Postino

Page 1


Voor al de postbodes ĂŠn voor iedereen die brieven schrijft


Dit boek verschijnt in opdracht van de Provincie Limburg dienst PCCE (Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed) als onderdeel van het project Postino. Postino verscheen 16 weken in Iedereen Beroemd op één. Naast het boek is er ook een theatervoorstelling van dit project verschenen. Vormgeving: petitpois.be Druk: Graphius.be Uitgever: De Wenkbrauwerij - Zegelstraat 5 - 2140 Borgerhout dewenkbrauwerij.be ISBN 9789090305912 NUR 400 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. © De Wenkbrauwerij 2017 Met medewerking van PCCE-Limburg, C-Mine Genk en één.


Ief Gilis & Steven Wouters



La forza di una lettera. De kracht van een brief. Deze zin van ief postino viel me op in dit mooie boek. We zijn haar vandaag een beetje kwijtgespeeld: de kracht die uitgaat van een handgeschreven boodschap. Hoe anders was dat 70 jaar geleden. Een periode dat de Italiaanse migratie naar Limburg op gang kwam. Duizenden helden die alles in hun geboorteland achterlieten om hier als mijnwerker een nieuw leven uit te bouwen. Een gevaarlijk en onzeker bestaan. In de diepte, in het donker. Geen Facebook. Geen gsm. Geen internet. Gescheiden door afstand, verbonden door brieven. Persoonlijk afgeleverd door de Italiaanse postbode: il postino. Een vriend des huizes die meeleefde met de verhalen van de Limburgse Italianen. Die mee lachte en mee huilde met grappige anekdotes en trieste tijdingen. ief postino vat dit gevoel perfect samen. Nostalgisch. Vol krasse verhalen. Vol emoties. Vol‌ verbondenheid. Want de Limburgse mijnen hebben mensen geografisch gescheiden, maar emotioneel samengebracht. Ze hebben het aanzien van Limburg bepaald, onze identiteit bijgevijld, onze blik verruimd, onze veerkracht aangescherpt. 32 afleveringen in Iedereen Beroemd. Online storytelling. Een voorstelling. En nu een boek. Een postbode zet veel dingen in beweging. Verandert levens. Verzamelt verhalen die nooit verloren mogen gaan. ief postino is het bewijs dat warmte de wereld niet uit is. Dat emoties afstanden moeiteloos overbruggen. Dat gastvrijheid grenzeloos kan zijn. Nooit eerder was de kracht van een handgeschreven brief zo groot. Nooit eerder was de afstand tussen Limburg en ItaliÍ zo klein. Igor Philtjens Gedeputeerde van Erfgoed, Cultuur en Toerisme



De brieven zijn opgehaald. Wat heb ik toch een mooi leven. Ik weet niet of er veel mooiere jobs bestaan dan postbode. Postino. Hoe meer brieven ik rondbreng, hoe meer ik van mijn job begin te houden. En hoe meer ik van brieven begin te houden. Ik hou ervan en ik geloof erin. In brieven schrijven en in brieven krijgen. Die heerlijke traagheid. Dat magische. Jij schrijft en verscheurt. Omdat je niet de juiste woorden vond. Omdat je niet zeker bent dat de bestemmeling het wel oké zal vinden. En je schrijft opnieuw. Tot je denkt dat het juist zit. Dan in de enveloppe. Dan de postzegel erop. En dan pas naar de postbus. En ook daar weer. Vlak voor het bussen, even die twijfel. Dat is het mooie aan een brief. Dat beredeneerde, trage, doordachte. En ook het krijgen van brieven is speciaal. Eerst de verrassing. Dan de nieuwsgierigheid. En dan content dat iemand tijd voor jou nam. Je iets wilde zeggen dat niet anders kon dan via een brief. Heerlijke momenten. De voorbije maanden mocht ik zestien brieven uit Limburg naar Italië brengen. In mijn APE ging ik op zoek naar Italiaanse Limburgers. Ik stelde vragen en luisterde naar hun antwoorden, naar hun verhalen. En naar hun stiltes ook. En dan vroeg ik hen een brief te schrijven naar iemand die hen echt dierbaar was. Met een oude wegenkaart van Italië op zak, ben ik de brieven dan gaan bezorgen. Om ook daar te luisteren en stil te worden. Mensen opnieuw met elkaar te verbinden. In dit boek wil ik mijn reisverhaal delen met velen. Niet de brieven zelf. Die zijn niet openbaar. Dat blijft tussen twee mensen. Het is niet aan een postbode om zich daarmee te moeien. Maar ik heb wel de brieven opgehaald en gebracht. En wat dat met mensen doet, dat heb ik in dit boek geschreven. Ook wat dat met mij deed.



Don Claudio – Francesco Moser De eerste brief mag ik gaan ophalen in Waterschei. Bij Don Claudio Pellegrini, een tachtigjarige gepensioneerde pastoor afkomstig uit Trento. Hij werkt hier al meer dan vijftig jaar voor de Missione Cattolica van de Italiaanse gemeenschap. Hij stuurt een brief naar zijn dorpsgenoot Francesco Moser. Inderdaad, de grote wielrenner uit de jaren zeventig en tachtig. Hij won onder andere Parijs-Roubaix en snoepte het werelduurrecord af van onze Eddy Merckx door als eerste meer dan 50 kilometer af te leggen in een uur. Ik doe het hem zelfs met mijn APE niet na. Don Claudio is natuurlijk altijd een trouwe supporter geweest, maar kent de mens achter de wielrenner beter dan wie ook. Francesco was zijn buurjongen en kwam als kind dagelijks over de vloer ten huize Pellegrini. En hij mocht er niet vertrekken voor hij zijn beker warme melk gedronken had. Ik vraag Don Claudio wat de grootste overwinning is van Francesco. “La più grande vittoria? Francesco è un uomo d’oro.” Niet de medailles maken van hem een kampioen, maar wel zijn gouden hart. Francesco heeft nu een wijndomein in Trento, waar hij nog iedere dag met hart en ziel aan de slag gaat als was het de finale van de Ronde van Vlaanderen, die hij zo graag ooit had gewonnen. Wanneer ik de brief krijg, zie ik dat enkel de naam op de enveloppe staat. Als ik de grens met Italië oversteek, moet ik gewoon vragen waar Moser woont, zegt Don Claudio met pretoogjes. Iedereen zal je de weg wijzen naar de kampioen. Na een rit van bijna 1000 kilometer moet ik toch meerdere keren vragen: “Dove vive il campione Francesco Moser?”

N°001

Waterschei – Trento





Uiteindelijk rijd ik via een smalle en steile weg tussen de druivelaars een berg op tot bij het domein van de gepensioneerde wielerlegende. Dat van die ‘gepensioneerde’ kan ik al meteen schrappen. Francesco is immers druk bezig in zijn wijngaard. Tijd om niets te doen heeft hij niet, dat is duidelijk. Eens hij de brief in handen heeft zie ik hem nieuwsgierig worden en zelfs een beetje zenuwachtig. Wie heeft er nu tijd gemaakt om een boodschap naar hem te schrijven? Als de enveloppe open is, verschijnt er een brede glimlach op zijn door het harde wielrennersleven getekende gezicht. Geëmotioneerd leest hij de brief en dan is het even stil. Heel stil. Lang duurt het niet voor hij begint te vertellen over de vriendschap met zijn buurjongen. Het verhaal van het dagelijkse beker warme melk klopt blijkbaar volledig. Maar er zit duidelijk veel meer achter die melk. Het is hun symbool voor een warme vriendschap. Don Claudio kwam ook iedere keer op bezoek als er een wedstrijd in België was, zegt Moser nog. Hij zat zelfs ooit mee in de volgwagen.




De kampioen vertelt me trots dat hij in 1975 de proloog van de Ronde van Frankrijk won die toen in België startte. Hij haalde het nipt van de Kannibaal (Eddy Merckx) en droeg de overwinning op aan al de Italiaanse mijnwerkers in ons land. Terwijl hij praat wandelen we het kleine museum binnen waar Don Claudio me al over sprak. Alle fietsen, truien, trofeeën, medailles uit zijn fenomenale carrière staan hier bij elkaar. Het walhalla voor iedere wielerliefhebber. Vanuit het museum komen we in de cantina. Tijd voor de wijnproeverij. Eén van zijn flessen draagt het etiket 51,151, het aantal kilometers die hij in 1984 aflegde bij zijn werelduurrecord in Mexico stad. Na een lekker wijntje is het tijd om te vertrekken. De man die steeds druk druk druk is heeft even rust gevonden en tijd genomen om me een erg aangename voormiddag te geven. En dat allemaal dankzij die brief uit Waterschei.


Het verschil

151

Verschillen moeten er zijn. Dat hoor ik soms toch. Maar bij mijn bezoek aan Francesco Moser werd het mij ook duidelijk. Moser was een prachtige coureur. En nu nog een prachtige mens. De manier waarop hij mij en de post die ik bracht verwelkomde. Prachtig. En ook echt ne schone meneer. Er liepen daar ook twee honden rond, die ons even content verwelkomden als Francesco zelf. “Hoe heet deze hond?” vraag ik in mijn beste Italiaans. “Freddy”, antwoordt Francesco. ‘Naar Freddy Maertens?’ vraag ik. ‘Nee hoor’, antwoordt Francesco. “Jammer“, denk ik bij mezelf. Moser die zijn hond genoemd zou hebben naar een ander groot renner uit zijn tijd, dat zou toch grappig geweest zijn. Ondertussen springt de andere hond op mij. “Rustig Tom”, zegt Francesco. “Tom, naar Tom Boonen?” vraag ik lachend. “Ja”, antwoordt Francesco, “echt waar”.




Massimo Pignanelli – Zio Dante Pucci N°002

Trento – Carrara

De tweede rit brengt me met een brief van Massimo Pignanelli naar Dante Pucci in Massa-Carrara. Massimo is een jonge architect uit Hasselt. Hij schrijft aan de broer van zijn grootvader. Bij het ophalen van de brief vertelt hij dat zijn grootvader gestorven is toen Massimo acht was. Sinds die dag is hij altijd aan zijn nonno blijven denken. Twee handen op één buik. Minstens één keer per jaar gaat hij terug naar het geboortedorp van zijn nonno en bezoekt dan ook Dante. Dante is met zijn 91 jaar de oudste en de laatst overgebleven Pucci. Wanneer hij nog maar hoort dat Massimo in de buurt is, kan zijn vrouw hem niet meer binnen houden. Dante begint dan rond te fietsen in het dorp en gaat op de brug van de snelweg uren staan wachten op zijn fagiolino. Fagiolino betekent klein boontje en is de troetelnaam van Massimo. Massimo wil Dante laten weten hoe belangrijk zijn grootvader voor hem geweest is en nog steeds is. Hij heeft dit nog nooit met zoveel woorden gezegd en vindt dat nu de tijd gekomen is om dat te doen. Uitstellen moet je inderdaad niet meer doen als je nog iets wil laten weten aan een 91-jarige, denk ik. De APE is volgetankt en ik vertrek, erg nieuwsgierig naar de reactie van zio Dante. Van de ruwe bergen in Trento rijd ik naar de kust waar Dante woont. Gelukkig weet de man niet dat ik kom. Zo kan hij genieten van zijn siësta en hoeft hij mij niet ongeduldig op te wachten op de brug van de snelweg. APE’s nemen trouwens secundaire wegen.



Nelide, de vrouw van Dante lijkt een beetje in de war als ze de deur opent. Een postbode uit België? Heet dat daar ook postino? En waarom niet gewoon een brief in de bus? Of kom ik misschien zoals vroeger het pensioen brengen? Zodra ik begin over een brief van Massimo voor zijn zio Dante gaan haar oogjes blinken. Ze vraagt niets meer en voor ik het weet zit ik met Dante aan tafel. Zij bekijkt heel het gebeuren.

Dante neemt uitgebreid de tijd om de vijf pagina’s lange brief te lezen. Het lukt niet in één keer; emoties komen boven en nu en dan worden er tranen weggeveegd. Nelide wijkt geen meter van zijn zijde en het lijkt wel of ze haar man voor het eerst ziet wenen. Heel aandoenlijk, ik word er stil en klein van. Dante vertelt dat ook hij als jongeman in Limburg is geweest om er als mijnwerker aan de slag te gaan. Maar hij is onmiddellijk teruggekeerd naar Italië. Geen haar op zijn hoofd dat eraan dacht om in een gat van duizend meter diep te kruipen. Het respect voor zijn broer die dat wel aandurfde is daar wel geboren. Volgens Dante heeft Massimo die durf en dat doorzettingsvermogen van zijn grootvader en vader meegekregen. En daarom is hij geworden wie hij is. Wanneer ik wil vertrekken komt Nedile aan mijn mouw trekken, ik moet even mee naar de keuken. Er wordt een bokaal tomatensaus boven gehaald. Dante eet iedere dag, maar dan ook iedere dag, hetzelfde. De door zijn 95 jarige vrouw zelfgemaakte “pasta con salsa pomodoro”. En ja hoor, ze ruikt fantastisch. Proeven gaat niet lukken want ik moet weer verder met een volgende brief naar Pavia.


035 Achter iedere sterke man(m/v) staat een sterke vrouw (m/v) Je zou het versmachtend kunnen noemen. Of beklemmend. Maar dat is het niet. Bij de brieven die ik in ItaliĂŤ mocht afgeven, trof ik vaak een koppel aan. Man en vrouw. Al jaren samen. Achtentwintig jaar, drieĂŤndertig jaar. Zelfs zeventig jaar samen. Het schone is dat ze niet in elkaars weg lopen, en toch dichtbij zijn. Je ziet ze genieten als hun partner die brief krijgt. Ze weten wat het losweekt, omdat ze elkaar door en door kennen. Ze staan klaar om al eens een aanvulling te geven bij het verhaal dat hun echtgenoot vertelt. Maar ze nemen het niet over. Ze laten het verhaal vertellen door hun geliefde. Ze vangen op als er even te veel emotie is. En ze staan altijd achter hun partner. Letterlijk en figuurlijk. Als een ruggensteun. En als een duwtje in de rug. Voor als het nodig is.





Een brief kan ook een uitdaging zijn. Louis Gelders stuurt me naar Pavia en heeft enkel een naam op de enveloppe geschreven. Angelo Anastasi. Meer informatie is er niet. Ooit waren ze buurjongens. Ze woonden in Waterschei en hun moeders waren goede vriendinnen. De ene leerde de andere Limburgse vlaai bakken. En omgekeerd leerde de Italiaanse mamma hoe een Italiaanse pizza te bakken. Toen de moeder van Louis een tijdje erg ziek was zorgde de mama van Angelo ook voor het gezin Gelders. Wanneer ze ouder worden mindert het contact tussen Angelo en Louis en op zekere dag krijgt Louis te horen dat de familie Anastasi teruggekeerd is naar Italië. Hij snapt er als zeventienjarige kerel niets van. En eigenlijk nu nog niet. Vele jaren later, na de dood van zijn moeder, vindt Louis een doos vol brieven. Bleek dat de twee moeders nog jarenlang met elkaar gecorrespondeerd hadden. Intussen is het 48 jaar geleden dat Louis en Angelo elkaar nog zagen. Louis is al enkele jaren op zoek naar hem. Via brieven aan de gemeente, via Belgen die in Pavia wonen, via internet… Tot op heden is het hem niet gelukt. Hij ziet nog één kans, en dat is een beroep doen op ief postino. Ik voel me vereerd.

N°0

Massa-Carrara – Pavia

03

Louis Gelders – Angelo Anastasi


Ik vertrek met veel enthousiasme en ik neem me voor Pavia niet te verlaten voor ik Angelo gevonden heb. Eerst maar even mijn licht opsteken bij het stadhuis. Daar kennen ze wel enkele mensen die Anastasi heten. Zo kom ik na heel wat rondvragen terecht bij een zus van Angelo. Ik vertel haar over de brief uit Limburg. Zij belooft ervoor te zorgen dat Angelo morgen zeker thuis is. De volgende ochtend sta ik klaar met een brief die eigenlijk al 48 jaar onderweg is. Het is de derde brief en ik ben alweer erg nieuwsgierig naar de reactie. Als postbode duw je normaal gezien een brief in de brievenbus en zie je niet door wie en wanneer die gelezen wordt. Ik besef nu al dat het een unieke ervaring is om getuige te mogen zijn van die eerste glimlach, die eerste traan, dat eerste wenkbrauwgefrons bij de ontvangers van de brief. Angelo ontvangt me met een gastvrijheid alsof ik in Limburg was. En bijna is het zo ook, ik val van de ene verbazing in de andere. Hardop en met een echt Genks accent begint hij de brief te lezen. Ik kijk hem verbaasd aan en hij lacht. In zijn glinsterende ogen staan verbazing en blijheid te lezen. Ook hij heeft de familie Gelders en Limburg nooit losgelaten. Want zeg niet BelgiĂŤ. Neen, het was Limburg waar hij opgroeide. 48 jaar woont hij nu al in dat andere land, ItaliĂŤ. Maar het is niet zijn geboorteland. De verhalen volgen elkaar snel op. Zo kom ik te weten dat hij jaren een abonnement had op Het Belang van Limburg en dat hij nog iedere maand het stadsmagazine 3600 van de stad Genk ontvangt. Hij wil nog steeds weten wat er gebeurt in Limburg en wil zo ook zijn Nederlands


onderhouden. Dat is hem aardig gelukt. Als kers op de taart weet hij me te vertellen dat hij in 1975 naar Limburg op huwelijksreis is geweest. Hij is toen zelfs langs het huis van de familie Gelders gelopen om het aan zijn vrouw te tonen. Even heeft hij toen overwogen om aan te bellen, maar hij heeft het niet gedaan. Daar heeft hij nog steeds spijt van. Hij neemt me mee naar de woonkamer en laat een filmpje zien van zijn reis door Limburg. Trots toont hij het recept van de Limburgse vlaai die hij nog steeds bakt. Intussen heeft zijn zus ervoor gezorgd dat ook de andere zussen binnenspringen. Zo zit ik ineens met vier in Limburg geboren Italianen aan tafel met een Limburgse vlaai en veel herinneringen. Net voor ik vertrek zegt Angelo nog snel dat hij een Genkenaar in hart en ziel is. En dat hij vandaag nog opnieuw contact zal opnemen met Louis.



062 De ministers van inburgering Als je gaat samenwonen waar je niemand kent, dan is dat soms een beetje sneu. Je mist je vrienden, wat je lief is, de kleine dingen die je leven aangenaam maakten. Eens er kinderen zijn verandert dat. Dan zorgen zij ervoor dat je mensen leert kennen. Geen grotere zelfhulpgroepen dan aan de schoolpoort. Zo was het ook bij de Italianen die naar Limburg kwamen. Moeders ontmoetten elkaar en gaven zeventig jaar voor de verplichte inburgering elkaar mee wat er echt toe doet. Inburgering avant la lettre. En het was tweerichtingsverkeer. Italiaanse moeders leerden aan de Limburgers hoe je een pizza maakt. En Limburgse moeders pakten uit met hun kennis over de Limburgse vlaai. Beiden werden er beter van. En hun gezinnen ook.


Pavia – Cuneo

N°004

Wout Wijsmans – Gabriele Giorgis

Na de brief aan Angelo in Pavia rijd ik verder naar Cuneo. Daar zal ik Gabriele Giorgis verrassen met een brief van Wout Wijsmans. Wout woonde en leefde als professioneel volleybalspeler tien jaar in deze gezellige provinciestad. Wout is de vreemde eend in de bijt. Als Limburger ging hij in Italië wonen en werken. Net als zoveel Italianen die ooit naar Limburg trokken. Vanaf de dag dat Wout in Cuneo aankwam heeft Gabriele, de osteopaat van de club, zich over hem ontfermd. Hij ging vaak bij hem op bezoek en na de training werd er al eens een terrasje gedaan. Al snel werd duidelijk dat ze niet alleen overeenkwamen als het over hun sport ging. Ze praatten over alles en nog wat, discussieerden en werden snel echte vrienden. Wanneer Wout na enkele jaren vader wordt, twijfelt hij er geen moment aan om Gabriele als peter te vragen voor zijn dochter Emma. Het omgekeerde gebeurde intussen ook. Ze zeggen dan ook niet voor niets fratello tegen elkaar. Twee jaar geleden keerde Wout terug naar Maaseik. Ze sturen elkaar nog af en toe een berichtje en ze bellen nu en dan, maar het contact wordt toch steeds minder. Wout vertelde me dat hij plezier beleefd had aan het schrijven van de brief en zich had voorgenomen dat vaker te gaan doen. Je denkt bewuster na over wat je wil vertellen, wist hij me te zeggen toen ik zijn brief ging ophalen. Na een mooie rit bel ik aan bij Gabriele en ben alweer benieuwd naar zijn reactie. Opnieuw wacht me een hartelijke verwelkoming. Wanneer hij hoort dat ik een brief van Wout bij me heb, roept hij onmiddellijk zijn dochter Teresa. Gabriele gaat ervan uit dat zij


een brief krijgt van haar padrino uit Belgio. Groot is zijn verwondering als ik zeg dat de brief aan hem gericht is. Er volgen enkele minuten stilte. De goedlachse man neemt rustig zijn tijd en leest de brief drie keer na elkaar. Dan pas kijkt hij me weer aan. “Waaaauw…., mamma mia….., zucht…, van Wout….., nooit verwacht.” Zijn stem slaat even over en zijn ogen staan iets vochtiger dan enkele minuten geleden. Dan begint hij enthousiast te babbelen over die fantastische jaren. De eindeloze avonden aan tafel, de wandelingen door de bergen rond Cuneo en de onvergetelijke trip naar Barcelona, waar blijkbaar de vriendschap gesmeed is en het peterschap voor hun dochters ontstaan is. Wat het sportieve betreft kom ik nog te weten dat Wout hier op handen gedragen werd. Hij kreeg de bijnaam “Il Capitano” en het legendarische nummer 7 in de ploeg. Een nummer dat na zijn vertrek uit Cuneo nooit meer door een andere speler mag worden gedragen. Ik besef nu pas hoe groot deze sport hier is. Het moet voor elke jonge speler een droom zijn om ooit in de Italiaanse competitie te mogen spelen. En dat heeft die kerel uit Zonhoven toch maar mooi klaargespeeld.



137 Clubhuis Het is me opgevallen dat er in elk Italiaans dorp verschillende partijlokalen zijn waar mensen verzamelen. Zonder gĂŞne laten zien aan de dorpsgenoten waar je voor staat. Ben je liberaal, dan ga je de vrije markt bepleiten in het liberale clubhuis. Ben je socialist tot in de kist, dan ga je herverdelen bij de socialisten. En heb je eerder iets christendemocratisch, dan preek je voor eigen kerk. Dat is bij ons in BelgiĂŤ toch wat anders. Sinds de secularisering is het eigenlijk niet zo evident om te zeggen waar je voor staat. Er openlijk voor uit te komen, er zelfs trots op te zijn. Misschien wel de Vlaamse omerta.


Garage

159

Ergens in Genk woont Paco, een Spanjaard (jawel, het mag ook wel eens over een Spanjaard gaan). MĂŠt zijn vrouw. Een eenvoudig huis. MĂŠt garage. Maar het is geen gewone garage. Het is een garage waar gefeest kan worden. Waar gefeest mag worden. Waar gefeest moet worden. Het is geen clubhuis van pubers, maar een volledig verbouwde garage. Met toog en tapkraan. Met muziekinstallatie en discobol. Een verborgen parel van twee gepensioneerde Limburgers, waar gefeest kan, mag, moet worden. In het onverwachte. Je wil er blijven hangen. Net zoals de straat dat doet bij de straatfeestjes daar. Of de familie bij een zomerse barbecue. Of vrienden die op bezoek komen. En in de winter mag de auto er staan. Op een plek waar iedereen zou willen overwinteren. De gelukkigste auto in heel Limburg.


Paco Gonzalez – Timo Chiappa Cuneo – Corinaldo

N°005

Van Cuneo gaat het naar Corinaldo, een rit van 600 km. Ik vertrek aan de voet van de Alpen en doorkruis een eerste keer de laars tot aan de Adriatische Zee. Deze brief komt van Paco uit Waterschei. Paco Gonzalez, klinkt niet echt Italiaans, dacht ik toen ik de brief ging ophalen, en dat is ook zo. Paco is een volbloed Spanjaard die twintig jaar getrouwd was met een Italiaanse uit Corinaldo. Gedurende hun huwelijk gingen ze samen ieder jaar op bezoek in het geboortedorp van zijn vrouw. Daar leerde hij Timo Chiappa kennen, de plaatselijke garagist en een dorpsfiguur zoals er maar weinig zijn. Te weinig volgens mij. Blijkbaar kent iedereen deze man in Corinaldo, de weg vinden kan dus niet moeilijk zijn. Paco zat heelder dagen bij Timo in de garage en ze gingen altijd samen un caffè drinken. ’s Avonds was er tijd voor lange gesprekken over van alles en nog wat. Maar achttien jaar geleden liep het huwelijk van Paco fout. En daarmee ook zijn relatie met Corinaldo. En met Timo. Alles was weg. Na al die jaren wil Paco de draad weer opnemen. Maar het eerste contact wil hij liever via mij laten gebeuren. Het toeval wil dat ik met een eerste technisch probleem aan de APE zit. Een garagist met vijftig jaar ervaring is dus zeer welkom. Stiekem hoop ik dat hij me kan helpen, er staan immers nog heel wat kilometers op het programma. De avond voor ik bij Timo arriveer, strand ik met mijn driewieler in Montecarotto, een piepklein dorpje boven op een heuvel. Ik geniet er van een onwaarschijnlijk mooie zonsondergang en kruip in bed. Het is een bizarre nacht, ik word rond drie uur half wakker. Er staat een felle wind… Of zijn het een paar jongeren die er plezier in scheppen om een beetje te schudden aan de APE op het dorpsplein? Ik laat het gebeuren en val snel weer in slaap. ’s Morgens ben ik vroeg wakker. Een mooie, blauwe, wolkeloze hemel.



Ik ga voor un caffé e brioche naar de kleine bar op het plein. Meestal is het in die kleine barretjes gezellig druk. Nu is het er erg onrustig. Iedereen zit vol spanning naar de televisie te kijken. Ik zie brandweermannen die in een puinhoop op zoek zijn naar overlevenden. Vannacht is er op nauwelijks 100 km van hier een zware aardbeving geweest. De beelden liegen er niet om, het is vreselijk. Pas nu dringt het tot me door wat dat rare gevoel was vannacht. Geen kwajongens dus. Zo wordt die blauwe hemel toch meer een grauwe hemel. Er is sprake van veertien doden. Ik zal het nieuws blijven volgen vandaag. Met de APE vertrek ik voor een rit van 30 km. De weg naar het middeleeuwse dorp is wondermooi. En volgens mijn Spaanse vriend is Corinaldo één van de mooiste dorpjes van Italië. Mijn zoektocht naar Timo blijkt minder makkelijk dan gedacht. Er klopt iets niet met het adres. Ik loop een paar keer de straat op en neer en besluit dan om Paco in Genk te bellen. “Geen probleem ief, vraag gewoon aan iemand waar Timo Chiappa woont.” Het enige probleem is dat hier niemand rondloopt… Uiteindelijk krijg ik het telefoonnummer van Timo. Hij is erg verrast met een telefoontje van een postbode, vraagt waar ik ben en zegt dat ik daar maar even moet wachten. Korte tijd later komt hij aangereden. Een spraakwaterval . Het gaat zo snel dat ik zonder het goed en wel te beseffen weer in de APE zit en achter hem aan naar zijn huis rijd. 300 meter verder zijn we er al. Nummer 23 moest nummer 14 zijn. “Die Paco toch”, zegt Timo met guitige ogen. “Gisteren is verleden tijd, vandaag is het te doen en morgen zien we wel weer.” Dat is Timo’s motto. Voor ik zelf over de APE begin, vraagt hij of alles wel in orde is met dat kleine ding. Hij had al gemerkt dat ik schakelproblemen had. Nog voor ik uitverteld ben heeft hij al iemand aan de lijn die dat even zal oplossen terwijl wij koffie gaan drinken in de bar. De bar waar hij samen met Paco altijd afsprak. Ook hier weer ontroering. Hier nog eens met Paco zitten, ja, dat zou wonderlijk zijn. Ik zeg dat hij eens op bezoek kan gaan bij Paco in Genk, maar besef al snel dat dat geen optie is.



Timo woont 77 jaar in Corinaldo en is tot op de dag van vandaag twee keer op reis geweest: één dag naar Rome en één dag naar Firenze. Verder nooit meer dan enkele kilometers buiten zijn stad. Maar Paco is meer dan ooit welkom natuurlijk. Omdat de reparatie van de APE toch langer duurt dan gedacht besluiten we om samen te eten. Hij neemt me mee naar een restaurantje voor onze pranzo. Op de parking staan alleen maar camionettes van bouwfirma’s. Zware verbouwing hier, denk ik. Alweer ben ik op het verkeerde been gezet. Die bouwvakkers zitten daar natuurlijk allemaal aan tafel. Dit is zo een plek waar je als toerist niet snel komt. Een kaart is er niet. Eten wat de pot schaft is het menu. Ook hier blijft het harde nieuws van de dag voortdurend op tv verschijnen. Het aantal slachtoffers is opgelopen tot 38. Tijdens de maaltijd praat Timo honderduit over hoe Paco uren bij hem in de garage zat, over het huis waar hij opgroeide, over hoe levens uit elkaar groeien en andere levenslessen. Ondertussen is ook de APE rijklaar geraakt. Timo geeft nog snel vier flessen wijn van de streek mee. Twee ervan moet ik naar Paco brengen. De andere twee zijn voor mij. Salute!


Corinaldo – Ortona

De brief van Claudio Veppi uit Houthalen brengt me naar Ortona waar zio Domenico Di Martino en zijn familie wonen. Het is intussen 22 jaar geleden dat Domenico samen met vrouw en twee dochters terugkeerde naar Italië. Die verhuis kwam voor Claudio als een donderslag bij heldere hemel. Hij is peter van één van de meisjes en heeft er uren en dagen doorgebracht als babysit van Barbara en Gabriella. De bezorgdheid bij hun vertrek heeft Claudio nooit meer losgelaten. De meisjes waren op dat moment immers al negentien en zestien. Ze waren in Limburg geboren en volledig in het Nederlands opgevoed. Ze gingen er naar school, hadden vriendinnen, hobby’s. Barbara werkte al... Toch besloot Domenico om met de familie terug naar zijn geboortestreek te trekken. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Claudio heeft af en toe nog contact met hen, maar wil nu toch nog even vragen via postino hoe het daar met hen gaat. Of ze zich er goed voelen en in hoeverre die plotse verhuis impact gehad heeft op hun leven? En of Domenico toch niet een klein beetje spijt heeft van zijn beslissing? In een brief kan je soms dingen vragen waar je in een gesprek niet de juiste woorden voor vindt. Ik probeer me voor te stellen hoe het is om als puber ineens een nieuw leven te moeten beginnen in een land dat je niet kent en waarvan je de taal niet spreekt. Dan kom je als Italiaan toch een beetje als vreemdeling je land binnen, niet? Net na de middag parkeer ik de APE aan de kust bij Ortona. Domenico woont op een appartement met zicht op zee. Ik begrijp meteen al beter waarom hij terug wou. Ik bel aan en via een donkere trappenhal kom ik op de derde verdieping terecht en geef hem de brief. Opnieuw krijg ik een verbaasde blik te zien en als hij ziet dat de brief in het Nederlands geschreven is, schakelt ook hij onmiddellijk over. En dat gaat na al die jaren moeiteloos. Domenico is geëmotioneerd, maar het is geen man van veel woorden. Ik merk dat het hem wel raakt. Er vallen heel wat stiltes, maar die vertellen veel.

6 N°00

Claudio Veppi – Domenico Di Martino



Uiteindelijk kom ik van hem te weten dat hij voor zijn gezondheid terug naar Italië gekomen is. De gewrichten hadden veel meer zonlicht nodig dan er in Limburg voorhanden was. Dat er minder zonlicht is bij ons, daar kan ik in komen. Maar hoe zit het dan met de familie, de vriendschap, de liefde die is achtergelaten? Intussen zijn Gabriella en Barbara erbij komen zitten. Ook zij genieten van het mooie weer hier, maar missen de plek waar ze geboren zijn enorm. Ze vertellen hoe moeilijk het was om in die periode in hun leven te verhuizen naar een voor hen onbekend land. Er is toen zelfs een familieraad geweest, waarin het idee is geopperd om de meisjes bij een tante in Limburg verder te laten opgroeien en dan later te laten kiezen of ze wilden verhuizen of blijven. Ik vermoed dat padre Domenico daar zijn veto tegen gesteld heeft. Vier jaar geleden zijn de twee zussen voor het eerst nog eens samen teruggekeerd naar hun geboorteland. Natuurlijk gingen ze op bezoek bij Claudio en Lina. Er werden toen heel wat tranen gelaten. Ook nu weer. Hier zitten twee mooie vrouwen die hun leven verder hebben opgebouwd in Ortona maar met een onwaarschijnlijke heimwee naar Limburg. Ze willen zo in mijn APE stappen en mee naar ‘huis’ rijden. We nemen afscheid en in de achteruitkijkspiegel zie ik opnieuw de zakdoeken opduiken. Om me vrolijk uit te zwaaien? Nee, het is een beeld dat me de hele avond blijft achtervolgen. Uiteindelijk ga ik zelf even aan de kust uitwaaien. En morgen, morgen zien we wel weer, leerde ik van Timo.


087 Daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord Als je door de bronsgroen eikenhouten bossen van Limburg dwaalt en vogels hoort zingen, van leeuweriken tot nachtegalen, dan weet je dat je goed zit. Dan weet je dat je thuis bent. En toch zijn er Italianen die heimwee voelen, die hunkeren naar hun geboortestreek, naar hun familie. Maar ook naar hun jeugd. Heimwee doet ons hart verlangen… En zoals de vaders heimwee naar Italië hebben, zo hebben zonen en dochters, eens terug in Italië, heimwee naar Limburg. Naar hun geboortestreek, naar hun eerste lief. Naar het bronsgroen eikenhout. Een pingpongspel van gevoelens en thuiskomen. Een pingpongspel tussen generaties. Een pingpongspel zonder winnaars.





Ortona – Avellino

Van Ortona rijd ik verder naar Avellino. Daar woont Cristiano Della Corte. Voor de tweede keer steek ik het land over. Van de Adriatische naar de Tyrreense Zee. Ik denk terug aan Francesco Moser. De rit die ik doe is ongeveer de TirrenoAdriatico, maar dan omgekeerd. Moser won die koers in 1980 en 1981. Achter in de APE ligt een brief van Arnaud Deflem uit Hasselt. Cristiano en Arnaud leerden elkaar twaalf jaar geleden kennen in Groot-Brittannië waar ze een half jaar studeerden. Arnaud kwam terecht in een studentenverblijf met acht kamers en één keuken. Cristiano, die als veertigjarige student een buitenbeetje was, merkte dat die studenten daar iedere dag enkel voor zichzelf kookten. Zijn liefde voor de Italiaanse keuken kon dit niet laten gebeuren en hij stelde voor om in groep te koken. Zo bracht hij Arnaud respect voor goede ingrediënten en lekker eten bij. Het werden onvergetelijke avonden samen aan tafel met een hele bende. Aan diezelfde tafel zat echter ook Giorgia Caroli, een Italiaanse studente waarmee Arnaud wel heel vaak en erg lang kon praten. Het is uiteindelijk niet enkel de liefde voor het eten waarmee hij na een half jaar studeren in het buitenland weer terugkeerde naar Hasselt. Hij was tot over zijn oren verliefd op die bella donna dall’ Italia. Er werd heel wat heen en weer gevlogen door die twee. Intussen zijn ze tien jaar getrouwd en hebben ze drie kinderen. Wat Cristiano niet weet is dat hij eigenlijk de Cupido is geweest die door zijn kookkunsten dit koppel bij elkaar heeft gebracht. Arnaud is hem daarvoor enorm dankbaar, maar dat heeft hij nog nooit laten weten. Als postino kan ik met zo’n warme boodschap niet vlug genoeg naar Avellino rijden. Eerst even op zoek naar de markt. Arnaud heeft me samen met de brief ook een recept meegeven en wil dat ik het klaarmaak voor Cristiano: een gevulde kip uit de oven. Abused chicken heette het in hun studententijd en

N°00 7

Arnaud Deflem – Cristiano Della Corte


het was een van de gerechten die Arnaud aan Cristiano voorschotelde. Zo pik ik dan nog snel even de drukte van een Italiaanse markt mee. Altijd een levendig schouwspel. Avellino is een grote provinciestad en vrij druk, smalle wegen en veel eenrichtingsverkeer. Ik moet enkele keren een toer rijden voor ik de juiste straat vind. Na een halfuur ronddolen kom ik bij een doodlopend straatje. Cristiano woont in het laatste huis. Net voor ik aanbel valt mijn oog op de APE en zie dat de band rechtsachter lek is. Pech, maar dat los ik straks wel op. Eerst mijn brief afleveren. Cristiano blijkt een rustige man te zijn. Warm maar niet zo uitbundig als de vorige ontvangers. Het wordt een aangenaam gesprek met een man die laat merken dat hij alles goed en vooral graag onder controle heeft. Een beetje ongemakkelijk begint hij te lezen. Hij moet zich nu even overgeven aan de brief en de controle lossen. Wat zou Arnaud te vertellen hebben, zie je hem ongerust denken. Snel volgt er een eerste glimlach. Nadien vertelt hij dat dat om de abused chicken was. Even later moet hij toch even slikken en ik zie hoe hij een traan wegpinkt. Maar als een echte vent vermant hij zich snel. Als hij de brief gelezen heeft, wil hij meteen aan de kip beginnen en zoals ik vermoedde ga ik hier niet de kans krijgen om hem hierbij te helpen. In een recordtempo staat de gevulde kip in de oven. Inclusief de teentjes look die hij op het terras heeft gepeld en in stukjes gesneden. Want look mag van zijn vrouw niet in haar keuken... gepeld en in stukjes gesneden worden. Wel grappig, die Italiaanse keukenprinsessen. Cristiano begint te vertellen. Een mooie tijd was het daar in Groot-Brittannië. De studie was niet belangrijk, hij was er vooral om Engels te leren. Twaalf jaar later schiet er van dat taalbad niet veel meer over. Hij voelde zich er de nonno van het studentenhuis. Als een echte opa zorgde hij voor zijn medestudenten. Dat hij de Cupido zou geweest zijn tussen Arnaud en Giorgia vindt hij te veel eer. Die pluim wil hij niet op zijn hoed steken. Terwijl de kip gaart is zijn vrouw Carmen druk bezig in de keuken. Er komt vast meer dan alleen die kip op tafel. En inderdaad, even later verschijnt er ook nog een spaghetti all’amatriciana. Cristiano zegt dat de aardbeving van enkele dagen geleden intussen 293 slachtoffers heeft geëist en dat het dorp Amatrice het zwaarst getroffen is. Om hulp te kunnen bieden hebben restaurants in heel Italië dit gerecht op de kaart staan en een


deel van de opbrengst geven ze aan een hulporganisatie. Hij is er erg mee begaan en heeft recht van spreken. In 1980 werd Avellino ook getroffen door een zware aardbeving. De foto’s liegen er niet om. Na een overheerlijke maaltijd, mooie verhalen over de liefde, maar ook verhalen over de miserie na een aardbeving maak ik me niet meer druk om die lekke band.




Antennes

144

Een beeld dat je in Vlaanderen niet meer ziet, zijn de antennes op het dak. In Italië heb je schrik dat je huis uiteen gaat vallen als er geen antenne op het dak staat. Iedereen heeft er nog een. Overal. En het lijkt dat er per ijzeren staafje één zender binnenkomt. RAI 1 tot RAI 78. 23 zenders van Berlusconi. En nog vier onafhankelijke zenders. Het bepaalt mee de skyline van ieder dorp en iedere stad. Het heeft iets schattig ouderwets. Pratend met Italiaanse Limburgers die in Italië op vakantie zijn blijkt dat zij thuis, in Limburg, ook al die zenders kunnen bekijken. En dat zij zelden naar de Vlaamse televisie kijken, des te meer naar de Italiaanse. Op bezoek bij Limburgse Italianen blijkt dat ook. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat staat de tv er aan. En inderdaad altijd Italiaanse zenders. Slechte soaps en goede sport. Niet de ouderwetse ijzeren antenne doet hier zijn werk, wel de moderne schotel. Een hebbeding van iedere migrant.



Avellino – Salerno

De olie is nog eens bijgevuld. De banden op spanning. De versnellingskabel vernieuwd. Een 37-jarige driewieler laat je niet in de steek. Het wordt een korte rit van Avellino naar Salerno. Met een brief van Pino Guaracci naar Giampaolo Pasquile. Ze hebben elkaar professioneel leren kennen. Als producers in de muziekwereld werkten ze zonder het van elkaar te weten met Enzo Ricciulli, een pianist. Enzo, die ook in Genk woont, zorgde ervoor dat deze twee mannen elkaar zouden ontmoeten. Zo kwam Giampaolo heel wat jaren geleden terecht in de opnamestudio van Pino. Er was onmiddellijk een positieve kortsluiting tussen de twee. Sindsdien wordt er heel wat heen en weer gereisd tussen Genk en Milaan, waar Giampaolo zijn studio heeft. Via mail of telefoon hebben ze wekelijks contact. Er is niet alleen de afstand in kilometers, ze verschillen ook twintig jaar in leeftijd. En net dat lijkt hun band en hun interesse in elkaars werk en leven te versterken. Opnieuw verbaast het me hoe blij en dankbaar ook deze schrijver is. Dankzij de oproep van postino is hij gaan nadenken. Hij wil Giampaolo zijn appreciatie tonen door eindelijk eens de tijd te nemen om een echte brief te schrijven. Geen vluchtig berichtje of mail. Na een hartelijk afscheid mocht ik enkele weken geleden met deze enveloppe vertrekken. Het is nog vroeg als ik de steile beklimming naar de Via Panoramica in Salerno aanvang. De APE kreunt en weert zich als een echte berggeit. Eenmaal boven geeft de straatnaam zijn betekenis prijs. Het uitzicht over de baai van Salerno is inderdaad fenomenaal mooi. Giampaolo woont wel in Milaan maar tijdens de zomermaanden zit hij bijna altijd hier in de buurt bij zijn ouders. Alleen vandaag niet…

N°008

Pino Guaracci – Giampaolo Pasquile


En ook de ouders zijn er niet, weet een vriendelijke buurman me te vertellen. Voor de tweede keer moet ik mijn hulplijnen in BelgiÍ inschakelen. Ik krijg Enzo Ricciulli vrij snel aan de telefoon. Alles komt in orde, geef me een kwartier tijd, zegt hij. Een Italiaans kwartiertje later komt het verlossende telefoontje. Giampaolo zit aan de andere kant van de stad bij zijn vriendin. Met een kleine leugen dat er per expresse een belangrijke demo van een muziekstuk vandaag nog aan hem geleverd moet worden, komen we achter het juiste adres. Goed gefikst Enzo, en zo kan ook deze brief netjes tot bij de juiste persoon geraken. Ik begin het nog leuk te vinden als er dingen niet direct kloppen hier, zo ontdek ik nog meer mooie plekjes. Vanop een balkon op de tweede verdieping roept hij me toe dat ik het pakje in de hal mag leggen. Pakje? Ik denk er nu pas aan dat hij geen postbode verwacht, maar ik krijg hem naar beneden door te zeggen dat hij moet tekenen voor ontvangst. Eens aan de deur snapt hij er niets van. Geen koeriersdienst met muziekdemo, maar een Belgische postbode met een brief. En dat op zondagmiddag. Rare jongens die Belgen. Hij nodigt me vriendelijk uit om binnen te komen. Giampaolo is een vlotte kerel en ik merk dat hij een erg grote bewondering heeft voor Pino. Hij is gefascineerd door de vakkennis van de man met zijn Studio Crescendo in Waterschei. Er worden foto’s bovengehaald waar ze samen achter de mengtafel zitten. Maar het zijn toch vooral de momenten na het werk. Giampaolo steekt de loftrompet over Pino als mens vol wijsheden en met een onnavolgbare levensstijl.


Andermaal kom ik na een uur buiten met voldoende koffie en molti dolci in de maag. Maar meer nog met een voldaan gevoel van alweer een geslaagde missie. De warmte, ontroering en verwondering die een brief telkens weer teweegbrengt bij de ontvanger, blijven me verbazen. En ook weer niet eigenlijk.


De moderne tijd

150

Voor een postino zoals ik zijn het geen gemakkelijke tijden. Let op. Ik ben niet tegen dat gezichtenboek hoor. Het is gewoon mijn ding niet. Mensen zetten er soms nogal veel op naar mijn smaak. Te veel. Ik eet ook graag pasta. Maar ben ik geĂŻnteresseerd in iedere pasta die mijn achternichtje eet? Nee toch? Liever zou ik willen weten wat ons bindt. Aan wie houdt mijn achternichtje blije herinneringen over? Denkt zij ook nog zo vaak terug aan die vakanties aan zee, waar we golven trotseerden alsof het vreemde legers waren. Of schelpen als betaalmiddel gebruikten. Ze hadden trouwens een stabielere koers dan eender welke andere munteenheid. En ijsjes eten. Iedere dag twee bollen. Dat zou ik willen weten van mijn achternichtje. Maar daar leent dat gezichtenboek zich dus niet toe. Ik zou willen dat ze een brief schreef naar mij. Zo, spontaan. Maar er worden zelden nog spontaan brieven geschreven. Misschien moet ik haar een brief schrijven. En dan antwoordt ze wel. Hoop ik.




179 Dubbele nationaliteit Ik heb dat altijd iets raars gevonden, die dubbele nationaliteit. Niet nodig vooral. Je wil toch niet op papier kunnen bewijzen dat je én Belg én Amerikaan bent. Of én Nederlander én Turk. Het leek me altijd een gekke symbooldiscussie. Zelf ontleen ik m’n identiteit niet zo aan dat paspoort. Eerder aan het feit dat ik een postino ben. En verbindend kan werken tussen mensen. Maar hoe meer mensen ik in Limburg en in Italië ontmoet, hoe meer ik zie dat ze wel twijfelen wie ze zijn. “Als ik in Italië ben, dan mis ik Limburg. En als ik in Limburg ben, dan mis ik Italië.” Vaak gaat het over heimwee naar vroeger ook. Daar heb ik als volleerde nostalgicus natuurlijk alle begrip voor. Misschien is het én twijfel én nostalgie, en willen ze het echt allebei zijn. Dan is een dubbele nationaliteit dus toch niet zo onzinnig. De Italiaanse en de Limburgse dan.


Salerno – Casarano

N°009

Diego Lagana – Maria Teresa Parrotto Ook in Koersel worden brieven geschreven. Ik ontmoet Diego Lagana in La Baracca, de kantine van de Italiaanse gemeenschap. Ristretto’s en gesticulerende mensen zorgen ervoor dat ik me al in Italië waan. Diego is al jaren begaan met de Italiaanse gemeenschap in Limburg en heeft veel contact met verschillende organisaties, zowel in België als in Italië. Hij heeft in naam van heel wat Italianen een brief geschreven naar Maria Teresa Parrotto. Zij is de dochter van Lucio Parrotto, een man die na zijn pensioen als mijnwerker, zoals velen, terugkeerde naar zijn roots. In zijn geval was dat Casarano in Puglia. Maar hij deed meer dan alleen maar terugkeren. Voor hem was het belangrijk dat de mensen uit zijn streek meer te weten kwamen over het leven van een mijnwerker op 2000 km van huis. Hij stichtte er het Museo del Minatore, bouwde er de ondergrondse gangen na en verzamelde heel wat materiaal zoals mijnwagons en mijnfietsen. Alles werd overgebracht vanuit Limburg. Lucio is reeds overleden, maar zijn dochter blijft het museum openhouden. Nog regelmatig komen er groepen op bezoek en er worden zelfs schooluitstappen georganiseerd om de jeugd te laten kennismaken met het werk en het leven van hun ouders, grootouders en overgrootouders. Diego en zijn kompanen willen Maria Teresa melden dat dit in Limburg heel erg geapprecieerd wordt en haar laten weten dat ze nog steeds op steun en medewerking kan rekenen van de Italiaanse gemeenschap in Limburg. Deze brief gaat niet over een verhaal tussen twee mensen, maar toch is het mijn taak als postino om ook deze boodschap op de juiste bestemming te brengen.


pugliamusei.it/item/museo-del-minatore


Het wordt een tochtje naar Puglia, want Casarano ligt helemaal beneden in de hak van de Italiaanse laars. Hoe verder ik naar het zuiden pruttel met de APE, hoe warmer en droger het wordt. Eerst even de openinguren opzoeken, zo kom ik morgen niet voor een gesloten deur te staan. De volgende dag kom ik aan bij het museum en zie dat de deur wagenwijd open staat. Alleen is er geen parkeerplaats in de buurt, zelfs niet voor die kleine APE van me. Een paar straten verder kom ik op een kleine piazza terecht waar het wel lukt. Ik trakteer mezelf op een zoveelste caffè en loop dan naar het Museo del Minatore. Zo open als de deuren daar een halfuur geleden waren, zo dicht als de mijnschachten in Limburg zijn ze nu. Volgens de openingsuren zou het museum open moeten zijn. Niet dus. Italiaanse uren lopen niet altijd gelijk met de klok. Dan maar opnieuw koffie drinken en rondvragen of iemand me kan helpen. Zo raak ik aan de praat met Cosimo, een vriendelijke en erg grappige man. Hij had me al zien rondhangen bij het museum en vroeg zich af wat ik daar liep te doen. Hij kan me wel meer vertellen als ik er even tijd voor heb, en die heb ik in overvloed. Het moment dat hij ‘Limburg’ hoort, komen er ineens enkele Vlaamse woorden uit die non-stop ratelende man. Blijkt dat hij ook nog in de mijn gewerkt heeft en dat zijn broer Fernando nog steeds in België woont. Het gesprek raakt in een stroomversnelling. Zijn Italiaans doorweeft hij op een sappige manier met de paar woorden Nederlands die hij nog kent. Parlare alla minestrone noemt hij het en komt niet meer bij van het lachen. Hij begint rond te bellen, druk rond te bellen,


heel druk rond te bellen en een halfuur later sta ik met de brief in het museum en Maria Teresa voor me. Grazie mille Cosimo! Samen met Maria Teresa en Cosimo krijg ik een rondleiding in het kleine museum waar momenteel geen elektriciteit is. Niet onbelangrijk als je weet dat het museum zich in de kelder bevindt. Dit is wel een heel eenvoudige manier om een mijn na te bouwen, denk ik even. Zorg dat er geen licht is en je waant je in een mijngang ergens diep onder de grond. Maar neen hoor, we zoeken enkele verlengsnoeren en een paar sterke lampen. Zo krijg ik toch een beeld van het werk dat Lucio Parrotto hier heeft verwezenlijkt. Ik luister en zie een fiere dochter die het levenswerk van haar vader met enorm veel respect voortzet. Ze hoopt stiekem dat er nog eens een groep uit Limburg op bezoek zou komen. Ik beloof ze alvast om er iedereen over aan te spreken als ik weer thuis ben.


No problema

213

Postino heeft zin in een pizza. En wat doe je dan? Een pizza eten. Waar? In een pizzeria. Dus de APE laten stoppen aan wat er een aantrekkelijke pizzeria uitziet. Want wat denk je als je een restaurant ziet waarboven in het groot ‘pizzeria’ staat, en afgewerkt met de Italiaanse driekleur. Hier ga ik de beste quattro stagioni van mijn leven eten. In het zonnetje, op het terras. Ik zet me neer. “Eten is binnen te doen”, zegt de vrouw vriendelijk. “No problema”, zeg ik en ga naar binnen. Daar kan je ook zitten, al is het niet in het zonnetje. Dan komt de kaart. Antipasti. Primi piatti. Secondi piatti. Dolci. Caffè. Ik vraag of er een aparte kaart voor de pizza’s is. “Nee, postino”, zegt de vrouw vriendelijk. “Geen pizza’s”. “No problema”, zeg ik opnieuw, en bestel een spaghetti pomodoro. Ook lekker. Na de spaghetti bestel ik nog een thee. “Geen thee”, zegt de vrouw vriendelijk. “Te warm nu. Je kan wel een limoncello krijgen.” No problema, denk ik bij mezelf, maar pas toch voor de limoncello.


Een stem als een klok

097

Limburg heeft veel kerken. Ieder dorp dat zichzelf respecteert heeft een kerk. Italië heeft ook veel kerken. Heel veel kerken. Ieder dorp dat zichzelf respecteert heeft hier minstens één kerk. Minstens. Vaak meer. Minstens twee kapellen ook. Met alles erop en eraan. Zoals klokken. Er moet een soort onderlinge competitie zijn tussen de verschillende parochies om om ter vaakst en om ter luidst de klokken te laten luiden. Wanneer ik bij mensen op bezoek was om brieven te bezorgen, viel het me op dat we zelden een gesprek van een kwartier konden voeren zonder onderbroken te worden door klokkengelui. Als je door Italië reist is dat misschien niet altijd even opvallend. Maar als je met mensen praat en geboeid naar hun verhaal luistert, valt het je pas op hoe vaak dat gebeurt. Vandaar misschien dat de doorsnee Italiaan (m/v) luider praat dan de doorsnee Belg. Je moet voortdurend boven die klokken uitkomen. En ook, als je iets niet begrijpt in het Italiaans, hebben ze soms de neiging nog luider te praten. Alsof je het dan wel zal begrijpen.


Sandro Erbino – Fiorella Erbino Casarano – Pachino

10

N°0

Met een brief van Sandro Erbino uit Beringen gaat het naar het meest zuidelijk gelegen dorp van Sicilië: Pachino. Daar worden trouwens met ‘Italiaanse zekerheid’ de beste trostomaten van de wereld geteeld. Maar daarvoor maak ik deze rit niet. Wel om de brief tot bij Fiorella Erbino te brengen. Fiorella is een zus van Sandro. Vader Erbino komt in de jaren vijftig vanuit Calabrië naar Limburg op het moment dat zijn vrouw zwanger is van hun tweede dochter, Fiorella. Enkele maanden na de geboorte in Italië verhuizen ook moeder en kinderen naar België. Er volgen nog twee kinderen, waaronder Sandro als enige zoon. De kinderen groeien op als echte Limburgers in en rond Beringen. Fiorella komt als enige van de vier een Italiaan tegen die haar hart verovert. Een Siciliaan. Ze trouwen, maar met een duidelijke afspraak: na zijn pensioen verhuizen ze onmiddellijk terug naar zijn Pachino. En zo gebeurt het. De jaren voor zijn pensioen reisde Giuseppe tijdens de vakanties naar Pachino om er telkens een deel van hun huis te bouwen. Ondertussen wonen ze al 33 jaar in Italië. Er is nog veel contact met het thuisfront, vooral tussen de zussen en la mamma die altijd in Beringen is blijven wonen. Wekelijks hebben ze op zaterdagavond hun telefoonuurtje. Moeder en dochter bespreken dan de afgelopen week. Sandro is geen prater, zegt hij zelf. En nog minder een schrijver. Maar deze kans om zijn zus te verrassen met een echte brief wilde hij niet voorbij laten gaan. Alleen moet ik me deze keer haasten om de brief tijdig te bezorgen, want over enkele dagen trouwt Fiorella’s dochter en ter gelegenheid van het huwelijk komt heel de familie


uit Limburg samen in Pachino. Voor het eerst in al die jaren. Ook la mamma van toch al 86 jaar zal de lange reis van 2400 km met de wagen maken. Vliegen ziet ze niet meer zitten. Het is dus belangrijk dat ik er al geweest ben vooraleer Sandro daar staat. Sandro heeft toen ik vertrok goed nagedacht over de brief. Wat schrijf je eigenlijk als je dat nooit doet? Dat hoorde ik de afgelopen tijd wel vaker van de schrijvers. Maar wees gerust, neem even wat tijd, zet je aan tafel met pen en papier. Wanneer de eerste woorden op je blad staan is er veel kans dat je even alles rondom je vergeet en enkel nog denkt aan de persoon voor wie de brief bestemd is. Gedachten en herinneringen aan vakanties, feesten, buren, school, foto’s en nog zoveel meer komen dan weer langzaam in je hoofd geslopen en voor je het weet is de brief klaar. Met die raad begint Sandro aan zijn brief. Hij vraagt me om een gunst. Zou ik ergens in de APE nog plaats hebben om een pakket mee te nemen naar Sicilië? Natuurlijk moet dat lukken, stel ik hem gerust, er gaan maar zestien brieven mee. Daarmee is dit karretje niet volgeladen. Hij haalt nog snel het pakket en laat even zien wat erin zit en waarom hij het meegeeft. Dit neem ik met veel plezier mee, daar gaat er eentje héél blij mee zijn! Drie dagen voor het huwelijksfeest kom ik aan bij Fiorella. Giuseppe en één van de dochters hebben ervoor gezorgd dat ze vandaag thuis is. Niet zo vanzelfsprekend, want er moet nog veel geregeld worden en Fiorella is geen stilzittende moeder.


De trouwjurk moet vandaag trouwens ook nog een keer gepast worden. Met brief en pakket bel ik aan. Ik spreek haar meteen aan in het Nederlands. Even weet ze niet goed wat er gebeurt, dan inspecteert ze zorgvuldig het handschrift op de enveloppe. Een postbode uit Limburg? Dan moet die brief ook uit Limburg komen, redeneert ze. Familie of vrienden dus. Ze stelt het openen nog even uit en begint enkele mogelijkheden op te sommen. Ik vind het zelf ook wel spannend en ben vooral blij dat ik geen Sandro hoor in dat lijstje. De verrassing zal des te groter zijn. Hoop ik toch. Nieuwsgierig kijkt ze ook al naar de doos die ik bij me heb. Eerst de brief zeg ik, de rest komt later. Na een paar minuten gaat de enveloppe open. Vergeleken met de vorige lezers is dit een eeuwigheid. Sommigen keken zelfs niet naar de afzender. De brief schuift voor haar ogen en ze begint in zichzelf te lezen, heel zachtjes en dan : “Ohhhhhhh, van mijn broer! Onze Sandro”. Even is ze de kluts kwijt en ze leest niet onmiddellijk verder. Ze nodigt me uit om binnen te komen en gaat zitten om de rest van de brief te lezen. Opnieuw ervaar ik de schoonheid van de stilte terwijl iemand een brief leest. Het blijft een onbetaalbaar genoegen om dat vanop de eerste rij te mogen meemaken. Ze is blij als een kind dat net een eerste paasei gevonden heeft. De ogen stralen. Geen tranen, maar echte blijdschap. Tot twintig keer toe zegt ze: “Allez, onze Sandro, dit had ik nooit durven denken”. Nog nooit kreeg ze een brief van haar kleine broer, ook bij de wekelijkse telefoongesprekken met haar moeder in Beringen is hij er niet bij. Zijn twee andere zussen wel. Hij krijgt wel te horen wat de belangrijke dingen waren de afgelopen week. Zoals hijzelf al vertelde luistert Sandro liever dan het hoge woord te nemen. Ik herken mezelf er een beetje in en bedenk dat het goed is zo. Postbodes moeten goed kunnen luisteren en die verhalen in vertrouwen nemen. Net als een brief in de enveloppe die enkel voor de geadresseerde bestemd is. Ze vertelt natuurlijk ook over het komende feest en dat het toch wel toeval is dat ik net nu hier ben, want Sandro zal hier over twee dagen ook zijn. Even later heeft ze door dat ik ervan op de hoogte was. Sandro gaat volgens mij bij aankomst een abbraccio krijgen zoals hij er nog nooit één gehad heeft. Giuseppe heeft alles van nabij kunnen volgen. Hij verstaat ook nog heel wat Nederlands en ik zie hem genieten wanneer Fiorella staat te blinken van geluk. Na de emoties van de brief krijgt ze nu ook de doos in handen. Voor ze die openmaakt worden de dochters erbij geroepen. Nina en Caterina.


Nina was tien jaar toen ze verhuisden. Caterina is in Pachino geboren en binnen enkele dagen de bruid. Heel de familie staat vol spanning te kijken. Even voel ik me kerstman in plaats van postbode. De ohhh’s, wauw’s en hmmm’s volgen elkaar op wanneer er Hasseltse speculoos, Belgische chocolade, de enige echte pudding van het blauwe doosje, perensiroop en nog meer heerlijke zoetigheden tevoorschijn komen. Geen enkele van deze lekkernijen is hier verkrijgbaar. Voor Fiorella en haar dochters is dit een droom. Giuseppe is intussen in de keuken verdwenen. Terwijl de dames het pretpakket bespreken, roept hij me en stelt voor dat ik blijf eten vanavond. Hij is al volop bezig met vers gevangen sardienen te wassen en door het keukenraam zie ik dat er buiten ook al een vuur is aangestoken. Hier zal straks gegrild worden en niet ingaan op zijn voorstel is geen optie meer. Een uur later zit ik met heel de famiglia aan tafel. Giuseppe haalt ook een vatje wijn boven. Zelf gemaakt met eigen druiven. Ik voel me als een vereerde gast op de generale repetitie voor het grote feest over enkele dagen. Nina die als tienjarige mee verhuisde spreekt nog vloeiend Nederlands en zegt dat ze Limburg nog steeds mist na al die jaren. Haar peter, nonkel Sylvain, belt ze nog regelmatig om Nederlands mee te praten. En jawel, nonkel Sylvain komt ook naar het huwelijk van haar zus. Ik weet nu al dat het een fantastische dag zal worden met heel de familie Erbino . Zelfs hun zoon Salvatore, die al vijftien jaar in Canada woont zal van de partij zijn. Veel familiegeluk dus de komende veertien dagen. En daarna opnieuw afscheid nemen en ieder weer naar zijn eigen land. Als kers op de taart neemt Giuseppe me nog even mee naar de garage. En inderdaad, daar staat zijn APE te blinken. Nog alle dagen rijdt hij ermee naar zijn wijngaard. Als waren we een motorclub, zo trots zijn ook APE-rijders.



Fertiliteitsdag

021

Toen ik laatst in Italië was voor het bestellen van een paar brieven, was het daar fertiliteitsdag. Echt waar. Er worden te weinig kinderen gemaakt in Italië. En daar moet snel verandering in komen, zo zegt de minister van Volksgezondheid. Anders wordt Italië te grijs en kan de sociale zekerheid niet betaald worden. Dus werd er een campagne op poten gezet, met slogans zoals ‘op schoonheid staat geen leeftijd, op vruchtbaarheid wel’. Ik droom ook van zo’n dag. Van een briefschrijfdag. Want er worden echt te weinig brieven geschreven. En daar moet ook snel verandering in komen. Dat zegt de minister van Volksgezondheid niet, maar dat zeg ik. En eigenlijk ben ik ervan overtuigd dat dat ook voor minder grijsheid zorgt. En op termijn onze sociale zekerheid betaalbaar houdt.





1 01 N°

Mario Guarino – Famiglia Russo Pachino – Polizzi Generosa

Na de gezellige avond, met net iets te veel wijn van Giuseppe, rijd ik vanuit Pachino het binnenland van Sicilië in richting Polizzi Generosa. De APE zal weer aan de slag moeten. Vertrek op zeeniveau en een dikke 900 m hoogteverschil te overbruggen om de brief van Mario Guarino naar de familie Russo te brengen. Mario is een echte Siciliaan. Twintig jaar geleden kwam hij voor Nieuwjaar veertien dagen op bezoek bij zijn zus in Maasmechelen. Die twee weken werden een maand, drie maanden en dan een half jaar. En nu woont hij er nog altijd. Mario kwam in België de liefde tegen. Ook een Siciliaanse. Waar een mens al niet voor naar Limburg moet gaan. Maar daarover gaat zijn brief niet. Mario heeft wel zoals veel Italiaanse jongemannen dienst gedaan bij de carabinieri. Bij ons beter gekend als ‘de rijkswacht’. Hij was toen twee jaar gekazerneerd in Polizzi Generosa, een klein bergdorp in het binnenland van Sicilië. Daar zat hij eenzaam op meer dan 200 km van zijn familie en vrienden. Hij leerde er in zijn vrije uren via CB (radiotransmissie) Salvatore Russo kennen, een jonge kerel uit het dorp. Op een dag nodigde Salvatore Mario uit om bij zijn familie te komen eten. Mario werd er als een tweede zoon ontvangen. Hij kon er met al zijn problemen terecht en zat bijna iedere dag mee aan tafel. ‘Enzo en Enza Russo’ werd zijn tweede thuis. Na twee jaar besloot Mario om de carabinieri te verlaten, het was immers een zeer heftige periode in Sicilië, met de aanslagen op de rechters Borsellino en Falcone. Niet eenvoudig om daar als twintigjarige mee om te gaan.


Bij zijn vertrek hebben Enzo en Enza een afscheidsfeest gehouden met ‘una grande spaghettata’. Zo hecht als de band ooit was, zo moeilijk blijkt het om die te onderhouden als je verhuist. Mario heeft na zeventien jaar een mooie ontroerende brief geschreven om opnieuw te laten weten hoeveel deze familie voor hem heeft betekend. En hij heeft mij beloofd om volgend jaar op bezoek te gaan bij Salvatore en zijn ouders. Terwijl de APE nog maar eens bewijst dat geen bergweg hem te steil is, denk ik terug aan het moment dat ik de brief bij Mario ging ophalen. Het is zo’n man die net als Obelix ooit in een bad gevallen is. Een bad vol goedheid. Mario is volgens mij de gelukkigste Siciliaanse Limburger. Ik rijd door een adembenemend mooi landschap naar Polizzi Generosa, een bergdorp met bijna 4000 inwoners, en bel aan bij de Russo’s. Enza doet open en ik voel meteen wat Mario bedoelde. De openheid en verwelkoming is meraviglioso. Ik krijg niet de kans


om te zeggen wie ik ben en wat ik kom doen. Wie hier aanbelt is al vriend aan huis. Het overvalt me en enkele seconden later staat Enzo al met veel gebaren, héél veel gebaren zelfs, van alles te vertellen. Mamma mia, dat gaat hier een rollercoaster worden. Je moet weten dat Siciliaans nog iets anders is dan Italiaans. Een beetje te vergelijken met Westvlaams en Limburgs. Hier moet ik even alle zeilen bijzetten. Engels misschien? No, no, no, Siciliano. Frans dan? No, no, no, Siciliano. Oké dan, maar wel enkele versnellingen lager schakelen graag. Ze krijgen te horen dat de brief bestemd is voor hen alle drie. Enza heeft hem al in handen. Man en zoon gaan nieuwsgierig naast haar staan. Als Salvatore hoort dat de brief van Mario komt, krijgt hij het moeilijk. Hij kan zich niet concentreren op wat zijn moeder voorleest. Het is alsof hij al die jaren ineens opnieuw beleefd. Het zweet staat op zijn voorhoofd en hij is zichtbaar geëmotioneerd. Enzo en Enza staan erbij zoals Mario me vertelde. Als zijn tweede ouders. Eén en al fierheid. De brief wordt nog een keer gelezen. Salvatore neemt er zijn tijd voor en is volledig tot rust gekomen. Aan tafel gaat het er levendig aan toe. Dolci, caffè en wat straffer spul maken de tongen nog losser. Ik probeer zijdelings wat meer te weten te komen over de moeilijke periode waarin de rechters werden vermoord. Hoe was dat? Hoe moet ik me die tijd voorstellen? Nu ik in Sicilië ben moet iemand daar toch iets over kunnen vertellen. Maar telkens wordt er om dit thema heen gefietst. We houden het bij de mooie herinneringen. Bij de brief zit ook nog een foto van Mario en zijn gezin. De twee families hebben elkaar nog nooit ontmoet. Ooit hopen ze Mario met zijn vrouw en kinderen in Polizzi Generosa te mogen ontvangen. Dat komt goed, daar ben ik zeker van.





Omerta

047

Waar zit die toch, de maffia? Alomtegenwoordig. Maar je ziet ze niet. Je hoort ze niet. Een recent onderzoek wees uit dat 25 procent van alle Italiaanse inkomsten rechtstreeks of onrechtstreeks naar de maffia vloeien. Dat is enorm. Je zou bijna schrik hebben om een koffie te bestellen. In Italië iets kopen is zowat het omgekeerde van fairtrade. Unfairtrade? Ik begrijp het niet zo goed. Het is toch vreemd dat er niet meer protest tegen komt. Dat mensen dat niet beu zijn, en zeggen: ‘Basta!’ Maar in al die ontmoetingen die ik in Italië en Limburg had, heb ik heel geregeld een poging gedaan om het onderwerp ter sprake te brengen. Niet één keer mocht de maffia vernoemd worden. Niet één keer mocht ernaar verwezen worden. Zelfs niet off the record. Vaak werd zelfs duidelijk gezegd dat ze er gewoon niet over wilden praten. De omerta zit verder dan enkel bij de maffialeden zelf. Heel Italië doet eraan mee. Komaan zeg, geef nu toe, Italië is toch te mooi om het voor één kwart uit handen te geven.


Rita Loiacono – Giovanna Buzzerio Polizzi Generoso – Monteiasi

Bloedheet is het wanneer ik dit verlaten dorp binnen rijd. Het is ook de eerste keer dat ik me een beetje ongemakkelijk voel. Het is een brief met meer emoties dan letters, denk ik.

N°01

Ze waren twee handen op één buik. Giovanni kon steeds terecht bij zijn nicht. Het was in 1999 dat Rita en haar twee kleine dochters afscheid moesten nemen van hun man en vader. Het verdriet was groot en het lukte Rita niet meer om terug te keren naar Giovanna. Telkens was er wel een reden om het bezoek uit te stellen. De moeder van Rita heeft wel nog af en toe contact met Giovanna. Rita liet me in alle eerlijkheid ook weten dat ze Giovanna op facebook gevonden heeft, maar ook daar lukt het haar niet om te vragen hoe het met haar gaat. Daar word ik als postino heel blij van. Ik krijg het vertrouwen om haar boodschap na al die jaren van twijfel tot bij een blijkbaar straffe donna in Monteiasi te brengen. Het is nooit te laat om een brief te schrijven. Ik hoop van harte dat het een nieuwe start is voor het contact tussen Rita en Giovanna.

2

De kilometers beginnen door te wegen, opnieuw een lange rit en een korte overtocht met de veerboot vanuit Messina naar het vasteland. Met de brief van Rita Loiacono ben ik op weg naar Monteiasi. Rita vertelde me dat ze na zeventien jaar de rust en moed gevonden heeft om een brief te schrijven naar Giovanna, de lievelingsnicht van haar overleden man Giovanni Buzzerio.



En zoals ik verwachtte wordt het een overrompeling van emoties. Geen theatrale toestanden hoor, maar ze leest traag en aandachtig en af en toe zie ik hoe ze naar adem hapt. Stille tranen rollen over haar gezicht, terwijl er nu en dan een mooie goedkeurende glimlach verschijnt. Het is als een regenboog van tranen en blijdschap. Er worden wonden van verdriet en gemis zachtjes geopend en tegelijkertijd weer geheeld met oprechte woorden van liefde, appreciatie voor wat er ooit was en heel veel warmte. Veel moet hier niet gepraat worden. De brief laat ze het komende uur niet meer los. Ik denk ook aan Rita. Zij zit nu in Houthalen met de vraag hoe er op haar brief gereageerd zal worden. Ik twijfel er niet aan dat deze twee mooie, sterke vrouwen elkaar terug zullen zien. Ik laat al de gegevens achter bij Giovanna en vertrek naar mijn volgende adres. Sterk onder de indruk van deze ontmoeting rijd ik het dorp uit. Het is stil in de APE, erg stil. Nu even geen muziek, alleen het geronk van de motor. Na een goed uur rinkelt mijn telefoon. Jawel, postino heeft ook een gsm bij, het is tenslotte 2016. Ik zet me aan de kant en neem op. “Dag ief, het is Rita hier, ik heb net telefoon gekregen van Giovanna.� Na een kort gesprek en een dikke grazie mille vertrek ik weer en opnieuw wordt het stil. Erg stil.



Leve de panne

062

Wat doe je in Limburg als je APE sputtert, panne krijgt of een lekke band heeft? Je zoekt een Italiaanse garagist, en als je de A van APE nog maar hebt uitgesproken, maak je hem instant blij met de voorgelegde problematiek en spaart hij geen moeite om het probleem op te lossen. De tijd die daarna verplicht aan een gesprek over APE’s en ander moois uit Italië gespendeerd wordt, duurt langer dan het oplossen van het probleem. Maar dat neem je er dan graag bij. Wat doe je in Italië als je APE sputtert, panne krijgt of een lekke band heeft? Op de kortst mogelijke tijd verzamelt het halve dorp zich rondom jou en je driewieler. En wonder boven wonder, er is altijd iemand in de buurt die het probleem snel kan oplossen. Ook hier hebben APE’s duidelijk voorrang op ander rollend materiaal. En ook hier zijn de bijhorende gesprekken razend boeiend. Een aanrader dus om met een APE door Limburg en Italië te rijden. Niet alleen voor het genot om deze machine te mogen besturen, maar vooral voor de vele boeiende ontmoetingen die eruit voortvloeien bij een panne.


Monteiasi – Minervino di Lecce

Gianni Merola, een altijd vrolijke calzolaio (schoenmaker), is in Genk geboren en groeide er op in een familie met elf kinderen. Tot zijn vijftiende ging hij samen met zijn broers en zussen in juli en augustus op bezoek bij de familie van zijn vader in Minervino di Lecce. Mama Mellacca zorgde ervoor dat de twee dagen durende treinreis vlot verliep terwijl papa Vincenzo thuis bleef om te werken. Omdat ze met zoveel waren werden de kinderen bij verschillende familieleden ondergebracht. Gianni kwam dan altijd bij zijn oom terecht die fruitboer was en ging alle dagen mee naar de vroegmarkt. Gianni was er de kleine prins van de meloenen. Tegen de middag waren ze weer thuis en ontfermde zijn nicht Concetta zich over hem. Zij was als een grote zus voor hem. Hij noemt haar zelfs zijn beschermengel.

N°01 3

Gianni Merola – Concettina Merola


Hij wil haar dat na al die jaren toch eens persoonlijk laten weten en stuurt me met zijn brief op pad. Niet alleen met de brief, ik krijg ook nog een recept mee voor pannenkoeken. Blijkbaar kenden ze dat toen nog niet in Minervino en Gianni heeft hun dat als kleine jongen geleerd. Ik beloof hem dat ik die pannenkoeken in zijn plaats ga klaarmaken voor Concetta. Of dat gaat lukken is nog de vraag. Ik heb al gemerkt dat als je in ItaliĂŤ over eten en koken begint, je enkel nog mag kijken en luisteren. Vooral nergens aankomen en niet helpen. Alleen proeven en genieten van de sowieso rijkgevulde tafel. De gastvrijheid en het bijhorende eten zetten me aan het denken. Een volgende keer toch maar de post met de fiets rondbrengen. Maar nu eerst nog deze trip met de APE afwerken. Het is de dertiende brief maar behalve dat het regent en een beetje frisser is dan gewoonlijk, brengt die 13 geen ongeluk vandaag. Integendeel, Concettina en haar man (ook een Gianni) hebben blijkbaar iets opgevangen van mijn komst en dat is duidelijk bij de ontvangst.


De tafel staat al vol met koekjes. En met fruit natuurlijk, want nog steeds staan ze dagelijks op de vroegmarkt met hun frutta fresca. Hartelijker kan je niet ontvangen worden, niets is te veel. We zitten nog maar net aan tafel en er komt al volk binnen. Blijkt het een broer te zijn van de schoenmaker in Genk. Even op familiebezoek, zoals vroeger, maar dan niet meer met die trein waar je 35 uur in zat. Het is bij de familie Merola duidelijk een jaarlijkse traditie geworden om even binnen te springen. Na een halfuur zit de keuken vol. Intussen zijn er drie broers aangekomen die allemaal in Limburg wonen. Ze vonden het wel gek dat die facteur met zijn driewieler een maand geleden nog in de Vennestraat stond en nu hier 2000 km van huis in Minervino di Lecce staat. Veel verhalen door elkaar aan tafel. Ik luister vooral naar Concettina en kom te weten dat ze ooit nog een Tarzanpakje naaide voor de kleine Gianni. Een enorm werk kan dat niet geweest zijn, want veel had Tarzan niet om het lijf. Dan doe ik een poging om over te gaan tot de orde van de dag: pannenkoeken bakken. Ik heb de ingrediĂŤnten die Gianni meegaf nog maar net op het aanrecht gelegd of de eerste bakker dient zich al aan. Het was te voorspellen. De keuken is zo goed als verboden terrein voor mij, al wordt er voor de eerste pannenkoek een uitzondering gemaakt. Ik laat me vangen, want die eerste pannenkoek mislukt altijd. Algemene hilariteit natuurlijk. Er worden nog tal van verhalen verteld over de kleine Gianni die te grote meloenen moest dragen en ze regelmatig liet vallen, waardoor hij heel wat gevloek van zijn oom rond de oren kreeg. Concetta is blij met de brief, maar toch ook een beetje teleurgesteld dat Gianni er niet bij is hier samen met de paar andere broers. Ik leg haar uit dat dit nu net de sterkte van een brief is. Hij had haar dit nooit kunnen vertellen aan die volle tafel waar iedereen zijn verhaal wil vertellen. Het ene al wat straffer dan het andere. Maar dat verhaal in de brief van haar neefje uit Genk, dat is uniek.


Liefde gaat door de maag Italianen die naar Limburg kwamen, hebben hun eetgewoonten nooit achtergelaten in Italië. En maar goed ook. Anders zouden we in Limburg nooit kunnen genieten van een heerlijke spaghetti vongole. Van een ossobuco. Of van een eenvoudige pizza funghi. Allemaal om ter heerlijkst. Ik vraag me af of zij ooit Belgische kost eten in Limburg. Worst met bloemkool. Kotelet met rode kool. Rookworst met zuurkool. Misschien zijn ze niet zot van al die kool. Ooit wat te veel kool uit de grond gehaald. Maar bij het brengen van de post ontdekte ik toch twee dingen. Twee culinaire hoogstandjes die recht uit Vlaanderen komen en hun weg hier in Italië gevonden hebben. De pannenkoek en de Limburgse vlaai. De Limburgse vlaai, dat spreekt voor zich. Als je die eenmaal hebt gegeten, ben je verkocht. Het is niet verwonderlijk dat veel Limburgse Italianen die teruggekeerd zijn naar Italië, deze Limburgse gewoonte in hun nieuwe habitat geïntroduceerd hebben. Concettina is dan weer helemaal gek van pannenkoeken. Haar nichtjes en neefjes hadden het in Limburg geleerd, volgens het recept van de KVLV. Geen betere pannenkoeken dan die uit Ons Kookboek. En wat weinig mensen weten: in Italië wordt een pannenkoek gewoon pannenkoek genoemd. Of toch waar ik de gesprekken bijwoonde. Qualcuno pannenkoek?

135





037 Je beste beentje voorzetten Als je van het hongerige type bent, kan ik je een job als postino aanraden. Ongelooflijk. Overal waar ik een brief ging halen of brengen, mocht ik mee aan tafel schuiven. Limburg of Italië, het was altijd prijs. Hier is meer eten dan geld, hoorde ik een Limburgse Italiaan zeggen die op vakantie was bij een nicht in Zuid-Italië. Ik vrees dat hij gelijk heeft. Je ziet daar inderdaad veel armoede. Maar iedereen doet ongelooflijk zijn best om dat niet te laten merken. ‘Zijn beste beentje voorzetten’ heet dat dan. En dat mag je letterlijk nemen. De beste pasta die ik gegeten heb, de meest verrassende ook, was er een met beentjes. Ribbekes. Gewoon een heerlijke tomatensaus, en daar ribbekes gedurende een paar uur in laten garen. Eenvoudiger kan je het niet bedenken. Lekkerder ook niet.


Minervino di Lecce – Cellino San Marco 71 km

N°01 4

Calogero Licata – Alberto Falvo

Met een brief van Calogero Licata trek ik naar Cellino San Marco. Daar woont wijnboer Alberto Falvo. 33 jaar geleden kwamen ze elkaar voor het eerst tegen op een wijnbeurs. Calogero als een wijnimporteur. Wat in het begin een puur zakelijk contact was ontpopte zich in de loop der tijd tot een mooie amicizia. Nadat ze uren enkel over wijn spraken werd duidelijk dat er meer raakvlakken waren. Er groeide een groot wederzijds respect tussen de wijnvrienden en ook hun families leerden elkaar kennen. Ze gingen lange tijd zelfs samen op vakantie en schuwden het avontuur niet. Zo is er het legendarische verhaal van een vierdaagse reis te paard doorheen Zuid-Italië terwijl Calogero nog nooit op een paard had gezeten. Opnieuw verbaast het me dat mijn brief de eerste brief is van Calogero aan Alberto sinds ze elkaar 33 jaar geleden ontmoet hebben. Ook Calogero vertelde me dat hij meer kwijt kan in een brief dan in een gesprek. Nochtans zien de vrienden elkaar vaak. Een week voor ik de brief bij Alberto zal afgeven heeft hij samen met zijn familie nog vier dagen doorgebracht in België. Natuurlijk heeft hij met geen woord gerept over de brief. Alweer voel ik me een beetje Sinterklaas, maar dan eentje die echt bestaat. Calogero wist me te zeggen dat ik bij een wijnboer terecht zou komen. In mijn verbeelding zie ik me nog eens tussen de druiventrossen rijden en veronderstel dat er wel enkele vaten te zien zijn. Bij het binnenrijden van de “Masseria Li Veli” merk ik dat het net iets groter is dan dat… Volgens mij zouden heel wat wijnboeren blij zijn met de oprijlaan alleen al… De APE parkeer ik voor een deur die open staat. Ik roep even maar er is niemand. Dan maar voorzichtig het enorme gebouw binnen. Het is wel spannend, zo rondlopen en niemand tegenkomen. Ik blijf al fluitend verder gaan en kom dan toch een




jongeman tegen. Het is de zoon van Alberto en hij brengt me tot bij zijn vader. De man heeft een strenge blik, maar komt zeer vriendelijk naar me toe. Duidelijk iemand die van aanpakken weet. De enveloppe bekijkt hij niet. Hij haalt de brief er snel uit en voor hij begint te lezen kijkt hij op de achterzijde naar de handtekening en de naam van de schrijver. Carissimo Calogero‌ komt er in langgerekte tonen uit terwijl hij vol ongeloof met zijn hoofd schudt. Met een leesbril op de neus leest hij aandachtig de woorden die zijn vriend hem toevertrouwt. Hij leest de brief een tweede keer, vouwt hem dan netjes dicht en stopt hem weer in de enveloppe. Opnieuw schudt hij zijn hoofd en zucht hij gelukzalig. Calogero, Calogero‌ hoor ik hem stilletjes mompelen. En dan moet je weten dat ik hem vorige week nog heb gezien, zegt hij. Natuurlijk weet ik dat, toen was ik met deze brief op weg hierheen. Hij is oprecht verbaasd met dit onverwachte bezoek. Terwijl hij over Calogero en hun vriendschap praat, wandelen we door het gebouw. De wijnkelder is sprookjesachtig mooi. Het ontroert hem wat er in de brief staat en ik voel dat het respect tussen deze twee bijna zeventigjarige jongetjes wederzijds is. Ze kennen elkaar door en door. Van de trip met de paarden lijkt alles te kloppen, niets is overdreven. Ze zijn zelfs ooit samen een week gaan zeilen. Ook een goede vriendschapstest. Dan is het bijna tijd om te vertrekken. Dat denkt Alberto toch. Dat het vrienden zijn die niet om een grap of stunt verlegen zitten, had ik een paar weken geleden in Diepenbeek al door. Calogero stelde me toen voor om mee de brief te gaan brengen. Maar als postbode zou ik dan niet de reactie krijgen die ik voor ogen had. We kwamen snel tot een oplossing. Calogero zou op de dag dat ik zijn brief naar Alberto bracht, ook in Cellino San Marco zijn. Ik zou hem met de APE ophalen en naar Alberto brengen. En zo gebeurt het ook . Alberto wuift me uit en ik krijg zes van zijn beste flessen mee. Op voorhand heb ik het met zijn zoon op een akkoordje gegooid. Hij zal dadelijk zijn vader even naar buiten lokken als ik met de speciale zending kom. Als een kind zo blij wacht Calogero me op en stapt in de APE. Hij kijkt vrolijk rond en geeft een geheim prijs. Hij is 68 en het is voor het eerst in zijn leven dat hij in een APE zit. Heerlijk toch.


Zijn hart gaat tekeer zoals dat van Francesco Moser na zijn werelduurrecord. De adrenaline stroomt door zijn lijf. Hij kan niet wachten om Alberto te verrassen. Deze staat nietsvermoedend met zijn zoon na te praten over mijn bezoek en de brief. We komen op hen toe gereden en ik zie hem zijn arendsogen de kost geven. Hij merkt dat er iemand naast me zit. En dan volgt er een tweede golf van ongeloof. Hij, de man die de touwtjes graag zelf in handen heeft, lost opnieuw de teugels en laat gebeuren wat er moet gebeuren. Het is ĂŠĂŠn uur maar voor vandaag zit het werk erop. De tafel wordt rijkelijk gevuld en ik mag hier niet vertrekken. De ene fles wijn na de andere wordt ontkurkt. Gelukkig moet ik vandaag nergens meer zijn en kan ik de APE tot morgen laten staan.


Little Italy

011

De Vennestraat in Genk. Italiaanser kan je het niet vinden. Als je even een zuiderse sfeer wil proeven in Limburg, moet je daar zijn. Zeker op zaterdag, marktdag. En dan, plots, in het midden van de straat, een cinema. Verlaten. Leegstaand. Je vermoed dat het vanbinnen geweldig mooi moet zijn. De sfeer van zestig jaar terug. Klein en gezellig. Mooi en opwindend. Statig en frivool. Maar nu dus leegstaand. Terwijl de rest van de straat met alle Italiaanse invloeden meer cinema uitstraalt dan eender wat in Genk. Hoe kan het dat in een straat waar iedere winkelier, iedere restauranthouder, iedere cafĂŠbaas en iedere marktkramer zelf hele dagen cinema speelt, dit pareltje staat te verkommeren? Ik denk aan het enige stukje Antwerpen dat in zijn naam een klein beetje ItaliĂŤ uitstraalt: de Roma. Een nieuwe cinema Roma, het centrum van de Vennestraat.




Vluchten kan niet meer

072

Op weg van Sicilië naar Brindisi zie ik plots een tentenkamp. Kaki tentjes en kaki terreinwagens. Opendeurdag van het Italiaanse leger denk ik. Die hebben veel Afrikaanse mensen in dienst, zeg ik bij mezelf. Tot ik ook erg veel rode kruisen zie en besef dat ik midden in een vluchtelingenkamp sta. Ik denk aan wat zij achtergelaten hebben en zie in hun ogen de hoop om hier iets beters op te bouwen. Het verhaal ook van veel briefschrijvers. Verhuizen naar een ander land om een betere toekomst op te bouwen voor jezelf en voor je gezin. Zou een land als Italië, waar veel mensen zelf emigreerden naar een betere toekomst, meer begrip hebben voor de huidige vluchtelingen? Of zou een land als België, waar veel mensen immigreerden, en waar men weet hoe noodzakelijk dat was en hoeveel goeds dat heeft meegebracht, hen hartelijker welkom heten? Ik vrees dat we in Europa onze geschiedenis iets beter moet leren.




Cellino San Marco – Selva di Fasano

Nog twee brieven af te leveren. Met een brief van Lucia Lombardi uit Maasmechelen kom ik in Selva di Fasano terecht. Lucia kwam in 1964 als dertienjarige met vijf broers en zussen in Maasmechelen terecht en woont er nog steeds. Het vertrek in Italië was blijkbaar een grote verrassing. Vader en moeder hadden heel de verhuis naar België geregeld zonder overleg met de kinderen. Zo gebeurde het dus dat ze onverwacht en zonder afscheid te nemen van familie en vrienden op een ochtend richting station vertrokken. Ze kan zich de reis nog goed herinneren en vooral haar ongeloof bij het zien van een ijskar bij aankomst in het station van Hasselt. Terwijl ze enkele dagen voordien nog bij een gelateria stond met wel 27 verschillende en kleurrijke smaken, kon je hier kiezen tussen vanille of chocolade, basta! Bijna iedere avond vertelde moeder over zio Marco, zia Vittoria en hun kinderen, de nichtjes waar Lucia vaak ging spelen toen ze nog in Italië woonden. Jaren gleden voorbij en er werden regelmatig plannen gemaakt om nog een keer op bezoek te gaan, maar daar bleef het telkens bij.

In 2008 besloot Lucia dan eindelijk om de familie te gaan opzoeken. Samen met een andere nicht reisde ze naar Selva di Fasano. Voor het eerst sinds al die jaren zag ze haar familie weer en ontmoette ze de twee nichten, Rosa en Vita Maria, waar ze als kind zoveel tijd mee had doorgebracht. Voor haar was het een magisch moment. Het voelde alsof er die dag een drieling geboren werd, vertelde ze me. Sinds deze reis is er opnieuw heel veel contact. Bijna iedere week bellen de dames met elkaar. 44 jaar zorgt natuurlijk voor heel wat gespreksstof.

N° 01 5

Lucia Lombardi – Rosa & Vita Maria Lombardi


“Maar waarom dan die brief nog?” vraag ik. Drie jaar geleden is de moeder van Lucia overleden en haar laatste wens was om terug te keren naar haar geboortedorp. De urne staat nog steeds in Maasmechelen wanneer ik de brief ophaal. Het toeval wil dat net nu ik met de brief op pad ga, ook Lucia en enkele van haar broers met de urne naar Italië vertrekken. Het is vooral door de twee nichten dat dit nu kan gebeuren, zij hebben al de officiële verplichtingen in orde gebracht bij de gemeente. Om hen nogmaals van harte te bedanken stuurt ze deze brief. Tussen het ophalen en het afleveren van de brief zitten bijna drie maanden. In die tijd is de laatste wens vervuld. De as is enkele weken geleden uitgestrooid op de 400 m hoge heuvel van de Selva di Fasano. Lucia is weer thuis in Maasmechelen en ik arriveer bij de trullo van Vita Maria en Rosa. Nietsvermoedend komt Rosa vanuit haar keuken tot bij de APE. Ze ziet dat de brief ook aan haar zus gericht is. Dan moet ik maar even mee binnenkomen. Een telefoontje later sta ik op het terras met twee vrolijke donne. Rosa is één en al blijdschap, Vita Maria duidelijk degene die alles regelt. Zij zal ook de brief openen en voorlezen. Ze zijn beiden erg verrast met de brief. Rosa kan het niet goed vatten. Gisteren heeft ze nog een uur met Lucia getelefoneerd en er werd met geen woord over een brief gesproken. La forza di una lettera! (de kracht van een brief ) denk ik dan.


Het gaat er enorm geanimeerd aan toe, de zussen praten druk door elkaar. Vita Maria net iets luider. Rosa luistert, lacht en praat tegelijk. Vanachter de gordijnen zie ik zio Marco meeluisteren. Even later komt hij zich samen met zijn vrouw mengen in het gesprek. Ik versta er niets van, het dialect van deze 92-jarige man is met geen Italiaans te rijmen. Rosa zegt dat hij me wil vertellen dat hij trots is op zijn vrouw van 88 waar hij al 70 jaar mee getrouwd is. Zo wordt het alleen maar levendiger op de piazzetta bij de Lombardi’s. Na een paar caffè stellen de zussen voor om naar de plek te wandelen waar de laatste wens in vervulling is gegaan. Een kwartier later staan we op de heuvelrug met een kilometers ver uitzicht. De kust van Savelletri op 20 km lijkt op wandelafstand. Ze vertellen over de dag van de asverstrooiing. Even moet ik tussen hen in gaan staan en nemen we elkaars handen vast. Er volgt een moment van stilte, eventjes, en dan gaan de ratelende dames alweer over tot verhalen over Lucia die altijd welkom is en hoe je de beste polpette di tonno e melanzane moet maken. We keren terug naar de trullo, drinken nog een koffie en met voldoende koekjes in de maag vertrek ik na een hartelijk afscheid en de nodige abbracci weer de berg af. Nog één brief zit er in mijn postbus.


Die Italianen jong

158

Veel Italiaanse Limburgers kijken uit naar hun jaarlijkse vakantie in hun geboortestreek. Familie weerzien, mooi weer, lekker eten, schone natuur, heerlijke wijn, warme gastvrijheid. Als Frankrijk die titel niet gekaapt had, zou God in Italië wonen. Anders wordt het als je beslist er definitief te gaan wonen. Dan kan de charme snel omslaan in ergernis. En dan zie je dat een Italiaanse Limburger die zijn hart volgt naar Italië, toch goed ingeburgerd is in België. Een vergunning aanvragen loopt administratief dan iets minder lekker dan in België. Afspraken met een aannemer die iets in je droomhuis moet komen doen, lopen nog minder vlot dan met een Belgische aannemer. Je hebt vanaf dan niet alleen oog voor de mooie natuur, maar ook voor het vele zwerfvuil. Het toppunt van geslaagde Belgische inburgering is dan die Italiaanse Limburger die zonder blikken of blozen zegt: “die Italianen jong…”



029 Kangoeroes in Italië In Italië moet de kangoeroewoning uitgevonden zijn. Geen gedoe met wettelijke toestanden die niet aangepast zijn om met twee eigenaar te zijn en je pand op te delen. Gewoon doen. In een doordeweekse straat in een doordeweeks stadje heeft meer dan de helft van de huizen twee bellen. Op iedere bel staan twee familienamen. Eén familienaam verschijnt altijd op beide bellen. Ouders offeren dus de helft van hun woning op om zoon- of dochterlief met gezin te laten inwonen. Een manier om met de crisis om te gaan. En handig voor babysit.


Selva di Fasano – Bisceglie

Nog een laatste keer stap ik met een brief in mijn trouwe driewieler en bol langs de kust verder tot in de kleine vissersstad Bisceglie. Het is niet alleen omdat het de laatste brief is, maar ook de inhoud ervan maakt questa lettera speciaal. Normaal is een brief een persoonlijke boodschap tussen twee mensen die ook voor de postbode geheim blijft. Maar deze keer is het anders en laat ik je graag meelezen.

Met deze brief kom ik net na de middag aan in Bisceglie en ga op zoek naar de sindaco, de burgemeester. Maar dat is buiten de siësta gerekend. Een portier kijkt me bedenkelijk aan en maakt snel duidelijk dat de burgemeester vandaag zeker geen tijd heeft om een postino te ontvangen. Na veel aandringen mag ik toch binnen. Gewoon rechtdoor, de trap op, dan links, nog eens links, daar de lift naar de derde verdieping, daarna links, rechts en dan de derde deur aan de

N°01 6

Michelino Bisceglia – Citta Bisceglie


rechterkant krijg ik nog snel mee van de man achter het loket. Na de eerste keer links loop ik al verloren in dit doolhof. Even lijkt het erop dat de man aan de ingang de enige in dit gebouw is. Alle kantoren waar ik binnengluur zijn leeg. Ze zien eruit alsof ze tien jaar geleden verlaten zijn. Aan de stapels papieren te zien nemen ze hier serieuze siëste. Uiteindelijk kom ik toch nog een levende ziel tegen. Il sindaco? No, no, no! Die is er niet meer, alleen in de voormiddag is hij hier. ’s Namiddags begeeft hij zich tussen de bewoners van zijn stad. Zouden ze bij ons ook wat meer mogen doen, denk ik, en bij die gedachte lijkt het me ook een goed idee om hetzelfde te doen. Waarom zou ik de brief enkel aan de burgemeester laten lezen? Ik ga weer de straat op en wil iedereen de brief laten lezen. Alleen is er geen mens te bespeuren. Siësta! Mooie gewoonte, maar ik heb het nog niet onder de knie. Dan maar ronddwalen in dit oude stadje. De smalle steegjes zorgen voor voldoende schaduw, want het is hier opnieuw erg warm. Die siësta is er niet voor niets. Rond zes uur hoor ik hier en daar het geratel van ijzeren rolgordijnen. De winkels gaan weer open en er verschijnen meer en meer mensen op de piazza’s. De ene al wat meer uitgeslapen dan de andere. Kleine groepjes gepensioneerde vissers troepen samen bij de oude haven. Ze kijken verbaasd op als ik de brief aan hen voordraag. Zelf vind ik het ook wel een beetje ongemakkelijk, de discrete postbode die ineens staat te declameren. Ik herhaal het op verschillende plaatsen in de stad, een marktplein, voor de kerk, onder een balkon... Het gaat me steeds beter af en ik begin er meer en meer plezier in te krijgen. Na het lezen van de brief spring ik telkens in de APE, zet de cassettespeler aan en speel luid de Hymne van Michelino door de boxen. De brief is al snel het gespreksonderwerp in het stadje en het verhaal gaat snel rond. Zo snel dat er binnen de kortste tijd een journalist van de plaatselijke krant komt polsen over het hoe en wat van deze actie. De volgende dag krijg ik vanuit België bericht dat er een artikel over een Belgische postbode in de krant van Bisceglie staat. Michelino, ik weet nu al dat je hier op handen gedragen wordt. Als je komt, ooit…













9 789090 305912



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.