Verplanten Pamflet

Page 1

Verfplanten In deze Thematuin werden dit jaar een aantal planten bijeengebracht die stoffen bevatten waarmee je textiel kunt verven. Dit is het begin van een meerjarig project bedoeld om de kennis en ervaring op te bouwen en te vernieuwen wat betreft het kweken en verwerken van zulke planten waarvoor een toenemende belangstelling bestaat. Naast de planten in deze Thematuin, voor een groot deel inheemse planten, zijn er in de kassen veel tropische en subtropische planten waaruit van oudsher kleurstoffen gewonnen werd. Ook deze collectie zal opnieuw bezien worden en en de kennis erover gesystematiseerd. In de Thematuin staan de volgende soorten: Latijnse naam

Nederlandse naam

kleur

te gebruiken deel

Isatis tinctoria Indigofera tinctoria Rubia tinctorium Carthamus tinctorius Anchusa officinalis Reseda luteola Coreopsis tinctoria Calendula officinalis Asperula tinctoria Baptisia tinctoria Galium verum Lycopus europaeus Hypericum perforatum Achillea millefolium Rudbeckia fulgida Lythrum salicaria Anthemis tinctorius Cosmos sulphureus Tanacetum vulgare Tagetes patula

wede indigostruik meekrap saffloer ossetong wouw meisjesogen goudsbloem verfbedstro wilde indigo geel walstro wolfspoot St. Janskruid duizendblad rudbeckia kattestaart verfkamille gele cosmos boerenwormkruid afrikaantje

blauw indigo Turks rood saffloerrood rood geel geel–bruin geel rood blauw rood zwart geel wit geel- bruin bruin geel-oranje oranje geel geel - bruin

blad blad wortel bloem wortel top, spruit, zaad bloem bloem wortel blad wortel sap bloem blad, bloem blad, bloem plant na bloei bloem, blad bloem bloem, blad bloem, blad

Op drie van deze soorten, die in het verleden ook industriëel gebruikt werden, zal wat dieper ingegaan worden: wede, indigo en meekrap.

indigo

meekrap foto’s: www.catskill-merino.com

wouw


Wede Wede, Isatis tinctoria, is van oorsprong inheems in West-Azië maar al sinds enkele duizenden jaren ingeburgerd in Europa. De plant is tweejarig: uit het zaad vormt zich in het eerste jaar een laag, veelbladig rozet; na overwintering komt daaruit de bloeistengel met gele bloemen te voorschijn. Wat betreft vorm en kleur lijken die bloemen erg veel op die van koolzaad, mosterd, raapzaad, broccoli en andere koolsoorten. Ze zijn dan ook familie van elkaar: de Kruisbloemigen. In Europa was de plant lange tijd de enige leverancier van een blauwe verfstof met, in de Late Middeleeuwen, uitgestrekte cultures en welvarende handelscentra in Occitanië, Lincolnshire en Thüringen. Met die welvaart was het gedaan nadat de zeeroute rond Kaap de Goede Hoop naar het Verre Oosten in kaart was gebracht en de import van een voorheen onbekende blauwe verfstof op gang kwam. Dat was indigo, dat uit een tropische plant, Indigofera tinctoria gewonnen wordt. De chemische samenstelling van deze kleurstof komt overeen met die van wede. Maar, het is veel krachtiger. Met wetgeving en lastercampagnes werd in Frankrijk, Engeland en Duitsland geprobeerd om het het gebruik van indigo te weren en de eigen wede-industrie te beschermen. Echter, tevergeefs. In het traditionele productieproces van de wedeverfstof worden de bladeren van de niet-bloeiende plant gebruikt. De bladeren worden gekneusd en er treedt een rottingsproces op. Van de drab worden ballen gekneed die te drogen worden gelegd. Na rijping worden deze ballen vermalen en gedurende enkele maanden in met urine aangezuurd water gefermenteerd. Chemisch gezien vindt tijdens dit proces een omzetting van indican in het pigment indigotine plaats. Het eindresultaat van dit proces, een zwart poeder, geeft opgelost in water een gele kleur. Textiel die gedrenkt wordt in zo’n oplossing en daarna te drogen wordt gehangen verkleurt door oxidatie van geel naar indigoblauw. Pas na veel wassen en blootstelling aan zonlicht vervaalt deze bijzondere kleur. Afbeelding: Atlas des plantes de France. 1891


Indigo Uit het blad van de Indigofera tinctoria wordt een blauwe kleurstof gewonnen. Het is de kleur blauw die zo typerend is voor spijkerbroeken. Aanvankelijk werd inderdaad natuurlijke indigo gebruikt om die textiel te verven maar later maakte de natuurlijke verfstof plaats voor synthetische varianten. Indigo werd wel de ‘koning der verfstoffen’ genoemd. Om indigo in een kwaad daglicht te stellen werd het in het Europa van de 17e eeuw ook wel ‘duivelsverfstof’ genoemd wegens de concurrentie die het de bestaande wede-industrie bezorgde die immers een soortgelijke blauwe verfstof produceerde. Het plantengeslacht Indigofera maakt deel uit van de vlinderbloemenfamilie (Fabaceae). Het geslacht telt ongeveer 750 soorten. Meestal zijn dat heesters maar er zijn ook één- en meerjarige kruiden. Je vindt ze in tropisch en subtropisch Azië en Afrika. Indigofera is één van de geslachten uit de familie van de Vlinderbloemigen (Fabaceae). Enkele Indigofera-soorten worden gebruikt voor het maken van de natuurlijke verfstof indigo. Dat zijn met name Indigofera arrecta, I. tinctoria en I. suffruticosa. Andere soorten worden gebruikt als grondverbeterende bodembedekker. Weer andere, in de traditionele geneeskunde, als pijnstiller en ontstekingsremmer. De industriële productie van de natuurlijke verfstof indigo gaat als volgt: gebruikt wordt het blad van de plant. De stof in het blad waar het om gaat heet ‘indicaan’. Het blad wordt gekneusd en in water gedompeld waaraan gebluste kalk wordt toegevoegd. Er vindt dan een chemische reactie plaats waarbij indicaan wordt omgezet in indoxyl. Vervolgens worden plantenresten gescheiden van de vloeistof. Door middel van roeren en kloppen van de vloeistof, waarbij kalkmelk wordt toegevoegd, wordt indoxyl geoxideerd. Dan wordt de vloeistof gewassen. Daarbij wordt zwavelzuur toegevoegd om de kalk te verwijderen. Dan, inkoken en drogen. Het eindproduct is een poeder dat wordt geperst en verpakt. In de 19e eeuw werd de natuurlijke indigo verdrongen door de synthetische variant. Dat begon in 1826 toen Otto Unverdorben, een Duits chemicus en koopman, uit natuurlijk indigo aniline isoleerde. De volgende stap was de ontdekking, in 1855 door August Wilhelm von Hofmann, van een goedkope methode om aniline uit koolteer te produceren. De eerste keer dat er een kleurstof uit deze aniline werd gemaakt was een toevalstreffer in 1856 van William Henry Perkin. Het was een paarse kleurstof die hij ‘mauveïne’ noemde. Synthetisch indigo op basis van aniline uit koolteer werd voor het eerst in 1897 geproduceerd door de Badischen Anilin- und SodaFabrik (Basf). Afbeedling: La botanique de J.J. Rousseau, 1805


Meekrap Meekrap, Rubia tinctorium, is een overblijvende plant, inheems in Anatolië. De plant heeft wortelstokken die 50 tot 100 cm diep in de grond steken. Uit deze wortelstokken wordt een rode kleurstof gewonnen: Turks rood of, in andere talen, krapplack, laque de garance, lacca di robbia. De werkzame kleurstof erin heet alizarine, met als scheikundige formule 1,2-dihydroxyantraquinone. Vanaf de Middeleeuwen werd meekrap ook in Nederland, op de Zeeuwse en Zuidhollandse kleigronden, verbouwd. In de herfst werden de wortels van driejarige meekrapplanten opgegraven en opgeslagen in een meekrapstoof waar ze werden gedroogd en vervolgens fijngestampt. Wegens de hoge investeringen was zo’n meekrapstoof een gezamenlijke onderneming van een aantal boeren. De meekrappoeder werd verhandeld in Rotterdam en daarna verkocht aan ververijen en katoendrukkerijen. In de loop van de negentiende eeuw werd het bewerkingsproces van de wortels verzelfstandigd, los van de boeren die de planten verbouwden. In 1826 ontdekten Jean-Pierre Robiquet en Jean-Jacques Colin de werkzame kleurstof in meekrap: alizarine. Deze ontdekking leidde tot een nieuwe manier om het ongezuiverde poeder te bewerken. Water en zwavelzuur werden er aan toegevoegd waarna de vloeistof gefilterd werd. Het eindproduct kreeg de naam garancine. De kleurkracht daarvan was enkele keren groter dan die van het onbewerkte poeder. Maar ook dit procedé raakte in onbruik nadat in 1868 de Duitse chemici Graebe en Liebermann ontdekten hoe alizarine uit koolteer gewonnen kon worden. Daarmee was het gedaan met de meekrapcultuur. Synthetisch alizarine werd de eerste kleurstof die in grote hoeveelheden industriëel werd geproduceerd en zorgde voor een toppositie van het concern Basf in de wereld van de chemische industrie.

Afbeedling: Franz Eugen Köhler, Medizinal-Pflanzen, 1887


Wouw Deze plant plant is inheems in Europa, is tweejarig en wordt al duizenden jaren gebruikt voor het geel verven van textiel. De latijnse naam is Reseda luteola. Gezaaid wordt in het voorjaar waarna zich een rozet ontwikkelt dat in het tweede jaar uitgroeit met lange, dicht met kleine gele bloempjes bezette bloeistengels. De gehele plant kan gebruikt worden voor het verven van wol en zijde. Je kunt de plant vinden op dijken, langs wegen, soms op muren, op open droge, zanderige grond. Uit het zaad kan een spijsolie gewonnen worden. Alleen schapen eten de plant. De gele kleurstof in de wouw heet luteoline. Het speelt een belangrijke rol in de stofwisseling van de plant: het reguleert de groei, beschermt tegen ultraviolet licht, tegen oxidatie en hitte. Luteoline behoort tot een groep van plantenstoffen die ‘flavonoïden’ wordt genoemd. Deze flavonoïden komen in vele plantensoorten voor en hebben een soortgelijke werking als luteoline in de wouw. Het zijn allemaal kleurstoffen, uiteenlopend van geel tot rood naar donkerpaars. Ze zorgen voor de kleuren van bloemen en vruchten en de herfstkleuring van bladeren. Kleurstoffen kunnen ook in combinatie gebruikt worden om textiel te verven. Een klassiek voorbeeld van zo’n combinatie is de kleur Lincoln-groen, vernoemd naar de Engelse stad Lincoln. De kleur wordt geassociëerd met Robin Hood. Eerst wordt de wol blauw geverfd in een bad met wede, Isatis tinctoria. Daarna wordt de blauwe wol gedompeld in een bad met de geelvervende wouw. Het resultaat is een diep warm olijfgroen. Afbeedling: Flora Batava, afbeelding en beschrijving der Nederlandse gewassen 1800 – 1935


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.