Bezeten van vroeger

Page 148

140

|

Bezeten van vroeger. Erfgoed, identiteit en musealisering

Laten we onze redenering over deze negentiende-eeuwse museale kaders in een nog breder verband plaatsen. We weten nu dat deze beelden in Zwolle tentoongesteld zijn geweest in een museum dat niet-westerse kunst en cultuur, vaderlandse 51 geschiedenis, Prehistorie, Middeleeuwen en natuurlijke historie omvatte. Zoals het Tropenmuseum een voortzetting is van het Koloniaal Museum, zo is het huidige Ste52 delijk Museum Zwolle erfgenaam van de toenmalige Zwolse musea. Daarom kunnen we ons de vraag stellen: hoe zou het bij het publiek overkomen als daar in het Drostenhuis aan de Zwolse Melkmarkt nog steeds een Bodhisattva en een Durga stonden, als Indo-Javaanse topstukken? Het antwoord is dat niemand dat vermoedelijk nog zou begrijpen. We leggen niet gauw meer een verband tussen klassieke Indonesische kunst en het Romeins of Keltische aardewerk dat nog wel steeds in Zwolle tentoongesteld wordt. Evenmin zouden de hoeden van Van Hoëvell nog herkend worden in de gereconstrueerde historische keuken van het Drostenhuis, al zouden ze zelfs expliciet verwijzen naar de Nederlandse vlechtindustrie. Etnografica heeft in Zwolle niet langer een logische verbinding met de ondernemende Overijsselse elite. Wel zal de hedendaagse bezoeker in Zwolle de burgerlijke cultuur herkennen van de patriottenkamer en de achttiende-eeuwse salon, met hun kasten vol Chinees en Japans porselein. Er bestaat in Nederland immers een beeld van de Gouden Eeuw. De koloniale handel, inclusief het porselein, de in zilver gevatte nautilusschelp, het geslepen glas met embleem van de voc horen daarbij. Daarentegen verdween het negentiende-eeuwse kolonialisme uit beeld zodra het koloniale verband voor de Overijsselse samenleving niet langer functioneel was. Dat deel van de collectie verdween naar Amsterdam. Geanonimiseerd werd het daar onderdeel van een hoofdstedelijk, internationaal georiënteerd, cultuurhistorisch discours. Dit proces is exemplarisch. Sinds het begin van de negentiende eeuw zijn musea gekomen en gegaan, collecties samengevoegd en uitgesplitst: volkenkunde in etnografische musea, volkskunst in streekmusea, kunst in kunstmusea, et cetera, elk met bijbehorende wetenschapsdisciplines, catalogi en documentatiepraktijken. We vinden geen exotische voorwerpen uit zending of missie in het Catherijneconvent, alleen een verwijzing ernaar via een missiebusje van de witte paters in de verzuilde katholieke huiskamer; geen volkenkunde in het Rijksmuseum, alleen Aziatische kunst die daar wat verdwaald lijkt te zijn en het moet opnemen tegen collecties Aziatica in Londen en Parijs; geen Indonesische klederdrachtpoppen in het Openlucht Museum, wel de uit India afkomstige sits in de beroemde Hinderloper klederdracht; geen batikcollectie in het Provinciaal Museum in Assen, wel de toepassingen van de batiktechniek door Nederlandse kunstenaars rond 1900. De volkenkundige musea werden zo bezien een soort impliciete tegenhangers van de verbeelding van de Nederlandse cultuur. In lijn hiermee zijn kunstgeschiedenis, volkskunde en volkenkunde, of – moderner – antropologie, in onze wetenschapsbeoefening ver uit elkaar gedreven. Zo wordt soms ten onrechte de term ‘etnologie’ gereserveerd voor Nederlandse of Europese volkskunde – al dan niet geactualiseerd met aandacht voor etnische minderheden – terwijl de antropologie aan ‘niet-westers’ wordt geklon53 ken.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.