Natuur in Drenthe - zicht op biodiversiteit - deel 12

Page 1

3.11 Wegbermen en spoordijken

3.11.1 Inleiding

3.11.2 Vegetatie en flora

Bermen van wegen, fietspaden en spoorlijnen maken bij benadering anderhalf procent van de totale oppervlakte van de provincie uit. De meeste wegbermen zijn hooguit enkele meters breed. Bij uitzondering hebben ze een breedte van enkele tientallen meters, zoals de middenberm van de A28 tussen Hoogeveen en Beilen. Bermen van verharde en van onverharde wegen verschillen van elkaar in beheer en externe beïnvloeding. Bermen langs verharde wegen worden intensiever onderhouden; sommige bermen van onverharde wegen nauwelijks, waardoor ze verruigen en struikgewas ongestoord kan uitgroeien. Omdat er minder verkeer is en er bovendien minder hard gereden wordt, is de rustverstoring en de invloed van uitlaatgassen langs onverharde wegen geringer. Spoordijken en wegbermen verschillen vooral van elkaar in onderhoud en deels ook in vegetatie. Het bovenste gedeelte van spoordijken is droog en voedselarm en warmt snel op. Het ballastbed wordt regelmatig met herbiciden bespoten om de rails vrij te houden en permanente vestiging van planten tegen te gaan. Het bovenste deel van het talud daarentegen ligt buiten de spuitzone en biedt wel plaats aan een aantal planten: vooral soorten van droge standplaatsen, maar ook een aantal zeer kenmerkende soorten. Het onderste deel van het spoorwegtalud wordt nauwelijks onderhouden en wordt vaak in beslag genomen door ruigtekruiden en braamstruweel. In de berm naast de spoordijk en in spoorsloten zijn hier en daar bijzondere vegetaties met zeldzame planten vinden. Wegbermen en spoordijken fungeren in toenemende mate als toevluchtsoord voor planten- en diersoorten van graslanden en akkers, die daar door het intensieve grondgebruik geen plek meer vinden. Het betreft vooral vaatplanten, paddenstoelen en verschillende groepen insecten zoals loopkevers, sprinkhanen en dagvlinders. Daarnaast vormen wegbermen en spoordijken met houtwallen, singels en sloten een ecologische infrastructuur, waarlangs planten en dieren zich kunnen verplaatsen. Ze kunnen tijdelijk huisvesting bieden aan migrerende diersoorten, vooral kleine zoogdieren, reptielen en insecten.

De samenstelling van de bermflora is in de eerste plaats afhankelijk van bodemkenmerken (voedselaanbod, bodemtype, zuurgraad) en vochthuishouding. Daarnaast zijn het bermbeheer en de mate van beschaduwing bepalend. Vroeger werden bermen net als het agrarische achterland beweid, een- of tweemaal per jaar gehooid en niet of nauwelijks bemest. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde het beheer en werden bermen meerdere keren per jaar gemaaid, bespoten tegen ‘onwelgevallige onkruiden’ en soms zelfs bemest. Veel gevarieerde bermen veranderden hierdoor in gazonachtige groenstroken. Tegenwoordig wordt naast het veiligheidaspect ook gekeken naar de mogelijkheden om de natuurwaarde te verhogen. Langs verharde wegen worden de meeste bermen een- of tweemaal per jaar gemaaid. Plaatselijk worden maaifrequentie en maaitijdstip aangepast en wordt het maaisel afgevoerd. Daardoor wordt de voedselrijkdom beperkt en krijgen bloemzaden een kans om te rijpen. Helaas wordt niet overal een dergelijk natuurvriendelijk bermbeheer toegepast. In geklepelde bermen blijft het maaisel versnipperd achter. Samen met inwaaiende meststoffen vanuit de landbouw en de stikstofdepositie maakt dat bermen voedselrijker. Hierdoor zijn in veel bermen vegetaties ontstaan met een groot aandeel grassen en ruigtekruiden. Daarnaast is er verstoring door graafwerkzaamheden, de invloed van zout (gladheidbestrijding), de mechanische en chemische belasting van verkeer en het opbrengen van (voedselrijke) geroerde grond. Na graafwerkzaamheden is de oorspronkelijke vegetatie grotendeels verdwenen; er vestigen zich dan voor korte tijd pionierplanten en akkeronkruiden. In de spatzone naast het wegdek treedt bodemverdichting op, met daarin een afwijkende vegetatie. Ondanks deze beperkingen zijn bermen vaak floristisch waardevol, met name in agrarische gebieden waar op akkers en grasland vrijwel geen natuurlijke vegetatie meer mogelijk is.

Droge zandige wegbermen Droge zandige bermen komen voor in alle delen van Drenthe behalve in laagveengebieden. Hun vegetatie (tabel 3.11.1)


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.