Bezeten van vroeger

Page 191

Nieuwe museologie

|

maakt de term school. Door de oprichting van de Association Muséologie Nouvelle et Expérimentation Sociale in 1982 en de Mouvement International pour la Muséologie Nouvelle in 1985 krijgt de term een institutioneel karakter. Het is een etiket voor con32 gressen, publicaties en bibliografieën. Het is echter een containerbegrip geworden voor een veelheid van verwante opvattingen: muséologie sociale, muséologie communautaire, muséologie populaire, muséologie active, muséologie participative, écomuséolo33 gie, muséologie territoriale de développement, enzovoorts. mnes en minom zetten zich af tegen de traditionele museumpraktijk. Men vindt dat het museum-establishment niet in staat (en niet bereid) is zich aan te passen aan 34 de huidige ontwikkelingen in de samenleving. In feite verwijt men de gevestigde musea dat zij slechts halfhartig gevolg hebben gegeven aan de oproepen van icom en unesco. Omdat niet wordt verwacht dat deze musea zullen veranderen, bepleit men een radicalisering van de museologie. In de ogen van de minom-leden moet het museum een bijdrage leveren aan zelfkennis en inzicht in de maatschappelijke situatie. In het eigentijdse jargon van het sociaal-culturele werk gaat het om het ontwikkelen van sociale en culturele competenties (empowerment) ter bevordering van sociale 35 en culturele participatie, kortom het bevorderen van een actief burgerschap. Het is dan ook niet verwonderlijk dat minom haar leden vooral betrekt uit landen met een zwakke sociaal-culturele infrastructuur en musea die vast houden aan het traditionele paradigma. Dat zijn in de praktijk vooral landen in Latijns-Amerika, maar ook Portugal, Spanje en Italië. Leden van minom zijn voor het grootste deel praktijkmensen. Aan theorievorming wordt binnen de organisatie weinig gedaan. Het werk van minom heeft echter een grote aantrekkingskracht op studenten van museum-opleidingen (museologieopleidingen). In Master-scripties en proefschriften wordt gezocht naar historische en theoretische kaders. Vaak zijn deze onderzoeken een voorbereiding op de implementatie van de ideeën van de Nieuwe Museologie binnen een bepaalde gemeenschap of in een bepaald gebied. Op deze manier ontstonden op verschillende plaatsen in de Derde Wereld ecomusea als bijdrage aan de sociaal-culturele infrastructuur (bijvoorbeeld in Mali, Senegal, Zuid-Afrika, Vietnam, China, Mexico, Brazilië), maar 36 ook op het platteland van Canada (Québec), Frankrijk, Portugal, Spanje en Italië. De stedelijke variant van het ecomuseum, het wijkmuseum (neighbourhoodmuseum), laat een parallelle ontwikkeling zien. Hoewel de meeste wijkmusea in de Westerse wereld buiten de sfeer van minom zijn ontstaan, is er een sterke verwantschap. In Berlijn heeft ieder stadsdeel een eigen stedelijk Heimatmuseum. De activiteiten van deze Heimatmuseen zijn sterk sociaal-cultureel georiënteerd. Net zo min als bij de ecomusea staat het opbouwen van een verzameling centraal, maar gaat het om het museum als kader voor het ontwikkelen van activiteiten voor en met de bewoners, gericht op de actuele problemen van de buurt. De Canadese museoloog Pierre Mayrand, een van de oprichters van minom, heeft de rol van de Nieuwe Museologie samengevat in een drie-fasen-model. Het model geeft een goede ideaal-typische beschrijving van de intenties van ecomusea, wijkmusea en vergelijkbare typen van community museums. Uitgangspunt van het model is de

183


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.