deel 1 - WERELDMUSEUM

Page 69

8

1. Harpspeler Ca. 700 v.C.; brons; H: 5,5 cm De minimalistische stijl en eenvoudige technologie van de geometrische periode beletten kunstenaars niet om geïndividualiseerde beeldjes te maken, zoals deze zittende muzikant uit Herakleion op Kreta. Het motief verschijnt al in de vroege bronstijd in Griekenland (zie zaal 26/5) en komt ook nog in de hellenistische tijd voor (323–27 v.C.). 2. Paard Ca. 750 v.C.; brons; H: 6 cm Kleinschalige bronzen beeldjes werden in de geometrische periode over heel Griekenland gemaakt, en paarden behoren tot de meest voorkomende offers in heiligdommen. Dit exemplaar uit één stuk combineert diverse geometrische vormen tot een elegant samenstel: het brede achterste, de brede en platte nek en schoften vormen één geheel met de smalle

c­ ilindervormige snoet, het lijf, de onderbenen en de staart. Dit stuk komt uit een graf bij Syracuse, een Korinthische kolonie in Sicilië. Wellicht is het een Korinthisch product. 3. Vrouwenbeeldje Ca. 730 v.C.; ivoor; H: 24 cm Dit elegante figuurtje, misschien een handvat van een verloren werktuig, behoort tot een kwintet ivoren vrouwenbeeldjes uit het graf van een vrouw (Graf 13 op de Kerameikosbegraafplaats in Athene). Het kostbare, ingevoerde materiaal en het motief van de naakte vrouw komen uit het Nabije Oosten, maar het vakmanschap is Grieks. Het lichaam bestaat uit diverse onderdelen die zoals op geometrische vazen aan elkaar zijn vastgehecht; het lage hoofddeksel is versierd met een typisch Grieks meanderpatroon. 4. Krijger Ca. 700 v.C.; brons; H: 28 cm

Ondanks het verlies van de speer die hij in zijn rechterhand hield, heeft deze krijger uit Karditsa in Thessalië veel van zijn oorspronkelijke kracht behouden. Hij draagt een helm en een licht Dipylonschild (gevlochten of een huid) dat om zijn rug is geslagen. Zijn brede kuiten kunnen wijzen op scheenplaten of benadrukken zijn benen. Zijn uitgesproken genitaliën laten geen twijfel bestaan over zijn geslacht. 5. Protogeometrische amfoor Ca. 1050 v.C.; beschilderde terracotta; H: ca. 35–45 cm Deze mooi gevormde en eenvoudig versierde funeraire amfoor uit Graf 12 op de Atheense ­Kerameikosbegraafplaats is typisch voor de ­protogeometrische periode, toen patronen met kromme lijnen vaatwerk als dit versierden. De pro­porties van de vaas worden benadrukt door de plaatsing van de patronen: de openstaande lip en zwarte hals met witte lijnen maken een kwart van de totale hoogte uit; op de schouders is een

patroon van concentrische halve cirkels te zien dat een echo is van de vorm van de vaas en een tweede kwart inneemt. Ter hoogte van de handvatten vullen concentrische cirkels de breedste zone, wat het zwellende volume benadrukt. 6. Man en centaur Ca. 750 v.C.; brons: H: 11,1 cm De mythische centauren, half mens en half dier, waren de tegenpolen van de beschaafde Grieken. Ze verschijnen vaak in gevechtsscènes met mensen. Dit figuurtje uit één stuk is een van de oudste voorbeelden. De man die boven de centaur uitrijst en de punt van de speer in de linkerflank van de centaur geven aan hoe het gevecht eindigt. 7. Centaur van Lefkandi Ca. 1000–900 v.C.; beschilderde terracotta; H: 36 cm Het hoofd en lichaam van deze centaur werden

aangetroffen in twee afzonderlijke graven in Lefkandi op het eiland Euboia, wat misschien wijst op de kostbaarheid ervan voor twee individuen. Tenzij men zijn kracht wilde ‘doden’? Het cilindervormige paardenlijf werd op een pottenbakkersschijf gedraaid; de ledematen, het hoofd en de menselijke torso zijn met de hand gemaakt. De barst op de linkerschouder geeft aan dat de centaur een voorwerp droeg: misschien een tak, het traditionele wapen van de woudbewoners die de centauren waren. Volgens een latere mythe werd Cheiron, de wijze centaur die de jonge Achilles opvoedde, gewond aan zijn linkerknie, waar op dit beeldje een bewust aangebrachte snee te zien is. En de rechterhand heeft zes vingers, een bijzonderheid die men in de oudheid met wijsheid in verband bracht. 8. Hirschfeldkrater Ca. 750 v.C.; beschilderde terracotta; H: 108 cm Protogeometrische vazen dienden vaak als

ZAAL 30

‘­ urnen’ voor de gecremeerde resten van de doden. Monumentale geometrische vazen als dit exemplaar uit de Atheense Kerameikosbegraafplaats, daarentegen, wezen aan waar zich een graf bevond. Onder een rij meanders op de hals is de belangrijkste scène te zien: de prothesis, de dode die voor zijn begrafenis wordt opgebaard. Hij ligt op een baar en wordt omgeven door zijn familie en klaagvrouwen. De geruite lijkwade die het lichaam moest bedekken wordt opgeheven en we zien de overledene op zijn zij, een voorbeeld van de algehele helderheid die de kunstenaar nastreefde ten koste van de perceptie. Twee kleine figuurtjes staan aan zijn voeten, en een zittende vrouw en kind leiden een treurzang. Onder de baar vullen geiten en vogels de ruimte, misschien een aanwijzing dat het tafereel aan het hof plaatsvindt of een allusie op het begrafenismaal. Onderaan trekt een stoet van wagens en infanteristen voorbij, mogelijk een verwijzing naar de militaire prestaties van de dode. Tenzij ze een mythische wereld van heldendaden willen oproepen.

HET OUDE GRIEKENLAND


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.