Functionele natuur in de polder

Page 1

Functionele Natuur in de polder Een nieuwe visie voor een duurzaam Almere

Buro 2 Susanne Coolen en Mirjam Kanselaar



Inhoudsopgave Inleiding De opgave Probleemstelling Beleid Doelstellingen Burovisie Leeswijzer

Hoofdstuk 1. Inventarisatie & analyse Flevopolder 1.1 Het gebied 1.2 De ondergrond 1.3 Occupatie 1.4 Ecologie en groenstructuur 1.5 Water 1.6 Conclusie

5 5 5 5 5 7 7 9 11 15 19 23 27 31

Hoofdstuk 2. Visie en concept Functionele natuur 33 2.1 Visie 2.2 Richtlijnen en principes Principe water Principes stadslandbouw 2.3 Concept 2.4 Conclusie

35 41 43 45 47 49

Hoofdstuk 3. Masterplan

51 52 53 55 57 57 58 59 61

3.1 Functionele Natuur 3.2 Werken 3.3 Wonen 3.4 Natuur 3.5 Infra 3.6 Recreatie 3.7 Faseringen 3.8 Conclusie

Hoofdstuk 4. Uitwerking van het Blauwe casco 4.1 Inleiding 4.2 Visie: zelfvoorzienend watersysteem 4.3 Hoge natuurwaarde 4.4 Concept 4.5 Ontwerpprincipe water 4.6 West-plas ‘in functie’ 4.7 Conclusie

Hoofdstuk 5. Uitwerking van het Groene Casco 5.1 Inleiding 5.2 Akkerranden 5.3 Houtsingels en bosjes 5.4 Boslandbouw 5.5 Corridor voor het edelhert 5.6 Overig groen 5.7 Deeluitwerking Functionele AgroBiodiversiteit 5.8 Uitwerking van het Groene Casco

Hoofdstuk 6. Conclusies en samenvatting

63 65 69 77 79 83 87 97 99 101 103 109 113 117 121 123 127

Samenvatting Conclusie Aanbevelingen Kanttekeningen

131 132 136 137 137

Bronnen en literatuur

138

3

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Stad Almere: stedelijke woon-en werkmilieu’s in Almere-Oost en

Bronvermelding

versterken ‘groen-blauw casco’

Plannen die gemaakt waren voor het Oostvaarderswold, de verbinding tussen de Oostvaarderplassen en het Horsterwold

Omgevingsvisie Provincie Flevoland: sterke verstedelijking rond Almere in de toekomst

4

Inleiding Hoofdstuk 1

Voor/ en nadelen van de verschillende kijkrichtingen ten opzichte van de opgave die er liggen voor de natuur

Inleiding Almere 2.1


Inleiding De opgave Natuurbeleid was jarenlang sterk gericht op behoud van biodiversiteit. Door die eenzijdige focus zijn beleving en benutting van de natuur op de achtergrond geraakt. Ook heeft het natuurbeleid een sterk procedureel en juridisch karakter gekregen. Deze factoren, samen met de economische achteruitgang hebben er voor gezorgd dat het draagvlak voor deze benadering is afgenomen. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft de uiteenlopende drijfveren voor het omgaan met natuur en landschap samengebracht in vier kijkrichtingen: Vitale Natuur, Beleefbare Natuur, Functionele Natuur en Inpasbare Natuur. In dit rapport staat Functionele Natuur centraal en wordt gekeken hoe natuurlijke hulpbronnen de provincie Flevoland en met name de stad Almere op ecologisch vlak kunnen helpen en hoe ze tevens economisch en mogelijk zelfs nog op andere manieren, een bijdrage kunnen leveren. Probleemstelling Het ontwerp van een robuuste verbinding ‘Oostvaarderswold’ tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwe is niet doorgegaan. Toch wil men graag een ecologische verbinding. Daarnaast spelen een aantal andere zaken in de Flevopolder: • er zijn meer woningen nodig (18.000) • verzakking door inklinking (onder Almere gaat het de komende 50 jaar nog 0.50 m zakken) • klimaatproblemen gaan zowel zorgen voor wateroverlast als watertekort • functies zoals landbouw, natuur, wonen, werken en recreatie zijn in de polder strikt gescheiden • het middengebied van de polder is monofunctioneel • er is geen uitgebreid recreatieaanbod, recreatie is

zeer lokaal •de werkgelegenheid loopt drastisch achter bij de bevolkinggroei Beleid De omgevingsvisie 2030 van de provincie Flevoland laat zien dat Almere tot aan de A27 uitgroeit tot een stedelijk gebied. De provincie wil van Flevopolder een belangrijk verbindend groeiend stedelijk gebied maken, maar wel in een “groen blauw jasje”. Dit is het groen-blauwe casco. Op de plankaart van Almere wordt aangegeven dat in het huidige landbouwgebied stedelijke woon-en werkmilieu’s komen. Daarnaast wil men het openbaar vervoer en het wegennetwerk verbeteren, bedrijven aantrekken en een “natuurkerngebied met betekenis voor omliggende steden en met nationale (aantrekkings) kracht” ontwikkelen. Doelstelling Het doel van dit rapport is te laten zien dat Functionele Natuur mogelijkheden biedt voor zowel het creëren van een ecologische verbinding, als het ontwikkelen van aantrekkelijke woon-werk- en recreatiegebieden in Almere-Oost. Het ‘groen-blauw casco’ moet concreet worden gemaakt.

5

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Topografische kaart van de huidige situatie

6

Inleiding Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Burovisie Het nieuwe Almere-Oost wordt ontworpen met het idee dat groen-blauwe netwerken, die het landschap bij Almere in de toekomst dooraderen, alleen samen een functioneel netwerk vormen van sociale, ecologische en economische systemen. Het ‘Groen-Blauwe casco’ in dit plan zorgt voor de ecologische verbindingen, die in eerdere plannen van de provincie zijn ontworpen, maar die nooit zijn gerealiseerd. Het draagvlak en economische steun ontbrak ervoor. Door de groene en blauwe netwerken op verschillende schalen met elkaar te verknopen gaan ze beter functioneren. In het nieuwe landschap kunnen aantrekkelijke, diverse en duurzame woon- en werkgebieden komen en nieuwe recreatievoorzieningen. Inkomsten uit woningbouw en recreatie compenseren de opbrengsten van het nu zeer lucratieve landbouwgebied dat deels zal worden omgevormd.

Leeswijzer Hoofdstuk 1 beschrijft de inventarisatie en analyse. De Visie en concept worden in hoofdstuk 2 beschreven, waarna in hoofdstuk 3 het masterplan wordt gepresenteerd. In hoofdstuk 4 en 5 worden de uitwerkingen voor het Blauwe en Groene Casco behandeld. Waarna de conclusies in hoofdstuk 6 volgen.

De Functionele Natuur wordt leidend in de ontwerpopgave, maar iedere keer wordt gekeken welke andere functies nog kunnen worden ingepast. Door middel van deze stapeling van functies kunnen de negatieve effecten verminderen of zelfs positief ombuigen. Zo is de verwachting dat de beleving en waardering van het gebied bij Almere zal verbeteren. Op basis van deze visie wordt een Masterplan ontworpen en wordt het groene en het blauwe casco verder uitgewerkt.

7

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1



Hoofdstuk 1 Inventarisatie en analyse In hoofdstuk 1 wordt een inventarisatie en analyse gemaakt van de Flevopolder. Allerlei onderwerpen zoals het ontstaan van de polder, de bodem, het water, ecologie, infrastructuur en het gebruik zijn ge誰nventariseerd. Op basis van de informatie uit deze inventarisatie zijn conclusies getrokken en is een analyse gemaakt. Deze analyse vormt een belangrijke basis voor het ontwikkelen van de visie voor de provincie en met name voor het plangebied Almere-Oost. Om niet alleen te focussen op het plangebied is geprobeerd steeds het grotere verband te blijven zien en wordt ook gekeken naar nationale schaal, provinciale schaal en lokale schaal.

9

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Het plangebied voor deze opdracht bevindt zich in ZuidFlevoland. De Flevopolder is de jongste polder binnen de Zuiderzeewerken

Van dekzandgebied met rivierlopen naar zoetwatergetijdesysteem, naar een van de zee afgesloten veenmoeras en later het ontstaan van het Ijsselmeer dat weer in verbinding met de zee stond (Middeleeuwen)

10

Hoofdstuk 1

Inventarisatie en analyse Flevopolder


1.1

Het gebied

Inpoldering De Flevopolder is een van de laatste in een reeks van polders die in Nederland zijn drooggelegd: in 1930 is als eerste de Wieringermeer drooggelegd. Het land was destijds nodig voor landbouw. De dorpen werden in deze eerste polder op loopafstand gebouwd. Het was crisistijd en er was daardoor weinig aandacht voor de aanplant van bos en andere voorzieningen. Daarna viel de Noordoostpolder in 1942 droog. Het belangrijkste vervoermiddel was in die tijd de fiets, dus de dorpen werden op fietsafstand gebouwd. Ook hier was de reden van inpoldering het verwerven van landbouwgrond, maar er werd meer aandacht besteed aan de inrichting. Doordat de polder vast lag aan Overijssel ontstond verdroging van het land. In het vervolg werden randmeren aangelegd. Na de Tweede Wereldoorlog werd Oostelijk en Zuidelijk Flevoland aangelegd. Deze polders zijn aangelegd voor landbouwgronden, wonen en industrie. Ook natuur kreeg een belangrijkere rol. Omdat het bezit van een auto gewoon was, werden de steden verder van elkaar gebouwd. In 1956 werd de dijk die Noord-Holland met Flevoland verbindt aangelegd. Ontstaan Het gebied bij de Flevopolder is niet altijd zee geweest. In de loop der duizenden jaren is het veranderd van een dekzandgebied, naar een binnenzee, een veenmoerasgebied en tot slot (mede door de vele ontginningen) weer naar een zeegebied.

de lucht (riet verdampt veel water, houdt de groei van onkruid tegen, rietwortels maken de grond steviger en het zorgt voor lucht in de grond). In het rietgewas werden greppels gegraven. Na een paar jaar is het riet verbrand en is koolzaad ingezaaid. Vervolgens is men tarwe, daarna gerst en weer daarna haver gaan verbouwen. Na ongeveer drie jaar zijn de greppels vervangen door drainagebuizen. In totaal heeft het wel 20 jaar geduurd, voordat een hele polder klaar was voor normaal gebruik. In deze periode is het landschap veel veranderd: van een kale, natte, modderige vlakte ontstaat een ingericht land met bossen, stad en akkers. Het gebied is ingepolderd tussen 1955 en 1968 en is helemaal omringd door water. Tegenwoordig Het grondgebied van de Flevopolder bestaat uit de polders Oostelijk Flevoland en Zuidelijk Flevoland. Almere heeft ongeveer 200.000 inwoners. Het was in de tweede helft van de twintigste eeuw ontwikkeld als tweede grote stad in de provincie Flevoland. Inmiddels is het Lelystad, de hoofdstad van Flevoland, in inwonertal ruimschoots voorbijgestreefd en behoort Almere tot de 10 grootste gemeenten van Nederland. Ook is het een van de snelst groeiende steden in Nederland. Het trekt vooral mensen uit Amsterdam aan die een betaalbaar huis met een tuin zoeken.

Stadia van droogleggen De feitelijke inpoldering is in verschillende stadia verlopen: eerst werd een dijk aangelegd en zijn stukken drooggepompt. Het land is ingezaaid met riet vanuit 11


doorsnede noordoost-zuidwest

doorsnede Oostvaardersplassen - Ermelo

doorsnede Almere - Nijkerk

Door het gebied Om het plangebied onder Almere in perspectief te kunnen zien zijn drie doorsnedes gemaakt van de polder die een beeld geven van de verschillende functies en sferen. Het IJsselmeer ligt iets (-0.20 tot 0.40) - N.A.P. De dijken liggen op 3.00 mtr + N.A.P. Een groot deel van de polder ligt tussen de 4.00 en 4.50 mtr - N.A.P. Het

12

Hoofdstuk 1

Inventarisatie en analyse Flevopolder Inleiding Almere 2.1


middengebied van de polder is vooral open en daar zijn de windmolens nadrukkelijk aanwezig. De tochten en wegen doorsnijden in een grid de polder. De bedrijven liggen gegroepeerd bij elkaar op een snijpunt van het grid. De wegen liggen iets verhoogd in het landschap. Aan de westkant van de zuidelijke polder ligt Almere en in het oosten het Hulkesteinse bos en het Horsterwold.

geeft, samen met de boerderijen die geordend in het landschap liggen, een bijzondere sfeer van verlatenheid en rust. De bebouwing die met name aan de randen ligt, vormt een vreemd soort ‘verpakking’ van de uitgestrekte bouwlanden. Het is een uitgesproken kans de verschillende gebieden met elkaar te verbinden zodat de polder een geheel wordt. Dit betekent zeker niet alles hetzelfde maken en sferen afzwakken.

Wat opvalt is de enorme openheid en ruimte. Dit

13

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Waterschap Zuiderzeeland

Bodemkaart

De verwachte bodemdaling tot 2050

14

Hoofdstuk 1

Inventarisatie en analyse Flevopolder

Hoogtekaart


1.2

De ondergrond

Hier staan wij dan in land, nauw verwant aan dromen, land waarvan ook de einder aan het water is ontnomen. Dit is land om te bebouwen, land om van te houden, met dorpen en steden, met huizen en straten met leven er in, land om over te zingen, te praten, land om te bedwingen, land uit verlangens van ‘t verleden verrezen, land waar slechts een begin, maar geen einde ligt. De zee is gezwicht voor mensen die bewezen dat je een grens daar stalt waar je hem wel ziet maar waar hij niet in het oog valt. (Gerard Beense Lelystad, 22 juli 1999).

Ondergrond Binnen het plangebied bestaat de bodem voornamelijk uit kalkrijke poldervaaggrond; lichte klei. Enkele locaties bestaan uit kalkrijke poldervaaggronden; zware klei en uit kalkrijke poldervaaggronden; zware zavel. Zettingen De bodem van het plangebied bestaat voor een groot gedeelte uit ongerijpte klei en veen waardoor de grond gevoelig is voor zettingen. Een deel van deze zettingen wordt veroorzaakt door inklinking van de toplaag. Ook zorgt consolidatie van de ondergrond voor een groot gedeelte van de zettingen. Doordat de grond niet homogeen is opgebouwd verschillen de zettingen en dus ook de draagkracht per locatie. Dit kan problemen gaan geven voor funderingen ten behoeve van de infrastructuur en gebouwen. Bij grote zettingen komt het maaiveld zodanig te liggen dat problemen met de ontwatering percelen over en door de grond en eventueel door drains en greppels naar een stelsel van grotere waterlopen en afwatering kunnen ontstaan. Inklinking De grootste zettingen werden veroorzaakt door de inklinking van de toplaag die ten gevolge van de ontwatering droog kwam te liggen. De in de toplaag aanwezige klei en veen bestond voor een groot deel uit poriĂŤn gevuld met water, door de drooglegging onderging deze laag een volumevermindering. Bij veen wordt dit proces nog versterkt door het feit dat het afgestorven plantmateriaal na onwatering in aanraking komt met zuurstof uit de lucht. Hierdoor kunnen bacteriĂŤn dit materiaal oxideren waardoor het volume gaat afnemen. Bij zowel klei- als veengronden neemt 15


Graswortels groeien in de scheuren die door de droogte in zomers zijn ontstaan

BronÂą Westelijke van de Knardijk

Natte plekken door ontlaatbare lagen

De bedding van de oude Eem getekend op de kaart

16

Hoofdstuk Hoofdstuk 1 1

Inventarisatie en analyse Flevopolder Inleiding Almere 2.1

De Vogelweg golft door de Oude eembedding in ondergrond


de snelheid van het inklinken af in de tijd, na 70-100 jaar is de inklinking van vrijwel de gehele toplaag voltooid. Consolidatie Naast natuurlijke zetting en inklinking vindt er binnen het gebied ook zetting plaats door belasting, ook wel consolidatie genoemd. Door het eigen gewicht of een opgelegde belasting worden de slappe lagen van de ondergrond samengeperst. Het aanwezige water kan vaak moeizaam wegstromen door de slecht doorlatende ondergrond waardoor het samenpersen van de lagen wordt vertraagd, hetgeen het cosolidatieproces vaak tot een langdurig proces maakt.

heeft het landschap volledig afgevlakt. Op het eerste gezicht tenminste, want voor de oplettende passant is de geul ook nu waarneembaar. De hobbels in de Vogelweg maken het verschil in zetting van de verschillende grondlagen zichtbaar en tonen zo het verloop van de geul in de ondergrond.

Gebruiksmogelijkheden Zeeklei is zeer vruchtbaar, omdat er mineralen inzitten die planten gebruiken als voedingsstoffen. Zeeklei bevat weliswaar minder organische stoffen dan rivierklei, maar is vanwege de al dan niet opgeloste schelpen van weekdieren kalkrijker. De zeekleigronden van Flevoland zijn zeer geschikt voor de verbouw van gewassen. De zeekleibodems zijn niet meer zout. In de loop van de tijd heeft regenwater het zout uit de bodem gespoeld. Wel bestaat het gevaar dat zout grondwater omhoog komt en naar de bovenste bodemlagen doordringt. Door de stijging van de zeespiegel en de daling van het land (als gevolg van inklinking van klei) wordt dit gevaar steeds groter. Het beheer van het grondwaterpeil luistert daarom erg nauw. Eemgeul In het pleistoceen lag op de plaats waar nu de polders liggen ook al land. Het land werd weggeslagen door de zee en daarna is het weer ingepolderd. De oer/Eem die stroomde van de Gelderse Vallei naar de zee leek hierdoor volledig verdwenen. Met verstrijken van de tijd is de geul bedolven onder een dik pakket klei. Dat

17

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Infrastructuurkaart Flevoland

18

Hoofdstuk 1

De ruimte-massakaart laat een sterk contrast zien tussen het open binnenland en de ‘volle’ randen

Inventarisatie en analyse Flevopolder

De bebouwing concentreert zich aan de rand. De boerderijen liggen regelmatig verspreid in het middengebied


1.3

Occupatie

Lagenbenadering Wonen en werken gebeurt in Almere. De uitstraling van de wijken is stedelijk. De wijken zijn redelijk ruim opgezet met huizen en tuintjes. Rechte straten bieden veel doorkijkmogelijkheden. In de landbouwgebieden liggen boerderijen iets verhoogd bij elkaar op symmetrische ‘terpen’ (kruispunten). Vanuit deze boerderijen vindt landbouw plaats. De natuurwaarde in deze landbouwgebieden is minimaal. In de Oostvaardersplassen ten oosten van Almere is wel natuur aanwezig. Daarnaast bieden de stadsbossen en het Horsterwold in het zuiden van de polder ook mogelijkheden. Belangrijke wegen zijn aangezet met wegbeplanting. Het plangebied is bereikbaar via de A1 vanuit Amsterdam en de A27 vanuit Utrecht. Er loopt een spoorweg naar het noorden. Het valt op dat de verschillende functies en sferen eigenlijk nergens in elkaar doorlopen. Ze hebben niets met elkaar te maken. Stad is stad, bos is bos en de akkers liggen verderop. Zelfs om het natuurgebied de Oostvaardersplassen staat een hek. Ruimte-massa De ruimte-massa kaart geeft weer dat Almere en de stadbossen bij Almere een eigen leven leiden. Zij staan in contrast met het open landbouwgebied in het midden van de polder. Rondom de polder is het open door de randmeren. Verkaveling Bij het ontwerp van het verkavelingsplan speelden veel technische overwegingen een rol. De hoogteligging van de bodem, de te verwachten inklinking en de gewenste uiteindelijke ontwateringsdiepte bepaalden de primaire indeling van de polder in peilgebieden en het tracé van

de kanalen. De grootte en vorm van de kleinste planningseenheid, de rechthoekige kavel, was heel belangrijk. De grootte was een directe afgeleide van de gewenste agrarische bedrijfsgrootten: voor zuidelijk Flevoland voorzag men veel grotere bedrijven dan in Oostelijk Flevoland. Het resultaat was een kavelbreedte van 500 mtr en een diepte van 1.200-1.700 mtr. De nadruk lag op de aanvankelijke inrichting, bestaande uit landbouwgebied, bos en beplanting en de woonkern Zeewolde. Voor de langere termijn onderscheidde het Verkavelingsplan, in navolging van het Structuurplan voor de Zuidelijke IJsselmeerpolders, drie duidelijk verschillende zones: • het Oostvaardersdiepgebied, een ca. zes kilometer brede zone tussen de Oostvaardersdijk en de Lage Vaart; • het middengebied, begrensd door de Lage Vaart, de Hoge Vaart, de Knardijk en het stedelijke gebied van Almere; • de Zuidlob van de polder tussen de Hoge Vaart en de randmeren. De grootte van de kavels was afhankelijk van de afstand tussen de sloten. De afwatering is daarmee mede bepalend voor de omvang van de kavels: in gebieden met veel afwatering zijn de kavels kleiner.

19


Bodemgebruik (ha) in Flevoland en Nederland vergeleken Agrarisch terrein Verkeer Bebouwd terrein Semi-bebouwd terrein Recreatieterrein Bos en open natuurlijk terrein Binnenwater

flevoland 1996 Flevoland 2006 Zeewolde 2006 Almere 2006 Nederland 2006 104716 100524 17315 3591 2285799 3451 3405 373 700 115955 5774 7866 506 2889 337927 3991 2907 248 1245 52849 3530 4253 683 1299 96311 22088 22634 5738 3257 484024 99304 99641 2033 11895 362628

100% Bos en open natuurlijk terrein

90%

Recreatieterrein Semi-bebouwd terrein

80%

Bebouwd terrein

70%

Verkeer Agrarisch terrein

60% 50% 40% 30%

20% 10% 0% flevoland 1996

Flevoland 2006 Zeewolde 2006

Almere 2006

Nederland 2006

Statistisch overzicht grondgebruik Flevoland

Almere en de Flevopolder hebben zich nog niet geprofileerd

20

Hoofdstuk Hoofdstuk 1 1

Inventarisatie en analyse Flevopolder Inleiding Almere 2.1

Fietsroute netwerk


Beperkte recreatie ondanks de ruimte Waterrecreatievoorzieningen en zwemwater bevindt zich aan de randen van het IJsselmeer en de randmeren. Ook zijn er verscheidene wandel- en fietsroutes aangelegd met picknickvoorzieningen. Opvallend is dat het netwerk zich vooral richt op Almere. Daarbuiten is weinig aanbod. De Flevopolder heeft naast bosgebieden, de Oostvaardersplassen en Pretpark Walibi een weinig zeer beperkt netwerk van recreatievoorzieningen.

een grote stad zijn en mensen wel het gevoel geven nog een link te hebben met de overkant van het Eemmeer? In dit rapport wordt naar een antwoord gezocht op deze vraag. De groen-blauwe netwerken waarin stedelijke woonwijken komen, geven bewoners het gevoel in de stad te zijn, maar door het casco geven ze een andere beleving dan het huidige Almere.

Geen nationaal park en nog geen eigen verhaal De polder is jong en uniek en kan zijn eigen verhaal gaan vertellen als er ‘schakels’ komen tussen alle onderdelen. Nu staat de polder nog op geen enkele recreatiekaart van Nederland. Er moet wat te zien zijn, wat te doen zijn en niet alleen maar op de fiets vanuit Almere. Recreatie moet bereikbaar zijn. Ook kan de streek bij Almere een voorbeeldfunctie krijgen op het gebied van innovatie en duurzaamheid. Uitloper Amsterdam Een belangrijke functie in regio is en blijft wonen. Er strekken zich twee woonwijken uit de polder in: een stadse, Amsterdamse stijl voor mensen die meer huis en tuin voor hun geld willen dan dat ze in Amsterdam kunnen krijgen. En een Gooise loper met een meer bosachtige en luxe uitstraling. De Provincie wil bewoners voor beide woningvarianten aantrekken. Contrast met Gooi De wens zowel het Gooi als Amsterdam te zijn is in de praktijk lastig. Gooise dorpen zijn organisch ontstaan, in beschutte omgevingen op hogere grond. De Flevopolder is laag en open, het heeft nauwelijks geschiedenis. De aanleg en bouw van Almere is verre van organisch en heeft een hogere woningdichtheid. Mensen hebben lagere inkomens. Hoe kan je tegelijk

21

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


EHS Nederland Oostvaardersplassen

Almeerderhout

Horsterwold

Groenstructuren Flevoland en nabije regio

22

Hoofdstuk 1

Inventarisatie en analyse Flevopolder

Groenstructuren Zuidelijk Flevoland


1.4

Ecologie en groenstructuur

Natura 2000 en EHS in Nederland Ongeveer 1 miljoen hectare van Nederland (10% van het grondoppervlakte) maakt deel uit van een Europees netwerk van natuurgebieden, die beschermd worden op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992); Natura 2000. Deze natuurgebieden bestaan voor tweederde uit duinen, stuifzanden, moerassen, heide en vooral veel water. Bossen komen bijna niet voor, omdat wij Europees gezien weinig belangrijke typen hebben. In de Nederlandse natuurgebieden wordt gezocht naar een goede balans van beschermen, beleven en gebruiken. Beheerplannen zorgen voor een goede regie. Zij geven aan waar knelpunten zitten en/ of mogelijkheden voor bijvoorbeeld samenwerking. Door grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in het verleden is veel natuur in Nederland verloren gegaan en zijn de verbindingen tussen natuurgebieden verdwenen. Deze versnippering van gebieden heeft ernstige gevolgen voor zowel flora als fauna. Om de natuur in Nederland weer tot een goed functionerend netwerk te maken en zo de achteruitgang van natuur en biodiversiteit tegen te gaan, is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aangelegd, als netwerk van bestaande en nieuwe natuur. Deze EHS bevat natuurgebieden waaronder bijna alle Natura 2000 gebieden, maar ook robuuste verbindingen waarlangs flora en fauna zich kunnen verplaatsen. Het kabinet Rutte-Ascher heeft besloten niet meer in te zetten op de robuuste verbindingen, maar op het beter verbinden van natuurgebieden met het omringende agrarische gebied. Leefruimte van mens en dier wordt met de nieuwe aanpak weer verweven. In dit kader is ook de robuuste verbinding Oostvaarderswold in de Flevopolder geschrapt. Via deze

verbinding zouden met name edelherten zich kunnen verplaatsen tussen natuurgebied de Oostvaarders plassen naar het Horsterwold. Vanuit Horsterwold zouden de herten weer verder kunnen naar de Veluwe en naar Duitsland. Alternatief voor robuuste verbinding Oostvaarderwold In dit rapport wordt naar een nieuwe manier om de doelstelling van de EHS - tegengaan van versnippering van leefgebieden - te realiseren. Het resultaat wordt een verbinding die niet zozeer op zich staat, maar die is verweven in het landschap. Dat kan betekenen dat edelherten en andere diersoorten zich via agrarisch land, via woonwijken, industriegebieden of een recreatiegebied verplaatsen. De huidige groenstructuur (zie kaart hiernaast) is het vertrekpunt bij het ontwerp van de verbinding. Geschiedenis groenstructuur De stadsbossen, bossen en natuurgebieden zijn bij de inrichting van de polder bewust ontworpen. Dit in tegenstelling tot eerdere polders in Nederland. Vanaf de jaren ‘60, ten tijden van de inrichting van de zuidelijke IJsselmeerpolders, werd er aan natuurterreinen een groeiend maatschappelijk belang toegekend zodat er bij de ruimtelijke plannen natuur en landschapselementen zijn toegevoegd. Wel werd natuurbeheer nog gezien als ‘een exclusieve vorm van landbouw, waarbij een selecte groep van planten en dieren word geteeld’. (bron: Westelijk van de Knardijk) In de Zuidelijke IJsselmeerpolders werd een keuze gemaakt voor scheiding van functies. Voor de vanzelfsprekende verwevenheid tussen natuur en landschap en agrarisch gebruik, zoals die wel aanwezig is op het oude land, was daarom in de polders geen plaats. De waarden 23


EHS Zuidelijk Flevoland

24

Hoofdstuk Hoofdstuk 1 1

Groenstructuren zijn over het algemeen rationeel aangelegd. Vogelweg

Inventarisatie en analyse Flevopolder Inleiding Almere 2.1


van natuur en landschap stonden zwaar onder druk door de intensivering en de schaalvergroting binnen de landbouw. In de polder streefde men naar moderne en efficiënte landbouw. Natuur en landschapswaarde zouden daarmee conflicteren. In de eerste oogopslag lijkt deze scheiding van functies ook te zijn door gevoerd. Vooral aan de randen van de polder werden recreatiegebieden, bossen (vooral op zandgronden, die minder geschikt waren voor de landbouw) en natuurgebieden aangelegd. Maar op een lager schaalniveau is er wel degelijk een verwevenheid te zien al is die uiteraard minder dan op het oude land. In het middengebied zijn er enkele landschappelijke elementen die de polder ‘verdelen’ en die de functie hebben als verbindingszone binnen de Ecologische basisstructuur’. Beschrijving van een aantal groengebieden Het Horsterwold is het grootste aaneengesloten loofhoutbos van Nederland (ongeveer 3.700 ha). De eerste bomen van het Horsterwold werden in 1972 aangeplant. Op de vruchtbare voormalige zeebodem schoten de bomen hier de grond uit. Het hoofdaccent ligt hier op de ontwikkeling van natuurwaarden. Een overgangszone, die houtproduktie als hoofdfunctie heeft gekregen, omsluit de Stille Kern en in de richting van Zeewolde en de randmeren ligt een dynamische ontwikkelingszone waar recreatieve functies het hoofdaccent vormen.

aantrekkelijk dat het instant houden van dit spontaan ontstane natuurgebied, de Oostvaardersplassen (± 50 km2), niet uit kon blijven. In de loop van de jaren is veel discussie geweest over de grootte, de soorten en het beheer van de Oostvaardersplassen, maar nu is het één van de dragers van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in de Flevopolders. Het Almeerderhout (stadsbossen Almere) bestaat uit verschillende bossen met elk hun eigen sfeer. Het Cirkelbos wordt doorsneden door de Gooimeerbeek. In zeven cirkels staan tussen de rechte lijnen van het polderbos zeven kunstwerken met intrigerende namen als Orakel of Zalm in Blik. Het Kathedralenbos dankt zijn naam aan de twee Groene Kathedralen, kunstwerken van gras en bomen in de exacte vorm van de beroemde kathedraal van het Franse Reims. Door het Waterlandse Bos (met stadslandgoed De Kemphaan) lopen veel wandel- en fietspaden.

Naast de Oostvaardersdijk was ruimte gereserveerd voor industrie en bos. Door de lage maaiveld ligging (in die tijd) waterde dit gebied heel slecht af op de Lage Vaart. Zo ontstonden er ondiepe plassen met zones die begroeid waren met lisdodden, riet en pioniersvegetaties. Hier en daar kwam zelfs een wilgenbos tot ontwikkeling. Dit gebied bleek voor ganzen en andere vogelsoorten zo

25

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


´Knoppen´van het nationaal watersysteem

Lage Vaart vanaf de Trekvogelweg

Foto bijschrift

Hogevaart van af de Aderlaarsweg

Bronvermelding

Zoete en zoute kwel in de Flevopolders

Zomerpeilen in meters NAP

26

Hoofdstuk 1

Inventarisatie en analyse Flevopolder

Gemaal Blocq van Kuffeler


1.5

Water

Context Het plangebied ligt binnen de polder Flevoland. Deze polder is omgeven door water: IJsselmeer – Markermeer – IJmeer - Gooimeer – Eemmeer – Wolderwijd – Veluwemeer en Ketelmeer. Deze omsingeling van water wordt gevoed door rivierwater van de Rijn, via de IJssel, vanuit afwatering bouwlanden. Ook kwel vanuit het oude land en kwelstromen vanuit Noordzee voeden het zoetwater dat via gemalen ontwatert op de Waddenzee en Noordzee. De waterstand wordt in de Flevopolder kunstmatig geregeld. De waterstand binnen de polder is lager dan in het omliggende gebied. Dit grensgebied bestaat uit het Wolderwijd, het Nulderen Nijkerkernauw, het Eemmeer, het Gooimeer en het IJmeer (de Randmeren), het Markermeer en de Knardijk. Watergangen en afvoer Binnen het plangebied worden verschillende watergangen onderscheiden; de kunstmatig aangelegde Hoge en Lage Vaart (beide vaarten staan in open verbinding met elkaar); de tochten die als verbindingssloten tussen de poldersloten en de poldervaart fungeren (noord-west en zuid-oost gelegen); en de sloten die om de 500 meter langs de weilanden en akkers zijn gegraven. Het gemaal De Block van Kuffeler heeft een streefpeil van -6.20 mtr NAP voor de Lage Vaart en -5.20 mtr NAP voor de Hoge Vaart. Dit hoofdgemaal zorgt voor de het lozen van het water uit de Hoge- en Lage Vaart op het Markermeer. De bodem van de zuidelijke Flevopolder helt van zuidoost naar noord-west. Door middel van stuwen wordt het water in de hogere delen vastgehouden. De polder is opgedeeld in 2 waterafvoer-afdelingen. Het westelijke deel watert voornamelijk het stedelijk gebied en het grote landbouwgebied in het midden

af via de Lage vaart naar gemalen Blocq van Kuffeler, Wortman en Colijn. De waterkwaliteit is minder dan die in het oostelijke deel dat via de Hoge vaart afwatert op de Blocq van Kuffeler, Colijn en Lovink. Het streefpeil is in het westelijke deel een meter lager dan in het oostelijke deel. De drooglegging is in het stedelijk gebied ca. 1.80 mtr onder het maaiveld, in het oostelijke deel en in de landbouwgebieden is dat ca. 1.40 mtr. In Zuidelijk- en Oostelijk Flevoland wordt water doorgelaten voor de doorspoeling van de Veluwerandmeren. In Flevoland wordt daarom veelvuldig gebruik gemaakt van grondwater en oppervlaktewater. Peil volgt functie In Oosterwold is het waterhuishoudkundig stelsel ingericht op het landbouwkundig gebruik. De provincie hanteert voor deze functie een wateroverlastnorm van 1:50. Dit betekent dat kavels in het gebied eens in de 50 jaar kans lopen op overstroming vanuit het watersysteem. Op dit moment voldoet het gebied overigens ruimschoots aan de norm en is er sprake van een kans van 1:100. Het oorspronkelijke ontwerp en de planning van de drie Flevolandse polders, lieten water en bodem leidend zijn bij de inrichting van het gebied. Landbouw en bewoning werden geprojecteerd op de hoger en droger gelegen delen. In de diepste delen en ook in de kwelzones voorzag men natuurontwikkeling, recreatie en bosbouw. Dijken en kwel Het feit dat de Flevopolder uit het IJsselmeer is gevormd, heeft een paar verstrekkende gevolgen voor de waterhuishouding van het gebied. Ten eerste is het een droogmakerij en zal er altijd gepompt moeten worden. De polder ligt gemiddeld gemiddeld zo’n - 3.5 mtr 27


Zuiderzeeland.nl

Kwelkaart zuidelijk Flevoland

onder NAP en wordt aan alle kanten omringd door water, en dus dijken. Achter de dijken is sprake van lokale kwel. Hierdoor is de bodem hier minder geschikt voor woningbouw en landbouw. Vanuit de Utrechtse heuvelrug en de Veluwe komt ook rijpe kwel omhoog. Deze kwel wordt vermengd met zout uit de ondergrond van het IJsselmeer. De brakke kwel is niet goed voor de landbouw. Inklinking Doordat de bodem van de polder uit zee- en rivierklei bestaat afgewisseld met lagen veen is er sprake van twee soorten inklinking: de eerste door rijping van de kleilagen die aan de oppervlakte komen, de tweede door het droogmalen van veenlagen die daardoor oxideren en dus inklinken. De bodemdaling die dit tot gevolg heeft heeft uiteraard weer gevolgen voor het grondwaterpeil in de bodem.

28

Hoofdstuk Hoofdstuk 1 1

Inventarisatie en analyse Flevopolder Inleiding Almere 2.1

Inzijging De gelaagdheid van de bodem heeft nog een ander effect. In het midden van de polder, diep onder de grond liggen nog resten van de Eembedding. Deze oerrivier heeft klei afgezet waardoor een ondoordringbare laag is ontstaan en de kwel vanuit de Utrechtse heuvelrug en de Veluwe hier niet naar boven kan komen. Het midden van de polder is daardoor,ondanks de lage ligging, een inzijgingsgebied. De Oostvaardersplassen is het andere grote inzijgingsgebied. Verder is er weinig open water. De landbouwkavels zijn groot en de afvoersloten volgen allemaal het rationele verkavelingspatroon. De plassen en watergangen in de stad Almer hebben een geconstrueerd organisch karakter, wat we vaker zien bij grote woningbouwprojecten uit de jaren ’70. Het sluit in die zin aan op de zuidoostelijke uitbreiding van Amsterdam, de Bijlmer.


Drink- en zwemwater De ondergrond van Oosterwold herbergt op 200 meter diepte waardevolle drinkwaterreserves. Een van de waterwinlocaties is Spiekzand, in het noordoosten van het plangebied Oosterwold. De gemeente Almere streeft naar het bereiken van “zwemwaterkwaliteit” van het oppervlaktewater in het gehele plangebied. De huidige afvalwaterverwerking is onvoldoende voor de geplande uitbreiding. Kenmerken plangebied Het plangebied heeft een aantal specifieke kenmerken die grote invloed hebben op het watersysteem en het uiteindelijke ontwerp: •Het plangebied bestaat met name uit agrarische grond en natuur. •De bodem is zeer gevoelig voor zettingen. •De toplaag van de bodem is ca. 120 cm en bestaat uit gescheurde klei en is goed doorlatend. •De onderliggende grond is vrijwel ondoorlatend. •Het plangebied kent vrijwel geen instroom van kwel. •Het bestaande drinkwatersysteem heeft voldoende capaciteit voor de geplande uitbreiding. •Beschermende kleilagen (tegen zoutwater kwel) liggen op een diepte van 8 tot 47 mtr.

• bescherming tegen buitendijks overstromingsgevaar en overlast van extreme neerslag; • buitendijkse natuurcompensatie. Knelpunten Een goede biodiversiteit vergt bij voorkeur hoge grondwaterstand terwijl landbouw een lage grondwaterstand verlangt. Verder zijn de doorspoelcapaciteit, verzilting, bodemdaling en waterzuivering aandachtspunten. Ook de piekbelasting bij extreme regenval zal in de toekomst hoger worden. In de hogere delen kan verdroging optreden. De waterkwaliteit ten behoeve van zwemwater moet ook goed in de gaten worden gehouden.Tot slot speelt het conflict ‘peil volgt functie’ of ‘functie volgt peil’.

De door de provincie Flevoland opgestelde doelen met betrekking tot water zijn divers: • meer ruimte voor het watersysteem; • een andere inrichting en een andere wijze van waterbeheer; • voorkomen van overlast door overschot of tekort aan water (met name in de gebieden waar de bodem daalt); • een goede ecologische toestand voor alle wateren ongeacht de bestemming; • ontwikkeling van de bijzondere waterkwaliteit in een deel van de provincie;

29

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Bijzondere woningbouw in Almere

Herten in de Oostvaardersplassen

Boeren halen de helft van hun winst uit windenergie

Vogelvlucht boven de polder; veel ruimte

30

Hoofdstuk 1

Inventarisatie en analyse Flevopolder


1.6

Conclusies

Analyse De Flevopolder, ‘het grootste eiland van Nederland’, ligt centraal in Nederland en is ingepolderd tussen 1955 en 1968. Het plangebied is bereikbaar via de A1 vanuit Amsterdam en de A27 vanuit Utrecht. Er loopt een spoorweg naar het noorden. De polder is helemaal omringd door water. Het Markermeer ligt iets (-0.20 tot 0.40) - N.A.P. De dijken liggen op 3.00 mtr + N.A.P. Een groot deel van de polder ligt tussen de 4.00 en 4.50 mtr - N.A.P. Het gebied heeft in de landbouwgebieden in het midden een enorme openheid en ruimte. Dit geeft, samen met de boerderijen die geordernd in het landschap liggen een bijzondere sfeer van verlatenheid en rust. De bodem van het plangebied bestaat voor een groot gedeelte uit ongerijpte klei en veen waardoor de grond gevoelig is voor zettingen. Een deel van deze zettingen wordt veroorzaakt door inklinking van de toplaag. De komende 50 jaar wordt een forse daling verwacht van de bodem in het plangebied (tot 0.5 mtr).

Buiten Almere zijn er amper fietsroutes of wegen. Bij belangrijke wegen is wegbeplanting aangebracht. Het natuurgebied de Oostvaardersplassen is vrijwel afgesloten van de buitenwereld. Een belangrijke functie in regio is en blijft wonen. Almere, met 200.000 inwoners, groeit sterk en wil zowel mensen aantrekken voor ‘Goois’ wonen als voor stedelijk en hoogstedelijk ‘Amsterdams’ wonen en voor zowel stadse mensen als natuurliefhebbers. Indruk De polder kent een jonge geschiedenis. Er zijn duidelijk twee werelden: die van uitgestrekte landbouw en die van de stad. Er zijn grote contrasten in bebouwingsdichtheid tussen stad en landelijke gebieden. Bij de aanleg van de polder ging men uit van een sterke functiescheiding. Daardoor zijn er nu weinig onderlinge relaties tussen de onderdelen natuur, wonen, werken en recreatie.

Het gebied is ingericht op een snelle afvoer van ongezuiverd water via de Hoge en Lage Vaart. Alle sloten, tochten en vaarten zijn ontworpen op deze afwatering. De oevers van de watergangen zijn niet natuurlijk. Bij het ontwerp van het verkavelingsplan speelden veel technische overwegingen een rol. Afwatering heeft veelal ook de grootte van de kavels bepaald (complexe watergebieden hebben kleinere kavels).

Fysieke veranderingen (het wordt natter, droger, lager) in de polder, de monofunctionaliteit, ecologische vraagstukken en economische problemen dwingen tot een andere aanpak. De locatie van de polder heeft potentie op nationaal niveau. De provincie kan zeker een grotere sleutelrol spelen gaan. Als het lukt een tussenschaal te ontwerpen, de gebieden op verschillende manieren met elkaar te verbinden en als de polder een aantrekkelijk en goed functionerend geheel wordt, biedt dat kansen voor natuur, wonen, werken en recreatie.

Er is veel ruimte voor bossen aan de randen van de polder, maar er is relatief weinig recreatie. Het meeste vindt plaats rond Almere of bij de randmeren.

Een belangrijke uitdaging zal dus zijn het creeren van samenhang en het toekomstbestendig maken van de polder. 31



Hoofdstuk 2 Visie en concept Functionele natuur: ‘natuur die werkt’, ‘nuttige natuur’. Er zijn veel voorstellingen te maken bij het begrip functionele natuur en tegelijk is het ook een weinig concreet begrip. Hoofdstuk 2 gaat nader in op wat verstaan wordt onder Functionele Natuur en het vertelt eerst iets over de mogelijkheden van natuurlijke hulpbronnen in het algemeen. Vervolgens wordt gekeken naar de Flevopolder en de kansen die daar liggen om beter gebruik te maken van de dingen die de natuur biedt. Denken vanuit natuurlijke hulpbronnen bij ruimtelijke ordening is nog niet heel gebruikelijk. Dit rapport laat zien dat dit in de toekomst wellicht anders gaat. Het is simpelweg te inefficiënt op de lange termijn de producten en processen van de natuur te negeren.

33 Foto: Lepelaarsplassen

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


PBL PBL

De ecosysteemdiensten

Samenhang mondiale opgaven en dilemmma’s

34

Hoofdstuk en concept Hoofdstuk 2 1 Visie Inleiding Almere 2.1


2.1

Visie

Een nieuwe visie op natuurbeleid Natuurbeleid was jarenlang sterk gericht op behoud van biodiversiteit. Door die eenzijdige focus zijn beleving en benutting van de natuur op de achtergrond geraakt. Ook heeft het natuurbeleid een sterk procedureel en juridisch karakter gekregen. Deze factoren samen met de economische achteruitgang hebben er voor gezorgd dat het draagvlak voor deze benadering is afgenomen. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft de uiteenlopende drijfveren voor het omgaan met natuur en landschap samengebracht in vier kijkrichtingen: Vitale Natuur, Beleefbare Natuur, Functionele Natuur en Inpasbare Natuur. Voor deze opgave zal Buro 2 onder andere een ontwerp maken voor een robuuste ecologische verbinding van de Flevopolder met het vasteland vanuit de kijkrichting Functionele Natuur. Benutten van natuurlijke bronnen De kijkrichting Functionele Natuur gaat uit van het natuurbeeld dat natuur diensten levert aan de mens. Sterker nog, de mens wordt gezien als onderdeel van de natuur en kan niet zonder de natuur en haar diensten. Volledige natuurlijkheid of soortbescherming is geen doel op zich in dit natuurbeeld. Volgens de definitie van het PBL (Planbureau van de Leefomgeving) houdt Functionele Natuur in: ‘het leveren van producten en diensten door de natuur’. Een product kan zijn bijvoorbeeld de duinen in ons land en een dienst is de veiligheid voor de mens die door de duinen ontstaat. Producten en diensten van de natuur staan niet op zichzelf, maar hangen samen met de omgeving: het ecosysteem. Een ecosysteem is in eerste instantie de samenleving van organismen (planten, dieren en microorganismen) binnen een bepaalde leefomgeving. Het

is ook vooral de uitwisseling van materie en energie tussen de organismen onderling en tussen het leven en de niet-levende omgeving: bodem, water en lucht. Wanneer de mens gebruik maakt van voordelen van ecosystemen spreekt men van een ecosysteemdienst. De grootste ecosysteemdienst die de natuur ons levert is ons voedsel. Verstoring van ecosysteemdiensten Door de groei van de levensstandaard en de industrialisatie zijn er steeds meer ecosysteemdiensten nodig en is de druk op het ecosysteem steeds groter geworden. Hierdoor heeft de natuur geen mogelijkheden om nog meer op te vangen en te herstellen. Dit onzorgvuldig omgaan met de ecosysteemdiensten leidt tot steeds groter wordende problemen, zoals wateroverlast, stijging van de CO2-uitstoot en steeds hogere kosten voor het winnen van drinkwater. Op de website van Planbureau voor de Leefomgeving wordt verwezen naar drie mondiale opgaven: voedselvoorziening, biodiversiteit en klimaatverandering. De drie opgaven hebben onderling een sterke samenhang door het gebruik van de middelen land, water en nutriënten (fysieke samenhang). De schaarste van een van deze drie middelen heeft een grote invloed op de maatschappij (sociaal-economische relatie). De onderlinge relatie tussen voedselproductie, biodiversiteit en klimaatverandering leveren dilemma’s op die niet eenvoudig op te lossen zijn. Verder dringt het besef door dat het beter benutten van natuurlijke hulpbronnen, waaronder ecosysteemdiensten, van groot belang is voor de mens zelf. De uitdaging is ecosysteemdiensten zodanig te benutten dat ze een significante bijdrage leveren aan het oplossen van opgaven, zoals waterberging, 35

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Principes van de bio-based economy

produktie biomassa

produktie bio-based produkten

algen

medicijnen en fijn chemicaliĂŤn

oeg

chemicaliĂŤn en materialen

gev

conversie biomassa

de w

aar

(dier)voeding

transportbrandstoffen

toe

primaire residuen (bermgras, houtafval) secundaire residuen (bietenpulp, stro)

de

duurzaam beschikbare (delen van) planten

tertiare residuen (dierlijke vetten, gft)

warmte en energie volume afval

Schema cascadering bio-based economy

36

Hoofdstuk en concept Hoofdstuk 2 1 Visie Inleiding Almere 2.1


bodemerosie, (kust)veiligheid, schone lucht en schoon water. Belangrijk daarbij is dat benutting op zo’n wijze gebeurt dat deze tot in lengte van jaren kan doorgaan en het gebruik dus ‘duurzaam’ is. Deze uitdaging is het vertrekpunt voor een ontwerp volgens de kijkrichting Functionele natuur. Bio-based economy Bio-based economy wordt gedefinieerd als: een economie die zijn grondstoffen grotendeels betrekt uit de levende natuur (biomassa als ‘groen grondstoffen’) als onderdeel van een groene en duurzame economie. Bio-based gaat dus over een economie die niet meer ‘fosil’-based is, maar over een economie die draait op biomassa (voor niet voedsel toepassingen). Deze toepassingen zijn bijvoorbeeld chemicaliën, materialen (bv bioplastic), transportbrandstoffen, grondstoffen voor medicijnen en cosmetica en warmte en elektriciteit. Deze biomassa kan heel divers van oorsprong zijn. Het kan speciaal geteeld zijn als biomassa zoals algen of planten voor de winning van grondstoffen voor medicijnen, maar ook de resten van de productie in de landbouw zoals stro en bietenpulp en zelfs afval zoals gft-afval. Om deze biomassa optimaal in te kunnen zetten is cascadering nodig. Cascadering betekent dat eerst de meest hoogwaardige toegevoegde waarde uit op de meest optimale manier uit de biomassa wordt gehaald. Het afval hiervan wordt opnieuw in het proces ingebracht. Als laatste wordt de biomassa gebruikt voor de opwekking van energie en warmte. Door de verandering van een economie die olieafhankelijk is naar bio-based economy zal de vraag naar deze groene grondstoffen sterk toenemen. Om aan deze vraag te gemoed te komen, wordt er zo veel mogelijk gezocht naar een stapeling van functies. Voorbeelden hiervan zijn wegbermen die hun functie

vervullen in de functionele agrobiodiversiteit en daarna ingebracht worden voor de biomassa, of een ander voorbeeld; wilgenplantages waarbij de takken en bladeren worden ingezet als diervoer en grondstof voor medicijnen en waar kippen in scharrelen. Focus op waterberging- en zuivering Uit het voorgaande blijkt dat natuurlijke hulpbronnen beter en op een duurzamere manier kunnen worden ingezet. Ecosysteemdiensten kunnen een grote bijdrage leveren aan het oplossen van vraagstukken zoals waterberging, (kust)veiligheid, schone lucht en schoon water. Op nationaal niveau is het onderwerp water in Functionele natuur belangrijk. Het wordt gebruikt voor duurzame visvangst, voor aquacultuur, drinkwater, berging en zuivering. Water staat aan de basis van natuur, leefbaarheid, economie en vooral veiligheid. Het is een hoofdthema van vele overheden en bedrijven. In de Flevopolder zou ruimtegebruik op vele manieren kunnen worden gecombineerd met natuurlijke hulpbronnen zoals zon, wind, bos en planten. Het Groen-Blauwe casco is nadrukkelijk aanwezig in dit visie plaatje op pag 38. Vergroting van de biodiversiteit en het duurzaam gebruik Er zijn vele mogelijkheden binnen de polder, maar ingrepen in de natuur en ruimtelijke vormgeving zijn tegelijkertijd complex. Zeker op de lange termijn. Aan het inzetten van duurzaam gebruik van hulpbronnen kleven voor- en nadelen. Door ingrepen om natuurlijke hulpbronnen beter te benutten verandert automatisch het uiterlijk en/of de werking van het landschap. Uit de analyse van de vier belangrijkste doelen van de kijkrichtingen (1 biodiversiteit, 2 de beleving en waardering van het landschap, 3 duurzaam gebruik en 4 kosten en besparingen), blijkt dat elke kijkrichting zijn eigen voor- en nadelen heeft. De voordelen van

37

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


PBL

Schematische weergave ruimtegebruik Functionele Natuur Nedreland

Kansenkaart Functionele Natuur Flevopolder

38

Hoofdstuk en concept Hoofdstuk 2 1 Visie Inleiding Almere 2.1


de kijkrichting Functionele Natuur zitten vooral bij de vergroting van de biodiversiteit en het duurzaam gebruik. De nadelen zijn het kostenaspect en in mindere mate in de beleefbaarheid en waardering. Het combineren van ecosysteemdiensten kunnen een besparing van de kosten opleveren. Door het koppelen aan recreatieve functies kunnen kosten worden bespaard, maar kan ook de beleving en waardering worden vergroot. Het ‘masterplan’ voor de polder kan positieve, maar ook soms ongewenste effecten hebben op deze vier gebieden.

Biodiversiteit • edelhert krijgt een verbinding naar Veluwe, andere soorten profiteren mee • flora en fauna zal in soorten en aantallen toenemen door aanleg van nieuwe natuur Beleving en waardering • natuur bijna ‘aanraken’ bij de Eemoever • natuurbeleving van de toekomst • er ontstaat een nieuw verhaal • imagoverbetering Duurzaam gebruik • op alle schalen toekomstgerichter • op meerdere gebieden duurzamer (huizen bouwen, landbouwbedrijven, energiegrondstoffen) Kosten en besparingen • inkomsten landbouw verminderen • inkomsten wonen, werken en recreatie ontstaan • compensatie door natuur die zichzelf betaalt

Strategie succesvolle Functionele Natuur Het Masterplan vormt de leidraad voor de plannen. De realisatie en het beheer wordt uitgevoerd door allerlei

organisaties en bedrijven die zichzelf tot koploper in duurzaamheid willen ontwikkelen. Hierbij moet worden gedacht aan agrariërs, recreatiebedrijven, energiemaatschappijen en natuur- en milieu-organisaties. Rondom bepaalde vraagstukken worden tussen deze organisaties uiteenlopende samenwerkingsverbanden gemaakt. Het initiatief hiervoor kan bij de overheid liggen maar ook bij de organisaties en bedrijven. De overheid stelt kaders en normen en bieden experimenteerruimte zoals bijvoorbeeld gunstige fiscale investeringsregelingen, zoals gebiedsfondsen. Het combineren van ecosysteemdiensten en het meewegen van de effecten voor de andere natuurbeleidopgaven (biodiversiteit, beleefbaarheid en kosten) leveren een hecht ontwerp en zorgen voor draagvlak.

Effecten van de verschillende kijkrichtingen op de natuur

39

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


steden verbruiken en verontreinigen in een hoog tempo

lineair systeem

voedsel energie goederen

organisch afval emissies

stad

anorganisch afval

water

afvalwater

organisch afval kringloop

Duurzame stedenbouw (boek)

voedsel

circulair systeem

duurzame energie goederen

weinig emissies

stad

schone lucht en water

water anorganisch afval kringloop

organisch = van plantaardige of dierlijke afkomst anorganisch = metalen, chloor, kalk of andere niet-dierlijke of plantaardige stoffen

steden minimaliseren nieuwe invoeren en maximaliseren recycling

Gesloten stadsysteem: Van lineair naar circulair systeem in de stad

40

Door de stromen die stad in- en uitgaan anders te organiseren zijn ze tot een minimum te beperken en hoeven ze de omgeving van de stad niet te vervuilen (aangepast naar: Rogers et al, 1997)

Hoofdstuk en concept Hoofdstuk 2 1 Visie Inleiding Almere 2.1


2.2

Richtlijnen en principes ‘Gesloten stad’ De stad is het centrum van zowel artificiële als natuurlijke stromen, zoals water, goederen, energie en afval. Het principe van de ‘gesloten stad’ streeft ernaar deze in- en uitgaande stromen zoveel mogelijk aan elkaar terug te koppelen. Door voor water, energie en afval een kringloop te creëren, wordt het omliggende gebied minder belast en wordt de afhankelijkheid verkleind. Minder stromen van en naar de stad betekent immers minder ontginning van grondstoffen en minder productie van afval. Bij het ontwerpen van de kringlopen spelen ook sociale en economische aspecten een rol. De maatregelen kunnen niet overmatig duur zijn of negatieve effecten hebben op de publieke gezondheid en samenhang. In- en uitgaande stromen verminderen door de stad overmatig te exploiteren is ook geen duurzame maatregel. De stromen volledig laten wegvallen, is dus niet een strikt doel. Het startpunt is de negatieve invloeden van de stromen te beperken. Als er geen negatieve invloeden zijn, hoeven deze stromen niet verwijderd te worden. Het principe van de ‘gesloten stad’ past bij het nationale waterbeleid dat stelt dat een gebied zijn eigen broek moet ophouden: wateroverlast mag niet op andere gebieden afgewenteld worden. Tevens past deze strategie bij het C2C gedachtegoed. Door het sluiten van de kringlopen worden de afvalproducten als voedsel hergebruikt. Hoewel de afhankelijkheid van de omgeving blijft bestaan, kan de negatieve invloed wel beperkt worden. Twee thema’s, water en stadslandbouw, die passen binnen het ‘gesloten stad’-principe worden hierna beschreven. 41

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Nieuw watersysteem polder

Gesloten watersysteem op de kavel

42

Hoofdstuk en concept Hoofdstuk 2 1 Visie Inleiding Almere 2.1


Principe Water

Het watersysteem heeft grote invloed op tal van stromen van en naar de stad. Voor de voedselproductie is bijvoorbeeld water nodig, net zoals water een belangrijke rol speelt in energiebesparende maatregelen, zoals bij warmte-/koude-opslag. ‘Gesloten’ kavel Grijs afvalwater kan in plaats van naar het riool worden gezuiverd opnieuw te worden gebruikt. Grijs water is licht vervuild afvalwater dat bijvoorbeeld afkomstig is van douches, baden, wastafels en wasmachines en dat geschikt is voor behandeling tot herbruikbaar water. Grijs water kan in verschillende niveau’s worden gezuiverd. Gezuiverd afvalwater kan worden gebruikt om het toilet mee te spoelen of voor bewatering van de tuin. Vergaand gezuiverd grijs water kan zelfs worden gebruikt om de was mee te doen. Het gebruik van grijs water is net zoals het gebruik van regenwater een geschikte technologie om drinkwaterverbruik te verminderen en zo een positieve bijdrage aan het milieu te leveren en kosten van het waterverbruik te verlagen. Groot voordeel van grijs water ten opzichte van hemelwater is de onafhankelijkheid van het weer.

van een helofytenfilter. Bij een helofytenfilter zakt het vuile water in ongeveer drie dagen door fijn zand dat zich in het filter van een doorstroom-vat bevindt. Het energieverbruik van het hele systeem is minimaal en heeft zeer weinig onderhoud nodig. Om te voorkomen dat tijdens een droge periode geen water beschikbaar is vanuit de tank, wordt het grijs watersysteem aan het drinkwaterleidingnet gekoppeld. Wanneer de tank leeg is, wordt overgeschakeld op het drinkwaterleidingnet. Nieuw watersysteem provincie Het principe van de ‘Gesloten stad’ of kavel kan ook op grotere schaal worden toegepast door middel van een nieuw, duurzaam en zelfvoorzienend watersysteem voor de provincie. Met behulp van dit nieuwe systeem zou Flevoland voldoen aan de eisen van het nationale waterbeleid.

Een grijswatersysteem bestaat uit een opslagtank en filtersysteem waarin het reeds gebruikte licht vervuilde water uit de woning wordt opgevangen. Vaak wordt in de tank ook het regenwater verzameld. Er is geen grote opslagtank nodig omdat de aanvoer van het water in beginsel niet afhankelijk is van neerslag. Gebruik en aanbod van water zijn altijd met elkaar in evenwicht (elke dag komt er afvalwater vrij in badkamer en van wasmachine dat ook weer elke dag wordt benut voor het toilet of andere toepassing). Voordat het water de tank in gaat wordt het grof gefilterd. Het zuiveren van grijs water kan door middel

43

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


individuele moestuinen

bebouwing

gezamenlijke moestuinen

appartementen gezamenlijke moestuin

gezamenlijke moestuin

gezamenlijke moestuin

gezamenlijke moestuin

Principe doorsnede stadslandbouwwijk

44

Hoofdstuk en concept Hoofdstuk 2 1 Visie Inleiding Almere 2.1

gezamenlijke moestuin

gezamenlijke moestuin


Principe Stadslandbouw

Op dit moment leeft de helft van de wereldbevolking in de stad. De druk op de beschikbare ruimte en grond neemt hierdoor toe en daardoor groeit de behoefte aan leefbare structuren voor de stad. Stadslandbouw kan hierop een antwoord vormen. Daarnaast kan de toepassing van stadslandbouw ervoor zorgen dat de ecologische footprint van de stadsbewoner kleiner wordt. In 2009 heeft de gemeente Almere een rapport op laten stellen over stadslandbouw in Almere – Oosterwold. (Agromere; stadslandbouw in Almere, van toekomstbeelden naar het ontwerp). Hierin wordt onderzocht hoe het denkbeeldige Agromere met 5000 inwoners zoveel mogelijk zelfvoorzienend en integraal een onderdeel van de wijk kan zijn en daarnaast zoveel mogelijk via het gesloten stadprincipe kan werken.

Naast voedsel, rust en ruimte en sociale cohesie levert Agromere nog een aantal andere voordelen op: • 0,5 arbeidsplaats per hectare • Zorglandbouw • Educatie • Recreatie • Natuurbeheer Volgens de principes die toegepast zijn bij Agromere is het principe doorontwikkeld voor de stadslandbouwwijk, waarbij verschillende vormen van stadslandbouw en referentiebeelden zijn weergegeven.

Ruimtegebruik stadslandbouwwijk volgens het Agromereprincipe

45

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Concept • ecologische verbindingen en functionele natuur • waterzuivering en -berging • aantrekkelijke, duurzame woon- en werkgebieden • nieuwe recreatie en beleving

Concept voor het Masterplan

46

Hoofdstuk en concept Hoofdstuk 2 1 Visie Inleiding Almere 2.1


2.3

Concept

Tussenschaal en verwevenheid Uit de analyse van de polder blijkt dat er geen tussenschaal is tussen de grote steden Amsterdam en Almere en de kleine Gooise dorpen. Om zowel de stedeling als de dorpsbewoner aan te trekken wordt een tussenschaal ingevoerd. Het (te) grote contrast tussen stad en landbouwgebied en de gebrekkige samenhang wordt hiermee aangepakt. Groen-Blauw casco Het Groen-Blauwe casco in dit plan zorgt voor de alternatieve ecologische verbinding die er moet komen tussen de Oostvaardersplassen en de bossen op het vasteland. Het pakt tevens de water issues van de toekomst aan. Water en groen wordt niet zomaar klakkeloos toegevoegd. Ieder element zoals een rietoever, akkerrand of houtwal wordt zorgvuldig gekozen. Een belangrijk voordeel van het Groen-Blauwe casco als drager van het masterplan is dat het goed aansluit op de landschappelijke structuren op landelijk niveau. Het plangebied wordt hiermee een schakel in Nederland.

Recreatie In het hele gebied komen recreatiemogelijkheden op land en op water, voor bewoners en voor toeristen van buitenaf. Dit zorgt voor beleving, inkomsten en voor een goed imago. Wonen/werken De genoemde tussenschaal krijgt vooral vorm door de eco-woonwijken op verschillenden locaties bij de stadsbossen of bij het water. De uitstraling van de wijken varieert van traditioneel tot stedelijk en hoogstedelijk. Bebouwingsdichtheden en woningtypes varieren. Hoe dichter bij Almere, hoe stedelijker het wordt.

Watersysteem Om in de toekomst bedacht te zijn op wateroverlast, verzakking, droogte en om te voldoen aan het nationale waterbeleid dat stelt dat ieder gebied zelfvoorzienend moet zijn, wordt een duurzaam nieuw watersysteem ontworpen in het plangebied. De zelfvoorzienendheid zit in de lokale waterberging- en zuivering.

47

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


48

Hoofdstuk en concept Hoofdstuk 2 1 Visie Inleiding Almere 2.1


2.4

Conclusies

Functionele natuur De kijkrichting Functionele Natuur gaat uit van het natuurbeeld dat natuur producten en diensten levert aan de mens. Wanneer de mens gebruik maakt van voordelen van ecosystemen spreekt men van een ecosysteemdienst. Het beter benutten van natuurlijke hulpbronnen, waaronder ecosysteemdiensten, is van groot belang voor de mens zelf. De grootste ecosysteemdienst die de natuur ons levert is ons voedsel. Functionele natuur in de polder Ecosysteemdiensten kunnen een grote bijdrage leveren aan het oplossen van vraagstukken zoals waterberging, (kust)veiligheid, schone lucht en schoon water. In de Flevopolder zou ruimtegebruik op vele manieren kunnen worden gecombineerd met natuurlijke hulpbronnen zoals zon, wind, bos en vegetatie. De voordelen van de kijkrichting Functionele Natuur zitten vooral bij de vergroting van de biodiversiteit en het duurzaam gebruik. De nadelen zijn het kostenaspect en in mindere mate in de beleefbaarheid en waardering.

Concept •Groen-blauwe drager zorgt voor ecologische verbinding. •Lokale waterberging en waterzuivering. •Aantrekkelijke, diverse en duurzame woon- en werkgebieden. •Nieuwe recreatie en beleving.

Op basis van de analyse van het gebied en de visie op Functionele natuur wordt in hoofdstuk 3 het Masterplan gepresenteerd. .

Visie Het principe van de ‘Gesloten stad’ streeft ernaar inen uitgaande stromen zoveel mogelijk aan elkaar terug te koppelen. Door voor water, energie en afval een kringloop te creëren, wordt het omliggende gebied minder belast en wordt de afhankelijkheid verkleind.

49

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1



Hoofdstuk 3 Masterplan Hoofdstuk 3 is een uitwerking van het concept Functionele natuur. Hoe kan Almere-Oost er uit gaan zien en gaan functioneren? Het beeld van Almere-Oost na de ingrepen is totaal anders dan nu. Er is veel water en groen toegevoegd en er is ruimte gekomen voor 18.000 woningen. Het gebied dat het meest gaat inklinken wordt omgevormd tot een waterrijk gebied. Het zal niet langer geschikt zijn voor de landbouw, maar gaat dienen als piekbekken en woonen recreatiegebied. Landbouwgebieden gaan verdwijnen of ze krijgen een andere werkwijze en inrichting. Allereerst wordt een aantal aspecten van het masterplan, Functionele Natuur, werken, wonen en recreatie verbeeld met een aantal referentiebeelden. Om het plan flexibel te houden zijn er drie fases waarin het gebied zich kan ontwikkelen. Ieder moment kan het masterplan ‘stoppen’. Ook is het mogelijk een andere richting op te gaan. Zolang maar wordt vastgehouden aan het idee van beter gebruik maken van ecosysteemdiensten.

51


3.1

Functionele Natuur

Waterberging

Aquacultuur

Akkerranden en houtsingels

Duurzaam bouwen

Stadslandbouw

Rietmoerassen

52

Hoofdstuk 3 Masterplan


3.2

Werken

Om de plaatselijke werkgelegenheid te stimuleren en om goed bereikbaar te zijn voor klanten van buiten de Flevopolder, wordt industrie ontwikkeld langs de A27. Het gaat om ‘groene industrieterreinen’ die duurzaam worden gebouwd en die zijn opgenomen in het groene casco. De ‘achterkant’ van de industriezone loopt geleidelijk over in een recreatiegebied.

Groen bedrijventerrein

Wonen en werken gecombineerd

Nieuw groen bedrijventerrein met groene daken en zonne-energie,

Principes voor Woon-werk varianten op kavelniveau

ingepast in het landschap (zachte overgang naar omliggend gebied)

53


Eemhaven: traditioneel, hoge dichtheid, toeristisch

Goois wonen: bosrijk, traditioneel en modern, sterke verwevenheid met landschap, stadslandbouw

Ecowijk:

54

waterberging

bebouwingsdichtheid

Hoofdstuk 3 Masterplan

en

zuivering,

hoge

en

lage

Water wonen: hoogstedelijk, lage bebouwingsdichtheid, wisselend landschap door waterstanden


3.3

Wonen

De wijken worden steeds stedelijker naarmate ze dichter bij Almere liggen. Er zijn twee eco-woonwijken ontworpen aan of nabij de nieuwe waterplas, de ‘Almeerse plassen’. Deze wijken zijn gericht op waterberging en waterzuivering. Het karakter is stedelijk. Op de plas zelf komen hoogstedelijke waterwoningen. Deze zijn goed bereikbaar vanaf het land en de ‘woonarmen’ worden ook zoveel mogelijk onderling verbonden. Links van de A27 is een stadslandbouwwijk gepland. Verwevenheid van functies staat centraal. Dit betekent dat vanuit ieder huis, of het nu gaat om een flat, geschakelde woning of vrijstaande woning, een moestuin of akker te zien en te gebruiken is. De sfeer in deze wijk is zowel traditioneel als modern. Naast deze wijk komt een woon/werk wijk met veel combinaties van wonen en werken op een kavel. Bij de nieuwe ingang van de polder, de Nieuwe Eem, wordt een dorp gebouwd dat refereert aan traditie en nostalgie van vissersdorpen. Dit dorp krijgt een haven en wordt daarmee ook een belangrijk gezicht voor de toeristen die vanaf nu door de polder via Almere-Oost, door Almere naar het Markermeer kunnen varen.

55


Het op elkaar aangetakte Groen-Blauwe casco zorgt voor optimale Functionele natuur

56

Hoofdstuk 3 Masterplan


3.4

Natuur

Langs het water van de Nieuwe Eem en de Almeerse Plassen wordt natte natuur ontwikkeld. Er komen vele rietmoerassen, wilgen en natuurlijke oevers en bosjes en houtsingels. Ook het landbouwgebied krijgt veel nieuw groen erbij in de vorm van houtsingels en agrolandbouw (bomen op de akker). Het Groen-Blauwe casco als rode draad De genoemde ondelen van het Masterplan zijn onderdeel van het Groen-Blauwe casco. Het groene en blauwe casco zorgen samen, doordat ze zijn aangetakt op elkaar, voor optimale Functionele natuur: 1. zuivering door riet in het water 2. biomassa van de wilgenstruwelen langs het water 3. plaagbestrijding en bestuiving van gewassen en verbetering van de biodiversiteit door natuurlijke oevers van sloten die overgaan in akkerranden 4. Infiltratie van water in de woonwijken via groene elementen (wadi’s, bomenlanen) en zuivering van water in woonwijken door middel van helofytenfilters 5. Oevers als leefgebied en/of verbinding van edelhert (bosstroken en corridor)

3.5

Infra

Doordat de A1 en A27 langs of door het plangebied lopen is de ontsluiting zeer goed. Er komt extra openbaarvervoer in de vorm van een tram- of metrolijn. De snelwegen mogen niet als barriere gaan werken. Daarom komen er voldoende overgangen voor fietsers en autoverkeer. Het fietspadennetwerk wordt uitgebreid van Almere (zoals in de huidige situatie) naar Almere-Oost en Almere-Zuid.

57


3.6

Recreatie

Het streven is recreatie te versterken en te creeren op lokaal, regionaal en zelfs op landelijk niveau. Vanuit iedere woonwijk in Almere moet men makkelijk kunnen fietsen en wandelen in het bos of bij het water. Recreatie op het water wordt ook populair, bij de bewoners en bij toeristen. Recreatie zorgt voor inkomsten (een aandachtspunt bij de kijkrichting Functionele natuur). Maar belangrijk is wel dat het de natuur niet verstoort. Daarom komen er in het gehele gebied rustzones voor flora en fauna. Dit is veelal aan de oostelijke kant vanaf de Nieuwe Eem.

De Nieuwe Eem biedt veel mogelijkheid voor recreatie: zowel op als

Belangrijk bij goede recreatievoorzieningen is de bereikbaarheid voor

aan het water

fietsers en wandelaars zodat het gebied wordt beleefd

natuur tbv recreatie

Eem 40m

riet

De oostelijke oever is bestemd als ‘rustzone’ en leefgebied voor onder andere edelherten

58

Hoofdstuk 3 Masterplan

natuur tbv ecosysteemdiensten


3.7

Fasering

Er zijn drie fases waarin het plan zich kan ontwikkelen. De planning is niet strak, maar geeft eerder een idee van de mogelijkheden. Er komen 2 waterdieptes: een diepere vaargeul (donkerblauw op de kaart) en een ondiepere waterplas. De geul wordt uitgegraven en de afgraven klei wordt gebruikt om de kavels op te hogen en lage dijken te maken.

Fase I Graven van de Eem, een deel van de plas, minimale recreatie, aanleggen van de eerste groene stapstenen, aanvang bouw van enkele wijken en industrie

Fase II Funderingen aanleggen rondom plas voor waterwoningen, flats en kantoren, verdere bouw wijken en industrie, meer recreatie

Fase III Kantoren en industrie compleet, recreatiegebieden en wijken worden voltooid, groene casco compleet

59


tijd Sfeerbeelden van de fasering

60

Hoofdstuk 3 Masterplan


3.8

Conclusies

Ingreep Functionele Natuur zit in het hele plan nauw verweven met de andere functies die het gebied moet gaan krijgen. Het beeld van Almere-Oost na de ingrepen is totaal anders dan nu. Er is veel water en groen toegevoegd en er is ruimte gekomen voor 18.000 woningen. Landbouwgebieden zijn verdwenen, of ze hebben een andere werkwijze gekregen. Langs de A27 worden er bedrijventerreinen ontwikkeld. Het gaat om ‘groene bedrijventerreinen’ die duurzaam worden gebouwd en die zijn opgenomen in het groene casco. Extra openbaarvervoer komt er in de vorm van een tramof metrolijn en het fietspadennetwerk wordt uitgebreid. Er zijn twee eco-woonwijken ontworpen aan of nabij de nieuwe waterplas, de ‘Almeerse plassen’, een stadslanbouwwijk, een woon/werk wijk en een wijk in dorpssfeer bij het begin van de Eem bij het Eemmeer. De wijken worden steeds stedelijker naarmate ze dichter bij Almere komen. Langs het water van de Nieuwe Eem en de Almeerse Plassen wordt natte natuur ontwikkeld. Er komen vele rietmoerassen, wilgen en natuurlijke oevers en bosjes en houtwallen. Ook het landbouwgebied krijgt veel nieuw groen erbij. Zowel insecten, vogels, de otter en de bever en het edelhert profiteren van deze nieuwe natuur.

Het streven is recreatie te versterken en te creeren op lokaal, regionaal en zelfs op landelijk niveau. Het gaat om veelal extensieve recreatie. De natuur wordt waar nodig met rust gelaten. Ontwikkelfases Er zijn drie fases waarin het plan zich kan ontwikkelen. De planning is niet strak, maar geeft eerder een idee van de mogelijkheden. Fase I Graven van de Eem en plas, minimale recreatie, aanleggen van de eerste groene stapstenen, aanvang bouw van enkele wijken en industrie. Fase II Funderingen aanleggen rondom plas waterwoningen, flats en kantoren verdere bouw wijken en industrie meer recreatie.

voor

Fase III Kantoren en industrie compleet, recreatiegebieden en wijken worden voltooid, groene casco compleet. Ecosysteemdiensten die geleverd worden door het groen-blauwe casco zijn: waterberging en -zuivering, zoet water, CO2-opslag, plaagdierbestrijding en bestuiving, biomassa en voedsel, recreatie en gezondheid. De ecosysteemdiensten worden optimaal door de verknoping van het netwerk (bv riet zuivert water en water infiltreert in de groene elementen).

61


62

Hoofdstuk 4 Het Blauwe Casco


Hoofdstuk 4 Het Blauwe casco Het Masterplan laat zien dat groen-blauwe netwerken, zoals houtwallen, sloten en de waterloop/plas die het landschap bij Almere dooraderen, samen een functioneel netwerk vormen van sociale, ecologische en economische systemen. Dit kan bijvoorbeeld gaan om recreatie, biodiversiteit of landbouw. Private belangen binnen het groen-blauwe casco zoals wonen en ondernemen zijn lokaal en zijn volgens de visie in dit rapport onderhevig aan de publieke belangen rond landschap, natuur en water. Deze spelen op regionaal of landelijk niveau. Doelstelling van dit rapport is de groen-blauwe netwerken uit de visiedocumenten van de stad Almere en de provincie concreet te maken en deze netwerken tevens op verschillende schalen met elkaar te verknopen. Zo gaan ze beter functioneren en worden publieke en private belangen met elkaar verbonden. Dit geeft meer kans op een succesvolle, langdurige samenwerking. Bij verknopen binnen het casco op lokaal niveau valt te denken aan akkerranden die overgaan in rietkragen en natuurvriendelijke oevers van sloten, of bijvoorbeeld wilgenstruwelen in waterplassen. Het groene casco takt aan op de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe, het blauwe casco op de omliggende randmeren. Dit hoofdstuk gaat in op de uitwerking van het Blauwe casco.

63

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Bronvermelding

Masterplan met het Groen-Blauwe casco en de aan het casco ‘onderhevige’ woonwijken

64

Hoofdstuk 4 Het Blauwe casco

Onderdelen watersysteem


4.1

Inleiding

In het masterplan is een nieuw, duurzaam watersysteem gepresenteerd voor Almere-Oost. Zie de afbeelding hieronder. Lokale waterbering- en filtering vormen de basis van het systeem. Natuurvriendelijke sloten worden aangelegd, samen met vele rietmoerassen, rietfilters en retentiebekkens. De sloten en het water van de nieuwe woonwijken in Almere-Oost wateren af op de Nieuwe Eem, die van het Eemmeer richting het Markermeer stroomt. Almere en de landbouwgebieden rondom het nieuwe Almere-Oost blijven afwateren op de Hoge en Lage Vaart.

Onderdelen nieuw, duurzaam watersysteem In dit hoofdstuk wordt het nieuwe watersysteem vanuit een duidelijke visie en concept verder uitgewerkt. Wat zijn de onderdelen, hoe werken ze, welke functies krijgen ze en hoe verandert het water en het landschap als gevolg van deze verschillende functies? Het blauwe casco bestaat uit een aantal nieuwe wateronderdelen: 1. de Nieuwe Eem (kronkelende waterlopen door Almere-Oost) 2. de ‘Almeerse plassen’ (piekbekken in noorden en seizoensbekken in zuiden van Almere-Oost) 3. de landbouwsloten, en 4. het stedelijk water van de nieuwe woonwijken. De bestaande tochten en vaarten, het Eemmeer en het Markermeer zijn ook een onderdeel van het blauwe casco. Zij staan in verbinding met de ‘nieuwe’ wateronderdelen uit het masterplan. In dit hoofdstuk, dat gaat over de uitwerking van het onderwerp water, wordt steeds gekeken naar zowel het kleine als het grote schaalniveau.

Ontwerp duurzaam watersysteem

65

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


3.

2.

1.

Water in het Masterplan: berging en zuivering staan centraal. Daarnaast komt plek voor natuur, wonen en recreatie nabij, aan of op het water

66

Hoofdstuk 4 Het Blauwe casco Casco Hoofdstuk Hoofdstuk 5 1 Het HetGroene GroeneCasco Casco


Het donkere water in de plassen, de vaargeulen en het zwemwater, is permanent nat (tot 3 mtr). Er is veel zicht, het water heeft een hoge gebruiksdruk

Al het water daaromheen is flucturerend water dat kan droogvallen. Dit water heeft een lagere gebruiksdruk en heeft soms een minder open karakter door wilgen en riet

De rietlanden bestaan uit rietkragen, rietmoerassen en bij de woonwijken ook helofytenfilters. Deze kunnen enkele meters hoog worden

De wilgen groeien aan de randen van de plas, op eilandjes bij de plas en bij de oevers van de Eem. Aan de oostelijke eemoever, die bestemd is als ‘rustoever’ voor de natuur, worden bossen en bosjes ook gebruikt als hoogwaardige biomassa. Ook bij de plassen worden wilgen en riet geoogst

Alleen bij de recreatieoevers bij de noordelijke grote plas en bij enkele voor toerisme ingerichte stukken langs de Eem, is er sprake van stadsbossen- en parken en wordt niet geoogst

Alle oevers, ook van landbouwsloten zijn natuurlijk. Alleen in de woonwijken wordt ook - hetzij zo min mogelijk - gebruik gemaakt van harde oeverprofielen

De Eem en de waterplassen zijn bedoeld voor berging, zuivering, natuur, wonen en recreatie. De wateren in het noorden van het plangebied worden gebruikt voor aquacultuur.

1. Doorsnede nieuwe vaarroute Eem van Eemmeer naar Markermeer

2. Eem in nieuw stedelijk gebied

3. Wonen op eilandjes in de waterplas

67


Visie waterbeleid op verschillende niveaus

68

Hoofdstuk 4 Het Blauwe casco


4.2

Visie: zelfvoorzienend watersysteem

Het masterplan laat zien dat er een forse toename van zoet water zal zijn in het plangebied. Onder andere door middel van een nieuwe waterplas en een nieuwe rivier die het Eemmeer met het Markermeer verbindt. Bij zoet water is zelfvoorzienendheid een manier om duurzaam met water om te gaan. Zelfvoorziend betekent het vermogen van een gebied om - ook in droge perioden - zelf geheel of gedeeltelijk in de eigen behoefte aan zoetwater te voorzien. Dus minder aan- en afvoer van water.

Vergroten zelfvoorzienendheid Het vergroten van deze zelfvoorzienendheid kan op diverse manieren: efficiënte(re) waterinlaat, het vasthouden van water in natte-natuurgebieden, peilgestuurde drainage in de landbouw, of via het concept waterhouderij waar diverse functies en economische dragers, zoals natuur, recreatie, voedselvoorziening, drinkwater, energie, wonen en industrie in één gebied met elkaar zijn verbonden (de grondgebruikers bergen bij een waterhouderij hemelwater en stellen dit beschikbaar aan hun omgeving voor verschillende functies).

Randvoorwaarde1: goede waterberging Berging vindt in het plangebied plaats in zoete plassen: grote en kleine wateren met voedselrijk, vrij helder, (vrijwel) stilstaand water, waarin waterplanten groeien en waar verlanding vanaf de oever plaatsvindt. Het kan gaan om meren, plassen, maar ook om relatief smalle vaarten. Het gaat om grotendeels ondiepe zoetwaterbekkens, voor een deel omgeven door een smalle moerasrand. Ze zijn belangrijk voor zowel wateraanvoer (schoon zoet water voor drinkwater, landbouw en natuur) als waterafvoer.

In het gebied onder Almere is een duurzaam watersysteem ontworpen dat deze facetten van zelfvoorzienendheid in zich heeft. Naast waterberging hoort bij zelfvoorzienendheid ook een goede waterzuivering. Natuurlijk zuiveren van water is het ultieme voorbeeld van Functionele natuur.

Natuurlijker peilbeheer Een belangrijke randvoorwaarde voor het nieuwe, natuurlijke en duurzame watersysteem bij Almere is een natuurlijk peilbeheer. Onder ‘natuurlijk peilbeheer’ wordt verstaan dat het peilregime binnen bepaalde marges de seizoensmatige fluctuaties volgt zoals die worden bepaald door neerslag en verdamping. Dit leidt tot een hogere waterstand in de winter en een lagere waterstand in de zomer. Minimale inlaat van ‘gebiedsvreemd’ water zorgt voor minder fosfaat­en sulfaatbelasting. Dat betekent dat, indien mogelijk, gekozen wordt voor een lager waterpeil in de zomer, in plaats van veel inlaat van water van buiten het gebied. Onder een meer natuurlijk peilbeheer wordt ook een verhoging van de waterstand verstaan. Dit kan gaan

De komende paragrafen vertellen meer over deze twee randvoorwaarden: goede waterbering en waterzuivering.

69

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


 

                  

 



                                

      

      

      

      









     

     

     

     

  

  

  

  



Klimaatscenario’s 

   •   •   •   •   • 





Verandering van het gebied in een waterrijke plek

70

Hoofdstuk 4 Het Blauwe casco


om waterberging, beperking van waterverlies via wegzijging of het creëren van nieuwe natte natuur. De instelling van een meer natuurlijk waterpeil kan dus leiden tot zowel hogere als lagere waterstanden. Met beide waterstanden wordt rekening gehouden in het masterplan Functionele natuur. Omdat het water van het Eemmeer van redelijk goede kwaliteit is, wordt indien nodig voor natuur of recreatie via een sluis het water van dit Eemmeer in de zomer toch via de Nieuwe Eem ingelaten. Warmer klimaat met meer neerslag en meer verdamping In zelfvoorzienende watersystemen (gebieden met relatief weinig aan- en afvoer van water) wordt het peilverloop in hoge mate bepaald door neerslag en verdamping en zal de waterstand gedurende de zomer dalen en in de winter stijgen. Door het optreden van ‘droge’en ‘natte’ jaren kunnen aanzienlijke verschillen optreden in waterpeilen tussen afzonderlijke jaren. Maar ook een verandering in temperatuur kan veel effect hebben op bestaande natuurwaarden. Er is een trend naar een hogere jaargemiddelde temperatuur en grotere neerslagsom. Daarnaast is de verwachting dat er meer extremen op zullen treden, zoals episoden met hevige regenval. Ook krijgen meer gebieden door klimaatveranderingen in de zomer last van grotere vochttekorten en dit heeft negatieve consequenties als het gaat om biodiversiteit.

Daarbij komt dat klimaatverandering leidt tot een hogere zeespiegel en lage rivierafvoeren in de zomer en voor West-­Nederland betekent dat dat de inlaat van zoet water onder druk komt te staan en er sprake zal zijn van verzilting. Ook biologische interacties zullen door klimaatveranderingen beïnvloed worden. Nieuwe omstandigheden kunnen effect hebben op de timing van verschillende momenten van de levenscycli van met name consumenten van de hogere orden (onder andere toppredatoren) en migrerende soorten (Both & Visser, 2001). De komende decennia zijn er grote veranderingen op deze gebieden te verwachten. Samenvattend kan worden gesteld: • De opwarming zet door; hierdoor komen zachte winters en warme zomers vaker voor. • De winters worden gemiddeld natter en ook de extreme neerslaghoeveelheden nemen toe. • De hevigheid van extreme regenbuien in de zomer neemt toe, maar het aantal zomerse regendagen wordt juist minder. • De berekende veranderingen in het windklimaat zijn klein ten opzichte van de natuurlijke grilligheid. • De zeespiegel blijft stijgen.

Bij deze klimaateffecten moet rekening gehouden worden met het hele stroomgebied waarvandaan door oppervlakkige- of grondwaterstroming aan- en afvoer plaatsvindt. Door fluctuerende neerslag- en verdampingscondities variëren aan- en afvoer van water op gebiedsniveau sterk. Ook worden biogeochemische omzettingen sterk gestuurd door temperatuur en beïnvloed door de aan- dan wel afwezigheid van water (Loeb et al., 2008).

71

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Zuiverend effect van riet

Zuiverend effect van natuurlijke oevers

72

Casco Hoofdstuk Hoofdstuk 4 1 Het Het Blauwe Groene casco Casco

Voorbeeld werking helofytenfilter


Randvoorwaarde 2: waterzuivering via moerassen Moerassen zijn de basis van het zuiveringssysteem van Almere-Oost. Moerassen zijn ecosystemen op de grens van water en land. De begroeiing varieert van open water met riet of biezen tot wateren die dicht zijn begroeid met zeggen, riet en kruiden op tijdelijk droogvallende bodems. Moerassen zijn van nature voedselrijk en gelegen in overstromingsvlakten. Tegenwoordig ontwikkelen moerassen zich vaak in de richting van bos en hoogveen als gevolg van ontwatering.

• Herstel van gradiënten. Veel gebieden zijn ‘afgesneden’ van de omgeving, waardoor gradiënten verloren zijn gegaan. Voor het herstellen van geleidelijke overgangen zoals van (matig) voedselrijk naar voedselarm, van zuur naar basisch, van nat naar droger, is vaak een uitgekiende inrichting nodig.

Natuurlijke doorbraken waren voorheen de aanjagers voor een grote verscheidenheid aan natuur. Moerassen herbergen doorgaans een bijzonder rijke flora en fauna. Veel soorten profiteren van de rijke afwisseling (in ruimte en tijd) van onder andere water/land en hoge/lage begroeiing binnen het natuurtype. Zeldzame soorten zijn vooral onder de fauna te vinden (o.a. zoogdieren, vogels, vlinders en libellen). Voor een goede ontwikkeling van moerasgebieden is het volgende nodig:

Mogelijkheden van riet Riet is onderdeel van een normaal Nederlands landschap. Het groeit overal. Rietproductie kan in sterke mate bijdragen aan het handhaven van de leefbaarheid door duurzame water- en energievoorziening. Het heeft een sterk zuiverend effect op water. Het nieuwe ruimtelijk beeld van rietgebieden is dat van een wetland: grootschalige rietlandgebieden in een mozaïek met open water en graslanden. Er ontstaan wetlands die de kwaliteit van natuur, recreatie en landschap een forse impuls geven. Factoren die bij zuivering van belang zijn:

• Natuurlijkwaterpeilregime (‘s zomers laag, ‘s winters hoog). • Herstel van waterkwaliteit De opgave hierbij is om het natuurlijk waterpeilregime te herstellen en de waterkwaliteit te verbeteren. • Tegengaan van massale verbossing. Ook hiervoor is nodig dat de natuurlijke peilfluctuaties en de waterkwaliteit worden hersteld.

Deze condities vormen de basis voor het ontwerp van de moerasgebieden in het plangebied nabij Almere.

• waterstand/peilbeheer (aerobie van bodem), • stroomsnelheid en verblijftijd (processnelheden), • vegetatiebiomassa en structuur vegetatie (opnamecapaciteit), • bodemtype en samenstelling (nalevering en opname), • nutrientenbelasting.

73

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Beeld van de huidige situatie

Beeld van water in de toekomst

74

Casco Hoofdstuk Hoofdstuk 4 1 Het Het Blauwe Groene casco Casco


Helofytenfilters Naast rietmoerassen zijn ook verschillende vormen van rietfiltering mogelijk. De werking van een helofytenfilter wordt weergegeven op de afbeeling op pagina 72. De positieve en zuiverende werking van riet is meetbaar. Riet behoeft een hoge grondwaterstand, is bestand tegen fluctuerende waterpeilen en is daarmee geschikt voor waterberging. Grootschalige teelt van riet, zonder meststoffen en pesticiden, beperkt de vervuiling van het watersysteem én vergroot het intern zuiverend vermogen. Hiermee kan makkelijker aan de Kaderrichtlijn Water worden voldaan en worden andere investeringen vermeden. Het heeft een hoge verbrandingswaarde en heeft een hoge opbrengst per hectare. Het gewas is zeer goed oogstbaar en wordt door recreanten als aantrekkelijk ervaren. Tot slot heeft riet een grote meerwaarde als natuurlijke biotoop voor vogels. Helofytenfilters kunnen met name in en nabij de nieuwe woonwijken een rol spelen. Bij de paragraaf ‘ontwerpprincipes, wonen en recreatie in dienst van waterbering en waterzuivering’, worden deze filters toegepast.

75

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Leefgebied van de otter

De fuut

Riet voor beschutting en broedplaatsen

Krabbescheer

Zwarte stern

Waterviolier

76

ofdstuk Hoofdstuk 4 Het Blauwe 4 Het Blauwe Casco casco


4.3

Hoge natuurwaarde

In het masterplan Functionele Natuur is het benutten van natuurlijke hulpbronnen leidend. Natuurwaarde en doelsoorten zijn niet, zoals bij de kijkrichting ‘Vitale natuur’ het geval was, leidend maar volgend. Het beheertype ‘Zoete plas’ vormt het wateronderdeel van het masterplan. Ondanks het feit dat Functionele Natuur de basis is van de inrichting van het gebied, wordt de natuurwaarde van het plangebied hoog.

Zoet water Het beheertype ‘Zoete plas’ vormt het wateronderdeel van het masterplan. Het omvat waterlichamen, veelal breder dan 4 mtr en dieper dan 20 cm, van stilstaande, of zeer langzaam stromende wateren. Vaak gaat het om ondiep water (diepte< 3m). De variatie in een plas hangt af van verschillende factoren; wind, stroming van het water, diepte, grondsoort, helderheid van het water, aanwezigheid van slib, sloef of bagger en aanbod van voedingstoffen en mineralen. Planten en dieren hebben ook een grote invloed. Kenmerkende vegetaties
 Bij zoete wateren komen ondergedoken waterplanten voor zoals kranswieren en fonteinkruiden. In wat ondieper staan de witte waterlelie en gele plomp. In de luwte achter de drijvende waterplanten komen andere waterplanten zoals krabbenscheer en groot blaasjeskruid voor. In zeer ondiep water langs de randen en op de windstille oeverlanden groeit dikwijls een brede zoom van Riet en Lisdodde, die in het drogere deel van de oever overgaat in vochtige ruigte en (wilgen) struwelen.

Kenmerkende vogels, vissen, zoogdieren en insecten Zoetwaterplassen zijn internationaal van belang voor visetende en grazende watervogels. De zoete wateren hebben een belangrijke positie als doortreken overwinteringgebied voor watervogels. Dit geldt voor zowel visetende watervogels (bijvoorbeeld Aalscholver, Fuut, Grote zaagbek, Nonnetje, Zwarte stern), bodemfauna-etende watervogels (bijvoorbeeld Toppereend, Tafeleend, Kuifeend, Brilduiker) als plantenetende watervogels (bijvoorbeeld Kleine zwaan, Grauwe gans, Pijlstaart, Krakeend). De oevergebieden zijn van belang voor moerasvogels, zoals diverse reigerachtigen (Blauwe reiger, Roerdomp). In de rietmoerassen huizen allerlei zangvogels zoals Grote karekiet, Baardmannetje en Blauwborst.
 Zoetwater is nationaal van grote betekenis als leefgebied voor otter, voor vissen zoals paling, kwabaal en snoek, voor libellen en kokerjuffers, zoals groene glazenmaker en plasrombout en voor de rivierdonderpad, gestreepte waterroofkever, meervleermuis en krabbenscheerinse. Zoete wateren spelen ten slotte een belangrijke rol voor de doortrek van migrerende vissoorten zoals Zeeforel en Aal.

77

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Principe doorsnede nieuw watersysteem

zuivering

berging zuivering

recreatie

recreatie

zuivering

zuivering

zuivering

recreatie recreatie berging

zuivering

Concept waterberging en zuivering in de Eem en waterplassen: waar geen strand is zo veel mogelijk riet

78

Hoofdstuk 4 Blauwe casco2.1 1 Het Inleiding Almere


4.4

Concept

Een van de dragers van het masterplan Functionele natuur is het Blauwe casco. Dit casco is opgebouwd uit onderdelen. Voor de uitwerking van het masterplan wordt een onderscheid gemaakt tussen Eem, plas, sloten en nieuw stedelijk water, waarbij de Eem en plas een duidelijke verbinding hebben met de randmeren en de sloten en het water binnen de woonwijken meer een lokale functie hebben. De kern van het concept bestaat uit waterberging- en zuivering in het gehele plangebied, flexibel peilbeheer en zoveel mogelijk natuurlijke oevers. Alleen waar recreatiestranden zijn, kan geen rietland worden gecreeerd. Langs het blauwe casco is ruimte voor natuur en (buiten regionale) recreatie. Er is tevens een directe link met de woongebieden.

Werking van het zelfvoorzienend watersysteem In de doorsnede is te zien hoe het water in de toekomst zal worden beheerd. Als het nieuwe systeem in werking is gesteld zakt het water via een sluis een aantal meter van het Eemmeer naar -5.5 NAP in de meanderende Nieuwe Eem. Deze komt uit bij de Hoge Vaart. Na de vaart bevindt zich een ‘reservoir’, een nat natuurgebied dat regenwater opvangt. De Nieuwe Eem kent een flexibel peil, dat de natuurlijke seizoenen volgt van -5.5 NAP tot -6 NAP en mondt uit in de Almeerse Plassen. Deze liggen op het laagst gelegen punt van de polder. De Lage Vaart ligt achter de plas en heeft een peil van -6.5 NAP. Via een gemaal wordt het water weer omhoog gepompt naar -0 NAP van het Markermeer.

Context van het Masterplan

79

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Gebruiken van de bodem voor waterberging

*+E+2,)&F#)%+3)+$"#d#3++5)5+3),+)%""S#3+)&&23&FF+2)'F&23+2#""-3+2)'+-) "''+-1F&E3+).2)G+,+-F&2,:)R+3)*+3-+03)%.+-)'F&23+2S+5++2#$%&''+2)1&2) *+3-+EE+F./E)1"+,#+F&-5+)3"3)5&3.S)1"+,#+F-./E+)"5#3&2,.S%+,+2)XG&34-&) 6777()677gY:) ) W4*3I'+)^)X3-.F1+2+2Y)L"-,3)S+1"-5,),""-)3-.F1+2+2()*+#3&&2,+)4.3)5"#-./E+() "')%+3)L&3+-),-./1+2,+)'F&23+25&33+2(),.+)E+25+-E+2,)T./2)1""-)*&#+2-./E+) "5#3&2,.S%+,+2:)<+2)#'-++E3)%.+-)1&2)T++-)T"+3)L&3+-)5+3)++2)F&S+) 1"+,#+F-./E,"5:)[&&-,+2)1""-)T44-S-&&,)1&FF+2)34##+2)'R)h(PQa(P)X=42%&&-) +3)&F:()677_Y:)J+2)S"+,)042$3."2+-+2)1&2)F&2,#$%&'#+$"F"S.#$%+)'-"$+##+2() T"&F#)&&21"+-)1&2)*&#+2-./E)+2)0"#0&&3&-5)L&3+-().#)1&2)S-""3)*+F&2S).2) 1+-*&2,)5+3)%+3)3+S+2S&&2)1&2)1+-1&2S.2S)1&2)#$%"-'."+25"##+2),""-) 1++25"##+2)XA""./5&2()8__`f)A""./5&2)\)?&4F.##+2()677OY:)R+3)E&2)%.+-*./) T"L+F)S&&2)"5).2)%+3)'+3S&3)"'S+EL+F,)S-"2,L&3+-)&F#)"5)*&#+2%"4,+2,) "''+-1F&E3+L&3+-)4.3),+)L./,+-+)"5S+1.2S:)92),.3)F&&3#3+)S+1&F)#'++F3)3./,+F./E+) .242,&3.+)++2)S-"3+)-"F)+2)E422+2)'+.F0F4$34&3.+#)1&2)*+F&2S)T./2:) V-.F1++2)E"53)1""-&F)1""-).2)F&&S1++2S+*.+,+2).2),+)2&*./%+.,)1&2)'F+.#3"$+2+) T&2,S-"2,+2)XG""-,L+#3QN1+-./##+F()N"#3+F./E+)e+$%3'F&##+2Y)X[.33+1++2)\) !"#()677PY()5&&-)E"53)""E)1""-).2)*++E,&F+2:)N1+-),+)1+-+.#3+) "5#3&2,.S%+,+2).2)*++E,&F+2).#)2"S)L+.2.S)*+E+2,:)B""-)1+-,+-+) 1++21"-5.2S)2++53),+)3-.F1++2E-&SS+)S+F+.,+F./E).2),.E3+)3"+)+2)E"53)++2) #3++,#)S-"3+-),++F)*"1+2)L&3+-)3+)F.SS+2()F+.,+2,)3"3)#4*3d'+)!:) )

Verschillende peilvlakken

Succesiestadia van verlanding en oeverzones bij natuuroever

80

Hoofdstuk Blauwe casco2.1 Hoofdstuk 4 1 Het Inleiding Almere

)


Samenhang en context De vaarroute langs de Nieuwe Eem, van het Eemmeer naar het Markermeer bij Almere, bestrijkt het gehele gebied en vormt daarmee een letterlijke verbinding tussen de onderdelen. Deze onderdelen - die eerder zijn genoemd - zien er allen anders uit en kunnen plaatselijk ook zeer varieren. Zij dienen samen echter het duurzame zelfvoorziendende watersysteem van Almere-Oost en daarbuiten. Het Blauwe casco ligt tussen stad, natuurgebied, bos (aan de westkant van het plangebied) en landbouwgebied. Het nieuwe watercasco betekent binnen de polder een ingrijpende verandering op een ‘plakaat’ land. Zowel wat betreft beeld als wat betreft verandering in de manier van omgaan met het land. Op nationaal niveau is het water zelf van minder belang. Het zorgt wel voor een verbindingsroute langs het water tussen de Oostvaardersplassen en de Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe en Duitsland. Ontwikkelen van amfibische zones bij (vermeste), droogvallende oevers In het plangebied worden lage oevers ontworpen van zoete wateren met een peil dat in de zomer uitzakt. Er vindt, afhankelijk van de staat van de ondergrond en van de oever, eutrofiering plaats vanuit het water of de omgeving. Er kan vermesting optreden doordat het water voedselrijk is en een deel van de tijd op de oever staat. Of doordat de bodem van de oever bemest is geweest. Rietgras en ook Grote Lisdodde ontwikkelt zich het beste op een geleidelijk aflopende oever met een groot droogvallend oppervlak. Biezen en Grote Zegge groeien goed op niet vermeste delen. Door droogval en/of maaien ontstaat een zuiverende werking van de oever. Het droogvallen draagt tevens bij aan het in stand houden van een relatief voedselarme situatie. Vermeste oeverbodems moeten zoveel mogelijk worden

vermeden/verwijderd. Het terugdringen van externe nutrientenbelasting draagt bij tot een verbetering van de standplaats. Als de bodem niet is verrijkt dan hoeven er geen specifieke verbeteringen plaats te vinden (Handreiking Natuurvriendelijke Oevers). Flexibel peilbeheer Flexibel peilbeheer rondom de Nieuwe Eem en peilgestuurde drainage in de omriggende landbouwgebieden zijn belangrijke onderdelen van het duurzame nieuwe watersysteem. Dit betekent natte natuur als er veel neerslag is en een relatief hoog peil in de landbouwsloten. In de nieuwe woonwijken in Almere-Oost wordt water zoveel mogelijk ter plekke geborgen en geinfilteerd. Het watersysteem heeft een aantal peilvlakken voor drooglegging vanwege het lichte verhang van de polder (aflopend richting het Markermeer). Het gebruiken van de bodem voor waterberging Waterberging vindt in de sloten, Nieuwe Eem en waterplassen plaats en tevens in de bodem. De bodem bestaat in het plangebied tot 1.20 mtr diepte uit gerijpte klei die geschikt is voor deze functie. Dieper dan 1.20 mtr, waar de bodem bestaat uit ongerijpte klei, wordt de deze ondoorlaatbaar. • In landbouwgebieden wordt een flexibele ontwateringsdiepte van minimaal 50 cm en maximaal 100 cm gehanteerd om wortelrot en zuurstoftekort tegen te gaan • In stedelijke gebieden wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 50 cm aangehouden om te drassige grond, vochtoverlast in kelders en bevriezingen van leidingen te voorkomen • In (natte) natuurgebieden en het gebied rond de Nieuwe Eem is de volledige1.20 mtr in de bodem beschikbaar voor waterberging.

81

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Wisselende waterstanden bepalen het beeld en de mogelijkheden voor berging, zuivering en recreatie

In de winter is de plas groter, in de zomer is er veel moerasgebied

De vaargeul en kreken blijven altijd bevaarbaar

82

Hoofdstuk Blauwe casco2.1 Hoofdstuk 4 1 Het Inleiding Almere


4.5

Ontwerpprincipes water

Uitgangspunt voor het watersysteem is zelfvoorzienendheid, het zo veel mogelijk zelf en ter plekke organiseren van alles wat met water te maken heeft. Dit is ingrijpend voor de deelontwerpen die in het plangebied worden gemaakt. Deze zullen, meer dan nu vaak het geval is, worden geleid door het onderwerp water.

Algemene principes water In deze paragraaf wordt onderzocht hoe het water, en de plekken langs het water, er uit gaan zien als wordt uitgegaan van een zelfvoorzienend watersysteem. Algemene ontwerpcriteria zijn: 1. water zoveel mogelijk vasthouden 2. water hergebruiken en filteren 3. water stroomt van schoon naar vervuilde gebieden 4. zo min mogelijk kwaliteitsverlies 5. zuivering door natuurlijke processen 6. lokale hydrologie 7. minimaal leidingwerk 8. voorkom zettingen zoveel mogelijk 9. het systeem dient voldoende robuust te zijn (ook tegen klimaatveranderingen) Ontwerpprincipe Nieuwe Eem • water stroomt van Eemmeer naar Markermeer • natuurlijk peilbeheer, fluctuatie 0.5 mtr • waterpeil: zelfvoorzienend, natuurlijk peilbeheer (hogere waterstand in de winter en een lagere waterstand in de zomer, minimale inlaat van ‘gebiedsvreemd’ water), nevengeulen en moeraszones, het vasthouden van water in nattenatuurgebieden • natuurlijke oevers, grillige vormen, waterberging • oever 50 mtr breed, met nevengeulen

• rietmoerassen voor zuivering, gradienten, natte natuur • een rust oeverzone t.b.v. ecologische verbinding • recreatie op het water mogelijk en aan een oeverkant • zo min mogelijk stuwen en sluizen • wilgenbossen afgewisseld met open riet • rietmoerassen voor zuivering, berging, natte natuur • primaire successiestadia verlanding, gradienten • wilgenbossen langs randen voor oogst • functies: wonen, werken, recreatie, natuur • recreatiestranden in westen • natuur/rustzones oever in oosten • waterwonen bij het Eemmeer • doelsoorten volgend, doelsoort: Edelhert langs oevers • waterstroom < 10cm/sec • waterkwaliteit goed: zwemwater • oevers: natuurlijk, gradienten • verknopen Eem op lokaal niveau via sloten en tochten/bekkens nieuwe wijken • verknopen Eem op provincie niveau: via de randmeren (grootschalig) en de landbouwsloten (fijnmazig) • goede toegankelijkheid Eem voor bewoners en recreanten

83

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Waterwonen aan de plas: natte zomer

Waterwonen aan de plas: winter

Waterwonen aan de plas: droge zomer

84

Casco Hoofdstuk Hoofdstuk 4 1 Het 5 HetBlauwe Groenecasco Casco

Verschillende functies water in Masterplan


Ontwerpprincipe plas • circa 5km bij 2.5 km • open karakter door grote oppervlakte • alleen bovenpeil en onderpeil staat vast (laag peil zomer, hoog peil winter) • natuurlijk peilbeheer • vaargeul en kreken blijven bevaarbaar voor pleziervaart en bewoners • rietmoerassen voor zuivering, berging, natte natuur • primaire successiestadia verlanding, gradienten • wilgenbossen langs randen en op eilanden voor oogst • aantal natuureilanden met minimale recreatie • functies: wonen, werken, recreatie, natuur • recreatiestranden in westen • natuur/rustzones oever in oosten • waterwonen in oosten • doelsoorten volgend, doelsoort: otter • waterstroom < 10cm/sec • waterkwaliteit goed: zwemwater • oevers: natuurlijk, gradienten • verknopen plas op lokaal niveau via sloten en tochten/bekkens nieuwe wijken • verknopen blauwe casco provincie niveau: via Nieuwe Eem (grootschalig) en de landbouwsloten (fijnmazig) • goed toegankelijkheid plas voor bewoners en recreanten Ontwerpprincipe sloot • 5 mtr breed, natuurlijke zuiverende rietoever, waterberging • overgang naar akkerrand of agrobos • *peilgestuurd drainage met relatief hoog peil (meer functie-volgt-peil-aanpak, minder kosten, CO2 uitstoot en minder bodemdaling) • onderhoud door boer • geen recreatie mogelijk

• doelsoorten volgend • waterstroom < 10cm/sec *Samengestelde drainagesystemen kunnen worden ingezet voor een klimaatadaptieve drainagesysteem. Zij hebben minder piekafvoer en minder wateraanvoerbehoefte. Er is een -verzamelput met regelbaar peil (flexible peilbeheer). Deze put is diep aangelegd. Veelal wordt een hoog peil gehanteerd dat zorgt voor goede berging en een positief effect op de waterkwaliteit.

Ontwerpprincipe stad • 15 a 20% oppervlakte is water (berging) (dit is veel meer dan de gebruikelijke 6%) • natuurlijke uitstraling in stedelijke omgeving • circulair systeem • waterstroom: doorstroming binnen wijk (< 10cm/sec) • uiteindelijk verbonden met Eem en plas • zo veel mogelijk rietoevers en drijvende moerassen • rietfilters voor extra zuivering • zo veel mogelijk natuurlijke oevers of combinatieoevers (hard-natuurlijk) • afwisseling in waterprofielen (hard- natuurlijk) • rekening houden met hoge piekgehaltes stad • zo veel mogelijk bodempassage • (wadi’s, infiltratiekratten) • recreatie op het water mogelijk • doelsoorten volgend • waterkwaliteit: goed, zwemwater

Peilgestuurde drainage

85

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


A

A’

Deelontwerp West-plas op basis van het bergings- en zuiveringsprincipe uit het Masterplan

86

Hoofdstuk Casco Hoofdstuk 4 1 Het 5 HetBlauwe Groenecasco Casco


4.6

West-plas ‘in functie’

De waterdonderdelen Eem, plassen, sloten en stedelijk water hebben ieder hun vorm en functie(s). Sommige delen en oevers zijn bestemd voor wonen of toerisme, anderen voor de natuur. Het blauwe casco levert daardoor in de praktijk vele beelden op. Er zijn ook locaties waar meerdere functies samenkomen. Op deze plekken is sprake van optimale Functionele natuur. De waterplas, op het diepste punt van de polder, is zo’n plek waar mensen wonen, werken en ontspannen en waar de natuur optimaal wordt benut. Er is sprake van retentie, filtering, biodiversiteit, productie van biomassa en vis en van recreatie. De volgende pagina’s zijn een deeluitwerking van de West-plas, het westelijke gedeelte van de waterplas. (Lokale) recreatie en natuur in een waterbergings- en waterzuiveringsgebied In het gebied ten zuiden van de A6 en ten westen van de A27 zijn tal van mogelijkheden voor veelal lokale recreatie en natuurontwikkeling. • Strand: dagrecreatie voor bewoners Almere(-Oost) • Eilanden met camping: dagrecreatie en/of minicamping • Moerasgebied: wandel- en fietsgebied • Stadsbos/park: wandel- en fietsgebied • Golfterrein in de zuidwest punt van het deelgebied: is onderdeel van wandel- en fietsgebied, het loopt door in het waterrijke, moerasachtige en parkachtige gebied van de waterplas Alles is onderling verbonden door middel van wegen en paden. Iedere wijk sluit aan op een wandel- en fietsroute. Vlak onder Almere, bij de snelwegen, komt een natuurstrook (biomassa voor oogst) waarlangs edelherten kunnen migreren. Ook is dit een leefgebied van de otter. In deze strook is er sprake van extensieve recreatie met meer spreiding van de voorzieningen en zonder grootschalige voorzieningen.

Wonen in een waterbergings en waterzuiveringsgebied Het westen van het plangebied ligt ingesloten tussen snelwegen en bestaand stadsbos en is tegelijk toch verweven met Almere via lokale wegen en fietsroutes. Er worden hier circa 3000 woningen gebouwd. Er komen in dit stuk verschillende zelfvoorzienende ‘water’ wijken, wat betekent dat 15-30% van het oppervlakte van de wijk uit water zal bestaan om zo voldoende te kunnen bergen en zuiveren. De deeluitwerking van het westelijke deel van de waterplas laat een aantal verschillende woonwijken zien: bos wonen, moeras wonen, wonen en ondernemen, waterwonen en exclusief wonen. Ondanks het feit dat alles ten dienste staat van in eerste instantie berging en zuivering, heeft de West-plas een aantal breeddragende, gunstige effecten op de vier door PBL geformuleerde onderwerpen. 1. Biodiversiteit: otter, edelhert, moerasvogels en insecten 2. Beleving & waardering: veel aanbod en afwisseling van landschappen 3. Duurzaam gebruik natuur: optimaal 4. Kosten & besparingen: inkomsten woningen en recreatie betalen de Functionele natuur in het begin

87

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere


Recreatie in het stadspark en stadsbos nabij de West-plas (het park is opener van karakter)

Recreatie op het water

88

Hoofdstuk 4 Het Blauwe casco Casco Hoofdstuk Hoofdstuk 5 1 Het HetGroene GroeneCasco Casco

Wandelroutes in het stadspark langs het water


Concept West-plas: de woonwijken liggen dicht bij stadsbos/park en hebben een circulair, zelfvoorzienend watersysteem dat in verbinding staat met de West-plas. Hoe meer water een wijk heeft, hoe groter het zuiverend vermogen. Door middel van retentie in de wijken en opvang van grijs afvalwater, is de zuivering een doorlopend proces. De West-plas is via duikers verbonden met de Oostplas. In de waterplassen bepalen neerslag en verdamping het waterpeil en zal de zuiverende functie in droge tijden minder zijn. De verwachting is dat de belasting van het water in het gehele gebied door nutrienten in de toekomst afneemt

89


Doorsnede West-plas met in winter een hoge waterstand en in zomer een lagere waterstand. In de zomer blijven de plekken waar wordt gezwommen of gevaren geschikt voor recreatie. De wijken vallen net als deze plekken - door middel van waterdrempels - niet droog in de zomer zodat waterzuivering in de woonwijk door kan gaan. De doorsnede geeft een beeld van afwisselende landschappen (waterplas, moeras/rietland, park en bos, eilandjes) in dienst van waterberging- en zuivering

piekbekken,

water koppelen aan groenstructuur hergebruik water

(infiltratie)

hergebruik water

voorraad, zwemwater

op kavel

op kavel zuivering via

infiltratie via wadi berging via sloot

helofytenfilter

berging in natuurlijke sloot

90

Circulair systeem bij bos wonen (15% water).

Circulair systeem bij moeras wonen (30% water). De moeraswijk

De boswijk heeft meer groene massa, water is minder aanwezig

is opener van karakter, water is duidelijk aanwezig

Hoofdstuk 4 Het Blauwe casco Casco Hoofdstuk Hoofdstuk 5 1 Het HetGroene GroeneCasco Casco


Moeraswijk bij de West-plas De moeras woonwijk heeft verreweg het hoogste percentage water en riet in de wijk, namelijk 30%. Dit is enorm in vergelijking tot de 6% die meestal (alleen) voor waterberging in een woonwijk wordt gereserveerd. Omdat de moeraswijk een echte waterwijk is, met een redelijk lage bebouwingsdichtheid en waar de woningen als eilandjes tussen de natuur staan en waar de bewoners het gevoel krijgen dat ze al in een recreatiegebied zijn, wordt deze wijk nader bekeken. De moeraswijk is 40 ha groot en komt vlak boven de bestaande golfbaan in Almere-Oost.

Toekomstige locatie moeraswijk bij golfterrein Almere

91


B

B’ Ontwerp moeraswijk: 1000 x 400 mtr = 40 ha 300 woningen voor een woonoppervlakte van 80.000 m2 = 260 m2 gemiddeld per kavel 75 m2 gemiddeld per kavel bebouwd Met 30% water en riet is de natuur in deze wijk optimaal functioneel

Ruimtegebruik in de moeraswijk bij de West-plas: voelt als wonen in een natuur/recreatiegebied

92

Hoofdstuk Blauwe casco2.1 Hoofdstuk 4 1 Het Inleiding Almere


centrum wijk

Water en groenstructuurkaart van de moeraswijk. Grote bassins voeren het water naar de helofytenfilters. Nadat het is gezuiverd gaat het de wijk weer in. De overige groenstructuur, als aanvulling op het riet, is redelijk beperkt: langs enkele wegen staan bomenrijen en rondom

Wandel- en fietspaden lopen door het centrum van de moeraswijk. Daar is zwemwater en zijn de rietlanden natuurlijker van vorm (in tegenstelling tot de ‘bakken’ met helofytenfilters elders in de wijk)

het recreatiegebied in het midden van de wijk staan enkele bosjes

vrijstaand

appartementen

2-onder-1 kap

rijtjeshuizen

vrijstaand

appartementen

De woningen staan voornamelijk aan de rand van de wijk en langs de kronkelende waterloop die naar de waterplas loopt Sloten zijn ook in de moeraswijk verbonden met het buitengebied. Via onderwaterdrempels in de sloten valt de woonwijk nooit droog

93

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Doorsnede moeraswijk. De wijk heeft verschillende zones. Vanaf de West-plas begint de rietzone met helofytenfilters. Binnen dit gebied komen verschillende soorten woningbouw. De doorsnede B-B’ loopt door een gedeelte met 2-onder-1 kap woningen

Sfeerbeeld rietzone

94

Hoofdstuk 4 Het Blauwe casco Casco Hoofdstuk Hoofdstuk 5 1 Het HetGroene GroeneCasco Casco


In de recreatie en natuur zone in het midden van de doorsnede hebben de helofytenbakken plaats gemaakt voor natuurlijk rietland met sloten en wandel- en fietspaden. Hier is meer begroeiing aanwezig. Ten slotte loopt de doorsnede door in de afwateringsloop die door het hele gebied van de West-plas kronkelt. Hier zijn natuurlijke oevers waar langs vrijstaande woningen verspreid staan en steeds op andere rooilijnen

Sfeerbeeld oeverzone

95


96

Hoofdstuk Blauwe casco2.1 Hoofdstuk 4 1 Het Inleiding Almere


4.7

Conclusies

Het Blauwe casco betekent een ingrijpende verandering van het gebied bij Almere-Oost. Waar nu droge akkers liggen komt in de toekomst wellicht een moeras met natuur of recreatie, of worden woningen gebouwd. Vanwege de vernatting van de Flevopolder en de ambities van de provincie en de gemeente Almere te groeien, is slim omgaan met water onvermijdbaar. Het nieuwe, zelfvoorzienende watersysteem in Almere-Oost is de drager van het Masterplan. Wonen, werken, recreatie en natuur vinden plaats binnen het Blauwe casco, dat samen met het groene een functioneel netwerk vormt van sociale, ecologische en economische systemen. AHet blauwe casco bestaat uit een aantal nieuwe wateronderdelHet blauwe casco bestaat uit een aantal nieuwe Of het nu een woonwijk, natuurgebied of wateronderdelen die met elkaar zijn verbonden: landbouwgebied betreft. 1. de Nieuwe Eem (kronkelende waterlopen door Almere-Oost) Als het nieuwe systeem in werking is gesteld zakt het 2. de ‘Almeerse plassen’ (piekbekken in noorden en water via een sluis een aantal meter van het Eemmeer seizoensbekken in zuiden van Almere-Oost) naar -5 NAP in de meanderende Nieuwe Eem. Deze 3. de landbouwsloten, en komt uit bij de Hoge Vaart. Na de vaart bevindt zich 4. het stedelijk water van de nieuwe woonwijken. een ‘reservoir’, een nat natuurgebied dat regenwater opvangt. De Nieuwe Eem kent een flexibel peil, dat de Deze onderdelen hebben allen een andere focus natuurlijke seizoenen volgt van -5.5 NAP tot -6 NAP en en werkwijze: de Eem verbindt het Eemmeer met het mondt uit in de Almeerse Plassen. Deze liggen op het Markermeer, de plassen bergen en zuiveren water, laagst gelegen punt van de polder. De Lage Vaart ligt zorgen voor biomassa (er wordt verspreid gemaaid achter de plas en heeft een peil van -6.5 NAP. Via een in verband met de natuur) en staan via de nieuwe gemaal wordt het water weer omhoog gepompt naar waterwoonwijken in verbinding met Almere. De sloten -0 NAP van het Markermeer. zuiveren het landbouwwater en houden het vast. Bijna overal is plek voor natuur en recreatie. De natuurwaarde In het hele gebied komen zoveel mogelijk natuurlijke van het Blauwe casco is hoog. Het biedt kansen voor oevers, rietlanden en er groeien wilgen. Dit zorgt voor vegetaties, vogels, insecten en zoogdieren. moeraslandschappen die ‘overlopen’ in de stadsbossen van Almere in het westen en in de akkers in het oosten Centraal uitgangspunt is een zelfvoorzienend en zuiden. De moerassen kunnen eens in de paar jaar watersysteem waarbij er zo min mogelijk aan helemaal droogvallen, dit is zelfs gunstig voor de natuur. en afvoer van water is. Natte en droge periodes Alleen in de woonwijken, waar meer grijs water moet bepalen grotendeels het landschap (natuurlijk, flexibel worden verwerkt kan dat niet (minimaal 15% van het peilbeheer). Voorwaarden voor een goed functionerend oppervlakte blijft nodig voor retentie en zuivering). zelfvoorzienend systeem is een efficiente waterberging en veel zuivering ter plekke. 97

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


98


Hoofdstuk 5 Het Groene casco De mens is de belangrijkste vormgever van de natuur in Nederland. Stukje bij beetje veroverde men gebieden voor landbouw op de natuur. Elke periode in de geschiedenis van het Nederlandse landschap en elke ontginningstechniek leverde een eigen patroon op. Hoe ongeschikter het oorspronkelijke landschap was voor bewoning en landbouw, hoe rechter de lijnen in percelen en groen.

De

groene lijnen in de vorm van heggen en houtwallen en -singels dienden als veekering en afbakening van eigendomsgrenzen. Daarnaast leverde ze hout voor allerlei doeleinden op. De Flevopolders zijn gemaakt in een periode waar mechanisatie en opbrengstverhoging de belangrijkste doelstellingen waren in de landbouw. Een groenstructuur werd niet als noodzakelijk voor de landsbouw verondersteld. Nieuwe inzichten laten zien dat de ecologische en landschappelijke waarde van landschappelijke elementen erg groot zijn. In dit plan wordt een nieuw groen casco neergelegd, zowel grofmazig als fijnmazig. Deze twee lagen zullen elkaar aanvullen en versterken. In dit hoofdstuk wordt beschreven waarom het groene casco noodzakelijk zal blijken voor de toekomst van de polder en worden de elementen van het groene casco uitgewerkt. 99

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


CO2 - emissie en opname

Voedselpiramide rond bomen en struiken

100

Hoofdstuk 5 Het Groene casco


5.1

Inleiding

Dit rapport beschrijft een ontwerp waarbij Functionele Natuur het uitgangspunt is (zie paragraaf 2.2). De effecten die het Planbureau van de Leefomgeving van deze visie verwacht zijn positief voor de opgaven die er liggen wat betreft het leveren van ecosysteemdiensten en de biodiversiteit. De negatieve effecten liggen bij de beleving en vooral bij de kosten, die eenzijdige natuur met zich meebrengt. Door stapeling van functies binnen de Functionele Natuur kunnen de negatieve effecten verminderen of zelfs positief ombuigen.

Het groene casco vormt samen met het blauwe casco een hecht netwerk voor de Functionele Natuur. Dit vormt de basis voor het masterplan. Binnen dit groen-blauw casco worden de andere functies, zoals wonen, werken en landbouw ingepast. Het blauwe casco bestaat uit een nieuwe Eem, plassen en rietmoerassen. Het groene casco wordt gevormd uit bossen die als corridor dienen voor het edelhert en bossen die biomassa gaan leveren. Daarnaast wordt er groen aangelegd voor de recreatie.

aangelegd en beheerd en hoe deze bijdragen aan de Functionele Natuur.

In dit hoofdstuk worden eerst een aantal bijzondere onderdelen van het groene casco beschreven; akkerranden, houtsingels en bosjes, boslandbouw en de corridor. In paragraaf 5.8 worden alle onderdelen samengevoegd tot een detailontwerp. In de beschrijving van de afzonderlijke onderdelen wordt ingegaan op de effecten op ecosysteemdiensten, biodiversiteit, beleving en kosten. Twee basisprincipes van de Functionele Natuur, CO2 vastlegging en de voedselpiramide rond bomen en struiken, zijn in de afbeeldingen hiernaast weergegeven. In dit hoofdstuk zal alleen worden in gegaan op vernieuwende aspecten van het groene casco. Hierbij wordt verondersteld dat al reeds bekend is hoe slootkanten, bermen, erfbeplanting en andere groen elementen op een ecologische wijze kunnen worden 101

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Twaalf modellandschappen met niet-agrarische habitats waarin lieveheersbeestjes kunnen overwinteren (donkergroen) en agrarische elementen (blanco) waarop graan wordt geteeld, en waarin bladluispopulaties tot ontwikkeling komen. De twaalf landschappen verschillen in percentage niet agrarisch habitat (1, 4, 9 of 16%) en de mate van opdeling van het niet_agrarisch habitat in 1, 4 of 16 elementen.

Principe doorsnede akkerranden

102

Hoofdstuk 5 Het Groene casco

Met computersimulaties berekende plaagdichtheid (bladluizen per m2) na tachtig dagen. De kleurschaal loopt van groen (weinig bladluizen) via geel (intermediair) naar rood (veel bladluizen). Overgenomen uit Bianchi & Van der Werf, 2003.


5.2

Akkerranden

Akkerranden hebben een grote rol in de (natuurlijke) plaagdierbestrijding in de landbouw. In Flevoland wordt 70% van de grond gebruikt door agrarische bedrijven. Er is dus een groot potentieel om akkerranden in te zetten binnen de Functionele Natuur. Door de aanwezigheid van akkerranden kan de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen worden verlaagd en de waterkwaliteit van de sloten wordt verbeterd. Daarnaast hebben de akkerranden ook een bufferende werking in de plaagbestrijding: door de akkerranden zal een plaag minder snel van het ene perceel naar het andere perceel overslaan. De ecosysteemdiensten van akkerranden Wanneer planten en dieren nuttig kunnen zijn voor de teelt van landbouwgewassen dan wordt dit ook wel Functionele AgroBiodiversiteit (FAB) genoemd. Dit kan gaan om wormen die de bodemstructuur verbeteren, bijen en hommels die fruitbomen bestuiven en sluipwespen die bladluizen bestrijden. In een gezond ecosysteem houden plaagdieren en natuurlijke vijanden elkaar in evenwicht. Door het monogebruik van de grond in de huidige landbouw hebben natuurlijke vijanden geen goede leefomgeving meer om effectief te kunnen zijn in de plaagdierbestrijding. Akkerranden zijn erg geschikt voor deze ecosysteemdiensten omdat zij op de akkers liggen, dichtbij het gewas, waardoor hun invloed groter is dan van verder weg gelegen landschapselementen. Door hun langgerektheid be誰nvloeden akkerranden vanzelf een groot deel van de akker. In het groeiseizoen vormen de akkerranden de belangrijkste groeiplaats voor bloemen, die nectar en stuifmeel bieden aan natuurlijke vijanden van vliegende plaaginsecten. Sluipwespen en zweefvliegen leven wel 5x zo lang en leggen wel 10x zoveel eitjes als ze nectar en stuifmeel uit bloemen kunnen halen. Hierdoor kunnen ze dus ook minstens 10x zoveel bladluizen opvreten dan wanneer ze het zonder akkerranden moeten stellen. In

de wintermaanden bieden deze akkerranden voedsel en schuilplaats aan bodembewonende natuurlijke vijanden (o.a. spinnen en loopkevers, die op de kale akkers maar moeilijk kunnen overleven). Voor een goed functionerend systeem van plaagdierbestrijding zijn naast akkerranden, houtachtige opstanden zoals bomenrijen, houtsingels en hagen, maar ook natte netwerken zoals sloten en slootkanten van belang. Daarnaast kunnen door een ander beheer wegbermen een grote bijdrage leveren aan de plaagdierbestrijding. Ontwerpeisen Eisen aan de akkerranden De zaadmengsels voor het aanleggen van akkerranden worden aangepast aan de te telen gewassen. Enerzijds moeten de geschikte natuurlijke vijanden van de plaaginsecten van het te telen gewas aangetrokken worden. Anderzijds wordt voorkomen dat de akkerranden de plaaginsecten van de te telen gewassen aantrekt. Bijvoorbeeld geen wilde peen in de akkerrand naast een veld met wortelen. Er is onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de overwinteringshabbitat. Daarbij is gekeken naar de oppervlakte (1,4,9,16% van het oppervlakte) en de verdeling (1,4,9,16 stukken) van de 103

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Boekweit

Bolderik

Wilde cirochei

Cosmea

Gele ganzebloem

Gele kamille

Gipskruid

Hoofdjesgilea

Klaproos

Witte klaver

Korenbloem

Luzerne

Meisjesogen

Gewone rolklaver

Smalle weegbree

Wilde margrieten

grasachtigen (46%) 14% Kamgras 18% Roodzwenkgras 14% Gewoon struisgras Zonnebleom

104

Hoofdstuk 5 Het Groene casco

Duizendblad


landschapselementen. Computersimulaties laten zien dat de optimale functionele agrodiversiteit tussen de 9% en 16% zal liggen. Verwacht wordt dat de bladluizen dan in granen met 30% tot 50% afnemen en in de consumptieaardappelen met 15% en 65%. Akkerranden vormen de stapstenen voor de natuurlijke vijanden. Om te overwinteren hebben de natuurlijke vijanden een brongebied nodig van minimaal 1 ha of een strook van 25 m breed. Dit brongebied moet binnen een afstand van 1000 m van de akkerrand liggen. De akkerranden mogen maximaal 150m uit elkaar liggen om het midden van een akker te kunnen bereiken en daarnaast moeten ze een minimale breedte van 3,5m hebben. Eisen natuurlijke vijanden Het systeem van Functionele AgroBiodiversiteit is alleen effectief als de populaties van nuttige insecten groot genoeg zijn, ook al vroeg in het voorjaar. Het is daarom belangrijk dat insecten goed kunnen overwinteren. Deze insecten zijn in twee groepen onder te verdelen: Bodembewonende natuurlijke vijanden (loopkevers, spinnen, kortschildkevers). Deze groep overwinterd in grazige en kruidige vegetaties met winterdekking, zoals slootkanten, bermen, dijktaluts en akkerranden. De gebieden moeten met elkaar verbonden zijn en minimaal de helft van de vegetatie is langer dan 20 cm. Vliegende natuurlijke vijanden (sluipwespen, gaasvliegen, zweefvliegen, lieveheersbeestjes) Deze groep overwintert in houtachtige beplanting in dor blad, achter schors, in kieren en dode stengels, zoals bosjes hagen, erfbeplanting en struiken. Om zich te kunnen verplaatsen zijn ze sterk afhankelijk van nectar en stuifmeel, dus bloemen.

Soorten in de akkerrand Er bestaan twee soorten akkerranden. Akkerranden met ĂŠĂŠnjarige soorten en akkerranden met tweejarige soorten. Eenjarige akkerranden komen al vroeg in het seizoen in bloei en produceren meer bloemen dan meerjarige randen. Meerjarige randen hebben meestal minder bloemen, maar bieden wel het hele jaar door een leefgebied voor natuurlijke vijanden en andere insecten. Vanwege deze verschillen is het goed om op het bedrijf beide type randen aan te leggen. Omdat meerjarige randen niet jaarlijks opnieuw worden ingezaaid zijn de kosten wat lager dan bij eenjarige randen. Door de kiezen voor een meerjarige soorten die elk jaar aangevuld wordt met eenjarige soorten kan er een evenwichtige akkerrand ontstaan. Akkerranden en de biodiversiteit Behalve voor de vele soorten insecten vormen de randen ook een leefomgeving voor akkervogels die van oorsprong veel voorkwamen in agrarische gebieden, maar die tegenwoordig zeldzaam zijn geworden. De hoog opschietende grassen en kruiden vormen een ideale omgeving voor zangvogels om in te broeden en voor muizen om te schuilen. Die laatsten trekken op hun beurt roofvogels aan, waaronder zeldzaam geworden akkervogels als de grauwe kiekendief. Soorten: veldleeuwerik, graspieper, kievit, bijen, hommels, wezel, ree, muizen, kerkuil, grauwe kiekendief. Voor voldoende dekking voor vogels zijn randen van 612 meter effectiever dan de randen van 3,5m die nodig zijn voor de FAB. Dit zou in combinatie met een boszoom haalbaar zijn.

105

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Beeld van de huidige situatie van de akkers

Beeld van de akkers in de toekomst

106

Het Groene Casco Hoofdstuk Hoofdstuk 5 1 Het HetGroene Groenecasco Casco


Akkerranden en beleefbaarheid Door de bloemrijke akkerranden en houtsingels zal het agrarisch gebied veel aantrekkelijker zijn voor recreanten. Ook de toegenomen aanwezigheid van vogels dragen bij aan de beleffbaarheid van het landschap. De akkerranden en houtsingels bieden mogelijkheden voor nieuwe wandel- en fietsroutes. Akkerranden en de kosten De meeste kavels in het plangebied zijn 300 x 800 meter (24 ha). Bij een akkerrand van 3,5 m (0,77 ha) is 3,2 % van het kaveloppervlakte akkerrand. Daarmee is het perceel nog te breed (maximale breedte 150m). Een extra akkerrand in het midden (lengte) van het perceel levert 4,4% (1,05 ha) niet agrarische habitat op. Akkerranden in de breedte van het perceel om de 150m levert 5% niet agrarische habitat. Het verlies aan inkomsten (percelen worden kleiner) wordt voor een deel gecompenseerd door de besparing op de kosten van de gewasbeschermingsmiddelen. Ook de stijgende prijzen van landbouwgewassen en subsidies voor natuurbeheer kunnen een bijdrage in de kosten leveren. Door wegbermen, slootkanten en erfbeplantingen op te nemen in het netwerk kunnen de oppervlaktes die ingezet moeten worden op de akker zelf worden beperkt. Door het af te voeren maaisel te gebruiken als biomassa kan eveneens een (kleine) bijdrage in de kosten geleverd worden. Daartegenover staat dat een tekort aan bestuivers gaan in de zaaden fruitteelt in de nabije toekomst tot opbrengstverlies leiden.

107

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


1

4

16

9%

16%

Effectieviteit van lijnvormige elementen 1

4

9%

16%

Verschillende vormen van houtige opstanden zijn onderzocht; lijnvormige elementen zijn het meest effectief

Principe doorsnede bosje

108

HetGroene Groenecasco Casco Hoofdstuk 5 Het

Elfectiviteit van blokvormige elementen

16


5.3

Houtsingels en bosjes

Houtsingels en bosjes zijn van grote cultuurhistorische en ecologische waarde. In het verleden leverden de houtsingels en bosjes geriefhout en diende houtsingels als veekering. Na de komst van het prikkeldraad, ruilverkaveling en schaalvergroting zijn in Nederland kilometers aan houtsingels verdwenen en zijn bosjes opgeruimd omdat ze niet meer van economisch belang waren. Maar de ecologische en landschappelijke waarde is nog steeds springlevend. Daarnaast vervult de houtsingel vaak de functie van windsingel voor de fruitteelt. Ecosysteemdiensten Samen met de akkerranden vormen de houtsingels en bosjes een regulerend ecosysteem voor de bestuiving en plaagdierbestrijding (paragraaf 5.2). Daarnaast spelen ze een rol in de CO2 -huishouding. Ontwerpeisen Zoals in de paragraaf over de akkerranden te lezen valt, mogen brongebieden voor de plaagdierbestrijding niet verder dan 1 kilometer bij de akkerranden vandaan liggen om samen een goed functionerend systeem te kunnen vormen. Voor een goed functionerende houtsingel is een breedte van minimaal 30 meter nodig. Voor een bosje geldt een minimale oppervlakte van 1 ha en een minimale breedte van 50 meter. Voor de meest volledig ecosysteem is het noodzakelijk dat de

houtsingels opgebouwd worden met bomen, struiken en grassen en ruigtekruiden. In de bosjes mag 1uit 0% open plekken bestaan. Verder valt uit de figuren hiernaast op te maken dat de vorm van het element van invloed is op de effectiviteit voor de FAB. Lijnvormige elementen zijn het meest effectief. De soorten die gekozen zijn voor de houtsingels en de bosjes passen binnen de potentieel natuurlijke vegetatie en daarnaast zijn er een aantal soorten die ook drachtplant zijn voor de (wilde) bij (zie volgende bladzijde).

Principe doorsnede houtsingel

109

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


110

Soorten voor de houtsingels en bosjes . Nuttig binnen de functionele agrobiodiversiteit (+ nuttig tot +++ zeer nuttig, L=lieveheersbeestje, G=gaasvliegen, R=roofwantsen, Z= zweefvliegen ).

Hoofdstuk Groene casco2.1 Hoofdstuk 5 1 Het Inleiding Almere


Houtsingels, bosjes en de biodiversiteit Houtsingels en bosjes zijn voor de fauna een belangrijke verbindingszone en zorgen voor nest-, verblijf- en voedselplaats. Door de aanwezigheid van hout in alle groeistadia is de soortenrijkdom in houtsingels en bosjes erg groot. Houtsingels, bosjes en beleving Door de aanwezigheid van houtsingels zal er een kamerstructuur ontstaan. Bosjes delen de ruimte veel minder in. In paragraaf 5.7 zijn een aantal modellen met houtsingels en bosjes in dienst van de FAB verder uitgewerkt. Houtsingels die samen lopen met een recreatieroute bieden een prettige begeleiding van de route.

houtsingels

bosjes

Verschil in beleving tussen houtsingels en bosjes

Houtsingels, bosjes en kosten Zoals al betoogd is in paragraaf 5.2 vormen de houtsingels en bosjes een essentieel onderdeel binnen de FAB. Naast deze voordelen levert het oogsten van het hout biomassa en bouwmaterialen op. Als boeren houtsingels en bosjes extensief laten begrazen door vee leveren deze opstanden ook opbrengsten van produkten van het vee.

111

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Overzicht van bomen en struiken voor de boslandbouw

112

Hoofdstuk 5 Groene casco2.1 1 Het Inleiding Almere


5.4

Boslandbouw

Bomen en struiken maken sinds het ontstaan van de landbouw al deel uit van het boerenbedrijf. Ze leverden nuttige producten zoals noten en bessen, brandhout, klompenhout, bouwhout, tenen voor manden, stelen voor gereedschap. Daarnaast dienden ze als erfafscheiding en veekering en werd het groene blad en de jonge knoppen gegeten door het vee. Men had er nog geen idee van dat de bomen en struiken tegelijk ook een belangrijk onderdeel waren van een uitgebalanceerd ecosysteem met min of meer gesloten kringlopen. Binnen de boslandbouw wordt dit systeem weer toegepast door bomen en struiken aan te planten op landbouwpercelen. Boslandbouw of agroforestry is een landbouwsysteem waarbij het telen van bomen gecombineerd wordt met tussenteelten van een- of meerjarige landbouwgewassen of graasweide op hetzelfde perceel. Hoewel agro-boslandbouw in het gehele gebied toegepast kan worden, biedt het grote potentie in de delen waar door de verhoogde waterstand alleen veeteelt meer mogelijk is. Deze gebieden kunnen gaan renderen door de extra opbrengsten van hout en vruchten. In Flevoland lopen op dit moment 4 proeven om te onderzoeken op welke manier boslandbouw het meest rendabel is. Ecosysteemdiensten van de boslandbouw Allereerst legt boslandbouw meer CO2 vast dan de traditionele landbouwpercelen. Verder wordt door de gehele vegetatie de aanwezige nutriĂŤnten beter benut. Doordat bomen dieper wortelen als grassen en gewassen, worden de aanwezige nutriĂŤnten naar boven gehaald en komen opnieuw beschikbaar via het bladstrooisel. Bladresten en afstervende wortels tillen het koolstofgehalte naar een hoger niveau, wat weer een hogere productiecapaciteit oplevert. Ook zorgen bomen en struiken voor een betere regulering van het water in de bodem. Daarnaast bieden bomen en struiken aan meer organismen een habitat en zo ook aan meer natuurlijke vijanden van plaaginsecten. Al deze factoren zorgen voor een hogere productie dan Schema ecosysteem boslandbouw

113

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Principe boslandbouw bij 200 bomen per ha

Referentiebeeld boslandbouw bij 200 bomen per ha

Principe boslandbouw bij 48-60 bomen per hectare

Referentiebeeld boslandbouw bij 48-60 bomen per ha

114

Hoofdstuk Hoofdstuk 5 1

Het Groene Casco Inleiding Almere 2.1


wanneer ze gescheiden worden geteeld. In de veehouderij levert boslandbouw een aanvulling op de mineralen- en eiwitbehoefte van koeien en geiten en bevordert het de dierengezondheid. Schaduw van de bomen vermindert de hittestress bij dieren wat een grote productiviteit oplevert. Naast deze voordelen levert het oogsten van het hout biomassa en bouwmaterialen op. Ontwerpeisen Een aantal richtlijnen zijn al wel te geven: Bij het planten van bomen en struiken wordt rekening gehouden met de natuurlijke groeiplaats. Tevens wordt de juiste combinatie tussen boom en gewas gezocht. De soorten die goed te gebruiken en hun bruikbare eigenschappen zijn te vinden in het overzicht (op de vorige bladzijde). Verder zijn er (minimaal) 2 principes uitgewerkt. Een dichte variant, waarbij de bomen in dichtheden van 200 stuks per hectare worden aangeplant. Hieronder zijn alleen (graas)weiden mogelijk. Bij de open variant waarbij de bomen in dichtheden van 48-60 stuks per hectare worden aangeplant kunnen gewassen worden geteeld. De breedte tussen de rijen bomen wordt bepaald door de machines die in gebuik zijn bij de boer (en dan daar een veelvoud van).

Boslandbouw en beleving Ten opzichte van de huidige landbouw zal de beleving vele malen groter zijn. Door de grotere afwisseling van beelden zal het landschap aantrekkelijker zijn om in teverblijven. Daarnaast kunnen vruchtbomen in de lente veel recreanten aantrekken. Boslandbouw en kosten Als de bomen volgroeid zijn levert dat een productieverlies op van 20%. Dit is de balans tussen het verlies aan benutbaar oppervlakte en de stijging in de opbrengst per hectare. Daartegenover staat dat er per hectare ook opbrengst uit vruchten, hout, biomassa en veevoer verkregen wordt. Er is minder mest en gewasbescherming nodig, dit levert een besparing op. De landbouwgebieden zijn aantrekkelijker voor recreatie wat voor extra inkomsten kan zorgen (in de vorm van bv recreatiewoningen). Als er eveneens inkomsten komen door een CO2 -premie kunnen deze inkomsten wel eens de grootste bijdrage aan de kosten-batenbalans zijn.

Boslandbouw en de biodiversiteit De agro-boslandbouw draagt ook bij aan de vergroting van de biodiversiteit. De bomen maken verbindingzones, geven meer afwisseling van schaduw- en licht (en daardoor diversere habitats) en een gevarieerdere flora en fauna. Doelsoorten: bijen, hommels, wezel, muizen, kerkuil, grauwe kiekendief, vleermuizen, zangvogels, vleermuizen

115

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Het ontwerp van de corridor

116

Hoofdstuk Hoofdstuk 5 1

Het Groene casco Inleiding Almere 2.1


5.5

Corridor voor het edelhert

In het recente verleden werd ervan uitgegaan dat een corridor voor het Edelhert minimaal 1 kilometer breed moest zijn. Van deze aanname komt men weer wat terug en is er gezocht naar nieuwe uitgangspunten voor het ontwerp van de corridor. Door niet één route aan te bieden aan het edelhert, maar een stelsel van routes kan het edelhert zijn meer zijn eigen weg te zoeken. Doormiddel een stapeling van functies in dezelfde bosstrook kan er voldoende draagvlak worden gercreëerd, waardoor de realisatie van de corridor een reëel plan wordt. Corridor en ecosysteemdiensten De corridors zijn niet alleen een verbinding voor het edelhert, ze leveren ook een wezenlijke bijdrage aan de FAB en het het opslaan van CO2. Ontwerpeisen Edelherten ervaren mensen als bedreigend en reageren op mensen door zich terug te trekken en passen bij veel verstoring hun dagindeling en terreingebruik aan. Optische verstoringen hebben meer invloed dan akoestische verstoringen (bv. een drukke snelweg) en voorspelbaren verstoringen hebben minder invloed dan onvoorspelbare verstoringen (bv mensen die van de paden afwijken). Zolang wandelaars meer dan 100m verwijderd zijn van edelherten wordt er geen ander gedrag waargenomen. Op mensen die van paden afwijken en op honden wordt een sterkere reactie waargenomen. Hoe groot de uittreding van de edelherten naar het landbouwgebied zal zijn hangt af van een aantal zaken: • het aantal edelherten dat gebruik zal maken van de corridor • de kwaliteit van het voedsel dat te vinden is in de corridor • het gewas en het groeistadium van het landbouwgewas. Aardappelen, maïs en bieten hebben een grote belangstelling van de edelherten

Maatregelen die genomen kunnen worden om uitreding te beperken en / of te voorkomen • corridor zo inrichten dat er voldoende voedsel is • corridor pas openen als de corridor voldoende ontwikkeld is • ondoordringbare beplanting (meidoorn, roos) planten aan de buitenzijde van de corridor • hekwerken langs de corridor plaatsen • tijdelijk weren van edelherten in de corridor (wel uit de corridor, niet erin) • boeren compenseren voor de schade die is geleden. Uit onderzoek blijkt dat de schade door edelherten gem. 3% per jaar is. Ontwerp corridor In plaats van 1 corridor wordt er een stelsel van bosstroken aangeboden waarlangs het edelhert zich op eigen keuze kan verplaatsen. De hoofdverbinding (A) is minimaal 300 meter breed. Vrijwel de gehele route grenst aan water of landbouwgebied. de verstoring van de omgeving naar deze hoofdroute zal daarom minimaal zijn. Een tweede route (B) loopt hiernaar het noordoosten parallel aan. Deze route is minimaal 200 meter breed. De vewachte verstoring zal hier kleiner zijn, omdat het verder van de geconcentreerde bebouwing ligt. Deze twee routes worden verbonden met smalle bosstroken van minimaal 100 meter breed (C). 117

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


De corridor volgens de oude plannen

De corridor die niet alleen bijdraagt aan biodiversiteit, maar vooral ook aan Functionele Natuur

Functionele natuur en recreatie in de corridor

118

Hoofdstuk Het Groene Casco Hoofdstuk 5 1 Het 5 HetGroene Groenecasco Casco


De routes A,B en C vormen samen de corridor van de Oostvaardersplassen en het Horsterwold, waarna het edelhert verder kan trekken in de richting van de Veluwe en Duitsland. Om het edelhert de mogelijkheid te bieden ook richting het Gooi te trekken, worden nog 2 extra routes (D en E) aangelgd. Openstelling corridor De corridor werd van oudsher gezien als een route, die continue door het wild gebruikt kan worden. Aan een dergelijke aanpak kleven twee maatschappelijke bezwaren: er is schade aan landbouwgewassen en het gebied is niet toegankelijk voor recreatie. De grootste behoefte om te trekken ligt in het najaar (bronstijd) en in de winter (bij schaarste aan voedsel). In het groeiseizoen van de landbouwgewassen heeft het edelhert minder behoefte aan trekken. De maatschappelijke bezwaren kunnen weggenomen worden door een gedeelde openstelling van de corridor. Edelherten kunnen gebruik maken van de corridor van september tot en met februari. Van maart tot en met augustus kan de corridor opengesteld worden voor de recreatie. Aanleg van de corridor De bodem van de polder is heel vruchtbaar. Zelfs als er geen boom of struik wordt geplant zal er in een paar jaar een bos ontstaan. Omdat de functie van de corridor niet aleen een route is voor het edelhert, maar ook de functie heeft voor de FAB, binding van CO2 en recreatie, worden delen van de corridor aangelegd met de bomen en struiken die nuttig zijn voor de FAB (zie paragraaf 5.4). De bomen en struiken worden in groepen geplant, omdat het zo eenvoudiger is om ze vrij te stellen van onkruid. Op de plekken waar het onwenslijk is dat het edelhert de akkers betreedt worden meidoorn en roos aan de randen aangeplant. Door de corridor lopen paden, die in de zomermaanden gebruikt kunnen

worden door de recreanten. In de wintermaanden kunnen edelherten hier gebruik van maken. Corridor en de biodiversiteit De corridor wordt met het oog op het edelhert aangelegd. Maar ook andere dieren zullen van deze route gebruik gaan maken. Daarnaast biedt het veel nest-, verblijf- en voedselplaats voor vogels en insecten. Corridor en de beleving De corridor biedt structuur in het landschap wat het aantrekkelijker maakt om in de recreĂŤren. Daarnaast kan de corridor in de zomermaanden worden opgesteld, omdat het edelhert in deze maanden niet toegelaten wordt in de natuur. Een wildkansel aan de rand van de corridor biedt mensen de mogelijkheid om groot wild waar te nemen. Corridor en de kosten Door de stapeling van functies, corridor, FAB, vastleggen CO2, begrazing door vee en recreatie komen de kosten niet alleen op rekening van de corridor en zal het draagvlak om de corridor te realiseren naar verwachting stijgen. De kosten voor de aanleg van de corridor zijn voor de overheid. Een boer kan een overeenkomst sluiten om het vee in de corridor te laten scharrelen.

Vee kan op een extensieve manier gehouden worden in de corridor

119

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Nico Huising Flickr.com

Rene Hoeflaak

Edelherten in de Oostvaardersplassen

Martin Reinders

Bestaand groen

Oogst van wilgen voor biomassa

Het groen voor de recreatie is gericht op beleven en ontspannen

120

Hoofdstuk 5 Groene casco2.1 1 Het Inleiding Almere


5.6

Overig groen

Naast het groen dat in de voorgaande paragrafen is beschreven, is er nog groen met andere functies. In deze paragraaf wordt dit groen kort beschreven. Een kaart, met de verschillende typen groen, is te vinden in paragraaf 5.5. Bestaand groen In de polder zijn aan de randen al grote hoeveelheden groen aanwezig in de vorm van bossen (grijs-groen op de kaart van paragraaf 5.5). Het bestaande groen blijft behouden. De bossen hebben een grote functie voor de CO2-reductie en zijn daarmee de groene longen van de polder.

Recreatiegroen In dit groen kan op een intensieve en actieve manier gerecreĂŤrd worden. Dit zijn de gebieden voor een camping, om te mountain biken of voor een aanlegsteiger aan het water. Het kan een wat meer parkachtige omgeving zijn, maar ook een natuurlijke.

Oostvaardersplassen De Oostvaardersplassen vormen het grootste oppervlakte bestaand natuur in de polder. Door de hoge graasdruk is het een open gebied. De verwachting is dat door de komst van de corridor de graasdruk in de Oostvaardersplassen af zal nemen. Wat tot gevolg heeft dat er meer variatie zal zijn tusssen de open- en geslotenheid in het gebied. Een oppervlakte tussen de 10-25% van het land mag begroeid zijn met opgaande beplanting. Doormiddel van het wegvangen van herten en runderen kan hierin worden gestuurd. Het weggevangen wild wordt geslacht en verkocht als biologisch vlees. De opbrengsten hiervan dragen bij aan de beheerskosten van het gebied. Groen ten bate van Functionele Natuur Dit groen vormt samen met de corridor het nieuwe groene casco. Voor een duurzaam economisch systeem moet de economie niet langer afhankelijk zijn van olie, maar veranderen in een economie die draait op biomassa ( zie paragraaf 2.1). Daarvoor is veel hout en biomassa nodig. Dit groen wordt daarvoor ingezet.

121

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Model D: 68 bosjes van 4 ha

Model B: 5 houtsingels van 90 meter breed

Model E: 16 bosjes van 16 ha

Bronvermelding

Model A: 2 houtsingels van 150 meter breed

Model C: houtsingels van 105 meter breed

122

Hoofdstuk Het Groene Casco Hoofdstuk 5 1 Het 5 HetGroene Groenecasco Casco

Model F: 6 bos(jes) van 64 ha


5.7 Deeluitwerking Functionele AgroBiodiversiteit Om tot een goed ontwerp te komen voor de gebieden waar houtsingels en bosjes worden ingezet voor de FAB (Functionele Agrobiodiversiteit), zijn er voor één deelgebied een aantal modellen uitwerkt. De onderbouwing voor deze deeluitwerking is beschreven in paragraaf 5.2 en 5.3 Om een goed ontwerp te kunnen maken dat voldoet alle de eisen van de FAB is eerst onderzocht welke modellen er mogelijk zijn. corridor

4 km

6 km

reikwijdte FAB

7.5 km

9.5 km

Berekening oppervlakte te beïnvloeden gebied

Berekening oppervlakte gebied en houtige opstanden • Eisen FAB: 9-16% houtige opstanden en max 1 km afstand • Het onderzochte gebied is 57 km2. (5700 ha) • De randen van het gebieden bestaan uit de bosstroken van de corridor. Zij mogen ook meegeteld worden voor de FAB. De reikwijdte van een houtige opstand is 1 km. •het gebied dat beïnvloed moet worden voor de FAB is 30 km2 (3000 ha). • 9% houtige opstanden op 3000 ha is 270 ha.

er dan een groter oppervlakte noodzakelijk is om voldoende kwaliteit te bieden. Daarom is er gekozen voor 6 stukken van 64 ha (384ha). Houtsingels Bij de plaatsing van 2 houtsingels (model A) is er maar weinig speling om de houtsingels landschappelijk in te passen, omdat de maximale onderlinge afstand (1 km) bepalend is. Datzelfde geldt voor model B. Model C behaalt ook de doelstellingen van de FAB, maar biedt een meer ruimtelijke structuur. Bosjes Model D (64 stukken, min of meer evenredig verdeeld) gaat een te grote invloed hebben op het landschap; er is geen eenduidig structuur meer. Model E en F bieden weinig mogelijkheden om het landschappelijk in te passen. Voor D, E en F geldt dat het ontbreken van een netwerk in het nadeel is voor de FAB.

Evaluatie van de modellen De invloed van de houtige opstanden op de ruimtelijke beleving is onderzocht met de modellen A t/m F. Model F bestaat uit losse elementen, de verwachting is dat Het deelgebied waarvoor de modellen zijn uitgewerkt

123

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Ontwerp voor het deelgebied

124

Hoofdstuk Het Groene Groene casco Casco Hoofdstuk 5 1 Het 5 Inleiding Het Groene Almere Casco 2.1


Ontwerpeisen Om tot een goed onderbouwd ontwerp te komen wordt rekening gehouden met (in volgorde van belang): • voldoende oppervlakte houtige opstanden (9-16%) • elementen mogen maximaal 2 km uit elkaar liggen • netwerk van elementen is robuuster dan losse elementen • de verspreiding is zo gelijk matig mogelijk • waar mogelijk rechtdoen aan openheid van de polder • rekening houden met de onderliggende lijnen in het landschap Visie voor deelontwerp FAB • Combineren van lijnen en vlakken om enerzijds een zo’n sterk mogelijk netwerk te maken en anderzijds zoveel mogelijk openheid te bewaren • De vlakken zoveel mogelijk aan boerderijen koppelen zodat vee op een extensieve manier in de bosjes gehouden kan worden. Conclusie Uit de evaluatie van de verschillende modellen en het ontwerp van dit deelgebied is gebleken dat de effectiviteit van de FAB voor elk nieuw gebied onderzocht moet worden. De grootte en de vorm van het gebied bepalen de invloed van de omgeving op het gebied. Omdat het benodige oppervlak aan houtige opstanden afhangt van de ruimtelijke verdeling, zal een eerste ontwerp gemaakt moeten worden op basis van een relatief groot oppervlak bosjes en houtsingels (> 9%). Als de ruimte ontworpen is, moet gemodelleerd worden of dit oppervlak aangepast kan worden. Tot slot zijn de ontwerprichtlijnen gebaseerd op een studie waarin twee insecten en één landbouwgewas beschreven zijn. De praktijk en/of onderzoek moet uitwijzen of deze onwerpregels algemeen geldend zijn of afhankelijk zijn van het type gewas, plaagdieren en natuurlijke vijanden en hun onderlinge beïnvloeding.

125

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


126

Uitwerking van het Groene casco

Hoofdstuk 1 5 Het Groene casco2.1 Hoofdstuk Inleiding Almere


5.8

Uitwerking van het Groene Casco

In de voorgaande paragrafen zijn de afzonderlijke onderdelen van het groene casco besproken. In deze paragraaf worden de onderdelen samengevoegd tot een uitwerking voor het groene casco.

Concept Het concept voor het groene casco bestaat uit een groenstructuur op twee schaalniveaus. De grofmazige structuur richt zich voor namelijk op de verplaatsing van grofwild (edelhert). De fijnmazige structuur is gericht op de FAB, plaagdierbestrijding door natuurlijke vijanden, die zich handhaven in de houtige opstanden. Het recreatieve netwerk volgt in grote lijnen de grofmazige structuur (besloten beleving), maar doorsnijdt ook de landbouwgebieden (open beleving).

Visie • De functionele natuur is leidend, biodiversiteit, beleving en kostendekkendheid zijn volgend. • bestaande lijnen in het huidige landschap zijn dragers in het ontwerp. • Een grofmazig en een fijnmazig netwerk grijpen in elkaar en vullen elkaar aan. • Het grofmazig netwerk, de corridor, wordt zo ontworpen dat het edelhert via meerdere routes een goede verbinding heeft tussen Oostvaardersplassen en de Veluwe en het Gooi. Daarnaast is dienend aan de Functionele agrobiodiversiteit. • Het fijnmazige netwerk wordt zo ontworpen dat het optimaal bijdraagt aan de FAB. Ontwerp In het groene casco is eerst de corridor voor het edelhert ontworpen om de Oostvaarderplassen te verbinden met het bestaande groen van het Horsterwold. Twee hoofdcorridors zijn onderling verbonden via drie dwarsverbindingen, die gezamelijk het edelhert de keuze uit meerdere verbindingsroute geven. Door dit ontwerp onstaan twee grote kamers in het landschap. De noordelijke kamer (tegen de Oostvaardersplassen) zal naar verwachting in de komende jaren het hardst verzakken en daardoor minder geschikt worden voor landbouw. Daarom is in deze kamer de boslandbouw ontworpen. In de zuidelijke kamer zijn bosjes en houtsingels ontworpen volgens de randvoorwaarden voor effectieve plaagdierbestrijding volgens de FAB. Het ontwerp is een netwerk van houtsingels en aanliggende 127

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Doorsnedes A t/m E

128

Hoofdstuk 5

Het Groene casco


bosjes. Het gebied in de zuid-west hoek van de Flevopolder is ook ontworpen voor landbouw volgens de FAB. In tegenstelling tot de zuidelijk grote kamer is dit gedeelte van de polder niet tot in detail ontworpen, maar is hier voornamelijk gewerkt met de vuistregel dat houtige opstanden maximaal 2 km uit elkaar mogen liggen. Bij de plaatsing van de elementen is kozen om een zo open mogelijk landschap te behouden. Doorsnedes van verschillende elementen uit het ontwerp zijn hiernaast weergegeven. De laatste doorsnede geeft een ontwerp waarbij een houtsingel overloopt in hagen en daarna in akkerranden. Hierdoor vervloeit de houtsingel met het landschap. Hoe de effectiviteit van dit ontwerp in het licht van de FAB uitvalt, moet nog onderzocht worden. Tot slot is het recreatieve groen ontworpen. Het recreatieve groen is zoveel mogelijkheid in de nabijheid van de woongebieden ontworpen.

D’ D

C

B’

A’ C’

A

B

E’ E

Plaatsbepaling van de doorsnedes A t/m E

129

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1



Hoofdstuk 6 Conclusies en samenvatting Dit laatste hoofstuk van het rapport gaat kort in op de oorspronkelijke opdracht, ontwerpen met Functionele Natuur. De burovisie wordt nogmaals genoemd, evenals de belangrijkste onderdelen van het masterplan en de resultaten die het masterplan oplevert. Tot slot worden enkele aanbevelingen gedaan en volgt de zelfreflectie. Is de natuur optimaal benut? Is wellicht nog iets anders over het hoofd gezien?

Foto: Lepelaarsplassen

131

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Samenvatting Hoe kunnen natuurlijke hulpbronnen de provincie Flevoland en met name de stad Almere helpen? Het doel van dit rapport is te laten zien dat ‘Functionele Natuur’, het benutten van ecosysteemdiensten, een alternatief biedt voor de ecologische verbinding Oostvaarderwold. Daarnaast creeert het mogelijkheden voor het ontwikkelen van aantrekkelijke woon-werk- en recreatiegebieden in Almere-Oost (18.000 woningen, kantoren en een industrieterrein). Het ‘groen-blauw casco’ uit de visiedocumenten van gemeente en provincie wordt concreet gemaakt.

Het watersysteem is momenteel niet duurzaam en niet zelfvoorzienend. Watertekort, wateroverlast en waterkwaliteit wordt niet lokaal geregeld. Water wordt nu vanuit Almere en de landbouwgebieden snel en ongezuiverd afgevoerd via rechte sloten naar de Hoge en Lage Vaart. De drooglegging is in het stedelijk gebied 1.80 mtr onder het maaiveld, in het oostelijke deel en in de landbouwgebieden is dat 1.40 mtr. Dit betekent erg veel pompen en een vrij eenzijdig gebruik van het land. Er is ondanks de vele ruimte weinig zwemwater en weinig recreatie.

Allereerst een analyse van het gebied. Een groot deel van de polder ligt tussen de 4.00 en 4.50 mtr N.A.P. Functies zijn gescheiden waardoor er weinig samenhang is: steden en bossen liggen aan de randen, de middenvlakte met landbouwpercelen is open en monotoom. De ecologische waarde van dit landbouwgebied is laag. De bodem in de polder is vruchtbaar en bestaat uit lichte en zware klei. Maar er is sprake van bodemdaling en vernatting. Door inklinking van de klei door ontwatering en door consolidatie (belasting).

Hoe kan het anders? Ecosysteemdiensten - producten en diensten van de natuur – van zon, wind, bodem en water, worden volgens de visie in dit rapport in Almere in de toekomst beter benut. De polder zal ook meer gericht zijn op biomassa. Door de grotere rol van de wereldwijde ‘bio-based economy’, waarbij van biomassa zoals planten en houtafval bijvoorbeeld medicijnen, materialen en brandstof wordt gemaakt, neemt de vraag naar biomassa toe. Het ontwerp in dit rapport biedt een oplossing voor de ernstige verzakking, vernatting en verzilting. De polder wordt toekomstbestendig gemaakt via een nieuw, duurzaam watersysteem. Het Groen-Blauwe casco vormt de drager van het Masterplan. Samen zijn de groene en blauwe netwerken van sloten, plassen, bossen en houtsingels extra functioneel en leveren ze een bijdrage aan de mens en aan de omgeving. De netwerken zijn lokaal verbonden en sluiten daarnaast aan op de randmeren en op de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug.

Het gebied onder Almere gaat tot een halve meter zakken de komende 50 jaar! Dit heeft gevolgen voor de momenteel zeer lucratieve landbouw waar juist een laag waterpeil gunstig is. Daarnaast spelen andere zaken. Klimatologen voorspellen hogere temperaturen, zachtere, natte winters, warmere zomers. Meer neerslag, vochttekorten in de zomers met daarbij hevige regenbuien. De zeespiegel stijgt, wat samen met de verlaagde zoetwaterinlaat via rivieren zorgt voor een serieus verziltingsgevaar binnen de polder. De combinatie verzilting en vernatting betekent het einde voor de landbouw rondom Almere. 132

Hoofdstuk 6 Conclusies en samenvatting

Functionele natuur in het Masterplan is overal: bijvoorbeeld door middel van waterberging/zuivering, aquacultuur, wind- en zonne-energie, duurzaam bouwen, akkerranden en stadslandbouw.


Voorbeelden van ‘groen-blauwe synergie’:

van de rust van het Edelhert minimaal is.

1. zuivering door riet in het water 2. biomassa van de wilgenstruwelen langs het water 3. plaagbestrijding en bestuiving van gewassen en verbetering van de biodiversiteit door natuurlijke oevers van sloten die overgaan in akkerranden 4. Infiltratie van water in de woonwijken via groene elementen (wadi’s, bomenlanen) en zuivering van water in woon- wijken door middel van helofytenfilters 5. Oevers als leefgebied en/of verbinding van edelhert (bosstroken en corridor)

Alle woonwijken zijn gericht op waterberging en waterzuivering en zijn in principe stedelijk. Het plangebied wordt zowel Goois (dorps, organisch, beschut, luxe) als Amsterdams (rationeel, stedelijk, opener) om verschillende doelgroepen te trekken. De nieuwe woonwijken hebben de uitstraling van een stad, maar geven door het Groen-Blauwe casco een ander gevoel dan Almere.

Hoe werkt het verder? Inkomsten uit recreatie en woningbouw compenseren de landbouwopbrengsten die verloren gaan door omvorming van bouwland. Er is zoveel mogelijk sprake van stapeling van functies waardoor nadelen van Functionele natuur, zoals hoge kosten en een mindere beleving van het landschap, positiever kunnen worden. De regio krijgt door profilering (lokale en landelijke recreatie) en innovatie een eigen verhaal en aantrekkingskracht. Initiatieven liggen zowel bij overheid, organisaties en bedrijven. Private belangen zijn onderhevig aan publieke belangen zoals natuur en landschap. Er komt weer een samenhang tussen de functies in de polder zoals ecologie, recreatie, landbouw, wonen, werken door een tussenschaal te creëren in Almere-Oost en door functies te verweven. De polder wordt maximaal beleefbaar en economisch en ecologisch aantrekkelijk.

Er wordt gewerkt met het Gesloten Stad principe dat uitgaat van eigen lokale kringlopen en dat uitgaat van de beperking van negatieve invloeden van stromen van voedsel, energie, goederen en water. Het principe gaat uit van een circulair principe in plaats van een lineair principe. Dit betekent in de praktijk onder andere stadlandbouw en gesloten watersystemen op kavels (grijswater zuivering en hergebruik). Naarmate de wijken dichter bij Almere komen wordt de sfeer stedelijker. Wijken zijn: traditioneel wonen aan het Eemmeer, de stadslandbouwwijk met een mix van traditioneel en modern, moderne ecowijken aan het water, een boswoonwijk en een moeraswijk bij de Westplas. Industrie wordt ontwikkeld langs de A27. Het gaat om ‘groene industrieterreinen’ die duurzaam worden gebouwd en die zijn opgenomen in het Groene casco. Kantoren zijn gesitueerd bij de A6.

Langs het water van de ‘Nieuwe Eem’ en de ‘Almeerse Plassen’ wordt natte natuur ontwikkeld. Ook de landbouwgebieden krijgen natuurwaarde. Natuur en recreatie bijten elkaar niet: een ‘rustoever’ langs de Eem zorgt ervoor dat de verstoring 133

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Er komt extra openbaarvervoer in de vorm van een tramof metrolijn. De snelwegen mogen niet als barriere gaan werken. Daarom komen er voldoende overgangen voor fietsers en autoverkeer. Het fietspadennetwerk wordt uitgebreid van Almere (zoals in de huidige situatie) naar Almere-Oost en Almere-Zuid. Het Masterplan kan zich in drie (flexibele) fases ontwikkelen. Er komen twee waterdieptes: een diepere vaargeul voor recreatie en een ondiepere waterplas voor berging en natuur. De geul wordt uitgegraven en de afgraven klei wordt gebruikt om de kavels op te hogen en lage dijken te maken. In dit rapport zijn het Groene en Blauwe casco apart uitgewerkt. Blauw casco Een zelfvoorzienend watersysteem - waarbij er zo min mogelijk aan- en afvoer van water is binnen het gebied - maakt de polder toekomstbestendig. Basisprincipes die worden gehanteerd zijn: zoveel mogelijk water vasthouden, lokaal filteren en zuiveren door natuurlijke processen. Er komt natte natuur om water vast te houden en rietmoerassen gaan in het gehele gebied het water zuiveren. Dit kunnen natuurlijke moerassen zijn en helofytenfilters in woonwijken. Waterkwaliteit wordt hersteld. Natuurwaarden worden verbeterd via natuurlijke oevers met gradiĂŤnten. De natuurwaarde met al dit nieuwe zoet water is hoog: er komen veel soorten watervegetaties, watervogels, moerasvogels, zangvogels, padden, insecten, vissen en zoogdieren. Peilgestuurde drainage in landbouwgebieden leidt tot een hoog peil (minder pompen, minder Co2 uitstoot) en minder piekafvoer. Een natuurlijk, flexibel

134

Hoofdstuk 6 Conclusies en samenvatting

peilbeheer zorgt voor hoge waterstanden in de winter en lage standen in het gebied in de zomer. Dit zorgt voor wisselende beelden. Een vaargeul vormt een permanente verbinding tussen het Eemmeer en het Markermeer. Ook de bodem wordt in het nieuwe systeem ingezet voor waterberging: in wijken en landbouwgebieden komt een minimale drooglegging van 50 cm. Maximale drooglegging in de landbouw is 1 mtr. In natuurstukken wordt niet drooggelegd en kan waterberging plaatsvinden tot 1.20 mtr diep. Nieuwe wateronderdelen in het gebied zijn: de Eem, natuurlijke, robuuste waterplassen/retentiebekkens met vaargeul, retentiebekkens in woonwijken en filters in woonwijken en fijnmazige, natuurlijke landbouwsloten. Het water stroomt van het Eemmeer naar het Markermeer. Bij de vaarten die het gebied doorkruisen worden sluizen geplaatst. Alleen het bestaande stedelijke gebied Almere en zuidelijke landbouwgebieden wateren in de toekomst nog steeds af op deze vaarten. De rest van het gebied - het hele middenstuk van de westelijke Flevopolder - watert af op de nieuwe Eem en de nieuwe waterplassen. De deeluitwerking van het Blauwe casco bestaat uit de West-plas met onder andere de moeraswijk waar 30% van het oppervlakte is gereserveerd voor het watersysteem.


Groen casco Het Groene casco zorgt in eerste plaats voor een ecologische verbinding voor het edelhert tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. Planten en dieren worden zoveel mogelijk gebruikt voor landbouwgewassen (Functionele Agro Biodiversiteit, FAB): Fijnmazige akkerranden zorgen voor bestuiving en plaagdierbestrijding. De randen zijn nuttig voor vogels en aantrekkelijk voor de beleving. Wegbermen, slootkanten en erfbeplanting worden ingezet om de oppervlaktes op de akkers zelf te beperken. Houtsingels en bosjes zijn ook regulerende systemen voor bestuiving en plaagdierbestrijding en zorgen voor Co2 opslag, biomassa en hout en bieden de mogelijkheid om vee extensief te laten grazen. Lijnvormige elementen worden toegepast omdat deze het meeste effectief zijn; ze zorgen voor verbindingen, voedsel, verblijfplaats en nestplaats. Soorten bomen, struiken en ruigtekruiden van singels en bosjes bestaan uit de PNV (potentieel natuurlijke vegetatie) en uit soorten die als drachtplant fungeren voor de wilde bij. Vooral de Prunus spinosa en de Corylus avelana zijn nuttige soorten als het gaat om FAB.

Boslandbouw heeft vele functies: bladstrooisel/mest, voer voor vee; Co2-opslag; een betere, diepere, benutting van nutriĂŤnten uit de bodem; een betere waterregulering; beschutting voor vee; biomassa; bouwmateriaal; habitat voor natuurlijke vijanden van plaaginsecten op de gewassen; en een betere gezondheid van het vee (door extra mineralen en eiwitten). In het natte gedeelte aan de oostzijde van de nieuwe waterplas komt een graasweide met een hoge dichtheid aan bomen. Nog oostelijker is de dichtheid van de bomen lager en blijft het verbouwen van gewassen mogelijk. Boslandbouw zorgt voor verbindingszones en een betere beleving van het gebied. Door de afwisseling van schaduw en licht ontstaan er meerdere habitats. De 20% productieverlies die dit systeem gemiddeld met zich meebrengt wordt gecompenseerd door andere opbrengsten van de bomen en door een afname van kosten voor mest en gewasbescherming. De deeluitwerking van het Groene casco bestaat uit een berekening van oppervlaktes van houtige opstanden en een analyse van de beleving. Daarnaast is het concept van een groenstructuur op twee schaalniveaus uitgewerkt: de grofmazige structuur die zich voornamelijk richt op de verplaatsing van grofwild (Edelhert) en de fijnmazige structuur die is gericht op de FAB.

Een stelsel van brede (300 mtr) en iets minder brede bosstroken vormen de corridor voor het hert. De aanlegkosten zijn voor de overheid maar boeren kunnen betrokken worden bij het beheer. Recreatieroutes lopen langs en door de corridor en door open landbouwgebieden. Recreatiegroen komt verder ook bij de woonwijken.

135

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Conclusie Het Masterplan Functionele Natuur voor Almere heeft positieve effecten op de biodiversiteit in de polder. De nieuwe corridor zorgt voor ecologische verbindingen en ook het nieuwe watersysteem heeft een hoge natuurwaarde. Het grofmazige en fijnmazige ‘groenblauw casco’ zorgt daarnaast ook voor aantrekkelijke woon-werk- en recreatiegebieden. Functionele natuur is gunstig voor een positieve beleving van het gebied. Recreatie (lokaal, regionaal en landelijk) en ook de nieuwe industrie en kantoren bieden kansen voor promotie van de polder. Uitvoering van het Masterplan zou een andere werkwijze en een heftige ingreep betekenen, maar op de lange termijn wellicht gunstig voor een goede balans tussen mens en omgeving.

136

Hoofdstuk 6 Conclusies en samenvatting


Aanbevelingen

Kanttekeningen

• Het flexibel, natuurlijk peilbeheer impliceert dat de waterstand in de zomer lager zal zijn. Toch moet het gebied geschikt blijven voor varen, zwemmen en voor zuivering. Op basis van daadwerkelijk gebruik kan worden bepaald waar de diepere geulen en plassen komen en blijven.

Is voldoende aangetoond dat Functionele Natuur echt kan werken voor de ontwerpopgave?

• Ook is het verstandig tussen publieke en private partijen af te stemmen wat te doen bij jaren van extreme droogte of jaren met extreme neerslag. Volgens dit Masterplan bepaalt de natuur. • De moeraswijk is puur functioneel: grote helofytenfilters zuiveren het water in deze woonwijk. De vraag is hoe deze functie samen gaat met de beleving van de wijk. Wordt het in de praktijk te open, te ‘blokkerig, te weinig een woonwijk en te veel een natuurgebied of zuiveringsinstallatie? • Om er zeker van te zijn dat het voorgestelde ontwerp van het groene casco voldoende effectief is voor de FAB, moet er een computersimulatie worden uitgevoerd om de effecten te berekenen. • Het ontwerp van de corridor is experimenteel. Een goede monitoring moet uitwijzen of de voorgestelde maatregelen een goede verbinding opleveren voor het edelhert. • Doelsoorten zijn in dit masterplan volgend, wat betekent dat zij zich aanpassen aan het ontwerp. Het is echter wel verstandig de natuurontwikkeling, ook naast het edelhert, in het gebied te monitoren.

Veel van de beschreven principes staan nog in de kinderschoenen, zoals boslandbouw, wijken gebaseerd op stadslandbouw of met 30% water, of het hele watersysteem met natuurlijk peilbeheer. Het is spannend hoe al deze ontwikkelingen gaan uitpakken. Daarmee staat of valt ook het draagvlak om deze maatregelen daadwerkelijk uit te voeren. Een stapeling van functies en ook rekening houden met de aspecten van biodiversiteit, beleving en de kosten zullen steunend zijn om de plannen te realiseren. Maar misschien is nog wel de grootste drijfveer wanneer mensen het in hun portemonnee voelen dat de prijzen van energie en voedsel stijgen of wanneer er een aantal malen sprake is van forse wateroverlast. Dan worden deze plannen geen keuze meer, maar een urgentie. Wordt Almere zelf straks wel genoeg betrokken bij Almere-Oost? Het plangebied ligt tegen Almere aan. Er zijn snelwegen, regionale wegen en fietspaden die Almere met AlmereOost verbinden. Toch is het de vraag hoe en door wie in de toekomst de recreatiegebieden en woongebieden gebruikt gaan worden. Het Masterplan gaat uit van medegebruik van Almere-Oost door de huidige bewoners van de stad. Maar er is niet echt uitgebreid gekeken naar de evaluaties en ideeen van deze huidige bewoners.

137

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Bronnen en literatuur Boeken

Duurzame stedenbouw, voorbeelden en perspectieven, MichaĂŤl Meijer et al., Blauwdruk (2010) Landschappelijk wonen, 34 voorbeelden in en om de stad, R.Bos e.a. Uitg. Blauwdruk (2012) Lijnen in het landschap, houtwallen, singels, heggen en andere lijnvormige houtopstanden, Landschapsbeheer

Nederland (2007)

Westelijk van de Knardijk, Inrichting en ontwikkeling van Zuidelijk Flevoland, Drs. M. Spierings e.a. , Ministerie van Verkeer en Waterstaat (1996) Zoet en zout: water en de Nederlanders, Tracy Metz en Maartje van den Heuvel, NAi Uitgevers (2012) Rapporten Achtergronddocument KRW IJsselmeerpolders, Toelichting bij de inspraak op Waterbeheerplan Zuiderzeeland en Omgevingsplan Flevoland, Waterschap Zuiderzeeland (2009) Agromere: stadslandbouw in Almere – Oosterwold, van toekomstbeelden naar ontwerp, J.E. Jansma e.a., Plantonderzoek en Praktijk B.V. (2009) Biomassaplein, investeringsvoorstel, Het Groene Woud (2013) Duurzaam Almere Oost: Ontwerp van een waterhuishoudkundig systeem, Deltares, Harry de Brauw TU Delft (2009) Edelherten in de Gelderse Poort, G.W.T.A. Grootbruinderink e.a., Alterra (2005) Een frisse blik op warmer water, Stowa (2011) Gebiedsplan FAB Flevoland. Groen-blauwe dooradering in het landschap ten dienste van natuurlijke plaagonderdrukking, F. van Alebeek, e.a. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. (2008) Groen-blauwe netwerken in duurzame gebiedsontwikkeling, Paul Opdam, Habiforum/WUR (2009) Handboek Oevers en Waterberging, Waterschap Hollandse Delta (2007) Handreiking Natuurvriendelijke Oevers, Een standplaatsbenadering, Stowa (2011) Een interactieve business case benadering voor meervoudig landgebruik: efficienter en goedkoper! Deltares, AT Osborne, University of Amsterdam, Eco-consult Environmental Economics (2011) Kennis voor zoet en veilig water, voor nu en later, Stowa (2010) Klimaatadaptief waterbeheer, wat biedt de bodem? Stowa (2012) Meer water met regelbare drainage? Stowa (2012) Natuur in Flevoland, Eindrapport Open Planproces, R. Bekker (2013) Natuurverkenning 2010-2040: Visies op de ontwikkeling van natuur en landschap, Planbureau van de Leefomgeving (2012) Omgevingsplan Provincie Flevoland (2006) Quickscan WINN Waterwoningen, Deltares (2009) Robuuste verbindingen en hoefdieren, G.W.T.A. Grootbruinderink e.a., Alterra (2007) Ruimtevolk Jaarboek, Nieuw eigenaarschap in de ruimtelijke ordening (2012) The effect of the area and configuration of hibernation sites on the control of aphids by Coccinella sptempunctata in agricultural landscapes: a simulation study, F.J.J.A. Bianchi and W. van der Werf, Environ. Entomol. (2003) Wat natuur de mens biedt, Ecosysteemdiensten in Nederland, Planbureau voor de Leefomgeving (2010)

138


Brochures en tijdschriften Delta, Inspiratiebron voor tuin- en landschapsinrichters, november 2012 EcoPLAN-IT, Alterra, 2013 FAB en akkerranden voor de plaagbeheersing,

Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) onderzoeksinstituut

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (2011) FAB en omgeving: het belang van groen-blauwe netwerken, Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) onderzoeksinstituut Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (2011) Rural Alliances, Allianties van ondernemers en gemeenschappen, voor een vitaal platteland (2012) Websites www.agroforestry.be www.alterra.wur.nl www.asknature.org www.atlasleefomgeving.nl www.bakerwaard.nl/bwplan.html www.biobasedeconomy.nl www.blauwestad.nl www.bosplus.be www.checklistgroenbouwen.nl www.compendiumvoordeleefomgeving.nl www.deltaproof.stowa.nl www.duurzaamgebouwd.nl www.ecocool.nl www.gidsmodellen.nl www.innovatienetwerk.org www.innoverenmetwater.nl www.lowtechmagazine.be www.meerstad.eu www.natura2000.nl www.natuurbericht.nl www.natuurkennis.nl www.omslag.nl/wonen/ecodorpen www.themasites.pbl.nl www.voederbomen.nl www.voff.nl

139

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Bronvermelding

Bronvermelding

Foto bijschrift

Bronvermelding

Foto bijschrift

Foto bijschrift

Dit rapport is het eindproduct van het 3e jaars vak Ontwerpen en Ecologie aan de opleiding Tuin- en Landschapsinrichting, Van Hall Larenstein in Velp. Een studiegroep heeft onderzoek verricht naar het onderwerp Functionele natuur, een van de mogelijke ‘kijkrichtingen’ voor de natuur die Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft opgesteld. Op basis van onder andere een analyse van de Flevopolder, bestaande omgevinsgsvisies, referentiestudies, literatuur en een burovisie, is een masterplan ontwikkeld voor Almere.

Bronvermelding

Begeleiding: Dick van Dorp, Ad Koolen

Bronvermelding

Susanne Coolen, Mirjam Kanselaar Velp, juni 2013

Foto bijschrift

Foto bijschrift

140

Hoofdstuk 1

Inleiding Almere 2.1


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.