TIJDMETERS David Mitchell
Verschijnt 18 december 2014 in de weergaloze vertaling van Harm Damsma & Niek Miedema Op een druilerige zomerdag in 1984 ontmoet de van huis weggelopen tiener Holly Sykes een vreemde vrouw die haar in ruil voor een slok thee om ‘asiel’ vraagt. Pas jaren later zal Holly erachter komen wat voor asiel de vrouw precies bedoelde. Tijdmeters volgt Holly’s leven. Van haar jeugd in het café in Gravesend tot haar oude dag in Ierland. Van het moment dat ze van huis wegloopt tot het moment dat ze moet overleven in een bijna failliete samenleving. De vroege verdwijning van haar jongere broertje is daarbij een belangrijk raadsel dat haar hele leven blijft doorwerken. David Mitchell weet in zijn grootse nieuwe roman de thema’s en ideeën uit zijn eerdere boeken fenomenaal bijeen te brengen. Aan de hand van de ogenschijnlijk gewone Holly Sykes voert hij de lezer een bovennatuurlijke oorlog van goed en kwaad binnen, die hij tot de laatste pagina spannend weet te houden. Ontroerend, krankzinnig, bloedstollend, hilarisch, episch en mitchelliaans: meer dan ooit is dit boek niet onder één noemer te vangen.
© Murdo MacLeod
David Mitchell (Southport, 1969) is een van de grootste Engelse schrijvers van dit moment, met een serie klinkende prijzen op zijn naam en twee nominaties voor de Booker Prize. Hij schreef o.a. de romans De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet en het verfilmde Wolkenatlas. Naast zijn romans schreef hij twee libretto’s voor opera’s met Nederlandse componisten. Zijn werk wordt over de hele wereld vertaald. Tijdmeters stond al voor verschijning op de longlist van de prestigieuze Man Booker Prize.
‘Fantastisch, in alle betekenissen van dat woord. [...] David Mitchell vraagt asiel in mijn hoofd; hij kan het krijgen. *****’ NRC Handelsblad ‘David Mitchell laat de lezer op literair gebied alle hoeken van de kamer zien. ****’ de Volkskrant ‘Je kunt je afvragen welke lezer níét aan zijn trekken komt. Mitchell is een virtuoze schrijver [...] een knappe, verbeeldingsrijke, onbegrensde, originele roman’ Vrij Nederland
FRAGMENT Links van me bevindt zich een steil oplopende dijk met bovenop een vierbaansweg en rechts van me hebben ze zo te zien een stuk land vrijgemaakt voor een woningbouwproject. Er staan graafmachines, bulldozers, bouwketen, hoge afrasteringen, en borden waarop HELMEN VERPLICHT staat, en op een bord met VERBODEN TOEGANG VOOR ONBEVOEGDEN heeft iemand BIKKELHARD TEGEN ZWART gesprayd, met daarbij voor alle duidelijkheid een paar hakenkruisen. Het is nog vroeg: tien over half acht. Brubeck zal nu op de fiets onderweg naar huis zijn, maar in de pub liggen papa en ma nog in bed. Verderop zie ik de ingang van een tunneltje onder de snelweg boven me. Als ik nog zo’n honderd meter te gaan heb, zie ik daar een jongen, en ik blijf staan want – en dit is echt te gek voor woorden – ik zou zweren… Het is Jacko. Hij staat daar alleen maar, en kijkt naar me. De echte Jacko zit, dat weet ik wel, zo’n dertig kilometer verderop een doolhof te tekenen of een schaakboek te lezen of zoiets Jacko-achtigs te doen, maar het joch naar wie ik sta te kijken heeft hetzelfde bruine, sluike haar, hetzelfde figuur en dezelfde houding. Hij heeft zelfs hetzelfde rode Liverpool-shirt aan. Ik ken Jacko, en
dat is hem, of zijn eeneiige tweelingbroer van wie niemand afweet. Ik loop weer verder en durf niet met mijn ogen te knipperen, bang dat hij anders verdwijnt. Als ik nog zo’n vijftig meter van hem af ben begin ik te zwaaien, en het joch dat onmogelijk mijn kleine broertje kan zijn zwaait terug. En dus roep ik zijn naam. Hij roept niet terug, maar draait zich om en loopt het tunneltje in. Ik weet niet wat ik ervan moet denken, maar ik loop op een drafje achter hem aan, bang dat Jacko rond is gaan rennen om me te zoeken, ook al weet het verstandige deel van me dat het hem niet kan zijn, want hoe zou Jacko moeten weten waar hij moet zoeken? Ik ren nu zo hard als ik kan, wetend dat er iets vreemds aan de hand is, maar niet precies wat. Het tunneltje is bestemd voor wandelaars en fietsers, en dus vrij smal, en zo lang als de breedte van vier rijbanen plus de middenberm waar het onderdoor gaat. Verderop, eerst omlaag en dan weer wat omhoog, vormt de tunneluitgang een vierkant met velden, lucht en daken. Ik heb al een paar stappen in het tunneltje gezet voordat het me opvalt: in plaats van dat het naar het midden toe donkerder wordt, wordt het juist lichter, en in plaats van dat het geluid meer weergalmt, wordt het meer gedempt. Ik zeg tegen mezelf dat het inbeelding is, dat ik niet bang hoef te zijn, maar een paar stappen verder weet ik het zeker: het tunneltje verandert van vorm. Het wordt breder en hoger, krijgt vier hoeken, verandert in een ruitvormige ruimte… Het wordt iets anders. Het is ongelooflijk en angstaanjagend. Ik weet dat ik wakker ben, maar weet ook dat dit niet echt kan zijn. Ik loop niet verder, ik ben bang dat ik tegen de tunnelwand zal opbotsen. Waar is dit? Ik ben nog nooit in iets dergelijks geweest. Is het een dagmerrie? Begint die ellende weer op te spelen? Links en rechts van me, op zo’n
tien passen afstand, bevindt zich een smal raam. Ik ga er niet naartoe om erdoorheen te kijken, ze moeten ver voorbij de muren van het tunneltje zitten, maar toch zie ik door het linkerraam duinen, grijze duinen, die oplopen naar een hoge heuvelkam, maar buiten het rechterraam is het donkerder, de duinen lopen af naar de zee, maar de zee is zwart, totaal zwart, zwart als het duister in een doos in een grot een kilometer onder de grond. In het midden van de ruimte, waar die zich ook mag bevinden, is een lange tafel verschenen, en ik loop langs de linkerkant van de tafel verder, en kijk, daar is een vrouw, die aan de rechterkant meeloopt en gelijke tred met me houdt. Ze is jong en mooi, maar op een koele manier, als een actrice die afstand bewaart, ze heeft witblond haar, een doodsbleke huid en volle rozerode lippen, en ze draagt een baljurk van het diepste middernachtelijke blauw, als een vrouw uit een verhaal‌
Verder lezen? Op 18 december ligt Tijdmeters in de boekhandel! Reserveer hier vast je exemplaar.