SecJure Jaargang 29, nr. 1

Page 1

SecJure Jaargang 29 | Oktober 2014 nr. 1 | SecJure is een uitgave van Magister JFT

Juridisch Faculteitsblad

Would you like some privacy with that, sir?

Can the players on the smartphone market legally collect your personal data?  Sekten in Nederland: een leemte in de wet?  Israel’s right to defend itself: is the use of force justified?  Strafrechtelijke bijwerkingen: verhoogde kans tot het begaan van een moord?



Inhoudsopgave

Inhoudsopgave Cover Would you like some privacy with that, sir? Can the players on the smartphone market legally collect your personal data? Sekten in Nederland Een leemte in de wet? Israel’s right to defend itself Is the use of force justified? Strafrechtelijke bijwerkingen Verhoogde kans tot het begaan van een moord?

Richard Spoelstra

14

Juliette Ditvoorst

25

Guido de Been

49

Edin Husagic

59

Sylvia Kuijsten

17

Chantal van Beek

28

Marissa van Stiphout

32

Jelske van Driel

41

Chantal van Beek

52

Juliette Ditvoorst

63

Redactie

6

(Oud) Dagelijks Bestuur

8

Edin Husagic

20

Chantal van Beek

22

Linda Peels

31

Magister JFT

38

Sylvia Kuijsten

44

Rens Raemakers & Chantal van Beek

45

Martin Slaats

55

Ugo Dallemagne

57

Verdieping Dierentuinen Voldoen ze wel of niet aan het welzijn van dieren? Administratieve echtscheiding Een uitkomst voor echtparen zonder minderjarige kinderen? Drones Het waakt en spoort opdat zij rusten. Weigerambtenaren verbannen Een vooruitgang in het licht van een tolerant Nederland? Explosieve groei aantal onderbewindgestelden Wat is de reden van deze enorme stijging en waarom levert het problemen op? Geldelijke compensatie in de Srebrenica-zaken Toegevoegde waarde of niet?

Na en naast je studie Redactie in beeld De redactie stelt zich voor. Hello/Goodbye! Het bestuur 2014 – 2015 stelt zicht voor en het bestuur 2013 – 2014 neemt afscheid. Waarom juristen Kafka moeten lezen Verplichte kost voor iedere jurist (in wording) Dit was het recht In sneltreinvaart door de juridische actualiteiten Ondertussen op de club Het wel en wee in gebouw E. Activiteitenkalender Magister JFT Zet ze in je agenda! Komt een vrouw bij de hacker Recensie van het boek van Maria Genova. Pro/Contra: De drie decentralisaties Het herstel van de balans of vatbaar voor (te) veel kanttekeningen? Column Studentadviseur Het vernieuwde scriptietraject: een zegen of een web van nieuwe regels? Going abroad: Tilburg Ugo’s succesful year as an international student in Tilburg

3 | SecJure Oktober 2014


MIK 2014


Colofon Redactieadres

Redactioneel

Kamer E211 Postbus 90153 5000 LE Tilburg Tel. (013) 466 80 73 Mail: secjure@magisterjft.nl

Hoofdredacteur Elza Kwekkeboom

Redactie Chantal van Beek Guido de Been Juliette Ditvoorst Jelske van Driel Edin Husagic Sylvia Kuijsten Christian de Lange Linda Peels Martin Slaats Richard Spoelstra

Met dank aan Ugo Dallemagne Rens Raemakers Marissa van Stiphout Dagelijks bestuur 2013 – 2014 Dagelijks bestuur 2014 – 2015 Oplage 2.000 SecJure jaargang 29 nr. 1 De redactie behoudt zich het recht voor ingeleverde stukken niet te plaatsen of te wijzigen. De inhoud van de artikelen vertegenwoordigt niet noodzakelijkerwijs de mening van de redactie. © Niets uit deze uitgave mag op welke wijze dan ook gereproduceerd worden zonder voorafgaande toestemming van de redactie.

Beste lezers, Na een mooi jaar fulltime bezig te zijn geweest voor Magister JFT, staat een tal van nieuwe uitdagingen me alweer te wachten. Ook ik mag me weer mengen tussen de studenten in de collegezalen. Het avontuur om weer zonder brokken te maken over de campus te fietsen of te lopen is ook weer het mijne om te ondernemen, en in de pauzes kan ik (gelukkig!) weer genieten van de overheerlijke kopjes koffie die de Douwe Egberts automaat voor mij klaarmaakt. Ook het hoofdredacteur zijn is natuurlijk een ontzettend mooie uitdaging voor me, die ik graag met beide handen aangrijp. Niet alleen voor mij persoonlijk liggen er echter uitdagingen. Dit jaar is een jaar vol nieuwe dingen voor de SecJure: artikelen verder lezen via de app voor tablets (Android of iOS), met allerlei extra content om het verhaal nóg meer te doen leven. Daarnaast zijn we druk bezig met het ontwerpen van een digital environment, zodat de SecJure haar intrede kan maken als digitaal magazine. Daarmee samenhangend is dit ook het laatste jaar waarin we de SecJure op papier aanbieden aan jullie, onze lezers. We hopen dat jullie met ons de verhuizing naar de wereld van 0-en en 1-tjes gaan maken, zodat we jullie daar kunnen trakteren op nog meer artikelen met nog meer content. Lezers die ontzettend gehecht zijn aan de geur van papier en aan het gedachteloos doorbladeren van het blad hebben gelukkig nog een heel jaar om langzaamaan te wennen aan de nieuwe vorm van ons blad. En voor degenen die écht niet zonder een papieren versie kunnen: je kunt de artikelen altijd nog printen. De eerste editie van de 29e jaargang is echter nog volledig vergelijkbaar met andere jaren qua vorm en inhoud en staat dus ook weer bomvol interessante en maatschappijkritische artikelen en andere stukken. Benieuwd naar wat de ontwikkelaars van apps doen met jouw gegevens die ze verzamelen terwijl jij Candy Crush Saga op je telefoon zit te spelen? Wat is de positie van sekten in Nederland, juridisch gezien? Op deze en andere vragen vind je in deze editie een antwoord. Daarnaast vind je natuurlijk ook allerhande informatie over de mogelijkheden die er zijn na en naast je studie. Heel veel leesplezier bij het doorbladeren van deze eerste editie. Vergeet vooral niet ook de extra’s via de app te bekijken! Download de app via de appstore op je tablet. Vragen, suggesties of zelf een stuk publiceren in één van de volgende edities? Stuur een mail naar secjure@magisterjft.nl! Namens de redactie, Elza Kwekkeboom Hoofdredacteur 2014 – 2015 5 | SecJure Oktober 2014


Redactie in beeld

Naam: Chantal van Beek

Naam: Edin Husagic

Leeftijd: 22 jaar Studie: Master rechtsgeleerdheid accent privaatrecht Weetje: is naast het schrijven van haar scriptie (en het schrijven voor SecJure natuurlijk) werkzaam bij rechtbank Zeeland-West-Brabant team kanton, als administratief medewerker en buitengriffier, en doet vrijwilligerswerk bij Juzt als omgangsbegeleider bij echtscheidingen.

Leeftijd: 25 Studie: Master Rechtsgeleerdheid (accent strafrecht en staats- en bestuursrecht) Weetje: Maakt deel uit van de beste en gezelligste cantusband van Tilburg en omstreken, TCB Bracchus!

Naam: Juliette Ditvoorst

Naam: Elza Kwekkeboom

Leeftijd: 21 Studie: Bachelor rechtsgeleerdheid (derdejaars) Weetje: Gaat vanaf januari het laatste semester van haar bachelor in Sydney, AustraliĂŤ studeren. Werkt als juridisch secretaresse op Advocatenkantoor De Kort en droomt van een baan als officier van justitie.

Leeftijd: 21 jaar Studie: Bachelor Nederlands recht Weetje: naast hoofdredacteur bij de SecJure ook commissielid bij de Magister JFT | IJsCo, werkzaam als bedieningsmedewerker in een pannekoekenhuis in het pittoreske Den Hout en al bijna 12 jaar sopraan bij zangschool de Oosterhoutse Nachtegalen.

Naam: Sylvia Kuijsten

Naam: Linda Peels

Leeftijd: 24 Studie: Master Rechtsgeleerdheid accent Strafrecht Weetje: is nu vijf jaar SecJure redactielid, studeert ook Forensica, Criminologie & Rechtspleging aan Maastricht University, werkt bij Asselbergs & Klinkhamer Advocaten en is freelance copywriter. Schrijft blogs voor Univers. Droomt van een baan als strafrechter en woont samen met de leukste man op aarde: kat Chuck.

Leeftijd: 23 jaar Studie: Rechtsgeleerdheid – track International and European Law Weetje: is naast redactielid bij de SecJure actief in de faculteitsraad van Tilburg Law School en de Klachtenbuscommissie van Vrijspraak, fractie van Magister JFT. Wil graag emigreren naar Canada na haar studie.

SecJure Oktober 2014 | 6


Naam: Guido de Been

Naam: Martin Slaats

Leeftijd:25 jaar Studie: Rechtsgeleerdheid—Track Nederlands Recht Weetje: Nog maar kort bij de redactie. Tevens student Psychologie aan Tilburg University en redactielid bij het partijblad van ROOD, jong in de SP.

Leeftijd: 24 jaar Studie: Masters International and European Law & Rechtsgeleerdheid (accent Strafrecht) Extra: Organiseert tevens (in Pinguïnpak) de komende Magister JFT Wintersport in Januari

Naam: Jelske van Driel

Naam: Richard Spoelstra

Leeftijd: 22 Studie: Heeft momenteel een tussenjaar om te werken en reizen. Ze heeft net haar prémaster rechtsgeleerdheid afgerond en twijfelt nog over haar masterkeuze. Weetje: Gaat komend voorjaar een paar maanden backpacken door Azië. Ze zit naast de redactie van SecJure ook in de ReisCie binnen Europa.

Leeftijd: 23 Studie: Master Law and Technology Weetje: Maakt zich zorgen om de leefruimte van de Meerkikker

Naam: Christian de Lange

v.l.n.r.: Sylvia, Chantal, Richard, Linda, Marin, Edin, Christian, Elza, Guido, Jelske, Juliette

Leeftijd: 26 Studie: Master Rechtsgeleerdheid accenten Staats- en Bestuursrecht & Privaatrecht Weetje: Heeft een groene fiets.

7 | SecJure Oktober 2014


Hello,

Goodbye

Op 4 september maakte bestuur Arts plaats voor bestuur van Soolingen. Linda, Elza, Sander, Cora en Joost maken plaats voor Vera, Yorn, Bob, Jill en Lotte (v.l.n.r.). Hoe kijkt het aftredend bestuur terug op het afgelopen jaar en wat zijn de verwachtingen en plannen van het kersverse bestuur 2014 - 2015? SecJure Oktober 2014 | 8


Goodbye Naam: Cora Arts Leeftijd: 24 jaar Functie: Voorzitter Wat waren de hoogtepunten van het afgelopen jaar? De ene borrel nog spraakmakender dan de andere en dit begon met onze eigen constitutieborrel. Daarnaast natuurlijk de Dies en het gala en niet te vergeten de borrels van onze zusjes en de LOJFV’s. De mooi edities dit jaar van de NSPW, de JBT en natuurlijk de NPM. Het gevoel wanneer we samen met het Algemeen Bestuur weer iets bereikt hadden en alle momentjes van trots. Een boekje open over Joost Joost, de meest nuchtere jongen die ik ken en die het afgelopen jaar volgens mij niet een stressmomentje heeft gehad en het hoofd altijd koel houdt. Altijd in voor een dansje en voor een grapje. Tripjes maken samen met zijn wederhelft, het liefst ergens heen waar je kunt skiën. Als je gelukt hebt krijg je af en toe een knuffel van deze man. Wat zal je altijd bij blijven? Een team een taak ;) en het feit dat je met een vereniging met ruim 200 actieve betrokken leden zo’ n mooi jaar kan neerzetten. Wat ga je komend jaar doen? Aankomend jaar ga ik de Opleidingscommissies doen bij Vrijspraak, fractie van Magister JFT en de Magister JFT | Reiscommissie binnen Europa.

Hello Naam: Bob van Soolingen Leeftijd: 22 jaar Functie: Voorzitter Waar kennen we je van? Jullie kunnen mij kennen van de reiscommissie van de Magisterreis naar Hong Kong in 2013, van de organisatie van de nationale Pleitmarathon of van Magister JFT | InterAct, waar ik afgelopen jaar voorzitter van was. Ook was ik afgelopen jaar vaak te vinden op de feestjes en was ik min of meer een van de huisdieren op de Magisterkamer.

penningmeester is, maar ook dat ze hartstikke gezellig is! Ze is altijd wel in voor een portie bitterballen of een paar chicken wings na het stappen, iets wat ik natuurlijk helemaal niet erg vind ;-) . Wat ga je doen voor Magister JFT? Ik ga me voor de volle 100% inzetten om zoveel mogelijk studenten te laten zien dat Magister JFT een ontzettend leuke en waardevolle toevoeging aan hun studententijd is, als deelnemer aan activiteiten of als actief lid. Hopelijk kunnen we veel leerzame inhoudelijke activiteiten neerzetten en goede feestjes organiseren om er een magistraal mooi jaar van te maken!

Wat verwacht je van volgend jaar? Het zal een jaar zijn vol brakke ochtenden, gezellige middagen en epische avonden verwacht ik zo! Met alle leden gaan we er gewoon een heel mooi verenigingsjaar van maken en ik hoop dat we de vereniging weer op een hoger niveau kunnen tillen. Een boekje open over Vera Ik kende Vera niet voor we samen in de NPM-commissie gingen en daar heeft ze niet alleen laten zien dat ze een goede

9 | SecJure Oktober 2014


Hello Naam: Yorn d’Hooghe Leeftijd: Bij het ter perse gaan van deze editie ben ik vast al 22 jaar geworden. Functie: Vicevoorzitter

Goodbye Naam: Joost van Roosmalen Leeftijd: 21 jaar Functie: Vicevoorzitter Wat waren de hoogtepunten van het afgelopen jaar? Voor mij waren dat de momenten waarop de leden van Magister JFT samenhorigheidsgevoel toonde, dat Magister JFT echt als een warme familie aanvoelde. Bijvoorbeeld op het Gala, of tijdens de cantus van het ALW. Ook qua inhoudelijke activiteiten waren er hoogtepunten zoals de JBT en de NSPW die perfect georganiseerd waren en heel leuk om mee te maken vanuit de organisatie. Een boekje open over Sander Sander was de penningmeester. De man die op de centen moest letten (op die van Magister dan, in z’n eigen portemonnee zat geen rooie cent). Die taak heeft hij echter met verve volbracht. In het begin was hij nog wat schuchter, maar hoe langer het duurde, hoe meer hij losbrandde en zich steeds meer ging bemoeien met het beleid van de vereniging. Wat zal je altijd bij blijven? Het hele jaar zal me bijblijven. Sommige momenten waren grappig, andere interessant, leerzaam, heetgebakerd, leuk of ontzettend vervelend. Wat ga je komend jaar doen? Ik ga de Master International Business Law doen.

SecJure Oktober 2014 | 10

Waar kennen we je van? Ik denk niet dat velen mij kennen als een artistieke beeldhouwer (mijn favoriete materiaal is trouwens ducktape) die op stormachtige dagen de surfplank ter hand pakt om te gaan kitesurfen. De meesten zullen mij kennen als actief lid bij Magister JFT. Met veel plezier ben ik penningmeester geweest bij Magister JFT | Livius en coördinator van de Reiscommissie buiten Europa. De studiereis naar Kuala Lumpur was een ware sensatie! Wat verwacht je van komend jaar? Hier kan ik vrij kort over zijn. Ik verwacht dat we een prachtig jaar tegemoet gaan, want het is altijd leerzaam en gezellig bij Magister JFT. Af en toe zullen er ook stressmomenten en zware momenten tussen zitten, maar dat is denk ik ook de charme van een bestuursjaar, toch? Een boekje open over Jill Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: Jill heeft een sterke wil en om deze door te drukken heeft ze op boksen gezeten. Ik begeef me soms op glad ijs door haar het leven op de bestuurskamer zuur te maken, maar gelukkig laat ze zich niet gemakkelijk uit het veld slaan (ze zal mij eerder een rechtse hoek geven). Dat neemt niet weg dat Jill af en toe best ijdel kan zijn en zich gedraagt al een prinses in het grote Magisterkasteel. Ik verwacht dat we aan Jill als secretaris van Magister JFT een hele goede zullen hebben die haar taken met de precisie van een scherpschutter zal uitoefenen, maar ook zal feesten alsof er geen morgen meer zal zijn! Wat ga je doen voor Magister JFT? Als vicevoorzitter ben ik voor veel kantoren het gezicht van de vereniging. Uiteraard zal ik er zorg voor dragen dat de relatie tussen Magister JFT en onze sponsoren gezond blijft en een vrucht-

bare samenwerking wordt gestimuleerd. Verder zal ik me gaan bezighouden met het implementeren van de nieuwe website en toezien op de digitalisering van de SecJure. Daarnaast hoop ik aan het einde van dit jaar tevreden terug te kunnen blikken op activiteiten als het Congres, de Nationale Snelpleitwedstrijden en de Juridische Bedrijvendagen Tilburg. Ten slotte zal ik Magister JFT verdienstelijk zijn met een (over)dosis gezelligheid!


Goodbye Naam: Linda Peels Leeftijd: 23 jaar Functie: Secretaris Wat waren de hoogtepunten van het afgelopen jaar? Zoveel, de CoBo’s waar we natuurlijk een en ander gebrast hebben, de avonturen van Elza in Rotterdam, de treinreizen met Schrobbelèr, ons beleidsweekend, de epische maandelijkse borrels, het eerste Kamerfeest, de brakke dagen op de Kamer waar, onder het genot van broodjes kroket, de laatste roddels gedeeld werden, de bestuursuitjes, het gala, de geslaagde activiteiten die afgelopen jaar zijn georganiseerd; het hele jaar was één groot hoogtepunt. Daarnaast ben ik erg trots op alle dingen die wij als AB hebben bereikt, dat zijn ook stuk voor stuk hoogtepunten. Een boekje open over Cora Ons Corrie! In het begin van het jaar hadden wij nog niet zo veel met elkaar en keken we beiden de kat uit de boom, maar tijdens een treinreis naar een CoBo in Leiden ontstond een hechte vriendschap! Cora’s levensmotto is “meh” en ze houdt erg van dansen en knuffelen. Net als haar voorganger kan Cora niet zo goed overweg met spreekwoorden en gezegdes, zo spreekt ze houtskool Engels (snake preview he Corrie?), vraagt ze of “strak in de tak” een uitdrukking is en vindt ze het soms allemaal maar “patatoe, patatoe”. Heel frappeus! Naast het feit dat Cora compleet hysterisch kan schreeuwen dat ze NATUURLIJKE PLUKJES wil en een molletje, EEN MOLLETJE is, is zij als voorzitter altijd erg rustig en bedachtzaam. Ze heeft de vereniging een jaar lang geleid op een manier waar ik veel bewondering voor heb en met haar als voorzitter hebben we veel bereikt. Wat zal je altijd bij blijven? Hoe wij dit jaar van vijf individuen zijn gegroeid naar één team, één taak. Ik zal nooit vergeten hoe het is als je altijd op elkaar terug kan vallen, hoe veel je kunt bereiken als je er samen voor gaat en hoe

ontzettend gezellig het is geweest. Ook zal me onze wissel altijd bijblijven, het moment dat ik “mijn” penning voor het eerst mocht dragen. Wat ga je komend jaar doen? Ik ga schrijven voor de SecJure en daarnaast zal ik actief zijn binnen Vrijspraak, fractie van Magister JFT, in de Klachtenbuscommissie en de Faculteitsraad. Daarnaast hoop ik mijn Bachelor af te ronden.

Hello Naam: Jill van Brunschot Leeftijd: 21 jaar Functie: Secretaris Waar kennen we je van? Twee jaar geleden heb ik met de Reiscommissie binnen Europa de reis naar Porto en Lissabon georganiseerd en ik heb afgelopen jaar in de Topadvocaat Gezocht-commissie en de Onderwijsgroep gezeten. Daarnaast zullen jullie me vast eens op een van de Magisterfeestjes gezien hebben. Wat verwacht je van komend jaar? Toen ik riep dat mijn semester in Madrid de mooiste tijd van mijn leven was, werd ik direct teruggefloten. Dit zou namelijk hét jaar worden! Als de afgelopen maanden een voorproefje waren van wat nog komen gaat, belooft het een heel mooi jaar te worden! Ik kijk ontzettend uit naar alle leuke en interessante activiteiten die dit jaar weer plaats zullen vinden en alle nieuwe mensen die ik zal leren kennen. Uiteraard zullen er ook een hoop stressmomenten zijn tijdens drukke periodes, maar mijn voornemen is om te genieten van ieder moment! Een boekje open over Lotte Voor de inwerkperiode kende ik Lotje nog helemaal niet, maar inmiddels kan ik een heel boekwerk over onze Benjamin schrijven. Lotte in een notendop: - Haar lieve knuffels maken zelfs de zwaarste dag weer draaglijk; - Noodles en hamkaas-croissantjes in de vroege ochtend;

- Het foute uur, maar dan het liefst de hele dag door; - Stuiterbal; - Allergisch voor bier; - Fan van het Brabantse kwartiertje; - Haar passie ligt op het hockeyveld; - Jurivest, Juricopter, Jurijet, Jurimotor, Oelbert: inmiddels verboden woorden op kamer 51. Natuurlijk heb ik ook Lotte’s serieuze kant leren kennen deze zomer. Ik ben ervan overtuigd dat zij met haar aanstekelijke enthousiasme en doorzettingsvermogen ontzettend veel gaat bereiken dit jaar en het is een plezier om met haar samen te mogen werken! Wat ga je doen voor Magister JFT? Als secretaris hou ik me voornamelijk bezig met de sollicitaties en het contact met onze leden. Daarnaast ben ik de contactpersoon voor de Activiteitencommissie, Almanakcommissie, Alumnivereniging Gister, Diescommissie, Galacommissie en ons Pleitdispuut DiCiT. Ook zal ik namens Magister JFT plaatsnemen in de Student Giving Committee van Tilburg Law School. Als Dagelijks Bestuurder zal ik me uiteraard ook bezig houden met het beleid van de vereniging. Zo zal de focus dit jaar onder andere liggen op het pleiten, de nieuwe website en de transparantie van de vereniging. Ik heb ontzettend veel zin om er samen met Bob, Yorn, Vera en Lotte en de rest van onze leden een magistraal jaar van te maken! Ik hoop jullie allen te zien op een van onze activiteiten of op de Magisterkamer onder het genot van een kopje koffie of thee!

11 | SecJure Oktober 2014


Goodbye Naam: Sander van Hassel Leeftijd: 22 jaar Functie: Penningmeester Wat waren de hoogtepunten van afgelopen jaar? Er zijn vele hoogtepunten geweest afgelopen jaar. Onze eigen constitutie was een hele mooie ervaring en een leuke avond (voor zover het gedeelte in de kroeg mij is bijgebleven). Ook de JBT, NSPW en de NPM waren wel hoogtepunten te noemen voor het jaar. Ze waren stuk voor stuk goed georganiseerd en heel leuk om mee te maken van dichtbij. Aan het begin van het jaar leek het me heel moeilijk om uit bed te komen in de vroege ochtend na een stapavond om weer een hele dag op de Magisterkamer te zitten. Dit is me toch steeds gelukt en dus vind ik dat ook wel een hoogtepuntje! Een boekje open over Elza Elza is een leuke, spontane meid. (Bijna) altijd vrolijk en dat was dan ook wel te merken als de typerende lach weer werd ingezet, ook altijd bijgestaan door die van Linda. De dagen dat ze het druk had ging ze in haar eigen ‘autismemodus’ en dit werd dan ook kracht bij gezet door de speciaal daarvoor ontworpen muts. Ook was Elza altijd goed te treiteren, tot het genot van de rest. Ze had meerdere grote liefdes dit jaar, waarvan toch wel stipt op 1 de vissen die we bij de Dies hadden gekregen. Ze was dan ook de enige die ze verzorgde, wat nog best een probleem was toen ze op wintersport was, daar niemand dit over wilde nemen.

SecJure Oktober 2014 | 12

Wat zal je altijd bij blijven? De vele vriendschappen die zijn gesloten afgelopen jaar en de vele ervaringen van het afgelopen jaar zullen me altijd bij blijven. Van de hectiek op de kamer tot de nachtelijke avonturen in elke grote stad van Nederland. De vele avonden in de kroeg om de volgende dag op de katerbank in kamer 54 Netflix te kijken. Ook zal ik nooit vergeten hoe ik het jaar in ben gegaan om er vervolgens heel anders uit te zijn gekomen aan het einde. De groei die ik dit jaar heb meegemaakt zal me ook altijd bij blijven. Wat ga je aankomend jaar doen? Ik ga aankomend jaar me weer eens op mijn studie richten en hopelijk mijn bachelor afronden. Ik zal dus ook niet meer actief zijn binnen Magister JFT aankomend jaar, na de afgelopen 3 jaren altijd wel iets actiefs te hebben gedaan. Wel zal ik nog vaak bij de activiteiten en feestjes te vinden zijn aankomend jaar.

Hello Naam: Vera Janssens Leeftijd: 21 jaar Functie: Penningmeester Waar kennen we je van? Ik was afgelopen jaar actief als penningmeester in de NPM-commissie. Wat verwacht je van komend jaar? Ik verwacht een fantastisch, druk jaar waarin ik veel mensen ga leren kennen en waarin ik veel zal leren. Een boekje open over Yorn Yorn is de enige in ons bestuur die geen Brabander is. Hij is een echte Zeeuw, die in zijn vrije tijd graag op het water dobbert. Desondanks beheerst hij de Amsterdamse Zuid-as pas tot in de puntjes. Dat is ook wel nodig, omdat Yorn als onze vice-voorzitter snel van kantoor naar kantoor moet kunnen rennen. Tevens moet Yorn als vice-voorzitter vaak een pak dragen. Voor hem is dat echter geen enkel probleem. Hij lijkt geboren te zijn in een pak.

Een vice-voorzitter dient natuurlijk ook te beschikken over een vlotte babbel. Dat Yorn aan deze kwaliteit voldoet, blijkt uit het feit dat hij, naast het vervullen van zijn vice-voorzitter taken, de presentatie van radio Magister JFT op zich neemt. Met veel plezier kondigt hij enkele keren per dag wat nummertjes aan die van toepassing zijn op de situatie of ons humeur. Met het oog op al deze kwaliteiten ben ik er van verzekerd dat Yorn dit jaar een top vice-voorzitter gaat zijn! Wat ga je doen voor Magister JFT? Proberen de belangen van onze leden zo goed mogelijk te behartigen en er voor zorgen dat het voor alle leden een mooi jaar wordt.


Goodbye Naam: Elza Kwekkeboom Leeftijd: 21 jaar Functie: Commissaris PR Wat waren de hoogtepunten van het afgelopen jaar? Pff... Dit jaar had ontzettend veel hoogtepunten! Een kleine greep uit de collectie dan maar: onze wissel ALV en aansluitende constitutieborrel, stad en land afreizen om bezoekjes te brengen aan onze zusterverenigingen, op de foto met André Pronk met de zojuist officieus gestolen vlag van Rotterdam, alle feestjes waar we als geheel bestuur aanwezig zijn geweest, de leuke dingen die we in onze schaarse vrije tijd samen hebben gedaan, de dingen die we bereikt hebben op beleidsmatig gebied... Echt een goede indruk krijgen van de hoogtepunten? Blader de Almanak maar eens door! Een boekje open over Linda Mevrouw Peels, waar moet ik eens beginnen? Linda en ik kenden elkaar al voor ons bestuursjaar, dus ik wist al met wat voor gek mens ik in zee zou gaan. Linda is een ontzettende schat van een meid met een enorm stemgeluid. Het geluid dat wij als Magister JFT produceerde op de gangen van gebouw E was altijd duidelijk te traceren door de rest van de aanwezigen. Linda kan van ons het hardste lachen, maar ook het hardste huilen. Soms gaan die twee hand in hand en wordt ze schizofrene Linda. Wat zeker niet onvermeld mag blijven, is dat Linda een super harde werker is. Als secretaris heb je altijd wel wat te doen en kun je nooit naar bed zonder dat er nog dingen moeten worden geschrap van je to do lijstje. Dat betekende voor Linda dus ook nog wel eens slapeloze nachten. Toch kwamen die niet altijd alleen van het werk, maar ook nog wel eens door de feestjes. Als ik je één ding mag meegeven: geef Linda nooit tequilla, want dan komt haar dronken alterego naar boven. Die ontmoet je gewoon liever niet...

Wat zal je altijd bij blijven? Eén team, één taak. Hoewel we het niet altijd met elkaar eens waren, zijn we altijd tot beslissingen kunnen komen waar we met zijn allen achter stonden. Waar dat nodig was, handelden we altijd als een bestuur en nooit als individu. Ik beantwoord al deze vragen met een schuin oog op een fotocollage van foto’s van alle dingen die we samen hebben gedaan. Samen hebben we een mooi verenigingsjaar kunnen draaien, en ik ben ontzettend trots op de band die we gedurende die tijd hebben opgebouwd. Wat ga je dit jaar doen? Dit jaar is het me gegund om Hoofdredacteur te zijn van dit mooie faculteitsblad. Ook ben ik commissielid bij de IJsCo(mmissie). Daarnaast hoop ik dit jaar mijn bachelor Nederlands recht af te kunnen ronden.

Hello Naam: Lotte den Boer Leeftijd: 20 jaar Functie: Commissaris PR Waar kennen we je van? Afgelopen jaar, het tweede jaar van mijn Bachelor Bestuurskunde, ben ik actief geweest in de Activiteiten Commissie van Magister JFT | Juribes en in de Beste Docent Verkiezing-Commissie van Vrijspraak, Fractie van Magister JFT. Verder kun je me herkennen als kleine krullerige stuiterbal die op allerlei verschillende activiteiten van Magister JFT aanwezig is geweest. Zo was ik op vrijwel elke borrel en Open Fractie Vergadering te vinden. Wat verwacht je van komend jaar? Ik verwacht dat aankomend jaar HET jaar wordt. Ik verwacht dat dit het mooiste jaar van mijn leven wordt en ook het moeilijkst. Heel veel genieten, een jaar met een lach en een traan, maar dat laatste niet te vaak. Dit jaar zal ik mezelf tegenkomen en daar weer van leren. Ik verwacht dat dit een ontzettend mooi jaar gaat worden, samen met mijn bestuur en alle leden van Magister JFT.

Een boekje open over Bob Over onze gloednieuwe voorzitter is genoeg te schrijven, dus ik zal een greep geven uit de mooiste feitjes. Bob is een ontzettende hardwerkende voorzitter die zich voor de volle 100% inzet voor alles wat hij doet. Als gevolg hiervan is hij niet vies van een dutje op zijn tijd. In tijden van stress en ellende kan je bij Bob altijd je ei kwijt en zijn enige respons is dan: ‘Komt wel goed schatje.’ Bob is een vrolijke kerel, die ook wel houdt van een beetje zinloos klagen op zijn tijd. Ik doe dan graag met hem mee, omdat dit altijd eindigt met een paar goede grappen en een dansje op een liedje van radio Magister JFT. Deze gezellige gast staat bekend als een fervent liefhebber van bitterballen, maar daarbij mag niet vergeten worden dat hij ook graag een balletje slaat met een van de oud-voorzitters en dan daadwerkelijk wint. Ik heb er alle vertrouwen in dat hij, samen met de rest van het bestuur, mijn jaar gaat maken. Wat ga je doen voor Magister JFT? Ik ga Magister JFT alles geven wat ik te bieden heb aan enthousiasme, kennis en doorzettingsvermogen. Samen met Bob, Yorn, Jill en Vera ga ik er alles aan doen om Magister JFT net zo te laten shinen als voorgaande jaren.

Meer weten? Download de app!

13 | SecJure Oktober 2014


Cover

Would you like some privacy with that, sir? Can the players on the smartphone market legally collect your personal data? By Richard Spoelstra

Nowadays, most of us have a smartphone and with it comes an operating system. We have an application store and most importantly, we have applications. However, the smartphone manufacturer, the operating system, the application store and the applications themselves can collect all sorts of personal data from your phone. This is done through the system of consent, but is consent as it is currently given sufficient? Does it conform with the law? This article will touch upon this very issue. It will start with what exactly is personal data, who are the players on the smartphone market and, before finishing with a summary and conclusion, it will delve into the issues that come with consent. What exactly is personal data? When people talk about privacy, they talk about their personal data. What exactly does that mean, personal data? According to article 2(a) of the Data Protection Directive1, personal data means any information relating to an identified or identifiable natural person.2 In opinion 4/2007, the working party 293 elaborated on the concept of personal data. It broke down the definition of personal data in four separate parts, any information, relating to, identified or identifiable and natural person.4 To start with the first one, any information, any information literally can mean any information. As an example of how far things can go, the working party used the case of a child’s drawing. The drawing was made in the relation of a court case where the child was asked to draw a picture of her family. The psychiatrist could then explain what the child was feeling. The drawing could be classified as personal data of the child seeing as it could identify certain character traits of the child.5 For the second part, relating to, the working party went back to a previous opinion it gave on RFID tags. In this opinion, the working party said the following about when personal data is relating to an individual: “Data relates to an individual if it refers to the identity, characteristics or behaviour of an individual or if such information is used to determine or influence the way in which that person is treated or evaluated.”6 The third part is about who is identified or identifiable. To keep things short, the person is identified if he is pinpointed in a crowd and a person is identifiable SecJure Oktober 2014 | 14

if you are able to identify him in a crowd.7 The last part means any living person.8 The Working Party gave a very broad definition of personal data. The reason for this is that privacy is becoming less obvious. In a day and age where your name can determine how prosperous you will become, it is certainly important that even the slightest bit of information relating to you should be handled with the utmost care.9

Who are the players on the application market? The first two players encountered on the smartphone market are the smartphone manufacturer and the operating system. While these two are not obvious in collecting your personal data, they are the most important players. They provide the application developers with the personal data they request when running an application as well as sometimes having their own features which require your personal data10.11 But what do they

Advertisement companies would love to get their hands on your user profile so they can tailor their advertisements to your preferences

do with the data? Smartphone manufacturers and operating systems usually use the data for a “good cause”, they use it to make your smartphone use more convenient, to make the device perform better or to simply pass along the data to an application. Then there is the application store. The application store, which processes payment data, makes a user profile based on what kind of applications you download etc. These data are very personal data, advertisement companies would love to get their hands on your user profile so they can tailor their adver-


tisements to your preferences.12 One of the most “used” players on the smartphone market is the application developer. Not only do we use this player the most but he is also the one that is the most obvious in collecting your personal data. The application developer makes its own applications. However, the companies who outsource the development of their applications are called applications developers as well. But, why do application developers need your personal data? Some applications need your personal data to provide you with the service that the application offers. Think for example about Google Maps that needs your location data to provide you with the closest route to that thing you love most. This is a good way to use your personal data. However, there are times when an application asks permission to access your personal data while they are not relevant to the application at all. The application developers need to make a profit and that does not happen when most applications are free of charge.13 This is where the last player on the smartphone market comes into play, third parties. You do not encounter these players directly in your day-to-day handling of your smartphone, but they are there. As said before the application developers ask for more data than they actually need from you. The data that they collect is subsequently sold to those third parties that then use the data to make an advertising profile to tailor their advertisements to your “needs”.14

Consent In the previous two paragraphs it was explained what personal data are and who the players on the smartphone market are. This paragraph will be about perhaps the most important thing in collecting personal data: consent. What exactly is consent and can the players on the smartphone market actually acquire valid consent? Article 2(h) of the Data Protection Directive gives the following definition of consent: ““the data subject’s consent” shall mean any freely given specific and informed indication of his wishes by which the data subject signifies his agreement to personal data relating to him being processed.” As it was the case with personal data, the article 29 working party gave its opinion on the meaning of the article. In Opinion 15/2011 the working party wrote the following on consent. The working party isolated a few elements, which will explain how consent is given. The first element, “any; indication of his wishes; signifying”. This is arguably the easiest one, to keep things short; when you download an application or you register your phone, the fact that you pressed “ok” or “I agree” gives the data processor an indication that you agreed.15 The second element, “freely given”, is especially interesting in the context of smartphones. Normally pressing an “I Accept” or “I agree” button would mean freely given consent when you are a person over 18 who is not placed under any

special supervision. The context of a smartphone it could however be a bit different. The working party used the example of governments and employees to signify a special relation between two parties. The same can be said about smartphone users and the smartphone manufacturer16, operating system17 or application developers18.19 This can in some circumstances signify that there is no real freely given consent. In its opinion on apps on smart devices, the working party stated that there should be a cancel button and not merely an “I Accept” button.20 In the Google Play Store there is only an “I Accept” button, one has to press the home or back button to refuse the installation process. In the App Store there is not even such an option.21 Then the working party speaks about the “Informed” criteria, another very important topic in the consent requirement. The information criteria are written down in article 10 and 11 of the Data Protection Directive. In short, they give an indication of what exactly the data subject should be made aware of before any data are processed.22 While the information criteria are sufficiently safeguarded when getting a new phone, it is another story when you download a new application. The information provided then is very meagre.23 The last element of article 2(h) is specific. A data subject needs to give specific consent. Specific consent means that for each area of data processing the data processor needs to tell exactly what it is that he wants to process and why he wants to use the data.24 In applications this is certainly a problem and this same problem will also arise when installing your new phone. It is not really a feasible option to simply return the phone because you do not agree with the amount personal data it requires from you. Besides abiding to the requirements of article 2(h) consent must also be unambiguous25. Unambiguous consent means that there is no room for doubt as to whether the data subject really wants his personal data to be processed. The consent requirements are a real problem when handling your smartphone. While there is an indication that you accept that your personal data will be processed, it is highly unlikely that it is truly freely given, it is unlikely that they complied with the 15 | SecJure Oktober 2014


information and specific requirements and its even less likely that its unambiguous consent.

Summary and conclusion This article talked about what exactly personal data are, who the players on the smartphone market are, what according to the working party the meaning of consent is and if, when you do press that “I accept” button, you really consent to your data being processed. The working party stated that anything could be personal data. The paragraph about the players on the smartphone market identified the smartphone manufacturer, the operating system, the application store, the application developer and third parties. The smartphone manufacturer and the operating system where identified as the most important players on the smartphone market as these are the ones who hold and operate the hardware and give the application developer access to your data. The application store was identified as holding a very specific profile of what exactly it is that you are looking for in an application. Then there were the application developers and the third parties who used the data to operate the applications, but foremost to use your personal data as a way to earn money. The last paragraph addressed consent, it identified what exactly is consent and how you give it, but more importantly, it identified that, as of now, there is no such thing as a true indication of ones wishes which signifies his freely given, specific, unambiguous and informed consent. It can therefore be concluded that the players on the smartphone market are living in a grey area where it is not entirely certain if they are legally allowed to collect your data.

More information? Download the app!

SecJure Oktober 2014 | 16

(Endnotes) 1 95/46/EC. 2 This will as of now also hold true for the proposed data protection regulation. 3 The working party 29 is an advisory body that answers questions that arise when interpreting the directive. 4 Opinion 4/2007 on the concept of personal data, p. 6. 5 Opinion 4/2007 on the concept of personal data, p. 8. 6 Opinion 5/2010 on the Industry Proposal for a Privacy and Data Protection Impact Assessment Framework for RFID Applications, p. 8. 7 Opinion 4/2007 on the concept of personal data, p. 12. 8 There are a few additional “people” that count towards natural persons, more information on those you can find in the opinion itself. Opinion 4/2007 on the concept of personal data, p. 21-23. 9 S.D. Levitt & S.J. Dubner, Freakonomics : a rogue economist explores the hidden side of everything, New York: HarperLargePrint, 2005. Chapter 6. 10 Think for example about a find your phone feature but also information they can give you about how much megabytes of internet you have used in what application 11 Opinion 2/2013 on apps on smart devices, p. 10. 12 Opinion 2/2014 on apps on smart devices, p. 11. 13 Opinion 2/2014 on apps on smart devices, p. 9. 14 Bis. 15 Opinion 15/2011 on the definition of consent, p. 11. 16 While there are a lot of smartphone manufacturers out there, there really aren’t that many flagship companies who can compete with each other: Think about LG, Apple, Samsung, HTC, Sony and in lesser forms blackberry. 17 For operating systems there are even less options to name a few: IOS, Android, Windows Phone and BBOS. 18 While there are numerous applications for everything, there are some applications that you just cannot get around, think for example about Facebook or WhatsApp. 19 Opinion 15/2011 on the definition of consent, p. 12. 20 Opinion 2/2014 on apps on smart devices , p. 14. 21 You have to enter your password before the downloading commences that is the only place where you get to think twice about what you are downloading. 22 Opinion 15/2011 on the definition of consent, p. 19. 23 When you first turn on your new phone, there are plenty of messages where you can read exactly what they require of you. 24 Opinion 15/2011 on the definition of consent, p. 17. 25 Article 7(a) of the Data Protection Directive.


Sylvia Kuijsten

In april van dit jaar liep ik door Artis. Nieuwsgierige stokstaartjes, trotse tijgers en grappige chimpansees veranderen me nu eenmaal spontaan in een blij kind. Nu had ik Artis sinds mijn kindertijd niet meer bezocht en terwijl ik door het park liep, kon ik de claustrofobische gevoelens

van Dieren (verder: het Besluit) staat beschreven. Het gaat hierbij om ‘een permanente inrichting waar levende wilde dieren worden gehouden om gedurende ten minste zeven dagen per jaar te worden tentoongesteld aan het publiek, met uitzondering van circussen en dierenwinkels’. Verder moeten er meer dan tien diersoorten tentoongesteld worden.

die ik kreeg nauwelijks onderdrukken. Een enorme beer liep lusteloos steeds hetzelfde rondje in zijn krappe territorium, de leeuwen zaten hutje mutje bij elkaar en ook verschillende andere verblijven oogden te klein voor hun bewoners. Wat gedesillusioneerd verliet ik het park: op die

Voor de oprichting heb je logischerwijs een vergunning nodig. In de betreffende aanvraag moet volgens artikel 4.3 van het Besluit het aantal en de soorten te houden wilde dieren worden opgenomen, net als het aantal dagen per jaar dat de diersoorten worden tentoongesteld aan het publiek, informatie over het aantal personeelsle-

manier was dieren bekijken niet leuk. Een paar maanden later bezocht ik Burgers’ Zoo tijdens een dagje Arnhem. Bij de eerste stop trof ik een tevreden knorrend nijlpaard aan, die net een duik in zijn privé modderpoel had genomen. Tijdens het verdere rondje langs de verblijven zag ik het uitgebreide terrein van de cheeta’s, konden otters en zeehonden zich naar hartenlust uitleven en kwamen scholen vissen in gigantische aquaria voorbij. Over de kunstmatige savanne draafde een kudde zebra’s, terwijl een giraffe rustig het tafereel gadesloeg, ondertussen kauwend op een halve struik. Ik verbaasde me over de ruimte die ze hier hadden, wat een verschil. Alleen het oord van de olifanten oogde wat klein. “Maar we zijn bezig met een nieuw verblijf”, verzekerde een van de medewerkers me. Beide bezoeken zetten me aan het denken, want hoe kan het verschil tussen twee dierentuinen zo groot zijn? Hoe zit het nu immers met de regelgeving rondom dierentuinen? Aan welke nationale regels moeten ze voldoen? Zijn er Europese richtlijnen over de grootte van de verblijven, over voeding en voortplanting? En hoe zit het met het welzijn van de dieren? Meer specifiek: hoe wordt bepaald wat dat welzijn nu eigenlijk is? Over dat en meer gaat dit artikel.

Een dierentuin oprichten: zo doe je dat! Laten we beginnen met de definitie van het begrip ‘dierentuin’ zoals dit in artikel 4.1 van het Besluit Houders

Het dier moet in ‘harmonie’ leven met zijn omgeving, maar is dat noodzakelijkerwijs hetzelfde als ‘natuurlijk’?

den en hun kwalificatie, een plattegrond met de locatie van de quarantainevoorziening en de behandelruimte en de afmeting en inrichting van de dierenverblijven en de daarin verblijvende aantallen dieren, per diersoort.

Inrichting dierenverblijven De vergunning wordt volgens artikel 4.4 van het Besluit verstrekt als bij de inrichting van de dierenverblijven rekening is gehouden met het bewegingsgedrag van het betreffende dier door het verblijf te voorzien van zoveel mogelijk elementen lijkend op de natuurlijke leefomgeving en het klimaat waarin het dier van nature leeft plus het soorteigen bioritme, door het verblijf te voorzien van adequate beschutting en bescherming tegen voor de diersoort extreme weersomstandigheden en de afdoende klimaatbeheersing en verlichting. Verder dient rekening 17 | SecJure Oktober 2014

Verdieping

Dierentuinen: voldoen ze wel of niet aan het welzijn van dieren?


te worden gehouden met het sociale gedrag van de betreffende diersoort, door het verblijf te voorzien van een geschikte rust- en schuilplaats bij solitaire huisvesting en de mogelijkheid om zich af te zonderen bij groepshuisvesting. Ook aan het paringsgedrag moet gedacht worden: gedurende de paringstijd moet voorzieningen worden aangebracht die het soorteigen paringsgedrag mogelijk maken. Verder dient het verblijf een geschikte mestplaats te hebben en de ruimte te bieden die nodig is om het aantal dieren te houden dat blijkens de aanvraag zal worden gehouden. Daarnaast dienen de dierenverblijven te zijn voorzien van een adequate afscheiding die het uitbreken van de dieren voorkomt en een veilige barrière vormt tussen dieren en publiek.

Houden en verzorgen van dieren Artikel 4.7 van het Besluit heeft betrekking op het houden van de dieren. De vergunningshouder houdt de dieren op zodanige wijze dat het soorteigen gedrag van de dieren wordt gerespecteerd en zoveel mogelijk in stand wordt gehouden. De sociale levenswijze van de dieren in het wild komt hierbij zoveel mogelijk tot uitdrukking, rekening houdende met de behoeften van het individuele dier. Zieke of gewonde dieren worden indien nodig afgezonderd in een passend onderkomen. Van deze voorschriften kan tijdelijk worden afgeweken indien er opvang wordt geboden aan een dier of diergroep waarvoor voldoende deskundigheid aanwezig is, maar waardoor de capaciteit van de dierentuin wordt overschreden en mits de opvang niet elders op betere wijze kan plaatsvinden. Met het houden van dieren komt logischerwijs ook het verzorgen van dieren. De vergunninghouder verzorgt de dieren volgens artikel 4.8 van het Besluit op zodanige wijze dat het toedienen van het voer is afgestemd op de fysiologische behoeften van de diersoort en de natuurlijke wijze van voedselvergaring hierdoor wordt gestimuleerd. De verzorging moet op de behoeftes van het dier worden afgestemd, de conditie en gezondheid van het dier moeten dagelijks worden gecontroleerd, dit alles door vakbekwame mensen.

Register en instandhouding van diersoorten Artikel 4.9 van het Besluit verplicht de vergunninghouder een inzichtelijk register van elk dier of elke diergroep bij te houden, waaruit de mutaties van de dieren en de ziektegeschiedenis blijken en waarin gegevens zoals geslacht, datum van verkrijging en geboortedatum, dierenartsbezoeken en identificatiegegevens van ring-, tatoeage- of microchipnummer zijn opgenomen. Ook een eventueel vertrek van het dier naar een andere dierentuin of sterfte worden hierin verwerkt. De gegevens worden tot vijf jaar na de dood of het vertrek van het dier of de diergroep bewaard en worden op verzoek aan de bevoegde autoriteiten overlegd. SecJure Oktober 2014 | 18

De instandhouding van de diersoorten dient bevorderd te worden op grond van artikel 4.10 van het Besluit. Dit kan door het uitvoeren van deelname aan onderzoek dat gunstige gevolgen heeft voor het behoud van de diersoorten, de opleiding van het personeel in voor het onderzoek relevante vaardigheden en de uitwisseling van de verkregen informatie met andere dierentuinen. Een andere mogelijkheid is zoveel mogelijk deelnemen aan programma’s met betrekking tot het fokken van dieren in gevangenschap, het herstel van de populatie of het herintroduceren van soorten in hun natuurlijke omgeving. Daarnaast is er nog de optie tot het opvangen van dieren uit opvangcentra en in beslag genomen dieren. Verder moet in de dierentuin in het kader van een informatief en educatief programma met betrekking tot de tentoongestelde diersoorten onder meer informatie worden verstrekt over de tentoongestelde dieren en hun natuurlijke habitat.

Beleidsprotocol en sluiting dierentuin Artikel 4.12 van het Besluit heeft betrekking op het beleidsprotocol. Hierin is een noodplan opgenomen met betrekking tot de ontsnapping van dieren, net als het beleid betreffende de voeding en de preventieve en curatieve diergeneeskundige verzorging van de dieren dat is opgesteld onder begeleiding van een dierenarts. Ook het doel van de activiteiten in het kader van het eerder besproken artikel 4.10 dient te worden uitgelegd. Artikel 4.13 van het Besluit ziet ten slotte op de sluiting, aanpassing en intrekking van de vergunning. Zo kan de, in het geval er niet wordt voldaan aan de regels, de exploitant worden verplicht tot het aanpassen, verwijderen of aanbrengen van specifieke voorzieningen binnen de daarbij gestelde termijn, die ten hoogste twee jaar bedraagt. Wordt de gestelde termijn overschreden, dan kan de vergunning worden ingetrokken of gewijzigd en wordt de dierentuin geheel of gedeeltelijk gesloten.

Andere wetten en verdragen Naast het Besluit Houders van Dieren hebben dierentuinen te maken met de in 2002 ingevoerde Flora- en Faunawet. Deze geeft aan wat beschermde diersoorten zijn en bevat een lijst bepalingen om het leven van deze diersoorten te waarborgen, zoals verboden op het doden en vangen van dieren en het verstoren van de rust in hun habitat en het plukken van beschermde plantensoorten. Verder kunnen de Gedeputeerde Staten op grond van deze wet beschermde leefgebieden aanwijzen. Hiermee hangt de CITES samen, ofwel Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora, een internationale overeenkomst die ziet op de internationale handel van bedreigde diersoorten. Zo is er een CITES-vergunning nodig om te handelen in be-


paalde dieren en mogen andere diersoorten überhaupt niet meer uit het wild worden gehaald, zoals walvissen, olifanten, tijgers en verschillende soorten papegaaien en schildpadden. Deze dieren zijn allemaal opgenomen in een bijlage van de overeenkomst. Verder kennen we het Besluit Diergeneesmiddelen, waarin bepalingen zijn opgenomen over de vergunning voor het vervaardigen, in de handel brengen, bezitten en toedienen van dierengeneesmiddelen. Denk ook aan de IATA, de International Air Transport Association, die regels gesteld rondom het vervoeren van levende dieren. Het vermeldt de minimumeisen waaraan het vervoer moet voldoen.

Dierenwelzijn: een vaag begrip Dierentuinen moeten zoals in de inleiding gezegd, voldoen aan het waarborgen van het welzijn van hun dieren, maar wat is ‘welzijn’ eigenlijk? In de volksmond verstaan we hieronder dat dieren hun natuurlijke gedrag kunnen behouden en hun natuurlijke behoeftes bevredigd worden. Het dier moet in ‘harmonie’ leven met zijn omgeving, maar is dat noodzakelijkerwijs hetzelfde als ‘natuurlijk’? In een collegereeks van professor doctor Jan van Hooff legt hij uit waar dit welzijn nu echt om draait.1 Om inzicht in dierenwelzijn te krijgen, moeten we kijken naar de gedragsfuncties van dieren, die uit twee groepen bestaan. De eerste richt zich op spontane functies, zoals een leeuw die eet. Als een dier honger heeft, mag het best tien minuten duren voordat hij iets te eten krijgt, maar daarna kan de honger voor stress zorgen en stijgt het ‘onwelzijn’ van het dier. De tweede groep heeft betrekking op reactieve functies. Hieronder valt bijvoorbeeld het vluchten voor de vijand. Logischerwijs hebben deze functies een hoge prioriteit: er moet onmiddellijk op worden gereageerd.

Wanneer deze behoeften niet kunnen worden vervuld, ontstaat er zoals gezegd stress en daalt het welzijnsniveau van het dier. Het dier moet zijn omstandigheden kunnen beheersen. Van Hooff haalt ter illustratie een proef aan. Drie ratten worden hierbij met hun staart aan een elektronisch contact verbonden. Bij de eerste rat gaat er telkens vijf seconden voordat hij een stroomstoot krijgt, een lampje branden. Rat twee heeft geen lampje en weet dus niet wanneer hij een schok krijgt. Rat drie krijgt geen schokken. Toen na het experiment de maag en ingewanden van de ratten werden bekeken, bleek dat de tweede rat beduidend meer stress had gehad dan de eerste rat. De eerste rat had haast hetzelfde stressniveau als rat drie, die geen schokken had gekregen. Blijkbaar was het feit dat het dier wist wanneer hij schokken zou krijgen, genoeg om zich voor te bereiden en hier relatief weinig stress aan te ondervinden. Toegegeven, het resultaat van dit onderzoek was wellicht een tikkeltje voorspelbaar. Toch kan de uitkomst soms ook volledig anders uitpakken. In een ander voorbeeld dat Van Hooff aanhaalt, wordt de ruime kooi van twee agressieve vrouwelijke makaken in tweeën gedeeld, zodat ze elk een eigen verblijf hebben. Het gevolg? De agressiviteit van de dieren stijgt nog verder. Oorzaak? Door het splitsen van de kooi viel het overzicht weg voor de dieren, ze verloren de controle die ze eerst wel hadden, omdat ze elkaar in de gaten konden houden.2 Kortom: om aan dat welzijn te voldoen, is nog niet zo makkelijk.

Meer weten? Download de app! (Endnotes) 1 Departement Comparatieve Physiology, Ethology and Sociology Group van de Universiteit van Utrecht, collegereeks ‘Dierenwelzijn en dierenrechten’, maart 2014. 2 www.brok.be (‘Natuurlijk gedrag en welzijn: een dilemma voor dierentuinen’)

19 | SecJure Oktober 2014


Opinie

Waarom juristen Kafka moeten lezen Edin Husagic

‘’Iemand moest Josef K. belasterd hebben, want zonder dat hij iets kwaads had gedaan, werd hij op een morgen gearresteerd’’.1 Het onheilspellende begin van de klassieker Het proces van Franz Kafka, dat gelukkig nog altijd hoog eindigt in enquêtes over het lievelingsboek van rechtenstudenten. De lezer weet door deze openingszin slechts twee dingen: dat Josef K. gearresteerd wordt en dat hij niets heeft gedaan. Wel ja, niets? Men wordt toch niet zomaar gearresteerd, toch? Franz Kafka is dus een schrijver, geboren op 3 juli 1883 in Praag. Niet geheel ontoevallig is Kafka een jurist, evenals de meeste lezers van dit blad juristen dan wel aanstaande juristen zijn. Niet alleen de situaties waarin de hoofdpersonages van Kafka zich in bevinden, maar ook zijn eigen leven kan als “kafkaësk” betiteld worden. Van een moeizame relatie met zijn ouders en vrouwen, tot aan ingewikkelde en ongelukkige arbeidsverhoudingen, maar ook hypochondrie, depressie, insomnia, stress, fatalisme en misschien zelfs misantropie, hij had het allemaal. Kortom, de perfecte ingrediënten voor romans en proza. De term kafkaësk omschrijft een bedrukkende, nachtmerrieachtige sfeer waarin het individu, oftewel het hoofdpersonage in het verhaal, opgeslokt dreigt te worden door een absurd formele, onpersoonlijke en bureaucratische maatschappij, die volgens bepaalde ‘logische’ regels en wetten lijkt te opereren, waar absoluut geen ruimte is voor afwijking van die regels, rede, emotie of compassie. Dit is de sfeer waarin al zijn boeken zijn geschreven.

Josef K., het hoofdpersonage uit Het proces, bevindt zich in zo’n kafkaëske situatie. De gedisciplineerde en eloquente procuratiehouder wordt aan een vreemde en ellendige procesgang onderworpen, waarin het in ieder geval zeker is dat hij het object van onderzoek is en dat hij zich tegen ‘iets’ moet verweren. Maar wáár hij nu daadwerkelijk van wordt beschuldigd en bij welke instantie hij zijn recht moet halen, wordt hem nooit helemaal duidelijk. Hij wordt van hot naar her gestuurd, ontmoet rechters en advocaten op de vreemdste locaties en wordt door vreemden aangesproken die allemaal op de hoogte lijken te zijn van zijn proces, terwijl hijzelf er maar geen vat op kan krijgen. Uiteindelijk raakt Josef K. zo moedeloos van de ondoorgrondelijkheid van zijn proces dat hij zich neerlegt bij het vonnis dat tegen hem wordt uitgesproken, de doodstraf. In de roman Het slot vertolkt wederom een K. – ditmaal zonder voornaam – de hoofdrol. K. is een door ‘het slot’, een burcht waaruit alle besluiten over een naburig dorp worden genomen, ontboden landmeter. Het blijkt echter om een administratieve fout te gaan, maar K. krijgt nooit te horen wat nu de daadwerkelijke reden is van zijn komst. Tijdens zijn verblijf in het dorp dat door het slot volledig wordt gecontroleerd, ondervindt hij dat de bewoners het slot als de hoogste macht erkennen. Voor elk (bizar) bestuursbesluit en -handeling vanuit het slot kunnen de dorpelingen een rechtvaardiging vinden die ze, vaak in uitgebreide en met elkaar conflicterende monologen, aan K. uitleggen. K., die onbekend is met de lokale hiërarchie, probeert om de heren in het slot te bereiken om de reden achter zijn komst dan wel de oorzaak van de fout te achterhalen, maar stuit telkens op bureaucratische rompslomp, van vage omgangsvormen tot zogenaamde dorpssecretarissen via wie elk contact met het slot verloopt. Het slot blijft op die manier voor K. ondoordringbaar en onbegrijpelijk en ook hij zal, net als Jozef K., in zijn lot moeten berusten. De gedaanteverwisseling, een kort verhaal van Kafka, begint als volgt: ‘’Toen Gregor Samsa op een ochtend ontwaakte uit onrustige dromen, ontdekte hij dat hij in bed was veranderd in een reusachtig eng beest’’.2 Hij verandert in iets wat op een mensgroot insect lijkt. Gregor, die in

SecJure Oktober 2014 | 20


eerste instantie niet bewust – althans niet goed op de hoogte van de gevolgen – van de nieuwe situatie waarin hij zich bevindt, blijkt te zijn, komt er gaande weg achter dat zijn nieuwe gedaante zijn familie veel verdriet doet. Communicatie met Gregor is onmogelijk daar hij de menselijke taal niet meer spreekt. Zijn moeder is doodsbang voor hem, zijn vader verwondt hem zelfs. Alleen zijn zus brengt hem eten en probeert zijn nieuwe leven zo dragelijk mogelijk te maken. Gregor maakt zichzelf echter alleen maar zorgen over zijn werk en hoe hij, als voormalig kostwinner, zijn familie kan onderhouden. Uiteindelijk beseft Gregor, omdat hij zijn familie wel kan verstaan, dat zijn nieuwe gedaante een te grote last voor ze is, en besluit dat hij hen van zichzelf moet verlossen door te sterven, zonder te weten waar hij zijn nieuwe lichaam aan te danken had. ‘’Karl voelde zich in elk geval zo sterk en zo gevat als hij thuis misschien nooit geweest was. Als zijn ouders hem toch eens konden zien, hoe hij in het vreemde land tegenover aanzienlijke personages voor het recht streed, en, al had hij het ook nog niet tot een overwinning gebracht, toch volkomen gereed was voor de laatste verovering!’’.3 Dit is een citaat uit Amerika, een verhaal over de zestienjarige Karl Rossmann, die door zijn ouders naar Amerika wordt gestuurd om de familie de schande en de financiële lasten van het door Karl verwekte kind bij de dienstmeid te besparen. Op de boot naar Amerika ontmoet hij een stoker wiens belang hij tegenover hoge heren behartigt middels een vurig betoog. Een van die heren blijkt echter zijn oom te zijn, die senator is en zich over het verblijf van Karl in de Verenigde Staten zal gaan ontfermen. Uiteindelijk zal Karl van de ene in de andere onrechtvaardige situatie belanden waarin hij, in tegenstelling tot bij zijn aankomst, niet meer mee om zal weten te gaan. Hierboven is kort de inhoud van een viertal van Kafka’s werken beschreven. De vraag die echter nog beantwoord dient te worden, is waarom juist juristen deze, en nog de andere werken, zouden moeten lezen. Het makkelijke antwoord zou zijn omdat Kafka natuurlijk zelf ook een jurist was. Het betere antwoord is echter omdat de hoofdpersonages in zijn boeken juist géén juristen zijn, maar met juristen, of in ieder geval de juridische wereld, te maken krijgen. Als zijnde een jurist kan Kafka als geen ander de juridische wereld tot absurde proporties opblazen, waarna hij zijn hoofdpersonages hun uiterste best laat doen om dat absurdisme te relativeren en er mee om gaan. Hij legt op een fijne manier de pijnpunten tussen de jurist en zijn cliënt of zijn invloedssfeer bloot. Er blijkt namelijk een hoge mate van onbegrip tussen deze twee werelden te zijn. Wanneer zelfs de eloquente en hoogopgeleide Josef K. het spoor helemaal bijster raakt in een oerwoud van regels, bevoegdheden, instanties,

verantwoordelijken en uitvoerders, hoe zit het dan met de gewone man? Wat moet men dan van Henk en Ingrid K. verwachten, hoe moeten zij zich redden? Voor sommige cliënten kan de juridische wereld ook als “het slot”, waartoe K. probeert door te dringen, aandoen. Wat de personages van Kafka nog op Henk en Ingrid K. voorhebben is dat zij – omdat ze een product van de jurist Kafka zijn – in ieder geval wel denken als juristen. Ze proberen keer op keer de absurdistische situatie waarin ze zijn komen te verkeren te rationaliseren. Ze proberen keer op keer alle rechten en mogelijkheden, die het bureaucratische apparaat ze wel degelijk biedt, uit te putten. Totdat zelfs zij bezwijken onder de voor hen ambtelijke, onpersoonlijke en onbegrijpelijke regels van het juridische en ambtelijke apparaat. Wat Kafka de jurist en de aankomend jurist dus kan leren, is om buiten het eigen bekende wereldje te stappen en deze te bezien door de ogen van een buitenstaander die zijn best moet doen om ook maar iets van het wereldje te begrijpen. Lezen dus!

Meer weten? Download de app!

(Endnotes) 1 F. Kafka, Het proces, Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep 2006, p. 7. 2 F. Kafka, De gedaanteverwisseling, Amsterdam: Athenaeum – Polak & van Gennep 2006, p. 5. 3 F. Kafka, Amerika, Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij N.V. 1962, p. 22.

21 | SecJure Oktober 2014


Actueel

Dit was het recht :: Chantal van Beek

Rechtspraak moet burgers betrekken via crowdsourcing

Kabinet wil veroordeelden sneller hun straf laten uitzitten

Kritische burgers moeten meer bij de rechtspraak worden betrokken. Dat zou prima kunnen door middel van crowdsourcing. Dit bepleitte Marc Hertogh, rechtssocioloog aan de Rijksuniversiteit Groningen, tijdens een debatavond in het Academiegebouw dat afgelopen donderdag georganiseerd werd ter viering van het 400-jarig bestaan van de Groningse Universiteit. Boze burgers en de rechtspraak, dat was het thema van de debatavond die vanuit verschillende perspectieven werd belicht. Centraal stond de vraag of crowdsourcing de kloof tussen de rechtspraak en de burger kan overbruggen. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau en de internationale Rule of Law Index blijkt dat 65% van de Nederlandse bevolking tevreden is over de rechtspraak. Hertogh geeft echter aan dat dit een te eendimensionale meting is. Als je dieper kijkt, bijvoorbeeld naar de begrijpelijkheid van de uitspraken, het toenemende aantal wrakingen en klachten en het oordeel over de duidelijkheid van de procedures, vallen er veel kanttekeningen te plaatsen bij de tevredenheid over de Nederlandse rechtspraak. Crowdsourcing zou ervoor kunnen zorgen dat burgers meer worden betrokken bij de rechtspraak. Op deze manier zouden tips en suggesties via een website of app kunnen worden verzameld om de rechtspraak te verbeteren. De overheid zou deze kunnen meenemen in hun overwegingen om eventuele wijzigingen aan te brengen.

Om te voorkomen dat veroordeelden hun straf te laat of niet volledig ondergaan, of zelfs ontlopen, komt de regie over de tenuitvoerlegging in handen van de minister van Veiligheid en Justitie in plaats van in die van het Openbaar Ministerie. Doel is de organisaties in de uitvoeringsketen van strafbare beslissingen efficiĂŤnter te laten samenwerken om straffen sneller en beter uit te voeren en slachtoffers, nabestaanden, zorginstanties en gemeenten beter te informeren over de veroordeelde en zijn straf. Dit blijkt uit een wetsvoorstel van staatssecretaris Teeven en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, waarmee de ministerraad heeft ingestemd.

Rechtszitting Zwarte Piet 16 oktober, uitspraak in november De rechtszitting over de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank van Amsterdam over de figuur van Zwarte Piet wordt gehouden op donderdag 16 oktober. Dat heeft de Raad van State op 20 augustus 2014 bekend gemaakt. Het is de bedoeling dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in november van dit jaar een uitspraak doet. De hoofdlijn van de argumentatie was al bekend uit de persconferentie en de brief aan de gemeenteraad: de rechtbank heeft onder meer een onjuiste uitleg en reikwijdte aan artikel 8 EVRM gegeven.

SecJure Oktober 2014 | 22

Hogere straffen voor computercriminaliteit

Het kabinet wil computercriminaliteit hard aanpakken door hogere straffen in te voeren. Dit blijkt uit een wetsvoorstel van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, waarmee de ministerraad heeft ingestemd dat een Europese richtlijn wordt omgezet in Nederlands recht. Nederland voldoet al grotendeels aan regels waartoe de richtlijn verplicht. Cybercrime kan leiden tot maatschappelijke ontwrichting of het vertrouwen in het financieeleconomisch systeem aantasten. Risico’s zijn er vooral bij aanvallen via botnets, waarbij op afstand de controle over grote aantallen computers wordt overgenomen met behulp van kwaadaardige software. Criminelen die computergegevens vernielen, computersystemen ontoegankelijk maken door aan wachtwoorden te sleutelen of computers bestoken met spam zodat de computer vastloopt, kunnen straks een gevangenis van maximaal twee jaar tegemoet zien. Nu is dat nog een jaar. Wanneer ze deze delicten plegen met behulp van zogeheten botnet wordt de maximumstraf drie jaar. Brengt een computerdelict ernstige schade toe of richt het zich tegen een vitale infrastructuur, bijvoorbeeld een overheidsnetwerk of energiecentrale, dan wordt de maximumgevangenisstraf vijf jaar.


:: Dit was het recht Eerste kamer akkoord met modernisering arbitragerecht De eerste kamer is akkoord gegaan met het wetsvoorstel dat het arbitragerecht moderniseert. Dit wetsvoorstel moderniseert de Nederlandse regelgeving voor arbitrage in de boeken 3, 6 en 10 van het Burgerlijk Wetboek en titel 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierdoor wordt het niet alleen voor internationale commerciële arbitrages aantrekkelijker om naar Nederland te komen, maar is het ook een goed nationaal alternatief voor beroep op de burgerlijke rechter.

Maarten Feteris wordt nieuwe president Hoge Raad Maarten Feteris wordt president van de Hoge Raad. Op voorstel van de minister van Veiligheid en Justitie heeft de ministerraad Feteris voorgedragen voor benoeming per 1 november van dit jaar. Feteris volgt de huidige president Geert Corstens op, die op 1 november tevens afscheid neemt. Sinds 1 april vorig jaar is Maarten Feteris vicepresident van de belastingkamer van de Hoge Raad. Vanaf 2008 is hij raadslid in deze kamer. Daarvoor was hij partner bij PricewaterhouseCoopers. Naast zijn hoofdfuncties is hij vanaf 1994 hoogleraar formeel belastingrecht aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Dit jaar verscheen zijn boek ‘Beroep in cassatie in belastingzaken’.

Congres over modernisering van strafvordering Het kabinet is van plan het Wetboek van Strafvordering volledig te moderniseren. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie organiseerde op donderdag 19 juni hierover een congres in Amersfoort. Hier konden professionals uit de organisatie die samen de rechtshandhaving regelen, advocaten en wetenschappers meedenken over de onderwerpen die in het nieuwe Wetboek van Strafrecht worden opgenomen.

eKantonrechter nu ook voor burgers Burgers kunnen vanaf begin juni ook online een rechtszaak starten, voeren en volgen bij de eKantonrechter. Verze-

keraars en advocaten kregen al eerder de mogelijkheid digitaal een rechtszaak te voeren. De eKantonrechter behandelt relatief eenvoudige geschillen op het gebied van wonen, werken en winkelen. De procedure verloopt digitaal. De mondelinge behandeling tijdens de zitting blijft gehandhaafd. Partijen leggen samen een geschil online voor de eKantonrechter. De rechter beoordeelt vervolgens of het geschil geschikt is voor deze procedure. Deze snelle vorm van rechtspraak is alleen mogelijk voor zaken waarbij geen uitgebreid feitenonderzoek of getuigenverhoor nodig is. De eKantonrechter doet binnen 8 weken uitspraak. Zaken kunnen vanuit het hele land digitaal worden ingediend. De rechtbanken Rotterdam en Oost-Brabant behandelen deze.

Technologie steeds belangrijker voor advocatuur Veel advocatenkantoren investeren op dit moment in technologische vernieuwingen. Problemen daarbij zijn een gebrek aan kennis over de mogelijkheden en daarnaast is er de hoogte van de investeringen die als struikelblok fungeert. Deze en andere uitkomsten van het onderzoek dat de ING in samenwerking met Wolter Kluwer deed, werden in juni gepresenteerd. Er werd een beeld geschetst van een sector die in toenemende mate te lijden heeft onder druk van binnen en buiten de branche.

22 veroordelingen en toch blanco strafblad 22 veroordelingen en toch een blanco strafregister: het kan. Politierechter in Dendermonde, Peter D’Hondt, zag het dit jaar gebeuren. De 22 veroordelingen van de beklaagde kwamen aan het licht door een blik in het gemeentelijk inlichtingenbulletin. Dat houdt op gezag van Justitie alle politieveroordelingen bij. De opname in het Centraal Strafregister loopt al vele jaren mank. In 2012 bedroeg de achterstand maar liefst zes jaar. Justitie slaagt er vooralsnog niet in die weg te werken. Nochtans is de betrouwbaarheid van het strafregister belangrijk, want iemand met een strafblad moet bij een volgende veroordeling zwaarder gestraft worden. D’Hondt beval het parket de directeur van het strafregister, Vincent Cambier, te verhoren.

23 | SecJure Oktober 2014


Dit was het recht Forse stijging tuchtklachten tegen advocaten Het aantal tuchtklachten tegen advocaten is de afgelopen vijf jaar fors gestegen. Vorig jaar kwamen 1584 klachten binnen bij de tuchtrechter. Dat is maar liefst 55% meer dan in 2009 en 13% meer dan in 2012. Dat staat in het gepubliceerde jaarverslag van het Hof en de Raden van Discipline. Daarentegen is het aantal gegrondverklaringen wel gedaald, van 39% in 2012 naar 32% in 2013. Het lijkt er niet op dat advocaten in toenemende mate slechter zijn gaan presteren. Waarschijnlijk wordt er meer geklaagd omdat de tuchtrechtspraak bekender is geworden en door het intensievere dekentoezicht. Dat zeggen Britta Bhler, hoogleraar advocatuur, en Bas Martens, voorzitter dekentoezicht, in de in het jaarverslag opgenomen interviews.

NJV-prijs 2014 naar Hirsch Ballin De Nederlandse Juristen Vereniging heeft op 13 juni aan Ernst Hirsch Ballin de NJV-prijs 2014 uitgereikt. De prijs is in het leven geroepen om juristen te eren die metterdaad door hun werkzaamheden een bijzondere bijdragen hebben geleverd aan de rechtsontwikkeling en/ of rechtstoepassing in het Koninkrijk der Nederlanden. Volgens de jury is Hirsch Ballin een van de belangrijkste woordvoerders geworden op het terrein van het verdedigen en versterken van de rechtsstaat, grondrechten en internationale en Europese rechtsvorming. Hirsch Ballin is hoogleraar Nederlands en Europees Constitioneel Recht aan de Universiteit van Tilburg en hoogleraar Mensenrechten aan de Universiteit van Amsterdam. Daarvoor was hij onder meer Minister van Justitie, lid van de Tweede en Eerste Kamer en lid van de Raad van State.

dat vormfouten onbelangrijk zouden zijn en nooit meer tot een rechtsgevolg kunnen leiden, alsdus Kuiper.

Ron P. veroordeeld tot 4,5 jaar cel voor doodslag Rijswijkse studente Anneke van der Stap

Ron P. is veroordeeld tot 4,5 jaar cel voor doodslag op de Rijswijkse studente Anneke van der Stap. Zij wordt in 2005 dood gevonden langs het Jaagpad in Rijkswijk. Ron P. wordt als verdachte voor de rechtbank in Den Haag gebracht. Deze rechtbank spreekt hem ondanks een levenslange eis van het Openbaar Ministerie in september 2012 vrij. De rechters concludeerden toen dat de omstandigheden ‘zeer belastend’ waren, maar het ontbrak aan overtuigend bewijs. In hoger beroep bij het gerechtshof in Den Haag eist het OM opnieuw levenslang. Volgens de aanklager is er wel degelijk overtuigend bewijs tegen P. Zo hebben twee getuigen die bij P. in de gevangenis hebben gezeten, verklaard dat hij de moord op Anneke van der Stap heeft opgebiecht. Verder beschikte P. over verschillende spullen van de studente. P. ontkent betrokkenheid. Het hof achtte een vooropgezet plan niet bewezen en veroordeelt P. wegens doodslag tot 4,5 jaar cel. Eerder werd hij veroordeeld voor de moord op en verkrachting van stewardess Christel Ambrosius in 1994. In september 2013 bepaalt de Hoge Raad zijn straf voor de Puttense moordzaak op 15,5 jaar.1

Meer weten? Download de app! Strafrechter moet beter oordelen bij vormfouten De rechtspraak over vormfouten is onvoldoende consistent. Bovendien staat het oordeel van de rechter niet altijd in verhouding tot de ernst van de vormfout. Dit is geen goede rechtspraak, concludeert Reindert Kuiper. Hij deed een uitgebreid onderzoek naar het onderwerp en promoveerde op 2 juli aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Het is een groot misverstand om te denken SecJure Oktober 2014 | 24

(Endnotes) 1 http://www.mr-online.nl/juridisch-nieuws.


Juliette Ditvoorst

De wereld van sekten is voor velen een onbekende en duistere, maar toch ook fascinerende wereld. Het woord ‘sekte’ roept een naar en onaangenaam gevoel op, maar de precieze werkwijze en organisatie van sekten blijft vaak onbekend. Het eventuele bestaan van sekten in Nederland was zelfs lange tijd onduidelijk. Een uitzending van het programma “Undercover in Nederland” in 2011, gepresenteerd door Alberto Stegeman, over de Nederlandse organisatie “Miracle of Love” heeft daar echter verandering

mers te veranderen, ook wel mindcontrol, systematische indoctrinatie of hersenspoeling genoemd. Het derde belangrijke kenmerk van een sekte is het letterlijk en figuurlijk uitkleden van leden door hen hun eigenwaarde en alle daarbij behorende grenzen uit het oog te laten verliezen en hen te dwingen al hun bezittingen over te dragen aan de leider van de groep om als het ware hun eigen identiteit en leven los te laten. Met het oog op deze kenmerken en de beelden die door het team van “Undercover in Nederland” zijn gemaakt, kan geconcludeerd worden dat “Miracle of Love” een groepering is die als sekte gekwalificeerd kan worden.

in gebracht. Alberto Stegeman infiltreerde met zijn team

Problematiek

gedurende bijna een jaar in de Nederlandse afdeling van

Het is erg lastig om op het gebied van sekten passende wet- en regelgeving te creëren. Zo constateert ook Fokko Oldenhuis, hoogleraar Recht en Religie aan de Rijksuniversiteit Groningen.2 Sekten doen zich namelijk

“Miracle of Love”. De schokkende uitzending laat zien dat ook in ons land wel degelijk dergelijke sektarische organisaties bestaan en was voor mij een inspiratiebron om te gaan onderzoeken of op dit gebied Nederlandse wet- en regelgeving bestaat. De hoofdvraag die in dit artikel centraal staat luidt dan ook of er in Nederland wet- en regelgeving bestaat rondom sekten en zo niet, of het gewenst zou zijn om deze wel te creëren. Wat is een sekte? Alvorens dieper in te gaan op deze vraag, is het belangrijk om na te gaan wanneer een bepaalde groepering als sekte kan worden gekwalificeerd. Robert Jay Lifton, hoogleraar psychiatrie aan Harvard University, heeft drie kenmerkende eigenschappen geformuleerd waaraan een groep moet voldoen om als sekte te kunnen worden aangemerkt.1 Ten eerste moet sprake zijn van een charismatische groepsleider die geleidelijk een object van aanbidding wordt, waardoor de oorspronkelijk voorgestelde (religieuze) ideeën, die mensen bij de groep deden aansluiten, naar de achtergrond verdwijnen. Deze religieuze ideeën worden door de sekteleiders misbruikt om bepaalde misdrijven te kunnen plegen. Het tweede kenmerk is het proces van destructieve controletechnieken om de eigen gedachten, normen en waarden van deelne-

Het is belangrijk dat sommige sektarische uitwassen binnen de categorie ‘kerkgenootschappen’ tegengegaan kunnen worden

vaak als kerkgenootschap voor, waardoor zij bepaalde belangrijke grondrechten genieten zoals de vrijheid van godsdienst (art. 6 Grondwet). Dit grondrecht zorgt ervoor dat er weinig juridische mogelijkheden zijn. Zoals bij veel juridische problemen het geval is, ontstaat er derhalve een botsing tussen verschillende grondrechten. Het probleem in dit geval is echter dat die botsing kan verhinderen dat er goede wetgeving wordt gemaakt met betrekking tot de vaak angstaanjagende handelswijze van sekten. Ook het argument dat mensen steeds verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen, zorgde er 25 | SecJure Oktober 2014

Cover

Sekten in Nederland. Een leemte in de wet?


lange tijd voor dat rechters terughoudendheid betrachtten om deze organisaties aan te pakken. Tegenover deze vrijheid van godsdienst staan echter andere belangen. Zo blijkt uit de documentaire van Stegeman, maar ook uit vele onderzoeken die zijn verricht,3 dat binnen sekten veel misleiding, manipulatie, zware psychologische druk, misbruik en zelfs hersenspoeling door middel van destructieve controletechnieken plaatsvindt. Het hierboven genoemde feit dat de mens in beginsel verantwoordelijk is voor zijn eigen doen en laten, zorgde lange tijd voor het idee dat je mentaal niet helemaal in orde was als je je vrijwillig bij een sekte aansloot. Dit idee is nu echter enigszins achterhaald geworden door hetgeen bekend is geworden over de grote mate van misleiding, manipulatie, chantage, bedreiging en hersenspoeling. Men kan zich volledig bewust en vrijwillig aansluiten bij een groepering die achteraf een sekte blijkt te zijn, waarna de sekte er alles aan zal doen om, door middel van manipulatie en misleiding, de nieuwe leden compleet de groep in te zuigen. Vanuit het oogpunt van mensen die met een sekte in aanraking komen bestaat er een bedreiging van grondrechten, zoals het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (art. 10 Grondwet) en het recht op onaantastbaarheid van het lichaam (art. 11 Grondwet). Bovendien doet het economisch uitbuiten van leden, na hen zodanig gemanipuleerd te hebben dat zij niet meer voor zichzelf kunnen beslissen, denken aan bedrog (art. 326 Sr).

Het warme bad en de koude douche Onder andere naar aanleiding van de uitzending van Alberto Stegeman is, op verzoek van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het onderzoeksrapport “Het warme bad en de koude douche” opgesteld.4 Uit dit rapport volgde de conclusie dat de geobserveerde problemen die zich binnen sekten voordeden geen dringend gevaar vormden voor de openbare (rechts)orde of voor de volksgezondheid, evenals reeds in een eerder onderzoek uit 1980 werd geconcludeerd. Wanneer er specifieke misstanden plaatsvinden, biedt het Wetboek van Strafrecht voldoende soelaas, zo stelt de onderzoekscommissie. Met name de bepaling omtrent strafbare

dwang (art. 284 Sr) kan hierbij van groot belang zijn. Hoewel de geïnterviewde betrokkenen pleiten voor vergelijkbare wetsbepalingen zoals in Frankrijk (de wet About-Picard)5 en België, waar wél wetgeving bestaat op het gebied van sekten, hoeft er volgens de onderzoekscommissie in Nederland geen aparte wetgeving aangaande sektarische organisaties te komen. Dit omdat het Wetboek van Strafrecht voldoende mogelijkheden zou bieden en omdat voorspeld wordt dat van specifieke wetgeving weinig te verwachten valt. Men verwacht dat oud-sekteleden of hun familieleden vanwege angst of schaamte weinig gebruik zullen maken van beschikbare rechtsmogelijkheden. Wel concludeert de onderzoekscommissie dat het, zo werd aangegeven door voormalig sekteleden, hun families en experts, op het individuele niveau zeer belangrijk is dat er een neutrale organisatie bestaat die informatie kan verstrekken en een luisterend oor kan bieden.

Specifieke wetgeving toch gewenst? Het is volgens de onderzoekscommissie derhalve niet noodzakelijk om wetgeving te maken die speciaal gericht is op sektarische organisaties. In mijn opinie zijn de argumenten die hiervoor zijn aangedragen niet allemaal even sterk. Het is inderdaad zo dat bepaalde bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht, zoals de bepaling met betrekking tot strafbare dwang, evenals die met betrekking tot bedrog, uitkomst kunnen bieden. Echter, de onderzoekscommissie spreekt zichzelf op dat punt enigszins tegen door aan te voeren dat zij verwacht dat niet veel gebruik zal worden gemaakt van rechtsmogelijkheden, mede omdat er maar heel zelden aangifte wordt gedaan tegen sektarische groeperingen. De reden die de commissie hiervoor aanvoert is dat de slachtoffers kampen met gevoelens van angst en schaamte. Mijns inziens zou het daarom juist wel gewenst zijn om specifieke wet- en regelgeving te creëren die het handelen van sektarische groeperingen als “Miracle of Love” tegengaat. Door het creëren van wetgeving die speciaal op dit soort situaties is toegespitst, zullen slachtoffers van sekten zich meer serieus genomen voelen en zullen de gevoelens van angst en schaamte hen juist niet, of in elk geval in veel mindere mate, belemmeren om, op grond van specifiek op sekten gerichte bepalingen, juridische stappen te ondernemen. Een neutrale organisatie die informatie verstrekt en een luisterend oor biedt is een goed initiatief, maar niet voldoende om de schadelijke gevolgen van de handelingen binnen sektarische groeperingen tegen te gaan. Het misleiden, manipuleren, hersenspoelen en uitbuiten van mensen wordt daarmee niet opgelost. Daarvoor is het mijns inziens toch echt nodig dat concrete handhaving op dit gebied mogelijk gemaakt wordt.

SecJure Oktober 2014 | 26


Indien het onverhoopt toch onmogelijk blijkt om dergelijke specifieke op sekten gerichte wetgeving binnen het Wetboek van Strafrecht te creëren, biedt het civiele recht wellicht nog een mogelijkheid. Er bestaat namelijk reeds een wetsbepaling die ziet op systematische misleiding van een groep personen, namelijk art. 2:20 BW. De rechtbank kan volgens deze bepaling op verzoek van het Openbaar Ministerie een bepaalde rechtspersoon verboden verklaren. Echter vallen kerkgenootschappen niet onder deze bepaling, omdat zij, zoals reeds eerder aangegeven, vrijwel altijd een beroep kunnen doen op het grondrecht vrijheid van godsdienst. Mevrouw SantingWubs, universitair docent Burgerlijk Procesrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen, heeft in haar dissertatie de stelling ingenomen dat art. 2:20 BW ook op kerkgenootschappen van toepassing moet worden verklaard. 6 Ik ben het volledig met dit standpunt eens. Het plakken van het etiket ‘kerkgenootschap’ vormt nu een te gemakkelijk wapen voor allerlei groeperingen om zich in te kleden tegen juridische maatregelen. Het is belangrijk dat sommige sektarische uitwassen binnen de categorie ‘kerkgenootschappen’ tegengegaan kunnen worden en dat het begrip kerkgenootschap niet langer wordt misbruikt.

Concluderend Sekten zijn veelal gevaarlijke groeperingen die mensen door middel van misleiding, bedrog, manipulatie en hersenspoeling dwingen om uiteindelijk hun eigen identiteit en al hun bezittingen aan de leider van de groep af te staan. Uit de uitzendingen van Alberto Stegeman voor het programma ‘Undercover in Nederland’, waarin hij met zijn team infiltreerde in de Nederlandse tak van “Miracle of Love”, blijkt dat ook in Nederland dergelijke sektarische groeperingen bestaan. Naar aanleiding van deze uitzending heeft op verzoek van het Ministerie van Veiligheid en Justitie een onderzoek plaatsgevonden naar de mate waarin concrete wetgeving op het gebied van sekten in Nederland gewenst is. Uit dit onderzoek volgde dat concrete wetgeving op dit gebied niet nodig is. Ik ben het daar niet mee eens. Mijns inziens worden de gebeurtenissen binnen en de effecten van sekten op deze manier onderschat en dit zou niet mogen gebeuren. Ondanks het feit dat dit slechts een klein en nog onbekend gebied is op het terrein van misdrijven in Nederland, moet rekening gehouden worden met de belangen van slachtoffers en met het feit dat zij vaak kampen met gevoelens van angst en schaamte waardoor zij niet uit zichzelf gebruik zullen maken van reeds bestaande rechtsmogelijkheden. Naar mijn mening zou het goed zijn om binnen het Wetboek van Strafrecht één of meerdere bepalingen op te nemen die specifiek zijn gericht op verbod of handhaving van sektarische groeperingen. Dit biedt slachtoffers meer rechtszekerheid en kan ervoor zorgen dat de handhaving op dit gebied beter tot stand

kan komen, opdat er ook daadwerkelijk wat aan gedaan kan worden. Zoals hierboven reeds aangegeven sluit ik mij voor wat betreft een alternatief op bovenstaande aan bij de opvatting van A.H. Santing-Wubs, dat binnen het civiele recht ook plaats kan zijn voor een verbodsbepalingen ten aanzien van sekten. 7 Art. 2:20 Burgerlijk Wetboek zou hier de oplossing kunnen bieden. Het zou dan voor de rechter mogelijk worden om sekten, waarvan de werkzaamheden in strijd zijn met de openbare orde, verboden te verklaren. Deze bepaling zou dan wel tevens van toepassing moeten worden verklaard op kerkgenootschappen. Dit zou mijns inziens geen probleem moeten kunnen vormen. Door middel van onderzoek kan worden vastgesteld of een bepaalde groepering een ‘gewone’ kerkgenootschap is of voldoet aan de eisen om als sekte te kunnen worden gekwalificeerd.8 Op die manier genieten kerkgenootschappen toch nog de bescherming die hen toekomt en kunnen de sektarische uitwassen aangepakt worden. Hierdoor is het ook niet langer meer mogelijk om het etiket ‘kerkgenootschap’ te misbruiken om de misdrijven die binnen sekten plaatsvinden te verdoezelen.

Meer weten? Download de app! (Endnotes) 1 R.J. Lifton, Cult formation, The Harvard Mental Health Letter, Volume 7, Number 8, February 1981 2 F.T. Oldenhuis, Op de grens van kerk en sekte; een onderzoek naar het gedogen van sektarische geloofsgemeenschappen binnen de rechtsstaat, in: C.H.C. Overes & W.J.M. van Veen (Eds.), Met recht betrokken, opstellen aangeboden aan prof. mr. T.J. Van der Ploeg. Kluwer 2012, p. 204-215. 3 B. Wilson, Religious sects, a sociological study, 1970 en P.A. Olsson, Malignant pied pipers of our time: A psychological study of destructive cult leaders, 2005 4 A. Van Wijk, B. Bremmers e.a., Het warme bad en de koude douche, p. 147-148 5 La loi About-Picard (2001) “tend à renforcer la prévention et la répression des mouvements sectaires, portant atteinte aux Droits de l’Homme et aux libertés fondamentales” (de wet beoogt sektarische bewegingen te voorkomen en onderdrukken, om mensenrechten en fundamentele vrijheidsrechten te waarborgen) 6 A.H. Santing-Wubs, Kerken in geding (diss. Groningen), Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2012 7 A.H. Santing-Wubs, Kerken in geding (diss. Groningen), Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2012 8 R.J. Lifton, Cult formation, The Harvard Mental Health Letter, Volume 7, Number 8, February 1981

27 | SecJure Oktober 2014


Verdieping

Administratieve echtscheiding; een uitkomst voor echtparen zonder minderjarige kinderen? Chantal van Beek

Na de afschaffing van de voorheen bestaande ‘eenvoudige wijze van echtscheiding’ door omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap, de zogenoemde ‘flitsscheiding’, mogen op dit moment alleen advocaten een verzoek tot echtscheiding indienen.1 Echtparen zonder minderjarige kinderen die hun relatie wensen te beëindigen en feitelijk alleen de vermogensrechtelijke aspecten van hun huwelijk dienen te regelen (bijvoorbeeld de verkoop van hun huis), hebben daarentegen niet direct

De huidige regelgeving omtrent de ontbinding van het huwelijk is geregeld in titel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De echtscheiding wordt op verzoek van één der echtgenoten of op gemeenschappelijk verzoek, op grond van duurzame ontwrichting van het huwelijk, uitgesproken door de rechter. Hiervoor dient ingevolge artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv.) een verzoekschriftprocedure te worden gevolgd bij de rechtbank.

een dringende noodzaak bij de vertegenwoordiging door een advocaat. Indien er geen onenigheden tussen de partners rijzen, zou een advocaat enkel een belastende factor binnen het echtscheidingsproces kunnen zijn.2 Hierbij kan met name worden gedacht aan de hoge kosten die het inhuren van een advocaat met zich meebrengt. Om die reden zou voor de hierboven genoemde groep echtgenoten een wetswijziging, die een administratieve echtscheiding mogelijk maakt, een positieve verandering kunnen

Administratieve echtscheiding lijkt op het eerste gezicht een uitkomst: goedkoper en eenvoudiger

zijn. Hiertoe is al verschillende keren een initiatiefwetsvoorstel ingediend, zo ook in december van het afgelopen jaar door onder meer de VVD en de PvdA. Zou administratieve echtscheiding daadwerkelijk een uitkomst zijn voor echtparen zonder minderjarige kinderen of lijkt deze wijze van ontbinding van het huwelijk toch een te ‘gemakkelijke’ weg? In hoeverre zou daarnaast een door een advocaat of notaris opgesteld convenant een essentieel vereiste moeten zijn ter voorkoming van conflicten na echtscheiding?

SecJure Oktober 2014 | 28

Naast deze verplichte tussenkomst van de rechter, zijn partijen binnen de huidige echtscheidingsprocedure verplicht zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat.3 Het opstellen van een echtscheidingsconvenant, een overeenkomst inhoudende de overeengekomen afspraken omtrent de afwikkeling van de zaken die bij de echtscheiding komen kijken, is niet verplicht, derhalve wel aan te raden.4 De echtscheiding komt uiteindelijk daadwerkelijk tot stand door inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand.5 Wordt niet binnen zes maanden nadat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan door een van de partijen verzocht om inschrijving, dan verliest de beschikking haar kracht en zal de echtscheidingsprocedure opnieuw gevolgd dienen te worden om echtscheiding tot stand te brengen.6 Sinds de inwerkingtreding van de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding op 1 maart 2009 bestaat voor gehuwde en geregistreerde ouders, met of zonder gezamenlijk ouderlijk gezag, en samenwonende ouders met gezamenlijk gezag, de verplichting tot het overleggen van een ouderschapsplan aan de rechter met het oog op het maken van goede afspraken


over de opvoeding in het belang van de ontwikkeling van het kind.7 Vanwege deze door de wetgever in het leven geroepen ‘bescherming’ van de bij echtscheiding betrokken kinderen, wordt in dit artikel enkel gesproken over een eventuele mogelijkheid tot administratieve echtscheiding voor echtgenoten zónder minderjarige kinderen. Daartoe beperkt eveneens het conceptwetsvoorstel van 9 december 2013 zich. Het voordeel van de huidige echtscheidingsprocedure bij de rechter is dat de echtscheiding plaatsvindt bij constitutieve beslissing, die eveneens bindend en afdwingbaar is. Daarnaast worden deze vonnissen in het buitenland erkend. Wanneer er geschilpunten rijzen, kunnen partijen deze aan de rechter voorleggen, bijvoorbeeld door het instellen van een nevenvoorziening dan wel een voorlopige voorziening. Een ander voordeel van de huidige procedure is dat de mogelijkheid bestaat het echtscheidingsconvenant, dat eventueel door partijen is opgemaakt, bij de beschikking tot echtscheiding te laten voegen. Hierdoor krijgt deze overeenkomst eveneens een executoriale titel, wat maakt dat partijen gehouden zijn aan de gemaakte afspraken omdat deze afdwingbaar zijn. Een nadeel van de rechterlijke procedure is echter dat deze zeer tijdrovend en complex is. Daarnaast zijn er hoge kosten mee gemoeid, gezien o.a. de verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. Juist vanwege de kanttekeningen van de huidige procedure was het in de periode van 1 april 2001 tot 1 maart 2009 mogelijk het huwelijk om te laten zetten in een geregistreerd partnerschap en dit volgens ook weer te laten beëindigen, beide handelingen verricht door een ambtenaar van de burgerlijke stand.8 Deze ‘eenvoudige wijze van echtscheiding’, de zogenoemde ‘flitsscheiding’, maakte een scheiding zonder tussenkomst van de rechter en bijstand van een advocaat mogelijk. Deze mogelijkheid is een aantal jaren geleden afgeschaft vanwege het feit dat er problemen werden ondervonden ten aanzien van de erkenning van deze vorm van ‘echtscheiding’ en het ontbreken van een executoriale titel met betrekking tot de gemaakte afspraken.9 Alvorens de afschaffing van de ‘flitsscheiding’ werd het idee geopperd administratieve echtscheiding door de wetgever mogelijk te maken. In 2004 heeft VVDkamerlid Luchtenveld hiertoe een initiatiefwetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer.10 Het kabinet was hier echter geen voorstander van, waardoor zelfs de nader gewijzigde amendementen werden verworpen.11 Het voorstel omtrent scheiding zonder rechterlijke tussenkomst werd uiteindelijk op 20 juni 2006 verworpen door de Eerste Kamer. Hierna bleek echter nog steeds behoefte te bestaan aan een dergelijke wijze van echtscheiding. Op 28 oktober 2012 is door onder meer de coalitiepartijen VVD en PvdA in het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ eenzelfde idee neergelegd.12 Dit idee, strekkende tot de

mogelijkheid van administratieve echtscheiding wanneer er geen minderjarige kinderen bij de echtscheiding betrokken zijn, is uitgewerkt in een conceptwetsvoorstel, dat op 9 december 2013 ter consultatie is opengesteld.13 De thans voorgestelde regeling heeft ten doel de echtscheidingsprocedure te vereenvoudigen voor echtgenoten zonder minderjarige kinderen, die het onderling eens zijn over de echtscheiding. Voor deze doelgroep kan, wanneer deze wetswijziging zijn doorgang vindt, de echtscheiding op gemeenschappelijk verzoek door de ambtenaar van de burgerlijke stand worden uitgesproken. Juridische bijstand door een advocaat, notaris of andere deskundige is hierbij niet verplicht. Ook hoeven partijen geen leges te betalen voor het verzoek bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. De Tweede Kamer verwacht dat echtscheiding voor de burger eenvoudiger en goedkoper wordt daar waar dit mogelijk is.14 De ‘grootste’ nadelen van de huidige wijze van echtscheiding lijken op deze manier te worden ontnomen. Een bijkomend voordeel van de inwerkingtreding van het hiervoor genoemde recente conceptwetsvoorstel zou kunnen zijn dat de werkdruk van de rechterlijke macht afneemt. De mogelijkheid tot echtscheiding via de ambtenaar van de burgerlijke stand zal naar verwachting tot een afname van ten minste 7.000 zaken per jaar leiden.15 Ook wordt beoogd de procedure digitaal te kunnen voeren, wat maakt dat de belasting van de rechterlijke macht nog meer gereduceerd wordt en partijen nog meer tijd en kosten besparen.16 De administratieve echtscheiding lijkt dus een positieve ontwikkeling voor niet complexe echtscheidingen, waarbij geen minderjarige kinderen zijn betrokken. Er zijn echter een hoop kritiekpunten geuit omtrent het wetsvoorstel. Wanneer partijen er namelijk voor kiezen het echtscheidingsconvenant op te laten nemen in de registers van de burgerlijke stand, vestigt dit net als bij de ‘flitsscheiding’ nog steeds geen executoriale titel. De gemaakte afspraken kunnen bij de rechter dus niet worden afgedwongen, wat tot vertraging en onnodige procedures kan leiden. De onenigheden die na de scheiding rijzen, zullen voor partijen alsnog kostbaar zijn, wat de 29 | SecJure Oktober 2014


hele bedoeling van de ‘nieuwe wijze’ van echtscheiding onderuit haalt. Ten tweede kan worden opgemerkt dat zonder tussenkomst van een rechter en bijstand door een advocaat, de scheiding sneller dan wenselijk en willicht vanuit een ongelijke positie tot stand zou kunnen komen. Zonder inschakeling van een professional, zullen echtgenoten vaak onvoldoende beseffen wat de gevolgen zijn van hun keuze tot echtscheiding. Zo kunnen partijen achteraf tot de conclusie komen dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over bijvoorbeeld de verdeling, de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de partneralimentatie en dat zij over onvoldoende kennis beschikten om zelf afspraken te maken ten aanzien van deze gevolgen van de beëindiging van hun huwelijk. Het is niet uitgesloten dat het gunstiger is om in een eerder stadium, vaak op basis van toevoeging, de hulp en bijstand van een advocaat in te roepen en de procedure bij de rechtbank te volgen. De vergoeding via de rechtsbijstand is namelijk, op dit moment, enkel mogelijk binnen de verzoekschriftprocedure. De grote vraag is dus of er daadwerkelijk kosten worden bespaard door te kiezen voor administratieve echtscheiding.17 Gezien het bovenstaande, is een zo volledig en ondubbelzinnig mogelijk echtscheidingsconvenant een belangrijk element ter voorkoming van problemen. Binnen het initiatiefwetsvoorstel van Luchtenveld nam het convenant al een belangrijke plaats in. Ook in landen als Denemarken, Portugal en Estland waar ontbinding van het huwelijk op administratieve wijze al mogelijk is, is een convenant een essentieel vereiste.18 Bij onduidelijkheden over de strekking hiervan, dient de rechter te oordelen aan de hand van het Haviltex-criterium.19 De rechter dient de partijbedoelingen te achterhalen om tot de uiteindelijke beslissing te komen hoe de afwikkeling van de echtscheiding gerealiseerd gaat worden.20 Het is dus van belang dat partijen hun bedoelingen duidelijk formuleren en dat het echtscheidingsconvenant zo volledig mogelijk is. Dit is mijns inziens enkel mogelijk door inschakeling van een professional. Het belang van het juridisch laten informeren door een advocaat, notaris of een andere professional werd in het conceptwetsvoorstel eveneens erkend. De memorie van toelichting geeft aan dat partijen advies over echtscheiding zouden kunnen inwinnen bij een advocaat, mediator of notaris.21 Of het ter consultatie opengestelde conceptwetsvoorstel, dat strekt tot de mogelijkheid van administratieve echtscheiding, dus een uitkomst is voor echtparen zonder minderjarige kinderen, valt niet volmondig te beamen. Naar mijn mening zouden een hoop nu al te voorspellen ‘beren op de weg’ kunnen worden ontlopen door in de wet op te nemen dat een door een advocaat of notaris opgesteld echtscheidingsconvenant een vereiste is voor administratieve echtscheiding. De kosten- en tijdsbespaSecJure Oktober 2014 | 30

rende voordelen lijken hierdoor echter drastisch verminderd. De ‘flitsscheiding’ heeft desondanks al aangetoond dat scheiden zonder rechter en advocaat niet wenselijk is en dat deze regeling geen voordelen bood ten opzichte van de ‘gewone’ echtscheidingsprocedure. Waarom zou men dan opnieuw een soortgelijke regeling in de wet willen opnemen? Mijns inziens blijft een echtscheiding een emotioneel zwaar proces, waarbij het lastig is voor partijen om over alle bijkomende zaken evenwichtige compromissen te sluiten. Beslissingen door een onafhankelijke rechter over zaken waar men niet samen uitkomt, lijkt nog steeds de beste gang van zaken in mijn ogen. Met medewerking van en dank aan: Kristy van Straten, Eva Jongenelen & Katja Joosten.

Meer weten? Download de app! (Endnotes) 1 A.P. van der Linden, F.G.A. ten Siethoff en A.E.I.J. ZeijlstraRijpstra, Jeugd en recht, Houten: Bohn Stafleu van Loghum 2009, p. 114. 2 Kamerstukken II 2006/07, 30 145, nr. 9, p. 1-2. 3 A.P. van der Linden, F.G.A. ten Siethoff en A.E.I.J. ZeijlstraRijpstra, Jeugd en recht, Houten: Bohn Stafleu van Loghum 2009, p. 114. 4 J.A.M.P. Keijser , Handleiding bij scheiding, Deventer: Kluwer 2013, p. 82. 5 Art. 1:183 BW. 6 M.J.A. van Mourik en L.C.A. Verstappen, Handboek: Het Nederlandse vermogensrecht bij echtscheiding, Deventer: Kluwer 2006, p. 430. 7 Kamerstukken II, 2004-2005, 30 145, nr. 3, p. 1 (MvT). 8 Stb. 2009, 9. 9 Kamerstukken II 2004/2005, 30 145, nr. 3, p. 8. 10 Kamerstukken I 2005/06, 29 676, A. 11 A.J.M. Nuytinck, ‘Het belang van de Wet beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap voor de notariële praktijk: het nieuwe fenomeen van de echtscheidingsnotaris’, WPNR 2006/6656, p. 162-169. 12 Regeerakkoord VVD-PvdA 2012, p. 27. 13 Conceptwetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter’ 2013. 14 Conceptwetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter’ 2013, MvT, p. 16. 15 Conceptwetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter’ 2013, MvT, p. 16. 16 E.C.C. Punselie, ‘Concept wetsvoorstel Scheiden zonder rechter’, FJR 2014/11. 17 Advies wetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter’ 2014. 18 J.W. Rutgers & M. Zilinksy, Begrensde vrijheid in het IPR, Apeldoorn-Antwerpen: Maklu Uitgevers 2010, p. 26. 19 HR 5 maart 2004, LJN AO1974, r.o. 4.3.2. 20 D.H. Beukenhorst, ‘Huwelijksvermogensrecht; Kunnen exechtgenoten nog aanspraken krachtens huwelijkse voorwaarden geldend maken als zij elkaar bij echtscheidingsconvenant kwijting hebben verleend?’, RFR 2011/2. 21 Conceptwetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter’ 2013, MvT, p. 16.


Ondertussen op de club Linda Peels Na een lange zomer, waarin een groep Magister JFT-leden is afgereisd naar het verre Indonesië met THE-expedition 2014 om vrijwilligerswerk te doen, is het nieuwe verenigingsjaar weer van start gegaan! De reis, georganiseerd door Magister JFT | THE-committee is dit jaar voor het eerst georganiseerd en ik was zo gelukkig hieraan deel te mogen nemen! Anderhalve week lang hebben twintig personen, verdeeld over vier groepen, les gegeven aan Indonesische straatkinderen op verschillende scholen in Jakarta. Wat een ervaring, deze heeft een diepe indruk op alle deelnemers achtergelaten. In deze anderhalve week hebben we niet alleen les gegeven aan de kinderen, maar hebben wij ook gekeken naar de behoeften van de scholen en de kinderen en hiervoor materiaal aangeschaft van het ingezamelde geld. Zo zijn er onder andere whiteboards, boeken, puzzels en leerzame spellen gekocht. Na deze anderhalve week was het tijd om Jakarta te verlaten om naar Oost-Java en Bali te reizen, waar we onderweg de meest prachtige plaatsen en bezienswaardigheden hebben aangedaan, zoals de Borobudur, Mount Bromo en een schildpaddenreservaat. Daarna was er tijd om te genieten op de stranden van Bali, waar ik voor het eerst heb gedoken. Wat een gave reis! Eenmaal terug in Nederland stond alles in het teken van de overdracht, mijn laatste paar weken als Dagelijks Bestuurder bestonden uit het jaarlijkse beleidsweekend, het Magister JFT | Introductiekamp en de TOP-week en eindigde op 4 september met de Wissel-ALV en de constitutieborrel. Het nieuwe bestuur heeft nu het stokje overgenomen en met hen is er ook een flinke lichting nieuwe leden aanwezig binnen Magister JFT. Wat leuk om al zoveel van hen te zien bij de Wissel-ALV en de constitutieborrel! Alle commissies zijn weer van start gegaan en het is weer een gezellige drukke boel bij Magister JFT. Nu zijn de eerste activiteiten alweer achter de rug, zoals een dag naar Den Haag van Magister JFT | InterAct en de jaarlijkse Actieve Ledendag. Waar ik me nu vooral op verheug is het Magister JFT Après-skifeest, waar we al eens flink van de wintersportsfeer kunnen proeven. Mocht je hier flink de smaak te pakken hebben gekregen, aarzel dan vooral niet om je in te schrijven voor Wintersport met Magister JFT; in januari zal er voor de tweede keer

een flinke groep Magisterleden afreizen naar het pittoreske Risoul om de pistes en après-ski barren op z’n kop te zetten, regardez Magister JFT! Daarnaast staat in november het tweejaarlijkse congres weer op het programma, dit jaar is het thema “Arbeidsrecht anno nu en de positie van de startende jurist op de arbeidsmarkt”. Verschillende interessante onderwerpen binnen het arbeidsrecht gaan de revue passeren in dit congres. Zo gaan ze uitgebreid in op het aangenomen wetsvoorstel ‘de hervorming van het ontslagrecht’. Hiernaast worden er een aantal workshops gegeven die de kern raken van het arbeidsrecht en waar afgestudeerden juristen mee te maken gaan krijgen. Deze workshops zijn uitermate handig voor de beginnende jurist op de arbeidsmarkt. Kortom; er valt weer genoeg te beleven! Voor de feestgangers de maandelijkse borrel, het après-ski feest en de Dies Natalis van Magister JFT en voor de serieuzere student een bezoek aan DVDW Advocaten en het Congres. Kijk voor de gehele agenda op de website van Magister JFT of even verderop in deze SecJure.

Meer weten? Download de app!

31 | SecJure Oktober 2014


Scriptie

Drones: Het waakt en spoort opdat zij rusten Marissa van Stiphout*

Nederland loopt over een dunne evenwichtsbalk wat betreft de inzet van drones met politiële doeleinden; aan de ene kant staat de criminaliteitsbestrijding en aan de andere kant staat de privacy van de burger. Is het voor de Nederlandse burger voldoende transparant waar en wanneer drones worden ingezet teneinde criminaliteitsbestrijding? 1. Criminaliteitsbestrijding versus privacy In Nederland is het onomstreden dat de overheid inbreuk moet kunnen maken op de privacy van de burger met als doel criminaliteit te bestrijden. Niet alle opsporingsmethoden waarmee inbreuk wordt gemaakt zijn bekend bij de burger. Dit is ondermeer het geval bij inzet van kleine onbemande spionagevliegtuigjes, drones genaamd, die te pas en te onpas worden ingezet voor onder andere het bewaken van de openbare orde en veiligheid, reddingsoperaties, het volgen van voetgangersstromen bij evenementen en de opsporing. De politie heeft dit technologisch vernuft met beide armen omarmd en de afgelopen jaren ingezet als handig hulpmiddel bij de opsporing.1 Het lijkt niets dan lof over deze hoogtechnologische ontwikkeling. Toch klinken er vanuit onder andere de Tweede Kamer tegengeluiden wat betreft het waar en wanneer inzetten van de geheimzinnige politieactie. De inzet van deze onbemande vliegtuigjes lijkt namelijk te balanceren op de evenwichtsbalk van het recht op privacy en criminaliteitsbestrijding. Bovendien is het fnuikend te noemen dat het onduidelijk is binnen welk kader de toepassing van drones voor politiële doeleinden moet vallen. Valt de inzet van drones überhaupt binnen een bestaand wettelijk kader, zo nee, gaat Nederland dan niet de grens over van artikel 8 lid 2 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM)?

2. Fabuleus technisch vernuft of Big Brotherpraktijken? 2.1. Hoe gedetailleerd kan een drone inzicht krijgen in iemands personal life? Drones oftewel Unmanned Aerial Vehicles (hierna: UAV), worden wereldwijd voornamelijk toegepast in een militaire context en veelal gebruikt als onbemande gevechtsvliegtuigen. Defensie in Nederland beschikt over SecJure Oktober 2014 | 32

twee type drones, namelijk de Raven mini-UAV en de Scan Eagle. Het Raven systeem wordt op dit moment ook gebruikt door de politie voor de uitvoering van de politietaak. Vliegtuigjes die eruit zien als ingenieuze modelvliegtuigen, worden binnen enkele minuten opgezet en kunnen worden uitgerust met camera’s, waarmee ze locaties en personen vanuit de lucht kunnen waarnemen. Alle tijdens de vlucht opgedane informatie wordt naar het grondstation gestuurd alwaar de gegevens worden opgeslagen en bewerkt.2 In 2012 en 2013 heeft de politie meerdere malen gebruik gemaakt van de Raven. Deze Raven kan worden uitgerust met een dag- en nachtcamera en op circa 300 meter hoogte vliegen.3 Op deze hoogte is de beeldkwaliteit van de daglicht-camera onvoldoende voor gezichtsherkenning.4 Een en ander impliceert dat de camera’s wel beelden kunnen waarnemen waarop personen zijn te zien, doch geen beelden waarop deze personen te herkennen zijn.5 De ontwikkeling in technologische mogelijkheden met drones neemt letterlijk hoge vlucht. Zo beschikt Nederland reeds over de Scan-Eagle drone, welke is uitgerust met een camera waarmee gezichtsherkenning mogelijk is. Het is slechts een kwestie van tijd dat ook de politie zal beschikken over deze drone.6 De zogeheten Raven drone is tot dusver in 20 verschillende strafrechtelijke onderzoeken ingezet.7 In enkele henneponderzoeken heeft de inzet van de Raven daadwerkelijk geleid tot de vervolging van verdachten.8

3. Bestaand wettelijk kader of een lacune? Dat drones in Nederland worden ingezet voor politiële doeleinden lijkt helder. De vraag is binnen welk wettelijk kader de inzet plaatsvindt. Met betrekking tot het opsporingsproces wordt de grondslag, aldus de Minister, verder gevonden in de algemene politietaak uit artikel 3 van de Politiewet 2012.9 Ter ondersteuning van deze gedachte verwijst de Minister naar het Zwolsmanarrest.10 In dit arrest heeft de Hoge Raad besloten dat artikel 3 Politiewet 2012 voldoende grondslag biedt voor beperkte inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. Volledigheidshalve merkt de Minister nog op dat wanneer het cameragebruik het karakter van stelselmatige observatie krijgt, moet worden voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden van artikel 126g WvSv.11


3.1. Artikel 3 Politiewet 2012 Uit artikel 3 Politiewet 2012 kan slechts een algemene politietaak worden herleid. De Minister verwijst naar het – weliswaar gedateerde, maar gezien de huidige stand van wetgeving nog steeds relevante - Zwolsman-arrest. De Hoge Raad geeft in dit arrest het volgende aan: ‘de voortschrijdende ontwikkelingen van het fundamenteel recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de toenemende technische verfijning en intensivering van onderzoeksmethoden en –technieken verlangen een meer precieze legitimatie in de wet.’12 De Hoge Raad geeft daarmee aan dat de globale taakomschrijving van artikel 3 Politiewet 2012 voor dergelijke inbreuken op de persoonlijke levenssfeer niet toereikend is. Observaties waarvoor geen machtiging als bedoeld in artikel 126g WvSv is gegeven, ‘kunnen jegens de geobserveerde onrechtmatig zijn indien zij in verband met de plaats waar zij zijn uitgevoerd, de duur, intensiteit en frequentie ervan, alsmede het gebruik van technische hulpmiddelen, geschikt zijn om een min of meer compleet beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten van het persoonlijke leven van de betrokkene.’13 Gesteld zou kunnen worden dat indien observaties dit karakter hebben, artikel 3 Politiewet 2012 en artikel 141 WvSv daarvoor geen legitimatie kunnen bieden. Artikel 3 Politiewet 2012 voldoet slechts wanneer de observatie plaatsvindt in een bepaald gebied en kortstondig wordt uitgevoerd en daarmee acht wordt geslagen op de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.14

3.2. Artikel 126g Wetboek van Strafvordering De Minister ziet in artikel 126g WvSv een voldoende grondslag voor het stelselmatig observeren met behulp van een drone. Wat betreft de inzet van drones met het karakter van stelselmatige observatie, biedt de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (hierna: Wet BOB) niet zonder meer ruimte als wettelijk kader. Het probleem ligt dan ook juist in de aanname van zulks: de huidige strafwetgeving kent geen expliciete regeling die de bevoegdheid regelt voor de inzet van drones als opsporingsmethode.15 In de in februari 2000 in werking getreden Wet BOB is neergelegd wanneer justitie bijvoorbeeld gebruik mag maken van ‘infiltratie’ of ‘stelselmatige observatie’ van verdachten. Zo regelt de Wet BOB de stelselmatige observatie door opsporingsambtenaren, al dan niet met een technisch hulpmiddel, in de artikelen 126g, 126o en 126zd WvSv. Dat onder technisch hulpmiddel wordt verstaan een middel dat meer biedt dan alleen versterking van de zintuigen, zou erop kunnen duiden dat de inzet van drones valt binnen deze terminologie. Met behulp van een drone kan namelijk een min of meer volledig beeld van een persoon worden verkregen, door het over een kortere of langere periode registreren van

signalen. Gesteld kan worden dat de wetgever bij het scheppen van de bevoegdheid tot stelselmatige observatie met behulp van een technisch hulpmiddel, meer specifiek observatie met behulp van een camera, niet een vorm van stelselmatige registratie voor ogen had. Door de grote toepassingsmogelijkheden van drones nu en in de toekomst krijgt de term ‘technisch hulpmiddel en de toepassing van camera observatie’ een nieuwe invulling. Dit ondermeer omdat het grote blikveld van een dronecamera ervoor zorgt dat het observeren – en dus registreren van de waargenomen beelden - ook burgers raakt die niet tot de kring van verdachten horen. Bovendien wordt een bevel tot stelselmatige observatie voor hoogstens drie maanden gegeven. De wetgever heeft aldus niet de bedoeling gehad, wat betreft de tijdspanne, een permanente vorm van observatie toe te staan, welke met de inzet van drones gemoeid kan zijn.16 Wegens het ingrijpende karakter van het gebruik van drones als opsporingsmethode dient in de Wet BOB een aparte bevoegdheid te worden gecreëerd voor de inzet van drones in een strafrechtelijk kader. Artikel 126g WvSv is aldus mijns inziens voor dergelijke inbreuken op de persoonlijke levenssfeer niet toereikend.

3.3. Artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens Het is niet de bedoeling van de wetgever (geweest) elke opsporingsmethode te regelen in het Wetboek van Strafvordering.17 Het antwoord op de vraag welke opsporingsmethoden wettelijk geregeld dienen te worden is afhankelijk van de vraag of de opsporingsbevoegdheid een inbreuk maakt op een door de Grondwet, het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) of het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (IVBPR), beschermd grondrecht.18 Bij de inzet van drones als opsporingsmethode is in het bijzonder aan de orde het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit recht is neergelegd in de artikelen 10 Grondwet, 8 EVRM en 17 IVBPR. Uitgelicht zal worden artikel 8 EVRM: voor beperkingen ten aanzien van het recht op de persoonlijke levenssfeer moet een formeel wettelijke grondslag bestaan.19

3.4.1. Gerechtvaardigde inbreuk van artikel 8 EVRM In artikel 8 EVRM staat het recht op privé-, familie- en gezinsleven omschreven. Dit houdt in dat burgers recht hebben om in de woning, in de privésfeer, maar ook op de werkplek en in het publieke domein onbespied hun weegs te gaan.20 Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer is echter niet absoluut, wat betekent dat de overheid dit recht onder omstandigheden kan beperken. Dit is vooral aan de orde op het terrein 33 | SecJure Oktober 2014


van de opsporing.21 Het is in zo’n geval aan de overheid een gedegen afweging te maken tussen enerzijds het respect van de overheid voor de privacy van de burger en anderzijds het belang van een goede strafrechtspleging waarin vergaande opsporingsbevoegdheden noodzakelijk zijn. Wanneer geconstateerd wordt dat de bescherming van de persoonlijjke levenssfeer in het geding is, dan is de volgende vraag of een mogelijke inbreuk hierop gerechtvaardigd is. Een gerechtvaardigde inbreuk op het recht van private life is slechts toegestaan voor zover de regelgeving in accordance with the law en nesessary in a democratic society is. Voorts moet de wettelijke regeling voor burgers toegankelijk (accessible) en voorzienbaar (foreseeable) zijn.22 De beperking dient bovendien gebaseerd te zijn op de in artikel 8 lid 2 EVRM opgesomde legitieme doeleinden. Bij deze beoordeling wordt ook acht geslagen op het proportionaliteitsbeginsel en subsidiariteitsvereiste.23

3.4.2. Redelijke privacyverwachting Een burger kan geen volledige privacy verwachten, indien deze zich begeeft in het publieke domein of in voor het publiek toegankelijke plaatsen. In een drukke winkelstraat is het bezwaarlijk te stellen onbevangen jezelf te mogen zijn en aldus een redelijk privacyverwachting te hebben.24 Maar van het volledig ontbreken van een ‘reasonable expectation’ op privacy in het publieke domein mag daartegenover ook geen sprake zijn.25 Denk hierbij aan een situatie waarin een persoon zich alleen in een natuurgebied bevindt. Een burger heeft aldus in het beginsel het recht zich vrij en onbespied te bewegen, ook in het publieke domein. Of burgers een reasonable expectation op privacy mogen verlangen is afhankelijk van de kenbaarheid van het cameratoezicht.26 In de zaak Perry tegen Verenigd Koninkrijk geeft het Europese Hof aan dat onder artikel 8 EVRM ook het recht op identiteit en persoonlijke ontwikkeling valt.27 In deze zaak ging het om het speciaal afstellen van een beveiligingscamera in een politiebureau met als doel de opnamen te gebruiken voor identificatiedoeleinden. Het ‘nieuwe’ doel van het cameratoezicht was voor de betrokkene niet kenbaar en daarmee strijdig met artikel 8 EVRM. Een vergelijkbare zaak is deze waar het voor de verdachte, geplaatst in een politiecel, niet was medegedeeld en kenbaar was dat deze werd bespied door middel van een camera in zijn cel. De Hoge Raad oordeelde aldus dat het cameratoezicht in strijd was met artikel 8 EVRM.28 Bij de ‘onzichtbare’ inzet van drones voor opsporingsdoeleinden is de inzet onvoorzienbaar en niet transparant aangezien het onduidelijk is voor de burger met welk doel, waar en hoelang de drones worden ingezet. Ook al zou, zoals Knoops mooi opmerkt, op het gehele Nederlandse grondgebied bordjes geplaats worden met de tekst: ‘Geachte burger, hierboven u vliegen SecJure Oktober 2014 | 34

drones die u filmen.’ Het is maar de vraag of dit de inzet van drones toegankelijk en voorzienbaar maakt voor burgers. Burgers kunnen immers nog steeds niet precies weten waar en wanneer dronecamera’s rondvliegen, filmen of uitgelezen worden.29 De wetenschap dat je bekeken wordt (of kan worden) creëert in het ergste geval een chilling-effect en ontneemt de burger het zelfbeschikkingsrecht en de privacy.30 ‘Dit leidt tot zelfcensuur en heeft daarmee een verkillend effect op de privacy van de burger,’ aldus Schermer en Van der Heide.31

3.4.3. Geen observatie maar registratie De observatie van een persoon met behulp van een technisch hulpmiddel dat over een kortere of langere periode signalen registreert, is ingrijpender dan het waarnemen van beelden of bewegingen door een opsporingsambtenaar, die daarvan achteraf verslag doet.32 Camerabeelden die aan te merken zijn als persoonsgegevens (bijvoorbeeld omdat personen zichtbaar in beeld worden gebracht) worden op basis van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg) opgeslagen en verwerkt.33 Artikel 3 Wpg stelt dat het opslaan en verwerken van politiegegevens noodzakelijk en rechtmatig moet zijn en binnen de bij of krachtens de wet geformuleerde doeleinden moeten zijn verzameld. Bij de opslag van beelden die met behulp van een drone zijn gemaakt dient aldus een voortdurende afweging te worden gemaakt of het opslaan en verwerken van deze gegevens noodzakelijk en rechtmatig is en past binnen het toepassingsdoel.34 De camerabeelden mogen slechts voor een beperkte tijd worden opgeslagen. Wanneer politiegegevens zijn vergaard in het kader van de uitvoering van de dagelijkse politietaak mogen deze gegevens voor een termijn van één jaar worden opgeslagen, waarna deze gegevens op grond van artikel 8 lid 1 Wpg dienen te worden verwijderd. Worden de gegevens verwerkt in het kader van opsporingsonderzoeken, dan dienen deze nadat zij niet meer van belang zijn voor het betreffende onderzoek, te worden verwijderd op grond van artikel 9 lid 4 Wpg en artikel 10 lid 4 Wpg. Een registratie biedt aldus de mogelijkheid om op elk moment een exacte en volledige weergave te geven van hetgeen is waargenomen. Daarnaast is het mogelijk in een registratie te zoeken op tijd en plaats.35 In de zaak Perry tegen Verenigd Koninkrijk geeft het Europese Hof aan dat het enkel monitoren van personen in het publieke domein, dus zonder opslag van de beelden, op zichzelf geen inbreuk op het privéleven is. Echter, wanneer sprake is van het opslaan van de beelden kan wel gesproken worden over een inbreuk, wegens het systematische of permanente karakter van het geregistreerde bestand.36 Met de inzet van drones door de politie is er niet alleen sprake van stelselmatige observatie, sterker nog, er is sprake van stelselmatige registratie: een nog preciezere en ingrijpendere vastlegging van een persoons doen en laten.37


3.5. Betekenisvolle inbreuk De lijn van de jurisprudentie omtrent geheime opsporingsmethoden laat zien dat wanneer een opsporingsmethode zeer ingrijpend van aard is, daarvoor een wettelijke basis vereist is. De inzet van drones als opsporingsmethode maakt een betekenisvolle inbreuk op het recht van persoonlijke levenssfeer en is daarmee zeer ingrijpend van aard. Daar het bij de inzet van drones naar mijn mening ontbreekt aan een formeel wettelijke grondslag, is het aanbevelingswaardig dat de Hoge Raad de inzet van drones in een strafrechtlijk kader in strijd acht met artikel 8 EVRM en daarmee een leemte in de wet constateert. Het is vervolgens aan de wetgever om dit signaal op te pikken. De politie en Openbaar Ministerie kunnen tot die tijd ongestoord hun gang gaan wat betreft de inzet van drones in strafrechtelijke onderzoeken. Het is als het ware het keer op keer opzoeken van de grenzen en wachten totdat je wordt teruggefloten. U bent aan zet, wetgever!

4. Blik in de toekomst: waarheen leidt de weg? Gezien het feit dat de technologische mogelijkheden voor opsporende instanties steeds verfijnder worden en de behoefte deze aan te wenden in de praktijk gemakkelijk de overhand kan krijgen, is het in de eerste plaats aan de wetgever een helder normatief kader te schetsen. Deze verfijning is zeker aan de orde op het gebied van de drone-technologie. Door de razend snelle ontwikkeling van de drone-technologie komt de noodzaak van een helder juridisch kader des te prangender naar voren.

4.1. Hoe geavanceerder het technologisch vernuft, hoe groter de privacygevoeligheid In de Verenigde Staten, maar ook in Nederland, wordt geëxperimenteerd met drones die in hoog tempo steeds kleiner, lichter, stiller, goedkoper en autonomer worden. Tegelijkertijd zal ook de functionaliteit van de apparatuur onder een drone sterk groeien.38 Nu al zijn er drones ter grootte van een vingernagel of vergelijkbaar met een musquito. De drones zullen straks in staat zijn autonoom bewegende doelen te volgen en vast te leggen, personen

te identificeren, DNA af te nemen door een ‘musquitobite’ en WIFI signalen over te nemen.39

5. Tot slot 5.1. Vigilat ut quiescant40 Drones zijn als het ware de nieuwe waakhonden van de politie in de lucht. Deze nieuwe waakhonden worden echter al ingezet zonder dat daar een duidelijk wettelijk kader voor bestaat. Dit heeft nadelige gevolgen voor het waarborgen van een ieders recht op privacy. Geconstateerd is dat artikel 3 Politiewet 2012 en de Wet BOB geen grondslag kunnen bieden voor de in 2012 reeds uitgevoerde drone vluchten en toekomstige drone vluchten in het kader van een strafrechtelijke onderzoek. De inzet van drones voor opsporingsdoeleinden raakt niet alleen verdachten maar ook andere burgers. De mogelijkheid tot registratie van de beelden, verlangt daarmee een juridisch kader waarbinnen de privacy wordt gewaarborgd. Dat de wetgever ten tijde van de Wet BOB niet kon voorzien dat de voortschrijdende technologische innovatie zulke vergaande inbreuk zou kunnen maken op de privacy van verdachten of andere betrokkenen is niet verwonderlijk. Bovendien blijkt uit het verleden dat de politie al experimenterend met nieuwe technieken de grenzen van de wet op zoekt. Zij neemt daarbij een voorschot op de wetgeving waarna de regering dat legaliseert.41 Het wekt echter bevreemding dat de wetgever op dit moment nog steeds van mening is dat de huidige wet- en regelgeving vooralsnog afdoende is om rekening te houden met de privacybelangen van burgers bij het huidige gebruik van de op drones gemonteerde camera’s. De Minister kondigt wel aan zich in de toekomst te willen bezinnen over de vraag of de huidige wettelijke kaders voor het gebruik van camera’s op drones met het oog op die ontwikkeling ook voor de toekomst toereikend zijn. Bij dit antwoord zal de uitkomst van het politie onderzoek over de effectiviteit van de inzet van drones betrokken worden. Zich bezinnen over de vraag? Mijns inziens is het overduidelijk dat het gebruik van drones een betekenisvolle inbreuk op de privacy van burgers maakt. Vergaande toe35 | SecJure Oktober 2014


passing van drones kan jarenlang onopgemerkt blijven, omdat drones onhoorbaar en steeds kleiner worden en zonder braaksporen achter te laten een privéruimte kunnen binnendringen. Ongemerkt voor de gewone burger, maar ook voor de rechtelijke macht en het parlement.42 Nieuwe wetgeving is dan ook noodzakelijk, temeer nu het hier gaat om een zeer ingrijpende privacygevoelige opsporingsmethodiek.43 Het beschermen van de persoonlijke levenssfeer vergt in het huidige hoogtechnologische tijdperk een moeilijke evenwichtsoefening. Transparante en zo nauwkeurig mogelijke wetten dienen te helpen bij het bepalen van de krijtstrepen van de opsporingsmethoden en de daarbij horende bevoegdheden. Het is nu aan de wetgever een helder normatief kader te schetsen waarmee het voor eenieder helder is wat de reikwijdte en de opsporingsmodaliteiten van de inzet van drones voor politionele doeleinden zal zijn. Wetgever, haal de kou uit de lucht!

Meer weten? Download de app! (Endnotes)

* Scriptievervangend artikel geschreven in het kader van het afstuderen van de Master Rechtsgeleerdheid, accent strafrecht aan de Universiteit van Tilburg (ter gelegenheid van de publicatie in het blad Secjure is het artikel sterk ingekort). Bijzondere dank gaat uit naar mr. S.R.B. Walther voor het begeleiden bij het denk- en schrijfproces. 1 Aanhangsel Handelingen 2012/2013, nr. 1847. 2 B. Schermer & M. van der Heide, ‘Privacyrechtelijke aspecten van drones’, NJB 2013/1605. 3 Aanhangsel Handelingen 2012/2013, nr. 1847. 4 Kamerstukken II 2013/2014, 26643, nr. 298. 5 Aanhangsel Handelingen II 2012/2013, nr. 2216. 6 Defensie heeft sinds kort de Scan Eagle in gebruik. In de toekomst zal de Scan Eagle ook gereed zijn voor ondersteuning van politiële autoriteiten. De Scan Eagle beschikt over een infrarood- of een daglichtcamera. De daglichtcamera is van betere kwaliteit dan die van de Raven. Dit zorgt ervoor dat de Scan Eagle gebruikt kan worden voor indentificatiedoeleinden tijdens de opsporing. Zie: Aanhangsel Handelingen II 2012/2013, nr. 2985. 7 Kamerstukken II 2013/2014, 33582, nr. 66: item 23. 8 Aanhangsel Handelingen II 2012/2013, nr. 2216. 9 Aanhangsel Handelingen II 2012/2013, nr. 2216. 10 Hoge Raad 19 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0328, NJ 1996, 249 (Zwolsmanarrest). 11 Kamerstukken II 2013/2014, 26 643, nr. 298. 12 Hoge Raad 19 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0328, NJ 1996, 249 (Zwolsmanarrest); een zelfde aanbeveling is te lezen in een meer recent arrest, zie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 20 juni 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:2579 (‘stille’ sms-arrest):

SecJure Oktober 2014 | 36

het gerechtshof ’s-Hertogenbosch diende zich uit te laten over de vraag of het Openbaar Ministerie door het inzetten van de ‘stille sms’ een betekenisvolle inbreuk heeft gemaakt op het recht op eerbiediging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer en, indien zo, of dit een onherstelbaar vormverzuim betreft dat enig rechtsgevolg tot gevolg heeft. De vraag werd tweemaal ontkennend beantwoord, waarbij het Hof wel opmerkte dat het aanbevelingswaardig is dergelijke innovatieve opsporingsmethoden wettelijk te regelen. 13 Hoge Raad 13 november 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BW9338, NJ 2013/413. 14 Hoge Raad 13 november 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BW9338, NJ 2013/413, r.o. 2.6.2. 15 G.G.J. Knoops, ‘Politie-drones boven uw tuin?’, NJB 2013/2450. 16 Knoops 2013. 17 Kamerstukken II 1996/1997, 25 403, nr. 3, p. 9. 18 Kamerstukken II 1996/1997, 25 403, nr. 3, p. 9. 19 Kamerstukken II 1996/1997, 25 403, nr. 3, p. 9. 20 EHRM 16 december 1992, Publ. ECHR Series A, vol. 251-B, NJ 1993, 400 m.nt. EJD (Niemietz v. de Bondsrepubliek Duitsland). 21 J. Gerards (eindred) e.a., Grondrechten: De nationale, Europese en internationale dimensie, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2013, p. 130. 22 EHRM 26 april 1979, Publ. ECHR Series A, vol. 30, NJ 1980, 146, m.nt. EAA (Sunday Times). 23 Gerards (eindred) e.a. 2013, p. 165. 24 A. Smeets, Camera’s in het publieke domein. Privacynormen voor het cameratoezicht op de openbare orde, Den Haag: College bescherming persoonsgegevens 2004, p. 31. 25 Smeets 2004, p. 31. 26 Hoge Raad 20 april 2004, ECLI:NL:HR:2004:AL8449. 27 EHRM 17 juli 2003, App. no. 63737/00 (Perry v. Verenigd Koninkrijk). 28 Hoge Raad 19 maart 1996, ECLI:NL:HR:1996:AD2512. 29 Knoops 2013. 30 B.J. Goold, ‘Privacy rights and public spaces: CCTV and the problem of the ‘unobservable observer’, Criminal Justice Ethics 2002, 21 (1), p. 21-27. 31 Schermer & Van der Heide 2013. 32 Kamerstukken II 1996/1997, 25 403, nr. 3, p. 27. 33 Schermer & Van der Heide 2013. 34 Schermer & Van der Heide 2013. 35 Kamerstukken II 1996/1997, 25 403, nr. 3, p. 27. 36 EHRM 17 juli 2003, App. no. 63737/00 (Perry v. Verenigd Koninkrijk) 37 Knoops 2013. 38 Rondetafelgesprek: Drones, Tweede Kamer der StatenGeneraal, Gespreksnotitie Zenger, p. 22-23. 39 Het is wetenschappers nu al gelukt om drones ter grootte van een insect autonoom te laten vliegen. Zie: G. Jonkers, ‘De ontwikkeling van insecten-drones!’, 22 januari 2014 (www.wanttoknow.nl/overige/mind-control/deontwikkeling-van-insecten-drones/) 40 Oude lijfspreuk van de Nederlandse gemeentepolitie in een nieuwe context: ‘Hij waakt opdat zij rusten.’ 41 Rondetafelgesprek: Drones, Tweede Kamer der StatenGeneraal, Gespreksnotitie Zenger, p. 22-23. 42 Rondetafelgesprek: Drones, Tweede Kamer der StatenGeneraal, Gespreksnotitie Zenger, p. 22-23. 43 Knoops 2013.



SecJure Oktober 2014 | 38


39 | SecJure Oktober 2014


Dies Natalis Dies Dies Natalis Natalis Magister JFT Magister JFT Magister JFT 19 November 19 November 19 November


Jelske van Driel

Aan een discussie die oneindig leek te duren is op 3 juni jongstleden grotendeels een einde gekomen. Dit is de dag

verbinden. De reeds zittende weigerambtenaren kunnen nog wél ongestoord hun werk blijven weigeren, al mogen gemeenten hen overplaatsen.

waarop de Eerste Kamer een akkoord heeft gegeven voor een door de D66 ingediend wetsvoorstel inzake de Ambtenarenwet. De Ambtenarenwet staat niet langer toe, dat ambtenaren van de burgerlijke stand het tot stand brengen van een homohuwelijk mogen weigeren. Al zeker dertien jaar geleden is onder meer de COC - de belangenorganisatie die opkomt voor rechten van homoseksuelen - de strijd gestart tegen ambtenaren van de burgerlijke stand die – veelal wegens geloofsovertuiging – weigerden om twee personen van hetzelfde geslacht in de echt te verbinden. 1 De vraag is of dit een teken is van een steeds toleran-

Kern van het debat Wanneer is deze hevige discussie omtrent weigerambternaren nu eigenlijk ontstaan? Eén van de belangijkste data inzake dit debat is 1 april 2001. Dit is namelijk de dag waarop het homohuwelijk is gelegaliseerd in Nederland. Vanaf deze datum luidt artikel 30 van boek 1 van het Burgerlijk wetboek: ‘een huwelijk kan worden aangegaan door twee personen van verschillend of van gelijk geslacht’. Enfin, er zijn al sinds mensenheugenis discussies gaande over het al dan niet accepteren van homoseksuelen en hun recht om zich met elkaar in echt te verbinden, maar het daadwerkelijk toelaten van het homohuwelijk heeft het onderwerp der discussie breder gemaakt. Oké, het homohuwelijk is toegestaan, punt. Echter, welke positie

ter wordend Nederland, waarin een grote nadruk wordt gelegd op het beschermen van grondrechten of wordt op deze manier de vrijheid van godsdienst van weigerambtenaren onterecht ter zijde geschoven? Oude vs. nieuwe wetgeving Kort gezegd houdt de wetswijziging het volgende in. Vóórdat het wetsvoorstel was aangenomen door de Eerste Kamer, konden ambtenaren van de burgerlijke stand ongestoord weigeren om twee homoseksuelen te huwen. Nergens in de Ambtenarenwet was opgenomen dat er consequenties verbonden waren aan het weigeren tot het sluiten van een homohuwelijk door een ambtenaar van de burgerlijke stand. Veelal kampen de ambtenaren met ernstige gewetensbezwaren op grond van religieuze overtuigingen. Het gaat tegen hun principe in om een huwelijk te voltrekken dat in strijd is met hun geloofsovertuiging. Tot voor kort konden zij dit dus weigeren. Wel moest er minimaal één ambtenaar in elke gemeente overblijven die homostellen in de echt wilde verbinden, zodat het voor homoseksuelen in elke gemeente mogelijk was om te trouwen. Sinds 3 juni 2014 is het ambtenaren van de burgelijke stand niet langer toegestaan om te weigeren om stellen van gelijk geslacht in de echt te

Homofobie is een wereldwijd fenomeen en het is belangrijk dat homorechten beschermd worden

krijgen de ambtenaren van de burgerlijke stand die het homohuwelijk niet wensen te sluiten wegens ernstige gewetensbezwaren? Met andere woorden, welke plaats krijgt de vrijheid van godsdienst in het licht van het voltrekken van een homohuwelijk? We mogen niet zonder meer stellen dat het discriminatieverbod zwaarder weegt dan andere fundamentele rechten. Het aannemen van een rangorde in grondrechten is immers uit den boze.2 Het kabinet Balkenende IV heeft destijds een duidelijk standpunt ingenomen over de weigerambtenaar. Dit is terug te lezen in haar regeerakkoord. Ik citeer: “Overeenkomstig het destijds geformuleerde beleid brengt zorgvuldige omgang met gewetensbezwaarde ambtenaren van de burger41 | SecJure Oktober 2014

Verdieping

Weigerambtenaren verbannen; een vooruitgang in het licht van een tolerant Nederland?


lijke stand met zich dat in onderling overleg in plaats van de gewetensbezwaarde een andere ambtenaar van de burgerlijke stand een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht voltrekt, mits in elke gemeente de voltrekking van een dergelijk huwelijk mogelijk blijft. Mochten er in de gemeentelijke praktijk problemen ontstaan, dan zullen initiatieven worden genomen om de rechtszekerheid van gewetensbezwaarde ambtenaren veilig te stellen.”.3 Met andere woorden stelt het kabinet Balkenende hier, dat een ambtenaar in principe mag weigeren, zolang er een vervanger kan worden gevonden binnen diezelfde gemeente. Dit regeerakkoord heeft de discussie inzake weigerambtenaren flink aangewakkerd. De eerste ‘echte’ weigerambtenaar stamt uit 2007. Wethouder Rozema van de ChristenUnie weigerde om een homoseksueel stel te trouwen in de gemeente Smallingerland. De gemeenteraad had haar ambtenaren van de burgerlijke stand verplicht om ook paren van het gelijke geslacht te huwen. Rozema protesteerde hiertegen door

zijn werk neer te leggen. Vanaf dit moment zijn er veel soortgelijke gevallen gevolgd.4

Vrijheid van godsdienst vs. discriminatieverbod Ik ben altijd een groot voorstander geweest van gelijke rechten voor iedereen. Met een homoseksuele vader die twee jaar geleden in het huwelijksbootje is gestapt met de (mannelijke) liefde van zijn leven, zou het gemakkelijk voor me zijn om te zeggen dat een weigerambtenaar per definitie taboe is. Echter, als voorstander van gelijke rechten voor iédereen zou het ietwat hypocriet zijn om zonder meer te stellen dat de COC in het gelijk staat. De twee belangrijkste rechten die hier in het geding zijn, staan opgenomen in zowel de Nederlandse Grondwet (Gw) als het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het gaat hier om het recht op gelijke behandeling en de vrijheid van godsdienst.

SecJure Oktober 2014 | 42

Laten we eerst kijken naar het recht op gelijke behandeling. ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan’. Zo luidt artikel 1 van de Nederlandse Grondwet. Hieronder valt ook het recht op openlijk homoseksueel zijn en dit houdt in dat je als homo of lesbienne dezelfde rechten moet hebben als hetero’s. Het homohuwelijk is niet voor niets gelegaliseerd ruim een decenium geleden. Als een ambtenaar weigert om een homohuwelijk te voltrekken, is dit dan discriminerend ten aanzien van homoseksuelen? Enerzijds wel, omdat zij niet geheel onbelemmerd kunnen trouwen. Het is immers niet prettig om te horen dat iemand vindt dat je geen recht hebt om te trouwen vanwege je seksuele geaardheid. Toch moeten we ons afvragen of homosekuelen wel echt belemmerd worden. Door het instellen van de regel dat iedere gemeente een ambtenaar moet hebben die een homoseksueel huwelijk wil voltrekken, kan ieder stel in haar eigen gemeente trouwen. Het recht op vrijheid van godsdienst is opgenomen in artikel 6 Gw juncto artikel 9 EVRM. In het EVRM is terug te lezen dat de vrijheid van godsdienst, tevens de praktische toepassing ervan omvat. Hieronder wordt mede het onderhouden van geboden en voorschriften verstaan. Nu in de bijbel verschillende passages zijn opgenomen waarin homoseksualiteit wordt verboden, zou een christelijke ambtenaar gestoord kunnen worden in de praktische toepassing van zijn religie als hij homoseksuelen huwt. Vanuit dit oogpunt beschouwd, zou het niet rechtmatig zijn om iedere ambtenaar de wettelijke plicht op te leggen om homostellen te huwen. Echter, we mogen de beperkingsclausule van artikel 9, tweede lid, EVRM niet over het hoofd zien. Hierin staat dat de vrijheid om een godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen bij de wet aan beperking kan worden onderworpen met het oog op bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Homofobie is een wereldwijd fenomeen en het is belangrijk dat homorechten beschermd worden. Door weigerambtenaren toe te laten, laten we in zekere zin toe dat bepaalde actoren van de staat homoseksuelen niet respecteren.

Homorecht prevaleert Welk recht prevaleert nu binnen de weigerambtenarendiscussie? Mijn inziens is dat het recht op gelijke behandeling en ik zal uitleggen waarom. In Nederland zijn de kerk en Staat gescheiden. Dit vereist een zekere terughoudendheid van de Nederlandse overheid als het gaat om het uiten van religieuze overtuigingen op de werkvloer. Aan het feit dat deze scheiding belangrijk is als het gaat om mensenrechten, worden we dagelijks via het


nieuws herinnerd. Regelmatig lees je dat homoseksuelen in een land als Iran of Afghanistan ter dood zijn veroordeeld. Dit gebeurt in landen waarin homoseksualiteit wettelijk verboden is en de kerk en Staat niét gescheiden zijn. Om nog maar niet te spreken over de onlangs aangenomen Russische wet – in de volksmond bekend als de antihomowet - waarin informatieverspreiding over niet-traditionele relaties wordt verboden. Dit zijn voor mij tekenen dat het ontzettend belangrijk is om als Staat fundamentele rechten actief te waarborgen. Natuurlijk is het belangrijk dat een ieder zijn of haar religie kan uitoefenen en dit mag ook gewoon. Niemand zal zeggen dat een christelijke ambtenaar ’s avonds thuis aan de eettafel niet mag verkondigen dat hij eigenlijk vindt dat hij dat homoseksuele stel van vanmiddag niet had mogen huwen. Dit recht heeft hij! Echter, het lijkt mij belangrijk om zulke religieuze overtuigingen als ambtenaar in functie niet te openbaren. Ook al kunnen homoseksuelen ondanks het bestaan van weigerambtenaren in elke gemeente trouwen en worden ze in zekere zin niet écht belemmerd in hun recht op gelijke behandeling, is het belangrijk om te laten zien dat wij als tolerant Nederland niet achter een homofobische overheid staan. Dit doen wij nu door een punt te zetten achter de weigerambtenaar. Al met al lijkt mij dit toch zeker een grote sprong toewaards een tolerant Nederland. Of het de juiste keuze is geweest om de zittende weigerambtenaren ongemoeid te laten is nu even op een laag pitje gezet, maar ik verwacht dat de discussie op dit gebied nog zal voortbroeien. Maar voor nu zeg ik; laten we hopen dat ook de zittende weigerambtenaar snel verleden tijd zal zijn.

Meer weten? Download de app!

(Endnotes) 1 ‘Weigerambtenaar definitief verleden tijd’ ANP 3 juni 2014, www.nu.nl (zoek op weigerambtenaar) 2 ‘Tweede Kamer: geen rangorde in grondwetten’ Trouw 23 februari 2005, www.parlement.com (zoek op rangorde grondwetten) 3 Kamerstukken II 2006, 27 017, nr. 28. 4 ‘Geen plannen voor weigerambtenaren’ NOS 5 april 2007, www. nos.nl (zoek op plannen weigerambtenaren)

43 | SecJure Oktober 2014


Recensie

Recensie: Komt een vrouw bij de hacker – Maria Genova Sylvia Kuijsten

“Hoe ver kan iemand gaan met mijn gegevens?” vraag ik. “Hoe ver wil je gaan?” reageert hij. “Ik wil alleen maar weten wat er mogelijk is.” Ik hoor een lachje aan de andere kant van de lijn. “Ik mail je wat informatie.” Een waarschuwing vooraf: na het lezen van dit boek kijk je nooit meer hetzelfde naar je mobiel, laptop of tablet. Maria Genova, die al eerder boeken over maatschappelijke problemen (‘Man is stoer, vrouw is hoer’, ‘Vrouwen te koop’ en ‘Het Duivelskind’) schreef, huurt een hacker in om haar gegevens te kraken. Het doel? Een inkijk in de hackerswereld. De mogelijkheden om andermans gegevens te achterhalen en te misbruiken – en die nog veel verder gaan dan je voor mogelijk houdt – blijken ronduit verbluffend. Laten we vooropstellen: ik ben niet achterlijk. Ik geef nooit zomaar wachtwoorden af, verwijs verdachte mailtjes zonder ze te openen door naar de digitale prullenbak en gun meldingen waarin ik de jackpot blijk te hebben gewonnen nog geen blik waardig. Toch ging ik laatst de fout in door per ongeluk op het openbare netwerk van Tilburg University in te loggen, met als gevolg dat ik een imposante verzameling aan malware verzamelde en daar-

mee een vriendin met verstand van zaken nachtwerk bezorgde om mijn laptop weer op te schonen. “Was die malware nu eigenlijk gewoon mensen pesten of hadden ze echt schade aan kunnen richten?” vroeg ik nog. “Ze hadden zo je computer over kunnen nemen, je logde gewoon precies op het verkeerde moment in”, antwoordde de vriendin in kwestie droog. Oeps. Dat dit gebeurde terwijl ik nota bene in het boek van Genova bezig was, maakte het er niet beter op. Toch ben ik lang niet de enige die wel eens gewoon pech heeft. In mijn geval bleef het hierbij, maar jaarlijks worden volgens Genova ruim vijfhonderd Nederlanders slachtoffer van identiteitsfraude. Tegenwoordig is deze snelst groeiende vorm van fraude heel gemakkelijk geworden en nog belangrijker: het kan iedereen overkomen. Niet voor niets begint het boek met een schrijnend voorbeeld ter illustratie: ‘Het begon met een rekeningafschrift dat uit mijn brievenbus is gehengeld. Toen is er een bankpasje aangevraagd en daarna is mijn rekening geplunderd. Hoe kan de bank zomaar mijn geld aan iemand anders geven? Krijg ik straks allerlei rekeningen en incasso’s aan mijn broek? Ik vind het zo erg, naïeve trut die ik ben.’ De laagdrempelige schrijfstijl, overzichtelijke inhoudsopgave en praktijkvoorbeelden van doodnormale burgers die ineens slachtoffer worden, maken het boek sterk. Ook voor de digibeten onder ons is het boek verhaal te volgen. Toegegeven, de titel komt wat gejat over, maar dat maakt de lijst met handige tips en links naar nuttige websites aan het eind van het boek weer goed. De conclusie van het boek is simpel: denk nooit dat je niets te verbergen hebt of dat jij niet interessant bent voor hackers. Dat ben je namelijk wel. Inmiddels is de cameralens van mijn laptop afgeplakt en log ik nooit meer in op het openbare netwerk van de universiteit. En de harde schijf? Als ik ooit mijn laptop wegdoe, bewerk ik die met een hamer. Zelfs als je jouw gegevens wist, blijken ze hierop relatief makkelijk weer terug te halen. Big brother is watching you blijkt ineens als nooit tevoren de akelige realiteit. ‘Komt een vrouw bij de hacker’ is voor 14,95 euro verkrijgbaar bij Bol.com

Meer weten? Download de app! SecJure Oktober 2014 | 44


Opinie

De drie decentralisaties Vanaf 1 januari 2015 gaat er veel veranderen in het sociaal domein. Met de doorvoering van de drie ‘decentralisaties’ worden gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning en dienstverlening aan een grotere groep inwoners. De gemeenten nemen dan taken op het gebied van werk, zorg en begeleiding over van het Rijk. Gemeenten krijgen vanuit hun nieuwe verantwoordelijkheid de opdracht om maatwerk te leveren; dat houdt in dat veel meer op individueel niveau kan worden gekeken welke hulp iemand nodig heeft. Het kabinet heeft daarbij aangekondigd dat de gemeenten veel beleidsvrijheid krijgen en meer hun eigen koers mogen varen. Critici menen echter dat deze overdracht aan taken kan leiden tot rechtsongelijkheid, rechtsonzekerheid en wat dies meer zij. In deze pro/contra verdedigt Rens het nieuwe stelsel; Chantal wijst op de juridische én sociale nadelen. De stelling luidt: de decentralisaties zijn een goede ontwikkeling in ons staatsbestel. 45 | SecJure Oktober 2014


Herstel van balans in de gedecentraliseerde eenheidsstaat Rens Raemakers

Toen Thorbecke in 1848 kwam met het concept van de ‘gedecentraliseerde eenheidsstaat’, werd dit alom gezien als een mooi compromis tussen enerzijds het centralistische en dwingende karakter van de eenheidsstaat en anderzijds het verlangen van provincies en gemeenten om zoveel mogelijk eigen autonomie te behouden. Juist door beslissingen op een zo laag mogelijk niveau te nemen (subsidiariteitsbeginsel) kan de legitimiteit van het overkoepelende orgaan vergroot c.q. in stand gehouden worden. In de anderhalve eeuw die volgde op Thorbecke, hebben we steeds weer meer centralistische ingrepen van de nationale overheid gezien. De armoedebestrijding, de zorg, het onderwijs en woningbouwbeleid: alles werd voortaan van bovenaf gereguleerd. Gemeenten kregen steeds minder eigen autonomie en werden steeds vaker gedwongen tot ‘medebewind’, oftewel het simpelweg uitvoeren van rijkstaken. Ik denk dat deze tendens slecht was, omdat zo de balans binnen de gedecentraliseerde eenheidsstaat zoek raakte. Doordat gemeenten minder bevoegdheden hebben, is hun legitimiteit tanende. Waarom zou je nog gaan stemmen voor gemeenteraadsverkiezingen als je gemeente toch vrijwel niets te zeggen heeft? Het laatste decennium is er een tegenstelde beweging zichtbaar: het Rijk stoot weer taken af naar de gemeenten. Exemplarisch is onder meer de bijstand die vanaf 2004 weer wordt uitgevoerd door gemeenten. Tevens werd in 2007 de Wet maatschappelijke ondersteuning ingevoerd. Denk verder bijvoorbeeld aan iets als het toezicht op de Drank- en Horecawet, dat sinds 2013 onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt. Als we Nederland vergelijken met de ons omliggende landen, dan valt op dat Nederlandse gemeenten op sommige terreinen nog steeds weinig bevoegdheden hebben. Zo kan een Nederlandse gemeente maar een beperkt deel van zijn inkomsten door belastingheffing verkrijgen (in tegenstelling tot Duitsland en België) en de eigen mogelijkheden tot het tegengaan van overlast zijn aan zeer strikte regels gebonden (in tegenstelling tot bijv. België). De drie decentralisaties, die gaan over werk, zorg en begeleiding, zijn mijns inziens dan ook een goed

SecJure Oktober 2014 | 46

middel de balans in de gedecentraliseerde eenheidsstaat wat te herstellen en de achterstand op omliggende landen wat goed te maken. Laten we als voorbeeld van de drie decentralisaties, de decentralisatie in de zorg nemen. Sinds 2007 zijn gemeenten al verantwoordelijk voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), maar met deze decentralisatie wordt het takenpakket binnen de Wmo uitgebreid. Concreet houdt dat in dat de dagbesteding en de persoonlijke begeleiding niet meer uit de AWBZ (vanuit het Rijk) worden betaald. De gemeenten worden hiervoor nu op grond van de Wmo verantwoordelijk. De AWBZ werkt met indicatiestellingen. Heb je een bepaald product nodig? Dan vraag je het aan en krijg je het (vanuit het Rijk), mits je aan de in de AWBZ gestelde voorwaarden voldoet. Kortom: bureaucratie ten top. De Wmo werkt anders. Gemeenten hebben de plicht om burgers die niet zelfstandig kunnen functioneren, te helpen in hun zorgvraag. Zo kun je bijvoorbeeld bij de gemeente een rolstoel aanvragen, of een vergoeding voor een aangepaste auto aanvragen. Hoe gemeenten dit alles regelen, moeten zij echter zelf weten. Zij stellen zelf vast wanneer iemand een bepaalde voorziening nodig heeft. Zij leveren maatwerk en spelen in op de lokale situatie. Het idee van deze ‘kanteling’ (van ‘aanbodgericht’ naar ‘vraaggericht’) is dat gemeenten niet kijken naar welk recht iemand heeft op grond van een wet, maar dat ze allereerst het probleem van de cliënt gaan oplossen. Er wordt zogezegd meer ‘probleemgericht’ gewerkt in plaats van ‘productgericht’. Het geeft experts de kans om zich eens echt te bekommeren om de problemen van hun cliënten en het verdringt de juridische rationaliteit wat naar de achtergrond. Zorg is weer mensenwerk, dichtbij huis en met de menselijke maat. Als gemeenten dat goed gaan uitvoeren, dan is er een wereld te winnen: minder bureaucratie, goedkopere zorg en meer tevreden burgers.


De juridische en sociale kanttekeningen Chantal van Beek

De drie decentralisaties in het sociaal domein, inhoudende veranderingen in de Participatiewet, de overheveling van onderdelen uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) en de jeugdhulpverlening, kunnen dan wel tot doel hebben maatwerk te leveren door de besluitnemingen op zo een laag mogelijk niveau te laten plaats vinden, deze decentralisaties vormen echter een grote uitdaging voor gemeenten.1 Hoe kunnen de huidige organisatiestructuren, waarin men gericht is op het gescheiden aanbieden van diensten, in de praktijk zodanig worden aangepast dat de financiĂŤle en inhoudelijke ambities ten aanzien van het sociaal domein daadwerkelijk kunnen worden behaald?2 De drie decentralisaties zijn volgens sommigen een uitkomst en worden o.a. door Rens zelfs gezien als het herstel van de balans in de gedecentraliseerde eenheidsstaat, maar indien men naar het gehele plaatje van de door te voeren maatregelen kijkt is dit mijns inziens een nogal vluchtige positieve gedachte. De decentralisaties bezitten ook negatieve kanttekeningen en het behalen van de doelstellingen gaat naar mijn verwachtingen lastiger worden dan dat men denkt. Er komen namelijk niet alleen nieuwe taken op gemeenten af, de bezuinigingen zijn fors. Gemeenten staan dus voor een grote opgave: zij moeten meer taken uitvoeren met minder geld en hierom een beroep doen op de eigen kracht van burgers.3 De vraag is of dergelijke effecten van de voorgestelde bezuinigingen maatschappelijk verantwoord zijn op te vangen.4 Daarnaast blijkt, zoals bij de inleiding van de stelling al is aangekaart, dat door de decentralisaties gemeenten vanaf januari volgend jaar beleidsvrijheid gaan hebben omtrent de hantering van het sociaal beleid. Decentralisatie zal leiden tot verschillen tussen gemeenten. Dit kan in de praktijk tot gevolg hebben, dat in verschillende gemeenten verschillende regelgeving wordt gehanteerd over bijvoorbeeld de vergoeding van een rollator. Juist dit laatste is, in mijn ogen, een bezwaarlijke effect van de doorvoering van de drie decentralisaties. Met name op het gebied van zorg ligt verdeeldheid omtrent het gehanteerde beleid gevoelig in de maatschappij.5 Dit door de burger als ‘oneerlijk’ te ervaren gevoel van

rechtsongelijkheid vind ik een van de belangrijkste tegenargumenten om met betrekking tot de decentralisaties te noemen. Het is ten slotte de burger die centraal behoort te staan binnen een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Ondanks het feit dat aanspraken van burgers op individuele voorzieningen in wet- en regelgeving zijn vastgelegd, zal de beleidsvrijheid van gemeenten ook onduidelijkheid voor burgers teweegbrengen. Uit een verkenningsrapport van de Rekenkamer van Stadsdelen Amsterdam volgt dat er significante verschillen zijn tussen het voorgenomen beleid van de stadsdelen Oost en West van Amsterdam. Een voorbeeld hiervan is dat stadsdeel Oost het voornemen heeft rechtstreekse initiatieven van burgers te stimuleren, terwijl stadsdeel West zich vooral richt op de ondersteuning van eigen kracht door de welzijnsprofessionals. Daarnaast volgen uit dit verkenningsrapport mogelijke negatieve sociale effecten van de decentralisaties. Zo wordt genoemd dat burgerinitiatieven vaak selectief zullen zijn. Voor sommige zaken zullen burgers wel vanuit zichzelf van alles willen ondernemen, op andere terreinen niet. Bepaalde taken zullen daardoor blijven liggen. Ten slotte kunnen mantelzorgers overvraagd worden. En dat kan betekenen dat ontplooiingsmogelijkheden van vrouwen belemmerd raken en verschillen tussen sociaaleconomische klassen worden vergroot. Wanneer burgers taken overnemen die eerst in handen waren van professionele zorgverleners, kan dit onvoorziene negatieve neveneffecten opleveren. Het overlaten van hulp aan buren kan leiden tot een sterke sociale controle, waar de huidige individualistische maatschappij niet (meer) op is toegerust.6 De eerste aanzetten tot nieuw beleid laten zien dat de manier waarop de gemeente het behalen van de doelstellingen wil bereiken, evenals de koppeling met de voorbereiding op de decentralisaties, nog niet overal helder is uitgewerkt.7 Gelet op de beperkt beschikbare budgettaire ruimte zal het handhaven van uniforme aanspraken leiden tot een verlaging van het voorzieningenniveau voor alle burgers.8 Hierdoor voeren naar mijn mening de negatieve kanttekeningen van de drie door te voeren decentralisaties in het sociale domein vanaf 1 januari 2014

47 | SecJure Oktober 2014


de boventoon. De gedachte is leuk om de besluiten dichter bij de burger te nemen en te switchen van de ‘aanbodgerichte’ visie naar de ‘vraaggerichte’ visie. Dit lijkt echter ‘too good to be true’. De decentralisaties zullen naar mijn mening gaan leiden tot een minder tevreden gevoel voor de burger met betrekking tot de zorg.

Meer weten? Download de app!

SecJure Oktober 2014 | 48

(Endnotes) 1 http://www.berenschot.nl/thema/decentralisaties. 2 Kamerbrief d.d. 18 oktober 2013 van R.H.A. Plasterk over decentralisaties in het sociaal domein. 3 http://www.divosa.nl/dossiers/samenhang-3-decentralisaties. 4 http://www.movisie.nl/artikel/drie-decentralisaties-sociale-domein. 5 Aanvullende reactie op advies over decentralisatiebrief d.d. 15 juli 2013 door M.A.P. van Haersma Buma & C.J.M. Breed, p. 3. 6 Verkenningsrapport d.d. 25 september 2013, Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam, ‘Vernieuwing in het sociaal domein’, p. 4. 7 Verkenningsrapport d.d. 25 september 2013, Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam, ‘Vernieuwing in het sociaal domein’, p. 4. 8 Aanvullende reactie op advies over decentralisatiebrief d.d. 15 juli 2013 door M.A.P. van Haersma Buma & C.J.M. Breed, p. 3-4.


Guido de Been

After the abduction and killing of three young Israeli citizens on June 12th 2014, allegedly perpetrated by the Palestinian Sunni Islamic organization Hamas, war has again been waged in the seemingly never-ending conflict between Israel and the Palestinian territories. The amount of violence that followed the abduction has been questioned by the international community, and questions of Israel’s right to defend itself in such a way have been raised. Israel is bombed nearly constant by rockets fired from the Gaza Strip and claims it is acting in self-defence only1. The fact that Israel has the right to defend itself from foreign threats is completely uncontroversial: article 51 of the United Nations (UN) charter states that any sovereign state has the right to defend itself against a foreign invasion until further notice by the UN. However, the simple statement that Israel has a right to defend itself against attacks made by Hamas is an oversimplification of the situation. The question whether or not Israel should defend itself by the use of force or not is a legitimate one.

in 1948 on what was then known as the British Mandate a war between Israel and the surrounding Arabian countries erupted.2 Hundreds of thousands of Palestine citizens fled to neighbouring countries like Syria, Lebanon and Jordan but also to the surrounding area, The West Bank and the Gaza Strip. In 1967 another war broke out between Israel and the surrounding countries and, after coming out victorious, Israel expanded its territory into the West Bank, Gaza Strip and eastern Jerusalem.3 This expansion of Israel along with the forced relocation of the Arab population let to the founding of the Palestine Liberation Organisation or PLO. PLO is, however, a

Palestinian citizens are for the most part stateless and are thus highly limited in their travel capabilities and enjoy fewer protection

The conflict in perspective The 2014 unrest in Gaza is part of a larger conflict, the so-called Arab-Israeli conflict, that has been wagging ever since the founding of the state of Israel in 1948. Throughout the years several conflicts have been fought out between Israel, often supported by so-called western states in some way, and a variety of Arab nations and coalitions. Among others, major conflicts have included the 1948 Arab-Israeli war, the 1956 Suez crisis, the 1967 Six-day war, the 1973 Yom Kippur war, the First- and Second Intifada and since 2006 the “Gaza-conflict” which has itself had several stages of violence and cease-fire. What marked many of these conflicts is the shifting of borders beyond the original of 1948, almost always favourable to Israel, and the relocation of large parts of the Arabian population. This is especially true for the 1967 conflict. Two highly important conflicts were the conflicts in 1948 and 1967. After the founding of the state of Israel

non-religious organization, much to the dismay of a part of the Islamic inhabitants of the area. This in turn led to the founding of the religiously inspired Hamas organisation in 1987, during the conflict known as the First Intifada. This organisation is central to the current unrest in the Gaza strip.

Hamas Founded in 1987, Hamas is a Sunni Islamic organisation that has the goal of liberating the Middle-East from what they describe as the Israeli occupation of Holy Lands.4 It has been designated a terrorist organisation by most western countries. These include the European Union, which bases the capability of such a list on article 15 and 34 of the Treaty on the functioning of the European Union, and the United States.56 This designation limits 49 | SecJure Oktober 2014

Cover

Israel’s right to defend itself: is the use of force justified?


the financial capabilities of the group and its members and gives the possibility of revoking members passports. Since terrorism has no clear definition the exact criteria to get on the list of designated terrorist groups is not clear and seems at first sight a bit arbitrary. Hamas has an associated military wing called the Al-Qassam brigades, which has launched suicide attacks and, more recently, rocket attacks against Israel. Because these attacks indiscriminately targeted Israeli civilians they have been classified as war crimes by many nations and organisations such as Human Rights Watch.7 As stated in Hamas ’charter the “elimination� of the state of Israel is the organisations main goal. The demands as laid down in the charter, which includes the desire to establish an Islamic state on what is now the state of Israel, may be considered somewhat radical at first. Whether the organisation actually only desires these specific demands in 2014 is unlikely as they have most importantly stated more recently that a cease-fire may work if Israel retreats to the 1967 borders and allows Palestinian citizens who have been driven of their land since 1948 to return home.8

The occupation in International Law What now does international law say about the situation in Israel? As stated earlier, after the founding of the State of Israel there was a subsequent attack by a host of Arab Nations. International Law prohibits such attacks from being made in article 2 of the UN Charter. The article prohibits states from attacking other sovereign states or even threatening to attack in their international relations. Only when a state is provoked, for instance when SecJure Oktober 2014 | 50

an invasion is taking place, or, as stated in art 43 of the UN Charter, has a UN backed mandate is the use of force allowed. Some countries and legal scholars, however, suggest that pre-emptive attacks are also allowed according to international law.9 For this reason, the exact legal status of the 1948 war remains unclear. What is clear however, is the legal status of the territorial expansion of the State of Israel since the 1967 Six-day war. After the Six-day war Israel expanded its territory into the Gaza Strip, the West Bank and eastern Jerusalem. In many of these territories Israel has deliberately build settlements, often to accommodate the more religious part of their population.10 The status of these settlements is very clear: the UN, as well as most of the world countries consider these settlements to be illegal. This has been stated in several UN resolutions, namely resolution 446, 452, 465 and 471. Israel denies that these settlements are illegal, given the fact that according to Israel the territories had no legal sovereign power before the occupation and the area is thus disputed.11 This is in some way a true statement but it covers the fact that before the state of Israel was founded it was also an occupied territory which led to its disputed status in the first place. By settling their own population into occupied territory, whether voluntarily or by force, is in itself not allowed by article 49 of the fourth Geneva Convention. The ongoing conflict has also resulted in other problems. Officially Palestine is not a sovereign state. Citizens of these non-sovereign territories can thus not actually be citizens of any state.12 For this reason Palestinian citizens are for the most part stateless and are thus highly limited


in their travel capabilities and enjoy fewer protection. Israel has also been blocking sea entrance to areas such as the Gaza Strip and it thus has no free access to international waters.13 The conflict has also left a large part of the population without land and resources. The occupation itself has also been a violation of International Law. The United Nations Security Council Resolution 242 clearly forbids the acquisition of territory through the use of warfare.14 The Resolution, which was established after the Six-day war, states that the Israeli expansion violates the surrounding states sovereignty and calls for “Withdrawal of Israeli armed forces from territories occupied in the recent conflict” . Israel thus clearly violates international law in the occupied territories.

The current conflict The 2014 Gaza conflict is not unique. Previous conflicts between Hamas and Israel have taken place in almost every year since 2006 and it can thus be seen as a continuing conflict with intermediate breaks. The escalation of the conflict followed after Hamas had been elected into the government of Palestine in 2005 and 2006. The number of civilian fatalities during the conflict is high, but disputed. Although several organizations claim that the number of civilian casualties could very well be up to 80% of the total number of fatalities, Israel claims that the majority of the fatalities are combatants.15 It also claims that Hamas uses people as “human shields” for protection or to increase the death toll of civilians for propaganda purposes.16 No convincing evidence for this claim has been provided besides videos that show Hamas using rocket launching installations from areas with a high civilian population.17 Though it might very well be true that Hamas fires from civilian areas, the claim that Hamas deliberately uses its citizens as human shields is an unlikely claim. First, the times of rural warfare have long been passed and urban warfare has over the years become the norm resulting in high civilian casualties in almost every conflict. Second, the Gaza Strip is a small area with an extraordinarily high population density of 5000 people per square kilometer.18 In such an environment it is hard not to fight in areas with large amounts of citizens.

Israel and its right to defend itself As stated before, Israel is fully entitled to defend itself from foreign threats, as is any sovereign nation. The question however is whether this means Israel is automatically entitled to defend itself by the use force. We have established that Israel is in clear violation of International Law, only Israel itself seems to dispute this. Resolution 242 forbids the acquisition of territory through military conquest and art. 49 of the fourth Geneva Convention forbids the transferring of the population to oc-

cupied areas. Because Israel so clearly violates international law we can question who the original aggressor in this conflict is. The original demands of Hamas can be considered outrageous and a security threat to the state of Israel. However, over the years Hamas has severely weakened its demands and has stated that it will accept a ten year truce if Israel retreats to the 1967 borders and they allow for Palestinian citizens to return home. These demands are completely in line with International Law. Furthermore, the Israeli Defence Forces, or IDF, outweighs Hamas in military strength by an incredible amount. IDF has an annual budget of almost 20 billion dollars and is also backed by the United States Armed Forces, possibly the most powerful army ever to have existed.19 The Al-Qassam brigade however is a relatively small force which uses mostly homemade rockets to attack Israel. The amount of actual threat to the state of Israel is thus questionable.

Conclusion There is little controversy over the fact that Israel may defend itself. We have seen however that Israel is not just defending itself but is clearly expanding its territory overtime. The use of force r can be considered unnecessary and Israel can perfectly defend itself by retreating from the occupied territories.

More information? Download the app! (Endnotes) 1 http://www.idfblog.com/facts-figures/rocket-attacks-towardisrael/ 2 http://www.historylearningsite.co.uk/israel_and_the_1948_war. htm 3 www.sixdaywar.org 4 www.cfr.org/israel/hamas/p8968 5 http://www.state.gov/j/ct/rls/other/des/123085.htm 6 Europese terreurlijst 2009, Raad voor de EU, 26 januari 2009 7 Gaza: Palestinian Rockets Unlawfully Targeted Israeli Civilians”. hrw.org/news/. Human Rights Watch. 8 Efraim Inbar. Israel’s National Security: Issues and Challenges Since the Yom Kippur War. Routledge, Dec 21, 2007. p. 193 9 Clark, A.A. International law and Preemptive use of military force The Center for Strategic and International Studies and the Massachusetts Institute of Technology The Washington Quarterly 26:2 pp. 89–103. 10 Gilbert, M. (1979). The Arab-Israeli Conflict. Weidenfeld and Nicolson 11 Israeli Settlements and International Law, Israeli Ministry of Foreign Affairs 12 Shiblak, A. (2006). Stateless Palestinians. Forced Migration Review, 26(2006), 8-9. 13 Migdalovitz, C. (2010, June). Israel’s Blockade of Gaza, the Mavi Marmara Incident, and Its Aftermath. Library of congress Washington Dc Congressional Research Service 14 S/RES/242 15 Occupied Palestinian Territory: Gaza Emergency 16 Josef Federman and Maggie Michael (14 July 2014). “Egypt proposes cease-fire between Israel, Hamas”. Associated Press. 17 Sreenivasan Jain | 5 august 2014 How Hamas Assembles and Fires Rockets 18 http://en.wikipedia.org/wiki/Gaza_Strip 19 The Military Balance 2014, International Institute for Strategic Studies, February 5, 2014, pp. 323–326

51 | SecJure Oktober 2014


Verdieping

Explosieve groei aantal onderbewindgestelden Chantal van Beek

Het aantal mensen dat onder bewind wordt gesteld is de laatste jaren explosief gegroeid. Het aantal bewindszaken dat kantonrechters in Nederland behandelen is gedurende de laatste acht jaar bijna verdrievoudigd. In 2012 behandelden kantonrechters 41.100 zaken rond bewindvoering, dat is omgerekend bijna 800 verzoeken per week. Dit blijkt uit het jaarverslag van de Rechtspraak, dat op 14 mei 2013 is verschenen. Nog steeds ervaart de kantonrechtspraak een groei in het aantal verzoekschriften dat wordt ingediend strekkende tot onderbewindstelling. Deze toename zorgt niet alleen voor een verhoogde werkdruk bij de kantongerechten, maar levert onder andere ook problemen op bij de gemeenten.1 Wat is nu de reden van deze enorme stijging en waarom levert het proble-

niet meer in staat zelf te beslissen over deze goederen. Het beheer van de onder bewind staande goederen komt toe aan de bewindvoerder. De bewindvoerder behartigt, vanaf de datum zoals genoemd in de beschikking, de fi-

men op? Naast het geven van een mogelijk antwoord op deze vragen, zal in dit artikel eveneens de visie hieromtrent van dhr. mr. L.A.J. Nuijten, kantonrechter tevens teamvoorzitter van rechtbank Zeeland-West-Brabant team kanton Tilburg, worden weergegeven.

Bewind Op grond van artikel 1:431 ev. van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien een meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Naast het instellen van een dergelijk beschermingsbewind, is de kantonrechter tevens bevoegd een bewind uit te spreken op grond van verkwisting en/ of het hebben van problematische schulden; een zogenoemd schuldenbewind. Instelling van het bewind kan worden verzocht door de rechthebbende, zijn echtgenoot, zijn geregistreerd partner dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en die in de zijlijn tot de vierde graad ingesloten, zijn voogd, zijn curator of zijn mentor of het openbaar ministerie.2 Als gevolg van de rechterlijke beslissing tot instelling van het bewind over de goederen van rechthebbende en benoeming van een bewindvoerder, is rechthebbende SecJure Oktober 2014 | 52

Er lijkt sprake te zijn van behoefte aan formalisering van een voorheen informele praktijk

nanciële belangen van de betrokkene. Zijn hoofdtaak is het vermogen van de rechthebbende in stand te houden en ervoor te zorgen dat er ‘goed’ wordt geëxploiteerd. Tot de gewone werkzaamheden tijdens het bewind behoort eveneens het regelen van de financiële huishouding. Hieronder valt bijvoorbeeld het doen van belastingaangifte en het aanvragen van (bijzondere) bijstand, huurtoeslag of een persoonsgebonden budget (PGB). Daarnaast dient de bewindvoerder administratie te voeren.3 Zo dient ex. artikel 1:445 BW door de bewindvoerder jaarlijks aan de kantonrechter rekening en verantwoording te worden afgelegd, alsmede aan het einde van zijn taak aan zijn opvolger. Deze verplichting houdt in dat de bewindvoerder, na het overleggen van een boedelbeschrijving bij aanvang van het bewind, een overzicht


opmaakt van de inkomsten en de uitgaven betrekking hebbend op dat jaar. Hoe nauwkeurig de rechter de rekening en verantwoording controleert, is afhankelijk van de wilsbekwaamheid van de rechthebbende. De andere controlerende functie die de kantonrechter bij bewind uitoefent uit zich in de machtigingen die de bewindvoerder dient aan te vragen, wanneer het voornemen bestaat uitgaven te doen van een bedrag van €1.500,00 of meer. Tenzij de kantonrechter tevoren anders heeft bepaald, wordt ervan uitgegaan, dat aankopen of opdrachten aan derden voor bedragen boven dit bedrag niet alledaags zijn.4

De schuldenproblematiek neemt nog steeds toe en zorgt ervoor dat sommigen op een gegeven moment ‘door de bomen het bos niet meer zien’. Door de inschakeling van de hulp van een bewindvoerder krijgt betrokkene rust en kan de schuldenproblematiek geïnventariseerd en aangepakt worden. Zo kan de bewindvoerder proberen afspraken te maken met schuldeisers, eventueel gelegd beslag proberen op te heffen en een schuldhulpverleningstraject proberen in gang te zetten. Volgens de heer De Loor hebben de lange wachttijden bij de gemeentelijke schuldhulpverlening eveneens te maken met de toenemende vraag. Bewindvoering wordt daardoor als alternatief gezien. Daarnaast is het mogelijk dat de schuldhulpverlener benoeming van een bewindvoerder eist om te voorkomen dat nieuwe schulden ontstaan.7 Er lijkt een wisselwerking te bestaan met schuldhulpverlening en schuldsanering.8

Problematiek

Oorzaken toename bewindszaken Blijkende het jaarverslag van de Rechtspraak valt de sterke groei in zaken rond bewindvoering voor een deel te verklaren door de vergrijzing. Dhr. mr. D. de Loor, voorzitter van de Expertgroep Curatele, Bewind en Mentorschap van de Raad van de Rechtspraak, tevens kantonrechter bij de rechtbank Den Haag, geeft in het rapport onder andere aan, dat wanneer bejaarden dementerend het verzorgingstehuis in te gaan, kinderen vervolgens de financiën van hun ouders willen gaan regelen en op willen treden namens vader of moeder.5 Om deze taak officieel te ‘maken’ vragen familieleden van ouderen om tot bewindvoerder te worden benoemd dan wel om benoeming van een professionele bewindvoerder. Omdat veel ouderen, gezien hun leeftijd en hun lichamelijke dan wel geestelijke toestand, niet meer in staat zijn hun financiën op orde te houden, lijkt bewindvoering in die gevallen een verstandige keuze. Ook blijkt dat banken, notarissen en zorginstellingen vaker verlangen dat er een bewindvoerder of curator wordt benoemd. Er lijkt sprake te zijn van behoefte aan formalisering van een voorheen informele praktijk. Voor deze instanties heeft het voordelen één ‘officieel aanspreekpunt’ te hebben.6 Daarnaast wordt de betrokkene, door het op officiële wijze regelen van een financiële belangenbehartiger, beschermd tegen misbruik van derden. Een andere reden van de enorme toegenomen vraag naar bewind lijkt de crisis, die nog niet geheel voorbij is.

Door de crisis neemt eveneens het aantal mensen toe dat bewindvoerder wil worden van beroep. Brancheorganisatie NBPB krijgt dertig à veertig nieuwe aanmeldingen per maand. Reden hiervan is, dat het geen beschermd beroep is. Joke de Kock van NVVK, branchevereniging schuldhulpverlening, geeft in 2013 in de uitzending van Kassa aan, dat zij van mening is dat de controle op de werkwijze van bewindvoerders enorm tekort schiet. Tweede Kamerlid Jeroen Recourt (PvdA) pleit tijdens deze uitzending voor opleidingseisen en kwaliteitseisen.9 Onder de nieuwe wetgeving, die sinds 1 januari van dit jaar is ingegaan, en de aanscherping van de nieuwe eisen voor bewindvoerders, die sinds 1 april 2014 zijn ingetreden, worden dan ook hogere kwaliteitseisen gesteld aan de bewindvoerders.10 Het toenemend aantal mensen dat onder bewind wordt gesteld levert eveneens problemen op voor gemeenten. Gemeenten sloegen vorig jaar al alarm naar aanleiding van de enorme stijging.11 De wettelijke vergoeding voor een professionele bewindvoerder, conform de richtlijnen uit het LOVCK, bedraagt ongeveer €1.200,00 per jaar. Deze kosten worden vaak betaald uit de bijzondere bijstand. Dit komt hedendaags zo vaak voor, dat in sommige gemeenten nauwelijks geld over blijft voor armoedebeleid, dat uit dezelfde ‘pot’ bekostigd dient te worden.12

Visie van mr. L.A.J. Nuijten Mr. L.A.J. Nuijten voegt aan het bovenstaande toe dat de gemeenten binnen de huidige constructie voor dubbele lasten opdraaien, namelijk voor de vergoeding van de bewindvoerderskosten en voor de sanering van de schulden via schuldhulpverlening. Volgens de heer Nuijten hebben gemeenten veel contact met kredietbanken en andere grote organisaties, (zoals KPN, Essent en woningbouwverenigingen), waardoor Bureau Schuld53 | SecJure Oktober 2014


hulpverlening veel beter in staat is om via de kredietbank afspraken te maken met de schuldeisers dan dat bewindvoerders dit in het algemeen kunnen. Wanneer er enkel belang is bij sanering van de schulden, zou men bij schuldhulpverlening al gebaat zijn. Voorwaarde zou dan wel moeten zijn, dat men snel aan de slag gaat na de aanmelding bij de gemeente. De heer Nuijten pleit dan ook voor een samenwerking tussen de gemeentelijke Schulphulpverlening en de rechtbanken met betrekking tot bewind, wat betreft de gevallen van problematische schulden. Wanneer Bureau Schuldhulpverlening deze zaken, waarin enkel sanering van de schulden aan de orde is, zou kunnen behandelen, zou onderbewindstelling in die gevallen, waarin dus van bv. een geestelijke of lichamelijke toestand als in de wet bedoeld geen sprake is, overbodig zijn. Dit zou administratief gezien een hoop werk en kosten (ook voor de betrokkene) kunnen schelen. De werkdruk van de kantongerechten zou op deze manier weer kunnen afnemen. De wet creëert de mogelijkheid echter niet, gaat er juist vanuit dat vanwege problematische schulden op zich bewind kan worden ingesteld. De mogelijkheid tot het instellen van een bewind wegens het hebben van problematische schulden is wegens de crisis van de afgelopen jaren, pas onlangs (per 1 januari 2014) in de wet opgenomen. Bureau Schuldhulpverlening zou een hoop van deze gevallen, waarbij nu nog bewind wordt uitgesproken, kunnen afhandelen zonder dat er een onderbewindstelling aan te pas komt. Dat kan mede in het belang van de betrokkene zijn, die aldus ook niet voor extra kosten komt te staan.

SecJure Oktober 2014 | 54

Conclusie Naar verwachting zal het aantal bewindszaken niet snel weer afnemen. Zowel de vergrijzing als de economische crisis zullen vermoedelijk nog een tijd doorsluimeren. Door het Ministerie van Sociale Zaken en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wordt onderzocht of de enorme toename aan bewindvoerders voor mensen die hun eigen financiën niet meer kunnen regelen noodzakelijk is. Wellicht zou uitvoering van de gedachtegang van kantonrechter mr. L.A.J. Nuijten kunnen bijdragen aan een stagnering in het aantal bewindszaken, door Bureau Schuldhulpverlening te laten samenwerken met de rechtbank en het merendeel van de ‘schuldenbewinden’ op die manier aan te pakken in plaats van het instellen van een bewind. De daadwerkelijke aanpak van de wetgever zal moeten uitwijzen.

Meer weten? Download de app!

(Endnotes) 1 De Rechtspraak, Jaarverslag 2012, 14 mei 2013, p. 31-32. 2 Art. 1:432 BW. 3 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brochures/2011/12/05/curatele-bewind-en-mentorschap.html. 4 http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Rechtbanken/Midden-Nederland/RegelsEnProcedures/Bewindsbureau/Documents/Richtlijnen_bewindvoerder_Midden-NL_jan_2014_ DEF.pdf. 5 De Rechtspraak, Jaarverslag 2012, 14 mei 2013, p. 33. 6 De Rechtspraak, Jaarverslag 2013, 14 mei 2013, p. 32. 7 De Rechtspraak, Jaarverslag 2012, 14 mei 2013, p. 33. 8 Kamerstukken II, 2012/13, 2640. 9 http://kassa.vara.nl/tv/afspeelpagina/fragment/dieper-in-schulden-door-slechte-bewindvoerder/speel/1/. 10 http://www.nrc.nl/nieuws/2013/07/26/onderzoek-naar-sterketoename-aantal-bewindvoerders/. 11 http://www.l1.nl/nieuws/215530-toename-bewindszaken-problemen-bij-gemeenten-dreigen. 12 http://www.nrc.nl/nieuws/2013/07/26/onderzoek-naar-sterketoename-aantal-bewindvoerders/.


TLS

Column studentadviseur

Het vernieuwde scriptietraject: een zegen of een web van nieuwe regels? Martin Slaats De SecJure zal vanaf deze editie ook gaan inspelen op de veranderingen aan onze eigen faculteit. Nu in de papieren versie en straks op onze vernieuwde website zal ik de nieuwste veranderingen met betrekking tot onze opleidingen toelichten en kritisch beschouwen. In deze eerste column: het vernieuwde scriptietraject van de Master Rechtsgeleerdheid. In september 2015 zal de compleet vernieuwde master rechtsgeleerdheid van start gaan. Het aankomend academisch jaar zullen de puntjes op de i van deze master gezet gaan worden, maar het vernieuwde scriptietraject zal al gaan gelden voor de nieuwe lichting studenten die in september 2014 begonnen is met de master. De voornaamste insteek achter de nieuwe aanpak van de scriptie is het voorkomen van onnodige vertraging voor studenten. Binnen het oude traject rondde je als student eerst al je vakken af voordat je ook maar begon na te denken over de scriptie. Deze opzet zorgde ervoor dat het gros van de studenten pas aan het einde van het tweede semester begon met de scriptie, wat een grotere uitloop en vertraging tot gevolg had. Het nieuwe traject ziet er grosso modo als volgt uit: in september schrijven studenten zich in op Blackboard voor het scriptievak en wordt er een lijst met mogelijke onderwerpen per rechtsgebied beschikbaar gesteld door de vakgroepen. Op een informatiemarkt kunnen studenten meer vragen stellen over de onderwerpen om een beter beeld te krijgen van de onderwerpen waarover ze eventueel een scriptie gaan schrijven. Studenten schrijven zich vervolgens in op een onderwerp of komen zelf met een beter voorstel. Dit mag je vervolgens gaan uit-

werken tot een onderzoeksvoorstel dat op 1 december af moet zijn. In december en januari vindt vervolgens overleg plaats tussen jou en je begeleider en als je voorstel voldoende is krijg je voor het eind van januari een ‘go’. Vanwege het feit dat je in januari al een definitief voorstel geschreven hebt, heb je het tweede semester om je scriptie te schrijven. De uiteindelijke versie dien je medio mei in te leveren. Gedurende het semester zijn er enkele momenten waarop je feedback krijgt om je scriptie naar een hoger niveau te tillen. Deze momenten worden duidelijk afgesproken tussen de begeleider en de student om te voorkomen dat studenten onnodig lang moeten wachten om verder te werken aan de scriptie. Als de begeleider uiteindelijk de scriptie goedkeurt sluit je de master af met de verdediging van je scriptie. De opzet van deze verdediging is niet veranderd ten opzichte van het oude traject. Aan deze nieuwe opzet zitten voor-en nadelen. Mijns inziens is het mooie aan het nieuwe traject dat zowel de student als de begeleider getriggerd worden om de gestelde deadlines te halen. Een veel gehoorde klacht vanuit de studenten was de vrijheid van begeleiders om zelf te bepalen wanneer zij met feedback kwamen. Binnen deze nieuwe opzet moet ook de begeleider zich houden aan de afspraken en dat is gunstiger voor ons als studenten. Het nieuwe traject zorgt er tevens voor dat we al in september weten waar we aan toe zijn. Je levert 1 december een opzet in en als je er genoeg tijd in gestoken hebt, weet je dat je af kunt studeren aan het einde van het jaar. Dit voorkomt onnodige studievertraging. Een negatief aspect aan het traject is het verlies van de regie over het traject in de zin van de tijd die veel studenten namen om de scriptie te schrijven. We zien onze scriptie natuurlijk als hét einde van die prachtige studententijd en willen dat deze laatste verplichting het pièce de resistance wordt. Aangezien we nu aan striktere deadlines vastzitten, kan dat betekenen dat de uiteindelijke kwaliteit wellicht net minder wordt. Dit heb je echter wel zelf in de hand. Met een goede planning zal uiteindelijk die scriptie nog steeds (letterlijk) je meesterwerk gaan worden die je met een prachtige 8 gaat afsluiten!

Meer weten? Download de app! 55 | SecJure Oktober 2014


Ben jij klaar voor morgen? Schrijf je in en wees als eerste op de hoogte van: • Masterclasses • Stages/vacatures • Business courses • En meer …


TLS

Going abroad: Tilburg Ugo Dallemagne I have been asked to write a piece of paper on my time at Tilburg as foreign student. It is not an easy matter to resume a full year abroad. Nevertheless I will try to point out what caught my attention and made my year in Tilburg a success. First of all, the quality of the program and of the classes is one of the crucial elements. More specifically, the quasi-permanent European and international perspectives taken during classes avoid for foreign students to get specialised in a foreign national law. At the opposite, at Tilburg Law School classes are made to offer you an overview at the international level, giving therefore keys to understand problems at a global stance, to embrace various ideas and cultural elements when trying to develop a solution. It teaches you to be your eyes. This is even accentuated by the will of the University to be more and more open to international students, a priority which is successfully achieved. From an academic perspective it accentuates the will to take into account others’ viewpoints, ideas, etc. It has also a positive effect from a social perspective: Even outside the campus I always felt home from the very beginning, which is of course extremely important when you live abroad. I have been positively surprised that everyone was willing to speak English without any issue. Indeed, the fact an international student does not speak Dutch is not an issue when living in Tilburg. No international students should tell about his/her year at Tilburg Law School without even mentioning Magister JFT. The student association is important for, at least, two reasons: the first main reason is that it allows foreigners to actually meet Dutch people, converse with them, and most important to have fun with them. This is bad habit of foreigners to stay within an international community without always trying to reach “locals”. Well, thanks to magister jft law students can meet Dutch students. The second main reason making it important is the opportunity to actively taking part in the university. Being a student should not be limited only to take part in academic projects, papers, etc. but also to achieve extra projects, build a network, acquire knowledge in a more practical environment. Fortunately for me at Magister JFT being a non Dutch speaking international student is not a problem. So I could be for a year treasurer of

the chamber E-Law, in which I made very good friends, I learned soft skills, I took initiatives. I dare to believe that TalentSquare is indeed the accommodation of talented international Students. At least, this is what you can believe after living one full year there. For those who do not know TalentSquare yet it is a brand new accommodation for short stay where most of inhabitants are international students of Tilburg University. It is undoubtedly that TalentSquare participated to make my year in Tilburg a success. It allowed me, and everyone else, to reach students for various departments. So it was not always about law school, law professors, law materials, and legal distraction. The opportunity to meet people from everywhere studying anything with various backgrounds was extremely beneficial, especially from a social-integration perspective. Last but not least Tilburg itself is a key element for my year. Nice environment, Tilburg provides you with everything you need when you are not studying: sport centres, movie theatres, restaurants, and most important pubs! You can even bike to the nearest brewers to drink local beer. Quite safe area habited by extremely nice and friendly people, once again you fell home very easily. Near everything you can easily reach bigger cities (Amsterdam, Rotterdam, Brussels, etc.), the country side and the beach, or even go for a week in Germany. The piece of text looks more like a promotion paper written by the University than a personal description from a student. The reason why is that the promotion text of the University is actually very accurate. Exceptionally what you read about Tilburg is actually true! So don’t expect me to write something else after one year!

More information? Download the app!

57 | SecJure Oktober 2014


WIJ GAAN DIGITAAL EN LEGGEN ZO MINDER DRUK OP PAPIER

de redactie van

Wil je zelf in de redactie? Kijk dan op www.magisterjft.nl/secjure of stuur een email naar secretaris@magisterjft.nl.


Cover

Strafrechtelijke bijwerkingen

Verhoogde kans tot het begaan van een moord? Edin Husagic

Acathisie is een term die in de medische wereld wordt gebruikt om bij een patiĂŤnt een inwendig gevoel van rusteloosheid en psychomotorische agitatie te beschrijven. De persoon lijdt aan bewegingsonrust of bewegingsdrang. Acathisie vinden we ook terug in de bijsluiters van stemmingsregulerende medicatie (antidepressiva), zo ook in de bijsluiter van het antidepressivum met de merknaam Seroxat, dat de werkzame stof paroxetine bevat. Apothekers, farmacologen, toxicologen, psychiaters en psychologen schrijven paroxetine echter nog een bijwerking toe die sa-

minderd toerekeningsvatbaar was. Dit kwam door het feit dat het hof, in tegenstelling tot de rechtbank, betekenis toekende aan de omstandigheid dat de psycholoog die de contra-expertise uitvoerde, geadviseerd had om minimaal tot de vaststelling van sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid te komen en dat dit viel binnen de marge die de rapporteurs van het Pieter Baan Centrum hebben omschreven, waarbinnen zij niet met de volle zekerheid een nadere uitspraak hebben kunnen doen. Vanwege deze reden had de rechtbank volgens het hof niet mogen uitsluiten dat de Elzelien K. sterk verminderd toerekeningsvatbaar is geweest.3 Elzelien K. leed dus ten tijde van het begaan van het misdrijf aan een depressie en zij nam paroxetine. Dit ge-

menhangt met acathisie, namelijk agressie. De bewegingsdrang zou bij sommige mensen leiden tot een verhoogde agressie en dus tot een verlaging van de drempel om over te gaan tot het plegen van (gewelds)misdrijven. Dit heeft 1

ertoe geleid dat paroxetine in een aantal gerechtelijke uitspraken van rechters al is komen te staan. In het vervolg van dit stuk zal de zaak van Ids I. aan bod komen, samen met nog een andere bekende zaak waarin paroxetine door de raadsmannen van de verdachte als de boosdoener is aangevoerd voor de begane misdrijven. Hoe de rechters met de verweren van de advocaten om zijn gegaan zal

Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is er van opzet slechts dan geen sprake, wanneer het een persoon aan elk inzicht in de draagwijdte van het handelen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken

daarom ook uitgebreid besproken worden aan de hand van deze twee overeenkomstige moordzaken. Elzelien K. en Ids I. Elzelien K., jarenlang leidend aan een depressie, vermoordde in september 2008 haar man en dochter met een bijl, waarna ze een eind aan haar eigen leven probeerde te maken. Voor deze dubbele moord is zij in hoger beroep tot een gevangenis straf van zeven jaren veroordeeld, waar de rechtbank haar eerder tot acht jaren veroordeelde.2 Het verschil in strafmaat kwam door het feit dat de rechtbank haar verminderd toerekeningsvatbaar achtte, waar het hof van justitie vond dat zij sterk ver-

geven speelt zowel in de feiten als in de verweren van de raadsman een belangrijke rol. Het verweer van de raadsman bestaat uit twee speerpunten; het ontbreken van de opzet en het ontbreken van de voorbedachte raad, wat weer samenhangt met de schulduitsluitingsgrond ontoerekeningsvatbaarheid ex art. 39 Sr. Dit wordt allemaal toegeschreven aan haar medische toestand door de inname van paroxetine. Ook Ids I. beging zijn moord in 2008 en ook hier was volgens de verdediging een cruciale rol voor paroxetine weggelegd. Ids I. is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 jaren voor moord en dubbele 59 | SecJure Oktober 2014


poging tot moord. In dit geval week de straf zoals vastgesteld door het hof van justitie niet af van de door de rechtbank eerder vastgestelde strafmaat. In de zaak van Ids I. werd het hof echter uitdrukkelijk gevraagd onderzoek te doen naar en uitspraak te doen in de agressieverhogende werking van paroxetine. De verweren van de raadsman waren van een soortgelijke strekking als in de voorgaande zaak. Er werd aangedragen dat opzet en voorbedachte raad niet bewezen konden worden, omdat de misdrijven zijn gepleegd in een toxisch delirium. Dit zou een bewezenverklaring van opzet en voorbedachte raad in de weg staan.4 Ids I. heeft in april van dit jaar cassatie ingesteld. Wat voor beide zaken kenmerkend is, is dat de rechter wordt gevraagd, op basis van toxicologisch en psychiatrisch onderzoek een uitspraak te doen over de gemoedstoestand van een verdachte ten tijde van het begaan het misdrijf. Daarnaast wordt hij ook specifiek gevraagd om uitspraak te doen over de medische werking van een medicijn dat mogelijk strafrechtelijke consequenties met zich meebrengt. Dit is eigenlijk een onmogelijk taak zonder objectivering van de feiten.

Verweren – ontbreken van opzet en voorbedachte raad De verweren van de raadsmannen waren in beide zaken van een soortgelijke strekking en opbouw. Er werd ten eerste een opzet verweer gevoerd. Het bestanddeel ‘opzet’ zou niet bewezen kunnen worden door de psychische toestand van beide verdachten ten tijden van het begaan van de moord(en). Voor de vaststelling dat er geen sprake is van opzet, moet er voldaan zijn aan het zogenaamde ‘inzicht-criterium’. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is er van opzet slechts dan geen sprake, wanneer het een persoon aan elk inzicht in de draagwijdte van het handelen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.5 In deze beide zaken constateerde de feitenrechter dat daar geen sprake van was. SecJure Oktober 2014 | 60

In het geval van Elzelien K. voerde de raadsman aan dat zij geen opzet had, daar de grote dosis van haar medicatie – een dubbele dosis paroxetine – haar tot het plegen van het misdrijf zou hebben gezet. Door die dosis zou een toestand zijn ontstaan die omschreven kon worden als een psychose. Voor haar geldt echter ook dat zij uitvoerig is onderzocht door diverse gedragsdeskundigen die bij haar geen waan, psychose, delier of een daarmee gelijk te stellen toestand ten tijde van het plegen van de moord aannemelijk hebben geacht. Daarnaast bleek uit verschillende feiten dat zij zich ook zeker niet volledig onbewust was van hetgeen zij deed. Zo waren haar verklaringen ter terechtzitting consistent – ze verklaarde onder meer dat ze zich bewust was van het feit dat ze haar dochter en echtgenoot het verdriet van haar eigen dood moest besparen – en ze belde de politie met de mededeling dat ze een moord had gepleegd waaruit de rechters hebben afgeleid dat zij bewust was van de ernst en het verboden karakter van haar gedraging.6 Opzet kon op deze manier bewezen worden. Het opzetverweer van Ids I. is feitelijk hetzelfde. Bij hem zou paroxetine acathisie hebben ontwikkeld en hij zou de delicten in een toxisch delirium hebben gepleegd. Dit zou een bewezenverklaring van opzet in de weg staan. Bloedonderzoek heeft vastgesteld dat Ids I. inderdaad paroxetine heeft ingenomen. Tevens is ook vastgesteld dat er bij Ids I. inderdaad een verband bestaat tussen de inname van paroxetine en agressief gedrag. Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten waren er nog andere omstandigheden die het optreden van agressie bij paroxetine versterkt zouden kunnen hebben, zoals alcohol en een verhoogd stressniveau. Toch heeft het hof uit de feiten geoordeeld dat het bestaan van een toestand van acathisie niet aannemelijk is geweest ten tijde van het begaan van de tenlastegelegde feiten. Zo zouden verschillende getuigen Ids I. hebben gezien en hebben verklaard dat hij geen onrustig of op een andere manier opvallend gedrag vertoonde. Verder heeft Ids I., net als Elzelien K., een telefoongesprek gepleegd, waarin hij aan in grote lijnen vertelde wat hij heeft gedaan. Tot slot kent het hof ook gewicht toe aan het feit dat Ids I. eerder agressief gedrag heeft vertoond op een moment dat hij geen paroxetine had gebruikt. Het hof benadrukt nogmaals dat slechts de toestand waarin bij een persoon ieder inzicht in de reikwijdte van zijn of haar gedraging en de mogelijke gevolgen daarvan ontbreken, kan leiden tot de conclusie dat het opzet heeft ontbroken. Een dergelijke toestand is ook hier niet aannemelijk geworden.7 Voor wat betreft het verweer dat toeziet op het ontbreken van de voorbedachte raad voeren de verdedigingen in beide gevallen aan dat zowel bij Elzelien K. als Ids I., gelet op de psychische toestand – in het geval van Elzelien K. zou paroxetine een toestand van zogeheten


raptus melancholicus8 hebben veroorzaakt en bij Ids I. de toestand van acathisie – tijdens het begaan van de misdrijven, geheel ontoerekeningsvatbaar moeten worden geacht en dat deze toestand zich niet verhoudt met het aannemen van voorbedachte raad. Oftewel, wanneer een persoon (geheel) ontoerekeningsvatbaar is, zou deze niet of nooit met voorbedachten rade kunnen handelen. Dit kan gebaseerd worden op de gedachte dat er in dit soort gevallen sprake zou zijn van rationele irrationaliteit. De rationele en doelbewuste uitvoering van het irrationele plan zou gebaseerd zijn op wanen.9 Of om Dostojewski te citeren: ‘Vaak geschiedt het verrichten van een daad op meesterlijke, op uitmuntend overlegde wijze, terwijl de tendens, de oorsprong der handelingen op een geestelijke ontwrichting wijst en afhankelijk is van allerlei ziekelijke impressies. Het lijkt alles op een droom’.10 Het is het kip-eneiprobleem. De vraag is hoe de daad zich verhoudt tot de ziekelijke stoornis van het geestvermogen van de dader. Als de daad, en de voorbereiding ervan, of zelfs de eerste gedachte er aan, een direct gevolg is van de ziekelijke stoornis in het geestvermogen en de dader dus ontoerekeningsvatbaar is verklaard, betekent dit dan ook dat de voorbedachte raad is ontstaan vanwege de ziekelijke stoornis en dus de ontoerekeningsvatbaarheid?11 Op die denkwijze baseert de raadsman van Elzelien K. dan ook zijn verweer wanneer hij aandraagt dat “niet zij maar de waanzin het delict heeft gepleegd”.12 Een verdachte is ontoerekeningsvatbaar wanneer deze ten tijde van een strafbaar feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van het geestvermogen heeft, die in causaal verband staat met het gepleegde feit waardoor de daad niet aan hem kan worden toegerekend.13 Bovendien gaat het alleen om de psychische gesteldheid ten tijde van de vervulling van de delictsomschrijving.14 Dit samengevat wordt de ontoerekenbaarheid gevormd door een geestelijke stoornis, waardoor ten tijde van het begaan van het strafbare feit cognitieve- en/of wilsgebreken hebben bestaan.15 In beide gevallen is er volgens de rechters echter wel sprake van voorbedachte raad – ondanks dat Elzelien K sterk verminderd toerekeningsvatbaar is verklaard –, die duidelijk wordt uit de feiten en omstandigheden. De redenering van deze rechters en de algemene denkwijze binnen de jurisprudentie is dat voor de voorbedachte raad als delictsbestanddeel het goed is daar niet meer inhoud aan toe te kennen dan nodig: dus het tijdsverloop tussen besluit en uitvoering waarin de dader zich heeft kunnen beraden. In welke gemoedsgesteldheid hij dat heeft gedaan is voor de voorbedachte raad en daarmee voor de kwalificatie van het delict niet van belang. Dat komt bij de verwijtbaarheid aan de orde.16 In het geval van Elzelien K. bleek de voorbedachte raad onder meer uit de talloze afscheidsbriefjes die zij heeft achtergelaten. Verder achtte het hof het feit dat ze meerdere

malen met de bijl op haar man insloeg, nadat was gebleken dat hij na de eerste slag niet was overleden, ook van belang. Dit bewijst allemaal dat er dus tijd is geweest waarin de dader zich heeft kunnen beraden en niet in een gemoedsopwelling handelde. Een zelfde bewijsgrond is er in het geval van Ids I., die zich planmatig toegang verschafte tot de woningen van de slachtoffers en ook een autorit van het eerste naar de andere slachtoffers maakte. De rechters hebben dus de eventuele invloed van paroxetine op de gemoedstoestand losgekoppeld van de opzet en de voorbedachte raad en hebben deze bestanddelen puur feitelijk geconstrueerd. De vraag is nu of dit wel terecht is, daar in beide zaken rapporten van de forensische psychiaters uiteenlopen, wat in het geval van Elzelien K. dus in hoger beroep ook tot een verlaging van de initiële straf heeft geleid. Ook zou de vaststelling door de Hoge Raad dat een door gedragsdeskundigen in rapporten vastgestelde (algehele) ontoerekenbaarheid niet uitsluit dat tot een bewijs van voorbedachten rade gekomen kan worden, een vaststelling kunnen zijn die in plaats van het eind juist het begin van de discussie zou kunnen zijn.17 18

Culpa in causa Het verweer tot straffeloosheid op grond van intoxicatie, het onder invloed geraken van drank, medicijnen of verdovende middelen, strandt strafrechtelijk bezien in veel gevallen vanwege de zogeheten culpa in causa-leer, waardoor een verdachte in beginsel verantwoordelijk wordt gehouden voor eventuele pathologische reacties op het gebruik van middelen. Het is aan een verdachte zelf te wijten dat hij zich in een dusdanige toestand heeft gebracht, waardoor de strafrechtelijke gedragingen, begaan in die toestand, hem dan ook kunnen worden toegerekend.19 De door de eerder genoemde middelen veroorzaakte status, of roes, kan niet als een vrijbrief worden gezien voor misdrijven die in dergelijke toestand gepleegd worden. Dat is te verklaren voor drank, verdovende middelen of medicijnen waarvan de gevolgen bekend en opgesomd in de bijsluiter staan of als een feit van algemene bekendheid kunnen worden gezien – een ieder is bijvoorbeeld op de hoogte van het ontremmende effect dat bij het gebruik van alcohol optreedt –.De discussie gaat in de zaken van Elzelien K. en Ids I. echter over het feit dat de gevolgen van in dit geval paroxetine, onbekend en/of onzeker zijn en door verschillende gedragsdeskundige weer anders worden uitgelegd. Tevens is het ook nog eens bijna onmogelijk om per individueel geval in zekerheid vast te stellen wat, en vooral in welke hevigheid, de bijwerkingen optreden, daar de pathologische problematiek per patiënt – of verdachte – verschilt en de reactie op de medicatie per individu ook weer anders is. Toch blijkt niet alleen uit de gerechtelijke motivatie in deze twee zaken, maar ook uit een scala aan an61 | SecJure Oktober 2014


dere arresten, dat de bewijslast voor een geslaagd beroep op dergelijke vormen van intoxicatie relatief hoog is, waarbij de individuele aantoonbaarheid van een causaal verband tussen het medicament en het ten laste gelegde delict vaak problematisch is. Dit volgt ook uit het gegeven dat de rol van de gedragswetenschappers in dit type strafzaken problematisch is, in de zin dat verwachtingen in de rechtszaal ten aanzien van de wetenschappelijke mogelijkheden om op individueel niveau objectiveerbare uitspraken te doen af en toe erg hooggespannen blijken.20 Dit verklaart natuurlijk ook de discours tussen gedragsdeskundigen die zichtbaar is geworden in de behandeling van de strafzaken van Elzelien K. en Ids I. De rechter, die zich natuurlijk wel laat adviseren door gedragsdeskundigen, beperkt zich zodoende toch tot een nauwe, feitelijke uitleg. Niet onlogisch, daar deze feitelijke uitleg voor hem, als niet zijnde een gedragsdeskundige, ook het enige is wat houvast biedt.

Conclusie In de zaken van Elzelien K. en Ids I. wordt er van de rechter verwacht uitspraak te doen omtrent de invloed van de werkende stof paroxetine in antidepressiva op de gedragingen dan wel op het bewustzijn van de verdachte. Een werking waarover in beide strafzaken de rapportage van gedragsdeskundigen uiteenloopt. De rechter wordt geadviseerd door gedragsdeskundigen, maar koppelt op zijn beurt weer het advies aan de feiten van de zaak. In het geval van Elzelien K. construeert zowel de rechtbank als het hof de opzet en de voorbedachte raad door haar feitelijke gedragingen. In het geval van Ids I. doet de rechter dit door verklaringen van getuigen te gebruiken, waaruit de rechters opmaakten dat er geen sprake bleek te zijn van acathisie, en zijn planmatige aanpak van de moord en de twee pogingen tot moord te benoemen. Hiermee laat de rechter echter wel het argument van de rationele irrationaliteit en de mogelijke veroorzaker van die rationele irrationaliteit, paroxetine en de psychische problematiek, buiten beschouwing. Daarnaast beperkt de rechter zich ook slechts tot een feitelijk bewijs van SecJure Oktober 2014 | 62

de bestanddelen opzet en voorbedachte raad en ontkoppelt hij het van het psychische karakter van deze twee bestanddelen. Aan de ene kant is dit misschien enigszins opmerkelijk omdat de gedragsdeskundigen ook niet tot eenzijdige conclusies komen. Aan de andere kant is dit ook volledig begrijpelijk daar de feitelijke gebeurtenis het enige is wat de rechter houvast biedt. Of het hof in het geval van Ids I. voldoende heeft gemotiveerd dan wel op juiste gronden aannemelijk heeft geacht, dat paroxetine geen rol heeft gespeeld tijdens het begaan van de delicten, zal de Hoge Raad zich over uitlaten. Daar ligt de taak van mr. Spong, de advocaat van Ids I., om de Hoge Raad te overtuigen dat het hof niet tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde had mogen komen dan wel verkeerd heeft geoordeeld over de strafbaarheid van zijn cliënt. Zolang de wetenschap geen eenduidige conclusie geeft over de bijwerkingen van medicatie, is er ruimte – en misschien reden, of zelfs noodzaak – voor raadsmannen om de rechter vaak en zo kritisch mogelijk naar de invloed van antidepressiva te laten kijken.

Meer weten? Download de app!

(Endnotes) 1 ‘De kennis van nu’, NTR Nederland 2, 13 april 2014. 2 Rb Haarlem 24 november 2009, ECLI:RBHAA:2009:BK4178. 3 Hof Amsterdam 3 maart 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BP6664. 4 Hof Arnhem-Leeuwarden 10 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2954. 5 Erkend in HR 22 juli 1963, NJ 1986, 217 en daarna diverse malen bevestigd. Zie ook HR 9 december 2009, NJ 2009, 157, m.nt. Schalken. 6 Rb Haarlem 24 november 2009, ECLI:RBHAA:2009:BK4178; Hof Amsterdam 3 maart 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BP6664. 7 Hof Arnhem-Leeuwarden 10 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2954. 8 Een angstaanval bij mensen die aan een depressie lijden. 9 A.A. van Dijk, Strafrechtelijke aansprakelijkheid heroverwogen. Over opzet, schuld, schulduitsluitingsgronden en straf (diss. Groningen), Apeldoorn: Maklu-uitgevers 2008, p. 297 – 300. 10 F.M. Dostojewski, Misdaad en Straf, Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum N.V. Prisma 1959, p. 155. 11 Voor meer hierover zie Edin Husagic, ‘Met voorbedachten rade: een juridische of psychiatrische term?’, SecJure 2013-4, p. 36. 12 ‘Moordverhalen: de bijlmoorden’, HUMAN Nederland 2, 24 november 2011. 13 J. de Hullu, Materieel strafrecht, Deventer: Kluwer 2012, p. 335336 (hierna: De Hullu 2012). 14 De Hullu 2012, p. 335-336. 15 De Hullu 2012, p. 334. 16 HR 6 mei 1975, NJ 1975, 416, m.nt. Van Veen. 17 HR 5 februari 2008, NJ 2008, 97. 18 H.J.C. van Marle e.a., Gedragskundige rapportage in het strafrecht, Deventer: Kluwer 2008, p. 21. 19 HR 9 juni 1981, NJ 1983, 412, m.nt. Van Veen; HR 12 februari 2008, NJ 2009, 263, m.nt. Keijzer (Cannabispsychose). 20 J. van Mulbregts & F. Koenraadt, ‘Het bereik van zelfintoxicatie: allesbehalve een vrijbrief’, AA 2013, p.754.


Juliette Ditvoorst

Bij aansprakelijkheid is de eerste associatie vaak de verplichting voor de laedens tot het betalen van een bedrag aan schadevergoeding aan de gelaedeerde, de benadeelde partij. Het aansprakelijkheidsrecht heeft echter niet alleen maar tot doel om geldelijke compensatie te bieden aan benadeelden. Het heeft ook functies als preventie en erkenning. Soms wordt over het hoofd gezien dat in sommige gevallen één van deze laatstgenoemde functies meer waarde kan hebben dan de functie van compensatie. Een goed voorbeeld is mijns inziens de aansprakelijkheidstelling in de Srebrenica zaken. De Srebrenica-arresten zijn de afgelopen jaren veelvuldig in het nieuws geweest. Het zijn de uitspraken van de Hoge Raad naar aanleiding van de vreselijke gebeurtenissen in Srebrenica in 1995, waarbij vele moslimmannen om het leven werden gebracht. Twee arresten van de Hoge Raad zijn in dezen van groot belang. Het betreft arresten waarin de door het Hof vastgestelde aansprakelijkheid van de Staat der Nederlanden, voor handelingen uitgevoerd tijdens de oorlog in Srebrenica, door de Hoge Raad werd bevestigd.1 Op 10 april 2014 heeft het Ministerie van Defensie besloten dat er € 20.000,- uitgekeerd zal worden aan de nabestaanden van de vermoorde mannen in Srebrenica.2 Volgens de advocate van de eisers, mr. L. Zegveld, was geld nooit de eerste prioriteit van de nabestaanden en zij stelt dat uit het bedrag geen enkel respect van de kant van de Staat blijkt, terwijl dat juist is waarnaar de nabestaanden zo verlangden. In dit artikel zal ik eerst kort de casus van de Srebrenica-arresten schetsen, waarna ik enkele van de verschillende functies van het aansprakelijkheidsrecht zal bespreken en een conclusie zal vormen met betrekking tot de vraag of een schadevergoedingsprocedure in deze zaak daadwerkelijk toegevoegde waarde heeft voor de nabestaanden.

De casus en de uitspraak In beide hiervoor genoemde arresten zijn de feiten en omstandigheden nagenoeg gelijk, slechts de eisende partijen verschillen. Het gaat in beide zaken om gebeurtenissen die plaatsvonden na de val van de enclave Srebrenica op 11 juli 1995. Hasan Nuhanović is eiser in de eerste zaak. Hij werkte als tolk op de compound waar Dutchbat, een Nederlands infanteriebataljon dat onder commando van de VN deel uitmaakte van de UNPROFOR vredesmacht van de VN, gelegerd was. Zijn vader, moeder en broer hadden hun toevlucht gezocht in de compound, maar moesten dat op 13 juli 1995 verlaten omdat bleek dat zij, in tegenstelling tot Hasan zelf, niet op de lijst stonden van lokaal personeel dat met het Nederlandse personeel mee mocht evacueren. Vlak daarna werden de vader, moeder en broer van Hasan door het Bosnisch-Servische leger vermoord. Eisers in de tweede zaak zijn de vrouw en kinderen van Rizo Mustafić. Rizo was bij Dutchbat gedetacheerd als elektricien en had na de val van de enclave eveneens toevlucht gezocht op de compound samen met zijn gezin. Ook zij kregen op 13 juli 1995 te horen dat ze de

De vraag die centraal staat, is of de verplichting tot schadevergoeding in een aansprakelijkheidsprocedure wel altijd nodig en gewenst is om de verstoorde relatie tussen de twee partijen te herstellen.

compound moesten verlaten. Kort daarna werd Rizo vermoord. Zijn vrouw en kinderen overleefden het. Nuhanović en Mustafić c.s. hebben de Staat aansprakelijk gesteld voor de schadelijke gevolgen van het overlij63 | SecJure Oktober 2014

Verdieping

Geldelijke compensatie in de Srebrenica-zaken; toegevoegde waarde of niet?


den van hun familieleden. Kort samengevat oordeelde het Hof dat het optreden van Dutchbat, in tegenstelling tot wat de Staat beweerde, wel degelijk aan de Staat der Nederlanden kon worden toegerekend, omdat het internationale recht ‘dual attribution’ toestaat. Dat wil zeggen dat de gebeurtenissen zowel aan de VN als aan de Staat kunnen worden toegerekend, waardoor derhalve twee partijen aansprakelijk zijn. Bovendien oordeelde het Hof dat het optreden van Dutchbat als onrechtmatig kon worden bestempeld. Op die gronden kwam het Hof tot de conclusie dat de Staat aansprakelijk was voor de schadelijke gevolgen van het overlijden van Rizo Mustafić en de familie van Hasan Nuhanović.

Compensatie versus erkenning Het alom bekende uitgangspunt binnen het aansprakelijkheidsrecht is dat de situatie moet worden hersteld naar zoals deze was vóór de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid is berust, plaatsvond. De gelaedeerde moet derhalve in de (financiële) positie worden gebracht, waarin hij zich bevond voordat de gebeurtenis zich voordeed. De vergoeding op basis van onrechtmatige daad is van origine gericht op het beteugelen van wraakgevoelens en het voorkomen van eigenrichting. Door overdracht van een geldsom of een bepaald goed, werd beoogd de verstoorde houding tussen de gelaedeerde en de laedens enigszins te herstellen.3 Compensatie is dan ook de eerste functie die aan het vaststellen van aansprakelijkheid en het eventueel daarop volgende betalen van schadevergoeding wordt toegekend. Echter, bij de vergoeding van schade of herstel van de situatie moet men niet alleen denken aan het verstrekken van een geldsom of goederen. Ook erkenning, verontschuldiging en genoegdoening spelen een zeer grote rol. De vraag die centraal staat, is of de verplichting tot schadevergoeding in een aansprakelijkheidsprocedure wel altijd nodig en gewenst is om de verstoorde relatie tussen de twee partijen te herstellen. Uit een onderzoek van Huver en Akkermans e.a.4 volgt dat mensen weliswaar belang hechten aan een financiële compensatie voor het leed en verdriet dat hen is SecJure Oktober 2014 | 64

overkomen door de onrechtmatige daad van een ander, maar dat het hen maar zeer zelden om de geldsom zelf te doen is. Op dit punt kan reeds een eerste terugverwijzing gemaakt worden naar de bovengenoemde Srebrenica-arresten. Nadat de Hoge Raad in deze zaken zijn uitspraak had gedaan, gingen de advocaten van de eisers onderzoeken of zij een schadeclaim zouden indienen en zo ja, wat de hoogte van die claim zou moeten zijn. De slachtoffers van de onrechtmatige gedragingen van de Staat gaven echter aan dat het hen vooral te doen was om excuses van de Staat en dat zij erkenning wilden van het leed dat hen was aangedaan.5 De uiteenlopende wensen van slachtoffers zijn soms lastig met elkaar te verenigen. Aan de ene kant bestaat het verlangen van excuses en erkenning, aan de andere kant de wens om (een deel van) de schade die hen is overkomen vergoed te zien worden. Dat deze belangen vaak met elkaar botsen volgt ook uit een recent onderzoek van Lindenbergh en Mascini.6 Dit onderzoek bestaat uit een verslag van interviews die Lindenbergh en Mascini hadden met letselslachtoffers die tot aan de Hoge Raad doorprocedeerden. De slachtoffers gaven in de gesprekken aan dat zij vaak een spanning voelden tussen de berekenende houding die zij (soms op advies van hun advocaten) moesten aannemen om een zo groot mogelijke financiële vergoeding te bemachtigen en de houding die eigenlijk gewenst was om de verstoorde relatie te kunnen herstellen en verzoening te bereiken, iets wat zij van even groot of soms zelfs groter belang achtten. Op deze manier, zo gaven de respondenten ook aan, wordt het voor de slachtoffers soms ook moeilijker om excuses van de wederpartij te aanvaarden, omdat zij het vermoeden hebben dat ook deze door een berekenende houding worden ingegeven.

Heeft schadevergoeding toegevoegde waarde? Naar eigen zeggen zijn de eisers in deze zaken de procedure vooral gestart om excuses van de Staat te horen c.q. erkenning te krijgen van het leed dat hen is aangedaan. Het feit dat de Hoge Raad het oordeel van het hof volgde en oordeelde dat de Staat inderdaad aansprakelijk is voor het overlijden van hun familieleden en de schadelijke gevolgen daarvan, heeft derhalve reeds het grootste deel van de behoeften van eisers bevredigd. Na afloop van de zaken kondigden hun advocaten aan dat zij zouden onderzoeken of er een schadevergoedingsclaim zou volgen. Zoals reeds aangegeven heeft het Ministerie van Defensie op 10 april 2014 beslist dat er per eiser € 20.000,- aan schadevergoeding zal worden uitgekeerd. Dit bedrag is eenzijdig vastgesteld door het ministerie, er is niet over onderhandeld met de advocaten van de nabestaanden. Dit zorgt, zo verklaren de nabestaanden, wederom voor een klap in het gezicht. Zij hadden gehoopt te worden gehoord in deze procedure en hun


verhaal te kunnen doen, waardoor er een weloverwogen beslissing genomen had kunnen worden. Aan de andere kant kan echter ook de vraag gesteld worden of een dergelijke schadevergoedingsprocedure wel zal leiden tot een beter gevoel voor de eisers in deze zaken. Opnieuw zal de gehele procedure in gang moeten worden gezet en opnieuw zullen Nuhanović en Mustafić c.s. met alle feiten en gebeurtenissen geconfronteerd worden. Dit terwijl zij reeds aangaven dat zij heel tevreden zijn met de erkenning door de Hoge Raad van het leed dat hen is aangedaan door de Staat. Toch is mijns inziens de situatie in deze zaak niet gelijk aan de situaties in de genoemde onderzoeken van Lindenbergh en Mascini. In de Srebrenica-zaken heeft erkenning namelijk reeds plaatsgevonden doordat de Hoge Raad aansprakelijkheid van de Staat bevestigde. Deze erkenning was het hoofddoel van de eisers. Indien een schadeclaim zou volgen, zou dit slechts het resterende financiële belang betreffen, waardoor er ook geen conflicterende situaties kunnen ontstaan zoals in de zaken die genoemd worden in de onderzoeken. Omdat de erkenning, hetgeen door eisers in deze zaak als belangrijkste gegeven werd bestempeld, al heeft plaatsgevonden, kan het mijns inziens geen kwaad wanneer naar aanleiding van het oordeel van de Hoge Raad een schadeclaim zou worden ingediend. Het staat vast dat de Staat aansprakelijk is en eisers hebben daardoor erkenning gekregen. Een schadevergoedingsclaim zou zorgen voor een procedure waarin partijen gehoord kunnen worden en tot een weloverwogen beslissing gekomen kan worden. De schadevergoeding zou dan nog dienen als compensatie voor het toegebrachte leed en zou de zaak doen afronden, waardoor eisers verder kunnen met de rouwverwerking en met hun levens.

gen zij doordat de Hoge Raad oordeelde dat het inderdaad de Nederlandse Staat was die verantwoordelijk was voor het overlijden van de familieleden van eisers. Het eventueel volgen van een schadevergoedingsclaim zou derhalve slechts een bevestiging zijn van deze erkenning en dienen als compensatie voor het toegebrachte leed. Zo blijkt dat compensatie in dit specifieke geval niet op de eerste, maar na genoegdoening op de tweede plaats komt te staan. Bovendien zou een dergelijke procedure in dit specifieke geval naar mijn mening voor de nabestaanden beter zijn geweest dan de eenzijdige vaststelling van het schadevergoedingsbedrag door het Ministerie van Defensie. Door middel van een procedure kunnen zij namelijk ge-

hoord worden en hun eigen inbreng doen, hetgeen kan helpen bij de verwerking en kan bijdragen aan het gevoel van erkenning.

Conclusie Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat compensatie niet het enige doel is van aansprakelijkheidstellingen, zeker niet in grote aansprakelijkheidszaken zoals die naar aanleiding van de gebeurtenissen in Srebrenica. Uit gesprekken met slachtoffers in de genoemde onderzoeken blijkt dat het minstens net zo belangrijk of zelfs belangrijker is om excuses te ontvangen van de schadeveroorzakende partij en om erkenning te krijgen voor het leed dat hen is overkomen. De genoegdoeningsfunctie haalt de compensatiefunctie in het aansprakelijkheidsrecht derhalve soms in. Wanneer zowel schadevergoeding als excuses gewenst worden in een procedure, kan dat tot lastige situaties leiden omdat deze twee verschillende belangen vaak moeilijk met elkaar te verenigen zijn. In de Srebrenica-zaken was echter geen sprake van een dergelijke botsing van belangen. Het ging eisers in eerste instantie om erkenning van het leed dat hen door de Staat was aangedaan en die erkenning kre-

Meer weten? Download de app!

(Endnotes) 1 HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9225 (Staat/ Nuhanović) en HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9228 (Staat/Mustafić c.s.) 2 Minister Hennis-Plasschaert (Defensie), Reactie schadevergoeding Srebrenica, brief d.d. 21 mei 2014, geraadpleegd via http:// www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/05/21/kamerbrief-over-schadevergoeding-srebrenica. html op 08-08-2014 3 R.J.S. Schwitters, ‘Smartengeld, afkoopsom of genoegdoening?’, AV&S 2014/3 4 Huver en Akkermans e.a., Slachtoffers en aansprakelijkheid, Deel I. Den Haag: WODC 2007 5 ‘Nabestaanden: uitspraak belangrijker dan geld’, Elsevier 6 september 2013, www.elsevier.nl (zoek op Srebrenica) 6 Lindenbergh en Mascini, Schurende dilemma’s in het aansprakelijkheidsrecht: de spanning tussen financiële en relationele compensatie. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers pp. 437-457

65 | SecJure Oktober 2014


CONSTITUTIE



WINTE R SPORT 23-01

TOT 01 -02

VERVOER-VERB LIJ F-

35% korting op bier & snacks

CARD

EXTRA:

D

TI GOL E Y

O

NER-SKIPA I D / S IJT B T N

, 9

5 3

inschrijving via www.magisterjft.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.