Jubileumuitgave 150 jaar Sinte-Maartenschool

Page 1

150 JAAR SINTESINTE-MAARTENSCHOOL Een jubileumuitgave gebaseerd op de archieven en bijdragen van juf Georgette Maes in ‘het schoolbelletje’ van 1994 – 1999


HOE HET GROEIDE ... - Georgette Maes Deel 1: Een onvergetelijke dag in 1861 In 1865 spreken de statistieken over 185 schoolkinderen in de gemeenteschool: 120 jongens en 65 meisjes. Goed voor twee klassen en twee onderwijzers. Let wel: De schoolplicht was toen nog niet ingevoerd en kinderarbeid toegelaten. De meisjesschool bestond al ongeveer vier jaar en die kwam er zo. In de schoolarchieven wordt een waardevol document bewaard waarin Zr. Marie-Philomene algemene overste van de Zusters van Maria uit Braine-l'Alleud in sierlijk schrift de feestelijke aankomst beschrijft van de eerste twee zusters te Meise. Het waren Zuster Marie-Stanislas, Kostka en Zuster Marie-Anne. De Meisenaren waren echt blij met hun komst en zorgden voor een groot dorpsfeest. In een mooie, open wagen, getrokken door schoon opgetuigde paarden. werden zij afgehaald en onder luid applaus naar het kasteel van Bouchout gereden. Daar wachtte hen een hartelijk onthaal door de kasteelvrouw Gravin Roose de Baisy (1809 - 1873), gehuwd met Graaf Louis, Leopold, Amedee de Beaufort. Deze dame was de stichteres van de eerste meisjesschool in de Beaufortstraat te Meise (nu Brusselsesteenweg). Onder klokkengelui reed de koets daarna naar de kerk. Vooraan stapten meisjes in wit en blauw gekleed met manden vol strooibloemen. Achter de koets volgden het gemeentebestuur, de pastoor en de leden van de kerkfabriek. Na een korte dienst in de Sint-Martinuskerk begaf het gehele gezelschap zich naar het nieuwe klooster waarvan de voorgevel schoon was versierd met slingers en wit en blauwe vlaggetjes. De enthousiaste Meisenaren hadden twee dagen aan die versiering gewerkt en er voor alle zekerheid 's nachts een wachtpost bijgeplaatst. Toen de Gravin de sleutels van het nieuwe gebouw overhandigde, ontstond er groot gedrang onder de aanwezigen waardoor de zusters bijna onder de voet werden gelopen. Maar eindelijk konden zij dan toch hun nieuw tehuis binnengaan. En die dag werd er lang nagefeest in het dorp. Diezelfde avond werden de zusters nog uitgenodigd op de pastorij en voorgesteld aan de oude baron d'Hoogvorst, een kranige man van 84. Het was een onvergetelijke dag in de geschiedenis van Meise. Maar al de volgende dag, een maandag. werden de vier nieuwe klaslokalen van de meisjesschool in gebruik genomen door een flinke groep kinderen. Ook werden er een paar Juffrouwen aangeworven en al heel vlug moest er gedacht worden aan een vijfde klas. De Meisenaren waren gelukkig met de komst van de zusters en uit erkentelijkheid tegenover de Gravin die dit alles had gemaakt. werd een geschenksteen met de wapenschilden van de families de Beaufort en Roose de Baisy boven de ingang van het klooster aangebracht. Mijn grootmoeder (1866-1957) vertelde vaak over de stichteres van de meisjesschool en haar bezoeken aan de klassen. Er werd dan door de kinderen voorgedragen en gezongen. En het refrein van hun lied luidde:


Eens op deze schone dagen kwam een vriendelijk gelaat. Ene schone dame vragen hoe het met die kinderen gaat. Of ze stil zijn als een muisken onder 't maken van het kruisken. Of ze zitten flink en net onder 't bidden van 't gebed.

De stichteres en weldoenster van de eerste meisjesschool van Meise overleed in 1873. We laten hier een oud-leerlinge van de meisjesschool aan het woord.

Mevrouw Maria Leemans is een geboren en getogen Meisenaar en werd hier geboren in 1900. Niettegenstaande haar hoge leeftijd weet zij zich nog veel te herinneren van haar schooltijd in die meisjesschool van die dagen. Zij vertelt: "Ik zat het laatste jaar in de klas bij zuster Kostka. In elke klas had je een kleine en een grote kant. Behalve zuster Kostka waren er nog twee andere zusters: Zr. Margella en Zr. Dominique. Ook was er nog een juffrouw Martha die turnen gaf. Zuster Anneke zorgde voor de vele kleuters. En in de keuken was er nog Zr. Helena die daar voor het eten zorgde en het huishoudelijk werk bijhield. Maar daarnaast leerde zij ons ook vaak de kookkunst. Zij was een soort natuurgenezer en brouwde zelf allerlei zalven en medicijnen die zij uit planten en kruiden trok. Ook verzorgde zij vele zieken thuis en hielp gezinnen in nood.


Voor de meisjes van de twee hoogste klassen werd na schooltijd, nog les in de Franse taal gegeven. Die extra lessen kostten in die tijd een frank per maand. Niet alle kinderen deden hier echter aan mee. Na je veertiende jaar was je lagere school afgewerkt en gingen de meeste meisjes dan al werken. Anderen echter mochten nog voor een paar jaar "op internaat" in Braine l'Alleud. Zelfs kwam het voor dat sommigen er voorgoed bleven als religieuze. Na je veertiende jaar mocht je elke zondag naar de “Patronage". De zusters, maar vooral Zr. Kostka, leerden ons daar toneelspelen en zingen. We bouwden zelf onze zaal op. De banken werden opzij geschoven en de houten schuttingen tussen drie klassen werden weggenomen (nu de eetzaal) en we konden beginnen. Onze voorstellingen hadden steeds veel succes. Van 1914 tot 1918 (de oorlogsjaren) was ik gouvernante van de oudste dochter van de kolonel op het kasteel. Oude mensen denken vaak aan vroeger terug, soms met plezier maar ook met weemoed. Deze school is van het begin af aan altijd goed geweest en is dit in de loop van de jaren ook steeds gebleven." Mevrouw Leemans, dank je wel voor het verhaal en we wensen je nog veel goede jaren.

Deel 2: De donkere oorlogsjaren van 1914 - 1918 Wereldoorlog 1 bracht ellende en dood over Meise (Meysse). Ook de meisjesschool kreeg haar deel. De eerste beproeving kwam al in 1914 toen de gehele gemeente werd bezet door het Duitse reservelegerkorps van de Uhlanen dat deelnam aan de belegering van Antwerpen. Op 20 augustus werd de kolonel van dit korps: Prins Wilhelm zu Schonleich-Carolath neergeschoten aan "de Trunk" een plaats gelegen bij het kruispunt van de J. Krokaertstraat en de Sint-Martinusbaan. Door dit voorval werd Meise bedreigd met zware represailles zoals o.a. het neerschieten van gijzelaars en het platbranden van huizen. Het waren bange uren totdat soldaat "de rosse" van het Belgisch Regiment Jagers te paard de aanslag opeiste. De sancties werden ingetrokken omdat een militair en geen burger had geschoten. Meise herademde De prins overleed in de meisjesschool waarvan een deel van de gebouwen was ingericht als "lazaret" voor de gekwetste militairen. Nog in 1914 kwam zuster Marie-Céline naar Meise. Ze volgde Zr. Kostka op. In volle oorlogscrisis maakte ze alle ellende van dichtbij mee. Zij zou 45 jaar lang onverpoosd werken aan haar opvoedingstaak als leerkracht en als overste. Zij overleed op 1 juni 1959 te Braine-L'Alleud. Vele oud-leerlingen woonden haar uitvaart bij. "Een zeer bekwame opvoedster” werd gezegd. Bij haar aankomst kregen de


schoolkinderen, via het Nationaal Werk van Kinderwelzijn elke dag een voedzame tarwekoek. Uit die periode vonden we nog een oude klasfoto, bestemd voor de weldoeners uit de U.S.A. De kinderen toonden een bord met daarop een bedankje voor de gift (spek). Tijdens de strenge winter van 1916-1917 waren de steenkolen uiterst schaars en duur. Dan maar hout sprokkelen ... Ook de voedselvoorraden (suiker, meel, aardappelen, koffie, melk, boter, vlees, enz.) waren ontoereikend. De boeren leverden wel een deel van hun opbrengsten voor de ravitaillering van de bevolking maar toch verdween er veel naar de "zwarte markt" wat grote winst opleverde. De bevolking en vooral de kinderen waren ondervoed. Ze vielen als eerste slachtoffers van de zeer besmettelijke en gevaarlijke Spaanse griep, longontsteking en TBC. De schoolbevolking werd hierdoor sterk uitgedund. Er kwam wel een zekere aanvulling door de kinderen van de vluchtelingen uit het gevechtsgebied van Menen-Hallum die in onze gemeente gastvrij werden opgevangen. Sommigen bleven hier zelfs voor goed. Tijdens de vier-jaar-durende oorlog werden veel mannen opgeroepen om in Duitsland te gaan werken om de Duitse soldaten aan het front te vervangen. Veel Meisenaren gingen liever onderduiken in Brussel. De moeders en kinderen voelden zich onveilig, vooral 's nachts. Bij valavond gingen ze daarom overnachten in de oranjerie en de kasteelhoeve van het domein van Bouchout waar de Duitsers niet binnenkwamen. Aan de toegangshekkens hing namelijk het bericht dat dit toebehoorde aan Hare Majesteit Keizerin Charlotte van Mexico, schoonzuster van Keizer Franz Jozef II van Oostenrijk, de Duitse bondgenoot. Zij dienden dit gebied met rust te laten. Op 11 november, op het feest van Sint-Maarten, patroon van Meise, kwam eindelijk de langverwachte Wapenstilstand. De vluchtelingen keerden terug naar huis. De soldaten die van het front kwamen werden feestelijk onthaald. Hun gesneuvelde makkers kregen een gedenkplaat aan de voorgevel van de parochiekerk. Er kwamen nieuwe kerkklokken daar de oude naar Duitsland waren vervoerd als grondstof voor de munitie-industrie. De burger Joseph Arias, neergeschoten op 20 augustus 1914, was één van de vele oorlogsslachtoffers die in W.O. I de dood vonden. De bevolking, maar vooral de schoolgaande jeugd had een zware tol moeten betalen. Iedereen had dan ook maar één verlangen: NOOIT MEER OORLOG! Een vrome wens; maar hoelang zou de vrede duren?


Zuster Marie-Céline (1884-1959) Overste van de meisjesschool te Meise van 1914 - 1959 HERINNERINGEN UIT DIE TIJD

Marie Thielemans en Jeanne Maes-Stevens, twee oud-leerlingen uit de oorlogstijd wilden graag nog één en ander kwijt uit hun kindertijd in de meisjesschool. Wij danken die twee kranige dames voor hun sympathieke medewerking. Ze zijn om en bij de 90 jaar en hun achterkleinkinderen zitten momenteel in onze Sinte-Maartenschool. Marie Thielemans noemde W.O. I een tijd van honger en koude. Terecht, want er was een groot tekort aan de noodzakelijkste voedingswaren. De kinderen van boeren hadden het wat beter dan de anderen. De boeren hadden wel veel moeten inleveren: paarden waren opgeëist voor het Duitse leger, je mocht maar een varken per jaar slachten. De wollen matrassen werden meegenomen of verstopt zodat bijna iedereen op strozakken sliep. Op school leerden de meisjes brood bakken. In de kloostertuin groeide een perzikboompje. Owee, wie aan de vruchten durfde te raken! Ze waren geteld! Iedereen droeg houten klompen in die tijd, een schort en lange vlechten voor de meisjes. In elke klas had je een kleine en een grote kant met lage of hoge banken. Na schooltijd mochten we de plankenvloer schoonvegen met wat vochtig zagemeel. De kinderen waren vaak afwezig. Sommigen gingen op de vlucht met hun familie. Ze vluchtten voor het gevaar hier maar werden soms onderweg neergeschoten. Vele kinderen stierven van een gewone appendicitis. Er waren geen medicamenten. In veel families was verdriet. Wereldoorlog I was een harde, droevige tijd. W.O. II was anders.


Jeanne Maes-Stevens was afkomstig uit Limbos. Samen met een hele groep kinderen stapte ze elke dag langs de aardeweg naast de Hazenbos naar de school. Iedereen droeg klompen met een lederen riempje. In de winter konden we glijden onderweg. Het riempje ging soms los en dan werd het stappen moeilijker. Gelukkig was de Schoenmaker uit de Boechtstraat altijd bereid om te helpen. In de zomer liepen we blootsvoets door de mulle aardeweg, in elke hand een klomp. Wat waren we blij als we onderweg een biet vonden! Dan was het knabbelen tot aan de schoolpoort. Zo'n biet kon best je honger stillen. Alles was peperduur in de oorlog. Toch waren we altijd netjes gekleed, soms wel met afdankertjes van een oudere zus. We droegen zwarte sokken in de klompen. Elke maandag zorgde moeder voor een schoon gesteven en gestreken bolletjesschort. In de winter droeg ik een wijde maar stijve "caban" gevoerd van binnen. 't Was een soort kapmantel, warm maar niet gemakkelijk om je te bewegen. Onder die caban droeg ik mijn boterhammen en koffiekruikje voor 's middags. In de klas mochten we onze kruik verwarmen op de kachel. Elk at in zijn klas. Om 10u. kregen we een koek. De school was soms voor weken gesloten. Er was ook geen schoolplicht. Donderdagnamiddag kregen we vrijaf maar op zaterdag hadden we de hele dag les. Het was wel een prettige schooldag met in de voormiddag zang en 's namiddags alleen handwerk. We leerden er kousen breien met vier priemen en ook versleten sokken verstellen. Bij Juffrouw Martha De Winter naaiden we mooie theedoeken met kruisjessteek. Elke dag was er een uur Franse les. Het was vrij en kostte 1 fr. per week. De lesuren duurden van tot 12u. en van 13u.30 tot 16u. In 1916, in volle oorlogstijd, deed ik mijn plechtige communie. Geen lange witte kleren, alleen een eenvoudig groen kleedje met witte kraag genaaid door Fientje De Donder. Toch vond ik het heel mooi. Ik herinner me ook dat we 's nachts in de oranjerie van het domein van Bouchout gingen slapen. We namen ook onze twee koeien mee. Die mochten grazen op de weide rond het kasteel. We bleven daar en de lieve boerin Mevrouw De Cuyper maakte lekkere rijstpap van de melk. We waren met weinig tevreden en gelukkig.

Deel 3: Tussen twee oorlogen in. De terugkeer. "De geschiedenis herhaalt zich en het leven gaat voort." schreef Edwin Ganz op het einde van 1918. Op 11 november van dat jaar was immers de wapenstilstand getekend en de frontsoldaten konden eindelijk na vier lange oorlogsjaren hun uniformen omruilen tegen burgerkledij. Zo gebeurde het dat de vader van Margriet (thans Mevr. Van Lindt-Huygens) op zekere dag van het front terugkeerde. Moeder was gaan werken bij boer Everaert in Sint-Brixius-Rode. Gelukkig waren er nog de vluchtelingen uit Menen want Margriet, toen amper zes jaar, herkende haar vader niet meer. 's Avonds maakte ze alles goed met volgend versje:


Strakjes komt vader, die zoete papa. Dan zegt hij tot moeder: "Dag lieve mama.' " Dan strijk ik mijn handjes vooruit op zijn kin. Ik geef hem een kusje omdat ik hem bemin. Dan spelen wij samen en mama speelt mede. Wat een blijdschap! Wat een vreugde.' 't Is vrede.' De vluchtelingen keerden terug naar de nog zwaar geteisterde IJzervlakte. Dat vertrek schiep een hele leemte en sommigen besloten hun vriendinnen in Menen en omstreken te gaan bezoeken. Later keerden ze terug met koperen obussen (lege hulzen van granaten). Die oorlogsouvenirs werden mooi opgepoetst en als schouwgarnituur gebruikt Onze Noorderburen, die zelf geen oorlog kenden, ontfermden zich via het "Nationaal Werk voor Kinderwelzijn� over de kinderen uit grote gezinnen. Ook die kinderen kwamen weer thuis en het normale schoolleven kwam weer op gang. Het schoolleven. Een schooldag duurde van half negen tot zestien uur, behalve op donderdag, want dan hadden we een vrije namiddag. Elke dinsdag- en zaterdagnamiddag hadden we handwerkles. We naaiden vooral mooie doekjes in kruisjessteek. Ook kousen breien stond op het programma. In een klas stonden grote en kleine houten lessenaars met de zitbank eraan vast. Er waren gaatjes in, om de inktpotten in te zetten. We schreven met een pen en een pennenstok. Gelukkig droegen we een zwarte schort op school. Ook hadden we elk een lei met een griffel, vooral nodig bij de rekensommen. De plechtige communie. Op mijn elfde deed ik mijn Plechtige Communie. Die dag droeg ik een kort wit kleedje en een sluiertje van witte tule op mijn hoofd. Eerst moest je drie jaar catechismusles volgen. Na je Plechtige Communie hoorde je bij de groteren. Je ging dan elke zondag om 15 uur naar het lof. Daarna was er de "Catechismus van Volharding" en het toneelspelen in de patronaatzaal achter de school. Voor we naar huis gingen kochten we nog een snoepje of een ijsje ... voor een halve frank. Gelukkige kinderjaren. Antoinette (thans Mevr. Van Thienen-Huygens) is de acht jaar jongere zus van Margriet. In het volgend stukje laten we haar aan het woord. Het schoolleven In die tijd telde de meisjesschool twee kleuterklassen en vier graadklassen in de lagere school. De meeste meisjes gingen na hun veertiende jaar uit werken bij de boeren of in het huishouden van rijke mensen.


Daarom was huishoudkunde zo belangrijk en werd er een nieuw klaslokaal "de keuken " bijgebouwd (nu 2de kleuterklas B). De oudste leerlingen leerden er goed koken, strijken enz... Er was nog evenveel handwerk als vroeger. Alleen werden de werkjes met de verzorgde schriften in een expositie, op het einde van het schooljaar, tentoongesteld. Er lagen ook de diploma's van de vier of vijf beste leerlingen van het achtste leerjaar die in Wolvertem hadden deelgenomen aan een examen van rekenen en moedertaal. Zij kregen de kans nog twee jaar verder te studeren in het Frans internaat in Braine-l'Alleud. De Plechtige Communie Voor het zover was, moest je eerst drie jaar catechismusles volgen. Het eerste jaar één keer, het tweede jaar twee keer en het derde jaar drie keer per week. Het gebeurde telkens om 8 uur in een klaslokaal. De pastoor gaf die lessen. Op de dag zelf gingen we drie maal naar de kerk. Om 6u30 naar de vroegmis en om 9u30 naar de hoogmis, telkens in het wit. In de namiddag trokken we nog eens naar het lof om 15 uur, ditmaal met onze gewone zondagskleren met mantel en hoed. Mijn jongere zus was pas tien, toen we samen onze Plechtige Communie deden. We droegen witte, korte kleedjes. Het volgend jaar zouden er lange, witte kleren zijn. Daarom had mijn zus liever een jaartje gewacht. Processies Er gingen twee processies uit per jaar. De eerste op de zondag na Sacramentsdag met een zegening aan het kasteel van Bouchout. Elk jaar stond Keizerin Charlotte ons toe te wuiven van op haar balkon. De tweede processie ging uit op de eerste kermiszondag. Er werd een andere weg voorzien. Via de Brusselsesteenweg stapten we naar de Sint-EIooikapel. Na een halte voor de zegening, kwamen we terug langs de Nieuwelaan. Voor- en achteraan stapten de dorpsfanfares. Ieder jaar wisselden ze van plaats, anders kwam er ruzie. Toen ik klein was, hielp ik de mantel van Maria dragen. Na mijn Plechtige Communie stapte ik met een palm voor het baldakijn waaronder de pastoor ging met de monstrans*. Toen ik groot was, beeldde ik Onze Lieve Vrouw of een heilige uit. * Een monstrans is een houder, meestal van metaal, waarin de geconsacreerde hostie wordt getoond. Het toneel Dit kende een groot succes in die jaren. Vanaf hun elfde tot vaak tot aan hun huwelijk, speelden de meisjes na het zondagslof toneel in de patronaatzaal. Zuster Marie-Céline van de hoogste klas leidde de zaak. Later zou onderpastoor Corbeels ook een jongensgroep stichten. De voorstellingen van beide groepen kenden een groot succes. De dag vóór de


voorstelling stonden er lange rijen mensen aan te schuiven voor de ingang. Vergeet niet dat er toen weinig ontspanning was voor de mensen hier. Spelen op straat Geen auto’s. Alle kinderen van de wijk konden veilig op straat spelen. We deden balspelen, tikkertje, pikkeltjes gooien, enz. Bij mooi weer zaten de ouders en de grotere kinderen op de stoep te praten. Soms deden ze met ons mee. In de winter legden sommige kinderen zich als sneeuwpoppen in de verse sneeuw. We maakten gladde ijsbanen tot in het dorp, want we woonden toen al op de Brusselsesteenweg. Het was een mooie onvergetelijke tijd. Zouden de kinderen van nu wel zo gelukkig zijn als wij nu?

Klasfoto van 1920: Zuster Dominique met de leerlingen van de 2de graad. Margriet is het meisje op de 4de rij, 1ste van rechts. Op het bordje staat vermeld: Hulde aan den grooten Vaderlander Z.E. Kardinaal Mercier. De leerlingen der school van Meysse, den 24-6-20.

Vier zusters uit de jaren dertig.


Deel 4: De tweede wereldoorlog (1940 - 1945). Een woordje geschiedenis. Na W.O. I hadden de Duitsers een grote oorlogsschadevergoeding moeten betalen. Dit ondermijnde de economie. De werkloosheid was algemeen. Duitsland zon op wraak. Hitler zou hen daarbij helpen om een dubbel doel te bereiken: wraak nemen op de vijanden en door de oorlogsindustrie de werkgelegenheid bevorderen. Duitsland zag in Hitler de redder en dit was de aanleiding van Wereldoorlog II. Deze keer werd het een "Blitzkrieg". Alles was gemotoriseerd, zware bombardementen (V1 en V2, de vliegende bommen). De doortocht van het Duitse leger gebeurde razendsnel en daarna werd het veroverd gebied onder de bewaking van het bezettingsleger gesteld. De "Duitse Kommandantur" van het gewest was in Meise gevestigd. In de kastelen van Bouchout en Meise waren Duitse soldaten gekazerneerd. Na de aftocht van de Duitse troepen is er een vliegende bom neergeploft op het 'Kasteelveld', toen nog 'landbouwgrond'. Die nacht is het kasteel van Meise uitgebrand. Er waren toen enkele soldaten van het bevrijdingsleger. Elk jaar worden de 3 gesneuvelde soldaten en de oorlogsslachtoffers van W.O. II herdacht. Mevrouw Clairette Coremans-Huygens was bereid om over haar wel en wee uit de oorlogsjaren 1940-1945 te vertellen.

De derde graadklas van juffrouw Florence. Clairette zat links (5e leerjaar), derde rij, tweede bank.


Een klasfoto uit 1942. Een uit 1242 Clairette was toen een leerlinge van het 5e leerjaar (aan de linkerkant). Het zesde leerjaar zat aan de rechterkant bij het raam. De rij didactische platen aan de wand toonden Bijbelse taferelen uit de lessen van Gewijde Geschiedenis (eerste les in de namiddag). Om 9 uur 's morgens begonnen de lessen met godsdienst (catechismus). De kinderen voor de Plechtige Communie kregen om half negen catechismusles in de kerk. Bij al te koud weer werd er gekozen voor een klaslokaal. Tweemaal per week was er een hele namiddag handwerk. Regelmatig kregen we les in ‘Wellevendheid’. We zongen veel. Als je goed toekijkt zie je achteraan in de klas, tegen het houten schutsel aan een harmonium voor de muzikale begeleiding. Rechts stond een zwarte kachel met een lange pijp. Er moesten regelmatig steenkolen bijgehaald worden in de kelder. In de houten banken zie je inktpotjes die we af en toe moesten bijvullen. Sommige deugnieten bliezen in de pasgevulde inktpot met alle gevolgen van dien. Ieder mocht om beurt de klasvloer aanvegen met vochtig zagemeel. De lessenaar van de Zuster of stond op een houten trede. Daar zaten de babbelaars op hun knieën. De gezondheid. Dit was wel een probleem in die tijd. Er waren toen ook al luizen. Een probaat middel was het hoofd inwrijven met petroleum. Sommige moeders namen op tijd hun voorzorgen. Na elke wasbeurt spoelden ze het haar met azijn. Dokter De Meuter kwam regelmatig zijn ronde maken in de school. Vooral de keel werd grondig onderzocht omdat er veel gevallen van difterie (kroep) gesignaleerd werden. Die kwaadaardige keelontsteking heet nogal wat slachtoffers gemaakt. De voeding Het voedsel werd steeds schaarser. Ieder gezin kreeg zegels voor brood, vlees, suiker, boter, enz. Er was een slechte bevoorrading en de mensen leden honger. Als kind moest je bij sommige boeren gaan melk halen om pap van te maken. Het donkergrijs brood was niet lekker. Wij gingen regelmatig naar de boeren op de Kapellenhoek (Amelgem), Rooststraat en Oppem voor melk, eieren en boter. Die eetwaren waren erg duur. Voor schoolkinderen was er soep van Winterhulp. In het keldertje van het frituurtje in de Krogstraat kookte de grootvader van Raymond Leemans, toen beenhouwer in de Boechtstraat, elke morgen lekkere soep. Na de speeltijd mochten we de lege soepketel terug brengen. Dat was tof. De kinderen die er nogal bleek uitzagen moesten elke dag op school een lepel levertraan drinken. Er waren veel vitamines in maar het smaakte afschuwelijk. Daarom werd er een klontje suiker bijgegeven. De kleding Alle meisjes droegen in de winter een wit, rood en vooral donkerblauw alpientje (alpinomutsje). De zelfgebreide kousen kwamen goed van pas in de koude winters.


Dan droegen de meeste kinderen houten klompen. Schoenen waren bestemd voor zon- en feestdagen. Om de twee jaar kreeg je een nieuw kleed. Meestal waren er de afdankertjes van grote zus. Met de Plechtige Communie werd er een nieuwe mantel gekocht. De verwarming Niemand kon rondkomen met het karig rantsoen steenkolen. Vaak werd er verwarmd met 'slam' dat was natgemaakte as. In Humbeek mochten de mensen de afval van steenkolen van de cokesfabrieken gaan zeven. Als er een boom van de Plantentuin omwaaide was iedereen er als de kippen bij om wat hout te bemachtigen. Eetbare kastanjes werden gepoft op de hete kachelplaat. De wilde kastanjes werden gebruikt om zeepsop van te maken. Haringen, gebakken tussen een rooster op de kachel waren een echte lekkernij. Op de Leuvense kachel of de cuisinière stond steevast een koffiepot en waterketel te warmen. Er waren nog geen elektrische strijkijzers en er moesten heel wat ijzeren strijkijzers gewarmd worden eer de strijk klaar was. De verlichting Er werd maar weinig verlicht. Iedere avond, bij zonsondergang, moest je de ramen verduisteren met donkere overgordijnen. De Duitsers kwamen controleren of er geen lichtstraal door de kieren scheen. Dit kon een signaal zijn voor bommenwerpers. De kinderspelen Niettegenstaande de oorlogstijd konden we toch spelen op de speelplaats of elders. Heel wat spellen waren seizoen gebonden o.a.: koordjesspringen, perkhinkelen met een schoensmeerdoos gevuld met aarde, enz. Voor de jongens was er: knikkeren, een tol op een pin met een koord doen draaien, een reep (oud fietswiel) om ter vlugst doen rijden met een stok. Na schooltijd speelden we met de buurkinderen verstoppertje op straat. Als er sneeuw lag was heel de Krogstraat één glijbaan. Op een vrije namiddag trokken we met de slee naar de heuvel van boer Heyvaert. In de herfst mochten we in groep kastanjes, beukennoten, hazelnoten, enz. rapen op de Nieuwelaan. In het park mocht je toen niet binnen. Het einde van de oorlog en de bevrijding Elke zondag hielden de Duitse soldaten "parademarchen" in het dorpscentrum. Ik zie ze nog voor mij met hun zware laarzen, hun helmen en geweren op de schouders. Terwijl ze voorbij stapten zongen ze. Als kind vond ik dit indrukwekkend. Op het Kasteelveld (toen landbouwgrond en weide) is een vliegende bom gevallen. Er was weinig schade, wel veel gebroken ruiten. Als er een bom aanvloog hoorde je een gefluit. Hield dit op dan moest je vliegensvlug in de kelder gaan schuilen.


1945 bracht eindelijk de bevrijding. De Duitsers begonnen aan de aftocht en de Engelsen en Polen reden op hun tanks Meise binnen. De hele dag werd er gezongen en gefeest. De moeders naaiden vlug een Belgische vlag. De Engelsen deelden chocolade, kauwgum en sigaretten uit. De bakker zorgde weer voor wit brood. Wat een feest! Nu was het gedaan met het eierpoeder, er waren weer eieren. Toen kwam mevrouw Yvonne Huybrechts naar onze school met een koffertje vol repen chocolade. We durfden er niet aan likken omdat de lekkernij dan te vlug op zou zijn. De kinderen van nu kunnen niet begrijpen hoeveel geluk ze hebben om ons landje van overvloed te mogen leven. Hier moeten ze ook dankbaar voor zijn.

Deel 5: Jaren van hoop en heropbloei: 1945 – 1950 Uit een bijlage uit 1949 (schoolarchief) 1945: Wereldoorlog II was voorgoed voorbij, maar de sporen zouden nog lang zichtbaar blijven. Vanaf 1950 begon de heropbloei. In die naoorlogse jaren waren de schoolfinancies een echt probleem geworden. Zoals elders het geval was, zou het Schoolbestuur (het Comiteit) aan de Gemeenteraad een "Aanvraag tof aanneming van de gemengde bewaarschool en vrije Iagere school voor meisjes" indienen. "De Staat van inlichtingen" werd ingevuld door de Schooloverste Zr. Marie-Céline van de Zusters van Maria. Nu volgen enkele gegevens uit de bijlage van 1949. Het aantal leerlingen Er zijn niet voldoende leerlingen om een afzonderlijke vierde graadklas (7de en 8ste leerjaar) in te richten. (zie foto) Op de klasfoto zitten de leerlingen van de derde graad (5de en 6de leerjaar) en die van de vierde graad (7de en 8ste) in één klas. De meisjes op de foto zijn allen geboren tussen 1936 en 1940. In deze woelige en onzekere vooroorlogse jaren en in de oorlogsjaren die erop volgden, waren er veel minder geboorten. In 1950 steeg het aantal leerlingen gestadig. De klassen De lokalen waren groot en goed verlucht. Er waren drie lagere klassen, één huishoudklas en twee bewaarklassen. De enige ingang lag in de Beauffortstraat, naast de huidige bank. Eerst kwamen de twee bewaarklassen tot en met de keuken van de huidige refter. Daarna volgden de drie (later vier) lagere klassen waar nu de refter is en de boterhammenrefter. De huishoudklas was daarnaast. De speelplaatsen De "open speelplaats" was 512 vierkante meter groot en de "overdekte gaanderij' was 24 vierkante meter. De kleuters hadden hun eigen speelplaatsje met afdakje waar nu het bureel van de directie gelegen is. Op de speelplaats van de lagere schooi stonden twee bomen. Tegen de muur rechts,


had je de overdekte gaanderij (tussen de twee laatste deuren van de refter). Rechtover de huishoudklas had je de toiletten (twee kleine en drie grote) De leerstoffen die het programma betreft Godsdienst en zedenleer, schrijven, rekenen, metriek stelsel, moedertaal, aardrijkskunde, geschiedenis van België, tekenen, zang, turnen, gezondheidsleer, natuurwetenschappen, naaldwerk, huishoudkunde, koophandel en studie van het milieu. De schooluren Er waren 25 uren per week, godsdienst en zedenleer niet meegerekend. Herinneringen aan mijn schooltijd (juf Georgette): Bij Zr. Mechtilde in de 2de bewaarklas - Ik heb nog een klasfoto uit die lang vervlogen tijd. Een veertigtal bengels, jongens en meisjes netjes gescheiden. Ze stapte regelmatig tussen de rijen houten bankjes. Ze hielp hier en daar, prees een mooi werkje, maar deelde ook af en toe een flinke mep uit, vooral aan de jongenskant. Iedereen vond dit heel normaal, het hoorde bij de tijd. - Op het einde van het schooljaar, na de expositie, kregen we ons mooi teken- en plakschrift mee naar huis. Zoveel werkjes! De prikmappen leken wel versleten van de vele naaldenprikken. Maar het prikwerk mocht gezien worden. Uit hetzelfde glanspapier waren de tweekleurige weefbladen gemaakt. De restjes konden nog dienen voor muizentrapjes. Uit een rozig, mat papier vouwden we allerlei figuurtjes. We tekenden ook met kleurpotloden. - Mijn mooiste herinnering aan de bewaarschool stamt uit de tijd dat Zr. Mechtilde ziek werd. Dit feit vonden we natuurlijk niet leuk maar wel dat die van de achtste klas bij de kleuters mochten gaan ‘opletten’. Stel je voor, nog geen veertien en al voor een echte klas mogen staan! Ik heb toen een lesje gegeven over de dieren van de boerderij. De kleuters vonden dit leuk maar wilden ook olifanten, beren, enzovoort op et bord getekend zien. Het hele bord stond vol en het mocht niet afgeveegd worden. Die avond wist ik wat in na het achtste leerjaar zou studeren. De acht jaren van de lagere school. We hebben steeds in een graadklas gezeten, alleen in de vierde graad werden we samengevoegd met de derde graad (zie foto). Elke schooldag duurde van 9 u tot 16 u. Donderdagnamiddag was vrij, maar zaterdag was een volledige klasdag. In het eerste leerjaar kwamen we in de klas van juffrouw Marie V. terecht. Ze had enorm veel geduld met ons. Als beloning mochten we het bord schoonvegen en natuurlijk ook de krijtstompjes mee naar huis nemen. Heel wat in de oorlog! Op het einde van het schooljaar nam juffrouw Marie voorgoed afscheid van ons. Wij waren allemaal erg verdrietig. ln de vakantie zou ze trouwen en dan mocht ze


geen les meer geven. Zo ging dat in die tijd. In alle klassen werd flink gewerkt. Als je op tijd klaar was, mocht je de oefeningen van het hogere leerjaar uitproberen. Praten mocht nooit en ze waren ook vrij streng. In die tijd verschenen er al uitgaven van Zonneland en Vlaamse Filmpjes. Er werd regelmatig voorgelezen, onder de handwerkles. Wat hebben we gebreid en genaaid in die tijd: allerlei sierlapjes in kruissteek en andere siersteken. Kousen breien, broekjes, onderlijfjes, zelfs pulletjes en sokjes voor baby’s. Iedere leerkracht had zowat haar specialiteit. Zo was juffrouw Elisa D.S. erg voor taal. In de derde graad had ze een speciaal "opstelschrift" aangelegd. Alleen de beste opstellen kwamen erin. Je mocht die voor de klas voorlezen en later netjes en foutloos in het schrift overschrijven. We deden ons uiterste best om ons opstel in "het" schrift te krijgen. - Aan schoonschrift werd ook heel veel aandacht besteed. Alle schriften, handwerkjes en tekeningen (later) werden in de expositie tentoongesteld. In onze tijd ontstond ook de E.K. (Eucharistische Kruistocht) waaruit later de Chiro zou ontstaan. We mochten jaarlijks op schoolreis, afwisselend naar de Zoo van Antwerpen en Namen en Dinant en de grotten van Han. In de laatste klas stond Scherpenheuvel op het programma - In het laatste jaar werd Zr. Marie-CÊline ziek. Ze had zomaar 36 jaar lang het beste van zichzelf gegeven. Ze was leerkracht en overste tegelijk geweest en dit vanaf 1914. Onder haar impuls waren er heel wat vernieuwingen geweest, ook in de moeilijkste oorlogsjaren (eerste en tweede W.O.) had ze moedig stand gehouden en niets was haar teveel geweest, als het maar om het goed van de school ging. Dit hard werken zou eens zijn tol eisen. Na haar ziekte zou ze nog een tijd Overste (directrice) blijven. Intussen werd ze vervangen door juffrouw Louisa M., pas gediplomeerd in Heverlee. Ze won dadelijk onze sympathie. We zagen dat ze heel wat kon. Ze was vriendelijk maar ook kordaat. Knap in rekenen, bracht ze ons de liefde voor vraagstukken bij. Bladen vol... maar we zagen ook de resultaten... Ze kon prachtig tekenen en schilderen. Ik bewaar nog steeds de tekeningen "naar de natuur" die ik bij juffrouw Louisa maakte. We bewonderen haar omdat ze zo goed met een klas van vier leerjaren kon omgaan. Ze was tenslotte niet zoveel ouder dan wij. Plechtige Communie en Vormsel. Na twee voorbereidingsjaren deden we onze Plechtige Communie op O.H.Hemelvaartsdag 1948. In iedere catechismusles werden de catechismusvragen overhoord. Dit bepaalde je plaats in de kerk. De besten vooraan... We droegen witte kleren die de ouders zelf kochten. Amper drie jaar na de oorlog was dit een grote uitgave en veel meisjes verschenen die dag in een ietwat gelig kleed van grote zus of nicht. De jongens droegen die dag een gewoon pak. De tweede dag begon met een dankmis. Iedereen was op zijn zondags gekleed.


Op Pinksteren werden we gevormd door Mgr. L.J. Suenens, die toen drie jaar bisschop was. Een man en een vrouw fungeerden die dag als vormselpeter en -meter. De viering was nieuw voor ons: één en al nieuwe hoop door een nieuwe Geest. Orde en tradities in ere houden. - De processies: tweemaal per jaar (zie vroeger) - De bloemenprocessie voor het H. Sacrament. We stapten driemaal bloemenruikers rond de kerk en veranderden het koor in een bloemenzee. - Kapelletjes op het feest van Sint-Petrus en Paulus. We maakten zandkapelletjes versierd met bloemen buiten op de stoep van ons huis. De kerkgangers gooiden den muntstukjes in het bekertje... - Als engelen verkleed "Stille Nacht" zingen in de middernachtmis. Twee lange rijen met de pastoor met het Kerstkind achteraan. - Paaseieren rapen op paaszaterdag. En de eerste chocoladen eieren na de oorlog... Je durfde er haast niet van te eten. - Met Nieuwjaar en Driekoningen zingen (na de oorlog). Tijdens de oorlog was het niet veilig... en alles was donker... . Ik heb een heerlijke schooltijd beleefd. Na de klasuren kon je spelen met de buurtkinderen. In onze straat hadden we zelfs een "Schuurtheater"... En 's avonds? Geen TV! Dan kon je met rode oortjes luisteren naar de verhalen van vroeger verteld werden door oma of opa. Bij de warme kachel kon je zelf verhalen lezen of breien voor je poppen of voor jezelf. De mensen hielden meer van elkaar en ze waren solidair. 't Was een gelukkige hoopvolle tijd.

De derde en vierde graadsklas in het schooljaar 1949-1950 Zr. Marie-Céline werd vervangen door juffrouw Louisa


Deel 6: De woelige vijftigerjaren: 1950 - 1959 Op nationaal vlak woede de schoolstrijd in volle hevigheid. Een verbeten strijd tussen het Vrij (Katholiek Onderwijs) en het Officieel (Staatsonderwijs) om gelijke rechten. ‘t Was de aanleiding tot woelige studentenbetogingen (Harlem tegen Collard). De splitsing van de Leuvense Universiteit werd later een feit. De schoolstrijd duurde tot in de jaren tachtig. Op gemeentelijk vlak In elke gemeente werd een contract van aanneming van de School" door de Gemeenteraad gesloten. (voor zes jaren) Uit het schoolarchief van 12 februari 1955: De gemeente beloofde een financiële hulp aan de school. Die gaf een gedetailleerde lijst van het aantal leerlingen, leerkrachten, gebouwen, enz... en aanvaardde ook geregelde controle van de overheid. Bewaarschoolonderwijzeressen 1 ste kleuterklas: Sergoynne Angèle Zuster Josepha (kloosterlinge) 2de kleuterklas: Herrebosch Marie-Therese moeder van Juf. Lieve Van Neyghem Lagere onderwijzeressen Iste graad: Segoynne Julia 2de graad: Mensalt Louisa 3de graad: De Smedt Elisa 4de graad: Siccard Jeanne Gediplomeerde landbouw - huishoudkundige regentes: Van den Broeck Angele Directrice: Zuster Maríe-Céline Schoolherinneringen door een oud-leerlinge: Mevrouw Jos Heyvaert – De Ridder In de vijftiger jaren was er nog veel armoede, vooral de grote gezinnen hadden het moeilijk. De kleren van de oudsten werden afgedragen door de kleintjes. Geen regenjassen en 's winters op klompen naar school. Op de trappen van de (podium)klas (nu boterhamrefter) stonden lange rijen pantoffels voor in de klas. Aan de kapstokken in de gang hingen onze zwarte schoenen. Achter de deur hing de schort van de juffrouw, zo hoorde het in die tijd. Lange schooldagen De kinderen voor de Plechtige Communie gingen elke dag, winter en zomer, naar de mis van 7 uur in het dorp. Dat betekende voor ons elke dag vertrekken om kwart voor 7. In de winter lag er op het einde van de Krogstraat zowat anderhalve meter sneeuw. De vier vaders uit onze hoek moesten dan al vroeg sneeuw ruimen, zoniet waren we ingesneeuwd en konden de bakker en de melkboer niet tot bij ons huis geraken. De jongens van Oppem stapten voorop. Onderweg deden ze belletje-trek of


ander kattenkwaad. Na de mis trokken we naar de school. Om kwart voor acht werden de gasradiators aangestoken en konden we ons wat opwarmen. Zuster Melanietje, de keukenzuster liet ons soms ook naar binnen in haar gezellige, warm keukentje. Als het gevroren had, was de speelplaats een glijbaan. Juffrouw Louisa gleed op kop. Klaslokalen onderhouden:

Er waren zes klaslokalen: twee bewaarklassen met elk ongeveer dertig kleuters en vier lagere klassen. Elke dag werden de houten vloeren met vochtig zagemeel bestrooid en opgeveegd. Eens in het jaar, op 't einde van het schooljaar, v贸贸r de tentoonstelling, werden de banken afgewassen, de inktpotten gespoeld en de vloer geschrobd en gedweild. En nat dat we waren! Regelmatig viel er een emmer om of gleed er eentje uit. Maar alles was kraaknet en dat was het voornaamste. Klasversiering: In de meimaand mochten we om beurt het Mariabeeldje versieren met verse bloemen. In juni kwam het Heilig Hart aan de beurt. De vele geraniums op de vensterbanken werden ook gegoten. De tekeningen en goede opstellen kwamen aan de muur. Bord vegen: Dit vonden we heel leuk. De "bordvegers" werden tegen de muur uitgeklopt. Na de klas werd het bord met de natte vod afgewassen. De kleine krijtjes kreeg je dan mee. We schreven ook graag eens zelf op het bord. Ophalen en ronddelen van schriften, leesboeken, rekenboeken, handwerken, enz. was een hele klus. Alles verliep vlot met het beurtrollenlijstje. Onder de podiumklas was de donkere kelder. Soms moest tijdens de klas wat gaan halen. Er stond nog een oude kolenschop van vroeger. We tikten ermee tegen het plafond zodat ze het in de klas daarboven konden horen. We hebben er veel gelachen en elkaar bang gemaakt. De middagpauze De klas eindigde om 12 uur en herbegon weer om 13 uur 39. Een hele tijd, maar we verveelden ons niet. Eerst werden de warme koffiekruikjes van het vuur genomen en de boterhammen boven gehaald. We aten vlug, want we hadden een reuzenhonger. Daarna speelden we wat op de speelplaats en deden dan allerlei taken tot 13 u 30. Met twee borstelden we de houten vloer van ons klaslokaal of die van de bewaarklassen. Soms mochten we de zusters helpen met inkt te maken, processiekleren van de zolder halen en gereed hangen in de klassen. In de kloostertuin mochten we in de zomer onkruid wieden en in de herfst appelen plukken en fruit oprapen. Indeling van de dag In de voormiddag hadden we godsdienst, moedertaal, rekenen en Franse De namiddag begon met een half uur gewijde geschiedenis. Daarna volgde de lesoverhoring.


Op zekere dag vroeg de juffrouw aan M. "Waar werd Clovis gedoopt?" M. keek naar haar bank, het bord, het plafond en zag aan de muur een plaat van vaderlandse geschiedenis met de doop van Clovis. Ze zei: Clovis werd gedoopt in een put met water." En de juffrouw vervolgde: "Waar mondt de Schelde uit?“ "In de Poolster” zei M. Een kwartiertje later was vaderlandse geschiedenis en aardrijkskunde of zang en voordragen en tekenen aan de beurt. We hadden ook tweemaal in de week handwerk. Twee lange rijen wachten links en rechts van de juffrouw om hun werk te laten zien. Je hoorde steeds: "goed" of "losdoen". Gewoonlijk kon je maar één of soms twee keer per les bij de juffrouw geraken. Gelukkig werd in die les voorgelezen uit kinderboeken. Zo leek het wachten in de rijen minder lang. Taarten bakken: Het 7de en 8ste leerjaar kreeg huishoudkundeles van een echte regentes. Ze leerde ons koken en taarten bakken. In lange rijen trokken we dan naar bakker Van Malderen. Rond 16 uur kwamen we fier als een gieter met onze gebakken taarten terug. Ze bleven nog een dagje in de klas voor de tentoonstelling de volgende dag. De ouders bewonderden dan ook onze mooie tekeningen, schriften en handwerkjes. Straf schrijven: Wat hebben we regels straf geschreven in die tijd! Bladzijden en bladzijden vol met "Ik mag niet praten in de klas" enz. De meeste kinderen legden een voorraad aan en gebruikten daarbij twee of drie carbonbladen. Op een namiddag ging onze juffrouw even weg. Dat "even" kon soms lang duren. Een kind lette op. En wij begonnen straf te schrijven tegen dat we het nodig hadden. We waren zo druk bezig dat we niet merkten dat Zuster Overste de klas binnenkwam. Ze zei: "Oh, wat een flinke klas! Zo stil en vlijtig aan het werk." Ondertussen waren alle strafbladen onder ons leesboek verdwenen. En onze juffrouw kreeg later een flinke "pluim" omdat we zo flink aan het werk waren. Schoolfoto’s en schoolreizen: Elk jaar, rond de paasvakantie kwam de fotograaf. De klasfoto werd niet door iedereen gekocht. De individuele foto's of die met broers en zusjes samen, hadden meer succes. Een zekere keer kwamen ze met een echte kameel op school. We mochten tussen de twee bulten zitten... Later bleek het een reclame voor “Soubry" te zijn. De schoolreizen waren voor ons een echt evenement! Ik herinner mij nog onze reis naar de limonadefabriek van Spa. Uren hadden we in die warme bus gezeten, samengepakt met drie op één bank. Vele kinderen waren ziek geworden en dan kregen we elk een heerlijke, frisse limonade! Nooit smaakte een frisdrank zo lekker. We bezochten ook de grotten van Han. Walcheren was voor ons een echt avontuur. We zagen voor het eerst Nederland, voor velen ook de eerste kennismaking met de zee. Zelfs de Antwerpse Kempen hebben we


doorkruist. Steeds hadden we dezelfde buschauffeurs. Die kenden ons goed en vertelden grapjes. 1952: Het epidemiejaar: Toen kregen twee kinderen van de klas kinderverlamming. Wanneer een derde geval werd gesignaleerd (later bleek het hersenvliesontsteking te zijn) werd de school gesloten. 't Was nog maar juni en normaal kregen we pas vakantie half juli. Vervroegde vakantie dus. Het was echter geen prettige vakantie. We moesten thuis blijven, niet bij elkaar gaan spelen. In quarantaine dus. De vakantie was meestal de tijd van chirobivakken juffrouw Elisa organiseerde ze. Ons moeder ging mee als bivakmoeder, 25 jaar lang. Later heeft mijn zus Elise de traditie voortgezet. Bijna al de meisjes van de klas gingen mee op bivak. We werden in die tijd niet zo verwend. We reden mee in de dierentransportwagens. We hadden een rugzak en een lege slaapzak om ginds in de boerderij op te vullen met stro. Echt kamperen was dat! Een heerlijke tijd ... Wij waren gelukkig met wat we hadden. Het werd ons van thuis geleerd iets voor anderen te doen zonder wat terug te vragen. Zomaar! En ik heb eigenlijk medelijden met de vele kinderen die nu op appartementen wonen. Wij hadden speelruimte zat: de straat, geen auto’s, bossen en velden, de vrije natuur. De volwassenen verdroegen ook veel meer van de kinderen dan nu. We mochten echt kind zijn. De kinderen van nu missen veel, maar beseffen het niet.

Breiles in het eerste en tweede leerjaar bij juffrouw Julia – 1948-49


Derde graadsklas – Juf Elisa - schooljaar 1953-1954

Tweede graadsklas - Juf Georgette - schooljaar 1958 – 1959


Deel 7: De zestiger jaren 1963 – 1968 De komst van de Zusters Annuntiaten van Heverlee Een probleemsituatie opgelost. In 1958 zou Zuster Jean-Marie (Simonne Vermeiren) geboren en getogen in de SintAnnastraat in Meise, als directrice van de Zusters van Maria van Braine-L' Alleud, onze school verlaten. De Zusters van Willebroek namen de pedagogische leiding over tot 1963. Daarna waren er geen zusters meer voor de meisjesschool. Hoe het groeide ... - In 1963 had pastoor Geysen grote problemen. - Hij had geen zusters om het schoolbeleid over ze nemen. - Gelukkig kreeg hij een reuzengoed idee. - Hij zond een spoedbericht naar Heverlee. - Zuster Overste daar toonde haar goed hart. - Op 1 september 1963 ging met Zuster Mathilde een nieuw schooljaar van start. - Later in 1965 kwam Zuster Dominica met haar mee. - ‘t Waren moeilijke tijden voor die twee. - 's Morgens en 's avonds pendelen tussen de Muntstraat en Meise met de L (bus). - Elke morgen om 7 uur naar de mis, weet je wel! - De meisjesschool werd een filiaal van het Maria-Boodschaplyceum van de Moutstraat. - En dank zij die steun en pedagogische leiding tot gehele vernieuwing in staat. 23 augustus 1964: Nieuwe gebouwen ingewijd - Het werd een zonnige feestelijke inwijdingsdag. - Mgr. Schoenmaekers wist niet wat hij daar zag. - In amper een half jaar kwam een nieuwbouw klaar - Het vervallen zaaltje in de Limbosweg verdween. - En de prachtige kleuterschool verscheen. - Vijf moderne klasjes mei alles erop en eraan. - Een ruime speelzaal; in de regen spelen was voorgoed gedaan. - Drie oudere klaslokalen (lagere school) werden tot eet-, turn- of feestzaal omgetoverd - Maar de zusters en het actieve personeel hadden alle harten veroverd. Nog in 1964: Schoolfeesten - Het eerste schoolfeest ging door in de zaal van café Triomf (nu Het Moment). - De kleuters en de lagere school, ze waren er allemaal. - Vorige jaren werd er vóór het chiroheem opgetreden. - Maar een onverwachte regenbui was vaak de reden dat de optredende klas met het publiek erachter een onderkomen zocht in de zaal daar niet ver vandaan. - Daar kon, mits een klein tijdverlies, het feest gewoon verder gaan.


- Je had ze daar moeten zien staan met hun natte, gescheurde muisjes of rokjes van crêpepapier aan ... 1966: De grote verhuis - In het schooljaar 1966 – 1967 kwam Zuster Dominica voorgoed. - In de kleuterschool gaf ze het beste van Zichzelf en had heel veel moed. - Verder ze zich volledig in voor de chiro en de kerk. - Kunstig bloemen schikken, de kinderwoorddienst... ze verzette steeds meer werk - Zuster Laetitia (Paula Thomis) van het 3de leerjaar werd nummer drie. - Ze bleef niet zolang hier. - Ze ging verder studeren in Heverlee. - In Kongo (Zaïre) werd ze missiezuster en nam uit Meise de mooiste herinneringen mee. - De zusters kregen tijdelijk een woonst in de Brusselsesteenweg op nummer 116. - Daar woonde de fietsenmaker Van Diest voordien. - Op een zekere dag had iemand zijn fiets gestald in het nieuwe zusterhuis met daarop een briefje: "Werkje voor Van Diest! Wanneer komt hij thuis?" - Zuster Veerle kwam Zuster Mathilde vervangen. - Ze had de beste eigenschappen die je van een directrice mag verlangen. - Ze bezat de gave van het woord. - Ze was trouw en consequent aan wat ze had beloofd: - "Ik zal de belangen van de school behartigen. - Me samen met de juffrouwen volledig inzetten voor de opvoeding van de kind. - Elk leerjaar zal afzonderlijk zijn, zodat wij elk kind persoonlijk kunnen benaderen en het onderwijsrendement verhogen." -

Zuster Hilde stond voor één jaar in het 3de leerjaar. Een verstandige vrouw, steeds opgewekt en ze stond voor iedereen klaar. Later ging ze in Heverlee studeren. En zou haar tieners in Halle nog heel veel leren,

-

Schooljuffrouw Lydia Weyns stond in 1966 in de 2de klas. Op 28 augustus 1967 vroeg ze toetreding tot de congregatie aan. Dat gebeurde in een onvergetelijke viering in onze kerk, in het koor vooraan. Toen vertrok ze voor twee jaar naar het noviciaat, zoals dat in een klooster gaat. In 1969 was Lydia er weer, maar als "Zuster Lydia" deze keer.

-

In 1968 volgt Zuster Marita als laatste in de rij. Wat waren we opgelucht en blij. Toen onze fijne collega stond in de 3de klas. Met veel zin voor verantwoordelijkheid. Het hart op de goede plaats, één en al menselijkheid.


Deze tien jaren zijn de basis van een vernieuwde vrije basisschool. De parochiale school wordt volledig zelfstandig en krijgt de naam Sinte-Maartenschooi.

Zuster Mathilde, schoolhoofd van 1963 tot 1966 bij de inhuldiging van de nieuwe gebouwen.

Zuster Dominica in haar nieuwe klasje


Deel 8: Herinneringen uit de jaren zestig Deze jaren waren van levensbelang voor het voortbestaan van onze school. In 1968 werden alle leerjaren gesplitst en begon er een periode van algemene bloei. We laten nu twee oud-leerlingen aan het woord, toevallig ook twee klasgenoten uit die tijd. Terugdenken aan mijn lagere schooltijd roept herinneringen op van vriendschap, heel wat knutsel- en handwerk, uitbundig spelen op de speelplaats, schoolfeesten buiten in de zon met kleurige rokjes en een bloesemtak van crêpepapier, en... ook wel wat leren. In de kleuterklas zaten jongens en meisjes door elkaar, de jongens weefden en naaiden mee: een washandje, een sjaal met dikke pompons. Nadien trokken de jongens naar de “jongensschool” en wij -meisjes- bleven in de ons vertrouwde lokalen. Ook nu betrap ik er mij nog op dat ik over de “meisjesschool” spreek, wanneer ik onze gemengde Sinte-Maartenschool bedoel. Onze kinderen kijken dan even verwonderd op. We gingen te voet, later met de naar school. De straten waren veilig. Er waren maar weinig auto's en van een schoolbus was er nog lang geen sprake. Juffrouw Paula stond in het eerste leerjaar. Velen lazen al met Kerstmis. Orde en stiptheid stonden hoog in haar vaandel. De meest slordige leerling moest er ordelijk worden, en dat lukte! In het tweede, derde en vierde leerjaar zorgde juffrouw Georgette voor ons. Ze deed dat met veel geduld. We zaten toen nog in een graadklas. Het leuke daarvan was dat je af en toe alleen moest werken. Als je klaar was, dan kon je mee luisteren naar wat de “groten” leerden. Wie het wat moeilijker had kreeg extra aandacht. Er heerste een goede geest in de klas. Iedereen hielp diegene die niet meekon of pech had. Er werd niemand uitgelachen of gekleineerd. De overgang van het vierde naar het vijfde leerjaar was vrij groot. We hadden een goede basis, maar de tucht van juffrouw Liza was gekend. Wij vonden haar een strenge juf . Wellicht is wat zij ons leerde ons daarom zo goed bijgebleven. Menigeen zal zich herinneren dat zij, vanuit haar zorg voor onze rug, vond dat wij er vaak bijzaten “als bloemzakken”. De periode met Zr. Veerle was een zalige tijd. De school kreeg als het ware een fris kleedje met de komst van de Zusters Annuntiaten. Zij woonden in “het zusterhuis” en zorgden ervoor, samen met de parochiepriesters, dat een nieuwe wind door Meise waaide. Zusters waren niet langer afstandelijke wezens, maar mensen van vlees en bloed, die ‘normale’ kleren droegen en die ook konden plezier maken en lachen.


Zr. Veerle was toen directrice met klas , wat wij leerlingen van het zesde leerjaar, fantastisch vonden. Geregeld had zij dringende bezigheden die maakten dat wij “onze verantwoordelijkheid mochten nemen . Soms moesten we naar het vijfde. Dat vonden we minder leuk. Ik herinner mij de pretlichtjes in haar ogen toen ik gestraft omdat ik te enthousiast geroepen had dat het buiten sneeuwde van haar nog eens te horen kreeg dat ik als laatstejaars van de lagere school toch beter moest weten. Haar appel op onze verantwoordelijkheid was duidelijk. Uit die periode is mij sterk de moord op Martin Luther King en op Robert Kennedy bij gebleven. Midden onder de les worden wij uit de klas gehaald om in de zaai Triomf de extra nieuwsuitzendingen te volgen. Opkomen voor de zwakkere, mee zorg dragen voor wie niet over dezelfde talenten beschikt, meetrekken wie wordt achteruitgesteld ... Het waren waarden die ons in het raam van de toenmalige schoolcultuur heel sterk werden meegegeven. Wanneer ik rondkijk, en oudklasgenoten tegenkom denk ik dat de school daar echt in geslaagd is. Sonia Becq – Vlaams Volksvertegenwoordiger - juni 1998 Mijn kleuter- en lager schooljaren bracht ik door in de ‘meisjesschool’ (nu SinteMaartenschool) te Meise. De jongens (en ook mijn broers) gingen immers na de kleuterschool naar de gemeentelijke jongensschool. Ik herinner mij nog de kleutertijd bij Zuster Lutgarde, die een uniform droeg waarin je je kon verstoppen als je er de kans toe kreeg, maar zij was lief als geen ander. Het eerste leerjaar mocht ik de klas van juffrouw Paula vervolledigen, waar wij leerden schrijven, rekenen en lezen, net als jullie nu. Het tweede, derde en vierde leerjaar kregen wij de steun van juffrouw Georgette Maes. Wij leerden niet alleen mooi schrijven met een pen maar ook mooie schilderijtjes maken. Aangezien wij die juffrouw drie opeenvolgende jaren hadden, kende die ons ook door en door. Met deze juffrouw mochten wij in het vierde leerjaar de “nieuwe” klassen openen. Het vijfde leerjaar, bij juffrouw Lisa, oefenden wij zonder fouten te schrijven en mooie zinnen neer te pennen. Wij kregen ook les in de Franse taal. Wij gingen hiervoor ook regelmatig naar het taallabo, het beginstadium van de taalleergangen van nu. Het zesde leerjaar mochten wij bij zuster directrice in de klas, zuster Veerle. Aangezien Zr. Veerle haar tijd moest verdelen tussen oplossingen zoeken voor allerlei probleempjes op de school en les geven in de 6de klas, leerden wij dat jaar om zelfstandig taken af te werken, wat ons zeker van pas is gekomen op de middelbare school. Als ik mijn kinderen vertel over mijn schooltijd in de basisschool dan is het met weemoed. Een verschil dat in het oog springt, is het feit dat de meeste kinderen van nu spelen in kliekjes. Wij speelden allemaal samen van het eerste leerjaar tot het zesde. Had er iemand een springtouw mee, dan sprongen de meeste in de koord of in


de rekker, of verstoppertje, of bikkelen of balspelen. Wij vormden, de hele school samen één familie. Er bleef niemand aan de kant staan. Er bleven weinig kinderen op school tijdens de middagpauze. Aangezien ikzelf vlakbij woonde, werd menig traantje gelaten om toch ook eens boterhammetjes te blijven eten- zo kon ik langer op school vertoeven... Maar eens de bel gegaan in de namiddag, het tijdstip waarop iedereen huiswaarts ging met de fiets of te voet, bleef ik bijna dagelijks over op school. Er was geen bewaking op school, de mama's bleven toen thuis voor hun kinderen en gingen niet uit werken. Neen, ik moest niet overblijven omdat ik kattenkwaad uithaalde of om bij lessen te krijgen. Ik was zelfs een vrij goede leerling- maar het liefste wat ik deed was de juf assisteren bij het opruimen van de klas: bord schoonvegen, de klas uitvegen, kaften van schriften en boeken, de klas klaarzetten voor de volgende dag en zo veel meer. Eens thuis gekomen, was mijn buistaak vlug gemaakt en lessen geleerd. Dan had ik veel tijd om te lezen. Wekelijks bezocht ik de bibliotheek om boeken uit te lenen. ‘s Avonds - wij hadden immers nog geen televisie of video - ging ik bij mijn grootvader om samen boeken te lezen, wij waren beide boekenwurmen. Josiane Swinnens – juni 1998 Voorzitter van zelfhulpgroep voor MS-patiënten uit Vlaams-Brabant Dat jaar organiseerde onze school voor deze stichting. Uit de krant: Recordbedrag voor MS in Sinte-Maartenschooi MEISE, Sinte-Maartenschooi De kinderen van de lagere school Sint-Maarten hebben het hoogste bedrag (164.600 fr.) ingezameld dat in België door middel van een MS-Ieesmarathon ooit werd opgehaald. De 62 leerlingen van het eerste leerjaar kleurden een maand lang tekeningen in ten voordele van de MS-Liga. De 276 leerlingen van de andere klassen hebben tijdens dezelfde periode een massa Ieesboeken verslonden. De kinderen zorgden zelf voor het aanbrengen van sponsors. In totaal bracht de actie 164.600 frank op, een bedrag dat bestemd is voor wetenschappelijk onderzoek naar Multiple Sclerose (MS). „Het is de eerste keer in ons land dat een leesmarathon voor Multiple Sclerose zoveel geld opbrengt," zegt MS-patiënte Josiane Swinnens uit Wemmel. Zij coördineerde de actie in Meise mee. „De kinderen werden zelf beloond met een fraaie bladwijzer en een diploma als aandenken. De directie kreeg een trofee aangeboden, terwijl de leerkrachten nieuwe leesboeken in de bibliotheken van de klassen kunnen zetten," besluit de MS-patiënte. (JH)


Deel 9: Met waardering en dank voor het verleden, het beste voor de toekomst ... Zuster Marita (directrice van 1980 – 1999) aan het woord: Wat herinner je je nog van toen je in 1968 in onze school kwam? Toen ik eind augustus 1968 in Meise aankwam was de school in volle groei. Voor ‘t eerst was elk leerjaar in de lagere school afzonderlijk. Er waren 133 leerlingen. Zuster Veerle was schoolhoofd met klas. In de kleuterschool waren er klassen met 164 kleuters. Ik kwam in een echte dorpsschool waar flink gewerkt werd door leerkrachten en de kinderen. Ik kreeg het derde leerjaar met 32 ijverige kinderen. Welk verschil was er met de vorige school waar je les gaf? Voordien gaf ik les in Halle. Dat was een grote school in de stad. Van elke jaar waren er drie klassen. Er was ook een middelbare school aan verbonden. Was je vlug ingeburgerd? Zeker! Met 32 flinke kinderen was er geen tijd om te treuren. Welke waren de grote verschilpunten tussen je startperiode en nu op gebied van onderwijs? Het aantal kinderen per klas schommelde tussen de 30 en 40. De leerlingen waren wel wat rustiger dan nu. Veel moeders waren thuis zodat de meeste kinderen ‘s middags naar huis gingen eten. In de opvang na de klas waren maar een vijftal kinderen aanwezig.


In onze school werd er steeds naar gestreefd dat de kinderen zich ten volle konden ontplooien. De middelen waarover we beschikten waren zeker beperkt. Veel didactisch materiaal knutselden we zelf. De kinderen schreven vooral in schriften. Af en toe maakten we een stenciI. De vlugge leerlingen kregen bijkomend werk op kleine zelfgemaakte kaartjes. De tragere leerlingen werden door de klastitularis tijdens de middag of na de school bijgewerkt. We konden ook rekenen op de hulp van enkele thuisblijvende moeders, onderwijzeressen om de kinderen met rekenprobleempjes te werken. Nu in 1999 beschikken we in de school over een degelijke taakklas. Elke week gingen we met de bus naar Schaarbeek zwemmen, nadien naar Strombeek. Gelukkig kwam er een zwembad in Meise. De turnles werd gegeven door de klastitularis in het kleuterzaaltje. We leerden de kinderen ook breien, haken en naaien. In welk jaar werd je directrice? In januari 1980 verliet zuster Veerle onze school, net voor de inhuldiging van onze turnzaal. Op dat ogenblik ruilde ik mijn geliefde klas. Was me dat even wennen! Maar al heel vlug leerde ik al die kinderen kennen en hun ouders en moest soms zeven werken tegelijk doen! Ik kreeg ook zo contact met de kleuterschool, dat was heel fijn. Soms zou ik wel eens kleuterjuf willen zijn. In september 1981 startten we met gemengd onderwijs en na de invoering van het lessenpakket in 1984 werd onze school te klein. Dank zij de formidabele inzet van ons schoolbestuur bouwden we snel drie klassen op de gang van de turnzaal. Wat later nog drie klassen en daarop nog eens twee klassen. Het moest snel gebeuren en de klassen stonden er telkens net op tijd. Hiervoor kregen we veel steun van het oudercomité en veel mensen schonken ons ook veel “centen”. Intussen werd onze speelplaats verrijkt met een ballenplein. Nu mag ik er nog bijvoegen: onze recreatiezone wordt spoedig verruimd met een schooipark. Wat vind je fijn in de Sinte-Maartenschool? Wat ik hier fijn vind is de samenwerking met het personeel. Iedereen zet zich in opdat de kinderen zich goed voelen en uitgroeien tot zelfstandige, goede mensen. Sinds 1970 draagt het oudercomité samen met ons de zorg voor de kinderen. Hun inzet is steeds aanmoedigend geweest. Naast vergaderingen die georganiseerd werden, hebben zij met woord en daad, kruiwagen en verfborstel, geholpen aan de materiële uitrusting van de school. Steeds heb ik hulp gekregen voor allerlei werkjes op te knappen: lokalen omtoveren tot klassen, kasten schiIderen, de speelplaats verfraaien en kinderfeesten organiseren. Ook vond ik het steeds fijn een beroep te kunnen doen op enkel schoolvrienden, gepensioneerden die met een grap en een lach steeds de nieuwe lokalen schilderen. Wat ik nog heel fijn vind is het contact met de ouders en


grootouders aan de schoolpoort. Zo blijft onze school een gezellige “dorpsschool". (Eigenlijk kan ik veel bladen vol schrijven van al de fijne dingen op school.) Graag wil ik langs deze weg een woordje van dank zeggen voor de fijne samenwerking. Dank aan gans het schoolteam, het schoolbestuur, de parochie, het oudercomité, de vele ouders en alle kinderen. Moge de Sinte-Maartenschool , midden in het dorp, een fijne parochieschool blijven! We laten nu mevrouw Marie-Line Goethals aan het woord. Zij is sinds 1999 de directeur van onze school. Wat herinner jij je nog van toen je in 1999 in onze school kwam? Begin juli kreeg ik de sleutel van ex-directrice Zuster Marita. Mijn echtgenoot en ikzelf gingen op stap door de school. We stonden versteld van de netheid en de grootte van de school. Nochtans was ik zelf op de Sinte-Maartenschool geweest als kleuter en lager schoolkind van 1964 tot 1971. Maar ondertussen werd er bijgebouwd: de turnzaal, de klassen boven de turnzaal en de drie klassen van het eerste leerjaar. Voor ons dus een enorme grote school. De kleuterschool telde 210 kleuters en 342 lagere schoolkinderen. Welk verschil was er met de vorige school waar je les gaf? Een groot verschil. Ik startte in de Regina Assumptaschool te Anderlecht in oktober 1979. Het was een veel kleinere school met heel veel anderstalige en allochtone kinderen. Ik startte er met een graadklas: het derde en vierde leerjaar met 27 leerlingen. Ik moest na twee jaar mijn diploma van grondig Frans kunnen voorleggen om er de Franse taal te mogen blijven onderwijzen in de tweede graad. Behaalde je dit niet, dan moest je in een eerste graad les geven, waar het Frans nog niet aan bod kwam. Ik stond vijf jaar in de tweede graad. Vanaf 1984 werd ik onderwijzeres van het derde leerjaar tot juni 1999 in dezelfde school. Was je vlug ingeburgerd? Het was toch wel even wennen. Je komt als vreemde eend in de bijt toe. Je laat ook de collega’s waar je zo lang mee gewerkt hebt en een band mee gesmeed hebt achter. Een nieuw team van 30 leerkrachten leren kennen bij naam en daarbij de nog 510 leerlingen leren kennen alsook hun ouders was geen sinecure! Maar iedereen heeft mij de kans gegeven om mij in te burgeren. Zowel de leerkrachten, de leerlingen, de ouders, het schoolbestuur, het oudercomité (toen= de ouderraad) en de participatieraad (toen = schoolraad). Zuster Marita heeft ook een grote rol gespeeld om mij te helpen in deze grote verantwoordelijkheid. Zij leerde mij de eerste knepen van het vak waarvoor ik haar heel dankbaar ben. Ik dacht dat ik mijn klasje zou missen als directrice, maar mijn directieambt slorpte mij zo op, dat ik niet besefte dat ik de kinderen miste. Mijn dochter “Julie” die ik meebracht naar de Sinte-Maartenschool in het vierde leerjaar had het wel iets moeilijker. Het niveau


lag hoger dan in Brussel, alles ging vlugger dan in haar schooltje van Anderlecht. Mijn echtgenoot ben ik ook heel dankbaar om mij te ondersteunen. Toiletten verstopt, verwarming slaat niet aan, … mijnheer Michel staat steeds paraat om het technisch probleem dadelijk op te lossen. Voor mijn nieuwe job nam hij loopbaanonderbreking op zijn werk om samen met mij onze Sinte-Maartenschool te dragen. Welke waren de verschilpunten tussen je startperiode en nu op gebied van onderwijs? In de school hebben we één en ander van veranderingen meegemaakt op gebied van: Inschrijvingen: vroeger kon men de eis stellen dat één van beide ouders Nederlands moest spreken om zijn/haar kind in te schrijven. Met het gelijke onderwijskansendecreet, is de school verplicht elk kind aan te nemen en het kansen te geven. We hebben dus met een andere leerlingeninstroom te maken dan vroeger. Kleuterturnen voor de kleuterschool. Elke klas kreeg twee uren bewegingsopvoeding extra bovenop het lestijdenpakket. Dit is helaas nog steeds het geval niet voor de lagere school. Zindelijkheid in de kleuterschool: vroeger moesten de peuters zindelijk zijn, anders mochten ze niet naar school komen. Nu moeten de kleuters zoveel mogelijk aanwezig zijn op school vanaf 2,5 jaar. Niet steeds evident voor de peuterjuf. Slaapgelegenheid in onze school bestond vroeger niet. Nu slapen elke middag zo’n 25 peuters in de Bumba klas. Er gaan maar bitter weinig kinderen naar huis op de middag, daar beide ouders uit werken gaan. De taakleerkracht: bestaat niet meer. Vroeger ondersteunde de taakleerkracht de kinderen individueel bij problemen. Dit mag nu niet meer. De school heeft een zorgteam van twee zorgcoördinatoren en één zorgondersteuner. Deze mensen werken kindgericht en onderhouden de communicatie met de ouders. Ze trachten elk kind zo lang en zo ver mogelijk mee te nemen in zijn ontwikkeling. Pas als het leerproces echt stil valt, verwijzen ze door. De zorgcoördinatoren ondersteunen de leerkrachten eveneens in hun werking door o.a. individuele handelingsplannen op te stellen en gedifferentieerd te werken in de klassen. Het aanbieden van Franstalig onderwijs. Drie jaar geleden bood de school nog naschools Frans aan. Vandaag krijgen de kinderen vanaf de derde kleuterklas taalinitiatie. Bij ons gebeurt dit met de taalinitiatie methode “OHLALA”. Op ICT-vlak. Nu hebben de leerlingen allemaal werkboeken om in te schrijven. Vroeger waren dat schriften. De ICT-wereld is opengebloeid:kopieermachines,


computers, laptops en de PC-klas bieden de leerlingen de nodig ondersteuning aan bij het leren. Digitale borden staan nu op het verlanglijstje van leerkrachten, maar daar is dan weer veel budget voor nodig. Wat vind je fijn in de Sinte-Maartenschool? Eigenlijk alles! Ik hou van onze school. Ik vind de samenwerking met de leerkrachten, het secretariaat, de toezichters, de poetsers en het keukenpersoneel fijn. Iedereen zorgt ervoor dat onze leerlingen graag naar school komen en de school ervaren als hun tweede thuis. Ook de samenwerking met de verschillende inspraakorganen is verrijkend! School maken doe je immers niet alleen. Samen sta je sterk! Ik geniet ook telkens weer opnieuw van onze kinderen. Voor mij is het heel belangrijk om ’s morgens op de speelplaats te staan, hen te verwelkomen, hen aan te spreken met hun voornaam en een praatje te slaan met de ouders. Een goede communicatie is zo belangrijk! Kinderen en ouders moeten aanvoelen dat ze welkom zijn in onze SinteMaartenschool. Ook de nauwe samenwerking met de parochie is leuk. Wil je nog iets kwijt … graag! Misschien een utopie maar die misschien werkelijkheid kan worden binnen enkele jaren… Ik hoop dat we in de toekomst een kleiner aantal kleuters en leerlingen in de klassen zullen hebben. Kinderen moeten zich veilig en beluisterd kunnen voelen in de klas. Elk kind moet brood krijgen naar zijn/haar honger. Een leerkracht moet tijd kunnen maken voor elk kind. Hoe kan een leerkracht hierin voorzien als ze meer dan twintig kinderen heeft? 2007 – 2008 werd uitgeroepen tot het jaar van de kleuter! Men beloofde minder kleuters in de klassen. Ook wat de ondersteuning van kleuterleidsters betreft i.v.m. de uren kinderverzorging. Nu 2010 – 2011 merken we totaal geen verandering. Dus … blijven hopen is de boodschap en uitkijken naar de echte verwezenlijking van de beloftes.

Mevrouw Marie-Line & Michel


De geschiedenis van onze school in een notendop. Met dank aan Jef Heyvaert (informatie) en Jef De Cuyper (foto's en informatie)

1861, 1861 het belangrijke jaar! De gravin van Bouchout Elisabeth Roose-de Baisy die op het kasteel van Bouchout woonde en echtgenote was van Amadé de Beauffort, schenkt de gebouwen voor de vrije school en die voor het verblijf van de nonnen, aan de zusters van Maria van (Pesche) Braine l’Alleud. Dit wellicht als reactie tegen de gemengde officiële scholen. De toenmalige burgemeester Baron d'Hoogvorst verleende zijn volle steun aan dit initiatief. Twee enthousiaste zusters zouden onze school op gang trekken. De orde van zusters van Maria uit Eigenbrakel 'La Réverende Mère Marie Philomene' zal onze school leiden tot 1959. 1959

In de voorgevel van het klooster, nu ons secretariaat, ziet men een gedenksteen, geplaatst in 1911, 1911 met volgende tekst: «Aan de weledele gravin Amedée de Beauffort, geboren Roose de Baisy, slotvoogdes v an Bouchout, stichter dezer school in 1861 - geboren te Brussel den 13den juli 1809 en overleden den 18den december 1873. Gedurende gansch haar leven een weldoenster der armen en ieverige beschermster v an alle werken. Ingehuldigd op 12den juli 1905. Hulde en eerbiedige dankbaarheid van de inwoners van Meise». Helemaal bovenaan werd een Mariabeeldje geplaatst in een nis. De vrije school wordt aangenomen en gesubsidieerd door de gemeente vanaf 1884. 1884 In 1891 wordt aan de “zusterschool” voor 110 niet-betalende meisjes een subsidie verleend van 1000 fr. In 1895 wordt de school bestuurd door de zusters De Boeck Catherine en Van Bouwel Marie-Anne. We noteren anno 1897 een toelage van 1100 fr.


1898. 1898 De gemeente overhandigt de school een geschenk bij de viering van 25 jaar onderwijs van zuster Helene en als erkentenis van de diensten bewezen door de religi euzen. In 1904 wordt zuster Kostka, alias Marie-Anne Van Bouwel, door de gemeenteraad (verslag van bijna 2 bladzijden in het Frans) gefeliciteerd voor haar 25 jaren onderwijs: “Que le gouvernement reconnaîtra vos loyaux services en soumettant a la signature royale un arrêté vous conférant la croix civique”. 1907: 1907 Naast de twee bestaande worden nog twee klassen bijgebouwd, aangezien het aantal leerlingen is opgelopen tot 145. 1910: 910 De gemeenteraad besluit juffrouw Schreurs aan te werven als wereldlijke onderwijzeres van de aangenomen meisjesschool met een minimum jaarwedde (750 fr.,). Die wedde zal genomen worden op de subsidie (3.000 fr.) toegestaan aan de directie van de aangenomen school. De gemeenteraad bekwam inspraak in de benoemingen van de vrije school. Zij wordt vervangen door M. De Winter. Uit het verslag van de gemeenteraad van 1911: 1911 «Heraanneming der Meisjesschool, bestuurd door madam Maria Van Bouwel, voor 10 jaar met jaartoelage van 3000 fr., waarin begrepen de jaarwedde aan de wereldlijke gediplomeerde hulponderwijzeres. Vergoeding van fr. 2 per jaar en per behoeftige leerling voor levering van schoolgerie f en van 1,50 fr. voor levering van grondstoffen voor het naaldwerk alsook een jaarlijkse vergoeding van fr. 192 voor verwarming der klassen». Tijdens de oorlog, in 1916, 1916 gaan gevluchte Franse zusters, die te Meise in het kasteel van Bouchout verblijven, elke dag naar Grimbergen om er de gevluchte Franse jeugd onderricht te verschaffen. 1917 - Zuster Kostka overlijdt . Er is een grafsteen aan de zijkant van de kerk. 1921. 1921 Medisch schoolopziener van de aangenomen meisjesschool is dr. Van de Bruel uit Wolvertem. In 1923 zal in «Het Nieuws van den dag» een bericht ingelast worden «vragende eene onderwijzeres». 1927. 1927 “De heraanneming van de meisjesschool, voor een termijn van 10 jaar, wordt onderschreven door het gemeentebestuur en de leden van het beschermend comiteit van de school nl. E.H. J. Cools,


Van Gheluwe secretaris, Maria Derville overste der zusters van Maria te Eigenbrakel, Catharina De Boeck, overste der zusters van Maria te Meysse. Er zijn thans vier klassen bestuurd door Adèle Van Lierde. Er wordt voorzien in het bestuur, het personeel en de wedden, aantal klassen en toezicht, de vergoeding van 10 fr. per leerling voor schoolbehoeften en 8 fr. voor grondstoffen voor naaldwerk; vergoeding voor 2.000 kg kolen”. Eenzelfde overeenkomst wordt opgesteld voor de bewaarschool met een vergoeding van 5 fr. per leerling. 1932. 1932 Twee nieuwe klassen, waarvan een tweede bewaarschoolklas : schatting 70.000 fr. waarvan 15.000 fr. subsidie door de gemeente. 1958 – Zuster Jean-Marie (Simonne Vermeiren) geboren en getogen in de SintAnnastraat in Meise verlaat onze school. De zusters Van Willebroek nemen de pedagogische leiding over van de zusters van Maria van Braine-L’Alleud, dit tot 1963 1963 – Zusters Annuntiaten, Communauteit van Heverlee nemen de pedagogische leiding over en vestigen zich in de woning in Brusselse Steenweg 116 (fietsenmaker Van Diest). Zuster Mathilde is schoolhoofd. 1966 – Zuster Veerle wordt directrice. 1968 – verhuis klooster naar Brusselse Steenweg 129 (huidige woonst). Zuster Marita komt de ploeg versterken. Alle leerjaren worden gesplitst 1969 – eerste uitgave schooltijdschrift (Van school tot gezin) 1970 – oprichting oudercomité (later ouderraad) 1973 – eerste uitgave van schoolbelletje 1980 – Zr. Veerle (directrice) wordt missiezuster in Zaïre. Zr. Marita wordt directrice/ Inhuldiging van turnzaal 1981 – start gemengd onderwijs 1984 – bouw van 3 klassen op de gang van de turnzaal


1986 – Eerste leerkrachtentoneel: De Kleine Nar (3 uitverkochte voorstellingen in de turnzaal) 1988 – bouw nieuwe klassen 1e leerjaar 1989 – Theater Snuffel (opgericht door meester Stef en juf Annemie Moens) brengt de eerste musical ‘En als ik morgen wakker wordt’ in De Zandloper. Andere voorstellingen volgen de volgende jaren. 1990 – Leerkrachtentoneel: De Bremerstadsmuzikanten 1994 – Leerkrachtentoneel: Repelsteeltje (samen met een tiental leerlingen) 1999 - de Zusters Annuntiaten dragen het bestuur over aan leken. Mevrouw Marie-Line Goethals wordt directeur. 2000 – 2010 – teveel om op te noemen Zie * ;-) 2011 – We vieren 150 jaar Sinte-Maartenschool … * Wil je nog meer weten? Bekijk dit boekje online, heel wat foto’s en de virtuele tijdlijn* via onze schoolwebsite www.sinte-maartenschool.be Klik daar op deze knop:


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.