Natuur in Drenthe - zicht op biodiversiteit - deel 13a

Page 1

3.12 Sloten, wijken en kanalen

3.12.1 Inleiding Sloten zijn voor ontwatering gegraven watergangen. Ze zijn meestal onderling verbonden en vormen een netwerk, dat aansluit op de beken (het natuurlijke waterafvoersysteem) en het kanalenstelsel (figuur 3.12.1). Oorspronkelijk waterden gebieden via stroompjes af op de laagste plekken. De ontwatering werd bevorderd door deze stroompjes uit te diepen en recht te trekken en door, meestal loodrecht daarop, op regelmatige afstand van elkaar sloten en greppels te graven. In natte gebieden als beekdalen en laagveenontginningen was de dichtheid aan sloten groot. Bij ruilverkavelingen zijn vrijwel overal, maar vooral in deze slotenrijke gebieden, veel sloten gedempt en vervangen door een klein aantal, meestal veel diepere en bredere, leidingen. Een groot deel hiervan is in beheer bij waterschappen. Sloten dienen behalve voor waterafvoer ook als perceelsscheiding, veekering en eigendomsgrens en voor drenking van vee. In verschillende Drentse landschapstypen vormen ze kenmerkende en structuurbepalende elementen. De meeste sloten liggen tegenwoordig in graslandgebieden. Sloten die permanent water voeren liggen in de natste gebieden of staan onder invloed van kwel. In drogere gebieden voeren sloten alleen in bepaalde perioden grond- of oppervlaktewater af. Hier staan ze vaak een groot deel van de tijd droog. Wijken zijn kenmerkende landschapselementen in hoogveenontginningen. De eerste min of meer grootschalige afgravingen van hoogveen voor turfwinning begonnen rond 1612 bij Hoogeveen, de andere hoogveengebieden volgden later. Om het veen te ontwateren en om de turf per schip te kunnen afvoeren werd een uitgebreid stelsel van wijken, monden en kanalen gegraven (figuur 3.12.2). In dit stelsel vormden wijken, met een breedte van 3-7 meter, de smalste bevaarbare wateren. Ze nemen een tussenpositie in tussen de bredere vaarten (monden) en kanalen en de smallere zwetsloten. In de loop van de tijd zijn verschillende ontginningsmethoden toegepast. Daardoor verschillen het wijkenpatroon en de lengte en breedte van de wijken per gebied. Wijken zijn meestal uitgegraven tot op de zandbodem. Doordat ze oorspronkelijk een scheepvaartfunctie hadden, zijn ze voor hun huidige functie, de afvoer van water, overge-

dimensioneerd. De waterpeilen zijn nu ingesteld op de landbouwfunctie van de afgegraven (dal)gronden. De diepte bedraagt maximaal ongeveer twee meter, maar meestal veel minder. De taluds van wijken zijn doorgaans steil en het hoogteverschil tussen maaiveld en waterpeil is groot. Wijken die geen rol meer spelen in de waterhuishouding worden niet of nauwelijks meer onderhouden. Daardoor verlanden ze geleidelijk en vormt zich op de bodem een dikke laag organisch materiaal. De meeste wijken liggen in grootschalige akkerbouwgebieden, bij Alteveer en Kerkenveld grotendeels tussen graslandpercelen. Bij Hollandscheveld liggen veel wijken in een relatief kleinschalig gebied met veel houtwallen en bos. Vaarten en kanalen zijn gegraven lijnvormige wateren met een breedte van meer dan zes meter. Om afslag te voorkomen zijn de oevers van de kanalen vaak beschoeid met houten wanden of op een andere manier kunstmatig verstevigd. De diepte van kanalen is in de regel minimaal 1,5 meter. In druk bevaren routes kan de diepte van de vaargeul plaatselijk vier meter bedragen. ‘Vaart’ is een oude benaming voor een bevaarbare waterweg. Alle in dit hoofdstuk genoemde vaarten zijn destijds gegraven voor de scheepvaart. Soms werden hiervoor beken rechtgetrokken, wat de ligging in beekdalen verklaart. Kanalen zijn veelal van recenter datum en doorsnijden betrekkelijk willekeurig het landschap. Omdat vaarten en kanalen nauwelijks meer verschillen in gebruik en functie wordt in dit hoofdstuk verder alleen gesproken over ‘kanalen’. De totale lengte van de Drentse kanalen is ruim 500 kilometer. De Drentse Hoofdvaart en de (Verlengde) Hoogeveensche Vaart zijn gegraven om de turf uit de hoogveenontginningen te kunnen afvoeren naar de turfstad Meppel. Het Oranjekanaal is gegraven om de hoogveenafgravingen bij Emmen en die bij Smilde met elkaar te verbinden en om het Odoornerveen te ontginnen. Langs het Oranjekanaal komen steile taluds voor op plaatsen waar natuurlijke hoogten doorsneden worden. Op deze taluds zijn hier en daar nog de jaagpaden herkenbaar waarlangs vroeger schepen werden voortgetrokken. De functie als scheepvaartroute is inmiddels komen te vervallen. Kanalen hebben een belangrijke functie voor de aan- en afvoer van water; ze vormen samen het zogenaamde primaire stelsel


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.