NC Magazine, voorjaar 2023

Page 1

NCMagazine

Ambassadeurs van de Vrijheid:

Froukje, MEAU en Tabitha

Dieuwertje Blok, Marcel Möring en Herman

Van Rompuy spreken op 4 en 5 mei

Dubbelinterview met Patrick Cammaert en Splinter Chabot

Jaarthema 2023: Leven met oorlog

OVER HERDENKEN, VIEREN EN HERINNEREN Nationaal Comité 4 en 5 mei, voorjaar 2023

LEVEN MET OORLOG

Oorlog is nooit ver weg. De oorlog in Oekraïne, die Europa nu al meer dan een jaar in zijn greep houdt, confronteert ons iedere dag opnieuw met het harde feit dat oorlog op ons continent helaas niet tot het verleden behoort. Een oorlog met de nationalistische waarden van de 19e eeuw, uitgevochten met de barbaarse wapens van de 20e eeuw, en dat alles in de 21e eeuw van globalisering, aldus Herman Van Rompuy (p. 24).

Veel mensen in Nederland leven via overlevering van generatie op generatie met oorlog. Voor de eerste generatie is het doorgeven van oorlogservaringen vaak een belangrijke vorm van verwerking. In veel families werd na de Tweede Wereldoorlog echter juist gezwegen. De generaties daarna geven duiding aan het oorlogsverleden op basis van de verhalen en het gedrag dat voortkomt uit de oorlogservaringen van hun ouders en grootouders. Zo zijn de effecten van oorlog nog steeds merkbaar in het leven van veel mensen. In het jaarthema-katern ‘Leven met oorlog’ (p. 36) laten Martijn Eickhoff en Kees Ribbens zien hoe de impact van de Tweede Wereldoorlog op de Nederlandse samenleving zich door de jaren heen heeft ontwikkeld.

Dat het afzichtelijke gezicht van oorlog zich tot voor kort vooral buiten Europa toonde, wordt benadrukt in het tweegesprek tussen Splinter Chabot en Patrick Cammaert (p.39). In onder meer Congo en Jemen werd Cammaert tijdens VN-vredesmissies geconfronteerd met de meest gruwelijke oorlogsellende. Ervaringen die zijn beeld van de Tweede Wereldoorlog als moreel ijkpunt alleen maar hebben versterkt.

Jaargang 13, nr. 23, voorjaar 2023

Hoofdredactie: Gerben van den Berg

Bureauredactie: Kees Verhoog

Redactie: Arianne de Jong, Nienke Majoor, Cristan van Emden

Eindredactie: Joyce van Galen Last

Technische eindredactie: Sophie van den Bergh

Beeldredactie: Rutger van Krieken

Art direction & vormgeving: Remco Tonino

Redactieadres: Nieuwe Prinsengracht 89, 1018 VR Amsterdam

Tel: 020 718 35 00 Mail: info@4en5mei.nl

Aan dit nummer werkten mee: Yasmina Aboutaleb, Arolsen Archives, ARQ, Alex Bakker, Martijn Beekman, Beeldbank WO2/NIOD, Peter de Boer/De Beeldunie, Daphne van Breemen, Laura Dekker, Leonie Durlinger, Floris van Dijk, Lotte Dijkstra, Merlijn Doomernik, Dido Drachman, Duc/Flickr, Noa Duizend Photography, Fotocollectie Van de Poll/Nationaal Archief, Groninger, Archieven, René van Heijningen, Monique van Hoogstraten, Ben Houdijk, Chris van Houts, Linda Huijsmans, IHRA, Joep, Kinderen voor Kinderen, Yana Kononova, Wim Kooijman, Liberation Route Europe, London Loy, Museon (Den Haag), Fadi Nadrous, Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Henk Blansjaar, Nationaal Monument Oranjehotel, Naval History and Heritage Command, NIOD, Observator Cultural, Oorlogsmuseum Gdynia, Oorlogsmuseum Overloon, Ineke Oostveen, Leonard Ornstein, Larissa Pans, Provincie Overijssel, Kim Putters, Kees Ribbens, Irene de Roos, Jaap Scheeren, MMP Mischa Schoemaker/ANP/Hollandse Hoogte, John Mathew Smith/Wikimedia commons, Ernst Steijginga, Anita van Stel, Stichting Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen, Paul Tolenaar, vfonds, Valentina Vos, Timo Waarsenburg, Alexander Widding/Alamy Stock Photo, Dorine van der Wind

Drukkerij: Drukkerij Roelofs

Copyright 2023 Nationaal Comité 4 en 5 mei. Overname van artikelen en informatie uit dit magazine is toegestaan voor nietcommercieel gebruik met vermelding van de auteur en de bron.

C olofon
HOOFDREDACTIONEEL

OVER HERDENKEN, VIEREN EN HERINNEREN

HERDENKEN

Dieuwertje Blok houdt de toespraak op de Dam

Nationale Holocaust Herdenking: terugblik met sprekers

Marcel Möring over zijn 4 mei-voordracht

VIEREN

Froukje, MEAU en Tabitha: Ambassadeurs van de Vrijheid

London Loy kookt de Vrijheidssoep

Bevrijdingsdag begint in Overijssel

Herman Van Rompuy houdt de 5 mei-lezing

In gesprek met Soy Kroon over het 5 mei-concert

HERDENKEN EN VIEREN

Bestuurslid Kim Putters over over 5 mei als vrije dag

Vrijwilligers: onmisbare schakels

Stand van zaken

HERINNEREN

Tachtig jaar April-meistakingen

Zeeuws museum eert Eerste Poolse Pantserdivisie

Tweegesprek: Patrick Cammaert en Splinter Chabot

Tentoonstelling Museon: Kind in Oorlog

LEVEN MET OORLOG

‘Leven met oorlog’ in het Oranjehotel

De doorwerking van oorlog in ruim twintig projecten Impact van de oorlog op de samenleving

EDUCATIE

Samenwerking Nationaal Comité en Kinderen voor Kinderen

Hoe praat je in de klas over (on)vrijheid?

ONDERZOEK

Oorlog en vrijheid in drie generaties

Henk en de ‘mijnheer van de oorlog’

‘Dark souvenirs’ uit museumshops

INTERNATIONAAL

Profiel: Roemeense verzetsheld Constantin Karadja

Vrijwilligers digitaliseren Arolsen Archief

INSPIRATIE

De keuze van Ed Kronenburg

Het NC Magazine
2023
voorjaar
4 12 28 6 15 22 24 30 14 46 71 10 20 39 68 32 34 36 60 66 26 58 62 44 56 55
Cover Froukje, Ambassadeur van de Vrijheid Foto Jaap Scheeren

Mijn moeder werd Joods door de oorlog’

Televisie- en radiopresentator en actrice Dieuwertje Blok (1957) presenteert wekelijks het klassieke muziekprogramma Podium Klassiek en is het gezicht van Het Sinterklaasjournaal . In 2022 verscheen Dragelijke lichtheid , dat ze schreef naar aanleiding van het tienerdagboek van haar Joodse moeder Hennie Gazan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Blok geeft ieder jaar Vrijheidscolleges op basisscholen, waarin zij aan de hand van haar eigen levensverhaal haar visie op vrijheid deelt. Dit jaar spreekt Dieuwertje Blok op 4 mei op de Dam tijdens de Nationale Herdenking.

NCMagazine | voorjaar 2023 4

In haar 4 mei-toespraak wil presentator Dieuwertje Blok stilstaan bij haar familiegeschiedenis. Van de Joodse kant van haar familie overleefden alleen haar moeder, grootouders en een neef de oorlog. “Laten we de geschiedenis gebruiken als inspiratiebron voor hoe het beter kan. Dat is te weinig gebeurd.”

Diep weggestopt op de dubbele bodem van een hoedendoos vond presentator Dieuwertje Blok na de dood van haar ouders het tienerdagboek dat haar Joodse moeder tijdens de Tweede Wereldoorlog bijhield. Hennie Gazan schreef erin vanaf 1939. Het valt Blok meteen op hoe goed, grappig en vol zelfspot het geschreven is. Precies zoals ze haar moeder kende. “Ik heb lang gedacht dat ze die humor en dat relativeren na de oorlog was gaan gebruiken om ons en zichzelf tegen verdriet te beschermen, maar ze is dus altijd al zo geweest.”

Henny (zo noemde ze zich sinds een verblijf in Engeland) had een enorme levenshonger en dus schreef ze niet alleen over toenemende beperkingen, maar vooral ook over verliefdheden, onbereikbare jongens en de dansavonden die ze stiekem bezocht in het Amsterdamse Lloydhotel, destijds een Joods vluchtelingenkamp. Het dagboek stopt in 1942, als de dan 19-jarige Henny alleen moet onderduiken. Tweeënhalf jaar lang houdt ze zich verborgen. Zij, haar ouders, grootouders en een neef overleven de oorlog. De rest van haar directe familie is vermoord.

Blok denkt geregeld aan de mensen die haar familieleden lieten onderduiken. Zoals het jonge gezin De Haan. “Jaap en Ans de Haan hebben mijn grootouders met gevaar voor eigen leven in huis genomen. Jaap de Haan is in januari 1944 opgepakt en gefusilleerd”, vertelt Blok. “Wij zijn er dankzij zo’n man die er niet meer is. Ik heb diepe bewondering voor wat die mensen gedaan hebben. Dat brengt een verplichting met zich mee.”

Verantwoordelijkheid

De oorlog was thuis geen taboeonderwerp, vertelt Blok. Henny Gazan trouwde in 1955 met de niet-Joodse Dick Blok met wie ze drie dochters kreeg. Dieuwertje Blok is de middelste. “We konden mijn moeder altijd alles vragen, het was allemaal heel vrij en open.” De lichtheid die Henny Gazan als tiener al in zich had, was door de oorlog geenszins kapot gemaakt. “Ze was niet stuk te krijgen. Ze had totaal geen last van wantrouwen, bitterheid of wraakgevoelens. Vergeving is misschien een groot woord, maar ik denk dat het daar wel bij in de buurt kwam.”

Met de oorlog in het achterhoofd, hield de familie Blok zich bezig met haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. “Mijn ouders vonden dat je actief mee moet doen, daarom waren ze politiek actief.” Dick Blok was behalve directeur van het Meertens

Instituut ook enige tijd PvdA-wethouder in Nederhorst den Berg. “Vrijheid is iets om te delen, niet iets om voor jezelf te houden. Je kunt de rest niet laten stikken. Dat waren allemaal dingen die mij werden voorgeleefd.”

Nooit op iemand neerkijken, nooit tegen iemand opkijken, was nog zo’n les van haar moeder. “Ik heb geleerd mijn vooroordelen recht in de ogen te zien. Alleen als je erkent dat je vooroordelen hebt, kun je er wat aan doen.” Dat begint volgens Blok met taal. “Dé vluchteling, dé moslims, dé Joden en dé Russen bestaan niet. Je doet mensen tekort als je ze terugbrengt tot de kleur van hun huid, hun religie of afkomst. Mijn moeder werd ook pas Joods in de oorlog.”

Vrijheid verplicht

Inmiddels leert Blok basisschoolkinderen over de verantwoordelijkheid die vrijheid met zich meedraagt. “In mijn Vrijheidscolleges gaat het over de keuze die je hebt: haal je je schouders op of verzet je je als er iets gebeurt? Kinderen maken dat al mee als er een ander kind wordt gepest. Wat doe je dan? Loop je door, kijk je weg? Je hebt altijd een keuze. Ik besef dat daar lef voor nodig is, maar het is belangrijk bij jezelf te rade te gaan. Zelf nadenken, niet zomaar doen wat de rest doet.”

Vrijheid verplicht ook tot het goed opvangen van vluchtelingen, vindt Blok, die een tijd vrijwilliger was bij VluchtelingenWerk Nederland. De beelden van mensonterende tentenkampen in Ter Apel waren volgens Blok niets nieuws. “Zo gaan we al langer met vluchtelingen om. Toen er na de Kristallnacht vluchtelingen uit Duitsland kwamen, gingen de grenzen op een gegeven moment ook dicht. Not in my backyard, was het sentiment. Westerbork ligt niet voor niets ver weg, tegen de Duitse grens aan. Ik krijg dan associaties met Ter Apel, dat is ook ver weg en uit het zicht.”

Toch blijft Blok – haar moeder indachtig – optimistisch. “Laten we de geschiedenis als inspiratiebron nemen voor hoe het anders kan en beter moet.” Dat is volgens Blok te weinig gebeurd.

“‘Nooit meer oorlog’, klonk het na de bevrijding, maar er bleven oorlogen gevoerd worden. Na de oorlog vierden wij onze vrijheid, maar misgunden het de Indonesiërs. Dus ‘nooit meer’ wordt snel vergeten. De kunst is om daar niet in te blijven hangen, maar er lessen uit te trekken voor nu.” <

HERDENKEN
door Yasmina Aboutaleb foto Jaap Scheeren
| 5

Ambassadeurs van de Vrijheid: Froukje, MEAU en Tabitha

Froukje, MEAU en Tabitha vliegen op 5 mei 2023 als Ambassadeurs van de Vrijheid door Nederland om op te treden op de Bevrijdingsfestivals en samen met de bezoekers stil te staan bij het belang van vrijheid. De artiesten bereiden zich in de aanloop naar 4 en 5 mei voor op hun rol als ambassadeur. Zo gaat Froukje op pad met de Oekraïense artieste Roxolana, waarbij ze erachter wil komen hoe het is om je muzikale dromen na te jagen in beperkte vrijheid. Tabitha gaat op zoek naar haar roots en MEAU verdiept zich in de rechten van vrouwen.

door Dorine van der Wind foto’s Jaap Scheeren
NCMagazine | voorjaar 2023 6

Zangeres Froukje (21) vindt het ambassadeurschap heel eervol. Eerder deed ze al mee aan Theater Na de Dam en de stiltespots van het Nationaal Comité. Froukje verdiept zich in de kracht van muziek: je kunt verzet tonen, muziek maakt blij én verbindt.

Froukje is singer-songwriter, ze studeerde aan het Rotterdams Conservatorium. Haar eerste liedje Groter dan ik kwam in 2020 uit en was een protestsong over de klimaatcrisis. Haar carrière ging razendsnel; in 2022 stond ze op alle grote festivals. En nu dus op de Bevrijdingsfestivals. “Los van dat het supergaaf is om in een helikopter te zitten, zie ik het als een grote eer. Ik zie mezelf als een geëngageerde artiest.”

Wat wil ze op 5 mei meegeven aan het publiek? “Dat vrijheid niet zo vanzelfsprekend is. Als je op weg bent om je dromen waar te maken, is daar geen sprake meer van als je vrijheid wordt afgepakt. Zoals nu in Oekraïne gebeurt, dan komt het opeens heel dichtbij. Dat maakte het ook weer schrijnend. Overal op de wereld lijden mensen en ik schrok zo van deze oorlog in Oekraïne. Je denkt dan toch eerder: straks zijn wij aan de beurt.”

Wat betekent vrijheid voor haar? “De mogelijkheid om te kiezen waar je woont, wat je studeert en om jezelf te ontplooien in de breedste zin van het woord. Ik ben heel dankbaar dat ik na de middelbare school naar het conservatorium kon gaan. Ik ben iets gaan doen waar mijn hart ligt. En het succes biedt ook veel vrijheid, ik kan nu leven van de muziek.”

Als voorbereiding op haar ambassadeurschap maakt ze een reportage waarin ze op pad gaat met de Oekraïense artieste Roxolana die ook al ver gevorderd is in haar carrière. “Ik wil erachter komen hoe het is om je droom na te jagen in beperkte vrijheid. Wat doet dat met je? En wat is dan de rol van muziek? Muziek kan ook

een middel zijn om verzet te tonen. En het houdt mensen op de been. Van samen muziek maken word je blij.” Het lijkt Froukje interessant om te zien wat kunst met je doet. Zelf schrijft ze over haar eigen leven. “Maar wat gebeurt er als je leven zo drastisch verandert? Deze Oekraïense zangeres is 26 jaar, gaan de gewone dingen zoals verliefd worden ook door in oorlogstijd?”

Froukjes eigen liedjes waren ook een troost voor veel mensen in coronatijd. “Ja, dat hoor ik nog vaak terug. Ook hoor ik dat mensen bij mijn concerten gelijkgestemden vinden en dat daar hele vriendengroepen zijn ontstaan. Muziek blijft verbinden, dat is zo mooi. Daarom kijk ik erg uit naar 5 mei!”

VIEREN
| 7
‘Muziek blijft verbinden, dat is zo mooi’

MEAU (22) hoopte als artiest ooit op de Bevrijdingsfestivals te staan. “Ik had niet verwacht dat het zo snel zou gaan.” Speciaal voor 5 mei gaat ze zich verdiepen in vrouwenrechten. Ook de muziekwereld wordt nog geregeerd door mannen. Maar daar komt snel verandering in met al die jonge vrouwelijke artiesten in opkomst!

Singer-songwriter MEAU volgde de Herman Brood Academie. Ze maakt kleine, pure liedjes over dagelijkse onderwerpen als de liefde, persoonlijke ontwikkeling en eenzaamheid. Ze scoorde een hit met Dat heb jij gedaan. Afgelopen jaar stond ze op de grote festivals. Ze vindt het ambassadeurschap een grote eer. “Dit is zo’n belangrijk moment in het jaar. We gaan er een mooie dag van maken en samen de vrijheid vieren.”

Haar boodschap voor die dag is dat we er extra goed bij stil moeten staan dat we met elkaar kunnen vieren dat we vrij zijn. “Ik wil vooral dat de mensen lol hebben. En dat ze goed stilstaan bij het feit we daar maar mooi met elkaar staan. Natuurlijk gaat er van alles niet goed, ook in Nederland. Daarom is het juist extra goed om te beseffen dat iedereen hier vrij is.”

Vrijheid speelt ook in haar familie een grote rol. MEAU heeft Surinaamse roots. Haar moeder is Surinaams en haar voorouders hebben op een plantage gewerkt. “We hebben dus met slavernij te maken gehad, dat maakt vrijheid extra bijzonder.” Voor MEAU betekent vrijheid op muzikaal gebied dat ze kan schrijven wat ze wil. “En voor mij persoonlijk is vrijheid dat ik kan houden van wie ik wil. Dat ik kan doen, zeggen en denken wat ik wil. Dat ik doe wat goed voelt en daarin niet wordt beperkt.”

Speciaal voor 5 mei gaat MEAU een podcast maken over vrouwenrechten. “Dat onderwerp houdt me bezig omdat de verdeling tussen man en vrouw nog steeds niet goed is. Er is geen gelijkheid, zelfs in een land als Nederland.” Ook in de muziekwereld ziet ze nog steeds dat bij de grote labels de mannen aan het hoofd staan. “Heel ouderwets. Wel zijn de vrouwelijke artiesten enorm in opkomst, dat is super vet. Dus het gaat wel veranderen!”

De liedjes die MEAU schrijft zijn heel persoonlijk. “Ik snij geen maatschappelijke onderwerpen aan, maar ik merk dat mensen zich in mijn liedjes herkennen en zich begrepen voelen. Daarom is Dat heb jij gedaan zo’n hit geworden.” Ze heeft veel zin in 5 mei. “De helikopter vind ik spannend omdat ik een beetje hoogtevrees heb. Maar ik vind festivals te gek, en nu mag ik gewoon op één dag op drie festivals staan!”

NCMagazine | voorjaar 2023 8
‘We gaan er een mooie dag van maken en samen de vrijheid vieren’

Tabitha (30) ziet de Bevrijdingsfestivals als iets dat zeker op je bucketlist staat als je artiest in Nederland bent. Maar vooral als een mooi podium voor haar boodschap dat we meer moeten liefhebben. Ook vindt ze het belangrijk dat we leren van de geschiedenis en dat er meer aandacht komt voor Suriname.

Zangeres Tabitha is op social media altijd open over persoonlijke worstelingen. Ze wil anderen die het moeilijk hebben graag helpen en richtte met haar zus de stichting Mooi zoals je bent op, waarmee ze jongeren stimuleert een proces van zelfacceptatie aan te gaan. “Met mijn muziek breng ik altijd een message over. Mijn liedjes gaan over mijn leven, waar ik voor sta en waar ik in geloof.”

“Het is waanzinnig dat we de vrijheid mogen vieren en dat ik daaraan mag bijdragen”, aldus Tabitha. “Het is ook prachtig voor mijn twee dochtertjes.” Want het moederschap heeft haar blik op de wereld veranderd. “Jazeker, eerst ben je bezig met kindjes op de wereld zetten. En vervolgens ben je bezig met je kinderen tegen de wereld te beschermen. Dat is heel raar.” Oorlog zag Tabitha altijd als iets uit de geschiedenisboeken. “Met al onze kennis en ervaring zouden we toch beter moeten weten? En kijk eens hoeveel conflicten er nog zijn!”

Dagelijks ervaart Tabitha een reality check als ze vlak bij haar huis langs een opvangplek voor Oekraïners rijdt. “Dat relativeert iedere keer enorm, waar heb ik mij die ochtend nog druk om gemaakt? Want je zou daar maar zitten met je kindjes en alleen wat tassen, dat je opeens geen huis meer hebt. Dit kan iedereen overkomen. Het zijn mensen net als wij. Verplaats je eens in de ander: waar zou jij heen gaan? En hoe wil je dan dat mensen jou behandelen?”

Wat betekent vrijheid voor haar? “Vrijheid is mezelf kunnen zijn zonder oordelen, en liefhebben zonder restricties. Als iedereen elkaar lief zou hebben, moet je eens zien wat er gebeurt. Er zijn geen vijanden in de liefde. Wat de wereld tekortkomt is liefde.”

Het steekt Tabitha dat het in de geschiedenisboeken altijd gaat

over de rol van de Duitsers en de Nederlanders in de Tweede Wereldoorlog. “Mijn roots liggen in Suriname en daar is weinig over bekend. Net als over het slavernijverleden. Er zijn nu eindelijk excuses gemaakt. Zelfs in mijn eigen familie werd daar weinig over gesproken. Dat is typisch voor onze cultuur.” Als ze iets zou kunnen overbrengen op 5 mei is het: “Laten we leren van onze geschiedenis en elkaar beter behandelen. Blijf elkaar als mens zien!” <

VIEREN | 9
‘Wat de wereld tekortkomt is liefde’

April-meistakingen 1943 waren een keerpunt in de Tweede Wereldoorlog

Op 29 april 1943 brak de grootste stakingsgolf uit die Nederland ooit heeft gekend. Omstreeks 500.000 mensen verlieten hun werkplek met geen ander doel dan de Duitse bezetter te laten weten dat ze het niet meer pikten.

Collectieve traumatische ervaring

De aanleiding was het bericht dat de omstreeks 300.000 Nederlandse mannen die in mei 1940 in dienst van het Nederlandse leger waren geweest, zich moesten melden voor krijgsgevangenschap in Duitsland. Dat leidde tot grote woede. “De staking begon in Hengelo en verspreidde zich over de oostelijke helft van het land, van Groningen tot in Limburg, maar ook delen van Gelderland, Noord-Brabant, en Noord- en Zuid-Holland sloten aan.” Aan het woord is Hans Morssinkhof, journalist en historicus, geboren in Hengelo. Met een vroegere klasgenoot organiseerde hij in 2018 een herdenking van de April-meistakingen, vanuit de overtuiging dat dit verzet en de gevolgen bekendheid moesten krijgen. Uit die bijeenkomst kwam de Stichting Landelijke Herdenking April-meistakingen 1943 voort. De stichting zet zich in voor een jaarlijkse herdenking van de stakingen en de slachtoffers. De stakingen waren een krachtige getuigenis van ongeschokt vertrouwen in rechtsstaat, burgerschap en democratie, zegt de stichting. Waar komt de betrokkenheid van Morssinkhof vandaan? Morssinkhof: “De staking leidde tot grote repressie van de Duitsers. Ze reden schietend door de straten, pakten inwoners op en fusilleerden hen. Dat moet tot een collectieve traumatische ervaring geleid hebben, maar ik woonde 46 jaar in Hengelo en had er nog nooit iemand over gehoord. Zelfs mijn vader, die in 1943 dertien jaar

was, sprak er niet over. Ik vond het hoog tijd dat daar verandering in kwam.”

Machinefabriek Stork

Alles startte bij de fabriek van Stork. Bij deze machinefabriek uit 1868 werkten 3000 mensen. Stork kenmerkte zich door een familiale bedrijfscultuur, zonder sociale afstanden. Als dominante werkgever in Hengelo had Stork veel banden met andere metaalbedrijven in de regio. “Er ontstond een Hengelose cultuur, van kerels die zich niet zo snel iets lieten zeggen, ook niet door de Duitsers”, vertelt Morssinkhof. Twee mannen waren het brein achter het verzet: Tjitte Roorda (Stork) en Jan Berend Vlam (Dikkers). Zij spraken binnen hun bedrijven al langer over de mogelijkheden van een algemene landelijke staking. De directies schaarden zich achter de plannen en stuurden Roorda en Vlam zelfs op pad om in het westen en de Mijnstreek de stakingsbereidheid te peilen. Op 29 april liepen de 3000 man bij Stork als eersten weg. De telefonistes belden met andere bedrijven en die zorgden er zo voor dat de staking zich als een lopend vuur door Nederland verspreidde. “Schrijvers over de April-meistakingen doen het voorkomen alsof de stakingen spontaan waren. Als je je in de materie verdiept, zie je dat de acties soms zorgvuldig voorbereid waren”, zegt Morssinkhof.

30 april 1943: bakker in Vriezenveen vergaderen of ze gaan meedoen aan de staking. Ze besluiten te gaan staken. Jongeren proberen een bus te stoppen om de chauffeur ook te laten staken
BEELDBANK WO2NIOD NCMagazine | najaar 2022 10
GRONINGER ARCHIEVEN

Tweehonderd doden

De bezetter, onder aanvoering van SS’er Rauter, reageerde met harde hand op de stakingen. Er moesten doden vallen. Tweehonderd mensen kwamen om. Tachtig stakers werden standrechtelijk geëxecuteerd. Daarnaast vielen 95 doden en 400 zwaargewonden door de beschietingen en als gevolg van uitputting in strafkampen. Na de executies hielden de Duitsers geheim waar de lichamen begraven werden. Vijftig slachtoffers zijn tot op de dag van vandaag niet gevonden.

Vermist betekent levenslang

Een van de vermiste slachtoffers is Frits Loep, de grootvader van Brita Röhl. Frits Loep werkte als ingenieur bij Stork. Tijdens de April-meistakingen was hij niet in de fabriek aanwezig. Röhl, voorzitter van de stichting, zegt dat haar grootvader al in dat haar grootvader al in beeld was bij de Duitsers, waarschijnlijk omdat hij zich in de fabriek meermalen anti-Duits uitliet. Bronnen melden dat er een dik dossier over Loep bij de bezetter lag. Röhl: “De staking was een stok om mee te slaan en ze pakten hem op, samen met fabrieksdirecteur Frans Stork. Op het politiebureau werden ze beiden verhoord. Stork kwam vrij en mijn grootvader is op 4 mei rond 20.00 uur bij de bossen van Twickel vermoord. Het was een gerichte actie.” De impact van deze moord laat zich al generaties voelen, zegt ze. “Bij ons thuis stonden april en begin mei elk jaar bol van spanning en verdriet. Bij andere gezinnen was dat net zo. ‘Vermist’ betekent dat nabestaanden van de vijftig vermisten levenslang hebben. Ik hoop nog steeds de plek te vinden waar mijn grootvader rust. Soms komen er tips van oudere mensen uit Hengelo. Dan ga je toch weer zoeken, hoewel je weet dat de kans om hem te vinden klein is.”

Het verzet kreeg vleugels

Waarom is er tot op heden zo weinig bekend over de Aprilmeistakingen? Morssinkhof noemt een paar redenen: “In 1943 heeft niemand het eigenaarschap van de April-meistakingen

geclaimd. Vooral omdat ze golden als mislukt, met zoveel doden en gewonden. Daarbij kwam dat op sommige locaties Nederlandse politieagenten betrokken waren bij de arrestaties en executies, en dat wilde men snel vergeten.” Eind jaren tachtig sprak oorlogshistoricus Loe de Jong zich in een remake van de televisieserie De Bezetting voor het eerst expliciet uit over het belang van de April-meistakingen. Hij omschreef ze als ‘een keerpunt in de Nederlandse bezettingsgeschiedenis’. Door de stakingen en de daarop volgende repercussies kregen grote delen van het platteland voor het eerst te maken met de terreur van Duitsers. Daarna was iedereen die niet pro-Duits was ook echt anti-Duits. Het verzet kreeg vleugels. Overheidsinstellingen waren veel meer geneigd om te saboteren en verzetsgroepen vonden gemakkelijker adressen voor onderduikers. Met name buiten de grote steden werd de houding ‘dat laten we ons niet meer gebeuren’. Röhl noemt andere verklaringen voor het uitblijven van aandacht voor de stakingen: “De grote spreiding over het land droeg niet bij aan bundeling van aandacht. Ook was de blik na de oorlog vooruit gericht. De inwoners van Hengelo en omstreken gingen pas ‘open’ als naar hun herinneringen gevraagd werd.”

Nog altijd veel vragen

De oprichting van de Stichting Landelijke Herdenking Aprilmeistakingen 1943 en de nu jaarlijkse herdenkingen hebben bijgedragen aan herwaardering van de April-meistakingen. In april zendt BNNVARA een driedelige documentaire uit en bij Meulenhoff verschijnt het boek Staken op leven en dood van Erik Dijkstra en Hans Morssinkhof. Daarin staan veel verhalen van families, over de moed van de stakers en over de pijn die generaties lang doorwerkt. Röhl zegt dat ‘nieuwe’ nabestaanden de stichting vaker weten te vinden. Morssinkhof blijft zoeken naar mensen die meer kunnen vertellen, omdat er nog altijd veel vragen zijn. <

www.aprilmei1943stakingen.org

HERINNEREN
Aankondiging van de staking
BEELDBANK WO2NIOD STICHTING OORLOGSEN
| 11
Jan Eisenga en Harm Bos uit het Drentse Elp op weg naar de plaats waar ze op 5 mei geëxecuteerd zouden worden
VERZETSMUSEUM GRONINGEN
NCMagazine | voorjaar 2023 12 Boaz en Joop van der Starre (rechts) tijdens de Nationale Holocaust Herdenking 2023
Ik snap waarom mijn opa liever zwijgt’

Tijdens de jaarlijkse Nationale Holocaust Herdenking wisten twee sprekers, elk met hun eigen verhaal, de aanwezigen te raken. Grootvader Joop van der Starre en kleinzoon Boaz wisten lange tijd niet van elkaar dat ze daar allebei zouden staan. Joop wil het liefst de oorlog achter zich laten; Boaz stond daar in de eerste plaats om het verhaal van zijn generatie te vertellen.

geschiedenis ken ik, maar ik was vooral benieuwd wat het met me zou doen. Bij alle verhalen die ik had gehoord, had ik altijd het idee dat er een stukje was dat ik niet begreep. Tijdens die reis kreeg ik het gevoel dat ik onderdeel ben van hetzelfde verhaal als mijn opa. Ik heb er iets gevonden dat ik met hem en mijn hele familie deel. Rouw verbindt ons ook.”

Joop van der Starre (1940) praat het liefst helemaal niet meer over de oorlog, maar als we elkaar een paar dagen na de herdenking spreken, is hij er vol van. Tegen wil en dank. “Ik doe al nachten geen oog dicht. Allerlei nare herinneringen komen weer boven en dan vraag ik me weer af of ik het wel had moeten doen.”

Die twijfels had hij ook toen hij gevraagd werd te spreken. Hij vroeg bedenktijd, maar besloot het toch te doen, “want ik ben nog maar een van de weinigen die er uit eigen ervaring over kunnen vertellen.”

Joop van der Starre overleefde de oorlog, net als zijn ouders en zijn broer en zus, maar de pijn heeft zijn verdere leven bepaald. Hij vertelde op 29 januari in het Amsterdamse Wertheimpark dat zijn moeder bijna haar hele familie is kwijtgeraakt. Zelf groeide hij op met leegte, met angst. Zijn moeder had maar één boodschap: ‘de vijand is overal, niemand is te vertrouwen, verraad ligt op de loer.’ “Met zo’n houding is het moeilijk om vrienden te maken. Die ballast heb ik mijn hele leven mee moeten dragen en ik ben er niet blij mee dat ik mijn dochter en kleinzoons daarmee belast heb.”

Boaz (2000): “Voor mij voelt het niet als een last. De oorlog was gewoon deel van mijn leven omdat het deel van mijn familiegeschiedenis uitmaakt. Van jongs af aan ging ik mee naar de Holocaustherdenkingen, vooral omdat het belangrijk was voor opa.”

Joop: “Toen ik opgroeide, speelde die oorlog nog niet zo’n grote rol in mijn leven. Ik had Bill Haley en Elvis Presley en genoot van de vrijheid. Ook al kregen we al snel weer antisemitische opmerkingen naar ons hoofd, we moesten het vergeten, vond ik. Er was ellende genoeg geweest, we moesten door. Maar nadat ik getrouwd was, kreeg ik last van het trauma.”

Boaz: “Toen je ongeveer zo oud was als ik nu. Ik ben afgelopen najaar met het Auschwitz Comité meegeweest naar Polen, waar we een aantal voormalige concentratiekampen bezocht hebben. Van tevoren wist ik niet goed wat ik moest verwachten. De

Joop: “Boaz is jong, hij moet zijn leven leiden zonder deze ellende in zijn hoofd. Ik vind het fantastisch dat hij geweest is, maar hij moet er niet steeds mee bezig zijn.”

Boaz: “Ik wist tot vlak voor de herdenking niet dat mijn opa ook zou spreken. Daar ben ik blij om, want ik wilde daar niet staan als zijn kleinzoon, maar omdat ik het verhaal van mijn generatie wilde vertellen. Die reis naar Auschwitz was uitgesteld vanwege corona. Achteraf gezien was dat beter, want toen we gingen, was ik volwassener. Een paar jaar eerder zou ik me meer afgesloten hebben voor deze emoties. Nu hebben ze me echt geraakt. Ik ben een ervaring rijker, maar ik moet toegeven dat ik er veel mee bezig ben.”

Joop: “Oorlogstrauma’s schijnen vijf generaties lang door te werken. Ik hoop dat mijn ballast voor Boaz en de generaties na hem gaat voelen als bagage. Als iets wat dragelijk is.”

Boaz: “Ik wist dat ik dat koffertje had meegekregen, maar wilde het nooit openmaken. Nu ik weet wat erin zit, kan ik iets beter begrijpen hoe opa zich moet voelen. Hij heeft lang gehoopt dat zijn ballast zou verdwijnen door erover te zwijgen, maar ik realiseer me nu nog beter hoe belangrijk het is om de verhalen door te vertellen. Ik snap dat het verleden voor de eerste en tweede generatie een zware last was, maar ik hoop dat we er nu minder stil over hoeven te zijn. Ik verzet me tegen die stilte. We moeten blijven praten.”

Joop: “Na afloop kreeg ik veel reacties. De premier zei na afloop dat mijn verhaal hem geraakt had en dat hoorde ik daarna vaker.”

Boaz: “Daar mag je trots op zijn, opa.”

Joop: “Een Joods gezegde luidt: als je één mens redt, red je de hele wereld. Al is er maar één iemand die ik iets wijzer heb kunnen maken, dan is het al de moeite waard geweest.”

Boaz: “Zolang antisemitisme en het uitsluiten van groepen nog aan de orde van de dag zijn, moeten we blijven praten. Zolang dat gebeurt, zal de oorlog niet voorbij zijn.”

Joop: “We hebben samen een klein steentje verlegd. Vroeg of laat zal het effect hebben.” <

HERDENKEN
| 13

Een vrije Dag van de Vrijheid is niet vrijblijvend, maar noodzakelijk

Met het verstrijken van de tijd tussen het heden en de Tweede Wereldoorlog, is het van groeiend belang dat we elkaar blijven wijzen op de historische opdracht die we meekregen van al die mensen die destijds voor onze vrijheid vochten, in verzet kwamen, wier familie werd vermoord. Wij moeten ervoor zorgen dat dit leed en deze offers nooit aan betekenis inboeten. Vrijheid krijgt pas echt betekenis als we ons blijven realiseren wat onvrijheid betekent.

Leven in een vrije en democratische samenleving betekent dat iedereen mag meedenken en meebeslissen. Dat is een recht, maar ook een verantwoordelijkheid: voor onszelf, de ander, voor de democratie en de rechtsstaat. Een goed functionerende democratische rechtsstaat leek meer dan 75 jaar na onze bevrijding vanzelfsprekend. Echter, de gruwelijke oorlog in Oekraïne, maar ook pogingen tot ondermijning van de democratische rechtsorde in EU-lidstaten, groeiend antisemitisme en toegenomen discriminatie-ervaringen drukken ons met de neus op de feiten. Vrijheid is nooit vanzelfsprekend.

Dat is de boodschap die we elk jaar samen op 4 en 5 mei moeten blijven herhalen. Hij raakt ons allemaal, ongeacht religieuze overtuiging, geslacht, seksuele voorkeur of afkomst. Anders dan bij veel bestaande vrije feestdagen onderstreept het vieren van 5 mei onze gemeenschappelijke identiteit. Onze Dag van de Vrijheid stijgt uit boven religieuze verschillen, afkomst en maatschappelijke oriëntaties. Niemand heeft het alleenrecht op de vrijheid, je moet het delen en dus ook opkomen voor elkaars vrijheden. Iedereen moet daarom op 5 mei mee kunnen doen aan het vieren van en het nadenken over onze vrije, open democrati -

sche rechtsstaat.

Om dat mogelijk te maken deed het Nationaal Comité al eerder een dringend beroep op de politiek verantwoordelijken, werkgevers en werknemers om van 5 mei een vrije dag voor iedereen te maken. Ook als voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER) zet ik me daarvoor in. Een oproep die ook navolging krijgt. Bijvoorbeeld in de recent afgesloten cao’s van de autobranche, van netbeheerder Tennet en van de Volksbank, waarin is vastgelegd dat alle werknemers ieder jaar op 5 mei vrij zijn. Even leek het erop dat 5 mei als vrije dag voor gemeenteambtenaren zou sneuvelen, maar dankzij snel ingrijpen vanuit de VNG is 5 mei in de nieuwe cao toch opgenomen als vaste feestdag. Daar ben ik blij mee, maar we bereiken nog niet iedereen.

We zullen veel krachtiger onze nek uit moeten steken voor onze vrijheid en ons moeten wapenen tegen ondermijning van de democratische rechtsstaat. Dat begint met erbij stil te staan, op een vrije feestdag. De kost gaat voor de baat uit. Namelijk een sterkere gemeenschappelijke identiteit, gestoeld op de vrijheidsbeleving waarvoor onze voorouders vochten. Alleen samen voorkomen we een vrije val van onze vrije samenleving. Daar mag niemand nog lichtzinnig over denken. <

NCMagazine | najaar 2022 14 HERDENKEN EN VIEREN
door Kim Putters foto Chris van Houts
voorjaar 2023 Column
| 15 VIEREN
London Loy kookt de Vrijheidssoep:
‘We mogen vaker stilstaan bij wat vrijheid is, ga er een keer bij zitten’

Het is intussen een begrip op 5 mei: Vrijheidssoep, verkrijgbaar in blik of zelf te maken. Dit jaar komt het recept uit de keuken van chef London Loy, bekend van zijn kookboeken, het televisieprogramma Koffietijd en zijn deelname aan Expeditie Robinson. Een befaamd Surinaams gerecht, maispap, vormde de inspiratie voor zijn Vrijheidssoep. “Om toch mijn roots er een beetje in te houden. En maissoep is gewoon lekker: zoet, romig en je kunt het ook nog pittig maken.”

door Daphne van Breemen foto’s Valentina Vos

Als London Loy (48) zijn maissoep maakt, dan doet hij dat natuurlijk in de ‘lievelingspan van de familie’: de grote metalen pan waarin zijn moeder ook al kookte. Van haar leerde hij met heel veel liefde soep maken. Maissoep dus, maar ook saotosoep. Beide zijn Londons favoriet. “Ik eet ze allebei zeker één keer in de week en zou ze bij wijze van spreken wel elke dag kunnen eten.” Toen hij werd gevraagd voor het maken van de Vrijheidssoep hoefde hij niet lang na te denken. “Ik kwam meteen bij maispap uit, een bekend zoet gerecht in Suriname. Maar ja, dat is geen soep. Dus ik dacht: om toch mijn roots er een beetje in te houden, kan ik het wel veranderen in maissoep.”

In zijn Rotterdamse keuken ging hij aan de slag. Niet met groentebouillon en madame-jeanettepeper, zoals zijn moeder altijd deed – trots is ze toch wel op hem – maar met zoete aardappelen en kokosmelk. Die ‘romige touch’ maakt het af. “Maissoep is gewoon lekker: zoet, romig en je kunt het ook nog pittig maken.” London varieert er zelf ook op los: “Wat ik de laatste tijd doe: de maiskolven op de barbecue roosteren. Eerst blakeren, dan krijgen ze die barbecuesmaak en daarna ris je zo die maiskorrels eraf. En dáár maak je dan de soep mee. Uitje in de pan, knoflookje erbij en die zet je aan met eventueel een pepertje. Zo speel je met de mais en heb je iedere keer weer wat anders. Liever geen kokosmelk? Geen probleem, gebruik je gewoon bouillon. Ook heerlijk in de soep: stukjes kip, kabeljauw of een beetje rijst. Voor de crunch: een topping van gefrituurde uitjes. O, en niks weggooien! Van de afgeriste maiskolven en de steeltjes van de peterselie maak je een bouillonnetje.”

Je ding doen

De Vrijheidssoep moet het gesprek over vrijheid op gang brengen tijdens de Vrijheidsmaaltijden op 5 mei. Een eervolle taak, zegt London zelf. “Of dat nou met soep, een ander gerecht, of alleen een gesprek is.” Maar wat is vrijheid dan voor hem? “Dat ik de dingen kan doen die ik graag doe. Dat ik simpelweg in het Kralingse Bos kan lopen wanneer ik wil, waar ik wil en dat er niet iemand zegt: ‘hey London, nog een halfuur en dan moet je het

bos uit’.” Al vindt hij het wel belangrijk dat je rekening houdt met elkaar. “Je moet altijd in je achterhoofd houden: hey, misschien vindt diegene het eigenlijk niet zo leuk wat ik doe, weet je.” De vrijheid van een ander respecteren dus, dat probeert hij zijn kinderen eveneens mee te geven. “Ze kunnen lekker hun ding doen thuis, absoluut. Ze hoeven niet op hun tenen te lopen.” Zelf moest hij dat als kind immers altijd. “Mijn vader was vroeger echt een heel pittige man. Ik moest van hem altijd naar mijn kamer en hij bepaalde wat er op tv was. Maar als mijn vader op zijn werk was en mijn moeder en ik samen thuis waren, dan was er totale vrijheid. Dan hoefde ik niet continu te denken: doe ik iets fout?”

NCMagazine | voorjaar 2023 16

Even stoppen

Nee, dat vrijheid niet vanzelfsprekend is hoef je London niet te vertellen. Zelf denkt hij daar vaak aan als hij door zijn Rotterdamse buurt wandelt. “Ik woon in het noorden van de stad, dat in de Tweede Wereldoorlog in tegenstelling tot het centrum niet is platgebombardeerd. Daar zie je dus nog de oude gebouwen staan, zoals die vóór het bombardement in heel Rotterdam te vinden waren. Vaak stel ik me tijdens zo’n wandeling voor hoe Rotterdam er nu uit zou zien als het niet was gebombardeerd.” Hij wordt er elke keer weer stil van. Als het aan London ligt moeten we allemaal wat vaker bij onze vrijheden stilstaan. “Niet alleen op 4 en 5 mei, maar ook als je door het bos of het park loopt. Ga er een keer bij zitten.” Zeker in deze drukke tijd, vindt hij. “Het is altijd maar gaan, gaan, gaan. Stop even man, sta stil bij je vrijheid en besef wat het voor jou en voor anderen betekent. En help elkaar: dat is ook vrijheid.” <

Over London

London Loy is op meerdere culinaire vlakken actief, hij is chef, tv-persoonlijkheid en kookboekenauteur. Hij is bekend van onder andere het televisieprogramma Koffietijd, 24Kitchen en recentelijk zijn deelname aan Expeditie Robinson , waarin hij de finale wist te bereiken.

VIEREN | 17

3 eetlepels milde olijfolie, om te bakken

3 sjalotjes, grof gesneden

2 grote zoete aardappels, geschild en in fijne blokjes gesneden (of biologisch ongeschild, de schil dan eerst goed wassen)

3 blikken mais (uitgelekt 855 gram)*

1,5 theelepel paprikapoeder

1,5 theelepel komijnpoeder

Maissoep met kokos en zoete aardappel

1 theelepel korianderpoeder

1 theelepel kurkumapoeder

1,5 l water

400 ml kokosmelk

2,5 afgestreken eetlepels zout

Sap van 1 limoen (biologisch). Gebruik de geraspte schil eventueel als garnering, wel eerst wassen.

1 teen knoflook, fijngehakt (desgewenst)

De Vrijheidssoep van London Loy

Recept voor 6 personen: ongeveer 2 liter soep

Bereiding

Verhit de olijfolie in de pan. Fruit de sjalotjes 5 minuten en voeg desgewenst het fijngehakte teentje knoflook toe, fruit 1 minuut mee. Doe de zoete aardappelen, mais, paprikapoeder, komijnpoeder, korianderpoeder en kurkumapoeder erbij. Bak dit mengsel in ongeveer 8 minuten. Af en toe even omroeren.

Voeg het water en de kokosmelk toe. Het zout mag er ook bij. Roer alles even door. Laat de soep 15 à 20 minuten zachtjes pruttelen. Roer af en toe.

Check na 10 minuten of de mais en zoete aardappelen beetgaar zijn. Is dat het geval, haal er dan zes flinke eetlepels uit en zet apart. Dit wordt straks als garnituur gebruikt.

Roer op ‘t laatst het limoensap door de soep. Haal de pan van het vuur. Maal de soep fijn met een staafmixer.

Wil je een grove structuur in je soep, dan hoef je de soep niet te zeven; wil je de soep fluweelzacht (wat echt lekker is), zeef dan de soep. Druk met de bolle kant van een soeplepel de soep door de zeef.

Vind je de soep wat te dun, voeg dan een klein beetje maizena toe. Maar liever niet.

Serveer de soep in je favoriete kom en garneer met de apart gezette mais en zoete aardappel, peterselie en gefrituurde uitjes. Voeg naar keuze geraspte kokos, wat limoenrasp of krokante chili in olie toe.

• De soep kan ook van verse mais gemaakt worden: snijd dan de korrels met een groot scherp mes van vier maiskolven en gebruik de korrels in de soep.

• Voor extra pit: kook een hele madame-jeanettepeper (niet in stukjes: brandgevaar!) mee met de soep en verwijder die voor het opdienen.

• Snijd 4 uien in dunne halve ringen en stoof die zachtjes ruim 30 minuten. Af en toe omscheppen.

• Wel vlees? Gebruik kippenbouillon in plaats van water en laat een kipfilet in de soep garen. Haal de kipfilet uit de pan, trek het vlees in ‘draadjes’ en voeg dit later als garnering toe aan de soep. Of eet de soep met wat rijst en gebakken zoutvlees.

6 flinke eetlepels mais/aardappel, beetgaar

1 bakje (15 gram) fijngehakte platte peterselie

4 à 6 eetlepels gefrituurde uitjes

4 à 6 eetlepels gedroogde geraspte kokos

Rasp van de limoen

Krokante chili in olie (merk Lao Gan Ma of je favoriete merk)

Grote kookpan/soeppan, staafmixer, zeef

NCMagazine | voorjaar 2023 18
Extra smaak Keukenspullen
Garnituur
VIEREN | 19

In september 1944 legden Poolse troepen in Axel, ZeeuwsVlaanderen, een kleine noodbrug aan die ze ‘Gdynia bridge’ noemden, naar de havenstad uit hun vaderland. Zestig jaar later opent Mario Maas uit Axel in een schuur op zijn erf Oorlogsmuseum Gdynia. Waar gezonde kinderlijke belangstelling al niet toe kan leiden…

Privémuseum in schuur eert Eerste Poolse Pantserdivisie

Wat de Polen hier deden, mogen we nooit vergeten’

Het is midden jaren zeventig als de kleine Mario geïnteresseerd raakt in de oorlog door de verhalen van zijn grootvader. Hij was bestuurder van de tram die voor en tijdens de oorlog van Hulst naar Terneuzen reed. “Zijn hele leven speelde zich dus echt in dit gebied af”, vertelt Mario aan de keukentafel achter zijn museum. “Kun je nagaan wat een enorme indruk het op hem maakte toen hij plotseling tramwagons vol met krijgsgevangenen moest vervoeren. Franse, Belgische en zelfs Algerijnse soldaten die medio 1940 via Axel naar het haventje van Walsoorden werden gebracht om daar te worden ingescheept voor transport naar Duitse kampen.”

Het zijn deze verhalen die de nieuwsgierigheid en verzameldrift van Mario aanwakkeren. “En tja”, vervolgt hij haast verontschuldigend, “als je als klein ventje ergens vol van bent, dat praat je daar volop over tegen iedereen in de buurt. En zeker in die tijd had iedereen nog wel ergens wat spul uit de oorlog liggen. Een helm, een paar hulzen, een half geweer of een oude koppelriem. Zo is ‘t eigenlijk begonnen. Op m’n tiende had ik al zoveel verzameld, dat ik in de garage van mijn ouders mijn eerste tentoonstelling over de oorlog organiseerde.”

Indrukwekkende collectie

De passie van toen is nog altijd niet gedoofd. Zijn indrukwekkende collectie van voertuigen, geschut, brieven, posters, onderscheidingen, wapens en uniformen vult inmiddels drie verdiepingen in een prachtige boerenschuur in Axel: de enige in de omgeving die de oorlog heeft overleefd. Van elk attribuut weet hij waar het vandaan komt en welk verhaal erbij hoort.

Hij wijst op Duitse officiersjassen die na de oorlog gretig aftrek vonden onder vrouwen die ze ontdeden van alle oorlogstekenen en als zondagse mantel gebruikten. De Duitse koppelriemen waar het hakenkruis vanaf gevijld is om daarna nog decennialang dienst te doen als stevige riem voor landwerkers. Of de glazen bloempotjes die na de oorlog in tal van Zeeuwse boerderijen in de vensterbanken stonden. “Maar aan de rechthoekige uitsparing in de bodem zie je dat het eigenlijk Duitse glasmijnen waren”, legt Mario uit.

Mario is niet alleen een verzamelaar, maar ook iemand die zich graag verdiept in de verhalen áchter al z’n spullen. Hij verslond boeken over de Tweede Wereldoorlog, sprak ook eindeloos met veteranen en streekgenoten die de oorlog hadden meegemaakt. “Ik las alles over de oorlog, elke spreekbeurt die ik hield ging over de oorlog.” Lachend: “En niemand die het in die tijd een probleem vond dat ik dan een oude stengun of mortiergranaat meenam naar school, en die van hand tot hand de klas rondging.”

Ander besef

Maar met het vergroten van zijn kennis daalde bij Mario al snel ook een ander besef in. “De enorme rol die de Polen hebben gespeeld bij de bevrijding van Zeeuws-Vlaanderen en Nederland, is ernstig onderbelicht. De Eerste Poolse Pantserdivisie lag hier in 1944 en heeft in Zeeuws-Vlaanderen zwaar strijd geleverd tegen de Duitsers. Dan heb je het over duizenden mannen die hier vochten voor onze vrijheid. Maar daar hoor je eigenlijk nooit iemand over. Tot op de dag van vandaag overigens. Een schande, want wat de Polen hier hebben gedaan, mogen we nooit

door Timo Waarsenburg foto’s Wim Kooijman
NCMagazine | voorjaar 2023 20

De Poolse inzet in Zeeuws-Vlaanderen

De Eerste Poolse Pantserdivisie is in februari 1942 in Schotland opgericht en was op het hoogtepunt 16.000 man sterk. Commandant van deze eenheid was generaal Maczek. Eind juli werd de divisie ingezet in Normandië voor de strijd tegen de Duitsers op het Europese vaste land. De veldtocht van de Polen voerde via de Normandische kust door België naar Zeeuws-Vlaanderen. Daar namen ze medio september 1944 deel aan de Slag om de Schelde. De Eerste Poolse Pantserdivisie werd ingezet om de Duitsers uit het oostelijk deel van Zeeuws-Vlaanderen te verdrijven. Tijdens deze strijd bouwden de Polen een Baileybrug aan de Derde Verkorting nabij het gehucht Kijkuit. Deze brug werd ‘Gdyniabrug’ gedoopt omdat veel Poolse soldaten die bij de bouw van deze brug betrokken waren uit de regio Gdynia kwamen. Op 19 september bevrijdden de Polen Axel en niet veel later werd ook de rest van Oost-Zeeuws-Vlaanderen ingenomen. Oorlogsmuseum Gdynia ligt midden in dit strijdgebied uit 1944.

Na de bevrijding van Zeeuws-Vlaanderen zetten de Polen koers richting Noord-Brabant waar in de loop van september diverse plaatsen, waaronder Breda, werden bevrijd. Begin 1945 ging de divisie naar Overijssel van waaruit ze verder trokken via Drenthe en Groningen naar Duitsland. Een aantal veteranen van de Eerste Poolse Pantserdivisie is na de oorlog, toen Polen onder Sovjet-invloed kwam, teruggekeerd naar Zeeuws -Vlaanderen om zich daar definitief te vestigen.

vergeten.”

Waar de nationale geschiedschrijving in dit opzicht faalde, boekte Mario in Zeeuws-Vlaanderen succes: zijn privécollectie verwierf al vrij snel naam en faam in kringen van Poolse oud-strijders die hem steeds vaker en georganiseerder opzochten voor herdenkingsbijeenkomsten en reünies. En hun militaire nalatenschappen aan Mario doneerden. En zo werd Oorlogsmuseum Gdynia niet alleen de plek waar de Poolse militairen een gezicht en een stem kregen. Maar ook een van de weinige plekken ter wereld waar de Polen zichzelf gehoord en gezien voelen.

Mario’s inspanningen om de herinneringen aan de Poolse inzet in Zeeuws-Vlaanderen tijdens de Tweede Wereldoorlog levend te houden, vielen ook in Polen op. Hij ontving zowel de hoogst mogelijke Poolse militaire als presidentiële onderscheiding die een buitenlander ten deel kan vallen. En ook die liggen inmiddels in zijn museum.

Poolse veteranen, en tegenwoordig vooral hun kinderen en kleinkinderen, weten Gdynia en de ruim veertig vrijwilligers die het museum onderhouden nog steeds volop te vinden. En inmiddels bezoeken elk jaar ook tientallen schoolklassen uit zowel België als Nederland het museum.

Is de missie voor Mario daarmee geslaagd? “Ja”, zegt hij. “Want hun verhaal wordt niet vergeten en in Zeeuws-Vlaanderen kent iedereen het inmiddels wel. Maar tezelfdertijd kan ik echt boos worden dat de filmmakers van de Slag om de Schelde het niet eens nodig hebben gevonden om de enorme inbreng van Polen zelfs maar te noemen.” <

HERINNEREN
| 21
Mario Maas voor een gedeelte van zijn collectie

Bevrijdingsdag begint in Overijssel

‘ We willen de waarde van vrijheid voelbaar maken’

De Nationale Viering van de Bevrijding vindt dit jaar plaats in Overijssel. Op 5 mei wordt op het Bevrijdingsfestival Overijssel in Zwolle het Vrijheidsvuur ontstoken als startsein voor alle feestelijkheden in het land.

door Timo Waarsenburg foto Joep
NCMagazine | voorjaar 2023 22
Ambassadeur van de Vrijheid 2022 Donnie op het podium van het Bevrijdingsfestival Overijssel

In de provincie wordt ondertussen al maanden hard gewerkt aan de inhoudelijke invulling van het programma. “Want je moet het verleden kennen, om het heden te begrijpen”, stelt commissaris van de Koning Andries Heidema. “We willen het verhaal van de Tweede Wereldoorlog, het verhaal van vrijheid en de offers die daarvoor zijn gebracht, vertalen naar het leven van vandaag”, licht hij toe. “Het is zeker belangrijk om het verhaal uit de geschiedenisboekjes te blijven vertellen, levend te houden. Maar we willen vooral de waarde van vrijheid, juist in de huidige tijd, voelbaar maken. Vrijheid is iets wat je voor lief neemt als je het hebt. En pas mist als je het kwijt bent. Hoe kun je dat besef meegeven aan generaties die de afwezigheid van vrijheid nooit hebben gekend? Hoe kun je laten zien dat onze vrijheid en democratie niet vanzelfsprekend zijn?”

Met die opdracht is projectleider Henriëtte Heeringa aan de slag gegaan. “Op 4 mei herdenk je de geschiedenis en op 5 mei ‘s middags vier je de vrijheid”, zegt Heeringa. “Wij zetten in de ochtend van 5 mei een mooi inhoudelijk programma neer waarmee we eigenlijk een brug slaan tussen herdenken en vieren, tussen verleden en heden.”

Dat ochtendprogramma heet ‘Rondom vrijheid’ en is samengesteld door regisseur Bart Jansen en kunstenaar Jules van Hulst. Heeringa: “In dit programma gaan we met mensen uit Overijssel met verschillende achtergronden op zoek naar de betekenis van vrijheid. Denk aan iemand voor wie de slavernij nog altijd nabij is, iemand uit Oekraïne die hier eigenlijk onvrijwillig in vrijheid leeft. Of iemand die oorspronkelijk uit het Midden-Oosten komt en hier dagelijks ziet hoe de hang naar vrijheid daar dagelijks wordt bestreden. Een programma met mensen die allemaal ook een band hebben met Overijssel. En die allemaal een eigen invulling geven aan het gevoel van vrijheid.”

Dat programma wordt op 5 mei vanuit de Dominicanenkerk in Zwolle live uitgezonden door RTV Oost. “We hopen de kijker, het publiek, zo een veelkleurigheid mee te geven van het thema ‘vrijheid’, ze door andere brillen te laten kijken naar wat vrijheid is en hoe vrijheid, of juist het ontbreken daarvan, ervaren wordt”, zegt Heeringa. “En we hopen hiermee een vorm te hebben gevonden die het verhaal van vrijheid laadt vanuit het heden, zonder het verleden zonder het verleden uit het zicht te verliezen.”

Foto links: Aankondiging van de festiviteiten op 5 mei 2023 in Rouveen

Foto onder: Affiche van de voorstelling De Vergeten Twentse Lente

Los van dit provinciebrede programma wordt er – naast de vaste ingrediënten zoals de 5 mei-lezing en de Vrijheidsmaaltijden – in Overijssel ook volop gewerkt aan lesprogramma’s voor het basisen voortgezet onderwijs. En staan er tal van bijzondere activiteiten op stapel. Heeringa licht alvast een tipje van de sluier op. “In een hangar op Vliegveld Twenthe wordt van eind april tot begin juni een prachtig theaterstuk opgevoerd: De Vergeten Twentse Lente. Een hedendaags verhaal dat wortelt in de April-meistaking uit 1943. In Rouveen wordt al druk geoefend voor een muziekspektakel met vliegshow waarin wordt verteld hoe de oorlog in Rouveen is ervaren. En in Stegeren worden op Bevrijdingsdag onder de naam ‘Engelandvaarders’ de droppings van wapens en geheim agenten tijdens de oorlog nagedaan.”

“Door verschillende gebeurtenissen van toen naar het heden te halen, proberen we de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend én relevant voor nu te houden”, besluit Heidema. “Dat is van het grootste belang, omdat wat toen gebeurd is, zomaar weer kan gebeuren. Kijk maar hoe gemakkelijk er tegenwoordig met bewoordingen hele groepen mensen geïsoleerd en minderwaardig gemaakt worden. Dat hebben we in de opmaat naar de Tweede Wereldoorlog ook gezien. En we weten inmiddels waar dat toe geleid heeft. Met die les in het achterhoofd, moeten we het verleden blijven benoemen. Om te zorgen dat we diezelfde fouten in het heden niet opnieuw maken.” <

Het Bevrijdingsvuur is sinds 1948 het nationale symbool ter herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Het wordt elk jaar in de nacht van 4 op 5 mei ontstoken op het 5 Mei Plein in Wageningen voor Hotel de Wereld. Op deze plek gaf de Canadese generaal Charles Foulkes na de capitulatie de Duitsers het bevel tot de aftocht uit Nederland.

Het Bevrijdingsvuur is daarbij hét symbool voor leven in vrede en vrijheid en wordt daarom ook het Vrijheidsvuur genoemd. Als het Vrijheidsvuur brandt, wordt de vlag in top gehesen en het Wilhelmus gespeeld. Daarna wordt het vuur door lopers naar inmiddels zo’n zeventig plaatsen in Nederland gebracht, waaronder de veertien plaatsen waar de Bevrijdingsfestivals worden gehouden. Zodra het vuur in een gemeente aankomt, kunnen de festiviteiten van start.

VIEREN
| 23

Herman Van Rompuy (1947) was veertig jaar lang actief in de Belgische en Europese politiek. Hij was onder meer partijvoorzitter, minister en Kamervoorzitter. Van eind 2008 tot eind 2009 was Van Rompuy de premier van België en van 2010 tot en met 2014 was hij voorzitter van de Europese Raad. Op 5 mei zal hij tijdens de start van de Nationale Viering van de Bevrijding in Zwolle de jaarlijkse 5 mei-lezing houden.

‘ Menselijke waarden zijn de essentie van beschaving’

Heel eerlijk: ik was niet bekend met de Nederlandse 4 en 5 mei-traditie. Het verzoek om de 5 mei-lezing te geven was tegelijkertijd een verrassing – ik ben al tien jaar niet meer actief als politicus – en een grote eer. In België kennen we de herdenkingsdagen 9 mei en 11 november, maar niet een educatief publieksprogramma. Ik vind het een bewonderenswaardige manier van omgang met het oorlogsverleden, zeker nu de verhalen niet meer uit de eerste hand verteld kunnen worden.

Dat was voor mij persoonlijk nog anders. Mijn vader was 17 jaar toen hij in 1940 werd opgeroepen voor het Belgische leger. Hij zou moeten oversteken naar Engeland, maar doordat het Duitse leger onverwacht snel was opgerukt, werd dat onmogelijk. Onderweg, terug naar huis, kwam hij in het dorpje Vinkt bij Deinze terecht, waar een Duitse legereenheid dacht dat burgers op hen hadden geschoten. Als represaille werden alle mannen verzameld om te worden gefusilleerd – zo ook mijn vader. Op het allerlaatste moment besloten de Duitsers om hen, die niet in het dorp woonden, vrij te laten. Dit verhaal heeft hij mij verteld toen ik een jaar of elf was, daarna sprak hij er niet meer over. Dat hij op die jonge leeftijd de dood in de ogen had gekeken, diepe angst had gevoeld, maakte hem in zekere zin een mentaal fragiel mens. In de laatste maanden van zijn leven kwam het weer boven en toen konden we erover praten.

Mijn 5 mei-lezing zal de titel dragen De verloren vrede en hoe we die herwinnen. Ik ben geboren in 1947 en herinner me de Cubacrisis in 1962 als het laatste moment dat iedereen de adem inhield: zou er een nieuwe wereldoorlog komen? Dat leek toen allesbehalve denkbeeldig. Maar dan nu: vrijwel niemand had gedacht dat Rusland een oorlog met een dergelijk dreigingsniveau om Oekraïne zou ontketenen. Sinds Poetin heeft uitgesproken dat de inzet van alle middelen geoorloofd is, komt het ondenkbare weer terug.

Mijn kleinzoon van tien kon niet meer slapen nadat hij op het jeugdjournaal van Ketnet een item over de dreiging van een kernoorlog had gezien. Zijn moeder, mijn schoondochter, belde me of ik hem wilde komen geruststellen, want naar opa zou hij wel luisteren. Hij weet dat ik in de Europese politiek zat en er zo gezegd verstand van heb. Dus heb ik hem gezegd dat het niet zo’n vaart zou lopen en hij de zorgen uit zijn hoofd mocht zetten.

Ja, dat vind ik ook werkelijk, het is een onwaarschijnlijk scenario, want met zo’n nucleaire escalatie zou Rusland zichzelf vernietigen. Daarbij zal China ook niet werkeloos toekijken, mogen we verwachten. Tegelijkertijd zeg ik: always expect the unexpected. We weten domweg niet welke wendingen de ontwikkelingen nemen, dat moet je eerlijk onderkennen.

Zo heeft het me verbijsterd dat Rusland, zo’n groot land met

NCMagazine | voorjaar 2023 24
door Alex Bakker foto Alexander Widding / Alamy Stock Photo In 2012 ging de Nobelprijs voor de Vrede naar de Europese Unie. Van Rompuy gaf als voorzitter van de Europese Raad een toespraak tijdens de uitreiking in Noorwegen.

De ontwikkeling van herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog in Indonesië

Meer weten over dit onderzoek?

Kijk dan op 4en5mei.nl/ driegeneraties. Daar vindt u ook het rapport van een eerdere deelstudie naar de overdracht van herinneringen van mannen die gedwongen in Duitsland hebben gewerkt tijdens de Tweede Wereldoorlog.

NCMagazine | voorjaar 2023 26

Hoe leven verhalen over oorlog en onvrijheid door binnen families? In het onderzoeksprogramma Oorlog en vrijheid in drie generaties onderzoekt het Nationaal Comité 4 en 5 mei herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog binnen verschillende families.

Bijna tachtig jaar na het einde van de oorlog is de generatie die de oorlog zelf heeft meegemaakt ons snel aan het ontvallen. De tweede, derde en vierde generatie geven op basis van de overgedragen ervaringen en verhalen hun eigen duiding aan het oorlogsverleden. Wat betekent deze overgang voor de doorwerking van het oorlogsverleden in het heden? En hoe beleven verschillende generaties vrijheid en onvrijheid?

Recent is een deelonderzoek naar de ontwikkeling van herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog in Indonesië afgerond. Stephanie Welvaart heeft in opdracht van het Nationaal Comité het resulterende rapport geschreven. Afgelopen jaren heeft ze onderzoek verricht naar persoonlijke getuigenissen en koloniale geschiedenis. Zo werkte zij mee aan het oral history-project Getuigen & Tijdgenoten binnen het grootschalige onderzoek Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950.

De ervaring van migratie

Het Nationaal Comité bevraagt verspreid over meerdere deelstudies verschillende herinneringsgemeenschappen. Welvaart: “Met herinneringsgemeenschap wordt hier een groep mensen bedoeld die een bepaald aspect van het oorlogsverleden deelt, bijvoorbeeld door vergelijkbare ervaringen of door dezelfde etnisch-culturele achtergrond.” In dit deelonderzoek is de gemene deler de ervaring van migratie – alle vijf geïnterviewde families vertrokken in de jaren vijftig of zestig van Indonesië naar Nederland. Toch benadrukt Welvaart dat er eigenlijk niet van een groep gesproken kan worden: “Hun etnische achtergrond is divers, en ook de manier waarop ze zich identificeren.” Bovendien spelen sociaaleconomische verschillen een belangrijke rol in de manier waarop het familieverleden is ervaren en hoe dat de rest van iemands leven doorwerkt, zegt Welvaart. “Zeker in een samenleving waarin de koloniale hiërarchie grote verschillen in rechten, privileges en levensstandaarden tot gevolg had.”

De verhalen van de verschillende families dwingen ons om op een andere manier naar de periode van de Tweede Wereldoorlog in de Indonesische archipel/Indonesië te kijken, legt Welvaart uit. “In het onderzoek stellen we de periode van de ‘lange Tweede Wereldoorlog’ centraal, de periode 1940-1949. Maar in de beleving van de families is dat een kunstmatige afbakening: vaak hebben zij tot aan hun vertrek verschillende, soms aaneengeschakelde momenten van geweld, verplaatsing en honger ervaren in een samenleving waarin machthebbers elkaar afwisselden. Ook zijn de redenen om naar Nederland te emigreren heel divers. Die hebben

niet altijd direct of uitsluitend met de oorlog te maken.”

Het feit dat de geïnterviewde eerste generatie deze geschiedenis als één min of meer onafgebroken periode heeft ervaren lijkt ook invloed te hebben op de manier waarop verhalen over deze tijd worden overgedragen. Daardoor hebben ook latere generaties de neiging om tijden en gebeurtenissen door elkaar te halen. Herinneringen worden ook minder gedetailleerd. Met name de persoonlijke en kritische reflecties op ervaren loyaliteiten en het eigen handelen die de geïnterviewden van de eerste generatie aan de dag legden, keerden amper terug in de manier waarop volgende generaties over het leven van hun (groot)ouder vertelden. De mate waarin verhalen wel of niet werden overgedragen blijkt ook erg afhankelijk van de mate van politieke en historische interesse bij een (klein)kind. Die interesse en kennis komt overigens niet altijd direct voort uit het familieverhaal, maar wordt vaak opgedaan via musea, literatuur, in gesprek met andere betrokkenen en in mindere mate via onderwijs.

Opvattingen over (on)vrijheid

Ten slotte is alle families gevraagd naar hun opvattingen over vrijheid en onvrijheid. Die bleken divers te zijn: persoonlijke vrijheid, bewegingsvrijheid, vrijheid van denken en vrouwenrechten zijn enkele van de antwoorden die werden gegeven. Opvallend genoeg relateerden de kinderen en kleinkinderen onvrijheid zelf nauwelijks aan de oorlogservaringen van hun (groot)ouders. Alleen als het over racisme gaat, koppelen veel (klein)kinderen dit aan de ervaringen van hun (groot)ouders met hun migratie naar Nederland en de ontvangst en het leven in Nederland.

Herdenken is iets wat bijna elke familie doet. Binnen één van de deelnemende families wordt aangegeven dat herdenken nog helemaal niet aan de orde is, omdat deze geschiedenis nog niet voorbij is zolang een vrij Molukken niet bestaat. Andere families herdenken veelal op 4 mei, al geven sommigen aan dit eerder uit gewoonte te doen dan uit een sterke emotionele betrokkenheid. Herdenken op 15 augustus speelt in de meeste families geen rol.

Voor dit onderzoek zijn vijf families gesproken, een kleine groep die desondanks een enorme variëteit aan achtergronden, ervaringen, verhalen en emoties herbergt. Alleen dat al maakt de uitkomsten van grote waarde, benadrukt Welvaart: “Het onderzoek biedt inzicht in de diversiteit aan ervaringen van mensen die de Tweede Wereldoorlog in de Indonesische archipel hebben meegemaakt, en vult hiermee de dominante, soms eendimensionale verhalen aan die in de Nederlandse samenleving over deze oorlog in Azië en Oceanië bestaan.” <

ONDERZOEK
| 27
Repatrianten gaan aan boord van het SS Boschfontein in de haven van Tandjong Priok, Noord-Jakarta, Indonesië

Marcel Möring (1957) is schrijver en debuteerde in 1990 met Mendels Erfenis . Hij houdt dit jaar de 4 mei-voordracht in De Nieuwe Kerk. Möring groeide op in een gezin met een Nederlands Hervormde vader en een Joodse moeder en heeft twee zussen. Möring schreef onder meer Het grote verlangen en In Babylon . Onlangs verscheen het autobiografische Familiewandeling .

Möring over zijn 4 mei-voordracht:

Schrijver Marcel Möring houdt de 4 mei-voordracht in De Nieuwe Kerk. Verwacht van hem op Dodenherdenking geen vergoelijkende woorden: “We hebben in Nederland indertijd niet erg veel moeite gedaan om ons te onttrekken aan de regels die de nazi’s ons oplegden.”

door Larissa Pans foto Merlijn Doomernik
‘ We moeten weg van het abstracte, laat het maar concreet zijn’
NCMagazine | voorjaar 2023 28

“Ik denk in het algemeen dat herdenken niet een obsessie moet worden” (Interview uit De Groene Amsterdammer, 1995), zei de man die dit jaar de 4 mei-voordracht in De Nieuwe Kerk gaat houden.

“In de Joodse gemeenschap is de neiging om het Jodendom te relateren aan de Tweede Wereldoorlog, aan vervolging en aan herdenking. Alleen al historisch gezien klopt dat niet, want typerend aan de Joodse geschiedenis is dat er al eeuwenlang pogroms en vervolgingen zijn. Het Jodendom is veel meer dan dat. Ik schrijf in mijn boeken liever over het vooroorlogse Joodse leven, over de Joodse bakkers, slagers en gemeenschapshuizen, dat is de Joodse cultuur. Antisemitisme blijft onderhuids altijd spelen, ook nu nog. Op social media circuleren allerlei complottheorieën waarin steevast de Rothschilds voorbijkomen of George Soros. Mijn dochter, inmiddels 26, is rond haar veertiende van school gegaan omdat ze veel last had van antisemitische pesterijen en de school, het Montessori Lyceum Rotterdam, weigerde om daar iets aan te doen. Alsof het erbij hoort.”

Geformaliseerd geraakt

Möring is erkentelijk voor de opdracht om de voordracht te houden (“Ik ben erg vóór het fenomeen van de 4 mei-voordracht, omdat je met deze voordracht voor inhoudelijke verdieping kunt zorgen”) en is tegelijkertijd kritisch op de invulling van de Nationale Dodenherdenking. “Ik heb veel moeite met de manier waarop de herdenking op de Dam wordt vormgegeven. Het is zo geformaliseerd geraakt met zoveel militaire aanwezigheid, weinig menselijk en weinig rommelig. Dat vind ik een gemis. Tijdens de herdenking wordt in steeds algemenere termen over de Tweede Wereldoorlog gesproken, het gaat over ‘vrijheid’ en ‘democratie’, containerbegrippen waar niemand op tegen kan zijn. Terwijl ik vind dat het heel concreet moet gaan over de zes miljoen vermoorde Joden, over de Roma en Sinti die nog steeds in de marge van de samenleving leven, over hoe een hele infrastructuur is opgetuigd om werk- en concentratiekampen door heel Europa mogelijk te maken. Ik heb alle respect voor veteranen, maar de enige verbinding die zij hebben met de Tweede Wereldoorlog is dat er toen ook werd gevochten en dat zij misschien weten hoe erg oorlog is. Zeker voor de Joodse gemeenschap heeft 4 mei een heel andere betekenis, de Holocaust is voor veel tweede en derde generatie Joden tastbaar in de hedendaagse realiteit, omdat zij zijn opgegroeid zonder veel familie, in een grote leegte.”

Getroebleerd gezin

De schrijver groeide op in Enschede en vanaf zijn tiende in Assen. Zijn Joodse moeder zat in de Tweede Wereldoorlog in haar eentje ondergedoken bij een gezin in Enschede. “Mijn moeder kwam uit een heel getroebleerd gezin. Ze woonde in de armste achterbuurt van Nederland, de Zandstraatbuurt van Rotterdam. Het was de uitgaansbuurt voor matrozen, de hoerenbuurt en de buurt van het Jodenproletariaat ineen. Mijn oma was in dat vooroorlogse leven vaak ‘niet vindbaar’, stond in de archieven. Ik denk dat ze een wild leven leidde. Zij is vermoord in Sobibor. Mijn opa zat gedurende de oorlog in Noorwegen, ik weet niet of hij was gevlucht of daar voor werk zat. Na de oorlog kwam hij mijn moeder ophalen, maar zij wilde liever bij het onderduikgezin blijven en is daar opgegroeid.”

In een interview uit 2022 op het online platform Jonet zei je: “Er werd thuis niet over gepraat en niemand scheen iets te weten, en als mensen wel iets wisten, wist je niet zeker of het wel klopte.”

“Ik heb één keer geprobeerd een gesprek te voeren met mijn moeder over haar oorlogservaringen. Dat was midden jaren tachtig. Nou, dat duurde twee minuten en toen zaten we allebei te snikken. Ik heb het maar laten rusten. Mijn ouders gingen trouw elk jaar op 4 mei naar de herdenking in Kamp Westerbork. Ik hoorde daar niet veel over, behalve dat mijn moeder zei: “Voor ons is het elke dag Dodenherdenking.”

Verwacht van Möring geen vergoelijkende woorden als hij straks voor meer dan een miljoen televisiekijkers in De Nieuwe Kerk zijn boodschap brengt. Met de scherpe blik waarop hij ‘draaiboek 4 mei’ bekijkt, fileert Möring ook de houding van veel Nederlanders in de oorlogsjaren. Fijntjes merkt hij op: “We hebben in Nederland indertijd niet erg veel moeite gedaan om ons te onttrekken aan de regels die de nazi’s ons oplegden.” Hij somt op: “De Nederlandse Spoorwegen, de Nederlandse bedrijven die Westerbork en andere kampen hebben gebouwd, de Nederlandse politie: een netwerk van bedrijven, organisaties en individuen hebben hun rol gespeeld in de vervolging van Joden, Roma en Sinti. Ik laat het systeem achter de oorlog zien. We moeten weg van het abstracte, laat het maar concreet zijn. Ik ga het hebben over 2 oktober 1942, de dag waarop in Nederland alle Joden uit hun huizen werden gehaald. Zo’n grote, landelijke operatie is alleen mogelijk als niemand tegenwerkt. ‘Westerbork’ begint niet in Drenthe, het start bij de razzia’s in Amsterdam, Bolsward, Leiden, Assen enzovoort, en eindigt bij de vernietigingskampen in OostEuropa. Het gaat mij er niet om een soort schuldvraag te creëren, maar om dit inzicht: het kon niet bestaan zonder dat men het liet bestaan.” <

Mijn moeder zei: “Voor ons is het elke dag Dodenherdenking”’

HERDENKEN
Möring en zijn vrouw Patricia wonen in hartje Den Haag, hun etage zit ingeklemd tussen een restaurant en een coffeeshop. Uitzicht op een pleintje met pittoreske gevelhuisjes. “Een architect heeft deze huizen exact nagemaakt van oude gevels, ze zijn dus hartstikke nieuw. Hooguit 25 jaar oud.” Lachend: “Regelmatig zie ik toeristen foto’s maken voor deze romantische gevelpandjes.” | 29

Net als ieder jaar wordt Bevrijdingsdag feestelijk afgesloten met het 5 mei-concert op de Amstel voor Koninklijk Theater Carré. Dit jaar zijn Soy Kroon en Dieuwertje Blok de vertellers van de avond en vormen zij de rode draad tussen alle acts. Ook zal Soy Kroon die avond zelf optreden. “We willen laten zien dat vrijheid vieren voor jong en oud is.”

Feest op de Amstel

Soy Kroon (27) is als acteur, zanger en presentator van vele markten thuis. Dit jaar deed hij mee aan Wie is de Mol? Eerder viel hij op in de tv-serie Hoogvliegers en had hij een hoofdrol in de musical Oorlogswinter. Soy maakte indruk als jongste Jezus ooit in The Passion 2022. Dit grote live evenement was een goede voorbereiding op het 5 mei-concert. “Ja, voor mij is het 5 mei-concert een mooi vervolg. Ik leef weer toe naar een eendaags evenement met een lange voorbereiding. Ik vind het nu vooral super vet dat ik dit mag gaan doen. Het is zo’n bijzonder moment in het jaar en dat ik daar dan deel van uitmaak. Ik ben nu nog rustig. Maar als er straks wordt afgeteld: 3, 2, 1 en live… , dan gieren de zenuwen zeker door mijn lijf.”

Jong en oud

Samen met Dieuwertje Blok zal Soy de avond aan elkaar praten. “Ik vind het heel fijn om het samen met haar te doen. Het is mooi dat we verschillende generaties vertegenwoordigen. Wat is vrijheid voor mensen van mijn leeftijd en die van Dieuwertje? Jonge mensen denken soms dat 5 mei meer iets is voor oudere mensen.

We willen laten zien dat vrijheid vieren voor jong en oud is. Mijn insteek is: laten we de vrijheid vieren! Dat is anders dan het herdenken op 4 mei dat zwaarder is.” Het doel van Soy is dat jonge mensen gaan nadenken waarom het 5 mei-concert er is. Dat het verder gaat dan mooie muziek luisteren. Zijn boodschap voor het publiek: “Ik wil laten zien dat oorlog niet iets van vroeger is. Als je jong bent, denk je dat de oorlog zo lang geleden heeft plaatsgevonden. Maar kijk naar wat er nu in Oekraïne gebeurt. Dan besef je weer waarom we de vrijheid vieren.”

Viering

Dat het een viering is, hoor je terug in de positieve muziek. Soy: “Het Orkest Koninklijke Luchtmacht speelt. En er is een fantastische line-up, een combinatie van artiesten van verschillende generaties. Dieuwertje en ik denken mee over de nummers die worden gezongen. Dat zijn liedjes van nu, maar ook oudere hits. Zoals bijzondere Nederlandstalige nummers van jaren geleden, bijvoorbeeld van Frank Boeijen. Die zijn herkenbaar voor een oudere generatie en wij geven er een eigen draai aan voor de

30 NCMagazine | voorjaar 2023
door Dorine van der Wind foto MMP Mischa Schoemaker/ANP/Hollandse Hoogte

jeugd.” Alle acts samen vertellen het verhaal. De hele avond is gecomponeerd tot één geheel, waarbij alles soepel in elkaar overloopt. En alle mogelijkheden op het water worden gebruikt. “We gaan er een feestje op de Amstel van maken!”

Oorlogsverhalen

Het thema ‘vrijheid’ is niet nieuw voor Soy Kroon; vorig jaar speelde hij samen met Thomas Cammaert in het toneelstuk Trompettist in Auschwitz. Dit stuk gaat over een jonge Joodse man die Auschwitz overleeft dankzij zijn trompetspel. “We speelden door het hele land. De week rond 4 mei was zo’n bijzondere periode. Het was nog duidelijker te merken hoeveel het stuk met mensen doet. Op 4 mei waren we in Zwolle. Eerst zijn we naar de herdenking gegaan en daarna liepen we naar het theater om de voorstelling te spelen. Na de voorstelling kwamen er persoonlijke verhalen boven bij de mensen. Er was een Joodse man die eerst

met zijn dochter was gekomen en daarna nog eens met zijn buurvrouw. Hij vond het moeilijk om over de oorlog te praten en zo kon hij anderen laten zien hoe het was.” Ook trok het stuk dankzij de populariteit van Soy op Instagram veel jonge bezoekers. “Er kwamen meisjes van 16 jaar op af die nog nooit in het theater waren geweest. Nu kwamen ze met hun moeder mee, en ze zagen meteen zo’n indrukwekkend verhaal. Hopelijk trekt 5 mei ook zo’n gemixt publiek!”

Vrijheid

Voor Soy betekent vrijheid dat hij kan gaan en staan waar hij wil, en kan zijn wie hij is. “Ik word normaal behandeld omdat ik hetero ben en uit Nederland kom. Dat geldt niet voor iedereen in mijn omgeving. We stonden ooit bekend als homovriendelijk land, maar dat is niet meer zo. Dat is zo zonde. Gelukkig heb ik hier de vrijheid dat ik mijn passie kan uitvoeren, dat is in veel landen niet vanzelfsprekend. Vrijheid is niet iets voor alleen jezelf, dat kan alleen maar met elkaar. Elkaar de vrijheid geven zolang je elkaar respecteert.” <

| 31
VIEREN
‘ Ik wil laten zien dat oorlog niet iets van vroeger is’

Jaar lang aandacht voor de gevolgen van oorlogen door generaties heen

Het Nationaal Monument Oranjehotel in Scheveningen biedt komend jaar niet alleen aandacht aan de Tweede Wereldoorlog en de directe slachtoffers daarvan, maar ook aan de kinderen en kleinkinderen van de hoofdrolspelers van toen. Omdat de impact van oorlog niet stopt als de vrede is getekend.

“In de Scheveningse gevangenis is de herinnering aan de oorlog nooit ver weg”, zegt voorzitter Pia Dijkstra van het Oranjehotel. Vanaf de plek waar verzetshelden als George Maduro, Titus Brandsma en Anton de Kom tijdens de Tweede Wereldoorlog gevangen zaten, wijst ze op het moderne gedeelte van de Scheveningse gevangenis waar zich nu de United Nations Detention Unit bevindt. “Daar zitten en zaten tal van hedendaagse oorlogsmisdadigers. Zoals de Bosnisch-Servische leider Radovan Karadžić en Charles Taylor uit Sierra Leone.”

De oude gevangenis in Scheveningen die sinds 2019 als museum dienstdoet, was van 1886 tot 2009 actief in gebruik als bewaarplaats van gevangenen. In die lange periode zaten er voornamelijk ‘echte’ misdadigers. Dijkstra: “Maar tussen 1940 en 1945 werden hier ruim 25.000 Nederlanders opgesloten vanwege activiteiten of overtuigingen die botsten met die van de Duitsers: verzetsmensen, communisten, Joden en Jehova’s getuigen bijvoorbeeld. Voor zo’n 250 van deze mensen was het Oranjehotel zelfs hun laatste halte: zij werden in de duinen tegenover de gevangenis, op de

themajaar 2023
door Timo Waarsenburg illustratie Dido Drachman
NCMagazine | voorjaar 2023 32

Waalsdorpervlakte, gefusilleerd.”

In het Oranjehotel wordt dit stuk vaderlandse geschiedenis in ere gehouden met een permanente expositie over de oorlog en de rol van het Oranjehotel daarin. Ook is er natuurlijk aandacht voor de verhalen van tal van bekende en minder bekende ‘oudbewoners’ van het complex.

En dat is heel belangrijk, meent ook staatssecretaris Maarten van Ooijen als hij zich door het cellencomplex laat rondleiden. Omdat antisemitische geluiden weer steeds laagdrempeliger geuit worden, zelfs in de Tweede Kamer. Maar ook, of misschien wel vooral, om de kennis over deze donkere periode en de lessen die uit die tijd nog steeds te trekken zijn, niet te vergeten. “We moeten de jeugd bereiken met echte verhalen”, aldus Van Ooijen. En daar ontmoet zijn boodschap het thema van de tentoonstelling die hij in het Oranjehotel heeft mogen openen: Leven met oorlog.

Diepe sporen

In Nederland zijn op dit moment ruim 100.000 veteranen die leven met de herinnering aan oorlog. Niet alleen de Tweede Wereldoorlog, maar ook andere oorlogen. En daar komen nog dagelijks nieuwe mensen bij, zoals vluchtelingen, die oorlogstrauma’s met zich meedragen.

Wat al deze mensen verbindt, is niet alleen hun eigen oorlogstrauma. Maar ook de schakel die zij vormen in het doorgeven van dat trauma aan hun kinderen en zelfs kleinkinderen: oorlogstrauma’s kunnen namelijk ook diepe sporen trekken in volgende generaties.

De Joodse Elisabeth Oets kan daarover meepraten. En doet dat inmiddels ook volop. Ze maakte de Tweede Wereldoorlog zelf niet mee. Maar de oorlog tekende haar jeugd wel door de trauma’s van haar moeder. “Als puber, zoekend naar mijn eigen identiteit, kocht ik een kettinkje met een davidster eraan. De angst in de ogen van mijn moeder toen ik haar vol trots mijn aankoop liet zien, vergeet ik nooit meer.” Het kettinkje droeg ze nooit meer. Wel was die gebeurtenis voor Oets aanleiding om op latere leeftijd dieper in het verhaal van haar moeder te duiken. En vanuit die ervaringen nieuwe generaties te waarschuwen voor de gevaren van intolerantie jegens hele bevolkingsgroepen. “De Tweede Wereldoorlog begon ook klein”, aldus Oets.

De behoefte om vanuit eigen ervaringen de jeugd bewustzijn over de gevaren van oorlog en de gevolgen van bepaalde keuzes bij te brengen voelt ook Rinke Smedinga. Zijn vader koos in de oorlog vol overtuiging als NSB’er, SS’er, kampbewaker en lid van de Ordnungspolizei voor de kant van de Duitsers. Hij drukte met die keuze niet alleen zijn eigen stempel op de oorlog. Maar ook op het leven van Rinke en zijn zussen die allemaal na de oorlog werden geboren. Hij bezoekt scholen om daar in gesprek te gaan over de oorlog. “Ik probeer met de foute keuze die mijn vader maakte toch iets goeds te doen”, vertelt Smedinga. “Als we van de Tweede Wereldoorlog willen leren, moeten we ons namelijk ook verdiepen in de mensen die dat allemaal hebben gedaan.”

De verhalen van Oets en Smedinga maken als minidocumentaires deel uit van de tentoonstelling die het komend jaar in het Oranjehotel te zien is. <

Het Oranjehotel

Vrijwel direct na de capitulatie van ons land in 1940 namen de Duitsers het Huis van Bewaring in Scheveningen in gebruik als Polizeigefängnis. En dat betekende ook dat er steeds vaker en meer mensen in vast werden gezet die niet zozeer in aanvaring waren gekomen met het Nederlandse wetssysteem, maar met de regels en opvattingen van de Duitsers. Al vrij snel kreeg de gevangenis dan ook de Geuzennaam ‘Oranjehotel’ naar de aard van de gevangenen: Oranjegezinde vaderlanders.

Dit gevoel komt goed tot uiting in een kort rijmpje dat in de oorlogsjaren veelvuldig op spotprenten over de gevangenis te vinden was:

In deze bajes zit geen gajes, Maar Hollands glorie, potverdorie!

Wie de naam ooit bedacht heeft, is onbekend. Maar vaststaat dat de aanduiding ‘Oranjehotel’ al in 1940 werd gebruikt. Mogelijk is de naam ontstaan in het najaar van 1940 toen binnen enkele weken de hele top van de Oranjewacht, een van eerste georganiseerde verzetsgroepen in ons land met afdelingen door heel Nederland, in korte tijd werd gearresteerd en hier opgesloten.

Onder de vele Nederlanders die tijdens de oorlog in het Oranjehotel verbleven, zaten tal van bekende namen zoals Erik Hazelhoff Roelfzema, Titus Brandsma, George Maduro en Anton de Kom.

Direct na de oorlog werd de Scheveningse gevangenis in gebruik genomen als Centrale Bewaarplaats voor Politieke Gevangenen. Ook toen verbleven er bekende namen: zo zaten onder meer NSB-leider Anton Mussert en Meinoud Rost van Tonningen er in die periode vast. Vanaf 1949 deed de cellenbarak weer dienst als gewone gevangenis tot 2009.

Toen het complex leeg kwam te staan, dreigde aanvankelijk sloop. Maar al snel daalde er voldoende historisch besef in om het bijzondere complex niet alleen te behouden, maar zelfs te verheffen tot Nationaal Monument. In september 2019 opende koning Willem-Alexander het gerestaureerde en heringerichte Oranjehotel als herinneringscentrum en museum.

LEVEN MET OORLOG
| 33
NATIONAAL ARCHIEF/COLLECTIE SPAARNESTAD/HENK BLANSJAAR

De doorwerking van oorlog in ruim twintig projecten

Bijna iedere Nederlander heeft via overlevering van generatie op generatie te maken met de Tweede Wereldoorlog of andere oorlogen sindsdien. Tijdens het themajaar ‘Leven met oorlog’ staat de doorwerking van oorlog centraal. Vfonds heeft in dit kader meer dan twintig projecten ondersteund, van gesprekken met overlevenden en documentaires, tot 3D-modeshows, podcasts en tentoonstellingen. We lichten er hier drie uit.

door Sophie van den Bergh

‘Leven met oorlog. Van overleven naar leven.’ Opgroeien tijdens de lange schaduw van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië

Samen met fotograaf en filmmaker Armando Ello werkt projectcoördinator Simone Berger momenteel aan Leven met oorlog. Van overleven naar leven , een documentaire gecombineerd met een tentoonstelling met fotoportretten en een online lesbrief. De documentaire geeft een beeld van de ontstaansgeschiedenis van het koloniale verleden, én van de impact die de Tweede Wereldoorlog en de dekolonisatieoorlog in Nederlands-Indië/ Indonesië tot op de dag van vandaag heeft. In de documentaire komen diverse literair auteurs aan het woord, maar ook een psychotherapeut en andere specialisten en de jongere generatie. Zo krijgt de kijker inzicht in de lichamelijke en mentale reacties die worden opgeroepen door het onverwerkte verleden. Berger vertelt: “Oorlog gaat niet alleen over historische feiten en aantallen slachtoffers, maar juist over: wat doet het met individuen, met families, wat is de impact? Met deze documentaire willen we hiervoor begrip creëren.” Dit borduurt voort op eerdere documentaires en lespakketten die zij samen met Ello maakte over Nederlands-Indië/Indonesië. “Met deze documentaire willen we meer de diepte ingaan. Er zijn nog enorm veel vragen en er is veel onwetendheid over hoe de oorlog doorwerkt bij de volgende generaties en welke vorm zij daar aan geven.”

Berger hoopt met name ook veel jongeren te bereiken met dit project, zeker gezien de enorme belangstelling voor het onderwerp die zij de afgelopen jaren waarneemt. “Jongeren gaan steeds meer op zoek naar hun familiegeschiedenis in digitale bronnen, ze gaan naar bijeenkomsten, ze kijken dit soort documentaires. Al kom je wellicht niet helemaal achter je eigen familiegeschiedenis, toch kunnen andere verhalen er zo dicht tegenaan schuren dat je desondanks wat dichterbij komt bij het begrijpen van je eigen familieverhaal.”

Op de website www.tweedewereldoorlog.nl vindt u onder ‘Educatie’ De lange reis van de Poesaka Hellships, de documentaire, lesmateriaal en een stripboek dat Berger en Ello in 2022 realiseerden.

themajaar 2023
NCMagazine | voorjaar 2023 34
Zoektocht door Inge de Vries

Whispers and Shouts. Voices of Ukrainian Women Photographers

24 februari jongstleden, precies een jaar na de Russische inval in Oekraïne, is de fototentoonstelling Whispers and Shouts geopend in FOTODOK in Utrecht. Het werk van zes vrouwelijke fotografen en dertien fotografiestudenten uit Oekraïne wordt getoond – sommigen van hen wonen inmiddels in Nederland of een ander Europees land, anderen wonen nog altijd in Oekraïne. Door hun werk te laten zien beoogt de instelling een andere kijk op de oorlog te bewerkstelligen. Directeur Femke Rotteveel vond het belangrijk om een aanvulling te tonen op de stortvloed aan afschuwelijke oorlogsbeelden die ver van onze eigen realiteit afstaan. “We wilden juist op een heel persoonlijke manier het dagelijks leven belichten van mensen wier leven op een ingrijpende manier veranderd is, maar tegelijkertijd ‘gewoon’ doorgaat. Het zijn verhalen van moederschap, familie en het dagelijks leven in Kiev. Het zien van deze beelden leidt er hopelijk toe dat bezoekers zich verbonden voelen met de Oekraïners.”

FOTODOK organiseert ook rondleidingen voor schoolklassen. Rotteveel merkt dat er enorm veel interesse is vanuit jongeren en scholen in de buurt. “Hopelijk wordt de oorlog voor hen zo ook wat minder abstract en groot, en kunnen zij zich op een persoonlijkere manier tot de verhalen verhouden.” Ten slotte hoopt Rotteveel dat ook veel Oekraïners in Nederland hun weg weten te vinden naar de tentoonstelling. “We hebben de teksten in het Oekraïens laten vertalen, zodat ook de ongeveer 86.000 Oekraïners in Nederland de omschrijvingen in eigen taal tot zich kunnen nemen. Bovendien is de entree voor hen gratis. We hopen dat deze erkenning een steun kan zijn voor hun dagelijkse realiteit.”

De tentoonstelling is tot 14 mei te zien in FOTODOK, Utrecht. Meer informatie op www.fotodok.org

Podcast: De toekomst van de herinnering – JMW

De herinnering aan de Shoah is aan de ene kant onderdeel van het nationale geheugen, een historisch ijkpunt waaraan de samenleving een bepaalde betekenis ontleent. Tegelijkertijd is de herinnering aan de Jodenvervolging ook een heel belangrijk onderdeel van de Nederlands-Joodse identiteit. “Die twee gegevens kunnen met elkaar botsen”, vertelt Asjer Waterman, strategisch adviseur bij JMW. In de driedelige podcast De toekomst van de herinnering gaan Joodse familieleden van verschillende generaties met elkaar in gesprek over deze thematiek. Vragen die daarbij centraal staan: welke plek heeft de herinnering aan de Shoah in de persoonlijke levens van Joodse familieleden? Wat is de invloed van die herinnering op hun leven en identiteit, en hoe zou die herinnering in de toekomst vorm moeten krijgen? Waterman hoopt met de podcast niet alleen de Joodse gemeenschap te bereiken, maar juist ook mensen die wellicht minder snel met dit soort vragen in aanraking komen. “Want door het luisteren naar de ander kun je ook je eigen denken nuanceren.” Om dit gesprek nog verder te stimuleren organiseert JMW ook bijeenkomsten over deze onderwerpen: de podcastafleveringen worden daarbij als basis genomen om eenzelfde soort gesprek aan te gaan. <

De eerste aflevering, een gesprek tussen Raoul Heertje en zijn dochter Noa, komt 18 april online. De podcastafleveringen zijn te luisteren via Spotify, Apple Music en www.joodswelzijn.nl

LEVEN MET OORLOG
| 35 YANA KONONOVA

Impact van de oorlog op de samenleving

Wie het hier te lande over ‘de oorlog’ heeft, bedoelt doorgaans de Duitse bezetting van Nederland. Deze bijna achteloze beperking van het vizier waarmee we naar deze geschiedenis kijken, werd al aan het einde van de twintigste eeuw gesignaleerd door historicus Hans Blom.

door Martijn Eickhoff en Kees Ribbens illustratie Fadi Nadrous

Hoewel de capitulatie van nazi-Duitsland inmiddels ruim driekwart eeuw geleden is ondertekend, en er sindsdien tal van oorlogen zijn uitgebroken en beslecht – waaronder conflicten met Nederlandse betrokkenheid – staan oorlogservaringen in Nederland grotendeels voor ervaringen met een bezettingbestuur. Dit suggereert een vanzelfsprekendheid waar het gaat om de betekenis van de Tweede Wereldoorlog. Maar schijn bedriegt. Dat de oorlog grote impact heeft gehad op de Nederlandse samenleving, van daadwerkelijke oorlogshandelingen tot kwaadaardig bestuur, daarover bestaat consensus. Anders is het gesteld met kwesties als hoe de oorlog heeft ingegrepen in het leven van de toenmalige burgers, wie op welke manier getroffen werd, en welke mate van aandacht daaraan in de naoorlogse periode moest worden besteed. Juist op deze terreinen is er een voortgaande discussie. Anders gezegd: wat onder de oorlog wordt verstaan, is perspectief-gebonden en dat geldt anno 2023 net zo goed als in eerdere decennia.

Frank van Vree en Rob van der Laarse spraken in dit verband al eens over de dynamiek van de herinnering. Het verleden als zodanig, ook dat van een complexe situatie als een oorlogsperiode, is onveranderlijk, de gebeurtenissen als zodanig liggen vast. Maar de manieren waarop wordt teruggeblikt, de wijzen waarop aan het verleden betekenis wordt gegeven, zijn bijna voortdurend aan verandering onderhevig. Die veranderlijkheid is dus inherent aan een maatschappij die zijn verleden zorgvuldig koestert: het houdt de verhalen van deze oorlog zo vitaal. Ze komen als zodanig tot uiting tijdens herdenkingen, in oorlogsmonumenten en in oorlogsmusea. Daarnaast in publieke debatten en politieke discussies. En evenzeer in schoolboeken, romans en stripverhalen. Om

NCMagazine | voorjaar 2023 36

nog maar te zwijgen over speelfilms, musicals en games.

Insluiting

Een opvallend kenmerk van de Nederlandse omgang met de Tweede Wereldoorlog, in het bijzonder de vele lokale, regionale en nationale herdenkingen, is het proces van een voortdurende verdere insluiting van voorheen gemarginaliseerde groepen. Het leest bijna als een herdenkingssuccesstory. Een veelzeggend voorbeeld is het bezoek van prinses Beatrix op 20 november 2021 aan de Stichting Werkgroep Herkenning, een organisatie die zich inzet voor nakomelingen van mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerden met de Duitse bezetter. Deze vrijwilligersorganisatie bestond op dat moment veertig jaar en beschouwde het bezoek als erkenning van het leed dat ‘foute’ Nederlanders en hun familie trof na de bevrijding.

Voor het zo ver was, zijn er vele stappen gezet. Kort na de bevrijding ging het terugblikken op de oorlogservaringen in belangrijke mate over het leed dat voor velen vers en vaak onbespreekbaar was. Waar het verdriet om individuen vooral gevoeld en geduid werd in familiekring, ontstond er daarnaast een nationaal duidingskader. Daar golden de verliezen als offers die waren gebracht voor het vaderland en het herstel van de democratie. Het leed kon en mocht niet tevergeefs zijn geweest. Dat droeg ertoe bij dat slachtoffers uit kringen van het verzet, zij die actief stelling hadden genomen tegen de bezetter, als het ware de hoogste rang innamen onder de oorlogsdoden. Naar hen ging aanvankelijk betrekkelijk veel aandacht uit; hun daden werden in een sfeer van heldhaftigheid herdacht. Ook geallieerde militairen, die een wezenlijke bijdrage hadden geleverd aan de bevrijding van onder meer Nederlands grondgebied, werden geëerd.

De aandacht voor burgerslachtoffers van bijvoorbeeld bombardementen was op dat moment gering. Hun abrupt afgebroken levens waren minder goed inpasbaar in een verhaal dat draaide om offers en verzet, om heldhaftigheid en vastberadenheid. Ook de grootste groep burgerslachtoffers, de zwaar getroffen Joodse gemeenschap, was nauwelijks in beeld. Dat is inmiddels nauwelijks voorstelbaar nu de Holocaust is uitgegroeid tot de centrale herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. Het bewustzijn van de Holocaust is vanaf de jaren zestig schoksgewijs toegenomen en is daarmee een van de meest markante veranderingen in de zogeheten herinneringscultuur van de oorlog.

Erkenning

Een andere verandering betreft de dekolonisatie van Indonesië en de daarmee verbonden positie van de Indische gemeenschap in Nederland. Binnen deze geschakeerde groep was er steeds aandacht blijven bestaan voor de Japanse bezetting van NederlandsIndië en hun pijnlijke ervaringen tijdens deze periode. Maar om dat onderwerp vervolgens op de nationale agenda te krijgen als thema dat heel Nederland aanging, moest decennialang strijd geleverd worden. Het ging daarbij bovenal om erkenning van overheidswege. Want erkenning, bovenal erkenning van slachtofferschap, is zeker in Nederland uitgegroeid tot een toetssteen voor een volwaardige plaats in het gezamenlijke oorlogsverhaal.

In zekere zin is daarbij sprake van een inburgering met terugwerkende kracht. Vanuit die gedachtegang wekt het nauwelijks

verbazing dat uiteenlopende gemeenschappen, van Sinti en Roma tot dwangarbeiders, van homo’s tot Marokkanen, psychiatrische patiënten en ook kinderen van NSB’ers – zij het met wisselende mate van succes – geprobeerd hebben een plek te bevechten in de collectieve herinnering van de oorlog. Voor de diversiteit aan ervaringen bestaat een ruime belangstelling in de samenleving, mede gevoed door een aanhoudende behoefte aan nieuwe verhalen, aan gevarieerde zienswijzen. Ondertussen is immers juist de interesse in de lotgevallen van individuen groot, ook al moeten we ook onder ogen zien dat kennis van de ervaringen van uiteenlopende groepen niet vanzelfsprekend leidt tot empathie met anderen, er kan immers ook sprake zijn van concurrentie.

Duidelijk is echter ook dat mensen zich steeds meer zijn gaan realiseren dat het bezettingsregime van de nazi’s niet op elk individu, of op elke gemeenschap of zuil eenzelfde uitwerking had. De Jodenvervolging was een fenomeen van een andere orde dan de jacht op het verzet of de Hongerwinter. Weliswaar is het zinloos om een hiërarchie van leed te onderscheiden, maar het is evenzeer nutteloos om alle pijnlijke ervaringen uit de oorlog ongedifferentieerd op één hoop te gooien en te veronderstellen dat die voor verschillende betrokkenen – en voor latere generaties – een eenduidige of zelfs onveranderlijke betekenis zouden hebben.

Sensitiviteit

De herinnering aan de oorlog is zo sinds 1945 ontegenzeggelijk inclusiever geworden – al is dit slechts een korte schets van een fenomeen waar vele boeken over geschreven zijn – en heeft daarmee voeding gegeven aan de actuele waarde die we hechten aan democratie, mensenrechten, onafhankelijkheid en individualisme, en evenzeer aan het bestrijden van discriminatie, racisme en antisemitisme. Tevredenheid is echter niet gepast. In een periode gekenmerkt door de MeToo- en de Black Lives Matter-beweging krijgt geweld een ruimere betekenis en worden in het kielzog daarvan zekerheden en vanzelfsprekendheden ter discussie gesteld. Dit heeft ook gevolgen voor de nationale kaders waarmee we naar de impact van de oorlog op de samenleving kijken. In herinneringspolitiek opzicht zijn het spannende tijden die om sensitiviteit vragen. Veelzeggend is dat de Indonesische historicus – en toenmalig gastconservator van het Rijksmuseum – Bonnie Triyana was, die in januari 2022 met zijn opmerkingen over het begrip ‘Bersiap’ en Nederlands racisme, het Nederlandse nationale historische zelfbeeld met betrekking tot oorlog op zijn grondvesten deed schudden. Een buitenstaander dus, die een stem werd gegeven in de 19e-eeuwse tempel van het vaderlandse verleden. Als we het komende decennium de Tweede Wereldoorlog beter als een wereldoorlog leren begrijpen, zijn dergelijke confrontaties wenselijk en noodzakelijk.

Martijn Eickhoff is directeur van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust-, en Genocidestudies; Kees Ribbens is als senior onderzoeker aan het NIOD verbonden. In het kader van het themajaar 2023 ‘Leven met oorlog’ schreven zij dit essay. Op www.tweedewereldoorlog.nl/leven-met-oorlog zijn naast dit essay ook de teksten terug te lezen die namens ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum en het Nationaal Comité 4 en 5 mei (eerder in NC Magazine gepubliceerd) geschreven zijn.

LEVEN MET OORLOG
| 37
themajaar 2023

Wilt u meer weten over het themajaar Leven met oorlog, en op de hoogte blijven van projecten en activiteiten in het kader van Leven met oorlog? Kijk dan op: tweedewereldoorlog.nl/levenmetoorlog

Op de website vindt u daarnaast ook de communicatietoolkit, drie inspirerende essays en de minidocumentaireserie Leven met oorlog. Organiseert u een activiteit, of werkt u aan een project over de doorwerking van oorlog? Neem contact op via levenmetoorlog@arq.org , zodat we uw project ook kunnen vermelden op de website.

OORLOGS GRAVEN STICHTING
themajaar 2023

‘ En ik zit hier in mijn glitterpak met een verse gemberthee’

NC Magazine publiceert elk nummer een gesprek tussen twee mensen van verschillende generaties. Een dubbelinterview met Patrick Cammaert (1950) en Splinter Chabot (1996) over de invloed van de Tweede Wereldoorlog op henzelf en op hun families. De zon leek altijd te schijnen, zo zegt Chabot over zijn veilige jeugd in Den Haag. Cammaert speelde als naoorlogs kind in de ruïnes van het gebombardeerde huis naast hem en zag als militair op missie gruwelijke taferelen van verkrachte vrouwen en ‘skeletkindjes’. We spreken over de noodzaak van huilen, het dreunen van de Bourbonklok en Herman Brood.

HERINNEREN | 39
door Leonard Ornstein en Larissa Pans foto’s Paul Tolenaar

Skeletkindjes

“Afgelopen 4 mei dacht ik naast mijn opa en oma ook aan de oorlogsslachtoffers in Oekraïne. Ik neem het heden mee in mijn herdenking van de Tweede Wereldoorlog. Ik weet niet of dat mag, maar ik doe het want zij maken nu oorlog mee”, zegt Splinter Chabot een tikje verontschuldigend. “Grappig dat je Oekraïne noemt”, reageert Patrick Cammaert. “Er is ook de eindeloze burgeroorlog in Syrië of die miljoen Rohingya die over de kling worden gejaagd. Of Mali, daar kom ik net vandaan. Wat daar niet allemaal gebeurt...” Chabot: “Omdat we er in het nieuws minder over meekrijgen voelt dat toch als verder weg.” Cammaert tegen zijn gesprekspartner: “Ja, dat kun je mensen ook niet kwalijk nemen...”

De oud-marinier en de flamboyante twintiger kunnen het goed met elkaar vinden. Ze durven elkaar te onderbreken, stellen tegenvragen en laten hun emoties zien. Een geluk voor interviewers, als een interview verwordt tot een werkelijk gesprek. Patrick Cammaert werd voor het Korps Mariniers veelvuldig uitgezonden naar brandhaarden als Cambodja en Bosnië. Hij leidde verschillende vredesmissies voor de Verenigde Naties, onder meer in Congo, Ethiopië en Eritrea en was adviseur van Kofi Annan. Seksueel geweld tegen vrouwen en kinderen als ‘oorlogswapen’, Cammaert kreeg ermee te maken toen hij in 2005 als divisiecommandant direct geconfronteerd werd met seksueel geweld. Zijn gesprekspartner is Splinter Chabot, die het spraakmakende boek Confettiregen schreef, een roman waarin het over de coming out van hoofdpersoon Wobie gaat. “Dat ik ervoor uitkwam dat ik op jongens val, is ook een stukje vrijheid voor jezelf opeisen. Ik heb geworsteld met mijn ho-

moseksualiteit, vroeg me af of ik er hier in dit leven wel mocht zijn.” Chabot presenteerde verschillende programma’s (Splinter in de politiek, de talkshow SPLNTR!, Ondertussen aan de Hofvijver), deed mee aan Wie is de Mol? en was voorzitter van de JOVD. Hij vertelt in bloemrijke beschrijvingen, Cammaert spreekt precies, soms met plastische details. Locatie: een rustige hotelbar vlak bij het Amstelstation.

Het afzichtelijke gezicht van oorlog, dat heeft Cammaert in zijn lange loopbaan regelmatig gezien. Dat zijn de moeders met ‘skeletkindjes’ op schoot, hun zeer ondervoede kindjes met grote, bruine ogen. Het zijn de vrouwen met bamboestokken in hun vagina, zwaar toegetakeld na een groepsverkrachting. Congo en Jemen waren de plekken waar hij het meest geconfronteerd werd met oorlogsellende. “Ik had beelden van die skeletjes van kinderen natuurlijk wel eerder gezien op televisie of in de krant, maar als je zelf zo’n lokaal ziekenhuis in Jemen binnenloopt en je ziet die moeders zitten op een bed en die kijken je allemaal aan met de verwachting:

‘Maar jij gaat me helpen’, terwijl jij weet dat dat niet kan. Je ziet dat die peuters zo ondervoed zijn dat ze twee dagen later dood zullen zijn. Daar was ik nooit op voorbereid. Net als al die vrouwen die ik zag in hun meest onterende momenten, toegetakeld, platgeslagen. Ongelooflijke machteloosheid overviel me.” The New York Times Magazine had eens een cover van zo’n moeder met een skeletkindje, vertelt hij. “Ik had dat meegenomen naar de onderhandelingen met de twee strijdende partijen. Toen ze op een gegeven moment weer liepen te muiten en alles aan het tegenwerken waren, heb ik dat magazine op tafel gegooid en gezegd: ‘Jullie moeten je godverdorie kapot schamen! Het zijn júllie vrouwen en kinderen die honger lijden en jullie lopen te zeiken over een warehouse met voedsel dat jullie niet willen vrijgeven.’ Het was de enige keer dat ik uit mijn slof schoot.”

Cammaert zegt eufemistisch: “Ik heb veel moeite met verdriet gehad”, hij bedoelt: het was bijzonder lastig om echt te verwerken wat er na een dag in oorlogsgebied

NCMagazine | voorjaar 2023 40

op je netvlies brandt. “In mijn diensttijd had ik iemand nodig die mijn uitlaatklep was. Dat was voor mij mijn political advisor, een gepensioneerde overste van het Franse leger, een heel rustige man. Hij was iemand tegen wie ik kon schelden en schreeuwen.” Cammaert vertelt ook over zijn vriend Denis Mukwege, de beroemde Congolese arts die zoveel verkrachte en seksueel verminkte vrouwen heeft geopereerd en die daarvoor de Nobelprijs kreeg. “Denis heeft in Congo een ziekenhuisje opgezet voor slachtoffers van gang rape en andere vormen van seksueel geweld. Als ik dan boos en verdrietig was, sprong ik in een helikopter en vloog naar dat ziekenhuisje. Als ik die vrouwen met hun problemen en trauma’s zag, nou, dan waren mijn eigen problemen als sneeuw voor de zon verdwenen, hoor.”

Chabot breekt voorzichtig in. “Ik begrijp dat jouw leed naar de achtergrond raakt als je dat ziet, maar de consequentie is wel dat je je verdriet dan niet uit.”

Cammaert, knikkend: “Inderdaad, dat stopte ik weg.”

Chabot: “Maar dat is niet goed toch?”

Cammaert: “Nee, dat is ook niet goed. Nu ik ouder ben is het gemakkelijker voor me om te huilen, om mijn emoties te tonen. Dat heeft mijn echtgenote me geleerd. Door haar lukt het me nu om de muur om me heen te slechten.”

Ideale wereld

De boze buitenwereld verre houden van hun gezin van vier zonen, dat wilden de ouders van Splinter Chabot. “Het leek alsof de zon altijd scheen”, zo omschrijft Chabot zijn jeugd in een hecht gezin, als derde zoon. “Zeker als kind op de basisschool mochten wij geen Jeugdjournaal kijken en zeker niet het Journaal, want mijn ouders

dachten: je gaat je hele leven al zien hoe gruwelijk de wereld is, laten wij dan voor ons kind even de illusie creëren – al is het maar voor vijf of zeven jaar – dat de wereld een vredige plek is. Mijn vader is als kind mishandeld. De idylle die ze ons gaven, was een bewuste keuze”, zegt Chabot. “Hoe jouw straat eruit ziet, dat was voor mij de wereld. Nou, dat was dus een nette buurt in een redelijk bekakte omgeving. Toch ben ik blij dat ik die ideale wereld gekend heb. Mijn ouders maakten weleens ruzie, maar...”

Cammaert: “Er werd wel goed gecommuniceerd tussen ouders en kinderen?”

Chabot: “Ja, dat konden ze goed. Thuis konden we onze emoties laten zien, al toont mijn vader die liever niet. Ik heb hem één keer zien huilen en dat was toen zijn beste vriend, Herman Brood, zelfmoord pleegde. Mijn moeder zette het nummer My Way van Brood op, iedereen stond in de voorkamer, papa en ik zaten in de achterkamer. En mijn vader begon te huilen. Hij kon het niet meer tegenhouden, ook al wilde hij dat. Ik was vijf jaar en ik dacht: ik zie iets wat ik niet mag zien bij mijn vader. De moord op Pim Fortuyn, de Twin Towers, ik kreeg als kind wel steeds meer door, want ik zag wel dat het geen vuurwerk was wat er uit die torens kwam, ook al deden mijn ouders snel de televisie uit. De realiteit lekte wel door in het dagelijks leven.”

Cammaert: “Is dat de enige keer dat

je hem hebt zien huilen?”

Chabot knikt.

Cammaert: “Ik heb mijn vader nooit zien huilen, nooit.”

Chabot: “Is dat iets dat je wel eh, had gewild? Ja, dat is een gek woord, maar...”

Cammaert (instemmend): “Ja, gewild is een raar woord, maar ja, ik had het wel gewild. Mijn kinderen hebben me weleens zien huilen. Misschien in het begin niet. Nu ben ik in een fase dat ik die emoties gemakkelijker laat gaan.”

De Congo’s, Cambodja’s en andere brandhaarden, verdringen die voor Cammaert de Tweede Wereldoorlog als moreel ijkpunt? “Nee”, zegt hij, “die hebben het alleen maar versterkt. De Tweede Wereldoorlog is voor mij de basis.” Cammaert, geboren in 1950, groeide op in Nijmegen met zijn ouders en vier jaar oudere zus. Prille, naoorlogse jaren, in een rustige buurt. Naast hen stond een gebombardeerd huis. “Als jongetje maakt dat je wel duidelijk dat daar iets is gebeurd. We speelden vaak in de ruïnes van gebombardeerde huizen.” Zijn vader was commandant van de rijkspolitie in het district Gelderland. Eerst typeert Cammaert het gezin waarin hij opgroeide als ‘harmonieus’, daarna zegt hij: “Later kwam ik erachter dat het toch iets minder harmonieus was dan het leek... De Tweede Wereldoorlog trok een zware wissel op mijn ouders, met name mijn vader kwam er getraumatiseerd uit. Zij woonden in de oorlogsjaren in Amsterdam, mijn vader was inspecteur van de gemeentepolitie en was erg anti-Duits. Hij heeft het verzet geaccommodeerd, zoals dat zo mooi heet. Hij regelde bijvoorbeeld dat voedselbon-

HERINNEREN | 41
‘ Mijn generatie had lang niet door hoe uniek het is dat we kunnen leven in vrijheid’

nen gejat konden worden door het verzet, of hij waarschuwde mensen dat er ‘wat stond te gebeuren’. Totdat het te gevaarlijk werd. Mijn vader werd door de foute leiding van het Amsterdamse politiekorps gezien als een bedreiging. In 1944 dook hij onder met mijn moeder, maar ze besloten nog één nachtje in hun oude huis te slapen en zijn toen verraden. Mijn vader werd opgepakt en weggevoerd naar Duitsland. Hij moest puinruimen in Maagdenburg, een plaats die aan het eind van de oorlog zwaar is gebombardeerd door de geallieerden. Tijdens de bombardementen zaten hij en de andere krijgsgevangenen opgesloten in kelders. Daar heeft hij een verschrikkelijk trauma aan overgehouden. In een vliegtuig stappen was een onmogelijke opgave voor hem, op wintersport kon hij niet in een gondel stappen. Hij moest er meteen weer uit. Hij was enorm claustrofobisch.”

Na de Amsterdamse jaren volgden Nijmeegse jaren, waar Cammaerts vader bij de rijkspolitie in dienst kwam. Geen woord spraken de ouders met hun kinderen over hun oorlogservaringen. Een dierbare jeugdherinnering van Cammaert: wandelen in het park met zijn vader, ‘een groot

natuurliefhebber en een heel goede jager’, en daarna hun ‘uitje’ naar het kerkhof. “Op zondag gingen we vaak naar het militaire Canadese kerkhof. Dat ligt op een van de heuveltoppen waar je ook overheen loopt bij de Nijmeegse Vierdaagse. Als kind imponeerde het kerkhof met die lange rijen kruizen en al die zerken. Mijn leven lang ga ik graag naar kerkhoven. Zoiets begint toch in je jeugd.” Hij schetst zijn ouders: zijn moeder een frivole Amsterdamse, zijn vader een zeer katholiek opgevoede Zeeuw. Opa Cammaert was de dorpsarts van zo ongeveer heel Zeeuws-Vlaanderen, ‘een heel bekwame arts maar een absolute potentaat. Een dictator in huis. Mijn grootouders hadden zeven kinderen en die waren allemaal als de dood voor die man. Als mijn ouders naar Zeeland gingen, moest mijn moeder vlak voor ze er waren, haar lipstick van haar mond vegen. Want daar was mijn opa niet van gediend.” Hoe diep de angst voor Cammaert-senior zat, merkte Patrick toen zijn vader stervende was. “Hij had het heel moeilijk met zijn stervensproces. We vroegen hem waar hij bang voor was. ‘Dan kom ik mijn vader weer tegen’, zei hij.” Zijn vader is ‘voor een van die boeken’ nog geïnterviewd door Lou

de Jong over zijn positie als politieman in Amsterdam tijdens de oorlog. “Voordeel was dat mijn vader iets meer met ons ging spreken over de oorlog en de Holocaust. Mijn vader is na de oorlog Auschwitz gaan bezoeken en was geobsedeerd door het boek Nacht und Nebel van verzetsstrijder Floris Bakels over zijn concentratiekampjaren. Het waren korte flitsen waarin mijn vader iets wilde vertellen over zijn ervaringen.” Van diezelfde Lou de Jong kreeg Cammaert eind jaren zestig colleges contemporaine geschiedenis aan de Erasmus Universiteit, een bijvak. “Lou de Jong kon fan-tas-tisch lesgeven. De collegezaal zat tot de nok vol, doodse stilte. Die kleine man stond daar met zijn Hema-blocnote waarop hij zijn college had uitgeschreven, en vertelde en vertelde.”

Fusilladekruizen

Chabot groeide op vlak bij een beladen plek: aan de rand van de Waalsdorpervlakte. “Dat is in de oorlog natuurlijk een verschrikkelijke plek geweest waar verzetsstrijders zijn vermoord door nazi’s. Onze buren, meneer en mevrouw Van Kroon, waren heel oude mensen die als een soort opa en oma voor ons fungeerden, ook omdat mijn vader het contact met zijn ouders verbroken had. Als wij op de stoep leerden fietsen, kwamen zij ijsjes brengen. Ik interviewde hen eens voor een schoolwerkstuk over de oorlog, ze hadden Hitler in het echt gezien, ‘een klein kutmannetje’ noemden ze hem.” Dodenherdenking was niet te missen in huize-Chabot, vertelt Splinter. “Op 4 mei gingen de ramen van ons huis open en dan hoorden we het dreunen van de Bourbon-klok op de Waalsdorpervlakte. Je had het gevoel dat de mensen die daar allemaal onterecht vermoord waren vanuit het zand door die klok omhoog kwamen en dat hun stem werd

NCMagazine | voorjaar 2023 42

uitgeschud over de stad. Mijn moeder zei: ‘Luister maar goed, dit geluid moet je voor altijd onthouden.’” Een eretaak op Chabots basisschool was het helpen luiden van de klok op 4 mei. Zes leerlingen uit groep acht werden elk jaar uitverkoren, Chabot was één van hen. “Het is een intieme herdenking. Er liggen rood-wit-blauw geschilderde dennenappels, die worden daar een dag eerder neergelegd. Er staan soldaten en met hen mocht ik die klok luiden. Dat gaat net zo lang door tot iedereen in de rij er langs is gelopen. Die rij is enorm lang, het wordt donker in de duinen, je staat daar... Het is een andere stilte geworden als iedereen voorbij is, de vogels zijn stil. De fakkels branden bij de kruizen, de trompet klinkt nog een keer.”

Ja, ook voor Chabot blijft de Tweede Wereldoorlog een moreel kompas. “Misschien komt dat ook omdat ik zo met vrijheid bezig ben. Mijn generatie had lang niet door hoe uniek het is dat we kunnen leven in vrijheid, maar het besef dringt nu wel door vanwege de oorlog in Oekraïne.” Vrijheid, het onderwerp raakt hem zichtbaar. “Ik ga nu nog sneller praten dan een Chabot in het algemeen doet. Ik praat over vrijheid, maar als ik militairen zie dan heb ik daar zoveel respect voor. Zij worden uitgezonden, zij durven. Ik woon om de hoek bij het leger, ik zie elke dag die jonge jongens van mijn leeftijd trainen. En ik zit hier nu rustig in Amsterdam in mijn glitterpak met een verse gemberthee... Als wij een bezetter krijgen, hoop ik

dat ik het durf om met gevaar voor eigen leven de bezetter dwars te zitten. Ik heb het daar weleens met mijn broers over, wat we zouden doen. Je kunt zoiets van tevoren niet weten.” Op 4 mei, maar ook op andere dagen, blijft Chabots blik hangen op de vier bronzen kruizen op de Waalsdorpervlakte. Het zijn replica’s van de originele ‘fusilladekruizen’. Die kruizen, dat waren de ‘executiepalen’ van de nazi’s waar de ter dood veroordeelden tegenaan moesten staan als ze gefusilleerd werden. Chabot: “Ik heb aan elk kruis een eigen betekenis gegeven: het eerste kruis staat voor mij voor vrede, het tweede voor veiligheid, het derde voor verdraagzaamheid en pas het vierde kruis staat voor vrijheid. Waarom? Pas als je die eerste drie hebt, kun je vrijheid voor iederéén creëren. Je kunt pas vrij zijn als er geen gevechten op straat zijn, je verliefd kunt worden op wie je wil, het niet uitmaakt van welk ras of welk geloof je bent.” Patrick Cammaert is vaak niet in Nederland op 4 mei, want hij woont in New York. De twee minuten stilte houdt hij echter in acht. “Dodenherdenking is voor mij het moment dat ik stilsta bij de mensen die hun vrijheid hebben gegeven voor anderen. Dat kan in Nederland zijn, maar voor mij is het vooral ook de vrijheid van anderen in de wereld, omdat mijn carrière zich nu eenmaal veel meer daar heeft afgespeeld. Ik heb een hoop collega’s en vrienden verloren. Want ook mijn burgercollega’s hebben hun leven gegeven voor de zaak in Mali, Jemen of Congo.”

Splinter Chabot jogt weleens door de duinen als hij bij zijn ouders is. “Op de terugweg ren ik altijd langs de kruizen. Op serieuze toon: “Soms zeg ik in gedachten tegen die kruizen: Dankuwel voor de vrede, voor de veiligheid, voor de verdraagzaamheid en voor de vrijheid.” <

Over de geïnterviewden

Patrick Cammaert (1950) is generaalmajoor – inmiddels buiten dienst – bij het Korps Mariniers. Hij leidde verschillende vredesmissies voor de Verenigde Naties, onder meer in Ethiopië, Eritrea en de Democratische Republiek Congo. Over zijn leven is door Esther Bootsma de biografie Kijk niet weg geschreven. Voor zijn verdiensten voor de internationale vrede ontving Cammaert de Carnegie Wateler Vredesprijs. Hij is getrouwd en heeft een zoon en dochter.

Splinter Chabot (1996) is auteur, presentator en oud-JOVD-voorzitter. Hij schreef Confettiregen, dat werd verkozen tot nummer 1 in de Regenboog Top 100 en hij kreeg de Winq Culture Award, de Jillis Bruggeman Penning en de Bob Angelo Ster van de Toekomst: onderscheidingen voor personen die zich vanuit hun publieke rol hebben ingezet om de positie van lhbti’ers te verbeteren. Ook verscheen van hem Roze brieven en Als de hemel genoeg ruimte heeft.

HERINNEREN | 43
‘ Dat ik ervoor uitkwam dat ik op jongens val, is ook een stukje vrijheid voor jezelf opeisen’

Constantin Karadja

44 NCMagazine | voorjaar 2023

Verschillende diplomaten uit neutrale landen, zoals Zweden, Zwitserland en Portugal, zijn beroemd geworden door hun pogingen om Joden te redden tijdens de Holocaust. Opvallend genoeg waren er ook diplomaten bij die juist een van de asmogendheden dienden, zoals de Japanner Chiune Sugihara (1900-1986) in Litouwen en de Italiaan Giorgio Perlasca (19101992) in Hongarije. Ook in Nederland was zo’n diplomaat actief: de Roemeen Constantin Karadja.

door Floris van Dijk foto Observator Cultural

Op 24 november 1889 werd Constantin Jean Lars Anthony Démétrius Karadja in Den Haag geboren, aan de Nassaulaan 1, hoek Mauritskade. Zijn vader Jean Karadja Pasha (1835-1894) ondertekende geboorteakte nummer 4934 en gaf als beroep op “buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister van Turkije bij het Nederlandsche Hof”. Zijn ruim dertig jaar jongere echtgenote Marie Louise Smith (1868-1943) was een Zweedse prinses, miljonairsdochter en dichteres. Na het overlijden van zijn vader volgde Constantin onderwijs in Zweden en studeerde hij rechten in Engeland. Na zijn huwelijk in 1916 met zijn verre Roemeense nicht Marcela (1896-1971) kreeg hij in 1920 het Roemeense staatsburgerschap en ontwikkelde een diplomatieke carrière in Boedapest, Stockholm, Berlijn en Boekarest. Hij schreef een handboek voor consulaire zaken dat nog steeds gebruikt wordt in de Roemeense buitenlandse dienst.

Daarnaast kende Karadja nevencarrières. Zo publiceerde hij historisch onderzoek over het vroege Dacia, Roemenië in de oudheid. Ook was hij expert in incunabelen, drukwerken van vóór 1501. Karadja bezat een imposante privébibliotheek. Hij sprak vloeiend Engels, Frans, Duits, Roemeens, Zweeds, Deens en Noors, en las klassiek Grieks en Latijn.

Memo’s

Als overtuigd humanist en ooggetuige van de uitsluiting en vervolging van Joden schreef hij vanaf 1935 vanuit Berlijn als consul-generaal talloze memo’s, waarin hij het Roemeense ministerie van Buitenlandse Zaken opriep tot actie. Wijzend op het internationale recht benoemde hij diefstal van vermogen, mishandelingen, concentratiekampen en de juridisch verankerde bescherming voor alle Roemeense burgers, ongeacht hun afkomst of religie. Na de Kristallnacht van 1938 volgde een gedetailleerd rapport naar Boekarest.

Roemenië kende in de jaren dertig een wijd verbreid, fanatiek antisemitisme, met onder meer pogroms door de beruchte IJzeren Garde onder aanvoering van Corneliu Codreanu (18991938). Bij Besluit nr. 2650 van 8 augustus 1940 moest het woord ‘Jood’ opgenomen worden in Roemeense paspoorten. Karadja wist dat, door er aanhoudend tegen te ageren, gewijzigd te krij-

gen in het weinig zeggende ‘X’. In 1941 werd hij overgeplaatst naar Boekarest waar hij onverminderd doorging met pogingen Roemeense en andere Europese Joden te redden. Op 21 augustus 1942 werden Roemeense Joden in bezet gebied officieel gelijk gesteld met lokale Joden. Dankzij een bombardement van protesten van Karadja werd dit op 2 april 1943 teruggedraaid en werd de beschermde status in elk geval in juridische zin hersteld. Hij hoopte met reisdocumenten een doortocht vanuit Roemenië naar Palestina mogelijk te maken.

De fascistische dictator van Roemenië, Ion Antonescu (18821946), werd na een paleisrevolutie op 23 augustus 1944 door de jonge koning Mihai I (1921-2017) afgezet. Ook verklaarde hij de oorlog aan nazi-Duitsland, nadat het jarenlang olie, graan en niet minder dan vijftien divisies voor het Oostfront had geleverd.

Eretitel

Constantin Karadja werd op 17 oktober 1944 ontslagen uit diplomatieke dienst, maar kort daarna weer aangesteld. Hij werd in 1946 gekozen tot erelid van de Roemeense Academie van Wetenschappen maar in 1948 ook weer weggestuurd. Per Ministerieel Besluit werd de diplomatieke carrière van Karadja per 1 september 1947 ten tweede male beëindigd. Zijn pensioen werd stopgezet en hij overleed op 28 december 1950 onder verdachte omstandigheden.

Op 15 september 2005 kreeg Constantin Karadja postuum de eretitel ‘Rechtvaardige onder de volkeren’ toegekend van Yad Vashem. Aan de gevel van zijn geboortehuis in Den Haag hangt een plaquette gewijd aan Constantin Karadja: diplomaat, mensenrechtenactivist avant la lettre, polyglot, historicus, bibliofiel en literair expert. Maar bovenal de redder van – volgens berekeningen van een aantal toonaangevende instituten – 51.000 Europese Joden tijdens de Holocaust. <

‘Rechtvaardige onder de volkeren’ toegekend van Yad Vashem

Floris van Dijk is hoofd Onderzoek en collectie bij Nationaal Monument Kamp Amersfoort.

| 45
INTERNATIONAAL
In 2005 kreeg
Constantin Karadja postuum de eretitel

Vrijwilligers: onmisbare schakels in de organisatie van herdenkingen

Op 4 mei vindt in bijna iedere Nederlandse gemeente een herdenking plaats. Maar ook op andere dagen worden de oorlogsslachtoffers herdacht. Vrijwilligers vormen een onmisbare schakel in de organisatie van al deze herdenkingen. Een aantal van hen komt hier aan het woord.

Cissy Bronts van het 4 mei-comité Loppersum, gemeente Eemsdelta

“Toen ik 32 jaar geleden in Loppersum kwam wonen, ben ik gevraagd voor het Oranje Comité. Ik ben lid van de Hervormde Kerk waar de 4 mei-herdenking wordt gehouden. Ik ging steeds meer helpen en zo ben ik er langzaam ingerold. Sinds 2015 zit ik officieel in het 4 mei-comité. Ik zocht wel een kompaan om de herdenking samen mee te organiseren. Die heb ik gevonden in Tom Dijkstra van de Historische Vereniging. Als oud-onderwijzer is hij zeer geïnteresseerd in de geschiedenis van Loppersum. Hij zoekt dingen uit, zoals het verhaal van de Joodse Jacob van Haren die is omgekomen in de oorlog te Middelstum en hier in Loppersum op de Joodse begraafplaats ligt. Ook heeft hij uitgezocht hoe het precies zat met de omgekomen bewoners uit het dorp; wat was hun functie en waar ligt hun graf?

Na de coronatijd was het afwachten of de herdenking weer op belangstelling kon rekenen. Gelukkig was dat zo. Het Marktplein stond weer vol en dat gaf veel voldoening. We moeten er wel hard voor werken. Vooral voor het betrekken van de jeugd bij de herdenking. Zoiets bouw je langzaam op. Leerlingen van school lezen gedichten voor en de vakkenvullers van de plaatselijke supermarkt leggen bloemen neer bij het monument op het Marktplein. Dat is belangrijk omdat herdenken niet iets van het verleden is. Het vraagt om een actieve houding en onze volledige inzet. We hebben de vrijheid om onze mening te uiten, je zou maar in een land wonen waar dat niet kan. Ik word al emotioneel als ik daaraan denk.

Elk jaar herdenken we anders. De verhalen uit die tijd worden verteld door nazaten uit de oorlog of door iemand van de historische vereniging en er spreekt een afvaardiging van de gemeente Eemsdelta. En dit jaar staat er een optreden in de planning van een echtpaar uit Oekraïne dat in het dorp woont en erg muzikaal is.”

NCMagazine | voorjaar 2023 46
door Linda Huijsmans en Dorine van der Wind foto’s Ben Houdijk Cissy Bronts in de Petrus en Pauluskerk in Loppersum, waar een onderdeel van de 4 mei-herdenking plaatsvindt

Will de Bruijn-Janssen was tot voor kort actief bij Stichting Vier Vrijheid Schaijk. Wel is ze nog vrijwilliger bij de Stichting Herdenking Birma-Siam Spoorweg en Pakan

Baroe Spoorweg (SHBSS)

“Met SHBSS organiseren we de herdenking op Bronbeek. Mijn betrokkenheid bij dit onderwerp begon met mijn interesse voor geschiedenis. Vanaf mijn 13de kom ik bij een Indische vriendin thuis. Ik ben helemaal opgenomen in haar familie. Daar stond altijd een foto van oom Dick die is omgekomen bij de dodenspoorweg. Vele jaren later tijdens een reis naar Thailand heb ik de spoorweg bezocht. Ik ben een paar keer teruggegaan.

In het Thailand Birma Railway Centre zag ik een foto van Karel Warmenhoven. Hij heeft in 1945 het commando overgenomen van de Japanners en redde daardoor vele levens van mensen die aan de spoorlijn werkten. Dat vond ik zo intrigerend. Terwijl niemand in Nederland zijn naam kende. Ik kreeg een officieel rapport in handen met informatie over die spoorlijn. Ik heb de taak op me genomen om het te vertalen en zo toegankelijk te maken. Bij de jaarlijkse herdenking op Bronbeek sta ik bij de boekenstand

waar het rapport te koop is. Ik merk dat de belangstelling niet minder is geworden in de loop der jaren. Er komen nu meer mensen van de tweede of derde generatie met vragen.

Vanuit Stichting Vier Vrijheid Schaijk geef ik gastlessen op scholen rondom 4 mei. We vertellen het verhaal van twee Joodse kinderen die ondergedoken zaten in Schaijk. Met een van hen, Joachim Frank, ben ik in contact gekomen. Hij woont in Engeland. Hij heeft online zijn verhaal verteld aan de schoolkinderen, dat was indrukwekkend. Je boeit kinderen niet met droge feiten, maar met verhalen. We hebben ook dia’s met foto’s van de onderduikadressen en die herkennen ze. Je merkt aan de vragen die ze stellen dat het binnenkomt. Deze verhalen moeten verteld blijven worden. Ik ben net naar Venray verhuisd, hier ga ik helpen ontbrekende gezichten en verhalen bij namen op de graven van het ‘Engelse kerkhof’ te vinden.”

| 47 HERDENK EN EN VIEREN
Will de BruijnJanssen in haar huis in Venray

Han

“Vijfentwintig jaar geleden heb ik een paar jaar op de financiële administratie van het Nationaal Comité 4 en 5 mei gewerkt. Ik heb gezien hoeveel werk er aan de organisatie van de herdenking en van de viering van de bevrijding voorafgaat en wat een knap staaltje werk dat is. Sindsdien ben ik als vrijwilliger altijd betrokken gebleven. In De Nieuwe Kerk ben ik als gastheer medeverantwoordelijk voor de ontvangst van de gasten. Hierna gaan deze 1300 mensen naar het monument op de Dam zodat de herdenking stipt op tijd kan beginnen. Dat is een spannend moment, zeker nu de eerste generatie echt op leeftijd is en vaak slecht ter been.

Het blijft bijzonder om dit evenement van zo dichtbij mee te mogen maken. Je beleeft die twee minuten stilte heel intens en

het is elk jaar weer anders. Het enige dat je hoort is het getik van de vlaggentouwen tegen de mast. Ik voel me erg verbonden met alle mensen om mij heen, ook al beleeft iedereen het op zijn of haar eigen manier. De herdenking staat in het teken van ‘nooit meer oorlog’. Ik vind het dan ook erg moeilijk te begrijpen dat Nederland deze dagen wel de oorlog in Oekraïne steunt.

Ook sta ik stil bij het verleden van mijn eigen familie. Mijn ouders komen uit Rotterdam. Het café en de woning van mijn vaders familie aan de Leuvehaven is gebombardeerd. Mijn moeder en drie van haar broers woonden in de Hongerwinter bij boeren in Oldenzaal, mijn moeder was toen 12 jaar oud. Deze gebeurtenissen hebben invloed op hun leven gehad en indirect ook op dat van mij. Daarom moeten we blijven gedenken.”

NCMagazine | voorjaar 2023 48
Han de Goede bij de ingang van De Nieuwe Kerk in Amsterdam
de Goede, docent economie aan het ROC, is vrijwilliger bij de Nationale Herdenking op de Dam op 4 mei en het 5 mei-concert bij theater Carré op de Amstel

Menno: “Als de mail van het het Nationaal Comité mei binnenkomt of we dit jaar weer willen helpen, weten we niet hoe snel we moeten antwoorden! Een aantal jaar geleden stond ik opgesteld in de erecouloir van de veteranen. Ik was vlieger bij de Koninklijke Luchtmacht en actief bij het Korps Commandotroepen. Het is fijn dat ook jonge veteranen een plek krijgen tijdens de herdenking. Daarna heb ik zelf gevraagd om vrijwilliger te mogen worden. Ik zag hoe hard er op zo’n dag gewerkt wordt, er zijn veel betrokken mensen nodig. Zonder vrijwilligers kan zo’n evenement niet doorgaan. Er is een heel vast team dat elk jaar helpt. We moeten blijven herdenken, ook jonge mensen zoals Nino moeten zich bewust zijn van wat er nodig is om in vrijheid te leven. Ik ben zo trots op mijn zoon als hij daar rondloopt, hij heeft zich uit zichzelf aangemeld. We zoeken elkaar daar altijd even op.”

Nino: “Toen ik jong was, gingen we naar de kleine herdenking op de Apollolaan in Amsterdam, daarna keken we altijd naar de herdenking op de Dam. Het leefde in ons gezin. Bij anderen van mijn generatie is dat minder het geval, dat merk ik wel. Terwijl we ons bewust moeten zijn van de vrijheid die we hebben en daar dankbaar voor zijn. Ik heb nog meegemaakt dat mijn vader in actieve dienst was. Hij heeft gestreden voor vrijheid, een nobel doel.

Op 4 mei ben ik al vanaf zeven uur ’s ochtends op de Dam. Als runner word ik de hele dag ingezet voor last minute klusjes, van een USB-stick halen of dekens voor de oudere gasten. Ik raak nooit gestrest. Ik zie het als voor de klas staan, ik ben namelijk leraar natuurkunde op een vmbo. Als er iets misgaat, trek je gewoon de touwtjes weer aan!”

| 49
Menno Steen (57, links) is gastheer tijdens de Nationale Herdenking, bij het 5 mei-concert en bij de Nationale Holocaust Herdenking in Amsterdam. Ook zijn zoon Nino Steen (23) is vrijwilliger
HERDENKEN EN VIEREN
‘ Zonder vrijwilligers kan zo’n evenement niet doorgaan’

“Ik heb negentien jaar bij de Anne Frank Stichting gewerkt en zeventien jaar als gastvrouw bij de herdenking op de Dam. Dat doe ik nog steeds met veel plezier, ook al ben ik nu met pensioen. De Nieuwe Kerk is in vakken verdeeld. De oudste deelnemers zitten tegenwoordig vooraan, de koning en koningin aan de zijkant. Zij hebben plaatsgemaakt voor de mensen om wie het gaat. Dat vind ik een heel mooi gebaar.

Het is best spannend. Iedereen moet op tijd op zijn plaats zitten en daarna ook weer op tijd op de Dam aanwezig zijn. Dat is een flinke uitdaging, zeker nu de meeste gasten echt oud worden. Na afloop brengen we ze naar hotel Krasnapolsky, waar ze een drankje krijgen en even kunnen bijkomen. Wij gaan daarna naar de Koninklijke Industrieele Groote Club, ook op de Dam. Daar staan hapjes en een borrel klaar en daar kletsen we na.

Ik ben ieder jaar weer trots dat ik erbij mag zijn. Het is aangrijpend, maar ook heel leuk om elkaar weer te spreken. Het is echt een reünie en vaak hoor ik: ‘Ha ben je er weer’. Er zitten prachtige mensen bij en wat me opvalt: ze delen eenzelfde soort overlevershumor. Misschien hadden ze dat al, misschien hebben ze dat ontwikkeld door wat ze hebben meegemaakt, maar het tekent deze sterke mannen en vrouwen. Ik heb vele gedenkwaardige gesprekken met hen gevoerd.

Ik had een Joodse vader. Hij sprak nooit over de oorlog, maar hij nam mij al jong mee naar de jaarlijkse herdenking. Dan kneep hij me tijdens de stilte zo hard in mijn hand dat ik begreep dat er iets heel verdrietigs gebeurd moest zijn.

Hij is jong overleden – hij was 54. Vlak voor zijn dood begon hij opeens te vertellen. Het was te groot, te veel, ik kon het toen niet allemaal bevatten. Inmiddels heb ik veel informatie over zijn familie kunnen achterhalen. Mijn achternaam komt 68 keer voor op het Holocaust Namenmonument, maar er leven er niet veel meer die zo heten. Daarom is het goed dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei zijn best doet om ook de jonge generaties bij de herdenkingen te betrekken. Zij moeten deze verhalen door blijven geven.”

NCMagazine | voorjaar 2023 50
Karla Spreekmeester (66) is gastvrouw bij de Nationale Dodenherdenking op de Dam Riny van der Kolk bij het Oorlogsmonument 1940-1945 in Wijhe

“Mijn hele leven heb ik vrijwilligerswerk gedaan, naast mijn werk in de zorg. Sinds ik een herseninfarct heb gehad, heb ik zelf wat meer zorg nodig, maar ik wil graag actief blijven. Dat ben ik mijn hele leven al geweest.

Het Verenigd Comité Wijhe organiseert zowel Koningsdag als de 4 en 5 mei-herdenking. Ik heb lang gewacht voor ik me durfde aan te melden bij het Verenigd Comité. Ik keek een beetje tegen ze op. Toen ik onverwacht een lintje kreeg voor het vrijwilligerswerk dat ik had gedaan, heb ik de stoute schoenen aangetrokken.

Van nature kijk ik het liefst eerst de kat uit de boom, ik denk meestal dat ik het niet kan. Daarom ben ik rustig begonnen en heb eerst een tijdje meegelopen. Maar nu zit ik hier echt op mijn plek. Ik werd secretaris, dat past goed bij me. Door mijn ervaring in de zorg was ik wel wat papierwerk gewend.

Als je niet meer werkt en zelf zorg nodig hebt, zoals ik, loop je het gevaar dat je wereldje heel klein wordt. Dat idee benauwt me verschrikkelijk en daarom blijf ik actief. Ik doe wat ik nog kan, maar wil niemand voor de voeten lopen. Alle zes leden van het comité werken nauw samen. Als ik iets lastig vind, neemt iemand anders het van me over.

Door dit werk leg ik ook nieuwe contacten, zoals nu met de Oekraïense vluchtelingen die in het oude Rabobankgebouw in het dorp wonen, en met Syrische nieuwkomers in onze gemeente. Wij vragen hen om te integreren, maar het moet van twee kanten komen, vind ik. Je kunt niet alleen maar aan de zijlijn blijven staan mopperen; we moeten proberen elkaar te leren kennen. Zo heb ik een Syrische vrouw leren breien en voor het eerst van haar leven maakte ze een muts. Die draagt ze nu met trots. Je hoeft niet per se elkaars taal te spreken om elkaar te begrijpen.”

VIEREN | 51 HERDENKEN EN
Riny van der Kolk is secretaris van het Verenigd Comité Wijhe
‘ Ik ben ieder jaar weer trots dat ik erbij mag zijn’
Karla Spreekmeester op het balkon van de Koninklijke Industrieele Groote Club aan de Dam in Amsterdam

Siwart Mackintosh, vrijwilliger bij de Nationale Dodenherdenking op de Dam

“Mijn vader Wil Mackintosh werkte bij de Koninklijke Marine en heeft in de oorlog aan de Birma-spoorlijn gewerkt. In Vlissingen, waar we vanwege zijn werk woonden, was hij bij iedere herdenking aanwezig. In 2008 kreeg hij een uitnodiging voor de Nationale Herdenking op de Dam. Zoals veel oud-strijders was hij een enorme fan van het koningshuis en deze kans om in aanwezigheid van de koningin de herdenking bij te wonen, greep hij graag aan.

Zelf werk ik sinds 2011 als vrijwilliger op de Dam. We ontvangen de bezoekers in De Nieuwe Kerk. De meesten komen al vroeg, want het is voor hen een weerzien waar ze lang naar uitkijken.

Mijn vader is in 2017 overleden. Hij is 99 geworden. Ik vind het belangrijk dat we blijven herdenken. De Tweede Wereldoorlog zakt steeds verder weg. Veel jongeren vinden het iets voor

oude mensen. Dat is niet zo. De jongens die omkwamen bij de bevrijding waren vaak 19, 20 jaar oud – zo jong als zij nu. De oorlogen in Syrië en Oekraïne moeten waarschuwingen voor ons zijn: vrijheid is niet vanzelfsprekend. 4 en 5 mei kunnen niet zonder elkaar, zei mijn vader altijd. Je moet eerst herdenken om te kunnen vieren, en je moet vieren om niet in 4 mei te blijven hangen.

Ieder jaar was mijn vader in de dagen voor de herdenking somberder, stiller dan normaal. Na 5 mei sloeg dat gelukkig weer om. In 2017 kreeg hij op 2 mei een kleine TIA, maar hij wist zeker dat hij bij de herdenking aanwezig zou zijn. Op 4 mei kreeg hij er opnieuw een en toen zei hij tegen mij: ‘Ik geloof niet dat het gaat lukken. Nu moet jij het maar doen’.

Hij overleed op 10 mei. Hij is 99 geworden. Dit jaar gaat mijn dochter Norah van 19 voor de tweede keer mee. Ik weet zeker dat mijn vader dat prachtig gevonden zou hebben.”

NCMagazine | voorjaar 2023 52
Siwart Mackintosh voor het Nationaal Monument op de Dam in Amsterdam

Vincent Vogelaar, oud-coördinator

Sponsor & Signing voor het Bevrijdingsfestival Overijssel

“In Zwolle is dit jaar de start van de Bevrijdingsfestivals, hier wordt het vuur aangestoken. Sinds 2000 ben ik erbij betrokken, toen wisselde de festivallocatie naar een plek naast het water. Ik was 16 jaar en hielp destijds als vrijwilliger van de Reddingsbrigade. Het jaar erop ben ik gaan helpen bij de opbouw en zo is het balletje gaan rollen. Inmiddels ben ik 23 jaar vrijwilliger van het festival. Tot vorig jaar was ik coördinator Sponsor & Signing. Met mijn team waren we verantwoordelijk voor de sponsoruitingen en signing: de bordjes die wijzen naar het toilet en de EHBO.

Het leuke van dit werk is dat de plannen die ik uitdacht direct zichtbaar waren voor het publiek. Eerst is het een leeg terrein en als wij klaar zijn, staat er een festivalterrein met sponsoruitingen en vrolijke kleuren. De mensen met wie ik samenwerk zijn ook buiten het festival vrienden geworden. Het is een gevoel van thuiskomen en samen de schouders eronder zetten.

De avond ervoor, op 4 mei, is het heel bijzonder om met alle vrijwilligers naar de herdenking te gaan. Dat geeft een extra lading aan zo’n moment. Je bent onderdeel van een groep en samen zetten we de dag erop iets moois neer. Een memorabel festival was de editie dat het heel erg stormde en we op de dag zelf een toren in moesten klimmen om de sponsordoeken weer vast te maken. In 2016 was het juist heel mooi weer. Manu Chao was de hoofdact en die wilde geen dranksponsors in zicht. In de pauze hebben we in het donker de grote doeken van een bierbrouwer eraf gehaald. Dan zie je vanuit die hoogte 15.000 mensen publiek staan, dat was episch!

Vanaf dit jaar ben ik geen coördinator meer, door het gezinsleven ga ik het iets rustiger aan doen, maar ik blijf zeker betrokken!”

VIEREN | 53 HERDENKEN EN VIEREN
Vincent Vogelaar in Park Wezenlanden in Zwolle waar jaarlijks het festival wordt gehouden
‘ Het is een gevoel van thuiskomen en samen de schouders eronder zetten’

Sanne van Hartskamp is coördinator backstage hoofdpodium bij het Bevrijdingsfestival Overijssel

“Sinds 2005 ben ik vrijwilliger voor het festival. Ik werd destijds een week van tevoren gevraagd om bij te springen. Op de dag zelf stond ik er opeens alleen voor, ik ben echt in het diepe gesprongen. Het ging blijkbaar goed want het jaar erna werd ik weer gevraagd. Ik begon bij de kleinere podia. En nu coördineer ik samen met medevrijwilliger Joost de backstage van het hoofdpodium.

Ik werk voor het ministerie van Defensie en in mijn huidige functie hoort daar leidinggeven bij. Toen merkte ik dat ik echt veel geleerd heb van mijn vrijwilligerswerk. Het is wel intensief. Het begint met een kick-off in februari als de line up van de artiesten bekend wordt gemaakt. De intensiteit neemt langzaam toe, vanaf 1 mei zijn Joost en ik dagelijks in het park en maken lange dagen. Ik neem hier vakantiedagen voor op. Ik noem het ‘mijn uit de hand gelopen hobby’. Thuis vangt mijn man veel op en de

kinderen gingen toen ze kleiner waren voor 5 mei uit logeren. Dit werk zit zo in mijn systeem. Ik ben inmiddels 44 jaar en met het jaar groeit het besef dat wij het heel goed hebben. En hoe mooi het is dat we samen de vrijheid kunnen vieren terwijl er 1500 km verderop in Oekraïne oorlog is. Ook door mijn werk ben ik daar betrokken bij. Ik ben heel dankbaar dat wij in Nederland een gratis feest mogen bouwen.

Op 5 mei ben ik verantwoordelijk voor het opvangen en begeleiden van de artiesten. We creëren een huiskamergevoel, een plek waar ze kunnen relaxen. Als zij ontspannen zijn, geven ze ook een betere show. Als de helikopter komt en een rondje over het veld doet, geeft dat wel een vibe. Elke 6 mei ben ik kapot en denk ik: het is mooi geweest. Maar op 7 mei denk ik al: o nee, nog een heel jaar wachten tot ik weer mag! Bevrijdingsdag is een gegeven, net als Koningsdag, dat moet doorgaan. We duimen voor mooi weer en gaan er een feestje van maken!” <

NCMagazine | voorjaar 2023 54
Sanne van Hartskamp in Park Wezenlanden in Zwolle waar jaarlijks het festival wordt gehouden

De keuze van:

Ed Kronenburg

Door wie en door wat worden mensen geïnspireerd? In deze serie ditmaal Ed Kronenburg (1951), voorzitter van de raad van toezicht van de Liberation Route Europe en van het Veldberaad WO2. Tot 2019 werkte Kronenburg in vele functies voor het ministerie van Buitenlandse Zaken: hij was onder meer secretaris-generaal en ambassadeur in Parijs en Beijing. Tijdens zijn detachering bij de Europese Commissie had hij de wederopbouw van Bosnië-Herzegovina in portefeuille. “Daar zag ik welke verschrikkingen nationalisme kan aanrichten. Net zoals nu in Oekraïne.” Over Elie Wiesel, de D-daystranden in Normandië en de herdenking van de aanslagen in Parijs.

De herdenking van de aanslagen in Parijs

In november 2015 vonden in Parijs tegelijkertijd diverse terroristische aanslagen plaats. Ook op de Bataclan, een theater in Parijs, waar op dat moment een rockconcert aan de gang was. In totaal lieten 130 mensen het leven bij deze aanslagen. Onder de gewonden van de aanslagen waren Nederlanders, en ik ondervond wat dit voor hun families betekende. Ik voelde hoe Frankrijk met deze aanslag op de vrijheid diep in het hart was geraakt. De herdenking op Les Invalides was een van de meest indrukwekkende en emotionele gebeurtenissen die ik heb meegemaakt. De aanslagen maakten op een verschrikkelijke manier duidelijk dat onze vrijheden ook in vredestijd bedreigd kunnen worden. Het liet echter ook zien dat een sterke democratie de beste grondslag biedt om dit soort beproevingen te doorstaan.

Elie Wiesel

Elie Wiesel overleefde in Auschwitz-Birkenau de Holocaust. In diverse romans – waaronder zijn aangrijpende boek Nacht – schreef hij over de verschrikkingen. Hij emigreerde naar de Verenigde Staten en gaf daar leiding aan de bouw van het United States Holocaust Memorial Museum. In 1986 ontving Wiesel de Nobelprijs voor de Vrede en in 1998 werd hij benoemd tot Vredesboodschapper van de Verenigde Naties. Vanuit deze positie vroeg hij ook vaak aandacht voor het bestrijden van armoede en het belang van getuigenverklaringen over wreedheden in de wereld. Passages uit zijn acceptatiespeech voor de Nobelprijs zouden wij ons allemaal ter harte moeten nemen: “Onze levens behoren niet langer alleen onszelf toe, maar ook al die wanhopige mensen die ons nodig hebben.”

En: “Als wij vergeten wat plaatsvond, dan zijn wij schuldig en medeplichtig.” Daarom is er de noodzaak te herdenken. We moeten aan de jongere generaties overdragen hoe belangrijk vrijheid en democratie zijn, en dat we die nooit als vanzelfsprekend mogen aannemen.

D-day-stranden in Normandië

Door mijn werk in Frankrijk woonde ik diverse D-dayherdenkingen in Normandië bij. Als je ergens doordrongen wordt van de offers voor het bevechten van onze vrijheid… De moed en opoffering die de veelal jonge mannen en vrouwen daar hadden, het is nauwelijks voorstelbaar. De eindeloze reeksen graven op militaire begraafplaatsen getuigen van die veel te vroeg gestopte levens. Van de waanzin en het verdriet van oorlog. Het nationalisme sloeg in de jaren negentig opnieuw toe op de Balkan. Het was daarom geen toeval dat de toenmalige Franse president, François Mitterrand, aan het begin van het Franse EU-voorzitterschap in 1995, in een rede voor het Europees Parlement de woorden “nationalisme betekent oorlog” uitsprak. De actualiteit bewijst zijn gelijk. Overigens werd bij de herdenking van D-day in juni 2014 het idee geboren om de Liberation Route, een van origine Nederlands initiatief uit de regio Arnhem-Nijmegen, ook een internationale dimensie te geven.

Amerikaanse soldaten in een landingsvoertuig op weg naar Omaha Beach, 6 juni 1944

| 55 INSPIRATIE
door Anita van Stel foto Peter de Boer / De Beeldunie JOHN MATHEW SMITH / WIKIMEDIA COMMONS (CC NAVAL HISTORY AND HERITAGE COMMAND
DUC / FLICKR (CC BY-NC-ND 2.0)
Bloemen nabij de Bataclan

Een archiefkaartje invullen met een paar gegevens van een slachtoffer brengt de oorlog heel dichtbij’

Iedereen kan vanuit huis meedoen, op de computer of smartphone. Helpen met het digitaliseren van het grootste archief van slachtoffers van nazi-Duitsland. Tienduizenden vrijwilligers deden dat al. Het Duitse archief is daarmee een nieuw pad in de archiefwereld ingeslagen.

Een vergeeld archiefkaartje verschijnt op mijn laptop. Daarnaast de tekst: “Welcome for helping us to build a digital memory to the victims of Nazism”. Op het kaartje staan gegevens van Benzion Weiner, een Joodse arts, en ik zie al snel dat hij van mijn leeftijd was. Geboren in 1886, zijn laatst bekende plaats: Yanow, een Duits concentratiekamp in Polen. Dus hij was misschien 57 of 58 toen hij stierf.

Ik tik de gegevens van het kaartje in, even word ik deelgenoot van zijn leven. En, ik heb een kleine bijdrage geleverd aan de digitalisering van het Arolsen Archief, het grootste archief van slachtoffers van het nazisme.

Floriane Azoulay (52), directeur van het archief in Bad Arolsen, is de stuwende kracht achter EveryNameCounts (ENC). Wat is het idee achter dit project?

“In ons archief hebben we informatie over meer dan 17,5 miljoen personen. Ons streven is dat al hun namen in 2025 online toegankelijk zijn. Allereerst omdat het onze missie is om de herinnering aan de oorlog levend te houden. We willen geen enkel slachtoffer vergeten, iedere naam telt. Daarnaast is het belangrijk dat iedereen informatie over een persoon kan vinden. We krijgen nog steeds 16.000 tot 18.000 verzoeken per jaar van mensen die iets willen weten over het lot van een familielid tijdens de Tweede Wereldoorlog, en in ons online archief zijn er jaarlijks bijna een miljoen zoekopdrachten. Juist omdat er steeds minder verhalen in de families worden doorverteld, wordt het archief belangrijker. Maar dan moet het wel makkelijk toegankelijk zijn, en goed geïndexeerd.”

Slaat EveryNameCounts aan?

“Het is heel succesvol, binnen een week waren er 15.000 vrijwilligers wereldwijd die gegevens van de kaartjes, die wij hebben geüpload, hadden ingevoerd in het index-systeem. Sinds ENC in 2020 begon, zijn meer dan een miljoen namen gedigitaliseerd. We krijgen ontroerende berichten van mensen

die hun familiegeschiedenis ontdekken. Van leraren die vertellen hoe leerlingen een verbinding leggen tussen henzelf en het verleden. Het brengt geschiedenis heel dichtbij als je de naam ziet van een leeftijdgenoot of van iemand die in de buurt woonde. Die paar simpele gegevens op een archiefkaartje maken het heel persoonlijk, bijna intiem.”

Wie zijn al die namen die in het archief zitten, hoe zijn die daar terechtgekomen?

“Allereerst hebben we de administratie van de concentratiekampen in Duitsland, maar ook uit andere door de nazi’s bezette landen zoals Polen en voormalig Joegoslavië. Toen die kampen werden bevrijd, bleek een deel van de kaartsystemen vernietigd, maar de rest is na de oorlog verzameld als bewijsmateriaal voor de misdaden die daar zijn gepleegd. Zo hebben we bijvoorbeeld bijna alle documentatie van Buchenwald en – deels als kopie – van Dachau. Van Auschwitz hebben we ook een deel, maar veel daarvan is vernietigd door de nazi’s, een ander deel is meegenomen door het bevrijdingsleger van de Sovjet-Unie.

Het tweede deel van ons archief komt van Duitse gemeenten, bedrijven en andere instanties. De geallieerden, die de opsporing van vermisten en repatriëring voor hun rekening namen, vroegen aan hen de gegevens van alle buitenlanders die zij tijdens de oorlog hadden geregistreerd. Dus werden in Arolsen miljoenen formulieren verzameld uit getto’s, van dwangarbeiders en van ontheemden in de Displaced Persons Camps. Ten slotte hebben we hier brieven en informatieverzoeken van mensen die na de oorlog hun familieleden zochten.”

Het archief is in 2007 opengesteld, in 2016 heeft u het online gepubliceerd. Dat betekent ook dat de gegevens van iedereen op straat liggen. Sommige families van slachtoffers zullen dat niet prettig vinden.

“Collega’s uit de archiefwereld zeiden inderdaad: pas op, het is

door Monique van Hoogstraten foto’s Arolsen Archives
NCMagazine | voorjaar 2023 56

Foto bovenaan: Gescande documenten in de database. Op de achtergrond het archief.

Tweede foto van boven: Een projectie van het project op de Franse ambassade in Berlijn om aandacht te vragen voor het digitaliseren van de archieven

Tweede foto van onderen: Transportlijst van een transport van oudere Joden die van Berlijn naar Theresienstadt vervoerd werden

Onderste foto: Documenten van een concentratiekampgevangene

té privé. Veel mensen zijn door de nazi’s gelabeld, als ‘asocialen’ of ‘Berufsverbrecher’. Maar dat zijn etiketten die mensen destijds kregen opgeplakt, dat is niet wie ze waren. Als je dat geheimhoudt omdat het iets is om je voor te schamen, ga je mee in het perspectief van toen. Mensen die niet willen dat hun familiegegevens openbaar zijn, kunnen zich bij ons melden, dan halen we het binnen 24 uur offline. Een dergelijk verzoek hebben we het afgelopen jaar slechts twee keer gekregen. De meeste mensen zijn heel blij met onze aanpak en zeggen: zo worden onze families niet vergeten.”

U komt niet uit de archiefwereld, maar was eerder werkzaam bij de mensenrechtenafdeling van de OVSE in Polen. Dat beïnvloedt uw kijk op het archief?

Het mensenrechtenperspectief is voor mij heel belangrijk. Door geschiedenis toegankelijk te maken voor jongeren kunnen we ze activeren. Het archief is voor mij een campagneorganisatie. Er is zoveel wat je kunt doen, op YouTube, TikTok, met speciale campagnes. We moeten de manier waarop we communiceren veranderen, nadenken over hoe we complexe historische verhalen kunnen vertalen in simpele maar waarheidsgetrouwe boodschappen. Alle archieven zouden dat moeten doen. Dat is essentieel, want desinformatiecampagnes, complottheorieën en revisionistische versies van de geschiedenis planten zich in veel hoofden, vooral van jonge mensen die veel op sociale media zijn.

En we zijn bijvoorbeeld door de Komische Opera in Berlijn gevraagd mee te werken aan een project met jonge amateurzangers. We gaan ze adviseren over de historische feiten, en dat is fantastisch, dat we op weer een andere manier het publiek kunnen bereiken. Ik zou heel graag ook samenwerken met Nederlandse partners, niet alleen met archieven en herdenkingsplekken die over de oorlog gaan, maar juist ook met andere musea en culturele organisaties die publiek willen bereiken.” <

INTERNATIONAAL
| 57

Henk en de ‘mijnheer van de oorlog’

Het is het grootste archief van het NIOD: het secretariaatsarchief. Het is ook het correspondentiearchief van Loe de Jong. Van 1945 tot 1979 was hij als directeur van het RIOD verantwoordelijk voor het grootste deel van de dagelijkse correspondentie van het instituut. En niet met de minsten: het archief bevat briefwisselingen met de minister-presidenten Drees en Van Agt, met Juliana en Bernhard, met Kees van Kooten en Rob de Nijs. En met Henk van Uden.

Op 8 mei 1961 schreef deze 12-jarige jongen uit het Brabantse

Dinther in geheel eigen stijl aan De Jong: “Aan de welde Heer L. de Jong: Diriktueur Rijkinstituut voor Oorlogsdocumentie. Ik heb al veel gehoort over de Oorlog van ’40-’45, Mhr. En ik dacht ik ga oorlogsplaatsjes sparen. Ik had er een heleboel Mhr en nu heb ik nog geen plaatsjes van: Hiler, Eicman in een SS pak aan (….) Hendric Himmeler en nog enz. Ik wou u vragen of ik [van] die plaatjes [er] een paar kreeg met dank. Henk van Uden 12 jaar.”

Henk kreeg nul op het rekest. Hij werd hartelijk bedankt voor zijn mooie brief maar het RIOD kon hier niet aan beginnen. Het moest dubbelen ruilen met buitenlandse instellingen die hetzelfde werk doen en uitlenen voor tentoonstellingen, zo schreef De Jong. Henk liet het er niet bij zitten. Of meneer De Jong niet een keer op bezoek wilde komen? Of dat hij zelf een keer op bezoek kon komen? “Ik dacht”, zo schreef hij, “ik wau dat ik die oorlogsinstituut wel eens zien. Ik heb u op de T.V. al gezien en ik heb een boekje gekocht van Bezetting voor f 2,95. Als het bij ons Kermis is spaar ik al de centen die ik krijg en dan ga ik misschien als het u het goed vind naar Amsterdam. En ik vraag je a.u.b. of ik dan mijn plaatjes mee mag nemen. En komt u me dan van de trein halen?”

De Jong zwichtte. Dat wil zeggen, voor de uitnodiging om naar Dinther te komen bedankte hij natuurlijk, maar Henk mocht zijn plaatjes komen laten zien. Eerst volgde nog wat heen-en-weer geschrijf – van Henk aan De Jong: wist mijnheer De Jong of hij ergens met de trein moest overstappen? en van De Jong aan Henk: wilde hij van zijn komst niets tegen zijn vriendjes zeggen want “dan willen die natuurlijk ook komen en wij hebben echt geen tijd om iedereen te ontvangen”. Maar op 16 augustus 1961 was het zo ver. Bijna gooiden de reiskosten nog roet in het eten, maar de Joodse mijnheer Andriesse bood een helpende hand en betaalde de reis. “Want die [het gezin Andriesse] zijn bij ons precies 566 dagen ondergedoken geweest”, schreef Henk, “en vonden het leuk dat ik zo met de oorlog meeleev en daarom zeide ze, die reis moet doorgaan”.

Het werd een onvergetelijke dag. Na door De Jong te zijn ontvangen, kreeg Henk een rondleiding door het instituut, maakte hij kennis met het overige personeel en werd hij door een medewerker mee uitgenomen naar Artis. Met een paar

boterhammen op, twee heerlijke glazen limonade én de nodige nieuwe oorlogsspulletjes keerde hij aan het eind van de middag weer naar huis terug. En het zou niet bij dat ene bezoekje blijven. Ook in de volgende jaren was hij een aantal keren op het instituut te gast en werd hij getrakteerd op onder meer een rondvaart en een bezoek aan het Rijksmuseum.

Ondertussen bleef Henk onvermoeibaar in de pen klimmen –het instituutsarchief telt maar liefst vijftig schrijfsels van zijn hand. Meestal kwam hij nog een bepaalde foto tekort of wilde hij weten wie die ene generaal op een foto was. Zijn complimenten aan De Jong voor weer een nieuwe uitzending van de tv-serie De Bezetting ontbraken nooit. De Jong op zijn beurt verzaakte nimmer en antwoordde trouw – vaak per kerende post. Zijn briefjes zijn kort maar de toon is vriendelijk en soms als Henk wat over zichzelf vertelde, zelfs vaderlijk. Zo kreeg Henk als wijze raad toen hij had bekend niet zo goed te kunnen rekenen: “Wij moeten leren tevreden te zijn met wat ons als gaven meegegeven is.” Maar de vader van het RIOD kon ook streng zijn: op 13 maart 1963 liet hij Henk weten: “Ik bewonder je ijver en je

door René van Heijningen foto’s NIOD
NCMagazine | voorjaar 2023 58
Henk van Uden bekijkt enkele foto’s tijdens zijn bezoek aan het RIOD in 1963

vasthoudendheid maar wil je toch nog eens duidelijk maken dat wij ter wille van de billijkheid besloten hebben, je verder geen materiaal te sturen. Dat zouden wij dan ook naar andere jongens als jij moeten doen.”

Henk was wederom niet voor één gat te vangen; als hij niet meer om materiaal mocht vragen, wilde mijnheer De Jong dan niet dubbel materiaal met hem ruilen? De Jong ging overstag en raakte spoedig verstrikt in een ingewikkeld systeem van ruilhandel. Henk stuurde hem ongevraagd materiaal met een verlanglijst van hetgeen hij daarvoor terug wilde hebben. In een begeleidend briefje nam hij zijn ruilwaren door: “Die Kijk [een uitgave van de Amerikaanse Voorlichtingsdienst uit 44/45 - RVH] nummer 1, ruil ik tegen 2 of 1 NSB rede of programma, die Kijk nummer 21 tegen exemplaar Volk en Vaderland. (…). Dan krijgen we 1 exemplaar van Signaal (….), die ruil ik tegen een Das Reich of tegen 2 propaganda boekjes van de SS of NSB….(…). Deze ruiling vraag ik a.u.b. en ik hoop dat ie doorgaat. De ruil van de vorige keer beviel me uitstekend!”

Dat enthousiasme kon De Jong niet delen. In het najaar van 1963 trapte hij op de rem en liet meermaals blijken dat het instituut met het ruilmateriaal van Henk niets kon beginnen. “Ik geloof dat je met dit soort aanbiedingen bij ons aan het verkeerde adres bent (…) stuur ons dit soort dingen niet meer toe”. Henk werd geadviseerd zijn ruil-activiteiten voort te zetten via de Documentatiegroep 40-45, een vereniging van verzamelaars die net was opgericht. Nu de bron definitief was opgedroogd, viel de briefwisseling tussen beiden langzaam maar zeker stil.

Loe de Jong was begin jaren zestig een nationale bekendheid. Van de serie Het Koninkrijk had hij nog geen woord op papier staan, maar zijn werk als presentator van Radio Oranje, van een nieuwsprogramma van de VARA en vooral van de tv-serie De Bezetting had hem tot een Bekende Nederlander gemaakt (en natuurlijk tot dé autoriteit op het gebied van de Tweede Wereldoorlog). De Jong was een beroemd en druk bezet man; waar haalde hij de tijd en moeite vandaan om een tiener altijd terug te schrijven?

De Jong schreef aan vrijwel iedereen terug. Iedere ochtend na het doornemen van de post dicteerde hij meteen zijn antwoorden

aan zijn secretaresse. Gedreven door een groot plichtsbesef, een grote werklust en discipline, kreeg iedere briefschrijver van hem een serieuze reactie – ook als het ging om het zoveelste schrijfsel van een tiener. Die kijkt daar, nu 73 jaar oud, met enige verwondering op terug. Dat hij zó vaak aan De Jong had geschreven kon hij zich niet direct herinneren, maar natuurlijk wel de reden waarom; voor een enthousiast verzamelaar was ‘de mijnheer van de oorlog’ natuurlijk de juiste man om te benaderen! Henks interesse in de oorlog is overigens niet afgenomen. Die heeft geresulteerd in een grote verzameling oorlogsvoorwerpen en een bibliotheek van duizenden boeken over de Tweede Wereldoorlog. Een van zijn laatste aanwinsten is de dikke beeldbiografie met ruim 450 foto’s van Adolf Hitler van NIOD-onderzoekers René Kok en Erik Somers. Aan plaatjes van de dictator heeft Henk niet langer gebrek. <

ONDERZOEK
| 59
Tijdens het bezoek in 1964 gaat Henk met Lou de Jong op de foto
De Jong ging overstag en raakte spoedig verstrikt in een ingewikkeld systeem van ruilhandel

In 2023 wordt er een nieuw nummer toegevoegd aan het repertoire van Kinderen voor Kinderen. Het lied heet Twee minuten stilte en gaat over de herdenking op 4 mei en het belang van herdenken.

Samenwerking Nationaal Comité en Kinderen voor Kinderen

Sinds 1980 brengt kinderkoor Kinderen voor Kinderen van BNNVARA elk jaar een nieuw album uit dat bestaat uit een mix van liedjes die vrolijk, serieus, soms verdrietig of brutaal zijn. Met de muziek probeert Kinderen voor Kinderen maatschappelijke onderwerpen bespreekbaar te maken voor alle kinderen op basisscholen. Zo schrijft sinds 2012 een kinderboekenauteur traditiegetrouw de titelsong van het nieuwe album. Daarnaast verzorgt Kinderen voor Kinderen al meer dan tien jaar een nummer voor de Koningsspelen waarbij het belang van bewegen centraal staat.

Hoewel Kinderen voor Kinderen in de afgelopen 43 jaar nummers heeft gemaakt over verschillende onderwerpen, is er nog niet eerder een liedje gemaakt dat aansloot bij de herdenking op 4 mei en de viering van de bevrijding op 5 mei. Op initiatief van BNNVARA is er een samenwerking met het Nationaal Comité 4 en 5 mei tot stand gekomen die geresulteerd heeft in het lied Twee minuten stilte.

Dit lied legt op een begrijpelijke manier uit waarom we op 4 mei twee minuten stil zijn en waarom het belangrijk is om te herden-

NCMagazine | voorjaar 2023 60
door Nienke Majoor foto Ineke Oostveen

ken. Het nummer verschijnt op het 44e album van Kinderen voor Kinderen: Bij mij thuis. Daarnaast wordt er een videoclip gemaakt waarin verschillende monumenten centraal staan die ons eraan herinneren waarom we op 4 en 5 mei stilstaan bij onze vrijheid. Op 4 mei treedt het koor op tijdens de Nationale Kinderherdenking in Madurodam, waar kinderen op hun eigen manier stilstaan bij het belang van herdenken en vrijheid.

Twee minuten stilte is een belangrijke toevoeging aan het repertoire van Kinderen voor Kinderen. Het liedje maakt een beladen onderwerp bespreekbaar voor kinderen en draagt bij aan het besef dat herdenken en vrijheid belangrijk zijn. Maaike Fijen, eindredacteur Kinderen voor Kinderen: “Met deze gevoelige ballad vragen we aandacht voor een onderwerp dat

helaas voor heel veel kinderen geen vanzelfsprekendheid is en nooit vergeten mag worden: leven in vrijheid en dat je mag zijn wie je bent.”

Twee minuten stilte

Voor wie er niet meer is Twee minuten stilte

Voor herdenken en gemis

Het verhaal achter de tranen leert nu ieder kind

Je mag zijn wie je graag wilt zijn, En je mag vinden wat je vindt. (refrein Twee minuten stilte , Mark Haayema)

De samenwerking tussen Kinderen voor Kinderen en het Nationaal Comité 4 en 5 mei loopt tot en met 2025. In deze periode zal er ook een lied worden gemaakt over het thema ‘vrijheid’. Het doel van dit lied is om kinderen bewust te maken van het belang van vrijheid en wat het betekent om in een vrij land te leven. <

| 61
Dit lied legt op een begrijpelijke manier uit waarom we op 4 mei twee minuten stil zijn
EDUCATIE

WO2 Onderzoek uitgelicht

Dit artikel is tevens gepubliceerd in WO2 Onderzoek uitgelicht (jaargang 12, nummer 1). Meer lezen over onderzoek naar de geschiedenis en betekenis van de Tweede Wereldoorlog?

Kijk dan op tweedewereldoorlog.nl/onderzoekuitgelicht.

Oorlogsinstellingen over hun museumshopkeuzes

In veel oorlogsmusea en herinneringscentra worden souvenirs verkocht. Deze souvenirs kunnen worden gezien als een middel om de herinnering aan de oorlog levend te houden, maar ook als een trivialisering van diezelfde herinnering. Commercie op het terrein van de Tweede Wereldoorlog ligt daarom gevoelig. Journalist Nienke van Leverink vroeg medewerkers van het Nationaal Monument Oranjehotel, Oorlogsmuseum Overloon en Nationaal Monument Kamp Amersfoort naar de samenstelling van hun museumwinkelcollectie. Welke souvenirs verkopen ze? Hoe fungeren die objecten in onze herinneringscultuur? En wat zijn hun gedachten over een commerciële omgang met het verleden?

NCMagazine | voorjaar 2023 62
door Nienke van Leverink
‘Dark souvenirs’.
NATIONAAL MONUMENT ORANJEHOTEL

Nationaal Monument Oranjehotel is een herinneringscentrum en museum in de voormalige Scheveningse gevangenis, waar tijdens de Tweede Wereldoorlog verzetsmensen als Erik Hazelhoff Roelfzema, Corrie ten Boom, Anton de Kom en Titus Brandsma gevangen zaten. In de museumwinkel worden veel boeken verkocht, maar ook voorwerpen die je in meer musea ziet, zoals ansichtkaarten, boekenleggers en pennen. Een opvallend souvenir is een brillendoekje van 3,95 euro met de afbeelding van een borduurwerk van Elisabeth (‘Bep’) Boon-Mees (1888-1977). Zij vervaardigde het origineel tijdens haar gevangenschap in het Oranjehotel.

“We proberen dingen te verkopen die een haakje hebben met het Oranjehotel”, aldus operationeel manager Mark de Witt. “Publiek dat een souvenir koopt vond het een indrukwekkend bezoek en wil daarom een herinnering meenemen. De boeken, waaronder veel biografieën, zijn interessant om meer over het onderwerp te lezen. Verder doen de koelkastmagneten en het brillendoekje,

beide met de afbeelding van het borduurwerk van Bep BoonMees, het goed. We zien ook dat souvenirs worden gekocht door grootouders om aan hun kleinkinderen te geven en over de oorlog te vertellen.”

De Witt vertelt dat het Oranjehotel de souvenirs ziet als een afronding van het bezoek. “Iets wat eraan bijdraagt dat mensen over de oorlog praten. Commercieel gezien is de verkoop van souvenirs promotie, omdat we hopen dat mensen het museum blijven bezoeken, maar we verkopen deze voorwerpen ook om het verhaal levend te houden. De rechtsstaat, leven in vrijheid, leven in tijden van oorlog: op het moment dat bezoekers iets meenemen, is het makkelijker dat verhaal verder te vertellen.”

Het assortiment is nog in ontwikkeling. “We zijn in september 2019 opengegaan. Door de COVID-pandemie was 2022 het eerste jaar dat we, op januari na, het hele jaar open zijn geweest. In de winkel moeten we nog kijken wat wel en niet loopt, hoe je een winkel aantrekkelijk maakt. Op dit moment verkopen we veel kaarten van bloemetjes en vogels. Dat kan iets te lieflijk worden en daar willen we voor waken. We hebben nog geen strikte richtlijnen met betrekking tot de souvenirs, maar het moet inhoudelijk zijn en het verband met het Oranjehotel moet aanwezig zijn. Het militaristische en nationalistische kan schuren, in die hoek wil je ook niet zitten. Wij hebben niet de behoefte om de grens op te zoeken of om groot geld met de winkel te verdienen. De museumwinkel is het eerste en het laatste wat de bezoekers zien. Het is mooi als ze iets passends meenemen, dat een aanleiding kan zijn om het nog eens over het Oranjehotel te hebben.”

ONDERZOEK | 63
Mark de Witt, Nationaal Monument Oranjehotel: “Op het moment dat bezoekers iets meenemen, is het makkelijker het verhaal verder te vertellen”
Brillendoekje met afbeelding van borduurwerk van Elisabeth Boon-Mees

Oorlogsmuseum Overloon is het grootste oorlogsmuseum van Nederland, met speciale aandacht voor de Slag bij Overloon uit 1944. Het museum bezit een grote collectie voertuigen en wapens, met meer dan 150 voer-, vaar- en vliegtuigen en kanonnen. De winkel omvat boeken (waaronder veel militaire geschiedenis), T-shirts met afbeeldingen van tanks en militaire parafernalia als kompassen en veldflessen.

“Onze souvenircollectie gaat van algemeen naar verdiepend”, zegt pr-manager Janneke Kennis. “We kiezen ook zeker voor souvenirs die aansluiten bij de Slag bij Overloon. Onze directeur Erik van Dungen heeft een boek over deze ‘vergeten slag’ geschreven, De Slag bij Overloon en de bevrijding van Venray, waarmee we wat meer context bieden. We hebben een nieuw paviljoen waarop een Avro Lancaster (vliegtuig) in meer dan 2.400 grotere en kleinere wrakstukken ligt tentoongesteld, daar laten we dan weer een Tshirt van maken. En we verkopen een hoodie met een van onze iconische tanks, een Sherman-tank met scheve koepel.”

Janneke Kennis, Oorlogsmuseum Overloon:

De museumshop bedient diverse doelgroepen. “Gezinnen met kinderen, waarvan de jongetjes vaak een magneet met een tank erop uitkiezen als souvenir, en de meisjes een tasje of boek. Ook zijn er de bezoekers met een interesse voor militaire geschiedenis, echt een nichepubliek dat geïnteresseerd is in het tactische element van de oorlog. Zij kopen verdiepende boeken, die het grootste deel van de bestellingen in onze webshop uitmaken. En aan de andere kant heb je evenementenbezoekers, dat is weer heel wat anders. Als we evenementen organiseren zoals Militracks, over Duitse WO2-voertuigen, of de re-enactmentbijeenkomst Eyewitness, worden de bijbehorende souvenirs als petjes en T-shirts al snel collector’s items.”

“Als museum ben je altijd bezig met de vraag hoe je de boodschap verspreidt”, aldus Kennis. “Dat kan worden versterkt door souvenirs. ‘Oorlog hoort in een museum’ is onze slogan. Een souvenir kan dan een herinnering zijn aan een indrukwekkend dagje uit. We kijken altijd goed naar de prijs-kwaliteitverhouding. Dure boeken zijn voor echte connaisseurs. Grote vraag is er naar magneetjes, vingerhoedjes en kaarten. We verkopen bewust geen materialen met hakenkruizen, je wilt dat zaken niet schuren. Maar je probeert ook te laten zien dat de Tweede Wereldoorlog verder gaat dan alleen de geallieerde kant. Zoals de Duitse kant, de Holocaust, dwangarbeid, de Hongerwinter.”

Museum Overloon verkoopt ook speelgoedtanks. Hoe verhoudt dat zich tot de slogan ‘Oorlog hoort in een museum’? Kennis: “Je ziet het bij Lego ook: kastelen, ridders en prinsessen hebben net zo goed met oorlog te maken. De speelgoedtanks die wij verkopen hebben ook een relatie tot de slag die hier in 1944 plaatsvond. Daarbij waren veel tanks betrokken en er zijn er ook een aantal achtergebleven na de slag. Deze vormen nu ook een deel van onze collectie. Jongetjes spelen nu eenmaal met auto’s, maar gaan na een bezoek aan ons museum ook wel anders kijken. Het is tweeledig: je wilt iets kunnen verdienen aan zo’n shop, maar dat moet altijd ten dienste staan van het museum en de boodschap die je uitdraagt. Je hebt bijvoorbeeld ook mensen die aan reenactment doen en zo de geschiedenis levend houden. Misschien is zo’n tank of veldfles voor kinderen een eerste stap. Wij zetten ook regelmatig re-enacters in, bijvoorbeeld om het verhaal van een tankbemanning te laten zien. Dan krijg je jongens van 15 of 16 jaar die zich aansluiten. Niet om soldaatje te spelen, maar om de geschiedenis levend te houden en de gevallenen te eren. Ik denk dat je daarin een balans moet zoeken.”

NCMagazine | voorjaar 2023 64
“Een tank of veldfles kan een eerste stap zijn voor re-enactment om de herinnering levend te houden”
OORLOGSMUSEUM OVERLOON FLORIS VAN DIJK
Een tas die te koop is in het Oorlogsmuseum Overloon

Nationaal Monument Kamp Amersfoort is een monument en museum dat de herinnering in stand houdt aan Kamp Amersfoort. In dit concentratiekamp werden tijdens de Tweede Wereldoorlog 47.000 mensen vastgezet, van wie naar schatting driekwart is doorgevoerd naar andere kampen. In de museumwinkel is de band met kunstenaar Armando, die in de omgeving opgroeide en wiens werk sterk werd beïnvloed door de oorlog, ook zichtbaar. Zo zijn bronzen boombladeren à 250 euro te koop, die hij speciaal voor het museum ontwierp en met de hand beschilderde, en T-shirts met een afdruk van Armando’s kortste gedicht: ‘Zwart zwart’.

“Die bladeren van brons behoren wel echt tot de buitencategorie”, vertelt Floris van Dijk, hoofd Onderzoek en collectie van Nationaal Monument Kamp Amersfoort. “We hebben net nog een grote partij aan een Duits museum verkocht. Voor de gemiddelde bezoeker zijn ze uiteraard best duur. Ons publiek bestaat, buiten schoolgroepen, uit mensen met een enorme historische interesse en mensen die een band met deze plek hebben. We hebben een redelijk uitgebreide, vrij interessante boekenvoorraad, die een goedlopend onderdeel is van onze winkel. Zoals in eigen beheer uitgegeven egodocumenten, die alleen hier te vinden zijn. Mensen gaan met stapels van wel zes boeken de deur uit. Ook met jeugdboeken, die ouders aan hun kinderen geven. Daarnaast wordt ons miniatuurtje van De stenen man, een beeldhouwwerk van Frits Sieger op de schietbaan van Kamp Amersfoort, gezien als een waardevol object voor mensen die iets betekenisvols zoeken. Laatst waren hier drie dochters op leeftijd wier vader hier gevangen had gezeten, wat nog steeds een enorme invloed op het gezin had. Ze kochten alle drie zo’n miniatuurtje, als doorvertaling van het leed in dat gezin.”

Het woord ‘betekenisvol’ is voor Nationaal Monument Kamp Amersfoort het belangrijkst bij het aanbod van souvenirs.

Floris van Dijk, Nationaal Monument Kamp

“Wij vertellen een beladen verhaal, en we hopen dat een boek of pen of wat dan ook die herinnering in stand houdt. Wij verkopen absoluut geen Disney-achtige dingen en geen militaire parafernalia, bouwpakketten of speelgoedtanks. Met zulke voorwerpen, vaak voor kinderen, houd je geen herinnering aan de plek in stand. Dit is een authentieke plek van collectief leed, en dat moet ook blijken uit het aanbod in je winkel. Enig respect en afstand van popularisering is daarbij gepast.”

Uitgeschreven richtlijnen voor de souvenirs zijn er niet. “Maar we hebben wel onderling de afspraak: het moet een verband hebben met deze plek. Wij vertellen niet het verhaal van de Slag om Arnhem, of van Anne Frank. Zelfs in het boekenaanbod moet het verband met Kamp Amersfoort aantoonbaar zijn. Het gaat niet om de opbrengst, we willen dat het betekenisvol is. Ik denk dat de beoordeling hiervan per instelling kan verschillen. Anne Frank is zo’n internationaal icoon, een beker met haar afbeelding erop kan voor toeristen uit een land waar de Holocaust niet heeft plaatsgevonden ook betekenisvol zijn, maar voor ons in Europa, waar we wat strenger in de leer zijn, minder. Daar hebben we recent nog een discussie over gezien. (De serviescollectie ‘Hollands Glorie’ van Blond Amsterdam met de afbeelding van een glimlachende Anne Frank, NvL.) Het Joods Cultureel Kwartier is ook interessant, die verkopen bijvoorbeeld voorwerpen met een religieus getinte symboliek. Dat snap ik ook wel. Wij hebben echt een ander verhaal: dit is een voormalig concentratiekamp waar 47.000 mensen hebben geleden onder een structureel systeem van honger, dwangarbeid en mishandeling. Wij moeten in onze keuze een beetje streng zijn.”

Nationaal Monument Oranjehotel, Oorlogsmuseum Overloon en Nationaal Monument Kamp Amersfoort hebben elk een verschillende kijk op het verhaal van de Tweede Wereldoorlog dat in hun museum wordt verteld. Hetzelfde geldt voor hun winkel. Hoewel alle drie de instellingen benadrukken dat de souvenirs de boodschap van de betreffende plek moeten uitdragen, maken ze voor hun museumwinkels behoorlijk uiteenlopende keuzes. Dat werpt weer nieuwe vragen op. Bijvoorbeeld of museumwinkels noodzakelijk zijn voor de culturele herinnering. En hoe de bezoekers zelf denken over de aanschaf van een ‘dark souvenir’. <

Nienke van Leverink is promovendus moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Leiden, waar ze onderzoek doet naar het oeuvre van Marcel Möring.

ONDERZOEK | 65
Amersfoort: “Dit is een authentieke plek van collectief leed, dat moet ook blijken uit het aanbod in je winkel”
Een gedeelte van de collectie in de museumwinkel van Nationaal Monument Kamp Amersfoort. In de vitrine liggen de boombladeren van Armando

Maak het behapbaar

Om vrijheid en onvrijheid goed te kunnen duiden en erover te praten, is het zaak om de begrippen te vereenvoudigen en samen te kiezen waarover je het gaat hebben. Een mogelijke manier om het begrip behapbaar te maken, is door jongeren het begrip ‘vrijheid’ vanuit verschillende invalshoeken te laten bekijken. Zo zijn er bij bepaalde vrijheden voorwaarden nodig om vrijheid mogelijk te maken, zoals geloofsvrijheid of de vrijheid van meningsuiting. Ook zijn er vrijheden waarbij er juist zo min mogelijk obstakels moeten zijn om vrij te kunnen zijn, zoals armoede en angst. De Four Freedoms-module op 4free-now.nl behandelt deze vier verschillende vrijheden. Een andere wijze van opknippen is onderscheid maken tussen collectieve en individuele vrijheid, bijvoorbeeld de individuele vrijheid om over je eigen lijf te beschikken of een eigen seksuele voorkeur te hebben.

Maak het persoonlijk en veilig

Stel voor een verdere ontleding van het begrip ‘vrijheid’ persoonlijke vragen, of laat leerlingen elkaar vragen stellen: welke vormen van vrijheid vind je het belangrijkst en waarom? Het is goed om jongeren het gesprek over deze vrijheden met elkaar aan te laten

Vrijheid en onvrijheid zijn complexe begrippen, die door veel jongeren als abstract worden ervaren. Het delen van opvattingen hierover en het aftasten van waar vrijheden beginnen en waar ze eindigen vinden veel – vooral jonge – mensen moeilijk. Daarom is het belangrijk om hier met elkaar over in gesprek te gaan. Maar hoe praat je in de klas over (on)vrijheid?

Hoe praat je in de klas over (on)vrijheid?

gaan en elkaar te vragen welke onvrijheid ze in hun eigen leven ervaren. Hiervoor moet er wel een veilig dialoogklimaat in de klas zijn, omdat verschillende vrijheden met elkaar kunnen schuren. Ze moeten zich vrij voelen om zich te kunnen en te mogen uiten.

Introduceer basisregels

Om een gesprek over vrijheid gestructureerd en veilig vorm te geven, moet een aantal duidelijke basisregels afgesproken worden. Voorbeelden hiervan zijn:

- Heb respect voor andermans mening;

- Ga in op de inhoud, speel niet op de man;

- Een dialoog is geen wedstrijd;

- Reageer op en met argumenten, niet op en met gevoelens;

- Probeer je in de ander te verplaatsen;

- Agree to disagree;

- Wees nieuwsgierig en vraag door.

Ga in gesprek

Net als bij democratische besluitvorming is de wijze waarop het gesprek in de klas plaatsvindt net zo belangrijk als de uitkomst. Je moet namelijk na het gesprek nog met elkaar verder. In de dialoog

NCMagazine | voorjaar 2023 66
door Laura Dekker Illustratie Lotte Dijkstra

over vrijheid komt daarom bij voorkeur het volgende aan bod:

1. Het wederkerigheidsprincipe. Als je iets van een ander verlangt, moet je begrijpen dat dit ook van jou wordt verlangd;

2. Verantwoordelijkheid. Neem verantwoordelijkheid voor elkaars vrijheid. Jouw vrijheid houdt op waar die van de ander begint, en vice versa;

3. Begrenzen. Spreek je uit over waar jouw grens ligt, en die van de ander.

Stel vragen

Het werken met vragen werkt goed om een dialoog over vrijheid op gang te brengen. Zorg dat er zo weinig mogelijk gesloten vragen gesteld worden. Geef jongeren mee dat ze kunnen doorvragen: wat bedoel je hiermee? Kun je daar iets meer over vertellen? Kun je daar een voorbeeld van geven? Je kunt jongeren de opdracht geven om in groepjes zelf gesprekskaartjes over vrijheid te formuleren en in gesprek te gaan, zoals ook bij de Vrijheidsmaaltijden op 5 mei gebeurt. Je kunt ze op weg helpen met vragen als:

- Wanneer of waardoor voel jij je het meest vrij?

- Voel je je wel eens onvrij?

- Heb je wel eens iemand belemmerd in zijn vrijheid?

- Doe je weleens wat om de vrijheid van een ander te bevorderen?

- Kun je vrij zijn als je in armoede leeft?

- Heb jij vrijheden die op gespannen voet staan met de vrijheden van iemand anders?

Ook kan er gekozen worden om met dilemma’s te werken. Het opwerpen van dilemma’s in de vorm van een casus werkt goed in een gesprek. De Anne Frank Stichting heeft hier een uitstekende vorm voor gevonden onder de titel Free2choose: http://edu.annefrank.org/free2choose/

Door de dialoog zullen leerlingen en studenten tot de conclusie komen dat vrijheid eigenlijk helemaal niet zo abstract is, maar juist uiterst persoonlijk. Iedereen ervaart vrijheid en onvrijheid anders en heeft daar verschillende opvattingen over. Het is belangrijk dat er tussen de deelnemers van het gesprek overeenstemming is dat je elkaar, ondanks het verschil in opvatting, als gelijken blijft behandelen. Als docent kun je stimuleren dat er ook gezocht wordt naar overeenkomsten. Tenslotte verbinden democratische vrijheden ons ook en dit maakt samenleven juist leuker en vrijer. <

| 67
EDUCATIE

Kindermonument

Het Kindermonument is te vinden in een intieme hoek van de oorlogstentoonstelling van Museon-Omniversum. Op initiatief van (oud-)leerlingen van een Haagse MULO-school werd het in 1948 gemaakt. Oorspronkelijk stonden er in het museum de namen van 1691 vermoorde Joodse kinderen bij. In 2012 is na nieuw onderzoek de namenlijst aangevuld tot 2061 namen van vermoorde Joodse, Roma- en Sinti-kinderen uit Den Haag. Op het Rabbijn Maarssenplein is een replica te zien van het Kindermonument. Op dit plein is nog een Kindermonument geplaatst, in de vorm van een speeltoestel. Ook is er een monument dat herinnert aan de meer dan 12.000 Haagse Joden die tijdens de oorlog zijn vermoord.

NCMagazine | voorjaar 2023 68

Kind in Oorlog

De tentoonstelling Kind in Oorlog van MuseonOmniversum in Den Haag vertelt de verhalen van Joodse, Marokkaanse, Roma-, Sinti-, Jehova’s getuigen- en NSB-kinderen in de Tweede Wereldoorlog. “Vroeger gingen we uit van een gedeelde herinnering, maar niet iedereen herkent zich daarin”, zegt Gert-Jan van Rijn, afdelingshoofd Programma’s en collectie.

VIEREN | 69 HERINNEREN
door Yasmina Aboutaleb foto’s Museon

Moughit Ben Daoud is een van de weinigen van wie er in de tentoonstelling Kind in Oorlog geen kinderfoto te zien is. Hij heeft geen jeugdfoto’s. Daarom hangt er een portretfoto van een grijs besnorde en fez dragende Ben Daoud, een verlegen glimlach op zijn gerimpelde gezicht. Ben Daoud was beroepsmilitair in het Franse leger en werd zo, samen met 30.000 andere Marokkanen, vanuit Marokko onder meer in Frankrijk gestationeerd om tegen de Duitsers te vechten. Hij was 19 jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Daarmee is hij een van de oudsten in de tentoonstelling over mensen die tussen 2 en 19 jaar oud waren toen de oorlog begon.

Ben Daoud is een van de in totaal 34 bekende en onbekende mensen die hun oorlogsverhaal vertellen in de vaste tentoonstelling van het Haagse MuseonOmniversum. Negen personen, onder wie artiesten Paul van Vliet en Willem Nijholt, zijn uitgelicht in grote gekantelde vitrinemeubels met daarin dierbare voorwerpen (een pop, een poesiealbum, een gitaar) foto’s en getuigenissen. Wie meer wil weten, kan achter in de museumzaal terecht. In een gigantisch wandmeubel zijn 156 (lade)kastjes te vinden die opengetrokken kunnen worden. In elke kast zijn zo verhalen van kinderen te vinden die soms heel goed in de gaten hadden wat de oorlog betekende, maar soms ook geen idee hadden.

De net uit Nederlands-Indië teruggekeerde kleuter Helga Ruebsamen had toen de oorlog begon vooral last van heimwee. “Wat oorlog was, begreep ik niet. Oorlog is te groot voor een kinderziel”, staat te lezen bij haar vitrine met daarin onder meer een gele Jodenster. Het ophalen van Jodensterren met haar vriendin vond ze ‘een leuk uitje’. Ze moest daarvoor naar de dierentuin en de ster vond ze eigenlijk wel

een mooie versiering voor op haar kleren. “Toen ik enthousiast thuiskwam, kreeg ik voor het eerst van mijn leven een klap van mijn vader. Ik was zeven en snapte er niets van.”

Kinderperspectief

“Ik durf wel te stellen dat het kinderperspectief van deze tentoonstelling destijds vernieuwend was”, zegt Gert-Jan van Rijn tijdens een rondleiding in het cultuur- en wetenschapsmuseum dat tevens de functie van verzetsmuseum heeft. Pas na de opening van Kind in Oorlog in 2004 kwam er in de museumwereld meer aandacht voor de ervaringen van kinderen en volgden meer oorlogstentoonstellingen over oorlogskinderen.

“Kind in Oorlog was een breuk met het nationale en inmiddels verouderde verhaal waarin de nadruk sterk op de rol van het verzet lag”, zegt Van Rijn. “De rol die mensen hadden in de oorlog werd vaak gezien in de categorieën goed óf fout, zwart óf wit. Er was minder aandacht voor de grijstinten in de oorlog, voor verhalen met gemengde ervaringen of van afzonderlijke groepen. Daardoor kwamen de herinneringen van bijvoorbeeld Roma en Sinti, of de ervaringen in voormalig Nederlands-Indië, lange tijd veel minder aan bod. Het museum maakte ook tentoonstellingen over de oorlog in Nederlands-Indië.”

De verhalen van kinderen met diverse achtergronden zijn naast elkaar te zien. Zoals die van de Joodse, Marokkaanse, Roma-, Sinti-, Jehova’s getuigen- en NSBkinderen. Ze overleefden de oorlog en konden hun ervaringen aan de hand van herinneringen, dagboeken, voorwerpen en foto’s navertellen. “De verhalen zijn in de tentoonstelling bewust naast elkaar gelegd en niet tegenover elkaar of ingedeeld in een categorie. Ze kennen vaak meer nuance dan misschien op het eerste oog te zien

is”, vertelt Van Rijn. Van Rijn staat stil bij de foto van Annelies Thorbecke. Een meisje met twee staartjes en een serieuze blik achter een bril met ronde glazen. Negen jaar oud was ze toen de oorlog uitbrak. Op school werd ze gepest, omdat haar ouders zich hadden aangesloten bij de NSB. Maar toen Annelies lid werd van de Jeugdstorm, waar de NSB-kinderen samen sportten, speelden en zongen, kreeg ze wel veel vrienden. Ook na de oorlog bleef ze het gezelschap van NSB-kinderen opzoeken. Niet uit overtuiging, maar omdat ze buiten NSB-kringen werd afgewezen.

Actualiteit

Van Rijn gaf vele rondleidingen aan schoolklassen uit het hele land; de belangrijkste doelgroep van het museum. Die tours beginnen altijd met een reeks vragen om te peilen hoeveel de kinderen al weten, maar ook of ze misschien zelf ervaring met oorlog hebben. In die gesprekken wordt ook de link gelegd met de actualiteit, zoals de oorlog in Oekraïne en met universele thema’s als moed, geloof, vriendschap, vrijheid.

Het eerste wat de bezoekers tegenkomen, is een film met verschillende Nederlandse kinderen die het afgelopen decennium vluchtten voor oorlog. Die conflicten zijn niet meer actueel, daarom wordt er nu sponsorgeld gezocht voor een wisselvitrine. Daarin kan worden ingespeeld op de actualiteit of kan een thema worden uitgediept door een gastcurator. Is er niet ook een stiekeme wens voor een experience? Nee, hoor. “Deze tentoonstelling staat nog altijd overeind”, zegt Van Rijn. “Er zijn genoeg mogelijkheden om zelf op ontdekking te gaan, en die rust en stilte hier heeft ook wel wat.” <

NCMagazine | voorjaar 2023 70
HERINNEREN
‘ Oorlog is te groot voor een kinderziel’

80 jaar vrijheid

In samenwerking met het ministerie van VWS, vfonds, de provincies en het WO2-herinneringsveld is het Nationaal Comité gestart met de voorbereidingen van de viering van 80 jaar vrijheid. De herdenkingen en vieringen van 80 jaar bevrijding vinden plaats van september 2024 tot en met augustus 2025. De samenwerkende partijen werken het programma van 80 jaar vrijheid de komende maanden verder uit, waarbij niet alleen aandacht zal zijn voor de herdenking van gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog in Europa maar ook voor de impact van de oorlog wereldwijd. Dat maakt het mogelijk om vanuit verschillende perspectieven terug te kijken naar de Tweede Wereldoorlog en de bevrijding, en te reflecteren op de betekenis daarvan in het heden. Meer informatie over het programma is binnenkort te vinden op www.4en5mei.nl en tweedewereldoorlog.nl.

Nieuwe editie 4FREE docentenmagazine

Hoe laat je leerlingen en studenten in gesprek gaan over vrijheid en onvrijheid? En hoe maak je de verbinding tussen de Tweede Wereldoorlog – een tijd waarin democratie en vrijheid onder druk stonden – en de belevingswereld van jongeren nu? Het is te lezen in de nieuwe editie van het 4FREE docentenmagazine van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.

Het docentenmagazine is onderdeel van de online leeromgeving van 4FREE – www.4free-now.nl – een interactieve website waarop leerlingen en studenten in het voortgezet onderwijs en het mbo aan de slag kunnen met thema’s als de Tweede Wereldoorlog, (on)vrijheid, democratie en burgerschap. Bestel het magazine via www.onderwijsinformatie.nl/4FREE (levering in april).

Nationaal Comité op Instagram

Volgers van het Instagramkanaal van het Nationaal Comité 4 en 5 mei krijgen sinds begin dit jaar nieuwe content te zien, die specifiek gericht is op jongeren. De Ambassadeurs van de Vrijheid – dit jaar de artiesten Froukje, MEAU en Tabitha – maken samen met de presentatoren van het 5 mei-concert – Dieuwertje Blok en Soy Kroon – voor het eerst korte explainers: 1-minuutvideo’s waarin gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog en de gevolgen daarvan aan de hand van animaties worden uitgelegd. Ook worden via sliders, geanimeerde beelden waar je doorheen kunt swipen, uiteenlopende onderwerpen uitgelicht zoals de Holocaust, de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch, de Slag in de Javazee, maar ook ’liefde in de oorlog’ en de renovatie van het Nationaal Monument op de Dam. Volg het comité via @ nationaalcomite4en5mei om alle updates te ontvangen.

| 71 FREE DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT Afschaffing toen en nu PRATEN OVER (ON)VRIJHEID Hoe doe je dat in de klas? FOUR FREEDOMS Dilemma’s rond vrijheden DOCENTENMAGAZINE 2023 LESGEVEN OVER VRIJHEID Hoe doe je dat? HERDENKEN EN VIEREN Stand van zaken door: de redactie
3DEMIAN/SHUTTERSTOCK

VR JHEID ONDER WOORDEN GEBRACHT

€7,50
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.