Hoogtelijn nummer 3 juni 2011

Page 53

Dan kruip ik weer onder de prikkende paardendekens en probeer wat te slapen. Ik heb een nieuwe, troostrijke kaars aangestoken die licht geeft en ervoor zorgt dat de temperatuur niet wegzakt. Buiten poeiert het gewoon verder. Het lijkt of de wind nog in kracht toeneemt, onze behuizing kraakt in haar voegen. Het lijkt Jacques niet te deren: hij slaapt diep. Ik ben me ineens sterk bewust van mijn eigen aanwezigheid: het bloed dat in slagen door mijn aderen wordt rondgepompt en het geluid van de ademhaling in mijn neus. Om twee uur moet ik eruit om te piesen. De deur gaat bijna niet meer open. Het sneeuwt nog steeds hard en er ligt zeker dertig centimeter. Met blote voeten in mijn bergschoenen, de veters knullig geknoopt, moet ik oppassen de goede richting aan te houden en niet onderuit te gaan. Maar het lukt, het is bekend dat een beetje alpinist onder alle omstandigheden kan improviseren. We worden wakker bij het licht van de nieuwe dag dat krachtig door het kleine bovenraampje van ons hutje naar binnen stroomt. Nog lekker geslapen ook. Ik sta op om te kijken hoe het er buiten voorstaat. Mijn arm kan nog net door de deuropening, zodat met de lompe sneeuwschep ruimte kan worden gemaakt. Het is opgehouden met sneeuwen en er staat een bleek zonnetje. Ik moet mijn ogen dichtknijpen voor het schelle licht. Alles is wit, zestig centimeter sneeuw, als het niet meer is. Aan Rifugio Arbole, dat we diep beneden nog net kunnen zien liggen, is af te meten dat het tot tweeduizend meter heeft gesneeuwd. Naar het noorden toe zit alles in de wolken. Het zal niet eens zo makkelijk zijn om hier weg te komen. Ondertussen sla ik mijn armen kruiselings stevig tegen de schouders, zoals ik dat in mijn kinderjaren de stratenmakers zag doen. Het is een goede manier om in deze frisse, prikkelende lucht weer helemaal wakker te worden. “We wachten tot twaalf uur,” zeg ik, “misschien dat de sneeuw wat smelt en inzakt.” “Ja, dat is een goed idee.” zegt Jacques. We drinken thee en eten op ons bed een boterhammetje met jam. De deur blijft gezellig open, want de kou raakt uit de lucht. En zo kijken we, af en toe weer indommelend, naar het witte landschap. Als ik mijn hoofd als een halve idioot buiten het bed laat hangen, kan ik de Mont Blanc zien die met zijn onuitsprekelijke elegantie boven de kolkende wolken uitsteekt. Ik zeg tegen mezelf dat ik deze bizarre en opbeurende momenten nooit mag vergeten. Aan het eind van de ochtend is de sneeuw vijfhonderd meter lager zover ingezakt dat de contouren van het pad zichtbaar worden. Bij Arbole vertrekken de eerste mensen naar Chamolé. Ze trekken een spoor door de sneeuw, een dun zwart lijntje dat zelfs vanaf deze afstand is te zien. Jacques wordt wakker: “Ik heb achttien uur geslapen, een record.” En even later: ”Rob, gaat dat lukken straks, komen we naar beneden?” “Zeker, Jacques, dat gaat lukken met een alpinist als jij, reken maar. Vanavond trakteer ik je op een paar biertjes bij Il Vecchio Suisse.”

hoogtelijn 3 -2011 |

53


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.