben je helemaal niet zo oosters ingesteld en wil je bijvoorbeeld ouderwets draadjesvlees, gevulde eieren, een lekkere muffin of een gemberkoekje? Heb je nou iets wat niet dit rijtje staat? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Wij staan bijna voor alles open en bovendien denken we graag met je mee. Nieuwsgierig? Volg ons dan op Facebook of neem een voorproefje op: www.allegaartje-catering.nl Wil je ons inhuren? Dat kan natuurlijk ook! Neem contact met ons op via: info@allegaartje-catering.nl of bel met: Janneke Valentijn

(06 457 405 66) (06 198 360 70)


verloren

brad winning

zielen

P

lotseling lawaai achter in de tombe maakte een eind aan de stilte. Sirkhan zag, vanuit zijn ooghoeken, net iets te laat hoe zijn metgezel hem met een zilveren kandelaar het hoofd probeerde te splijten. Instinctief hief de barbaar beschermend zijn arm op en dook ineen. Hij kon echter niet voorkomen dat Mohtmar hem met het zware voorwerp raakte. Hij voelde een doffe klap tegen zijn hoofd en zag een heldere flits voor zijn ogen. Tegelijkertijd rolde er een schreeuw van woede en frustratie van zijn lippen. Mohtmar, de man die hem had vergezeld naar de graftombe, vloekte hartgrondig. Met de kandelaar nog in zijn handen haalde hij opnieuw naar de barbaar uit. Sirkhan was er inmiddels volkomen op voorbereid. Er was nu geen vreemd geluid meer dat zijn aandacht opeiste. Al wat er nog weerklonk was het zachte geschuifel van zijn opponent op het marmer van de trap. Dat en diens snelle, hijgende ademhaling. De barbaar hoonde. Hij wist dat Mohtmar, een Aikiri - van nature magere lieden - een partij voor hem zou zijn. Sirkhan, een man met een legendarische Tarkausische voorvader, bezat daarentegen een imposante gestalte. Hij mat ruim zes voet en was, volgens menigeen die hem in het verleden had beschreven, zelfs nog breder dan een volwassen ploegos. Dat was natuurlijk zwaar overdreven, maar het zei wel iets. Op het moment dat de kandelaar langs zijn gezicht werd gezwaaid en hij de luchtverplaatsing langs zijn neus kon voelen, greep Sirkhan het zilveren attribuut stevig vast. Resoluut trok hij eraan. Als gevolg van deze actie deed Mohtmar onverhoeds, en met een korte gil, een stap naar voren. Hij was nu binnen bereik van Sirkhans dolk. Sirkhan wist het en haalde uit.

32 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


‘Nee… dood me niet…’ riep Mohtmar, terwijl de barbaar een deel van Mothmars tuniek en de huidlaag daaronder openreet. De man gilde van schrik en pijn. De kandelaar stuiterde op de stenen treden van de trap. Snikkend probeerde de Aikiri achteruit te wijken, terug naar de uitgang van het grote grafmonument. Pas toen hij de man, die verschrikt zijn buik inspecteerde, naar zich toetrok en diens keel dichtkneep, hoorde Sirkhan weer een geluid uit de richting van het graf komen. Even keek hij opzij maar keerde zich echter, beducht voor het gevaar, toch weer naar Mohtmar toe. ‘Gggggg…’ Het vreemde geluid klonk als iemand in doodsnood. Sirkhan herkende het als geen ander. Het gegorgel rolde echter niet van Mohtmars lippen, maar leek ergens van achter Sirkhan te komen. Sirkhan riep zichzelf tot de orde en liet zijn greep rond de keel van Mohtmar iets verslappen, zodat zijn gids hortend en stotend adem kon halen. ‘Je moet me eerst wat meer vertellen over onze opdrachtgever. Ik ben nog niet met je klaar!’ Dreigend staarde hij in de kleine oogjes van de Aikiri. Diens lippen trilden van pure angst maar vreemd genoeg was zijn blik gericht op iets dat zich achter Sirkhan bevond, bij de crypte. Iets wat Mohtmar veel meer angst leek in te boezemen dan een boze barbaar die hem de keel dichtkneep. ‘Gggggg…’ klonk het opnieuw. In een reflex draaide Sirkhan zich om en smeet de onfortuinlijke Mohtmar in de richting waar het geluid vandaan kwam. De Aikiri stuiterde op de stenen vloer, schoof een stukje door en sloeg, terwijl hij in doodsangst schreeuwde, zijn armen beschermend om zijn hoofd. Hij bleef jammerend aan de voeten van een vreemde gestalte liggen, die, net als Mohtmar nu, rare geluiden uitkraamde. De aanblik van het wezen naast het graf deed hem een moment aarzelen. De gestalte was in het schaarse licht, dat nu grotendeels werd afgeschermd door Sirkhans brede rug, moeilijk te duiden. Het enige wat de Tarkausiër meteen met zekerheid kon vaststellen was dat het hier een vrouw betrof. Hoewel haar lange jurk het deed voorkomen alsof ze zweefde, wist Sirkhan met grote stelligheid dat zich onder haar lichaam gewoon voeten moesten bevinden. Geschoeide voeten die over de vloer schuurden en zodoende een vreemd slepend geluid voortbrachten. ‘Gggggg…’ Op zijn hoede bleef de barbaar staan. Hij klemde zijn hand iets steviger om de dolk, terwijl hij voor het eerst echt aandachtig de grafruimte in zich opnam. De ruimte was groot; naar schatting twintig bij twintig voet. Voldoende om een hele familie in op te baren. Toch was de tombe, waar de gedaante naast stond, de enige in het gehele vertrek. ‘Vrouwe Sumiaire…’ jammerde Mohtmar en keek onderdanig naar haar op. ‘Uw dienaar…’ De ogen van de Tarkausiër flitsten naar de eerder nog jammerende Mohtmar. De man had zijn benen deels onder zijn lichaam getrokken, lag half op zijn kont en leunde met een elleboog op de vloer. Nog steeds trilde hij, maar desondanks had hij zijn hoofd uitdagend naar Sirkhan opgeheven, alsof hij geen enkel gevaar te dulden had. In tegenspraak met zijn houding waren slechts zijn ogen, die van Sirkhan naar de vrouwe en weer terug schoten. Telkens opnieuw. ‘Ik heb u weer een slachtoffer gebracht, vrouwe,’ zei Mohtmar met overslaande stem en wees naar zijn metgezel. ‘Hij is voor u! Een offer. Ik breng u een offer!’ In reactie nam Sirkhan een verdedigende pose aan. Hij was van plan zijn huid duur te verkopen. ‘Gggggg…’ Sirkhan wist niet wie van de twee nu eigenlijk dit laatste vreemde geluid maakte. Terwijl Mohtmar met overslaande stem bleef roepen dat hij haar een offer bracht, had de vrouwengestalte de man van de vloer getrokken en haar ontvleesde kaken naar zijn hals gebracht. Kreten van doodsangst weerkaatsten door de crypte. Met een verbeten trek op zijn gezicht wendde Sirkhan zijn gezicht af. Ook zonder te zien wist hij wat zich daar, pal naast het graf, voltrok.

2 ‘Een vreemd verhaal,’ bromde Sirkhan en hij leunde terug in de kussens van de comfortabele stoel. Hij had genoten van de drank die de edelman hem had aangeboden, had geluisterd naar diens verhaal en had nu, net iets te eerlijk, maar kenmerkend voor wie en hoe hij was, zijn mening over de opdracht gegeven.

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 33


‘Een vreemd verhaal?’ De corpulente man staarde vanaf de andere kant van de kamer naar de Tarkausiër. De kamer was een bibliotheek met meer boeken dan Sirkhan ooit eerder bij elkaar had gezien. Toch had het hem bij lange na niet zo geïmponeerd als de bezitter van al deze werken ongetwijfeld had gehoopt. Diens wervende praatje over waar al deze meesterwerken waren gevonden, had aan de barbaar niet de gebruikelijke “oh’s” en “ah’s” ontlokt, die mensen uit zijn eigen klasse zich doorgaans lieten ontvallen. Het onverschillige schouderophalen had de man zelfs heel even geërgerd. Dat had de barbaar meer plezier gedaan dan hij de edelman kon laten merken. ‘Ja, bij Yg, een vreemd verhaal.’ Sirkhan had besloten dat het weinig zin had om nu nog met een andere bewering aan te komen. Hij moest zichzelf blijven, ook al ging het hier om de amuletten van de Ouden! ‘Enkele dagen geleden, toen ik op de uitnodiging van uw klerk inging en besloot met u te komen praten over een “lucratieve bijverdienste”, had ik nog niet het ene na het andere dobbelspel in De Dronken Aap gewonnen. Dus, als mijn eerlijke mening u niet zint, dan zoekt u maar een ander om uw vuile werk op te knappen. Ik heb uw goud niet nodig.’ Uit zijn stemgeluid sprak meer bravoure dan hij voelde. De man grijnsde en leek niet bijster onder de indruk. ‘Ik neem aan dat niet iedereen even gecharmeerd is van je eerlijkheid, barbaar,’ schamperde hij. De man nam een besuikerde worm tussen duim en wijsvinger, stak daarbij zijn pink in de lucht en liet het door de Perdusiaan als lekkernij beschouwde hapje tussen zijn gele tanden verdwijnen. ‘U bedoelt?’ vroeg Sirkhan. De man maakte een verveeld gebaar en wuifde de vraag weg. ‘Wat is er vreemd aan wat ik van je vraag? Ik wil dat je de tombe van mijn vrouw binnengaat en daar, uit haar graf, het medaillon steelt dat ik haar ooit heb gegeven.’ ‘Oh, de opdracht is simpel.’ Sirkhan ging iets anders zitten en grinnikte. ‘De opdracht is zo simpel dat ik me afvraag waarom ik er met een gids naar toe moet gaan. Kan die gids niet gewoon meteen zelf het medaillon pakken? Heeft de man geen armen of zo?’ Sirkhan grimaste, dronk zijn glas leeg en zette het met iets te veel kracht terug op het bijzettafeltje. Met leedvermaak zag hij hoe de edelman schrok. Blijkbaar was de man niet alleen verknocht aan zijn boeken, maar ook aan het dure kristal dat hij helemaal uit Slydonië had laten komen. Of had hij de man nu wellicht net iets te veel getart? Kon het zijn dat de man in de gaten begon te krijgen dat Sirkhan zijn list had doorzien? ‘Ik begrijp dat je niets wilt verdienen, mijn beste?’ Sirkhan lachte zacht. ‘Dat zou ik niet meteen willen zeggen, heer…’ ‘Wat let je dan om een edelman het plezier te gunnen eindelijk weer het medaillon van zijn moeder in handen te hebben?’ ‘Niets. Behalve dan dat ik niet snap waarom u niet gewoon zelf de tombe van uw vrouw binnentreedt.’ ‘Angst voor geesten.’ De opmerking was luchtig bedoeld, maar Sirkhan vermoedde dat er meer waarheid in school dan de man wilde doen geloven. Sirkhan haalde zijn schouders op. Verlangend staarde hij naar zijn glas. ‘Ik vermoed dat u mij niet alles hebt verteld.’ De dikke man zuchtte gemaakt. Terwijl hij zijn handen ten hemel richtte, verklaarde hij: ‘Je bent een harde onderhandelaar, mijn heer barbaar. Goed, ik maak er tien goudstukken van. Niet vijf, maar tien. Een mooie prijs, lijkt me. Snel verdiend, ook.’ ‘De gids weet om wat voor medaillon het gaat?’ Sirkhan vroeg naar de bekende weg, maar had zo zijn redenen. Hij moest weten of zijn vermoeden klopte. Ging het hier echt om amuletten van de Ouden zoals de plaatselijke magiër, Azour, met wie hij in een plaatselijke herberg een biertje had gedronken, hem had verteld? De ontmoeting bleek verre van toeval te zijn geweest. De tovenaar had hem gevraagd met de dikzak in contact te treden omdat de Perdusiaan een tweetal amuletten in zijn bezit zou hebben die aan de magiër toebehoorden. Kon het dan echt zijn dat hij al zo snel een nieuwe amulet aan zijn verzameling van drie toe zou kunnen voegen? Amuletten van de Ouden? Niet één, maar zelfs twee? Het kristal hield nog steeds zijn blik gevangen. ‘Het zou stom zijn met de verkeerde bij u terug te komen, toch?’ improviseerde hij en bleef naar het glas kijken. De dikke man negeerde zijn duidelijke hint om een nieuw drankje te krijgen. Waarschijnlijk was hij te vrekkig om zijn gast nog een tweede versnapering te gunnen. Wel zag Sirkhan hoe hij weer een kronkelende worm tussen zijn vingers nam en deze met veel bijgeluiden verorberde. Nu schitterden suikerkristallen op de roodgeverfde lippen van de man.

34 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


‘Natuurlijk. De amulet is een exacte kopie van wat ik zelf ook om heb.’ Het kostte de man even zichtbaar moeite om tussen zijn vele lagen kleding een hanger aan een goudgeschakelde ketting op te diepen. Sirkhan bleef zitten. Vanaf de plaats waar hij zat, kon hij duidelijk zien om wat voor “medaillon” het ging. Hij herkende hem uit duizenden. Hij was voorzien van een gravure van vergane torens. ‘Ik wil ze graag weer beide hebben,’ verkondigde de man. ‘Van uw moeder geweest, zei u?’ ‘Precies.’ ‘En die u om heeft is…’ ‘Van mijn vader geweest.’ Sirkhan knikte, ging verzitten en stootte zogenaamd onhandig en per ongeluk het glas van het tafeltje. Het spatte op de stenen vloer uit elkaar. Snel sprong hij overeind, onderwijl verontschuldigingen uitkramend. De edelman, rood aangelopen en overduidelijk geschokt door het verlies van zijn kostbare bezit, had zich overeind gehesen en waggelde naar de plaats waar het kristal terecht was gekomen. ‘Het spijt me heel erg,’ begon Sirkhan zijn zoveelste gefluisterde verontschuldiging. ‘Echt…’ Toen de kleine, dikke man zich bukte en bijna liefkozend een stuk van het glas oppakte, haalde Sirkhan snel een doosje tussen de plooien van zijn tuniek vandaan. Vliegensvlug opende hij het, schudde wat poeder in zijn handpalm en zei: ‘Ik zal het goedmaken, heer. Ik haal uw medaillon voor negen goudstukken op. Met één goudstuk heb ik dat prachtige Slydonische glaswerk toch zeker wel terugbetaald?’ Snel blies hij in zijn hand, zodat het witte poeder opwaaide en rondom de edelman dwarrelde. Zo, dat zal eventuele bezweringen tegengaan, zo heeft Azour me bezworen. ‘Ja… ja, dat is goed,’ klonk het dromerig. ‘Dat is goed. Heel goed. Mohtmar zal je begeleiden. Enne, schrik niet van de spoken. Die zijn de enige reden waarom ik niet zelf de tombe in durf te gaan.’ En omdat je bang bent voor de wraak van je vrouw. Maar dat zei Sirkhan niet hardop.

3 Aan het huiveringwekkende gegil van Mohtmar kwam bijzonder snel een einde. Hij wist dat ze zich een weg door zijn strot had geknaagd. Nog steeds kon hij uit de geluiden opmaken dat ze de magere Aikiri zat op te peuzelen. Het deed hem nauwelijks iets. De man had geen beter lot verdiend. Azour had gelijk gehad. Ze waren van plan geweest om hem, Sirkhan, aan de dode vrouw te voeren. Zodat ze, net als iedere maand gedurende haar eeuwige gevangenschap, weer een levend mens kon worden. Een levend mens gevangen in een tombe, gevangen in haar lot. Gevangen omdat haar verongelijkte echtgenoot haar had vervloekt. Mohtmar was de gids die onschuldige lieden naar de tombe voerde om ze te offeren aan de vrouwe van zijn heer. Niet om haar lijden te verzachten, zoals Sirkhan in eerste instantie had gedacht, maar juist om haar lijden te vergroten.

“Oh nee,” zei ze en beet een tweede vinger bij het kootje af en sabbelde er wellustig aan.

‘De vrouwe herinnert zich meteen alles weer en zal, nadat ze weer tot leven is gewekt, uiteindelijk opnieuw sterven, door een bezwering die haar ervan weerhoudt de tombe te verlaten. Nooit zal zij rust kennen. Alleen in de dood

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 35


vindt zij rust, maar telkens opnieuw laat haar man haar nooit helemaal sterven.’ ‘Nooit helemaal? Dood is toch dood?’ ‘Niet de sluimerdood die haar is gegeven. Niet met ieder mensenoffer dat haar iedere nieuwe maan gebracht wordt. Ze kent geen rust. Al honderden jaren niet.’ ‘Dat zijn veel slachtoffers…’ ‘Mijn beste Sirkhan… welke avonturier zou, met de belofte van goud en rijkdom, nu niet de tombe van een rijke vrouwe willen plunderen?’ Het verhaal van Azour had medelijden opgewekt. Medelijden voor de arme vrouwe, wiens man zoveel wrok jegens haar voelde dat hij haar tot ver in de dood moest blijven treiteren. Medelijden dat evenwel was verdwenen sinds hij haar had horen knagen aan het lichaam van zijn eerdere gids. Hij kon de kwaadaardigheid van dit wezen duidelijk voelen, maar ervoer desondanks zelf geen angst. Hij bemerkte de boosaardige aard van het wezen, maar wist zich gesterkt in zijn gevoel dat hij zelf niets te vrezen had. De overtuiging van zijn opdrachtgever was hiervoor te sterk geweest. ‘De man die zij als eerste doodt, is haar keuze voor die periode. Een tweede man is veilig zo lang de amulet van de Ouden bij haar in de tombe is.’ ‘Dus al wat ik moet doen is er voor zorgen dat ik niet word geofferd?’ ‘Dat lijkt me het meest handige, Sirkhan. Wees gerust. Het is de enige manier. Ik heb het Mohtmar herhaaldelijk horen zeggen.’ ‘Alsof je ook maar enige waarde kunt hechten aan het woord van een dergelijke schooier…’ ‘Wel als hij niet alleen dronken is, en ook nog eens Waarheidsserum toegediend heeft gekregen… ‘En hoe krijg ik de amulet in handen?’ ‘Dood haar’ - hier had hij even gemeen gelachen - ‘of win haar vertrouwen.’ ‘En hoe doe ik dat?’ ‘Sirkhan… wie van ons tweeën is hier nu de avonturier?’ Sirkhan keerde zich om naar het graf. In zijn hand hield hij een kaarsenstandaard met daarop een drietal grote, breed vlammende kaarsen. ‘Sta mij toe dichterbij te komen, vrouwe,’ zei hij. ‘Zou je dat wel doen? Misschien begin ik straks wel aan jou,’ zei ze smakkend. ‘Het heeft geen zin om mij bang te maken.’ Hij plaatste de standaard halverwege op de vloer van het mausoleum. In het licht van de kaarsen kon hij zien dat haar jurk vele opgedroogde roestbruine vlekken vertoonde. Bloed. Ook meende hij ergens bij haar voeten botresten van eerdere slachtoffers te zien liggen. ‘Mohtmar heeft de vorige keer slecht opgeruimd,’ zei hij en wees naar de botten. Ze volgde zijn vinger en grijnsde. Voor zover dat mogelijk was dan, want haar schedel was nog niet volledig volgroeid. ‘Ik heb delen van de vorige dief stiekem voor hem achtergehouden, zodat ik ook de volgende dag nog wat kon aansterken.’ Ze stopte met eten en leunde tegen de granieten tombe aan. Hij zei niets, staarde slechts naar haar. ‘Je bent anders dan de mannen die hier eerder werden gebracht,’ fluisterde ze met haar liploze mond. ‘Anders?’ Hij lachte zacht. ‘Je bedoelt omdat ik nog leef in plaats van als een versnapering aan je voeten te liggen?’ Ze stootte een vreemd geluid uit dat voor een lach moest doorgaan. Ze bukte zich, greep Mohtmars hand en trok hem omhoog. Met een schreeuw van inspanning trok ze het lijk naar zich toe, greep toen de pols aan weerszijden en sloeg deze tegen de rand van haar graf. Na nog enkele slagen brak het bot, waarna ze met een woest gebaar de hand van de arm losrukte. Terwijl haar waterige oogkassen Sirkhan aankeken en hij er langzaam ogen in meende te zien groeien, sabbelde ze aan het bloederige uiteinde van de hand. ‘Ja, je leeft. Dat ook. Maar ook… je bent anders. Niet bang.’ ‘Oh, wees gerust. Ik ben ook bang. Bang voor wat je bent. Bang voor het kwade in je.’ ‘Het kwade?’ Ze beet een vinger van de hand en kauwde er overdreven op. Genietend sloot ze haar oogleden en boog zich iets naar voren, zodat Sirkhan goed kon zien dat het vlees op haar kaken steeds meer terugkwam. ‘Het kwade? Maar… waarde grafschender, weet je dan niet dat ik een mooie vrouw ben?’ Hij knikte goedlachs. ‘Ik weet uit de verhalen dat je ooit een hele mooie vrouw moet zijn geweest. Maar je bent al

36 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


eeuwen dood.’ ‘Oh nee,’ zei ze en beet een tweede vinger bij het kootje af. ‘De tijd heeft hier geen vat op me. Ik ben nog steeds mooi. Je zult het zien. Vooral na mijn maandelijkse maaltijd.’ Ze stak een derde vinger in haar mond en sabbelde er wellustig aan. Sirkhan ontdekte tot zijn verbazing dat ze inmiddels ook weer lippen had gekregen. Het vlees op haar wangen vertoonde zelfs een lichte blos. ‘Maar toch zal ik van je genieten en zelf weer leven in me voelen.’ ‘Voorlopig niet, denk ik.’ Hij sprak vol overtuiging, hoewel hij toch wel iets van twijfel voelde. ‘Je vloek dicteert dat je slechts één slachtoffer per maand kunt maken.’ Hij schrok toen ze de hand van Mohtmar naar hem toe smeet. ‘Hoe weet jij…’ Haar ogen - ze had nu ook ogen namen hem aandachtig op. Met trage pas schreed ze zijn kant op. ‘Je kent mijn geheim?’ ‘Je geheim? Je bedoelt dat je hier dood ligt te wezen en dat eens in de zoveel tijd Mohtmar reizigers naar je crypte brengt om je te voeden? Ja, dat “geheim” ken ik.’ Zelfvoldaan stond hij op. ‘Of meer… ik had een vermoeden. Vooral toen hij me de hersens in wilde slaan.’ ‘Oh, hersens heb je. En spieren.’ Ze stapte op hem toe en legde haar hand op zijn bovenarm. Hij voelde geen angst. Ze zou hem niets kunnen doen. Ze was nu niet meer dan een doodgewone tengere vrouw. Tot zijn verrassing voelde haar hand warm aan. ‘Mooie spieren.’ Haar ranke vingers - eerder nog witte beenderen, dat wist hij zeker - gleden langs zijn arm. Onderwijl stootte ze tevreden gekreun uit. Haar oogleden waren half gesloten alsof ze daadwerkelijk genoot van de aanraking. Zelf wist hij met moeite een rilling te onderdrukken. Maar toch moest hij ook erkennen dat deze vrouw hem intrigeerde. ‘Ik weet dat je je slechts eens per maand moet voeden om weer helemaal op krachten te komen.’ Hij putte moed en kracht uit haar stilzwijgen en vervolgde: ‘Nu je aan Mohtmar bent begonnen, zul je je niet meer aan mij vergrijpen.’ Hij had nog meer willen zeggen, had de groeiende stilte willen verdrijven door woorden te spuwen, maar haar hoongelach deed hem opschrikken. Meteen verstijfde hij. Haar hand rustte nu op zijn borstkas en omklemde een van zijn tepels. ‘Oh, maar er zijn meerdere manieren van vergrijpen, mijn mooie man.’ Haar stemgeluid klonk niet langer meer als dat van een lijk, maar was net zo warm als dat van iedere andere begeerlijke vrouw. En, bedrogen zijn ogen hem nu, of was ze echt zo aantrekkelijk? Volmaakte gelaatstrekken, een zachte huid, mooie ogen, een volle roodbruine haardos, sproetjes op haar neus… Met lichte verbazing bracht hij zijn hand omhoog en raakte haar wang aan. Ze was inderdaad zacht. De angstwekkend grijnzende kaak was verdwenen achter vlees, spier- en vetweefsel. ‘Wat vertellen de verhalen over mij?’ wilde ze weten. Haar zoetgevooisde stem maakte hem week. ‘De verhalen vertellen de waarheid en niets dan de waarheid.’ Hij streelde haar gezicht en liet zijn hand langs haar hals naar beneden glijden. ‘Ze vertellen over hoe mooi je bent.’ Zijn hand gleed langs haar sleutelbeen, om achter haar haardos, in haar warme nek te eindigen. ‘Mooi en…’

4 ‘Verraderlijk, ze is verraderlijk, Sirkhan.’ De barbaar knikte instemmend. Hij had het nu wel begrepen. De man hoefde niet alles tot in oneindigheid te herhalen, hij was niet een of andere onnozele spierbundel. Hij vertelde het hem en Azour Zandor, de magiër, lachte. ‘Ik weet dat je niet dom bent, barbaar. Je hebt het bloed van een legendarische Uitverkorene in je aderen. Je bent een erfgenaam van de Oude Wereld. Maar de oude wereld werd beheerst door de Ouden. De Nieuwe Wereld…’ ‘Bespaar me alsjeblieft je geschiedenislessen,’ bracht Sirkhan verveeld uit. ‘Ik heb een opdracht en die zal ik uitvoeren. Maak je geen zorgen.’ ‘Breng me de amuletten en ik zal je rijkelijk belonen.’ ‘Ik had niet anders verwacht,’ zei hij genoegzaam. ‘Maar over die dame… hoe kan ik haar zo ver krijgen dat ze mij vertrouwt?’ ‘Ze heeft liefde nodig. Geef haar liefde en ze is als was in je handen.’ Sirkhan had gehuiverd. Liefde. Voor een wandelend lijk? De magiërs werden met de dag gekker. ‘Je bent niet goed bij je hoofd, makker.’

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 37


‘Ach kom op, zeg. Als ik wat meer lef had gehad, dan had ik het zelf gedaan. Zoals je wellicht weet, ben ik vrijgezel.’ ‘Als je het plezier niet aan een ander gunt…’ grapte Sirkhan. ‘Natuurlijk gun ik jou je pleziertjes, Sirkhan. Bovendien: vergeet niet dat de bezwering rondom de tombe iedere magische invloed weert. Ik zou waarschijnlijk bij de drempel tot as vergaan.’ ‘Ik neem aan dat voor haar hetzelfde geldt en dat ze daarom al zo lang opgesloten zit?’ ‘Helemaal goed.’ ‘En als haar echtgenoot sterft?’ ‘Haar echtgenoot is een magiër van de mindere soort. Zijn bezweringen houden geen stand zodra hij het loodje legt.’ ‘Dat is goed om te weten,’ had hij gezegd. ‘Goed, dan wordt het tijd dat ik die vrouw een beetje liefde breng.’

5 ‘Mooi en…’ lispelde ze. ‘Mooi en… je hebt liefde nodig.’ De woorden kwamen vanzelf. Net als de wellust en de blik van verlangen in haar ogen. Sirkhan had het zo ver niet willen laten komen. Zeker niet toen hij het er gekscherend met Azour over had gehad. Het was uiteindelijk ronduit absurd. Hij, een lijk opvrijen? Maar wat hij in zijn armen voelde, was geen lijk. Het lichaam, dat spoedig naakt tegen het zijne geplakt stond, was dat van een mooie, jonge en begeerlijke vrouw. Niet ouder dan eenentwintig jaar, zo had Azour hem bezworen. En Sirkhan kon niet anders dan de man nu, in stilte, complimenteren met de vergaarde inlichtingen. ‘Je weet dat dit is waarom mijn man me heeft vervloekt?’ Ze fluisterde in zijn oor terwijl haar handen niet langer voorzichtig probeerden zijn tuniek te verwijderen. Ze trok nu bruusk aan zijn kleding, alsof de opwinding haar te veel werd. ‘Ik weet het,’ zei hij. ‘Er was me al zoiets verteld.’ Ze kuste zijn lippen. ‘Het is lang geleden dat ik een man gekust heb.’ Hij nam haar kin in zijn hand en keek haar diep in de ogen. ‘Als je wilt, red ik je.’ ‘Heb me lief. Dat is alle redding die ik nodig heb.’ Dat deed hij. Omdat het de enige manier was om haar vertrouwen te winnen. Omdat ze alleen dan zou denken dat ze macht over hem had. Het was slechts een deel van de waarheid.

6 ‘Ik kan je bevrijden en verlossen van de vloek die je man over je heeft uitgesproken.’ Zijn hand streelde haar warme buik. ‘Als je vrij zou willen zijn…’ Ze pakte zijn hand en bracht hem naar haar lippen. Zacht beroerde het nieuwe vlees zijn vingers. ‘Er is slechts één manier waarop dat kan,’ fluisterde ze. Zijn vinger achtervolgde een zweetdruppel die afgleed naar haar navel. ‘Ik weet het. Ik zal de plaats van je man in moeten nemen.’ Hij kuste haar voorhoofd en liet zijn hand, eerder rustend rond haar navel, langzaam naar beneden glijden. ‘Ik zal voor eeuwig de jouwe moeten zijn.’ ‘Maar daarvoor moet je mijn man doden.’ ‘Je weet dat ik dat met liefde zal doen. Geen enkele man mag een mooie vrouw zo veel leed berokkenen.’ Ze glimlachte. Het was de mooiste glimlach die hij ooit had gezien. Hij zei het haar en ze straalde. ‘Dit had ik nooit verwacht, mooie barbaar van me.’ Ze streelde zijn borstkas en drukte kleine kusjes in zijn hals. ‘Er is slechts een klein probleem,’ loog hij. ‘Een probleem?’ Hij humde iets ter bevestiging en raakte terloops de amulet om haar hals aan. ‘Ik heb je medaillon nodig.’ ‘Mijn medaillon? Oh, je bedoelt mijn amu…’ Haar ogen namen hem verschrikt op. ‘Nee, niet… waarom?’ Hij maakte een sussend geluid en drukte een kus op haar trillende lippen. ‘Omdat het de enige manier is om je mans vertrouwen te winnen.’

38 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


Ze keek hem vragend aan. ‘Je man heeft me hier naar toe gestuurd omdat hij je medaillon terugwilde.’ Ze grijnsde. ‘Een smoesje om je naar mijn tombe te lokken. Ik had je op moeten eten, weet je nog wel?’ Hij legde zijn hand in haar nek en trok haar voor een kus naar zich toe. ‘Ja, ik weet het.’ Zijn gedachten maalden. Hij moest snel iets aannemelijks zeggen, of het prille vertrouwen dat hij vermoedde dat er tussen hen tweeën was ontstaan, zou weer aan gruzelementen geslagen. ‘Ik heb je medaillon nodig om zijn vertrouwen te winnen.’ Ze had haar hand om de gouden plak gevouwen en zich iets van hem verwijderd. ‘Waarom?’ Hij nam haar aandachtig op. Het was moeilijk voor te stellen dat ze amper een uur geleden nog een wandelend lijk was geweest. ‘Je man heeft me met een smoes naar jouw tombe gestuurd. Ik zou negen goudstukken voor je medaillon krijgen. Logisch dus dat ik het medaillon bij me heb als ik bij hem aanklop. Sta ik met lege handen, dan wek ik achterdocht op. Kom ik met het medaillon, dan ben ik een dief die zijn opdrachtgever datgene brengt wat er van hem gevraagd werd.’ ‘Nee.’ Ze schudde resoluut haar hoofd en schoof van hem weg. ‘Nee, dat kan ik niet toestaan.’ Hij liet haar even begaan en stond toen zelf ook op. ‘Waar ben je bang voor, mijn lief?’ Ze bleef staan en keerde zich op haar schreden om. ‘Hoe noemde je mij?’ ‘Mijn lief.’ ‘Je liegt.’ Hij strekte zijn armen naar haar uit. ‘Kom bij me, mijn lief. Ik zal je bevrijden. Maar dan zul je me moeten vertrouwen.’ Hij zag dat ze aarzelde. ‘Met jouw medaillon zal ik hem verrassen. Ik zal hem doden zodra hij jouw medaillon oppakt. Wanneer hij sterft, verdwijnt de bezwering die jou hier opsluit. Dan zul je vrij zijn.’ ‘En sterven wanneer jij er…’ Ze deed er het zwijgen toe, maar hij wist wat ze had willen zeggen. Dus sprak hij uit wat zij niet hardop durfde te zeggen: ‘Als ik niet zelf een medaillon omdoe en de ander aan jou geef, zul je sterven. Maar waarom zou ik je laten sterven? Ik heb je lief.’ Vreemd genoeg twijfelde ze geen moment meer aan zijn liefdesverklaring nadat ze wederom de liefde hadden bedreven op de koude harde vloer. Toch deed ze hem nadien een voorstel waar hij van schrok. En tegelijkertijd bood het hem een geschikte uitweg.

7 ‘Waarschuw je meester. Ik heb een medaillon voor hem!’ riep hij triomfantelijk toen de voordeur van het huis van de edelman werd geopend. De bediende staarde enigszins verbijsterd naar het medaillon dat Sirkhan voor de man zijn neus liet bungelen. Toen, alsof hij ineens een schop onder zijn achterste had gekregen, veerde de man op en rende door de gang, de voordeur op een kier. Sirkhan bleef netjes buiten wachten. Lang duurde dit niet. De bediende had zijn meester in een mum van tijd gevonden. De dikke Perdusiaan kwam luid schreeuwend op Sirkhan af. Pas toen de man met een rood hoofd voor hem stond, drongen diens woorden tot hem door. ‘Wat heb je gedaan, idioot? Wat heb je gedaan?’ ‘Ik heb uw moeders medaillon teruggehaald, precies zoals u me gevraagd had.’ Als bewijs liet hij de man de gouden plak met de gravure van de vergane toren zien. Hij grinnikte. ‘Idioot!’ Woest graaide de dikkerd naar de amulet. Sirkhan stopte hem echter weer weg voordat de man het ding kon grijpen. ‘Ik moest voor u een medaillon terughalen en nu noemt u me een idioot. Dat is niet erg netjes!’ ‘Man, je snapt niet…’ ‘Oh, ik snap meer dan u denkt. Doordat uw eega niet langer de amulet draagt, zal ze sterven. Daarmee komt er ook een einde aan uw verbintenis met haar. Zij sterft en kan eindelijk rusten en vergeten dat ze werd gestraft voor overspel. En u? ook u zult nu sterven omdat uw lot door de bezwering met haar lot is verbonden. Moge het u uiteindelijk ook rust geven.’ De man begon te krijsen en te schreeuwen, balde zijn vuisten en leek de barbaar te lijf te willen gaan. ‘Help!’

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 39


schreeuwde hij ineens. ‘Help! Wachters!’ Sirkhan ging zitten en nam het theater stoïcijns waar. De deur vloog open en een drietal mannen, allen met een zwaard in de hand, stormden de kamer binnen. Ze keken gealarmeerd naar hun broodheer en van hem naar Sirkhan. Twee richtten hun zwaarden op de Tarkausiër, de ander ving de blik van zijn werknemer en bromde: ‘Heer, we zijn er.’ Sirkhan had niet het gevoel dat het enthousiasme er vanaf spatte. ‘Zeg ons wat te doen.’ ‘Maak die barbaar een kopje kleiner!’ De mannen keken aarzelend naar elkaar. Het was duidelijk dat ze niet stonden te springen om tot actie over te gaan. Sirkhan wist genoeg. De overeenkomst stond nog. Hij kwam rustig overeind, duwde een zwaard weg dat te dicht bij zijn lichaam in de buurt kwam en zei doodgemoedereerd: ‘Ik denk niet dat u te boek wilt staan als een edelman die ingehuurde krachten om zeep helpt, heer.’ Hij knikte de mannen vriendelijk toe. ‘Bovendien hebben deze heren nog een bonus van mij tegoed…’ Hij liep naar het bureau van de Perdusiaanse edelman, negeerde zijn geschreeuw, en greep de buidel met daarin de hem beloofde negen goudstukken. Even rammelde hij met het zakje en gaf het toen aan de aanvoerder van de drie wachters. ‘Alstublieft, heren, de beloofde drie goudstukken de man.’ De Perdusiaan hijgde en snakte naar adem. Zijn gezicht was rood aangelopen en de woorden stokten in zijn keel. ‘Hoe… wa…’ De aanvoerder nam de buidel aan, liet zijn zwaard in de schede aan zijn zijde glijden en gebood de beide anderen hetzelfde te doen. De Perdusiaan had zijn stem weer hervonden en schreeuwde moord en brand. De wachters verlieten in stilzwijgen de kamer en sloten de deur. Sirkhan was het geblaat van de dikzak zat, stampte furieus met zijn voet op de vloer en schreeuwde: ‘Stil!’ De edelman snakte naar adem, zijn beide handen om zijn eigen amulet gevouwen. ‘Dit is absurd. Sinds wanneer luisteren mijn mannen niet meer naar me?’ ‘Sinds ik in een plaatselijke kroeg hun klaagzang aanhoorde en ze vertelden dat jij ze al maandenlang op hun salaris laat wachten.’ ‘Ik… Het komt…’ ‘Wat maakt het je mensen uit waardoor het komt? Jij bent handelaar. Jouw handelsrisico’s zijn jouw handelsrisico’s, niet die van je mensen. Zij moeten gewoon betaald worden, ondanks je tegenslagen. Ze werken er tenslotte voor!’ Zuchtend en steunend zocht de man zijn stoel en plofte neer. Met zijn handen in het haar staarde hij naar de barbaar tegenover hem. ‘Je… je…’ ‘Maak je geen zorgen, ik wil je alleen maar meenemen naar je vrouw. Ik ben hier niet om je huis leeg te roven.’ ‘Je… je…’ ‘Je vrouw wil je spreken voordat ze sterft.’ Heel even leek de man hierover te moeten nadenken. Toen herpakte hij zich, leek de aanvankelijke verrassing wonderwel te boven te zijn en zei met lichte verbazing: ‘Mijn vrouw wil sterven?’ ‘Ze heeft me haar amulet uit vrije wil gegeven. Dat was toch de voorwaarde?’ ‘Nee… ja… bij de Goden, je had dood moeten zijn,’ bracht hij uit. ‘Ook iets waar we het eigenlijk nog over zouden moeten hebben. U wilde helemaal niet dat ik deze amulet terug zou halen. Het was een smoes om uw vervloekte vrouw weer een aantal weken een nieuw lichaam te geven. Om de foltering nog verschrikkelijker te maken, niet? Weer zou ze een mooi lichaam hebben en dan zou ze opnieuw langzaamaan van dorst en honger sterven. Uiteindelijk zou ze weer als een geraamte in haar tombe liggen wachten totdat Mohtmar haar weer een nieuwe maaltijd zou brengen. U hebt haar nogal wat vervloekingen gegeven, niet?’ ‘Ze heeft ze stuk voor stuk verdiend. Ze was ontrouw!’ Sirkhan lachte. ‘Ontrouw kan nooit een dergelijke straf rechtvaardigen.’ ‘Straf? Wat weet je van straf? Ook ik ben vervloekt. Ik leef, maar zonder haar. Wat denk je dat dat met een mens doet?’ Sirkhan besloot zich niet aan dergelijke overpeinzingen te wagen en zei slechts: ‘Het was uw keuze, destijds. Als het eeuwige leven u zo zwaar valt, had u al lang andere maatregelen kunnen nemen.’

40 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


‘Zoals?’ De bezwete dikkerd nam hem geschrokken op. ‘Al wat u hoefde te doen was uw amulet afnemen. Dan zou ze toch gestorven zijn?’ De edelman knikte. ‘Uiteindelijk wel. Ik weet niet hoe snel.’ ‘Ik ook niet,’ gaf Sirkhan te kennen. ‘Maar ik weet wel dat we hier niet langer onze tijd moeten verdoen.’ ‘Hier? Tijd verdoen? Wat… wat wil je gaan doen?’ ‘U gaat met uw vrouw praten. Dat had u eeuwen geleden al moeten doen. Maar misschien is het nog niet te laat.’

8 De twee zonnen van Santorian waren al weer begonnen aan hun reis rond de planeet. Het geschetter van vogels in de struiken en het bos rondom de begraafplaats gaf Sirkhan een heel wat beter gevoel dan de bedompte stilte die hij eerder deze nacht met Mohtmar had ervaren. Gaandeweg hun wandeling had de edelman met steeds meer misbaar laten blijken dat hij het weerzien met zijn vrouw niet bijster zag zitten. ‘U heeft niets te willen. Ik heb haar dit beloofd en dus doen we het zo!’ De edelman deed er na deze opmerking het zwijgen toe. Hij was vanaf dat moment zo mak als een lammetje met Sirkhan meegegaan. Toch leek hij er, eenmaal bij het immense grafmonument aangekomen, niet erg op gebrand om de trap naar de catacombe af te dalen. Het gaf Sirkhan de gelegenheid zich te vergapen aan de pracht en praal van het bouwwerk. ‘Voor een man met een dergelijke wrok, heeft u zich wel erg veel moeite getroost om een protserig monument voor uw vrouw te laten plaatsen.’ ‘Het was niet speciaal voor mijn vrouw,’ merkte hij humeurig op. ‘Het stond er al. Het was bedoeld voor onze gehele familie.’ ‘De familie?’ De man knikte en siste: ‘Voor de familie die we nooit gehad hebben. We hebben geen kinderen gekregen. Ze bedroog me voordat we daar aan toe kwamen!’

9 Uiteindelijk hobbelden ze de drie treden naar de ingang van de graftombe af. Toen de deur naar het ondergrondse vertrek was geopend, moest de edelman met ferme hand vooruit getrokken worden. In de kleine schermutseling die daarop volgde, wist Sirkhan de man zijn amulet te ontfutselen. Meteen daarop duwde Sirkhan de man hardhandig naar binnen. De edelman schreeuwde van frustratie, en zweeg toen hij ineens stemgeluid uit de tombe hoorde komen. ‘Schat? Schat, ben jij het?’ ‘J-ja,’ stotterde de vadsige man. ‘Jij niet! Ik bedoel Sirkhan!’ ‘Ik ben hier, lief!’ Sirkhan porde de edelman in de rug. Met een kreet van schrik struikelde hij en rolde voorover, langs de trap, de crypte in. ‘En hier is de man die na eeuwen eindelijk met je wil komen praten.’ In het flikkerende kaarslicht zag hij haar staan. Sumiaire, de schone vrouwe. Ze was duidelijk verbaasd. Aangenaam verrast. ‘Mijn lieve echtgenoot… je bent er eindelijk…’ De dikkerd kroop over de vloer, weg van zijn vrouw die er nog even mooi als honderden jaren geleden uit zag. ‘Ga weg,’ krijste hij. ‘Ga weg!’ ‘Je hebt woord gehouden, Sirkhan,’ zei ze. ‘Dank je, lief!’ Ze wuifde hem een handkus toe. ‘Ik zal hem met liefde doden zoals ik door de eeuwen heen duizenden mannen heb gedood.’ ‘Geniet,’ sprak Sirkhan zacht. ‘En zijn amulet? ‘Die heb ik.’ Als bewijs diepte hij, naast haar amulet, ook de zijne op en hield ze beide omhoog. ‘Dood je echtgenoot en je bent vrij. Vrij om te gaan.’ ‘Ja, doden…’ Dromerig staarde ze omhoog. Haar mooie gezicht werd nog fraaier toen ze glimlachte. ‘Ik had niet gedacht dat je terug zou komen, Sirkhan. Ik zou er vrede mee hebben gehad om eindelijk zelfs zonder wraak te sterven.’

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 41


Hij voelde hoe er een brok in zijn keel kwam. Hij probeerde deze weg te slikken. ‘Ik…’ ‘Je bent een goed mens, Sirkhan. Ik kan niet toestaan dat jij en ik aan elkaar gebonden worden zoals mijn man en ik dat eeuwenlang waren. Neem de amuletten en ga, zodat de macht van de amulet gebroken wordt en wij kunnen sterven. Ik dank je voor mijn vrijheid, voor de dood. Ga!’ Een moment stond hij te twijfelen, zocht hij naar woorden om haar tegen te spreken, maar vond ze niet. Ineens ging haar man haar te lijf, wilde haar met een kaakslag vloeren, maar ze wist hem met een dolk te verwonden. Bloed spatte rond. Toen, terwijl haar man begon te krijsen en Sirkhan het scheuren van mensenvlees hoorde, besloot hij zich om te draaien en weg te gaan. Ze had haar wraak.

10 ‘De amuletten, Sirkhan, waren de amuletten er?’ Zenuwachtig plukte Azour aan zijn lange snor. Sirkhan knikte. ‘Ja, ze waren er, precies zoals je dacht.’ Hij neeg zijn hoofd. ‘Het spijt me, ik ben ze in de tombe verloren, toen ik besloot te vluchten…’ loog hij. ‘Bij de Goden…’ Azour vouwde zijn handen ineen. ‘Dat was niet de afspraak, barbaar. Je zou ze voor me meenemen.’ Sirkhan haalde zijn brede schouders op. ‘Ik heb mijn best gedaan, meer niet. Het was te gruwelijk om aan te zien. Het spijt me.’ Even leek de magiër uit het veld geslagen. ‘Gruwelijk? Zijn ze dood?’ ‘Oh ja. Ze gingen te keer als beesten! Het was verschrikkelijk. Ik kon het niet aanzien.’ Hij rilde en hoopte dat het echt genoeg leek. ‘Het laatste wat ik hoorde was dat ze hem te grazen nam.’ ‘Ze doodde hem?’ ‘Oh ja, ze doodde hem. Zeker weten! Zo waar ik Sirkhan di Momo y Avaya heet.’ De barbaar grinnikte. Hij stak meteen daarop resoluut zijn hand uit, duidelijk wachtend op zijn beloning. ‘Je kunt de amuletten in de tombe vinden. Naast het echtpaar dat daar tot stof is vergaan.’ Met iets van tegenzin overhandigde Azour hem een buidel. Te horen aan het gerinkel was het allemaal goud. ‘Eigenlijk zou ik je minder moeten geven, omdat je me de medaillons niet hebt gegeven, maar ik vergeef het je.’ De man grijnsde zijn tanden bloot. ‘Je logeert nog steeds in De Dronken Aap?’ ‘Zeker, hoezo?’ Sirkhans gezicht betrok. Hij voelde een afstand tussen hen beiden. ‘Zodat je me weet te vinden voor als ik niet de waarheid spreek?’

11 Op zijn kleine kamer in Herberg Spoedig Weerzien, dat hij veiligheidshalve had geruild voor De Dronken Aap, haalde de barbaar een klein kistje onder zijn bed vandaan. Terwijl hij het met een zucht op het bed zette, sloeg hij het deksel open. Drie amuletten met ieder een gegraveerde toren erop, blonken hem tegemoet. Met een verbeten trek om zijn lippen diepte hij de twee pas verworven amuletten op en stopte ze er bij. ‘Vrouwe Sumiaire, ik zou mijn lot nimmer aan dat van een ondode hebben kunnen binden,’ mompelde hij en sloot het kistje. Pas toen greep hij het goudklompje dat hij tegelijk met de amuletten uit zijn zakken had gehaald. Hij zag weer voor zich hoe hij eerder die dag, meteen na zijn laatste gesprek met Azour, de smid had bezocht en hem had gevraagd de goudstukken van Azour te smelten. ‘Maar raak ze vooral niet met je vingers aan. Ik heb het vermoeden dat er gif op zit!’ Weer zag hij voor zijn geestesoog hoe de smid verwonderd naar de kleurige rook boven de gesmolten munten had gestaard. ‘Gif, mijn beste. Gif. Ik kan je slechts één raad geven: doe nooit zaken met magiërs. Ze zijn niet te vertrouwen!’ Sirkhan grijnsde en keek naar het klompje goud. ‘Ik wens je veel sterkte toe wanneer je vrouwe Sumiaire treft, Azour, smeerlap!’ Hij zag in zijn herinnering hoe ze hem eropuit had gestuurd om haar man te gaan halen. ‘Mijn echtgenoot denkt dat ik meteen zal sterven zodra hij zijn laatste adem uitblaast, Sirkhan, maar ik weet wel beter. Ik, die al zo vaak gestorven is en telkens opnieuw tot leven kwam. Zeker, zonder de kracht van de amulet zal ik

42 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


uiteindelijk sterven, maar niet meteen.’ ‘Waarom vertel je me dit, mijn lief?’ ‘Sirkhan… ik ben je lief niet. Ik ben niet die naïeve vrouw van eeuwen geleden.’ ‘Maar…’ ‘Sst, het is goed, lieve Sirkhan. Ik weet dat je me wilt bedonderen, de amuletten wilt afnemen en snel deze streek wilt verlaten… nee, je hoeft me niet tegen te spreken. Ik weet dat het zo is. Ik weet het. En het geeft niet. Ik kan je geen ongelijk geven. Ik leef, maar ben eigenlijk al lang dood.’ ‘Ik…’ ‘Sirkhan, alsjeblieft. Bezoedel ons moment van geluk niet met valse beloftes. Breng me mijn man en ik zal je niet vragen om mij mijn amulet terug te geven en die van mijn man om jouw hals te doen.’ ‘Je zult sterven…’ ‘Niet meteen. Ik heb meer kracht in me dan mijn man denkt. Ik heb eeuwen gewerkt aan het perfectioneren van mijn ondode staat.’ Ze lachte. ‘En wie weet… misschien zal ik, als ik vaker eet, nog wel langer kunnen blijven “leven” dan menigeen denkt.’ ‘Ik…’ ‘Sst.’ ‘Nee, ik wilde je geen valse beloftes doen. Ik wilde je zeggen dat ik mijn ware opdrachtgever naar je toe zou kunnen sturen. Om je zo nieuw leven te schenken…’ ‘Je ware opdrachtgever?’ ‘Een magiër. Azour Zandor. Ik denk dat hij geen eerlijk spel met me speelt. Hij zal me bedonderen. Ik voel het! Hij wil de amuletten, maar ik ben niet bereid ze aan hem af te staan.’ ‘Waarom niet? Zijn ze zoveel waard?’ ‘Meer dan al het goud van de wereld, Sumiaire. Ze kunnen de wereld redden.’ ‘In dat geval moet je ze zeker houden, Sirkhan.’

12 ‘Op vrouwe Sumiaire!’ Sirkhan hief zijn glas en staarde met kleine oogjes naar de mooie meid die eerder die avond bij hem aan het tafeltje was komen zitten. Ze hadden hem sindsdien flink geraakt. ‘Ik ken haar niet, maar als jij op haar wilt drinken…’ De jonge deerne deed alsof ze een flinke slok nam, maar meer dan een beetje schuim onder haar neus, leverde het gebaar niet op. ‘Iedere dag doodt ze een andere man. Gisteren Mohtmar, vandaag haar man en morgen Azour?’ Hij lachte luid en stond toen op. ‘Kom, ik zal je laten zien waar het hen allemaal om te doen was. Gouden amuletten. Ze wilden goud, maar ik heb het. Voor mijn enige ware opdracht in dit leven. De amuletten van de Ouden!’ Hij nam de jonge meid mee naar zijn kamer, kuste haar onstuimig en uitermate onhandig door het vele drankgebruik, foezelde met haar, ontkleedde zich en deed zijn best om ook haar uit de kleren te krijgen. Vaag meende hij zich de volgende ochtend te herinneren dat het hem ook gelukt was om de kleine hoer naakt onder zich te krijgen. Had hij haar bemind zoals hij vrouwe Sumiaire had bemind? Had hij haar teder geliefkoosd en aansluitend vol passie en hartstocht genomen? Hij wist het niet meer. Zijn herinneringen waren vaag. En ook nu was zijn zicht niet al te best. Zijn hoofd werd geplaagd door een gigantische hoofdpijn. En, bij Yg, het kon niet waar zijn! Zijn ogen bedrogen hem, het moest wel. Immers: het kistje waarin hij gisteravond nog vijf gouden amuletten had zien liggen, was nu leeg.

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 43


advertentie

44 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


echte schoonheid ZIT VAN BINNEN PATRICK BRANNIGAN

S

joerd van Meeteren is kaal als een biljartbal, heeft dikke wenkbrauwen die in elkaar overlopen, een pokdalige huid, een knolneus en een paardengebit. Hij heeft smalle schouders, een dikke pens en korte benen, zodat hij lijkt op een rondwandelende peer. Hij is zo lelijk dat kinderen zich tegen hun moeders aandrukken als Sjoerd hen in de supermarkt passeert. Ze beginnen vaak te janken als hij ook nog ’s ongecontroleerd vloekt en scheldt. Sjoerd lijdt namelijk aan Gilles de la Tourette: hij knippert abnormaal veel met zijn ogen en zodra stress de overhand krijgt, vloekt hij als een zeeman op de wilde vaart die beseft dat hij een druiper heeft opgelopen. En een drukke supermarkt met jankende kinderen en woedende moeders bezorgt hem doorgaans nogal wat stress. Sjoerd is zo vreemd dat zelfs zijn moeder met moeite van hem hield, voordat ze stierf aan meningitis. Zijn vader was jaren eerder al met de noorderzon vertrokken, wellicht door het aanschouwen van zijn nageslacht. Sjoerd heeft geen vrienden. Zelfs op de universiteit, waar men gewend is aan alternatievelingen, wordt Sjoerd zowel door zijn studenten als zijn collega’s gemeden als de pest. Vrouwen lachen hem uit of ontwijken hem, alsof hij een harig insect is dat uit het afvoerputje kruipt. Is het dan verwonderlijk dat hij nachtenlang schaakt tegen zijn computer, vaak een praatje probeert te maken met zwervers in het park en oeverloos over polysachariden kletst op biochemische fora? Sjoerd overpeinst zijn leven terwijl hij bezig is in zijn laboratorium, maar hij moet zijn mijmeringen afbreken. Sjoerd vindt het niet leuk om dieren pijn te doen, maar zijn onderzoek vereist nou eenmaal een test op proefdieren. Terwijl hij de injectiespuit in de arm van het drieëntachtigste proefdier steekt, voelt hij zijn stress toenemen. Het tl-licht van het laboratorium beschijnt onverbiddelijk de chimpansee, die hem met grote ogen aanstaart en zachtjes piept zodra de naald haar arm binnendringt. Het dier worstelt, maar leren riemen houden haar in bedwang. Sjoerds syndroom dwingt hem tot het uitspuwen van een serie godslasteringen, die als de kogels van een machinegeweer uit zijn mond dreigen te schieten. Op het laatste moment weet hij zich te beheersen. John Meulkamp, de leverancier van proefdieren, zei dat hij nog nooit zo’n lelijke chimpansee had gezien. En inderdaad had de apin zielig in een hoek van de kooi gezeten, genegeerd door haar soortgenoten. Haar kop zat onder

“Haar kop zat onder de pigmentvlekken en ze had een scheve snoet”

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 45


de pigmentvlekken en ze had een scheve snoet. Maar wellicht heeft Sjoerd haar daarom juist uitgekozen. Hij heeft haar Sofietje genoemd. ‘Stil maar, meisje,’ mompelt hij. Zachtjes aait hij de apin. ‘Ik ben bijna klaar. Ik injecteer je met variant 132a van een DNA-modificator. Het ergste wat je kan overkomen, is wellicht wat lichte haaruitval. En het beste? Tja, wie weet?’ Hij voelt zijn hartslag versnellen als hij zijn onderzoek overdenkt. Zijn collega’s vinden dat zijn onderzoek nergens toe leidt. Dat hij zich op een dood spoor in de biochemie bevindt. Ze lachen hem uit. Ze noemen hem openlijk Sjoerd Sliptong, net als zijn studenten. Sjoerd balt zijn vuisten. Hij zal die idioten eens wat laten zien. Professor Zwinkels heeft hem toch niet voor niets zijn aanstelling gegeven? Te laat voelt hij een opwelling naar boven borrelen. Hij kan zich niet langer beheersen. ‘Teef! Teef! Teef! Teef! Teef!’ Zijn stem weergalmt door het nachtelijke, doodstille laboratorium. Sofietje schrikt en begint te krijsen. Met enorme inspanning weet Sjoerd zijn kaken op elkaar te klemmen. Vol medelijden kijkt hij neer op de bange apin. ‘Sssst, ik bedoelde jou niet.’ Sjoerd begint Sofietje weer te aaien. ‘Soms heb ik mezelf niet onder controle en dan gooi ik er slechte woorden uit. Het spijt me. Ik moet mezelf beter leren beheersen, zodat ik je niet meer laat schrikken.’ Wellicht komt het door het aaien of zijn kalme stem, maar Sofietje wordt rustig. Voorzichtig maakt hij de riemen los en tilt haar van de onderzoekstafel. Sjoerd mengt de modificator altijd met een licht slaapmiddel, dus de chimpansee nestelt zich slaperig in zijn armen. ‘Ga maar lekker slapen, Sofietje.’ Sjoerd wikkelt haar in een zachte badhanddoek en legt haar in een kooi. Tevreden ziet hij hoe haar ogen langzaam dichtvallen. ‘Morgen gaan we ’s kijken of de modificator aanslaat.’ Een zacht geratel weerklinkt door het laboratorium. Sjoerd kijkt verschrikt over zijn schouder, laat dan zuchtend zijn adem ontsnappen. ‘Hoe vaak moet ik het nog zeggen, Gort? Zeg wat als je binnenkomt, anders schrik ik me een ongeluk.’ ‘Het spijt me, dr. Van Meeteren. Wat moet ik zeggen als ik binnenkom?’ De stem klinkt normaal, maar de klemtonen liggen verkeerd. Gort rijdt dichterbij op zijn rupsbanden, richt zijn gezicht naar Sjoerd en trekt zijn wenkbrauwen omhoog, waarmee hij nogal beroerd een nieuwsgierige gelaatsuitdrukking imiteert. ‘Nou, een begroeting zou aardig zijn. Of een schuine mop. Gebruik je fantasie.’ ‘Daar ben ik niet voor geprogrammeerd, dr. Van Meeteren. Mijn programmeur zei altijd dat ik geen fantasie nodig had in dit laboratorium. Omdat alleen saaie, fantasieloze nerds zich met biochemie bezighouden.’ Sjoerd zou wel eens willen weten hoe die programmeur heet. Maar de robots van TechLab hebben een geheimhoudingsplicht die hen verbiedt om de identiteit van hun programmeurs te onthullen. ‘Moet jij niet iets gaan schoonmaken of zo, waardeloze roestbak?’ bromt Sjoerd. Hij ziet Gort af en toe met een dweil rondrijden, maar meestal stoort de robot de wetenschappers bij hun onderzoek. Ongelooflijk dat het bestuur het ding heeft aangeschaft. ‘Ik heb alles al schoongemaakt, behalve dit laboratorium. Waarom noemt u mij een waardeloze roestbak? Heeft u weer één van uw aanvallen, dr. Van Meeteren?’ Gorts intonatie verraadt geen enkele humor, maar Sjoerd vermoedt dat Gorts programmeur een sarcastisch element in zijn taalsysteem heeft ingebouwd. Sjoerd zucht. Zelfs robots proberen hem te treiteren. ‘Nee. En nu wegwezen.’ Hij geeft de robot een schop tegen zijn rupsbanden. ‘Au.’ Gort heeft geen pijnreceptoren, maar hij is geprogrammeerd om te reageren alsof hij pijn heeft. Het gezicht heeft nu een gekwetste uitdrukking. ‘Ik wacht wel met schoonmaken tot u klaar bent. Dan kan ik mezelf gaan opladen.’ Gort rijdt het laboratorium uit, maar blijft in de gang heen en weer patrouilleren, alsof hij Sjoerd wil opjutten om eindelijk ’s naar huis te gaan. Sjoerd negeert de robot. Hij kan nog niet naar huis. Hij wil nog niet naar huis. Hij moet zich concentreren op zijn werk. Hij heeft het gevoel dat hij nu heel dicht tegen een doorbraak aan zit. Hij kijkt neer op het gerimpelde, slapende gezicht van Sofietje en voelt een brok in zijn keel. Zo hulpeloos, zo kwetsbaar. Zo eenzaam zonder soortgenoten. Zijn derdejaarsstudenten kijken op hem neer vanaf de collegebanken. Sjoerd houdt een lange monoloog over eiwitsynthese, fosfolipiden en genetica. Hij toont een dubbele helix op het projectiescherm. Hij ontvouwt zijn theorieën

46 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


over de modificatie van genen. Hij slaagt erin het knipperen van zijn ogen in bedwang te houden, ondanks het gegiechel van een paar blonde meisjes en het ongegeneerde gegaap van een jongeman. Die jongeman heet Blokland. Hij is een vlerk die er genoegen in schept om te sarren, totdat Sjoerd zich niet meer kan bedwingen en in gevloek uitbarst. Vroeg of laat zal Blokland zich opnieuw tegen hem keren. Uit verveling. Of boosaardigheid. Sjoerd kijkt steels op de klok boven de deur: hij hoeft het nog maar twintig minuten vol te houden, dan kan hij naar zijn laboratorium vluchten. De modificator zou nu effect beginnen te krijgen op de DNA-structuur van Sofietje. Variant 132a zou heel goed de juiste combinatie kunnen bevatten. Sjoerd staat op het punt om een retorische vraag te stellen als de deur openzwaait. Een studente met donker haar zwiert naar binnen. Haar zomerjurk omsluit een slank lichaam, dat bekroond wordt met een knap gezicht. De studente kijkt Sjoerd snaaks aan terwijl ze zich neervlijt in de collegebanken. Alle mannelijke studenten zijn rechtop gaan zitten. Bloklands mond hangt open en Sjoerd merkt dat hij zijn ogen niet van haar af kan houden, ondanks zijn bittere ervaringen met vrouwen. ‘Wie bent u, jongedame? En waarom verstoort u dit college?’ vraagt Sjoerd bars. Mooie mensen vervullen hem met afkeer. Ze zijn zo verwend. Ze zijn altijd zo zelfverzekerd. Ze hoeven nooit ergens moeite voor te doen. Ze komen altijd overal mee weg. ‘Sorry, dr. Van Meeteren. Ik kon de juiste collegezaal niet vinden. Ik ben Lilith de Mornay.’ Ze glimlacht naar hem. Sjoerd voelt hoe zijn ogen nog sneller beginnen te knipperen. Hij heeft die naam inderdaad op zijn presentielijst zien staan. ‘U bent halverwege dit trimester ingestroomd?’ Een absurde vraag, natuurlijk. Meer een vaststelling van een feit. De studente kijkt hem even schalks aan en Sjoerd voelt een zweetdruppel langs zijn slaap naar beneden glijden. Het is warm in de collegezaal; de airconditioning is geen partij voor de zomerzon die op de ruiten brandt. ‘Ja,’ antwoordt ze eindelijk. ‘Mijn vorige universiteit kon mij niet afdoende uitdagen.’ Gegrinnik uit de collegebanken. Sjoerd ziet Blokland waarderend naar de nieuwe studente grijnzen. ‘Nou, laten we dan maar hopen dat we u lang genoeg kunnen boeien, mevrouw De Mornay.’ Sjoerd buigt zich snel over zijn aantekeningen, zodat zijn studenten zijn vertrokken gezicht niet kunnen zien. Dit soort verrassingen verergert zijn tics. ‘Dr. Van Meeteren?’ Sjoerd verstijft. Het is de lijzige stem van Blokland. Het monster is ontwaakt. Minstens zes generaties van bevoorrechte posities, rijkdom en arrogantie weerklinken in Bloklands intonatie. Blokland had rechten moeten gaan studeren, praeses van het corps moeten worden en toe moeten treden tot de diplomatieke dienst. Maar nee, hij koos voor een studie biochemie en het vergallen van Sjoerds leven. ‘Meneer Blokland, ik hoop dat u een zinnige vraag heeft. Anders kunt u wellicht beter uw mond houden.’ Sjoerd dwingt zijn gezichtsspieren in het gareel, haalt diep adem en kijkt op. Op het knappe gezicht van Blokland hangt een smerige grijns. Dat voorspelt niet veel goeds. ‘Ik vraag mij af of u mevrouw De Mornay een garantie kunt geven dat u haar kunt blijven uitdagen?’ De grijns wordt breder. ‘Want bij ons is dat namelijk niet gelukt, dr. Sliptong.’ Sjoerd beseft terdege wat Blokland wil bereiken: het alfamannetje Blokland wil indruk maken op het nieuwe, aantrekkelijke wijfje De Mornay. Hetzelfde gedrag dat primaten vertonen. Blokland hoopt dat Sjoerd zijn zelfbeheersing verliest. Dat het monster dat in Sjoerd nestelt zich naar boven worstelt. Blokland is een puberaal kereltje die de beschaving mist om zijn docent met respect te benaderen. Een docent die zijn tijd opoffert om deze barbaren iets van de schoonheid van chemische verbindingen bij te brengen. Dit alles flitst door Sjoerds hoofd. Maar zijn koele redenering kan de opborrelende woede niet tegenhouden als zijn studenten het uitproesten van het lachen. ‘Eruit, Blokland.’ Sjoerd slaagt erin niet te schreeuwen terwijl hij naar de deur wijst. Blokland verroert geen vin. ‘Kunt u niet tegen kritiek? Ik maak me alleen maar zorgen om onze nieuwe studente.’ Sjoerd ziet hoe Blokland knipoogt naar De Mornay. Vol spanning flitst Sjoerds blik naar haar gezicht. Als zij het nobele innerlijk heeft dat past bij haar ravissante uiterlijk, dan zou ze Bloklands gedrag moeten veroordelen. Maar de jongedame beantwoordt Bloklands geste met een glimlach. Het duizelt Sjoerd. Hij moet op zijn katheder steunen om zijn evenwicht niet te verliezen. Hij zou beter moeten weten, maar de realiteit slaat hem iedere keer weer keihard in zijn gezicht. Werkt het nog steeds zo? Krijgen knappe,

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 47


brutale hufters nog altijd de mooiste meisjes? Kunnen honderden jaren van beschaving de rauwe beginselen van de evolutie nog steeds niet bedwingen? Waarom maken de wetten van de biologie hem eigenlijk zo kwaad? Omdat geen enkele vrouw ooit zo naar hem geglimlacht heeft? Omdat het allemaal zo oneerlijk is? Hij zou niet zo kinderachtig moeten doen. Hij is een volwassen man. Sjoerd probeert zich de lessen van zijn zenmeester te herinneren, maar het is alsof een grauwe mist zijn geest vertroebelt. Het komt eraan. Het is onbedwingbaar. Hij kan het niet tegenhouden. ‘Blokland! Klootzak! Klootzak! Klootzak! Eruit!’ schreeuwt hij. Een wanhopig deel van Sjoerds bewustzijn probeert hem te kalmeren, maar zijn syndroom heeft nu de overhand. Tourette triomfeert. ‘Bent u uw pilletje vergeten?’ Blokland blijft meedogenloos zitten. De grijns op zijn gezicht is nog breder geworden. Het gelach van de studenten weergalmt in de collegezaal. Sjoerd zou die grijns maar al te graag met een knuppel wegvegen. Hij ziet hoe hij zijn vuisten heeft gebald. Dit gaat niet goed. Straks begaat hij een ongeluk. En dan pakt professor Zwinkels hem zijn onderzoek af. Sjoerd voelt zich misselijk als hij snel zijn aantekeningen bij elkaar graait en van de katheder afstapt. ‘Goed zo, ga maar lekker met uw proefdieren spelen!’ Het gelach begeleidt Sjoerd op zijn weg naar de deur. Terwijl hij de gang in stapt hoort hij een laatste opmerking van Blokland. Het is niet genoeg dat Blokland hem uit de collegezaal heeft weggetreiterd, hij moet nog natrappen ook. ‘Wie weet? Misschien geloven ze uw theorieën wel?’ Sjoerd smijt zijn aantekeningen op het bureau, ploft neer op de bank in zijn piepkleine kantoor en wrijft met zijn vingers over zijn slapen. Hij heeft een knallende koppijn; molenstenen rollen in zijn schedel rond. Hij ziet steeds het gezicht van De Mornay voor zich, zoals ze naar hem keek in de collegezaal: klinisch, onderzoekend, nieuwsgierig. Sinds zijn adolescentie vermijdt hij vrouwen. Zijn kalverliefdes eindigden altijd in vernederingen. Hij vermoedt dat verliefdheid niets meer is dan een overactieve hypofyse, maar toch dringt het gezicht van zijn studente zich aan hem op, zelfs na hun korte en vernederende kennismaking. Omdat ze zo onbereikbaar is? Omdat ze zo aantrekkelijk is? Hij schudt meewarig zijn hoofd. Hij heeft wel wat beters te doen dan zich te verliezen in hopeloze liefdes. Hij vist enkele pijnstillers uit zijn bureaulade, slikt ze door en beent de gang op. In zijn laboratorium wordt hij verwelkomd met de geur van uitwerpselen. Sofietje springt op en neer in haar kooi en jammert. Woedend ziet Sjoerd dat zijn assistent haar die ochtend niet heeft gevoerd, noch haar kooi heeft verschoond. ‘Ach, meisje. Kom maar.’ Hij opent de kooi en tilt de chimpansee eruit. Ze klemt zich stevig aan hem vast, alsof ze bang is dat hij haar opnieuw alleen zal laten. Hij zet haar op de onderzoekstafel en ruimt de smerigheid in haar kooi op. ‘Laat me je ’s bekijken, Sofietje,’ mompelt hij. Hij geeft haar een banaan. Terwijl ze gezellig zit te smakken, neemt hij foto’s van haar kop, vanuit vier verschillende hoeken. ‘Wat ben je toch een knapperd,’ monkelt hij. Sofie fronst op een verrassend menselijke manier, alsof ze Sjoerds vleierij niet gelooft. Ze gooit de bananenschil achteloos op de grond en kijkt dan brutaal naar hem. Maar hij negeert de schil, want zijn hartslag begint te versnellen. Ziet hij wat hij denkt te zien? ‘Even een monstertje nemen, meisje.’ Hij pakt haar hand en schuift het analyseapparaat om haar middelvinger. Het prikje in haar vinger ontlokt Sofie een grom, maar ze blijft keurig zitten. ‘Je bent een dappere meid.’ Sjoerd geeft haar een nieuwe banaan. Met trillende vingers schuift hij het bloedmonster in de computer. Na een tiental seconden tettert de computer: ‘Variant 132a…geen afstootverschijnselen…volledige assimilatie…DNA-modificatie succesvol.’ Terwijl de printer het resultaat afdrukt, leunt Sjoerd buiten adem op de onderzoekstafel. Hij staart naar Sofie, die de bananenschil op haar hoofd legt en naar hem grijnst. Sjoerd schaterlacht en strekt zijn armen naar haar uit. Sofie springt in zijn armen en begint enthousiast te krijsen. Hij maakt een dansje met haar terwijl hij de eerste maten van een Weense wals neuriet. De deur zwaait open. Halverwege een pirouette blijft Sjoerd stokstijf staan. Een boomlange, magere man in driedelig kostuum stapt naar binnen en trekt zijn wenkbrauwen zo ver omhoog dat ze zijn haarlijn lijken te raken. ‘Ik betaal u niet om met chimpansees te walsen, Van Meeteren.’ De stem van professor Zwinkels klinkt grimmig. Sjoerd had het laatste uur nergens last meer van, maar zijn oogleden beginnen nu weer als een dolleman te knipperen.

48 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


Haastig zet hij Sofie in haar kooi. ‘Het spijt me, professor. Sofie en ik hadden iets te vieren.’ Sjoerd bijt zich op zijn lip als hij Zwinkels ziet fronsen. Verkeerde woordkeuze. ‘”Sofie en ik”? U heeft het over uw proefdier, neem ik aan? Waar is uw analytische distantie gebleven?’ Zwinkels beent naar binnen, plant zijn handen in zijn zij en buigt zich over Sjoerd heen. Sjoerd kan alleen maar bedremmeld zwijgen. ‘U loopt weg van uw verplichte colleges. U laat uzelf ringeloren door een stel jongelui. U danst met uw proefdieren. Waar bent u in godsnaam mee bezig, Van Meeteren?’ ‘Ik eh…ik denk dat ik vlak voor een grote doorbraak sta, professor.’ Sjoerd kan alleen maar fluisteren. Blokland moet hem bij Zwinkels verklikt hebben, geen twijfel mogelijk. Hoe kan de professor anders zo snel op de hoogte zijn? ‘Een grote doorbraak.’ Zwinkels stem druipt van sarcasme. ‘Nou, ik ben heel erg benieuwd.’ De professor loopt naar de deur. Net als Sjoerd opgelucht adem wil halen, keert Zwinkels zich om. ‘Ik begin er erg veel spijt van te krijgen dat ik u heb aangenomen. God weet wat me bezield heeft. Ik verwacht morgenmiddag een uitgebreid rapport over de voortgang van uw onderzoek, Van Meeteren. Ik wil benadrukken dat uw toekomst bij dit instituut van uw rapport afhankelijk is. Goedendag.’ De deur slaat met een klap dicht. ‘Het is nogal ongebruikelijk,’ zeurt Meulkamp. De man kijkt Sjoerd wantrouwig aan. Als Sjoerd er als Blokland uit zou zien, zou hij niet zo moeilijk doen. Dan had hij hem de sleutel van zijn opslag gegeven en was hij naar huis gegaan. ‘Ik heb maar tien minuten nodig, meneer Meulkamp. Ik moet even iets verifiëren.’ ‘”Verifiëren?” Je moet niet zulke moeilijke woorden gebruiken. Of wil je soms benadrukken dat jij de weledelzeergeleerde doctor bent en ik maar een domme boerenpummel?’ De groothandelaar is nu openlijk vijandig. De universiteit is één van zijn beste klanten, maar aan Sjoerd toont hij zijn stugste kant. Snel graait Sjoerd in zijn broekzak en trekt een biljet van vijftig euro tevoorschijn. Gelukkig heeft hij de onwil van Meulkamp voorzien. ‘Wellicht is dit een passende compensatie voor uw tijd?’ smeekt Sjoerd. Meulkamp staart naar het bankbiljet maar strekt zijn hand niet uit. Langzaam glijdt zijn blik naar Sjoerds gezicht, die probeert zijn ongeduld te verbergen. Sjoerd voelt de smerigste vloeken naar boven komen. Als die eruit rollen dan kan hij toegang tot Meulkamps opslag wel vergeten. Eindelijk lijkt Meulkamp een besluit te hebben genomen. ‘Ik laat je erin, maar ik blijf er wel bij. Ik wil geen rottigheid bij mijn beesten. En als je zo gaat schelden dan flikker ik je eruit, achterlijke freak. Leg het geld maar op mijn bureau.’ Sjoerd heeft wel vaker meegemaakt dat mensen hem niet willen aanraken of zelfs maar in zijn buurt willen komen, alsof hij een pestlijder is. Toch doet het iedere keer pijn, zelfs bij zo’n stuk ongeluk als Meulkamp. Meulkamp ontsluit zijn opslag en Sjoerd zeult zwetend de kooi van Sofie naar binnen. Een kakofonie van geluiden omringt hen: het geblaf van honden, de zangtonen van een tiental vogels en het gekrijs van chimpansees. Sjoerd plaatst zijn camera op een statief, terwijl Meulkamp hoofdschuddend toekijkt en een sigaret draait. De chimpansees ruiken hun soortgenoot en springen opgewonden op en neer. Het zijn drie mannetjes. Sjoerd heeft Sofietjes kooi afgedekt met een doek. In één ruk trekt hij de doek weg, terwijl hij de chimpansees in de gaten blijft houden. De mannetjes houden op met springen en komen nieuwsgierig dichterbij. Ze verdringen zich voor de tralies en loeren naar de kooi waar Sofie in zit. Sofietje zit stilletjes in een hoek, net zoals toen hij haar voor het eerst zag. Sjoerd slikt zenuwachtig. Ze zouden hun vroegere metgezel toch wel herkennen? Zouden ze reageren op de DNA-modificatie? De mannetjes beginnen heen en weer te wiegen. Ze staren naar Sofietje, die in elkaar krimpt. Plotseling springt het grootste mannetje omhoog en rammelt aan de tralies. Hij krijst uitbundig. Maar de twee andere mannetjes protesteren: ze beginnen hun grote metgezel te duwen. Al snel rollen de drie apen over de vloer, terwijl ze elkaar bijten en stompen waar ze kunnen. Sjoerd wankelt achteruit, tegen de muur. Meulkamp gooit snel de doek over Sofietjes kooi. De mannetjes komen tot rust. Meulkamp schraapt woedend zijn keel. ‘En? Heb je jezelf genoeg geverifieerd? Rot nu maar op.’ Sjoerd ijsbeert heen en weer in zijn studeerkamer. De cursor op zijn laptop knippert hem tegemoet. Het is al bijna middernacht en hij is nog niet begonnen aan zijn rapport voor Zwinkels. Zijn onderzoek is gebaseerd op vermoedens, niet op feiten. De modificator werkt bij Sofietje, maar hij heeft nog geen doorslaggevend bewijs. Hij kan zijn film wel

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 49


tonen, maar dat zegt Zwinkels niets. Net zomin als zijn fotorapportage van Sofie. Hij moet met iets dramatisch komen, anders ontslaat Zwinkels hem. Zijn blik blijft lange tijd rusten op de doos die hij van de universiteit heeft meegenomen. Zou hij het erop wagen? Het werkte bij Sofietje. Haar DNA is voor 99,4% identiek aan dat van hem. Hij giet opnieuw een glas whisky naar binnen. Welke keuzes heeft hij eigenlijk? Met het schamele bewijs dat hij nu heeft, wordt hij onherroepelijk van de universiteit getrapt. Een aanbeveling van Zwinkels kan hij wel vergeten. Zonder aanbeveling en met zijn uiterlijk komt hij nergens meer aan de bak, zelfs niet als assistent-onderzoeker. Het zijn geen rationele afwegingen die Sjoerd ertoe zetten om de injectiespuit uit de doos te halen. Het is dronkenschap. Het is wanhoop. Het is het beeld van Lilith de Mornay dat voor zijn ogen zweeft. De naald voelt ijskoud als hij zichzelf injecteert met variant 132a. Sjoerd wordt wakker met een stevige kater. Zijn mond is gortdroog, hij heeft een bonzende hoofdpijn en hij is misselijk. Als hij zijn gal naar boven voelt stromen, strompelt hij naar de badkamer en geeft over in de badkuip. Het toilet was net te ver. Kreunend komt hij overeind. Waarom was hij zo dronken geworden de vorige avond? Zijn geheugen is een zwart gat. Zijn blik valt op zijn horloge. Het is kwart over tien. ‘Godverdomme!’ Eindelijk vloekt hij weer een keer uit zichzelf, zonder dat tante Tourette er iets over te zeggen heeft. Al zijn herinneringen schieten terug in zijn hoofd. Hij is te laat voor zijn colleges. Hij moet zijn rapport nog schrijven. Heeft hij zichzelf volgespoten met een niet-op-mensen-geteste DNA-modificator? Sjoerd voelt een nieuwe golf van misselijkheid opwellen, maar dit keer weet hij zich te beheersen. Hij zit op de badkamervloer en staart voor zich uit. De spiegel hangt boven de wastafel. Hij krabbelt overeind. Sjoerd verbaast zich erover hoe zelfverzekerd hij zich voelt. Zijn stress is weg en dus ook zijn tics. Zijn rug is rechter, hij praat harder en hij kijkt professor Zwinkels recht in de ogen. De lange, magere man zit achterover geleund in zijn bureaustoel en staart naar Sjoerd. Zwinkels mond hangt een beetje open. ‘U snapt het nog steeds niet, geloof ik. Professor Zwinkels, ik kan lelijke mensen knap maken. Binnen acht uur. Pijnloos. Twijfelt u aan mijn onderzoek? Kijk dan naar me!’ Sjoerd wijst met twee vingers naar zijn gezicht. Zwinkels likt zijn lippen. ‘U ziet er heel anders uit, inderdaad,’ mompelt de professor. ‘Anders? Bent u blind?’ Nu is het Sjoerds beurt om over Zwinkels heen te buigen. ‘Ik ben na een nachtje slapen veranderd van een lelijk monster in een knappe vent!’ Zwinkels mond gaat open en dicht, alsof hij naar lucht moet happen. Sjoerd snapt het wel. Hij kon het die ochtend zelf ook niet geloven toen hij in de spiegel keek. Zijn knobbelneus is veranderd in een Grieks sportmodel. Zijn wenkbrauwen hebben een normaal formaat. Hij heeft nu kaarsrechte, witte tanden en een gave huid. Zijn kale hoofd doet zijn nieuwe gezicht goed uitkomen. Zelfs zijn schouders zijn breder geworden. En die pens wegwerken is een kwestie van een paar bezoekjes aan de sportschool. ‘Oké, even zakelijk nu. Heeft u iemand gesproken vanmorgen?’ vraagt Zwinkels. ‘U bedoelt: is iemand anders op de hoogte van de resultaten van mijn onderzoek? Nee. Ik ben thuis gebleven en ik heb nagedacht.’ Sjoerd ijsbeert heen en weer voor het bureau van zijn baas. ‘Had u geen colleges?’ Zwinkels’ frons is terug op zijn voorhoofd. ‘Vanaf heden geef ik geen colleges meer. U zoekt maar een vervanger.’ ‘Bent u gek geworden?’ Professor Zwinkels springt overeind. ‘Integendeel, professor.’ Sjoerd lacht. ‘Ik heb een goudmijn ontdekt voor deze universiteit. Waarom zou ik me dan nog bezighouden met die klotestudenten? Sterker nog…’ Sjoerd priemt een vinger in de borst van zijn baas. ‘Ik wil een vaste aanstelling. Ik wil een groter kantoor. Ik wil een nieuwe assistent die ik zelf mag uitkiezen. En u gaat mijn salaris verdrievoudigen. Om mee te beginnen.’ Zwinkels ploft neer in zijn stoel. ‘En waarom zou ik uw belachelijke eisen inwilligen? Waarom zou ik u niet gewoon ontslaan?’

50 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


‘U wilt mij ontslaan? Prima.’ Sjoerd wandelt naar de deur en draait zich in de deuropening om. ‘O ja, voordat ik het vergeet: mijn onderzoek is nergens vastgelegd. Vaarwel, professor.’ ‘Wacht!’ roept Zwinkels. Hij wrijft over zijn slapen. ‘Uw eisen zijn ingewilligd. Ik heb echter wel één voorwaarde: absolute geheimhouding. In ieder geval totdat u uw onderzoek heeft afgerond. U dient te gaan werken in een universiteitsgebouw waar niemand u kent. De medische faculteit lijkt me wel geschikt. En u dient alle contact met familie, vrienden of bekenden te vermijden.’ Sjoerd haalt zijn schouders op. ‘Geen probleem, ik heb familie noch vrienden. Maar dan wil ik wel een leaseauto. Die nieuwste Chrysler lijkt me wel wat. Regel het maar, professor.’ Sjoerd van Meeteren loopt fluitend de zomermiddag tegemoet. Hij weet al wie hij als assistent gaat uitkiezen. Gort ratelt gedienstig rond met zijn dweil en houdt zijn mond. Sjoerd wilde de robot eerst terugsturen toen Zwinkels hem in zijn nieuwe kantoor liet bezorgen, maar streek toen met zijn hand over zijn hart. Als Gort vervelend gaat doen, kan hij hem altijd terugsturen. Of bij het vuilnis zetten. Er weerklinkt een klopje op de deur. Dat zal zijn nieuwe assistent zijn. Ziedaar, een robot komt altijd van pas. ‘Gort, doe even open, wil je?’ De robot haast zich naar de deur. De ogen van Lilith worden groot als ze binnenkomt en Sjoerd ziet zitten achter zijn antiek eikenhouten bureau. ‘Dr. Van Meeteren? Wat ziet u er anders uit!’ ‘Dat klopt, mevrouw De Mornay.’ Sjoerd kan niet ophouden met grijnzen. ‘Kunt u een geheimpje bewaren?’ De stroboscoop flikkert. Een zware beat resoneert. De zoete geur van wierook kringelt door de avondlucht. Mooie, luchtig geklede mensen dartelen over het feeërieke terrein. Sjoerd moet wennen, aan alles. Niet alleen aan zijn nieuwe, modieuze kleren en het trendy feest waar hij rondloopt, maar ook aan het gevoel dat hij eindelijk sociaal geaccepteerd is. Hij ziet er geweldig uit, heeft een dikbetaalde baan en voor het eerst in zijn leven heeft een meisje hem mee uit genomen. En wat voor één. ‘Dit is een zomboza. Het is een heel lekker drankje.’ Lilith drukt Sjoerd een glas in zijn handen. Sjoerd proeft voorzichtig, maar kijkt haar dan verrukt aan. Na enkele weken is Sjoerd gewend aan haar gezelschap op kantoor en in het laboratorium. Ze delen dezelfde passie voor biochemie. Ze vinden het allebei leuk om Gort te treiteren. Meestal is Lilith vrolijk en lacht ze om zijn grapjes, soms is ze onverklaarbaar somber en zit ze lang uit het raam te staren. Ze wil alles over variant 132a weten. Ze is gefascineerd door de maatschappelijke implicaties van zijn ontdekking. Eindeloos fantaseren ze hoe het bekend worden van zijn onderzoek kan leiden tot een sociale revolutie. De vorige middag was Lilith uitzonderlijk vrolijk en vroeg hem of hij zin had om mee te gaan naar een feestje. Sjoerd was in twijfel: kon hij wel met één van zijn studentes uitgaan? Na twee milliseconden antwoordde hij dat hij dat een geweldig idee vond. Ze wuift naar een tweetal meisjes die bij de bar staan. De meisjes naderen en Sjoerd vraagt zich zenuwachtig af hoe hij zich moet gedragen. Hij voelt hoe zijn oogleden beginnen te trillen. ‘Meiden, dit is mijn baas, dr. Sjoerd van Meeteren, de eerstvolgende Nobelprijswinnaar.’ Lilith knipoogt ondeugend naar hem. ‘Dr. Van Meeteren, dit zijn Daphne en Priscilla.’ ‘Ik denk dat we elkaar vanavond wel kunnen tutoyeren, Lilith,’ zegt Sjoerd haastig. De meisjes grinniken en Sjoerd is opgelucht. Als hij exact dezelfde zin had uitgesproken met zijn oude uiterlijk, dan hadden ze hem een pompeuze sukkel gevonden, maar nu is het blijkbaar oké. Zijn zelfvertrouwen groeit. ‘Wow, ga je de Nobelprijs winnen? Wat cool!’ Daphne, een blond meisje in een strapless jurkje, duwt zichzelf en haar boezem dicht tegen Sjoerd aan. ‘Ik zag hem eerder, Daphne,’ zegt Priscilla, gespeeld verontwaardigd. Ze geeft haar vriendin een speels tikje met haar waaier. Ze barsten alle vier in lachen uit. Het wordt de mooiste avond van Sjoerds leven. Daphne en Priscilla flirten onophoudelijk met hem, maar op een luchtige manier. Hij ontmoet een dozijn mensen. Iedereen is vriendelijk, welbespraakt en grappig. Een kerel met modieuze tatoeages vertelt hem een ellenlange, absurde mop waar hij ontzettend om moet lachen. Hij drinkt cocktails met exotische namen, die hem aangenaam dronken maken. Hij tikt zelfs xtc naar binnen. Lilith is altijd in zijn buurt.

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 51


Misschien zijn het de drugs, maar hij kan zijn ogen niet van haar af houden. Ze is niet alleen heel erg mooi. Ze is ook vriendelijk, intelligent, charmant, attent en grappig. ‘Ik geloof dat Daphne en Priscilla je wel leuk vinden,’ giechelt Lilith als ze tegen het ochtendgloren in Sjoerds Chrysler stappen. Hij ruikt haar parfum en moet zich bedwingen om niet zijn neus tegen haar hals te drukken. Waar is zijn zelfbeheersing gebleven? Hij haalt diep adem. Hij mag het nu niet verprutsen. ‘Nou, ik denk dat ze gewoon vriendelijk wilden zijn. Je hebt fijne vrienden. Ik heb een geweldige avond gehad.’ Sjoerd start zijn auto, laat zijn motor brullen en geniet van het geluid als hij optrekt. Ze zwijgen terwijl ze over de snelweg terugrijden naar de stad. De cocktails suizen door zijn hoofd. Hij zwabbert hier en daar over de lijnen, maar er is gelukkig vrijwel geen verkeer. Op de ringweg kijkt hij even opzij. Het dashboardlicht geeft Liliths gezicht een magische glans. ‘Ik wil je bedanken dat je me hebt meegenomen. Dat was heel vriendelijk.’ ‘Graag gedaan hoor.’ Ze klinkt slaperig. Als Sjoerd even later opnieuw opzij kijkt, ziet hij dat haar ogen zijn dichtgevallen. Hij mompelt een verwensing, maar besluit dan dat niets zijn nacht gaat verpesten. Hij tilt haar voorzichtig uit zijn auto, nadat hij haar voordeur met de sleutel uit haar tasje heeft geopend. Eindelijk komen die bezoekjes aan de sportschool van pas. Als hij haar op haar bed heeft gedrapeerd en het ochtendlicht haar haren laat glinsteren, ervaart hij voor het eerst van zijn leven pure extase. Zachtjes sluit hij de voordeur achter zich. Sjoerd heeft nooit gedacht dat het leven zoveel verrukkingen kan bieden. Zijn dagen zijn gevuld met zijn onderzoek, ’s avonds stort hij zich in het nachtleven. Lilith is zowel overdag als ’s avonds zijn metgezellin. Na hun derde afspraakje – een diner in een geweldig restaurant en een adembenemende, driedimensionale filmvoorstelling – durft hij Lilith te zoenen als hij haar afzet bij haar huis. Oudergewoonte verwacht hij een klap in zijn gezicht, maar tot zijn onuitsprekelijke genoegen duwt ze haar tong in zijn mond, perst haar borsten tegen hem aan en kreunt zinnelijk, voordat ze knipoogt en wegglipt achter haar voordeur. Sprakeloos van geluk blijft Sjoerd minstens een minuut naar haar huis staren, voordat zijn benen hem naar zijn auto voeren. Tot Sjoerds verbijstering doet Lilith de volgende ochtend afstandelijk. Zoals altijd neemt ze cappuccino’s mee naar kantoor, maar ze is zwijgzaam en ontwijkt zijn blik. Als ze aan het eind van de middag Gort een nietmachine naar zijn hoofd gooit, kan Sjoerd zich niet langer inhouden. Hij pakt haar hand, duwt haar zachtjes in een stoel en knielt voor haar. ‘Lilith, wat is er aan de hand?’ ‘Niets.’ Ze wriemelt met haar vingers, staart dan naar buiten. Sjoerd ziet een bittere trek om haar mond die hem niet eerder is opgevallen. Haar ogen zijn rood, alsof ze gehuild heeft. ‘Vertel me alsjeblieft wat er is,’ smeekt Sjoerd. Hij is stapelverliefd op haar. Hij kan er niet tegen dat ze iets voor hem verbergt. ‘Het is gewoon zo…heftig allemaal.’ Sjoerd ziet tranen opwellen in haar ogen. ‘Onze verhouding, bedoel je? Wat?’ ‘Onze verhouding, jouw onderzoek, alles.’ Lilith maakt een machteloos gebaar met haar handen. Ze kijkt hem aan, twijfelt even, maar begint dan te ratelen. ‘Het kan me niets schelen dat je twaalf jaar ouder bent dan ik, of dat je mijn baas bent. Je bent een ontzettend lieve, grappige man, heel beschaafd en een briljant wetenschapper. Dat was je al toen je nog zo lelijk was. En nu ben je ook nog een zeer knappe man geworden. Je loopt dolgelukkig rond, de wereld ligt opeens helemaal voor je open. Je bent overduidelijk gek op me en ik voel me zeer tot je aangetrokken. Dus waarom kan ik mezelf niet aan je overleveren? Wat zit ik nou moeilijk te doen?’ ‘Ja, wat doe je nou moeilijk?’ vraagt Sjoerd gekscherend. Hij pakt haar handen beet. ‘Denk nou eens na!’ Lilith spring overeind en schudt zijn handen van zich af. Ze heeft een rode blos op haar wangen. ‘Straks is je onderzoek afgerond. Wat denk je dat er gaat gebeuren? De hele wereld zal over ons heen vallen! Denk je dat ik daarop zit te wachten?’ ‘Nou en?’ Sjoerd is verbijsterd. ‘We hebben toch niets te verbergen?’ Hij voelt het bloed uit zijn gezicht wegtrekken als een idee bij hem opkomt. ‘Je bent toch niet getrouwd of zo?’ vraagt hij argwanend. Opgelucht ziet hij hoe Lilith in lachen uitbarst. ‘Nee Sjoerd, ik ben niet getrouwd.’ De lach op haar gezicht verandert in een droevige grijns. ‘Maar ik ben niet trots

52 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


op mezelf. Wat weet je nou helemaal van mij? Wat ik allemaal heb gedaan? Iedereen zegt wel dat ik zo’n mooi meisje ben, maar ik voel me lelijk als de nacht. Soms, als ik in de spiegel kijk, dan zie ik die lelijkheid doorschemeren. Dan zou ik het liefst mijn gezicht met een mes bewerken. Zodat ik niemand meer voor de gek kan houden.’ Ze zakt in elkaar op het tapijt en begint te huilen. ‘Sssst, stil maar.’ Hij slaagt erin het trillen van zijn oogleden te onderdrukken, neemt haar in zijn armen en wiegt haar heen en weer. ‘Lilith, jij bent het meisje dat weet hoe ik er uitzag en toch vriendelijk tegen me is. Jij hebt me kennis laten maken met een mooie, gelukkige wereld die ik nooit kende. Je hebt mijn onzekerheid genezen. Ik houd van je zoals je bent.’ Lilith kijkt hem aan met haar betraande gezicht. Hij ziet tederheid in haar ogen, maar ook een onverklaarbare haat, die naar binnen is gericht. ‘Laten we uitgaan. Laten we uitgaan en dronken worden.’ Lilith spreekt de woorden uit alsof de Dag des Oordeels is aangebroken. Lilith neemt hem mee op een grimmige kroegentocht. Ze scoort cocaïne die ze gezamenlijk opsnuiven en wegspoelen met dure whiskey. De muziek in een discotheek brengt hen urenlang in vervoering. In een verlopen hoerenkit danst Lilith op tafel met een temeier, toegejuicht door zeemansvolk. Ze dalen spiraalsgewijs af langs het voorgeborchte naar het dieper gelegen ringen van de nachtelijke stad. Uitgeput en stomdronken tuimelen ze zijn huis binnen. Ze kust hem wulps op zijn mond, maar hij valt duizelend achterover en stoot zijn hoofd tegen de muur. ‘Ik wil met je neuken, Sjoerd,’ lalt ze. ‘Kom op zeg, sta op.’ ‘Dat lijkt me heel fijn,’ mompelt Sjoerd terwijl hij probeert overeind te krabbelen. ‘Maar ik ben bang dat ik iets teveel gedronken heb. Jij ook trouwens. En een gentleman maakt geen misbruik van een dame in kennelijke staat.’ ‘Ach, je hebt gelijk,’ fluistert ze. Sjoerd ziet opnieuw die bittere trek om haar mond. ‘Beter om te gaan slapen.’ Ze wankelt naar zijn bed, rukt haar kleren uit en ploft neer. Bijna onmiddellijk klinkt een zacht gesnurk. Sjoerd kruipt naast haar, strijkt het haar uit haar gezicht en kijkt neer op haar serene gezicht. Ondanks zijn uitputting kan hij niet slapen. Er knaagt iets

“Ze scoort cocaïne die ze gezamenlijk opsnuiven en wegspoelen met dure whiskey.”

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 53


aan hem. Lilith is duidelijk niet gelukkig. Komt het door hem? Nee, ze liet duidelijk blijken dat ze een onverklaarbare zelfhaat heeft. Hoe kan hij het oplossen? Hij kan niets bedenken. Dan lijkt het alsof er opeens een lamp gaat branden in zijn hoofd. Natuurlijk! Hij heeft de oplossing bij de hand! Hij wankelt naar zijn studeerkamer. Hij werkt soms thuis dus hij heeft een klein lab laten installeren. Als een maniak gaat hij aan de slag. Na een half uur houdt hij een injectiespuit met variant 132a tegen het lamplicht. Als hij terugwankelt naar de slaapkamer struikelt hij en valt bijna voorover. Met trillende handen betreedt hij de slaapkamer en kijkt neer op Lilith. Ze denkt dat ze niet mooi is. Nou, hij vindt haar meer dan mooi genoeg. Maar als hij haar met een injectie nóg mooier kan maken zodat ze samen gelukkig kunnen worden, wat houdt hem dan tegen? Hij twijfelt nog even, beroerd door een onuitsprekelijke emotie, maar stapt dan naar voren en injecteert zijn geliefde. Ze beweegt zich onrustig, maar draait zich dan om en slaapt verder. Het eerste dat Sjoerd voelt als hij wakker wordt, is verwondering. Wie is die vrouw in zijn bed, naast hem? Hij ziet een achterhoofd met lang, donker haar. Dan glijdt een gelukzalige glimlach over zijn gezicht. Lilith is voor het eerst bij hem blijven slapen. Weliswaar waren ze te dronken om wat te doen, maar dit is een begin. Een belofte van hun toekomst samen. Lilith draait zich kreunend om. Sjoerd bekijkt haar gezicht. Een halve seconde twijfelt hij over wat hij ziet. Dan springt hij gillend overeind. Hij valt uit bed, krabbelt overeind en deinst achteruit, tot zijn rug tegen de muur aan klapt. ‘Hmmm? Waarom gil je zo, Sjoerd?’ Het monster in zijn bed gaat zitten, rekt zich uit en staart hem aan. ‘Wie ben jij? Wat heb je met Lilith gedaan?’ schreeuwt hij. Sjoerd ziet bolle vissenogen in een puistenkop, een terugwijkende kin en een druipneus. Het wezen lacht. ‘Waar heb je het over? Ik bén Lilith, sukkel.’ Loom laat de vrouw zich achterover zakken. Ze spreidt onbeschaamd haar benen en wenkt met haar vinger. ‘Laten we afmaken waar we vannacht mee zijn begonnen.’ Sjoerd wendt vol walging zijn blik af. Zijn hart gaat als een razende tekeer. Wilde gedachten flitsen door zijn hoofd. Dit moet inderdaad Lilith zijn, dat kan niet anders. Wat is er in godsnaam met haar gebeurd? Hij ziet een lege injectiespuit op het nachtkastje liggen. Ja, hij heeft haar vannacht geïnjecteerd. Maar daar zou ze toch nóg mooier van moeten worden? Hij pakt de spuit op en houdt hem tegen het licht. Was er iets mis met zijn modificator? ‘Wat doet die spuit hier, Sjoerd?’ vraagt Lilith wantrouwig. ‘Wat heb je gedaan?’ ‘Ik snap het niet,’ mompelt Sjoerd. ‘Wat zat er in die spuit?’ Lilith klinkt nu paniekerig. Sjoerd kan haar alleen maar aanstaren. Lilith betast haar gezicht. ‘Wat is er met mijn gezicht gebeurd?’ Ze springt uit bed en rent de badkamer in. Sjoerd gaat wezenloos op bed zitten. Het gegil uit de badkamer is hysterisch. Sjoerd slaat zijn handen voor zijn gezicht. Wat is er misgegaan? Hij probeert zijn gedachten te ordenen, maar het gegil doet een oude bekende terugkeren: hij voelt het knipperen van zijn ogen versnellen. ‘Nee…,’ kreunt hij. Tante Tourette is terug. Lilith komt uit de badkamer gestormd. Ze heeft een vuurrood hoofd, wat haar pukkels afschuwelijk benadrukt. Sjoerd probeert de oude Lilith te herkennen, maar dat is onmogelijk. Zelfs haar slanke lichaam heeft niets aantrekkelijks meer. ‘Heb je me volgespoten met variant 132a?’ gilt ze. Sjoerd knikt woordeloos. ‘Je hebt me lelijk gemaakt!’ Lilith stort zich op hem met klauwende nagels en een tomeloze furie. Ze rollen ineengestrengeld door de slaapkamer. Een vaas op het nachtkastje valt en breekt. Sjoerd krijgt een klap tegen zijn oor. Uiteindelijk weet hij Lilith vast te klemmen en vallen ze samen op de grond. ‘Rustig, Lilith,’ hijgt hij. ‘Er is iets misgegaan.’ ‘Dat kan je wel zeggen, ja,’ gromt ze. Ze geeft hem een kopstoot tegen zijn neus. ‘Au!’ Sjoerd blijft haar vasthouden. ‘Luister nou! Je was zo droevig! Je vond jezelf toch zo lelijk? Ik wilde je nóg mooier maken!’ ‘Mijn innerlijk is lelijk, niet mijn uiterlijk! Idioot!’ Lilith worstelt nog even om aan zijn greep te ontsnappen, maar verslapt dan en begint klaaglijk te huilen. ‘Ik wist wel dat er iets mis was met variant 132a,’ snikt ze. ‘TechLab zei al dat

54 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


de modificatie onstabiel is. Ze begrepen niet dat jij zo’n mazzel hebt gehad.’ ‘Wat? TechLab? Wat zei je over TechLab?’ vraagt Sjoerd verbijsterd. ‘Ik wilde het gisteravond vertellen, maar je was zo lief. Ik kon het niet.’ Lilith ontsnapt uit zijn verslapte greep. Ze wiegt heen en weer. ‘Snap je het dan niet? Ik heb gelogen, Sjoerd. Ik ben een infiltrant van TechLab. En nu heb ik mijn verdiende loon.’ Tranen druipen langs Liliths gruwelijk vervormde gezicht. ‘Je…hebt gelogen?’ Sjoerd probeert zijn geestelijke gezondheid te bewaren. Maar een duistere wolk omsluiert zijn verstand. ‘Denk je dat het toeval was dat ik jouw college bijwoonde? Gort rapporteerde dat je iets heel kostbaars op het spoor was. Hij had ingelogd op je computer. TechLab koos mij uit om jouw vertrouwen te winnen. Vond je het niet raar dat Gort achter je aan werd gestuurd? Hij hield onze dagelijkse voortgang bij. Niemand verdenkt een schoonmaakrobot.’ ‘Waarom spioneer je voor TechLab?’ stamelt Sjoerd. Lilith – Gort – Zwinkels – de gezichten flitsen voor zijn ogen. Het duizelt hem. Zijn ogen knipperen razendsnel en hij voelt een eindeloze stroom godslasteringen oprispen. ‘Ik heb slechte dingen gedaan. Dat vertelde ik je toch. Ik heb grote schulden. TechLab bood veel geld om jou te verleiden. Zodat je mij alles over variant 132a zou vertellen. Jouw onderzoek kan de wereld veranderen. En daar valt veel geld mee te verdienen.’ Lilith kijkt hem smekend aan. ‘Je bent een hoer.’ Het is niet Sjoerds syndroom dat spreekt. Het zijn zijn eigen woorden. ‘Niets meer dan dat. En nu ben je nog lelijk ook. Ik dacht dat ik van je hield.’ ‘Ja, ik ben een hoer,’ krijst het wezen op Sjoerds bed opeens woedend. ‘Ik ben gokverslaafd. Ik moest aan honderden pikken zuigen om mijn schulden in te lossen, maar het was niet genoeg. Ik heb me door moddervette, stinkende mannen in mijn kont laten naaien, zodat ik mijn collegegeld kon blijven betalen. Ik heb klanten beroofd. Perverse klootzakken dwongen me om het met kleine jongens te doen, totdat ze gingen janken. Wilde je dat horen?’ Sjoerds wereld kantelt. Het lijkt wel of hij buiten zichzelf treedt. Vanuit een perspectief dat ergens in de hoek van zijn slaapkamer zweeft, ziet hij hoe zijn vingers zich om Liliths keel vastklemmen. Met koele distantie ziet hij het lichaam van Lilith spartelen. Verwonderd ziet hij hoe hij een erectie krijgt. Haar kreten dringen slechts dof tot hem door. Ze klauwt met haar nagels naar hem, maar hij laat niet los. Haar lippen worden blauw. Haar tong steekt dwaas uit haar mond. Uiteindelijk stuiptrekt ze alleen nog maar. Vreemd hoe gemakkelijk het is om iemand te vermoorden. Sjoerd blijft zich erover verbazen terwijl hij de kuil in zijn tuin vol schept. Hij leunt op zijn spa en rust even uit. De avond omarmt hem met haar stilte. Een zwoele westenwind verkoelt zijn rug. Gelukkig woont hij afgelegen; geen last van nieuwsgierige blikken van buren. Hij spuugt een fluim in het graf. Hij moet straks niet vergeten om hier wat begonia’s te planten. Toen hij neerkeek op Liliths lijk was het even moeilijk, dat geeft hij toe. Hij stond op het punt om zijn Beretta uit de kluis te halen om zichzelf door zijn kop te schieten. Maar toen schoot hij in de lach. Opeens was het besef doorgebroken dat hij nu volledig vrij was. Geen morele restricties meer. Geen grenzen. Vroeger had hij gedacht dat zijn medemensen zo belangrijk waren. Nou, de mensheid wordt zwaar overschat. Ze konden wat hem betreft allemaal naar de hel lopen. Als hij zich doucht en het modderwater in het riool spoelt, schrikt hij als hij de botstructuur van zijn gezicht voelt vervormen. In de spiegel ziet hij langzaam een demonengezicht tevoorschijn komen. Hoge jukbeenderen, smalle ogen, een gerimpeld voorhoofd en vlijmscherpe tanden. Een archetype. Het gezicht van het menselijke roofdier. Sjoerd grijnst. Zijn spiegelbeeld toont hem een gezicht waar iedereen van zal gaan gillen. Enthousiast rent hij naar zijn studeerkamer. Het water druipt uit zijn natte haren op zijn toetsenbord. Natuurlijk. Hoe heeft hij dat over het hoofd kunnen zien? Variant 132a is een mutant. Ook na assimilatie blijft het muteren. Hij was een beschaafde vent. Zijn gezicht muteerde naar dat van een knappe kerel. Lilith was een verdorven hoer. Ze veranderde in een afstotelijk monster. Hij vermoordde Lilith. Zijn gezicht werd een demonenmasker. De mutatie wordt gestimuleerd door de morele status van het proefpersoon. Sjoerd lacht. Hij valt op de grond en rolt om, met zijn handen op zijn buik. Zijn gelach schalt door het open raam, de nachtelijke hemel in.

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 55


Zijn Chrysler brult vervaarlijk als hij een scherpe bocht neemt die hem naar het industrieterrein voert. Sofie jammert zachtjes in de bijrijderstoel naast hem, kruipt dan wat dieper onder de deken die hij over haar heen heeft gelegd. Het was lastig om haar onopgemerkt uit zijn laboratorium te krijgen, maar het is de moeite waard. Ze is een ideale passagier: ze houdt haar mond, is tevreden met een paar bananen en het maakt haar niets uit wat voor muziek hij opzet. Wat gilde Blokland toen Sjoerd hem injecteerde! Sjoerd grinnikt. Hij is benieuwd hoe Blokland er nu uitziet. Zou hij een gezicht vol puisten hebben, net als Lilith? Of misschien een grote, zwerende wond in de plaats van een neus? Sjoerd neemt zich voor om Blokland later nog eens met een bezoekje te vereren. Om een foto van hem te nemen. Of misschien om hem alsnog zijn hersens in te slaan. Sjoerd glimlacht. Zwinkels huilde van angst toen Sjoerd hem thuis opzocht en de Beretta op zijn hoofd zette. Toch waagde hij het te protesteren toen Sjoerd eiste dat hij de zakelijke rekening van de universiteit plunderde. Een schot in zijn knieschijf had hem het zwijgen opgelegd. Figuurlijk dan. Want hij schreeuwde zich letterlijk de longen uit het lijf. Sjoerd knevelde hem met zijn stropdas en dreigde de volgende keer in zijn kloten te schieten. Zwinkels had op zijn laptop de beveiliging omzeild en een enorm bedrag overgemaakt; Sjoerd hoefde zich over geld geen zorgen meer te maken. Hij lachte toen hij Zwinkels in zijn gezicht schoot. Het was een waar genoegen om Gort in stukken te slaan. Sjoerd had zijn gezicht voor Gorts camera gehangen en gegrijnsd. Hij wist zeker dat TechLab de beelden zou vinden. Het zou ze bang maken. Terecht, want een bezoek aan hun hoofdkantoor staat bovenaan zijn lijst. Maar eerst even wat anders. Sjoerd mijmert over zijn ontdekking terwijl hij zijn auto in de richting van een grote fabriek stuurt. Hij heeft die ochtend een experimentje gedaan. Het was moeilijk geweest om de mond van de postbode open te houden, maar met een lijmklem lukte het heel aardig. De postbode was een vrij knappe kerel, maar hij veranderde in een afzichtelijk lelijke man. De modificator hoeft dus niet per sé in de bloedbaan geïnjecteerd te worden. Het is even effectief via een orale toediening. Sjoerd wilde liever niet weten wat de postbode allemaal op zijn geweten had voordat hij hem een nekschot gaf. Maar het versterkte zijn vermoeden dat de mensheid verdorven is. Tot op het bot. Iedereen verbergt zich achter zijn uiterlijk. Het wordt tijd dat iemand de sluier wegtrekt. De Chrysler ramt probleemloos door het hek. Sjoerd beklimt de brandtrap met de jerrycan op zijn rug. Hij trapt een ruit in en tilt de jerrycan de melkfabriek binnen. Snel vindt hij wat hij zoekt. Klotsend verdwijnt twintig liter met variant 132a in de enorme opslagtank. Hij heeft het productieschema van de fabriek gehackt: de inhoud van deze tank wordt ’s ochtends vroeg verspreid over supermarkten door de hele stad. Het zal niet lang meer duren voordat de hel losbreekt. De dageraad is kil. Sjoerd huivert terwijl hij terugloopt naar zijn Chrysler. Hij stapt weer in. Tijd om te verdwijnen, althans voorlopig. De wereld is nog lang niet van hem af. Sofie begroet hem vanaf de bijrijderstoel met iets dat op een glimlach lijkt. Hij kriebelt haar onder haar kin, start zijn v8-motor en trekt met gierende banden op, juist als de zon opkomt.

56 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


advertentie

Evenbeeld Is het sciencefiction? Is het fantasy? Is het literatuur? Nee, 'Evenbeeld' is een mix van genres. 'Evenbeeld' is een roman die in geen enkel hokje past: In de 21e eeuw roeit de mensheid zichzelf uit. De overlevenden gaan ondergronds. Met maar één uitweg: de virtuele wereld Anwyn. Een wereld vol schoonheid, mystiek en dodelijk gevaar. ‘Evenbeeld’ is het verhaal over de liefde tussen Caitlyn en haar virtuele evenbeeld. Een liefde die alles kan overwinnen en tegelijk alles verterend is. Maar ‘Evenbeeld’ is ook een roman over kleefmijnen, ijdele aardmannen, psychonautica, robotmitrailleurs, existentiële twijfel en de dunne scheidslijn tussen goed en kwaad. Zal de idealistische Caitlyn haar vijand verslaan? Of verliest ze alles wat ze lief heeft? ‘Evenbeeld’ is als paperback te bestellen bij het CB en verkrijgbaar bij alle boekhandels: Taal: Nederlands Afmetingen: 18x235x155 mm Gewicht: 348,00 gram ISBN1: 9462548730 ISBN13: 9789462548732 Verkoopprijs: eur 19,95 E-boek versie: in de iBookstore, bij Amazon, Sony, Barnes & Noble, Kobo en op Smashwords

Eerste reacties op ‘Evenbeeld’ -’The Matrix meets Pirates of the Caribbean!’ -’Man, wat is dit boek hard, zwaar deprimerend en wonderschoon tegelijk.’ -’Het verhaal is bijzonder spannend en snijdt tegelijk literaire thema’s aan.’

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 57


advertentie

SCHRIJVEN?

JOUW VERHAAL HIER

ECHT GOED

WAT ZOEKEN WE?

KAN JIJ

SCHRIJVEN? STUUR JE VERHAAL NAAR: VAMPENHELD@GMAIL.COM

?

ONGELOOFELIJK GOEDE VERHALEN!

Thrillers, spanning, fantasy, SF, steampunk, horror, erotiek, romantiek, detective, humor, avontuur, chicklit etc en ook six-word-storys zijn welkom.

Kijk eerst op de website voor de voorwaarden voordat je instuurt. 58 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


zoals het een dame betaamt maarten luikhoven

D

e Boerenleenbank in het pittoreske plaatsje Santpoort-Zuid in Noord Holland bevond zich in een stenen gebouw dat dateerde van ver voor de Eerste Wereldoorlog. Het gebouw was aan drie kanten omgeven door een park met statige populieren die een haag vormden van de straat naar de ingang van de bank. Op de parkeerplaats aan de rand van het park stonden de hemelsblauwe Daf van de hoofdlokettiste, de olijfgroene Ford Capri van de manager en de zwarte Mercedes 250C van de directeur. In het fietsenrek naast de bank stonden de fietsen van het overige personeel gebroederlijk naast de fietsen van enkele klanten die al vroeg voor de deuren wachtten, toen de manager die eigenhandig opende. Hij kende de meesten van hen bij naam als geboren en getogen inwoner van Santpoort-Zuid, maar sommigen omdat ze trouwe klanten waren. ‘Goedemorgen, mevrouw Van Buuren,’ zei hij met een lach. Hij trok zijn jasje wat rechter en veegde een denkbeeldig stofje van zijn mouw voor hij haar uitgestoken hand aannam en haar beleefd toeknikte. ‘Goedemorgen Hans,’ zei de oude vrouw. Ze nam hem zorgvuldig op zoals ze elke week deed. Vrijdagmorgen was haar vaste opnamedag, wanneer ze haar geld voor de komende week van haar rekening kwam halen. Mevrouw Van Buuren was een bekend gezicht en een graag geziene klant. Haar rekeningen en investeringsportefeuille waren aanzienlijk en maakten haar een belangrijke klant voor de Boerenleenbank. Zelf was ze gekleed in een keurig mantelpak van onberispelijke, dure snit en degelijke, zwartleren schoenen met een bescheiden hakje. Haar donkere haar was opgestoken en met spelden vastgezet. Met de vele rimpeltjes in haar gezicht gaf het haar een streng uiterlijk. De entree van de bank was klassiek ingericht met donker eikenhouten panelen en een gepolijste, granieten vloer. De vier loketten waren netjes gemarkeerd met hun functies, van ‘geld opnemen’ tot ‘diverse vragen.’ Naast de loketten bevond zich een beige deur met daarop in donkere letters ‘personeel.’ Twee bruin gestoffeerde bankjes waren naast een kersenhouten bijzettafeltje geplaatst waarop een keurig stapeltje tijdschriften lag. Een grote glazen asbak bevond zich in het exacte midden. Mevrouw Van Buuren nam plaats op het bankje dat zich het dichtst bij het loket voor geldopname bevond. Uit haar bruinleren tas nam ze een sigarettendoosje en een aansteker en stak een sigaret op in afwachting van het opengaan van het luik. Ze werd gevolgd door een jonge moeder die een jongetje van ongeveer vier achter zich aan sleepte, een man van middelbare leeftijd die een pak droeg waarin hij zich overduidelijk niet op zijn gemak voelde en een jongeman met lang, nauwelijks gekamd haar, smoezelige jeans en dito groen T-shirt met daarop in geel het vredessymbool. Mevrouw

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 59


Van Buuren kende elk van hen, had hen eerder gezien en haar mening over hen gevormd. De hoofdlokettiste, gevolgd door de dames uit haar groep, wilde net de loketten openen toen de buitendeur werd opengegooid en drie mannen in donkere kleren en balaclava’s naar binnen stormden. Ze hadden pistolen in de ene hand en grote, leren tassen in de andere. De voorste rende naar de loketten en nam de hoofdlokettiste onder schot. ‘Dit is een overval! Iedereen kop houden en op de grond! Alarm aanraken en je sterft!’ Twee van de lokettistes gehoorzaamden meteen, maar de hoofdlokettiste en haar collega waren te langzaam en de overvaller sloeg hen met zijn pistool hard op het hoofd zodat ze in elkaar zakten. De jonge moeder trok haar zoontje tegen zich aan en gilde. De manager kwam zijn kantoor uit om te zien wat er aan de hand was en ook hij kreeg een slag met de kolf van het pistool op zijn hoofd. De overvaller nam vervolgens twee stappen naar de jonge moeder, zette de loop van het pistool op haar hoofd en spande de haan. Ze zweeg abrupt. ‘Genoeg!’ riep een van de andere overvallers, een lange man met brede schouders. ‘Neem de tassen mee en ga de buit inladen, geeltjes en meiers, niets groters.’ De man die het pistool op de jonge moeder gericht hield draaide zich langzaam om. ‘Wie niet horen wil moet maar voelen. Ik was duidelijk genoeg.’ ‘We hoeven geen moord op ons geweten te hebben, je weet hoe ik erover denk,’ zei de man met de brede schouders. ‘Jouw plan, jij bent de baas, dus je zegt het maar,’ zei de ander. De baas wenkte met zijn hoofd in de richting van de achterzijde van het gebouw, waar de kluis gelegen was. De andere twee namen de manager mee en lieten hem achter met de klanten. ‘Jullie twee,’ zei hij tegen de hoofdlokettiste en haar collega die net weer een beetje bijkwamen. ‘Ga op die bank zitten.’ Hij wees naar de lege plekken naast mevrouw Van Buuren. De twee vrouwen wankelden naar het bankje. Bij de hoofdlokettiste was een rode veeg zichtbaar aan de zijkant van haar hoofd. ‘Ze bloedt,’ zei mevrouw Van Buuren. Ze drukte haar sigaret uit en nam een zakdoek uit haar tas die ze aan de hoofdlokettiste overhandigde. De overvaller liep intussen de kantoortjes na en haalde daar de directeur en nog een aantal bedienden uit die zich achter hun bureaus verstopt hadden. Hij dwong ze bij de bankjes te gaan zitten. ‘Luister goed allemaal, dit is een overval. We nemen wat we willen, dan zijn we weer weg en hoeft er niemand gewond te raken. Begrepen?’ Hij wachtte niet op antwoord. ‘Jij!’ Hij wees naar de directeur. ‘Zeg ze dat alles in orde komt.’ De directeur schraapte zijn keel en hief zijn handen. ‘Kalm maar mensen, de bank is hiervoor verzekerd, jullie geld is veilig. Werk gewoon mee, dan komt alles goed.’ Mevrouw Van Buuren keek schuin naar de overvaller en knipperde met haar ogen. ‘Ken ik jou niet ergens van? Volgens mij heb ik die stem eerder gehoord.’ De overvaller keek haar aan, maar schudde toen zijn hoofd. Met een duidelijk andere stem ontkende hij. ‘Je vergist je, mens. Kop houden nu!’ Mevrouw Van Buuren glimlachte. ‘Die stem herken ik uit duizenden. Je hoeft je voor mij niet te verbergen, volgens mij weet ik toch wel wie je bent. Je hebt nog bij me op schoot gezeten, weet je nog, toen in de Transvaalbuurt?’ De overvaller zweeg even maar zei vervolgens: ‘Onmogelijk. Kop dicht nu!’ Hij richtte het pistool op mevrouw Van Buuren. Mevrouw Van Buuren schrok van de loop zo dicht bij haar gezicht en werd bleek. Ze stamelde: ’Ma… Maar jij bent het toch, Jan van ’t Loon?’ De overvaller leek te bevriezen en zweeg. Zijn ogen, voor zover zichtbaar achter de balaclava, waren samengeknepen tot spleetjes en er leek een spiertje in een van zijn oogleden te trillen, alsof hij probeerde een woedeaanval te beteugelen. ‘Tante Jeannette.’ Jeannette van Buuren glimlachte haar valse tanden bloot. ‘Je noemde me altijd tante Sjaan. Weet je nog?’ Van de richting van de kluis klonk ineens een schot. De aanwezige klanten en het personeel krompen ineen bij het horen van de droge knal en het kleine jongetje begon hartverscheurend te huilen. Zijn moeder probeerde wanhopig hem te sussen, wat pas na enkele minuten lukte. ‘Jan, waarom doe je dit?’ vroeg Jeannette. Met trillende vingers stak ze nog een sigaret aan. ‘Je was altijd zo’n lieve

60 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


jongen.’ Ze inhaleerde diep en blies een grote wolk rook uit. Jan kuchte even en schudde zijn hoofd. ‘Kleine jongens worden groot. Ik had geen denkhoofd, dus voor mij was er alleen de bouw. En ik haat werken met mijn handen.’ Jeannette van Buuren was iets tot rust gekomen door haar sigaret en de reactie van de overvaller die haar vermoeden bevestigde. ‘En werk vond je in de kroeg. En je foute vrienden. Weet je hoe vaak ik de politie aan mijn deur heb gehad om over jou te vragen?’ ‘Vaak genoeg. Ik was geen lieverdje,’ zei hij. ‘Maar u geeft me wel een probleem, tante Sjaan. Dankzij u kennen deze mensen nu mijn naam.’ Jeannette knipperde met haar ogen en keek om zich heen. De anderen keken terug, sommigen angstig, anderen verwijtend, weer anderen boos. Vervolgens keerde ze zich weer naar Jan van ’t Loon, haar oude buurtgenoot. ‘Maar we kennen elkaar toch, Jan? En deze goede lieden zullen vast hun mond houden. Zoals de directeur net al zei het is allemaal verzekerd, dus we hoeven verder niets te zeggen.’ Ze keek weer naar de mensen om haar heen en er klonk instemmend gemompel. ‘Ik hou mijn mond wel,’ zei de hoofdlokettiste. ‘Ik ook,’ zei de jonge moeder. ‘Doe ons alstublieft geen kwaad.’ Ze trok haar zoontje weer dicht tegen zich aan. Ook de directeur mompelde iets dat op instemming leek. ‘Zie je nou wel,’ zei Jeannette, ‘niets aan de hand. Jullie vertrekken gewoon zo en laten ons hier achter. Wij zwijgen wel. Het is toch allemaal verzekerd.’ Jan deed een paar stappen achteruit in de richting van de deur, alsof hij overwoog te vluchten. Maar hij bleef staan en keek in de richting van de kluis terwijl hij de aanwezigen onder schot bleef houden. ‘Je laat ons toch wel gaan, Jan?’ vroeg Jeannette. ‘We komen tenslotte uit dezelfde buurt, je woonde maar een straat verder dan ik, in de Bothastraat. En we kwamen altijd voor elkaar op in de buurt, weet je nog?’ ‘Ja, ik herinner me die tijd wel,’ zei Jan. ‘Onze buurt tegen de Vogelbuurt en tegen de Faunabuurt in Noord. Dat waren de goede tijden.’ ‘En vergeet Oud en Nieuw niet,’ zei Jeannette. ‘Als de politie weer achter jullie aanzat omdat jullie dagen eerder al rotjes afstaken. Dan zat je meestal bij mij achter tot ze weer weg waren.’ Jan knikte zachtjes. ‘U hebt veel voor ons gedaan, tante Sjaan.’ ‘Doe dan het juiste, jongen, laat deze mensen niet de dupe zijn van je misstappen. Er is altijd ruimte voor berouw.’ Jeannette van Buuren keek weer om zich heen. ‘Ik wil voor je instaan en deze mensen hier vast ook wel.’ ‘Zou u dat voor mij doen?’ vroeg Jan. ‘Echt waar. Op mijn erewoord, zoals het een dame betaamt.’ Jeannette drukte haar sigaret uit en blies de laatste wolk rook uit. ‘Laat ons gaan en meld je bij de politie. Als er geen aangifte tegen je wordt gedaan, dan gebeurt er niet zoveel. En wij doen geen aangifte, nietwaar?’ Ze keek om zich heen en kreeg instemmend gemompel van de mensen om haar heen. ‘Hebt u eraan gedacht dat ik wel eens in- en inslecht zou kunnen zijn?’ vroeg Jan. Jeannette schudde haar hoofd. ‘Dan had je die kornuit van je niet tegengehouden. En je zei het zelf al, je wil geen moord op je geweten hebben.’ Jan was even stil alsof hij nadacht en zei toen: ‘Ik kan ook niemand doden.’ Jeannette slaakte een zucht van verlichting en de sfeer leek iets minder grimmig. Een enkel zonnestraaltje voegde nog wat warmte toe aan het vertrek. De twee andere overvallers verschenen in de deuropening achter in de ruimte, twee grote tassen in elke hand. De manager was niet bij hen. Zodra ze zich bij Jan voegden vroeg deze: ‘Alles gelukt?’ ‘De manager wilde het alarm activeren. We moesten hem tegenhouden,’ sprak de agressieve overvaller. Hij gaf een van de tassen aan Jan en trok met zijn andere hand zijn pistool uit zijn zak. Jan knikte. ‘Spijtig. Geef me die andere tas ook maar.’ Hij overhandigde zijn pistool aan de ander en nam zijn tas over zodat de agressieve overvaller nu twee pistolen had. ‘We zien je in de auto,’ zei Jan. ‘Je weet wat je moet doen.’

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 61


adVERTENTIE

Mijn naam is Moniek en ik ben aangesloten bij Travel Counsellors, waar ik als zelfstandig reisadviseur mijn eigen reisbureau beheer en wederom de hele wereld mag verkopen! Het voelt heerlijk. Dit is mijn passie. Ik verkoop je niet zomaar een vakantie, op de meeste plekken ben ik zelf geweest. Op mijn FB-pagina (klik op mijn foto) vind je albums vol reizen. Met en zonder kinderen. En ... mijn voordeel, je kan me ‘s avonds en in het weekend bereiken.

AVONTUURLIJK & romantisch

(de vrouw wil ook wat)

Speciale reisaanbieding naar

Oman

62 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


adVERTENTIE

Jouw advertentie hier? You Tube? promofilm! MARKETINGBUDGETTEN boektrailer! website. KRIMPEN NET ZO HARD of JPG, pdf, illustratie ALS DE MARKT. tekst. kortingsbon?

adverteren in vamp en of held? MARKETINGBUDGETTEN KRIMPEN NET ZO HARD ALS DE MARKT.

Tijd dus voor nieuwe concepten, tijd voor Vamp en Held. Omdat de mogelijkheden zo divers zijn, hanteren we geen standaard advertentie

tarieven. We staan open voor een dialoog.

Kom maar op met uw verhaal! Dan combineren we dat met het onze. Vamp of Held verschijnt maandelijks, op de tablet en de smartphone. Elke maand heeft u de mogelijkheid de mensen persoonlijk toe te spreken op het moment dat uw doelgroep bewust tijd voor Vamp en Held neemt.

Neem contact op via vampenheld@gmail.com of kijk op de site.

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 63


Onder Arrest Véronique paradis

Z

Ze is met een vriendin uitgeweest en ik had nachtdienst, zodoende staan we gedrieën in de lift. ‘Was het gezellig, dames? Jullie hebben je toch wel gedragen, hé?’ Ik knipoog. Tering, die bovenbuuf van mij is echt een lekker grietje. Maar meer dan een ondeugend lachje krijg ik niet. Haar vriendin giechelt en vuurt de ene dubbelzinnige opmerking na de andere op me af. Opmerkingen waar zelfs ik rode wangen van krijgt. Ze schieten in de lach. Shit, daar gaat mijn stoere imago. Gelukkig, we zijn op de vierde en zij moeten er uit. Zal ik? ‘Hé,’ roep ik haar na, ‘zou je misschien een keertje wat met mij willen drinken?’ Ze draait zich om en staart me aan. Dan lacht ze weer, maar ik krijg geen ‘Ja’ te horen. ‘Volgens mij moet je haar eerst eens grondig fouilleren, ze heeft bedwelmende middelen in huis.’ zegt haar vriendin op samenzweerderige toon en ze trekt mijn onderbuurvrouw mee. ‘Dag meneer de agent,’ zegt ze poeslief. Ik duik mijn bed in, maar kan de slaap niet vatten. Wat kan ik doen om indruk op haar te maken? Er liggen vast talloze mannen kwijlend aan haar voeten. Haar blik net

64 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


in de lift zei genoeg. Een man moet meer doen om indruk op haar te maken. God wat zou ik graag mijn hoofd tussen die tieten duwen. En langzaam dat te korte rokje om hoogschuiven… fouilleren hè, nou ik zal ze eens fouilleren… Natuurlijk! Het is een risico. Maar het is het waard. De gedachte alleen al, maakt dat de deken overeind komt. Mijn hand glijdt onder de lakens en ik trek mij af met in gedachten haar strakke kontje dansend en draaiend voor me, in diezelfde lift waar we net instonden. In mijn natte droom duw ik haar tegen de wand en neem ik haar ter plekke. Ze kreunt dat ze harder wil, harder, harder en meer … Die middag sta ik aan haar deur. Ik heb gepost tot ik zeker wist dat haar vriendin weg was. Ik bel aan, trek mijn uniform nog even strak. Mijn hart klopt in mijn keel, maar ik moet nu koel blijven. De deur gaat open. Ik bewonder even haar schoonheid terwijl ze mij verbaasd aankijkt. Ze draagt een zomers jurkje en hoge hakken. ‘Mag ik binnenkomen, mevrouw?’ Ze doet een pas naar achteren en laat me binnen. Ik hang mijn jasje aan de kapstop, haal mijn pistool uit de holster en leg deze op de hoedenplank. Ik bemerk haar opluchting als ik het ding weg leg. Mooi ik maak al een beetje indruk. Dan loop ik rustig de kamer in. Ze loopt me achterna. ‘Koffie?’ vraag ze. ‘Of iets koelers, een biertje misschien? Oh nee, je hebt dienst, dan mag je niet drinken natuurlijk?’ Ze lacht wat onzeker. ‘Nee, dank u, volgens mij moet ik sowieso eerst wat anders doen, voor ik iets kan drinken met u.’ ‘U?’ Vraagt ze met een brede lach. ‘Sinds wanneer …’ Ik geef haar de kans niet uit te praten. Ik loop op haar af, pak haar armen zachtjes vast en draai ze op haar rug. Ze schrikt. Ik fluister zachtjes in haar oor dat ze niet bang hoef te zijn. Ze ontspant en laat trillerig haar adem ontsnappen. ‘Als u niet tegenstribbelt, laat ik u zo weer los, zo niet dan moet ik u helaas in de boeien slaan. Ik krijg klachten die waarschijnlijk met u te maken hebben. En deze moet ik grondig onderzoeken. Uw vriendin zette mij gisteren op het juiste spoor, vandaar mijn huisbezoek.’ Ze probeert mij aan te kijken, maar ik houd haar in een ferme greep. ‘Oké, oké, ik werk mee, als je mij los laat,’ geeft ze toe. Ik doe wat ze vraagt en ze draait zich naar me toe. Ik kijk in haar blauwe ogen. Ik zie dat ze het spannend vindt, maar ze besluit het spelletje mee te spelen en knippert overdadig met haar winpers. In je rol blijven kerel, herhaal ik in gedachten. Ik kijk streng terug in die mooie kijkers. ‘Wat voor klachten, mijnheer de agent?’ Ze kijkt er zo onschuldig mogelijk bij. Ik pak een pluk van haar blonde haar, draai het om mijn vingers en trek het naar me toe. Ze moet wel meebewegen. Met haar mooie gezichtje nu dichtbij, fluister ik haar toe: ‘Als u langs de galerij trippelt, kunnen mannen zich niet meer inhouden. Ze worden ongelofelijk … eh … opgewonden. Ze kunnen niet denken, lezen, werken, tot ze … Nu ja, ik zal u de details besparen, mevrouw.’ ‘Dat klinkt als een ernstig misdrijf, agent.’ Ze likt met haar tong langs haar lippen. Dat simpele gebaar doet mij bijna uit mijn rol vallen. Ik moet mij inhouden die heerlijke lippen te kussen. ‘Jazeker, en ik moet er iets aan doen. Ga tegen de tafel staan en spreid uw armen en benen. Ik ben genoodzaakt u grondig te fouilleren.’ ‘Sorry?’ Ik pak weer haar arm en draait deze op haar rug en duw haar naar de eettafel. Ik leg haar handen op tafel en zegt heel zachtjes maar dwingend: ‘Laat ze hier liggen mevrouw. Als u meewerkt, komt u zo klaar.’ ‘U bedoelt: bent u zo klaar, agent?’ fluistert ze nu licht opgewonden. ‘U hoorde wat ik zei, mevrouw, en ik vergis mij zelden.’ Mijn intonatie is zachtjes, dwingend. De haartjes op haar arm gaan overeind staan. Heerlijk. Ik aai er zachtjes overheen en ze huivert. Dan spreid ik haar benen. Mijn wapenstok leg ik voor haar op tafel. Het is een groot, lang, zwart ding en ze kijkt er wat argwanend naar. Ik lach. Nu heeft ze geen praatjes meer. Ik begin mijn zoektocht. Ik ga grondig te werk, sla geen plekje over. Eerst haar armen. Met mijn vingers streel ik ze vanaf haar nek tot aan haar vingertoppen. Ik vervolg mijn weg weer omhoog, tot aan haar oksels en langzaam weer via haar middel naar haar tenen. Ze ademt zwaarder. Ik geniet van het effect dat ik op haar heb. Eindelijk heb ik haar volle aandacht. ‘Draagt u altijd van die mooie hakken?’ Mijn stem is wat hees nu.

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 65


‘Vindt u ze mooi? Bent u al klaar?’ vraagt ze op een quasionschuldig toontje. ‘Ik ben net begonnen,’ grom ik. ‘En, ja, ze staan prachtig onder die mooie benen van u.’ Mijn vingers kruipen omhoog onder haar jurkje en kneden de binnenkant van haar dijen. Ik slik. Ik wil niet laten merken hoe geil ik van haar word, niet nu al. Rustig blijven, maak haar gek. Ik kneed haar billen en hoor haar tot mijn grote genoegen zachtjes kreunen. Dan kriebel ik mijn weg verder omhoog. Ik stop bij haar middel. Haar jurkje zit te strak om haar middel om verder te gaan. Ik rits het open en laat het vallen. Ze draagt geen bh, merk ik nu pas. Nu hijg ik ook. ‘Menneer de agent? Gaat het wel?’ ‘Stil zijn, mevrouw, ik moet mij concentreren.’ Het liefst grijp ik ze meteen vast, maar ik hou mij in. Die heerlijke ronde borsten komen zo aan de beurt. Mijn handen gaan over haar buik, draaien cirkeltjes om haar navel en mijn vingers strelen langs de onderkant van haar borsten. Hmmmm. Ik pak haar borsten stevig vast. ‘Oh,’ kreunt ze als ik haar tepels tussen duim en wijsvinger vasthoudt. Ik knijp er zachtjes in. Ze kromt haar rug, gooit haar hoofd achterover en zet haar benen weer bij elkaar. Ik besluit mijn spelletje uit te breiden. ‘Ik zei: zo blijven staan, maar als u dan toch niet luistert …’ Ik zet mijn wapenstok zachtjes tegen haar benen, duw ze uit elkaar en houd de stok horizontaal tussen haar benen. ‘Hoe voelt dit, mevrouw?’ ‘Dat ding is koud en ik ben zo… heet…meneer de… agent,’ kreunt ze. Ik duw ‘m stevig tegen haar natte slipje en beweeg ‘m langzaam van voor naar achteren. Het liefst zou ik mijn pik erin stoppen, maar haar reactie hierop gaat al mijn verbeelding en de vele natte dromen over deze vrouw te boven. Hijgend beweegt ze haar heupen mee op het ritme. Ik houd de stok stevig tussen haar benen, duw ‘m nog harder heen en weer. Mijn andere hand sluit zich om een borst, mijn duim wrijft over haar keiharde tepel. Ik hijg in haar oor: ‘Dit vindt u wel lekker hé?’ Ze berijdt mijn wapenstok alsof het een genotspeeltje is. Ze kreunt steeds harder. ‘Ja, oh God. Ja.’ Maar voordat ze klaarkomt, trek ik de stok tussen haar benen terug. Ik wil haar voelen, ik wil voelen hoe nat ze is. Mijn vingers trekken de dunne stof van haar slipje opzij. Hmm, ze voelt zacht, warm en nat. ‘De bedwelmende stof zit duidelijk hier,’ fluister ik in haar oor als mijn vingers zachtjes rond haar natte spleet voelen. ‘Dan moet u daar maar gauw wat aan doen, meneer de agent. Heel gauw.’ Dat laat ik mij geen tweede keer zeggen. Met twee handen ruk ik haar slipje naar beneden. Ze stapt eruit en schopt het samen met haar jurkje aan de kant. Mijn vingers zoeken weer tussen haar benen, Oh wat is ze nat. Ik knoop mijn broek open en haal mijn stijve lul eruit. ‘Schiet op, kom maar op met die echte wapenstok van je. Is die net zo hard?’ hijgt ze. Ze duwt gewillig haar kontje naar achteren. Ik pak haar heupen vast en stoot in een keer hard naar binnen. Ze laat zich volledig gaan. Ze hijgt en kreunt dat het een lieve lust is. De balkondeuren staan open, maar dat kan haar schijnbaar niks schelen. De hele buurt mag meegenieten. Ik voer het tempo op. ‘Sletje, kom nu maar.’ Ik geef haar een pets op haar billen. ‘Oh, ik kom, ik kom,’ hijgt ze en ze zet haar handen schrap tegen tafel. ‘Ohhhh, Jezus. JA.’ Een tel na haar orgasme kom ik ook klaar. ‘Zo,’ hijg ik. ‘Ik geloof dat mijn onderzoek nu afgerond is.’ Ze hangt in mijn armen en ik kus haar in haar nek. Als ze zich naar mij omdraait ziet ze de brede grijns op mijn gezicht. Ik glim van trots. Zo geil heb ik een vrouw nog nooit gehad. ‘Doe je dit vaker?’ vraagt ze. Ze slaat haar ogen neer. Schaamt ze zich dat ze zich zo heeft laten gaan? ‘Vaker? Ik heb dit nog nooit gedaan, maar ik had het idee dat ik bij jou met iets indrukwekkends moest komen, wilde je een keertje wat gaan drinken. Over drinken gesproken, ik lust nu wel dat biertje.’ Ik trek mijn broek weer omhoog en probeer nonchalant tegen de tafel te leunen, maar kan mijn ogen niet van haar afhouden. ‘Eerlijk is eerlijk, die heb je wel verdiend,’ lacht ze, en ze loopt poedeltje naakt, op die sexy hoge hakken, naar de koelkast.

66 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


‘Proost.’ En ze zet zelf ook een flesje aan haar mond. Als ik mijn biertje op heb, komt ze voor me staan. Ze kijkt naar mijn uniform. Ik ben aardig bezweet, en heb het nog steeds bloedheet. Ze pakt mijn pet af en zet ‘m scheef op haar hoofd. Dan knoopt ze mijn overhemd los en streelt mijn borst. Als ik protesteer, zet ze haar nagels in mijn vlees. ‘Nu ben ik de baas,’ waarschuwt ze. Ik buig voorover en lik aan haar tepels tot ze stijf en hard naar voren priemen. ‘Goed zo,’ zegt ze. Ze geeft mij een lange hete tongzoen. Dan zakt ze door haar knieën. Ja, met deze vrouw kan ik nog wel wat speelplezier beleven…

advertentie

->

Opbrengst van deze bundel gaat naar de Stichting Viva la Donna, een organisatie die zich inzet voor het verbeteren van de levenskwaliteit van vrouwen met kanker

-> Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 67


all

lips 4 Redenen om meer te zoenen!

calorie verbrander mondverzorger weerstand boost anti stres samensmelten

!

Tijdens een tonzoen wissel je speeksel uit. Daarin zit eiwit, water, zout en vet. Plus wel

12.000

bacteriën van ongeveer

250 verschillende soorten. Samen met nog wat virussen en parasieten ontstaat er dus een mix die je afweerssyteem uit-

daagt om goed z’n best te doen. Tijdens het kussen maak je ook meer speeksel aan en dat is goed voor je tanden. Uit onderzoek blijkt dat het kan helpen tegen hooikoorts en andere allergische verschijnselen. Zoenen werkt daarnaast ook nog eens kalmerend.. Daarnasst is het toch ook gewoon heel lekker!

68 • Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl


OOK TE KOOP IN DEZE KIOSK

GRATIS DOW

NLOAD

NR. 1

VAMP MIRTHE “ONDERGRONDS”

Plus

60 PAGINA’S DIK

KORTE VERHALEN

spanning . thriller . seks . chicklit . romantiek . avontuur . fantasy & veel meer

Held Magazine nummer 1 • www.vampenheld.nl • 69


Held e zine a u te u r s rechte n Dit e-zine is uitsluitend voor jouw persoonlijke plezier. Deze uitgave mag niet worden doorverkocht of doorgegeven aan iemand anders. Als je deze uitgave wilt delen met iemand anders, koop dan alstublieft een extra exemplaar voor elke ontvanger. Dank u voor het respecteren van het harde werk van de illustrators en auteurs. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden doormiddel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de uitgever, illustrator of auteur.

w w w. v a m p e n h e l d . n l

of

vampenheld.gmail.com

eindredacteurs: Patrick Brannigan & Ana誰d Haen

Ga naar de website voor een overzicht van onze auteurs


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.