Kansen voor prioritaire dagvlinders in het merkske

Page 1

Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske


Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

2


Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske Tekst Anthonie Stip Met medewerking van Irma Wynhoff Rapportnummer VS2016.002 Projectnummer P-2015.126 Productie De Vlinderstichting Mennonietenweg 10 Postbus 506 6700 AM Wageningen T 0317 46 73 46 E info@vlinderstichting.nl www.vlinderstichting.nl Opdrachtgever Staatsbosbeheer, dankzij financiële steun van de provincie Noord-Brabant.

Deze publicatie kan worden geciteerd als Stip, A. &. I. Wynhoff (2016). Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske. Rapport VS2016.002, De Vlinderstichting, Wageningen. Trefwoorden Dagvlinders – Rode Lijst – Merkske - kansen Januari 2016

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigden/of openbaar gemaakt d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van De Vlinderstichting, noch mag het zonder een dergelijke toestemming gebruikt worden voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.


Inhoud Samenvatting ............................................................................................................. 5 1.

Inleiding ............................................................................................................. 6

2.

Methode ............................................................................................................ 7

3.

Prioritaire dagvlinders ....................................................................................... 8

4.

Aanbevelingen voor beheer ............................................................................ 19

5.

Conclusie ......................................................................................................... 21

Literatuur ................................................................................................................. 22 Bijlage 1: Verspreidingskaarten................................................................................ 23

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

4


Samenvatting In het beekdal van ’t Merkske is een grote variatie van natte en droge biotopen aanwezig. Bijgevolg zijn de potenties voor kritische en zeldzame soorten aanzienlijk te noemen. In een eerdere studie van de provincie Noord-Brabant wordt het gebied kansrijk geacht voor diverse prioritaire dagvlindersoorten, te weten bont dikkopje, bruine eikenpage, kleine ijsvogelvinder, kleine parelmoervlinder en kommavlinder. In dit rapport wordt de huidige habitatkwaliteit, het beheer en de kolonisatiekansen voor deze vlindersoorten in kaart gebracht en worden mogelijkheden tot optimalisatie van het beheer geschetst. Het bont dikkopje komt nog in vrij hoge aantallen voor in het Merkske. De huidige habitatkwaliteit en het beheer voldoen voorlopig voor het instandhouden van de soort, hoewel kleinschalig bosrandbeheer de populaties wel kan versterken. De bruine eikenpage is mogelijk verdwenen uit het Merkske. In Vlaanderen is de soort waarschijnlijk nog aanwezig. De huidige habitatkwaliteit en het beheer voldoen niet voor duurzame instandhouding van de populatie. Kans op herkolonisatie is alleen aanwezig wanneer spoedig herstelmaatregelen getroffen worden. Momenteel niet in het Merkske aanwezig is de kleine ijsvogelvlinder. De huidige situatie is nog niet optimaal geschikt voor de soort. De kans op natuurlijke herkolonisatie is aanwezig, mits beheermaatregelen worden genomen. De kleine parelmoervlinder heeft een kleine populatie in het beekdal van het Merkske. De ruimtelijke verspreiding is matig en de soort heeft alleen perspectief wanneer maatregelen tot bevordering van pioniersituaties worden getroffen. De kommavlinder heeft een zeer beperkte verspreiding in het Merkske en komt alleen nog aan Vlaamse zijde voor op het vliegveld Weelde. Bij uitblijven van beheeringrepen zal deze populatie mogelijk verdwijnen. De kans op herkolonisatie vanuit de omgeving is nihil.

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

5


1. Inleiding In het beekdal van ’t Merkske is een grote variatie van natte en droge biotopen aanwezig. Bijgevolg zijn de potenties voor kritische en zeldzame soorten aanzienlijk te noemen. In een eerdere studie van de provincie Noord-Brabant wordt het gebied kansrijk geacht voor diverse prioritaire dagvlindersoorten. In dit rapport wordt de huidige habitatkwaliteit, het beheer en de kolonisatiekansen voor deze vlindersoorten in kaart gebracht en worden mogelijkheden tot optimalisatie van beheer geschetst. Aanleiding Het grensoverschrijdende natuurgebied ’t Merkske wordt door Staatsbosbeheer kansrijk geacht voor een aantal kritische en prioritaire soorten dagvlinders. Het betreft bruine eikenpage, kommavlinder, kleine ijsvogelvlinder, bont dikkopje, bruine vuurvlinder en kleine parelmoervlinder. Een aantal van deze soorten komt nog met zekerheid in het Merkske voor (bont dikkopje, kommavlinder), maar van een aantal andere soorten is dat onbekend of onzeker. Van de bruine vuurvlinder is dat zelfs zeer onwaarschijnlijk. Staatsbosbeheer acht het gebied geschikt voor deze soorten, maar vraagt zich af of de soorten zich door natuurlijke (her-) kolonisatie zich in het gebied kunnen vestigen. In dit rapport beschrijft De Vlinderstichting de kansen voor bovengenoemde soorten dagvlinders. Doelstelling Het voor zes prioritaire dagvlindersoorten in kaart brengen van - de huidige verspreiding in het Merkske en de directe omgeving - de huidige habitatkwaliteit; - de kans op natuurlijke (her-)kolonisatie; - benodigde aanvullende beheer- of inrichtingsmaatregelen in natuurgebied het Merkske.

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

6


2. Methode Dit project bestaat uit een analyse van bestaande gegevens van de zes prioritaire dagvlindersoorten in het Merkske, aangevuld met een terreinbezoek door De Vlinderstichting (Anthonie Stip) met beheerders van Staatsbosbeheer (Theo Bakker) en Agentschap Natuur en Bos (Bart Hoeymans) en een vrijwilliger die frequent monitoring uitvoert (Frans Vermeer). Dit bezoek heeft plaatsgevonden op 7 januari 2016. Een aantal locaties en terreintypen zijn bezocht om een inschatting te kunnen maken van de kansrijkheid van het gebied voor de prioritaire dagvlindersoorten. In de analyse is gebruik gemaakt van - historische en actuele verspreidingsgegevens uit Nederland en BelgiĂŤ; - nationale en provinciale trendgegevens uit het meetnet Vlinders; - nationale en internationale publicaties over ecologische vereisten van de soorten; - relevante beheerervaringen voor de soorten uit Nederland en BelgiĂŤ. Omdat knelpunten voor prioritaire dagvlinders zich meestal niet beperken tot het vlinderstadium van een soort, zijn waar mogelijk het ei-, pop- en rupsenstadium van de genoemde zes doelsoorten in de analyse betrokken. Verspreidingsgegevens uit Vlaanderen zijn opgevraagd bij Natuurpunt. Deze waarnemingen zijn afkomstig uit waarnemingen.be, de databank van Natuurpunt en Stichting Natuurinformatie. De gegevens mogen niet worden overgenomen zonder toestemming van Natuurpunt. Per doelsoort wordt antwoord gegeven op de volgende vragen: 1. Is de soort momenteel aanwezig in het Merkske? Zo nee, wat is de reden van uitsterven? 2. Wat is de ruimtelijke verspreiding van de doelsoort in de directe omgeving van het Merkske? 3. Bestaat de kans op natuurlijke (her-) kolonisatie binnen 10 jaar? 4. Voldoen de huidige habitatkwaliteit en het beheer voor het in stand houden van een duurzame populatie? 5. Welke aanvullende studies of maatregelen zijn wenselijk om de actuele habitatkwaliteit te versterken of kolonisatie kansrijk te maken?

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

7


3. Prioritaire dagvlinders In dit hoofdstuk wordt van de geselecteerde prioritaire dagvlinders (bont dikkopje, bruine eikenpage, kleine ijsvogelvlinder, kleine parelmoervlinder en kommavlinder) een profielschets gegeven. Vervolgens worden verspreiding en kansen geschetst. Tenslotte wordt per soort aangeven of beheeringrepen noodzakelijk zijn en wat deze inhouden. 3.1 Bont dikkopje - Carterocephalus palaemon Leefgebied Het bont dikkopje leeft in vochtige habitats: in vochtige bossen, natte heideterreinen en vochtige graslanden. De soort wordt vaak aangetroffen op overgangen, zoals bosranden, brede bospaden en de overgang van heide of grasland naar bos (Bos et al. 2006; Maes et al. 2013). De vlinders vliegen in één generatie van half mei tot half juni en geven de voorkeur aan beschutte maar zonnige plekken. Vrouwtjes leggen eitjes op pijpenstrootje (Molinia caerulea) of hennegras (Calamagrostis canescens), vaak op vochtige en schaduwrijke plaatsen in het bos of tot ongeveer een meter uit de bosrand. Het bont dikkopje overwintert als volwassen rups in een zelfgesponnen bladkokertje in de waardplant. Vlinders worden vaak foeragerend gezien op braam (Rubus sp.) en echte koekoeksbloem (Silene flos-cuculi) (Bos et al. 2006). De soort is gevoelig voor verdroging, waardoor de waardplantkwaliteit vermindert. Ook het dichtgroeien van het leefgebied is een knelpunt, hoewel hakhoutbeheer goede mogelijkheden biedt om populaties te handhaven. Het bont dikkopje is weinig mobiel. Status en trend Het bont dikkopje is een vrij zeldzame standvlinder in Nederland. Het staat in ons land op de Rode lijst als ‘kwetsbaar’ (Van Swaay 2006) en in Vlaanderen als ‘bijna in gevaar’ (Maes et al. 2013). In Nederland vertoont de soort een matige toename in aantallen (Van Swaay et al. 2015), hoewel dit herstel de aanzienlijke afname in decennia daarvoor bij lange na niet kan compenseren. Verspreiding In Nederland komt het bont dikkopje voor op de zandgronden in Noord-Brabant en midden-Limburg. Ook is er een populatie in het oosten van de Achterhoek en Twente.

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

8


Figuur 1: Verspreiding van het bont dikkopje in het Merkske in Nederland in de periode 2000-2015. Bron: Nationale Databank Flora en Fauna (Nederland). Huidige situatie Merkske In het Merkske komt het bont dikkopje met name in het westen voor: in Schootsehoek, Halsche Beemden en Kromme Hoek worden jaarlijks diverse exemplaren gezien. Verder zijn er recente waarnemingen uit de Manke Goren en De Broskens. Aan Vlaamse zijde is een forse populatie te vinden in het deels vochtige bos van Wortel Kolonie. Zuidoostelijker is tussen Merksplas en Ravels nog een populatie te vinden, onder andere in het Moer. De habitatkwaliteit lijkt voldoende om de populatie hier de komende tien jaar te handhaven, hoewel de kleinschalig bosrandbeheer waarschijnlijk nodig is om hier meer zekerheid over te hebben. Aan Vlaamse zijde zijn de komende jaren maatregelen gepland die de bossen opener maken en meer zon beschenen inhammen in de bosrand creëren (pers. med. B. Hoeymans). Het effect van deze maatregelen zal worden vergroot wanneer Staatsbosbeheer ze aan de Nederlandse zijde eveneens uitvoert. Kansen en beheer Het Merkske kan geschikter worden voor het bont dikkopje wanneer op de vliegplaatsen in de bosrand inhammen gecreëerd worden van enkele meters breed en diep. Waar mogelijk dienen deze inhammen op het zuiden georiënteerd te worden, zodat er naast beschutting ook zoninstraling aanwezig is. Dit is voor zowel bont dikkopje als kleine ijsvogelvlinder een vereiste. De inhammen kunnen in een cyclus van 5-10 jaar meegenomen worden als hakhoutbeheer. Alternatief is dat eens in de 3-5 jaar op nieuwe locaties inhammen in de bosrand gecreëerd worden. Het is van groot belang dat bij de uitvoering van het hakhoutbeheer de waardplanten gespaard blijven, omdat ten tijde van de uitvoering (winter) de rupsen hierop overwinteren. Door enkele naaldbomen gericht uit de boomlaag te oogsten wordt de overgang van bos naar bospad geleidelijker en ontstaat er meer ruimte voor een mantel- en zoomvegetatie. Tevens wordt zo de ontwikkeling en/of verjonging van loofbos gestimuleerd. Dit kan ertoe leiden dat het bos iets vochtiger wordt, omdat naaldbomen jaarrond water verdampen en loofbomen alleen in het groeiseizoen. Waarschijnlijk komt dit zowel bont dikkopje als kleine ijsvogelvlinder ten goede. De vochtige graslanden die grenzen aan de vliegplaatsen worden veel geschikter voor het bont dikkopje wanneer tenminste 15% van de vegetatie jaarlijks de winter over blijft staan. Het is aan te bevelen dat hiervoor enigszins beschaduwde locaties met de waardplanten pijpenstrootje en hennegras geselecteerd worden.

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

9


Eventuele vernattingsmaatregelen dienen geleidelijk te worden toegepast. Abrupte verhoging van de waterstand maakt het habitat in korte tijd ongeschikt, onder meer doordat waardplanten inunderen of elzenbroekbos afsterft.

3.2 Bruine eikenpage – Satyrium ilicis Leefgebied De bruine eikenpage is aan te treffen langs bosranden met kleine eikjes, in open droge eikenbossen met verjonging of jonge eikenaanplant. Waarschijnlijk speelt de warmtebehoefte van de soort in deze keuze een rol, omdat in ons land de grenzen van zijn verspreidingsareaal worden bereikt. In het huidige verspreidingsgebied valt op dat de bruine eikenpage vooral aangetroffen wordt op de overgangen van voedselarme eikenbossen naar iets voedselrijkere systemen, bijvoorbeeld extensieve landbouwgrond. Mogelijk wordt deze voorkeur veroorzaakt door gevoeligheid voor verzuring, hoewel het mechanisme hiervan nog niet opgehelderd is. De vlinders vliegen van half juni tot begin augustus in één generatie. Ze worden foeragerend aangetroffen op sporkehout (Rhamnus frangula), braam en andere bloeiende planten. Vrouwtjes leggen hun eitjes op de bast van jonge eikjes die niet bemost zijn, vaak aan de zuidelijke kant van de boom. Status en trend De bruine eikenpage is een tamelijk zeldzame soort in Nederland. Ze staat in ons land op de Rode lijst als ‘bedreigd’ (Van Swaay 2006) en in Vlaanderen als ‘ernstig bedreigd’ (Maes et al. 2013). De aantallen in Nederland nemen sterk af (Van Swaay et al. 2015). Verspreiding De bruine eikenpage komt in lage dichtheden voor op de hoge zandgronden en in de Noord-Hollandse duinen.

Figuur 2: Verspreiding van de bruine eikenpage in het Merkske in Nederland in de periode 2000-2015. Bron: Nationale Databank Flora en Fauna (Nederland).

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

10


Figuur 3: Jonge eikjes die niet zijn begroeid met mossen en/of korstmossen zijn kansrijk voor de bruine eikenpage. Foto Anthonie Stip. Huidige situatie Merkske In het Merkske zijn een aantal kleine vliegplaatsen, waarvan die bij het Bels lijntje (de voormalige spoorlijn) tussen Baarle-Nassau en Weelde-Statie de voornaamste is. Na 2011 zijn hier echter geen vlinders meer gezien, ondanks zoekinspanning (pers. med. F. Vermeer). Daarmee lijkt de bruine eikenpage uit het Nederlandse deel van het Merkske verdwenen te zijn. De oorzaak hiervan is lastig in te schatten. Bekende knelpunten voor de soort zijn (Termaat et al. 2010): a) een beperkte beschikbaarheid van geschikte waardplanten voor de rupsen; b) een beperkte beschikbaarheid van nectarplanten; c) sterke versnippering van het leefgebied. Voornamelijk de eerste twee factoren kunnen het lokaal uitsterven van de bruine eikenpage in het Merkske verklaren. Mogelijk speelt bodemverzuring in de eikenbossen eveneens een rol (zie Van den Burg et al. 2014 voor de problematiek van eikensterfte op de hoge zandgronden), waardoor de kwaliteit van de waardplant wordt aantast. Het is wenselijk om de effecten van bodemverzuring op de bruine eikenpage nader te onderzoeken. Aan Vlaamse zijde heeft de bruine eikenpage een populatie even boven Ravels (waarnemingen t/m 2013, inclusief vondsten van eitjes). Ook ten noorden van vliegveld Weelde zijn in recente jaren enkele exemplaren waargenomen. Kansen en beheer Zonder maatregelen zal de bruine eikenpage waarschijnlijk binnen afzienbare tijd eveneens uit het Vlaamse deel van het Merkske verdwijnen. De kans op herkolonisatie vanuit BelgiĂŤ is aanwezig, maar wordt kleiner bij een eveneens afnemende Vlaamse populatie. De voormalige populatie bij het Bels lijntje ligt echter op 2 kilometer afstand van de locaties waar de soort in recente jaren nog is vastgesteld. Dit geeft enige hoop op natuurlijke herkolonisatie, mits er beheermaatregelen getroffen worden. Om de voormalige vliegplaatsen opnieuw geschikt te maken, dienen de volgende maatregelen getroffen te worden: 1. Herstel van kleinschalig eikenhakhoutbeheer (cyclus van circa 10 jaar), wat leidt tot een gevarieerde leeftijdsopbouw van eiken. Het is kansrijk om hiervoor een eikenhakhoutbrigade of vrijwillige beheergroep in te zetten (Vliegenthart 2007).

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

11


2.

3. 4. 5.

Creëren van een brede zoomvegetatie als overgang van bos naar open gebied. Deze zoomvegetatie dient open te zijn met her en der kleine struiken (braam, sporkehout), jonge eikjes en een open, kruidenrijke kruidlaag. Het beheer hiervan dient kleinschalig en gefaseerd te zijn: in een cyclus 2-5 jaar op kleine gedeelten van het terrein de vegetatie in de kruidlaag maaien en afvoeren en hoge opslag (uitgezonderd eiken) verwijderen. Creëren van beschutte en zonbeschenen inhammen in de bosrand. Deze kunnen middels kleinschalig hakhoutbeheer in stand gehouden worden. Eventueel aanplanten van jonge eiken in de bosrand en zoomvegetatie en deze in de eerste jaren uitrasteren tegen vraat van reeën. Bij begraasde graslandpercelen die grenzen aan vliegplaatsen is het zinvol om de veekerende rasters verder uit de bosrand te plaatsen, zodat de overgang van bos naar grasland geleidelijker wordt en er een open, warme zoomvegetatie ontstaat (zie 2). Bovendien heeft intensieve begrazing nadelige effecten op de overleving van jonge eikjes en het nectaraanbod voor de vlinders (Wallis de Vries & Huskens 2014), hoewel extensieve begrazing goed te combineren valt met bruine eikenpage.

Nader onderzoek naar effecten van verzuring op de bruine eikenpage is zeer wenselijk, want mogelijk speelt dit een rol in de gestage afname van de soort in Nederland. Experimenteel en kleinschalig toebrengen van steenmeel op de bodem op recente vliegplaatsen, in combinatie met het terugzetten van een aantal oudere eiken, kan wellicht helpen om de vliegplaats de komende vijf jaar te behouden.

3.3 Kleine ijsvogelvlinder - Limenitis camilla Leefgebied De kleine ijsvogelvlinder komt voor op open plaatsen in vochtige bossen. Geliefde plekken zijn brede bospaden en zonbeschenen inhammen in de bosrand. De vlinders vliegen vanaf midden juni tot eind juli in één generatie, maar soms volgt een partiele tweede generatie in augustus/september. De vlinders foerageren op sporkehout, braam en soms linde (Tilia sp). Vaak vliegen de vlinders hoog in de bomen, waar de mannetjes hun territorium verdedigen. Vrouwtjes zetten hun eitjes af op wilde kamperfoelieplanten (Lonicera periclymenum) die deels in de schaduw groeien, meestal tot 2 meter hoogte. De soort overwintert als halfvolwassen rups. De vlinders zijn tamelijk mobiel en kunnen tot kilometers ver uit bestaande populaties gevonden worden. Geschikt habitat wordt waarschijnlijk vrij snel gekoloniseerd.

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

12


Figuur 4: Leefgebied van de kleine ijsvogelvlinder in De Brand, Udenhout (N-Br). Foto Anthonie Stip. Status en trend De kleine ijsvogelvlinder is een zeldzame soort in Nederland. Ze staat in ons land op de Rode lijst als ‘bedreigd’ (Van Swaay 2006) en in Vlaanderen als ‘bijna in gevaar’ (Maes et al. 2013). De aantallen in Nederland zijn stabiel (Van Swaay et al. 2015). Verspreiding De kleine ijsvogelvlinder komt voor op de hoge zandgronden in de Achterhoek en Twente, in het midden en zuidoosten van Noord-Brabant en het noorden en midden van Limburg. Op vliegplaatsen kan de dichtheid lokaal vrij hoog zijn. Huidige situatie Merkske Momenteel is de kleine ijsvogelvlinder niet in het Merkske aanwezig. In het Vlaamse deel liggen ten westen van Wortel-Kolonie een aantal vochtige bossen waar de soort in de jaren 1970 nog werd aangetroffen (pers. med. B. Hoeymans). De soort is hier verdwenen, vermoedelijk door de ontwikkeling van het bos richting grove dennenbos en de bijbehorende verdroging. De beschikbaarheid van de waardplant, alsmede de benodigde vochtige omstandigheden in het bos lijken daarmee knelpunten. Middels beheer kan deze locatie weer geschikt gemaakt worden voor de soort (zie hieronder). Een bestaande populatie in Vlaanderen is ten zuiden van Turnhout te vinden op ruim 15 kilometer afstand van potentieel leefgebied in het Merkske – een grote populatie in Visbeekvallei te Lille. Een waarneming uit de omgeving van Meerle (Elsakker) ligt op zo’n 8 kilometer afstand van potentieel leefgebied in het Merkske. In Nederland liggen de dichtstbijzijnde populaties op grotere afstand van het gebied: een waarneming in de buurt van Netersel ligt op ruim 25 kilometer afstand van potentieel leefgebied, terwijl de populatie in de Oisterwijkse vennen op ongeveer 35 kilometer afstand ligt. Het is dan ook waarschijnlijker dat het Merkske door de kleine ijsvogelvlinder gekoloniseerd wordt vanuit België dan vanuit Nederland. Kansen en beheer Uit een eerdere studie blijkt dat in veel natuurterreinen in Noord-Brabant de grondwaterstand te laag is voor de kleine ijsvogelvlinder (De Vries et al. 2004). De soort blijkt een voorkeur te hebben voor grondwatertrap Vb (i.e. globaal: GHG<40 en GLG>120). Mogelijk vormt dit een aandachtspunt voor het Merkske.

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

13


Verder dient de dichtheid van kamperfoelieplanten hoog te zijn. Van Swaay & Reinderink (1999) vonden rupsen van de soort in gebieden met gemiddeld 12.5 kamperfoelieplanten per 100m2, terwijl terreinen zonder rupsen gemiddeld 10.7 kamperfoelieplanten per 100m2 kenden. Bovendien werden rupsen significant vaker op hangende dan op klimmende kamperfoelieplanten gevonden en bestond op rupsenplekken de struiklaag met name uit kamperfoelie en weinig andere plantensoorten. Om het Merkske geschikt te maken voor de kleine ijsvogelvlinder moet er beheer uitgevoerd worden. Het bosgebied Schootsehoek (Castelresche Heide en de beekbegeleidende bossen in de Halse beemden zijn hiervoor kansrijke locaties. Het betreft de volgende maatregelen: 1. Gefaseerd verwijderen van naaldhout en omvorming naar loofbos. Hierdoor komt er meer licht op de bodem en wordt het bos op lange termijn vochtiger; 2. Kleinschalig verwijderen van adelaarsvaren uit de ondergroei, alleen wanneer deze abundant is en de aanwezigheid van wilde kamperfoelie een knelpunt is. Kanttekening is dat deze maatregel praktisch moeilijk uitvoerbaar is (pers. med. T. Bakker); 3. Creëren van brede bospaden met licht op de bodem door in de bosrand gericht bomen te kappen; 4. Creëren van zonnige en beschutte inhammen in de bosrand van enkele meters breed en diep. Deze maatregel is eveneens profijtelijk voor het bont dikkopje. 5. Eventueel kunnen vernattingsmaatregelen genomen worden, bijvoorbeeld door het onderhoud van de smalle waterloop die richting Vlaanderen afwatert te stoppen. Dood hout zal in de waterloop langzaamaan voor verstoppingen zorgen, zodat het omringende bosgebied lokaal en tijdelijk inundeert. In alle gevallen dienen vernattingsmaatregelen de waterstand slechts zeer geleidelijk te verhogen. Abrupte verhoging van de waterstand kan het gebied in korte tijd ongeschikt maken door afsterven het bos en van de waardplant.

3.4 Kleine parelmoervlinder – Issoria lathonia Leefgebied De kleine parelmoervlinder is een vlinder van pioniervegetaties die voorkomt in voedselarme duinen en in het binnenland op braakliggende akkers, in akkerranden en in wegbermen met een open vegetatie. De vlinders vliegen van maart tot en met half november in ongeveer vier elkaar snel opvolgende generaties. Ze zijn zeer mobiel en kunnen geschikt habitat snel koloniseren. Vanwege successie blijven locaties vaak maar enkele jaren geschikt voor de soort, tenzij middels beheer de vegetatie open en kort wordt gehouden. De vlinders foerageren onder andere op viooltjes (Viola sp.), ooievaarsbekken (Geranium sp.), koninginnekruid (Eupatorium cannabinum) en akkerdistel (Cirsium arvense). Vrouwtjes zetten eitjes af op de bladeren van verschillende soorten viooltjes: duinviooltje, akkerviooltje of driekleurig viooltje. Waardplanten die groeien op droge, zonnige plekken zijn het meest geschikt. De soort overwintert als rups, in de vegetatie. Status en trend De kleine parelmoervlinder is een schaarse standvlinder in Nederland. Ze staat in ons land op de Rode lijst als ‘kwetsbaar’ (Van Swaay 2006) en in Vlaanderen als

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

14


‘bijna in gevaar’ (Maes et al. 2013). De aantallen in Nederland nemen matig af, hoewel de laatste tien jaar stabilisatie optreedt (Van Swaay et al. 2015). Verspreiding De kleine parelmoervlinder komt voor in het gehele Nederlandse duingebied, van Walcheren tot Schiermonnikoog. In het binnenland ligt het accent van de verspreiding op midden- en Oost-Brabant, midden- en Zuid-Limburg. Ook komt de soort voor op de Utrechtse Heuvelrug, de zuidelijke Veluwe en de omgeving van Nijmegen.

Figuur 5: Verspreiding van de kleine parelmoervlinder in het Merkske in Nederland in de periode 2000-2015. Bron: Nationale Databank Flora en Fauna (Nederland).

Figuur 6: Kleine parelmoervlinders houden van een warme, droge vegetatie met verspreid wat plekken kaal zand en voldoende nectarplanten. Foto Anthonie Stip. Huidige situatie Merkske De kleine parelmoervlinder wordt her en der in het Merkske aangetroffen, hoewel er weinig patroon in de waarnemingen zit. Dit komt overeen met het pionierkarakter van de soort. Een eileggend vrouwtje werd in 2011 aangetroffen op een droog grasland tussen de bosgebieden Schootsehoek en Wortel-Kolonie (pers. med. B. Hoeymans). Ook zijn er waarnemingen ten westen van Eikelenbosch, in De Broskens en bij de grens met Weelde. In Vlaanderen wordt de soort aangetroffen

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

15


op het vliegveld Weelde en op akkertjes en droge graslanden ten westen van Ravels. Tevens zijn er enkele waarnemingen bij Wortel-Kolonie en in de kern van Minderhout en Hoogstraten. Daarmee is er sprake van een kleine populatie van de kleine parelmoervlinder in het Merkske. Deze zal op wisselende locaties kunnen blijven bestaan wanneer er voldoende pioniervegetaties aanwezig blijven. Het aanleggen van kruidenrijke akkers door Staatsbosbeheer zal hier aan bijdragen. Kansen en beheer Door zijn mobiliteit kan de kleine parelmoervlinder geschikt habitat snel koloniseren. In het Merkske kan de soort geholpen worden door verspreid door het gebied plekken te creëren met een pioniervegetatie. Dit kan zowel in graslanden als op akkers zijn. Bij het inzaaien van kruidenrijke akkertjes is het mee zaaien van viooltjes (akkerviooltje, driekleurig viooltje) een eenvoudige maar doeltreffende maatregel. Wanneer bovenstaande maatregelen in acht genomen worden, is het voortbestaan van de kleine parelmoervlinder in het Merkske voor de komende tien jaar vrij zeker.

3.5 Kommavlinder – Hesperia comma Leefgebied De kommavlinder leeft in droge, schrale graslanden, op droge heide en in stuifzanden (Bos et al. 2006), wanneer er wat overgangen naar voedselrijkere plekken aanwezig zijn. Daarbij valt te denken aan voedselrijke akkertjes met ruimte voor bloeiende planten. De vlinders vliegen in juli en augustus en worden vaak foeragerend gezien op gele composieten en – later in de vliegtijd – op bloeiende heide. De kommavlinder is bij uitstek een warmteminnende vlindersoort. Geschikt leefgebied heeft dan ook voldoende open, schrale vegetatie en kale grond, naast voldoende nectaraanbod. Vrouwtjes zetten hun eitjes af op polletjes schapengras (Festuca sp.) of buntgras (Corynephorus canescens). De eitjes overwinteren en komen pas in het voorjaar uit. De kommavlinder staat onder druk door verruiging van het leefgebied en het langzaamaan dichtgroeien van de schrale vegetatie. Begrazing door konijnen of kunstmatige vormen van bodemverstoring (denk aan gebruik van rupsvoertuigen op militaire terreinen) zijn nodig. Begrazing met vee kan eveneens de openheid van de vegetatie stimuleren, maar dan dienen bloeiende nectarplanten zoveel mogelijk gespaard te worden. Status en trend De kommavlinder is een zeldzame soort in Nederland. Hij staat in ons land op de Rode lijst als ‘kwetsbaar’ (Van Swaay 2006) en in Vlaanderen als ‘bedreigd’ (Maes et al. 2013). De aantallen in Nederland nemen al jarenlang matig af (Van Swaay et al. 2015). Verspreiding Op verschillende locaties op de zandgronden in Nederland komt de kommavlinder voor: in de Noord-Hollandse duinen tussen IJmuiden en Bergen, op een aantal Waddeneilanden, op diverse plekken in Drenthe, op de Utrechtse Heuvelrug en de zuidelijke Veluwe. In Noord-Brabant zijn drie populaties aanwezig: bij SintAnthonis, Strabracht en Soerendonk.

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

16


Figuur 7: Verspreiding van de kommavlinder in het Merkske in Nederland in de periode 2000-2015. Bron: Nationale Databank Flora en Fauna (Nederland). De populatie op vliegveld Weelde is aangegeven met een groene ovaal. Huidige situatie Merkske In het Merkske komt de kommavlinder alleen nog voor op het vliegveld Weelde. Dit militaire terrein is niet openbaar toegankelijk, maar wordt wel jaarlijks gemonitord op dagvlinders. In 2015 zijn hier maximaal 20 individuen aangetroffen (pers. med. F. Vermeer). De populatie lijkt hier langzaam af te nemen. Het terrein heeft een aanzienlijk oppervlak korte grazige vegetatie, maar is wel tamelijk begroeid met korstmossen. Zowel de abundantie van kale, warme en windluwe plekken als het nectaraanbod zijn mogelijke knelpunten. De dichtstbijzijnde populatie kommavlinders in Nederland bevindt zich op 40 kilometer afstand van de populatie op vliegveld Weelde. Daarmee is natuurlijke herkolonisatie praktisch uitgesloten.

Figuur 8: Op vliegveld Weelde is voldoende schrale, open vegetatie aanwezig. Beschikbaarheid van kaal zand (warmte voor de kommavlinder) is echter limiterend vanwege lokale dominantie van korstmossen. Foto Anthonie Stip, januari 2016. Kansen en beheer Zonder ingrepen op de Vlaamse vliegplaats zal de kommavlinder hier de komende jaren verder afnemen. Het is onzeker of de populatie dan over tien jaar nog

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

17


bestaat. Aangezien het in de wijde omtrek van het Merkske (zowel in Nederland als in BelgiĂŤ) de enige vliegplaats van kommavlinder is, zal bij verdwijnen van de soort herkolonisatie vanuit bestaande populaties niet waarschijnlijk zijn. Vanwege het ontbreken van geschikt habitat in de rest van het beekdal van het Merkske is de kans op uitbreiding naar nieuwe vliegplaatsen klein. Door het treffen van beheermaatregelen kan de populatie op vliegveld Weelde gestimuleerd worden. Het betreft de volgende maatregelen: 1. Kleinschalig en ondiep plaggen van de vegetatie in de buurt van waardplanten om meer ei-afzetplekken te creĂŤren. 2. Aan de zuidrand van het vliegveld (de belangrijkste vliegplaats) kan het nectaraanbod vergroot worden. Dit kan bereikt worden door het laten overstaan van vegetatie op zonnige, beschutte plekken, maar ook aan het kleinschalig inzaaien van akkertjes met bloemrijke en inheemse mengsels. Bij inzaai dient de bodem eerst ondiep bewerkt te worden en op kaal zand kan er in het najaar (voorkeur) of het voorjaar een mengsel ingezaaid worden. De locatieselectie voor inzaai dient nauwkeurig en met oog voor de kommavlinder te gebeuren. De schaal van inzaai is >10m2. 3. Begrazing door konijnen houdt de vegetatie weliswaar open, maar overbegrazing kan leiden tot een reductie in het nectaraanbod. Het is onbekend of er op vliegveld Weelde sprake is van overbegrazing door konijnen. Wanneer dit het geval is, kan het reduceren van de jacht op konijnen positieve effecten hebben, omdat de reproductiesnelheid waarschijnlijk afneemt en stabiliseert op een lager niveau. Dit kan tot gevolg hebben dat nectarplanten meer ruimte krijgen op het terrein en het nectaraanbod voor de kommavlinder een minder groot knelpunt wordt.

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

18


4. Aanbevelingen voor beheer De aanbevelingen voor het beheer in het Merkske uit het vorige hoofdstuk worden hieronder ruimtelijk verder uitgewerkt. In Tabel 1 worden de beheermaatregelen voor de verschillende prioritaire dagvlindersoorten samengevat. Vervolgens worden op de kaart in Figuur 9 de locaties aangegeven waar deze maatregelen toegepast kunnen worden. De nummers uit de tabel corresponderen met de getallen op de kaart. Tabel 1: Samenvatting van belangrijkste beheermaatregelen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske. De nummering correspondeert met die in Figuur Xx. BD=bont dikkopje, BE=bruine eikenpage, KIJ=kleine ijsvogelvlinder, KP=kleine parelmoervlinder, KV=kommavlinder. Donkergroen: maatregel heeft positief effect op deze soort. Lichtgroen: maatregel heeft enig positief effect op de soort. Wit: niet van toepassing. # Maatregel BD BE KIJ KP KV 1 Inhammen in bosrand 2 Kappen van naaldbomen 3 Zoomvegetatie ontwikkelen 4 Hakhoutbeheer 5 Veekerende rasters op grasland verplaatsen 6 Aanplant jonge eiken 7 Kleinschalig verwijderen ondergroei adelaarsvaren 8 Geleidelijke vernatting door verlaten onderhoud waterloop 9 CreĂŤren pioniersituaties in grasland 10 Inzaai kruidenrijke akkertjes met viooltjes (voor kommavlinder alleen wanneer toegepast op vliegplaats) 11 Kleinschalig ondiep plaggen bij locaties met buntgras

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

19


Figuur 9: Globale positionering van de beheermaatregelen in het Merkske. Nummers op de kaart corresponderen met de nummering in Tabel 1. Lichtblauw gekleurde vlakken betreft eigendom van Staatsbosbeheer.

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

20


5. Conclusie Het Merkske is voor een aantal prioritaire dagvlindersoorten geschikt. Het voorkomen van bruine vuurvlinder kon niet worden bevestigd. Het Merkske ligt ver buiten het bestaande verspreidingsgebied van de soort. Voor het bont dikkopje, bruine eikenpage, kleine ijsvogelvlinder, kleine parelmoervlinder en kommavlinder worden de eerste vier onderzoeksvragen in Tabel 2 samengevat. Onderzoeksvraag 5 is beantwoord in hoofdstuk 3 en 4. Tabel 2: Samenvatting van de bevindingen van de eerste vier onderzoeksvragen uit dit onderzoek. BD=bont dikkopje, BE=bruine eikenpage, KIJ=kleine ijsvogelvlinder, KP=kleine parelmoervlinder, KV=kommavlinder. Onderzoeksvraa BD BE KIJ KP KV g Is de soort Ja Mogelijk Nee, maar Ja Ja momenteel verdwenen in kans op aanwezig in het NL. vestiging Merkske? Waarschijnlij k aanwezig in B Wat is de Goe Slecht Geen Matig Mati ruimtelijke d g verspreiding van de doelsoort in de directe omgeving van het Merkske? Bestaat de kans op natuurlijke (her-) kolonisatie binnen 10 jaar?

Ja

Voldoen de huidige habitatkwaliteit en het beheer voor het in stand houden van een duurzame populatie?

Ja

Ja, maar klein en alleen mits maatregelen genomen worden Nee

Ja, mits maatregele n genomen worden

Ja, mits maatregele n genomen worden

Nihil

Nee

Ja

Nee

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

21


Literatuur Bräu, M., R. Bolz, H. Kolbeck, A. Nunner, J. Voith, W. Wolf (2013). Tagfalter in Bayern. Ulmer Verlag. De Vries, H.H., V. Mensing & C.A.M. Van Swaay (2004). Betekenis van bodemvocht voor de kleine ijsvogelvlinder in Noord-Brabantse terreinen. Rapport VS2003.058, De Vlinderstichting, Wageningen. Maes, D., W. Vanreusel en H. Van Dyck (2013). Dagvlinders in Vlaanderen: nieuwe kennis voor betere actie. Uitgeverij Lannoo nv, Tielt. Termaat, T., K. Veling & A. Vliegenthart (2010). Soortbeschermingsplan bruine eikenpage Noord-Brabant. De Vlinderstichting, Wageningen. Van Strien, A., C.A.M. Van Swaay & M. KÊry (2011). Metapopulation dynamics in the butterfly Hipparchia semele changed decades before occupancy declined in the Netherlands. Ecological Applications 21: 2510-2520. Van Swaay, C.A.M. (2006). Basisrapport Rode Lijst Dagvlinders. Rapport VS2006.002, De Vlinderstichting, Wageningen. Van Swaay, C.A.M., K. Veling, J. Kok & A. Van Strien (2015). 25 Jaar vlinders tellen. Rapport VS2015.002, De Vlinderstichting, Wageningen. Van den Burg, A., A. Dees, T. Huigens, R-J. Bijlsma & R. de Waal (2014). Voedselkwaliteit en biodiversiteit in bossen van de hoge zandgronden. Rapport nr. 2014/OBN186-DZ. Ministerie van Economische Zaken, Directe Agrokennis, Den Haag. Vliegenthart, A. (2007). Eikenhakhoutbrigades, eerste fase. Een nieuwe impuls voor hakhoutbeheer. Rapport VS2007.051. De Vlinderstichting, Wageningen. Wallis de Vries & Huskens (2014). Effecten van schapenbegrazing op de bruine eikenpage in het Noord-Hollands Duinreservaat. Rapport VS2014.029, De Vlinderstichting, Wageningen.

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

22


Bijlage 1: Verspreidingskaarten


Figuur 10: Verspreiding van het bont dikkopje in het Merkske in Nederland in de periode 2000-2015. Bron: Nationale Databank Flora en Fauna (Nederland).

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

24


Figuur 11: Verspreiding van de bruine eikenpage in het Merkske in Nederland in de periode 2000-2015. Bron: Nationale Databank Flora en Fauna (Nederland).

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

25


Figuur 12: Verspreiding van de kleine parelmoervlinder in het Merkske in Nederland in de periode 2000-2015. Bron: Nationale Databank Flora en Fauna (Nederland).

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

26


Figuur 13: Verspreiding van de kommavlinder in het Merkske in Nederland in de periode 2000-2015. Bron: Nationale Databank Flora en Fauna (Nederland). De populatie op vliegveld Weelde is aangegeven met een groene ovaal.

De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

27


De Vlinderstichting 2016 / Kansen voor prioritaire dagvlinders in het Merkske

28


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.