De blinde vlek

Page 1

de blinde vlek


Copyright Š Jo Claes / Uitgeverij Houtekiet 2009 Uitgeverij Houtekiet, Vrijheidstraat 33, b-2000 Antwerpen info@houtekiet.com www.houtekiet.com www.jo-claes.be Omslag Wil Immink naar De ontvoering van Europa van Rik Poot, kunstbezit van de provincie Vlaams-Brabant. Met dank aan de deputatie. Foto omslag Uschi Claes Foto auteur Sara Engels Zetwerk Intertext, Antwerpen isbn 978 90 8924 038 5 d 2009 4765 4 nur 330 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher.


Jo Claes

De blinde vlek

Houtekiet Antwerpen / Amsterdam


Voor AndrĂŠ Claes. Vader, voorganger, voorbeeld.

Afwezigheid is voor de liefde wat de wind is voor het vuur. Het kleine dooft hij uit, het grote wakkert hij aan. b. rabutin Wij mensen, wat weten wij nu eigenlijk van elkaar? p. mercier


Deel 1

Sagalassos



1

S

imen Paulus had eensklaps het gevoel dat er iets ernstigs mis was met de beelden die op zijn netvliezen verschenen. Zolang hij zijn blik op één persoon focuste, leek er met zijn gezichtsvermogen niets aan de hand, maar zodra hij zijn ogen van links naar rechts liet gaan, verloren de mensen tegenover hem hun vaste contouren en schoven ze als Siamese tweelingen in elkaar. Was het de rode wijn bij het eten geweest? Nee, hij had hooguit twee à drie glazen gedronken. Waarschijnlijk was het de Truva bij de koffie die hem de das had omgedaan. Hij was toch al niet gewend aan sterke drank en de Turkse cognac was hem al vanaf de eerste slok slecht bevallen. Maar hij had geen spelbreker willen zijn. Het was nu eenmaal feest en op een feest werd er gedronken. Hij leunde achterover, vouwde zijn armen voor zijn borst en liet zijn hoofd in zijn nek vallen. In de kruinen van de bomen op het marktplein waren kabels gespannen met lampjes, kleine peertjes die een diffuus licht verspreidden over de tegen elkaar geschoven tafels die versierd waren met bloemen en kaarsen. Yesim, de eigenaar van het restaurant tegenover de oude moskee, had kosten noch moeite gespaard om het zijn gasten naar hun zin te maken en iedereen was het erover eens dat de schapen-

7


ragout met rijst, de in olijfolie gebakken schijfjes aubergine en de verse yoghurt excellent hadden gesmaakt. Yesim liet zich de lofbetuigingen met een brede grijns op zijn vollemaansgezicht welgevallen. Het gebeurde niet vaak dat het hele team van de Leuvense faculteit van archeologie in zijn restaurant neerstreek en op een avond als deze verdiende hij waarschijnlijk meer dan anders in een hele maand. Aglasun was maar ĂŠĂŠn eetgelegenheid rijk, maar iedereen wist dat de middelen van professor Wellens beperkt waren en dat hij zijn medewerkers een traktatie als deze niet vaak kon aanbieden. Het was enkel aan de ontdekking van vorige week te danken dat hij de hele groep op een etentje had uitgenodigd. Simen zuchtte. De alcohol maakte hem een beetje misselijk. Hij sloot zijn ogen, maar bijna tegelijkertijd kreeg hij het gevoel dat hij op een draaimolen zat en het scheelde niet veel of hij was van zijn stoel gevallen. Geschrokken ging hij rechtop zitten. Om hem heen leek niemand iets te hebben gemerkt. Links van hem zat Erik te praten met Nathalie, een eerstejaarsstudente die hij al sinds haar aankomst in Aglasun probeerde te versieren. Zijn pogingen waren tot nu toe op niets uitgelopen, maar Erik had het geduld van een zondagsvisser en gaf niet op. Met zijn rechterbuur had hij de hele avond nauwelijks een paar woorden gewisseld. Hij heette Mehmet Yagci en onderhield zich bijna uitsluitend in het Turks met zijn collega van het archeologische museum van Burdur, de hoofdstad van de gelijknamige provincie waartoe Aglasun behoort. De twee mannen waren van overheidswege aangesteld om de activiteiten op de site van Sagalassos te superviseren en spraken slechts gebrekkig Engels. Simen voelde plots hoe iemand naar hem keek. Het was niet professor Sterkx die tegenover hem zat, maar de vrouw

8


naast hem, zijn veel jongere echtgenote Sophie Eyckmans. Ze steunde met de ellebogen op het tafelblad terwijl ze aan haar sigaret trok en hem ongegeneerd aanstaarde. Heel even beantwoordde hij haar blik, toen wendde hij de ogen af. Hij begreep niet wat haar de laatste paar dagen bezielde. Het leek wel alsof ze elke vorm van voorzichtigheid had laten varen sinds hij haar vorige week woensdag gezegd had dat het uit moest zijn tussen hen. Voor de tweede keer die avond voelde Simen hoe Sophies voet onder zijn broekspijp gleed. GeĂŤrgerd trok hij zijn been terug en hij stuurde haar een waarschuwende blik toe. Ze blies de rook van haar sigaret voor zich uit, maar gaf geen krimp. Het licht van de kaarsen danste over haar gezicht. Hij moest toegeven dat ze er mooi uitzag vanavond. Haar korte, blonde haren waren gebleekt door de zon; haar teint was de voorbije week nog verder verdonkerd door het werken in openlucht. Ze had lichte, kristalblauwe ogen en volle lippen waarop ze bijzonder trots was. De laatste keer dat ze samen waren, had ze gevraagd of hij haar mond mooi vond. Afwezig had hij geknikt, maar ze nam geen genoegen met zijn halfslachtige reactie, draaide met haar hand zijn gezicht in haar richting en zei dat ze er zeker van was dat hij haar mond mooi vond. Oh ja, had hij gezegd, en hoe weet je dat dan wel? Dat merk ik aan de manier waarop je erin klaarkomt, had ze geantwoord. Simen keek van haar weg en liet zijn blik over de lange tafel glijden. Het gezelschap bestond uit bijna zestig mensen. De meesten van hen waren eerste- of tweedejaarsstudenten archeologie die een maand stage liepen om ervaring op te doen in opgravingstechnieken. Daarnaast waren er een aantal oudere studenten die hun bachelordiploma al op zak hadden en niet als stagiairs werkten maar als vrijwilligers, sommigen van hen al voor het derde of vierde jaar op rij. De groep werd ge-

9


completeerd door een aantal onderzoekers uit verschillende disciplines en drie professoren: Wellens, Sterkx en Teniers. Zij stonden als site supervisors aan het hoofd van de verschillende projecten die op het terrein aan de gang waren sinds de faculteit opgravingen uitvoerde in Sagalassos, ooit de belangrijkste Grieks-Romeinse stad van Pisidië, die in de zevende eeuw door een aardbeving was verwoest. Professor Wellens was de oudste van de drie en had de leiding over het project. Slechts één van hen, Evert Sterkx, was vergezeld van zijn vrouw. Simen wist dat Sophie Eyckmans een oud-studente was van Sterkx. Hoewel ze hem nooit had willen zeggen hoe oud ze was, schatte hij haar begin dertig. Ze werkte als lerares geschiedenis op een middelbare school te Leuven, maar elke zomervakantie vergezelde ze haar man voor twee maanden naar Sagalassos. Dit jaar, had ze hem verteld, al voor de negende keer. Voor Simen was het de eerste campagne waaraan hij deelnam. De voorbije twee jaar had hij uit geldgebrek moeten afhaken, omdat de stage onbezoldigd was en hij tijdens de zomer als kelner in Knokke werkte om zijn studies te bekostigen. Nu, als bachelor, had hij recht op een vergoeding van honderd euro per week. Een peulenschil natuurlijk, zelfs in vergelijking met het loon van de Turkse arbeiders van wie er een tachtigtal op de site tewerkgesteld waren. Maar professor Sterkx had hem geen keuze gelaten. Als hij na volgend academiejaar in aanmerking wilde komen om te promoveren, dan werd van hem verwacht dat hij deze zomer zijn steentje bijdroeg. Simen keek op zijn horloge. Het was bijna elf uur. Morgenvroeg, op zondag, ging de nieuwe werkweek van start. In Sagalassos begon het weekend op donderdagavond en werd er vrijdag en zaterdag gerust omdat meer dan de helft van de Turkse arbeiders akkers hadden in de omgeving en elke week hun producten verkochten op de markt van Aglasun. Die vond plaats

10


op vrijdag, de dag waarop ook naar de moskee werd gegaan. In het begin had het vreemd aangevoeld om op zondagochtend opnieuw aan het werk te gaan, maar na een tijdje had hij zich aan het ritme aangepast. In een vreemde cultuur verloren de gewoontes van thuis al snel hun belang. Er ontsnapte hem een geeuw. De misselijkheid was een beetje geluwd en had plaats gemaakt voor slaperigheid. ’s Ochtends werd er om halfzeven opgestaan. De rit van Aglasun naar Sagalassos duurde ongeveer een kwartier; om halfacht begon het werk. Hij had zin om nog even de benen te strekken voor hij ging slapen. Terwijl hij zijn stoel achteruit schoof, excuseerde hij zich en zei dat hij moe was. Professor Sterkx wierp hem een korte blik toe en ging toen verder met zijn gesprek. Er hing al enkele dagen een spanning tussen hen die ook de andere leden van het team niet was ontgaan, maar tot nu toe was een publieke confrontatie achterwege gebleven. Voor de zoveelste keer vroeg Simen zich af hoeveel Sterkx wist. Het kon haast niet anders of hij vermoedde iets, gezien de manier waarop Sophie zich de laatste dagen aanstelde en de blikken die haar gedrag de anderen ontlokte. In een gat als Aglasun zat iedereen op elkaars lip en was privacy ver te zoeken. Er waren geen hotels in het dorp en de leden van het team overnachtten in enkele huizen die voor de duur van de campagne werden afgehuurd. Niemand had een kamer voor zich alleen en soms gebeurde het dat één en dezelfde ruimte met drie of vier anderen moest worden gedeeld. Van enig comfort was geen sprake; het was al een hele luxe wanneer er ’s avonds voor iedereen voldoende water was om een douche te nemen na een lange dag in de hitte en het stof. Misschien, overwoog Simen terwijl hij langzaam de hoofdstraat afliep, wilde Sterkx de sfeer in de groep niet verzieken

11


nu iedereen door het dolle heen was over de ontdekking die nog niet zo lang geleden was gedaan. Vorige week zondag, kort na het middaguur, was een studente op een verborgen holte gestuit in de muur van één van de grootste villa’s op de site. Bij nader onderzoek bleek de bergplaats een metalen kistje te bevatten dat – gezien de omstandigheden – in bijzonder goede staat bewaard was gebleven. Toen professor Wellens bij de vindplaats arriveerde, werd besloten om het kistje voorzichtig te openen. De scharnieren waren helemaal doorgeroest; het deksel liet zich zonder enige moeite oplichten. Binnenin lag een halfvergane, leren buidel met daarin tientallen gouden munten, op het eerste gezicht aurei uit de Romeinse keizertijd. Een tijdlang zei niemand iets. Iedereen staarde als gebiologeerd naar het kistje in professor Wellens’ handen. Toen, als op commando, begonnen de omstanders te juichen. Het gejoel was zo luid dat het op de hele site hoorbaar was en meteen kwamen tientallen medewerkers van alle kanten aangesneld om een glimp op te vangen van de vondst. Er waren eerder al munten aangetroffen tussen de ruïnes: Pergameense cistophoren, zilverstukken uit de tijd van Alexander de Grote, Romeinse dinarii en zelfs een paar solidi, maar een goudschat van zo’n omvang was nooit eerder in Sagalassos ontdekt. Bij nader onderzoek bleek het kistje tweeëndertig aurei te bevatten, allemaal identiek en met nauwelijks sporen van slijtage. Op de beeldzijde hadden ze het gelauwerde hoofd van keizer Hadrianus, op de achterzijde een tempel met Herculesfiguur. Eén exemplaar werd onmiddellijk naar het museum van Burdur gestuurd; een ander naar de firma Elias in Brussel, een gerenommeerd veilinghuis dat gespecialiseerd was in antieke munten. De dubbele expertise bevestigde wat iedereen al vermoedde of tenminste hoopte: de munten waren echt en van topkwaliteit.

12


Het was professor Wellens die besloot om op zaterdagavond een feestje te organiseren om de vondst te vieren. De dertig overgebleven munten werden veilig opgeborgen in het opgravingshuis, de fortuinlijke studente werd in de bloemetjes gezet en het enige restaurant in Aglasun werd voor de hele avond afgehuurd. Simen hoorde achter zijn rug plots het naderende geklikklak van naaldhakken op de plaveien van het voetpad. Hij bleef staan en draaide zich om. De straat was slecht verlicht, maar hij herkende niettemin het silhouet van Sophie. Van al de vrouwelijke medewerkers was zij de enige die zich na het werk opkleedde alsof ze in een driesterrenrestaurant ging dineren en niet in de refter van het opgravingshuis waar een lokale kok elke avond een warme maaltijd bereidde voor het hele team. ‘Simen, wacht even,’ hoorde hij haar zeggen. Hij aarzelde een ogenblik. In de verte was het verlichte marktplein nog net zichtbaar; de geluiden aan tafel waren afgezwakt tot een zacht gemurmel. Voor de rest was de straat verlaten. In een dorp als Aglasun ging men vroeg naar bed. Sophie had hem intussen ingehaald en haakte haar arm door de zijne. Simen vroeg wat ze van plan was. ‘Ik ga met je mee,’ antwoordde ze. ‘Erik zit nog aan tafel. We hebben je kamer voor ons alleen.’ ‘Ben je gek?’ zei hij. ‘En wat moet je man wel niet denken? Die heeft ongetwijfeld gezien hoe je me achterna bent gegaan.’ ‘Evert heeft op het ogenblik wel andere dingen aan zijn hoofd.’ Simen zuchtte. ‘Ik dacht dat ik vorige keer duidelijk was geweest. We kunnen elkaar niet meer op deze…’ Sophie trok hem bij de arm een smalle zijstraat in. Het steegje was nauwelijks twee meter breed. De hitte van de voorbije dag hing nog tussen de muren. 13


‘Wat is er aan de hand, Simen?’ Hij luisterde naar het geblaf van een hond voor hij antwoordde. ‘Ik kan hier niet mee doorgaan.’ ‘Waar kun je niet mee doorgaan?’ vroeg ze, terwijl ze zo dicht bij hem kwam staan dat haar mond vlak bij de zijne was. ‘Je weet wel wat ik bedoel.’ Vanuit zijn ooghoek zag hij hoe haar arm in beweging kwam en bijna tegelijkertijd schoof haar hand tussen zijn benen. ‘Zo te voelen kan je nog best.’ Hij hapte naar adem. De neiging om haar hand weg te duwen verloor het van het zalige gevoel dat de zachtjes knedende vingers opriepen. Ineens stopte de beweging van haar hand. Hij voelde hoe ze de rits van zijn broek naar beneden trok en haar vingers naar binnen glipten. ‘Vind je dat fijn?’ fluisterde ze, terwijl haar hand op en neer bewoog. ‘Ja,’ kreunde hij. Haar mond sloot zich op de zijne, haar tong wrong zich tussen zijn lippen naar binnen. De beweging van haar hand versnelde. Hij zou zich moeten omdraaien en weggaan, maar hij wist dat het daarvoor te laat was. Toen hij de trap opliep van het huis waar hij logeerde, zag hij aan de lichtstreep onder de deur dat Erik er al was. Hij drukte de klink naar beneden en ging naar binnen. Zijn vriend lag in boxershort op bed te lezen. ‘Waar kom jij vandaan?’ vroeg Erik. ‘Je was ineens verdwenen. Ik heb je niet van tafel zien opstaan.’ ‘Ik wou je niet storen. Je had het veel te druk met Nathalie.’ ‘Pfff, praat me niet van Nathalie.’ ‘Wil dat zeggen dat je weer niet bent opgeschoten?’

14


‘Nog voor geen meter.’ ‘Misschien ben je gewoon haar type niet.’ ‘Dat zal het zijn.’ ‘Hoe? Kan toch?’ ‘Ik weet dat ik geen adonis ben zoals jij,’ bromde Erik. ‘Dat hoef je me heus niet onder de neus te wrijven.’ ‘Dat bedoel ik niet. Misschien heeft ze thuis wel een vriend.’ ‘Thuis is drieduizend kilometer van hier.’ Simen grijnsde. ‘Niet iedereen neemt het even licht op met de liefde.’ ‘Hoor wie spreekt.’ ‘Wat wil dat nu weer zeggen?’ Erik liet zijn boek zakken. ‘Ik heb wel gezien hoe Sophie je achterna ging,’ antwoordde hij. ‘Iederéén aan tafel heeft het gezien. Ook Sterkx.’ ‘We hebben gewoon een eindje gewandeld.’ ‘Ja, dat zal wel.’ Simen liet zich op zijn bed zakken. ‘Luister, Erik, ik…’ ‘Je hoeft tegenover mij de schijn niet op te houden,’ onderbrak zijn vriend hem. ‘Ik wil alleen dat je weet dat er geroddeld wordt.’ ‘Geroddeld wordt er altijd.’ ‘Eén dezer dagen,’ zei Erik, terwijl hij zijn vinger waarschuwend in Simens richting stak, ‘slaan bij Sterkx de stoppen door, dat geef ik je op een briefje. Je had hem daarstraks moeten zien kijken toen Sophie van tafel opstond. Of dacht je soms dat hij niet vermoedt wat er aan de hand is? Ik heb niet de minste sympathie voor die man, dat weet je. In mijn ogen is hij een omhooggevallen opportunist die op academisch vlak niets voorstelt, maar dat wil nog niet zeggen dat hij het verdient om publiekelijk in zijn hemd te worden gezet door één van zijn studenten die geilt op zijn vrouw.’ 15


‘Toe maar, hou je vooral niet in.’ ‘Dat ben ik ook niet van plan. Het wordt tijd dat iemand je eens zegt waar het op staat. Soms heb ik de indruk dat je niet beseft welke gevolgen dit kan hebben. Als Sterkx het straks in zijn hoofd haalt om je dwars te zitten, kan je het vergeten om te promoveren en ik weet hoeveel dat voor jou betekent. Heb je nog niet gemerkt hoe hij je de voorbije dagen voortdurend op de huid zit? Een paar weken geleden kon je in zijn ogen niets verkeerd doen. Het was voortdurend Simen hier en Simen daar. Nu geeft hij constant op je af. Hoe komt dat, denk je?’ Simen zweeg. Hij begreep dat het geen zin had om tegenover Erik nog langer te doen alsof. Sophie had gelijk: hoe meer je ontkende, hoe minder men je geloofde. Hoe minder je toegaf, hoe meer men ervan overtuigd was dat je iets verborg. De menselijke natuur muntte nu eenmaal uit in achterdocht. ‘Wanneer komt Sara?’ vroeg Erik. ‘Vrijdag.’ ‘Wat als iemand haar vertelt over Sophie?’ ‘Wie wel? Ik ben niet van plan om haar mee te nemen naar Aglasun. Waar zou ze trouwens moeten slapen? Hier, tussen ons in?’ ‘Heb ik niets op tegen,’ grinnikte Erik. ‘Waar logeert ze? ‘Ze heeft een hotelkamer geboekt in Side.’ ‘Dus je gaat in het weekend naar de kust?’ ‘Dat is de bedoeling.’ Simen stond op en griste zijn toilettas van de stoel naast het bed. ‘Ik ga mijn tanden poetsen.’ De badkamer bevond zich aan het einde van de gang. Gewoonlijk was het aanschuiven geblazen, maar deze keer kon hij meteen naar binnen omdat de meeste teamleden nog niet terug waren van het feestje. Er logeerden veertien mensen in het huis, vier per kamer. Alleen hij en Erik hadden een kamer voor twee. De ruimte was dan ook niet groter dan drie bij vier meter. 16


Hij knipte het licht aan. De muren van de badkamer waren bekleed met olijfgroene tegels tot op borsthoogte. Naast een wastafel en een bidet was er een douche waaruit na drie wasbeurten nauwelijks nog water kwam. Hij stuitte op zijn blik in de spiegel. Eriks woorden zaten hem dwars. Niet wat hij over Sterkx had gezegd, maar wat hij zich had laten ontvallen over Sara. Stel dat iemand haar over Sophie vertelt, had hij geopperd. Wat dan? Simen riep haar gezicht op in zijn geheugen. Het zwarte, sluike haar tot halverwege haar rug. Haar lippen die ze soms bevochtigde met het puntje van haar tong. De grote, zachtbruine ogen die donkerder werden wanneer ze opgewonden was‌ Hij wilde haar niet kwetsen. Het laatste wat hij wou, was haar ongelukkig maken. Twee weken had ze geboekt in het kuststadje Side, zij en haar vriendin Elke. Hij had verschillende keren geprobeerd om het plan uit haar hoofd te praten, maar tevergeefs. Het was vandaag 9 augustus, volgende week werd hij drieÍntwintig en Sara had erop gestaan om voor die gelegenheid naar Turkije te komen. Hij had haar erop gewezen dat ze elkaar doordeweeks niet konden zien, dat hij hoogstens twee keer voor het weekend naar de kust kon reizen, dat ze zijn verjaardag ook later konden vieren. Het had allemaal niet mogen baten. Het ging trouwens niet enkel om zijn verjaardag, had ze gezegd, maar om het feit dat ze elkaar twee maanden lang niet zouden zien. Vond hij dat geen eeuwigheid? Het was de eerste keer dat ze zo lang van elkaar gescheiden zouden zijn. Bovendien was ze toch van plan om op vakantie te gaan. Waarom dan geen bestemming kiezen bij hem in de buurt? Simen sloeg zijn blik neer. Van alle ogen waarin je tijdens je leven keek, waren die van jezelf het meest confronterend.

17


Liegen kon je tegen de hele wereld, behalve tegen jezelf en wat zijn ogen hem nu in het gezicht slingerden, raakte hem dieper dan wat Erik daarstraks had gezegd. Hij vloekte tussen zijn tanden. Waarom was hij ooit op de avances van Sophie ingegaan? Waarom had hij niet gewoon nee gezegd? Al tijdens de eerste week van de campagne had zij hem laten voelen dat hij haar niet onverschillig liet. Het was begonnen met enkele dubbelzinnige opmerkingen, een paar blikken die iets te lang op hem bleven rusten, af en toe een hand die schijnbaar toevallig langs de zijne streek. In het begin had hij gedaan alsof hij niet doorhad dat ze toenadering zocht. Per slot van rekening was ze de vrouw van professor Sterkx en had hij al anderhalf jaar een relatie met Sara. Het was ook niet nieuw voor hem dat vrouwen onomwonden lieten merken dat ze geĂŻnteresseerd waren. Al vroeg, nog tijdens de laatste jaren op de middelbare school, had hij gemerkt dat hij het andere geslacht niet onverschillig liet. Eerst had hij aangenomen dat het te maken had met zijn uiterlijk. Hij was groot, goedgebouwd en had smalle heupen en fijn gevormde handen, maar later was hij erachter gekomen dat het vooral zijn ogen waren die vrouwen aantrekkelijk vonden. Niet zozeer vanwege hun vorm of kleur, maar vooral vanwege de manier waarop hij keek. Sara had hem ooit verteld dat zijn blik iets heel aparts had. Een mengeling van tederheid en kracht, van terughoudendheid en interesse, van speelsheid en ernst. Een mysterieuze blik, had ze het genoemd. Een blik die veel beloofde zonder dat duidelijk was wĂĄt. Een blik die vrouwen deed smelten, had ze er lachend aan toegevoegd, zonder te beseffen hoe waar het was wat ze zei. Zelf leek de uitdrukking van zijn ogen hem heel gewoon, maar hij wist dat de wijze waarop je jezelf zag niet strookte met de opvatting die anderen over je hadden. En dus had hij

18


zijn voordeel gedaan met het effect dat hij op vrouwen had. In de loop der jaren had hij geleerd hoe hij profijt kon trekken van de interesse en de daaraan gekoppelde meegaandheid die hij bij het andere geslacht opriep. Vrouwelijke professoren gedroegen zich veel inschikkelijker tegen hem dan tegen medestudenten; vriendinnen waren altijd bereid om voor hem te koken of zijn kamer schoon te maken; bedpartners kwamen en gingen met de regelmaat van een klok. Er waren natuurlijk ook vrouwen die immuun waren voor zijn charme, die zich zelfs vijandig opstelden omdat ze hem voor een donjuan hielden of een profiteur, maar in de meeste gevallen kreeg hij gedaan wat hij wou. Hij vond van zichzelf ook niet dat hij misbruik maakte van de situatie; het was gewoon een tweede natuur geworden om op die manier met het andere geslacht om te gaan. Hij gedroeg zich trouwens altijd hoffelijk, ook wanneer hij harten brak en tranen deed vloeien. Het was pas toen hij Sara leerde kennen dat er een einde kwam aan de lange reeks avontuurtjes van de voorbije jaren. Tenminste, voor een tiental maanden, bijna een jaar. Toen was hij haar voor het eerst ontrouw geweest met een studente die Sanne heette en die hij op een avond had leren kennen in de faculteitsbar waar hij met Erik toevallig was verzeild geraakt. Het meisje was een beetje aangeschoten en had hem na een uur zonder omhaal op haar kamer uitgenodigd. Hij was zelf genoeg in de wind geweest om met haar mee te gegaan, maar de volgende ochtend, toen samen met de kater ook de spijt in zijn hersenen klauwde, had hij haar opgebiecht dat hij een vriendin had en dat hun avontuurtje bij ĂŠĂŠn nacht moest blijven. Tegen zijn verwachting in maakte het meisje geen bezwaar. Ze had, bekende ze, ook een relatie, al brandde die al een tijdlang op een laag pitje. Na een kop koffie en een paar kleffe toastjes met aardbeienjam had hij afscheid genomen en was naar huis gegaan, vastbesloten om zijn leven te beteren. 19


Maar seksuele aantrekkingskracht was net als elke andere vorm van macht die je over anderen bezat. Had je er eenmaal van geproefd, dan was het bijzonder moeilijk om er niet langer gebruik van te maken. Bovendien hield hij van vrouwen, van de manier waarop ze roken, proefden, vrijden, lachten… Hij had eens gelezen dat van alle zoogdieren slechts drie procent monogaam was en de mens hoorde daar zeker niet bij. Of beter, híj hoorde daar niet bij. Toch was het bij dat ene slippertje gebleven. Hij hield van Sara, meer dan van welke andere vrouw ook en hij had zich heilig voorgenomen om haar nooit meer te bedriegen, iets wat hem zonder noemenswaardige problemen was gelukt, tot hij naar Sagalassos vertrok en Sophie leerde kennen. Simen poetste zijn tanden en spoelde zijn mond. Op de gang weerklonk gestommel. Iemand zei iets, er werd gelachen. Blijkbaar was het feestje afgelopen. Hij ging terug naar zijn kamer, maar voelde zich te opgelaten om te slapen. Tegen Erik zei hij dat hij buiten een sigaret ging roken. ‘Wacht, ik ga mee.’ Ze liepen samen de trap af, Erik op blote voeten en in boxershort. Hoewel het bijna middernacht was, bleef het warm. Overdag liep de temperatuur op tot veertig graden, ’s nachts koelde het nauwelijks af. Hij bood Erik een sigaret aan en ging met hem op de drempel van het huis zitten. Tegen de gevel aangeleund stond een oude walnotenboom die hem aan zijn grootvader deed denken. Elke herfst hadden hij en zijn broer Dieter noten verzameld in de tuin van hun opa die net als hun vader hersenchirurg was in het universitaire ziekenhuis van Leuven. Op een dag had hun grootvader met een mes het bovenste deel van de schaal van een noot verwijderd en gezegd dat de hersenen van een mens er precies zo uitzagen wanneer het schedeldak werd

20


gelicht. Simen herinnerde zich dat de aanblik van de noot hem ineens misselijk had gemaakt, maar zijn broer was gefascineerd geweest door de idee. Intussen zat Dieter in zijn laatste jaar geneeskunde en Simen twijfelde er niet aan dat hij zich zou specialiseren in hersenchirurgie. Noblesse oblige, zeker in de familie Paulus, en hun vader had hen dan ook van jongs af ingeprent wat er van hen werd verwacht. Na Dieter was daarom ook hij, zij het met tegenzin, aan de studies begonnen. Twee jaar had hij het volgehouden. Twee jaar waarin hij moeiteloos voor de examens was geslaagd. Toen was er iets in hem geknakt en had hij er de brui aan gegeven. Tegen zijn vader had hij opgebiecht dat de geneeskunde hem niets zei, dat hij er niet voor in de wieg was gelegd, dat hij er als kind al van had gedroomd om archeologie te studeren. Er volgde een hoogoplopende ruzie, maar hij was bij zijn standpunt gebleven en het volgende academiejaar schreef hij zich in aan de faculteit van archeologie. Zijn vader draaide als reactie de geldkraan dicht en weigerde de studies te betalen. Noodgedwongen vroeg Simen een beurs aan, maar de som was onvoldoende om de kosten te dekken. Sindsdien kampte hij met een chronisch gebrek aan geld en kon hij alleen dankzij vakantiebaantjes de eindjes aan elkaar knopen. Sterkx’ eis om deze zomer aan de campagne in Sagalassos deel te nemen was dan ook een streep door zijn rekening geweest. Hoe interessant hij het project ook vond, het verlies aan inkomsten zou desastreus zijn en hem het komende jaar voor onoverzienbare problemen plaatsen. Simen blies de rook van zijn sigaret naar de inktzwarte lucht. Aan het firmament tekenden zich ontelbare sterren af, miljoenen lichtpuntjes, niet groter dan speldenkoppen. Misschien, overwoog hij, had hij Sterkx niets over zijn financiÍle

21


toestand mogen vertellen. Misschien was het dan nooit zo ver gekomen. Erik had gelijk met zijn inschatting van de man, alleen had hij geen flauw idee hoe ver Sterkx bereid was te gaan. Daar was hij trouwens zelf pas achtergekomen, drie dagen geleden, toen de professor hem naar het gebouw bij de ingang van de site had ontboden waar een kleine ruimte gebruikt werd als vergaderlokaal. Eerst vreesde hij dat het gesprek over Sophie zou gaan, al kon hij zich met de beste wil van de wereld niet voorstellen hoe Sterkx achter hun relatie was gekomen. Tot dan toe hadden ze enkel overdag gevrijd terwijl iedereen kilometers verderop aan het werk was. De eerste keer had Sophie hem gevraagd om haar te vergezellen naar Aglasun waar ze een paar dossiers moest ophalen. Het was kort na de middag en het hele dorp was in rust verzonken. In de kamer waar ze met haar man logeerde, had Sophie zonder een woord de deur op slot gedaan en voor hij besefte wat ze van plan was, had ze haar armen om hem heen geslagen en was hem zo hartstochtelijk beginnen te kussen dat hij even overweldigd was door de heftigheid waarmee ze te werk ging. Eerst had hij nog geprobeerd om zich uit haar omhelzing los te maken, maar toen had ze de rits van haar broek naar beneden getrokken, zijn hand in de hare genomen en tussen haar benen geduwd. Hij voelde haar warme, vochtige verlangen en terwijl ze hem hijgend aanmoedigde, gaf hij zich gewonnen en drong hij diep bij haar naar binnen. Maar het was Sterkx niet om Sophie te doen geweest. Nadat hij Simen een stoel had aangeboden in het kleine kantoortje waar een oude ventilator moeizaam door de hete lucht ploegde, stak hij van wal met een lofrede op hun samenwerking van de laatste jaren die hij als uiterst bevredigend omschreef en die volgens hem geleid had tot een goede verstandhouding, een wederzijds respect en een omgang die een stuk

22


vertrouwelijker was dan doorgaans gebruikelijk tussen een professor en een student. Terwijl Simen zich verbaasd afvroeg wat deze onverwachte en voor een man als Sterkx ongewone lofprijzing te betekenen had, rondde de professor zijn inleiding af en kwam tot de kern van de zaak. Hij had, zei hij, een voorstel waar hij lang over had nagedacht en waarvoor hij Simen als partner had uitgekozen omwille van de specifieke relatie die er tussen hen bestond. Het was, dat gaf hij grif toe, een ongebruikelijk opzet, maar ontegensprekelijk een plan waar ze beiden hun voordeel mee konden doen. Hij zweeg even om zijn woorden onder hun eigen gewicht te laten bezinken, ging toen met ĂŠĂŠn bil op de rand van het bureau zitten en begon zijn plan te ontvouwen. Zolang de professor aan het woord was, luisterde Simen verbouwereerd toe, eerst met ongeloof, daarna met stijgende verontwaardiging. Toen Sterkx uitgepraat was, viel er een stilte die alleen verstoord werd door het amechtige gekreun van de ventilator. De professor keek hem afwachtend aan en vroeg of hij op hem kon rekenen. Simen had nog steeds moeite met wat hij net te horen had gekregen. Hij stond op en weigerde botweg zijn medewerking. Sterkx knipperde even met de ogen, een seconde slechts die verraadde dat hij de weigering niet had verwacht. Meteen daarna veranderde zijn houding en hij beval Simen bars om opnieuw te gaan zitten. Geschrokken door zowel de toon als het volume waarop hem het bevel werd toegesnauwd, gehoorzaamde Simen onmiddellijk. Het was de eerste keer dat Sterkx zich van een heel andere kant toonde dan hij gewoon was: driftig, agressief, alsof hij zich slechts met moeite kon beheersen. De professor was een atletisch gebouwde man met een door de zon gebruinde

23


huid en een stem waarmee hij zich zonder microfoon tot op de laatste rij van een aula verstaanbaar kon maken. Als hij weigerde, zei hij met een onmiskenbare dreiging in zijn woorden, dan kon dat wel eens bijzonder akelige gevolgen hebben voor iemand in zijn positie. En toen kwam de beoordeling van Simens werk op de site ter sprake, zijn kans om na volgend academiejaar te promoveren, zelfs zijn geflirt met de vrouw van een professor. Sterkx grijnsde toen hij Simen zag schrikken. Hij verhief zich van het bureau en ging voor het raam staan. Opnieuw zei niemand iets, bijna een minuut lang. Toen keek Sterkx hem over zijn schouder aan en vroeg of ze het eens waren. Simen wist niet wat te doen. Met onvaste stem vroeg hij om bedenktijd. Hij kreeg één dag. Buiten viel de hitte onverhoeds over hem heen. Hij repte zich naar de thermen waar hij wist dat Sophie aan het werk was. Onder de boogvormige constructie die de aardbeving had overleefd, was het minder warm dan in de blakende zon. Links en rechts lagen stapels mozaïeksteentjes die in de badinrichting waren aangetroffen en nog gesorteerd moesten worden. Hij trof Sophie aan in het gezelschap van enkele studenten over wie ze de leiding had. Met een knikje beduidde hij haar hem te volgen en sloeg de hoek om tot hij buiten gehoorafstand was. Sophie klopte het stof van haar broek terwijl ze dichterbij kwam. Ze keek veiligheidshalve over haar schouder en wilde hem omhelzen, maar hij weerde haar af. ‘Weet je man iets van ons?’ vroeg hij. Ze staarde hem verbaasd aan. ‘Wel?’ deed hij ongeduldig toen er geen antwoord kwam. Sophie haalde een pakje sigaretten uit haar broekzak en ging op een marmeren kapiteel zitten dat bij de instorting in tweeën was gebroken.

24


‘Waarom denk je dat?’ vroeg ze. ‘Omdat hij me een paar minuten geleden duidelijk liet verstaan dat hij maar al te goed op de hoogte is.’ Sophie stak de sigaret op en blies de rook voor zich uit. De mededeling leek haar nauwelijks te verontrusten. ‘Hij weet dat ik op je gesteld ben,’ zei ze. ‘Dat is alles.’ ‘Ben je daar zeker van?’ ‘Simen, wat is er aan de hand?’ ‘Ik schrok me daarnet een ongeluk. Hij beschuldigde me ervan met jou te flirten.’ Sophie glimlachte. ‘Misschien is hij jaloers.’ ‘Godverdomme, wees nou even ernstig!’ Simen schopte een steentje voor zijn voeten weg; het zand stoof hoog op. ‘Als hij weet wat er tussen ons aan de hand is, kan ik mijn boeltje wel pakken.’ ‘Schreeuw niet zo.’ Sophie was opgestaan. ‘Hij weet niets, Simen. Niets! Of denk je misschien dat ik hem over ons verteld heb?’ ‘Maar hij vermoedt iets.’ ‘En wat dan nog?’ ‘We moeten ermee stoppen.’ ‘Simen…’ Ze kwam dichterbij. ‘Nee!’ zei hij met uitgestoken hand. ‘Dit houdt hier op. Hier en nu.’ Hij draaide zich met een ruk om en beende het gewelf uit, terwijl hij Sophies ogen in zijn rug voelde branden. Op dat moment vreesde hij al dat ze zich niet zonder meer bij zijn beslissing zou neerleggen. Simen drukte met zijn hiel de sigaret uit op het pad voor het huis. Sinds het gesprek met Sterkx had hij er zich slechts met de grootste moeite van kunnen weerhouden om zijn hart

25


tegen Erik te luchten, maar hij wist dat hij zijn vriend op die manier in een positie zou brengen die ook voor hem bijzonder nadelige gevolgen kon hebben. Een andere mogelijkheid die hij overwogen had, was professor Wellens alles te vertellen. Wellens was een man van de oude stempel, een archeoloog met een Heinrich Schliemann-mentaliteit die van Sagalassos zijn levenswerk had gemaakt en voor wie hij alleen het grootste respect had. Het probleem was dat Sterkx al jarenlang een naaste medewerker van Wellens was en dat hij geen enkel bewijs had voor zijn aantijgingen. Zelfs al was Wellens bereid om te luisteren, dan nog was het zijn woord tegen dat van Sterkx. ‘Je bent wel erg stil,’ zei Erik ineens. ‘Ben je boos om wat ik daarstraks gezegd heb?’ Simen schrok op uit zijn gedachten. ‘Wat zeg je? Nee, natuurlijk niet.’ ‘Het zijn mijn zaken niet, maar het was goed bedoeld.’ ‘Dat weet ik.’ Opnieuw overviel hem de neiging om Erik alles te vertellen. De bedenktijd die hij van Sterkx gekregen had, was intussen verstreken, maar hij had ervoor gezorgd dat hij sindsdien geen ogenblik meer met de professor alleen was geweest. Tot twee keer toe had Sterkx hem de voorbije dagen naar het kantoortje op de site ontboden en telkens opnieuw had hij verstek laten gaan. Uitstel van executie natuurlijk. Vroeg of laat zou Sterkx erin slagen om hem alleen te pakken te krijgen, hoezeer hij ook zijn best deed om zich voortdurend in het gezelschap van anderen op te houden. Het was een kinderachtige reactie, dat wist hij, en hij had het gevoel dat hij als een struisvogel zijn kop in het zand stak. Maar wat kon hij anders doen? Zelfs tegen Sophie had hij niets gezegd over het voorstel dat haar man hem had gedaan. Het was vanavond trouwens de eerste keer geweest dat hij haar sindsdien onder vier ogen had

26


ontmoet. Was hij daarom voor haar avances gezwicht? Had hij zich onbewust willen wreken op Sterkx? Iets in de aard van: jij dreigt ermee mijn toekomst om zeep te helpen, dus doe ik hetzelfde met jouw huwelijk? Alsof dat een oplossing was. Alsof hij daarmee het probleem niet nog groter maakte. Door zich in te laten met Sophie gaf hij Sterkx een nog belangrijker wapen in handen. Tenminste, als hij er ooit achter kwam dat ze het stadium van geflirt al lang waren gepasseerd. God, wat had hem daarstraks toch bezield? Soms leek het erop alsof hij met zijn onderbuik dacht in plaats van met zijn hoofd. ‘Zullen we eens gaan slapen?’ vroeg Erik. ‘Ik word dat oeverloze geklets van jou zo langzamerhand beu.’ Ondanks alles moest Simen lachen. ‘Sorry, ik zat aan Sara te denken.’ ‘Daar kan ik natuurlijk niet tegenop,’ zei Erik. Hij duwde zich met de handen op de knieën overeind. Simen volgde zijn voorbeeld. Terwijl hij achter zijn vriend de trap opliep, vroeg hij zich af hoe hij morgen de hele dag uit de buurt van Sterkx moest blijven. Bij het begin van de werkweek werden de nieuwe taken verdeeld en aangezien hij deel uitmaakte van Sterkx’ team, twijfelde hij er niet aan of de professor zou hem naar een verafgelegen plaats sturen, veilig uit de buurt van de anderen. Het vooruitzicht maakte hem moedeloos. Hij zag zichzelf al in zijn eentje zwoegen, uur na uur in bloedhete zon, terwijl Sterkx elk moment achter zijn rug kon opduiken. De situatie had iets lachwekkends en triests tegelijkertijd. Terwijl hij volop bezig was om het verleden van de stad onder het puin vandaan te halen, had Sterkx aan één schop aarde genoeg om zijn hele toekomst te begraven.

27


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.