Mvhk14webmag

Page 1

MvhK’14 MIDDAG VAN HET KINDERBOEK DE GOUDEN LIJST 2014


MIDDAG VAN HET KINDERBOEK 2014

2


Zaterdag 13 september 2013 vond de zesde Middag van het Kinderboek (MvhK) plaats in de OBA (Openbare Bibliotheek Amsterdam). Het programma kwam tot stand in nauwe samenwerking met Marijke Troelstra van de OBA en met Gerlien van Dalen en Daan Beeke van Stichting Lezen. Thema van de middag was: Internationaal. De middag werd gepresenteerd door initiatiefnemer/organisator Ted van Lieshout en voor de laatste keer afgesloten met de uitreiking van de Gouden Lijst, de prijs voor het beste jeugdboek voor kinderen van 12 t/m 15 jaar. Voorafgaand aan het middagprogramma vonden aan het einde van de ochtend drie workshops plaats.

3


BAS MALIEPAARD RECENSEREN IN DE PRAKTIJK


W O R K S H O P 1 Bas Maliepaard is journalist en recensent van kinder- en jeugdboeken voor onder meer Trouw. Bas begint met een illustratie van Charlotte Dematons, die zij lang geleden voor hem maakte, omdat die hem doet denken aan de archetypisch recensent: een zure oude man die zijn ganzenveer in het gif doopt. Dat beeld is geestig, maar klopt niet. Per jaar heeft hij plaats voor ongeveer 45 recensies en dat is maar een fractie van wat hij aangeboden krijgt. Uit de bergen die hij krijgt selecteert hij boeken van prentenboek tot Young Adult. Bas geeft de deelnemers eerst een indruk van zijn taakopvatting en van zijn selectieproces, van het lezen en beoordelen van geselecteerde boeken, en van het proces van schrijven van een recensie. Bas voelt zich in de eerste plaats journalist en doet ook bij recenseren aan nieuwsgaring en levert daarmee een mix van journalistieke voorlichting en literaire kritiek. Hij mag in volledige vrijheid de boeken selecteren, ongeacht de signatuur van de krant of de boeken. Hij haalt oud-staatssecretaris Aad Nuis aan als voorbeeld. Thille Dop vraagt Bas of hij wel eens reacties krijgt op zijn recensies. Dat krijgt hij, maar hij houdt zich niet bezig met het effect dat zijn recensies kunnen hebben op de verkoop. Sterren, ballen en cijfers halen volgens de Trouw-boekenredactie een diepgaande recensie onderuit en die hanteren ze dan ook niet. 5


Later in de workshop geeft Bas de deelnemers de opdracht ‘Lezen en Beoordelen’ om zijn verhaal over het selecteren van te recenseren boeken te illustreren. Hij laat de vier eerste bladzijden uit verschillende vertaalde boeken lezen en vraagt de deelnemers te beargumenteren welke van de vier ze zouden willen bespreken. Er ontspint zich een geanimeerde discussie over waarom bepaalde fragmenten wel aanleiding geven om besproken te worden en andere niet, waaruit naar voren komt dat de aanwezige boekverkoper met een ander doel recenseert dan de recensent. Zij doet dat vooral vanuit wat zij denkt dat de lezer (de koper) zal aanspreken, een criterium dat Bas niet hanteert. Het spreekt voor zich dat de recensent doorgaans beperkt ruimte heeft voor zijn recensie, vertelt Bas, en dan kunnen niet alle facetten van een boek behandeld worden. Zelf kiest hij dan voor een bepaalde invalshoek, zoals bijvoorbeeld een bijzonder boek van een auteur die voorheen niet erg is opgevallen, de vorm van een boek, of het personage. Aan het eind van de workshop ontspint zich nog een discussie over het op de bal of op de man spelen in een recensie, waarbij deelnemers en Bas het er over eens zijn dat een goede recensie altijd op de bal speelt en niet op de man.

6



W O R K S H O P 2 Annelies Jorna won de Martinus Nijhoff-prijs voor haar vertalingen uit het Engels. In deze workshop liet zij deelnemers kennis maken met het vak vertalen.

Annelies vertelt over de woordgrappen en taalgrappen die ze tegenkomt bij het vertalen van kinderboeken. Ze haalt de boeken van David Almond aan, waarin de taal zo suggestief is en zo virtuoos kan zijn, dat het vertalen haar aanspreekt op al haar kennis en kunde. Het dwingt haar te spelen met taal. De deelnemers zijn muisstil en hangen aan haar lippen als zij vertelt over de verbasteringen en zelf bedachte woorden die een auteur gebruikt in zijn boek en haar zoektocht naar Nederlandse equivalenten voor die verbasteringen die de geest van de auteur én het verhaal eer aan doen. Een van de voorbeelden komt uit Elia strijdt voor vrijheid van Christopher Paul Curtis, dat verhaalt over een ongeletterde kolonie van bevrijde slaven met een geheel eigen taalgebruik dat afwijkt van wat algemeen beschaafd en correct is. Dat kan niet zomaar omgezet worden naar een gangbaar Nederlands dialect zoals Amsterdams of Twents, want dan ga je voorbij het register van die tijd en van die bevolkingsgroepen. Daar moet je een eigen taal voor vinden, want die afwijkende spreektaal is sfeerbepalend voor het verhaal. Van de deelnemers komt de vraag of Annelies wel eens vastloopt. Annelies denkt dat het voor een auteur moeilijker is als hij vastloopt in zijn verhaal. Zij heeft het kant-en-klare boek al en kan daarmee eigenlijk altijd de vertaling weer vlottrekken, ook al moet ze daar soms een kunstgreep voor uithalen. Want, zo benadrukt ze, je kunt niet altijd voorkomen dat je iets verliest van de brontekst, bijvoorbeeld omdat sommige uitdrukkingen zo specifiek zijn voor een taal en cultuur dat ze niet één op één in het Nederlands zijn om te zetten. Een andere woordgrap die veel inventiviteit en creativiteit vroeg is ‘letterlijk en frituurlijk’ uit De jongen die met piranha’s zwom . Daarin heeft de krompratende ‘enspicteur’ van ROT (Rotzooi Op8


ANNELIES JORNA

NAAR DE LETTER EN DE GEEST: KOKEN IN DE VERTAALKEUKEN ruimings Team) het bijvoorbeeld over iets wat ‘obsaluut’ niet klopt, en hij verbastert ‘rhyme nor reason’ tot: ‘there’s rhyme nor raisin to it’. Dit werd: ‘Er klopt letterlijk en frituurlijk niets van’, waarbij Annelies het leuk vond dat frituurlijk toch ook nog iets met voedsel te maken had, zoals raisins. Annelies typeert het werk dat zij voor jeugdboeken doet als redigerend, creatief en inventief vertalen.


KIM BRABER, KITTY DE J

WORKSHOP 3 Kim Braber, Kitty de Jong en Gert Gerrits van de BNO (Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers) stonden deze keer klaar om vragen te beantwoorden over tal van zaken.

Er wordt druk gespard over de argumenten die ontwerpers en illustratoren kunnen gebruiken bij het onderhandelen over contracten, waarbij Gert, Kim en Kitty de deelnemers handvatten gaven om sterk te staan bij

dat onderhandelen. Algemeen wordt gevoeld dat de boekenwereld momenteel erg onder druk staat. Dat heeft zijn weerslag op de markt en daarmee op de contracten, die illustratoren krijgen aangeboden.


ONGE EN GERT GERRITS

Mocht je eens een opdracht aannemen beneden je gangbare tarief, zo was een van de adviezen, maak dan duidelijk aan de opdrachtgever dat het een eenmalige korting betreft. Zo houd je altijd ruimte om bij

een volgende opdracht een reĂŤel tarief af te spreken. Een deelnemer haalt aan hoe moeilijk het is om zelfs familie, en daarmee ook consumenten, ervan te doordringen dat het om kunst gaat waar de illustra-


tor van moet leven en niet om een leuke hobby. Wat is een redelijk tarief, vragen de deelnemers zich af. De BNO -medewerkers vertellen dat uit de Branchemonitor, die weliswaar heel breed is vanwege het brede aanbod aan disciplines binnen de BNO (ruimtelijk, product en communicatie

waar illustratie onder valt, een uurtarief van circa â‚Ź 85 naar voren kwam. Dat vinden zij helemaal geen gek tarief voor iemand met een HBO-opleiding. Er kwam een vraag over het hoe en wat bij het meedingen in een buitenlandse wedstrijd, waar in de voorwaarden stond dat ingestuurde originelen op

de uitgeverij worden gehouden voor PR-doeleinden. Mag dat? Kim geeft aan dat het er niet om gaat wat mag: een uitgeverij mag bedingen wat ze wil. Het is wel zaak om specifiek af te spreken waarvoor het werk dan gebruikt mag worden. Bij een wedstrijd is het altijd lastig om je eigen voorwaarden te


stellen. Let altijd goed op wat in de voorwaarden staat van zulke wedstrijden, zodat je niet in een onbewaakt ogenblik je rechten afstaat. Om je originelen niet kwijt te raken kun je altijd een goede kopie insturen in plaats van je origineel.


INTERNATIONAAL Namens de OBA opent Martin Berendse, de nieuwe directeur, de zesde Middag van het Kinderboek. Hij herinnert de deelnemers eraan hoe de Middag een traditie is geworden die is voortgekomen uit een actie tegen verslechterde omstandigheden voor schrijvers en illustratoren. Hij memoreert hoe de Middag tot op heden altijd door Hans van Velzen werd geopend. Hans is met pensioen en aan Martin nu de eer om een van de weinige activiteiten binnen de OBA die niet op lezers gericht is maar op de makers van boeken te openen. Berendse noemt de bibliotheek een van de levensaderen van de kinderboekenmakers, maar benadrukt dat ook het omgekeerde geldt: kinderboekenmakers zijn een levensader voor de bibliotheek.


MARTIN BERENDSE



LOES RIPHAGEN

17



TED VAN LIESHOUT: Dank Martin Berendse, voor je welkomstwoord en dat we ook dit jaar weer welkom zijn in deze zaal. Welkom op de zesde MvhK. Ook dit jaar hebben we weer iemand die live een schilderij gaat maken. De afgelopen jaren lukte het Philip Hopman, Georgien Overwater en Daan Remmerts de Vries om precies op tijd hun schilderij af te maken zodat we het aan konden bieden aan Hans van Velzen, die er vervolgens voor zorgde dat het spiksplinternieuwe kunstwerk terecht kwam in een filiaal van de bibliotheek. Dit jaar wordt het live-schilderij, dat naar ene bibliotheek in Diemen zal gaan, gemaakt door Loes Riphagen. Zij is een relatieve nieuwkomer in de wereld van het kinderboek, maar ze heeft toch al de nodige jaren en boeken op haar naam staan. Loes is geboren in 1983 en opgegroeid in Oene op de Veluwe. Ze studeerde in 2007 af aan de kunstacademie in Rotterdam. Loes debuteerde een jaar later met het prentenboek Slaapkamernachtdieren, waarmee ze zich meteen in de kijker speelde. In 2010 kreeg ze een Vlag & Wimpel van de Penseeljury voor Huisbeestenboel en ze verzorgde het Prentenboek van het Jaar 2013 met ZZZ.’



Dit jaar bestaat de Middag van het Kinderboek zes jaar. Ik heb daarover goed nieuws en slecht nieuw. Het goede nieuws is dat de workshops die vanochtend plaatsvonden en het middagprogramma binnen een mum van tijd waren uitverkocht - en dan bedoel ik dat alle toegangskaarten weg waren, want de Middag van het Kinderboek is nog steeds gratis. Het slechte nieuws is dat de Middag alleen versoberd door kan gaan. Al voor het vijfde jaar is het Lira Fonds hoofdsponsor van de Middag van het Kinderboek, maar iedereen weet dat het moeizaam gaat in ons vak, en dat merkt Lira ook aan de inkomsten. Daarom heeft het Fonds moeten besluiten om de subsidiekraan een stuk dichter te draaien en voor ons betekent dat een halvering van het beschikbare budget. U gaat niet zo veel merken van onze geldzorgen, omdat de meeste bezuinigingen zijn doorgevoerd áchter de schermen. En we krijgen nog steeds héérlijk geld van het Lira Fonds, en ook krijgen we geldelijke en morele en andere steun van organisaties die u op het scherm achter mij ziet en van tal van vrijwilligers. Maar wat u waarschijnlijk wel ziet is dat de lieftallige assistente is wegbezuinigd en ik heb dezelfde schoenen aan als vorig jaar. Maar… we hebben dit jaar een meevaller, ons aangereikt door de CPNB! Eppo Van Nispen kwam vorig jaar met een zelf in te vullen verjaardagscadeau voor de Middag van het Kinderboek vanwege het vijfjarig bestaan, en op internet heb ik gevraagd wat jullie een passend cadeau zouden vinden. Tot mijn verrassing vielen twee verzoeken samen: jullie wilden graag een langere lezing én jullie wilden graag Aidan Chambers. Jullie krijgen het allebei. Ik ben ook heel blij dat jullie Aidan wilden, want dit jaar wordt hij tachtig en als dat geen goede reden is om hem te vragen om bij die gelegenheid zijn licht te laten schijnen op zijn leven, zijn werk, ons vak, dan weet ik het ook niet meer. Maar hij komt straks. Eerst komen wijzelf, wij met onze snuit in de richting van het buitenland. Agnes Vogt bijt het spits af.

21



23


Agnes Vogt werkt als beleidsmedewerker Kinder- en Jeugdliteratuur bij het Nederlands Letterenfonds. Ze probeert Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur onder de aandacht van het buitenland te brengen, en weet als geen ander hoe “wij” het doen in het buitenland en hoe het buitenland kijkt naar “ons”. Inmiddels doet ze dat 10 jaar en één maand. Ze stapte in 2004 over van de CPNB naar het toenmalige Literair Productie- en Vertalingenfonds. Agnes heeft Frans gestudeerd en heeft enige tijd gewoond in Frankrijk, Engeland en Italië. Op deze Middag van het - Vertaalde - Kinderboek, dacht ik meteen maar te beginnen met een beeld van het meest vertaalde Nederlandse kinderboek: Minoes van Annie M.G. Schmidt. Vertaald in 32 talen. Dit is natuurlijk zonder prentenboeken mee te rekenen – daar kom ik straks op terug. Mijn naam is Agnes Vogt ik ben beleidsmedewerker kinder- en jeugdboeken bij het Nederlands Letterenfonds. Ik werk al bijna 20 jaar in het kinderboekenvak, eerst bij uitgevers, later de CPNB en sinds 2004 bij het Nederlands Letterenfonds. Ik heb deze presentatie voorbereid met mijn collega Marlies Hoff, die al meer dan 15 jaar de bibliotheek van het Letterenfonds beheert. Ik vertel u eerst over het Letterenfonds en daarna ga ik in op de vertaling van Nederlandse kinderboeken. Het Letterenfonds is één van de zes cultuurfondsen van de Nederlandse overheid en is gehuisvest in Amsterdam in een oude Kweekschool – waar Jacques Vriens nog de lerarenopleiding heeft gevolgd. Wij bewonen dit pand met een aantal instellingen, zoals de Stichting Lezen en Stichting SSS en we noemen het dan ook Het Letterenhuis.

24


AGNES VOGT 25


Onze missie is de kwaliteit en de diversiteit in de literatuur te stimuleren, en bij te dragen aan de verspreiding en promotie van de Nederlands- en Friestalige literatuur in binnen- en buitenland. We doen dit door middel van beurzen en subsidies aan schrijvers, vertalers, uitgevers en festivals. In 2013 was ons budget 12,6 miljoen euro – als je dat afzet tegenover de omzet in de boekenmarkt, zie je dat de overheidssubsidie 1% bedraagt. Overzicht van de bestedingen van het fonds in 2013: 25% ging naar werkbeurzen voor auteurs 21% naar werkbeurzen voor vertalers in het Nederlands 18% naar festivals 11% naar overige subsidies (bijvoorbeeld productiekostensubsidie voor geïllustreerde kinder- en jeugdboeken) 12% naar zichtbaarheid en evenementen 8% naar vertaalsubsidies voor buitenlandse uitgevers 1% naar boekenbeurzen 3% naar manifestaties buitenland en 1% naar residenties. Ik zal deze percentages concreet maken met paar recente voorbeelden van kinderboeken.


Werkbeurzen voor auteurs (25%) gingen bijvoorbeeld naar: - Hans Hagen voor Het hanengevecht (afgelopen week bekroond met de Jenny Smelik- IBBY prijs) - Marjolijn Hof voor De regels van drie (bekroond met de Woutertje Pieterse Prijs 2014) - Simon van der Geest - Gideon Samson Per jaar wordt ongeveer 12,5% van het budget (€ 250.000,-) aan kinderboekenschrijvers toegekend. De subsidie voor Geïllustreerde kinder- en jeugdboeken heeft tot doel de uitgave van bijzondere, commercieel risicovolle, kinderboeken te ondersteunen. We hebben een budget van € 50.000,- per jaar en we subsidiëren gemiddeld 8 boeken per jaar. Uitgeverij Gottmer kreeg subsidie voor Het raadsel van alles wat leeft van Jan Paul Schutten en Floor Rieder - dat dit jaar met een Zilveren Griffel én met een (Gouden, TvL) Penseel is bekroond. En voor Aan de kant, ik ben je Oma niet , dat in 2013 bekroond is met het Gouden Penseel. Nog een paar voorbeelden: De boomhut van Marije en Ronald Tolman, Dissus van Simon van der Geest, DUF (jaarboek voor tieners) en het Poëziespektakel . Met Werkbeurzen voor vertalers investeert het fonds in de kwaliteit van literaire vertalingen ín het Nederlands. Per jaar worden een tiental beurzen voor de vertaling van kinderboeken toegekend. Wederom een voorbeeld: Nan Lenders kreeg een werkbeurs voor haar vertaling van John Green’s The Fault in Our Stars. Dit boek is bijzonder voor ons omdat we er op meerdere manieren mee bezig zijn geweest: John Green verbleef begin 2011 met zijn vrouw en zoontje in onze schrijversresidentie op het Spui, om te werken aan dit boek. Ik kan me herinneren dat hij ons vertelde geïnspireerd te raken door de uitbundige iepenregen, de neer dwarrelende bloesem tijdens een voorjaarsstorm. De natuur in de stad fascineerde hem en dit zit dan ook in het boek verwerkt. In 2013 ontvingen John Green en Nan Lenders de Dioraphte Jongeren Literatuurprijs, een prijs die het Letterenfonds samen met Stichting Lezen heeft opgezet, om aandacht te vragen voor boeken voor jongeren vanaf 15 jaar. Inmiddels is Een weeffout in onze sterren een internationale bestseller, is het verfilmd, en ik hoorde dat de gemeente Amsterdam al 90 miljoen extra inkomsten heeft aan alle toeristen die komen kijken naar de stad waar een deel van het verhaal zich afspeelt.



Een ander, iets ouder voorbeeld zijn de werkbeurzen voor de vertalingen van Annelies Jorna van het werk van Aidan Chambers, de eregast van vandaag. Het Letterenfonds ondersteunt ook festivals in Nederland. Op het gebied van jeugdliteratuur zijn dat bijvoorbeeld Boekids en de Kinderboekenmarkt in Den Haag. En dan zijn we aangekomen bij het thema van deze middag. Wat doet het Letterenfonds voor de vertaling van Nederlandse literatuur? Wij proberen buitenlandse uitgevers enthousiast te maken voor Nederlandse kinderboeken door ze INFORMATIE te geven. Dat doen we onder meer met jaarlijkse brochures, bijvoorbeeld de jaarlijkse Children’s Books from Holland - die we samenstellen met een aantal kinderboekenrecensenten. Maar we maken ook brochures in het Arabisch, Spaans en Chinees. We doen het ook persoonlijk, bijvoorbeeld op boekenbeurzen, zoals de kinderboekenbeurs in Bologna, en de Buchmesse in Frankfurt. Het fonds probeert ook uitgevers te bereiken in landen die vanuit commercieel oogpunt wellicht geen prioriteit hebben, maar om andere redenen belangrijk zijn. Omdat het snel groeiende economieën zijn (zoals China en Brazilië), of omdat ze interessant zijn uit het oogpunt van culturele uitwisseling. Wij gaan naar uitgevers toe,

maar we nodigen ook uitgevers uit voor een bezoek aan Nederland. Zo kwam bijvoorbeeld Sandrine Mini van de Franse uitgeverij Syros naar Nederland, en na haar bezoek kocht zij de rechten voor de grote bundel van De boze heks van Hanna Kraan. Als er eenmaal een overeenkomst is tussen een Nederlandse en een buitenlandse uitgeverij over de vertaalrechten, kan een buitenlandse uitgeverij financiële steun aanvragen voor vertaalsubsidies. Voor geïllustreerde kinderboeken kan er een aanvullende subsidie voor productiekosten aangevraagd worden. Ouiouiouille une Sorciere van Hannah Kraan ontving bijvoorbeeld beiden. Als vertalingen eenmaal verschenen zijn, helpt het Fonds graag met de promotie van die boeken. Dat is één van de doelen van de manifestaties die wij in het buitenland organiseren. En natuurlijk hopen we dan ook verdere interesse in Nederlandse boeken te genereren. en paar voorbeelden van de afgelopen jaren: Eén van onze grootste manifestaties was het Gastlandschap op de Boekenbeurs in Beijing in 2011. Kinderboekenauteurs Hans Hagen en Laurentien van Oranje en illustratoren Annemarie van Haeringen, Sieb Posthuma en Ingrid en Dieter Schubert waren aanwezig en hebben workshops gegeven voor Chinese kinderen. Sieb maakte daar met kinderen van gedetineerden een kraanvogel, symbool voor vrijheid. 29

Afgelopen december waren we op de boekenbeurs in Moskou voor de presentatie van de Russische edities van Winterijs van Peter van Gestel, Het boek van alle dingen van Guus Kuijer en Huisbeestenboel van Loes Riphagen. Tijdens een gesprek van Guus Kuijer met lezers over Het boek van alle dingen , had de uitgever besloten een ‘statement’ te maken door op de achtergrond een beeld te projecteren met statistische gegevens over huiselijk geweld in Rusland. Dan, over een toekomstige manifestatie: u heeft vast gehoord dat Nederland en Vlaanderen ‘eregast’ zullen zijn op de Buchmesse in Frankfurt in 2016. Wij organiseren dit om vertalingen uit het Nederlands te stimuleren – niet alleen in het Duits, maar juist ook in andere talen. De Buchmesse is immers hét internationale podium bij uitstek. We zijn al druk bezig met de voorbereidingen. Zo ontvangen wij vanaf morgen tien Duitse kinderboekenuitgevers voor een intensieve week in Amsterdam en Antwerpen waarin ze kennis zullen maken met veel auteurs, illustratoren, uitgevers en vakorganisaties. Hoe doen “onze boeken” het in het buitenland? En Wat zoeken buitenlandse uitgevers? Heel in het algemeen kopen uitgevers boeken in die aanvullend zijn op hun eigen fonds, op wat ze zelf maken. Het spreekt voor zich dat ze boeken van hoge kwaliteit zoeken, literaire kwaliteit dan wel com-



merciële kwaliteit. “Very good books” zoals deze Duitse uitgeverij het benoemt op haar presentatie die ze maandag zal geven. Nederlandse kinderboeken staan naar mijn ervaring bekend om een hoge kwaliteit van tekst, beeld en vormgeving. Een volwassen toon en stijl worden ook vaak genoemd. En wat de thematiek betreft, geldt naar mijn idee nog steeds wat Aidan Chambers al jaren geleden constateerde: Directness, a no-nonsense approach, is a Dutch virtue… the belief that children not only can cope with brutal realities, but that it is suitable that they consider them because they are there, cruelly present in life, and children need the kind of assistance to understanding that only the redemptive capacity of narrative can provide. Few other nations take such an open-minded view of what children are capable of comprehending. Dutch children’s books are innovative in form and content. Directness, a no-nonsense approach... in het kort zegt Chambers dat wij geloven, dat het goed is, dat kinderen via verhalen in aanraking komen met een harde werkelijkheid. Omdat dat nu

31


eenmaal onderdeel is van het leven, en verhalen kinderen steun kunnen bieden om daar mee om te gaan. Dit imago is ook weer versterkt met de uitreiking van de Astrid Lindgren Memorial Award aan Guus Kuijer in 2012. Een paar woorden van de jury: Portrays both the problems facing contemporary society and life’s big questions. With an unprejudiced gaze and a sharp intellect, Guus Kuijer portrays both the problems facing contemporary society and life’s big questions. Respect for children is as self-evident in his works as his rejection of intolerance and oppression. Kuijer combines serious subject matter and razor-sharp realism with warmth, subtle humour and visionary flights of fancy. His simple, clear and precise style accommodates both deep philosophical insight and graceful poetic expression. Natuurlijk gaat dit specifiek over het werk van Kuijer, maar voor sommige uitgevers was dit de eerste kennismaking met Nederlandse kinderboeken en een groot aantal schrijvers is beïnvloed door zijn werk. In de woorden van kinderboekenrecensent Mirjam Noorduijn hebben die ‘de Guus Kuijer factor’. Om hen ook onder de aandacht te brengen, hebben we de folder Kuijer & Co gemaakt over boeken van Marjolijn Hof, Bibi Dumon Tak, Mariken Jongman, Gideon Samson en Simon van der Geest.

Nederlandse kinderliteratuur staat erom bekend dat ze regelmatig de grenzen van wat mogelijk is in een kinderboek, opzoekt. Denk aan een boek als Zwarte Zwaan van Gideon Samson. Sommige culturen waarderen dit progressieve karakter en beschouwen het als vernieuwend en interessant. Dat geldt met name voor uitgevers uit Scandinavië en Duitsland en, in mindere mate, voor Franse en Engelse uitgevers. Andere culturen, vinden dit aspect echter bedreigend of soms zelfs onfatsoenlijk – “dit kan echt niet voor kinderen”, hoor ik af en toe. Dat geldt zeker voor landen waar censuur is, zoals China, maar ook een aantal Zuid-Europese uitgevers durft bepaalde thema’s niet aan, of vinden die in ieder geval commercieel gezien te risicovol. In deze gevallen bieden fantasie boeken, sprookjes en dierenverhalen, een betere toegang. Omdat ze een groter universeel potentieel hebben, dankzij de abstracte of filosofische aard. Zo zijn de dierenverhalen van Toon Tellegen wereldwijd zeer geliefd en verschenen in 18 vertalingen. Dus: wat aangekocht wordt verschilt per cultuur. In ieder land is de boekenmarkt anders. Ik zou daar lang over kunnen praten, maar voor nu een paar woorden over vier grote talen:

Duits is de taal waarin de meeste Nederlandse kinderboeken zijn verschenen. De laatste jaren worden zo’n 32

40 à 50 kinderboeken per jaar vertaald. Uitgeverij Urachhaus spant de kroon, in 2012 vierden zij de uitgave van hun 100ste Nederlandse kinderboek. Veel Nederlandse auteurs zijn populair in Duitsland, en worden uitgenodigd voor festivals. Zoals het Literatuur Festival in Berlijn - dat op dit moment bezig is en waar Truus Matti dit jaar optreedt. Andrea Kluitmann zal u zo meer vertellen over het succes van onze boeken in Duitsland.

Engels Een vertaling in het Engels wordt internationaal gezien als één van de moeilijkst haalbare. Vaak wordt 3% genoemd, dus dat slechts 3% van de boeken op de Engelstalige markt, uit een andere taal vertaald is. Relatief zijn er inderdaad nog maar weinig kinderboeken in het Engels vertaald, al zijn dat er de laatste jaren gelukkig steeds meer. Een paar recente voorbeelden: De Nieuw-Zeelandse uitgeverij Gecko geeft ‘curiously good books’ uit – boeken van Toon Tellegen, Joke van Leeuwen, Rindert Kromhout en Annemarie van Haeringen; en deze week ontvingen we Waar is Rintje? van Sieb Posthuma. Het Engelse Boxer Books heeft de dierenverhalen van Toon Tellegen in een prachtige serie uitgegeven, geïllustreerd door Jessica Ahlberg, die Querido ook weer in Nederland heeft overgenomen. Het nieuwe kinderboekenfonds van uitgeverij Pushkin Press heeft afgelopen november de


allereerste Engelse vertaling van De brief voor de koning van de hand van Laura Watkinson, uitgegeven. Het boek werd zeer lovend ontvangen in de Engelse pers: ‘The best children’s book in translation for a decade’ volgens The Times. Het boek werd door Sunday Times, Times en Metro gekozen tot ‘Book of the Year’, en is nu verkrijgbaar in paperback – wat echt bijzonder is. Nog recenter is Minoes bij Puskin Press verschenen, maar daar zal David Colmer jullie zo meer over vertellen.

Spaans Met name Zuid-Amerika is een belangrijke markt met een rijke literaire traditie. Specifiek aan de Zuid-Amerikaanse markt is de belangrijke rol van

de overheid als inkoper voor schoolbibliotheken. In 2007 is Waar is de taart? van Thé Tjong Khing uitgekozen voor dit programma, waardoor uitgeverij Castillo in één keer 80.000 exemplaren van dit boek verkocht.

gend jaar zal op de kinderboekenbeurs in Shanghai in één keer een groot deel van het werk van Annie MG Schmidt en Fiep Westendorp gepubliceerd worden: Jip en Janneke, P luk van de Petteflet, Otje en Wiplala .

Chinees De Chinese boekenmarkt is enorm. Per jaar verschijnen meer dan 50.000 nieuwe kinderboeken (inclusief herdrukken gaat het om meer dan 500.000 titels per jaar). Om hierin op te kunnen vallen, geven Chinese uitgevers het liefst series uit. Een reeks van minimaal 5, 6 titels. Dit geldt voor prentenboeken, maar ook voor fictie. De serie Pinkeltje boeken is bijvoorbeeld in 12 delen tegelijk verscheen. Vol

Wat vergroot de kans op een vertaling? Bekroningen hebben heel duidelijk een gidsfunctie. Prijzen als de Griffels en Penselen en de Woutertje Pieterse Prijs zijn een eerste leidraad voor een buitenlandse uitgever in zijn zoektocht naar bijzondere boeken. De Griffel der Griffels voor De brief voor de Koning van Tonke Dragt had duidelijk effect op het aantal vertalingen. In Spanje, bijvoorbeeld, gaf uit-

33



geverij Siruela het boek het jaar daarop, in 2005, uit met een wikkel met de tekst Premio Griffel der Griffels. Het boek had groot succes en Siruela heeft nog 9 andere titels van Tonke Dragt uitgegeven. Gerenomeerde internationale prijzen zijn nog belangrijker dan nationale bekroningen. De werking van die prijzen is duidelijk terug te zien in het aantal vertalingen. Denk bijvoorbeeld aan de Deutscher Jugendliteratur Preis; dit jaar is Papa, hoor je mij? van Tamara Bos en Annemarie van Haeringen genomineerd. Andrea vertelt u er zo meer over. Een andere ‘veel geziene’ prijs is de Bologna Ragazzi Award, die in 2009 is toegekend aan De boomhut van Marije en Ronald Tolman, wat inmiddels in 10 landen is verschenen. De Amerikaanse Mildred L. Batchelder Award is nog een voorbeeld. Deze prijs wordt toegekend aan “the most outstanding children’s book originally published in a language other than English in a country other than the United States”. In 2012 is

35


de prijs toegekend aan Soldier Bear van Bibi Dumon Tak en in 2014 aan Mister Orange van Truus Matti. Beide boeken zijn vertaald door Laura Watkinson. Logischerwijs is het effect van de belangrijkste internationale prijzen het grootst. Dan heb ik het natuurlijk over de Hans Christian Andersen Prijs en de Astrid Lindgren Memorial Award: De Hans Christian Andersen Prijs is, zoals u weet, tweemaal toegekend aan een Nederlander: in 1988 aan Annie MG Schmidt en in 2004 aan Max Velthuijs. En, zoals eerder gezegd, is de ALMA in 2012 uitgereikt aan Guus Kuijer, wat tot nog meer vertalingen van Het boek van alle dingen heeft geleid. In totaal zijn het er nu 23. Behalve bekroningen, zijn vertalingen belangrijk voor vertalingen. Vertalingen in het Engels, Frans en Duits zijn vaak een eerste stap op de internationale markt. Als die edities er zijn, kunnen redacteuren die niet beschikken over gespecialiseerde lezers Nederlands, er kennis mee maken. Deze factoren hebben weer effect op elkaar. Het is een soort opwaartse spiraal. Immers: hoe meer vertalingen, hoe groter de kans op een internationale prijs. Als boeken beschikbaar zijn in belangrijke talen als het Engels hebben meer juryleden de gelegenheid om de boeken te lezen en een stem te hebben in de discussie. Ik begon met een beeld van het meest vertaalde boek, Minoes, en zei daarbij dat zonder pren-


tenboeken mee te rekenen was. Dat komt omdat het Letterenfonds pas sinds een jaar of tien vertalingen van prentenboeken bijhoudt en ik daar dus geen compleet beeld van heb. Toch zeg ik er graag wat over, omdat prentenboeken vaak de eerste stap zijn voor de vertaling van Nederlandse literatuur in landen waar nog weinig vertaald is – dat zien we heel duidelijk in Zuid-Amerika, in China en in India. Nijntje is natuurlijk hét bewijs dat een Nederlandse illustrator wereldwijd succes kan hebben. Volgens de gegevens van Mercis zijn de boeken van Dick Bruna in meer dan vijftig talen vertaald en als je dialecten (o.a. Zeeuws, Brabants, Haags) erbij telt, kom je op meer dan zestig vertalingen. Kikker van Max Velthuijs is in dertig talen vertaald. Andere voorbeelden van prentenboeken, die in meer dan tien talen zijn vertaald zijn Kleine Ezel van Rindert Kromhout en Annemarie van Haeringen, Waar is de taart? van Thé Tjong Khing en Muizenhuis van Karina Schaapman En dan weer over vertalingen van leesboeken. Hier ziet u 10 van de meest vertaalde Nederlandse kinderboeken: - Van Annie MG Schmidt Minoes (32 talen; Wiplala 16; Pluk van de Pletteflet 12) - Het boek van alle dingen (23 talen) - de dierenverhalen van Toon Tellegen (18 talen) - Koning van Katoren (18 talen) - Kruistocht in spijkerbroek (16 talen)

- Brief voor de Koning (16 talen) - Een kleine kans (13 talen) - De kleine kapitein (12 talen) - Iep (11 talen) Tot slot over vertaalde Nederlandse kinderboeken: U heeft misschien de indruk gekregen dat alleen bekroonde en al vertaalde boeken, veel worden vertaald. Dat het gaat om een relatief klein aantal boeken. Gelukkig is dat niet zo! Dat beeld wil ik graag nuanceren – per jaar worden volgens onze gegevens meer dan 100 verschillende Nederlandse kinderboeken vertaald. Van klassiekers tot boeken die nog maar net in Nederland zijn verschenen. Prentenboeken, poëzie, fictie, non-fictie en Young Adult. Omwille van de tijd, heb ik het ook maar over een paar talen gehad, terwijl onze kinderboeken vertaald worden in heel veel talen. Alleen al in het afgelopen jaar zijn er Nederlandse kinderboeken vertaald in talen als het Afrikaans, Deens, Hebreeuws, Hindi, Koreaans, Noors, Tsjechisch, Vietnamees en Zweeds. Wij hebben meer dan 3.500 vertaalde kinderboeken fysiek in onze bibliotheek staan en in onze Vertalingendatabase hebben we meer dan 5.500 treffers voor kinder- en jeugdboeken. En wij weten dat onze gegevens niet helemaal compleet zijn. Ik wil graag eindigen met één van de belangrijkste schakels in de vertaling van Nederlandse kinderboeken: vertalers. Promotie en vertaalsubsidie is 37

37

zinloos zonder goede, professionele vertalers. Een uitgever kan nog zo graag een boek willen uitgeven, als er geen goede vertaling gemaakt kan worden, eindigt de interesse daar. Het ondersteunen van literair vertalers is dan ook een belangrijke taak van het Letterenfonds. Wij organiseren workshops, mentoraten, één keer per jaar de Vertaaldagen, en vertalers kunnen in ons Vertalershuis verblijven. En natuurlijk brengen we uitgevers in contact met vertalers. Maar eerlijk gezegd is het vaak andersom: niet zelden is het juist een vertaler die een buitenlandse uitgever attendeert op een boek dat hij zou moeten aankopen. Om terug te komen op de factoren die de kans op een vertaling vergoten: de kans om vertaald te worden wordt aanzienlijk vergroot als één of meerdere vertalers zich voor een boek inzetten. Daarom geef ik graag het woord aan twee fantastische vertalers en ambassadeurs van het Nederlandse kinderboek: Andrea Kluitmann en David Colmer.


38




ANDREA KLUITMANN Andrea Kluitmann woont sinds ze voor haar studie naar Nederland kwam in Amsterdam, maar is geboren in Duitsland. Ze is literair vertaler van Nederlandse en Vlaamse kinder- en jeugdboeken, graphic novels en romans in het Duits, waaronder werk van Do van Ranst, Mirjam Oldenhave, Brecht Evans en Gerbrand Bakker. Andrea recenseerde enige jaren Duitse literatuur voor de Volkskrant en schreef columns voor het Expertisecentrum Literair Vertalen. Een van haar columns vormde de inspiratie voor de in 2009 door het Nederlands Letterenfonds, Gerda Baardman, Nicolette Hoekmeijer en Andrea zelf georganiseerde actie ‘Vertalers worden zichtbaar’. Wie van jullie heeft Boyhood gezien? – Veel handen gaan omhoog – Dat dacht ik al, en de rest gaat hem vast nog bekijken – de film over de Amerikaanse jongen Mason, waarin dezelfde acteurs 12 jaar lang meespelen. Voor mij was trouwens niet de jongen het meest interessant, maar zijn ouders en hoe het verstrijken van de tijd in beeld werd gebracht door mensen, inrichting, mode en muziek. Ik zat te denken aan wat voor film het zou worden als het onderwerp de Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur in Duitsland zou zijn. Een mooi vertrekpunt leek me het jaar

1993, toen Nederland en Vlaanderen voor het eerst eregast waren op de Frankfurter Buchmesse. Eselsohr, een tijdschrift voor kinder- en jeugdmedia, maakte destijds een speciale uitgave. Dankzij Joke Linders, die het tijdschrift nog bezat dat ze samen met Toin Duijx zowat helemaal had volgeschreven, kan ik wat dingen daaruit laten zien. Kein Käse aus Holland: 30 Jahre Kinder – und Jugendbücher aus Flandern und den Niederlanden. Dat ‘geen kaas’ is een woordspeling, je zegt dat in het Duits als iets niet goed is. In het tijdschrift kom je artikelen tegen over onder andere Paul Biegel, Ted van Lieshout, Toon Tellegen, Guus Kuijer, Joke van Leeuwen, Hans Hagen, Rindert Kromhout, Imme Dros en Harrie Geelen en Bart Moeyaert, kersverse artistiek leider van Frankfurt 2016, schrijvers/illustratoren, die nu ook nog steeds actief zijn en van wie sommigen zelfs hier aanwezig zijn. Het ouder worden van de ‘acteurs’ hadden we in ieder geval – net als in Boyhood – mooi in beeld kunnen brengen, blijkbaar hebben we een vak waar we decennia in blijven zitten. Er werden al veel eerder dan 1993 Nederlandse kinder- en jeugdboeken in het Duits vertaald, bijvoorbeeld het werk van Nienke van Hichtum en de avontuurlijke romans van Johan Fabricius, onder meer het bekende De scheepsjongens 41

van Bontekoe dat al in 1926 in Duitse vertaling verscheen. Per jaar werden er zo’n drie of vier Nederlandse boeken vertaald, met een uitschieter in 1925, toen waren het er tien. Er waren ook vroege successen, de Duitse vertaling van De kinderkaravaan van An Rutgers van der Loef uit 1953 had een totale oplage van meer dan 250.000 exemplaren en is nog steeds als pocket verkrijgbaar bij de uitgeverij dtv-junior. Er is zelfs dit jaar nog een nieuwe speciale uitgave voor leraren verschenen. Vanmiddag wil ik graag focussen op de afgelopen 21 jaar, want daar was ik bij; in 1993 vertaalde ik mijn eerste Nederlands kinderboek met illustraties van Philip Hopman. Met een enorm respect voor de Friese namen die in het Duits tot veel verwarring (en wellicht de tegenvallende verkoop) leidden. Een paar jaar later werd ik scout voor de Duitse uitgeverij Anrich, die al sinds 1976 veel Nederlandse en ook Vlaamse kinder- en jeugdboeken uitgaf. Gerold Anrich was een pionier, maar andere Duitse uitgevers volgden al gauw. In 1993, het jaar dat door het eregastlandschap op de Frankfurter Buchmesse de doorbraak betekende voor veel auteurs van literatuur voor volwassenen, was de Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur in Duitsland dus al volop bekend


en vooral ook geliefd. Duitse uitgevers en redacteurs kenden hun Nederlandse collega’s al sinds jaren, en ze zagen elkaar op de kinderboekenbeurs in Bologna en in Frankfurt, ze kenden elkaars smaak, elkaars fondsen en wisten van elkaar hoe hun kinderen heten en wie er net gescheiden was etc. In interviews uit die tijd lees je steevast over de hoge kwaliteit van de Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur, het prettige zakenklimaat en de geweldige steun van het Nederlands Letterenfonds. Er werden inderdaad erg veel goede boeken geschreven, wat je trouwens ook kunt zien aan de genomineerden en de winnaars van de Deutscher Jugendliteraturpreis, een prestigieuze prijs voor Duitstalige én vertaalde kinder- en jeugdlitera

tuur. Deze prijs wordt elk jaar in de categorie prentenboek, kinderboek en jeugdboek uitgereikt. Er vallen een paar dingen op: sommige schrijvers zijn in Nederland niet erg bekend. De Vlaming Do van Ranst bijvoorbeeld, de tot nu toe laatste Nederlandstalige winnaar van de DJLP in 2007, ligt hier amper in de winkel. Veel van de genoemde schrijvers zijn ook in Nederland erg gewaardeerd, maar sommige títels zijn zeer onbekend. Veel mensen zullen Dolf Verroen wel kennen, maar zijn boek Slaaf kindje slaaf (in 2006 verschenen bij uitgeverij Guijs) zal velen niets zeggen. Voor dit boek ontving hij niet alleen de Deutscher Jugendliteraturpreis in 2006, maar ook de Gustav Heinemann Friedenpreis en de Italiaanse Premio 42

della Città di Bella, een soort Gouden Griffel. Andersom ontbreekt een Nederlandse grootheid als Annie M.G. Schmidt op deze lijsten. Het is onomstotelijk waar dat succes in het ene land niet automatisch succes in het andere land betekent (en andersom). Een boek in vertaling krijgt een nieuw leven onder volledig andere omstandigheden, dat is een van de redenen dat het er vaak anders uitziet en dat de titel niet letterlijk wordt vertaald. En soms blijft bijna alles hetzelfde. Voor een auteur lijkt me dat trouwens het aardige aan te worden vertaald. In een ander land wordt er opnieuw naar het werk gekeken, en misschien gebeurt dat met minder aandacht voor de makers dan in een klein land als Nederland


onvermijdelijk het geval is. Een klein land waarin mensen die in een bepaald vak werkzaam zijn elkaar kennen heeft veel voordelen (zoals korte lijnen en goede samenwerking), maar soms vind ik het ook wat benauwend. Wel heb ik onlangs van dichter, essayist en boekhandelaar Joost Baars iets geleerd. Toen ik tegen hem zei dat ik in Nederland soms het gevoel had dat er een soort vriendengroep bezig is om voor elkaar dingen te maken en dat werkelijk iedereen iedereen kent, zei hij: ‘Ja, en daar wordt altijd erg zuur over gedaan. Maar weet je, voor vrienden ren je harder.’ Daar zit zeker ook iets in, maar toch vind ik het ook na meer dan twintig jaar in het vak opwindend als boeken van auteurs die ik heb vertaald worden “losgelaten” in Duitsland, en uit hun comfortzone geraken. Waarom geven Duitse uitgevers graag Nederlandse kinder- en jeugdboeken uit? – en we hebben net van Agnes gehoord dat ze dat echt wel doen. Ik krijg deze vraag al heel lang en ik heb hem zelf ook diverse keren gesteld. Het antwoord luidt vaak dat Nederlandse auteurs kinderen op een speciale manier benaderen. Ze gaan niet op hun hurken zitten, gebruiken humor en ironie, en nemen kinderen desondanks zeer serieus. En er worden meeslepende verhalen verteld, soms op poëtische wijze. Ik ben niet zo heel goed thuis in de kinder- en jeugdliteratuur van buiten Nederland,

maar wat ik aan Duitse, Scandinavische en met name Engelse kinder- en jeugdboeken heb gelezen voldoet ook vaak volledig aan deze beschrijving. Sowieso zijn culturele verschillen de afgelopen decennia mede door internet en goedkoop reizen kleiner geworden, we zien steeds meer van elkaar en er bestaat een gigantische grensoverschrijdende handel. Onlangs bijvoorbeeld leverde ik een bijdrage aan een echt Hollands afscheidspakketje voor een vroegere collega-vertaler Turks die voorgoed naar Turkije vertrok, naar Bodrum. We deden er van alles in: drop, Haagsche hopjes, pindakaas, poffertjesmix, veel stroopwafels en een joint. Het cadeau werd extreem blij ontvangen, maar – ik weet ook niet precies waarom ik dat deed – ik ging toch maar even stroopwafels en Bodrum googelen en ik kan jullie vertellen dat je dat beslist niet zonder resultaat doet ... Je kunt in elke grote Turkse supermarkt stroopwafels kopen en ze zijn soms ook vers verkrijgbaar, al schijnen ze een keihard gevecht te moeten leveren tegen de in Turkije alom geliefde Belgische wafel, bekend als ‘dikke wafel’. Hm ... hoe kwam ik ... ook alweer van Nederlandse kinderen jeugdboeken in Duitsland op stroopwafels in Turkije? Oh ja, globalisering en de vraag wat de Nederlandse kinder- en jeugdboeken nou toch speciaal maakt. Schrijven op ooghoogte en met humor noemde ik al, en de 43

soms poëtische stijl. De hoogwaardige illustraties zijn zeker ook belangrijk, er worden in dit land (en ook in Vlaanderen) gewoon veel goede boeken geschreven en getekend. Ik denk ook dat je in dit verband niet mag onderschatten wat allerlei mensen dóen voor de Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur. Uiteraard zijn het de auteurs en de illustratoren die goede boeken moeten creëren, zij zijn het allerbelangrijkst. Er zijn in Nederland uitgevers die hiervan diep zijn doordrongen (en er zijn er ook die dat niet zijn, helaas). Een goede uitgever geeft auteurs een thuis en schept iets waardoor mensen deel worden van een geheel, zodat er een klimaat kan ontstaan van elkaar stimuleren, ik ben ervan overtuigd dat dit zijn weerslag vindt in de boeken die in een land worden gemaakt. En al kreeg de kinder- en jeugdliteratuur ooit meer ruimte in de media, belangrijke boeken worden hier besproken in de kranten, we hebben het Letterenfonds, actieve webloggers, we hebben een tijdschrift als Literatuur zonder leeftijd, er is een masterstudie jeugdliteratuur, er zijn prijzen als de griffels, de Woutertje Pieterse Prijs en niet te vergeten de Gouden Lijst en waarschijnlijk vergeet ik nu iets heel belangrijks. Kortom – er is een levendig kinder- en jeugdboekenlandschap en een goede infrastructuur, opgebouwd in heel veel jaren werk en vertrouwen, geven en nemen. Een kostbaar goed. Hierdoor kan bijvoorbeeld ik


als vertaler Duits volop informatie vinden over Nederlandse boeken en Duitse uitgevers daarvan voorzien. Buitenlandse uitgevers kunnen makkelijk de weg vinden om een Nederlands boek in Duitse vertaling uit te brengen. Ze krijgen daarbij vaak hulp van vertalers. Er zijn meerdere Duitse redactrices die Nederlandse boeken kunnen lezen, maar daarvoor hebben ze niet altijd tijd. Dan wordt een vertaler gevraagd om dat voor ze te doen en om een leesrapport te schrijven. Aan de hand van dit leesrapport en hetgeen de redactrice verder nog kan vertellen over het boek, de auteur en waarom ze het interessant vindt voor de uitgeverij, komt er al dan niet een uitgeefbeslissing (deze procedure doet elke uitgeverij weer anders, het heeft ook met grootte van de uitgeverij, de hiĂŤrarchieĂŤn en de structuren te maken). Over die leesrapporten wil ik graag nog iets vertellen, omdat het natuurlijk ingewikkeld is dat veel Duitse uitgevers niet zelf kunnen lezen wat ze kopen. Je wordt als schrijver van leesrapporten zeker geacht om een eigen mening te hebben over een boek, om je te verhouden tot de tekst. Maar je moet ook stijl en opbouw kunnen analyseren, en sterke en zwakke kanten beargumenteerd kunnen benoemen. Ook in genres die misschien niet tot je persoonlijke favorieten behoren moet je kwaliteit kunnen herkennen en weten wat je criteria hiervoor zijn. Overigens zijn Duitse uitge44


vers beslist niet alleen maar op zoek naar literair werk, wat ze nodig hebben is heel divers. Wél is het zo dat ze niet inkopen wat ze zelf volop hebben. Als je een willekeurige Duitse boekwinkel binnengaat en je kijkt naar de kinder- en jeugdboeken dan is de dominantie van de Engelstalige series niet over het hoofd te zien. Er heerst een bestsellercultuur die gedomineerd wordt door Greg, paarden, verdwenen halfgoden, romantische vampiers en grappige meisjes met rode krullen. En meestal is het boek niet de enige verschijningsvorm. Een van de best verkopende boeken op dit moment is Ostwind van Carola Wimmer, gemaakt op basis van een filmscript, het boek bij de film dus. Een wild paard laat zich alleen maar temmen door de heldin van het verhaal, een meisje dat weliswaar niet kan paardrijden, maar – met behulp van een stalknecht waar ze verliefd op wordt – leert ze dat binnen enkele weken en vervolgens wint ze de grote wedstrijd. Zo’n verhaal komt in minieme variaties (bv. dansen i.p.v. paardrijden) zeer regelmatig langs, niets mis mee als er ook tenminste nog ruimte is voor andere verhalen.

minimaal, maar in 2014 is er een daling ingezet. En natuurlijk betekent zo’n gemiddeld dalende omzet voor de uitgever van John Green, de dagboeken van Greg of The Hunger Games iets anders dan voor een armere uitgever. Onomstotelijk vast staat echter dat Duitse uitgevers heel aarzelend rechten van buitenlandse boeken inkopen, dat geldt uiteraard ook voor Nederlandse boeken. Bij veel uitgeverijen wordt elk boek geacht om zichzelf terug te verdienen, elk boek wordt van te voren van alle kanten onderzocht op zijn potentie om geld te genereren, en er wordt voor elk boek een businessplan geschreven. Blijkbaar wil men af van het

De afgelopen jaren is er iets veranderd. Vergeleken met het boek voor volwassenen doet het kinder- en jeugdboek het in Duitsland redelijk. Terwijl de omzet van het algemene literaire boek in 2013 aanzienlijk daalde, groeide die van het kinder- en jeugdboek toen nog 45

businessmodel van de “Querfinanzierung”, de kruisfinanciering. Door middel van goed verkopende boeken financier je minder goed verkopende titels, wat natuurlijk ook alleen werkt als je die goedverkopende titels ook daadwerkelijk in je fonds hebt. Nu wil ik helemaal niet beweren dat geld verdienen met wat je doet niet belangrijk is, zeker niet. Het is simpel: als je niet ervoor zorgt dat boeken worden verkocht, en dus gelezen kunnen worden, het liefst door veel lezers, heb je er weinig aan. Zakelijker uitgedrukt: de vraag naar de economische potentie van een boek móet een rol spelen bij de vraag of een uitgever een boek uitgeeft of niet. Maar: ons vak zou lang


niet zo spannend zijn als je van te voren wist of een boek goed wordt verkoopt of niet, er gebeuren regelmatig erg verrassende dingen, gelukkig, er wordt gerekend met veel onbekende variabelen. De economische blik hoort niet de allereerste blik te zijn. De eerste blik hoort inhoudelijk gemotiveerd te zijn. Ik had hier eerst staan: anders kun je net zo goed kaas gaan verkopen. Maar dat klopt niet: de eerste blik van een goede kaasmaker gaat ook uit naar rijpheid en smaak. Op het gevaar af nostalgisch over te komen, ik wil terug naar de tijd van de persoonlijke aanpak. De tijd, waarin een

uitgever als Gerold Anrich met auteurs aan een lange tafel in Bologna zat te eten, luisterde naar hun verhalen en soms voor het toetje al zei: “Hier krijg ik kippenvel van, en dat vind ik een goede raadgever, ik ben zeker geïnteresseerd in een vertaling van dit boek.” Deze zuiver inhoudelijke blik is volgens mij nodig als je bijzondere boeken wilt maken. En gelukkig zijn er nog steeds mensen in de kinder- en jeugdboekenwereld die proberen om deze blik te behouden en om niet alleen maar inwisselbare boeken te produceren, ook inDuitsland. Ik wil hier Birgit Lockheimer van Gerstenberg noemen, zij heeft de afgelopen 46

jaren opvallend veel gedurfde Nederlandse boeken het licht laten zien, waaronder Floortje Zwigtmans Groene bloem-trilogie en veel boeken van Jan de Leeuw. Gideon Samsoms Zwarte Zwaan is in de maak. En ze is vanmiddag hier, maar daarom zeg ik het niet, hoor. Gelukkig gaat alles toch altijd alles in golfbewegingen, het volledige doorschieten van het economische denken is al op de terugtocht, misschien maken wij het einde daarvan nog mee, ik kijk er erg naar uit. Zo, dat was even saai en zielig! Zo wil ik uiteraard niet eindigen! Ten slotte wil ik graag iets


vertellen over mijn beroep, en dat is buitengewoon opbeurend. Als vertaler van hoofdzakelijk kinder- en jeugdliteratuur word ik namelijk elke dag wakker en ik heb zin in mijn werk. En nu had ik iets willen vertellen over hoe de boeken en de woorden naar me toe komen, over hoe leuk het was om op laatste pagina van de geredigeerde vertaling van Mijn bijzonder rare week met Tess van Anna Woltz een opmerking van de redactrice tegen te komen waarin ze zegt hoe prachtig ze het boek vond, over hoe veel lol ik heb gehad met de talrijke woordspelingen in Mees Kees van Mirjam Oldenhave. Maar u heeft nu lang genoeg geluis-

terd en in plaats van u van alles uit te leggen over vertalen wil ik u graag een filmpje over vertalen laten zien. Het duurt 1 minuut en 48 seconden en is van Michiel Moormann. Het gaat over Vertalersgeluk en ik hoop dat u daarna begrijpt waarom ik graag vertaler ben en nog veel meer Nederlandse kinder- en jeugdboeken in het Duits wil vertalen.

Andrea besluit met een filmpje: https://www.youtube.com/ watch?v=AjSlFL53RBM

47

Andrea dankt de deelnemers en de organisatie hartelijk voor het luisteren en voor de uitnodiging te komen spreken. Ze sluit af met het filmpje dat Michiel Moormann maakte in opdracht van het Letterenfonds.




DAVID COLMER David Colmer werd in 1960 in het Australische Adelaide geboren en leeft inmiddels al heel wat jaren in Amsterdam. Hij vertaalt romans, poëzie en kinderliteratuur en is de huidige Engelse vertaler van onder anderen Gerbrand Bakker en Dimitri Verhulst. Colmers poëzievertalingen in het Engels zijn onder andere selecties uit het werk van Hugo Claus, Anna Enquist, Cees Nooteboom en Ramsey Nasr. Hij vertaalde ook de Dolfje Weerwolfje-reeks van Paul van Loon en het werk van Annie M.G. Schmidt. Hij won tal van prijzen, waaronder de Vondel Prijs, de Independent Foreign Fiction Prize, de Vertaalprijs van het Nederlands Letterenfonds voor vertalingen uit het Nederlands, de Impac Dublin Literary Award, de New South Wales Premier’s Translation Prize voor zijn gehele vertaaloeuvre en twee keer de David Reid Poetry Translation Prize.


51



Ik ga niet praten over Nederlandse kinderboeken naar het buitenland in het algemeen, maar specifiek over Annie M.G. Schmidt en dan in het Engels in de laatste vijftien jaar. Annie en ik, dus. Daar heb ik een paar redenen voor. Als kinderboekenvertaler ben ik natuurlijk het meest bekend als de vertaler van Annie M.G. Schmidt, dat is één, maar belangrijker is dat het een beknopt verhaal is dat ik in de beschikbare tijdspanne goed uit kan leggen en dat ook laat zien hoe sommige processen kunnen werken en dat is interessant voor het verspreiden van alle boeken. Ik kom uit Australië en groeide volkomen eentalig op. Dat betekent dat ik in mijn jeugd zeer weinig contact had met Nederlandse kinder- en jeugdboeken, en eigenlijk met de Nederlandse literatuur überhaupt. Voor zover ik mij dat kan herinneren, ging het alleen om Anne Frank en een paar boeken van Rugters van der Loef. Later als jongvolwassene is daar niet veel verandering in gekomen. Toen ik rond mijn dertigste naar Nederland kwam was de Nederlandse literatuur voor mij een ongelezen blad. Zoiets kan enorm voordelig zijn, want als je een land binnenkomt en de taal leert kom je ook in een onbekende literaire schatkamer die voor jou totaal nieuw is. Je kunt je helemaal uitleven! Na een jaar of zeven heb ik hier een kind gekregen en daarmee begon mijn eigenlijke verkenningstocht door de Neder-

landse kinderliteratuur. Dat hebben jullie misschien als kinderen gedaan aan de hand van je ouders, ik heb het vooral als ouder gedaan aan de hand van mijn kind. Dat vond ik erg mooi. Je ben daar met je ouderhart zeer onbevangen, in een min of meer permanente staat van ontroering, en helemaal open voor de verhalen, illustraties, gedichten en zo verder. Je maakte het mee bijna zoals een kind het meemaakt, al blijf je natuurlijk kritisch denken. In deze reis door de Nederlandse kinderliteratuur speelde Annie een heel grote rol. Dat begon met het voorlezen van Jip en Janneke en het luisteren naar Fluitje van een cent op een CD, die je heel gunstig kon kopen bij de HEMA, maar die je sowieso meteen een paar keer als babycadeau kreeg. Ik wist van het bestaan van Jip en Jannneke en ik had natuurlijk een blik geworpen in de boekjes op kraampjes op Koninginnedag bijvoorbeeld, maar ik was eerst helemaal niet zo enthousiast. De illustraties vond ik maar onbeholpen en onduidelijk. En wat de verhaaltjes betrof, dacht ik: ja, het zal wel… alledaagse verhalen over kleuters, die ken ik uit het Engels, Dick en Dora bijvoorbeeld, simplistisch taalgebruik, neerkijkend, sentimenteel, dat soort werk… Maar nee dus, en dat ontdekte ik toen ik mijn dochtertje de verhalen ging voorlezen. Toen zag ik niet alleen dat de humor, de menselijkheid en het inlevingsvermogen in deze verhalen enorm is, maar ook dat 53

ze realistisch zijn en niet sentimenteel, aan de kant van het kind, maar zonder neerbuigend of blind voor de onhebbelijkheden van kinderen te zijn. Tot mijn verbazing besefte ik ook hoe fantastisch Fiep Westendorps bijdrage is. Toen ik daar eenmaal aan gewend was, zag ik hoe expressief en grappig haar illustraties zijn en wat een perfect geheel ze vormen met de verhaaltjes. Het is een beetje zo als met wajangpoppen, schaduwtheater. Je moet als toeschouwer een schakelaar omzetten en dan komen ze tot leven. Ik was om, en daarmee werd ik net als duizend Engelstaligen vóór mij, die heel graag Jip en Janneke in het Engels wilden vertalen. Hier had ik wel een streepje voor, omdat ik al vertaler was en oog had voor de problematiek. Wat ik meteen zag was hoe stilistisch briljant Schmidt is, en hoe goed zij schrijft. Dat merk je iedere keer weer als je iets van haar voorleest, of het een gedicht is of een van haar Gouden Boekje-vertalingen. De zinnen zijn ritmisch en uitgebalanceerd. Het ligt lekker in de mond. En als buitenlander had ik natuurlijk helemaal geen last van het soms gedateerde taalgebruik. Het waren toch allemaal woorden die ik net geleerd had. In ieder geval zag ik dat de uitdaging zou zijn om te proberen Schmidt stilistisch te recreëren in mijn eigen taal. Want voor mij is het haar stijl of stem die het werk optilt naar een zo hoog niveau.


De vele vertaalproblemen zijn heel leuk om over na te denken, bijvoorbeeld als je voor de vijftigste keer op de bank zit te luisteren naar Ja zuster, nee zuster en het was misschien daarbij gebleven als ik in 1999 niet benaderd was om te gaan vertalen voor de nieuwe Annie M.G. Schmidt-website en dat betekende een heleboel gedichten, veel biografie en hoofdstukken uit al haar boeken. Ik moest eerst auditie doen bij Flip van Duyn, Annies zoon, en hij wist heel goed wat voor haar het belangrijkst was. Gedichten, en dan met name metrum en rijm. Stijl dan en op z’n scherpst. Ik moest langskomen met een vertaling van Op een mooie Pinksterdag. Heel zenuwachtig zat ik daar terwijl Flip dat las, eerst met fronsende wenkbrauwen, dan neuriënd, dan zingend. Gelukkig mocht ik verder en kreeg ik thuis een grote doos met exemplaren van al Annies boeken. En zodoende ben ik plotseling een Annie M.G. Schmidt-expert geworden.

door verschillende dingen. Ten eerste frustratie dat er nauwelijks werk van Annie te krijgen was in het Engels. Ten tweede mijn eigen ervaring dat het soms een acquired taste is dat je als buitenstaander de kwaliteit niet altijd meteen ziet. Je hebt een grotere begindosis nodig. En ten derde de kennis die ik opgedaan had door de biografieën voor de website te vertalen. Ik wist dat Jip en Janneke miljoenen exemplaren verkocht had in het Nederlands. Ik wist ook dat het binnen Nederland verschenen was in het Latijn en in het Twents. Ik wist dat Nederland vol zat met expats en toeristen en dat

De volgende stap was een ideetje van mij, dat ingegeven was

54


de HEMA vol zat met Jip en Janneke-producten zoals slabbertjes en bekers en zo. En toen, tijdens een presentatie van de website, kwam dat allemaal samen en ik dacht: als de buitenlandse uitgevers het niet aandurven, kan Querido het gewoon zelf doen. Dat verkoopt gewoon binnen Nederland. Ik heb het aan Flip voorgesteld en toen hebben we vrij snel – binnen een jaar of zes – Querido ervan kunnen overtuigen dat het het proberen waard was. Jip en Janneke One verscheen in Nederland in mijn vertaling

in 2008 en is nu al in de vijfde druk. Dat smaakte naar meer en zowel Flip als ik bleven zeuren. Nu vooral over de gedichten, want verschijnen op een website was mooi, maar een echt boek, dat zou natuurlijk veel mooier zijn. De volgende kans kwam een jaar of twee later omdat het Joods Historisch Museum een tentoonstelling en publicatie ging regelen om het nieuwe Fiep Westendorp-atelier te vieren en in dat Fiep Westendorp-boek zouden ook natuurlijk verhalen en gedichten van Annie komen. Ik was gevraagd om de vertalingen te maken en was daar heel blij om, maar dat ging natuurlijk ook niet zomaar. Dat leerde ik op een kleine vertalersborrel. Ik was in gesprek

55

met iemand over het werk van Annie, toen een collega die normaal voor het Joods Historisch Museum werkt, mij apart nam om mij ervoor te waarschuwen. Je kon er niet zomaar aankomen, aan dat werk van Annie. Voor je het wist kreeg je problemen met de erven Schmidt, omdat zij ergens een vertalertje hadden en dat ze erop stonden dat hij alles vertaalde. ‘O,’ moest ik zeggen, ‘dat ben ik.’ Ik was natuurlijk heel blij met de loyaliteit van de rechthebbenden, en hoewel het goed kan zijn dat andere vertalers vergelijkbare of betere vertalingen kunnen maken, denk ik dat het ook ontegenzeglijk waar is dat het niet iedereen gegeven is. Flip heeft het goed gedaan door mij door de hoepels te laten springen met Op een mooie Pinksterdag. En ik meen dat hij het ook goed doet door ervoor te waken dat niet iedereen aan de loop gaat met het werk van Annie. Vertalen is een vak en een kunst. Het kost tijd en moeite


en ik denk dat je moet zorgen dat het goed wordt gedaan, wil je boeken een kans geven in het buitenland. Het boek van het Joods Historisch Museum was goed ontvangen en doet het volgens mij ook goed in de museumwinkel. Dat bemoedigde ons om door te gaan zeuren tegenover Querido, versterkt natuurlijk intussen door de bescheiden maar toch aardige verkoopcijfers van Jip en Janneke. In 2010 was het zo ver en mocht ik beginnen aan het vertalen van twee nieuwe Schmidt-boeken voor publicatie in het Engels voor de Nederlandse markt. Tow-Truck Pluck, de Engelse versie van Pluk van de Petteflet, en de allereerste verzameling van Annies mooiste gedichten die tegelijk in het Engels en in het Nederlands zou verschijnen onder de titels A Pond Full of Ink en Een vijver vol inkt . Het bijzondere aan dit project was dat ik de vertaling eerst mocht maken, opdat Sieb Posthuma, die we nu helaas verloren hebben, illustraties kon maken die pasten bij zowel het Engels als het Nederlands. Hiervoor heeft hij terecht de Gouden Penseel gekregen, al heeft niemand, naar mijn weten, erbij stilgestaan dat hij die dan eigenlijk kreeg voor twee boeken tegelijk. Drie keer Schmidt in het Engels is een heel behoorlijke oogst, dus je zou kunnen denken dat Querido nu van ons gezeur af is, maar er is mij ook verteld dat voor elke keer dat je toegeeft aan een jengelend


kind, je daarna tenminste vijfentwintig keer NEE moet verkopen, dus misschien zijn we alleen maar bemoedigd in ons beleid. Annie heeft natuurlijk veel meer mooie boeken. Dus, wie weet? Wat echter belangrijk is is dat wij intussen een kleine doorbraak gemaakt hebben naar Engelstalige uitgevers in Engelstalige landen. In Amerika bijvoorbeeld, waar Eerdmans een bundel gedichten heeft uitgebracht onder de naam A Pond Full of Ink . Toen het vorig jaar verscheen was dat het enige boek van Annie dat je kon krijgen in Amerika Het is een selectie uit het gelijknamige Querido-boek, met ongeveer een derde van de gedichten. Sommige mensen zouden dat inkorten heel teleurstellend vinden, anderen zouden het ook meteen aangrijpen als een gelegenheid om te gaan zeuren voor een tweede verzameling in Amerika. Loopt het een beetje daar? Het gaat qua verkoop nog langzaam, maar het is wel opgemerkt. Ik lees een paar citaten uit de belangrijke recensie van Kirkus, die een grote rol speelt bij het bestellen en de verkoop van boeken in Amerika: Schmidt’s work, while widely translated elsewhere, is largely little known to English speakers. But this volume […] should change all that. Schmidt’s zany characters burst to life in […] ravishingly well-crafted verse, with its tight meter and lithe rhyme […] readers can spend

hours savoring each page […] heartwarming creative genius abounds here, offering visual and aureal pleasures aplenty: not to be missed.

in het Engels:

De Engelstalige wereld is natuurlijk meer dan alleen maar Amerika en nadat Laura Watkinson Brief voor de koning zeer succesvol ondergebracht had bij de nieuwe reeks van vertaalde klassiekers bij Pushkin Books in London, ben ik daar ook gaan aankloppen met een Schmidt, ook de bestaande vertaling van het fantastische Minoes, die niet meer verkrijgbaar was. De uitgever vond het ook een erg bijzonder boek en maakte mij helemaal blij door mij te vragen om het opnieuw te vertalen. Dat was een verrassing voor mij, want ik meende dat de bestaande vertaling prima was, maar toen ik ermee aan de slag ging, vond ik toch dat het mij lukte de geest van Annie beter weer te geven in het Engels. Zeker wat de humor betrof. Nu dus in 2014, bijna vijftien jaar nadat ik gevraagd werd om voor de website te vertalen, is in Engeland verschenen The Cat Who Came in Off the Roof, mijn vertaling van Minoes. Dit boek heeft al een mooie ontvangst in Engeland gehad en is aangekocht door een Amerikaanse uitgever om ook daar uitgebracht te worden. Gaat dit naar nog meer leiden? Ik hoop het en ik ga daarvoor ijveren, want je weet nooit waar dat goed voor is.

We Love this Book: This story is a gift to the English language and a reminder that we should not forget the wealth of tales written abroad.

Om te eindigen een paar citaten uit recensies voor Minoes 57

Daily Telegraph: A big, unexpected hit … The beauty is the writing itself.

The Times: To discover Annie M.G. Schmidt is to feel like the cat who got the cream – and the salmon fillet. In The Netherlands “finding” her would seem absurd; she’s the Queen of Dutch children’s lit, as much a part of their heritage as wooden clogs, tulips and Van Gogh. Now, thanks to Colmer’s hilarious translation of her 1970 classic and the publisher Pushkin, she’s accessible to non-Dutchies everywhere.



PAUZE



AIDAN CHAMBERS


Aidan Chambers werd op 27 december 1934 geboren in Chester-le-Street. Hij volgde een lerarenopleiding in Londen en was van 1957 tot 1968 leraar Engels en drama in het voortgezet onderwijs. Sinds 1968 is hij schrijver en geeft hij lezingen over literatuuronderwijs en jeugdliteratuur. In 1969 richtte hij samen met zijn vrouw Nancy uitgeverij The Thimble Press op. In Nederland vergaarde hij roem met The Dance Sequence, een cyclus van zes boeken, waarvan Je moet dansen op mijn graf uit 1985 waarschijnlijk het bekendste is. Centraal thema in Aidans werk is de groei van adolescenten tot volwassenheid, de (morele) keuzes die ze maken en hun zoektocht naar de eigen identiteit en spiritualiteit. Naast het schrijven van fictie publiceert en doceert Chambers regelmatig over literatuuronderwijs en jeugdliteratuur. Samen met zijn vrouw gaf hij jarenlang het vakblad Signal uit. Twee van zijn handboeken zijn ook in het Nederlands vertaald: Vertel eens (1995) en De leesomgeving (1995). Voor zijn educatieve verdiensten ontving hij in 2010 de Lifetime Achievement Award for Services. Met grote dank aan Mina Witteman, die de lezing van Aidan, net als de hele Middag van het Kinderboek, met verve heeft genotuleerd, en aan Aidan Chambers, die zijn eigen bijdrage nog even heeft willen nakijken.


I have not been looking forward to this. What do you want me to talk about, I asked Ted. Anything, he said, which is the worst instruction you can get. I went back to Ted and he told me to talk about my 80th birthday, talk about the changes I have experienced in my 50 years of being published. And he said: We don’t want one of your usual lectures. You must be entertaining! Since I am the most boring person in the world, I’ll display some pictures to liven it all up. I have to make a confession. I am not keen on authors talking about themselves. So I am very reluctant to do this. Just remember: it may seem about me but it’s not about me. I’m merely a specimen. “When I was your age” is a statement I promised myself I’d never say. I am not pessimistic, although I have a pessimistic nature. What are you going to hang on to: your history or your future? We must change in order to remain the same. Those of you who have read Lampedusa’s Il Gattopardo know what changed and what remained the same. In 1937, I was destined to become a coalminer. And a coalmine was like ending up in hell. My mother was determined that I wasn’t going to be a coalminer. I was born in 1934. When I was a child, if anyone had said I’d be a writer, no one would have believed them. Most of my male relatives were coal miners. None of them ever read a book. I suppose they expected I’d end up a coal miner too. In 1944, I still couldn’t read when everybody else in my class at school could. They thought I was too stupid to learn. I wasn’t, but I have a slight dyslectic problem. My short-term memory for words is defective. But they didn’t know about that then. I never read a book until I was ten, when my paternal grandmother gave me a Puffin paperback book titled Worzel Gummidge . At school, there were no books in the classroom, only pictures of Jesus and the British Empire. At nine, I was punished every Friday for not doing good enough at arithmetic. Anyway, I was given the book and looked at the pictures. There was one of a girl with a bowl on her lap and a large spoon in her hand. Remember this is near the end of the war! Everything was rationed. I asked my mother what the girl was eating from the bowl. My mother told me to read the book and find out. I did. It was hard labour, but I discovered she had bread-andbutter pudding in her bowl. I asked my mother to make some for me. And went on reading the book to find out more about the girl. I liked the book so much I read it 13 times during the next two 63



65


years. When you reread a book, you really get what it is about, you understand and enjoy more than only the plot. Soon after I was given the book we moved from the country to a town. The boy across the road came to my house and asked if I wanted to play with him in his tree house. And he invited me to go to the town library with him. I had to ask him what a library was. I didn’t know there was such a place. Nobody had mentioned the word library to me before. The boy was kind and didn’t laugh. He explained it was where you could get books. I said I had no money. He told me they were free and you could borrow two books a week. I don’t read, I told him. But he said if I came with him I could borrow two books and then he would have four to read. The friend told me what to borrow. And of course, he expected me to read the books as well, because that is what friends do and I didn’t want to lose him. So I read the four books. I have no idea how I managed that. But I did it for two years. The importance of the free public library service cannot be overestimated in the reading lives of children and adults. One change in my lifetime is that we now have all sorts of wonderful libraries, like this one in Amsterdam. But if you close libraries, as is happening in my country, you deprive the very people who need them

most of the most important cultural and democratic institution in their communities. Libraries must change in order to remain the same, but they must be maintained as a freely available resource. When I was 14, it was decided that I was in the wrong school. I was in the the school for thick kids. I was sent to the gymnasium – the grammar school – where the clever boys went. There I met the head of English, who was called Jim Osborn. He is the teacher in my novel Dance on My Grave. It’s exactly him, the only time I used a real person as a character in a book. He believed that reading literature was the most important thing you could do to fulfil your potential as a person. He is my intellectual father. He educated me as a reader, decided I should become a teacher, and taught me how to talk and write about books, art, music, and life in general. Perhaps almost everybody has an epiphany figure like Jim in his life. Quite often he or she is a teacher. Teaching is the most valuable profession in the world. Jim told us that serious readers bought the books that mattered most to them. Back in 1949, libraries and schools didn’t stock paperbacks. But Penguin paperbacks were inexpensive and published only the best. So I bought a Penguin every week. One day I spotted a novel called Sons and Lovers by D H Lawrence. Jim hadn’t mentioned it or Lawrence. I 66

was fifteen. I knew what it was like to be a son. What I wanted to know was what it was like to be a lover. At that time, if a teacher used the word sex in a classroom, he would have been sacked. Sex was a taboo subject. As an only child and always taught in single-sex schools, I didn’t know about girls. I had no sisters nor had my friends. So I was curious: what was all this sex stuff?

Sons and Lovers is a long book, there’s not much about sex in it. But it is about the son of a coal miner whose mother is determined he won’t be a miner. This was the first book I ever read which was about me: about my life and my people. I recognised myself in it, and read it with total concentration and excitement. I liked it so much I didn’t want to finish it. As I read the final words I thought to myself, ‘I wish I had done that!’ Meaning, ‘I wish I had written that book’. And instantly thought, ‘Why shouldn’t I?’ I started writing a novel the next day. This first manuscript was handwritten and it took me six months to write. My father found a typewriter on a rubbish dump, cleaned it up and gave it to me. The letter ‘m’ was missing! Use it for a year, he said, and I’ll buy you a new one. 65 years later I still write in the same way, first by hand, and then typing. But now, instead of a typewriter, I use a iMac. We must change in order to remain the same. To me, a book is a finished product, and the




great thing about a modern computer is that I can typeset the manuscript, and design the page and all of the book exactly how I want it. The change has helped me to be more what I wanted to be from the beginning. In 1957 I became a teacher of 11-16 year olds who were not academic. The school library had 6,000 volumes but many of the kids didn’t read and I needed to find books they wanted to read. I told the kids to make a list of books they would actually read. At the top of the list was ’They must be short’ and next came ‘They must be stories about people like us doing things we could do’. One girl added a PS: ‘There must not be too much kissing in it.’ In 1967, I came to Amsterdam and visited a children’s bookshop. I thought it was extraordinary to have a bookshop for children’s books only. I asked the owner if I could talk to her, but she was too busy. Meet me at Brinkman’s, she said. Brinkman’s was filled with middle-aged couples having dinner. The lady from the bookshop talked loud: “Of course, we get busloads of English here. They’re all homosexuals,” she said. I had never heard the word said in private, never mind in public. I finally found a voice and got published because I wrote a book that the kids I was teaching said they wanted to read. It is important to listen to the children!

My wife is an editor. I would never have written the books that most matter to me without her help. When I wrote the first of the six youth novels in my ‘Dance Sequence’, Breaktime, Margaret Clark was my editor. She decided what would be published; she controlled every aspect of the publishing process. Editors no longer do that in the UK. They have no power anymore. It’s accountants and marketing people who run publishing houses. This is a very bad development. It needs to be changed. Editors again need to be in charge. I know self-publishing is now easy and is delightful. But there is a problem with it. Nobody edits these books and many books are published which are crap. Editors are there to save you from writing crap. You need an expert, professional eye to make you write better. Editors are utterly essential. How is editing going to survive? There is a big change going on, but where editing and production are concerned we must do all we can to remain the same. In Dance on My Grave there is a boat. It’s a boat I used to sail. I mention it to make the point that I believe that ordinary everyday life is the most interesting and the most controversial of all subjects. As it happens I cannot bear fantasy. For me it has no reality and it’s based on invented and mostly unconvincing rules. We’ve gone through 40 years now and have arrived at my latest youth novel Dying to Know 69

You. One of the things that has changed most in recent years is how the public discussion on books is held. In the past, there were many magazines and huge supplements in newspapers which were dedicated to children’s books. They’ve almost all gone. They’ve been replaced by Facebook and Tweets and such online sites like Goodreads. That is good. But what we now lack and what we need is considered lengthy reviews and discussion, not just brief, solipsistic and superficial chatter about what someone feels when he of she reads the book. Yes, we must change but we must also remain the same so far as considered responses to literature are concerned. And now we have ebooks. To find out what it is like to write and publish an ebook, I designed an app called Tablet Tales, which is available only on an iPad. I called the book Trying It On . It’s an auto-fiction. When it was done I discovered that I felt very unsatisfied. It’s as if there was nothing there. (To use Gertrude Stein’s famous phrase: there is no there there.) There is nothing to hold. Nothing to feel and smell. No pages to turn. Nothing to put on your bookshelf along with all the other books you’ve written. It feels ephemeral, nonexistent. I am and always will be a printed book person. And from experience as a reader and writer, I believe there is an essential difference between a


printed book and an ebook. A difference as an art work. And a difference as an experience of reading. There is no time now to go into the details but this is a change which we must examine carefully and understand profoundly so that we can remain the same as readers and writers. There is a publisher who wants to bring out one of my books only as an e-book. I’ve stipulated that I won’t agree unless I can produce at least 100 copies as a printed book using Print On Demand, which is a major technical change in the production of books that allows us to remain the same. James Joyce used to be brought downstairs every evening to be with his parents. At each step he would say ‘Here’s me. Here’s me. Here’s me’. Some people would say all his novels are nothing more than Joyce saying ‘Here’s me’. But they are wrong. What he should’ve said, which is what his novels are about, is ‘Here’s we. Here’s we. Here’s we’. Joyce writes about ordinary everyday life. He writes about what we are. And he said it right in his last novel, where he says, ‘Here comes everybody.’ All the great and lasting novels are about ‘everybody’, about everyday life made fascinating. About the ordinary being shown to be extraordinary. They are where we find ourselves and other people expressed in language better than we can use ourselves.

To my mind, the best book I’ve written is This is All – The Pillow Book of Cordelia Kenn . (Dit is alles , in Dutch.) It is the one I am most proud of. I was 70 when I finished it. Perhaps it is the book I was trying to write when I was 15. It has taken a lifetime of changes for me to get where I wanted to be when I was young. Before I finish I would like to say something to you about you. I know many countries around the world. In my opinion The Netherlands is one of the very best. Perhaps the best. You should be immensely proud of who you are, how you live, how you run your country. Of course, it has changed in the 40 years and more since I first came here. And it is still changing. It must do so and yet it has to remain the same if it is to retain what is so good about it. Please never forget the history that made you! Don’t forget the best things that make you who you are. You have been more generous to me than any other country. I have always felt at home here. And in your publishing for only 15 million people you have an astonishing collection of literature, especially your books for the young. Let’s go on changing but remember the things that made us the best of who we are.

70


71


Ted dankt alle sprekers en de sponsors. Hij verrast Marijke Troelstra, die de vorige dag jarig was, met een boeket.



74


75


Juryvoorzitter Helma van Lierop Debrauwer is helaas verhinderd, daarom ondervraagt presentator Karin van As namens organisator CPNB een van de leden van de jury: Fleur Perneel. Fleur vertelt welke boeken genomineerd zijn voor de Gouden Lijsten, de beste boeken voor lezers van 12 tot 15 jaar oud. In de categorie vertaalde boeken: - Zeven minuten na middernacht door Patrick Ness, in een vertaling van Manon Smits (De Geus) - Het mes dat niet wijkt, het eerste deel uit de Chaos -trilogie door Patrick Ness in een vertaling Ineke Lenting (Moon). Dit jaar kon de jury kiezen uit 40 ingezonden titels, waarvan de helft vertaald was. Het CPNB is blij met de evenwichtige verdeling tussen oorspronkelijk Nederlands werk en vertaald werk. De jury koos uiteindelijk voor Zeven minuten na middernacht , geschreven door Patrick Ness naar een concept van schrijfster Siobhan Dowd, vanwege de originele invalshoek, de mooie stijl. Het boek sluit goed aan bij de doelgroep en de illustraties zijn ondersteunend aan het verhaal. Vertaalster Manon Smit komt naar voren om de Gouden Lijst in ontvangst te nemen. Zij vertelt hoe uitgeverij De Geus haar belde met de vraag of ze het boek wilde vertalen. Ze had er nog niet van gehoord of het gelezen, maar bij de uitgeverij had iedereen moeten huilen. Manon zei meteen ja. En ook zij moest huilen bij het vertalen. 76


Patrick Ness spreekt zijn dankwoord uit via het scherm, omdat hij in Berlijn is voor een andere literatuurbijeenkomst. Hij is bijzonder blij met de Gouden Lijst.


In de categorie oorspronkelijk Nederlandstalige boeken zijn genomineerd: - Kieuw door Saskia Maaskant (Davidfonds) - Het meisje en de soldaat door Aline Sax (De Eenhoorn) - Tijgereiland door Daan Remmerts de Vries (Querido) De jury laat weten blij verrast te zijn met de hoge kwaliteit van de genomineerde boeken. Het noopte ze te kiezen voor het boek waar alles klopte: inhoud, maar ook de verhouding teskt en beeld. Dat werd Tijgereiland door Daan Remmets de Vries, uitgegeven door Querido. Kwaliteit heel hoog. Kiezen voor het boek waar alles klopt. Inhoud, verhouding tekst/beeld.



Moeten kunstenaars lijden? Ja, dat moeten ze zeker! Dat is goed voor ze, een leven vol luchtigheid en vrolijkheid, daar wil tenslotte niemand iets over horen. En, zo vraagt u zich misschien af, heb ik voor dit boek wel genoeg geleden? Ik was negentien toen ik voor het eerst naar India ging. Ik was uitgenodigd door een goede, half-Indiase vriend. We gingen naar Bombay, waar zijn vader met diens tweede vrouw woonde. En India overviel me volkomen. Veel mensen waren er, tot mijn verbazing, arm en ik was in beginsel behoorlijk geschokt door alle op de straathoeken slapende zwervers. Daarbij was het regenseizoen aangebroken en stonden er hele straten onder water, en door dit water dobberden de ratten en de verdronken geiten, en sjouwden mensen met hun volledige huisraad. En ook bleek ik niet erg te houden van het gekruide eten. Ik was dan ook al spoedig ziek. Ik had voortdurend koorts, ik kreeg een oogontsteking waardoor ik enkele dagen vrijwel blind was en enkele keren tijdens deze vrolijke vakantie wist ik zeker dat ik me niet in India bevond, maar meende ik in een bepaald Chinees restaurant in Amstelveen te zijn. De vriend waar ik mee op reis was, kwam, zoals gezegd, van oorsprong uit India. Hij was daar opgegroeid. En hij was daar duidelijk gelukkig, en zelfs gelukkiger dan ik hem ooit in Nederland had gezien. Hij genoot van het eten en van

de broeierige temperatuur. Hij was daar, letterlijk en figuurlijk, als een vis in het constant neergutsende water. Het gevolg van dit alles was dat hij steeds dikker en welvarender werd; en we werden dan ook al spoedig door zijn geestige familieleden ‘de dikke en de dunne’ genoemd (en reken maar dat dat toepasselijk was,, ik was voortdurende aan de dunne). Het ging zelfs zover dat die vriend op een middag enkele foto’s van mij nam met het doel deze te slijten aan de Novib of een dergelijke hulporganisatie, als bewijs hoe erg de toestanden wel waren, hoezeer het nodig was dat hier krachtig ingegrepen diende te worden. U begrijpt, ik was hier zeer voldaan over. Handenwrijvend stelde ik vast dat mijn lijden eindelijk was aangebroken en dat was ook na die vakantie niet voorbij, want eenmaal terug in Nederland werd ik onmiddellijk opgenomen in het Wilhelmina Gasthuis. Daar werd geconstateerd dat ik niet alleen malaria bleek te hebben, maar ook hersenvliesontsteking én typhus. Een mooie lijst. Het is dan ook logisch dat ik na deze reis nog drie keer ben teruggegaan naar India. Ook heb ik mijn moeder toen een keer meegenomen. Ja, dat geeft te denken, natuurlijk, maar ze wilde het zelf … We zijn toen onder andere samen naar tijgers gaan kijken in het reservaat dat ik in Tijgereiland heb beschreven. En, laat ik hierbij even duidelijk stellen 80

dat mijn moeder hemelsbreed verschilde en verschilt van de moeder die hier in mijn boek wordt opgevoerd. Mijn moeder liet zich welgemoed meeslepen naar totaal afgelegen, nauwelijks begaanbare gebieden, en zij zat daar uiterst opgewekt op de ruggen van olifanten om van daaruit te kijken naar de wilde tijgers, die wij wel degelijk vonden. Tegenwoordig hoeft men, om iets moois te schrijven, geloof ik, niet meer naar India. Schrijvers verdienen in deze tijden doorgaans zo weinig met hun boeken. Boeken kunnen zó ongemerkt verschijnen en weer wegzakken in de vergetelheid, dat we wel mogen concluderen dat de tegenwoordige maatschappij ruimhartig en genereus bijdraagt in de nodige maatregelen waarop kunstenaars van leed kunnen worden voorzien. Het is daarom dat ik ongelooflijk blij ben dat mijn boek – dit boek waarvoor ik op ouderwetse wijze heb geleden – dat dit nu goud heeft gekregen. Deze bekroning bewijst mij dat ik gelijk had in mijn oorspronkelijk streven en het is absoluut een aanmoediging om door te gaan met datgene dat mijn leven blijkbaar zin geeft: lijden. Eh, schrijven, bedoel ik natuurlijk … Ik dank de jury voor hun wijsheid. Ik dank het team van Querido – Wendy, Mirjam, Dik – maar ook zeer zeker, en met name Judith Molenaar, die mijn tekst met diepgang en humor heeft geredigeerd. Ik


DAAN REMMERTS DE VRIES


dank Manja Heeze die me ertoe heeft aangezet om te gaan schrijven over tijgers. Ik dank het CPNB voor hun niet-aflatende inspanningen waarmee ze het bestaan van ons, schrijvers, trachten te verzachten. En bovendien dank ik bijzonder mijn moeder. Nogmaals níét omdat ze me heeft aangezet tot het beschrijven van het personage waarmee de hoofd-

figuur in dit boek het te stellen heeft – want díé moeder is gebaseerd op een andere, wel degelijk bestaande persoon – maar wél omdat ze penicilline had meegenomen toen ik weer eens met een fraaie tropendysenterie in een hut aan de rand van de woestijn lag, waardoor ik ook deze ziekte kon toevoegen aan mijn lijstje, zonder dat dit blijvende gevolgen had.

Ja, met deze beloning, deze bekroning, wil ik maar zeggen, komt het méér dan goed – hiermee kan ik weer op reis! Ik dank u wel!


Met dank aan:

vlnr. Thille Dop (Moon), Daan Remmerts de Vries, Manon Smits, Saskia Maaskant, Bart Desmyter (De Eenhoorn)

83


MIDDAG VAN HET KINDERBOEK/ DE GOUDEN LIJSTEN 2014 FOTO’S: GERLINDE DE GEUS VERSLAG: MINA WITTEMAN TEKSTEN: AGNES VOGT, ANDREA KLUITMANN, MINA WITTEMAN GOUDEN LIJSTEN: GREGOR’S LIJSTEN SCHILDERIJ: LOES RIPHAGEN SAMENSTELLING, OVERIGE TEKSTEN, OPMAAK: TED VAN LIESHOUT

©2014 foto’s: Gerlinde de Geus, in opdracht van de CPNB (behalve foto’s exterieur Letterenhuis) ©2014 verslag/notulen: Mina Witteman ©2014 hun eigen teksten: Agnes Vogt, Andrea Kluitmann, David Colmer ©2014 schilderij: Loes Riphagen ©2014 samenstelling, opmaak en aanvullende teksten: Ted van Lieshout



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.