SMAAK 51

Page 1

07 14 21 24 50

| | | | |

Welke oplossing is er voor leegstand kantoren? Ben van Berkel over ‘zijn’ DUO in Groningen Timpaan Paleis van dichtbij bezien Belastingdienst Doetinchem op cruciale plek Jozias van Aartsen wil mooie rijksgebouwen blad voor de rijkshuisvesting | april/mei 2011 | jaargang 11 | nummer 51

51 | de oogst


34

Openluchtmuseum wil niet nationalistisch zijn

51

Reuvenshuis nu echt klaar

44

Breda begint voorzichtig aan gebiedsontwikkeling

65

Clustering van rijksvastgoed maakt kans

10

Matsier bezoekt een naald in Heemstede

14

Elk onderdeel van DUO is gespitst op duurzaamheid

62

Brandveiligheid in pi’s nu geregeld

50

Van Aartsen: minder rijk, meer internationaal in Den Haag

38

Entreegebouw Het Loo laat publiek niet in de kou staan

59

Timmy Thio hecht aan belevingswaarde

48

Een kijkje in de ring rond Rijksmuseum


inhoud

stedenbouw monumenten architectuur architectuurbeleid kunst

14 | DUO en Belastingdienst Groningen icoon voor Stad 21 | Timpaan Paleis op de Dam overrompelt 24 | Belastingdienst Doetinchem zo duurzaam als maar kan 27 | Leeuwarden studeert op toekomst gevangenis 30 | NS en Rode Kruis in Rijksarchief Utrecht 34 | Openluchtmuseum gaat nieuwe verhalen vertellen 38 | Het Loo heeft comfortabele ingang 42 | Monumentenbeleid toe aan herijking 44 | Breda gaat voorzichtig het spoor over 48 | Rijksmuseum laat zijn onbekende kant zien 50 | Van Aartsen telt zijn zegeningen 54 | Europol trekt in nieuw gebouw 55 | Reuvenshuis nu echt klaar

andere smaken

kunst architectuurbeleid

de oogst

architectuur

hoofdredacteur/eindredactie: Jaap Huisman medewerkers aan dit nummer: Jaco Boer, René Erven, Marieke Hillen, Barbara van Male, Agnes Koerts, Derk van der Laan, Nicolaas Matsier, Mariët Meester, Carien Overdijk, Marianne Schijf, Anka van Voorthuysen. fotografen: Corné Bastiaansen, Reinout van den Bergh, Roger Dohmen, Sake Elzinga, Thea van den Heuvel, Marten Hoogstraat, Joep Jacobs, Maarten Noordijk, Eran Oppenheimer, Roelof Pot, Jaap de Ruig, Wim Ruigrok, Janine Schrijver, Levien Willemse. nine Schrijver, VIOE, Levien Willemse. vormgeving: Barlock, Den Haag druk: DeltaHage, Den Haag verspreiding: Pondres, Tilburg

05 | Dna-onderzoek naar graaf Willem II 05 | Studenten presenteren voorstellen Eerste Kamer 06 | Wandkleden Ridderzaal niet aangepast 06 | Van Vollenhoven opent Maallust 07 | Chronische leegstand wordt merkbaar

59 | Timmy Thio hecht aan belevingswaarde 62 | Brandveiligheid in gevangenissen nu helemaal geregeld 65 | Gebiedsontwikkeling gaat stap voor stap 68 | Groeten uit Veenhuizen 70 | Boeken: Architectuur in Groningen

nasmaak

72 | Henny Neve, trots op zijn Rijkswaterstaat-gebouw

monumenten

Abonneren op smaak kan via info.infofoon@minvrom.nl, via smaak@pondres.nl, via nummer 0800-899 11 03 of via www.rijksgebouwendienst.nl Prijs voor een jaargang is 25 euro, losse nummers 5 euro. smaak is te koop bij Selexyz (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam), Atheneum Nieuws­ centrum (Amsterdam) en de NAi Bookshop (Rotterdam).

nieuws

stedenbouw

smaak, blad voor de rijkshuisvesting, is een uitgave van de Rijksgebouwendienst. smaak verschijnt vijf maal per jaar. Het aanvragen van nummers kan schriftelijk via de Rgd-Infofoon (IPC 465), Postbus 20952, 2500 EZ Den Haag of per email info.infofoon@minvrom.nl. Via deze adressen zijn ook vorige nummers van smaak te bestellen. Meer info bij de Rgd-Infofoon 0800-899 11 03 of op www.rijksgebouwendienst.nl.

04 | Hoofdredactioneel: State of the Art 10 | Nicolaas Matsier verdiept zich in De Naald

3

Op de cover: Entreepaviljoen Het Loo, foto Joep Jacobs


van de redactie

kunst

State of the Art

4

stedenbouw

monumenten

architectuur

architectuurbeleid

Tekst: jaap huisman Fotografie: levien willemse

Het was een bijzondere gebeurtenis, die ochtend in maart. Met een select groepje journalisten liepen we door de gewelven van het Rijksmuseum. Het voelde als een generale repetitie, als een voorbode van iets Groots, zonder dat je nou precies kon benoemen wat het was. Wat een geweldig vak hebben journalisten toch als ze als eerste kennis kunnen nemen van iets nieuws, bedacht ik me weer. Maar bij het Rijksmuseum was het nog iets anders, iets extra’s. Al weer acht jaar geleden kende ik het Nieuwe Rijksmuseum als een animatiefilm, als een maquette, niet als iets reëels. Vervolgens leek de hele bouw getorpedeerd te worden door incidenten en onenigheden met de Fietsersbond. Zou het ooit nog goed komen? Op die ochtend van de persrondleiding kon ik vaststellen dat het goed is gekomen – of liever gezegd goed gaat komen, want het museum wordt begin 2012 opgeleverd. We moeten nog even geduld hebben. Je kunt alleen maar bewondering hebben voor de bouwvakkers die stug hebben doorgewerkt, voor degenen die het onderwaterbeton hebben gestort, voor de ijzervlechters en de leidekkers, voor de metselaars, tegelzetters en de installateurs. Voor de mensen die een ontwerp moeten uitvoeren, met andere woorden. Je kunt ook bewondering hebben voor de

volharding van de Rijksgebouwendienst die flink heeft moeten laveren op een woelige zee bij dit project. Want er is, onzichtbaar voor Amsterdamers en museumgasten, een enorme klus geklaard. De ringleiding rondom het gebouw bijvoorbeeld waarin alle leidingen zijn samengebracht: het is een canyon waar ik nooit meer zal kunnen of mogen komen. Het is de levensader rondom het museum die het gebouw ventileert, van data voorziet en de beveiliging regelt. Het indrukwekkende is niet alleen de dikke streng met buizen maar ook de lengte van 500 meter. Pas dan realiseer je hoe omvangrijk het Rijksmuseum in feite is. Na de tocht door die schacht betraden we de binnenhoven via een geïmproviseerd houten trapje. Er hangt een kandelaar onder het glazen dak die zowel het licht stuurt als het geluid tempert. Er is maar een woord voor: imposant. Maar misschien is de ruimte zelf nog wel imposanter. De gereinigde gemetselde muren hebben hun intense kleur rood terug, de natuurstenen poorten – die de bezoekers scannen – hebben de allure van een voorportaal bij een Griekse tempel. Hoewel de boog­ vormige ramen aan weerszijden van de passage nog zijn dichtgetimmerd, kun je je al voorstellen hoe het effect straks zal zijn. Het is niet minder dan een panorama op een overdekt stuk

stad. Fietsersbond, eat your heart out, zou ik zeggen. Zo’n fraaie doorsteek krijgt een fietser nooit meer in de stad. Een paar weken later bekeek ik de expositie van Gabriel Metsu in de Philipsvleugel. Kleine, levendige doeken met taferelen van het Amsterdam rond 1650. Het publiek verdrong zich voor de geschilderde stukjes geschiedenis om een glimp op te vangen van doodgewone stedelingen in hun dagelijks leven. Ik realiseerde me dat Metsu en met hem vele anderen, over anderhalf jaar een veel betere omgeving gaan krijgen, in veel betere omstandig­ heden. En dat dankzij het ingenieuze ontwerp van Cruz y Ortiz. Ik realiseerde me ook dat ik op een steenworp afstand stond van de schacht met leidingen. En de conclusie die je uit deze vooruitblik op het nieuwe Rijksmuseum kunt trekken, is dat de nieuwe entree van het Louvre verbleekt bij wat er in Amsterdam staat te gebeuren. State of the Art, letterlijk en figuurlijk.


nieuws

Skelet graaf Willem II onderzocht

De skeletresten zijn in 1928 in de tombe geplaatst. Aangenomen wordt dat ze afkomstig zijn van RoomsKoning graaf Willem II († 1256) of zijn broer Floris de Voogd († 1258). Al meer dan twee eeuwen zijn hierover uit-

Wandbekleding als kunst

De tombe is een reconstructie uit 1928. Het is een nis aan de zuidwand van de Koorkerk, die is dichtgezet met een bakstenen muur waarop een zware, hardstenen dekplaat is aangebracht. Op de dekplaat zijn fragmenten van een middeleeuwse grafsculptuur bevestigd. De fragmenten stellen een ridderfiguur voor, mogelijk Rooms-Koning Willem II. De reconstructie uit 1928 en de presentatie van de ridderfiguur zijn naar huidig inzicht voor verbetering vatbaar.

voerige discussies gevoerd. Er is zelfs gesuggereerd dat het skelet helemaal niet afkomstig is van een lid van de Hollandse grafelijke familie. Ook voor deze veronderstelling zijn steekhoudende argumenten aan te voeren. Willem II is een van de vele middeleeuwse graven die over Holland en Zeeland regeren. Hij leeft maar kort, van 1227 (of 1228) tot 1256. Net als zijn zoon Floris V en vele andere vorsten in de middeleeuwen komt hij op gewelddadige wijze om het leven. Tijdens zijn korte leven en regeerperiode brengt Willem II het tot Rooms-Koning en bijna tot keizer. In nationaal en zelfs internationaal perspectief is Willem II een belangrijke vorst. Dus niet alleen voor Zeeland. Zijn aanzien verwerft hij door politieke contacten en leiderschap in militaire acties. In zijn machtsgebied verleent hij aan verschillende plaatsen stadsrechten.

Ook begint hij met de bouw van de Ridderzaal in Den Haag.

Het fysisch antropologisch en het DNA-onderzoek wordt uitgevoerd door prof. dr. G.J.R. Maat en prof. dr. P. de Knijff, beiden verbonden aan het Leids Universitair Medisch Centrum. Het historisch onderzoek wordt uitgevoerd door prof. dr. E.H.P. Cordfunke, tevens de coördinator van het onderzoek.

De skeletresten zijn eerder al, in 1980, kortstondig uit de tombe verwijderd en vervolgens teruggeplaatst. Voor de recente verwijdering is gekozen voor het boren van twee gaten in de gemetselde bakstenen voorwand uit de jaren ’50 van de twintigste eeuw.

De Rijksgebouwendienst is momenteel bezig met de herinrichting van een aantal kantoorruimtes op het Binnenhof voor de Eerste Kamer. Een 11-tal voormalige kamers van de Raad van State wordt gereed gemaakt als fractiekamers voor de senaat. Deze kantoorruimtes, die al in juni worden opgeleverd, worden op bijzondere

wijze gedecoreerd: studenten van de kunstacademie ontwerpen ‘wandkleden’, geïnspireerd door de staatkundige en culturele geschiedenis van Nederland.

Hiervoor is een wedstrijd uitgeschreven. Een deskundige jury, onder leiding van de voorzitter van de Eerste Kamer René van der Linden, heeft vlak voor Pasen een beslissing genomen welke doeken er gaan hangen.

Hoewel Willem II bij Hoogwoud in Noord-Holland sneuvelt, wordt hij begraven in Middelburg. Tenminste, dat wordt aangenomen. De twee eerdere grafmonumenten voor Willem II zijn namelijk door brand verwoest (in 1492 en 1568). Het later, in 1817 ontdekte riddergraf kan dat van Willem II zijn, zeker is dit echter niet. In Middelburg herinneren nog twee beelden aan hem.

Eigenlijk was het nodig de kantoren te restaureren , maar dat vraagt om een grondig en nauwkeurig (en daardoor langdurig) onderzoek van de interieurs. Omdat de fracties dringend extra ruimte nodig hebben, is ervoor gekozen om de muren en de plafonds voor een periode van vijf jaar te bekleden met doeken, waarop passende decoraties zijn afgebeeld. De Rijksgebouwendienst en de Eerste Kamer hebben studenten van de kunstacademies in Den Haag en Rotterdam gevraagd om ontwerpen voor op de doeken te maken.

De jury is tot het oordeel gekomen, dat de studenten in een korte tijd een bijzonder reeks aan ontwerpen hebben vervaardigd, die het nieuwe deel van de huisvesting van de Eerste Kamer een uniek aanzien gaan geven. Op de foto’s de gepresenteerde ontwerpen. Het ontwerp dat door de jury als meest bijzonder is aangemerkt en is beloond met een zelf te kiezen culturele stedentrip binnen Europa. Foto: Roger Dohmen

5

Eind maart zijn skeletresten uit de tombe in de Koorkerk te Middelburg verwijderd voor fysisch antropologische onderzoek en DNA-onderzoek. In combinatie met aanvullend historisch onderzoek zal dit leiden tot meer duidelijkheid over de afkomst van de skeletresten. De Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) heeft de Rijksgebouwendienst verzocht haar medewerking aan dit onderzoek te verlenen. De Rijksgebouwendienst is eigenaar van het graf. De SCEZ fungeerde tevens als opdrachtgever voor de uitvoering van de verschillende werkzaamheden.


6

stedenbouw

monumenten

architectuur

architectuurbeleid

kunst

nieuws

Wandkleden Ridderzaal ‘historisch gegeven’ Nu de Antillen niet meer als zodanig bestaan, de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) bijzondere gemeenten van Nederland zijn geworden en Curaçao en Sint Maarten net als Aruba een aparte status hebben gekregen klopt de aankleding van de Ridderzaal niet meer. Althans als je naar de wapenkleden langs de muren kijkt. Moet dat niet worden aangepast? ‘Eerherstel voor een feestzaal’ heet het boekje dat de herinrichting en nieuwe stoffering van de Ridderzaal In de jaren 2004-2006 tot in elk kunsthistorisch detail en bijna elke vezel beschrijft. Bij de vernieuwing,

Maallust opening Pieter van Vollenhoven heft het glas op de opening van bierbrouwerij Maallust in Veenhuizen, de laatste aanwinst van de opgeknapte gebouwen in het dorp dat nu op de Werelderfgoedlijst is geplaatst. De afgelopen twee jaar is er driftig getimmerd en gesleuteld aan het complex naar een ontwerp van Architectenbureau K2. En op 13 april was het zover: een feestelijke inwijding. De vreugde was nog groter omdat een deel van het ‘ gevangenisdorp’ de status van werelderfgoed heeft gekregen. Dit is voor de promotie van Veenhuizen van groot belang – zie elders in SMAAK de herinneringen aan Maallust van Mariët Meester, writer in residence. foto’s: Jaap de Ruig

is gekozen voor een totaalconcept . ‘Voortdurend werden nieuwe opties gelanceerd’ en ‘gewikt en gewogen’ om een mooie ‘balans te vinden tussen heden en verleden’, aldus het verslag van de restauratie. Waar voorheen tapijten met oosterse motieven hadden gehangen moesten nu wandkleden komen met wapens van alle rijksdelen. Negentien wandvlakken tussen de collonetten (de slanke zuilen in de wand) zijn sinds 2006 behangen met wapenkleden van elk bijna drie meter hoog. Het zijn de wapens van de twaalf provincies, aangevuld met het Rijkswapen, het wapen van de Nederlandse Antillen en de toen nog

kersverse wapens van de Antilliaanse eilanden, Bonaire en Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten. Het hele Nederlandse koninkrijk hangt sindsdien als geweven beeldverhaal langs de muren van de Ridderzaal. Echter, het historische beeldverhaal strookt niet meer met de werkelijkheid. Zijn wij nu de enige die zo ‘snugger’ zijn om dat te zien? vraagt Jacqueline Baaren van het Bureau Beheer Grafelijke Zalen zich af. Ze weet met haar collega’s nog heel goed dat de wapenkleden in 2006 speciaal zijn ontworpen voor de nieuwe Ridderzaal en dat Rgd-architect Askon Eden dat proces toen begeleidde. De Antillen zijn de Antillen niet meer, sinds de BES-eilanden in 2010 de status kregen van bijzondere gemeenten en Sint Maarten en Curaçao een apart land binnen het koninkrijk werden. Maar moet dat gevolgen hebben voor de Ridderzaal? Askon Eden, in 2004 betrokken

bij de nieuwe aankleding van de Ridderzaal, vindt van niet. ‘Toen we het project begonnen, wisten we al dat er veranderingen in de staatkundige verhoudingen met de Antillen op stapel stonden. We wisten niet dat het zover zou gaan, maar toen al is met de projectgroep afgesproken dat we de aankleding van de Ridderzaal als een historisch gegeven zouden beschouwen. Dat is toen volmondig geaccepteerd.’ De wandkleden vormen een sluitende reeks’, zegt Eden, het zou zonde zijn om daar afbreuk aan te doen, is zijn suggestie. De reeks geeft nu een ‘extra historisch accent’ aan de inrichting van de Ridderzaal. Als er iets moet veranderen in de inrichting van deze zaal, dan is het aan de voorzitter van de Eerste Kamer, die tevens voorzitter is van de Verenigde Vergadering der Staten-Generaal en uit dien hoofde gastheer tijdens een gelegenheid als Prinsjesdag, om daarover een besluit te nemen.


Vergeleken met de commerciële markt is de leegstand van het aantal kantoren, zowel gehuurd als in bezit, betrekkelijk laag: 3 tot 4 procent van de 4,5 miljoen vierkante meter terwijl het percentage landelijk op 14 ligt. De rijksoverheid bezet tien procent van het totaal aan kantoorruimte dat in Nederland beschikbaar is. Van de landelijke 45 miljoen vierkante meter staat 7 miljoen m2 leeg. Directeur Vastgoed van de Rijksgebouwendienst Eva Klein Schiphorst over Wat is de aanpak van de Rijksgebouwendienst?

nieuws architectuurbeleid

Het voormalige CBS-kantoor in Voorburg staat al enkele jaren leeg. De vraag is of het gebouw zich leent voor herbestemming omdat het in een woonwijk staat en misschien niet meer voldoet aan de huidige energieprestatienormen. Op deze en volgende pagina’s exterieur en interieur.

nieuws

Niet langer meer een pand voor elke klant

Twee tegenstrijdige ontwikkelingen beheersen op dit moment de kantorenmarkt. Enerzijds moet de rijksoverheid inkrimpen en zullen er ministerie-gebouwen worden samengevoegd of zelfs worden afgestoten, anderzijds vragen de veranderde opvattingen over de manier van werken nieuwe kantoorruimte. Die ziet er anders uit dan het gebruikelijke kantoor. Concentratie van werkplekken gaat gelijk op met verkleining van het aantal werkplekken. Tegelijkertijd staat er een verontrustende hoeveelheid kantoren leeg, overigens vooral in de commerciële sector. De situatie is zelfs zo erg dat minister Schultz van Haegen in maart 2011 een actiepro-

gramma heeft gepresenteerd. Eva Klein Schiphorst, directeur Vastgoed bij de Rijksgebouwendienst, is niet verrast over de veranderingen, ze zag de cultuur­ omslag aankomen. Maar ze voltrekken zich sneller dan ze had verwacht. ‘Gebruikelijk was dat ieder onderdeel van de rijksdienst een deel van zijn identiteit haalde uit zijn eigen huisvesting. De regel gold: elke klant zijn eigen pand. Je moest er goed bijzitten. Daarvan afscheid nemen, dat kost tijd en moet vaart krijgen. Er zit veel emotie bij.’ In het regeerakkoord is een vermindering van het aantal ambtenaren aangekondigd. Daarnaast is iedereen kritisch op ruimtegebruik. Als het

7

Leegstand vraagt om nieuw beleid

stedenbouw

Tekst: Agnes Koerts en Derk van der Laan fotografie: levien willemse


gaat om werkplekken klinkt dagelijks de vraag: “hebben we al die ruimte wel nodig?” De normen veranderen. Gold vroeger dat voor één werkplek 30 vierkante meter (bvo) nodig was, in de toekomst zal dat maximaal 24,5 vierkante meter zijn, en in sommige onderdelen van de rijksdienst al beland op 24 vierkante meter. Bovendien is het idee dat er meer werkplekken dan fte’s zouden zijn, intussen achterhaald. Het leidt tot de aanblik van veel lege stoelen in gebouwen. Klein Schiphorst schetst de discussie: ‘De formele norm is nu nog 1 op 1, maar we gaan terug naar 0,9 en in discussies nu 0,8 en zelfs 0,7 werkplek per fte.’ Voor de rijksdienst bepaalde de ICBR (Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijksdienst) normen voor de verhouding tussen aantallen werkplekken en fte’s. Het rijk heeft de principes omarmd van Het Nieuwe Werken. Daarbij krijgen werknemers stimulansen om thuis of vanuit gemakkelijk bereikbare werkplekken te opereren.

8

Ze wijst naar buiten, waar voor de ramen van haar kamer in het voormalige VROM-gebouw aan de Rijnstraat in Den Haag de torens verrijzen voor de ministeries van Veiligheid & Justitie en BZK, het Jubigebouw: ‘Wie had gedacht dat er ooit twee ministeries in één gebouw zouden gaan zitten, en dat er mogelijk nog een derde bijkomt?’. Klein Schiphorst: ‘Wat overblijft aan gebouwen en ruimte moeten we goed herbestemmen. Dat is de kunst. Dat moeten we als rijk goed doen, in het hele land. Het gaat niet alleen om Den Haag.’ Behalve de 4,5 miljoen aan vierkante meters regulier kantooroppervlak heeft de Rijksgebouwendienst ook nog 2,5 miljoen meter aan zogeheten “specials” onder haar hoede: de bijzondere gebouwen, zoals musea,

Beelden van het interieur van het leegstaande CBS-gebouw in Voorburg

monumenten, penitentiaire inrichtingen, depots en nog meer bijzondere bestemmingen. Vijf beuken

Om de veranderde sfeer nader te illustreren, kijken we met haar ook naar binnen, in het twintig jaar geleden door Jan Hoogstad ontworpen glazen gebouw. Bouwjaar 1993, helemaal niet zo oud. Klein Schiphorst: ‘Dit is gebouwd in een stramien van vijf beuken. Elk directoraat-generaal had een eigen beuk. Ze werden gezien als vijf aparte takken met elk een eigen pand. Heel mooi beluister je dat in de lift die op de vierde etage de verschillende delen verbindt. Lang werd daar gezegd: “de verdeelstraat”. En nu hoor je de stem gelukkig aankondigen: “de verbindingsstraat”.’ Het eind van de veranderingen is nog niet in zicht. Ze schat dat over tien jaar, in 2020, de hoeveelheid kantoorruimte die het rijk in gebruik heeft (in eigendom en huur) de helft

minder zal zijn dan nu. ‘Een halvering in vierkante meters, van de 4,5 miljoen vierkante meter nu naar ruim twee miljoen’, luidt haar schatting. Waar gaan al die overtollige meters heen, wat is het beleid bij de Rijksgebouwendienst? Klein Schiphorst: ‘Wij zijn de huisvester van rijksdiensten, zij zijn onze klanten. Wij dragen ruimte aan. Die ruimte moet passen bij het primaire proces van de klant. We zijn geen beleidsbepalende organisatie maar wij kunnen wel een trend stimuleren. Bijvoorbeeld nadenken over de grootte van een bepaald kantoor. Er zijn andere onderdelen van het rijk die het beleid bepalen. Wij zijn een uitvoeringsorganisatie’. Inmiddels wordt wel breed aanvaard, ervaart zij, dat minder vierkante meters gaan gebruiken een gespreksonderwerp is. Daarbij honoreert de Rijksgebouwendienst de wensen de klanten. Er wordt meer dan voorheen maatwerk geleverd.

Masterplan Den Haag

‘Een reeks vragen voert bij ons momenteel de boventoon’, zegt Klein Schiphorst. ‘Wat doe je met een vastgoedportefeuille die groter zal zijn dan wat je zelf nodig hebt? Alles wegen we zorgvuldig af. Concentreer je je vooral op Den Haag, of in drie steden, of elders? Wij zijn bezig met een landelijke visie. Er is een Masterplan Den Haag gemaakt voor de bundeling van ministeries in het centrum van de stad. Daar hoort de keus bij over de mate van huur en van eigendom. Gaan we voor een marktconforme prijs, of krijg je uiteindelijk een beter maatschappelijk rendement als je concessies doet op de prijs? Beslissingen nemen we in nauw overleg met het RVOB, het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, dat ontstond uit fusie van Domeinen Onroerende Zaken van het ministerie van Financiën en het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf van het rijk.’ Klein Schiphorst: ‘Bij incourant vastgoed op “verkeerde plekken”


De adviezen van bedrijfsmakelaar Jacques Kwak, in SMAAK nummer 50, aan de Rijksgebouwendienst om eerst zelf met architecten en anderen een plan voor de komende tien jaar te maken voor de leegkomende gebouwen, en daarna pas de markt op te gaan, omarmt Klein Schiphorst: ‘Je mag, vind ik, als rijksoverheid niet zomaar je onroerend goed op de markt dumpen. Wij, als uitvoerende rijksdienst moeten

letten op de maatschappelijke omstandigheden. Wij huren nu op de markt ongeveer 600 panden, waarbij we wel steeds scherper kijken naar de kwaliteiten daarvan. Onze klanten zijn steeds kritischer, bijvoorbeeld over de mate van duurzaamheid’. In plaats van winstmaximalisatie heeft het sluiten van contracten van te verkopen rijksvastgoed met marktconforme prijzen haar voorkeur: wie op maximalisatie gaat zitten, kan wellicht heel lang wachten. En je moet erkennen dat een deel van de voorraad zich bevindt op plekken met een lage marktwaarde. ‘Naast een commer­ cieel doel hebben wij ook maatschappelijke verantwoordelijkheid: we letten op de effecten van de bewegingen die wij veroorzaken. Daarom is overleg met gemeenten heel belangrijk. ‘Waar marktpartijen opeens veel lege kantoren proberen kwijt te raken, zie je bij de rijksgebouwen een voorzichtiger beleid. Niet alles in een keer afstoten.’. Ook zie je bij ons niet gebeuren dat in een

gebouw waar bijvoorbeeld eerst 3000 medewerkers werken opeens 6000 mensen moeten worden gehuisvest’. Leegstand is een hoog op politieke en bestuurlijke agenda’s staand onderwerp. In maart overlegde de Tweede Kamer met minister Schultz van Haegen over de totale kantorenleegstand in Nederland. De minister presenteerde daarvoor begin maart een Actieprogramma Aanpak Leegstand Kantoren, gemaakt in samenspraak met organisaties als de NEPROM (projectontwikkelaars), IVBN (beleggers), VNG (gemeenten), IPO (privincies). Die organisaties committeren zich aan gezamenlijke uitvoering van het actieprogramma. Herontwikkeling, transformatie en sloop staan bovenaan de lijst. Maar ook lange termijn-maatregelen voor een beter functionerende kantorenmarkt. En betere regionale ruimtelijke planning, programmering en afstemming. In februari zei plaatsvervangend directeur-generaal bij het ministerie van BZK Bert van

Delden op een conferentie over gebiedsontwikkeling: ‘Het rijk kan op een andere manier omgaan met rijksvastgoed. Het kan gebouwen bijvoorbeeld op een strategischer plek neerzetten om gebiedsontwikkelingen aan te jagen.’ Bij het ministerie van BZK werkt het directoraat-generaal OBR (Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk) aan verdere professionalisering van de bedrijfsvoering van het rijk. Daaruit vloeien aanbevelingen en kaderstellingen voort die van groot belang zijn voor de omvang van de kantoren die rijksambtenaren nodig hebben. De politieke besluiten daarover geven de komende tijd richting aan het handelen van de Rijksgebouwendienst.

9

bezien de Rijksgebouwendienst met het RVOB zonodig de mogelijkheden tot transformatie, herontwikkeling of herbestemming. Dat is er uiteindelijk op gericht om de kans op succesvolle afstoot of /verkoop te vergroten, en langdurige leegstand op de vastgoedmarkt te voorkomen. Het beleid wil via de rijkshuisvesting ook een bijdrage leveren aan andere regeringsdoelstellingen.. Naast bedrijfseconomische afwegingen heeft de Rijksgebouwendienst daarom bijvoorbeeld ook oog voor stedelijke ontwikkeling en monumentenzorg’.


Tekst: nicolaas matsier Fotografie: maarten noordijk

De obelisk is de ideale gedenknaald De Rijksgebouwendienst heeft vier gedenknaalden in beheer. Een daarvan staat in Heemstede, bij het Huis aan het Manpad. Curieuze monumenten zijn het, die verwijzen naar, ja naar wat eigenlijk? Naar een al dan niet gehouden veldslag? Nicolaas Matsier dook in de historie.

10

stedenbouw

monumenten

architectuur

architectuurbeleid

kunst

column onderwerp

wauw gebouw

Laat het verleden sporen achter? Dat hangt er nogal van af. De geschiedenis van de lange duur doet dat vaak wel (uitbreidingen van een oude stad laten zich aflezen uit een plattegrond), maar met de geschiedenis van evenementen als bij voorbeeld veldslagen is het anders gesteld. Die vervluchtigen. Ze hebben geschiedschrijvers nodig. En monumenten. Maar monumenten verliezen vaak hun zeggingskracht. Als het historisch besef van de voorbijganger verdwijnt, wordt het monument werkloos. Tja, hier schijnt dus het een of ander gebeurd te zijn, maar wat precies, nee, geen idee. Het monument, ooit een soort van wijzende vinger, met een half woord

erop waaraan de voorbijganger genoeg had, is een ding geworden dat niet meer zonder de explicaties van een gids of van een routebeschrijving kan. De naald aan het Manpad is zo’n monument geworden. De naald is geheel los komen te staan van de man die hem neerzette, van het buitenhuis waar hij zijn zomers doorbracht, en al helemaal van de maar liefst twee historische gebeurtenissen die in de herinnering moesten blijven. Maar hij staat er, de obelisk, oprijzend uit zijn grind, achter een hekje, met twee opschriften en een door niemand meer begrepen wapen.


Vooral in de nieuwe nationale staten van de negentiende eeuw hebben de obelisken nog één keer gebloeid. Ze memoreren veldslagen en verheerlijken vorsten, soms in één en dezelfde adem. In Frankrijk en Engeland doen ze dat meestal op pleinen en in steden, in het aanzienlijk burgerlijker Nederland liggen ze gewoonlijk bij een paleis of een buitenplaats. De naald van Heemstede bevindt zich aan de Herenweg, bij het Huis te Manpad. Zij is in 1817 geplaatst door D.J. van Lennep. Deze had – schrijft zijn zoon – ‘de zucht van zich buiten te wenschen, niet om dat het saizoen het medebrengt, niet, om dat iedereen naar buiten gaat, niet, om dat men zijn plantsoen, zijn weides, zijn akkers, zijn boerdery, zijn moestuin, zijn broeibakken, zijn belangen in een woord, heeft na te gaan, niet om dat men er pooten en planten en rijden en visschen en jagen kan; – maar om dat men er buiten is.’

Ik heb de fraaie woorden aangetroffen in ‘Het leven van Mr. Cornelis van Lennep en Mr. David Jacob van Lennep, beschreven en toegelicht uit hun gedichten en andere oorspronkelijke bescheiden, en in verband met hun tijd beschouwd’ (1861/1862), de vierdelige biografie die de uiterst productieve zoon wijdde aan zijn grootvader en zijn vader. De zoon (Jacob, schrijver van historische romans) is de bekendst geworden Van Lennep. Het buitenleven van David Jacob van Lennep vond plaats in en rondom het Huis te Manpad, een nog altijd bezienswaardig buitenverblijf met mooie tuin. Diens vader had het zomerverblijf in 1767 gekocht. Tot halverwege de twintigste eeuw is het huis in het bezit van de familie Van Lennep geweest. De rest van het jaar woonden deze patriciërs en latere jonkheren in Leiden of Amsterdam, hun zomers brachten zij graag in de duinen door. David Jacob (1774-1853) was vijftig jaar lang hoogleraar klassieke talen aan het Athenaeum Illustre in Amsterdam (dat plusminus als universiteit fungeerde, maar waar je niet kon promoveren). Deze Van Lennep leefde in meer dan één tijd; hij was even vertrouwd met de oudheid als met de middeleeuwen als met de Tachtigjarige Oorlog. Hij stond met het ene been in de vorige en met het andere in de volgende tijd. Hij is zowel een van de laatste Nederlandse neolatinisten geweest als een belangrijk aanjager van de Nederlandse Romantiek. Hij schreef en sprak moeiteloos Latijn. In die taal dichtte hij ook dat het een lieve lust was. Zijn bundel ‘Rusticatio Manpadica’ (Het Manpadse Landleven) is van 1796. Dertig jaar later hield hij zijn ‘Verhandeling over het belangrijke van Hollands grond voor gevoel en verbeelding’. Als slot fungeerde het gedicht ‘Hollandsch Duinzang’, waarin de Slag bij het Manpad wordt bejubeld. Ter gelegenheid van zijn vijfenzeventigste verjaardag bediende hij zich opnieuw van het Latijn om zich te richten tot de bomen op zijn landgoed.

Ik zal de eerste vier regels van dat gedicht, ‘Ad Villae Manpadicae arbores’ (Aan de bomen van het Huis te Manpad), citeren. Ze zijn vertaald door J.P. Guépin. Manpads geboomte vol met vogels: eiken, linden, en beuken, welkome beschutting voor de zon, ik mag u steunend op mijn stokje wedervinden, ik die als kleuter kroop over dit groen gazon. Als gezegd, de negentiende eeuw was de eeuw van de gedenknaalden. De Rijksgebouwendienst heeft er vier in beheer. In 1815 verrees bij paleis Soestdijk de naald die de Slag bij Quatre Bras memoreert, de opmaat tot de Slag bij Waterloo, met prins Willem Frederik (de latere koning Willem II) in de hoofdrol. De naald in Heemstede, particulier initiatief van Van Lennep, werd in 1817 geplaatst. De naald van Rijswijk, opgericht twee eeuwen na de gelijknamige vrede van 1697, werd vervaardigd van resten van het gesloopte paleis van Frederik Hendrik waarin destijds die vrede getekend was. Paleis Het Loo kreeg in 1901 een naald cadeau van de burgers van Apeldoorn, wegens het voorgenomen huwelijk van Wilhelmina met Hendrik. De naald van Van Lennep is in meer dan één opzicht een wat vreemde eend in deze bijt. Zijn obelisk, niet voor een Oranje, was een eenpersoonsinitiatief. Zijn naald had bovendien een dubbel doel. Ten eerste moest zij eer bewijzen aan Witte van Haemstede, de bastaardzoon van Floris V, voor Van Lennep en zijn tijdgenoten de held van de Slag aan het Manpad (1204). Na de glorieuze Guldensporenslag (1202), tegen een overmacht van Franse ridders, drong een Vlaams volksleger ver door in het al even vijandelijke Zeeland en Holland - tot bij Haarlem. Het tweede evenement dat Van Lennep wilde gedenken was een nederlaag uit de Tachtigjarige Oorlog. In 1573 werd Haarlem na een beleg van zeven maanden door de Spanjaarden genomen. Een vloot van de geuzen op het Haarlemmermeer had niets uitgehaald. Een

schermutseling aan het Manpad had geen gewicht in de schaal gelegd en niet geleid tot Haarlems ontzet. De leider van de hierbij betrokken geuzen, Batenburg, sneuvelde; de jonge Oldenbarneveld raakte gewond. Van Lennep moet zich, als eigenaar van het landgoed, de gastheer hebben gevoeld van niet minder dan twee Slagen aan het Manpad. Zijn eerste zoon is niet zomaar schrijver van historische romans geworden. Maar een andere zoon, Aernout van Lennep, halfbroer van de romancier, deed de naald in 1863, tien jaar na de dood van zijn vader, van de hand. Om precies te zijn bood Aernout de naald aan met de toezegging, het vermolmde houten hek rond de naald te vervangen door een nieuw ijzeren. Het Koninkrijk der Nederlanden aanvaardde de naald. Misschien was deze afstoting van de naald al een eerste klap in het gezicht van de dode Van Lennep. Het is maar goed dat het laatste desastreuze nieuws de ontslapen stichter van de naald evenmin heeft kunnen bereiken. De Slag bij het Manpad van 1204 heeft nooit plaatsgevonden. Het is een vaderlandslievende mythe die vanaf de veertiende eeuw steeds vormvaster is geworden. Dat heeft de historicus F.W.N. Hugenholtz laten zien in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1954/1955. Soms staat er op zo’n naald een afzender. Op deze niet. De obelisk, die tot de afstoting deel uitmaakte van het buiten der Van Lenneps, vermeldt twee evenementen die nu, bijna tweehonderd jaar na de totstandkoming van de naald, tot volslagen onbekendheid zijn weggezakt. De twee veldslagen worden alleen op deze plek nog bijeen gehouden door de onwetende naald. Zodoende is de kleine obelisk het stilzwijgende monument geworden voor de vaderlandse geestdrift waarmee David Jacob van Lennep zijn Huis te Manpad in de zomerse duinen bewoond moet hebben.

11

Het zijn de oude Egyptenaren geweest die de hoogst karakteristieke vorm van de obelisk hebben bedacht: die van de vierkante zuil, die naar de top toe smaller wordt, om te eindigen als een minipiramide. Zulke zuilen stonden getweeën bij de ingangen tot zonnetempels. Het zijn monolieten, op zichzelf al een prestatie van steenhouwkunde. Er zijn geleerden die deze zuilen voor gestileerde zonnestralen houden. Dat de aarde iets terugdoet voor al het ontvangen zonlicht, een mooie gedachte is het in elk geval. Het Griekse woord obelisk is in zoverre goed gekozen dat ‘obelos’ braadspit betekent; een braadspit is immers lang, smal en vierkant. Of uit de verkleinvorm - een obelisk is een spitje - een zweem van gebrek aan respect spreekt, weet ik niet. Maar uit het feit dat in Rome de ene na de andere uit Egypte geroofde, moeizaam overzee vervoerde obelisk verrees blijkt wel hoezeer de Romeinse keizers, zelf grote bouwers, onder de indruk waren. Via hen werd de obelisk vanaf de renaissance en vooral in de neoclassicistische negentiende eeuw een zo niet imperiaal dan toch adellijk ornament.


12

Foto: Wim Ruigrok

stedenbouw

monumenten

architectuur

architectuurbeleid

kunst


de oogst Jaren lang moeten (binnen) steden leven met bouwputten en bijbehorende kranen, met al dan niet levendig beschilderde schuttingen en steigerdoeken. De laatste zijn inmiddels verboden in de werelderfgoed-stad Amsterdam. En ineens is het allemaal weg. Voor het gerestaureerde timpaan van het Paleis op de Dam hangt een flinterdun net, als een voile voor de ogen van een vrouw, bedoeld om de duiven te weren. Dat is geen noodzakelijk kwaad want de duiven hadden de afgelopen jaren veel – esthetische – schade aangericht. Er komt in dit jaar van alles te voorschijn, van de opgepoetste gevel van het Scheepvaartmuseum tot de torens van de Dienst Uitvoering Onderwijs in Groningen, en het nieuwe gebouw van de Belastingdienst in Doetinchem. De laatste twee zijn nieuwe proeven van DBFMO en laten zien op welk een hoog niveau nieuwbouw is gepleegd. Een jaar van oogsten dus, en daarmee ook een jaar van keuren en kijken: is het resultaat de moeite waard of meer dan dat? SMAAK-51 voedt de kijker.


pps architectuurbeleid architectuur

14

de oogst Tekst: marieke Hillen Fotografie: sake elzinga en michiel van nieuwkerk (portret)

Kempkensberg betekende voor Ben van Berkel nieuwe uitdaging


Eind maart hebben de Dienst Uitvoering Onderwijs en de Belastingdienst hun intrek genomen in de nieuwbouw Kempkensberg. De ontwikkeling en realisatie van het nieuwe kantoorgebouw zijn hiermee, aldus het gezamenlijk persbericht van de opdrachtgever en het aannemend consortium, tijdig, binnen budget en conform de gewenste kwaliteit voltooid. De nieuwbouw is gesitueerd op de bestaande locatie van de Dienst Uitvoering Onderwijs en de Belastingdienst in Groningen, aan de Kempkensberg. De bestaande bebouwing wordt nu gesloopt waarna fase B (de ondergrondse parkeergarage en de zogenaamde windhinderplint) en fase C (stadstuin en paviljoen) worden gerealiseerd. De uiteindelijke plevering van het project staan gepland voor mei 2013. In een gesprek met Ben van Berkel gaat het over de DBFMO constructie waarbinnen het project is gerealiseerd en over de speelruimte voor architect binnen de gekozen aanbestedingsmethode

ruimte van 18 centimeter in plaats van de gebruikelijke 50 centimeter verlaagd plafond, waardoor een lagere verdiepingshoogte kon worden aangehouden. Zo is er op kosten en materiaal bespaard. Betonkernactivering houdt het gebouw op een efficiënte manier op een constante temperatuur.

Maar we hebben ook een ventilatiesysteem kunnen introduceren dat veel gezonder is voor de medewerkers, waarbij verse lucht met een lage snelheid via de verhoogde vloer de kantoorruimten in wordt geperst en via de bouwkundige hoofdschachten wordt afgezogen.’

15

‘Door de DBFMO constructie hebben we in Groningen een gebouw kunnen maken dat innovatie ter bevordering van een duurzaam, energiezuinig gebouw als het ware heeft geïncorporeerd. Zo hebben we bijvoorbeeld alle benodigde installaties in het vloerpakket opgenomen. Dit pakket heeft een netto

stedenbouw

monumenten

Niet het ontwerp maar de samenwerking versterkt het resultaat


pps architectuurbeleid architectuur

Eerste proeve van gebiedsontwikkeling per PPS voor Rijksgebouwendienst ‘Ook de ontwikkeling van de gevel is ingegeven door het streven naar reductie van energieverbruik. De vinnen reguleren de warmte en lichttoetreding in de winter en zomer, maar reduceren tegelijkertijd ook de kosten van Maintenance doordat de ramen veel minder hoeven te worden schoongemaakt.’

16

Innovatiekracht

‘Naast de harde technische kant is er wat mij betreft ook een zachtere kant aan het verhaal over duurzaamheid. Ook hier bevordert de aanbestedingsconstructie naar mijn idee de innovatiekracht van betrokken partijen. Deze zachte kant gaat over de oriëntatie, de juiste plek, de juiste

vorm. De situering van de nieuwbouw is bijvoorbeeld grotendeels bepaald door de bestaande bebouwing aan de Kempkensberg (die pas na de bouw wordt gesloopt red.). De plot die overbleef, direct naast het Sterrebos, en de door de gemeente bepaalde enveloppe had een minder goede windoriëntatie. Door de vloeiende vorm van de nieuwbouw wordt de wind echter langs het gebouw geleid en treden geen valwinden op die niet alleen vervelend zijn op het maaiveld maar ook het aanpalende Sterrebos zouden schaden. De toekomstige stadstuin van Lodewijk Baljon aan de oostzijde zorgt ervoor dat het gebouw straks ligt ingebed in een

historische en een nieuwe ecologische structuur die aansluit op de ecologische zone van de provincie. Maar ook in de interne organisatie van het gebouw vindt deze opvatting over duurzaamheid haar weerslag. In Groningen is de manier waarop mensen samenwerken als het ware in het ontwerp ‘geprogrammeerd’. Er is een grote verscheidenheid in werkplekken die de door de opdrachtgever gewenste interactie faciliteren: open, gesloten workshopachtige werkplekken of loungeplekken voor ontmoeting. Vanaf het Moebiushuis experimenteren wij in onze projecten al met verschillende plekken voor verschillende tijden en activiteiten. Maar dat

we met zoveel specialisten vanaf het begin aan dit onderwerp hebben gewerkt, heeft een verfijning van het ontwerp opgeleverd die alleen met integraal ontwerpen tot stand kan komen. Zo gaan de transparantie, de toetreding van daglicht en de doorzichten niet alleen over het welbevinden van de medewerkers, maar ook over kennismanagement: kennis in huis wordt hierdoor aantoonbaar makkelijker gedeeld.’ De architect en DBFMO

‘In de grote lijnen zijn we erg gelukkig met dit ontwerp. We zijn binnen het budget gebleven en hebben binnen de randvoorwaarden alles kunnen uitvoeren zoals in het


Wachtruimte in lounge-sfeer voor de Belastingdienst Groningen.

‘Ik vind het werken in een aanbestedingsconstructie, waarbij alle betrokken partijen in een vroeg stadium met elkaar aan tafel zitten juist een uitdaging voor de architect. UNStudio heeft nooit het idee gehad dat hierdoor ons werken en onze ontwerpkracht wordt beknot. Wij zien architectuur als een puzzel die betrokken partijen met elkaar moeten oplossen. Als bureau zijn wij altijd met nieuwe ontwerptechnieken

in de weer geweest. Juist deze technieken bieden je als bureau middelen waarover architecten eerder niet beschikten om het ontwerpproces te controleren. Tot vijf jaar geleden was het redelijk gewoon dat al heel veel vast lag voor een gebouw en dat wij architecten er alleen werden bijgehaald om het geheel een mooi jasje te geven. Nu we bij dit soort nieuwe aanbestedingstechnieken worden betrokken, merken we dat je veel meer met je specialisten moet samenwerken omdat je niet meer puur vanuit het ontwerp alleen een interessant gebouw kunt maken. Je kan het alleen doen door intensief samen te werken met andere partijen. De

nieuwe ontwerptechnieken, maar ook de nieuwe productietechnieken waar we altijd in geïnteresseerd zijn geweest, helpen dit complexe proces te organiseren.’ Integraal en computergestuurd

‘Wij gingen voor een ontwerp waarin de innovatie op het gebied van duurzaamheid zichtbaar wordt gemaakt. Vanuit de technologische innovatie is gezocht naar de ruimte om een gebaar te maken in het ontwerp dat ingaat op het duurzaamheidsthema, zich zet in de context, en zich aanpast aan de kwaliteiten van de omgeving. Het gebouw heeft daardoor heel natuurlijke vormen gekregen. Tegelijkertijd heeft het

een computergestuurde kwaliteit. Je ziet dat het met de nieuwste productie- en bouwtechnieken is ontworpen. Dit alles kan alleen als het ontwerp vanaf het begin integraal wordt benaderd. Je kunt van alles bedenken, maar als je niet van tevoren afspreekt hoe je bijvoorbeeld zoiets als de vinnen gaat produceren en de leverancier hier uiteindelijk niet de tools voor heeft, dan kan je het ook maar beter niet ontwerpen. Dat de aspecten van kosten, kwaliteit, constructie en comfort allemaal bij elkaar komen in het ontwerp, is omdat het contract hier aanleiding toe geeft, of beter gezegd toe dwingt.’

17

contract werd geëist. Natuurlijk moet je hier en daar inleveren, daarmee is het ontwerp misschien op bepaalde details minder krachtig dan je zou willen, maar dat gaat wat mij betreft echt over kleine details.’


pps architectuurbeleid architectuur monumenten

‘Mercedes Benz is voor ons in dit opzicht een leerzaam project. We hadden een jaar om te ontwerpen en anderhalf jaar om te bouwen. Het is uiteindelijk een redelijk complex gebouw geworden. In dit bouwproces hebben we leren denken in de grote details. Hoe krijg je die in een gezamenlijk proces onder controle? De mogelijkheden hiervoor zijn door de nieuwe ontwerptechnieken veel beter dan vijf of tien jaar geleden. Wij zien de computer meer en meer als een managementtool. Het ontwerp moet je sturen door de integratie. Je kan een gebouw programmeren waarna het spel ontstaat van hoe je daar vorm aangeeft. Hoe breng je dat naar de maquette, wat voor een uitstraling geef je aan een ontwerp? Het is een continue pingpongspel tussen handmatig werken en werken met de computer. Het gaat hierbij ook om kennismanagement. Hoe verwerk je de kennis van soms wel zestig man in een samenhangend ontwerp?’ ‘Hoe meer je de kennis van betrokken partijen - bijvoorbeeld de constructeur, maar ook de uiteindelijke beheerder - in een vroeg stadium van het ontwerp kan meenemen, des te minder wijzigingen nodig zijn naarmate je in het proces naar de conclusie van het ontwerp toegroeit. De nieuwe ontwerptechnieken bieden de mogelijkheden om het optimale uit het integrale ontwerpen bouwproces te halen. Voor ons geldt dat de nieuwe ontwerptechnieken en eigentijdse aanbestedingstechnieken heel goed op elkaar aansluiten. Zo behoud je als architect de rol van supervisor op het gebied van de ontwerpkwaliteit en de organisatie van het gebouw. Voor andere partijen geldt hetzelfde op hun vakgebied.’

18

stedenbouw

Maintenance en Operate

‘Het is de eerste keer dat wij zijn gevraagd om Maintenance en Operate mee te nemen in het ontwerp, en het is voor ons interessant om te zien hoe dit zich ontwikkelt. De Rijksgebouwendienst kan als opdrachtgever door deze contract-

vorm het consortium alleen op de grote lijnen – bereikbaarheid, transparantie, comfortlevel, efficiëntie – briefen. Dat het maintenanceverhaal een efficiënte maar ook comfortabele rol moet spelen, heeft alleen maar voordelen. Je kunt veel beter en integraler ontwerpen. Je kijkt anders naar onderdelen van het ontwerp. Een opslagruimte van een kantine of een koffieplek moet niet te ver van diezelfde kantine of koffieplek zijn. Hoe kan het compacter, hoe kan het efficiënter, met die bril is naar de werkzaamheden van de medewerkers, maar ook naar alle serviceactiveiten in het gebouw gekeken. Deze manier van gezamenlijk kijken heeft de organisatie van het gebouw bepaald.’ ‘Het is indrukwekkend dat een overheid hier een dergelijk belangrijke rol in speelt. Daar loopt Nederland samen met landen als Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, in voorop. Ook in Azië neemt de overheid steeds meer het voortouw. Singapore bijvoorbeeld heeft een strenge overheid op het gebied van duurzaamheid en contractvormen, waarbij de overheid, de stedenbouwkundige diensten en private partijen gezamenlijk optrekken. De laatste jaren is sustainability zo’n belangrijk onderwerp geworden dat het de samenwerkingen, de inno­vatie in bouw en ontwerptechnieken, maar ook in de nieuwe contractvormen stimuleert. Constructiekosten, kwaliteit en comfort komen hierdoor bij elkaar in het proces. Alleen door de meer private sector lijken deze aanbestedingstechnieken nog minder goed te worden opgepakt.’ Kleine bureaus

‘Toen wij begin jaren negentig, onder andere bij de Prins Clausbrug in Utrecht met dit soort aanbestedingtechnieken te maken kregen, werd ons gevraagd te bewijzen of we dit aankonden. Dat stadium zijn we nu voorbij, maar kleinere bureaus hebben daar zeker problemen mee. Wat wij in deze eerste complexe projecten hebben geleerd is om de samenwerking op te zoeken met andere partijen. Ik denk dat dit voor


‘Ik geef tegenwoordig les aan Harvard (Kenzo Tangeleerstoel red.) Hier werk ik met topstudenten. Met hen kan ik samenwerken op dit soort integrale ideeën. Op een universiteit

als Harvard wordt breed nagedacht over het ontwerproces. Ze zijn erg geïnteresseerd in de combinatie van high esthetics aan de ene kant en de maintenance, de businessside van het ontwerpproces en aan de andere kant. Deze belangstelling kom ik nog te weinig tegen bij studenten van andere architectuuropleidingen.’

Belastingdienst en Dienst Uitvoering Onderwijs delen de receptie in het nieuwe gebouw.

19

kleinere bureaus nu ook de enige manier is om hier door heen te breken. Wij hebben altijd direct of indirect samengewerkt met bijvoorbeeld Arcadis. Ook met Arup werken we al jaren samen. Ondertussen hebben we heel veel bijgeleerd, waardoor we meer zelf aan kunnen. We zijn nu een middelgroot bureau geworden met 140 man. Ik vind het niet goed om te zeggen dat nieuwe aanbestedingstechnieken of vormen de rol van de architect marginaliseren. Als je hier als bureau goed in wordt dan heb je meer kans om nieuwe vormen van controle te krijgen over de kwaliteit van het werk. Bij klassieke aanbestedingstechniek mag je vaak als esthetisch adviseur het ontwerp begeleiden. Nu ben je volledig betrokken bij de vraag wat de kwaliteit van zo’n gebouw moet worden.’


20 architectuur

architectuurbeleid pps


de oogst Tekst: jaap huisman Fotografie: wim ruigrok

Regen, roet en uitlaatgassen hadden de beeldengroep aan de gevel van het Koninklijk Paleis Amsterdam grijs en grauw gemaakt. Bovendien was het een geliefde schuilplaats voor duiven. Sinds begin april kijkt de Stedenmaagd van Amsterdam met de drie kruisen weer vol trots uit over de Dam. De Rijksgebouwendienst heeft het timpaan gereinigd, met blakend wit Carrara marmer als resultaat. De verschillen tussen het aanzien van de maagd voor en na de behandeling zijn enorm. Voor de restauratie waren haar neus en kroon zwart uitgeslagen, nu stralen ze weer in de zon. De beelden in het timpaan, die de welvaart van de stad Amsterdam uitdrukken, zijn niet alleen gereinigd. Een aantal onderdelen van het imposante beeldhouwwerk is ook verguld: lauwerkransen en olijftakken zijn voorzien van bladgoud, net zoals het was in de 17e eeuw. Op het timpaan worden zeebewoners afgebeeld, zoals de god Triton met zijn drietand en de god Poseidon. De

21

De stedenmaagd, eerst met geblakerde, daarna met witte neus.

Een stralend timpaan met gouden accenten


onderwerp restauratie kunst architectuurbeleid architectuur monumenten stedenbouw

22

zee, en vooral de macht over de zee is de voorstelling aan de Damzijde, terwijl aan de kant van de Nieuwezijds Voorburgwal de aarde wordt verbeeld. Het reinigen van de beelden is onderdeel van een grootscheepse gevelrestauratie. De Rijksgebouwendienst voert onderhoud uit aan de gevel en de daklijsten. De werkzaamheden omvatten onder meer het (deels) vervangen van slechte blokken, het vervangen van alle voegen, herstel en schilderwerk van kozijnen en het aanbrengen van nieuwe duivenwering. Inmiddels zijn de steigers grotendeels verwijderd en is er een net voor het timpaan gespannen om te voorkomen dat duiven zich er gaan nestelen. De gevelrestauratie wordt eind 2011 afgerond, waarna het paleis weer in zijn volle glorie te aanschouwen is. (Op deze en vorige pagina het werk aan het timpaan door deskundigen, en bovendien het verschil tussen de oude en nieuwe situatie).


23

<< Bazuinblazer na en voor de behandeling


duurzaamheid

24

architectuur

architectuurbeleid

kunst

Sinds een jaar kopen alle rijksdiensten alleen nog duurzame producten in. De Belastingdienst was al eerder begonnen met het vergroenen van haar bedrijfsvoering. Als koploper binnen het Rijk wist ze in de afgelopen jaren miljoenen euro’s te besparen op energie- en afvalkosten. Duurzaamheid is ook sterk verankerd in de nieuwbouw van kantoren zoals het gloed­ nieuwe regiokantoor in Doetinchem. De Rijksgebouwendienst heeft hier opnieuw invulling gegeven aan het begrip duurzaamheid.

de oogst

Duurzame huisvesting loont

Tekst: jaco boer Fotografie: thea van den heuvel

Impressies van het energiezuinige kantoor van de Belastingdienst in Doetinchem

Het is al weer een jaar geleden dat alle rijksdiensten verplicht werden om voortaan 100 procent duurzame producten en diensten in te kopen. Van potlood en printerinkt tot dienstwagens en kantoorruimten moesten inkopers niet alleen meer op de prijs, maar ook op het energieverbruik en de CO2-reductie letten. Voor sommige organisaties was dat een grote omslag. Voor de Belastingdienst was het een bevestiging van de weg, die ze al een aantal jaren eerder was ingeslagen. Binnen het Rijk loopt de dienst voorop in energie- en afvalbesparing. Zo wordt onder meer met het beter inregelen van nieuwe klimaatinstallaties geprobeerd om het energieverbruik op enkele tientallen kantoren met nog eens 10 procent te verminderen. Drie jaar geleden maakten indivi­ duele prullenbakken ook plaats voor centrale afvalscheidingseenheden per gang. Omdat er bij de organisatie ruim 30.000 mensen in 140 vestigingen werken, waren daardoor 7 miljoen minder plastic vuilniszakken nodig. Ook nam de hoeveelheid

recyclebare GFT-afval spectaculair toe en daalde de berg restafval fors. Cradle to cradle

Op het eerste congres van het Platform Duurzame Huisvesting (zie kader) vertelde aspectmanager duurzame bedrijfsvoering van de Belastingdienst Frank Knuvers dat de organisatie naast afval- en energiebesparing ook werkt aan andere duurzaamheidsdoelen. Zo koopt ze haar meubilair en vloerbedekking zoveel mogelijk volgens het ‘cradleto-cradle’ principe in. Ook is het gelukt om de CO2-uitstoot fors terug te dringen met de aanschaf van minder vervuilende auto’s. Minimaal een derde van het wagenpark heeft inmiddels milieulabel A en er rijdt een flink aantal hybride dienstauto’s rond. Zelfs de catering bestaat inmiddels voor 40 procent uit biologische producten. “We kunnen op die manier niet alleen onze medewerkers beter vasthouden. Maar het levert ook financieel veel voordeel op. Per jaar wordt er hier al snel meer dan 1,2 miljoen euro op


Veel glas en veel hout Wie het centrum van Doetinchem langs de zuidelijke oevers van de Oude IJssel nadert, kan het nieuwe regiokantoor van de Belastingdienst niet missen. Het is het eerste nieuwe gebouw op het verouderde bedrijven­ terrein Hamburgerbroek. De komende jaren moet het gebied tussen binnenstad en NS-station worden omgevormd tot een gemengd stedelijke wijk met woningen, winkels en allerlei voorzieningen. Het kantoor dat door het Rotterdamse architectenbureau MAS Architectuur is ontworpen in samenwerking met Facilicom Services, roept door zijn donkere gevels en licht hellende puntdak associaties op met het indus­triële verleden van deze locatie. Toch blijkt het kenmerkende dak voor architect Joost Berger van het all-round bureau in eerste instantie een praktische reden te hebben. “Het onttrekt de technische installaties aan het zicht waardoor je er niet van die lelijke doosjes bovenop hoeft te zetten”. Met zijn vijf etages en 7500 vierkante meter vloeroppervlak is de nieuwe vestiging van de Belastingdienst ook een fors gebouw. Om het bij voorbijgangers en bezoekers minder massief over te laten komen, heeft MAS Architectuur een aantal slimme ingrepen toegepast. Zo is het kantoorblok opgedeeld in verticale schijven van beton en glas die elkaar - zoals Berger het omschrijft - “als spekkoek” afwisselen. Per schijf varieert ook nog eens het hellingspercentage van het dak waardoor een extra speels effect ontstaat. De daken zijn niet allemaal op de zon zijn gericht, maar ze kunnen in de toekomst wel eenvoudig met zonnepanelen worden belegd. De aanwezigheid van veel glas - tussen en in de gevels - heeft ook nog een ander voordeel. “We wilden uit oogpunt van energiebesparing het daglicht tot diep in het gebouw laten doordringen”, aldus Berger. “Op de plek van de glazen tussenschijven staan de verschillende verdiepingen via vides ook met elkaar in contact. Dat geeft een enorm ruimtelijk gevoel.” Sowieso straalt het gebouw van binnen een grote openheid uit. Dat heeft ook te maken met de frisse inrichting waarvoor MAS Architectuur ook verantwoordelijk was. Witte bureaus en vergadertafels contrasteren er scherp met de donkere vloeren, terwijl houten panelen en felle kleurdetails voor warme accenten zorgen.

energie- en schoonmaakkosten bespaard.” Duurzaamheidseisen zijn in de afgelopen jaren ook sterk verankerd geweest in de nieuwbouwprojecten van de Belastingdienst. Op één van de nieuwe gebouwen op het Walterboscomplex in Apeldoorn is bijvoorbeeld een waterdak aangelegd waar

hemelwater met ozon wordt gereinigd en geschikt gemaakt voor hergebruik. Horizontale lamellen op de twee glazen kantoortorens zorgen er voor dat er wél veel daglicht naar binnen kan vallen maar de warmte buiten blijft. Hetzelfde principe hebben de ontwerpers toegepast op het nieuwe pand in Groningen dat de Belasting-

dienst met de Dienst Uitvoering Onderwijs dit voorjaar in gebruik gaat nemen. Het gebouw wordt er verwarmd en gekoeld met warm of koud water dat door de vloeren stroomt. Er wordt bovendien gebruik gemaakt van duurzame warmtekoudeopslag. Ook bijzonder is de besparing die in beide projecten op het aantal vierkante meters kantoorvloer is gemaakt dankzij de introductie van flexibele werkplekken. Sowieso is bij de Belastingdienst het gemiddeld ruimtegebruik met 0,7 werkplek per medewerker laag in vergelijking tot andere Rijksdiensten. Het leverde de dienst in de afgelopen tien jaar al een besparing van 40 miljoen euro op.

Doetinchem

In het allernieuwste kantoor van de Belastingdienst in Doetinchem, dat in februari werd opgeleverd, is het Nieuwe Werken ook doorgevoerd. Op de drie bovenste kantoorver­ diepingen staan 350 bureaus voor de 460 medewerkers die na het samenvoegen van de vestigingen in Winterswijk en Doetinchem vanuit één locatie zijn gaan werken. Net als een aantal andere projecten is het kantoor in Doetinchem via publiekprivate samenwerking tot stand gekomen. De Rijksgebouwendienst initieerde het proces en begeleidde de uitvoering. Van de vijf consortia die voor de klus in aanmerking kwamen, bleek Facilicom Services

25

Het gebouw is ook nog eens extreem flexibel. De bovenste drie etages waar de kantoorruimten zich bevinden, zijn helemaal vrij in te delen en ook op te splitsen in afzonderlijke eenheden met eigen installaties en voorzieningen. De twee onderste twee etages waar nu algemene voorzieningen als vergaderruimten en het bedrijfsrestaurant zijn onder­gebracht, kunnen ook zonder veel moeite worden gebruikt voor andere activiteiten. Doetinchem kan trots zijn op zo’n slim en en duurzaam kantoorgebouw dat met zijn stoere uitstraling de toon zet voor de vernieuwde Hamburgerbroek.


duurzaamheid

Group in combinatie met MAS Architectuur uiteindelijk het beste aanbod te hebben gedaan. Facilicom heeft via een DBFMO-contract niet alleen het ontwerp, de bouw en de financiering van het kantoor op zich genomen, maar is 15 jaar lang ook verantwoordelijk voor het onderhoud en de exploitatie. Harold Hinfelaar van Facilicom geeft aan dat de partijen daardoor extra geprikkeld werden om al in het ontwerp rekening te houden met de toekomstige exploitatielasten. ‘Je kunt zo een slim gebouw neerzetten dat niet alleen goed scoort op duurzaamheid, maar in het dagelijks gebruik ook minder kost.’

architectuur

Een belangrijk – duurzaam – uitgangspunt van het nieuwe kantoor is dat de gebruiker veel vrijheid krijgt om de werkvloer naar eigen idee in te delen. Als het kantoorconcept verandert, hoeft er niet meteen van alles gesloopt en verbouwd te worden. Het gebouw is in de toekomst ook zonder problemen op te delen in acht afzonderlijke modules met hun

eigen technische installaties. ‘Als de Belastingdienst er over 15 jaar eventueel uit gaat, kunnen we het nu gemakkelijker aan nieuwe gebruikers verhuren. We hebben hier immers het grootste kantoor van Doetinchem neergezet’, aldus Hinfelaar. Lager energie- en waterverbruik

In samenwerking met MAS architectuur is ook stevig ingezet op energiebesparing. In de gevels én op het hellende dak is bijvoorbeeld veel glas aangebracht om zoveel mogelijk daglicht binnen te laten. Dat zorgt niet alleen voor een grotere ruimtelijkheid op de verschillende verdiepingen, maar brengt de energie­ kosten ook fors omlaag. In aan­ vulling op het daglicht zijn verder lampen opgehangen die reageren op de aanwezigheid van mensen. Ook dat levert flink wat energiebesparing op. Om het watergebruik terug te dringen zijn waterbesparende toiletten geplaatst. Bovendien wordt het hemelwater opgevangen in een vijver en opnieuw voor het bewateren van de planten gebruikt.

Om het gebouw op een duurzame manier te verwarmen heeft het consortium gekozen voor het gebruik van warmteboilers in combinatie met warmtepompen. ‘We wilden ook graag warmtekoudeopslag toepassen, maar de bodem bleek daarvoor niet geschikt’, zegt Hinfelaar. Het opgewarmde water wordt via kleine kanaaltjes over een verlaagd metalen plafond (‘klimaatplafond’) geleid, waar het de binnenkomende luchtstroom verwarmt. De afvoer van lucht gebeurt langs de gevel waardoor er ook ‘s zomers een aangenaam binnenklimaat heerst. Om in dit jaargetijde ook op de bovenste etage een prettige temperatuur te hebben, is boven het eigenlijke dak nog een extra overkapping geplaatst, het zogenaamde ‘tropendak’. In iedere ruimte is het sowieso mogelijk om de temperatuur bij te regelen zodat een comfortabel werkklimaat ontstaat. Vloer van basalt

In combinatie met de inzet van energiezuinige ventilatoren en extra goede isolatie van de leidingen heeft het nieuwe kantoor met alle duurzame snufjes een lage energie­ prestatiecoëfficiënt (EPC) van 0,88 kunnen behalen. Ook de GreenCalcscore van 202 is een stuk hoger dan de 160 punten die in de aanbestedingsprocedure werden geëist. Dat laatste is ook te danken aan de

inkoop van zoveel mogelijk duurzame en onderhoudsarme materialen. Zo ligt er bij de entree een vloer van basalt die in aanschaf wel duurder was maar minder snel slijt en gemakkelijker schoon is te maken. Op andere plekken is weer gekozen voor recyclebare vloerbedekking van PVC en onderhoudsarme buiten­ kozijnen van aluminium. Hinfelaar: ‘Sommige afwegingen waren daarbij best lastig. Maar als je iedereen – van architect tot schoonmaker – vanaf het begin bij elkaar om de tafel zet, kom je er uiteindelijk wel uit.’ Door de intensieve samenwerking is er een gebouw ontstaan waar alle partijen erg trots op zijn. Voor Doetinchem betekent de nieuwbouw ook de eerste grote stap in de herontwikkeling van het voormalige bedrijventerrein Hamburgerbroek tot gemengd binnenstedelijk gebied. Met zijn ligging tussen de Oude IJssel en het centrum kan de nieuwe woon- en werkwijk in de komende jaren uitgroeien tot de blikvanger van de stad.

26

monumenten

Platform Duurzame Huisvesting

Eind augustus werd in Kasteel Groeneveld in Baarn het Platform Duurzame Huisvesting opgericht. Twaalf branche-, kennis- en koepel­ organisaties in de utiliteitsbouw waaronder de Rijksgebouwendienst, proberen in deze organisatie gezamenlijk knelpunten in de verduurzaming van kantoren en bedrijfsgebouwen weg te nemen. Milieuvriendelijke technieken zijn al volop verkrijgbaar, maar financiële hindernissen en culturele problemen verhinderen een grootschalige toepassing. Met het informeren en activeren van de eigen achterban en het stimuleren van vraag en aanbod naar duurzame installaties en ontwerpen hopen de organisaties gezamenlijk binnen vier jaar voor 80 procent van de gesignaleerde problemen een oplossing te hebben gevonden. Het succesvolle congres dat het Platform in februari voor haar leden organiseerde, was daartoe een eerste stap.


Maar vervreemding Blokhuispoort gebeurt onder strenge voorwaarden

Tot het moment van vervreemding wordt de Blokhuispoortgevangenis in Leeuwarden bezet en bevolkt door kleine bedrijfjes, kunstenaars en ambachtslieden (zie smaak–49). Maar inmiddels is de procedure in gang gezet om het historische complex te loodsen naar een andere eigenaar en bestemming. Voor de markt is een ambitiedocument opgesteld.

Terwijl de economische situatie langzamerhand wat verbetert, gaat het in de bouw nog steeds slecht. In de polders wordt niet meer gebouwd, de aandacht ligt nu op de bestaande stad. Vanwege het gebrek aan middelen zijn sloop en nieuwbouw even niet meer aan de orde en zijn de pijlen de komende jaren vooral gericht op stedelijke verdichting en herbestemming van leegstaande en leegkomende gebouwen. Veel historische gebouwen in de steden hebben hun bestaande functie verloren en zijn toe aan een nieuwe toekomst. Een van deze gebouwen is de Blokhuispoort, een voormalige gevangenis in Leeuwarden, die in 2008 werd gesloten.

De Blokhuispoort is een groot gevangeniscomplex dat samen met nog een aantal gevangenissen in Nederland behoort het tot een oudere generatie gevangeniscomplexen. Hoewel veel van deze complexen aan de eisen van de tijd worden aangepast, kiest Justitie soms ook voor ‘efficiëntere’ huisvesting in een moderner complex. De rijksoverheid is daarom begonnen met het afstoten van de Blokhuispoort. Daar is een mooi woord voor bedacht: vervreemdingsprocedure. Het betekent eigenlijk niets anders dan verkopen, maar dan wel langs een zorgvuldig uitgedacht traject om een nieuwe, duurzame bestemming

monumenten

De voormalige cellen en kantoren van de Blokhuispoortgevangenis worden tijdelijk gebruikt door kunstenaars en zzp’ers.

Te koop: historische gevangenis, nummer 3

27

Tekst: frank van der poll Fotografie: corné bastiaansen

herbestemming

de oogst


herbestemming architectuur monumenten

28

voor het gebouw te vinden waarbij de cultuurhistorische waarden mede als uitgangspunt dienen. De procedure zal begin volgend jaar van start gaan.

worden verkocht en die zal alleen akkoord gaan als hij zeker weet dat bij verkoop de monumentwaarden voldoende zijn geborgd.’ Dwangburcht

‘Die zorgvuldigheid is zeer belangrijk’, zegt projectmanager Willem Gasman van de Directie Vastgoed van de Rijksgebouwendienst. ‘Want de Blokhuispoort is een rijksmonument en is dus beschermd op grond van de Monumentenwet. Daarnaast is het door de Rijksgebouwendienst ook nog eens bestempeld als een monument met een buitengewoon grote cultuurhistorische betekenis. Daarom mag het alleen met toestemming van de minister

Dat de Blokhuispoort van grote betekenis is mag zo langzamerhand wel duidelijk zijn. Het omvangrijke bouwhistorische rapport van Wevers en Vlaardingerbroek uit Utrecht spreekt daarbij boekdelen. Het monument heeft een lange geschiedenis als gevangeniscomplex. Eerst als dwangburcht, gebouwd op last van de Hertog van Saksen, daarna als plaats van rechtspraak en executie en tot slot als gevangenis. Het huidige monument bestaat uit

een verzameling gebouwen rondom twee binnenplaatsen waarvan het oudste dateert van het tweede kwart van de 19de eeuw. Het overgrote deel is ontworpen door justitie­ architect W.F. Metzelaar en zijn zoon W.C. Metzelaar in de periode 1870-1899. De latere uitbreidingen vonden tot ver in de vorige eeuw plaats, waardoor het complex een uniek overzicht biedt van de steeds veranderende opvattingen binnen het gevangeniswezen. De gebouwen zijn aan de buitenkant nauwelijks veranderd waardoor de sfeer van de voormalige gevangenis nog steeds voelbaar is. Ook voor de stad Leeuwarden is het complex van groot belang. Het mag dan een

afgesloten enclave zijn aan de oostrand van het centrum, het zit tegelijkertijd diep verankerd in de geschiedenis van de stad. Een ‘lieu de mémoire’ noemde Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol de Blokhuispoort, een plek waar de Leeuwarder zich verbonden mee weet. Een ankerplaats voor het geheugen. ‘De herontwikkeling van de Blokhuispoort via een vervreemdingsprocedure met een marktconsultatie is voor ons heel belangrijk omdat het de eerste keer is dat we dit doen’, vervolgt Gasman. ‘Gebaseerd op eerdere ervaringen bij de P.I. Noordsingel in Rotterdam en


Pollartstraat in Roermond proberen we een systematische aanpak te ontwikkelen om in de toekomst ook met andere, soortgelijke gebouwencomplexen, zoals het complex Spinhuiswal in Den Bosch, op dezelfde manier te kunnen verkopen. In die zin is het een pilotproject, maar ook vanwege de verschillende samenwerkingsprojecten waarbij meerdere partijen betrokken zijn, zoals bij het opstellen van het ambitiedocument, dat we samen met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, het Rijksvastgoed- en ontwikkelings­ bedrijf en de gemeente Leeuwarden hebben uitgevoerd.’ Voorstellen

Dat ambitiedocument moet marktpartijen voldoende informeren over wat de opgave voor de herontwikkeling van de Blokhuispoort nu precies inhoudt en binnen welke randvoorwaarden die moet plaatsvinden. ‘Voor het rijk en de gemeente Leeuwarden gaat het er eigenlijk om erachter te komen of de markt genoeg mogelijkheden ziet om

Het economische tij zit tegen en Leeuwarden is nu eenmaal geen Amsterdam of Utrecht. Een belangrijke vraag in het protocol is daarom of de Blokhuispoort ‘all-in-one’ ontwikkeld kan worden of dat het realistischer is het complex te verkavelen en vervolgens gefaseerd en gesegmenteerd te herbestemmen. Gasman: ‘Dat hangt natuurlijk af van de marktpotentie van de stad Leeuwarden en de regio, van het economische absorptievermogen. Het is denkbaar dat het complex aan een partij kan worden verkocht, bijvoorbeeld aan een consortium, bestaande uit een projectontwikkelaar en een architect, maar als dat niet lukt dan kun je ook denken aan meerdere partijen die ieder een deel van het complex gaan herbestemmen. Overigens is het wel zo dat wanneer in 2012 de feitelijke vervreemding van start gaat, aan de deelnemende partijen eisen worden gesteld. Alleen partijen die qua financiële mogelijkheden, praktische ervaring en inhoudelijke deskundigheid in staat worden geacht om de

detailhandelsfunctie, zoals het Arsenaal van Jan des Bouvrie in Naarden-Vesting. Of aan een plek voor hoger onderwijs. Onlangs is de University Campus Fryslan geopend en momenteel worden de huisvestingsmogelijkheden in de binnenstad van Leeuwarden onderzocht. Maar ook een museale functie is denkbaar: de Blokhuispoort is in beeld geweest als collectief depot van alle Friese musea. Voor een meer internationale uitstraling zou zelfs een tribunaal een optie kunnen zijn, tenslotte heeft Leeuwarden de ambitie om een belangrijke justitiestad in het noorden te willen blijven’. Hoewel grote delen van de Blokhuispoort cultuurhistorische waarden hebben is het zeker niet uitgesloten dat er veranderingen aan het complex zullen plaatsvinden. ‘Als dat nodig mocht zijn, maar dan wel altijd vanuit een consistente architectonische visie die geïnspireerd is op de monumentale waarden van het complex’, zegt Leo van der Laan, coördinator Monumenten en

den toegevoegd, met onder meer voorbeelden waarbij het enclavekarakter behouden blijft of waarbij een verbinding met de stad heeft plaatsgevonden. En zelfs voorbeelden waarbij bestaande gebouwen worden verhoogd. Maar overeind blijft staan dat na herbestemming de oorspronkelijke functie van de Blokhuispoort nog steeds herkenbaar is.’ Hoe de herontwikkeling van de Blokhuispoort gaat verlopen is nog onzeker. In het ideale geval blijven de monumentale waarden behouden, krijgt de ontwikkeling van de oostelijke binnenstad van Leeuwarden een extra impuls en bedingt het rijk een reële vervreemdingsprijs.

Voor Leeuwarden is het een lieu de memoire herbestemming van de Blokhuispoort, die zeer complex is, te realiseren, mogen zich inschrijven.’ Impuls

Voor de gemeente Leeuwarden speelt vooral de wens om met het hergebruik van de Blokhuispoort de oostelijke binnenstad een belangrijke impuls te geven. ‘Daarom zijn wij bovenal op zoek naar nieuwe functies die een versterking vormen van het huidige voorzieningenniveau’, verklaart projectmanager Blokhuispoort Gerard Hendriksma. Met de nodige slagen om de arm wil hij wel een paar mogelijke functies noemen. ‘Je zou kunnen denken aan specifieke woningbouw, aan een specifieke

Archeologie. ‘Je moet bij herbestemming soms concessies doen. De gebouwen zullen moeten worden aangepast aan een ander gebruik en aan de eisen van deze tijd. Er zal dus zeker een aantal eigentijdse ingrepen noodzakelijk zijn. Daarom hebben we in het ambitiedocument ter inspiratie een aantal referentiebeel-

29

binnen de gestelde kaders de Blokhuispoort te herontwikkelen’, verduidelijkt Gasman. ‘We stellen eigenlijk een vraag aan de markt: als dit de opgave is, en dit zijn de kaders, denkt u dan dat de Blokhuispoort succesvol ontwikkeld kan worden? En welke voorstellen heeft u daarvoor? Daarom zit er bij het ambitiedocument een protocol, met daarin de voorwaarden en een aantal vragen die aan marktpartijen worden voorgelegd. Na beantwoording hiervan wordt de beoordelingsmatrix die in het ambitiedocument is bijgevoegd, bijgesteld en gebruikt om straks, als de verkoop van start gaat, de ingediende plannen te kunnen beoordelen.’


Tekst: Carien Overdijk Fotografie: roelof pot

rijksarchieven deel 6

onderwerp serie

Het Utrechts Archief verrast bezoekers met levend verleden

Drie historische lagen in één pand

Het Utrechts Archief in het kort Ontstaan uit: Fusie (1998) van het Rijksarchief provincie Utrecht en de archief- en fotodienst van de gemeente Utrecht. Gevestigd in: Een gedeelte van een voormalig rechtbankgebouw (Christiaan Kramm, 1837) in het centrum van Utrecht, met elementen van een oude abdij die op dezelfde plek stond. Deze publieks­vestiging is in 2008 heringericht door architect Richard Groenendaal en eigendom van de stichting Voormalig Paleis van Justitie Hamburgerstraat. Ruim twee kilometer noord-oostwaarts in de stad gebruikt het Utrechts Archief depots, kantoren en een studiezaal in een betonnen wederopbouwcomplex van architect K. Spruit. Dit complex aan de Alexander Numankade wordt momenteel verbouwd volgens een plan van architect Kees Bos. Alleen de beide depottorens zijn eigendom van de Rijksgebouwendienst. Een daarvan ondergaat momenteel een renovatie om klimaat en beveiliging te verbeteren.

Locatie depots: Twee torens in het hierboven genoemde wederopbouwcomplex: een toren met acht verdiepingen waarvan twee ondergronds, een toren met vijf verdiepingen waarvan een ondergronds. Omvang collectie: 26 kilometer Depotcapaciteit: Na de verbouwing: ca. 32 kilometer Oudste stuk: Een fragment van een charter van Keizer Koenraad II, overgeschreven in 1025. Het verloren gegane origineel van deze schenkingsacte dateert zelfs van 723. Bijzondere schat: Een collectie Utrechtse kerktekeningen van de schilder Pieter Saenredam

Oppervlak: Publieksvestiging, depots en kantoren beslaan samen 8770 m2

30

Dit artikel maakt deel uit van een serie over provinciaal gevestigde archieven in rijksmonumenten of uitzonderlijke gebouwen. In het volgende nummer van smaak: het Felix Archief te Antwerpen

Trappenhuis in het Utrechts archief.


Toch herbergt juist dit archief – dat het kolossale pand deelt met een hotel en de Stichting Natuur en Milieu - een vaste, interactieve expositie van museale allure. Direct voorbij de receptie - die tegelijk een winkeltje is - wordt de bezoeker al uitgenodigd om zich, met een scan van zijn toegangskaart, te registreren. Op zijn tocht door het gebouw kan hij met behulp van dezelfde kaart zijn favoriete beelden, objecten en teksten verzamelen, om deze bij de uitgang te laten uitprinten in een persoonlijke krant of in zijn mailbox te ontvangen. ‘Het aangename van deze centrale locatie is dat we een breed publiek kunnen aanspreken’, vertelt directeur Saskia van Dockum. ‘Dit zijn dure vierkante meters, dus onze depots, de studiezaal en de meeste kantoorruimte bevinden zich in een nevenvestiging buiten het centrum. We hebben hier nog wel een studiezaal voor genealogie en bouwkundig onderzoek, maar het

studiebezoek willen we door middel van digitalisering juist terugdringen, net zoals andere archieven dat doen.’ De ruim achtentwintigduizend bezoekers van het afgelopen jaar kwamen in meerderheid voor lezingen, evenementen en exposities. ‘Ondanks de overweldigende mogelijkheden van internet krijgen mensen toch graag een verhaal gepresenteerd, en bekijken ze graag originele documenten’, weet Van Dockum, ‘Dat willen we hier bieden. Want naast de archieven van overheidsinstellingen, het stadsarchief en onze bijzondere nationale taken als beheerder van het NS-archief en van de landelijke kerkelijke instellingen hebben we een contramal van particuliere collecties. Denk aan familie- en huisarchieven, aan het archief van het Rode Kruis en van bijzondere ondernemers. Uit de combinatie van die twee soorten collecties komen bijzondere verhalen voort, die voor veel mensen interessant zijn.’ Met zulke verhalen wil Van Dockum nog veel meer publiek trekken. ‘Precies op deze plek stond ooit de machtige Benedictijner Paulusabdij met zijn eigen immuniteit. Vanaf de zeventiende eeuw zat hier de rechtbank. De geslotenheid van die instituties straalt nog een beetje af op het gebouw, maar daar willen we dus juist vanaf. We organiseren veel evenementen en we werken samen met de Utrechtse musea. Onze tijdelijke exposities reizen vaak later ook nog rond door de provincie.’

Zeldzame charterkist, ooit bedoeld om documenten te bergen.

Archief, museum, veelzijdig monument: het komt hier allemaal samen. Van Dockum leidt fotograaf en verslaggever door het gelaagde gebouw. In de gangen zijn gemetselde muurdelen blootgelegd, waaraan de tijdperken van abdij en rechtbank zijn af te lezen. ‘Van de abdij is niet veel meer over, de grote Pauluskerk is eeuwen geleden al gesloopt. Maar een deel van de structuur is behouden. En bij de herinrichting voor het archief kwamen er nieuwe sporen en resten tevoorschijn’, aldus de directeur.

auditorium (waar ieder uur een driedimensionale ‘experience-projectie’ draait met Utrechtse geschiedenis), een complete bakstenen spitsboog zichtbaar. Het is de voormalige doorgang naar de refter. Er boven is een stukje van het dormitorium in de wandafwerking uitgespaard, een stukje slaapzaal van de monniken dus. Later zien we in de studiezaal, die toepasselijk op oude resten van de zogeheten librije aansluit, nog wat dormitoriumsporen. En in de kelder kreeg een zwerfkei uit de fundering van de abdij een ereplaats.

Architect Richard Groenendaal wist op veel plaatsen deze sporen zichtbaar te houden. Zo is er in een wand van het

De geschiedenis van de Paulusabdij is pas kortgeleden in kaart gebracht, met een fraai boek en een tijdelijke

Experiecne-projectie

31

Een fors uitgevallen plein doorbreekt het fijne weefsel van de oude Utrechtse binnenstad. Hier, op de hoek van de Hamburgerstraat en de Korte Nieuwstraat, is de publieksvestiging van Het Utrechts Archief. Vanaf de straat valt dat niet direct op. Het plein is afgeschermd met een hoog gietijzeren spijlenhek, en het caféterras bij de witgepleisterde, neoclassisistische gevel wekt niet automatisch associaties met een cultuurinstelling.


serie Boven: Getekende portretten van Utrechters in de schattenzaal richten het woord tot de bezoeker.

32

Links onder: Document keizer Koenraad, een van de oudste geschreven archiefstukken, bewaard in het Utrechts archief

expositie. In een aparte zaal vertellen markant uitgelichte archiefstukken, een geleend topstuk uit de collectie van het Catharijne Convent en bruiklenen van elders het kloosterverhaal. Een maquette toont de verdwenen abdij in volle glorie. Bij verschijning van deze editie van Smaak zal de Abdij-expositie echter alweer hebben plaatsgemaakt

voor een historische tentoonstelling over dieren in Utrecht. Schattenzaal

Hoewel we het oudste en meest bijzondere stuk uit de collectie (zie kader p.30) wegens de verbouwing van het depot niet kunnen bezichtigen, biedt de vaste expositie, die de hele

kelder van het gebouw beslaat, meer dan voldoende compensatie. Er is een ‘schattenzaal’, met zestien topstukken uit het archief. Elk stuk gaat hier vergezeld van een ‘sprekend portret’, een geanimeerde tekening of een foto die het bijbehorende document na een druk op een knop voorleest, of van commentaar voorziet. Vaak hoogge-


Er is een filmzaal, met historische opnamen naar keuze. En een soort bibliotheek, waar tussen boeken en archiefdozen allerlei originele stukken in vitrines staan uitgestald. Opvallend is een zeer zeldzame ‘charterkist’ uit de zeventiende eeuw: de zwartgelakte doos met ronde uitstulping heeft iets van een mislukte vioolkist. Ooit bood hij een veilige opbergplaats voor opgerolde documenten met een groot, rond zegel.

Wie ergens meer van wil weten, kan plaatsnemen achter een van de grote beeldschermen op een middentafel, om via tal van ingangen de deelarchieven in te duiken. Ook voor kinderen blijkt dat leuk. Trots toont Van Dockum het jeugdarchief van voetbalwonder Marco van Basten. ‘Dat heeft zijn vader ons in bruikleen gegeven, op ons verzoek.’ Op het zoekwoord ‘olifant’ verschijnen circusolifanten in beeld, in gelid marcherend door het stadscentrum. Een kleiner zaaltje neemt bezoekers mee de Vecht op. Vanaf een bank maak je er, via wandvullende filmprojecties, een levensecht vaartochtje langs de rijke natuur en architectuur die deze

rivier flankeert. Een drukknop biedt de gelegenheid om een landgoed of monument te ‘bezoeken’ zodra je erlangs komt. Barbaarse vonnissen

Vier originele rechtbankcellen zijn in de kelder behouden. Ze zijn door het archief ingericht met beeld en geluid over de geschiedenis van het Hof van Utrecht. Er worden barbaarse vonnissen uitgesproken en gruwelijke executietekeningen getoond. Ook is er een reeks 20e eeuwse, vooroorlogse scheidingszaken, en berechtingen van naoorlogse vandalen. Ook de gangen van de voormalige rechtbank zijn benut. Vlakbij de entree hangt een een kleurrijke, wandvullende provinciale landkaart (een herdruk uit 1740 van een origineel uit 1696), gedecoreerd met stads- en dorpsgezichten. In de kelder noodt een gameconsole passanten tot een potje Utrechts ‘Tijdtripperen’ met een speciaal ontwikkeld game. Ook zijn er interactieve schermpjes met straatbeelden. Elk straatbeeld vloeit van een oude foto of tekening over in een hedendaags filmpje.

Op de begane grond is nog extra historische laag in het gebouw te ervaren. Van 1953 tot 1961 onderging de rechtbank een rigoureuze renovatie van de hand van twee architecten van de Rijksgebouwendienst, D. Stelling en F.W. Duthour Geerling. Naast andere ingrepen voegden deze ontwerpers een groot, rond trappenhuis toe om twee vleugels van het gebouw beter te verbinden. De ontstane hal, waarvan het rozetvormige daklicht vanaf driehoog het zonlicht op het travertijnen vloermozaiek beneden werpt, is een fraai stuk wederopbouwarchitectuur. De rondlopende wanden zijn in stijl gedeocreerd, met een geabstraheerde boomschildering op de eerste etage en een zogeheten sgraffiti-reliëf op de begane grond. Directeur Van Dockum is trots. ‘Zowel het contrasterende van de weder-opbouwarchitectuur als het oudere erfgoed voegt iets toe aan ons werk. Het is fantastisch om mensen hier te ontvangen en het verhaal van het gebouw te kunnen vertellen. We zitten hier tegen een oude kerkmuur aan, die bewaard is gebleven. De stadsbranden kun je er nog aan aflezen. Dat inspireert.’

Ten slotte bevat de kelder een zaal met videopresentaties over eigentijdse Utrechters, thematisch uitgekozen en voorzien van zithoeken in een bijpassende sfeer.

33

plaatste personen, maar ook NSBoprichter Mussert. En een zestienjarige weesjongen, wiens bagagelijst voor een VOC-aanmonstering zijn laatste levensteken is.


architectuur

architectuurbeleid

kunst

museum

In 2012 viert het Openluchtmuseum zijn eeuwfeest. Bedoeld als herinnerings- en emotiemachine prikt het al bijna een eeuw in de Nederlandse geschiedenis en volkscultuur. Maar voor directeur Pieter-Matthijs Gijsbers mag het niet leiden tot verheerlijking van het Nederlanderschap.

monumenten

Het Nederlandse Openluchtmuseum was lange tijd een van de (vele) rijksmusea waarvoor de Rijksgebouwendienst de verantwoordelijkheid droeg. Inmiddels is het museum verzelfstandigd – desondanks bestaat er nog een band tussen museum en Rijksgebouwendienst, in de vorm van het depot in de bunker Diogenes, die nog voor korte tijd in eigendom van het rijk is.

34

Directeur Gijsbers van Openluchtmuseum legt accent op migratiegeschiedenis


de oogst Tekst: ilse van rijn fotografie: corné bastiaansen

Zon en regen wedijveren met elkaar, die maartse dag dat ik het Nederlands Openluchtmuseum bezoek. In het park van het museum worden perken aangeharkt en akkers besproeid. De Poldermolen uit Noordlaren (Zuid-Holland) staat in de steigers, fluitend wordt het dak van de Kleine boerderij uit het Gelderse Beltrum gerestaureerd. De klok van het station is nog ingepakt met landbouwplastic, vanaf 1 april rijdt de tram weer. Dan zijn ook de historische gebouwen opnieuw publiekelijk toegankelijk. Voorlopig is de voorjaarsschoonmaak in volle gang. Bijna twee jaar is Pieter-Matthijs Gijsbers (1964) directeur van het Nederlands Openluchtmuseum, waar hij Jan Vaessen per 1 april 2009 opvolgde. En, ‘ja zeker’, de baan ervaart hij nog altijd als een ‘eer’, immers: ‘Het Openluchtmuseum is het mooiste museum van Nederland’. Voor de bezoeker is het museum een ‘prettige plek om te vertoeven’. Gijsbers ervaart het bovendien als een ‘herinnerings-’ en ‘emotiemachine’. Daarnaast beschouwt hij het museum als een ruimte waar de bezoeker kan nadenken over zijn maatschappelijke rol. Maar we moeten niet vergeten, zo voegt hij stellig toe: ‘het museum is de wereld niet.’ We praten over die wereld en het museum in relatie daartoe, over de

‘nieuwe verhalen voor nieuwe generaties’ die hij wil vertellen, over het bepalen van een koers. Én over de actualiteit. Want wat is de positie van een museum dat beoogt de ‘Nederlandse volkscultuur’ te tonen in een tijd waarin ‘nationaliteit’ en ‘identiteit’ in het maatschappelijke en politieke debat heikele onderwerpen zijn? Bij uw aantreden in 2009 was de beleidslijn voor de periode 2008 - 2012, dat als thema ‘migratie’ heeft, reeds uitgezet. Hoe geeft u dit beleid vorm? Gijsbers: ‘Op een zorgvuldige en integere wijze. De beleidsnota is geschreven in 2005, ze is in 2008 aangenomen. Toen was Nederland een heel ander land, de overheid had andere ambities. Cultuur werd nog gezien als een middel dat diversiteit kon versterken. Toen wij zagen wat er gebeurde in de maatschappij, hebben we intensief gedebatteerd over de manier waarop we dat verhaal over migratie nog op realistische wijze konden vertellen, zonder de suggestie te wekken allerlei vraagstukken op het gebied van multiculturaliteit en diversiteit op te willen en kúnnen lossen. Wij zijn een museale instelling. We willen het verhaal van Nederland gelijktijdig van verschillende kanten behandelen. Dat is het verhaal van het dagelijks leven. Het verhaal van migratie hoort daar vanzelfsprekend bij. ‘

35

Op deze en volgende pagina’s werkzaamheden aan de historische panden in het museum, onder meer rietdekken.

Een museum moet verhalen registreren


36

monumenten

architectuur

museum

Molukse barak

U verzamelt gebouwen, een museum is een statische instelling, in vergelijking met het dagelijks leven dat u wilt laten zien. Hoe komt de dynamiek van een samenleving tot uitdrukking in uw museum? ‘De beweging komt allereerst vanuit de bezoeker zelf. Die moet bewegen, lópen om de vaststaande objecten te kunnen zien. Al lopend creëert hij hier, volgens mij, letterlijk nieuwe perspectieven. Iets is telkens anders dan het op het eerste gezicht lijkt. Als je bijvoorbeeld voor de Molukse kampbarak staat, denk je misschien eerst dat het een leuk vakantiehuisje is, maar binnen ontvouwt zich een heel ander verhaal.’ Het Openluchtmuseum opende de Molukse barak in 2003. In overleg met de Molukse gemeenschap lag de focus van het verhaal dat over haar werd verteld op de aankomst van de Molukkers in 1951 en hun huisvesting tot omstreeks 1960. Maar bij de bezoeker, daarentegen, riep het ontbreken van de treinkapingen bij Wijster (1975) en De Punt (1977) door Zuid-Molukse jongeren in deze geschiedenis vragen op, zo legt Gijsbers uit. Nu, na zestig jaar aanwezigheid in Nederland, is in overleg met de gemeenschap de kwestie wél zichtbaar gemaakt. In een film door Juul Bovenberg gemaakt, die te zien is in de barak, delen een gijzelaar, een gegijzelde en een opbouwwerker hun ervaringen met het publiek. ‘Het is een indrukwekkend voorbeeld van het verwerken van een moeilijk stuk geschiedenis.’ Het zijn vergelijkbare ‘andere lagen’ van de geschiedenis ‘die misschien helemaal zo vrolijk niet zijn’ die Gijsbers de komende tijd wil vervlechten met de reeds bestaande verhalen en structuren in het museum. Samen vormen zij het verhaal van het dagelijks leven in Nederland dat het Openluchtmuseum beoogt te tonen. Een eerste stap in die richting is de aankoop en presentatie van een aantal panden uit de Amsterdamse Westerstraat. Niet alleen ‘verborgen’ geschiedkundige lagen komen hierin aan bod, ook het stadsleven krijgt zo een plek in het museum. Tot op

heden concentreerde het Openluchtmuseum zich op het tonen van het plattelandsleven. ‘Een extra dynamiek zal worden toegevoegd aan het park.’

Nieuwe generaties vragen om nieuwe onderwerpen

Turkenpension

Onlangs verwierf u met extra geld van de BankGiro Loterij een Turkenpension. Wat is een Turkenpension? ‘We reconstrueren een Turkenpension, als onderdeel van het project ‘de Amsterdamse Westerstraat’. In dat project gaat het om in 2002 gedemonteerde stadspanden: twee voorhuizen en een achterhuis dat daar los van staat. Deze laatste zal in vervallen toestand, dus niet gereconstrueerd naar de zeventiendeeeuwse toestand worden gepresenteerd. In de jaren zeventig waren in Nederland honderden ruimtes ingericht voor de opvang van Turkse mannen die hier kwamen wonen en werken. In de Amsterdamse Westerstraat was zo’n Turken­pension ondergebracht. Allereerst laten de stadspanden een stukje geschiedenis van de Jordaan zien. De huizen tonen goed hoe ingrijpend de stedenbouwkundige vernieuwing in Amsterdam is geweest. Zij zijn óók verbonden met de migratiegeschiedenis. Ze maken de effecten van migratie inzichtelijk, voor een breed publiek. Ík denk dat je, wanneer je deze huizen hebt gezien, anders kijkt naar de Stellingmolen uit Delft. De vraag rijst: ‘Wat is Nederland(s)? Wat is mijn geschiedenis?’ Het blijft een uitdaging clichébeelden te onderzoeken. Registreren hoort bij een museum. We verankeren en codificeren en vragen ons af wat dat betekent.’ Dus u bent een maatschappelijk betrokken museum? ‘Ja. Zo hebben wij ook het ‘ketendenken’ ontwikkeld.’ En dat is? ‘Als museum werk je met vrijwilligers (400 mensen), vrienden (12.500), stagiaires, scholieren, producenten. De publieksbinding is belangrijk. In 1989 stonden hier in een weekend 100.000 bezoekers te protesteren tegen de sluiting van het museum. Die keten van maatschappelijke

verankering maak je iedere dag zichtbaar. Dat lijkt wel eens vergeten te worden. Kijk eens naar de bredere context van het museum! Samenwerking

Een schakel die ik mis in deze keten, is de collega-instelling. Juist in tijden van bezuinigingen gaan er steeds meer stemmen op dat musea nauwer zouden kúnnen en móeten samenwerken. Wat is de visie van het Openluchtmuseum in deze discussie? ‘Samenwerking, op allerlei niveaus, ligt voor de hand. Zowel binnen de sector als daar buiten. Maar we moeten niet vergeten dat door heel veel instellingen ook al heel lang intensief wordt samengewerkt.

Bovendien moet die samenwerking niet worden afgedwongen door bezuinigingsoperaties, maar door een ondernemersmentaliteit. Bepaalde aspecten, zoals met betrekking tot het aankoopbeleid moet je goed op elkaar afstemmen. Verhalen zijn complementair. Hierover zou ik best eens met Wim Pijbes, directeur van het Rijksmuseum, willen praten. Wat vertelt een nationaal museum als het Rijksmuseum, dat zich toelegt op kunst en geschiedenis, over Nederland en wat vertelt het Openluchtmuseum, dat Nederlands’ dagelijks leven tot onderwerp heeft?’


niet bestaat. Het is jammer dat dat niet is gelukt, absoluut. Het verdwijnen stelt teleur, maar stimuleert ons ook nóg scherper na te denken over wát wij vertellen en op wélke manier.’ Secuur

Hoe past de Rijksgebouwendienst in dit plaatje? Wat zijn tot nu toe uw ervaringen met de RGD? ‘Ik heb de Rijksgebouwendienst ervaren als een uiterst secure en professionele instelling, die een aantal van onze gebouwen beheert. Zo is onder supervisie van de Rijksgebouwendienst ons veel geroemde entreepaviljoen, ontworpen door Francine Houben, tot stand gekomen.’

Hoe handhaaft u zich als museum in dit politiek en maatschappelijke klimaat, waarin met argusogen wordt gekeken naar kwesties als ‘nationaliteit’ en ‘identiteit’? Welke rol kán en wíl het Openluchtmuseum spelen in dit debat? ‘Als een museum evenwichtig is, kan er veel. Ondanks het feit dat het bij bepaalde bevolkingsgroepen wellicht vraagtekens oproept, gaan wij gewoon met onze tentoonstelling ‘Hollandse nieuwe. Effecten van Migratie’ 2011 in. Nederland is altijd een internationaal georiënteerd land geweest, in het Openluchtmuseum wordt dat duidelijk. Je moet ook vertellen dat massale integratie spanningen kan veroorzaken. We tonen die wederkerigheid bijvoor-

beeld in het filmpaviljoen, waar een portret van Piet Spruit, een Rotterdammer uit de Afrikaanderwijk is te zien. Hij zegt: ‘ik herken mijn straat niet meer. En daar heb ik het best moeilijk mee.’ Het museum registreert, dus ook dát verhaal. Het tweede is dat wij op een meer wetenschappelijk niveau telkens ingaan op het risico van het politiek gebruik van volkscultuur. Als de volkscultuur wordt ingezet om Nederlanderschap, wat dat dan ook is, te bevriezen, of om goed te onderscheiden van fout, zoals in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd, dan keuren wij dat af. De rol die het Openluchtmuseum kan spelen in het maatschappelijke debat is vooral gelegen in onze presentaties. Daarin schuilt volgens mij het statement: het vertrouwde wordt telkens opnieuw onderzocht.’ Het Nederlands Openluchtmuseum is opgericht in 1912. Hoe ziet uw eeuwfeest, in 2012 er uit? ‘Wij gaan feestvieren. Mét de bezoeker. Natuurlijk onthullen wij de Westerstraat. We blikken terug, kijken naar wat het museum nu geworden is en vragen de bezoeker welk verhaal hij voor de toekomst bewaard zou willen zien.’

37

Met 450.000 bezoekers per jaar bent u een succesvol museum in moeilijke tijden. Er komen niet alleen kabinetsbezuinigingen aan, de bouw van het Nationaal Historisch Museum (NHM), dat naast het uwe had moeten worden gebouwd, is geannuleerd. Hiermee verdwijnt voor u de mogelijkheid uw positie als historisch museum te verstevigen. Hoe staat het Openluchtmuseum in deze ministeriële besluiten? ‘Ai. Ja, dat is een goede vraag. Het oorspronkelijke voorstel had een versteviging van ons museum kunnen worden, maar ik zou nog een stap verder willen gaan: ik denk dat het NHM en het Openluchtmuseum een uitzonderlijk mooie combinatie had kunnen worden, die in Europa zo


onderwerp nieuwbouw kunst architectuurbeleid architectuur

38

Paleis Het Loo krijgt eindelijk volwaardige toegang

Het entreegebouw warmt de vorstelijke allure op de oogst

Net op tijd voor de opening van de tentoonstelling ‘Máxima 10 jaar in Nederland’, is het nieuwe entreegebouw van Paleis Het Loo klaar. Ook in de toekomst zullen bezoekers op drukke dagen ongetwijfeld nog moeten wachten voor de kassa, maar dat wordt vanaf nu een ‘aangenaam verpozen’.

Tekst: anka van voorthuysen fotografie: joep jacobs

Het bronzen beeld van koningin Wilhelmina dat in de voorhof van het nieuwe entreegebouw is geplaatst, maakt het plaatje compleet, vindt directeur Johan ter Molen van Paleis Het Loo. Wilhelmina was de laatste bewoonster van het paleis. Dankzij een legaat was Het Loo in staat om het beeld aan te schaffen. Ter Molen: ‘Het legaat is afkomstig van de weduwe van Thijs Booij, hij was jarenlang secretaris van Wilhelmina en het echtpaar woonde op het paleisterrein. Het is helemaal in de geest van dit legaat dat Wilhelmina op deze manier een prominente plek krijgt in het museum.’ Deze Wilhelmina van beeldhouwer Mari Andriessen is (bijna) gelijk aan


Het beeld van Wilhelmina, de laatste bewoner van Het Loo, staat prominent in de patio van het entreepaviljoen.

Met de plaatsing van het kunstwerk is het nieuwe entreegebouw (zo goed als) klaar. In goudkleurige letters vermeldt de gevel Paleis Het Loo, maar ook: Huis van Oranje. ‘Dat zijn toch de twee aspecten waar het hier om draait’, aldus de directeur. ‘Hier vind je ook de geschiedenis van de Oranjes, dat willen we meer benadrukken.’ De plaatsing van het beeld betekent de afronding van een jarenlang

proces, dat begon onder de vorige rijksbouwmeester, Mels Crouwel. Architect Koen van Velsen, beschouwt het als één van de mooiste opdrachten in zijn carrière, zei hij in een vorige editie van dit magazine. Paleis Het Loo kan door deze toevoeging nu echt als museum zijn gasten ontvangen, vindt directeur Ter Molen. De ‘losse eindjes’ die er nog waren sinds de openstelling van het paleis in 1984, zijn nu deskundig vastgeknoopt.

de vrieskou moesten wachten tot ze een kaartje konden kopen. Dat kon echt niet meer.’ De toiletten bereikte men in het verleden pas ná de kassa’s: ook al weinig publieksvriendelijk. Vanuit het nieuwe entreegebouw is het paleis nu direct zichtbaar. Dat bezoekers zich vergissen en denken

dat het stallencomplex het paleis is, is niet meer voorstelbaar. De loop-as naar het paleis, geflankeerd door fraaie verhoogde grasperken met betonnen zitranden is niet te missen. Ter Molen: ‘Het is een eigentijds, relatief bescheiden gebouw maar toch met een zeer hoogwaardige uitstraling, ook door de prachtige

Straalkacheltje

Zowel voor het personeel als voor het bezoek waren de omstandigheden af en toe echt bar, zegt de directeur eerlijk. De oude entree, ‘een koekoeksklok-achtig’ houten kassagebouwtje, zoals Ter Molen het omschrijft, voldeed absoluut niet aan de arbo-eisen en het was voor het personeel ‘s winters afzien ‘met een straalkacheltje’. Ter Molen: ‘Voor bezoekers was het soms ook niet te doen. Dan zag ik die ellenlange rijen op het parkeerterrein met mensen die soms in de stromende regen en

39

het bronzen beeld dat sinds 1968 in het Wilhelminapark in Utrecht staat. Bijna, want de Apeldoornse versie is iets kleiner. ‘Dit is de uitvoering die de beeldhouwer voor ogen stond, en die overeenkomt met het formaat van het bewaard gebleven gipsmodel.’ Voor het park werd het destijds uitvergroot. Met toestemming van de erven wordt het nu voor het eerst op het originele formaat van 1.40 meter in brons gegoten. Ter Molen noemt het ‘fantastisch’ dat juist dit beeld hier een plek krijgt: ‘Het toont een krachtige Wilhelmina, heel strijdbaar en markant.’


nieuwbouw architectuur

detaillering. Ik beschouw het als een nieuwe parel met eenzelfde allure als het laat 17e eeuwse paleis en het vroeg 20e eeuwse stallencomplex. Dat dit entreegebouw ook een binnenplaats heeft die als het ware wordt omarmd door een ingenieus gevlochten metalen hek, maakt dat het prachtig correspondeert met de pleinen voor het stallencomplex en het paleis. Die hebben dat ook.’

40

Tussenstation

Het paleis zelf kwam met een aantal aanvullende ideeën voor de inrichting van het entreegebouw. Die zorgen ervoor dat het geen plek is geworden waar je ‘alleen maar een entreeticket koopt en even snel naar de wc gaat’, maar juist een interessant tussenstation voor bezoekers, vindt de directeur. ‘Je hebt hier altijd iets moois te zien.’ Er is een informatiebalie die door vrijwilligers wordt bemand en een kleine ‘voorpost’ van de museumwinkel. Grote ramen bieden zicht op de natuur rondom. Bovendien heeft het museum op eigen initiatief een 17


verder blijft het net als voorheen bij twee kassa’s.

minuten durende film laten maken (door Tungsten Studio, A.v.V) die op een blinde muur in het entreegebouw doorlopend wordt vertoond. Er is een luxe natuurstenen ‘tribune’ met comfortabele zitbanken voor 50 personen. Ter Molen: ‘De beelden zorgen voor een overgang van de hectische wereld buiten naar de schoonheid van het paleis en de omringende natuur. Je wordt erdoor in de juiste stemming gebracht. De film heeft geen voice-over. Je hoort het klateren van de fontein, paardenhoeven, geroezemoes van bezoekers. Je ziet Het Loo en de tuinen in alle jaargetijden: onder de sneeuw, met bloeiende bollen in het voorjaar. Je wordt opgewarmd voor

de vorstelijke allure waar je naar op weg bent.’ Onzichtbaar voor bezoekers bevindt zich onder het entreegebouw nog een nieuw geklimatiseerd textieldepot. De samenwerking tussen Paleis Het Loo, architect Koen van Velsen en de Rijksgebouwendienst wordt door alle drie partijen als bijzonder inspirerend en waardevol ervaren. ‘Samen hebben we ervoor kunnen zorgen dat het resultaat duidelijk meer is dan de som van de afzonderlijke delen’, vindt directeur Johan ter Molen. ‘Door ieders inzet zijn we veel verder gekomen dan aanvankelijk de bedoeling was’, zegt ook Cor van Aggelen van de Rijksgebouwendienst

Kassa’s

De deadline voor het entreegebouw was van meet af aan duidelijk: bij de opening van de tentoonstelling ‘Máxima, 10 jaar in Nederland’ op 8 mei moest het nieuwe entreegebouw gebruiksklaar zijn. De ‘Máxima-factor’, het feit dat deze tentoonstelling in de altijd drukste zomermaanden plaatsvindt en de bewezen goede neus van Het Loo voor publiekstrekkers, maakt een inschatting van meer dan 200.000 bezoekers in een paar maanden tijd, heel reëel. Het wekt dan ook enige verbazing dat het huidige aantal van twee kassa’s, niet enorm is uitgebreid. Tijdens de Máxima-expositie komt er tijdelijk één extra kassa bij,

Hij heeft zich de afgelopen maanden regelmatig zorgen gemaakt over de voortgang, bekent de directeur. ‘Ik woon in een dienstwoning op het terrein. Als ik dan zondagsochtends vroeg in alle stilte over de verlaten bouwplaats liep en maar weinig verandering zag, dacht ik weleens: O, o, weer een week minder.’ De aanvullende wensen voor de inrichting en natuurlijk twee periodes met strenge vorst zorgden voor vertraging, er waren veel onwerkbare dagen. Pas sinds maart vriest het ‘s ochtends niet meer. ‘Het was spannend maar over het resultaat heb ik nooit twijfels gehad. Ik heb de schoonheid steeds toe zien nemen.’

41

Ter Molen kent de aanmerkingen van bezoekers (‘waarom hebben jullie geen zés kassa’s?), maar de reden voor de slechts beperkte uitbreiding is er één van logistieke aard. ‘Als je veel meer mensen tegelijk door laat, raakt het paleis totaal verstopt. De capaciteit is er beperkt. Zeker met slecht weer als iedereen naar binnen wil en niemand in de tuinen blijft.’ Het nieuwe entreegebouw zal ervoor zorgen dat het bezoek ‘meer gedoseerd’ richting paleis gaat. Dit gebouw ‘vertraagt’ de bezoekersstroom op een prettige manier. ‘Je kunt beter in het entreegebouw even moeten wachten, dan voor de deur van het paleis in de rij staan.’


erfgoed onderwerp

de oogst

42

monumenten

architectuur

Tekst: jaap huisman Fotografie: janine schrijver

Houding rijk ten aanzien van erfgoed ter discussie 2011 wordt een cruciaal jaar voor het monumentenbestand dat de rijksoverheid in eigendom heeft en van de Rijksgebouwendienst in het bijzonder. Welk deel van het cultureel erfgoed zal onder de verantwoordelijkheid van de overheid – lees OCW/ Rijksgebouwendienst – blijven vallen, welk deel krijgt een andere eigenaar en wellicht ook een andere bestemming? De feiten spreken voor zich. Het zittende kabinet is voorstander van verzakelijking: er wordt onder meer op en in de culturele sector 200 miljoen euro bezuinigd. Hoewel dat in eerste instantie vooral de podiumkunsten betreffen, ontspringen de rijksmusea en de 60 duizend Rijks-

monumenten die niet in het bezit zijn van het rijk evenmin de dans. Sinds 1 januari is er bovendien een einde gekomen aan de zogeheten ISISgelden waarmee de Rijksgebouwendienst in de afgelopen jaren een deel van de monumenten in eigen bezit financierde. Daarmee is in een klap dertig procent van het bedrag dat jaarlijks naar monumenten ging, geschrapt. Ten derde is er het voornemen van de rijksoverheid om minimaal 17 procent van het aantal ambtenaren – en in sommige gevallen zelfs 30 procent – terug te dringen. De overheid, zo vindt een ruime meerderheid in de Kamer, moet lean and mean worden. Dat beleid heeft ook consequenties


voor het gebruik van rijkskantoren waaronder zich rijksmonumenten bevinden. Nu is nog tamelijk vanzelfsprekend dat rijksdiensten in monumenten gehuisvest worden, maar daaraan zou wel eens een einde kunnen komen. Daarmee wordt de noodzaak voor herbestemming en hergebruik groter. En dan is er nog het onberekenbaar verloop van de crisis die voor een deel ook het vastgoed treft. Er is al sprake van een grote leegstand bij de kantoren, zeker in de commerciële sector, die voorlopig niet zal worden opgelost. Integendeel, de leegstand zal alleen maar groeien, is de verwachting. Oscar Mendlik is sinds september 2010 directeur van het programma monumenten en in die hoedanigheid belast met de monumentenportefeuille van de Rijksgebouwendienst. Sinds 2001, constateert hij, heeft er geen herijking van het monumentenbeleid van de dienst plaatsgevonden, terwijl de afspraak was dit elke vijf jaar zou gebeuren. De huidige actualisering richt zich op het inventariseren van de hoeveelheid in bezit van de Rijksgebouwendienst, het definieren van de panden en de staat ervan tenslotte het bepalen van de gewenste verantwoordelijkheid. Eerst een paar feiten. Het ministerie van OCW steekt jaarlijks 175 miljoen euro in het cultureel erfgoed: die middelen zijn gericht op de (particuliere) eigenaars van de bijna 60 duizend rijksmonumenten in het land. Niets

van dit bedrag gaat naar monumenten in rijksbezit. De Rijksgebouwendienst heeft op de eigen begroting 10 miljoen staan die verdeeld moeten worden over de 360 eigen monumenten. Met een fiscale ondersteuning komt de jaarlijkse investering in monumenten op 306 miljoen euro, waar het kabinet vijf procent op wil korten. Dat betreft de monumenten van particuliere eigenaars, niet de monumenten in rijksbezit. Het totale aantal rijksmonumenten wordt dus geschat op ongeveer 60 duizend, waarvan de Rijksgebouwendienst er 360 bezit. Desondanks is de exacte omvang van de portefeuille moeilijk te bepalen, heeft Mendlik al geconstateerd. Huis Doorn, bijvoorbeeld, kent zes ‘nummers’, waarbij het landgoed zelf maar ook bijgebouwen, het keizerlijk mausoleum en een duiventil stuk voor stuk zijn aangemerkt als monument. Het is verdedigbaar dat je het complex als een geheel ziet en het aldus beschermt en conserveert. Er is een aantal ontwikkelingen in de wereld van de monumentenzorg. De grens van 50 jaar die wordt aangehouden om een gebouw tot rijksmonument te bestempelen, vervalt. Dat betekent ongetwijfeld een aanwas van jonge monumenten – en dat is in feite strijdig met het voornemen om het aantal zo beperkt mogelijk te houden. Overigens heeft de staatssecretaris van OCW gezegd terughoudend te zullen zijn met het aanwijzen

Het Jachthuis Sint Hubertus is een van de monumentale objecten in het bezit van de Rijksgebouwendienst

van nieuwe monumenten. Andere organisaties die met het Rijk verbonden zijn, zoals Staatsbosbeheer zijn begonnen delen van hun gronden, inclusief erfgoed te verkopen, vooral aan particulieren. Het ministerie van Defensie is zelfs voornemens de komende tijd maar liefst 50 kazernes af te stoten. De Rijksgebouwendienst heeft een begin gemaakt met de verkoop van twee historische gevangenissen (Rotterdam en Leeuwarden) en overweegt vervolgens ook die op de Spinhuiswal in Den Bosch van de hand te doen. Dit jaar moet er ook een beslissing vallen over de toekomst van twee bijzondere complexen in de voorraad: Paleis Soestdijk en het Jachthuis Sint Hubertus. Het erfpachtcontract bij Sint Hubertus is afgelopen en wordt nu per jaar verlengd. Bij het laatste ligt al een restauratieplan klaar. De vraag is alleen wie dat gaat uitvoeren en bekostigen. Bij Soestdijk speelt het vraagstuk van herbestemming. Welke functie is denkbaar voor het paleis? Tot dusver kenmerkte het beleid bij restauratie zich vooral door noodzakelijke maar ook incidentele ingrepen. Zo is recentelijk de toren van Goedereede hersteld, wordt er nu gewerkt aan het grafmonument van Tromp dat dreigde in te storten en door ingrijpen van de Rijksbouwmeester lijkt te worden gered. Desondanks is de vraag gewettigd of dat prioriteiten waren. Mendlik: ‘Het lijken losse beslissingen te zijn

geweest’. Het is duidelijk dat dat in een verzakelijkt klimaat niet zo snel meer zal gebeuren. Monumenten zijn vaak op verschillende manieren bij de Rijksgebouwendienst terechtgekomen. Soms waren ze al in bezit toen ze een monumentenstatus kregen, in andere gevallen zijn ze aangekocht om te voorkomen dat ze werden gesloopt, maar er is ook een categorie die min of meer toevallig in de portefeuille is opgenomen. Zo kan het voorkomen dat een organisatie of rijksdienst in een historisch pand werd gehuisvest. Die dienst is inmiddels weer opgeheven, maar het monumentale pand in bezit is gebleven. De politiek denkt verschillend over de omgang met monumenten. Sociaaldemocraten hechten van oudsher vooral aan een staatsverantwoordelijkheid ten aanzien van het erfgoed, liberalen neigen naar de verkoop ervan, terwijl christen-democraten vooral geporteerd zijn van een Engelse optie in de vorm van trusts, waarbij overheid eventueel ook met particuliere heritage-organisaties samenwerken. Ongeacht de politieke opstelling, wat vaststaat is dat er een uitspraak over het rijksbezit van monumenten moet worden gedaan. Aan Mendlik en zijn team de taak om voor de zomer met een document te komen dat minister Donner van BZK bedient van pijlers voor het nieuwe beleid.

43

2011 wordt een cruciaal jaar voor het monumentenbestand dat de rijksoverheid in eigendom heeft en van de Rijksgebouwendienst in het bijzonder. Welk deel van het cultureel erfgoed zal onder de verantwoordelijkheid van de overheid – lees OCW/Rijksgebouwendienst – blijven vallen, welk deel krijgt een andere eigenaar en wellicht ook een andere bestemming?


sleutelproject

Nationale sleutel projecten vragen onorthodoxe maatregelen

44

stedenbouw

architectuur

De basis voor een nieuw stadsdeel in Breda is gelegd de oogst Tekst: rene erven fotografie: reinout van den bergh

Het project Via Breda richt zich op de transformatie van het industriegebied in de nabijheid van het spoor tot gemengde woon-werkgebieden. Sleutelproject is de bouw van de nieuwe OV-terminal, ontworpen door architect Koen van Velsen. Maar ook de komst van het gerechtsgebouw heeft een vliegwieleffect voor het gebied. Echter, de problematiek van deze grootschalige stedelijke transformaties is complex. Zeker in het licht van een getemperde economie. Het was even schrikken toen bleek dat het in Via Breda geplande gerechtsgebouw niet op de prioriteitenlijst van het Ministerie van Financiën stond. ‘Deze lijst bevatte projecten die nog moeten worden gerealiseerd en dus was de veronderstelling dat de projecten die niet genoemd werden ook niet zouden doorgaan’, vertelt Alfred Arbouw, verantwoordelijk wethouder van de gemeente Breda. ‘Gelukkig hebben we alle betrokkenen kunnen overtuigen en zijn er goede afspraken gemaakt. Met de komst van het gerechtsgebouw zetten we een belangrijke stap. Ook het feit dat er vanaf april de HSL-shuttle een reguliere dienstregeling tussen

Amsterdam en Breda rijdt onderstreept de potentie van Via Breda.’ De shuttle is sinds een maand operationeel. In januari leidde Arbouw samen met burgemeester Peter van der Velden een delegatie van de Rijksgebouwendienst, het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en vertegenwoordigers van het Ministerie van Veiligheid en Justitie rond door het gebied. Toen werd ook de beoogde locatie van het gerechtsgebouw bekeken: een mooie plek aan het water van de Mark, dicht bij de toekomstige OV-terminal en op loopafstand van de binnenstad.


2013 kan beginnen. De ingebruik­ neming is gepland in 2016. ‘Het betreft een gebouw met een regio-overstijgende uitstraling omdat ook de Zeeuwse rechtbank er in zal worden ondergebracht’, aldus Arbouw. ‘Tegelijkertijd hebben we natuurlijk ook te maken met bezuinigingen op de departementen. Dus hoe het plaatje er precies uit komt te zien weten we nog niet. Maar met de toezegging is wel een belangrijk signaal afgegeven.’ Compleet nieuw stadsdeel

Jan Mutsaers, werkzaam als procesmanager bij de Rijksgebouwendienst en voor het gerechtsgebouw betrokken bij Via Breda, nuanceert het enthousiasme van Arbouw: ‘Het proces rond het gerechtsgebouw in Via Breda was inderdaad vastgelopen en er was sprake van een investeringsstop. De betrokken partijen zien natuurlijk ook in dat Via Breda een belangrijk project is. Het niet doorgaan van het gerechtsgebouw zou een belangrijke pijler weghalen. Nu hebben de betrokken bestuurders afspraken gemaakt, die moeten worden vastgelegd in een heldere overeenkomst tussen de gemeente Breda en de

Rijksgebouwendienst. Binnen de Staat moet dit worden vastgelegd tussen de opdrachtgevers voor het gerechtsgebouw, de Raad voor de Rechtspraak en het Parket-Generaal, en de Rijksgebouwendienst. Daar werken we nu aan. Dat is een complex proces dat tijd vraagt, en een intensieve samenwerking met collega Nicole Verblakt, projectontwikkelaar bij de Rijksgebouwendienst.’ Die complexiteit zit hem volgens Mutsaers onder meer in de contractvorm DBFMO, een afkorting van Design, Build, Finance, Maintain and Operate. In een DBFMO-contract is de marktpartij of het consortium van marktpartijen niet alleen verant-

woordelijk voor de financiering, het ontwerp en de bouw van een object, maar ook voor het onderhoud van het gebouw en het leveren van de facilitaire diensten gedurende een bepaalde looptijd, bijvoorbeeld 25 of 30 jaar. ‘Hier kiezen we voor financiering via een publiek private samenwerking (PPS)’, licht Mutsaers toe, ’Hierbij is het risico tussen de staat en de deelnemende marktpartijen anders verdeeld dan bij een contractvorm waarbij de Staat zelf zorgt voor de financiering van het project.’ Mutsaers verwacht dat als alles goed gaat er in 2013 een opdrachtnemer bekend is en dat de bouw nog in

In de eerste fase van het project, rond 2000, zijn er door uiteen­ lopende bureaus waaronder Teun Kool­haas Associates; Atelier Pro en Movares, studies en plannen gemaakt. De gemeente kwam met een structuurvisie op basis van zes deelplannen waarvan er nu twee in ontwikkeling zijn: het Stationsgebied en het gebied rond de voormalige brouwerij De Drie Hoefijzers. Mede dankzij de aansluiting van Breda op

45

Belangrijke pijler

Via Breda wordt volgens Arbouw de ‘economische motor’ van Breda. Het betreft een gebied van ruim 160 hectare, direct grenzend aan de historische Bredase binnenstad op nog geen 500 meter van de Grote Kerk. Grootschalige fabriekscomplexen worden getransformeerd tot een compleet nieuw stadsdeel. ‘Eind jaren negentig werd de HSL aangelegd met een shuttleverbinding naar Breda’, vertelt Bertwin van Rooijen, programmamanager Via Breda over de aanleiding voor het project: ‘Tegelijkertijd trok de traditionele industrie weg, met name de voedingsmiddelenindustrie, zoals bier, suiker en conserven, die zich rond 1900 rond het Bredase station vestigde.’


onderwerp sleutelproject

>> Het gebied ten noorden van de stationsterminal Breda is nu nog een vlakte in afwachting van onder meer een gerechtsgebouw en een kantoor van de Belastingdienst.

kunst

en andere betrokkenen aan tafel om te praten over tijdelijke functies. Je moet nadenken over transformatiemanagement. Geen top-downbenadering zoals we gewend zijn, maar een bottum-upaanpak.’

46

stedenbouw

architectuur

architectuurbeleid

Cultureel

de HSL kreeg het Stationskwartier in 2000 van de Rijksoverheid de status van Nieuw Sleutel Project. De andere sleutelprojecten zijn AmsterdamZuid/WTC (Amsterdam Zuidas), Rotterdam Centraal, Utrecht Centraal, Den Haag Centraal en Arnhem. Zes projecten waar het Rijk in totaal zo’n 1 miljard euro in investeert. (zie SMAAK–41) Rond 2006 raakte architect Koen van Velsen betrokken bij de ontwikkeling van het Stationsgebied en ontwierp de OV-terminal dat nu in de aanbestedingsfase zit. Voor de huisvesting van de Belastingdienst zal de Rijksgebouwendienst kantoorruimte in het complex huren. Dit betekent een belangrijke impuls voor de realisering. De OV-terminal is een ingewikkeld bouwproject ingeweven in de stedelijke contouren van de stad. Er komen treinperrons, waarvan één voor de HSL, een busterminal, horeca, 6000 vierkante meter winkels, 127 woonappartementen en ongeveer 20.000 vierkante meter kantoorruimte. Het dak zal dienst doen als parkeerdek voor zo’n 720

auto’s en er komen bewaakte en onbewaakte fietsenstallingen. In 2020 rekent de gemeente op 26.800 treinpassagiers per dag, een toename van 25 procent ten opzichte van 2002. Per uur vertrekken er in de toekomst circa zestig bussen, met dagelijks tot 38.000 in- en uitstappers. Noordkant

Inmiddels is de 36 meter brede onderdoorgang in het station klaar en is het HSL-perron in gebruik. Maar de daadwerkelijke bouw van de terminal laat nog even op zich wachten. ‘Naar alle waarschijnlijkheid kunnen we na de zomervakantie een van de vijf partijen de uitvoering van het project gunnen’, licht Arbouw toe. ‘In totaal denken we aan een bouwtijd van ongeveer 39 maanden met een oplevering in 2015.’ Het project wordt vanwege zijn complexiteit gefaseerd uitgevoerd. Eerst wordt de noordkant van het station ontwikkeld. De oplevering van dit deel van de OV-terminal staat voor medio 2013 gepland. Pas

daarna kan met ontwikkeling van de zuidkant worden begonnen. Zowel het gerechtsgebouw als de OV-terminal zijn voor Via Breda sleutelprojecten. ‘Zeker nu op zowel de woning- als op de kantorenmarkt vraag en aanbod niet in balans zijn’, vertelt Arbouw. ‘Keuzes maken en het stellen van prioriteiten zijn belangrijke voorwaarden van de betrokken departementen om in de bouw te investeren. Wij hebben duidelijke keuzes gemaakt. We richten ons op het stationskwartier met de HSL en de OV-terminal. Tegelijkertijd kiezen we er ook voor om nu enkele deelgebieden van Via Breda niet te ontwikkelen. Dit betreft de gebieden Havenkwartier, Markoevers en Zoete Inval. ’ ‘Dit betekent niet dat je het gebied op slot zet. Het zou alleen maar een neerwaartse spiraal opleveren. Dus je moet naar andere vormen van ontwikkeling zoeken’, beweert Van Rooijen. ‘Je moet samen met de markt, de eigenaren van de gebieden

De gemeente trok al met succes een aantal culturele functies naar het gebied. In 2005 heeft de Stichting Huis der Kunsten, actief onder de naam PodiumBloos, zich gevestigd in het voormalige fabriekscomplex Klavers Jansen. In 2007 heeft dit initiatief met 100 activiteiten en bijna 10.000 bezoekers zijn naam gevestigd. KOP en Electron zijn twee andere stichtingen die momenteel samen onder een dak in het gebied zijn gehuisvest. Stichting KOP maakt het voor de bezoekers mogelijk kunst en vormgeving een plaats te geven in het dagelijks leven. De stichting beschikt onder andere over een grote expositieruimte en ateliers. Stichting Electron is het kruispunt in Breda waar makers, opleidingen en culturele instellingen en het publiek elkaar in aanraking brengen met beeldcultuur en beeldende kunst. De gemeente Breda is momenteel in gesprek met Amvest om enkele fabriekshallen te gebruiken als skatehal. Wethouder Arbouw is niet bang voor concurrentie met het culturele aanbod in de binnenstad. ‘Het zijn initiatieven met een eigen toegevoegde waarde, en die complementair zijn aan die in de binnenstad. ‘Toch signaleert Van Rooijen ook wel knelpunten: ‘Deze transformatie­ opgave vraagt om een ander beleid en nieuwe regelgeving, dat er nu meestal nog niet is. Het is een nog vrij onbekend terrein. Vandaar dat we Via Breda hebben aangemeld als


plan mogelijk is voor maximaal 1.500 vierkante meter bruto vloeroppervlak. In de praktijk van binnenstedelijke transformatie gaat het soms om leegstaande bedrijfsgebouwen van veel grotere omvang. ‘Uitwisseling van kennis en ervaring op dit gebied zijn dus erg belangrijk’, besluit Van Rooijen. Een conclusie die hij deelt met de Stuurgroep Onorthodoxe Maatregelen.

47

pilotproject bij Stuurgroep Onorthodoxe Maatregelen.’ Deze stuurgroep onderzocht binnen het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) de mogelijk­ heden hoe de binnenstedelijke opgave ook zonder rijksbijdrage voortgezet kan worden. Speciale aandacht was er voor de problematiek rond tijdelijkheid. De Stuurgroep signaleerde enkele knelpunten in de wet- en regelgeving. Dat betreft bijvoorbeeld de periode waarvoor een vergunning mag worden verleend voor tijdelijk gebruik. Daarvoor geldt nu vijf jaar, een termijn die als te kort wordt ervaren. Een ander knelpunt is de restrictie dat afwijking van het bestemmings-


onderwerp museum

Begin maart maakte de Nederlandse pers voor het eerst kennis met het vernieuwde interieur van het Rijksmuseum, de binnenhoven en het leidingencircuit rondom het gebouw. Er wordt nu opgestoomd naar de oplevering, begin volgend jaar. Daarna kan de inrichting beginnen.

48

architectuur

De afbouw van het Rijksmuseum is in volle gang de oogst Tekst: jaap huisman fotografie: eran oppenheimer

‘Elke dag is er weer een stukje af in het Rijksmuseum. Deze en vorige week zijn vrijwel alle steigers weggehaald en is de gerestaureerde gevel zichtbaar.’ Directeur Wim Pijbes, verplichte bouwhelm op het hoofd, is hoopvol en optimistisch. Na een slepende aanloopperiode zit er nu schot in de voltooiing van een van de grootste projecten die Nederland ooit heeft meegemaakt: de restauratie en vernieuwing van het Rijksmuseum. Niemand denkt meer aan het moeizame begin, alles is gericht op de oplevering, die voorzien is voor begin 2012. Het museum gaat een jaar later weer open. Aan de buitenkant zijn de vorderingen zichtbaar voor het langsrijdende

publiek. Het metselwerk is gereinigd, de beelden opgepoetst en het leien dak is vernieuwd. De tegeltableaus schitteren weer, net als de in goud gekalligrafeerde namen van beroemde vaderlanders. Maar binnen is de verrassing zo mogelijk nog groter. Er is een compleet nieuw ondergronds circuit aangelegd, dat het personeel van het museum leidt van het nieuwe Studiecentrum naar de zalen en binnenhoven. Dat Studiecentrum is een bescheiden torentje tussen het hoofdgebouw en de Teekenschool. Onder de tuin aan de kant van de Hobbemakade bevindt zich een nieuw zenuwcentrum: een indrukwekkend stelsel van buizen, pijpen, knoppen en regelaars, dat het museum voorziet van warme en koele lucht. Van daaruit strekt zich een leidingencircuit van maar liefst 500 meter rondom het museum dat het klimaat in het gebouw nauwkeurig regelt – hier liggen ook de kabels voor data en beveiliging. Een vertegenwoordiger van BAM Civiel heeft berekend dat je met helm op en bouwschoeisel aan in twee

minuten rond het museum kunt rennen. Dat is het voorlopige record voor bouwvakkers in werkkleding. Zonder helm en de lompe schoenen moet het beslist sneller kunnen. Passage

Er is een compleet nieuwe onder­ wereld geschapen onder het toch al omvangrijke gebouw, dat 30 jaar geleden nog te boek stond als grootste van Nederland. Afgezien van de ringleiding is er een auditorium gebouwd onder de binnenplaats, een ondergrondse verbinding gelegd met het nieuwe Aziatische paviljoen en zijn er onder de passage ruimtes voor garderobe en kassa geschapen. Passage, zo zegt directeur Pijbes nadrukkelijk, vervangt het oude en beladen begrip onderdoorgang. Daar is immers het meest over gesteggeld. De passage wordt in de nabije toekomst een door (zon)licht beschenen route voor fietsers en voetgangers waar het in het verleden een donkere tunnel was. De boogvensters zijn geopend: zij sturen het licht van de binnen­hoven naar de passage.

De binnenhoven, nu tezamen het atrium genoemd, zijn het voorlopige piece de resistance in het Rijks­ museum. Poorten van beige Portugees marmer scannen op een subtiele wijze bagage en kleding van het publiek, aan weerszijden daarvan gaan twee liften schuil achter datzelfde natuursteen. De muren van het atrium zijn voorbeeldig gereinigd zodat details als bogen en roeden veel beter in het oog springen. De muren zien eruit als de kleine exemplaren in de blokkendoos van vroeger. Het is bijna niet meer voor te stellen dat deze hoven tien jaar geleden nog gevuld waren met kantoren, zaaltjes en aula. De grandeur van de ruime wordt versterkt door vierkante chandeliers, grote luchtige constructies onder de glazen kap die niet alleen de akoestiek verzachten maar ook de vloer aanlichten (downlights) of ’s avonds het dak (uplights). De kap zelf is voorzien van nieuw glas, de gietijzeren liggers zien er weer uit als nieuw.


Inrichting

De directeur geeft ook een voorschot op de toekomstige inrichting. De bezoeker wandelt straks van Middeleeuwen naar Renaissance, van de Gouden Eeuw via de 19e eeuw naar de 20e eeuw. Schilderijen, meubelstukken, kunstnijverheid, tapijten en voorwerpen geven zo, in samenhang met elkaar, een overzicht van een bepaalde periode. De Philipsvleugel biedt plaats aan wisselende exposities. Het atrium zelf moet een plaza worden, een overdekt forum waar de Amsterdammer kan verblijven. ‘Maar ik heb natuurlijk liever dat de mensen het museum binnengaan. En dat geldt ook voor de passerende fietsers en voetgangers.’ Gemikt wordt op 2 miljoen bezoekers per jaar, waarmee

het Rijksmuseum op gelijke hoogte komt te staan met instituten als Louvre en British Museum. De Teekenschool, het langwerpige gebouw op de hoek van Hobbemakade en Hobbemastraat, wordt een educatief centrum. Pijbes: ‘Kinderen leren wel rekenen en schrijven op de lagere school, maar tekenen schiet er soms bij in. Hier kunnen ze in de voetsporen van de grote meesters hun tekentalent beproeven.’ Hoewel er nog water ligt op de betonnen vloeren in het leidingen­ circuit – dat hoort bij het afstellen van de installaties – is de fase van de afbouw nu echt aangebroken. Niets herinnert meer aan graafmachines die hier het zand weg hapten, niets meer aan de damwanden die het binnen sijpelende grondwater moesten keren. Het Rijksmuseum is als een oester die langzaam zijn schelp openklapt. Verder met Cuypers was en is het motto, waarmee recht wordt gedaan aan zijn Gesamtkunstwerk. Verder

betekent in dit geval ook verbeteringen op verschillende schaal. De drie liften zijn vervangen door 24 personenliften. Het hele gebouw staat in dienst van het exposeren, nu de kantoren in andere panden zijn ondergebracht. Over een jaar kan het inhuizen van de kunst gaan beginnen.

De ringleiding rond de buitenmuren van het museum herbergt alle pijpen voor ventilatie, verwarming en data.

49

Pijbes plaatst een kanttekening: op de tweede etage zijn in de blindnissen roestkleurige panelen van geluidabsorberend materiaal aangebracht. Die mogen wat hem betreft nog wat tekening krijgen zodat ze harmoniëren met de muren.


onderwerp kunst architectuurbeleid architectuur monumenten stedenbouw

50

Den Haag tussen krimpende overheid en groeiende internationale instellingen


‘We staan veel sterker in onze schoenen dan dertig jaar terug’

techniek interviewingenieurskunst

Jozias van Aartsen, burgemeester van Den Haag

de oogst Tekst: jaap huisman Fotografie: levien willemse

U bent fractievoorzitter van de VVD geweest,minister van Buitenlandse Zaken, minister van Landbouw, secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en nu drie jaar burgemeester. Wat is het verschil tussen al die functies? ‘Een minister is een politieke en managerial baas van een departement, terwijl een burgemeester een aantal specifieke taken heeft op het gebied van openbare orde en veiligheid. Daarnaast loopt het thema veiligheid dwars door een aantal portefeuilles heen. Dan gaat het over hoe je de stad inricht en ook bijvoorbeeld over gezondheidsvraagstukken. Je zou kunnen zeggen dat een burgemeester meer rollen heeft, als voorzitter van het college van burgemeester en wethouders en als voorzitter van de raad. Je bent de enige die geen politieke rol heeft, omdat je het collegeprogramma niet gemaakt hebt en de noodzaak mist om eens in de vier jaar gekozen te worden. Desondanks gaat het erom dat je de regie in de gaten houdt in het brede spectrum van 45 raadsleden en 8 collegeleden.’

En in Den Haag is dat politieke veld ook nog eens extreem. ‘Nou dat valt wel mee. Dat is niet waar. Maar je moet wel gevoel hebben voor politieke verhoudingen, en die reiken verder dan alleen de collegepartijen. Dan ben je ook nog eens burgervader en het ceremoniële hoofd van de stad. Hoewel er geen linten meer worden doorgeknipt, moet je er zijn op vreugdevolle en pijnlijke momenten. De stad ziet je als iemand die ‘van ons’ is en niet van de politiek. Ik mag dan lid van de VVD zijn, zodra je burgemeester wordt, leg je je partijvoorkeur af, zei ik in mijn installatierede. Je hoeft daar geen moeite voor te doen. Het gaat vanzelf.’ ‘In het bestel dat we hebben opgebouwd is het de zwakste figuur. Je kunt alleen maar functioneren in die rol als je gezag hebt en daarmee invloed uitoefenen. Daar moet je vervolgens verstandig mee omgaan. Een wethouder moet verkozen worden en op de zeepkist staan, jij niet.’

Had u dan niet liever gekozen burgemeester willen zijn? ‘Ja! Daar ben ik een groot voorstander van. Sinds ik iets te maken heb gehad met het openbaar bestuur, heb ik dat uitgedragen. Maar zoals bekend is elke poging in Nederland daartoe mislukt. Ja, zegt men, het gaat niet om de structuren maar om de inhoud. Vervolgens lossen we de inhoud niet op en veranderen we de structuur evenmin. Zo blijven we ‘omtotteren’ met dat soort dingen.’ Rijksoverheid

Den Haag bevindt zich op een kruispunt. Terwijl de internationale positie met de opening van Europol sterker lijkt te worden, krimpt de rijksoverheid in. Wie is belangrijker in de stad, de overheid of de internationale organisaties? ‘Als je naar de totale werkgelegenheid kijkt, is de rijksoverheid nog steeds iets groter dan de internationale organisaties. Maar inmiddels spoelt er van alles aan in Den Haag, van ngo’s tot expats of international community zoals ze zich liever

51

Jozias van Aartsen is iets meer dan drie jaar burgemeester van Den Haag. De stad heeft te maken met een krimpende rijksoverheid en uitdijende internationale instellingen. Hoe gaat het gemeentebestuur daarmee om? En hoe is de verhouding met de Rijksgebouwendienst die prominent aanwezig is in de stad? ‘Ze moeten vooral mooie gebouwen neerzetten.’


interview

noemt, zodat we voor de ngo’s al twee verzamelgebouwen hebben geopend. Dan heb je te maken met een fors aantal inwoners die rond die instellingen leeft, woont en werkt. Dertig jaar geleden werd de stad de schrijftafel van de overheid genoemd. Zonder rijksoverheid zou de economie in elkaar zakken. En dus waarschuwde de gemeente de rijksoverheid voorzichtig met de stad te zijn. Inmiddels zijn we niet meer geheel en al afhankelijk van de rijksoverheid. Het MKB levert de grootste bijdrage aan de werkgelegenheid net als een paar vertegenwoordigers van het grote bedrijfsleven, zoals Shell, Siemens, KPN en Aegon. We staan heel veel sterker in onze schoenen dan dertig jaar geleden.’ Dus toen dit kabinet aankondigde fors te snijden in het ambtenarenapparaat, schrok U niet? ‘Nee. Je kunt er om verschillende redenen niet van schrikken. Ten eerste omdat het niet de eerste keer is, maar dat is cynisch. En ten tweede omdat de stad er sterker voor staat, zoals ik al zei. Neemt niet weg dat er in het belang van de rijksoverheid en Den Haag geen fouten mogen worden gemaakt.’ Inspecties

‘Als een kabinet vaststelt dat het last heeft van een topzwaar rijk net als de gemeenten trouwens, dan moet je als gemeente niet in het voorfront gaan staan om te zeggen ‘we willen niet dat het rijk afslankt’. Dat zou inconsequent zijn. Maar het rijk moet wel nadenken over de vraag hoever het van Den Haag wil zetelen aan de markt wil weggeven zonder in zijn eigen vingers te snijden. Neem de inspecties. Naar mijn oordeel is

het verstandiger om beleid, uitvoering en het inspectiewezen bijeen te houden. Ik hoop bijvoorbeeld ook dat het hoofdkwartier van de nationale politie als die tot stand komt, zich in Den Haag vestigt. Zo is het ook verstandig een verbinding te leggen tussen het openbaar ministerie, het parket-generaal en inspectiediensten. Ik ben blij dat de transport- en milieuinspectie zich op de Nieuwe Uitleg vestigt.’ Moest U daarvoor lobbyen? ‘Eeeeh, nee, daar heb ik niks voor hoeven doen. Het is gewoon logisch vanuit hun kant gezien en ziet het belang van onze redenering.’ Dit kabinet heeft besloten een aantal ministeries samen te voegen en zelfs op te heffen. Er komen gebouwen leeg te staan. ‘Zeker. Wat gebeurt er dan met de balans van het rijk, vraag ik me af. Hoe raak je een gebouw kwijt in deze periode van leegstand? De notitie die ik van de wethouder hierover gekregen heb, zegt dat de huidige plannen van het rijk om vastgoed af te stoten meer kosten dan geld opleveren. Als het rijk in korte tijd zoveel extra vierkante meters wil afstoten in een markt die toch al onder druk staat, dalen waarde en opbrengst aanzienlijk. Er zullen nauwelijks kopers voor die panden zijn. Daar zullen de minister van BZK en Financiën toch wel over moeten nadenken.’ U hebt daar vragen bij? ‘Absoluut. Wat ook meespeelt is de beweging om een andere norm te hanteren voor de vierkante meters werkruimte per ambtenaar. De gemeente heeft hierover onlangs met Ad Scheepbouwer, voormalig ceo van KPN, over gesproken die ons heeft uitgelegd dat flexibel werken

grote voordelen heeft. Natuurlijk betekent dat aan de voorkant weer een aantal investeringen, omdat je moet zorgen dat je overal met je laptop kunt inloggen. Uiteindelijk maakt het het werk efficiënter en resultaatgerichter. Compensatie

U was sg BZK. Inmiddels is het departement opgetuigd met de Rijksgebouwendienst. Wat vindt U daarvan? ‘Ik vind dat prima. Nadat besloten is de nationale politie niet onder BZK te laten vallen, wat ik zeer betreur, moest er een compensatie gevonden worden. Dat is gevonden met het V-gedeelte en het RGD-gedeelte van het voormalige WWI en VROM. Voor het ministerie van BZK betekent het maatschappelijke vraagstuk van de volkshuisvesting een aanvulling op de harde sector. Dat is gunstig. Maar beter zou het zijn geweest het beheer van de politie en de bijbehorende veiligheidsvraagstukken in samenhang met het openbaar bestuur te laten.’ Den Haag heeft een innige band met de Rijksgebouwendienst. ‘Ja. We willen vooral dat ze mooie gebouwen neerzetten.’ Gebeurt dat ook? ‘Ha ha ha, nou die niet.’ (wijst op de bestaande torens van BZK en Justitie) ‘Maar wat ik een fantastisch voorbeeld vind is het nieuwe ministerie van Financiën, wat zowel binnen als buiten prachtig is. Hoewel je de betonstructuur nog steeds ziet, is het onherkenbaar veranderd. Wat ik een vondst vind, is de serre op de hoek van het Malieveld en de Korte Voorhout die ’s avonds verlicht is. Zo is er aan die kant een schitterende entree voor Den Haag ontstaan. Ik

hoop dat het gebouw van de Hoge Raad aan de overkant net zo mooi zal worden. Wat dat betreft heb ik zeer veel vertrouwen in het Atelier Rijksbouwmeester en Liesbeth van der Pol. Zij heeft een voortreffelijke manier van kijken naar de belangen van de stad Den Haag. Ik heb haar hoog zitten. Wat nieuw wordt gebouwd in de stad is bij haar in goede handen.’ ‘De eerste keer dat ik met haar geconfronteerd werd was bij de jurering voor het Internationaal Strafhof. Net als de rechters van de Hoge Raad zijn het niet de geringste gesprekspartners. Ik weet niet of ik dat in dit interview mag zeggen, maar ik vond het ontwerp van Wiel Arets voor het ICC het allermooist. Maar met het Deense ontwerp kunnen we best gelukkig zijn.’ Hoge Raad

De Hoge Raad komt op een prominente plek bij de noordelijke entree van Den Haag. Zit de gemeente dan op het vinkentouw? ‘Ja ja, ja, we hebben deze week met leden van de Hoge Raad gesproken, onder wie de “bouwmeester” uit de Raad, en toen is er hoofdzakelijk gesproken over de nieuwbouw. Ik heb de president uitgelegd dat wij als gemeente heel, heel voorzichtig omgaan met ons bomenbestand. Wat verdwijnt, moet ook weer vervangen worden. Kijk, het kappen van wat wij de kathedraal van bomen op het Voorhout noemen, zou de omgeving zo aantasten, dat we heel voorzichtig moeten zijn. Ik ken als geboren en getogen Hagenaar dat gebied zo goed. Er is nu een oplossing voor gevonden, die uiteraard nog aan besluitvorming onderhevig is.’

52

‘Rijk moet voorzichtig zijn met afstoten gebouwen’


Internationaal

Dan de internationale organisaties. Europol wordt binnenkort geopend, ICC volgt en daarna Eurojust. Trekken die geen wissel op de beveiliging in de stad? ‘Daar moeten we niet al te dramatisch over doen. Gebouwen, zoals dat van het Joegoslavië Tribunaal, worden in eerste instantie bewaakt door het VN-personeel. Zo zal dat ook gaan met het ICC, dat gelukkig niet slecht ligt. Open en bloot had het een beveiligingsprobleem opgeleverd. Natuurlijk hebben we een taak, maar die ligt vooral bij het korps Haaglanden, om de ambassades, residenties en instellingen te bewaken. Op basis van een verdeelsysteem krijgen we daar extra bescheiden middelen voor.’ Maar de ligging van Europol bezorgt U misschien meer verantwoordelijkheid op dat terrein. ‘Europol is voor mijn tijd ontstaan. Eurojust is wel een zorg. Ze hebben begrijpelijkerwijs gezegd dat ze in een straal van een kilometer rond Europol gehuisvest willen zijn. De stad heeft er belang bij om de internationale zone verder te ontwikkelen. Indien de raad ermee instemt, krijgt men een plek aan de noordzijde van de Johan de Wittlaan. Vindt U als bewoner dat de situatie bij Europol goed is opgelost? ‘Ik moet u eerlijk zeggen dat ik de zorgen als bewoner van het gebied overdreven heb gevonden. Zoals

gezegd, ik was toen nog geen burgemeester. Vraag de winkeliers op de Frederik Hendriklaan wat ze ervan vinden en ze zullen als antwoord ‘prima’ geven.’ Cultuurforum

Den Haag heeft de ambitie Culturele Hoofdstad van Europa in 2018 te worden. Dat is waarschijnlijk een verloren zaak, he? ‘Hahahaa, leading question. Nee, dat is helemaal geen verloren zaak.’ Jullie hebben toch geen geld? ‘Dat hebben we wel. Het belangrijkste is dat we op het Spuiplein nu stappen hebben gezet op weg naar een Cultuurforum. Het definitieve besluit hierover valt voor de zomer van 2012. Dat betekent nieuwbouw voor het Residentieorkest, het Nederlands Danstheater (NDT) en het Koninklijk Conservatorium dat een van de beste, zo niet de beste is met heel veel buitenlandse studenten. Wij gebruiken 2018 als investering in het Cultuurforum. Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat dat forum dringend nodig is omdat de zalen in 2020 echt aan hun eind zijn. Als men wakker wordt in 2020, wil ik vermijden dat Den Haag zonder goede concertzaal zit, evenals een zaal voor het NDT en het conservatorium dat uit zijn voegen barst. Dan zal men zeggen dat de bestuurders in 2011 kortzichtig zijn geweest toen het probleem aan de orde was. Ik vind dat je voor de internationale gemeenschap maar niet alleen voor hen, een goede accommodatie moet hebben. Natuurlijk kunnen we voorzieningen delen met Rotterdam, waarmee we op allerlei fronten al nauwer samenwerken en waarmee nu een goede metroverbinding bestaat,

maar een Cultuurforum kunnen we hier niet missen.’ Bestaat daar wel een politiek draagvlak voor? ‘Het feit dat de raad het college is gevolgd om het proces op gang te brengen, maakt duidelijk dat de gemeenteraad vindt dat we die richting uit moeten Ik weet het, er moeten 1000 ambtenaren weg en er worden zware maatregelen aan de onderkant van de samenleving genomen, maar gelukkig is er rationeel en nuchter over gediscussieerd dat zo’n A1-Cultuurforum nodig is. 2018 is de stepping stone. Het is een fase in een lange, lange historie. Bij de start van het project heb ik gezegd: ‘Den Haag is allang een culturele hoofdstad van Europa’. Het fantastische Gemeentemuseum trekt meer en meer bezoekers, het Mauritshuis is een trekker van jewelste, het NDT heeft wereldfaam. We hoeven ons niet te bewijzen en de wereld stort niet in elkaar als een andere kandidaat wint.’

53

En die oplossing is.... ’CHECKIk geloof dat drie of vier platanen sneuvelen maar zo dat het aanzicht van het Korte Voorhout geen schade oploopt. Het is een absolute voorwaarde voor het college.’


nieuwbouw

de oogst

54

architectuur

Tekst: jaap huisman fotografie: janine schrijver

Europol bereidt zich voor op nieuw complex Begin maart was het zover. Toen overhandigde de Rijksgebouwendienst de sleutels aan Europol van het nieuwe complex in de inter­ nationale zone van Den Haag. Het ontwerp is van het Rotterdamse bureau Quist Wintermans. Het kamvormige kantoorgebouw ligt achter het World ForumConvention Center (het voormalige Congres­ gebouw), in de buurt van het Joegoslavië Tribunaal en naast de Toren van Oud, een van de markantste ongewone gebouwen in dat gebied. Europol houdt zich bezig met onderzoek naar en opsporing van grensoverschrijdende criminaliteit. Europol maakt straks deel uit van een internationale zone waarmee

Den Haag zich wil profileren als stad van vrede en veiligheid (zie elders in SMAAK, interview van burgemeester Van Aartsen). In de nabije toekomst volgen nog nieuwbouw van Eurojust dat in de buurt van Europol gehuisvest wil zijn en het Internationaal Strafhof. Het laatste vestigt zich op het terrein van de Alexanderkazerne. Het ontwerp van Quist Wintermans werd gekozen uit een meervoudige opdracht aan verschillende architecten. Over de bouw is ruim twee jaar gedaan. Op het ogenblik wordt het complex ingericht om begin juli officieel te worden geopend. Bij die gelegenheid verschijnt een speciale editie van SMAAK.


Vergaderen in een historische ambiance is nu mogelijk in het Reuvenshuis

restauratie

Intiem kantoor in het Reuvenshuis Het Reuvenshuis in Leiden is na een grootscheepse renovatie en herinrichting in april 2011 in gebruik genomen door het Rijksmuseum van Oudheden (RMO). De rustieke inrichting van de voormalige woning sluit fijnzinnig aan bij de monumentale status van het pand. Zo heeft het museum er een nieuw topstuk bij; nu niet in de collectie zelf maar gewoon om in te werken.

de oogst Tekst: sander grip Fotografie: marten hoogstraat

Het Rapenburg in Leiden was tijdenlang een achterafstraatje. Tot in de zestiende eeuw de woningen ineens met hun voorgevels richting de singel gebouwd werden; de aanzet tot de ontwikkeling van een van de fraaiste grachten van Nederland. Misschien wel het eerste huis dat de voorgevel naar het water gekeerd

kreeg, is nummer 26. Hoe die gevel er precies uitzag, is niet duidelijk. Het huidige aanzicht ontstond de negentiende eeuw. Toch is dit Reuvenshuis, vernoemd naar de eerste directeur van het RMO Casper Reuvens (1793-1835), een bijzonder monument in het straatbeeld.

Al langer is het oude woonhuis in handen van de Staat, dat er vanaf begin jaren negentig het Koninklijk Penningenkabinet onderbrengt. Na de verhuizing van dit Kabinet in 2004 laat het RMO zijn oog op het pand vallen. Het museum heeft behoefte aan extra kantoorruimte. Tijdens het in 2010 gestarte groot onderhoud

55

monumenten

architectuur

Renovatie historisch pand voor Rijksmuseum van Oudheden


56

Het Reuvenshuis is met zijn interieur en exterieur een van de oudste grachten足 huizen in Nederland. Voorgevel van het monument werd in de 18e eeuw naar het Rapenburg gekeerd. Rechtsboven: Stemmige kantoorvertrekken


Aan de buitenzijde heeft herstelwerk plaatsgevonden en is na kleuronderzoek door Olga van der Klooster (ABK Kleuradvies) het oorspronkelijke pallet teruggebracht: zandsteengeel voor de kozijnen en een warm donkerbruin voor de ramen zelf. De gevel op de begane grond is met zandsteen bekleed, de verdiepingen erboven met roodbruine baksteen zodat het geheel prettig harmonieus oogt. Intern is er ook veel gebeurd, zij het allemaal binnen de kaders van de monumentenwet om het karakter

van het huis in stand te houden. Zo is enkelglas gebruikt en is er een minimale klimaatinstallatie aanwezig; niet meer dan een verwarming voor een woning. Het advies aan de medewerkers is dan ook ’s zomers lekker de ramen open en in de winter een metertje bij de gevel vandaan blijven vanwege koudeval. Verder is de inbraakbeveiliging gerealiseerd met houten luiken. Deze bleken bij onderzoek dusdanig lang inbraakwerend te zijn dat de beveiliging tijd genoeg heeft om ter plaatse te arriveren bij onraad. Indeling

Op de begane grond is een bescheiden vergadercentrum ingericht.

Hiermee wil het museum inkomsten genereren die de weggevallen overheidsondersteuning deels compenseert. Er zijn drie zalen van verschillende grootte. Meest opvallend is de grootste, een langgerekte ensuite waar glazen vitrines een impressie geven van de scheidingen die er tot circa 1980 aanwezig waren. In de verdiepinghoge toonkasten bevinden zich negentiende-eeuwse reproducties van beelden en koperwerk. Aan de muren zijn oudheidkundige voorwerpen opgehangen, zodat de vergaderzaal de overvolle sfeer van rariteitenkabinetten uit de achttiende en negentiende eeuw ademt. De moderne tegenhanger wordt gevormd door een abstracte

plafondschildering in blauw en geel. De kamer wordt voltooid door een in ere herstelde glazen serre aan de tuinkant. Via een monumentale trap, bekleed met rood tapijt, zijn de bovenverdiepingen bereikbaar. Hier bevinden zich de kantoren voor de medewerkers van het museum. Eenvoudige kamers zijn het. Kamers waar de oorspronkelijke details, zoals balkenplafonds en sierlijsten, in het zicht gelaten zijn. Ze completeren het gevoel dat het Reuvenshuis met respect voor de woning die het ooit was, is omgebouwd tot intiem kantoor.

57

aan het museum, is ook de woning flink op de schop genomen.


kunst

andere smaken

architectuurbeleid

59 | Timmie Thio, een leven na de RGD 62 | Brandveiligheid

68

architectuur

59

65 | Edo Arnoldussen 68 | Groeten uit Veenhuizen

stedenbouw monumenten architectuur architectuurbeleid kunst

58

stedenbouw

monumenten

65

70 | Boeken 72 | Nasmaak


serie

Jonge, veelbelovende architecten die in de eerste fase van hun carrière aan de slag gingen bij de Rijksgebouwendienst. Inmiddels zijn zij uitgevlogen. Waar kwamen zij terecht en hoe heeft hun beroepservaring bij de rijksoverheid hen gevormd? Deel 2: Timmie Thio.

Spil in de architectuur is een aangename belevingswaarde een leven na de rgd deel 2 – timmie thio Tekst: sander grip Fotografie: eran oppenheimer

De jongste telg uit het Chinese gezin Thio ziet in 1951 het levenslicht in Bandung, West Java. Het kleine meisje vindt haar naam, voluit Christina Thio Giok Hwa, te lang en maakt er Timmie van. Ze is twee als ze deze naam verzint maar het zal de rest van haar leven haar roepnaam blijven. Op veertienjarige leeftijd

overlijdt haar moeder, waarna ze met haar vader naar Europa gaat om dichter bij familie te zijn. Ze strijken neer in Antwerpen en Thio gaat studeren aan de TU in Delft. Architectuur en Interieur wordt het, een studie waarvan ze elk denkbaar college volgt en waar ze haar man Maarten Ruijters ontmoet. ‘Ik merkte dat ik vooral geïnteresseerd ben in de complexiteit van utiliteitsbouw. Daarin komen elementen van ons vak terug; naast architectuur ook interieur, stedenbouw en landschap. Juist de samenwerking tussen die disciplines zorgt voor mooie en voor de gebruiker prettige architectuur.’ Na haar afstuderen in 1978 begint ze bij bureau Le Grand & Selle in

Amsterdam. Hier zet ze zich in voor de grotere utiliteitsbouwprojecten. ‘Geen prettige tijd. Het bureau richt zich op het snelle werk door grove schetsen af te leveren die andere bureaus uitwerken. Architectuur is ondergeschikt aan snelheid. Je werd geacht simpele blokkendozen te produceren, terwijl ik juist van architectonische waarde houdt.’ Dat botst te veel en dus stapt Thio op. Ze gaat bij een restauratiebureau van vrienden aan de slag. ‘We werkten in goede sfeer, dat wel, maar het betrof altijd woningbouw en dat is mijn passie niet. Dat komt niet zozeer door de opgaven als wel door de inspraak. Die inspraak op zich is goed, maar te vaak breekt het

59

Architecte Timmie Thio in de door haar verbouwde rechtbank van Alkmaar.


serie

was ik niet gelukkig mee, want het was een lompe blokkendoos. Toen bleek dat het gebouw gefaseerd tot stand moest komen, greep ik mijn kans en zei ik dat hun ontwerp niet in fases te bouwen was. Zo kreeg ik de opdracht het hele pand opnieuw te ontwerpen.’ Thio creëert een grote rechthoekige sorteerhal langs het spoor. Op de kopse kant zet ze een L-vormig kantoordeel neer en als blikvanger plant ze een rond bouwdeel op een hoek van de grote hal. ‘Nou, pak je koffers maar vast, zei Peereboom Voller’, lacht ze als ze terugdenkt aan haar eerste ontwerp: ‘De PTT wil geen ronde gebouwen. Bij de presentatie liepen de keurmeesters van het postbedrijf minutenlang stilzwijgend rond de maquette. Het gevoel bekroop me dat ik inderdaad wel kon vertrekken. Tot de stilte doorbroken werd en bleek dat ze het mooi vonden.’

Timmie Thio heeft een voorliefde voor rond en vriendelijk

Na de schok van een rond bouwdeel, komt Thio met meer verrassingen. Ze maakt manshoge ramen in de sorteerzalen: ‘Tot dan werden alleen lange, smalle spleten in de panden van de PTT toegepast omdat anders de temperatuur in de sorteerzaal op zonnige dagen te hoog zou worden. Ik plaatste zonwering aan de buitenzijde waardoor de temperatuur acceptabel bleef en er toch voldoende daglicht binnentrad en uitzicht was.’ Ook kan ze duurzame materialen als roestvrij staal en marmer toepassen door compact te bouwen en daarmee te besparen op andere bouwkosten.

60

Strijd

de structuur van een complex af; zeker bij woningbouw. Na een aantal jaar bij dit bureau had ik er genoeg van. Ik wilde terug naar utiliteitsbouw.’ Ze solliciteert bij de Rijksgebouwendienst, waar net een vacature voor architect vrijgekomen is. Uit 171 kandidaten wordt zij geselecteerd,

waarmee ze de eerste vrouwelijke architect bij de Rijksgebouwendienst wordt. Ze komt te werken onder Jan Dirk Peereboom Voller en krijgt direct een gigantische klus in haar maag gesplitst. Beleving

Het is 1987 en Peereboom Voller

heeft een overvolle agenda. Zo vol, dat hij de opdracht voor nieuwbouw van een expeditieknooppunt voor de PTT in Den Bosch niet zelf kan oppakken. Hij schuift deze taak door naar Thio: ‘De PTT had zelf een pand van 20.000 vierkante meter ontworpen en wilde dat wij er een schilletje omheen maakten. Daar

Belevingswaarde blijkt een centraal begrip in het werk van de Indonesische. Dat combineert ze met een sterk gevoel voor sociale verhoudingen. Juist dat laatste is iets wat Thio binnen de Rijksgebouwendienst niet kwijt kan. Daarom kijkt ze ook al snel weer buiten de dienst om gevolg te geven aan dit gevoel in de woningbouw. Eind jaren tachtig aanschouwt Thio het begin van de verloedering in oude stadswijken omdat er hoge


De in Indonesië geboren en getogen architect Timmie Thio werkte bijna negentien jaar voor de Rijksgebouwendienst. Sinds 1998 heeft zij een zelfstandig architectenbureau met haar man. Hier zet ze zich in voor utiliteitsbouw; de Rechtbank Alkmaar blijkt een verbindende schakel tussen haar werkende leven bij de Rijksgebouwendienst en dat erna.

Ze krijgt in 1991 de kans hier invulling aan te geven als het verzoek komt het eerste complex voor oudere Chinezen in Den Haag te ontwerpen. Die kans wil ze grijpen. Vanuit de Rijksgebouwendienst krijgt ze toestemming dit project onder eigen naam uit te voeren. Ze spreekt met de toekomstige bewoners en ontwerpt een pand dat van buiten westers aandoet, maar van binnen subtiel aansluit bij de cultuur en het karakter van de bewoners. ‘Een westers gebouw met een allochtoon karakter.’ Zo werkt Thio naast haar functie bij de Rijksgebouwendienst al snel aan sociale projecten die haar gevoel van maatschappelijke betrokkenheid voeden. Eén daarvan is het verbeteren van de positie van de vrouw in de

architectuur. Zelf de eerste vrouwelijke architect in dienst van het rijk, stelt zij zich op als hun voorvechter. Het lijkt onbestaanbaar, maar eind jaren tachtig waren nauwelijks vrouwen in het vak bekend. ‘Iemand als Hannie van Eijck was toch vooral de vrouw van Aldo, al was zij in het werk van het echtpaar even belangrijk als haar man.’ Ze spreekt Rijksbouwmeester Kees Rijnboutt erop aan, wat ertoe leidt dat het ontwerp voor de nieuwbouw voor de Belastingdienst in Tilburg aan Jeanne Dekkers gegund wordt (1991).

agressief dan een hoekig pand.’ Een ander ontwerp van Thio dat bekend staat om zijn grote ronding, is de rechtbank Alkmaar. Het komt tot stand in het kader van de uitbreidingsgolf voor de rechterlijke macht in de jaren negentig. Het driehoekige complex heeft twee duidelijk van elkaar te onderscheiden delen. Is het eerste een L-vormig kantoor met een huid van oranjerode keramische tegels, het tweede deel bevat de entree en zittingzalen. Dit is een enorm halfrond bouwdeel met metalen vliesgevel.

Rond

Niet lang na voltooiing van de rechtbank verlaat Thio de Rijksgebouwendienst om zich volledig te wijden aan het bureau dat ze samen met haar partner Maarten Ruijters heeft. In hun werk, onder andere voor de TU Delft, is openheid en sfeer een vast element. Plekken waar het goed toeven is voor medewerkers en bezoekers. Sobere interieurs met warme materialen, die ruimte laten voor onderling contact en rust. Toch blijft de Rijksgebouwendienst aan haar trekken met opdrachten. Zo keert Thio in 2009 terug naar een ontwerp uit haar overheidstijd. De Rechtbank Alkmaar moet uitbreiden. Een deel van het personeel zit al in een belendend kantoor. Maar er zijn meer zittingzalen nodig om het werk dat de rechtbank te verhapstukken krijgt, aan te kunnen. Een uitbreiding van het gebouw is niet mogelijk

Een tweede karakteristiek van Thio’s werk is de ronde vorm. Rond is alomtegenwoordig in de ontwerpen die zij vanaf 1987 maakt. Na het PTT-gebouw in Den Bosch verrijzen er van haar hand nog verscheidene vloeiende rijkspanden. Zoals de uitbreiding van psychiatrische kliniek Veldzicht in Balkbrug met een Longstay-afdeling waar patiënten de rest van hun leven verblijven, haar laatste ontwerp in vaste dienst. ‘De vraag was twee gigantische paviljoens te ontwerpen op een kunstmatig eiland. De aard van deze opdracht, hier worden gedetineerden onder psychiatrische behandeling gesteld, maakte dat ik op zoek ging naar een vriendelijke vorm. Rond is bij uitstek geschikt om mensen een gevoel van rust en veiligheid te geven. Het is minder

vanwege omliggende panden. Thio komt met de oplossing een deel van het L-vormige kantoor op te offeren door op twee verdiepingen zalen aan te brengen. ‘Ik had in het oorspronkelijke ontwerp uit 1994 de maatvoering van de kantoorverdiepingen – vooral de hoogte ervan – zo getekend dat het kantoordeel makkelijk bij de zalen te betrekken was.’ Dus worden de eerste twee verdiepingen in de lange beuk van het kantoor ontruimd en krijgt Thio de vraag de uitbreiding inwendig op te lossen. Op de begane grond tekent ze grotere zittingzalen, op de verdieping komen de kleinere zalen. Een nadeel van het gebruik van het kantoor, is de lengte van het bouwvolume. ‘Plaats je de zalen achter elkaar, dan ontstaan ellenlange zichtlijnen. Daarom hebben we de zalen over en weer geplaatst. Zo ontstaat een slingerbeweging die de lange zichtlijn doorbreekt en hoekjes creëert waar mensen zich kunnen terugtrekken.’ Ook hier gebruikt de architect weer warme materialen. Houten lamellen bekleden de ronde zittingzalen en geven de lange gang een intieme sfeer. Want dat is en blijft belangrijk in het werk van Thio: intimiteit en rust. En rond is bij haar nou eenmaal de meest aangewezen vorm om die sfeer te bereiken.

61

concentraties allochtonen wonen. ‘Integratie begint met rekening houden met elkaars cultuur. Omdat ik zelf allochtoon ben, kon ik dat in die tijd wel zeggen, ondanks het taboe dat toen nog lag op praten over een allochtonenkwestie. Architectuur kan in mijn ogen een zeer belangrijke rol spelen in het oplossen van deze kwestie. Immers, als je woonomgeving niet prettig aanvoelt, heb je er geen band mee. Ik vind dat je een prettig gevoel moet creëren door aan te sluiten bij de cultuur van de mensen in een wijk.’


brandveiligheid architectuur

62

andere smaken Tekst: barbara van male Fotografie: Levien willemse

Omvangrijk programma maakt gevangenissen brandveilig

Bij brandveiligheid draait het om vertrouwen De Schipholbrand zes jaar geleden schudde een hoop wakker. Vooral het besef dat brandveiligheid in gevangenissen echt prioriteit heeft. De Rijksgebouwendienst heeft het actieprogramma brandveiligheid bijna achter de rug en 16.000 cellen zijn onder handen genomen. ‘De bedoeling van een cel is dat gevangenen er niet zomaar uit kunnen. Maar het doel van brandveiligheid is juist dat je zo snel mogelijk bij een brand vandaan moet.’ Een uniek, integraal programma vol deurdrangers, celdeuren, protocollen en vooral brandveilig bewustzijn.

‘Daar kun je niet zomaar twee muurtjes neerzetten. Het is er te hoog, te groot en te rond. Belangrijker nog: het is een monument, met strikte regels voor bijvoorbeeld welk materiaal je wel en niet op de muren mag smeren.’ Jaap Eikelboom, voormalig programmadirecteur brandveiligheid bij de Rijksgebouwendienst, heeft het over de Haarlemse koepelgevangenis, een van de penitentiaire inrichtingen die onder handen zijn genomen. Dat wil zeggen: het omvangrijke Programma Brandveiligheid voor alle rijksgebouwen, uitgevoerd door de Rijksgebouwendienst, is bijna afgerond. In twee jaar tijd, van 2007 tot eind 2009, zijn alle 16.000 cellen in de

Nederlandse gevangenissen – van jeugddetentiecentrum tot extra beveiligde inrichting – brandveilig gemaakt. De kantoren, kantines, sportzalen en bergruimtes in de gevangenissen zullen ongeveer halverwege 2011 klaar zijn. Uiteraard zijn ook de andere rijksgebouwen onderzocht en voor zover nodig aangepast. ‘Zo’n integraal programma over het hele land: dat is echt uniek binnen de Rijksgebouwendienst. Een mooie, flinke klus met politiek gewicht’, aldus Jaap Eikelboom. Prullenbak in de fik

Aanleiding om brandveiligheid degelijk aan te pakken waren de

Schipholbrand in 2005 en het daaropvolgende rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV). Het kabinet zegde in januari 2007 aan de Tweede Kamer een Programma Brandveiligheid toe, waar Eikelboom tweeënhalf jaar voor claimde: ‘Wij wilden die toezeggingen voor elkaar krijgen. De minister moest echt met resultaten en niet met uitstel naar de Tweede Kamer. Het gaat immers om mensenlevens.’ Hoewel het programma alle rijksgebouwen betrof, legde het team meteen de prioriteit bij de gevangenissen. ‘De cel veilig maken, dat stond voorop. Daar zijn de risico’s het grootst. Een gevangene

steekt zijn prullenbak in de fik, of dekens, en zet een matras tegen het deurraampje. Wat moet er dan gebeuren? En wat als die gevangene daar niet uit wil?’ schetst Purdey van Wissen, verantwoordelijk voor de communicatie tussen alle betrokkenen in het programma, de praktijk. ‘In die risicogerichte aanpak gaat het dus om materiaal én organisatie’, vult Eikelboom aan. ‘Van brandvertragende materialen, deurdrangers tot werkende ontruimingsprotocollen en bewust zijn over brandveiligheid. Op alle niveaus: van gevangenisdirecteur tot gemeentes, van ontwerpers tot aannemers, bij iedereen die in de gevangenis werkt en ermee te maken heeft.’


Zestienduizend cellen werden in twee jaar tijd aangepakt Driehonderd celdeuren

Om ad hoc-oplossingen te voorkomen en voor een samenhangende aanpak te kiezen, onderzochten twee teams alle gevangenissen, op papier en op locatie. Een bekeek hoe de brandveiligheid er werkelijk voor stond, het andere team onderzocht waar welke oplossingen nodig zijn. Vervolgens zijn die oplossingen in

drie fases aangepakt. Fase nul met quick fixes. Eikelboom: ‘Een kitploeg die kieren dichtte, brandbaar materiaal verwijderen, tijdelijk extra brandwacht, … snel uitvoerbare maatregelen die binnen drie tot zes maanden te regelen waren.’ In fase 1 werden alle cellen basiscelveilig gemaakt, van kozijnen tot

celdeuren – als er brand uitbreekt, moet die zo lang mogelijk beheersbaar blijven – waarbij de projectleiders zo veel mogelijk aansloten bij lopende en komende verbouwingen. ‘Maar onze planning ging voor!’ En dit jaar is fase 2 aangebroken met maatregelen voor de overige ruimtes.

‘De bedoeling van een gevangenis en van een cel is dat gevangenen er niet zomaar uit kunnen. Maar brandveiligheid heeft tot doel dat je zo snel mogelijk bij een brand vandaan moet.’ Eikelboom en Van Wissen schetsen de complexiteit van het programma. ‘Zomaar twee muren neerzetten kan gewoonweg niet in een monumentale koepelgevangenis uit 1900 bijvoorbeeld. Maar de bouwregelgeving bepaalt dan wel weer dat het vuur in het compartiment moet blijven waar het begonnen is – en zo’n koepelgevangenis is één grote ruimte. Dus zit het daar vooral in de organisatie, ontruimingen oefenen, in de juiste volgorde.’ Celdeuren zijn nog zo’n kwestie. Purdey van Wissen: ‘Er zijn 300 typen celdeuren die allemaal eigen normen en certificaten hebben. Waar toets je dan aan? En hoe? Wil je ze alle 300 getest hebben op hun brandwerendheid – dan moet je twee jaar capaciteit in laboratoria reserveren.’ Met de belofte aan de Tweede Kamer om de brandveiligheid op nieuwbouwniveau te krijgen, waren gelijkwaardige oplossingen noodzakelijk. Hier was een rol weggelegd voor de adviescommissie met René Hagen, lector brandpreventie, en brandveiligheidskundige Rudolf van Mierlo, de techneuten uit het veld die met kennis en adviezen over installaties, materialen en protocollen kwamen. Hagen: ‘Meer nog: het was ons ook te doen om de volgorde en het tempo waarin je die gelijkwaardige oplossingen implementeert. Want je kunt nooit meteen naar een nul-risico.’ Brandveiligheid is vooral een jong vak dat nog volop in ontwikkeling is, bevestigen Hagen en Eikelboom.


architectuur

architectuurbeleid

brandveiligheid

De Noordsingel en andere historische gevangenissen zijn moeilijk brandveilig te maken – en toch moest het.

Eikelboom: ‘Voor het OvV-rapport was het besef over wat brandveiligheid nu precies betekende, minder sterk. Gevangenisdirecteuren, ontwerpers, aannemers deden hun best, maar een samenhangend en breed gedragen bewustzijn en een meer integrale risicobenadering waren er nog niet.’ ‘ Brandveiligheid zit wel in regelgeving, maar die komt vooral voort uit overlevering. Gelukkig zie je wel dat wetenschappelijke inzichten meer en meer worden toegepast’, aldus Hagen.

64

Tips op donderdag

Vertrouwen is een sleutelwoord. ‘Aan ons de taak om het vertrouwen terug te winnen, van Justitie en de Tweede Kamer’, legt Jaap Eikelboom uit. In het programma was verantwoordelijkheid en controle ingebouwd: de ene adviseur controleerde de andere. ‘Bij brandveiligheid moet je immers het zorgvuldigste van het zorgvuldigste doen.’ Plus: het actieprogramma is weer gecontroleerd door de Rijksinspectie. De uitkomsten van het onder-

zoek zijn positief, de rapportage wordt halverwege dit jaar verwacht. Vertrouwen organiseren vereist ook heldere communicatie. Purdey van Wissen: ‘Meestal was het de klant, zoals een gevangenis, die een verbouwing aan de Rijksgebouwendienst vroeg. Nu wilden wij iets van de klant. En dan moet je op alle niveaus betrokkenheid vragen en regelen.’ Een klein en kenmerkend voorbeeld: elke donderdag stuurde Van Wissen stipt om 17 uur een bulletin uit, inclusief tips voor types deurdrangers, rookwarmte-afvoer en veiligheidsglas. ‘Projectleiders hoefden dat dan niet meer zelf uit te zoeken, dat scheelt zoveel tijd en je geeft ze meteen een oplossing in handen.’ De kennis en techniektips kwamen van de adviescommissie die steeds minder nodig blijkt nu de ervaring zijn weg vindt binnen de Rijksgebouwendienst. Hagen: ‘Dat is ook de bedoeling. Projectleiders, uitvoerders moeten het zelf kunnen – je moet jezelf overbodig maken en die kennis overdragen.’ Hij benadrukt ook de grote verantwoorde-

lijkheid die de Rijksgebouwendienst heeft genomen. ‘Die gaat zelfs verder dan wat de brandweer wil.’ Ten slotte heeft het actieprogramma ook borging ingebouwd, het lastigste onderdeel. De aannemers, ontwerpers, gevangenisdirecteuren en uitvoerders moeten weten wat de eisen zijn – en dat betekent een keer per jaar een normale controle, en een keer in de vijf jaar een zware controle. Deurdranger

Na de omvangrijke gevangenisoperatie zijn al andere rijksgebouwen – rechtbanken, musea, kantoren – aan de beurt voor brandveiligheidsmaatregelen. Uit de quickscan blijkt dat vijf tot tien procent voorrangpanden zijn, en de rest kan met het normale onderhoud mee. Van Wissen: ‘Bij voorrang moet je denken aan een trappenhuis zonder brandveilige deuren. Bij vrijwel alle panden – liever gezegd: de gebruikers ervan – is de winst vooral in bewust zijn over brandveiligheid. Dat zit ‘m in kleine dingen. Dus niet met een doosje

kopieerpapier een deur open laten.’ In sommige gevallen, vooral bij monumenten, past alleen maar maatwerk, vertellen Eikelboom en Van Wissen. ‘Een karakteristiek voorbeeld is de Ridderzaal, een uniek gebouw waar je niet zomaar elk brandwerend materiaal op de muur kunt smeren, hout kunt vervangen of een hard-technologisch 21e-eeuws apparaat zichtbaar plaatst. Dus om de deurdranger in stijl te houden, is er een smid ingeschakeld. Maatwerk met een oorspronkelijke uitstraling waarmee je het “gevoel” van het gebouw behoudt.’


andere smaken Tekst: Derk van der Laan Fotografie: Michiel van Nieuwkerk

Op deze en volgende pagina’s de leegstaande gebouwen op het Hembrugterrein in Zaandam, een van de interessantste gebieden die op herontwikkeling wacht in Nederland.

Gebiedsontwikkeling is toe aan nieuwe benadering

gebiedsontwikkeling

Edo Arnoldussen over het rijksvastgoed:

Ook in crisistijd kunnen ingewikkelde projecten een stap verder komen. Edo Arnoldussen legt uit hoe dat gebeurt. Met rijksmandaat neemt zijn bedrijf deel in grote gebiedsontwikkelingen. Een profiel van een ‘club snelle vastgoedjongens en meisjes’, die toch uiterst behoedzaam opereert.

Deze behoedzame stap voor stap-benadering toont de rode draad binnen de meeste projecten die het RVOB momenteel onder handen heeft. De economische crisis, de situatie op de woningmarkt en de overheidsbezuinigingen zorgen voor een drastische ommezwaai in denken en doen bij gebiedsontwikkeling. fusieorganisatie

Het RVOB realiseert voor het Rijk ruimtelijke- en financiële doelen. Het ontstond in 2009 uit de fusie van

Domeinen Onroerende Zaken van het ministerie van Financiën en het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf. De vastgoedtak regelt het beheer en de aan- en verkoop van rijksgronden en rijksgebouwen. De ontwikkeltak, waaraan Arnoldussen leiding geeft, neemt met een Rijksmandaat deel in grootschalige (gebieds)ontwikkelingsprojecten. ‘Onze opdracht en ambitie is om rijksdoelen sneller, beter en zo mogelijk goedkoper te realiseren. Ons eigen kapitaal omvat ontwikkelkennis en een netwerk. Dat is ons gewicht binnen de rijksdienst en daarbuiten, bij provincies, gemeenten, ontwikkelaars. Wij rekenen en tekenen. Onze opdracht: dit zijn in

een bepaald gebied de rijkswensen en rijksmiddelen en ga daarmee naar andere overheden en marktpartijen. Werk gezamenlijk aan gebiedsontwikkeling. Daarbij brengen ministeries grond in, subsidies plus financiële instrumenten om gebiedscontracten rond te krijgen’. Per project ontstaan dan ruimtelijke plannen, met bijvoorbeeld eerst een structuurvisie, vervolgens een business case en tot slot een bestuursovereenkomst. Uitvoering hoort niet tot de taken. Projecten worden afgesloten wanneer de subsidie- of verkooprol is afgerond: met een contract waarin staat wat waar moet komen en met hoeveel

stedenbouw

casco‘s te behouden en alle milieurisico‘s in kaart te brengen. Dan komt verdere ontwikkeling aan de orde’.

65

Het spannendste dossier in handen van Edo Arnoldussen, directeur Ontwikkeling van het Rijksvastgoeden ontwikkelingsbedrijf (RVOB) is Nieuw Hembrug. Op de hoek van het Noordzeekanaal en de rivier de Zaan ligt dit, in zijn woorden, “waanzinnig ingewikkelde avonturenterrein” waar bijvoorbeeld bramen te plukken zijn, voor wie het weet. Vroeger de Rijks Artillerie Inrichtingen, 45 hectare groot. ‘Een pracht­ locatie in de Randstad, waar je nu nauwelijks kunt komen. En waar we de komende jaren stap voor stap de stedelijke transformatie willen maken. Hoe? Door voorlopig bestaande gebouwen wind- en waterdicht te maken, de vele monumentale


gebiedsontwikkeling

subsidie. Eventuele (extra) opbrengsten van projecten belanden in de schatkist, verklaart Arnoldussen. Een belangrijke mijlpaal die het RVOB heeft bereikt, is de mogelijkheid voor rijkspartijen om hun grondbezit op de balans te activeren, zegt de directeur: ‘Hierdoor kan bedrijfs­ matiger met grond worden omgegaan. Wij gaan die bedrijfsmatige weg verder in.’ een mond

66

stedenbouw

architectuur

Het jonge RVOB ontstond na fusie van Domeinen Onroerende Zaken (anno 1841) en GOB (start: 2006). Is de organisatie in het Haagse inmiddels geaccepteerd? ‘In de begintijd kwamen alle departementen met tientallen mensen hier aan tafel, nu nog maar met een paar. Dus ik denk dat we veel vertrouwen hebben gewonnen. Het wordt gewaardeerd dat het rijk nu met één mond spreekt. Een project is succesvol wanneer vervolgens de regio dankzij onze bijdrage verder gaat met plan­ ontwikkeling en -uitvoering. Dat gebeurt bij projecten zoals Klavertje

Vier bij Venlo, een hoogwaardig werkgebied voor glastuinbouw, agribusiness en logistiek & distributie. En de herbestemming van de Luchthaven Twente’. Arnoldussen ziet dit project als ‘een impuls voor een economische sterkere en duurzamere regio’. Arnoldussen praat het liefst over concrete gebieden, wat projecten daar teweeg zullen brengen en welke uitdagingen ervoor worden aangegaan. Voor Nieuw Hembrug is een nieuwe oriëntatie nodig: ‘Ga er maar aan staan!’, zegt hij enthousiast. ‘De bodemsanering vergt tientallen miljoenen en dan geldt er nog een aantal milieu­ hinderbeperkingen die herinrichting van dit gebied lastig maken. Er staan veel monumenten. En een groot deel stort bijna in’. Voor het aanbod om het gebied voor nul euro te kopen toonden ontwikkelaars geen interesse, de onzekerheden waren te groot. ‘We zoeken’, zegt Arnoldussen, ‘het vooral in

tijdelijke verhuur, het gebied toe­gankelijker maken Wij hebben een aantal subsidiepotten bemachtigd en halen uit het terrein weg wat echt weg moet, we gaan verdere verloedering tegen’. Er moet een kansrijke locatie komen voor creatieve industrie, recreatie en toerisme, met behoud van (cultuur) historische waarden. Ook in crisistijd kunnen ingewikkelde, problematische projecten dus vordering maken, al zijn het geleidelijke stappen in plaats van grote herinrichtinginvesteringen. En ligt de tijdshorizon een stuk verder dan tot nu toe gebruikelijk. ‘Wij hebben de tijd, helaas’, zegt Arnoldussen regelmatig tegen gesprekspartners, in weerwil van het imago dat zijn club heeft, hier en daar, van de snelle vastgoedjongens en -meisjes. ‘Grote gebiedsontwikkelingen nemen al gauw tien jaar in beslag en het tijdsbeslag neemt de komende periode toe.’ In ongeveer tien projecten werkt het RVOB de komende jaren aan het ontwikkelen

van 85.000 woningen en vele honderden hectares groen, waterberging, infrastructuur en bedrijventerreinen: ‘Realiteit is wel dat deze projecten pas echt hun beslag gaan krijgen na 2020’. Stapje voor stapje

In Almere draagt het RVOB bij aan de besluitvorming over de Schaalsprong: de bouwambities en de keuze van toekomstige verbindingen. Het RVOB maakt voor de partners de financiële consequenties inzichtelijk bij het ontwikkelen van de ruimtelijke varianten. Er zijn inmiddels drie Werkmaatschappijen actief die de plannen optimaliseren voor Westen Oost Almere en voor het Weerwater. Als voorbeeld van de aanpak noemt Arnoldussen de “organische” benadering voor Almere Oost: ‘Ook daar laten we het stapje voor stapje gebeuren. Er komt geen dichtgetimmerd plan, geen blauwdruk. Het Rijk bezit er veel grond en het idee is om daar bijzondere kavels in lage dichtheid uit te zetten. Het gaat om ruime percelen waar de eigenaar


Daarentegen staat de planontwikkeling voor het vroegere marinevliegkamp Valkenburg (Zuid- Holland) nu even stil. Arnoldussen: ‘Een van de belangrijke spelers, de gemeente Katwijk, wil eerst besluitvorming zien over de belangrijkste verbinding, de zogenaamde Rijnlandroute. “Eerst bewegen, dan pas bouwen”, is het credo. De uitwerking van het inmiddels gekozen Integraal Structuurplan voor de locatie Valkenburg moet daarop wachten. Hier komt een hoogwaardig woon-, werk- en recreatiegebied, goed ontsloten per openbaar vervoer en over de weg. Ook hier een flexibel

plan. Het doel is onder meer om 5.000 woningen te bouwen; we schatten dat de markt per jaar maximaal zo‘n 500 stuks zou kunnen afnemen. Dat betekent al een uitvoeringstermijn van minstens tien jaar. We maken voor Valkenburg vijftig vlekken op basis van een globaal bestemmingsplan met, zo nodig, uitwerkingsplannen. Een aantal woningen moet worden verkocht voor een prijs tussen de 1 en 1,5 miljoen euro, het gaat in principe om kavels van 750 tot 1500 vierkante meter’. ‘Op Valkenburg streven we naar energieopwekking die geheel binnen het gebied blijft. Warmte voor de woning, warm water, en dergelijke. De financiering kan niet uit de grondprijs komen maar wel uit mogelijk lagere energierekeningen van de kopers. Kan dat niet met groene hypotheken die afgelost worden uit de energiebesparingen? Zo iets ontwikkelen vereist een cultuuromslag waar wij een bijdrage aan leveren.’

Op de vraag wat de strategie zou kunnen zijn nadat een rijksgebouw zijn huisvestingsfunctie heeft verloren, adviseert hij (zie ook visie van makelaar Jacques Kwak, Smaak-50): ‘Realiseer de bestemmingswijziging zelf. Dat verhoogt enigszins de opbrengsten en maakt het realiseren van maatschappelijke doelen gemakkelijker, ofwel wat is het beste dat op die locatie zou moeten komen ‘. Arnoldussen schetst zijn club van twintig medewerkers als ‘een groep redelijk ondernemende types die wat willen’. Hij zegt: ‘Met kennis en expertise, maar soms brengen we mensen gewoon op een ander idee, met af en toe gekke dingen. Een voorbeeld? Een drijvend Olympisch dorp ontwikkelen ten behoeve van de Spelen van 2028. Iets typisch Nederlands, en het kan worden hergebruikt in een ander land dat de Spelen houdt. Je vaart het dorp er naar toe’.

Rijksvastgoed

Arnoldussen loopt niet vooruit op de departementale reorganisatie die gaande is. Oud-secretaris-generaal Hans van der Vlist heeft opdracht om de mogelijkheid te onderzoeken van één dienst voor rijksvastgoed: ‘Ik ben er voor dat er een professionelere organisatie komt’, zegt Arnoldussen. ‘Het zou goed zijn wanneer er meer dwarsverbanden komen, in elk geval dat RVOB’ers allemaal op één locatie komen. Intensieve samenwerking met de Rijksgebouwendienst en het Ontwikkelingsbedrijf Groene Ruimte van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) ligt voor de hand’. Gevraagd naar een doorkijkje voor gebiedsontwikkeling naar het jaar 2020, zet hij zijn verwachtingen op een rij: ‘In de eerste plaats zullen er minder grote business cases zijn waarin we met elkaar toewerken naar die ene deal. Er komen veel meer globale bestemmingsplannen met uitwerkingsplannen. En: er zijn meer spelers die bijdragen. Veel panden maken bij elkaar òòk een bouwblok, tijdelijke bestemmingen zijn veel meer aan de orde. In de tweede plaats vereist een succesvolle verschuiving naar binnenstedelijke locaties dat we meer gebouwen laten staan. En meer profiteren van functies die lagere huur betalen maar wel ontwikkelpotentie hebben. Ook hoop en verwacht ik dat overheden het denken in subsidies gaan omzetten in denken in investeringen. Dat kan volgens mij goed zonder de kwaliteit van natuur, openbare ruimte, recreatie en groen op te heffen’. De toekomst in de gebiedsontwikkeling vraagt volgens hem om dezelfde kennis en expertise als nu, maar vooral marktconform toegepast ‘en om een open, positieve grondhouding van partijen. Misschien wel meer dan ooit’.

67

veel vrijheid krijgt, bijvoorbeeld om wonen te combineren met stedelijke landbouw’. Je zou er gewassen kunnen telen en levende have (vee, andere dieren) houden en wel op zo‘n schaal dat verkoop van producten op een, bij voorkeur lokale, markt mogelijk moet zijn. Kaas, groenten, en dergelijke. Allemaal ideeën die hier de ruimte moeten krijgen.


serie

De komende maanden woont schrijfster Mariët Meester met haar man weer in Veenhuizen, en wel in de oude pastorie. Hier doet ze inspiratie op voor haar nieuwe roman. Stof genoeg in ‘het gevangenisdorp’ van Nederland, waar een opgroeiend kind zich niet afvroeg of het bijzonder was tussen de gesticht­ bewoners te leven.

deel 2

68

Tekst: mariët meester Fotografie: Jaap de Ruig


Achthonderdduizend broden per jaar Veenhuizen heeft een cadeau gekregen. In opdracht van de Rijksgebouwendienst is het Maallustcomplex gerestaureerd. Een oude molenstomp, een ander gebouw waar meel werd gemalen en bewerkt, een graansilo en een zuivelfabriekje: de vier panden zijn prachtig opgeknapt. Het meelbewerkingsgebouw huisvest inmiddels een bierbrouwerij, de zuivelfabriek wordt een kaasmakerij, de silo is veranderd in een Outdoorcenter en het onderstuk van de molen heet nu ‘Tooi & Opsmuk’, er worden bloemen en schilderijen verkocht.

Gelukkig heb ik de afgelopen maanden, sinds ik tijdelijk weer in Veenhuizen woon, verschillende nieuwe vrienden gemaakt. Het zijn heren van eenentachtig, zesentachtig en negentig met een uitstekend geheugen. Zij kunnen verder achteruit kijken dan ik. Twee van hen zijn geboren in Veenhuizen. Ze hebben de ‘verpleegden’ nog meegemaakt, de landlopers en andere arbeidsschuwe types die bij

De jongste twee van mijn vrienden vertelden me over de molenaar die tijdens de oorlog in ‘Maal’ woonde. Hij was een notoire NSB’er, je moest terdege voor hem uitkijken. Op zondag bespeelde hij het orgel in de protestantse kerk, op maandag hief hij het geweer om onderduikers uit hun schuilplaats te gaan halen. Mijn negentigjarige informant voegt eraan toe dat ik de naam van deze molenaar beter niet kan noemen. Als vrijwilliger in het Gevangenismuseum heeft hij een keer de dochter van de molenaar rondgeleid, ze was in tranen.

zesentachtigjarige vriend vertelde me dat je tijdens zijn jeugd overal verpleegden zag. Eentje sjouwde bijvoorbeeld altijd met een kruiwagen rond, hij had de taak om turf naar de kantoren van de gevangenisdirectie te brengen. Anderen bezorgden melk bij de ambtenaren thuis of gingen rond met drinkwater. In de oorlog was er ook een verpleegde die het gebied rond het toenmalige Hoofdbureau netjes moest houden, naast de graandrogerij van Maallust. De man liep al tegen de tachtig en had last van zijn maag. Er werd in Veenhuizen rogge- en tarwebrood gebakken, maar als je daar nou erg veel problemen mee had, kon je ook wel witbrood krijgen. De gestichtsdokter vond dat voor deze man niet nodig. Toen de dokter op een dag over het pad achter de graandrogerij fietste, stond de verpleegde hem op te wachten. ‘Kan ik witbrood krijgen?’ vroeg hij nog een keer. ‘Nee,’ zei de dokter. Met een kapmes haalde de hoogbejaarde man uit en raakte de dokter aan zijn hoofd. Gelukkig was de wond niet erg diep. De verpleegde is voor vier jaar naar een inrichting voor zwaargestraften gestuurd, daarna is hij gewoon weer teruggekomen in Veenhuizen.

Naast het Maallustcomplex staat een rustieke schuur met tochtgaten aan de onderkant, die vroeger de graandrogerij is geweest. Mijn

Dergelijke problemen zijn niet te verwachten in het gerenoveerde Maallustcomplex. Wel heb ik de indruk dat enkele omwonenden het

duizenden in de Veenhuizer gestichten werden opgenomen en die moesten meehelpen in het fabriekswezen. Vakmensen gaven leiding aan de bedrijvigheid. Op achttien boerderijen werd aan de voedselvoorziening voor de gestichten gewerkt. Zo kon er in het jaar 1885 bijna elfduizend kilo boter in de eigen zuivelfabriek worden gemaakt, en in 1908 maalde de Veenhuizer molen het meel voor meer dan achthonderdduizend broden. Zelfs tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen de gestichtsbevolking sterk toenam, was er in Veenhuizen altijd voldoende brood.

cadeau van de Rijksgebouwendienst met enig wantrouwen in ontvangst nemen. Bussen met toeristen zullen af en aan rijden, en in het bosje naast het Outdoorcenter is een stormbaan gekomen waar woeste kreten zullen weerklinken. De ouders van mijn broers beste vriend wonen nog steeds in Lust. Ik hoop dat hun huis zijn naam eer blijft aandoen.

69

Ik ben eens in mijn geheugen gaan graven. Het Maallustcomplex. Welke herinneringen heb ik daaraan? De beste vriend van mijn broer woonde vroeger in ‘Lust’, de rechterhelft van het huis naast de toegangsweg. De molenaar heeft altijd in ‘Maal’ gewoond, maar dat was voor mijn tijd. Toen ik opgroeide in Veenhuizen, heb ik nooit enige activiteit in de gebouwen van het Maallustcomplex waargenomen. De silo was een betonkleurig gevaarte waar mijn oog nog wel eens op viel omdat het van die raadselachtige raampjes had. De andere gebouwen stonden altijd onopgemerkt stoffig te zijn, op de afgeknotte molen na. Achter het Maallustcomplex liggen namelijk de sportvelden van Veenhuizen. De voetballers van het dorp gebruikten de molenstomp als kleedkamer. Als meisje probeerde ik er glimpen bloot op te vangen, en zo komt het dat ik altijd met mijn rug naar de rest heb gestaan.


onderwerp kunst

expo en boeken

Foto: Harold Koopmans

boeken

70

stedenbouw

monumenten

architectuur

architectuurbeleid

Groene Kracht

andere smaken Tekst: jaap huisman

Recent verscheen De groene kracht van de huidige Rijksadviseur voor het Landschap Yttje Feddes. Het boek richt zich op de transformatie van de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam, en dan met name de rol die het groen hierin kan spelen. Het boek onderstreept iets dat we wellicht allemaal al wisten maar nooit voldoende voor het voetlicht gebracht kan worden: groen is belangrijk in de stad, en zeker in de naoorlogse wijk waar groen als vanouds is ingezet als een belangrijk structurerend element dat bovendien de gezondheid en het welzijn van de bewoners ten goede moest komen. De nadruk in De groene kracht ligt vooral op het beeld en de illustraties. Voor hen die willen verdwalen in uitvoerige historische analyses en meeslepende teksten is het daarmee wat minder geschikt. Qua fotografie is het boek een aanwinst en inspiratiebron voor de rol die het groen kan spelen in de stedelijke vernieuwing van iedere andere naoorlogse wijk in Nederland. Yttje Feddes e.a., De groene kracht. De transformatie van de Westelijke Tuinsteden Amsterdam uitgegeven door Sun Architecture (2011) paperback 168 pagina’s prijs: €24,50 ISBN 978 946 105 3053

Nieuw in Stad

Nieuw in Stad is de bewust Gronings klinkende titel van een bijzonder boek dat recent verscheen in opdracht van de gemeente Groningen. Stad staat hier voor de stad Groningen: het voor Groningers welbekende synoniem voor de enige stad van formaat in de provincie. Het lidwoord is geheel conform de Groningse taal weggelaten. Dat weglaten geldt niet voor de inhoud. Want wat het boek zo bijzonder maakt is dat het en nagenoeg compleet overzicht geeft van alle Groninger woningbouw die in de periode 2006 – 2011 verrees: van grootschalige woningbouwprojecten tot vrije kavels. De makers selecteerden niet op ‘architectonische kwaliteit’. Nee, alles verdiende een plek. Hierdoor ontstaat niet het gebruikelijke selectieve beeld, maar een moedige, eerlijke weergave van dat wat er in een middelgrote stad als Groningen wordt gebouw: goed gedocumenteerd, prettig leesbaar en met veel foto’s en plattegronden. Natuurlijk laat het boek als gevolg van deze keus verschillende projecten zien waarvan de kwaliteit enigszins te wensen overlaat. Immers, het grootste gedeelte van de bouwproductie in Nederland gebeurt niet onder de noemer architectuur met de grote A. Toch valt gemiddeld genomen de hoge kwaliteit op, inclusief uitschieters

als de inmiddels welbekende CPO woningen van Moriko Kira in de nieuwe binnenstedelijke wijk De Linie, het eveneens in De Linie gelegen appartementencomplex De Frontier van Mueller-Reimann, Zofa’s prijswinnende CPO project op de Eimerslocatie en Johannes Kappler’s Paladiumflat: het eerste gebouwde resultaat van de Groninger verdichtingsmanifestatie De Intense Stad. Opvallend is ook de grote typologische variatie, zowel op het vlak van hoogbouw, grondgebonden woningen als ‘intense laagbouw’. Daarmee laat het boek laat zien dat woningbouwcorporaties en particulieren in staat zijn om met gewaagde oplossingen te komen waarbij het ontwerp een centrale rol speelt. De stad Groningen heeft een traditie als het gaat om binnenstedelijk bouwen dat al eerder werd onderstreept met publicaties als De Intense Stad (2003) en Intense Laagbouw (2009). Deze boeken concentreerden zich vooral op planniveau; op ambities en ontwerpstudies. Nieuw in Stad toont de effecten van het gevoerde beleid in concrete projecten. Daarmee laat het zien hoe de ambitie van Prachtig Compact NL vorm kan krijgen. Juist daardoor is dit boek niet alleen interessant voor Groningers, maar ook voor niet-‘stadjers’ van ver buiten Groningen.


<< De Palladiumflat van architectenbureau Kappler in Groningen: uiterst smal.

nasmaak

Foto op achterkant SMAAK

>>

Tekst: marianne schijf Fotografie: janine schrijver

‘Ze waren hun tijd toen al ver vooruit’ Henny Neve, beheerder Rijkswaterstaat Terneuzen

Henny Neve, uitvoeringscoördinator Huisvesting & Services Rijkswaterstaat, beheert het kantoor in Terneuzen, dat op 20 maart 2011 in de top 4 van meest duurzame gebouwen van Nederland eindigde. De competitie was opgezet door het vakblad De Ingenieur en Vara-programma Vroege Vogels. ‘Het gebouw werd tien jaar geleden gebouwd naar ontwerp van architect Pierre Bleuze van bureau opMAAT. De architect heeft het gebouw aangemeld voor de strijd om de titel ‘meest duurzame gebouw’, maar we zijn het net niet geworden. Ik ben wel wat teleurgesteld, ja. Ik heb drie jaar geleden het gebouw in Terneuzen als beheerder van Rijkswaterstaat onder mijn hoede gekregen. Ik kende het gebouw als Zeeuws-Vlaming al goed, maar tot dan toe liep of fietste ik er voorbij alsof het niets bijzonders was. Nu is dat wel anders. Ik wist toen ik het in beheer kreeg, niet dat er bij de bouw al zoveel aandacht aan duurzaamheid was besteed. Zo is er een warmtewisselaar, een natuurlijk dak met sedum, er zijn zonnepanelen en er is een systeem van waterrecycling toegepast. We maken gebruik van de locatie, want het gebouw staat op een sluizencomplex, aan alle kanten water. Het gebouw is cradle2cradle: als je alle onderdelen uit elkaar haalt, kun je ze weer opnieuw gebruiken voor andere doeleinden. De bekleding van het gebouw met houten vierkantjes is gemaakt van oude meerpalen, superduurzaam. De zonwering is gemaakt door een zeilmakerij, we noemen het de parachute. Inventief, ja. De lemen wanden zorgen voor een natuurlijke luchtvochtigheid. Onder andere.

wedijveren met moderne gebouwen. In nieuwere gebouwen worden nog steeds in basis dezelfde technieken toegepast. Wel verfijnder natuurlijk. Bij het beheer van het kantoor in Terneuzen zijn we ook niet stil blijven staan. We streven ernaar de duurzaamheid verder te vergroten door nog bewuster om te gaan met de mogelijkheden van het gebouw. We zijn altijd op zoek naar kennis op de markt om de bestaande technieken optimaal te gebruiken. ‘Duurzaamheid is voor mij meer dan een term geworden, ik ben het aan het beleven. Ik ben trots op het gebouw en op het feit dat alle energie die je erin steekt, ook resultaat oplevert. De ongeveer 60 mensen die hier werken willen een aangenaam klimaat in een mooi gebouw met een mooie inrichting. Ik probeer om samen met hen te bereiken dat er zoveel mogelijk natuurlijke materialen en middelen gebruikt worden om een duurzaam klimaat te creëren. Zo min mogelijk stroom, zoveel mogelijk hergebruik. Of we meedoen aan de volgende competitie weet ik niet. Ik ben wel van plan om mezelf nog uit te nodigen bij de nummer één van dit jaar, een watertoren in Bussum. Ik wil daar leren hoe het misschien nog beter kan.’

Ik heb tijdens de radio-uitzending van Vroege Vogels naar voren gebracht dat ze tien jaar geleden hun tijd al ver vooruit waren. Het is een vreemde gewaarwording dat we met een gebouw van tien jaar oud nog kunnen

71

Peter Michiel Schaap, Leonie Wendker e.d. Nieuw in Stad. Woningbouw in de gemeente Groningen 2006-2010 uitgegeven door Platform GRAS (2010) hardcover 232 pagina’s prijs: €24,95 ISBN 9071903335


smaak is een uitgave van: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Rijnstraat 8 | 2515 XP Den Haag | www.rgd.nl

los nummer â‚Ź 5,-

Š Rijksoverheid | April/Mei 2011 | Publicatie-nr. 0019

Henny Neve, beheerder Rijkswaterstaat Terneuzen: interview op pagina 71


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.