em a ncipatiemonitor 2010
Figuur 6.1 Aandeel met een persoonlijk inkomen en met betaald werk, personen van 15-64 jaar, 1990-2000 en 2000-2009a (in procenten) 100
vrouwen met inkomen
90
mannen met inkomen
80 70
vrouwen met betaald werk
60
mannen met betaald werk
50 40 30 20 10 2009b
2007
2008
2005
2006
2003
2004
2001
2002
1999
2000
1997
1998
1995
1996
1993
1994
1991
1992
1990
0
a Door revisie van de Inkomensstatistiek zijn de cijfers uit de reeks 1990-2000 niet geheel vergelijkbaar met die uit de reeks 2000-2009. b Voorlopige cijfers. Bron: cbs (Inkomensstatistiek’90-’09)
Vanaf het 30e levensjaar hebben vrouwen minder vaak een eigen inkomen Vooral bij vrouwen hangt het hebben van een eigen inkomen sterk samen met de leeftijd. Tussen 18 en 30 jaar heeft ongeveer 95% van de vrouwen een eigen inkomen. Voor degenen tot 25 jaar is dit meestal studiefinanciering (Moonen en De Jonge 2010). Het aandeel vrouwen met een eigen inkomen neemt vanaf een leeftijd van 30 jaar gestaag af tot 89% op een leeftijd van 50 jaar. Veel vrouwen worden rond hun 30e voor het eerst moeder en een deel van hen stopt dan met werken om voor de kinderen te zorgen (zie hoofdstuk 5). Na de leeftijd van 50 jaar is het percentage vrouwen met een eigen inkomen nog lager. Voor vrouwen van deze oudere generatie was het immers vroeger gebruikelijker om niet te werken of te stoppen met werken wanneer zij kinderen kregen. Bijna alle mannen hebben vanaf hun 20e een eigen inkomen. Ook wanneer er kinderen komen, passen zij hun arbeidspatroon zelden aan (zie hoofdstuk 4). Wel gaan sommige mannen na hun 55e minder werken, waardoor zij een weliswaar lager maar nog steeds eigen inkomen hebben. Vanaf 65 jaar hebben vrijwel alle mannen en vrouwen recht op aow en heeft nagenoeg iedereen een eigen inkomen.
150