De jacht op de Urker visschers

Page 1

De jacht op de Urker Visschers Uit: de Groene Amsterdammer 16 september 1933

Jef Last Strooper tegen wil en dank Heel dien nacht dobberde onze botter met gedoofde lichten ergens boven het verdronken kerkhof tusschen Schokland en Urk en sleepte zijn kuil over den bodem op het zachte tjok tjok van den motor. Achter den dunnen kustrand bij de Lemmer gaat de zon op en stelt een oranjescherm tegen de blauwgrijze wijdte van lucht en water. Boven aan dek tuurt Hendrik, de knecht, door een verweerden zeekijker den einder af naar een verdachte rookwolk. In de ruime roef beneden hurken Jan en de schipper, stoer in de holling van hun, wijd uitstaande broeken, ter weerszijden van het olietoestel waarboven het bakkie koffie langzaam baal staat te stoomen. In mijn zakboekje noteer ik inkomsten en uitgaven van den schipper, over de laatste negen maanden. Totale besomming van Kerst tot September fl 3500. Hiervan aftrekken voor olie. . 1600 Schade door weggebrachte netten .. 969 Reparatie aan den motor. . . .1214 De kost aan boord voor schipper en 2 knechts 400 Loon van de knechts .. 570 Onderhoud botter .. 600 Samen fl 5383 Daar de botter met een regeeringsvoorschot van fl 3000 gekocht is komt hierbij de jaarlijksche aflossing á fl 300 plus f 90 rente, plus f 280 asurantie en f 60 belasting, maakt 1730, zoodat, zonder dat daar de rekening van de ijsfabriek bij is en zonder nog havengelden of vertering, telefoon enz. in Amsterdam te tellen, de exploitatierekening over deze '9 maanden sluit met een verliespost van fl 6113 fl 3500 = fl 2613, terwijl wij dan het levensonderhoud van den schipper zelf, en zijn gezin buiten beschouwing gelaten hebben! Verminderen wij deze rekening van een schipper, die met zijn netten en motor wel bijzonder ongelukkig was, met ongeveer fl 1500, clan blijft voor een gemiddeld bedrijf, met een waarde aan schip en want van ongeveer f 13000 een verlies van ongeveer f 1100 over. - En nu nemen ze ons de kuil af! Inderdaad wordt er op het eiland de laatste dagen over vrijwel niets anders meer gesproken dan over de 10 in beslag genomen kuilen. Aan den afslag, waar het tot laat in den nacht met kletsende, of zooals ze hier zeggen "mauwende" zeekerels volstaat, namen de gesprekken een bloedigen, pralenden toon aan. 'k Zou liever sterven dan dat 'k m'n kuil af gaf, dan zette'n ik alles op alles met 'n bus karbid in me handen en verder geen nieuws oor! Bij den barbier, de Urker societeit, waar niet alleen de ruige, baardstoppels der visschers, maar ook de reputaties van overheid en particulieren geschoren worden, kant de verontwaardiging zich in hoofdzaak tegen de wijze waarop het gebeurd is. Met karabijn en revolver sprongen ze aan boord, vloekend, hoog van den zolder. Of we kannibale wassen. Is dat Christenwerk man? Wélnee, neef. Op de dood wor je ezet, op de dood oor. En daar tusschen door reminiscentiés aan de tale van kanaän - ‘k docht dat, de publieke duivel met twee


klauwe tegen me opsting, maar ik docht, ik zel 't waoge met me God, ik legge me d'r bij neer, want de Heere zal zorgen. Zelfs de dichteres van Urk, een aardige intelligente vrouw van een visscher, voelde zich geĂŻnspireerd tot een lied dat hier niet gepubliceerd mag worden, vanwege haar anti-revolutionnaire beginsel, maar waaruit wij toch, van de lippen van anderen, de volgende regels onthielden. "Eerst de zee en nu de netten, nam men aan de Urkers af, en zoo delft men, schop voor schopje, zoetjesaan, des visschers graf.... Overmaat van flinke paling, en nu jaagt men ons naar huis, gaat de heele vloot naar buiten, zwaarder wordt dan nog ons kruis. Daar de markt al overvoerd wordt, door een Duitscher en een Deen, kunnen ze ons Urk wel missen, valt ons Urk er ver beneĂŠn. En hoe gaat het met de paling, die men van de visschers schaakt? Dacht je dat 't bekeurde vischje een ambtenaar niet lekker smaakt? .... Was ik zelf een Urkervisscher, of ik kwaad deed of wel goed, sterven zou ik op mijn netten, badend in mijn paupersbloed." Dien vorigen avond, in 't kleine zaaltje van Visscherijbelangen, waar de vergadering der schippers, allen in de stijlvolle kleederdracht van het eiland, aan een bijeenkomst der vroede vaderen uit de 17e eeuw deed denken, was in alle rust en gemoedelijkheid die des visschers zijn, maar desondanks niet zonder een ondertoon van felle verontwaardiging die vreemd aandeed in hun moeizaam gesproken breed uitgesponnen vertoogen, de zaak, besproken. Op de leste vergadering, dat witte ge allemoal, hadden we een berich van de minister as dat er voortaon zonder akte niet meer op 't IJselmeer gevischt mog worre. We hebbe dat toen ook van deuse taofel ezegd, maar van de week is ebeurd dagene watte we al zoo lang verwachte. 't Bestuur is van meening datte de reden ligt bij de zeildertjes die bitte klaoge over de motorbotters en ook omdat de direkteur van de vischafslag in IJmuiden zeer groote katjes is met de visscherij inspektie, hij ken de Urkers niet genoeg naor buuten jaogen vanwege presentiegelden bij de vischafslag. We vinde 't maor treurig dat 't broodvraogstuk zoo int edrang komp, want 't geldt niet alleenig dat je geen aol meer mag visschen, maor wie nou gien akte heb die krijg 'm noait meer, en dat terwijl de kustvisscherij geen bestaon meer oplevert. We zullen 't nog eens bekieken om te krijgen watte we wenschen, en 't bestuur heeft 'n breedvoerig telegram gezonden aon de chef van de visscherij maor tot nog toe geen antwoord. Nou hebben we ook een telegram gezonden aan Colijn, dat is zooveul as de baos van 't heele zoodje, 'n dringend telegram dat drie keer zooveul as'n gewoon kost en we hebben er onder eschreven "wij zijn radeloos". Ik zelf ben de miening toegedaon dat Colijn. d'r niets afweet en nou wille we hier een deputatie kieze veur Dinsdag naor de minister en naor de kaomerfraktie.


Uit de zaal gaan stemmen op voor scherper aktie – een demonstratie! - Dat's tegen 't antirevolutionnaire beginsel. - Da's niet waor, as we 'n nationale demonstratie houden met rood, wit, blauwe vlaggen veurop en oranje op 't jasje. Met bijna algemeene stemmen vereenigt men zich met het bestuursadvies het resultaat der audientie af te wachten eer men overgaat tot demonstreeren. Een vergrijsde visscher oppert, met permissie van 'de vergadering, drie "vrije gedachten". Daar 't land deur ‘n vrouwe geregeerd wordt moeste onze vrouwe naor de konninginne toe nou ze in Amsterdam is. De dominees moesten zich tot alle dominees in Nederland wenden en de Urkers moesten aan de minister aanbieden om het meer te koopen. De voorzitter spreekt het vertrouwen uit dat de visscherijinspektie zich van verder ingrijpen zal onthouden tot na de audientie van Dinsdag bij den minister. In dat, eenigszins onvolkomen vertrouwen, zijn wij Zondagnacht dadelijk na het einde van den Sabbat, om ongeveer 1 uur 's nachts. uitgevaren. De Heer geeft zijn zegen. Nog nooit was er zooveel Aal, in de Zuiderzee als dit jaar, we hebben met het eerste trekje een 50 pond, met het tweede 40 naar boven gehaald, als de vangst zoo doorgaat brengen we Dinsdag een 250 pond, aan den wal tegen misschien 17 of 18 cent het pond op den afslag. ‘t Is noodig ook, zegt de schipper, dat er eindelijk eens wat geld in de beurs komt. De regeering heeft geld voorgeschoten, om 't bedrijf om te zetten en de motoren zijn opgevoerd van 20 tot 50 en 60 paardekrachten. Dat is voor de Noordzee. Maar de Noordzee heeft nooit alleen een bestaan opgeleverd. 't Was altijd de haring en de ansoop die 't jaar goed moesten maken. Dat's gedaan voor eeuwig. De haring is dit jaar wel op de wadden geweest en heeft kuit geschoten, maar er is geen jonge haring van gekomen, 't water is te koud en er staat te veel strooming. Bovendien verspeel je op de wadden je netten. En bijverdienste op het eiland is er ook niet meer. Vroeger, verdienden de meisjes een mooi stuk brood met garnalen pellen, ansjovis koppen en visch inleggen. Dat is over. De werven staan temet stil, de taanderijen, zeilmakerijen, rookerijen,vischmeelfabriek enzoovoorts dito. Onze jongens loopen werkloos en het heele eiland wordt bedolven onder de schulden. Ik weet zeker, dat alleen de reparatiewerf wel fl 150.000 heeft uitstaan! Voor den derden keer halen we 't net op. Als de waardelooze spiering bij schoppen vol overboord gaat vlerken duizende meeuwen, luid krijschend, achter ons neer op het water. In den kronkelend slijmerige hoop paling grijpen de visschers en werpen de weerstrevende slangenlijven van de visch de un in. De kuil wordt dichtgebonden en gaat opnieuw over boord heen. Nauwelijks heeft de motor zijn driftig geklop hervat, dat het schip van voren tot achter doet trillen, of aan den horizon worden twee dunne rookwolkjes zichtbaar. - Dat zijn ze! Zoo snel als we kunnen-stoomt onze botter achter een visschenden koIlega, een van de weinige gelukkigen in het bezit van een akte, en begint te halen. In allerijl wordt het net aan boord getrokken en in den mast geheschen om te drogen. Onschuldig alsof wij alleen op zee waren om een zoodje aal van de andere botters op te koopen, zetten wij koers op Urk toe. In razende vaart, als gold het de vervolging van een vijandelijk oorlogschip door twee torpedobooten, naderen de vaartuigen der politie. Met keurige manoeuvre zwenken de beide schepen, stoppen en leggen hun trosjes vast aan weerszijden van den botter. In een wip wemelt ons dek van uniformen, het glanzend leeren foudraal der revolvers blinkt op de blauwe jassen.


- Je hebt gevischt, schipper! Onverschillig in z'n prachtig roode hemd en wijde broek op het boord van de schuit, loochent de schipper. Dat moeten jelui bewijzen. 'k Heb aal gekocht van m'n broer daar! - En hoe komt je kuil nat? - Uitgespoeld in het water. - Dan word je bekeurd wegens vervoer van verboden vlschtuig. Een van de veldwachters is achterop gegaan om een praatje te maken met onzen knecht bij de stuurkast. - Hoeveel trekjes hebben jelui vannacht gedaan. De jongen vliegt er in. – Twee trekjes. Verder ontkennen baat niet Maak de kuil maar los jongens, zegt de schipper. Vier veldwachters nemen het vischtuig in beslag en bergen het op de sleepboot. Een waarde van ongeveer honderd gulden. In zijn boekje noteert de majoor naam en adres van den schipper voor de bekeuring. Alles gat hoffelijk en netjes in z'n werk, van vloeken of dreigen is dit keer geen sprake. Als de kuil aan boord is gooien de booten tros los en zetten met volle kracht koers in de richting van Stavoren waar het donkere zeil van een anderen botter tegen de zee afsteekt. Rusteloos tjokt de motor voort en verstookt nutteloos de dure, op krediet geleverde olie. Werkeloos en lusteloos zitten schipper en knechts op de reeling. "Visscherman af" zegt Auke bitter. Verder niets, geen verwensching geen vloek, geen verwijt aan den jongen. En zet koers op de haven. ‘s Avonds, bij den knecht thuis die mijn vriend is, knabbelen wij op het zeebanket, de paar botjes die toevallig tusschen de paling verzeild geraakten en waarvan ieder man zijn deel krijgt. Een ongelukkige broer zit hulpeloos achter de tafel. Na het eten leest de vader uit den bijbel en dankt voor het dagelijksch brood. Als het gebed afgeloopen is zegt moeder: Nou staan al m’n berekeningen weer op de kop: Taote werkeloos en Jan en Theun ook. Uit de laa van de groote kast haalt Jan een met potlood geschreven versje van de Urker dichteres te, voorschijn. Bij het licht van het theestel, het zou te duur komen om in dezen tijd de petroleumlamp aan te steken leest hij: "Men nam hun alles, alles af! Hoop! Toekomst! En Crediet! En wat komt, daarvoor in de plaats? Wel, Armoe! en Verdriet! Mocht toch dit vers ten zegen zijn, gelezen door de fractie! Doch - 'k zag het gaarne onderstreept, door ’t comité van actie!" Allen in de kamer zwijgen. In "eens zegt Jan, “’t is toch wat, als, je zoo maar tegen wil, en dank tot strooper gemaakt wordt"!


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.