em a ncipatiemonitor 2010
De sekseverhouding in de richtingen van de verschillende onderwijssoorten is weergegeven in een zogenaamde segregatie-index (zie figuur 3.3). In 2009/’10 bedroeg de segregatie-index voor de sectoren van het vmbo 24%. Dat betekent dat van de vmbo-leerlingen 24% van sector zou moeten veranderen om een gelijke verdeling te krijgen voor jongens en meisjes. De segregatie in het vmbo is sinds 1990/’91 sterk verminderd. Toen bedroeg de segregatie-index 34%. Doordat niet-westers allochtone jongens én meisjes veel vaker voor economie kiezen, is de segregatie-index voor deze groep veel lager. Figuur 3.1 Sectorkeuze vmbo, 2009/’10a (in procenten) 60 50 40 30 20 10 0 meisjes techniek
economie
jongens zorg en welzijn
landbouw
combinatie
a Voorlopige cijfers. Bron: cbs (Onderwijsstatistieken 2009/’10)
Cultuur en maatschappij bij havo-meisjes minder populair In 2009/’10 was economie en maatschappij het populairste profiel op de havo bij zowel meisjes als jongens. Van de meisjes in de leerjaren 4 en 5 koos 43% dit profiel, van de jongens net iets meer dan de helft. Een derde van de meisjes koos voor cultuur en maatschappij, terwijl natuur en techniek bij de jongens op de tweede plek stond. Natuur en gezondheid was een goede derde. Een paar jaar geleden koos meer dan de helft van de meisjes in de havo voor cultuur en maatschappij, maar na de invoering van de vernieuwde tweede fase in het voortgezet onderwijs2 vanaf 2007/’08 heeft dit profiel aan populariteit ingeboet. Wiskunde en economie zijn in de havo niet meer verplicht in dit profiel en een profiel zonder deze vakken beperkt de studiekeuze in het vervolg onderwijs. De meisjes kozen vooral meer voor economie en maatschappij, maar ook de twee natuurprofielen wonnen iets aan populariteit. Sinds de invoering van de vernieuwde tweede fase is de segregatie in de profielkeuze van de havo afgenomen van
42