Deel3 Eerbetoon veteranen

Page 1

pis.’ -s van het 1 disc

le

t’

Eerste luitenant G.E. C. Guffroy nam deel aan de expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo in 1859 (ridder MWO). Getekend door MA. de Groot



Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

107

Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

~t, ‘~3I Z.M. Stoomschip Celebes in gevecht met een Kota Mara op 6 augustus 1859 Datum

1859

Locatie

Sultanaat Bomeo

Resultaat

Overwinning van Nederland

Casus belli

Opstanden tegen het Nederlandse gouvernement

-

1863

Strijdende partijen

Nederland Suhanaat Borneo ommandanten Kolonel A.J. Andresen, luitenant-kolonel G.M. Verspyck Deel van de bevolking Het Nederlandse gouvernement had onvoldoende inzicht getoond in het bestuur van Bomeo, waardoor er opstanden uitbraken en massale moordpartijen op Europese burgers plaatsvonden; hierdoor moest het gouvernement uiteindelijk gewapend ingrijpen

Portaal

De Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo (1859-1863) was een expeditie ter herstel van het

Nederlandse gezag in de residentie Zuider- en Ooster afdeling van Bomeo in Nederlands-IndiĂŤ.

Inleiding Al eeuwen lang (vanaf 1606) waren er contacten met het eiland Bomeo en het sultanaat Bandjermasin via de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Meerdere schermutselingen vonden plaats, onder meer omdat gesloten contracten (in 1635 werd het eerste contract gesloten) niet werden nageleefd. Het betrof meestal contracten over peperleveranties. Een enkel voorbeeld van een dergelijke gewapend conflict was de moord op 64 Hollanders en 21 Japanners te Kota Waringin (Bandjermasin) in 1638. In 1809 besloot Daendels Bandjermasin te verlaten (een te grote kostenpost) en in 1811 vestigden de Engelsen zich hier. In 1816 vertrokken de Engelsen en in december van datzelfde jaar keerden de Nederlanders terug en sloten een nieuw contract met de sultan. In januari werd de sultansvlag vervangen door de Nederlandse. De jaren hierop kenmerkten zich door meerdere (kleine) opstanden. Meerdere contracten met de sultans werden verder ingevuld.



Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

108

Toen in 1852 de prins-troonopvolger stierf, verhief het Nederlands-Indische gouvernement diens onechte zoon Tamjied Illah-ll tot troonopvolger en rijksbestuurder. Tevergeefs werd in 1853 door Sultan Adam en vele rijksgroten een gezantschap naar Batavia gezonden, om de regering te smeken dit onrecht te herstellen en Hidayat Ullah, de jongere maar wettige zoon van de overleden kroonprins als troonopvolger te erkennen. Sultan Adam overleed in 1857 en werd opgevolgd door Tamjied Illah (zijn onwettige kleinzoon). Er ontspon zich een strijd om de macht tussen Tamjied Illah en Hidayat Ullah en die verdeelde ook de bevolking, die achter Hidayat Ullah stond en het Nederlandse gouvernement de benoeming van Tamjied Illah zeer kwalijk nam. De resident was niet voor zijn taak berekend en onderschatte de voortekenen van een naderende opstand. Het verzet van de bevolking richtte zich al snel tegen het Nederlandse gezag en begon de vorm aan te nemen van een godsdienstoorlog. De vrees en onmacht van Tamjied Illah waren er de oorzaak van dat de onlusten grote afmetingen aannamen, waarop de regering ingreep, kolonel Andresen naar Bandjermasin stuurde, die daar op 29 april 1859 debarkeerde en het militaire commando overnam, Op 1 mei schorste hij resident Van Bentheim en nam tevens het civiele bestuur op zich.

Verloop van de oorlog onder Andresen Belegering van de post van Luitenant Beeckman

titiji

@ is ~

l_,.

..

-

.‘

.,

~J~!~NI .~. , - ‘~‘~

Intussen was er een aantal moorden op Europeanen gepleegd. Op de derde april 1859 was het personeel van de kolenmijnen Julia Hermina en Gunung Jabak gedood en waren de etablissementen vernield. Mannen, vrouwen en kinderen werden vermoord

‘r.

~

ii «

— ~

r

ê~

~ —.~

~j9

-

~

S

~

door moslim pnesters en hun volgelingen Hierna volgde de slachting van zendelingen (12 mannen

vrouwen en kinderen) Een afdeling van het Nederlands Indisch leger onder leiding van luitenant Beeckman werd te Pengaron ingesloten en wekenlang ~ belegerd door de opstandelingen (7 april tot 18 juni 1859). Beeckrnan Kraton van de sultan te Bandjermasin probeerde de Post ZO goed mogelijk te versterken en wist een aanval van de muiters af te slaan maar zijn toestand werd hachelijk omdat de matrozen van de laadprauwen, die een klein deel van de bezetting uitmaakten, deserteerden en de opstandelingen het slachtvee hadden weggevoerd, zodat gebrek ontstond. Officier van gezondheid Diepenbroek was door een kettingganger vermoord en een bode, naar de militaire commandant te Bandjer gezonden, was de vijand in handen gevallen. Inmiddels werd wel een nieuwe nachtelijke aanval door de waakzame bezetting afgeslagen, maar er zouden ruim zes weken verlopen, vâördat zij uit haar benarde positie zou worden verlost. Pas op 15juni kwamen 250 man met enige artillerie en genietroepen Pengaron te hulp en werden de manschappen ontzet. I•1.~

-

t

~

-‘

~

- ~

.

-

.

~


Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

109

Overige gebeurtenissen in 1859 In de eerste dagen van de maand juni waren aangekomen: 5 compagnieën van het negende bataljon infanterie, 43 artilleristen met 4 bronzen kanonnen, 2 houwitsers, 2 mortieren en een halve compagnie sappeurs. Intussen was kolonel Andresen benoemd tot opperbevelhebber en gouvernementscommissaris en de resident vervangen door de heer Bosch. Hidayat bevond zich te Martapoera en kolonel Andresen was van mening dat de vrede spoedig zou worden hersteld, wanneer Tamdjid als sultan plaats zou maken voor Hidayat, die werkelijk meer rechten op de troon kon doen gelden en door het volk begeerd werd. Om met deze pangerang contact op te nemen besloot Andresen naar Martapoera op te rukken, nadat Bandjermasin in staat van beleg was verklaard. Men vernam dat de pangerang Antassari, die eveneens de sultanstitel claimde, met 3.000 man de Kraton te Martapoera bezet had. Zonder tegenstand te ontmoeten nam de voortroep van de Nederlandse krijgsmacht die Kraton in bezit, terwijl de hoofdtroep in de nabijheid bivakkeerde. Hoewel Hidayat de hoofdschuldige van de gruwelen in Kalangan moest zijn, waar ongeveer twintig mannen, vrouwen en kinderen wreed waren vermoord, bleef Andresen bij zijn voornemen om Hidayat tot de troon te doen verheffen wanneer deze onschuldig aan de gruweldaad zou blijken te zijn en deze verzekerde dan ook dat hij er geen deel aan had gehad. Hij kwam echter niet opdagen bij ontmoetingen, door Andresen georganiseerd en bleef deze wantrouwen. Op 25 juni deed de regerende sultan afstand van de troon maar aan de ongeregeldheden kwam geen einde. Het zoutpakhuis te Poeloe Petak, aan de rivier, iets hoger dan de kampong gelegen, was door luitenant Bichon met 60 man bezet en zo goed mogelijk in staat van verdediging gebracht. Nadat in de omtrek schermutselingen plaats hadden gehad, waarbij de Montrado op de nvier de Nederlandse troepen ondersteunde, werd in de nacht ~c4E ~ van 23 op 24 augustus door de vijand 1 ~ een aanval op Poeloe Petak gedaan en ~ luitenant Bichon door een lansaanval dodelijk gewond De aanvallers r werden teruggeworpen en :~ luitenant-ter-zee Clifford Kocq van Breugel nam tijdelijk het bevel over. Fort te Tabanio Demang Lehman, een tegenstander die al snel de ziel van de opstand zou worden, beproefde een aanval op het Nederlandse hoofdkwartier te Martapoera. Op 30 augustus, in de namiddag, rukte hij onverwachts met bijna 1.000 Dajaks op naar de Kraton en wist hij in de versterking door te dringen; het toeval wilde dat er wapeninspectie werd gehouden en de troepen dus aangetreden stonden. Zo werd de aanval dus afgeslagen, hoewel de muiters, die de poort hadden opengelopen, reeds waren doorgedrongen tot de woning van overste Boon van Ostade.

—_______

.

-

..

-

-

..

‘~ ~

~

-

~-~‘

-‘-~

._

~

-

-

-

‘~•- -

De stoutmoedigheid van de opstandelingen, die overal bentings opwierpen, nam toe en zij bezetten het fort te Tabanio, dat in 1854 door de Nederlandse troepen was ontruimd. Om de vijand daaruit te verdrijven en tevens om de gevaarlijke Demang Lehman in handen te krijgen, werd kapitein-luitenant ter zee van Hasselt met de Ardjoeno, Montrado, Celebes, Onrust en Boni daarheen gezonden; een detachement van 70 man infanterie werd hem ter beschikking gesteld. Het fort werd ontzet maar de muiters wisten te ontsnappen. Intussen werden de omstreken van Martapoera, het Nederlandse hoofdkwartier, van vijanden gezuiverd; hoewel de muiters overal werden verslagen verminderde hun overmoed niet; Lehman en zijn manschappen legden zich in hinderlaag en beschoten de residentsprauw, waarin de opperbevelhebber zich bevond, toen deze een verkenning naar Bandjermasin had gedaan.


Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

110

Andresen bleef nog steeds bij de tot dan gevolgde politiek en zijn hoop vestigen op Hidayat; de onttroning van sultan Tamdjid had niet aan het doel beantwoord en Hidayat bleef weigerachtig zich naar Martapoera te begeven. Men besefte te Batavia dat er met meer doortastendheid moest worden opgetreden tegen de eigenlijke leider van de opstand en daarom werd Andresen vervangen door majoor Verspyck, die benoemd werd tot opperbevelhebber en waarnemend resident; de heer Nieuwenhuijzen werd hem aangewezen als gouvernementscommissaris voor de Bandjerse aangelegenheden.

Verloop van de oorlog onder Verspyck ~— .‘

Moengoe Thayor

~:.

~ —

‘~:~~-~—

optreden en besloot Taneh Laut te onderwerpen en verder naar het verderop in het binnenland gelegen Amoenthay op te rukken om zich meester te maken van Hidayat. Zonder de aankomst van een versterking van een half bataljon infanterie en een sectie artillerie af te wachten was hij de operaties begonnen. De opstandelingen hadden zich verenigd te Soengkey, en kapitein Benschop werd daarheen gezonden met een colonne, die zich daar met een andere, onder bevel van kapitein Graas, verenigde. Terwijl de

zij bij Moening in een hinderlaag overvallen door een aantal Dajaks, maar de orde was al snel hersteld en de vijand werd op de vlucht gedreven. Men vernam dat de vijand bij Moening, bij de heuvel Moengoe Thayor, een zo sterke benting had gebouwd dat deze tegen elke aanval bestand heette te zijn. Demang Lehman, Amin Oellah en andere hoofden waren er, volgens de berichten, met 2.000 gewapenden verenigd. Daarbij zou Lehman de nadering van de troepen beletten en thans had de gehele bevolking de wapens opgenomen en een dure eed gezworen die in het bloed des vijands te heiligen. Verspyck achtte het raadzaam de wapens tegen deze geduchte versterking op te nemen en de operaties werden door hemzelf geleid. Op 28 december stelde een colonne van 200 man infanterie en sappeurs, met 2 vuurmonden en 3 mortieren zich in beweging naar Soenkey, waar een bivak betrokken werd. De volgende morgen kwam men voor een benting van een gebastioneerde vorm, gelegen op de heuvel Moengoe Thayor, aan de voet waarvan een riviertje stroomde. Toen dit werd overtrokken openden de opstandelingen het vuur, dat beantwoord werd door de artillerie. Nadat de aanval door dit vuur was ingeleid en het vijandelijke geschut tot zwijgen was gebracht ging kapitein Graas met zijn compagnie tot de bestorming over, terwijl de luitenants Verstege en Epke met hun pelotons een omtrekkende beweging maakten, die de vijand dwong de benting te ontruimen. Aanvankelijk was Moengoe Thayor door 200 man bezet geweest; de voornaamste aanvoerders waren daarbuiten in de kampong gebleven om de bewoners tegen de Nederlandse troepen te wapenen. De 30ste deed Verspyck een verkenning met 80 man en een vuurmond maar hevige regen had de beekjes en rivieren opgezet en de grond doorweekt; het terrein was zo onbegaanbaar dat men moest terugkeren; de volgende dag werd kapitein Schiff met 100 man en een drieponder op verkenning gezonden, en wist, voortdurend door de vijand bestookt door te dringen tot Benoea Padang en verdreef de bende van Lehman. De


Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

111

benting van Moengoe Thayor werd van twee bastions voorzien en voor logies ingericht.

De ondergang van de Onrust Een noodlottige gebeurtenis zou aan t; het Nederlandse prestige een gevoelige ~ slag toebrengen. Antassari had ~ ~ ~ Amoenthay verlaten en bevond zich bij ¼~ r ~ zijn bloedverwant Soerapati, hoofd van S. ~ de Boven-Doesoen, die naar het heette aan het gouvernement trouw was 4 ~r.\ gebleven, maar nu met Antassari ‘t i~ Bandjermasin bedreigde. Luitenant C. Bangert, die als onderhandelaar hadji Mohamed Taïb was toegevoegd, werd !‘ ~ met de Onrust naar de Taweh gezonden om zich op de hoogte te stellen van de toestand en Soerapati tot uitlevering van Antassari te bewegen. De Onrust voor Lontontoeor Soerapati werd vriendelijk op het stoomschip ontvangen, maar hij deed met zijn volgelingen aan boord een zo verraderlijke aanval, dat officieren en bemanning, niet in staat weerstand te bieden, allen werden vermoord. Genoemde hadji wist aan de slachting te ontkomen en alleen hij kon verslag doen; volgens hem gaf Soerapati na een vriendelijk onthaal luitenant Bangert ineens een slag met de klewang en begon de ongewapende officieren af te maken, samen met de rest van de gasten. Op het geroep van de amokmakers kwam een grote prauw snel naar de Onrust toe, enterde het en 60 man sprong aan boord en vervolgde het bloedbad. Andere prauwen volgden en in een ogenblik bevonden zich zes ~ zevenhonderd man aan boord die het schip naar hartelust plunderden. Na het plunderen wisten nog vijf Europeanen, die verscholen hadden gezeten, in het water te springen maar ook zij werden afgemaakt en weer later begon het schip te zinken. Vermoord waren luitenant ter zee Van de Velde, luitenant Bangert, de luitenants ter zee tweede klasse Van Pestel, van der Kop en Braam, officier van gezondheid Dilg, adjunctadministrateur Waldeck en 43 minderen. Alles wees op een vooraf beraamde aanval. ~ .

•~

-‘

~

.

-

.~

•~

4.

t

-~

-

‘‘~.-

-

-t,-.

~

.~

-

--t ~.

-

.

,.-

-

- .-

-.,.

.,

~


Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

-

112

~—~-

•1~

—-

1 ‘1

- ~

-~ ~

~

~:—---~t$ ~•

* l!I’~~j

~

~4LI .‘

-

Chinese wijk te Bandjermasin in 1862

Dit was een ontzettende ramp, die ook in Nederland grote verslagenheid te weeg bracht en tevens liet zien hoe vijandig de geest van de bevolking was. Ten overvloede moest de vergelding voorlopig achterwege blijven maar in het begin van het jaar daarop, 1860, kon daartoe worden overgegaan. Er werd een marine-expeditie gevormd, bestaande uit de derde en zesde compagnie van het zevende bataljon, enige artillerie en genie-troepen; de maritieme macht bestond uit de Boni, de Suriname, een barkas en 3 ijzeren laadboten. Het verraad

van

Soerapati

eist

een

bloedige wraak, zo sprak Verspyck, het bloed van uw vermoorde makkers kan slechts door het bloed der moordenaars afgewassen worden; de straf moet zijn als de misdaad, hevig, indrukwekkend. Niet voor 9 februari

kwam de expeditie voor Lontontoeor aan; de muiters hadden de gelegenheid gehad zich op tegenstand voor te bereiden en een veldwerk opgeworpen, waarin de 30-ponder van het gezonken stoomschip, door de mannen van Soerapati aan wal gebracht, was opgesteld, en zo goed werd bediend dat toen de Suriname zich tegenover bedoeld werk bevond, zij getroffen werd door een kanonskogel en daarna door een tweede die de ketels doorboorde. Zodra de infanterie aan land was besloot kapitein Ravesteijn de vijandelijke stelling te omtrekken. De vijand had geen emstige verliezen omdat zij daar geen stand hield en de bestraffing was dus niet bepaald gevoelig. Van de Onrust zelf werd niets meer aangetroffen.

Verdere krjgsverrichtingen in het jaar 1860


Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

113

Door het bezetten van de verschillende posten werd de strijdmacht, waarover Verspyck kon beschikken, versnipperd; mede ook door de vele zieken, zodat hij geen troepen overhield om de operaties te vervolgen. Daarop werd door hem opnieuw versterking aangevraagd en in het begin van 1860 werd Poeloe Kanamit veroverd en Barabei-ie bezet; mede te Baleh en aan de Kahayan werden posten opgericht. Meer en meer werd de tegenstand gebroken. Lehman en Antassari, wiens benden verlopen waren, moesten zich schuil houden. Het bleek dat zij zich bij ~ 4 ~ Hidayat in de bergstreek bij Ambawang schuil hielden en van daar samenvioejing aan de Kapoeas uit een guerrillakrijg trachtten te voeren, maar nauwelijks was Verspyck er heen gegaan of er kwam ook hier een einde aan het verzet, zodat hij spoedig kon terugkeren naar Bandjer, Koch met een detachement achterlatend. Verspyck achtte nu de toestand van die aard dat kon worden overgegaan tot het verdelen van het gebied in militaire commandementen. Bandjermasin nam hij onder eigen bestuur; aan het hoofd van de overige afdelingen werden majoor Koch en kapitein Van Oijen gesteld; later zou het civiel bestuur worden ingevoerd. Het volk werd per proclamatie bekend gemaakt dat het zelfbestierende Rijk van Bandjermasin had opgehouden te bestaan en voortaan zou ressorteren onder direct gebied van Nederlands-IndiĂŤ in de Zuider- en Oosterafdeling van Bomeo. De priesters wisten echter het volk tot een religieuze oorlog op te zwepen en onverwachts barstte in het hart van Bandjermasin de opstand weer uit. -

-.

~

-~

—_________________________________________

Nadat het halve dertiende bataljon van Java was gekomen rukte Verspyck op naar het bedreigde Martapoera. Het gevolg van dit optreden was dat de wapens ingeleverd werden en de eed van getrouwheid aan het gouvernement hernieuwd. Echter Hidayat, wiens aanstelling tot sultan reeds door gouverneur-generaal Pahud getekend was werd verbitterd door de inlijving van Bandjermasin bij de Nederlands-Indische bezittingen; ook Antassari en andere rijksgroten zagen nu alleen heil in een strijd tot het uiterste, waarbij men de priester in de arm nam. Zo stond alles weer in vuur en vlam en was het verzet hardnekkiger dan ooit tevoren; met veel moeite werd een zware redoute te Goenong Madang genomen door majoor Koch en een poging om de bezetting van Tabalong te overvallen werd door kapitein van Oijen verijdeld. Omdat hadji Amdoellah dit plan beraamd had werd aan luitenant Van Emde bevel gegeven deze te arresteren. Deze begaf zich met een detachement naar de woning van de hadji, waar bleek dat de hadji zei ziek te zijn en bereid was zich naar Amoenthay te laten overbrengen. Luitenant Verspyck en Van der Wijck omsingelden het huis maar Abdoellah maakte plotseling amok en de inlanders wierpen zich op de soldaten. Er volgde een verschrikkelijke worsteling; drie manschappen werden gedood en elf zwaar gewond; luitenant Van Emde werd nog naar Amoenthay gebracht en overleed aldaar aan zijn zware verwondingen. Als ergens een gedeelte tot onderwerping was gebracht dan werd daar een Post gevestigd om te voorkomen dat weer naar de wapens gegrepen zou worden. Het gevechtsterrein was meestal bedekt met een moerassig woud, doorsneden met talrijke stromen, zodat de krijg veel inspanning vergde van de troepen.


Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

Krijgsverrichtingen in het jaar 1861

-

-

~

-

~‘

• -

~,

-..~.

~

-~.

~•~>

~4

‘~“.

~

~

‘~

In 1861 was men Hidayat dicht genaderd; meerdere malen mislukte een tocht van de Nederlandse troepen echter en moesten zij onverrichterzake terugkeren, lijdend aan koorts en dysenterie. De Veer de Rochemont wist een groot voordeel te behalen door het bestonnen van enkele bentings in Batoe Poetih. Men had hier te doen gehad met medeplichtigen aan het verraad op de Onrust omdat er in de bentings voorwerpen werden gevonden die uit het schip afkomstig waren, Op 13 september werd door de regent te Martapoera een schrijven ontvangen van Demang Lehman met

zijn zegel, waarin hij vergiffenis vroeg. Er werd een afspraak gemaakt te Martapoera maar Lehman verscheen niet en kort daarop viel hij Taneh Laut weer aan, zodat troepen gezonden moesten worden. Nu werden de wapens gekeerd tegen Antassari, die zich te Goenoeng Tongka bevond. Tot commandant van de expeditie benoemde Verspyck kapitein Van Vloten te Ampah. Toen op 25 september kapitein De Roy van Zuijdewijn met manschappen en artillerie aldaar was aangekomen rukte Van Vloten op naar Ramonia (Tandjong Allang) waar zich twee vijandelijke werken bevonden. Van Vloten gaf bevel aan kapitein Labaar om met de voorwacht de grote benting links om te trekken, eerste luitenant Schade van Westrum moest met 40 man de rivier overgaan en een kleinere versterking rechts omtrekken; luitenant van der Hoek ontving een dodelijk schot in de borst; in een korte tijd had de colonne 2 doden, 8 zwaar- en 12 lichtgewonden en de goedgedekte vijand bleef vanuit zijn schietgaten in de borstwering zijn hevig vuur onderhouden. ‘s Nachts ontruimde de vijand haar stellingen en kon Rarnoina genomen worden. Met name officier van gezondheid Luchtmans kreeg veel lof omdat hij onder het hevig vuur met veel kalmte de gewonden had verbonden. Stiijd

om Goenong Tongka

Met twee colonnes werd vervolgens opgerukt naar Goenong Tongka, waarna men de eerste zware tegenstand ondervond bij kampong Pelarie. In de mening dat de versterking op de 200 meter hoge heuvel Tongka niet sterk bezet was besloot Van Vloten dadelijk de bestorming te beproeven, maar werd tegengehouden door een zware randjoebeplanting. De vijand opende het vuur en Van Vloten werd getroffen door een van de eerste schoten. De Roy van Zuijdewijn werd gewaarschuwd en trof Van Vloten stervend aan. Zeg aan majoor Verspyck dat ik als een braaf soldaat gevallen ben waren zijn laatste woorden. [Ii De volgende morgen bleek hervatting van de operaties onnodig omdat de vijand 5 nachts de benting verlaten had. Na de val van Antassaris onneembaar geachte sterkte verspreidden zijn benden zich.


Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

Krjgsverrichtingen in het jaar 1862 Er werd een afspraak gemaakt, door tussenkomst van Antassari, dat Hidayat zich zou overgeven; deze verklaarde zich bereid aan de aan hem gestelde voorwaarden te willen voldoen. Alle stukken werden getekend maar in de nacht van 3 februari vertrok Hidayat plotseling met vrouwen en gevolg, onder invloed van Antassari, van Martapoera. Twee colonnes, onder bevel van kapitein Engel en Schepens werden gevormd om de verraderlijke demang Lehman gevangen te nemen en Hidayat terug te brengen. De maatregelen die nu genomen werden Gevecht om Goenong Tongka waren zo effectief dat Hidayat onmogelijk meer kon ontsnappen en de bevolking het niet waagde weer in opstand te komen; in de nacht van 23 op 24 februari ontving Verspyck een brief van Hidayat, waarin deze smeekte om vergiffenis; hij meldde zich weer en op 3 maart werd hij met de Bali met zijn bloedverwanten en onder geleide van luitenant Verstege naar Batavia gestuurd. Antassaris benden hadden zich verspreid na de val van de hoofdversterking, de muiters onder Lehman en andere hoofden werden verjaagd uit Allei en Amandit naar Petap waar zij in het gebergte trokken. Een colonne onder leiding van kapitein Van Bennekom werd daarheen gezonden en van 26-28 juni werd de vijand te Goenong Batoe en Boekit Datap met verlies verdreven en het kampement bij Langkap vernield. Nu pas kon men aannemen dat er een einde was gemaakt aan het verzet; enkele benden verontrustten daar nog de streek zonder verder aanhang bij de bevolking te vinden. Men wist Demang Lehman door verraad van zijn eigen manschappen gevangen te nemen en naar Bandjermasin over te brengen, waar hij werd veroordeeld tot de strop. Verspyck gaf op 8 maart 1863 het civiel bestuur en het bevel over de troepen over aan kolonel HappĂŠ. In het geheel lieten tijdens de strijd in Bandjermasin 204 officieren en minderen het leven, terwijl er 799 gewond werden. Ook de Marine had een werkzaam aandeel gehad in de krijgsverrichtingen.

Ooggetuigenverslag Volgens soldaat Louis Lust: [2] Net wil ik de poort van het Kazemehof uitdraaien, om in de kantine de volle flessen te... bekijken en te tellen, toen luitenant Nix op mij afkomt en zegt: Lust, je moet ook mee! Ik vraag zo langs mijn neus: In de kantine, luitenant...? Neen, oude jeneververkrachter, naar Bandjermasin! roept hij. Die Lehman moesten we zien te vangen, waartoe drie colonnes uitrukten naar Pamakan. Mijn persoontje was bij de patrouille onder luitenant Terwerda, die de benting, waarin die kerel zich had opgeborgen, van de achterzijde moest aanvallen. In het voorbijgaan namen we een kleine sterkte met hetzelfde gemak, als waarmee we een pruim tabak achter de kiezen stopten, maar toen we tot de grote waren genaderd, werd ons zo’n dikke bonensoep toegediend, dat enigen der onzen er dadelijk de buik vol van hadden. Luitenant Terwerda werd ook zwaar gewond. Toen zei korporaal Grimm tot me: Louis, blijfjij bij de luitenant, want er zijn misschien nog Dajakkers achter ons. Och, och, wat heeft die arme man moeten lijden! De kogel was hem midden door de maag gegaan. Eindelijk vroeg hij mij: Is er bloed bij, flankeur? Ja, luit,antwoordde ik. Dan is het gedaan, sprak hij en klemde de tanden op elkaar. De goede man heeft niet eens meer gekreund.

115


Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

116

Pasampa was een geduchte sterkte en lag aan een rivier. Kareltje van der Heijden pakte haar van de ene Van Puffelen van de andere kant in de rug, en wij gingen er in het front op los, toen we onze kameraden hoorden schieten. We hadden de kerels er ongenadig tussen, want ze moesten een tweegelederen vuur door. Als naar gewoonte was luitenant Hojel weer het eerste op de borstwering. Zijn hele gezicht was door de bamboedoeri opengereten en in een van zijn benen stak een rentjong. Toch sprong hij moederziel alleen tussen de Dajakkers in de benting en sloeg de kerel, die de sultansvlag droeg, tegen de grond, wat de overigen als hazen deed vluchten. Toen wij eindelijk ook boven op de borstwering kwamen, zagen we Hojel met de vlag zwaaien. Dat was een heerlijk gezicht! De officieren schudden hem allen de hand en wij riepen hoera!, toen de kapitein hem zijn Willems-Orde op de borst stak. Het was een modelofficier, die luitenant Hojel. Hij is later toch gesneuveld. —

Deelnemers aan de expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo •

A.J. Andresen (1808-1872)

F.P. Cavaljé (1929-1901)

P.J.E. Hartsteen (1822- 1901)

M.T.H. Perelaer (183 1-1901)

V.L. Reuter (1834-1907)

A.F. Beeckman (183 1-1908)

G.F. Charlier (1818-1891)

K. van der Heijden (1826-1900)

E.W. Pfeiffer (1836-1870)

J.M.C.E. le ROtte (1830-1908)

J. Beijens (1835-1914)

K.W.H. de Coenens (1832-1 878)

J.H.Hojel (1836-186 1)

H.W.C. Potihast (1833-1869)

C.L.S.A.M. de Roy van Zuijdewijn (1825-1876)

W.G.A.L. van Bennekom (1828-1901)

K.J.B. Eichelberg (1825-1 8 89)

J. Idsinga (1835-19 12)

A.JJ.L. Prinsen (183 1-1880)

C.G.H.F. van Schendel (1835-1880)

L.J.W. Benschop (1827- 1902)

LiFE. von Ende (1835-1 895)

H.L.Kilian (183 1-1902)

J.A.Quack (1830- 1902)

M. Segov (1841-1923)

S.J. Boers (1828-1901)

G.C.R.R. de Graeff (183 8-1923)

R.D.W. Koops (1835-1891)

G.F. de Ravallet (1823-1904)

J.J.W.E. Verstege (1836-1890)

CH. Boon van Ostade (18 14-1896)

F. van Haaften (1837-190 1)

0. Kromkamp (1834-1895)

Ci. Riesz (1822-1873)

JA. Vetter(1837-1907)

G.F.W. Borel (1837-1907)

J.C. Hamakers (1826-1882)

0. Luchtmans (1834-19 12)

L.C.A. Rombach (1837-1906)

OM. Verspijck (1822-1909)

H. Brinkgreve (1827-1870)

H. Hamakers (1834-19 16)

O.H.J. Muller von Czemicki

J.H. Romswinckel (1832-1908)

T.M. Verspijck (1835-1879)

K.F. Caspersz (1835-19 14)

E.C.F. Happé (1817-1 872)

H.W. van Oijen (18 19-1866)

P.H.H. Routs (183 3-1905)

G. van Vuuren (1830-1880) G.J. Ier Woord (1826-1905)

1 7

3

~

~

~ 3.

~. —

~.

~R

‘,~.

L’

3

~ .,

..

-

•~‘

~

Augustus Johannes Andresen

Abraham Faure Beeckman

Willem George August Lochmann van Bennekom

Lodewijk Johannes Wilhelmus Benschop


Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

fr

‘S

t t.’’

Stephanus Johannes Boers

Carel Hendrik Boon van Ostade

George Frederik Willem Bord

1

Hendrik Brinkgreve

ç

: ~

%~j~ tt~.a~i

t

Karel Ferdinand Caspersz

‘î!~’

Frans Petrus Cavaljé

Guillaume Frederic Charlier

Karel Willem Hendrik de Coenens

Gijsbert Carel Rutger Reinier de Graeff

Frans van Haaften

f1 .1

~.

•y

~: ~

t

-

-

Karel Jacobus Bernardus Eichelberg

~•

S’

Louis Joseph Ferdinand Eduard von Ende


Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

r

.4

~

1:

7~

‘4

4

t Johannes Comelis Hamakers

Hendrik Hamakers

Eveiliard Christiaan Frederik Happé

Petrus Joannes Eduardus Hartsteen

pl

/•:~

9 T

e

4.

Karel van der Heijden

Johannes Idsinga

Hendricus Leonardus Kilian

Roeloff Derk Willem Koops

Geen Kromkamp

Gijsbertus Luchtmans

Otto Heinrich Julius Muller von Czemicki

Herman Willem van Oijen

‘at ~ c...

.

~

~0 f4

.s.

~

0’

‘n.4

Michael Théophile Hubert Perelaer

Even Willem Pfeiffer

Heinrich Wilhelm CarI Potthast

Adriaan Jan Jacob Leonard Prinsen


Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

4

Johannes Adolph Quack

1 George François de Ravallet

Charles Jean Riesz

Leonard Christiaan August Rombach

t.

ij? ) __~e~ç

~*y

~ ••~

\ ~ Joost Hendrik Romswinckel

Petrus Hubertus Hendricus Routs

Victor Lodewijk Reuter

Jean Marine Charles Edouard le Rütte

D

/

4

/ Charles de Roy van Zuydewijn

Charles George Henri François van Schendel

Mannus Segov

Johannes Jacobus Wilhelmus Eliza Verstege

-t

Jacobus Augustinus Vetter

Gustave Marie Verspyck

TelI Martinus Verspyck

Gerrit van Vuuren


Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

120

Gerrit Jan ter Woord

Zeemacht-officieren • • • • • • • • •

K.C. Bunnik (1830-1884) J.M. Clifford Kocq van Breugel (1833-1886) W.K. van Gennep (1823-1900) C.A. Jeekel (1839-1885) H.P.König(1837-1911) C.J. Marinkelle (1 839-1885) F.L.F.K. von Pestel (183 1-1859) C.A.B.D. Rijk (1828-1875) C.E. Uhienbeck (1840-1897)

;ir-’J~

,~ ~‘

~d. :e:~

Karel Comelis Bunnik

Jan Marie Clifford Kocq van Breugel

~i.

Willem Karel van Gennep

Christiaan Antoon Jeekel

: ~

•:tt~~i~

~ —~

11

S •

.

0

Hendrik Pieter König

Comelis Johannes Marinkelle

Franz Lodewijk Ferdinand Karel von Pestel

:

~

~

Carel Augustus Bernard Désiré Rijk


Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

Christian Elisa Uhienbeck

Overleden officieren~31 Officieren die tijdens de expeditie overleden: J.J. Bichon, tweede luitenant der infanterie (tPoeloe Petak, 23 augustus 1859 lanswond in buik), C.F. Diepenbroek, officier der gezondheid (tPengaron, 3 juli 1859 vermoord door bediende), H. Gildemeester, officier der gezondheid (tBandjermasin, 2 november 1859 dysenterie), C. Bangeti, eerste luitenant der infanterie (tLontontoeor, 26 december 1859 vermoord op de Onrust), J.C.H. van de Velde, luitenant ter zee eerste klasse (tLontontoeor, 26 december 1859 vermoord op de Onrust), F.L.F.K. von Pestel, luitenant ter zee tweede klasse (tLontontoeor, 26 december 1859 vermoord op de Onrust), Van der Kop, luitenant ter zee tweede klasse (tLontontoeor, 26 december 1859 vermoord op de Onrust), ii. Braam, luitenant ter zee tweede klasse (tLontontoeor, 26 december 1859 vermoord op de Onrust), Dilg, officier van gezondheid -

-

-

-

-

-

-

-

(tLontontoeor, 26 december 1859 vermoord op de Onrust), WK. Waldeck, klerk der administratie (fLontontoeor, 26 december 1859 vermoord op de Onrust). -

-

P. Blondeau, eerste luitenant der infanterie (Tambooy, t5 februari 1860

overleden aan lanswonden in de borst), W.J.G van Dam van Isselt, eerste luitenant der infanterie (tTabedie 22 april 1860 overleden aan buikschot), J.M.D.T. de Jong, kapitein der infanterie (fTana Abang, 1 mei 1860 overleden aan twee borstwonden), V.L. Schwarts, eerste luitenant der infanterie (tBandjermasin, 15 juli 1860 overleden aan ontberingen), Stammler, officier van gezondheid (fBandjermasin, 27 augustus 1860 vermist, waarschijnlijk vermoord) J.T.A. van Ende, eerste luitenant der infanterie (~Soengie Madang, 15 september 1860 overleden aan diverse wonden), J. Koch, kapitein der infanterie (tGoenong Madang, 18 september 1860 overleden aan schotwond in de borst), C.J.G. Hamming, eerste luitenant (tGoenong Madang, 23 september 1860 overleden aan schotwond in de borst), H.M.D. SchijJ~ kapitein der infanterie (tTameang Layang, 29 november 1860 overleden aan ontberingen), S. Meijers, kapitein der infanterie (tAmoenthay, 10 april 1861 overleden aan hartziekte), .1. van der Wij••ck, tweede luitenant der infanterie (tAmoenthay, 4 mei 1861 overleden door ontberingen). -

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

J.H. Hojel, tweede luitenant der infanterie (tBoven Lampehon, 11 augustus 1861

schot in het gelaat), T.C.H. van Vloten, kapitein der infanterie (tTongka, 8 november 1861 overleden door schotwond in borst), Koch, adjudant-onderofficier (tDjatoh, 6 december 1861 diverse schotwonden),W.F.H. Voogt, eerste luitenant der infanterie (fBepinto, 15 december 1861 overleden door schot in kaak), M.W. Croes, tweede luitenant der infanterie (tMargasarie, 20 december 1861 overleden door wond in hart), J. van Halderen, adjudant onderofficier (tDjatoh, 26 december 1861 overleden aan diverse wonden), A. Kiezer, adjudant onderofficier (tBarabei-ie, 8 april 1862 overleden aan leverziekte), S. van Puffelen, adjudant onderofficier, (tSumban, 10 juli 1862 overleden, waarschijnlijk vergiftigd), E. Engelhard, adjudant onderofficier (fBandjermasin, 25 juli 1862 overleden aan dysenterie), H.M. Vink, tweede luitenant der infanterie (tMantallat-rivier, 6 december 1862 verdronken) en J.C. Penning, eerste luitenant der infanterie (tPengaron, 29januari 1863 overleden door ontbering). -

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-


Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

122

Zie ook •

Verovering van Bandjermasin (1942)

Bronnen, noten en/of referenties • • • • • • •

1936. 1892. 1859. 1886. 1865. 1867. 1897.

Dr. J. Eisenberger. Kroniek der Zuider -en Oosterafdeling van Borneo. Liem Hwat Sing, Bandjermasin. EB. Kielstra. De ondergang van het Bandjerinasinse Rijk. Overdruk uit de Indische Gids,jaargang 1891. E.J. Brui. Leiden. W.R. van Hoëvell. De expeditie tegen Boni en de ra,noen van Bandjer.~nasin. Tijdschrift voor Nederlands lndie. 21 stejaargang H.G.J.L. Meyners Bijdragen tot de geschiedenis van het Bandjerinasinsche Rijk. 1863-1866. E.J. Bnil. Leiden W.A. van Rees. De Bandjer,nasinse Krijg. 1859-1863. Twee delen. D.A. Thieme. Arnhem. W.A. van Rees. De Bandjernwsinsche Krijg van 1859-1863 nader toegelicht. DA. Thieme. Arnhem. J.P. Schoemaker. Verhalen Uit de grote en kleine oorlog in Nederlands Indië. W.P. van Stockum & Zoon. Den Haag.

Expedities van het KNIL

in

de negentiende eeuw

Invasie van Java. Eerste expeditie naar Palembang . Tw~ede exp&ditie naar P~1ernbang Padri-oorlogen . Eerste Boni-expeditie. Tweede Boni expeditie . Expeditie naar de westkust van Bomeo . Java-oorlog . Exj,editie naar de westkust van Sumatra. Opstand aan de westkust van Sumatra (1841) . Eerste expeditie naar Bali : Tweede expeditie naar Bili . Derde expeditie naar Bali . Expeditie naar de westerafdeling van Bomeo . Expedities naar de Palembangse Bovenlanden . Exp~diti~ tegen dë Chinezen te Montrado . Expeditie naar Nias . Eerste Boni-expeditie van 1859. Tweede Boni-expeditié. Expe~liüena~de Zuidèr- en Oosterafdeling van Bomeo. Bombardement van Shimonoseki . Expeditie naar de Pasoemah-landen .~Ex~pediti~ naar Bali . Expeditie naar de westkust van Guinea Atjeh-oorlog. Opstand der Chinezen in Mandor. Opstand te Djambi ..Lombok-expe~1itie. Militaire excursie naar Midden-Lombok Expeditie naa~r Konntji

Ô

Zie categorie [/wiki/Commons:Category:Banjarmasin War?usekxng=nlI/mw-subca:egories Banjarmasin War] van Wikimedia Commons voordemeer mediabestanden.


Guerrillaoorlog van het Indische leger op Celebes

123

Guerrillaoorlog van het Indische leger op Celebes dische leger op Celebes

Guerrillaoorlog van het

Onderdeel van De Nederlandse verzets- en guerrillagroeperingen in Nederlands-Indië

1• ,_.

~:..

-

-

‘~

S”

-

-

I..inds~.h~ap up Cel~he Datum

Maart tot begin augustus 1942

Locatie

Celebes

Resultaat

Japanse overwinning

Casus belli

De verovering van Celebes tijdens de verovering van Nederlands Indië door Japan

Territoriale veranderingen

Celebes viel volledig in Japanse handen

Strijdende partijen JPN

Nederland Indische leger Commandanten

Onbekend

Eerste luitenant JA. de Jong Eerste luitenant W.H.J.E. van Daalen T oepensterkte

Niet bekend Eerst 120 man, later veel minder

~ Verliezen Onbekend Onbekend maar in ieder geval is het grootste gedeelte omgekomen of door de Japanners onthoofd

Portaal ~ KNIL

De guerrillaoorlog van het Indische leger op Celebes was de strijd die het Indische leger op Celebes voerde tegen

de Japanse bezetter tijdens de verovering van Nederlands-Indië door Japan.


Guerrillaoorlog van het Indische leger op Celebes

124

Inleiding Het midden van Celebes werd pas laat tijdens de de veroveringscampagne van Japan ingenomen. De schiereilanden waren al weken bezet maar de troepen van het Indische leger hadden aldaar in maart en april 1942 nog vrij spel. De territoriaal commandant van Celebes, majoor Schilmöller, stond in eerste instantie achter zijn beslissing om door te vechten; toen het

2500 2000 0 500

~

km 0

~1

‘~

75 150 Kaart van Celebes —~

nieuws van de capitulatie van Java hem echter bereikte besloot hij dat een guerrillaoorlog waarschijnlijk kansloos en daarnaast veel te gevaarlijk zou zijn. Hij vertrok op 23 maart vanuit Posso naar Menado om zich over te geven aan de Japanse troepen en verordonneerde dat 120 man aan troepen, onder commando van de eerste luitenants J.A. de Jong en W.H.J.E. van Daalen, achter zouden blijven voor de

handhaving van orde en rust totdat de bezetter gearriveerd was.

De guerrillaoorlog op Celebes Guerrillastrijd in het oerwoud Toen majoor Schilmöller eenmaal vertrokken was besloot De Jong echter niet te capituleren; hij bevond zich op dat moment in Tentena en vernam dat Van Daalen al zijn wapens had ingeleverd bij een gedeserteerde fourier van het Indische leger, die in Posso was aangekomen met de melding dat hij door de Japanners was gezonden om de capitulatie van Midden Celebes af te handelen. De Jong ging vervolgens direct naar de betreffende plaats, ontzette de militairen die als krijgsgevangenen werden vastgehouden en zorgde ervoor dat hij alle wapens terugkreeg. Dit alles vond plaats in de eerste week van april; enige dagen later kwam een groep van 50 Japanners aan die De Jong en Van Daalen wilden arresteren, maar omdat zij inzagen dat hen dat niet zou lukken met 50 man keerden zij onverrichter zake terug. De groep De Jong trok zich vervolgens terug in het oerwoud bij Tentena. Dit landschap was sterk geaccidenteerd en dicht begroeid en was zodoende voor een guerrillakrijg zeer geschikt. Er liepen slechts enkele autowegen door het terrein, die vrij eenvoudig vergrendeld konden worden door bruggen onklaar te maken of door hooggelegen stellingen in te nemen. Daarnaast was er voedsel in de vorm van wild in overvloed en stond de bevolking achter de guerrillakrijg der Nederlanders. De enige wapens die de groep bezat bestonden uit pistolen en karabijnen en men was algemeen in de veronderstelling dat de strijd niet lang zou duren. De Jong besloot om terug te trekken in de bergen en de vijand slagen toe te brengen. Hij hoopte dat de groep de strijd vol zou houden totdat de geallieerden zouden komen om hen te ontzetten. In de eerste helft van mei deden de Japanners nog een poging tot onderhandeling; zij overhandigden De Jong middels een gezant, een krijgsgevangene, een brief van majoor Schilmöller, waarin deze de twee luitenants gelastte zich over te geven; De Jong weigerde echter de bevelen van een krijgsgevangene op te volgen en liet de sigaretten die de vijandelijke boodschapper achterliet, verbranden. Gedurende de eerste twee maanden opereerde de groep van Van Daalen ten oosten van het meer van Posso en de groep van De Jong in de omgeving van Kolonodale. Beide groepen werden steeds opgesplitst in kleinere eenheden; bij gebrek aan communicatiemiddelen, anders dan boodschappers, kon een patrouille die


Guerrillaoorlog van het Indische leger op Celebes onverwachts in moeilijkheden zou geraken vrijwel niets doen om hulp te verkrijgen.

Contact met de geallieerden De troep bracht versperringen aan over de weg die door het binnenland van Posso naar Kolonodale voerde en vernielde enige bruggen. Op 9 en 10 juni werd radiocontact gelegd met de geallieerden in Darwin met de radiozender van het Binnenlands Bestuur in het nog niet bezette Kolonedale en werd het volgende bericht verzonden: Following received from Arradio Darwin. Quote to Duch Consul General Australian from J.A. de Jong. In June 1 send a cable to the following effect to General MacArthur. Under my coinmand in Middie Celebes are 150 soldiers from the Netherland Indies Ariny who don ‘t want to surrender to the Japanese. We need help because we are in great danger. Please send money and lwenty carabine machines guns with ammunition by aeroplane which can easily land in bay of Kolonodale. Please employ your influence and don’t let me begfor help in vain. At any hour my radio can be destroyed by the Japanese. In this case answer bij radio broadcast San Francisco at Dutch news time. End quotation. Met report passed to met Eerste luitenant J.A. de Jong

officier (afschrift van het radiobericht van De Jong, dat op 11juni 1942 in Australië werd opgevangen). De NFIS vormde in Australië echter geen factor

van belang in het geallieerde beleid, waardoor evenmin belang werd gehecht aan de guerrilla op Celebes. Eerder uit humanitaire dan uit strategische overwegingen besloot de Australische luchtmacht de gevraagde materieeldropping te verzorgen, maar die vond pas vijf weken later plaats, toen Kolonodale inmiddels door de Japanners was bezet. Het bericht in het Nederlandse programma van Radio San Francisco waarom De Jong had verzocht werd in ieder geval opgevangen door de groep De Jong en luidde Hier is bericht voor onze vrienden in Indië, voor luitenant De Jong. Het gevraagde zal u toegezonden worden, maar u zult enige weken geduld moeten hebben. Later bleek dat de Japanners die boodschap beluisterd hadden, Op 15 juni werd een Australische Liberator-30, met aan boord onder meer kapitein R.E. Jessurun, naar Midden-Celebes gezonden om wapens, munitie en andere benodigheden neer te werpen. Er werden echter op de afgesproken plaats geen markeringstekens waargenomen; na ruim een uur rondcirkelen moest men terugkeren en werd de lading in drie runs afgeworpen op een heuveltop; deze gehele partij viel in handen van de vijand die drie weken eerder bij Kolonodale was geland. Sergeant J. Klinkhamer en tien man werden op 26 juni door De Jong afgezonden om de vijand vanaf Kolonodale tegemoet te gaan; de commandant van de groep Japanners, die hen aanviel, werd door Klinkhamer neergelegd maar de groep werd vervolgens door het Japanse vuur gedwongen dekking te zoeken in het bos. Aangezien de vijand nu baas was over Kolonodale trok De Jong zijn troep terug naar het westen, om zich aldaar te verenigen met de groep Van Daalen.

Resterende strijd Intussen werd door de Japanners zware druk uitgeoefend op de in een kamp te Menado verblijvende echtgenote van De Jong om onder meer brieven te ondertekenen die op de overgave van de groep van De Jong aandrongen. De groep van Van Daalen had op de 23ste juni zware gevechten geleverd en zich sinds die dag schuil gehouden in de kampong Bente. Er was intussen aan de vijand een verlies van meer dan 100 doden toegebracht, waarbij drie man van het Indische leger waren gesneuveld en vier onderofficieren krijgsgevangen waren gemaakt. Begin juli trok de gehele troep zich terug in het stroomgebied van de Kali Laa, dat niet door wegen werd gekruist. De hoop op bevoorrading vanuit de lucht werd de bodem ingeslagen toen De Jong op 20 juli te Towi een brief ontving van de Japanners waarin werd gemeld dat alle bevoorrading in Japanse handen was gevallen en dat majoor Schilmöller, in gezelschap van 300 man Japanse troepen, was gestationeerd langs de weg Tomata-Kolonedale om de groep tot

125


Guerrillaoorlog van het Indische leger op Celebes

126

overgave te bewegen. Nu bleef de groep De Jong niets anders over dan te overleven totdat de geallieerden hen zouden komen bevrijden, wat in de praktijk betekende dat men zich schuilhield in het oerwoud en aan eten moest zien te komen. Begin augustus werden, na een paar hevige gevechten, de groepen van De Jong en Van Daalen, ieder met zeven man, uiteen geslagen. De Jong had kort daarvoor iedereen die dat wilde de kans gegeven de troep te verlaten. Van Daalen gaf zich kort hierop over en de troep van De Jong werd op 6 augustus nogmaals uit elkaar geslagen, waarbij De Jong ontkwam maar op 9 augustus, samen met zijn enige nog resterende man, gevangen werd genomen. De elf Europese leden van de groep die gevangen was genomen en 4 inheemse leden werden na langdurige zware mishandelingen onthoofd op 25 augustus, evenals 8 onderofficieren en een soldaat eerder op 13 augustus. De Jong werd postuum onderscheiden met het ridderkruis der Militaire Willems-Orde en Van Daalen werd postuum begiftigd met de Bronzen Leeuw. Bronnen, noten en/of referenties • •

L. de Jong. Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Nederlands-Indië. deel 11 -b. z.j. P. van Meel, redacteur. Guerrilla op Celebes in: Tanda kehormatan KNIL. Eerbewijs aan het KNIL. Samengesteld door de Stichting Erefilm KNIL.

-

Azië in de Tweede Wereldoorloj

.

.

.

-

Azië in de Tweede Wereldoorlog. Verov~ring v~ Nederlands-Indië door Jâpan . Invasie van Sumatra in 1942 . Verovering van Atjeh door Japan . Strijd om Palembang.. Slag om Bomeo.•Slagorn’Balikpapan . Verovering van Bandjermasin (1942). Strijd om Tarakan (1942). Strijd om Tarakan 1945) Strijd om Borneo (1945). Strijd bmNoord-Bot~neo . Strijd om Balikpapan (1945) . Slag in de Straat vanSoenda. Slag in de Jgvgzee. TwëEde s1~giWdëJavazee . Slag om Java . Slag iWde StraatB~doeng . Veroverifi~ v~WCëlebes. Guerrillaoorlog van het Indische leger op Celebes . Guerrillaoorlog van het Indische leger op Nieuw-Guinea . Nederlandse verzets- en guerrillagroepenngen in Nederlands-Indië. Slag bij Straat Makassar. Slag bij Manado . Slag om Ambon Slag om Timor. Verovering van de Riouwarchipel . Aanval op Broome. Laatste vhfcht van KNILM PK-AFV . Strijd om Sôerabaja (1945)


Verovering van Atjeh door Japan

127

Verovering van Atjeh door Japan Verovering van Atjeh door Japan Onderdeel van De Nederlandse verzets- en guerrillagroeperingen in Nederlands-India

-

~

~

Bospad te Atjeh Datum

1942

Locatie

Atjeh en onderhorigheden, Nederlands-Indië

Resultaat

Japanse overwinning Strijdende partijen

~ Japanse Keizerlijke Marine • JPN

Koninklijke Marine Nederland

Commandanten

S

JPN Nederland Luitenant-generaal Hitoshi Imamura Kolonel G.F.V. Gosenson Generaal-majoor R.T. Overakker

Troepensterkt~ JPN • •

Keizerlijke Gardedivisie Eenheden van het 25ste leger

Portanl ~ KNIL

_ •

S

Nederland

Indische leger • Centraal Commando Midden-Sumatra

.

De verovering van Atjeh door Japan in 1942 was de verovering van Atjeh door Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vrijwel alle detachementen van het Indische leger waren gedwongen de strijd al snel te staken en te capituleren.


Verovering van Atjeh door Japan

128

Voorspel ~ .:! ~ ~

4 ~

~

~ ..

-

n.

~4. ~

~

-

%(/

1

r

.1 •

~.

~

.•,~t.

L~.

-

~ ~ç .~

!~

~

1 ~,, .-

d

-~.~-•

...

-

In de nacht van 23 op 24 februari barstte een grote, door Japan heimelijk gestimuleerde, nationalistische opstand uit te Atjeh. Commandant van Atjeh en Onderhorigheden, kolonel G.F.V. Gosenson wist de opstand te onderdrukken en er werden onmiddellijk versterkingen naar Selimoen gezonden, die optraden tegen de Atjehnezen. De opstandige Atjehnezen droegen om de linkerbovenarm een witte band, met daarop in rood de letter ‘F”; die “F’ was het teken van een pro-Japanse F-organisatie. Onder bevel van commandant der marechaussees majoor F.W. Palmer van den Broek slaagden de brigades erin verdere sabotage in Selimoen en omgeving te voorkomen. Gosenson nam vervolgens de maatregel om meerdere van dergelijke brigades te concentreren te Kota Radja en liet het detachement Sabang, op een kleine groep militairen na, naar Atjeh terugkeren.

t,.

De plegers van de sabotage konden niet opgepakt worden en na de eerste opstand waren tal van dorpshoofden verdwenen. Een aantal hoofden had besloten steun te zoeken bij de Nederlanders tegen de dreigende wereldoorlog, een ander deel echter had zich tot de G.F.V. Gosenson te Atjeh in het begin van de 20e eeuw Japanners gericht. Op 4 maart kwam een aantal van de naar de Japanners overgelopen dorpshoofden in het geheim samen met een aantal oelamas; tijdens de bijeenkomst werd besloten dat een van de dorpshoofden, Toekoe Nja Arif, voortaan de leider van het verzet zou zijn en zou bepalen in welke nacht weer tot een nieuwe grootscheepse sabotage zou worden overgegaan. Men koos voor de nacht van 7 op 8 maart; gedurende die nacht werden in het dal van de Atjeh-rivier telefoonlijnen doorgeknipt en wegen opengebroken. De spoorbaan tussen Kota Radja en Selimoen werd vernield en tot vlak bij Kota Radja werden wegen versperd en bruggen gesaboteerd. De nacht erop werden deze acties herhaald en werden er pamfletten verspreid, waarin de Atjehnese bevolking tot de strijd werd opgeroepen en werd een ieder die steun aan het Nederlandse gezag zou verlenen met de dood bedreigd. Op 9 maart ontving men via de radio het bericht van de algemene capitulatie van het Indische leger; diezelfde dag gaf de te Kota Radja geplaatste resident van Atjeh en Onderhorigheden, J. Pauw, na overleg met kolonel Gosenson, de opdracht de nog niet naar elders vertrokken families van Europeanen met spoed te evacuëren. Deze families werden voor het grootste gedeelte met autobussen naar Selimoen gebracht en vandaar per trein naar Medan getransporteerd. Op 11 maart belegden resident Pauw en kolonel Gosenson een bijeenkomst met de belangrijkste dorpshoofden; er kwamen er slechts acht opdagen, die na te zijn gewezen op de gepleegde sabotages werden gearresteerd. Gosenson nam vervolgens de militaire leiding verder in handen en verplaatste het hoofdkwartier en het residentiekantoor naar Bireuën, ongeveer 200 kilometer naar het Oosten.


Verovering van Atjeh door Japan

129

De strijd In de nacht die daarop volgde landden eenheden van het Japanse 25ste leger bij Kota Radja, Sabang, Idi en ongeveer 100 kilometer ten zuidoosten van Medang. Medang werd niet verdedigd en het vliegveld was niet geheel door geallieerde troepen vernietigd, zodat de Japanners grote hoeveelheden vliegtuigbrandstof konden buitmaken. Kota Radja werd door de Nederlandse troepen verlaten en deze hadden de opdracht om zich in de bergen van Centraal-Atjeh terug te trekken en aldaar de guerrillaoorlog te gaan voeren. Tijdens een bespreking in maart tussen Gosenson en generaal-majoor R.T. Overakker was afgesproken dat als Java zou vallen alle troepen uit Noord- en Midden-Sumatra zich zouden terugtrekken naar het dal van de Alas, in de bergen van Noord-Sumatra, en dat de troepen uit Noord-Atjeh zich voor dat doel bij Blangkedjeren zouden centreren. Voor deze terugtocht waren de marechaussees en de infanterie in drie groepen ingedeeld: een groep aan de westkust onder kapitein L.H.J. Kloprogge, een aan de noordkust, bij Kota Radja, onder

-

R.T. Overakker

luitenant-kolonel C.J. Bekkers en een groep in het gebied tussen Biroen en Takingeun, onder bevel van majoor Palmer van den

Broek.

Strijd en capitulatie Zodra op 12 maart het bericht was ontvangen dat de landing van de Japanners begonnen was werd Kota Radja ontruimd. De eenheden van het Indische leger kregen de opdracht via Selimoen naar Segli en vandaar zuidwaarts het binnenland in te trekken. Toen Kota Radja verlaten was drong een grote groep gewapende Atjehnezen daar binnen, plunderde deze plaats en vermoordde 20 achtergebleven militairen en een aantal Europeanen. De terugtocht van het Indische leger was moeilijk; diverse inlandse militairen deserteerden, bovendien werden de Atjehnezen gesteund door de Japanners. Overste Beckers besloot zich op 18 maart over te geven aan de Japanners. De 70 man die in Selimoen waren achtergebleven kwamen onder bevel van kapitein L.P.E. Kloprogge, die met de troep de bergen in trok, maar door de steeds verslechterende omstandigheden (geheel Atjeh was in opstand gekomen) gedwongen was zich aan de Japanners over te geven. De groep aan de westkust, onder leiding van kapitein L.H.J. Kloprogge, trok naar Tjalang, dat overvallen was door opstandige Atjehnezen, en kwam toen vlak bij Kota Radja terecht, waar men hoorde (13 maart) dat de Japanners waren geland. Kloprogge keerde vervolgens met zijn troep naar Meulaboe terug. Aldaar had men alle Europeanen en vrouwen en kinderen van inheemse KNIL-militaren in beschermde kampementen geplaatst (het totaal aantal bewoners van deze kampementen was ongeveer 3.000).


Verovering van Atjeh door Japan

130

De bedoeling was om hen te transporteren naar Sibolga, waar een grote cultuurondememing was. De weg ernaar toe was gevaarlijk en 350 kilometer lang; in het gemotoriseerde vervoer was slechts plaats voor 500 evacuees. Een van de begeleiders van die tocht was luitenant A. Zijlmans. Kloprogge en zijn manschappen ~ ~Al ~ 4X’~ ~ zouden de transporten beschermen en vervolgens naar het Alasdal trekken. L Marechaussees raakten ondertussen in gevecht met de in opstand zijnde Atjehnezen, die verschillende aanvallen deden op de nog niet Terrein te Aijeh ontruimde kampementen. Eind maart besloot Kloprogge, die inmiddels met 140 man Bakoengan bereikt had, te capituleren. Enige officieren en minderen wilden de strijd voortzetten en verenigden zich met een tweede groep uit Medan, die al zware verliezen had geleden. Zij hoorden vervolgens dat generaal Overakker had gecapituleerd; een deel van de groep (18 man) bereikte een kampong, op 80 kilometer van Medan gelegen. Hier werden zij ontdekt door de Japanners en moesten zich, na een tussentijdse vlucht, uiteindelijk overgeven. Ze werden vervolgens op 26 april naar een krijgsgevangenenkamp te Medan afgevoerd. ~,

..~

S ~

~

-~

1

~:

.~

~

De troep onder majoor Palmer van den Broek werd bij de Japanse landing bij Idi in tweeÍn gesplitst. Na een soms hevige strijd met de Japanse troepen was Palmer van den Broek gedwongen op 19 maart te capituleren, na tevoren nog alle transportmiddelen verwoest te hebben. Kolonel Gosenson had op 15 maart Takingeun verlaten en was na een zware mars van acht dagen door de bergen van centraal-Atjeh te Blangketjeren aangekomen. Aldaar hadden zich omstreeks 500 militairen van het Indische leger verzameld die afkomstig waren van Sumatra’s Westkust. Een deel van deze troepen wist de uit Takingeun naderende Japanners grote verliezen toe te brengen; Gosenson zag in dat verdere weerstand vergeefs zou zijn maar wachtte met de capitulatie tot hij overleg kon plegen met generaal Overakker.


Verovering van Atjeh door Japan

Centraal Commando Midden-Sumatra

1”•

~ - —~:_-~

-

:

.-

.

.

._

Overakker was al eerder benoemd tot commandant van het Territoriaal Commando van Midden-Sumatra, dat als hoofdkwartier Pramat had. Het Territoriaal Commando van Midden-Sumatra was samengesteld uit de Centrale Commandos van de Zuid- en Westkust van Sumatra die op 14 februari samengevoegd waren; Overakker had in totaal omstreeks 3.000 militairen onder zijn commando, die bovendien slecht bewapend waren. Het was derhalve niet mogelijk zowel de Oost- en de westkust te verdedigen. Overakker koos ervoor zich op de verdediging van de westkust te concentreren, ook omdat hier de havens van Padang en Sibolga lagen. Door de concentratie kwamen nu troepen vrij die Overakker wilde gebruiken om de opmars van de Japanners naar genoemde havens te vertragen. Alle eenheden dienden zich hiertoe terug te trekken in het dal van de Alas. De troepen uit het gebied van Djambi moesten meer dan 1.000 kilometer reizen om aldaar ter plaatse te komen.

Halverwege Djambi en Padang verenigde deze troepen zich met 3 compagnieën, afkomstig van militaire patrouille te Atjeh Padang en onder bevel van majoor C.F. Hazenberg. Gedurende de rest van de tocht moesten de manschappen door de bergen van Midden-Sumatra trekken, werden voortdurend door de Japanners bestookt en hadden veel last van overstromingen. De strijd tegen de Japanners was niet zonder succes, maar op 9 maart werd het bericht van de algemene capitulatie van het Indische leger vernomen. Overakker vernam datzelfde bericht en deed de instructie uitgaan dat de colonne Hazenberg en de troepen aan de westkust zich naar het dal van Alas moesten begeven. Hazenberg bevond zich inmiddels te Fort de Kock toen hij vernam (12 maart) dat de Japanners waren geland te Medan. ~

~.

.

Medan werd nog dezelfde dag ontruimd en troepen van het Indische leger trokken vanuit Oost-Sumatra naar het westen, naar Kabandjahé, de nieuwe standplaats van Overakker en dichtbij de ingang van het Alas-dal gelegen. In de bergen boden zij weerstand aan de Japanse troepen en wisten deze, met name bij het Toba-meer, serieuze verliezen toe te brengen. Het gelukte de colonne Hazenberg niet het Alas-dal te bereiken: op 15 maart moest het zich na een kort gevecht aan de Japanners overgeven. Intussen werden verschillende pogingen van de Japanners om in het Alas-dal door te dringen afgeslagen. Ook toen de Japanners eenmaal in het dal verschenen werden hen verliezen toegebracht. Omdat het moreel steeds slechter werd en omdat in geheel Atjeh de volksopstand was uitgebroken en er dus geen sprake kon zijn van troepenaanvullingen overwoog Overakker te capituleren. Op 26 maart ontmoette hij te Blangkedjeren kolonel Gosenson; beiden kwamen in het gesprek tot de conclusie dat zij de Japanners hun capitulatie moesten aanbieden, wat gebeurde op de 28ste maart 1942. De Japanse bevelhebber zegde toe dat de krijgsgevangenen eervol zouden worden behandeld en dat alle persoonlijke eigendommen behouden zouden blijven. De Japanse commandant eiste tevens van Overakker dat hij één compagnie, onder bevel van kapitein J. Dormolen, dat vijf dagen eerder de opdracht had gekregen in het dal te ageren tegen de Japanners, bevel zou geven de strijd te staken. Overakker weigerde, werd met de dood bedreigd en gemarteld maar volhardde desalniettemin in zijn


Verovering van Atjeh door Japan

132

weigering. De compagnie van kapitein Dormolen en de groep van luitenant H. van Zanten wisten aanvankelijk in vrijheid te blijven. Dormolen probeerde uit te wijken naar Zuid-Sumatra; de groep telde nog maar vijf man toen het, voortdurend opgejaagd door Japanse patrouilles, zich tenslotte op 24 april te j:i Pematang Siantar aan de Japanners overgaf. Van Zanten trok met een 1: sergeant en een troep van 70 inheemse soldaten (Timorezen en Ambonezen) naar een bosbivak ten zuiden van Takingeun, waar men met steun van de lokale bevolking nog maanden lang Regiment van het Indische leger in 1943 stand hield. Aan het einde van 1942 werd de groep door de Japanners opgemerkt; zij overvielen en martelden 14 van de militairen en probeerden het bivak te overvallen. Van Zanten en de overgebleven manschappen moesten nu in het oerwoud zien te overleven. In februari 1943 werd de sergeant met twee inheemse marechaussees gevangengenomen (later geĂŤxecuteerd); op tien maart 1843 werd Van Zanten met vijf inheemse marechaussees in een hinderlaag gelokt en door de Japanners gemarteld; Van Zanten kreeg vervolgens het aanbod om als spion op te treden voor de Japanners, wat hij weigerde. Hij werd vervolgens ter dood veroordeeld en op 25 oktober 1943 geĂŤxecuteerd. ~;


Verovering van Atjeh door Japan

Oorlogsmisdaden door de Japanners

• ~...

~,•.

,

~•

~•

.

1.

..

.~.

~

~

1

..;.5

~ ~ •~~s~’

‘- ,.~.

~ ~

14~Z;

~-~:

Tijdens en kort na de strijd op Noord- en Midden-Sumatra zijn door de Japanners verschillende oorlogsmisdaden gepleegd. Na de inname van Kota Radja door de Japanners werd een groep van 56 gevangenen (8 Europeanen en 48 Ambonezen en Menonezen) opgesloten en als wraak voor het vernielen van het vliegveld van Kota Radja vermoord. Zij werden op 15 maart geboeid en door Kota Radja gevoerd, terwijl de Atjehnezen schreeuwden: Maak hen dood! Vervolgens werden ze op vrachtautos naar de haven gebracht, op een Chinees vissersvaartuigje ingescheept en op zee doodgeschoten; de lijken werden in zee gegooid. Op dezelfde dag werd niet ver van Pematang Siantar, waar al vijf vrouwen door de Japanners waren verkracht, een groep van 25 stadswachters door de Japanners doodgeschoten, vermoedelijk als wraak voor de sabotage van enige bruggen.

Twee officieren van het Indische leger werden onthoofd. Een dag eerder, op 14 maart, waren 25 !~~7,: ~ krijgsgevangengenomen militairen van het Voortrukkende Japanse soldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog in Indische leger, niet ver van het Toba-meer, Zuid-Oost Azië eveneens doodgeschoten. Op 24 maart werden 27 inheemse militairen van het Indische leger, die van Palmer van den Broek na de capitulatie verlof hadden gekregen om weg te trekken, in Bireuën door Atjehnezen gevangengenomen en naar het plaatselijk bureau van de ‘F’-organisatie overgebracht. De Japanse commandant aldaar sloeg alle gevangenen met een riem in het gezicht; vijf gevangenen werden vrijgelaten en de overigen werden (op 4 na die wisten te ontsnappen) geëxecuteerd. Op het eiland Simaloer, voor de westkust van Sumatra, werd in april 1942 een onbekend aantal Nederlanders en Engelsen door de Japanners geëxecuteerd; datzelfde gebeurde niet ver van Sibolga met twee Nederlanders en zes Engelsen, die door de Japanners op Nias waren aangetroffen. Bovenstaande gebeurtenissen zijn niet de enige oorlogsmisdaden van de Japanners maar wel de oorlogsmisdaden die later bekend zijn geworden. Kolonel Gosenson en generaal-majoor Overakker werden op 9 januari 1945 door de Japanners geëxecuteerd (Gosenson werd onthoofd), na eerst te zijn gemarteld. ~-

-

“~

•~

•-9

-

--

~

~

~

-

~

~.‘

~ ~~~127~4

Dwangarbeid tijdens de bezetting door Japan Begin maart 1944 werden vanuit het gebied Belawang 300 Nederlanders en Indische Nederlanders en ongeveer 200 Engelsen en Australiërs naar Atjeh overgebracht om er dwars door de bergen, tussen Blangkedjeren en Takingeun, een van drie (een kreeg men niet af) wegen aan te leggen die nieuwe doorgaande verbindingen tussen de Oost- en westkust mogelijk zou maken. De krijgsgevangenen werden in autobussen in de richting van Blangkedjeren gevoerd maar moesten de laatste 120 kilometer lopen. Het tracé moest door de krijgsgevangenen volgens aanwijzingen van militairen van de Japanse genie verbreed en verbeterd worden. Deze krijgsgevangenen werden gehuisvest in primitieve kampen, waarvan een gedeelte hoog in de bergen lag. Het was er koud en modderig (door de vele regens, die er vielen), Vele tientallen leden aan malaria en de ‘hongerziekte” (ben-ben). Toen het werk na drie weken


Verovering van Atjeh door Japan

i~

verricht was moesten de krijgsgevangenen (waarvan velen zonder schoenen) in nachtmarsen te voet terugkeren naar Koetatjane; de begeleiders, Koreanen, traden tijdens de marsen hard op en gooiden de bezittingen van diegenen die minder goed mee konden komen in het ravijn. Indische Nederlanders werden niet naar Europese” krijgsgevangenkampen gevoerd maar met de inheemse krijgsgevangenen in een complex in het Alas-dal gestopt en moesten hout kappen. In mei 1943 werd hen verteld dat zij Japanse huipsoldaten moesten worden. Onder de Indische Nederlanders kwam een aantal daartegen in verzet. 52 krijgsgevangenen, onder leiding van oud-onderwijzer en gemobiliseerd soldaat H. Wolff, verzochten in een opgesteld stuk vrijgesteld te worden van de Japanse krijgsdienst. Na de indiening van het stuk werden alle weigeraars met hun vrouwen en kinderen afgevoerd naar Koetatjane, waar er vier, Wolff, de sergeants M.J. Croes, K. Stoltz en H.F. Voss zonder vorm van proces werden doodgeschoten. Van de 48 overigen kwamen 5 te Medan terecht en werden 43 in een gevangenis ten zuiden van Koetatjane opgesloten; niemand van hen overleefde de oorlog.

Zie ook • Invasie van Sumatra in 1942 • Atjeh-oorlog

Verder lezen • Expositie op Bronbeek over de verovering van Nederlands-Indië door Japan ~ • Tom Womack, Dutch Naval Air Force Against Japan: The Defense of the Netherlands East Indies, 1941-1942, McFarland & Company, 2006, ISBN 078642365X • Nicholas Tarling, A Sudden Rampage: The Japanese Occupation of South East Asia, C. Hurst & Co, 2001, ISBN 1850655847 • Klemen, L. The Japanese Invasion Of Sumatra Island [2] The Netherlands East Indies Campaign 1941-1942. • Womack, Tom. An Abandoned Army The KNIE And The Japanese Invasion Of Northern Dutch Sumatra [3j~ -

The Netherlands East Indies Campaign 1941-1942

• The Sumatra Death-Railway

[4]

~ —

~

/4

Kaart van Sumatra

Kaart van Atjeh

Kolonel George Frank Victor Gosenson

Adriaan Zijlmans, die hielp met de evacuatie van burgers uit Kota Radja


Verovering van Atjeh door Japan

~

-~~:

•-.~

€4

Geallieerde krijgsgevangenen

Kolonel George Frank Victor Gosenson

werden vaak onthoofd door Japanners, in dit geval sergeant Leonard Siffieet in opdracht van viceadmiraal Michiaki Kamada

Bronnen, noten enlof referenties L. de Jong. Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Nederlands-Indië. deel 11 -a. L. de Jong. Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Nederlands-Indië. deel 11 -b. The Japanese Invasion of Sumatra Island [2] (Engels) An Abandoned Army - The KNIL And The Japanese Invasion Of Northern Dutch Sumatra [31 (Engels) Loss of the Netherlands East Indies [51 (Engels)

=

.

.‘

;StrijdperkeWifl d&Atjeh-oorlog

.~.

.

. ,..

-

.

-.

-

Eerste expeditie naar Atjeh . Tweede expeditie naar Atjeh . Atjeli-oorlog ônder leiding van’kolonel Pel . Verovering van LamPoeloe Verovering van Lam Ara (Oleij-loe) . Verovering van Garouw . Verovering van Kota Alam . Oprichting van de, Ooster-Benteng. Verovering van Lemboe en Berauw . Verovering van Soerian . Periode van de afwachtende houding . Oorlog onder leiding van generaal van der Heijden . Batoe Iliq . Periode van het civiele bestuur. Voortzetting van de afwachtende politiek. Edi-expe~1itie . ~Periode van verdere achteruitgang . Kaloet affaire. Periode van 1896-1901 . Pedir-expeditie. Tocht van G. van Daalen . Verovering van Atjeh door Japan

Azië~ de Tweede Wereldoorlog

.

.

-

Azië in de Tweede Wereldoorlog. Verovering van Nederlands-Indië door Japan. Invasie van Sumatra in 1942. Verovering van Atjeh door Japan . Strijd om Palembang . Slag om Borneo. Slag om Balikpapan. Verovering van Bandjermasin (1942) - Strijd om Tarakan (1942). Strijd om Taralcan (1945) . Strijd om Bomeo (1945). Strijd om Noord-Bomeo. Strijd om Balikpapan (1945). Slag in de Straat van Soenda- Slag in de Javazee . Tweede slag in de Javazee. Slag om Java . Slag in de Straat Badoeng . Verovering van Celebes Guerrillaoorlog van het Indische leger op Celebes . Guerrillaoorlog van het Indische leger op Nieuw-Guinea . Nederlandse verzets- en guerrillagroeperingen in Nederlands-Indië. Slag bij Straat Makassar. Slag bij Manado. Slag om Ambon . Slag om Timor. Verovering van de Riouwarchipel . Aanval op Broome. Laatste vlucht van KNILM PK AFV . Strijd om Soerabaja (1945)


Verovering van Atjeh door Japan

References [1] http://www.defensie.nl/cdc/bronbeek/museum/wisselexposities/expositie 1942 de val van mdi [2] http://www.dutcheastindies.webs.com/fall_sumatra.html [31 http://www.dutcheastindies.webs,com/north_sumatra.html [41 http://www.cofepow.org.uk/pages/asia_sumatra3.html [5] http://www.ibiblio.orglhyperwar/AAF/1/AAF-1-1 O.html

136


Guerrillaoorlog van het Indische leger op Nieuw-Guinea

137

Guerrillaoorlog van het Indische leger op Nieuw-Guinea Guerrillaoorlog van het Indische leger op Nieuw-Guinea Onderdeel van De Nederlan.

verzets- en guerrillagroeperingen in Nederlands-Indië

-~

~

~

-.

.‘ ‘-:-~-

~

-~ ~

-

~

Landschap op Nieuw-Guinea Datum

1942

1943

Locatie

Nederlands-Nieuw-Guinea

Resultaat

Japanse overwinning

Casus belli

Het Nederlandse verzet ageerde tijdens de verovering van Nederlands-Indië door Japan

Territoriale veranderingen

Nederlands-Nieuw Guinea viel volledig in Japanse handen

Strijden. e partijen JPN

Nederland Indische leger

Commandanten Onbekend

Dr. J.V. de Bruyn J. van Eechoud kapitein J. H. B. Willems Geeroms sergeant M.C. Kokkelink

Troepensterkte Niet bekend Niet bekend

Verliezen Onbekend Onbekend maar in ieder geval is het grootste gedeelte omgekomen of door de Japanners onthoofd


Guerrillaoorlog van het Indische leger op Nieuw-Guinea

Portaal

138

4~? ~

De guerrillaoorlog van het Indische leger op Nieuw-Guinea tijdens de Tweede Wereldoorlog bestond uit het verzet van zich aldaar bevindende detachementen van het Indische leger tegen de Japanse bezetters van Nederlands-Indië.

Inleiding 1i~ -

-

-

-

Op Nederlands-Nieuw-Guinea werd te Babo, door een ondermaatschappij van de BPM de Nederlands-Nieuw-Guinea Petroleum Maatschappij, aardolie gewonnen; er was tevens een vliegveld in aanleg. Toen de oorlog met Japan begin januari 1942 begon werd er een detachement van het Indische leger bestaande uit ongeveer tweehonderd militairen heen gezonden. Dit detachement kreeg eind januari opdracht om de aardolie-installaties en wat van het vliegveld gereed was te

vernielen. Vervolgens werd het midden februari naar Australië overgebracht. Het was, naast de compagnie die de uit Indië afgevoerde Japanners had bewaakt, het tweede KNIL-detachement dat zich ten tijde van de algemene capitulatie van het Indische leger op 8 maart 1942 in Australië bevond. Elders op Nieuw-Guinea, in Manokwari, bevond zich toen nog een KNIL-detachement van ruim zeventig beroepsmilitairen. Deze troep was aangevuld met een kleine zestig reservisten die deel uit maakten van een gemeenschap van Indische Nederlanders die, op initiatief van het Indo-Europees Verbond, bij Manokwari een landbouwkolonie hadden gesticht. Nederlands Nieuw Guinea

De bedoeling was dat dit detachement naar het binnenland zou uitwijken bij nadering van de vijand; op verschillende plaatsen in het binnenland waren daartoe voorraden aangelegd. Een deel van de Nederlandse en Indisch-Nederlandse vrouwen en kinderen was in december 1941 uit Manokwari naar Java geëvacueerd. Er bevonden zich een aantal Nederlandse bestuursposten aan de noordkust één in het binnenland, bij de Wisselmeren; deze laatste ressorteerde onder een assistent-resident te Manokwari. Op de west- en zuidkust waren eveneens twee bestuursposten onder een assistent-resident te Fakfak. De bestuursambtenaren en de eenheden van de veldpost aan de noordkust hadden de opdracht gekregen om na landing van de Japanners het binnenland in te trekken om aldaar het Nederlandse gezag te handhaven. Fakfak en Babo werden op 1 en 2 april door de Japanners bezet. Japanse vliegtuigen strooiden boven Fakfak, waar zich geen troepen bevonden, vöör de landing strooibiljetten uit met de opdracht niets te vernielen of men zou gedood worden. De witte vlag diende direct gehesen te worden anders zou er een bombardement volgen, waarop de assisitent-resident aan de orders van de vijand voldeed en later gevangen werd gezet.


Guerrillaoorlog van het Indische leger op Nieuw-Guinea

i~

Strijd tegen de Japanners De Wisselmeren •

..

. ..~

5•

~il

Gezicht op de kust van Nieuw Guinea

Controleur in het gebied van de Wisselmeren was dr. J. V. de Bruyn. Hij werd gedurende de eerste tijd niet gestoord door de vijand en bleef met een groep medewerkers, waaronder een sergeantradiotelegrafist, een korporaal, zes Indonesiërs en twintig papoea’s op zijn post om het bestuurswerk voort te zetten en patrouilles uit te sturen om gegevens te verzamelen. Die gegevens betroffen onder meer Nederlands Nieuw-Guinea maar ook andere eilanden in de Grote Oost, vanwaar handelaren en vissers informatie naar Nieuw-Guinea overbrachten. Ook veriond hij weerberichten naar Australië, die voor de

geallieerde luchtmacht belangrijk waren. De Bruyn ontving veel hulp van de bergpapoeas maar had desalniettemin een tekort aan medicijnen en voedsel. Aanvullende rantsoenen werden soms door Nederlandse Catalina’s overgebracht; deze vliegboten opereerden vanuit Australië en konden op de Wisselmeren landen. In de tweede helft van mei 1943 werd ook het gebied van de meren door de Japanners bezet en trokken De Bruyn en zijn manschappen zich dieper in de bergen van terug. In februari 1944 kreeg de groep versterking van een door de NEFIS uitgezonden troep, bestaande uit een luitenant, een sergeant-telegrafist en twee Indonesische soldaten. Men wist zich, hoewel voortdurend door de vijand opgejaagd, nog vijf maanden in de bergen staande te houden. Eind juli 1944 werd de groep en met hen voor de geallieerden zeer belangrijke gegevens over Nieuw-Guinea, Ambon en Ceram, afgehaald van een hooggelegen bergmeer door een Nederlandse Catalina.

Manokwari, groep Eechoud Commandant van de veldpolitie te Manokwari was J. van Eechoud; hij bevond zich met zes inheemse politiemannen en zestien dragers ten zuiden van Hollandia op expeditie. Met een zender stond hij in contact met De Bruyn en met de Nederlandse autoriteiten in Australië. Hij kreeg instructie op zijn plaats te blijven en vestigde zich vervolgens aan de Idenburg-rivier, omstreeks 300 kilometer ten zuidwesten van Hollandia. Op 21 augustus 1942 streek daar een Catalina van de Amerikaanse marine neer, die een Nederlandse luitenant-ter-zee als waarnemer aan boord had. Deze luitenant had driemaal met een oude Domier vliegboot geprobeerd over de centrale bergketen van Nieuw-Guinea heen te komen. Dat was driemaal mislukt; tenslotte was hij er met de steun van de Nederlands-Indische autoriteiten in geslaagd een Amerikaanse Catalina ter beschikking te krijgen. Van Eechoud en zijn manschappen werden vervolgens naar Merauke gevlogen.


Guerrillaoorlog van het Indische leger op Nieuw-Guinea

140

Manokwari, groep WiIlemsz Geeroms Begindagen Toen de Japanners landden op de kust van Nieuw Guinea was er maar een Nederlands schip te Manokwari aanwezig de gouvemementsstomer Anna met H.H.M. Fuhri als commandant. Hij had onvoldoende brandstof om de vlucht te kunnen nemen en gaf zijn bemanning opdracht het schip in brand te steken en tot zinken te brengen om te voorkomen dat het in Japanse handen zou vallen. Vervolgens probeerden Fuhri en zijn manschappen in een sloep naar het binnenland te vluchten maar werden door de vijand achterhaald en tot krijgsgevangenen gemaakt. Drie inheemse bemanningsleden werden ter dood veroordeeld wegens het tot Manokwan zinken brengen van de Anna. Fuhry verklaarde vervolgens dat hij persoonlijk schuldig was aan deze vernietiging en dit gedaan had omdat hij de orders van de Koninklijke Marine had opgevolgd, omdat het verboden was een schip aan de vijand prijs te geven. Hij werd tijdens een schijnproces gemarteld en vervolgens met een deel van de bemanning vermoord. .•~

.

1 -‘

-________________________

De vrouwen en kinderen van de inheemse militairen, ongeveer tweehonderd vijftig personen, waren twee maanden voor de Japanse landing ondergebracht in een kamp dat zich op ongeveer 100 km zuidelijk aan de kust bevond. Kapitein J.B.H. Willemsz Geeroms, de commandant van het KNIL-detachement, besloot dezelfde dag dat de landing van de vijand plaatsvond zich met zijn groep van 62 man in het oerwoud terug te trekken. Vier op patrouille zijnde manschappen sloten zich later bij hem aan, waaronder reserve sergeant-majoor P. P. de Kock. In het eerste bivak op ongeveer 60 kilometer ten zuidwesten van Manokwari, had Willemsz Geeroms het voordeel dat hij levensmiddelen en munitie kon laten ophalen uit drie depots die hij dieper in de bergen had laten vormen. Hij stond de eerste maanden bovendien in regelmatige verbinding met het evacuatiekamp, waaruit zich enkele meisjes en vrouwen bij hem voegden. Ook werden soms tochten ondernomen om tegen de Japanners aan de kust te ageren. De groep ving drie van de Filipijnen afkomstige Amerikaanse militairen (van wie één gewond was en spoedig stierf) en een Philippijnse militair in hun bivak op. Midden november werd het bivak door de Japanners zelf overvallen en sneuvelden vier manschappen (in eerdere gevechten waren al acht gesneuveld).


Guerrillaoorlog van het Indische leger op Nieuw-Guinea

141

Willemsz Geeroms besloot nu het bivak te verlaten en zich door de bergen van de Vogelkop naar een streek dichter bij de kust, ten westen van Manokwari, te begeven. Hiertoe moest hij zich echter wel van zijn depots verwijderen; de zeer zware 100 kilometer lange tocht naar de nieuwe locatie duurde een maand. Sergeant M.C. Kokkelink schreef later over deze tocht: door onbewoonde gebieden,

over

eten, ‘gekleed in

hoogten

van

2.800

meter,

bijna

vellen van geklopte boo,nbast.

zonder

We staken

bergpassen over en trokken over brede rivieren, verstijfd van de kou en dikwijls te zwak om te lopen. Zeven man stierven van uitputting. Die tocht duurde een maand. In het laatst kregen we gebrek aan zout, zo erg, dat wij de korsten vuil, die zich uit het

I&~

*~,

11

I.~ ~

ç~

~D

zweet op onze lichamen hadden gevormd, aflikten. ~ Geeroms had . . . nog tweeenveertig personen bij zich toen hij in januari 1943 in de

streek bij de kust aankwam, waar hij een bivak betrok. Hij zond nu

~itbe~.

it..

~

~

\~

bij voortduring patrouilles uit; er was geen contact meer met de geallieerde troepen, velen, waaronder de commandant zelf, leden aan malaria en dysenterie en leden honger en dorst.

Sergeant MC. Kokkelink

Het einde van de groep WiIIemsz Geeroms De papoea’s in dit gebied waren echter zeer onbetrouwbaar en kregen van de Japanners een Indische gulden voor iedere Nederlander die zij dood of levend bij hen inleverden. De groep moest zeer op zijn hoede zijn en een lid van de groep, die ervan verdacht werd met de Japanners te collaboreren, werd op last van de commandant gedood. Inmiddels trok de groep nog steeds ten strjde tegen de vijand; soms werden Japanse posten aan de kust overvallen en kleding, munitie en medicijnen gestolen, een andere keer werd een Japanse schoener, de Daito Maroe, die de rivier opvoer, beschoten. In de laatste maanden van 1943 en de eerste van 1944 gingen de Japanners actiever tegen de groep optreden. Willemsz Geeroms hield rekening met een nieuwe Japanse overrompeling en er werd afgesproken dat men dan zou proberen zich op een bepaald punt in het oerwoud te hergroeperen. Op 18 april 1944, toen onder meer sergeant Kokkelink met een aantal anderen op patrouille was, werd het bivak aan de rivier overvallen. Vier leden van de groep wisten te ontsnappen maar alle overigen sneuvelden of werden vermoord. Willemsz Geeroms werd na gemarteld te zijn gedwongen een brief te schrijven waarin hij Kokkelink en zijn manschappen moest aansporen zich over te geven; hierna werd hij onthoofd. De nog resterende leden van de groep bleven in de streek rondtrekken, voortdurend op hun hoede voor Japanse patrouilles; drie man, onder wie een Amerikaan en een Phillipijnse militair, sneuvelden en één man werd knjgsgevangen gemaakt. De overige leden splitsten zich; tien bleven bijeen en vier trokken naar het gebied van Sansapor. Op 22 april 1944 werd de Daito Maroe door de Amerikanen in Hollandia aangetroffen toen zij daar landden. In de brug van de schoener werden kogelgaten aangetroffen en de gezagvoerder meldde waar en wanneer hij was beschoten; de geallieerden raakten er toen van overtuigd dat in het gebied ten westen van Manokwari nog KNEL-troepen actief waren. In september 1944 werd aldaar een groepje Nederlands-Indische parachutisten van de NEFIS neergelaten, die met behulp van de Papoea’s het groepje van Kokkelink begin september wist te localiseren. Kokkelink en de dertien anderen, ook de vier die naar het gebied van Sansapor waren getrokken, werden vervolgens naar Hollandia overgebracht.


Guerrillaoorlog van het Indische leger op Nieuw-Guinea

Nagedachtenis De Kokkelinkgroep, die bestond uit militairen van het Indische leger en enkele burgers, wist gedurende de Tweede Wereldoorlog uit handen van de Japanners te blijven. Ze trokken daartoe door de jungle waarbij ze altijd een Nederlandse vlag met zich mee voerden. Na de oorlog boden zij deze vlag aan koningin Wilhelmina aan, voorzien van de namen van de 17 overlevenden. De koningin gaf het dundoek vervolgens in bewaring bij het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek. Op 27 april 2012 werd de vlag van de verzetsgroep Kokkelink officieel geplaatst in een nieuwe vitrine in de vaste expositie van Bronbeek. Dit gebeurde in aanwezigheid van ruim 130 genodigden en overige belangstellenden, waaronder de veteranen Pieter de Kock en Koos Ayal. Zij waren de laatste twee nog in leven zijnde leden van deze groep, die hun handtekening in 1945 op de nu geëxposeerde vlag zetten. Aan de onthulling gingen een symposium vooraf waarin werd ingegaan op het Indische verzet in 1942-45 en er was een herdenkingsceremonie bij het monument voor het Indisch verzet dat op het landgoed Bronbeek staat.

Externe links •

Namen van de guerrillastrijders [21

• Verhaal van Koos Ayal, die lid was van de verzetsgroep op Nieuw Guinea [31 Bronnen, noten en/of referenties • •

1984. L. de Jong. Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Nederlands-Indië. deel 1 1 -b. 1985. P. van Meel, redacteur. Tanda kehormatan KNIL. Eerbewijs aan het KNIL. Samengesteld door de Stichting Erefilm KNIL.

Azie in de Tweede Wereldoorlog Azië in de Tweede Wereldoorlog. Verovering van Nederlands-Indië door Japan. Invasie van Sumatra in 1942. Verovering van Atjeh door Japan . Strijd om Palembang. Slag om Bomeo . Slag om Balikpapan. Verovering van Bandjermasin (1942). Strijd om Tarakan (1942). Strijd omTarakan (1945) . Strijd om Bomeo (1945). Strijd om Noord-Bomeo. Strijd om Balikpapan (1945). Slag in de Straat van Soenda . Slag in de Javazee . Tweede slag in de Javazee . Slag om Java . Slag in de Straat Badoeng . Verovering van Celebes. Guerrillaoorlog van het Indische leger op Celebes . Guerrillaoorlog van het Indische leger op Nieuw-Guinea . Nederlandse verzets- en guemllagroeperingen in Nederlands-Indië. Slag bij Straat Makassar. Slag bij Manado. Slag om Ambon . Slag om Timor . Verovering van de Riouwarchipel . Aanval op Broome. Laatste vlucht van KNILM PK-AFV . Strijd om Soerabaja (1945)

142



esch ijving van enkele officieren van t Indische eger

Officier trekt ten strijde. Getekend door M.A. de Groot



Willem Carel van den Berg

143

Willem Carel van den Berg Willem Carel van den Berg 15 oktober 1899 - 8juli 1989

/~ .4. ~-

•~

‘\

~r

1-~ ,~-

,—

,~

~4-~

Willem Carel van den Berg

Geboren in

Den Haag

Gestorven in

Den Haag

Land/partij

Nederland

Onderdeel

Indisch leger

Dienstjaren

26

Rang

Luitenant-kolonel

Eenheid

Infanterie

Slagen/oorlogen

Diverse krijgsverrichtingen tijdens de verovering van Nederlands-Indië door Japan

Onderscheidinge ~ Militaire Willemsorde

Portaal

Willem Carel van den Berg (Den Haag, 15 oktober 1899

aldaar, 8 juli 1989) was een Nederlands luitenant-kolonel der infanterie van het Indische leger en ridder in de Militaire Willems-Orde. -

Loopbaan Van den Berg werd opgeleid tot officier aan de hoofdcursus te Kampen en volgde daarna nog een aanvullende opleiding bij de Koninklijke Militaire Academie. Hij werd bij Koninklijk Besluit van 8 september 1924 benoemd tot tweede luitenant bij het wapen der infanterie van het Indische leger. Met ingang van 8 september 1927 werd hij bevorderd tot eerste luitenant; hij was in maart 1935 werkzaam bij het subsistentenkader te Bandoeng en werd per 1 april van dat jaar overgeplaatst bij de eerste afdeling van het Departement van Oorlog, â la suite van zijn wapen gevoerd.Ui In april 1937 werd Van den Berg eervol ontheven van zijn plaatsing bij de eerste afdeling van het Departement van Oorlog en overgeplaatst naar de troepenmacht aan Sumatra’s Westkust en Tapanoeli.~21 Hetzelfde jaar (30 juni 1937) werd hij bevorderd tot kapitein en verkreeg, wegens zevenjarige onafgebroken dienst in Nederlands-Indië, een verlof van negen maanden naar Europa; zijn standplaats was toen Padang Pandjang.~31Op 25 oktober 1939 vertrok hij per stoomschip Baloeran terug naar Indië en hield vanaf 11januari1942, de datum waarop Minahassa (Celebes) vrijwel geheel door de Japanners bezet was, tot 22 februari 1942, als commandant van het Tactisch Commando KAKAS, met een zestal verspreide groepen, bestaande uit voornamelijk Menadonese



Willem Carel van den Berg militairen, het verzet op Noord-Celebes vol.

Tweede Wereldoorlog De Manadonese militairen behoorden tot het Reservekorps Minahassa en dit bestond uit

2500 2000 0

.

gemobiliseerde voormalige militairen van 50 jaar en ouder die eerder na 10 mei 1940 vier dagen in de maand geoefend hadden. Na 7 december 1941 werden zij gemobiliseerd en ingedeeld in 35 brigades

-

~

t ~

500 0

~

-

die over 20 locaties verspreid werden ingezet. Van den Berg werd op 22 februari 1942 met 27 man door verraad gevangen genomen. Ondanks zware folteringen en bedreigingen met de doodstraf werd zijn leven en dat van zijn mannen uiteindelijk -

uit respect voor zijn houding en gedrag

km —

0

~

75 150 Kaart van Celebes

~ 1

‘~.

-

door de Japanners gespaard. Na de oorlog werd hij bij Koninklijk Besluit van 20 februari 1947 nummer 4 benoemd tot luitenant-kolonel~

bij

besluit

van

de

in Indonesië van 13 februari 1950 nummer 2 werd hij per 15 februari 1950 op zijn verzoek eervol ontslagen uit de militaire dienst.

Militaire Willems-Orde Van den Berg werd bij Koninklijk Besluit van 27 december 1948 nummer 19 benoemd tot ridder in de Militaire Willemsorde. Dat was onder meer omdat hij zich in de strijd onderscheiden had door uitstekende daden van moed, beleid en trouw als commandant van het Tactisch Commando Kakas (Minahassa) van 11januari tot 22 februari 1942. De onder zijn bevelen staande zwakke bezetting van het vliegveld Kalawiran (Minahassa) had aan de voor de

vermeestering van dit vliegveld neergelaten overmachtige groep parachutisten gevoelige verliezen toegebracht en had de voorbereide vernielingen te Kakas uitgevoerd; de oorspronkelijke opdracht van Van den Berg had het hem toegestaan om zich naar het zuidelijk gebied buiten Minahassa terug te trekken en zich tot het voortzetten van de guerrillastrijd in het gebied ten oosten van het meer van Tondano te handhaven. In dit gebied verzamelde hij ongeveer 100 man aan troepen en scheidde daarvan twee afdelingen voor een bijzondere guerrilla-opdracht. Daarna hield Van den Berg met de hem resterende brigade ter sterkte van 23 man en als enig overgebleven strijdende groep in het geheel door de vijand bezette Minahassa het verzet gedurende 43 dagen onder uiterst moeilijke omstandigheden en onder bedreiging van de vijand met de zwaarste represailles, met veel beleid en onbuigzaamheid vol.

In de nacht van 16 op 17 februari 1942, bij kampong Lambèan, werd hij door de vijand na een zorgvuldige voorbereiding omsingeld en aangevallen. Van den Berg wist echter met zijn groep, tot de munitie uitgeput raakte, hardnekkig weerstand te bieden en zonder verliezen door de omsingeling heen te sluipen, nadat hij twee nog vermiste militairen, alleen en onder vijandelijk vuur, in het bedreigde bivak had opgespoord en tijdig in veiligheid had gebracht. Nadat hem uit berichten duidelijk was geworden dat iedere kans op versterking van zijn groep met één tot twee secties geheel verkeken was besloot hij zich aan de vijandelijke achtervolging te onttrekken door van kampong Kolongan in oostelijke richting naar de kust te trekken. Hij volgde vervolgens over zee de kust naar het


Willem Carel van den Berg

zuiden; door noodweer werd zijn prauw echter op de kust geworpen en werd hij met zijn groep op 22 februari bij kampong Basadn door verraad gevangen genomen. Na zijn gevangenneming toonde hij zich, met de zwaarste folteringen en de doodstraf voor ogen, door zijn zichzelf niet ontziende en waardige houding, zeer moedig. Door deze houding, ten toon gespreid door onder meer zijn verzoek om militairen het leven te sparen en slechts hem voor het voortzetten van het verzet te doen boeten, wist hij de vijand bewondering en respect af te dwingen. Hierdoor werden hij en de tot zijn groep behorende militairen niet terecht gesteld en werd hem zelfs door de Japanse troepencommandant openlijk eer betuigd. Als laatste werd ten aanzien van de toekenning van de Militaire Willemsorde opgemerkt: Door gedurende een guerrilla-activiteit van 43 dagen îner een kleine troep van merendeels Manadonese militairen op de vijand bevochten grote, vooral morele successen, heeft deze officier met zijn mannen tevens de band tussen Nederland en Minahassa aanzienlijk versterkt.

Zie ook Nederlandse verzets- en guerrillagroeperingen in Nederlands-Indië Bronnen, noten en/of referenties •

1985. P. van Meel, redacteur. Guerrilla op Celebes in: Tanda kehor,natan KNIL. Eerbeivijs aan het KNIL. Samengesteld door de Stichting Erefilm KNIL.

145


Johan Davijt

146

Johan Davijt

___________

Johan Davijt 11december 1916-28 juli 1942

Johan Davijt Geboren in

Tondano

Gestorven in

Poetoessibau

Land/partij

Nederland

Onderdeel

Indisch leger

Dienstjaren

3

Rang

Eerste luitenant

Eenheid

Infanterie

Slagen/oorlogen

Diverse krijgsverrichtingen tijdens de verovering van Nederlands-Indië door Japan

Onderscheidinge]

~‘C

Militaire Willemsorde

Portaal

Johan Davijt (Tondano, 11 december 1916

-

Poetoessibau, 28 juli 1942) was een Nederlandse eerste luitenant van

het Indische leger en ridder in de Militaire Willems-Orde.

Loopbaan Davijt volgde de Koninklijke Militaire Academie en werd met ingang van 30juli 1939 benoemd tot tweede luitenant bij het wapen der infanterie van het leger in Oost-Indië (hij was een jaargenoot van Henri van Zanten). Hij vertrok datzelfde jaar (met zijn echtgenote, waarmee hij net getrouwd was) met de m.s. Oranje naar Tandjong Priok, de haven van Batavia. Aldaar werd hij ingedeeld bij het vijfde bataljon infanterie te Semarang. ~ In 1940 werd hij overgeplaatst naar Borneo en op 27 oktober 1941 bevorderd tot eerste luitenant. Hij was aldaar nog steeds gelegerd toen de Japanners Bomeo binnenvielen.


Johan Davijt

Strijd in Romeo m

Generaal Ter Poorten besloot dat vanuit West-Borneo tegen de Japanners op Brits

2000

Borneo moest worden geageerd. Hij zond

-

luitenant-kolonel A.L. Gortmans naar Pontianak om die actie te leiden. Omdat de

1000 500

0

-

-

Japanners al heel snel oprukten via de uit Kuching komende weg en vlak daarop het vliegveld, Sinkawang II, vernield hadden leek het dat verdere acties geen zin meer

~

.

hadden en keerde Gortmans naar Java terug. Op 27 januari 1942 landden de Japanners bij Pamankat, 150 kilometer ten noorden van Pontianak. Aldaar was luitenant-kolonel

-

/

~

km

0

~.)

~

-

~

100200300

~ Kaart van Bomeo

D.P.F. Mars (territoriaal commandant van Pontianak), na de verovering van Singkawang II, het oerwoud ingetrokken om tot de guerrillaoorlog over te gaan. Op 3 maart kreeg hij de opdracht van generaal Ter Poorten met de resterende troepen naar het vliegveld van Kotawaringin te trekken. Toen hij zes dagen onderweg was kreeg hij

te horen dat in de Buitengewesten de strijd eveneens gestaakt diende te worden. Hij besloot toen met zijn troepen te capituleren en terug te keren naar Pontianak. Op 8 maart 1942 waren luitenant Roukes en Davijt met drie onder hun commando staande brigades (150 man) van Nanga Pinoh naar Sintang getrokken. Zij hadden de opdracht deze plaats, die enkele dagen bezet was geweest door een aantal Japanners, weer in te nemen en te zuiveren van eventueel achtergebleven Japanse agenten. In Sintang aangekomen deden zich verder geen moeilijkheden voor. Inmiddels was de capitulatie op Java bekend geworden en kennelijk als gevolg hiervan, door de Parinda (een Indonesische revolutionaire groepering) onder leiding van Diponegoro en Raden Prawirodoediro een opstand ontketend. Bovendien was in Poetoessibau de Japanse vlag gehesen. Op 13 mart 1942 kreeg Davijt van brigade-commandant, luitenant Roukes, opdracht om met een brigade in het dal van de Kapoeas orde en gezag te herstellen. Op 29 maart 1942 werd Poetoessibau door Davijt ingenomen en het Nederlandse gezag hersteld. Toen de Japanners ook Poetoessibau bezetten weigerde hij, ondanks de dringende orders van zijn commandant, overste Mars, zich over te geven. Davijt trok met zijn kleine groet, bestaande uit 4 mannen en 2 vrouwen en een aantal dragers van het Indische leger dieper het binnenland in om, zoals hij zei, de Nederlandse driekleur in het hart van Borneo te hijsen. Van eind maart tot begin juni wapperde de Nederlandse vlag in Poetoessibau in het dal van de Kapoeas-rivier. Toen de Japanners die plaats naderden probeerden Davijt en zijn troep, nu bestaande uit zes mannen en de twee vrouwen, de bovenloop van de Mahakam te bereiken. De Japanners kwamen echter achter de tijdelijke verblijfplaats van Davijt en zijn manschappen. De kleine troep was gedwongen verder te trekken door het oerwoud gedurende de daarop volgende maanden. Uiteindelijk werden alle leden van de groep, in opdracht van de Japanners, door de Poenan-Dajaks vermoord na in een hinderlaag te zijn gelopen, die opgezet was door de Dajaks. De guerrillagroep van Davijt bestond uit sergeant-majoor C. Speksnijder en zijn inlandse vrouw, de sergeanten J.W. van de Berg en A. Kamerling, de agrogeoloog dr. J. Burgers, zijn Dajakse vrouw en 32 Poenan (Dajak)-dragers. Na de overval op Davijt en de zijnen, waarbij de vrouwen ongemoeid werden gelaten, werden de gesnelde hoofden in Poetoessibau aan de -


Johan Davijt Japanners overgedragen en ontvingen zij als premie vijftig gulden per hoofd,

Militaire Willems-Orde Davijt werd bij Koninklijk Besluit van 27 januari 1948 nummer 10 postuum benoemd tot ridder in de Militaire Willems-Orde vierde klasse voor alle moed die hij betoond had gedurende de strijd tegen de Japanners. Dat was onder meer omdat hij geweigerd had de capitulatieopdracht van zijn commandant uit te voeren, het oerwoud was ingetrokken met onder meer drie Europese onderofficieren en de vrouwen van twee van hen om de Nederlandse driekleur in het hart van Borneo te hijsen. Inderdaad voerde Davijt het Nederlandse bestuur van eind maart tot begin juni 1942 in het aanvankelijk opstandige Poetoesibau in het dal van de Kapoeas, nadat de Japanse vlag door hen gestreken was. Toen een Japanse vaarpatrouille, naar de groep Davijt op zoek, een Indonesische afgezant met een bevel tot overgave zond, antwoordde Davijt: ik geef mij niet over, laat mij sterven onder de Nederlandse vlag. Hij trok met zijn manschappen vervolgens gedurende 2 maanden het oerwoud in en probeerde aldaar uit de handen van de vijand te blijven. Toen bereikte hem nogmaals het Japanse bericht dat de Dajaks hem en zijn groep zouden arresteren als zij zich zouden overgeven; ook dit aanbod werd door de groep Davijt geweigerd. Bij een overval door Poenan-Dajaks, begin augustus, werden de leden van de groep Davijt verraderlijk vermoord. Davijt verdiende verder de Militaire Willems-Orde doordat hij zich in de strijd door het bedrijven van uitstekende daden van moed, beleid en trouw herhaalde malen onderscheiden. Bij de zware bombardementen door grote hoeveelheden bommenwerpers gedurende het einde van december 1941 van het vliegveld Singkawang II had hij, als ondercommandant, belast met de verdediging van het zuidelijk vak daarvan, grote persoonlijke moed betoond, het moreel van zijn troep, dat vooral door het verplaatsen naar elders van de eigen vliegtuigen zeer geschokt was, door zijn maatregelen en zijn persoonlijke voorbeeld weer opgevoerd en verder na het vertrek van de grondtroepen de verdediging van het vliegveld voortgezet. Gedurende het tijdvak van 31 december 1941 tot 20januari 1942 had hij, ingedeeld bij de met de guerrilla-activiteit tegen de Japanse troepen in Serawak belaste colonne door snelle verkenningen belangrijke gegevens verzameld omtrent de naar het Nederlandse gebied oprukkende vijand en dekte hij de terugtocht der Nederlandse troepen naar Sanggau Ledo tegen de met geweer mitrailleur en mortiervuur bestokende vijand, Op 8 maart 1942 was hij, in opdracht, naar het opstandige Poetoes Sibau getrokken, waar hij de orde en rust had hersteld en gedurende twee maanden het bestuur voerde temidden van vijandelijke elementen. Toen de vijand Poetoes Sibau binnen was getrokken weigerde hij, ondanks de dringende orders van zijn commandant, zich over te geven en trok hij op 16 maart 1942 met een kleine groep getrouwen naar de Boven-Kapoeas om de vijand verder afbreuk te doen. Eind juli of begin augustus werden hij en zijn mannen door Poenan-Dajaks verraderlijk vermoord. De onderofficieren Cornelis Speksnijder, J.W. van den Berg en Abraham Kamerling werden postuum met de Bronzen Leeuw begiftigd.

Zie ook • Nederlandse verzets- en guerrillagroeperingen in Nederlands-Indië Bronnen, noten en/of referenties • L. de Jong. Koninkrijk der Nederlanden in de • • • •

Tweede Wereldoorlog. Nederlands-Indië. deel 11 -b. 1985. P. van Meel, redacteur. Tanda kehor,natan KNIL. Eerbewijs aan het KNIL. Samengesteld door de Stichting Erefilm KNIL. 1996. Verzet contra de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. Tweede Wereldoorlog. Bladzijde 181-182. Davijt op de erelijst (http://www.erelijst.nl/johan--davijt) Decoraties Davijt (http:/lwww.ww2awards.com/person/328)

148


Hans Herbert Moritz Fuhri

149

Hans Herbert Moritz Fuhri Hans Herbert Moritz Fubri

30mei 1915

-

23 april 194

Hans Herbert Moritz (Hans) Fuhn Geboren in

Malang

Gestorven in

Manokwari

Land/partij

Nederlands-IndiĂŤ

Onderdeel

Marine-artillerie

Dienstjaren

5

Rang

luitenant-ter-zee derde klasse

Eenheid

Marine-artillerie

Slagen/oorlogen

Guerrillaoorlog van het Indische leger op Nieuw-Guinea

Onderscheidingei Bronzen Leeuw.

Portaal ~ Marine

Hans Herbert Moritz (Hans) Fuhri (Malang, 30 mei 1915 Manokwari, 23 april 1942) was een Nederlandse luitenant-ter-zee derde klasse van de Marine-artillerie en begiftigd met de Bronzen Leeuw. -


Hans Herbert Moritz Fuhri

150

Loopbaan Strijd op Nieuw Guinea Fuhri volgde het Koninklijk Instituut

S

~

voor de Manne werd in juli 1936 tijdelijk belast met de functie van derde officier en geplaatst aan boord van de gouvemementsstomer Formalhaut te Amboina. ~ In november 1937 werd hij daadwerkelijk benoemd tot luitenant-ter-zee derde klasse en diende in die rang toen de Japanners Nederlands-Indië en daarmee ook Nederlands Nieuw-Guinea binnenvielen. Op 12 april 1942 kwam een Japans konvooi, bestaande uit 36 oorlogsschepen, de Doreh-baai binnen om ongeveer 4.000 militairen aan land te zetten. Het

S

Gezicht op de kust van Nieuw-Guinea

garnizoen van Manokwari bestond uit 125 personen, onder commando van kapitein J.B.H. Willemsz Geeroms; deze besloot dezelfde dag dat de landing van de vijand plaatsvond zich met zijn groep van 62 man in het oerwoud terug te trekken. —

Er was maar één Nederlands schip te Manokwari aanwezig, de gouvernementsstomer Anna met Fuhri als commandant. Hij had onvoldoende brandstof om de vlucht te kunnen nemen en gaf zijn bemanning opdracht het schip in brand te steken en tot zinken te brengen om te voorkomen dat het in Japanse handen zou vallen. Vervolgens probeerden Fuhri en zijn manschappen in een sloep naar het binnenland te vluchten maar werden door de vijand achterhaald en tot krijgsgevangenen gemaakt. Drie inheemse bemanningsleden werden ter dood veroordeeld wegens het tot zinken brengen van de Anna. Fuhry verklaarde vervolgens dat hij persoonlijk schuldig was aan deze vernietiging en dit gedaan had omdat hij de orders van de Koninklijke Marine had opgevolgd, omdat het verboden was een schip aan de vijand prijs te geven. Hij werd tijdens een schijnproces gemarteld en de Japanners wilden hem dwingen de Nederlandse vlag te vertrappen, wat Fuhri weigerde.

Dood van Fuhri Fuhri werd door de rechtbank ter dood veroordeeld maar eerst verder gemarteld. Hij werd aan een boom vastgebonden en in de brandende zon meerdere malen geslagen; hij werd zo hard geschopt dat hij zijn tanden kwijtraakte en ook ‘s nachts bleef hij aan de boom vastgebonden zitten. Na drie dagen werd hij losgemaakt en gedwongen zijn eigen graf te graven, waarbij zijn echtgenote toe moest kijken. Eerst werd hij nu met bajonetten bewerkt en toen dit niet de dood ten gevolge had geblinddoekt en voor zijn aanstaande graf op zijn knieën geplaatst. De pendjaga sapi (koeienbewaker), die van de executie getuige was, vertelde hierover jaren later: voordat de commandant werd onthoofd hoorde ik de Japanse commandant vragen: ‘wil je nu zeggen wat je bent?” Toen Fuhri antwoordde “ik ben een marine-officier”, herhaalde de Japanse commandant zijn vraag, waarop hetzelfde antwoord werd gegeven. Fuhri moest hierna weer hurken voor zijn aanstaande graf waarna de executie met het zwaard volgde. Zijn lichaam

bleef in gehurkte houding, totdat een Japanse soldaat het een trap gaf [2] Matroos Engka

onderging hetzelfde lot en de verminkte lichamen werden aan de elementen prijsgegeven; vervolgens werden schipper Komendong, motorist Simoen en matroos M. Engka van de Anna door de vijand om het leven gebracht middels ophanging. Fuhri werd bij Koninklijk Besluit van 3 juni 1950 nummer 18 postuum begiftigd met het


Hans Herbert Moritz Fuhri

Bronzen Kiuis. Ook werd er schepen naar hem vernoemd. [31 Zijn lichaam werd in 1948 van Manokwari herbegraven op het Ereveld Ambon, gelegen aan de binnenbaai langs de weg van Galala naar Halong.~41 In 1950 volgde een tweede herbegrafenis op het ereveld Kembang Koening, Soerabaja.

Zie ook •

Guerrillaoorlog van het Indische leger op Nieuw-Guinea

Bronnen, noten en/of referenties • • •

Verzet in de Vogelkop (http://blog.Iondoh.com/?itemid=l266) Fuhri in april 1939 (http://www.maritiemdigitaal.nI/index.cfm?event=search.getdetajl&id1201 16166) Graf van Fuhri te Manokwara, waarbij vermoord werd (http://www.maritiemdigitaal.nl/index.cfm?event=search.getdetail& id= 120 120468)

151


Johannes Adrianus de Jong

i 52

Johannes Adrianus de Jong Johannes Adrianus de Jong 1~7 juli 1914 -25 augustus 942

e~ •~4fr ~•~‘

~ Johannes Adrianus de Jong Geboren in

Rotterdam

Gestorven in

Menado

Land/partij

Nederland

Onderdeel

Indisch leger

Dienstjaren

6

Rang

Eerste luitenant

Eenheid

Infanterie

Slagen/oorlogen

Diverse krijgsverrichtingen tijdens de guerrilla-oorlog van het Indische leger op Celebes

Onderscheidinge ~ Militaire Willemsorde Portaal

~

KNIL

Johannes Adrianus de Jong (Rotterdam, 17 juli 1914

-

geëxecuteerd door de Japanners te Sario (Menado), 25

augustus 1942) was een Nederlands eerste luitenant van het Indische leger, postuum geëerd met de Militaire Willem s-Orde


Johannes Adrianus de Jong

153

Loopbaan De Jong volgde de Koninklijke Militaire Academie en werd met ingang van 25 juli 1936 benoemd tot tweede luitenant. Hij vertrok op 28 oktober 1936 per Sibajak naar Nederlands-Indië, alwaar hij werd ingedeeld bij het achtste bataljon infanterie te Malang. In maart 1938 werd hij overgeplaatst naar het garnizoensbataljon van Celebes en Menado en met ingang van 22juni 1939 werd hij bevorderd tot eerste luitenant.

Verrichtingen te Pogo Tijdens de verovering van Celebes was majoor Schillmöller de bevelhebber van Celebes. Hij 2500 kreeg eind januari het bevel zich samen 15 2000 0 andere officieren naar Makassar te begeven maar strandde te Poso; aldaar ontmoette hij 60 o militairen, onder commando van luitenant 0 W.H.J.E. Van Daalen; nadien werd deze troep nog aangevuld door twee detachementen, onder bevel van De Jong. De bedoeling van Schillmöller was nu om met alle beschikbare troepen tot de guerrilla-oorlog over te gaan. Op 9 maart werd echter bericht van de capitulatie t, ontvangen en besloot-hij zich over te geven om strafmaatregelen van de Japanners tegen de km Europese en inlandse bevolking te Poso te 0 75 150 voorkomen. Van Daalen en De Jong zetten echter met 100 onderofficieren en manschappen Kaart van Celebes de strijd voort, sloegen een Japanse landing te Poso af en trokken zich begin mei, toen 500 Japanners te Pogo landden, met vrouwen en kinderen terug in het binnenland, waar zij weigerden te capituleren. ,~“

~

——

De Jong kreeg midden juni contact via de radio met de Nederlandse autoriteiten in Australië en vroeg om meer wapens. Die werden wel gezonden maar kwamen uiteindelijk in Japanse handen terecht. Steeds meer manschappen van De Jong werden door de Japanners gevangengenomen; de vrouwen en kinderen moesten zich overgeven, waarbij de echtgenote van De Jong door de Japanners gemarteld werd om de verblijfplaats van haar man te weten te komen. Zowel De Jong als Van Daalen werden begin augustus opgespoord en gevangengenomen. Zij werden ernstig en langdurig gemarteld. Op 25 augustus 1942 werden de luitenants De Jong en Van Daalen, die toen in de gevangenis van Menado verbleven, overgebracht naar de buitenwijk Sario en op de renbaan op een locatie waar al eerder terechtstellingen plaats hadden gevonden, geëxecuteerd. De executie werd op film vastgelegd en later in het vrouwenkamp Tomohon werden de beelden vertoond aan de echtgenote van De Jong.W Twintig Europese onderofficieren van het Indische leger, die aan de guerrilla hadden deelgenomen, werden te Poso onthoofd. In de krant werd in die tijd geschreven: dat daar ginds in de Minahassa door onze troepen nog altijd heflig gevochten wordt, dat iedere vierkante meter van de bodem der Minahassa verdedigd wordt door mannen die tot de dood trouw zijn aan vaderland en koningin. Ook daar in de Minahassa zijn, dat weten wij zonder dat aparte berichten hierover Java bereikt hebben, heldendaden verricht door hen die in de voorste lijn der verdediging van Indië stonden. In de Menadonese comnpagnieën van het Knil zullen dure eden gezworen worden dat men het de Japanner betaald zal zetten dat hij de grond van de Minahassa ontheiligde. Wij zweren dat ook deze twaalfde provincie van Nederland mnèt Nederland zal herrijzen tot schoner bloei. [2]


Johannes Adrianus de Jong

Militaire Willems-Orde Jong werd postuum bij Koninklijk Besluit van 17 oktober 1947 nummer 16 benoemd tot ridder in de Militaire Willems-Orde. Dat was omdat hij uitmuntende daden van moed, beleid en trouw had laten zien tijdens de strijd op Celebes; omdat hij weigerde te capituleren voor de Japanners als commandant van een detachement zelfs nadat het Indische leger al gecapituleerd had en hij ook van zijn commandant het bevel had gekregen te capituleren. Daarnaast omdat hij, nadat Europese families al naar Poso waren vervoerd ter intemering, met zijn troep door bleef vechten tot het einde, wetend dat indien hij gepakt zou worden daarop de doodstraf zou staan. Ook omdat hij tussen april en juni 1942 een overmachtige vijand bevochten had, en de vijand regelmatig zware verliezen had toegebracht en hem (300 tot 400 man sterk) dwong om versterkingen uit Makassar te laten aanrukken. Als laatste omdat hij geen enkele angst liet zien tijdens zijn gevangenschap (en martelingen gedurende die gevangenschap) en executie. Daarnaast verkreeg hij postuum het verzetsherdenkingskruis. De

Zie ook • Guerrilla-oorlog van het Indische leger op Celebes • Nederlandse verzets- en guerrillagroeperingen in Nederlands-Indië Bronnen, noten en/of referenties • • •

Toekenning Militaire Willems-Orde en verzetsherdenkingskruis aan De Jong (http://wwwww2awards.com/person/357) L. de Jong. Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Nederlands-Indië. deel 11 -b De Jong op de erelijst (http://www.erelijst.nl/johannes-adrianus-de-jong-I)

i~


Albert Gerbens Koops Dekker

155

Albert Gerbens Koops Dekker Albert Gerbens Koops Dekker 20 augustus 1895 - 23 okt

er 1966

Albert Gerbens Koops Dekker Geboren in

Muntok

Gestorven in

Den Haag

Land/partij

Nederland

Onderdeel

Indisch leger

Dienstjaren

34

Rang

Reserve Eerste luitenant

Eenheid

Infanterie

Slagen/oorlogen

Diverse krijgsverrichtingen tijdens de verovering van Nederlands-IndiĂŤ door Japan

Onderscheidingei

)C

Militaire Willemsorde, het Onderscheidingsteken voor Langdurige Dienst als officier en het Mobilisatiekruis

1914- 1918. ~ Portaal

Ir. Albert Gerbens Koops Dekker (Muntok, 20 augustus 1895 Den Haag, 23 oktober 1966) was een Nederlands ingenieur, reserve-eerste luitenant van het Indische leger en ridder in de Militaire Willems-Orde. -

Loopbaan Koops Dekker werd opgeleid tot officier aan de vaandrigscursus te Amersfoort; hij werd bij Koninklijk Besluit van 6 april 1916 nummer 16 benoemd tot reserve-tweede luitenant bij het wapen der infanterie. In maart 1917 werd hij in deze rang overgeplaatst van het negende regiment bij het regiment grenadiers en in april 1920 bevorderd tot reserve-eerste luitenant bij dat regiment. In juli 1924 deed hij zijn kandidaatsexamen voor civiel ingenieur aan de Hogeschool te Delft en in juli 1925 behaalde hij zijn ingenieursexamen. Hij werkte vervolgens eerst als ingenieur bij de firma NV Oosthoek en Zoon en werd vervolgens benoemd tot medewerker bij de Probolinggo Stoomtram Maatschappij te Probolinggo.Ui Datzelfde jaar trouwde hij met R. Uilkens. Bij gouvemementsbesluit van 26 juli 1929 nummer 40 werd hij aangesteld als reserve-eerste luitenant bij het wapen der infanterie van het Indische leger.


Albert Gerbens Koops Dekker

156

Tweede Wereldoorlog

Albert Gerbens Koops Dekker

Tijdens de verovering van Nederlands-Indië door Japan was Koops Dekker commandant van een groep op Oost-Java (Malang) die hulp trachtte te bieden aan zich in de bergen bevindende militairen. Deze groep van Koops Dekker begon met de gezinnen van ex-militairen van het Indische leger aan huisvesting te helpen. Van die groep maakten Ambonese en andere inheemse ex-Knil-militairen deel uit alsmede ook enkele Indische Nederlanders. De eerste die gearresteerd werd, in juli 1942, was een architect, J. C. Ch. Lang. Hij werd ervan beschuldigd dat hij wapens had verborgen, maar gaf geen informatie vrij gedurende de martelingen door de Kempeitai. Lang werd vervolgens overgebracht naar het intemeringskamp Kesilir waar hij toetrad tot de groep die zich aan het voorbereiden was op de komst der geallieerden. Deze groep wist zich tot het einde van de oorlog te handhaven. Koops Dekker stond van mei tot juni 1943 een aantal maanden in contact met een NEFIS-party, die begin mei in een baai aan de zuidkust van Oost-Java was geland. Die party had een zender bij zich, waarmee Koops Dekker en na zijn arrestatie anderen tot midden 1944 een verbinding met Australië konden onderhouden, waardoor ook bepaalde luchtbombardementen konden worden aangevraagd.~21

Militaire Wiliems-Orde Tijdens de Tweede Wereldoorlog, gedurende de verovering van Nederlands-Indië door Japan, onderscheidde Koops Dekkers zich dusdanig dat hij bij Koninklijk Besluit van 3 juni 1850 nummer 18 benoemd werd tot ridder in de Militaire Willems-Orde. Dat was onder meer omdat hij zich in de strijd onderscheidde door uitstekende daden van moed, beleid en trouw door zich onmiddellijk na de capitulatie van het Indische leger in maart 1942 te wijden aan het ondergrondse verzet en uitmuntende leiding te geven aan de onder hemzelf staande afdeling alsmede door kundige adviezen te verstrekken aan nevenafdelingen van het verzet en daarbij door moedig en voortvarend beleid elk onnodig risico vermijdend aan de vijand zeer ernstige afbreuk wist te doen. Koops Dekker mengde zich niet

meer dan noodzakelijk in de praktische uitvoering van de door hem ontworpen plannen, maar leefde als leider wel steeds onder doodsbedreiging. Hij ontwierp zijn plannen nauwkeurig en systematisch en bereikte daarmee dat zijn merendeels uit Ambonese oud-militairen bestaande verzetsgroep gedurende zeer ruime tijd het verzet met succes kon volhouden. Hij werd begin april 1943 door de Kempeitai te Malang gearresteerd, onder de beschuldiging van het voeren van een guerrillastrijd en werd vervolgens zwaar gemarteld. Ondanks dat wist hij, onder meer door een diep godsvertrouwen gesteund, alles wat hij wist te verzwijgen of te ontkennen. Hij werd vervolgens eind juni 1943, na twee maanden eenzame celstraf, met de daarmee samengaande onmenselijke behandeling, vrijgelaten. Na een korte rustperiode wierp Koops Dekker zich vervolgens weer geheel in het ondergrondse verzet, spoorde een van Australië op de zuidwestkust van Java gelande radiopost op, wist deze operationeel te krijgen en tot een ambulante radiopost in te richten. Ondanks allerlei poging van de vijand om deze in handen te krijgen wist Koops Dekker aldus een belangrijke radioverbinding met Australië op te zetten en in stand te houden; deze verbinding was zeer belangrijk met betrekking tot de bombardementen op vijandelijke doelen. Door de aanwijzingen van Koops Dekker konden aan de vijand zeer ernstige verliezen aan mensenlevens en materieel worden toegebracht en werd deze genoodzaakt een belangrijke troepenmacht in Oost-Java te handhaven ten koste


Albert Gerbens Koops Dekker

van de acties elders. Eind januari 1945 werd hij opnieuw gevangen genomen en werd hij door de Kempeitai op gruwelijk wijze gemarteld, terwijl ook zijn echtgenote werd gearresteerd. Ondanks de lichamelijke en geestelijke folteringen en een tweede periode in de martelkamer wist hij ook deze keer alles wat hij wist te verzwijgen. Hij werd na de martelingen weer veroordeeld tot eenzame opsluiting, terwijl hij steeds werd gemarteld en uitgehongerd.

Latere loopbaan Koops Dekker werd uiteindelijk eind augustus 1945 te Malang door de geallieerden uit de gevangenis bevrijd. Bij Koninklijk Besluit van 20 juli 1950 nummer 310 werd hij eervol ontslagen uit de militaire dienst. Hij schreef onder meer in 1954. Beschouwing over woningbouw op Nieuw-Guinea en het hoofdstuk Het verzet in Nederlands Oost-Indië in: Herrezen Nederland 1945-1955 (1955). Zijn laatste zin aldaar was: in Nederland werd het verzet geëerd en na de oorlog begon de bevolking met de wederopbouw van het land. En nu, tien jaar na de bevrijding, verklaren onze ministers dat hier een ongekende welstand heerst. In Indonesië zijn de mensen die getoond hebben alles, ook hun leven voor hun land over te hebben, uitgeschakeld. De besten zijn tot vreemdeling verklaard. [31 Koops Dekker overleed in oktober 1966 op 71-jarige leeftijd en bezat, naast de Militaire Willems-Orde, het Onderscheidingsteken voor Langdurige Dienst als officier en het Mobilisatiekruis 1914-1918.

Zie ook •

Nederlandse verzets- en guerrillagroeperingen in Nederlands-Indië

Bronnen, noten en/of referenties • • • •

1955. A.G. Koops Dekker. Het verzet in Nederlands Oost-Indië. 1942-1945. in: Herrezen Nederland (1945-1955). Nationaal 5 Mei-Comité. Bladzijde 43-48. 1985. P. van Meel, redacteur. Tanda kehor,natan KNIL. Eerbewijs aan het KNIL. Samengesteld door de Stichting Erefilm KNIL. Koops Dekker op het onderscheidingenforum (http://www.onderscheidingen.nl/decorandi/wo2/deckO4.html) Koops Dekker wordt tot ridder geslagen (http://www. gahetna.nh/collectie/afbeeldingenlfotocollectie/zoeken/weergave/detail/q/icj/ a8dc8330-dOb4- 1 02d-bcf8-003048976d84)

157


Reinder Gebbienus de Lange

158

Reinder Gebbienus de Lange Reinder Gebbienus de Lange 22 februari 1896 - 12 april 1943

.~I

~

~Il>

l~

t’

‘.~

•-..

,

Reinder Gebbienus de Lange Bijnaam

Biennus of Bies

Geboren in

Sleen

Gestorven in

Kerkhof Antjol

Land/partij

Nederland

Onderdeel

Indisch leger

Dienstjaren

21

Rang

kapitein

Eenheid

Infanterie

Slagen/oorlogen

Diverse krijgsverrichtingen tijdens de verovering van Nederlands-Indië door Japan

Onderscheidingei

Militaire Willemsorde rta~1 ~

Reinder Gebbienus (Biennus of Bies) de Lange (Sleen, 22 februari 1896 geëxecuteerd op het kerkhof Antjol, 12 -

april 1943) was een Nederlandse kapitein van het Indische leger, verzetsstrijder en ridder in de Militaire Willems-Orde.


Reinder Gebbienus de Lange

159

Loopbaan Vroege loopbaan

d

1-

--

-

-

De Lange werd voor officier opgeleid bij het Instructiebataljon te Kampen en bij Koninklijk Besluit van 4 september 1922 benoemd tot tweede luitenant bij het wapen der infanterie. Hij werd op 1 november van dat jaar gedetacheerd bij de militaire gymnastiek- en sportschool te Utrecht en vertrok op 28 april 1923 per stoomschip Prinses Juliana naar Indië. Aldaar werd hij geplaatst bij het twaalfde bataljon te Meester Comelis en in maart 1925 overgeplaatst bij de troepenmacht te Atjeh en Onderhorigheden ter nadere indeling.~’~ In

De Lange gaf gedurende vijf jaar les aan de Koninklijke Militaire Academie

september 1925 werd De Lange bevorderd tot eerste luitenant en met ingang van 1 september kreeg hij wegens zes jaar onafgebroken dienst in Nederlands-Indië een verlof van acht maanden naar Europa.~21 De tijd in Nederland bracht De Lange deels door te Kampen; hij werd vervolgens met ingang van 1 mei 1930 tot uiterlijk 1 oktober 1935 gedetacheerd als leraar aan de Koninklijke Militaire Academie en was in die tijd gedetacheerd bij het Nederlandse leger.~31 In mei 1934 slaagde hij voor het toelatingsexamen voor de opleiding der krijgskundige studies voor het Koninklijk Indische leger aan de Hogere Krijgsschool en bij gouvemementsbesluit van 14 augustus 1934 werd hij bevorderd tot kapitein der infanterie. Van 23 tot en met 28 september 1935 werd hij, op uitnodiging, gedetacheerd bij de militaire gasschool te Utrecht tot het volgen van een gascursus aldaar.~41 Van 15 tot en met 30 mei 1936 was De Lange gedetacheerd bij de zeemacht in Den Helder en vervolgens van 2 tot en met 13 juni gedetacheerd bij de luchtvaartafdeling te Soesterberg. [5] Hij keerde de 29ste september 1937 per Baloeran naar Indië terug; dat was als commandant van een detachement suppletietroepen van de Koloniale Reserve ter sterkte van 12 onderofficieren en 61 militairen beneden die rang. [6] Na aankomst werd hij ingedeeld bij het vijftiende bataljon te Bandoeng. Vanaf 1 april 1939 werd De Lange voor de duur van twee maanden gedetacheerd bij de herzieningsbrigade voor West-Java van de Topografische Dienst te Bandoeng [71 en vervolgens bij het subsistentenkader geplaatst en ter beschikking gesteld van de chef van de generale staf.

Tweede Wereldoorlog De Lange was aan het begin van de Tweede Wereldoorlog betrokken bij de organisatie van de treintransporten van het Indische leger en moest na de capitulatie als Nippon-werker zijn werk op het hoofdbureau van de Staatsspoorwegen te Bandoeng hervatten. Hij begon al spoedig illegale acties te organiseren; zo regelde hij een steunactie ten behoeve van de gezinnen van Knil-militairen, leverde steun aan geallieerde militairen die zich in de bergen bij Bandoeng hadden teruggetrokken en stimuleerde jeugdige Nederlanders en Indische Nederlanders om zich als militairen te oefenen om bijstand te kunnen bieden aan de geallieerde strijdkrachten. Hij nam aan dat die al snel op de zuidkust van Java zouden landen en dan waarschijnlijk bij de Wijnkoopsbaai. Hij legde ook via het apparaat van de spoorwegen verbindingen met gelijkgezinden in Buitenzorg (mr. Welter), Batavia (Kramer), Semarang, Soerabaja en Malang en kwam in Soekaboemi onder meer in contact met drie personen: Coates, Captain John Douglas, een officier van het Britse leger, die zich evenals Coates aan krijgsgevangenschap had onttrokken, en de hoofdinspecteur van politie te Soekaboemi, S. J. de Vries. Deze had, na door de Japanners in mei 1942 ontslagen te zijn, tot in augustus een functie bij de hulppolitie van het regentschap Soekaboemi. Het was deze De Vries die op


Reinder Gebbienus de Lange

160

verzoek van De Lange een reserve-officier van de Koninklijke Marine naar de Wijnkoopsbaai zond om eventueel contact uit zee op te vangen De Lange rekende erop dat hij daar niet al te lang op zou moeten wachten.~8 -

Terechtstelling De Lange werd midden augustus 1942 opgepakt, vermoedelijk doordat zijn naam door een van de arrestanten van het zogenaamde Java -Legioen was prijsgegeven. Zijn Organisatie viel uiteen en in de maanden die volgden werd groep na groep opgerold. De Lange kreeg de doodstraf; een medegevangene gaf later een ooggetuigeverslag: op 10 april 1943 werd

.

%,

-

~

-

-

...

~

-~

~L~—jî~

—----

.

~.

•.

~-

- —

--

~. -

-‘.

.~‘

-

-:

2

-.

II[

~

~

~

—-.

~-.,-‘

.

1

kapitein de Lange ter dood veroordeeld. Om ongeveer twee uur in de middag werd hij geboeid mijn cel binnengeleid. Hij zag er bleek en moe uit. Hij kreeg vervolgens het

Kerkhof Antjol, waar De Lange door de Japanners werd vermoord.

bevel te gaan zitten met zijn gezicht naar het raam. “Dit is geen rechtspraak” waren zijn eerste woorden. Een inheemse bewaker werd voor het raam geplaatst om te voorkomen dat hij verder iets tegen ons zou zeggen. Toen die bewaker de gevangene vroeg wat hij er van vond, dat hij ter dood was veroordeeld, antwoordde hij: “Prima”. Op 12 april werd hij naar de plaats van terechtstelling gevoerd. Toen De Lange de bewaker vroeg zijn handboeien losser te maken omdat zijn polsen pijn gingen doen, antwoordde de bewaker: “Zo hoort het ook te zijn.” Eten, drinken, alles moest hij doen met de boeien aan. Hij kreeg geen verlof om te gaan liggen maar wel permissie om een briefje aan zijn vrouw te schrijven. Op de ochtend van de I2de werd een lok van zijn haar afgeknipt en in een envelop gedaan. Later moest hij ook nog zijn duimnafdruk op een paperas plaatsen. Om twee uur nam hij afscheid van ons met een korte handdruk en de woorden: “Nooit opgeven, kerels!” Van der Vorst en John Douglas werden samen met hem terechtgesteld. Een kleine groene auto nam de

terdoodveroordeelden naar een kerkhofje te Antjol. Zij moesten hun eigen graf graven (één graf voor hun drieën) en moesten daarna daarvoor knielen met hun handen gebonden en geblinddoekt. Op een teken van de commandant werden zij onthoofd. Hun lijken werden het graf in geschopt. De soldaten vulden het graf toen

Militaire Willems-Orde Bij Koninklijk Besluit van 3juni1950 nummer 18 werd De Lange ingeschreven in het register van de Ridders der vierde klasse in de Militaire Willems-Orde; dat was onder meer omdat: hij zich onderscheiden had door uitstekende daden van moed, beleid en trouw door te weigeren zich bij de capitulatie van het Indische leger in maart 1942 neer te leggen en de strijd direct illegaal voortzette. In hei bijzonder heeft hij, na het ondergrondse verzet te Bandoeng te hebben georganiseerd, deze actie over geheel Java uitgebreid en vooral veel voor het militaire verzet gedaan.

Andere redenen waarom De Lange de Militaire Willems-Orde verkreeg waren de volgende: Hij verleende gewapende hulp aan de geallieerden bij een mogelijke invasie, hij pleegde sabotage op de voor de Japanners belangrijke industrie. Verder zond hij berichten door over de oorlogsvoering van de vijand en leverde een groot aandeel in de opbouw en samenbundeling van burgerverzetsgroepen met de verschillende guerrilla-afdelingen. Hij werd algemeen erkend als leider van het verzet en bracht een hechte samenwerking tussen de afdelingen tot stand. Dankzij zijn uitnemende en bezielende leiding en zijn persoonlijk voorbeeld bracht de door hem opgebouwde verzetsgroep nog tijdens zijn leven en ook na zijn terechtstelling de vijand emstige verliezen aan mensenlevens en materieel toe en bracht het een radiocontact met Australië tot stand, waardoor de voorgenomen militaire actie tegen


Reinder Gebbienus de Lange

Australië in hoge mate werd belemmerd en de vijand werd gedwongen een naar verhouding sterke troepenmacht op Java te handhaven ten koste van zijn actie buiten Nederlands-Indische gebied. De Lange werd in augustus 1942 ten gevolge van verraad gevangen genomen maar ondanks zware folteringen bij zijn verhoren en maandenlange onmenselijke behandelingen in gevangenschap bleef hij onbuigzaam en zijn eed als officier trouw; hij bood aan elke dwang van de vijand tot een bekentenis weerstand tot hij, begin 1943, door de Japanners werd vermoord door middel van onthoofding. Hij werd postuum (naast de Militaire Willems-Orde) nog onderscheiden met het Verzetsherdenkingskruis en bezat in leven het Onderscheidingsteken voor Langdurige Dienst als officier. In Almere is de kapitein de Langestraat naar hem vernoemd.

Zie ook •

Nederlandse verzets- en guerrillagroeperingen in Nederlands-Indië Bronnen, noten en/of referenties • • •

1985. P. van Meel, redacteur. Tanda kehormaran KNIL. Eerbewijs aan het KNIL. Samengesteld door de Stichting Erefilm KNIL. Decoraties van De Lange (http://www.ww2awards.com/personl369) De Lange op de Erelijst (http://www.erelijst.nl/reinder-gebbienus-de-lange)

161


Bronbee

4.

:;~ ~

~.

r

~

• ,.

~

~:

~

1

-

r

1•~ —

~

t”

1,)’ ~‘

~

Weer samen, op Bronbeek. Getekend door M.A. de Groot



Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek

162

Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen C~Museum Bronbeek

—r

:q ~

~.

-~-~

..~.~

-

~

-

‘1

-,

... -.

.

t

Bronbeekin 1938 Locatie

Velperweg 147, Arnhem

Huidig gebruik

Museum en verzorgingshuis

Opening

1863

Monumentstatus

Rijksmonument

Monumentnummer 46518 [1] Architect

W.N. Rose en H.F.G.N. Camp (verbouwing in 1854)

Opdrachtgever

Koning Willem III

r

;j5~I41

1

T

Koloniale Reserve op bezoek te Bronbeek

Portaal ~ KNIL

Het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek is gevestigd in een voormalig landgoed in Arnhem. De naam Bronbeek wordt soms gebruikt als verkorte naam. Het is heden ten dage een verzorgingstehuis voor

maximaal

50

oud-militairen

van

de

Nederlandse

krijgsmacht

en

het

voormalig

Koninklijk

Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Daarnaast is het een geregistreerd museum voor de koloniale geschiedenis met onder meer een vaste expositie van kanonnen en diverse Indische wapens, een historisch overzicht van het Indische leger, en vele uniformen, wapens en schilderijen.


Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek

163

Geschiedenis Het landgoed Bronbeek Het landgoed Bronbeek werd rond 1820 als buitenplaats aangelegd voor Hermen Stijgerwald. Na diens dood in 1830 verkocht zijn weduwe Magadalena Wilhelmina Eskes het ~‘; landgoed en kreeg het de naam Bronbeek. Volgende eigenaren ~ verbouwden het huis tot een villa in neoclassicistische stijl. In 1854 werd de buitenplaats Bronbeek aangekocht door koning Willem ifi voor een prijs van 75.000 gulden. Bronbeek was naar verluidt in eerste instantie bedoeld voor zijn moeder, koningin Anna Bronbeek toen het nog niet lang in gebruik was als invalidentehuis Paulowna, maar daarvoor is geen bewijs. Willem ifi liet het huis in 1854 verbouwen naar ontwerp van zijn architect H.F.G.N. Camp, die voor zijn werkzaamheden in oktober van dat jaar werd benoemd tot ridder in de Orde van de Eikenkroon.~21 In oktober 1854 was de verbouwing klaar en verkreeg de koning een serenade van de vereniging der handwerkslieden, begeleid door de muziekkorpsen der stedelijke schutterij en van het achtste regiment infanterie. Een commissie van deze vereniging werd bij de koning toegelaten en een vertegenwoordiger sprak de woorden: ‘Sire, ~net diepe eerbied nadert de directie van Arnheins .4

t’

‘t

~.

.

t

1

~

~

Handwerkbloei, vergezeld van werkbazen en hun werklieden u om u, die een voorstander bent van industrie en landbouw, haar oprechte dank te betuigen over de aankoop en aangebrachte veranderingen aan het landgoed Bronbeek, waardoor in deze tijden van duurte brood aan hen en hun gezinnen verschaft werd.~3~ Twee jaar na de

aankoop van Bronbeek waren er al geruchten dat de koning het landgoed weer van de hand wilde doen.~41 In december 1856 werden de bezittingen van de koning verhuisd naar diens paleis te Den Haag en naar Paleis Het Loo en werd algemeen gedacht dat de koning het buitenverblijf had verkocht aan een rijke particulier. Het huis was in de jaren erna nog in gebruikt als gastenverblijf voor koninklijk bezoek.

Oprichting van het militair invalidentehuis Bij Koninklijk Besluit van 14 juni 1857 werd een commissie ingesteld tot het voordragen van een plan tot het inrichten van een militair invalidentehuis; in deze commissie namen zitting M. baron van Geen als voorzitter en als leden militaire intendant eerste klasse H. Hardenberg, luitenant-kolonel J. Vertholen, luitenant-kolonel A.J. Andresen, luitenant-kolonel ingenieur G.A. van Kerkwijk en de heer J.P. Feith. In een kabinetschrijven van 13 juni 1857 nummer 17, gericht aan de Minister van Koloniën, gaf koning Willem 1fl het landgoed Bronbeek per de 1 5de oktober 1859 ten geschenke tot de inrichting van een koloniaal militair invalidentehuis.151 In het kabinetschrijven was de bepaling opgenomen dat aan het onroerende goed nooit een andere bestemming zou mogen worden gegeven dan tot een koloniaal militair invalidentehuis en dat de Staat der Nederlanden alle lasten, te rekenen vanaf 1 januari 1860, zou betalen.~61 Op 28 september van dat jaar werd de akte gepasseerd bij notaris J. Bervoets te Den Haag, waarin Z.M. de koning het landgoed met aanhorigheden schonk en onherroepelijk afstond aan de Staat der Nederlanden tot het daarstellen van een koloniaal militair invalidentehuis.~7 In mei 1860 besteedde het Department van Koloniën de vereiste werken en leveranties ter stichting van een militair invalidentehuis aan aan de heer K. Kooy, woonachtig te Amsterdam, die van de 11 inschrijvers de laagste was en aan


Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek

164

wie het werk dan ook werd vergund voor een bedrag van 193,400 gulden. 8] De eerste steen werd op 13juli van dat jaar gelegd. Rijksbouwmeester W.N. Rose was verantwoordelijk voor het ontwerp van het hoofdgebouw in eclecticistische stijl. In november 1860 werden de kosten der inrichting van het paviljoen en van het dan in aanbouw zijnde invalidetehuis, met inbegrip der aanschaffing van huisraad ten behoeve van de te verwachten ruim 200 invaliden, beraamd op ongeveer 300,000 gulden. De bouw van het invalidenhuis werd zo aangelegd dat het met betrekkelijk geringe kosten in de toekomst kon worden uitgebreid, indien de behoefte daartoe zou ontstaan. 91

Openstelling Bronbeek voor invaliden Koning Willem III stelde Bronbeek in werking met een besluit dat onder meer de volgende bepalingen inhield:~ • De gebouwen gevestigd op het landgoed Bronbeek worden verklaard te zijn bestemd tot koloniaal militair invalidenhuis; • Het koloniaal militair invalidenhuis dient zoveel mogelijk tot opname en verpleging van de gegageerden der koloniale landmacht, aangewezen in de artikelen 1 en 2 van het aan dit besluit gehechte reglement, dat bij deze tevens wordt vastgesteld; • Wij verklaren ons te zijn beschermheer van het koloniaal militair invalidentehuis; • De kosten van inrichting en onderhoud van het koloniaal militair invalidetehuis, die van de voeding, kleding, het zakgeld en de verzorging der invaliden, en de tractementen, toelagen, daggelden enz. van het personeel der officieren en beambten, komt ten laste van de staatsbegroting; • Ons tegenwoordig besluit wordt gerekend te zijn in werking getreden op de eerste juli 1862. Ter ere van het zilveren regeringsfeest van de koning werd een nationale schenking gedaan van 2 ton ten behoeve van de invaliden van de land- en zeemacht in Nederland en Nederlands-Indië, tot nut der dapperen die hun leven voor Nederland veil hebben gehad en in die strijd verminkt zijn geraakt.

H

Bronbeek als verzorgingshuis voor militairen Als eerste commandant werd (dan luitenant-kolonel) J.C.J. Smits benoemd; in de loop van 1863 verhuisden invalide £ :~ j :a~. i militairen uit inrichtingen in alle delen van c~.• .4 ~ :1 u/ ~ het land naar Bronbeek. In 1864 waren er al —EL. ~.u, ( het maximale aantal van 200 militairen opgenomen; op de lOde januari 1864 werd ~r door een deel van hen het blijspel Niet of graag van Andersen opgevoerd. De verpleegden waren toen al onderworpen aan huis- en landelijke arbeid, strenge tucht en discipline (een dertigtal was wegens wangedrag ontslagen).~’2 Toen Smits in november 1887 overleed stond de koning Invaliden te Bronbeek in 1897 erop dat generaal K. van der Heijden en niemand anders commandant van Bronbeek zou worden. Deze behoefde het voor het geld niet te doen omdat zijn Indische pensioen ruim voldoende was, maar zag het als een eer te bewijzen aan het Indische leger en aan de koningJ’31 —

.5

~0

~

...

~

a)~. fl

-~


Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek

Sociale problematiek en verzorging Een van de problemen, waarmee oud-militairen indertijd te kampen hadden, was dat er geen werk voor hen te vinden was. Een oud-soldaat formuleerde deze kwestie als volgt: de burgers gaan voor, overste!, klaagde bij mij (luitenant-kolonel G.J. W. C.H. Graafland) onlangs een oud-fuselier, en van de militairen eerst de Hollandse, in het bijzonder die van de marine; pas heel achteraan komen wij, en dan nog enkel als we een krachtige voorspraak hebben. Anders kun je helemaal thuisblijven. Er is hier geen werk voor ons, besloot hij; men wéét niet waarvoor wij geschikt zijn en eigenlijk weet ik dat nou zelf ook niet. [141 Graafland zei over deze problemen verder nog dat het

pensioen van de soldaten wel wat klein was voor hen, die Europa en de toestanden in het moederland waren ontgroeid. De soldaten bemerkten dat zij eigenlijk geen vak kenden; dat de handen hen hier verkeerd stonden, dat de soldatendeugden als beroepssoldaat in de gewone maatschappij niet bijster hoog werden aangeslagen; dat het leger ontzettend veel van hen gevraagd had aan berusting, overgeving, zelfverloochening, gedweeheid, volharding, trouw en ijver; maar in ruil daarvoor hen niets schonk wat in de burgermaatschappij lonende waarde had. Veel van deze soldaten raakten aan de drank of anderszins in de versukkeling en belandden uiteindelijk op Bronbeek. Gouverneur-generaal J.B. Van Heutsz zei hier in 1903 over dat de werkgevers in Nederland de Indisch soldaat al bij voorbaat als een drinkebroer en een onnut wezen zagen, waardoor de situatie voor de soldaten nog verergerde.~’51 In 1904 bevonden zich te Bronbeek 135 oud-strijders: 86 Nederlanders, 24 Belgen, 16 Duitsers, 5 Zwitsers en 4 Fransen. Om er te worden opgenomen moesten zij afstand doen van hun pensioen, in ruil waarvoor zij huisvesting, kleding, voeding en zakgeld ontvingen. Dit laatste bedroeg voor een soldaat 10, voor een korporaal 15, een sergeant of fourier 20, een sergeant-majoor 25 en een adjunct-onderofficier 30 cent per dag. Geëmployeerden en gepensioneerden met verhoogd gagement ontvingen een toelage. Om te voorkomen dat de militairen zich te buiten zouden gaan werd het zakgeld dagelijks uitbetaald. s Zomers werd om 6, ‘s winters om 7 uur reveille geblazen. Kort daarna werd koffie met brood en boter verstrekt. Om half negen kregen de manschappen weer koffie met een boterham, die ‘s zondags belegd was met een stukje worst of kaas. Om één uur was het middageten, dat bestond uit soep, vlees, groenten en aardappelen, met daarnaast een glaasje gerstebier. In plaats van rund —en varkensvlees kregen ze nu en dan gebraden konijnen, die aficomstig waren uit een eigen fokkerj, of ook wel karpers, waarvan de vijvers op Bronbeek krioelden. Verder werden er ook forellen gekweekt. Om vier uur s middags ontvingen de manschappen er nog een boterham bij. ‘s Avonds om half negen werd er nog koffie met boter en brood of pap verstrekt»41 Het nachtleger bestond uit een strozak, een paardenharen matras met dito hoofdkussen, 2 lakens en 2 dekens. De slaapkamers werden, evenals het gehele gebouw, centraal verwarmd. Het schoonhouden was het werk der verpleegden zelf, met dien verstande, dat de oudsten in jaren het lichtste werk verrichten. De zieken werden ook te Bronbeek verzorgd. Velen leden aan verval van krachten, maar ook waren er die de tering hadden of leden aan koortsen, vallende ziekte, enz.

Militair Tehuis en Museum Militair tehuis Bronbeek biedt anno 2012 huisvesting en verzorging aan inwonende oud-militairen van de krijgsmacht, met uitzondering van officieren. Bronbeek biedt ouderenzorg waarin de eigen mogelijkheden van de bewoners centraal staat. Het tehuis heeft maximaal 50 bewoners en kent een korte wachtlijst. Het Ministerie van Defensie draagt de kosten van exploitatie en instandhouding maar bewoners betalen daarnaast een eigen bijdrage. Bronbeek richt zich sterk op de vraag van de bewoner en probeert een goede kwaliteit zorg te leveren. Het tehuis werd in 1987 en in 1997 gerenoveerd.

165


Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek

166

--

t1

1

/ Bakkerij te Bronbeek in 1880

Ovens en Bakker te Bronbeek in 1880

Afrekenen van zaken in 1880

Hoenderhof te Bronbeek in 1880

Hooiberg en konijnenhok op Bronbeekin 1880

Smederij te Bronbeek in 1880

Ontspanningszaal te Bronbeek in 1880

Monumenten Op het landgoed Bronbeek zijn diverse monumenten geplaatst, waaronder:

— •

• ;~:~*

~

~: •~ - ‘~

• Indië-monument Arnhem (2001) • Monument Japanse Vrouwenkampen in Apeldoorn (1971), in 1985 herplaatst op landgoed Bronbeek (Arnhem) • Monument Jongenskampen (1988) • Monument Japanse Zeetransporten (2004) Zie oa. ook Doden spoorlijn

t.

•‘~-~-•

••..~.

;~:.:.~:

,~-

•:~ •*o~ ~,~

-

• Monument Strafkamp Dampit (2001) door Rudi Augustinus

~

_,

~

• Monument Birma-Siarn Spoorweg (1989) Zie oa. ook Dodenspoorljn

—1

-

• Monument opheffing KNIL (1990) • Monument ter herinnering aan het KNIL (zie afbeelding) • Borstbeeld ter herinnering aan Jan Engelbert van Bevervoorde • Borstbeeld ter herinnering aan Joannes Benedictus van Heutsz

KNIL monument met bewoners in 1963


Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek

167

Markante oud-inwoners van Bronbeek • August von Keldenich (Keldenich, 1830, stamboeknummer 43228), nam in 1872 dienst bij het Indische leger; nam onder meer deel aan de tweede expeditie naar Atjeh en was sinds 1881 te Bronbeek. Hij werd een keer ten onrechte dood verklaard en zei toen: Ja, waarachtig, ik was dood... op papier. Want toen ik mij later op Semarang kwam aanmelden, zei de sergeant-majoor tegen mij: Stamboeknuinmer 43228 is dood. Dat stamboeknummer was ik. Ja, dat gri eft je, als je meent de Militaire Willenis-orde voor je gedrag te hebben verdiend en ze zeggen je dan zo pardoes in je gezicht dat je dood bent. [14)

• Louis Lust (België, 1827), nam deel aan de tweede expeditie naar Bali, de expeditie naar Boni en de expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo en vocht onder meer onder Toontje Poland: Tot mijn ongeluk stond ik tussen een paar oude zuiplappen in en nauwelijks had Toontje ons in het vizier, of hij riep met donderende stem: Het hele zootje in de tweede klas! Op Bali raakte ik dat gemene nummer gelukkig gauw weer kwijt. [141

• Gerrit Weijdenkanip (Op een Hollands schip bij de Zweedse kust, 1834): nam als matroos deel aan de strijd bij Shimonoseki: Onze kolonel, (F. de Casembroot) was heel tevreden. Hij was altijd even goed voor ons en we zouden zeker met hem de lucht in zijn gegaan, als de omstandigheden het nodig hadden gemaakt. Misschien zie ik hein boven terug. ~41

• P.L. de Hue (Limburg), nam tijdens het vervolg van de tweede expeditie naar Atjeh deel aan de verovering van Lambaroe in de nieuwjaarsnacht van 1874: De kogels floten ons om de oren als hagelstenen en uit duizenden kelen klonk het schorre gehuil: Allah il Allah! Wanneer men naar die dansende schaduwen, nu eens zo groot als reuzen, dan weer klein als dwergen keek, moest men wel geloven dat alle bewoners van de hel waren losgebroken! [141

• Sergeant Heuer, nam deel aan expedities op Atjeh onder J.B. van Heutsz: Met de arme luitenant Von Ende liep het slecht af Een lillakogel verpletterde hem een been. Na de operatie stierf hij. Om hem hebben wij allen getreurd, want hij, zowel als Van Heutsz, waren officieren, die de soldaat niet als een willoos werktuig beschouwden, maar als een evenmnens en hem zo half en half zelfs als [14] een kameraad behandelden.

• Johann Jacob Wiegand (Rijnland, 1840), nam deel aan de Atjehoorlog onder Karel van der Heijden: Ik heb werkelijk geschreid, toen ik onze arme

-.

.

~ . -.

Bewoners van Bronbeek in 1903

luitenant Kalis daar zielloos zag liggen.

-

Een klewanghouw had hem de borst gespleten, zodat de long letterlijk bloot lag. Fourier de Neve lag dwars over hein, letterlijk in stukken gesneden, en daarnaast zat de hazewindhond van de luitenant, met de tong uit de bek. De zwijnen hadden het dier niet aangeraakt. Een aantal Atjehnezen lag dood in de benting; onder hen een aantal priesters met de Koran onder de arm; die hadden ons zo lang vervloekt, totdat ze hun snoet niet meer konden [14] opendoen.

• Johan Kasper Lewenstein, nam deel aan de Lombok-expeditie: Eindelijk

om twee uur

hielden de officieren

krjgsraad en daarna werd er gecommandeerd: afinarcheren! Het was verschrikkelijk om aan te zien, hoe onze lui bij hopen werden neergeschoten. Voornamelijk op de officieren hadden de Balinese scherpschutters het [14]

gemunt.


Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek

168

• Johannes Asten, nam deel aan de Lombok-expeditie: heeft een meid u ooit met een haarspeld het gezicht bewerkt? Nu, mij wel. Het doet duivelse pijn. Stelt u dan voor dat zo ‘n engel van een meid met een twee meter lange lans en een kris in de handen op u losstormt. Zou u haar dan een zoen geven? [14]

• P. Silvertant (1867-1904), fuselier, nam deel aan de Atjeh-oorlog in 1897 en kreeg bij Koninklijk Besluit van 11 mei 1898 nummer 34 de Militaire Willems-Orde: overal werd gezegd: we hebben geen werk Eindelijk lcwa,n de honger en kneep mij de keel haast dicht. Toen werd ik kruiersknecht en voer dag in dag uit, ja, zelfs ~s nachts met een zwaar geladen kar door de straten. Orde en eremedaille liet ik daarbij thuis. Ik wilde niet dat de lui hen zouden uitschelden, die mij de orde gegeven hadden. Toen voelde ik, hoe een oude Indische kwaal weer boven kwam. Het ging niet meer. Wat de veertien Indische dienstjaren niet vermochten, deden de paar maanden burgerdienst: ik zakte ineen en nu ben ik hier (een paar maanden later was hij overleden)»41

~; ~

-~a~•’•.-~ ~~ (_~_

1 Onderofficier op Bronbeek

~

..

Sergeant-majoor in ruste

In de wijnkelder van Bronbeek

Militairen op wacht te Bronbeek

-

¶1. Steun bij elkaar op Bronbeek

Samen op een bankje

De veteraan van Bronbeek

Museum Bronbeek Bronbeek is tegenwoordig een geregistreerd museum, met een collectie van 55.000 objecten en een kenniscentrum over de koloniale periode in Nederlands-Indië, met nadruk op de geschiedenis van het Indische leger (KNEL) en de gekoloniseerde tegenstanders van die tijd. Het museum wil de kennis en het bewustzijn van het Nederlandse koloniale verleden vergroten en hiervoor belangstelling wekken. Het heeft een vaste tentoonstelling Het verhaal van Indië, waarin de geschiedenis van de Nederlandse aanwezigheid in Nederlands-Indië centraal. staat. In tijdelijke tentoonstellingen worden themas uit de vaste expositie uitgediept zoals in 2012 de expositie 1942, de val van Indië.

Collectie van Museum Bronbeek De tijdens diverse expedities van het Indische leger buitgemaakte wapens en andere voorwerpen werden in de loop der tijd aan Bronbeek geschonken. De troepen bijvoorbeeld, die tijdens de veldtocht tegen Boni hadden gestreden boden als blijk van hulde enige wapens aan de koning aan, die bepaalde dat deze wapens als blijvende herinnering ten toon zouden worden gesteld in de trofeeënzaal van Bronbeek.U6] Veel officieren en oudofficieren van het Indische leger deden giften aan Bronbeek in de vorm van wapens maar ook van militaire werken en andere boeken, Resident C.P.C. Steinmetz schonk Bronbeek in januari 1863 zijn collectie van beelden, afbeeldingen van tempels,


Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek

169

vaartuigen enz.; een groot metalen borstbeeld van de koning, vervaardigd door de firma L.J. Enthoven, werd in februari 1863 in de gevel van het gebouw geplaatst (met inscriptie: Koning Willem III, stichter en beschermheer)»?l In april 2009 doneerde mevrouw Spoor-Dijkman, weduwe van generaal S. Spoor, al diens decoraties aan het museum. Eerder werd al zijn uniform tentoongesteld.

.1’ -

.,~

-

7)

Houwitser uit Japan

*

~

~

\~\

‘i

_~4.

,,

Stalen bergmortierije uit Atjeh

Wapengalarij van Bronbeek in de negentiende eeuw

Anker van het Iinieachip Water!oo

~I~1

Vlaggen uit Sumatra en Borneo, Dajaks kanon

Grote hal met kanonnen in 1912

Commandanten van Bronbeek Namen

In welke rang of betrekking werkzaam geweest

Commandant

Opmerking

JC.J. Smits

generaal-majoor

3juni 1862 24 oktober 1887

K. van der Heijden

luitenant-generaal

5 november 1887- 24januari 1900

adjudant was majoor H.F.V.M. Schwing

N.C. van Heurn

luitenant-kolonel

24 februari 1900- 31 juli 1917

adjudant was majoor H.F.V.M. Schwing

S.A. Drijber

generaal-majoor

1 augustus 1917 - 31 december 1924

En als waarnemer van 1 januari 1925 -30 april 1932

C.A. Rijnders

luitenant generaal

1 mei 1932-31 mei 1946

N.L.W. van Straten

generaal majoor

1 juni 1946-30 augustus 1955

A. van Santen

kolonel

1 september 1955 -31 december 1968

J. van der Leer

brigade-generaal

1 januari 1969-31 maart 1980

W. Epke

brigade-generaal

1 januari 1980- 19 februari 1988

R. Boekholt

brigade-generaal

20 februari 1988 - 31 mei 1991

GA. Geerts

brigade-generaal

1 juni 1991

G.L.M. Pastoor

kolonel

29juli 1994- 1 september 2000

R. Harting

kolonel

2 september 2000 - 1 april 2002

J.C.L. Bolderman kolonel

-

28juli 1994

2 april 2002 2009


Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek G.H.J. Noordanus kolonel

170

2009- heden

Externe link • Bronbeekwebsite [181 • Expositie op Bronbeek over de verovering van Nederlands-Indië door Japan ~

to

Museumgebouw Bronbeek tegenwoordig

~

~

Groepje vetera~nen te Bronbeek omstreeks 1900

‘4

-

~

~—

~

~

_‘~•J~

~•~—~4 p

~‘

~

:•

~

~

Commandant in 1905

N.C.

van Heurn, adjudant H.F.V.M. Schwing en overige officieren van Bronbeek


Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek

Commandant K. van der Heijden op Bronbeek in 1896

Invaliden nemen te Bronbeek afscheid van hun commandant K. van der Heijden in 1900

Impressie van Bronbeek (1888)

Portaal KNIL

Bronnen, noten en/of referenties • • •

Ô

1903. A. Preli. Taptoe! Van Holkema en Warendorf. 1988. J.C. Bierens de Haan e.a.. Bronbeek, Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen. Arnhem. 1998. W. Bevaart Bronbeek. Tempo doeloe der liefdadigheid. Den Haag.

Zie de categorie j/wiki/Co~n~noiis:Category:Bronbeek?uselang_—nl#mw-subcategories Bronbeek] van Wikimedia Commons voor meer mediabestanden.


Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek

172

Parken in Arnhem

Park Angerenstein . Bronbeek. Hoogte 80 . Immerloopark. Jubileumpark . Landgoed Klarenbeek. Park Lingezegen. Mariëndaal en Boschveld . Stadsblokken-Meinerswijk. Moscowa. Onderlangs . Park Presikhaaf . Park Sonsbeek. Park Wamsborn en Hoog erf Park Westerveld . Park Zuiderveld. Park Zypendaal .

Nederlands Koninklijk Paleis ..

.

. .~

.

Huidige paleizen: Paleis Huis ten Bosch . Paleis Noordeinde . Paleis Soestdijk. Paleis op de Dam Woningen van het Villa Eikenhorst. Noordeinde 66. Huis Het Loo. Drakensteyn Koninklijk Huis: Voormalig Koninklijk Paleis van Lodewijk Napoleon (Utrecht). Bronbeek . Paleis Kneuterdijk. Paleis Lange Paleis: Voorhout . Paleis Het Loo . Oranje Nassau’s Oord . Paleis-Raadhuis

51° 60’ NB , 5 57 OL



Bijvoegsel. Gesneuvelde militairen uit Bussum en Naarden

:~

t

3’

Generaal A. V. Michiels, commandant van het Indische leger, gesneuveld tijdens de derde expeditie naar Bali in 1849. Getekend door M.A. de Groot



Bussumse militairen gesneuveld in Nederland: • • • • • •

Tjeerd van Dijk (Bussum, 15 september 1919 aldaar, 10 mei 1940) was een soldaat, St.-I-2 Lv.R. Petrus J. Koning (Bussum, 5 mei 1905 Dordrecht, 11 mei 1940) was een militair. Jan Mulder (Bussum, 12 november 1917 Wageningen, 11 mei 1940) was een sergeant, 1-111-8 R.I. Johannes H. Pooters (Bussum, 8 mei 1908 Numansdorp, 10 mei 1940) was een militair. Adriaan Slob (Bussum, 5 juli 1918 Nijmegen, 23 februari 1945) was een reserve eerste luitenant van de Grenadier Guards. Ernst K. Teygeler (Bussum, 4 januari 1013 Zutphen, mei 1940) was een Nederlands soldaat. —

Bussumse militairen gesneuveld in Nederlands-Indië: •

Albert Adel van Neck (Bussum, 15 april 1915 Moji, Japan, 15 februari 1945) was een Mlt.Sld. KNIL • Albert Jan Jacob Balk (Bussum, 15 mei 1902 Fukuoka Kamp 17, 2 juni 1945) was een Sergt. Konst. KM • Willem Frederik van den Berg (Bussum, 2 februari 1916 Banggang, Thailand, 1 april 1943) was een sergeant der infanterie van het KNIL • Abraharn Boode (Bussum, 26 juli 1900 Pakanbaroe, 22 mei 1945) was een Kpl ML-KNIL • Petrus Johannus Augustinus Bosch (Bussum, 16 april 1902 Thanbyuzayat, 16 oktober 1942) was een Ls.Sld.Inf. KNIL • Johannes Timotheus Brand (Bussum, 1 april 1903 Chungkai, 4 mei 1943) was een soldaat der infanterie van het KNIL • David Croll (Bussum, 11januari 1911 Matona, Thailand, 12 juni 1943) was een sergeant der artillerie CORO • Henk Dekker (Bussum, 3 september 1915— Batavia, 10januari 1947) was een Kpl. 1 LuA. KL • Johannes Jacob Abraham Dixon (Bussum, 20 april 1919 Kuima, Thailand, 23 augustus 1943) was een soldaat infanterie van het KNIL • Willem Johan van Dolder (Bussum, 25 augustus 1908 Fukuoka Kamp2-b, 16januari 1943) was een Ls. Sgt. Tkl. KNIL • Willem Gerardus Esser (Bussum, 8juli1909 Singapore, 8 augustus 1945) was een militair waarnemer der cavalerie • Johan Folkerts (Bussum, 15juni 1920 Tarakan, aan boord van een Japans oorlogsschip, 19 januari 1942) was een soldaat der artillerie • Christiaan T. Franck (Bussum, 7 september 1886 Wijnkoopsbaai, 7 maart 1942) was een soldaat • Hendrikus Wilhelmus Gales (Bussum, 24 september 1900 Pratchapkirikan, Thailand, 2 augustus 1945) was een Brig. M.G.D. KNIL -

-

-

-

-

-

-



Sape de Haan (Bussum, 18 januari 1889 Atlantische Oceaan, 7 december 1949) was een soldaat. • Joachim Hey (Bussum, 7 april 1912 Atlantische Oceaan, 29 oktober 1942) was een Dpl.Sergt.7e Det. Zd. Afrika, Kon. Ned. Brigade Pr. Irene K.L. • Jan Hobein (Bussum, 12juli 1916 -Tamarkan, Thailand, 14januari 1944) was een Mlt.Vdg. ML KNIL • Izaak Huurdeman (Bussum, 17 september 1921 Javazee, 27 februari 1942) was een matroos tweede klasse van de Koninklijke Marine • Erno Huygens (Bussum, 27 februari 1918 Zuid-Chinese Zee, aan boord van Hr. Ms. K XVII, 21 december 1941) was een luitenant-terzee tweede klasse van de Koninklijke Marine • Ulrich Wilhelm Erdmann Huysman (Bussum, 5 maart 1903 Maoemere, Flores, 17juni 1943) was een Ls.Sgt.Inf. KNIL • Johannes Key (Bussum, 11juni1911 Bantoeil, 29 juli 1945) was een Sgt. LuA. KNIL • Lubertus Klaassen (Bussum, 5 januari 1921 Tjisaët, 27 februari 1948) was een Wmr. 2 M.P 1 KL • Jan Jacob Frans Kleene (Bussum, 9 december 1912 —Moji hospitaal, Japan, 30 november 1942) was een reserve eerste luitenant van de Militaire Luchtvaart van het KNIL • Willem Frederik de Klijne (Bussum, 29 december 1901 nabij Benkoelen, Indische Oceaan, aan boord van de Junyo, 18 september 1944) was een majoor konstabel van de Koninklijke Marine • Joannes Hubertus Gerardus Kloosterman (Bussum, 17 augustus 1921 Kopeng, 5 november 1947) was een soldaat eerste klasse • Jan N.A. Kochheim (Bussum, 30 oktober 1894 Atlantische Oceaan, 13 maart 1943) was een zeeman • Justus de Kok (Bussum, 1 november 1919 Nakompaton, Thailand, 22 januari 1945) was een stoker annex olieman • Cornelis Lensen (Bussum, 23 juli 1926 Soerbaja, 3 januari 1949) was een Sold. 4-5 R.I. KL • Johannes Theodorus Everhardus van Marissing (Bussum, 6 januari 1910 Nompladuk II, Thailand, 25 december 1943) was een reserve tweede luitenant GI • Willem George Frederik van Marselis Hartsinck (Bussum, 23 juli 1897 Min, 1 augustus 1944) was een waarnemer VA • Gerrit Meng (Bussum, 9 mei 1907, Zuid-Chinese Zee, aan boord van Hr. Ms. 016, 15 december 1941) was een sergeant macht • Bernardus Franciscus Muller (Bussum, 12juli1914 Straat Malakka, aan boord van Harukiki Maru, 26 juni 1944) was een militair oorlogscorrespondent • Paul Karel Marie Nijsen (Bussum, 6 november 1922 Kanchanaburi, 3 november 1943) was een Mlt. Sld. Inf. KNIL • Dirk van de Pol (Bussum, 6 maart 1924 Medan, 22 juli 1947) was een Sld Ekl.OVW.Inf IV KL. • Ferdinand Jacobus Antonius Ram (Bussum, 10 mei 1899 Rangoon, 15 december 1942) was een Ls. Sold. Inf. KNIL —

-



Jan Ranke (Bussum, 30 augustus 1913 Thailand, 247 kilometer, 27 september 1943) was een Four Art. KNIL • Petrus Hendricus Rieken (Bussum, 21 september 1926— Proepoek, 12 mei 1949) was een Sld.4-425 Inf. KNIL • Jan Johannes Constant Rooij (Bussum, 9 januari 1928 Mranggeng, 28 mei 1946) was een Sold. 4-2-7 R.I. KL. • Joost Ruitenschild (Bussum, 14 november 1902 Brugge (B.), 13 oktober 1944) was een luitenant ter zee eerste klasse • Jacobus A. Ruysendaal (Bussum, 21 maart 1923 Indische Oceaan, 17 april 1943) was een soldaat of zeeman • Jan Schaap (Bussum, 29 augustus 1886 Calcutta, 27 juli 1944) was een soldaat • Johannes Veerman (Bussum, 15 januari 1922 Medan, 30 december 1946) was een Sld.OVW.1-1 RI KL. • Pieter Hendrik de Vink (Bussum, 11 december 1903 Kario/Haroekoe, 23 mei 1945) was een korporaal-bottelier KM • Louis J. Willemse (Bussum, 26 december 1913 Atlantische Oceaan, 28 november 1942) was een soldaat of zeeman • Antonius Johannes Welling (Bussum, 25 augustus 1915 op zee, 1 maart 1941) was een marconist van de ss Rotula KV • Jaap Winia (Bussum, 1 januari 1902 Nonpladuk 1, 5 oktober 1943) was een stoker annex olieman van de Koninklijke Marine. —



Het einde van de strijd. Getekend door M.A. de Groot.

Naardens militairen gesneuveld Wereldoorlog en in Nederlands-Indië • • • •

• •

tijdens

de

Tweede

Nicolaas Hermanus Bergsteijn (Naarden, 4 oktober 1919 Apeldoorn, 8 maart 1945) was een dienstplichtig sergeant en lid van het verzet Andries van Dijk (Naarden, 25 februari 1888 Indische Oceaan, nabij Benkoelen, 18 september 1944) was een Gep.Kan Tkl. KNIL Jan Edel (Naarden, 6 september 1911 Pakanbaroe, 7 april 1945) was een soldaat van het Indische leger Adrianus Johannes Eijpe (Naarden, 13 september 1903 Atlantische Oceaan aan boord van de Moordrecht, 20 juni 1940) was een telegrafist KV Adriaan Geelhoed (Naarden, 5 augustus 1896 Bandoeng, 11 november 1945) was een gepensioneerde militair van het KNIL Willem Frederik George Lodewijk Heuckenroth (Naarden, 28 januari 1921 aan boord van Hr. Ms. Tjerk Hiddes, 24juli 1947) was een Machinist 2de klasse OVW, KM Johan Bernhard Kollewijn (Naarden, 27 mei 1900 Singapore, 23 november 1942) was een reserve eerste luitenant der artillerie Maurits Robbert van Leeuwen (Naarden, 20 oktober 1899 Palembang, 4 juli 1945) was een sergeant van het KNIL Frederik Manussen (Naarden, 19 maart 1915 Takanon, Thailand, 13 juli 1943) was een sergeant van het KNIL Dirk Mauritz (Naarden, 8 maart 1926 militair hospitaal, Batavia, 8 augustus 1949) was een Dpl.Sld.4-10 RI K.L. Bernardus Mulder (Naarden, 16 januari 1885 Malang, 2 december 1945) was een gepensioneerd sergeant van het KNIL Hendrik Petrus Cornelis Thole (Naarden, 18 juli 1910 Kuye, Thailand, 2 september 1943) was een soldaat van het Indische leger Nicolaas Jan Tromp (Naarden, 25 oktober 1896 Maoemere, Flores, 18 januari 1944) was een Ls Sld KNIL Peter Hendrik van Veen (Naarden, 19 oktober 1908 Sachsenhausen, 2 mei 1942) was een eerste luitenant van het Indische leger —

• • • • • • • •

-

Overig •

G. de Pain et Vin Roepel, (1783 Naarden, 2 februari 1825) was een, kapitein bij de vijfde afdeling infanterie; hij verkreeg bij Koninklijk Besluit van 17 augustus 1815 nummer 77 de Militaire Willems-Orde voor zijn verrichtingen tijdens de Napoleontische tijd. -



Deze bundel is een verzameling biografleĂŤn van veteranen uit Bussum en Naarden, aangevuld met vredes missies, episodes van het Indische leger en beschrijvingen van enige officieren uit het Indische leger Een beschrijving van de officieren en episodes van het Indisch leger zijn hier op zijn plaats omdat het dit jaar 70 jaar geleden is dat Nederlands-IndiĂŤ veroverd werd door Japan. Opdat het Indische leger en zijn manschappen nooit vergeten worden.

Uitgegeven ter ere van veteranendag Bussum en Naarden 2012.

0



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.