Jaarboek 2010 van de HKBB

Page 1

Jaarboek 2010 historische kring

B

erckhout obel Dyck



Jaarboek 2010

historische kring

B

erckhout obel Dyck


Het Jaarboek 2010 van de Historische Kring Berckhout-Bobel Dyck is een uitgave van Stichting Dorpsfonds Berkhout 1965. Redactie: Ria Corveleijn, Aad Schuijtemaker Eindredactie: Kees Klaver Medewerkers: Rianne Feld, Fons Hendriks, Kees de Jong, Liz Klaver, Jan Peereboom, Han Smit, Margreet Vis, Kees Weeda Fotoredactie: Gretie Stelling Vormgeving: Kees Klaver Druk: Reclameland BV, Assen

Redactie HKBB Schuitenmaker 5 1647 BM Berkhout mail: redactie@hkbb.nl Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/ of openbaar gemaakt op welke wijze ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. © 2011 Stichting Dorpsfonds Berkhout 1965

4  Jaarboek 2010 HKBB


Inhoud

Voorwoord 5 Jaaroverzicht 2010, wat gebeurde er in Berkhout en Bobeldijk? 6 Van wege den koning, waar komt ons dorpswapen vandaan? 12 Stichting Dorpsfonds Berkhout 1965, het begin van de HKBB 15 Bobeldijk 100 jaar op de planken, Kunst naar Kracht jubileert 16 De enige echte Sinterklaas, Martin Leeuw en Gerra Klaij 25 jaar Sint en Piet 22 Rubriek ‘Toen en nu’ 27 Fanfarefestival 1896, 255 muzikanten op bezoek in Berkhout 28 De brand in De Kolfbaan, vijf gezinnen dakloos in 1955 30 Met z’n zestienen aan tafel, de familie Pronk 34 Serie ‘Moeder, wat ben ik weer lekker bij je te gast!’, wittekoolprak van Aaf de Haas-Vink 39 De laatste burgemeester van Berkhout, interview met Jos Castenmiller 42 Jaaroverzicht 1960, wat er gebeurde er 50 jaar geleden in onze dorpen? 48 Bakker Nierop, een legende in Bobeldijk 54 Rubriek ‘Toen en nu’ 59 ‘Als die ouwe Ridder toch eens praten kon...’, de caféjaren van Jo en Jans Barten 60 Op een klein stationnetje, ooit stopte de trein in Bobeldijk 66 Kamperen tussen de fruitbomen, camping Westerkogge 68 Serie ‘Zo ging dat vroeger’, bollerôderstoid 74 Soldaat in de tropen, Jan Blokker diende in Oost-Indië 76 Rubriek ‘Toen en nu’ 81 Serie ‘De schoolfoto van...’, Piet Kollis, 1957 82 De eerste import, woningnood in Amsterdam, het platteland biedt uitkomst 84 Rubriek ‘Toen en nu’ 89 Met de weegschaal van deur tot deur, interview met zuster Brouwer 90 Uit de krant van..., een ‘wonderdier’ in Berkhout 95 Ledenlijst 96 Schrijf mee, overige publicaties 99 Jaarverslag 100 Financieel verslag 101 Het ‘kippenbruggetje’ 102

Jaarboek 2010 HKBB  5


Turnfeest 1923 (foto uit de ansichtenkaartencollectie van Jan Blokker Vzn)

www.hkbb.nl

De Historische Kring Berckhout-Bobel Dyck is een initiatief van de Stichting Dorpsfonds Berkhout 1965: Bestuur Werkgroep Archief

Werkgroep Communicatie en activiteiten

Werkgroep Redactie en website

Kees Klaver (voorzitter) Gerrit Schuijtemaker (secretaris) Geertje Smit (penningmeester) Fons Hendriks Kees de Jong Margreet Vis

Jan Boots Kees de Jong Lia ten Klei Cilia Peetoom Geertje Smit

Ria Corveleijn Fons Hendriks Kees Klaver Aad Schuijtemaker

Rianne Feld Jan Peereboom Han Smit Margreet Vis Kees Weeda

Correspondentieadres: Gerrit Schuijtemaker Rabobank 3297.08.031 Kerkebuurt 137 t.n.v Dorpsfonds Berkhout 1965 1647 MD Berkhout E: secretaris@hkbb.nl T: 0229-553075

KvK 41235014

Het lidmaatschap kost € 15 per jaar (inclusief jaarboek). Voor leden buiten Berkhout en Bobeldijk vragen wij een bijdrage van € 2,50 in de verzendkosten. Voor verzending naar het buitenland gelden de TNT-tarieven. 6  Jaarboek 2010 HKBB


Voorwoord Het is er dan toch van gekomen: Berkhout en Bobeldijk hebben een historische vereniging, Historische Kring Berckhout-Bobel Dyck (HKBB). Vreemd eigenlijk dat het zolang geduurd heeft. En nog vreemder is dat iemand die niet in Berkhout of Bobeldijk geboren is (‘buitenpoorter’, ‘import’), het voortouw moest nemen voor de oprichting. Kees de Jong – oké, hij woont al ruim dertig jaar met zijn Vera in Berkhout, maar toch – plaatste begin 2010 een oproep in De Heraut of er belangstelling was voor een historische vereniging. Zo’n twintig mensen reageerden, waarvan een groot deel, jawel, ‘import’. Dat geeft toch te denken. Ik moet bekennen dat ook ik niet bij de grondleggers van de HKBB behoor. De oproep in De Heraut was mij volledig ontgaan en ik doe blijkbaar te weinig een ‘koppie’ bij buurman De Jong om dit soort dorpsnieuws te horen. Het is toch nog goed gekomen. Sterker nog, mijn nalatigheid werd mij vergeven en ik mocht zelfs voorzitter worden van de Kring. In mei vorig jaar kwamen we voor het eerst bijeen met de mensen die zich actief wilden inzetten voor de HKBB. Er werd gepraat over het opzetten van een archief, ledenwerving, exposities, een website en een jaarboek. Onbevangen en zo goed als onervaren werden allerlei plannen gesmeed. Belangrijk was natuurlijk de vraag of er onder de Berkhouter en Bobeldijker bevolking voldoende belangstelling zou zijn voor een historische vereniging. Een eerste ‘test’ was onze aanwezigheid in de Berkhouter kerk tijdens Dorpsvertier. De overtuigingskracht van onze ledenwervers en de bewegende beelden van de dorpsfilm 1968 zorgden voor ruim honderd leden. Een prachtige start én, nog belangrijker, Berkhouters en Bobeldijkers zijn blijkbaar toch geïnteresseerd in hun geschiedenis. Ook tijdens andere dorpsevenementen werden leden geworven en zo gingen we langzaam maar zeker naar de tweehonderd. Maar om al onze activiteiten uit te kunnen voeren, hadden we toch echt meer leden nodig. Besloten werd om gewapend met folders en een enthousiast gezicht maar eens ouderwets langs de deuren te gaan. Niet ieders favoriete klus, maar wilden we nou een vliegende start of niet? Het was de moeite waard. De actie leverde zo’n driehonderd nieuwe leden op, waarmee we in totaal op zo’n vijfhonderd leden komen. En dan moeten we alle oud-Berkhouters en -Bobeldijkers nog benaderen. Het Jaarboek 2010 dat u net heeft opengeslagen, is het eerste tastbare bewijs van ons bestaan. Maar u gaat nog meer van ons horen: exposities, lezingen, nieuwsbrieven, et cetera. En we willen een actieve vereniging zijn met betrokken leden. Dus heeft u ideeën, tips of interessante historische informatie, laat het ons weten. Maar nu eerst lezen en foto’s kijken. Ik wens u, namens alle bestuurs- en werkgroepleden, heel veel plezier met het Jaarboek 2010. Kees Klaver, voorzitter

Jaarboek 2010 HKBB  7


jaaroverzicht 2010 365 dagen Berkhout en Bobeldijk in 34 berichten en 15 foto’s februari EHBO en AED

januari Mooie koude winter

2010 begint met een mooie en koude winter. In Bobeldijk worden schaatswedstrijden voor de jeugd georganiseerd op de Slimtocht. Er worden maar liefst 21 medailles uitgereikt.

Prijs voor hoed

Tijdens de jaarlijkse hoedenbeurs in januari in Utrecht wint Annelies Commandeur uit Bobeldijk de eerste prijs met haar creatie ‘Hudson’.

De EHBO-afdeling Berkhout start in februari, in samenwerking met Veronica uit De Goorn, nieuwe EHBO-cursussen. Later dit jaar komt de EHBO-afdeling Berkhout met een reanimatie- en AED-cursus. De AED-apparaten om het leven van mensen bij hartstilstand te redden, hangen nu overal in het dorp. Wie een cursus heeft gevolgd, krijgt een sleutel en kan in geval van nood een AED-apparaat gebruiken. (foto Gretie Stelling)

Minder drugs en verpaupering

Het Dagblad voor West-Friesland vraagt in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen wat mensen willen veranderen. Agaath Pronk vraagt om de verloedering van Berkhout te stoppen. Ze pleit voor meer recreatie en minder verpaupering en minder drugs; daarin zou op het parkeerterrein van de tennisvereniging gehandeld worden.

Q-koorts

In februari wordt Q-koorts geconstateerd op geitenbedrijf ‘De Vriendenhof’ van Nico en Ans Kenter in de Zuidermeer. De dieren zijn niet ziek, maar in een van de melktanks is de bacterie aangetroffen. Tweehonderd drachtige geiten worden geruimd. Op alle adressen in een straal van vijf kilometer rond het bedrijf, wordt een brief bezorgd om op de risico’s te wijzen en uitleg te geven.

8  Jaarboek 2010 HKBB


maart Verkiezingen

De gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart leveren de VVD vijf zetels op (één zetel winst), het CDA zes (twee zetels verlies), Gemeentebelangen Koggenland en de PvdA houden er respectievelijk vier en drie en Jim Mollet heeft één zetel.

Muziek

Op 13 maart is het jaarlijkse ‘Muziek in de kerk’. Musicerende Berkhouters in allerlei genres treden op.

april ANBO

Zaterdag 10 april viert de Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen haar dertigjarig bestaan. ‘Zo was ut’ vult de middag met gezellige meezingliedjes en een act met Zwarte Lola.

Koninginnedag

Zittend v.l.n.r.: Richard de Boer, Jacco Besseling, Rob ten Bokum. Staand: Ron Bakker. (foto Henk de Weerd)

Heistelling kantelt

Ook dit jaar wordt Koninginnedag weer gevierd op het pleintje voor De Ridder. Terwijl muziekvereniging Volharding speelt, kunnen kinderen hun ballon oplaten voor de ballonnenwedstrijd. Daarna is er een puzzeltocht voor de jeugd en worden de kleedjes uitgerold voor de vrijmarkt. ’s Middags is er de fietspuzzeltocht. Al met al weer een gezellige dag voor jong en oud. Voor Jan Jonker en Olga Waard is het de laatste keer dat ze de festiviteiten organiseren. Zij stoppen met hun werk in het oranjecomité. (foto Henk Ridder)

Dat is even schrikken. Op 16 maart kantelt een heistelling op het Oosteinde. Waar jarenlang het huis van Rein en Petra Blaauwbroek stond, wordt een nieuwe stolp gebouwd. Bij de heiwerkzaamheden kantelt de heistelling. Niemand raakt gewond.

Jaarboek 2010 HKBB  9


jaaroverzicht 2010 mei Hennep Op woensdag 2 mei wordt een hennepkwekerij in de Reindert Visserstraat ontmanteld. In een schuur staan 98 planten.

juni Windhoos

Goede Doelen Uitdaging

Tien meiden wassen auto’s voor het goede doel, de Voedselbank. Opbrengst ruim € 400. Al voor de start staan mensen klaar met hun auto’s. Zelfs een tractor, brandweerwagen en Connexxion bus gaan door de wasstraat! De meiden gaan van het geld dat zij hebben opgehaald boodschappen doen voor de Voedselbank. (foto Angelique Uitentuis) Trenshoeve De Trenshoeve is uitgegroeid van een pensionstalling naar een manege met twee rijhallen. Deze tweede rijhal wordt op 29 mei officieel geopend.

Op 9 juni is er een echte windhoos in Berkhout. Pim Funcke fietst op de Teding van Berkhoutweg van zijn werk naar huis en ziet boven het dorp pikzwarte wolken ronddraaien. Een echte hevige, korte windhoos, concludeert weerman Jan Visser. Voor zover bekend is er geen schade. (foto Pim Funcke) Brand met een luchtje Voor de tweede maal brandt de bovenetage uit van het huis in aanbouw aan het begin van het Oosteinde. Anderhalf jaar eerder gebeurde dit ook. De eigenaar is al vier jaar bezig met de bouw. Speculaties zijn niet van de lucht. Brandstichting, denkt ook commandant Dolfing.

Feest bij de Kolfbond Zaterdag 15 mei viert de Koninklijke Nederlandsche Kolfbond haar 125-jarig bestaan. En dat gebeurt in Berkhout. Onderdeel van de festiviteiten is de finale van de Kolfmarathon. De kolvers speelden de voorgaande weken op dertien verschillende banen, deze zaterdag is de finale. Bijzondere gast is Erica Terpstra, voorzitter van NOC/NSF, die ook zelf de kliek ter hand neemt. Vaarpuzzeltocht Zondag 13 juni is de jaarlijkse vaarpuzzeltocht. 882 personen schrijven zich in. (foto Kees Klaver)

Erica slaat raak. (foto Henk de Weerd) 10  Jaarboek 2010 HKBB

Beachvolleybal In het weekend van 19 juni is er beachvolleybal op het plein voor De Ridder. Bedrijven nemen het op zaterdag tegen elkaar op. Op zondag mag iedereen meedoen met een team.


augustus Historie in vlammen op

juli Leek Tulips

Leek Tulips wil uitbreiden van 12.000 naar 26.000 vierkante meter. De gemeente legt een bestemmingsplan ter inzage, dat een bedrijf van 4,5 hectare mogelijk maakt. Alhoewel de provinciale regels voorschrijven dat glastuinbouwbedrijven die groter willen worden dan In het weekend van 9 augustus gaat de zweefmolen van Nico Braak tijdens een kermis in Callantsoog in vlammen op. Brandstichting door dronken lui is het vermoeden. De molen is bijna honderd jaar oud en werd al gebruikt door de grootvader van Braak. Een paar maanden na de brand heeft Braak het plan om rond het oude karkas een nieuwe molen te bouwen. (foto Boshuis Fotografie) twee hectare, moeten verhuizen, vindt de gemeente dat er voldoende redenen zijn een uitzondering te maken. Zo is er helemaal geen sprake van glasbouw. Bovendien zou er door Distriport een restgebied ontstaan dat landschappelijk weinig waarde heeft. Voor de veertig tot zestig Poolse en andere tijdelijke werknemers wil Leek een logiesgebouw neerzetten. Deze mogen maximaal tien maanden per jaar worden bewoond. (foto Gretie Stelling)

Luguber

Een lugubere daad. Een zwaan vliegt zich dood tegen een hoogspanningsmast in een weiland tussen Berkhout en Bobeldijk. De zoon van een agrariër hangt de dode zwaan in de mast om zo andere zwanen af te schrikken. “Onzin,” vindt de dierenbescherming, “zo werkt dat echt niet.”

VVB de goedkoopste

Uit onderzoek onder zestig amateurvoetbalclubs in Noord-Holland, blijkt dat jeugdspelertjes bij voetbalvereniging Berkhout het goedkoopst voetballen. € 42,50 betalen kinderen van zes tot negen jaar.

Kinderactiviteitencentrum

In augustus opent Kinderactiviteitencentrum Amberrosia in Bobeldijk. Het biedt flexibele opvang voor kinderen van nul tot vier jaar plus buitenschoolse opvang. Dat betekent dat kinderen ook voor enkele uurtjes gebracht kunnen worden en dat er 24 uur-opvang mogelijk is.

Jaarboek 2010 HKBB  11


jaaroverzicht 2010 september Dorpsvertier

In het weekend van 18 en 19 september wordt voor de tweede maal het Berkhouter Dorpsvertier georganiseerd. Er is een beddenrace, oldtimerrace, fiets- en wandeltocht, vossenjacht en een verkoop van tweedehands boeken in de kerk ten bate van het restauratiefonds.

oktober Arjen Hart wint

Op zondag 17 oktober wint Arjen Hart de veldloop van Abbekerk.

Nieuwe huizen

Er gaat weer gebouwd worden in Berkhout. Naast het eerste plan Schuitenmaker komen zestien kleine beneden- en bovenwoningen in de verhuur en verkoop voor starters en senioren. Verder achttien twee-onder-eenkapwoningen en vier vrijstaande woningen. De woningen worden in twee fasen gebouwd, 2011 en 2014. De verwachting is dat de eerste paal in de zomer van 2011 kan worden geslagen. In het voorjaar van 2011 worden ook tien vrije kavels verkocht. Op het plein voor De Ridder is zaterdag een gezamenlijke maaltijd. Ruim tweehonderd eters schuiven aan de lange tafels voor stamppot met een stukje varkenssukade; vooral voor de gezelligheid, natuurlijk. ‘s Avonds is er een feestavond en het rad van avontuur. (foto Henk de Weerd)

Lintje voor Gerian

Tijdens de Westfriezendag in september neemt Gerian Helder afscheid als vicevoorzitter van het Westfries Genootschap. Ze is sinds 1998 bestuurslid en sinds 2002 vicevoorzitter. Ze krijgt het erelidmaatschap, een zilveren penning, mooie cadeaus én een lintje van de koningin.

De ‘entree’ van de nieuwe wijk. (foto Gretie Stelling)

Oôs Joôs

Na anderhalf jaar heeft de Westfriese band Oôs Joôs weer een nieuwe cd: ‘Louf ken lang an’. Zaterdag 29 oktober wordt deze officieel gepresenteerd in De Ridder.

Nieuwe toneelgordijnen uit een ‘potje’

Jan Wijnker, locoburgemeester van Koggenland, speldt Gerian het koninklijke lintje op. (foto Anja Zander)

12  Jaarboek 2010 HKBB

De toneelgordijnen in Dorpshuis De Ridder Sint Joris zijn versleten. Nieuwe gordijnen betekenen een investering van duizenden euro’s en wie gaat dat betalen? De opgeheven toneelvereniging De Gong heeft nog een potje - nou, zeg maar pót - en de beheerder hiervan, Martin Leeuw, stelt dit ter beschikking. Met nog wat geld van het stichtingsbestuur kunnen gordijnen worden aangeschaft. Onder bezielende leiding van toneelman Dick Klaij wordt een en ander vervangen en als er ook nog een nieuw tussendoek wordt opgehangen is alles weer tiptop in orde.


december Een eeuw toneel

november Stemheling

Marinet Koeman begint in november aan het Oosteinde een praktijk voor stemheling, ‘De Stemkamer’. Haar visie: “Je eigen stem is een helend instrument van de eerste orde. Met je stem kun je jezelf helen, bevrijden en de weg terugvinden naar je bron van creativiteit en levensplezier. Het zal je blijvend verrijken.”

Wie heeft het winnende lot?

Ook in 2010 worden er huis aan huis loten verkocht van de Zonnebloem. Niets bijzonders. Op 15 november is de trekking. Maar wie is de gelukkige winnaar van € 15.000? Het lot is verkocht in Berkhout, maar niemand heeft zich gemeld. Er zijn zelfs huis-aan-huisflyers uitgedeeld om de winnaar op te sporen, maar geen enkele reactie. Toch nog eens in het keukenlaatje kijken?

Prijs voor Liz Klaver

Liz Klaver, eerstejaarsstudent grafische vormgeving aan de kunstacademie in Den Haag, wint de ontwerpwedstrijd voor de omslag van het boek ‘De Grote Zaal’. En daarmee laat ze 258 andere inzenders achter zich. ‘De Grote Zaal’ is het boek van Nederland leest 2010. Leden van bibliotheken krijgen het boek van Jacoba van Velde, dat in 1953 voor het eerst verscheen, gratis mee. (foto Sander Marsman)

Toneelvereniging Kunst naar Kracht uit Bobeldijk viert haar honderdjarig bestaan in december. Er worden drie uitverkochte voorstellingen gegeven van een zelfgeschreven dorpsrevue en er is een grote reünie. (foto Corrie Bos)

Distriport

Ook in 2010 houdt het grootschalige bedrijventerrein Distriport de gemoederen bezig, het terrein dat aangelegd moet worden achter het dorpslint van Berkhout, tussen de Jaagweg, Hulkerweg en park Westerkogge. Met twaalf stemmen voor en vijf tegen kiest de raad van de gemeente Koggenland op 8 februari voor de aanleg van dit bedrijventerrein. De tegenstemmen komen van de PvdA, het raadslid Helder van de VVD en Klok en Reus van Gemeentebelangen Koggenland. Tegenstander van de plannen, actiegroep Berkhout is Boos, geeft niet op en kondigt aan door te gaan tot de Raad van State om het besluit aan te vechten. In december worden Berkhout is Boos en andere bezwaarmakers bezocht voor een onderzoek door de Raad van State. De gemeente moet reageren op de bezwaren. Daarna gaat alles weer naar de Raad van State die uitspraak moet doen. Dat kan tot het eind van 2011 duren.

Informatieverzameling: Jan Peereboom en Han Smit Samenstelling: Ria Corveleijn

Jaarboek 2010 HKBB  13


De Ridder St. Joris sinds 26 juni 1816 het officiële dorpswapen van Berkhout

Van wege den koning

De Ridder St. Joris is het wapen van Berkhout. Door alle gemeentelijke herindelingen zie je het niet meer zo vaak. Toch waakt deze dappere strijder al ruim zes eeuwen over ons dorp. Hoe zijn we er eigenlijk aan gekomen?

O

p 23 april van het jaar 1815 neemt burgemeester Klaas Spruijt van Berkhout de kroontjespen ter hand, doopt deze voorzichtig in de Oost-Indische inkt en schrijft een brief aan de Hoge Raad van Adel. Eerder dat jaar heeft Spruijt via de Staatscourant vernomen dat alle dorpen een wapen moeten bezitten. Dorpen die er nog geen hebben, moeten er een vaststellen; dorpen die 14  Jaarboek 2010 HKBB

menen er wel een te hebben, moeten om officiële bevestiging vragen. Op Berkhout is het laatste van toepassing. Burgemeester Spruijt schrijft aan de Hoge Raad van Adel: ‘dat het dorp Berkhout in het District Hoorn, Provincie Noordholland over welke ik de Eere hebbe den Post van Burgemeester te bekleeden – van oudsher – immers van voor de tijden der Reformatie en tot dusver, een wapen gehad heeft en welke uit hoofde dit wapen bij


onze Ingesetenen wegens desselfs Oudheid een zeker Regt verkregen heeft, wij wel zouden willen behouden.’ Kort gezegd: de Berkhouters weten niet beter dat de Ridder St. Joris hun wapen is en willen dit ook graag zo houden. Van oorsprong katholiek Maar Spruijt moet in zijn brief wel uitleggen hoe Een ridder te Paard, welke met een speer een Draak doorsteekt het wapen van Berkhout is geworden. De burgemeester blijkt uitstekend op de hoogte van de ontstaansgeschiedenis. De oorsprong van ons dorpswapen, zo schrijft hij, heeft alles te maken met het katholieke geloof. In de middeleeuwen was het gebruikelijk om de stichting van een nieuwe kerk of parochie toe te wijden aan een heilige. Deze heilige werd tevens patroon of beschermheilige van het dorp en zijn beeltenis sierde het wapenschild. Berkhout koos bij de stichting van zijn kerk voor de heilige Georgius, ook bekend als Sint Joris. Het is onduidelijk wanneer die Berkhouter kerk of parochie is gesticht. De oudste akte waarin de kerk van Berkhout wordt genoemd, is van 24 juni 1381. Ook is het onduidelijk of de kerk toen al was toegewijd aan de heilige Georgius. Zekerheid hierover ontstaat in 1559 als Westfriesland onder het bisdom Haarlem komt te vallen. De parochiekerk wordt dan officieel ingewijd op naam van de heilige Georgius.

De Hooge Raad van Adel, gebruik makende van de magt aan denzelven verleend, bij besluit van den 20sten Februarij 1816, bevestigt bij dezen de Gemeente van Berkhout, ingevolge het door haar gedaan verzoek, in het bezit van het navolgende wapen: zijnde een veld van zilver beladen met de Ridder St. Joris den draak doorstekende. Gedaan in ’s Gravenhage den 26 juni 1816 Ter ordonnantie van den Hoogen Raad

Wie is de Ridder St. Joris? Joris (Georgius) van Cappadocië is een martelaar en een heilige. Sint Joris is een van de heiligen waarvan wordt aangenomen dat hij nooit heeft geleefd. De eerste vermeldingen over Joris zijn pas honderden jaren na zijn veronderstelde marteldood (23 april 303) opgetekend. Sint Joris kwam volgens de legende uit een christelijke familie en werd geboren aan het einde van de 3e eeuw. Zijn vader kwam uit Cappadocië (Midden-Turkije), zijn moeder uit Palestina. Zijn vader, een officier in het leger, stierf toen Joris nog jong was. Als volwassene werd Joris militair en hij

bracht het tot officier in het leger van de Romeinse keizer Diocletianus. Toen deze een decreet uitvaardigde waarin de vervolging van christenen werd bevolen, weigerde Joris aan de vervolging deel te nemen, en verklaarde hij zelf christen te zijn. Hierop liet Diocletianus hem vermoorden. Sint Joris geniet een bijzondere verering. Vele hebben hem gekozen tot beschermheilige, bijvoorbeeld Engeland, de Spaanse regio Catalonië, de Russische hoofdstad Moskou, maar ook dichterbij de katholieke kerk in Spierdijk. De naamdag van Sint Joris is 23 april.

Jaarboek 2010 HKBB  15


Hervormd in de 16e eeuw Overigens is Berkhout in deze periode nog een katholieke parochie. Dat verandert met de komst van de Reformatie (de Hervorming), een religieuze beweging in de 16e eeuw die de katholieke kerk van binnenuit wil hervormen. Hierdoor komt het tot een breuk tussen de gereformeerden en de rooms-katholieken. Waarschijnlijk gaat Berkhout in 1572 over in hervormde handen; hetzelfde jaar waarin Hoorn de zijde van de Prins van Oranje kiest en dus voor de Hervorming. Maar hervormd of niet, de katholieke heilige Georgius blijft het dorpswapen sieren. Burgemeester Spruijt wijst er in zijn brief verder op dat akten van het plaatselijk bestuur worden gepasseerd met een afdruksel in lak van de heilige Georgius en dat ook brieven worden voorzien van zijn beeltenis. Burgemeester Spruijt overtuigt de Hoge Raad van Adel en op 26 juni 1816 wordt de Ridder St. Joris, ooit beschermheilige van de oude katholieke Berkhouter parochiekerk, het officiële dorpswapen van Berkhout. Na de gemeentelijke herindeling verdwijnt het Berkhouter dorpswapen langzaam uit beeld. In 1979 fuseren Berkhout, Avenhorn, Oudendijk en Ursem tot de gemeente Wester-Koggenland. De Ridder St. Joris krijgt dan nog een plekje op het wapen van de fusiegemeente. Maar als deze in 2007 samengaat met Obdam, verdwijnt Sint Joris definitief uit het gemeentewapen. Kees Klaver Research: Fons Hendriks Bronnen: Uit de historie van Berkhout, H. Kollis Tz., 1968; Westfries Archief; Wikipedia, www.wikipedia.nl

Na de gemeentelijke herindelingen is de Ridder St. Joris uit beeld verdwenen. Links het wapen van de gemeente WesterKoggenland (1979) waar St. Joris nog op het schild te zien is. Rechts het wapen van de gemeente Koggenland (2007), waarop St. Joris definitief is verdwenen.

16  Jaarboek 2010 HKBB

Het verhaal van de draak Sint Joris wordt traditioneel afgebeeld met een draak, die hij volgens de overlevering zou hebben gedood. De draak staat hierbij symbool voor het heidendom. Het verslaan van de draak symboliseert de bekering van een heidens land of stad tot het christendom. Omdat het oorspronkelijke verhaal verloren is gegaan, werden mythen uit de Oudheid in het verhaal geïntegreerd. In de Legenda Aurea uit de 13e eeuw wordt het verhaal voor het eerst in de huidige vorm beschreven. “De stad werd door een draak getiranniseerd. Dagelijks verslond hij twee schapen, die hem geofferd werden, zodat hij zich rustig zou houden. Toen de laatste schapen op deze manier verdwenen waren, eiste de draak mensenoffers. Hierbij viel het lot ook op de dochter van de koning. In bruidskleren trad zij haar dood tegemoet. Maar St. Joris viel de draak met een lans aan en verwondde het gedrocht. Hij beloofde de koning en het volk dat hij het ondier zou doden als iedereen zich door hem zou laten dopen. Toen koning en volk akkoord gingen doodde hij de draak en op die dag lieten 15.000 mensen zich dopen.”


Stichting Dorpsfonds Berkhout 1965 De Historische Kring Berckhout-Bobel Dyck is een initiatief van Stichting Dorpsfonds Berkhout 1965. Wat voor stichting is dat eigenlijk? Aanleiding voor de oprichting van Stichting Dorpsfonds Berkhout 1965 is de opening van bejaardenhuis De Berkenhof in 1965. Bij die gelegenheid biedt een groep oud-Berkhouters een staand horloge en een windwijzer aan. Dit initiatief wordt gewaardeerd en mevrouw Tuender-Nobel, oud-Berkhouter te Amsterdam, sticht daarom een dorpsfonds met als doelstelling: ‘ondersteuning van het cultureel en maatschappelijk leven in Berkhout bij bijzondere gelegenheden’. Deze ondersteuning biedt het fonds bijvoorbeeld bij de opening van dorpshuis De Ridder St. Joris in 1971 door De Ridderzaal in te richten. Ook wordt bijgedragen aan de restauratie van de Berkhouter kerk. Hoogtepunt in het werk van het Dorpsfonds is echter het uitgeven van twee boeken over de geschiedenis van Berkhout. Het eerste boek, ‘Uit de historie van Berkhout’, verschijnt in 1968 en is geschreven door oud-Berkhouter Henk Kollis Tz, ‘rustend huisarts te Bergen’; het tweede, ‘Zo was het in Berkhout’, dateert uit 1973 en is geschreven door Riekus Peetoom, Klaas Leeuw, Jan Schuts en Klaas Leegwater onder leiding van Henk Kollis. Van ‘Uit de historie’ worden 1.300 exemplaren gedrukt en verkocht. In de jaren negentig volgt zelfs een herdruk van dit standaardwerk. Verder organiseert het Dorpsfonds reünies voor oud-Berkhouters en in 1982 wordt een historische tentoonstelling gehouden. Met een jaarlijkse nieuwsbrief blijven de leden, zo’n driehonderd, op de hoogte van de ontwikkelingen en gebeurtenissen in het dorp.

Eind jaren negentig wordt het stil rond het Dorpsfonds. Het ledenbestand vergrijst en er worden geen activiteiten meer ondernomen. Met het overlijden van voorzitter Dirk Schagen in 2009 lijkt de opheffing van Stichting Dorpsfonds Berkhout 1965 nabij. Gelukkig weten Kees de Jong en enig overgebleven bestuurslid Jan Peereboom dit te voorkomen. Het plan ontstaat om onder de vlag van het Dorpsfonds een historische vereniging op te richten. Medio 2010 is een groep enthousiastelingen gevonden en wordt een nieuw bestuur gevormd. Daarmee gaat het Dorpsfonds verder op de weg die het met de uitgave van de twee boeken over de geschiedenis van Berkhout eigenlijk al was ingeslagen. Want, zo lezen we in het archief, ‘met de uitgave van de boeken komt het Dorpsfonds ook in de rijen van de cultuur-historische verenigingen’. Daarmee is het initiatief Historische Kring Berckhout-Bobel Dyck dus niet meer dan een logische stap in het bestaan van Stichting Dorpsfonds Berkhout 1965. Kees Klaver Bronnen: archief Stichting Dorpsfonds Berkhout 1965

Aan het eind van de historische tentoonstelling in 1982 werd deze foto gemaakt van alle medewerkers. Staand v.l.n.r.: Cor en Annie Klaij-Schouten, echtpaar Dierx-de Bruijn, echtpaar Koeman-Visser, de heer Tuender, Henk Kollis Pz, Wim Spaander, Kitty Gillissende Die, mevrouw G. Laan-Steur. Aan tafel, links, Henk Kollis Tz (schrijver van ‘Uit de historie van Berkhout’); rechts mevrouw Tuender-Nobel, oprichtster van het Dorpsfonds.

Jaarboek 2010 HKBB  17


Kunst naar Kracht in 1950 met het stuk ‘Jongens van de koopvaardij’. V.l.n.r.: Bertha Benit, Dick Beemster, Gré Nobel, Anton Meester, Piet Meester, Frans Lakeman, achter hem Rein Wit, Siep Kamminga, Trien Nierop, Siem Moeijes, Nel Moeijes-Donker.

Bobeldijk 100 jaar op de planken 18  Jaarboek 2010 HKBB


Kunst naar Kracht jubileert

In december 2010 viert de toneelvereniging Kunst naar Kracht uit Bobeldijk haar honderdjarig bestaan. Er is een periode in de geschiedenis dat iedere Bobeldijker lid wordt van de toneelvereniging en een rolletje speelt; soms voor een enkele keer, meestal voor jaren. Siep Kamminga en Gré Schuitemaker-Lutterot zijn daarvan een levend bewijs. Siep is 62 jaar lid, Gré 47 jaar. Met deze toneelveteranen halen we herinneringen op.

“I

n 1949 werd het jeugdtoneel opgericht. Het ‘grote’ was er toen al een tijdje, natuurlijk”, herinnert Siep zich zijn debuut bij Kunst naar Kracht. “Iemand opperde iets met de jeugd te gaan doen, het barstte ervan in die tijd. Ik was vijftien en er werd gevraagd of ik mee wilde doen. Dat wilde ik wel, iedereen ging erbij: Marijke Bontekoning, Dia Nierop, Hennie Scheer, Klaas Wim Koster, noem ze maar op. Er was in die tijd ook niet zoveel anders, nog geen tv, niks. Het was een welkome afleiding.” Het eerste stuk waarin Siep meespeelde heette ‘De gestoorde repetitie’, dat was in mei 1950.

Daarna volgden er dus nog vele. Siep: “En altijd de dag na de uitvoering napraten bij Nierop. Daar kwam iedereen bij elkaar.” Piet Visser was destijds voorzitter. Bekende namen bij het ‘grote toneel’ in die tijd? “Frans Lakeman en Trien Nierop-Houtlosser, die veel grote rollen voor haar rekening nam.” Dit tweetal vormde jarenlang het Westfriese (toneel)stel Gerbrand en Maartje. Siep: “Trien regisseerde ook. Tot er mot in de tent kwam. De reden weet ik niet meer. Ik geloof dat het iets tussen Frans en Trien was. Corry Mooij heeft toen een tijd de regie gedaan. Ach ja, zo gebeurde weleens iets. Er was ook eens een incident met Jaarboek 2010 HKBB  19


Opgericht door de kastelein Kunst naar Kracht wordt in 1910 opgericht door de toenmalige kastelein van het café in Bobeldijk, Cornelis Jongewaard. Het heet dan overigens nog geen toneel- maar een reciteervereniging of rederijkerskamer; een vereniging in ieder geval die zich met de voordrachtskunst bezighoudt. Van de achttien personen die bij de oprichtingsvergadering aanwezig zijn, geven vijftien zich direct op als werkend lid en drie als ‘kunstlievende leden’. Voorzitter wordt M. Nap, secretaris N. Langereis en penningmeester W. Mantel. De eerste regisseur is E. Koster. Kastelein Jongewaard laat er geen gras over groeien. Hij laat een toneel bouwen en al op 26 januari en 18 februari zijn de eerste uitvoeringen. De eerste stukken zijn ‘Een Kerstavond’, ‘De Westfriese Visser’ en ‘Pakketten voor Dames’. Op tijd komen is ook in die tijd kennelijk een probleem. Telaatkomers op de repetities moeten een dubbeltje boete betalen. De entree bedraagt een kwartje voor de gehuwden en vijfendertig cent voor de ongehuwden. ‘Minvermogenden’ mogen gratis naar binnen. Of dat er veel zijn en hoe dat wordt vastgesteld, vermeldt de geschiedenis niet. Wel dat de ontvangsten de eerste uitvoering f 73,10 bedragen en de uitgaven f 41,97. En daarmee zijn de muzikanten die vijf gulden per persoon verdienen voor twee avonden bal na, ook betaald. Nieuwe leden gaan via ballotage; over hun toelating wordt gestemd. Maar het gaat de vereniging niet helemaal voor de wind. In 1918 brandt het café af, inclusief de toneelinventaris. En die is niet verzekerd. Er wordt een huis-aan-huiscollecte georganiseerd en die brengt bijna driehonderd gulden op. Om wat beter bij kas te zitten wordt vanaf 1932 tijdens de pauze een verloting georganiseerd. En dat gebeurt nu nog steeds, al zijn de prijzen veranderd. Met een te winnen kalf van destijds zijn nu weinig toneelbezoekers blij te maken. Ook tijdens de oorlog wordt doorgespeeld. Siep: “Al waren de voorstellingen toen wel ‘s middags, ‘s avonds mocht je immers niet naar buiten”. Uit het jaarverslag 1940-1941 is af te leiden dat er een dansverbod is. Reden dat de uitvoering op 24 november niet doorgaat. De volgende gelukkig wel weer. Hilariteit in 1984 in ‘De vergulde os’. V.l.n.r.: Tiny BiermanJonker, half zichtbaar Annette Vlaar, Karel Corveleijn, Dries Veld en Gré Houtman-Schöneberger.

20  Jaarboek 2010 HKBB

de cafébaas Piet Langenberg. We waren aan het repeteren toen hij dronken binnenkwam. ‘Opsodemieteren allemaal’, riep ie. Ja, toen waren de rapen gaar. Wat moesten we? Dan houden we er maar mee op, zeiden we. Maar Griet, zijn vrouw, heeft de boel toen weten te sussen en we zijn toch weer doorgegaan.” De man van Corry Mooij was boekhouder bij de fabriek en toen die in 1961 sloot, verhuisden ze naar Alkmaar. Siep: “Toen kwam ik in beeld als regisseur. Cor Silver zei: ‘Dat kan Siep wel doen.’ Ik wist niet wat ik hoorde. Ik was 27, dat was helemaal niet in me opgekomen.” Het eerste stuk onder zijn regie was ‘Waarom zweeg je zo lang?’, uitvoering op 17 maart 1962. Nooit meer weg Gré Schuitemaker komt in 1963 in Bobeldijk wonen en wordt vrijwel direct lid van Kunst naar Kracht. “We woonden naast het café. Op een avond waren ze aan het repeteren en iemand had afgehaakt. Iemand stelde voor te gaan vragen of ik mee wilde doen. Ik ben meegelopen en meteen gebleven.. Ik heb veel meegespeeld, soms wel tweemaal per jaar. Een voorkeur? Ja, ik hou wel van stukken waar iets in zit, dat geeft me meer voldoening. Zoals ‘Moeder Geertje’, dat we in de jaren zeventig brachten of ‘Sil de Strandjutter’, jaren tachtig. En souffleren doe ik graag.” De voorkeur van Siep ligt bij de blijspelen, de kluchten. “Ik mag graag een beetje gek doen. ‘Bas de behanger’ bijvoorbeeld, dat was een mooi stuk.” Siep speelt ook veel, vroeger zelfs wel driemaal in één seizoen: tweemaal bij het grote toneel en dan nog een keer bij het jeugdtoneel. Siep de regisseur Siep is een jonge regisseur, maar het gaat hem prima af. Gré: “Er was nooit spanning of onenigheid. Ik heb Siep echt nooit kwaad gezien, er was geen wanklank, iedereen nam de


aanwijzingen ook van hem aan.” Siep: “Er was er weleens een eigenwijs, een jongen die dacht dat ie het allemaal wel wist. Ik kan het twee, drie keer zeggen en als je het niet van me wilt aannemen dan maar niet, dan moet je het zelf weten. Die jongen heeft één keer meegedaan en toen was het klaar. En een keer is een meisje boos weggelopen. Ik had het gevoel dat er meer inzat, gaf daar aanwijzingen voor, en vroeg het opnieuw te spelen. Dat zinde haar niet en ze liep boos weg. De volgende dag kwam ze excuus aanbieden. Zand erover, zei ik.” Geen belangstelling Met het succes en de belangstelling gaat het af en aan. 1967 staat volgens de geschiedenis in het teken van de vernieuwing. Er komt er een heel nieuw bestuur: Piet Moeijes wordt voorzitter, Gré Schuitemaker secretaris en Wim Keesom penningmeester. Eind jaren zestig vertrekken nogal wat leden In 1948 gaat Kunst naar Kracht op tournee met het stuk ‘Zoin offer’. en ziet het er voor de vereniging niet goed uit. Er is dan zo weinig belangstelling om te spelen, dat er in 1970 zelfs niet opgetreden kan worden. Gré: “Ja, dat was heel erg. Moeten we dan maar stoppen, vroegen we ons af?” Gelukkig gebeurt dit niet en door het aantrekken van enkele nieuwe leden, is er weer een uitvoering mogelijk. In 1972 wordt ‘Zeemansvrouwen’ op de planken gebracht waarin ook twee driejarigen meespelen, José Schuitemaker en Dennis Veld. Café dicht In 1973 gaat café De Vriendschap dicht. Griet Langenberg heeft haar zaak overgedaan aan de familie Mol en die wil ermee stoppen. Gré: “Mol kwam vertellen dat hij niet wist of we wel een uitvoering konden geven, omdat hij de boel wilde verkopen. Hij heeft de zaak niet verkocht, maar het café ging wel dicht: de zaak was failliet.” Een zoon van Griet komt in het pand en maakt er een woonhuis van. Zo komt na drieënzestig jaar een eind aan toneelvoorstellingen in Bobeldijk. Siep: “We moesten op zoek naar een nieuw onderkomen. Niet iedereen wilde naar Berkhout, dat was nog van vroeger. Frans Lakeman stelde zelfs voor om naar de Zuidermeer te gaan. Maar gelukkig is het toch Berkhout geworden. We werden er goed ontvangen en zijn er nog steeds tot volle tevredenheid.” Jarenlang zijn er twee uitvoeringen per jaar. Vaak één keer een blijspel en één keer een ernstiger stuk of een thriller. De eerste in november en dan in maart nog een keer. Siep: “Dan moest het klaar zijn want dan kregen de boeren het druk, gingen de koeien het land in, hadden ze geen tijd meer. En in september begonnen de repetities dan weer.” Twee keer spelen per jaar kwam in de jaren tachtig ook door het grote aantal leden dat wilde spelen. De vereniging telde toen 35 leden. Siep: “En vaak speelden dezelfden. Je kiest de besten, je wilt er het maximale uithalen en we hadden volop keus. Dan gebeurt dat.” Gré: “We hadden toen zoveel leden dat we serieus over een ledenstop hebben gedacht. Er was toen ook veel jeugd, er kwam weer een jeugdaf-

‘Jongens van de Koopvaardij’, een favoriet stuk van Kunst naar Kracht, gespeeld in 1993. Nicolet Dijkstra zit bij Frank Kamminga op schoot.

Jaarboek 2010 HKBB  21


deling met onder anderen Ron Bakker, José Schuitemaker, Nicolet Dijkstra, Marco en Dennis Veld. Een hele leuke groep bij elkaar. Bedoeling was dat de jeugd doorstroomde naar het ‘grote toneel’, maar daar is toch weinig van terechtgekomen. De meesten haakten af.” Wel heeft dat jeugdtoneel één huwelijk tot gevolg gehad. Dat van Frank Kamminga en Wendy van Emmerik. Successen en tournees Successtukken door de jaren zijn ‘Zoin Offer’ uit de periode van voor 1950 en uit de periode daarna ondermeer ‘Zeemansvrouwen’, ‘Gebroeders Kalkoen’ en ‘Jongens van de Koopvaardij’, daarin wordt ook gezongen en accordeon gespeeld. Sommige stukken worden in de loop der tijd herhaald, zoals ‘Jongens van de Koopvaardij’. Gré: “Ik heb het tweemaal gespeeld. Een keer als de dochter en een keer als moeder.” Siep blijkt het zelfs driemaal te hebben gespeeld. Kunst naar Kracht gaat in haar honderdjarig bestaan regelmatig op tournee. In 1948 bijvoorbeeld met ‘Zoin Offer’ naar de Hollandsche Maatschappij van Landbouw en de Middenstandvereniging Wieringen. Spelers zijn dan onder anderen Nel Moeijes-Donker Dick Beemster, Siem Koster, Piet Bruin, Trien Nierop-Houtlosser, Siem Moeijes, Arie Mooij, Frans Lakeman en Rein Wit. In de jaren zeventig wordt voor het Rode Kruis gespeeld. Dit zocht een paar verenigingen uit en vroeg hen optredens te verzorgen. Zo ging Kunst naar Kracht onder andere naar Obdam, Wijdenes en Abbekerk. Siep: “Decors et cetera moesten dan meegenomen worden en opgebouwd. Dat gebeurde ook in Abbekerk. Daar was een soort verhoging en wat er precies gebeurde weet ik niet, maar bij dat opbouwen viel Wim Keesom van dat plateau. Dat is wonderwel goed afgelopen. We zijn naar de eerste hulp gegaan. Hij had een gebroken schouder maar het had veel erger kunnen zijn.” In de jaren tachtig werd ‘Lucy’s baby’ gespeeld voor de buurtvereniging van de Italiaanse Zeedijk in schouwburg Het Park in Hoorn. Een bijzondere ervaring op de ‘echte’ planken. Een verhaal dat telkens weer verteld wordt, gaat over het optreden in Obdam. Gré: “We gingen er naartoe om een en ander op te bouwen. Na afloop zaten we met z’n allen aan de bar, heel gezellig. En er werd maar geschonken. Toen we wilden afrekenen moest de één een gulden betalen, de ander drie en weer een ander helemaal niets. Op het toneel stond een tap en het stuk speelde zich af in een café. Dat kwam goed uit. De eigenaar wilde wel een vat aansluiten 22  Jaarboek 2010 HKBB

Van generatie op generatie

Soms zit Kunst naar Kracht in de familie, zeg maar gerust in de genen. De familie Koster is vanaf het begin verbonden aan de vereniging. Eerst opa Elias, later Pieter Koster, beiden als regisseur en voorzitter. Daarna de zonen van Pieter, Simon en Piet. De dochter van Piet, Annet Staal-Koster heeft de rol van regisseur ook een tijd vervuld. Haar man Wim Staal is voorzitter. Ook zus Maureen en broer Ditmer worden lid van Kunst naar Kracht en inmiddels heeft ook de volgende generatie zich al aangemeld: Lois, dochter van Ditmer; Lotte, dochter van Maureen, en Martijn, zoon van Annet, hebben al meegespeeld in de jubileumuitvoering. En wat te zeggen van de familie Kamminga? De vader van Siep speelde, Siep was regisseur en speelde, en ook zijn zoon, dochter en schoondochter spelen.

Kunst naar Kracht 1916. Staand v.l.n.r.: Aafje Korver, Willem Nobel Pzn, Trien Jongewaard, Cor Nobel, Nelie Koomen, Klaas Koeman, Betje Koeman, Piet Nobel. Zittend v.l.n.r.: Anna Hoogland, Steven Huinink, Elias Koster, Jan Sijp, Geertje Hoogland. ‘Mister King’ in 1955. V.l.n.r.: Klaas Wim Koster, Siem Langenberg, Siep Kamminga

Firma Ridderikhof grimeert, jaren 60. Geheel rechts Cor Silver, open mond Hennie Scheer, overigen onbekend.


tijdens de uitvoering. Nou dat hebben we geweten! Het werd steeds gezelliger op het toneel. En na afloop moesten we stapvoets naar huis, want het was spek en spekglad.” Afscheid en afscheid en afscheid In 1990 is Siep veertig jaar lid en krijgt hij een vijfdaagse reis naar Duitsland aangeboden als vergoeding voor al die jaren regisseren. Begin jaren negentig vindt hij dat er nieuw bloed moet komen en geeft aan te willen stoppen met regisseren. Siep: “Er moest iemand met wat moderner ideeën komen.” Het duurt tot 1998 en dan neemt Annet StaalKoster het, na het eerst nog even samen met Siep te hebben gedaan, van hem over. Siep neemt in 2002 afscheid, maar komt in 2009 nog één keer terug. En in 2010 toch nóg een keer voor de jubileumrevue. “Maar dit is echt de laatste keer”, weet hij zeker. De ballotage van de beginjaren is er allang niet meer. En ‘Bobeldijk’ staat in de naam van de vereniging, maar betekent niet dat er geen mensen uit andere dorpen meedoen. Gré: ”Iedereen die zich meldt mag meedoen. Je begint met een klein rolletje.” “Soms kun je meteen zien of het wat is”, weet Siep. “Al heb je het ook dan weleens fout. En de een heeft meer talent dan de ander.” Ria Corveleijn Foto’s zonder naamsvermelding fotograaf komen uit het archief van Kunst naar Kracht.

Siep Kamminga en Gré Schuitemaker-Lutterot kunnen nog steeds smakelijk lachen om de foto’s en verhalen van vroeger. (foto Gretie Stelling)

Eeuwfeest

Ter gelegenheid van het eeuwfeest wordt door eigen leden een dorpsrevue geschreven, ‘Eeuwigheid kent geen tijd’, over zaken die in het dorp gebeuren of kunnen gebeuren. Annet Bouma en Klaas Jan Bierman schrijven de teksten en Heleen Peetoom en Maureen Koster de liedjes. Daarmee zijn ze overigens al twee jaar eerder begonnen. Op 10, 11 en 12 december zijn de uitvoeringen. Muzikaal wordt meegewerkt door Bertus Pater en zijn band. Op de laatste dag is ook een grote reünie. In De Ridder is een tentoonstelling van allerlei zaken die met Kunst naar Kracht te maken hebben en er is een videovoorstelling van stukken die gespeeld zijn.

De medewerkers aan de jubileumrevue, december 2010. Helemaal achteraan: met pet Tinie Bierman, Wim Staal, Siep Kamminga, Gerian Helder, Piet Moeijes, Klaas Knol, Wouter Snoek, Tim van Lochem. Rij ervoor: Manon Klaver, Melissa Bisschop, Heleen Peetoom, Gré Schuitemaker, Jenny Veld, Lois Koster, Thea Morsch, Nel Knol, Annet Bouma, Klaas Jan Bierman; daarvoor: Jan Danenberg, Janine Swart, Arthur Snoek, Ilona van Langen, Maureen Koster, Annet Staal, Rob de Munnik, Bertus Pater; helemaal vooraan: Jet Entius, Lotte Vader, Pleunie Bouma, David Keesom. (foto Corrie Bos) Jaarboek 2010 HKBB  23


24  Jaarboek 2010 HKBB


De enige echte

Sinterklaas Geldnood, dat was eigenlijk de reden om de tabberd aan te trekken en de mijter op te zetten. Nee, Sint zat zelf niet krap bij kas, maar de peuterspeelzaal wel. Sint en Piet werden daarom ingezet om de opvang voor de kleinste Berkhoutertjes en Bobeldijkertjes mogelijk te maken. En met succes. Sint Martin Leeuw en Piet Gerra Klaij zouden het 25 jaar volhouden.

H

et idee ontstaat in 1974. In Berkhout is behoefte aan een peuterspeelzaal. De middelen zijn beperkt, maar er is een groep enthousiaste vrijwilligers. Via via weten ze een gebouw te bemachtigen, maar dat moeten ze wel even komen ophalen in Heerjansdam. Dat is geen probleem en al snel staat er een keurig houten gebouwtje aan de Burgemeester Beemsterboerstraat. Maar er is geld nodig voor onderhoud, inrichting en personeel. Bob Jelsma komt met het plan om Sinterklaas en Zwarte Piet op pad te sturen voor de peuterspeelzaal.

Maar wie kruipen er in de huid van de goedheiligman en zijn knecht? Gelukkig is er iemand in Berkhout die al wat ervaring heeft als Sint: Martin Leeuw. En Zwarte Pieten zijn er ook: Elly Bontekoning en Gerra Klaij. En nu, inmiddels 36 jaar later, zitten deze drie hoofdrolspelers gebogen over talloze fotoboeken, krantenknipsels en brieven. We zitten thuis bij Elly aan het barretje, de stamtafel van Sint en Piet. De een na de andere anekdote volgt, maar eerst gaan we nog even terug naar de jaren zeventig van de vorige eeuw.

“Ach, het is natuurlijk één groot toneelstuk, een spelletje, maar wel een heel mooi spelletje, hoor”

Jaarboek 2010 HKBB  25


Pionieren Martin heeft dan al wat aan het vak van Sinterklaas kunnen ruiken op de kleuterschool. “De vorige Sint was ermee gestopt en Jeanne Bosch (kleuterleidster, red.) vroeg of ik het niet eens wilde proberen. Nou, dat wilde ik wel. Van wat oude coulissen van de toneelvereniging heb ik een decortje in elkaar getimmerd en Elly ging mee als Zwarte Piet.” Zo gaat dat een paar jaar. Elly verzorgt bovendien de pietenmiddag voor de kleuters van de basisschool. “In je eentje mocht je dan honderd kleuters vermaken: goochelen, dansen, op je kop staan. Ja, dat waren heftige middagen.” Als in 1974 de sinterklaasactie van de peuterspeelzaal van start gaat, neemt Gerra het pietenwerk op zich. Elly wordt Het Kantoor, zoals Martin en Gerra het plechtig noemen. En Het Kantoor heeft het meteen druk. Een advertentie in De Heraut en mond-tot-mondreclame leveren het eerste jaar al 27 bezoeken op, goed voor 122 gulden (55 euro). Het gaat snel met de populariteit van de Berkhouter Sint en Piet. Elk jaar bezoeken ze meer scholen, bedrijven en particulieren. In 1998, het laatste jaar, trekken Martin en Gerra er maar liefst 55 keer op uit, opbrengst 3.363 gulden (1.526 euro).

Intocht Sinterklaas 1997. V.l.n.r. hoofdpiet Gerra Klaij, Sint Martin Leeuw, hulppiet Thea Braas.

Chemie Wat maakte hen nou zo populair? “Dat is moeilijk uit te leggen”, zegt Gerra. “Er was een soort chemie tussen ons. We voelden en vulden elkaar goed aan.” Martin: “Ik was niet zo goed in het onthouden van namen. Dat is best lastig als Sinterklaas. Piet was daar beter in en hielp me dan uit de brand.” Ook de humor tussen Sint en Piet viel goed in de smaak. Ze staken elkaar graag de loef af. Martin: “Als we ergens binnenkwamen en er stond een muziekinstrument in de kamer, dan was Gerra natuurlijk aan de beurt. ‘Zeg Piet, jij bent toch zo muzikaal?’” Hinnikend paard in de mouw Maar ook Sint werd soms goed te grazen genomen. Martin: “Thea Braas ging ook regelmatig mee als Piet en zij verstopte een geluidchip in m’n mouw. Elke keer als die werd aangeraakt, hoorde je een hinnikend paard. Drie weken lang heb ik niet begrepen waar het vandaan kwam. Na afloop van de sinterklaasperiode kreeg ik een prachtig rijm met uitleg van Piet Braas.” Behalve kinderen konden ook volwassenen rekenen op een ‘behandeling’ van Sint en Piet. Dat zorgde vaak voor veel hilariteit. Martin: 26  Jaarboek 2010 HKBB

Sinterklaas woont natuurlijk in Spanje, maar als je je verlanglijstje bij Martin Leeuw in de bus gooit, komt het ook goed.


“Henk Lisman kwam eens langs bij Het Kantoor om iets af te geven voor het huisbezoek de volgende dag. Wij zaten aan een biertje en Henk deed er ook eentje mee, ook nog een tweede, maar bij de derde werd het prakken. Hij vertrok en liet een half glas bier staan. Tja, dat hebben we toen maar ingevroren en hem de volgende dag cadeau gedaan.” Emmer water cadeau Sint en Piet werden zelf ook wel eens te grazen genomen, vertelt Gerra. “We kwamen al jaren bij een familie in Avenhorn, Amsterdammers die wel van een geintje hielden. Opeens zegt opa: ‘Zeg Sint, uw paard zal toch wel eens dorst krijgen tijdens al die bezoeken?’ Dat was natuurlijk zo. ‘Nou, kijk eens wat ik hier heb!’ Kregen we een grote emmer water mee.” “Ach, er gebeurde altijd wel wat”, zegt Martin. “We zijn ook eens geweigerd op een adres in Hoorn. We wilden net uit de auto stappen, toen de gastvrouw het huis uit kwam rennen. Het bezoek kon niet doorgaan, er was al een sint! Haar zus had er ook een besteld. Ik vraag me nog steeds af: was hij effe eerder of waren wij weer te laat. Waarschijnlijk het laatste. Ja, Het Kantoor hield weinig rekening met reistijden.” Serieuze Sint en Piet Maar Sint en Piet waren serieus met hun vak bezig, vertelt Elly. “Ze zagen er altijd goed uit, ze bleven in hun rol en pas als ze hier in het Op de basisschool in Berkhout gebeurde altijd iets bijzonders. Op de bovenste foto uit 1988 arriveert Sinterklaas spectaculair in de voorlader van Elias Peetoom. Links doet Sinterklaas in 1989 verkeersexamen onder toeziend oog van agent Coos Rood. Sint slaagde uiteraard met vlag en wimpel. (foto’s Henk de Weerd)

Jaarboek 2010 HKBB  27


In geval van twijfel Als Piet moet je natuurlijk wel je woordje klaar hebben, als er lastige vragen worden gesteld. De kraag van collega Piet is wat zwart. “Hoe kan dat nou?”, vraagt een twijfelaartje bij het volgende gezin. “Als jij werkt word je toch ook smerig? Nou ik ook.” Het antwoord blijkt afdoend. (Uit het Dagblad voor West-Friesland, 5 december 1983)

Komt een Sint bij de dokter Martin laat in 1999 een zwelling verwijderen op zijn voorhoofd. Dokter Sturris wijst de chirurg op het bijzondere karakter van de ingreep. Geachte collega, De heer Leeuw heeft al jaren een cysteuze zwelling op zijn voorhoofd. De zwelling is inmiddels hier in het dorp het kenmerk van echtheid wat betreft zijn functie als Sinterklaas!

halletje stonden, ging de mijter af. En tijdens bezoeken werd er nooit alcohol gedronken. Dat gebeurde pas na afloop aan het barretje.” “Ja, dat waren stevige avonden”, vertelt Gerra. “Voor het eten wat drinken, na het eten een paar likeurtjes en dan nog een paar neuten. Het is wel eens drie uur ’s nachts geworden en dan moesten we de volgende dag weer vroeg op pad. Wat een kop had ik.” Seizoen duurde drie weken Het sinterklaasseizoen duurde ongeveer drie weken. Het begon met de intocht en de week erna wat bedrijfsbezoeken. De laatste week werd het echt druk. Elly pakt de administratie van 5 december 1998. “’s Ochtends eerst twee schoolbezoeken en daarna in totaal twaalf huisbezoeken.” “Ja,” zegt Gerra, “dan hadden Sint en Piet ’s avonds niet meer zoveel praatjes aan het barretje.” Voor Het Kantoor begon de drukte trouwens al veel eerder. Elly: “Soms belden mensen al in de zomer om een afspraak te maken. Dat werd te gek. We hebben toen bepaald dat particulieren pas op 15 november mochten bellen. Ging de telefoon om 5 over 12 ’s nachts!” Ook al was het soms flink aanpoten, Gerra vond het toch vooral een soort vakantie. “Ik was drie weken te gast bij Elly, hoefde niet te koken en opa’s en oma’s pasten op de kinderen. En altijd vreselijk veel gelachen. Ja, ik heb er erg van genoten.” Mooi geweest In 1998 stoppen Martin en Gerra met de sinterklaasactie voor de peuterspeelzaal. Na 25 jaar vinden ze het mooi geweest. Een paar klussen blijven ze dan nog doen, zoals de intocht van Sinterklaas in Berkhout en het bezoek aan de Geert Holleschool. Hun allerlaatste bezoek brengen ze in 2008 aan de peuterspeelzaal, dan is het echt voorbij. Martin blikt nog even terug: “Ach, het is natuurlijk één groot toneelstuk, een spelletje, maar wel een heel mooi spelletje, hoor.” Kees Klaver Foto’s zonder naamsvermelding fotograaf komen uit het archief van geïnterviewden.

Aan het vertrouwde Sint en Piet-barretje halen Gerra, Martin en Elly herinneringen op. (foto Gretie Stelling) 28  Jaarboek 2010 HKBB


toen...

Westeinde

Foto boven uit de ansichtkaartencollectie van Jan Blokker Vzn, foto onder Gretie Stelling.

nu

Jaarboek 2010 HKBB  29


Fanfarefestival anno

1896 Het moet een flinke invasie zijn geweest op zondag 9 augustus 1896. Maar liefst 255 muzikanten doen mee aan het ‘Festival van fanfarecorpsen te Berkhout’ dat wordt georganiseerd door fanfare Volharding. Hoeveel bezoekers er 25 cent entree voor over hebben, vermeldt de historie niet. Ook zijn er geen foto’s gevonden. Wel een fraaie feestgids, die in het bezit is van Siem en Annie Beemsterboer. We mochten er even inkijken.

I

n het schrift waarin Jan Schuts, secretaris van de fanfare in de jaren 60, de geschiedenis van fanfare Volharding van 1892 tot 1970 heeft opgeschreven, worden een paar regels gewijd aan het festival: Na oneindig te hebben gediscussieerd en uit angst voor een mogelijk tekort, werd toch op 9 Augustus 1896 een festival gehouden. Het terrein langs de Slagterslaan werd belangeloos door C. Wit ter beschikking gesteld. Het benodigde drukwerk werd na prijsopgaaf gegund aan Geerts te Hoorn, voor de somma van 9,92½ cent. In de afrekening blijkt dat dit festival een nadelig saldo heeft opgeleverd van f 27,-.


De dertien pagina’s tellende feestgids wordt gedrukt door stoomdrukkerij Geerts & Kops op het Grote Noord in Hoorn, werkende met vier persen en een grooten voorraad drukletters. Café De Ridder St. Joris adverteert met soep, biefstuk en karbonade. Gezelschappen die wenschen te dineeren, worden uitgenoodigd vooraf te berichten, is het vriendelijke verzoek van uitbater Wed. J. Koster. Er doen elf fanfarekorpsen mee en, na de opening door burgemeester en erevoorzitter T. Slagter en de aanbieding van de erewijn, wordt in het café geloot omtrent de volgorde der uitvoering. In optocht en beurtelings marschen blazende gaan de korpsen dan naar het feestterrein aan de Slagterslaan. Daar gaat men de muzikale strijd aan. Na afloop van de uitvoering worden de herinneringsmedailles uitgereikt, natuurlijk door de erevoorzitter. Voor de korpsen is er nog een verloting. De prijs bestaat uit een fraaie palissanderhouten metronome met klok. Voor de dirigenten - dan nog directeuren genoemd - is het schilderij De meesters der toonkunst te winnen. De dag wordt afgesloten met een bal-champêtre (openluchtbal) op het feestterrein voor de muziektent en ’s avonds is er nog een groot schitterend vuurwerk, vervaardigd door den Heer A. Gall, pyrotechnicus te Rotterdam. Het moet een dag zijn geweest om nooit te vergeten. Kees Klaver


Brand!

De huidige bebouwing op de plek waar ooit De Kolfbaan stond. (foto Gretie Stelling)

32  Jaarboek 2010 HKBB


in

De Kolfbaan

Op 26 augustus 1955 brandden vijf huisjes af, die samen De Kolfbaan werden genoemd. Vijf gezinnen, in totaal 44 personen van wie 34 kinderen, raakten dakloos. Een ramp. Nel Crielaard-Veld was een van die kinderen. Ze was destijds negen jaar en herinnert het zich nog goed. “We hadden niets meer, alles was weg. Maar het nieuwe jurkje dat ik de dag ervoor had gekregen, kon ik nog net meenemen.”

H

et waren kleine, oude huisjes. Ooit waren het er acht, maar na wat samenvoegingen waren het er nu nog vijf. Er woonden vaak grote gezinnen en bij de meeste was het armoe troef. De huisjes stonden op de plaats waar nu de praktijk van tandarts Van der Oord is en het toegangspad naar het voetbalveld. “Wij woonden er met z’n zessen,” vertelt Nel Crielaard-Veld, “mijn vader en moeder, mijn oudste zus Annie van zestien, mijn broer Dries van twaalf, dan kwam ik, ik was negen, en dan Tinus van vijf. In vergelijking met de anderen hadden wij een klein gezin.” Naast de familie Veld woonde de familie Carper met negen kinderen. Verder was er de familie Bakker met tien kinderen, de familie Baas met vijf, waaronder een baby van negen weken, en de familie Kikstra met zes kinderen. Nel: “De huisjes waren heel klein. Je kwam binnen in een klein halletje, dan had je de kamer met daarnaast twee slaapkamertjes. En er was nog een soort berghok, daar stond mijn poppenwagentje waar ons jonge poesje in sliep. Ik geloof dat er ook een ledikant stond, maar dat kan ik me niet goed meer herinneren. De wc was buiten op sloot. En er was een zolder, maar daar werd niet geslapen. Daar lagen de sjalotten van mijn vader te drogen; hij had een tuin aan de Hulkerweg waar hij die verbouwde. Die zijn natuurlijk ook allemaal verbrand. Dat noemde hij later nog vaak op: ‘Het was zo’n best sjalottenjaar.’ En er waren ook huidjes van dieren, ik denk mollenvelletjes, ook weg na de brand, natuurlijk.” Rook door de plinten “Het was zondagmorgen kwart voor acht. Ik sliep met Annie op een kamer, we lagen naast

elkaar in bed. De dag ervoor had ik in Hoorn een nieuw jurkje gekregen, daar was ik zo blij mee. Het had een wit pasje en pofmouwtjes, ik zie het nog zo voor me; zo vaak kreeg je geen nieuwe jurk! Ik had ’m op de stoel gehangen, die zondag zou ik hem voor het eerst aan mogen. Ineens zag ik allemaal rook door de plinten onze kamer in komen. Ik moest er ook van hoesten. Dus ik riep: ‘Er is brand, hoor!’ Mijn vader zei tegen mijn moeder: ‘Hoor die meid nou toch weer eens dromen.’ Ja, ik spookte nogal eens in mijn slaap. Maar toen Annie riep: ‘Nee, het is echt, er is brand.’ Ja, toen stonden we zo buiten. Ik herinner me dat mijn zus met een laken voor het dressoir zat om dat leeg te halen. Mijn vader heeft haar weggesleept, het was veel te gevaarlijk.” Kinderen speelden met vuur De brand bleek begonnen in het huis van de familie Carper. De ouders waren naar de vroegmis in De Goorn, de kinderen alleen thuis. Een van hen had met vuur gespeeld en daarbij was een gordijntje in de keuken in brand geraakt. De keuken grensde aan de slaapkamer van de familie Veld, die zo dus het eerst de brand ontdekte. Zuster De Boer, destijds de wijkverpleegster, woonde op de bovenverdieping van de pastorie aan de overkant. Ze hoorde de kinderen die huilend de straat opliepen en dacht dat ze ruzie hadden. Toen ze zag dat er vlammen uit het huisje van de familie Carper kwamen, is ze nog met een deken naar de overkant gerend om te proberen de vlammen te doven, maar er was geen redden aan. Zij heeft alarm geslagen, de mensen in de andere huisjes wakker gemaakt en de brandweer gewaarschuwd. De brand sloeg over van het ene naar het andere huisje. Jaarboek 2010 HKBB  33


Puinhoop over De brand was hevig. De brandweer van Berkhout kreeg assistentie van de brandweer uit Avenhorn en ook Hoorn was aanwezig. Het was nog even spannend, omdat de brand dreigde over te slaan naar het huis van de familie Klaij die bij de Boerenleenbank woonde. De kozijnen brandden al, maar die waren gelukkig snel gedoofd. Om kwart over negen was de brand geblust en was er van de huisjes alleen een puinhoop over. Maar iedereen was ongedeerd en dat was op zich eigenlijk al een wonder. Nel: “We stonden buiten en hadden niets. Mijn vader stond in zijn lange onderboek, zijn hemd met mouwen, mijn moeder in haar nachtpon, net als Annie. Dries had alleen een onderbroekje aan, want hij lag te slapen toen het gebeurde. Ik stond in mijn nachtjaponnetje, een blauw nylon ponnetje, met mijn nieuwe jurkje in mijn handen. De moederpoes had weten weg te komen, maar het kleine jonge poesje was verbrand. De meeste gezinnen waren verzekerd. Eén gezin niet, maar dat woonde in het achterste huisje en zij hadden gelukkig hun spullen wel uit huis kunnen halen.” Inzameling georganiseerd Er werd direct allerlei hulp aangeboden. De kinderen werden in de pastorie opgevangen. “Op een gegeven moment kwam zuster De Boer vertellen dat ik naar mijn vader moest gaan. Ze waren me kwijt en waren bang dat ik in het huis was. Er was paniek.” Er werd direct een inzameling georganiseerd.

Dat gebeurde onder leiding van mevrouw Beemsterboer, de vrouw van de burgemeester, en met hulp van de echtgenotes van de raadsleden. “Er gingen karren door het dorp om spullen op te halen, beddengoed en kleding. Dat zie ik nog zo voor me, die enorme hoeveelheden kleding. Die karren stond in de stalling bij café De Ridder. Daar werd voor iedereen wat uitgezocht. Zo van: welke maat heb je? En dan kreeg je een stapeltje kleren mee. Mijn moeder kreeg een heel mooi bloesje, wit met blauwe stipjes, zo mooi. Het was een bloesje van de vrouw van de burgemeester. Nou, dat vonden we wat!” Dubbele pech Iedereen werd ook onder dak geholpen. Het gezin Carper kreeg een paar kamers in het gebouw van de diaconie, de familie Kikstra ging naar de gymzaal van de school, de familie Bakker naar de familie Barten in café De Ridder St. Joris en de familie Baas ging naar de ouders van de heer Baas. Bedden kwamen uit het kruisgebouw en oudere kinderen gingen veelal tijdelijk bij familie en kennissen logeren. “Wij gingen naar café De Roode Leeuw, dat stond waar nu bouwbedrijf Timmermans zit. Dries ging naar de familie Smit die tegenover De Ridderhoeve woonde; hij was bevriend met Kees Smit. Hij kreeg een zwembroek en mocht naar het zwembad. Hij had van iemand een tientje gekregen, daar was ie zo blij mee! Een tientje dat was veel geld! Maar het werd in het zwembad gestolen. Nou, dat was toch wel heel erg veel pech op één dag.”

Landelijk nieuws Het Vrije Volk van dinsdag 30 augustus 1955 besteedt aandacht aan de brand. Bewoner Tijs Bakker wordt geïnterviewd. “Nu krijgen we tenminste een huis waarvan het dak niet lekt en de muren niet scheuren en waar je je kinderen op een fatsoenlijke kamer te slapen kan leggen in plaats van onder een vermolmd dak. Deze brand is vreselijk, maar aan de andere kant is het voor ons een vervroegde bevrijding.” Ook beschrijft de krant de hulpverlening: In het café De Ridder St. Joris toont eigenaar J. Barten ieder die het zien wil wat burgerzin

34  Jaarboek 2010 HKBB

vermag. Er staan lange tafels vol lijfgoed: alles op één Zondagavond bijeengebracht door het spontaan georganiseerde hulpcomité, waarvan de vrouw van burgemeester Beemsterboer de leiding heeft. Die kleren zullen voortreffelijk van pas komen. En er moet ƒ15.000 zijn - dat heeft men inderhaast ook al uitgerekend. Het geld komt binnen, maar er kan nog meer bij. De hulpactie draait, en de burgemeester heeft met ijlende spoed noodwoningen aangevraagd. Nog een week of wat en de gezinnen kunnen weer herenigd worden. Want Berkhout wéét van aanpakken.


Spoedvergadering De gemeenteraad kwam nog diezelfde zondag om elf uur in spoedvergadering bij elkaar. Besloten werd twee dubbele woonhuizen te bouwen: twee in Spierdijk en twee aan de Slagterslaan. De totale kosten bedroegen 70.000 gulden en die werden niet door de brandverzekering gedekt, want het was de gemeente niet gelukt de huisjes voor een hoger bedrag dan 5.000 gulden te verzekeren. Voor de familie Bakker werd al een huis in Spierdijk gebouwd. In afwachting van het nieuwe huis trok de familie Veld in het zomerhuisje van de eigenaar van De Roode Leeuw. “We hadden niets meer, helemaal niets, dat is moeilijk voor te stellen. Geen foto’s, geen speelgoed, alles, echt alles was verbrand. Later kwamen ooms en tantes nog wel met fotootjes, maar bijvoorbeeld babyfoto’s zijn er niet. Die zijn er wel geweest hoor, maar dat is allemaal verbrand en die hadden ooms en tantes ook niet van ons. Soms, als je bij iemand speelde, kreeg je weleens iets van speelgoed mee. ‘Jullie hebben niets meer, wil je iets van ons?’” In het zomerhuisje heeft de familie Veld een jaar gewoond. “Het was een hele strenge winter en soms lag de sneeuw op onze dekens.” Een nieuw huis mét douche Nel weet zich ook nog te herinneren dat haar ouders de sleutel kregen van het nieuwe huis aan de Slagterslaan nummer 10. “Ja, dat was feest natuurlijk. Een heel nieuw huis, nota bene met een douche en we kregen allemaal nieuwe spullen.” Haar ouders zijn overleden, maar er wordt nog steeds over de brand gepraat als de kinderen elkaar zien. “Het is ook zo’n ingrijpende gebeurtenis geweest. Ik heb er ook wel nachtmerries van gehad. En mijn man Piet was bij de vrijwillige brandweer en als ik dan hoorde dat er zoveel mensen stonden te kijken bij een brand, werd ik helemaal kwaad; mensen die zich staan te vergapen aan de ellende van een ander. Ik weet hoe het is. Je hebt helemaal geen oude dingen meer, niets van vroeger, geen herinneringen. Als wij doodgaan, zal mijn dochter iets van mij bewaren, een herinnering aan de tijd dat ze een klein kind was. Dat konden wij niet. En ik heb er ook een panische angst voor brand aan overgehouden; als ik wegga, trek ik alle stekkers eruit. En laatst dacht ik weer iets van brand te ruiken, dan loop ik uren te snuffelen en te zoeken.” Ria Corveleijn

Nel Crielaard-Veld was negen toen de brand uitbrak. “Ik heb er een panische angst voor brand aan overgehouden.” (foto Gretie Stelling)

Korte historie van De Kolfbaan In de 18e eeuw is hier een schuitenmakerij gevestigd. Een familie Schuitemaker heeft hier zijn achternaam aan te danken. De enige nazaat van deze familie in Berkhout is Annet Peereboom-Schuitemaker (alle andere Schui(j) temakers in Berkhout zijn niet verwant aan deze familie). Na het overlijden van Jan Schuitemaker in 1825 komt het pand in handen van verschillende families, zoals Kommer en Leegwater. In 1861 koopt Simon Peereboom, metselaar te Berkhout het pand. Hij geeft het pand een andere bestemming, want als hij het in 1870 verkoopt aan kastelein Henricus Wit blijkt het huis te zijn ingericht als herberg met kolfbaan en kruidenierswinkel. In 1871, als Wit het alweer verkoopt, heeft het café zelfs een naam “De Perenboom”. De nieuwe eigenaar Jan Koster, eigenaar van café De Ridder St. Joris, laat de kolfbaan verbouwen tot vijf woningen. In 1878 komen ook in het woonhuis een aantal wooneenheden. In de woninkjes komen ‘armere’ Berkhouters te wonen. (Jan Koster wordt ook ‘armenvader’ genoemd.) Na het overlijden van het echtpaar Koster wordt in de boedelscheiding uit 1899 bepaald dat in het pand nimmer meer een herberg met kolfbaan mag worden gevestigd (dit is een erfdienstbaarheid voor café De Ridder Sint Joris). In 1919 komt De Kolfbaan, zoals het pand in de volksmond wordt genoemd, in handen van kastelein Jb. Dop. Hij verkoopt het in 1939 aan de gemeente Berkhout. Na de brand in 1955 komt hier het Witte Kruis-gebouw, tegenwoordig de praktijk van tandarts Van der Oord; boven woont de familie Varkenvisser. Jan Peereboom

Jaarboek 2010 HKBB  35


De familie Pronk (rond 1946) Mart

Lau Vader Bertus

Mart Arie Piet Bertus Gerrit Peter

Nico Kees Moeder Anna Dick Theo

“Er zullen weinig mensen zijn die zoveel lol in hun leven hebben gehad als wij” 36  Jaarboek 2010 HKBB


Met z’n

zestienen aan tafel

Voor een gezin van zestien man eten koken, de was doen en zorgen dat ze goed terechtkomen. Kom daar tegenwoordig eens om. Vroeger waren grote gezinnen heel normaal, vooral in katholieke kringen. De familie Pronk spande de kroon. Bertus en Anna Pronk brachten veertien kinderen groot. Hoe doe je dat?

Jaap Grada

“H

et belangrijkste in een huwelijk en eigenlijk in ieders leven is tevredenheid”, zegt het echtpaar Pronk in het artikel in het Dagblad voor West-Friesland naar aanleiding van hun 60-jarig huwelijksfeest in 1982. “Armoe hebben we zeker gekend, maar er zullen weinig mensen zijn die zoveel lol in hun leven hebben gehad als wij, ook al is het ons niet altijd voor de wind gegaan.” Op 25 april 1922, vier jaar na de ontmoeting bij de schommelschuitjes op de Hoornse kermis, trouwen Anna Steur, dochter van een fruitteler uit Blokker, en Bertus Pronk, zoon van een boerenarbeider uit De Goorn. Ze betrekken een arbeiderswoninkje aan het Westeinde, wat nu nummer 332 is. Hier worden vijftien kinderen geboren. De behuizing wordt wel wat krap. Ze verhuizen naar A 313 (nu 304 waar tegenwoordig jongste zoon Theo woont). Dit gebeurde op 1 mei 1940 met paard en wagen van Arie Schouten. Ook hier kwam de ooievaar nog twee keer langs. De gezelligheid wint het bijna altijd van de armoe, met een zingende en altijd vrolijke moeder Anna en een hard werkende vader Bertus.

Jaarboek 2010 HKBB  37


Het is niet altijd eenvoudig om zoveel magen te vullen en lijven te kleden. Over hulp van buren en andere dorpsgenoten heeft de familie gelukkig niet te klagen. Dokter Van der Linden stuurt na de geboorte van de tweeling op eigen initiatief een intekenlijst rond voor de aanschaf van een wasmachine en kinderwagen. Bakkers Mol en Rol brengen vaak hun niet verkochte of al wat oude brood naar de familie Pronk, want daar waren immers genoeg hongerige magen. Toch waren ze bij de Pronken gastvrij, de deur stond bij wijze van spreken altijd open. Kassiesventers, groenteboer ‘dikke’ Abbekerk, bode Broer Meijer of ‘de man van de negozie met veters en lintjes en zeep in een dozie’, iedereen kon rekenen op een bakkie van moeder Anna. De laatste jaren van hun leven woont het echtpaar Pronk in een bejaardenwoning van de Rozenburcht in De Goorn. Uiteraard hebben ze daar over bezoek en aandacht niet te klagen met zoveel nazaten. Beiden worden dik in de tachtig en dat sterke geslacht hebben ze meegegeven aan hun kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Assistent-moeders Hoe hebben de kinderen het leven in zo’n groot gezin ervaren? Mart Pronk, een van de drie dochters, vertelt. “Je zou kunnen zeggen dat we assistent-moeders waren, want we hebben alle drie behoorlijk moeten aanpoten in het huishouden. Zelf heb ik veel gewerkt als baker, dat was prachtig, want ik hield en houd ontzettend van kinderen. Toen de twee-

ling werd geboren - ’t waren van die klointjes - moest ik ze om het uur keren in hun bakkie. Ook werkte ik nog middagjes bij de bakkers Mol en Rol.” Ze denkt na - krulspelden in het haar, het is vrijdag en ze moet er voor het weekend netjes uitzien. “Thuis was ik degene die het verstelen naaiwerk deed. Klaasie Groot uit Spierdijk kwam af en toe langs met lappen stof. Was roze de goedkoopste, dan liepen een week later een aantal Pronken in roze onderbroeken rond.” De twinkeling in de ogen van de nu 86-jarige Mart verraadt nog de mooie herinnering. “Vader kon wel eens bokkerig zijn,” vertelt ze, “maar qua werklust was hem niets teveel. Ik was vooral groôs met moeder. Ze was altijd gezellig. Samen bereidden we het eten. We zaten aan twee tafels, aan het hoofd moeder Anna met de grote pan. Ze schepte altijd zelf op om een zekere inhalige eetlust te pareren, waarna de borden werden doorgegeven.” Tweede dochter Marie werd in dit mannenbolwerk natuurlijk ook ingepast in het huishoud-

De Pronkenfamilie Moeder Anna Steur, geboren 28 oktober 1898, overleden 16 augustus 1988. Albertus Pronk, geboren 19 mei 1896, overleden 24 april 1983. Ze zouden 17 kinderen krijgen: 1. Arie (1923-2001), tuinder in de Wieringermeer; 2. Mart (1924); 3. Nico (1925), bakkersknecht, later verzekeringsagent; 4. Pieter (1927-1927); 5. Cornelis (1927-1928); 6. Marie (1929); 7. Lau (1930-1987): boerenknecht, berenhouder; 8. Jaap (1931), ‘de blikke bul’ bij de K.I., verkoper veevoer; 9. Kees (1932), boerenknecht, transporteur, wegenbouw; 10. Gerrit (1934-1935); 11. Piet (1935), boerenknecht, garagehouder; 12. Grada (1936); 13. Bertus (1938, tweeling), eigen baggerbedrijf; 14. Gerrit (1938, tweeling), bloembollenkweker, voeger; 15. Dick (1939), slager in o.a. Edam en Purmerend; 16. Peter (1940), bloembollenkweker, Hoogovens; 17. Theo (1945), timmerman. Het familieregister was niet berekend op zoveel kinderen. Peter en Theo kwamen op de volgende bladzijde terecht, op een opgeplakt stuk papier. 38  Jaarboek 2010 HKBB


rooster. Zij kweet zich goed van haar taak, want al snel werd ze door de gebroeders Vlaming uit De Goorn als huishoudster aangenomen. Derde dochter Grada belandde in dezelfde situatie, met als verschil dat haar zussen het huis uit waren. Grada wilde ook graag buitenshuis werken, maar als opvolgster van Mart moest ze thuisblijven om voor het gezin te zorgen. Toen het grut groter werd, mocht Grada af en toe haar eigen centje gaan verdienen in de horeca. Verschrikkelijk katholiek En dan de zonen, elf stuks. Hun verhaal wordt opgetekend uit de monden van Kees en Piet. Het wordt een aaneenschakeling van anekdotes en verhalen en veel ‘weet je nog?’. Bijvoorbeeld over het katholiek zijn. “Vader was verschrikkelijk katholiek. We moesten bidden voor het eten, elke avond een rozenkransje en verscheidene keren in de week naar de kerk. De dans ontspringen kon bijna niet, want hij plukte je bij wijze van spreken overal vandaan.” Maar streng katholiek of niet, ook vader Pronk kreeg te maken met de volkswijsheid ‘twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen’. Zoon Kees wilde met een niet-katholieke vrouw trouwen. Het werd een uitgebreide discussie tussen ouders en hun kind met een forse inmenging van meneer pastoor, maar uiteindelijk overwon de liefde. Vader Bertus was een harde werker. “Hij heeft steeds als los werkman gewerkt of voor de werkverschaffing, ging bijvoorbeeld kantbeugelen (krozen) bij boer Tessel, werkte in de suikerbietenoogst in de Wieringermeer, ging turfsteken, en werkte op die ongezonde asfaltmachine bij de Utrechtse Wegenbouw en bij Verkade. Dit laatste stond ons wel aan, want hij kwam vaak thuis met een kussensloop vol gebroken koekjes. In de oorlog heeft hij zelfs in Noord-Frankrijk gewerkt. Dan bleef hij zo’n drie maanden weg om terug te keren met geld, maar ook met de meest afzichtelijke bidprentjes en kruisbeeldjes.” Goedlachse Anna En dan over hun goedlachse moeder Anna. “Moeder hebben we nooit echt boos gezien, ze was een opgewekte vrouw. Als er weer een kind geboren was, zei ze: ‘Zo, ik kan lekker een week of drie uitrusten.’ Terwijl dokter Van der Linden afscheid nam met een ‘tot volgend jaar maar weer’. ’s Morgens was ze al vroeg uit de veren om ons te roepen, want we moesten soms voor schooltijd werken bij boeren en tuinders met verschillende begintijden. Om haar wat te ontlasten, is de tweeling nog een tijdje ondergebracht bij de dames Berger,

twee ongetrouwde zussen tegenover de school in De Goorn, die spontaan de tweeling in huis namen. Er werd zo veel mogelijk samen gegeten, gezeten op lange beddenplanken tussen twee stoelen. “Het kon weleens gebeuren dat de aardappelen bevroren waren, maar toch kwamen ze gewoon op het bord en werden opgegeten met bonen erbij. In de oorlog had je ook de gaarkeuken bij Scheer in Bobeldijk. Daar gingen we een pan koolsoep halen op het onderstel van de kinderwagen. Ook moesten we aren zoeken om deze dan in de koffiemolen fijn te malen. En met Sint Maarten hoorden we weleens: ‘O, dat is er ientje van Pronk.’ Dan kregen we naast het snoep ook een paar centen in de tas gemikt, die we thuis aan onze ouders gaven.”

Het huis van de Pronken op het Westeinde (inmiddels gesloopt)

Drie in een bedstee “In ons huis waren boven drie slaapkamers met zes bedsteden, waar we dan met z’n drieën in sliepen. We lagen gelijk onder het pannendak, dus kon het in de winter weleens gebeuren, dat de sneeuw door de kieren op de dekens belandde. We hadden regelmatig behoorlijk skik, maar als vader het dan eindelijk zat was en gevaarlijk met de riem als dreigmiddel naar boven kwam, werd steevast de verkeerde aangewezen.” Bij de ouders stond beneden nog een krib bij hun bedstee, waar de laatstgeborene in lag. Onder deze bedstee was ook het kolenhok, dus als er gestort werd, kwam het kolengruis door de spleten in de bedstee. Ondanks deze soms slechte luchtkwaliteit zijn ze wel oud geworden. “Iedereen kreeg, denk ik, wel genoeg frisse lucht, want de oude poepdoos op sloot was wel 25 meter lopen. Bij ernstige vorst moesten we weleens een wak hakken!” Jaarboek 2010 HKBB  39


De klein- en achterkleinkinderen doen ‘een stukkie’ tijdens het 60-jarig huwelijksfeest van Bertus en Anna. Harde werkers Stront slechten, stekelpikken, koeien melken, de groep leeghalen, ach, wat hebben de Pronken eigenlijk allemaal niet gedaan. “Piet was een goeie melker”, zegt Kees. “De bazen stonden bij wijze van spreken bij ons op de stoep om een van ons binnen hun bedrijf te krijgen voor de weekenden of de woensdagmiddag.” Zelf toonden de Pronken ook ondernemersgeest door dingen te verkopen, zoals gedroogde huidjes van dode mollen, lammeren of katten. Was er een dood beest bij boer Willem Spaander, dan kon het gebeuren dat deze bij Pronk op tafel werd geserveerd. Vader Bertus hield zelf twee varkens in een boetje achter het huis. Eén werd zelf opgegeten en de ander werd verkocht aan slagerij Schouten. De hammen hingen in de schoorsteen. Voor het 25-jarig huwelijksfeest van de ouders was er als verrassing een met volle melk vetgemest varken uit de stal van Jo Stam, waar Kees en Lau hun baantje hadden. Ook hielpen de broers de onderduikers die bij boer Stam op de boerderij verstopt zaten; razzia’s werden gemeld of de fietsen werden tijdelijk in de sloot gekieperd om invordering door de Duitsers te voorkomen. Beiden kunnen zich nog goed de brandende bommenwerper herinneren,

Rechts de trouwfoto van Anna en Bertus in 1922, boven 60 jaar getrouwd in 1982.

40  Jaarboek 2010 HKBB

die op het land bij de familie Schilder neerstortte. Deze scheerde akelig dicht over hun huisje. De loonwerkers Beuving en Bovenkamp wilden naar het vliegtuig toe, maar de snel aanstormende Duitsers staken daar een stokje voor. De Pronken gingen ook weleens met z’n allen op pad om iemand te helpen. Zoals die keer in Zuidermeer, waar ze na de klus naar de plaatselijke kroeg gingen. De mis in de kerk schoot erbij in. Vader Bertus biechtte het eerlijk op aan meneer pastoor, die het hem vergaf, want ze hadden die dag goed werk verricht. En als de jongste, Theo, van plan is het ouderlijk huis te slopen en nieuw te bouwen, komt iedereen helpen afbreken met als motto: we komen, als er maar wel genoeg te eten en te drinken is! Met z’n allen naar Florida In hun jeugd is er geen tijd, laat staan geld, om met z’n allen op vakantie te gaan. Later komt dat toch nog goed. Een zoon en een dochter van broer Nico wonen in Florida en opeens komt iemand met het voorstel: “Zullen we erheen gaan?” Aldus geschiedt. Een vliegtuig voor een kwart gevuld met Pronken maakt de oversteek. Het gebrek aan talenkennis deert deze welbespraakte meute niet. En als ze daar met z’n allen heerlijk zwemmen in de oceaan, zeggen ze tegen elkaar: “We hebben het goed gedaan, we hewwe ‘t roik!” Aad Schuijtemaker Beeld uit archief familie Pronk


Wittekoolprak

Serie Moeder, wat ben ik weer lekker bij je te gast!

Elke familie heeft wel van die keukenklassiekers, gerechten waar het hele gezin reikhalzend naar uitkijkt en waar de kinderen, ook al zijn ze allang het huis uit, nog graag voor thuiskomen. Dit keer proeft onze culinair journalist Jos Klaver de wittekoolprak van Aaf de Haas-Vink.

Ik rij door het dorp en kom Aaf de Haas tegen, op de fiets, achterop een paar professionele boodschappentassen. Zou hier de kool in zitten voor vanavond?, denk ik. Ik ga deze avond namelijk koolprak eten bij Aaf en Meindert de Haas op het Westeinde, tegenover De Maalderij. Als ik het pad oprij en de auto uitstap, komt de koolgeur me al tegemoet; de muurventilator draait op volle toeren. Vroeger kwam ik hier over de vloer, bij mijn schoolvriend Pieter de Haas. We hebben het dan over 1970. We speelden dan in het zand en kregen van moeder Aaf een ‘dubbellikker’. Niks geen Magnum, gewoon waterijs met twee stokjes waarmee je later nog wat leuks kon doen. Achter de beslagen ramen zie ik wat vage sanseveria’s. Ik stap de bijkeuken binnen. Dochter Elly komt me tegemoet en ik word zeer hartelijk ontvangen - toch een soort thuiskomen. De krappe keuken is niets veranderd sinds mijn jeugd. Aan de ene kant het aanrecht, aan de andere kant een losstaand gasfornuis met daarnaast een heus petroleumstel. Een afzuigkap ontbreekt, wat voor een hoog saunagehalte zorgt. De enige verandering is volgens mij de moderne lamp boven de keukentafel, waarschijnlijk een verjaardagscadeau. Op de vuren staan twee gietijzeren juspannen: een met gehaktballenjus en een met de jus van het draadjesvlees dat eerder die week op tafel stond. Verder een grote pan vol piepers, rookworst en natuurlijk de pan met witte kool. Aaf is nog druk bezig met de koolprak, dus maak ik een praatje met Meindert over de historie van de kool. Hij verbouwde vroeger kool en andere groenten op de landerijen aan het Westeinde. Het transport van de kool ging vaak met de schuit, waarin de kolen keurig opgestapeld op weg gingen naar hun eindbestemming. Het was voorzichtig manoeuvreren met deze schuiten. Door het grote Jaarboek 2010 HKBB  41


gewicht van de kolen was er nog maar een paar centimeter boord over, dus soms dook een kool het ruime sop in. Zuurkoolfabriek Succes De koolprijzen zakten naar een dieptepunt en 52 tuinders besloten zelf een coöperatie op te richten voor de productie van hoofdzakelijk zuurkool. In het jaar 1947 werd de coöperatieve zuurkoolfabriek Succes in Avenhorn opgericht. Jaren later verliet Meindert zijn akkers en ging werken op de zuurkoolfabriek als manusje van alles. Onder het mom ‘Wie kool vaart, zal kool eten’ werd ook bij de familie De Haas met grote regelmaat kool geserveerd. Van zuurkool moest Meindert niets hebben, dus werd het de variant ‘koolprak’, naar een recept van de moeder van Aaf, oma Vink. En zo wordt de koolprak ook vandaag nog gemaakt. Ik vraag Meindert wat voor kool gebruikt wordt voor de prak. “Denen”, is het antwoord. “Denen?” “Ja, ze komen bij Deen vandaan.” Het zijn van die harde witte kolen waarmee je iemand dood kan gooien. De kolen worden fijngesneden (niet de harten gebruiken). De kool losmaken en opzetten met ¼ deel water. Aan de kook brengen, het vuur laag zetten en een krant, in dit geval het Noordhollands Dagblad, over het deksel leggen. Volgens Aaf hoef je dan het vuur niet zo hoog te zetten. Of dit opweegt tegen het brandgevaar laat ik maar in het midden. Na drie kwartier koken gaan we zout toevoegen in drie stappen. De kool koken we zo’n 1½ uur, want er moet wel wat kleur op zitten, volgens onze kokkin. De aardappelen zijn inmiddels opgezet met onderin de pan zo’n ouderwets rooster, dan worden ze lekker gestoomd en kunnen ze ook niet aanbranden. De jus staat inmiddels op een laag vuurtje te pruttelen en de rookworst zwemt.

Jos werpt een blik op de piepers.

Beslagen ramen en brillenglazen.

Kooktips van Aaf

Een krant op de pan scheelt energie.

Een rooster in pan voorkomt het aanbranden van de piepers.

Worst van de Keurslager.

Bewaar wat kookvocht voor smaak en smeuïgheid.

42  Jaarboek 2010 HKBB

Ouderwets stampen Als de kool en piepers gaar zijn, gaan we deze twee ingrediënten mengen. Niet met de mixer, nee, met de ouderwetse stamper. We voegen de kool in gedeeltes bij de aardappelen en Aaf stampt er lustig op los, het zweet op haar neus. Als alle kool is toegevoegd en de prak wat te droog blijkt, voegt Aaf nog wat kookvocht van de kool toe. “Daar zit nog smaak in, zonde om weg te gooien”, zegt ze, als een echte cheffin. Tijd om aan de dis te gaan. We lijken ‘De aardappeleters’ wel van Vincent van Gogh. Op het geruite tafelkleed staan de twee juspannen, een pan rookworst van de Keurslager en als klap op de vuurpijl de koolprak.


We eten geheel in stijl van borden met het klassieke boerenbontdecor. Zoals een goed bouwer betaamt, schept Meindert eerst voor zichzelf op, want je weet natuurlijk nooit hoeveel die gasten gaan eten. Er blijkt echter meer dan genoeg te zijn. Geheel volgens de traditie van ‘De aardappeleters’ wordt er gegeten met de vork rechts. Sappige prak We gaan proeven. De prak is in het geheel niet droog, maar juist een beetje sappig. Hij doet me denken aan een koolschotel die ik ooit at in Trier, maar die werd sappig van de sekt die er overheen gegoten werd. Dat is hier niet het geval, maar om het op te leuken hebben we Verhalen van Meindert over de zuurkoolfabriek. wel de jus, peper en azijn. Juist deze laatste versterkt de koolsmaak, heel apart. De prak smaakt meer dan prima, je proeft het pure Westfriese land. De aardappelen zijn niet geheel gepureerd, maar nog wat brokkelig. De koolsmaak overheerst niet. Ik schep nog een keer bescheiden op. Daarna is het over en uit. Alhoewel, er staat ons nog een andere klassieker te wachten: tuttifrutti. Na jaren te zijn weggeweest, is dit nagerecht weer volop verkrijgbaar. Dit mengsel van gedroogde abrikozen, peer, pruimen, appel en perzik wordt opgezet met water en suiker en langzaam een uur gekookt en aan het eind afgebonden met aardappelmeel; geen maïzena, want aardappelmeel geeft een mooiere, helder glanzende binding, vindt Aaf. Onze diepe boerenbontborden worden royaal volgeschept en we genieten van dit niet alledaagse warme fruit. Meer dan Er is genoeg voor iedereen. V.l.n.r.: Jos, Aaf, Meindert, Elly. voldaan wordt het tijd om afscheid te nemen van deze gastvrije Westfriezen. Dochter Elly geeft mij de receptuur en neemt nog even van Koolprak minuut tot minuut de bereiding met me door (voor 8 personen) dat heb je met schooljuffrouwen. Ik sta weer buiten. De fietstas2 witte kolen (‘Denen’) à 1 kg sen zijn leeg en de koolgeur is Tuttifrutti 3 kg Bildtstar opgetrokken. En de koolprak? (voor 8 personen) 4 rookworsten van de slager Om Aafs woorden te gebruiken: ½ eetlepel zout voor de kool er zat kleur aan! Jos Klaver foto’s Gretie Stelling

1 pak gedroogde tuttifrutti van 500 gr ½ eetlepel zout voor de aardappelen 1 eetlepel suiker braadjus 3 eetlepels aardappel(zet)meel peper en azijn naar smaak

Ook zo’n klassiek familiegerecht en vind je het leuk als de HKBB bij jullie aanschuift? Mail naar redactie@hkbb.nl. Jaarboek 2010 HKBB  43


18 juni 1976: wethouder Jan Reus hangt Jos Castenmiller de ambsketen van de gemeente Berkhout om. (foto Klaas Laan) 44  Jaarboek 2010 HKBB


De

laatste burgemeester

van

Berkhout

Tweeëndertig jaar geleden fuseerden Berkhout, Avenhorn en Ursem tot de gemeente Wester-Koggenland. Hierdoor verdween ook de burgemeesterspost van de gemeente Berkhout. Jos Castenmiller, net tweeënhalf jaar in functie, werd zo de laatste burgervader van ons dorp. Maar in de nieuwe fusiegemeente mocht hij de ambtsketen opnieuw omhangen.

“D

e datum van 18 juni 1976, staat in ons geheugen gegrift. Het was de dag van de installatie, een geweldig hartelijk welkom in Berkhout”, herinnert Jos Castenmiller zich. En zijn vrouw Josje: “We reden het dorp in en zagen overal vlaggen. Ik zei tegen mijn man: ‘Goh, wat zijn hier veel kinderen geslaagd.’ Maar die vlaggen bleken voor ons!” Het nieuwe burgemeestersechtpaar had wel bedongen dat ze niet, zoals gebruikelijk, met paard en wagen bij de gemeentegrens opgehaald zou worden, maar met een eigen auto naar Berkhout zou komen. Jos: “De ontvangst was allerhartelijkst. Op het dak van De Ridder

stonden zes herauten met een trompet, er was een aubade van fanfare Volharding, het was één groot feest.” Jos Castenmiller volgde de in juli 1975 overleden burgemeester De Vos op. Aan die benoeming was een spannende tijd van solliciteren voorafgegaan. In het Noordhollands Dagblad van 29 april 1976 staat te lezen dat er negentien sollicitanten waren. De gemeente was toen ruim een jaar zonder burgemeester geweest. “Dat had alles te maken met de mogelijke herindeling. Zolang die plannen boven Westfriesland hingen, werden geen nieuwe burgemeesters benoemd. In 1976 leken die van de baan en werden Jaarboek 2010 HKBB  45


er verschillende Westfriese burgemeesters benoemd. Maar ik was nog geen twee maanden burgemeester of in Den Haag werd alsnog besloten tot Westfriese herindeling. Het aantal van zevenentwintig gemeenten zou worden teruggebracht tot dertien.”

Op 10 september 1981 komt koningin Beatrix op bezoek in Wester-Koggenland. Hier arriveert ze bij bloembollenbedrijf J.W. Reus op De Leet. V.l.n.r.: gedeputeerde Van Dis, burgemeester Castenmiller, koningin Beatrix, hofdame, chauffeur. (foto Klaas Laan)

Kaarten na B en W Tijdens zijn beginperiode in Berkhout waren er de gemeentesecretaris Stoop en de wethouders Reus en Bartstra; Reus was locoburgemeester. Tijdens de burgemeesterloze periode hadden zij de gemeente draaiend gehouden. “Twee totaal verschillende mensen, maar die samenwerking ging fantastisch.” Na de wekelijkse vergadering van B en W werd soms de tafel leeggemaakt en werd er gekaart en een borreltje gedronken. “Een heel gezellige tijd.” Een van de eerste officiële taken van de nieuwe burgemeester, een dag na zijn installatie, was de in gebruikname van de nieuwe brandweerauto met watertank van het korps Berkhout. “De mannen stonden een beetje te jennen en dreigden het waterkanon op me te richten. En ik was ook nat hoor. Commandant Meijer was in alle staten. Ik heb nog steeds het beeldje van de brandweerman, dat ik destijds kreeg.” Een andere herinnering uit die begintijd was een nieuwjaarsconcert van muziekvereniging Volharding. “Het leek Siem Beemsterboer wel een goed idee dat ik het orkest zou dirigeren. Nou, zei ik, dan moet u echt bij mijn vrouw zijn, ik ben niet zo muzikaal. Toen heeft mijn vrouw het orkest gedirigeerd. En met loyale medewerking van de muzikanten kwam de mars tot een goed einde.”

46  Jaarboek 2010 HKBB

Hechte gemeenschap “We hadden het vreselijk naar onze zin. We vonden vooral Berkhout een hele hechte gemeenschap. Als je zag wat zich rond het dorpshuis allemaal afspeelde. De uitwisseling met het Duitse Winkels/Mengerskirchen bijvoorbeeld, heel Berkhout was daarmee bezig. We zijn ook met een hele delegatie naar de begrafenis geweest van Pfarrer Giesen van Winkels, in absoluut noodweer met hagel en onweer. Hij preekte altijd Donner und Wetter en is ook zo begraven.” Mooie herinneringen zijn ook de ‘zilveren koeien’, koeien die 100.000 liter melk hadden gegeven. “Ik herinner me er alleen in Bobeldijk al drie. Ik dacht bij Lakeman, Keesom en Van der Pal. Er was ook eens een paardenconcours. Moest ik alle paarden een lint omgangen, maar ik was heel bang voor paarden. Mijn vrouw niet. Hadden we het zo geregeld dat ik de jockey feliciteerde en mijn vrouw het lint omhing en het paard een versnapering gaf.” Behalve de bestuurlijke taken was er dus duidelijk een ceremoniële rol voor de burgemeester en zijn vrouw. “Mijn vrouw en ik deden zo veel mogelijk samen. Samen naar officiële gebeurtenissen, samen naar uitvoeringen. Maar ook samen mensen bezoeken als er iets bijzonders was; negentigjarigen, gouden bruidsparen, jubilea. Ook bij trieste gebeurtenissen, een ongeluk met dodelijke afloop bijvoorbeeld.” Bouwen ‘over de sloot’ Het was ook de tijd van de eerste uitbreidingen in De Goorn; ‘over de sloot’, zoals dat genoemd werd. “Dat was een hele toestand, het was


grond van de agrariërs waarop we wilden bouwen. Soms waren de besprekingen bij ons thuis; wethouder Reus erbij. Er moeten nog papieren in de archieven liggen met schroeivlekken van vonken van onze open haard.” De lagere school stond er en die moest wijken voor de weg om de nieuwe wijk te ontsluiten. “Dat was niet zo’n mooie strijd. De kerkelijke overheid vroeg vijfmaal zoveel als de wereldlijke overheid wilde betalen. We gingen op oudejaarsavond naar de kerk en de pastor riep hel en verdoemenis af over de gemeente, die de grond voor noppes zou willen hebben. Mijn vrouw heeft me vastgehouden, anders was ik de kerk uitgelopen. Uiteindelijk is het tot overeenstemming gekomen, de weg kon er komen.” Allereerst werd een sporthal gebouwd, daarna een zwembad. “Dat konden we zo handje contantje betalen. Dat Koggenland zo laag zit met de OZB komt onder meer doordat wij dat destijds zo hebben gedaan.” Nieuwe gemeente Na tweeënhalf jaar was de herindeling een feit. De kamer had beslist. Van de zevenentwintig gemeenten zouden er dertien overblijven en evenzoveel burgemeesters. Berkhout, Avenhorn, Oudendijk en Ursem werden samengevoegd tot één nieuwe gemeente. “Nee, dat was bij mijn benoeming in Berkhout absoluut niet bekend en ook toen die beslissing erdoor was, stond niet vast dat ik de burgemeester van de nieuwe gemeente zou worden. Mijn benoeming betekende dat anderen moesten afhaken en dat was toch heel naar.” En dan: “Die samenvoeging is voor mijn carrière niet slecht geweest. Daardoor ging ik al na twee jaar over naar een grotere gemeente.” De aanpak van de samenvoegingsproblematiek in Wester-Koggenland bleek succesvol te zijn. “In Den Haag heeft men dit bij latere samenvoegingen als model gebruikt. Iedereen hebben wij erbij betrokken, raadsleden, wethouders, maar vooral ook de ambtenaren. Voor hen waren de persoonlijke consequenties van deze veranderingen soms zeer ingrijpend. Het beslissen daaromtrent was bepaald geen sinecure. Na de herindeling hebben we een tour door de gemeente gemaakt. Eerst presenteerden we het nieuwe gemeentebestuur en na de pauze was er een quiz met allerlei vragen over de nieuwe gemeente.” Jammer voor Berkhout Ook het nieuw gemeentehuis kwam ‘over de sloot’ te staan, in De Goorn. “Het vertrek van het gemeentehuis heb ik jammer gevonden voor Berkhout. Het gaf toch veel reuring. Alle activiteiten van de gemeente gingen naar De Goorn. De vergaderingen vonden aanvankelijk plaats in café d’Ontmoeting tot het nieuwe gemeentehuis klaar was.” In Berkhout leefde veelal de gedachte ‘De Goorn is katholiek, het CDA de grootste politieke partij, dus…’ “Ja, daar kan ik me wel iets bij voorstellen. De Goorn was heel klein, werd ineens een centrumplaats waar alles ging gebeuren.” Houdbaarheidsdatum Ondanks de plezierige tijd volgde in 1987 het vertrek naar Uithoorn. “Ik was 54, had er na Berkhout bijna twee periodes Wester-Koggenland opzitten, in totaal elf jaar. Bij ons was de vraag: wat wil je verder? Als je nog een periode blijft, is dit het eindstation. Ik wilde nog wel iets anders, was wel in voor een andere gemeente. Er is een houdbaarheidsdatum voor burgemeesters, je maakt niet alleen vrienden. Er zijn mensen die bijvoorbeeld geen vergunning voor een of ander krijgen en je dat kwalijk nemen. Ook moet je soms mensen tot de orde roepen. Als burgemeester ben je dan het boegbeeld van het gemeentebestuur. Uit deze onvrede kwamen soms bedreigingen voort. Dat gebeurde

Bloemen voor Josje Castenmiller bij de intocht op 18 juni 1976. Links van haar locoburgemeester Jan Reus, rechts echtgenoot Jos. (foto Klaas Laan)

Jos Castenmiller Jos Castenmiller, geboren in Katwijk op 23 december 1932 als zoon van een hoofdonderwijzer, begon na de middelbare school aan een studie geschiedenis. Na een jaar moest hij in militaire dienst. “Daar ben ik twee jaar geweest, bracht het tot reserveofficier. Toen ik er uitkwam, wist ik niet goed wat ik wilde. De banen lagen destijds niet voor het opscheppen.” Het werd een baan op het gemeentehuis van Haarlemmermeer, om precies te zijn bij de sociale dienst. Na tien maanden Haarlemmermeer volgde Raalte. Begonnen bij de sociale dienst, later de afdeling Algemene zaken en Financiën. “Daar heb ik heel veel avondstudies gedaan en vakdiploma’s gehaald, onder andere de opleiding Gemeenteadministratie. Om verder te komen, promotie te maken, moest je steeds verkassen. Dat werd de gemeente Wormer. Mijn chef in Raalte zei: ‘Jij wordt nog eens burgemeester.’ Daar moest ik om lachen, die ambitie had ik toen beslist niet. In Raalte heb ik ook mijn vrouw Josje leren kennen. We trouwden en onze oudste twee kinderen zijn in Wormer geboren. Toen de jongste zes weken was, zijn we verhuisd naar Eibergen. Daar werd ik plaatsvervangend secretaris. Na Eibergen volgde Uitgeest in de functie van gemeentesecretaris. Daar heb ik tien jaar gewerkt tot ik in 1976 burgemeester van Berkhout werd.” Jaarboek 2010 HKBB  47


180 verenigingen

Na de herindeling telde de gemeente negen dorpen en vijf gehuchten. Er waren honderdtachtig verenigingen. “In het weekend waren we altijd op stap. Het vereiste vaak een strakke planning. Met carnaval bijvoorbeeld: van zo tot zo laat daar, dan in de auto en daar en daar naartoe. Juist in die overgangstijd, toen de gemeenten pas samen waren, was het belangrijk je gezicht te laten zien.”

Het zoontje van….

Het echtpaar Castenmiller heeft vier kinderen. Toen ze in De Goorn kwamen was dochter Monique zeventien, en de zonen Reynold, Patrick en Vincent respectievelijk vijftien, dertien en acht jaar oud. De jongste ging naar de lagere school in De Goorn. Mevrouw Castenmiller: “We brachten hem samen weg en stonden met tranen in onze ogen. Er stond een hele groep kinderen om hem heen, hij was het zoontje van de burgemeester. Een dag later vroeg hij of hij klompen mocht en een overal. Die heeft hij aangetrokken en is het hele dorp doorgefietst. Alsof hij wilde laten zien dat hij net als de andere jongens was. Hij is Westfries met de Westfriezen geworden. Had samen met een vriend een eigen discotheek, waarmee ze onder andere optraden in bejaardencentra. Toen wij naar Uithoorn verhuisden, zat hij in het laatste jaar van zijn middelbare school en had hier zijn vrienden. Hij bleef in De Goorn en woont er nog steeds. De op een na jongste is ook in Westfriesland gebleven. De andere twee kinderen wonen in Amsterdam en Bloemendaal.”

Josje en Jos Castenmiller, 2011. (foto Carla Buijsman) 48  Jaarboek 2010 HKBB

onder meer bij de opening van het nieuwe gemeentehuis. Ook bij het feestelijk slaan van de eerste paal van de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Ursem was er sprake van een bedreiging. Het heeft bij ons geleid tot een aantal dagen politiebegeleiding. Gelukkig is dit niet in de openbaarheid gekomen.” En dan waren er nog de ‘kleine’ bedreigingen. “In een kleinere gemeente is er veel meer direct contact tussen de burgers en de burgemeester. Dat is dikwijls heel fijn, maar soms, bij het tot de orde roepen wegens nachtelijke overlast et cetera, werden dan midden in de nacht telefonische bedreigingen geuit. Daarna viel je niet rustig weer in slaap. Als ik dan de volgende dag contact opnam om een en ander uit te spreken was er meestal begrip voor het ingrijpen.” Toch was de tijd toen gemoedelijker. “We woonden in De Goorn, naast het jongerencentrum en café d’Ontmoeting. We werden ’s nachts wel wakker doordat er jongelui met een glaasje op in de tuin aan het rotzooien waren of op ons terras zaten. Dat zou nu niet meer kunnen, zou te gevaarlijk gevonden worden.” Hoogtepunten Maar los van deze minder leuke ervaringen, blijven de herinneringen aan de vele hoogtepunten toch de boventoon voeren. “Het bezoek van de koningin, bijvoorbeeld. Ze heeft drie families bezocht en we hebben haar nog kunnen bewegen een omweggetje langs het bejaardenhuis in Ursem te maken, daar stonden heel veel mensen te zwaaien. Ik was erg onder de indruk. Ze ging van het ene adres naar het andere, bladerde in haar papieren om zich voor te bereiden, zwaaide naar de mensen en zag ook nog kans een gesprek met mij gaande te houden. Zij was ook sterk geïnteresseerd in de ontwikkelingen van de bollenteelt.” Uithoorn Weg uit Wester-Koggenland dus. “Ik heb een aantal keren gesolliciteerd en niet altijd tot plezier van mijn vrouw.” Josje: “De kinderen werden ouder, settelden zich. Als wij naar de andere kant van het land zouden verhuizen, zouden we ze bijna niet meer zien.” Jos: “In Uithoorn stond ik niet op de lijst van de vertrouwenscommissie van de raad. Ik zou te oud zijn, volgens de profielschets. Toentertijd lag het beslispunt evenwel nog sterker in Den Haag en die besliste dat er een CDA-burgemeester moest komen. Niet de mooiste start en in het Noordhollands Dagblad is een en ander stevig besproken. Toen ik na elf jaar wegging uit Uithoorn, zei de nestor van de raad in zijn afscheidsspeech evenwel dat hij bij mijn benoeming heel boos was geweest, omdat de vertrouwenscommissie was genegeerd, maar dat hij nu zeker wist dat die commissie in ieder geval één keer een verkeerd besluit had genomen: ‘Dat was om u niet op nummer één van de aanbevelingslijst te zetten.’ Dat deed me erg goed.” Wij hebben ook in Uithoorn een fijne periode gehad met hoogte-, maar ook dieptepunten. Denk maar eens aan de grote brand bij de Cindu, waarbij mensen zijn omgekomen en zwaar gewond zijn geraakt. Heerlijke periode “Ik ben tweeëntwintig jaar burgemeester geweest. Het was een heerlijke periode in ons leven, zowel specifiek Berkhout, maar daarna ook de grotere gemeenten en de problemen die dat met zich meebracht.” Het echtpaar Castenmiller is ook na pensionering in Uithoorn blijven wonen. “In een gat zijn we niet gevallen. Ik had altijd al een aantal nevenfuncties, bijvoorbeeld voorzitter van de MTS/Meao in Hoorn, voorzitter van de Provinciale Jeugdraad, voorzitter van de Federatie van Patiëntenplatforms in Noord-Holland, voorzitter van de Provinciale Bibliotheek Centrale, die functies heb ik langzaam afgebouwd.”


Zijn vrouw Josje is nog steeds erg actief in ondermeer het hospice in Uithoorn. Verder geeft ze cursussen kalligrafie en letterhakken in steen. “De laatste jaren heeft zij een tweetal zeer succesvolle exposities gehouden in Amsterdam en Uithoorn. Uit haar Berkhouter tijd heeft zij de plaatselijke organisatie van de collecte van het Prinses Beatrix Fonds overgehouden.” “Doordat onze kinderen er wonen, komen we nog regelmatig in Westfriesland. Berkhout, maar vooral De Goorn en Avenhorn ken je bijna niet meer terug. Wat een huizen! Koggenland is een hele grote gemeente geworden,

onvergelijkbaar. Mijn opvolger burgemeester Groot ontmoeten we nog wel bij de bijeenkomsten van oud-burgemeesters. Contacten in Koggenland zijn er nog steeds. We hebben er vrienden aan overgehouden. En ieder jaar gaan we naar het wapen van Wogmeer voor de jaarlijkse toneeluitvoering; onze schoondochter speelt mee, daar gaan we altijd kijken.” Ria Corveleijn Foto’s zonder naamsvermelding fotograaf komen uit het archief van geïnterviewden.

Burgemeester en wethouders, gemeentesecretaris en het voltallige personeel van de gemeente Berkhout in 1978. Boven v.l.n.r.: wethouder Douwe Bartstra, burgemeester Jos Castenmiller, wethouder Jan Reus, gemeentesecretaris Gerrit Stoop. Net daaronder: Cor Blom en Nol Koning (beiden Buitendienst) Tweede rij van onder: Quirinus Rood (Algemene zaken),Tineke de Haas (Financiën), Willem Groskamp (Financiën), Co Arentsen (Buitendienst), Broer Meijer (Hoofd Buitendienst), Sjaak van der Jagt (Buitendienst). Vooraan: Nico Visser (Hoofd Financiën), Anneke Visser (Financiën), Piet en Griet Schuitemaker (bodes), Ton Snijdewind (Burgerzaken), Bruno Molenaar (Financiën), Jan Kroon (Algemene zaken), Leonie Koetze (Financiën), Peter Stam (Algemene zaken).

Jaarboek 2010 HKBB  49


1960 Wat gebeurde er in 1960 in Berkhout en Bobeldijk? Jan Peereboom en Kees Weeda gingen naar het Westfries Archief in Hoorn en spitten daar de kranten door van dat jaar.

gemeentehuis

Brandweer in het nieuw De Berkhouter raad komt dit jaar pas op 11 maart bijeen. Er wordt nagedacht over een nieuwe brandspuit; de oude uit 1950 daterende spuit raakt ‘lelijk versleten’. Een spuit, zoals die van Sijbekarspel, lijkt de beste keus. Er wordt een krediet van f 35.000 beschikbaar gesteld. Bovendien komt er een nieuwe brandweergarage, afmetingen 5x10 meter, naast de Ridder St. Joris. Er is ruimte voor een flinke werkplaats en er wordt een plein aangelegd met de mogelijkheid de spuit en de slangen schoon te maken, krediet f 21.700,-. Smid Dirk Langereis uit Bobeldijk is in deze periode brandweercommandant. De voormalige brandweergarage in het Oosteinde (naast nummer 124 , de familie Vertelman) wordt voor f 1.750,verkocht aan C.M. Groot. Aanvankelijk wilden drie sportverenigingen en de openbare lagere school er hun oud papier opslaan.

De Berkhouter brandweer, begin jaren 60, voor de nieuwe kazerne en brandspuit. V.l.n.r.: Cees Hart, Jo Barten, Henk Vet, Barend de Haas, Henk Leeuw, Freek Smit, Cees Visser, Gert Vet, Henk Loots, Arijan Goudsblom, Jan Beuling, Jan Sas, Cor Klok, Jan Altena, Henk Meijer, Henk Kollis.

50  Jaarboek 2010 HKBB

Katholieke kleuterjuf Aan mejuffrouw E.J. (Ina) Met, die huwt met Jan Mol, wordt eervol ontslag verleend als hoofdleidster van de openbare kleuterschool. Mejuffrouw E.M. Ruiter uit Berkhout solliciteert als enige op de vrijgekomen functie. Hierdoor ontstaat voor de raad ‘een eigenaardige situatie’, want de enige kandidaat is katholiek! Burgemeester Beemsterboer laat optekenen dat bij een ruimere keus wellicht een protestantse zou zijn benoemd.


bedrijvigheid

‘Kommer’s zuivelfabriek vijftig jaar’ De zuivelzaak van Gerrit Kommer bestaat 50 jaar. Berkhouter Klaas Leegwater, correspondent voor het Dagblad voor West-Friesland, schrijft een uitgebreid artikel over de jubilaris. Een paar passages uit ‘Kommer’s zuivelfabriek vijftig jaar’.

“… Vijftig jaar geleden liet zijn vader, Dirk Kommer, de ingezetenen van Berkhout weten, dat hij voornemens was om op zondag 24 april met melk, boter en eieren te gaan venten. ‘Hopende door een nette bediening ieders gunst waardig te maken.’ … Het was direct nog geen goudmijn, want deze eerste zondag verdiende hij zegge en schrijve 35 cent! En daar moest de hond toch ook nog van mee eten, want de eerste jaren werd er gevent met de hondewagen. … Tot 1940 werd de melk rechtstreeks bij de bron, de boer, betrokken, en daar nauwkeurig met de litermaat uitgemeten. Tweemaal daags, ’s zondags en door de week, werd er toen gevent, wat vooral in de winter nog al wat moeilijkheden opleverde. Straatverlichting was er toen nog niet en de eigen verlichting bestond uit een paar povere olielampen. … Bij het begin van de tweede wereldoorlog wou vader Dirk het wel geloven. In de oorlog ’14 – ’18 had hij al genoeg met bonnenperikelen te maken gehad, terwijl zijn wijk toen was uitgebreid tot in Avenhorn. Bij Gert werd de zaak in zekere zin op dezelfde voet voortgezet. … Ondanks dat melkboer Gert er eerst weinig van wilde weten, werd het toch nog een gezellige jubileumviering en geven een groot aantal bloemstukken hier een kleurige herinnering aan.”

Boerenleenbank Boerenleenbank ‘Berkhout II’ heeft een zeer gunstig jaar achter de rug. Er was een omzetstijging tot ruim f 26,5 miljoen. Er zijn plannen voor een fusie met Wester-Blokker en Schellinkhout, welke voor de bank niet erg ingrijpend zullen zijn. Moderne Tochthoeve Op de Tochthoeve te Bobeldijk (Grootweg, de familie R. Wit) heeft de firma Gebroeders Kroon te Purmerend-Schagen de modernste melkinstallatie in Noord-Holland boven het IJ geplaatst. Eén man kan nu vijfentwintig koeien per uur melken. De melk gaat via een leiding rechtstreeks van de uier naar een melktank en wordt gekoeld.

school

Topkorfballers Geen schoolvoetbal, maar schoolkorfbal in 1960. En dat kunnen de Berkhouters blijkbaar goed. Beide teams waren ‘oppermachtig’ in de eerste serie wedstrijden’. Hun klasse wordt bevestigd op de finaledag, als ze beslag leggen op de hoogste ereplaatsen. Op de ouderavond wordt een lezing gegeven over seksuele opvoeding. Die moet jong beginnen, is de boodschap. Verder constateren de aanwezigen dat het drinken van schoolmelk de prestaties doet stijgen. Dat is duidelijk merkbaar na half elf ’s ochtends. Vergeetachtig is de Berkhouter schooljeugd wel. De krant meldt dat er 9 sokken, 15 stuks schoeisel, 15 diverse hoofddeksels, 11 portemonnees, 10 sjaals, 67 wanten, 71 zakdoeken, 4 onderbroeken en 18 andere artikelen zijn blijven liggen. Dat was toen nieuws. Op vrijdag 18 november zullen leerlingen uit de zesde klas gedichten opzeggen in de schoolradiorubriek ‘Ritme en rijm’.

Jaarboek 2010 HKBB  51


verenigingen

1960

Bijzonder kolfjaar 1960 was een bijzonder kolfjaar. Piet Kromheer uit Hoorn, lid van de Berkhouter kolfclub, slaat als eerste kolver vijf twaalven op de kolfbaan in De Ridder St. Joris. Een paar maanden later doet hij dat nogmaals. ‘Uniek’, schrijft de krant. Ook Berkhouters slaan voor het eerst vijf twaalven. Arie Beemsterboer heeft begin maart de primeur. Bijzonder is dat zijn vader, burgemeester Piet Beemsterboer, in november ook zo’n score haalt; bijzonder omdat hij ‘géén topkolver’ is, volgens de krant.

Jongerenbiljartclub Tijdens de jaarvergadering van de jongerenbiljartclub is men met een naam gekomen. Eerder was voorgesteld Dauwtrappers, maar dit zou duiden op een late (lees: vroege) thuiskomst van de leden. Dus daar durfde men zich tegenover de echtgenotes niet aan te wagen. Op voorstel van Gert Groot kwam men met ‘De Carambole’.

Oranjevereniging heeft succes De Oranjevereniging in Bobeldijk geeft eens per twee jaar een revue voor de Bobeldijker gemeenschap. Maar de revue van dit jaar, ‘Eén handje vol’, is zo speciaal, dat er een twee extra uitvoeringen worden gegeven, waarvan één op 5 mei te Berkhout op verzoek van de Oranjevereniging aldaar. De algehele leiding van de revue is in handen van Cor Silver, verder medewerking van de Jobo’s, de Watermolens en een balletgroepje onder leiding van mevrouw Schuitemaker-Groenhart en mevrouw Kistemaker-Wiedijk, beiden uit Bobeldijk. Om organisatorische redenen zijn de kinderspelen weer in Berkhout. 30 jaar voetbal Op zondag 19 juni viert de voetbalvereniging haar 30-jarig bestaan. Het eerste elftal speelt tegen ‘het meest roemruchte elftal uit de geschiedenis: zij die eens de hoogste top in het afdelingsvoetbal bereikten door het Gouden Kruis te winnen.’ ’s Avonds zijn er optredens van onder andere Annie Palmen en de Wama’s. Veel toneel De tonelisten van het jeugdtoneel van De Gong bezorgen het publiek een mooie zondagavond in de De Ridder St. Joris met het stuk ‘Haagse Bluf’. Jeugdvoorzitter is Jan Mol, regisseur Karel Laverman. Bal na onder leiding van The Favourites. Het jeugdtoneel van Bobeldijker toneelvereniging Kunst naar Kracht voert de komische thriller ‘Pimmetje’ op in café De Vriendschap. “De regisseurs mevrouw C. Mooy-Stroet en de heer F. Lakeman zijn er volkomen in geslaagd de jeugd dit nogal beweeglijke stuk bij te brengen.” Dit keer bal na met The Little Stars.

52  Jaarboek 2010 HKBB

Fanfare Tijdens de jaarvergadering van fanfare Volharding roemt voorzitter Siem Beemsterboer de goede en vriendschappelijk sfeer binnen het muziekkorps. Besloten werd om meer te marcheren (er waren nu toch weer twee tamboers) en tot het instellen van een vrijwillig spaarsysteem. Hieruit zou men dan de kosten voor een bezoek aan een bijzonder concert of iets dergelijks kunnen bekostigen. Later dit jaar wordt er door de Berkhouter bevolking f 2.714,15 bijeengebracht voor nieuwe instrumenten voor de 60-jarige fanfare. Bloemencorso razend populair De Floralia en het bloemencorso zijn in 1960 nog razend populair. Het corso zal bij voldoende deelname vanaf De Ridder St. Joris eerst richting Concordia in het Westeinde gaan, daarna naar het Oosteinde en via Het Keern langs Avondlicht en door Bobeldijk terug naar Berkhout.


de jurk van marie

BERKHOUT – In de gelederen van Volharding was al eens gesproken van een tweede vaandel. Maar die centen… Broer Meijer, de bekende bode-vrachtman en trouw lid, zag hier de oplossing: “Marie (dat is zijn vrouw) heeft nog zo’n fluwelen jurk hangen die ze niet meer draagt. Die kunnen we er wel voor gebruiken.” Jammer dat er nu juist in De Ridder geen plaats meer was voor een tweede vaandel, maar misschien biedt het carnaval nog mogelijkheden…

In 1950 wint VV Berkhout het Gouden Kruis, de afdelingsbeker van de Noord-Hollandsche voetbalbond. Tijdens jubilea wordt dit succesvolle elftal nog geregeld opgetrommeld; ook ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan in 1960. De oud-Gouden Kruisploeg (in gestreepte shirts) wint met 4-6 van het dan huidige eerste elftal

niet zo mooi

Bovenste rij v.l.n.r.: Wim Slikker, Wim Hartog, Rob Leegwater, Siem Vos, Dick Klaij, Cor Molenaar, Siem Groot, Heert Vorst, Cees van der Kooij, Hermanus Wouda, Sieb Jellema, Cor Bierhaalder, Freek van der Kooij, Cees Hart, Hans Slikker, Henk Blom. Onderste rij v.l.n.r.: Jan Blokker, Klaas Vos, Jaap Hart, Frits Slikker, Maarten Wijdenes, Henk Doze, Arie Piet Koeman, Matt Schuitemaker, Jan Jaap Nierop.

Teveel tulpen De Berkhouter kweker W.E. heeft ongeveer 6 are teveel tulpen verbouwd. Hij krijgt van de economische politierechter een boete van f 900,-. (In die tijd werkte men met teeltvergunningen.)

Spoorbomen vergeten Donderdagmorgen 24 maart is de trein van Alkmaar naar Hoorn Bobeldijk gepasseerd zonder dat de spoorbomen gesloten waren. Op 7 juli lezen we dat stationsbeambte G.H. uit Hoorn, ‘die overigens een zeer goede staat van dienst had’, een boete kreeg van f 75,-, omdat hij op 24 maart vergeten was de spoorbomen te sluiten.

Huis ingestort Donderdag 8 september is in het Oosteinde het oude huisje, bewoond door de heer W. Naber, gedeeltelijk ingestort toen een zware wals van de firma Ooms passeerde. De woning was al geruime tijd in slechte staat en door het dreunen van de grond hebben enige muurgedeelten het begeven. De alleenwonende heer Naber was op dat moment niet thuis, maar op familiebezoek in Den Haag. Paard op hol Een op hol geslagen paard van D. Vlaar uit de Zuidermeer rent vanuit de Grootweg de Bobeldijk op en raakt de scooter van de Bobeldijker KI-inseminator J. Schilder. Hij werd naar het Sint Jan-ziekenhuis in Hoorn gebracht, zijn toestand is bevredigend.

Jaarboek 2010 HKBB  53


1960 geloof

Een nieuwe pastorie De bouw van een nieuwe pastorie is gewenst. Het huidige pand, circa honderd jaar oud, staat pal tegen het huis van de familie Kuiper, alle vertrekken zijn groot en hoog en het pand voldoet niet meer aan de moderne eisen. Dominee Bosch is net vertrokken en een nieuwe predikant heeft wel interesse, maar vindt het huis te oud. Om de bouw te kunnen financieren, wordt een renteloze obligatielening uitgegeven, groot f 13.495. Door huisbezoek bij protestanten weet men uiteindelijk f 12.140 te plaatsen. Daarnaast komt een bedrag van f 8.451,50 aan giften binnen, waaronder f 1.000,- van de Dameskrans. Het slopen van de pastorie gebeurt door de firma Aaij uit Hoorn. Men zoekt vrijwilligers om de sloopkosten te drukken. Dan volgt de aanbesteding. Aannemer Beuling en De Geus leggen precies dezelfde (laagste) prijs op tafel, f 37.950. Zij besluiten samen de klus te gaan doen. Schilder D. Kuin zet het pand voor f 3.620 in de verf. Overigens had architect Saal uit Alkmaar de bouw begroot op f 35.944.

Afscheid dominee Bosch Om gezondheidsredenen neemt dominee Bosch afscheid. Maar niet met lege handen, zo lezen we in de krant: “Ongetwijfeld gaat ds. Bosch rijker weg uit Berkhout dan hij er kwam. Namelijk met een goede echtgenote. Dat hij hier tot het huwelijk kwam, was eigenlijk een beloning van een van zijn beste eigenschappen, want hij was een zeer trouw ziekenbezoeker. Als hij dit niet was geweest, dan was hij mogelijk nooit in kennis gekomen met zijn huidige echtgenote.”

Boven de pastorie die in 1960 gesloopt werd. Links een obligatie die werd uitgegeven om nieuwbouw te kunnen financieren.

54  Jaarboek 2010 HKBB


hits

en verder...

Keizersnede redt biggen Veehouder Jo Stam (Westeinde 254) heeft een dezer dagen goed werk verricht. Eén van zijn in barensnood verkerende zeugen stierf onverwacht. Stam snelde naar zijn woning aan de overkant van de weg en riep om een mes. Onvervaard paste hij vervolgens op het dode dier een keizersnede toe en bracht daarop elf reeds bewusteloze biggen tevoorschijn. Met behulp van kunstmatige ademhaling wist hij ze weer bij te brengen en even later dartelden elf biggetjes om hem heen. Een andere zeug trad als voedster op.

Ramona – Blue Diamonds Only the lonely – Roy Orbison Apache – The Shadows It’s now or never – Elvis Presley

Vier kievitseieren Woensdag 30 maart vonden twee jongens van de Zuidspierdijkerweg, Bernard Klaver en Marius Laan, vier kievitseieren in één nest. De vondst werd aangeboden aan burgemeester Beemsterboer als zijnde een primeur voor Berkhout.

Telefoonaansluitingen Het hebben van telefoon was toch blijkbaar nog wel iets bijzonders. Een lijst van nieuwe aansluitingen werd dan ook in de krant gepubliceerd. In Berkhout werden aangesloten onder nummer 367 Heddes Corn.J., Archit., Westeinde 298A en de familie Tessel, J.P., de Burg 1, kreeg telefoonnummer 366.

In 1960 begon Radio Veronica met testuitzendingen.

En wat gebeurde er verder in de wereld Officiële opening door prinses Beatrix van de Euromast te Rotterdam. De eerste straalvliegtuigen worden in gebruik genomen door de KLM met de eerste rechtstreekse vluchten tussen Amsterdam en New York. Eerste uitzending van Radio Veronica, een testuitzending vanaf het zendschip Borkum Riff op de Noordzee. De miljoenste telefoonaansluiting in Nederland is een feit. De grenscontroles in de Benelux worden opgeheven. Chroesjtsjov ontsteekt in woede tijdens een vergadering van de Verenigde Naties en hamert met zijn schoen op de lessenaar om zijn woorden kracht bij te zetten. John F. Kennedy verslaat Richard Nixon in de verkiezingen om het Amerikaanse presidentschap De Nederlandse regering besluit grondtroepen naar NieuwGuinea te sturen, wegens de “agressieve elementen in het buitenlandse beleid van de Indonesische regering”. Tuindorp Oostzaan staat, na een dijkdoorbraak van het Noordzeekanaal, onder water.

wereldnieuws

Stier voor Franco Ter verbetering van de veestapel krijgt de Spaanse generaal Franco als geschenk van een Nederlandse handelsmissie een stier, genaamd “Ruijter Adema 49”, van C. Ruijter uit Bobeldijk, aangeboden.

Research: Jan Peereboom en Kees Weeda Samenstelling: Kees Klaver

Jaarboek 2010 HKBB  55


Bakker Nierop,

een legende in Bobeldijk Drie bakkers maar liefst bezorgden midden vorige eeuw brood in Bobeldijk. De bekendste was ongetwijfeld bakker Nierop. En vrijwel alle jongens uit Bobeldijk hebben bij hem in de zaak geholpen. Zijn zoon Jan Jaap vertelt hoe het was.

“M

ijn vader is begonnen in het huis waar ooit ook mijn grootvader al een bakkerij had, op Bobeldijk 92 (vroeger genummerd D 38 en later D 40). Het woongedeelte was toen kleiner dan nu. Aan de westkant was de bakkerij met de oven, die bijna doorliep tot achter. Aan de oostkant was de huiskamer, daarachter een keuken en een kleine slaapkamer waar de knecht sliep. Er was ook nog een kelder, maar om daar te komen moest eerst het bed van de knecht worden opgeklapt. Beneden was nog een slaapkamer, daar sliep mijn grootmoeder. In het midden van het huis zat een deur waarachter ‘de winkel’ was, eigenlijk niet meer dan een gang. Boven onder het schuine dak was een zolder waar we met z’n vieren sliepen: mijn vader en moeder, mijn twee jaar oudere zus Dia en ik. Op maandag kwam de bode zakken meel bezorgen en legde die bovenaan de zoldertrap. Soms had mijn vader geen tijd die direct op te ruimen en kropen we over de meelbalen naar ons bed. En nauwelijks voor te stellen, maar in de oorlog hadden we nog onderduikers ook. Al die mensen hebben in ons kleine huis onderdak gevonden.” Een hard leven Bakker Nierop bakte natuurlijk brood, ontbijtkoek, beschuit en roggebrood. Maar ook koekjes, speculaas, Abrahams, tompouces, gebak en taarten, al werden die toen nog niet zo vaak gegeten. “Iedere ochtend om vier uur op, een hard leven en dan weinig verdienen.”

56  Jaarboek 2010 HKBB


Er waren drie bakkers: twee in Bobeldijk, bakker Nierop en bakker Schekkerman, die woonde aan de oostkant van Bobeldijk, en bakker Treur uit de Leekermeer. En dan kwam er ook nog een bakker uit Berkhout. Geduchte concurrentie en de spoeling was al zo dun. “Op 1 mei wisselden de boeren vaak van arbeider en dan was je er als de kippen bij om te vragen of je brood mocht bezorgen. En als de andere bakker je al voor was, kon je vragen of je dan in ieder geval om de week mocht komen.” De wijk liep van het begin van Bobeldijk tot aan de Veldhuizerweg. In de loop der jaren gingen steeds meer katholieken wonen in Bobeldijk en kwamen ook de katholieke bakkers uit de Zuidermeer en Spierdijk. Want het was in de tijd dat katholieken bij een katholieke bakker kochten en niet-katholieken bij een niet-katholieke bakker. “Wij hadden tegen Spierdijk nog een paar niet-katholieke klanten, zoals Cor Koeman, en daar moest Dia of ik na school naartoe om te bezorgen.” Vakantie kon eigenlijk niet. Maar omdat er nog een bakker was, was er een afspraak. “De week vakantie die mijn vader had, bakte bakker Schekkerman voor de klanten van mijn vader, de week erna andersom. De klanten kwamen in die weken het brood halen. Dat kon natuurlijk nooit vanuit dat kleine huis. Maar we hadden stellingen gemaakt in de schuur aan het eind van het pad. De schuur was dan tijdelijk de winkel. Daar lagen de broden.” Bakker Cor Nierop

“Iedere ochtend om vier uur op, een hard leven en dan weinig verdienen”

Jaarboek 2010 HKBB  57


In 1950 verhuisde de familie Nierop naar een groter huis tegenover de fabriek. “Dat gebeurde op Hemelvaartsdag, een vrije dag. In het oude huis werd de oven gestookt met takkenbossen, hout en turf. In het nieuwe huis kregen we een nieuwe oven. Die werd op olie gestookt. Met een enorme vlam werd de oven verwarmd.” Na 1947 was er geen knecht meer. Iedereen thuis moest meehelpen, mijn moeder, mijn zus Dia en ik. En op zaterdag was er altijd een hulp, een jongen van het dorp. Ik denk dat bijna alle jongens uit het dorp weleens bij mijn vader geholpen hebben: Volkert Nobel, Piet Klok, Dirk Langenberg, Kees Klok, Fred Smit noem ze allemaal maar op. Met Kees Klok heb ik nog steeds een goede band. Samen maakten we er een spel van wie het beste verkocht had op een zaterdag.” Minder maar dezelfde prijs Na de verhuizing veranderde ook het assortiment dat gebakken werd. Roggebrood werd toen ingekocht en ook voor ontbijtkoek en beschuit was er een leverancier. “Beschuit bleef mijn vader ook zelf nog bakken. Dat was heel veel werk en leverde weinig op. Normaal zaten er veertien beschuiten in een rol, maar naarmate de grondstofprijzen stegen werd het aantal minder, maar bleef de prijs gelijk. Toch wilden veel cliënten alleen de door mijn vader zelf gebakken beschuit.”

Beste maand December was ook toen al de beste maand voor de bakkers. “In de Sinterklaastijd stond in de winkel een tafel met allerlei wat mijn vader maakte. Onder andere banketletters. Die vormde mijn moeder, het hele alfabet. Alles met de hand, heel arbeidsintensief. En er waren chocoladeletters, die kochten we in. Dat werd dan allemaal mooi op die tafel gelegd; ja, natuurlijk in de hoop wat meer te verkopen. We probeerden van alles.” “Ik ben op 31 december jarig, geen beste dag, iedereen was doodmoe. Als ook mijn vader om tien uur ’s avonds aan tafel kwam, gingen we kwartetten. Vroeg je bijvoorbeeld: ‘Papa, mag ik de aap van je’. Zei hij: ‘Ja hoor, die ligt in de trog.’ En sliep vervolgens weer verder. Het was wel een goede maand: Sinterklaas, kerst, oud en nieuw. Dan was het alsof we rijk waren. Maar in januari kwamen de rekeningen, moest alles betaald worden en dan wist je wel weer beter. Het was geen vetpot. Van de andere kant: alles kon altijd bij ons. Het was een soort centrum van Bobeldijk. Mijn moeder was heel actief in het verenigingsleven, onder andere het toneel. Als er een uitvoering was nodigde Dia vriendinnen uit en die sliepen allemaal bij ons.” De klant was koning “Ik weet dat klanten op zondag belden om drie cent gist en dat deed je ook nog, dat ging

Het huis, de bakkerij én de winkel van bakker Nierop.

Een ramp

Natuurlijk ging er ook weleens iets mis. Soms verbrandde er iets, maar een enkele keer was er sprake van een ramp. Jan Jaap: “Als er ijs lag, had Griet Langenberg de tent op het ijs. Daar kon je warme chocolademelk kopen. Ze had gevulde koeken besteld bij mijn vader, maar er was iets misgegaan met de op petroleum gestookte oven. Alle koeken smaakten naar petroleum. Een regelrechte ramp!”

58  Jaarboek 2010 HKBB


je brengen. En op oudejaarsvond bijvoorbeeld wilden de mensen warme saucijzenbroodjes eten. In die tijd had niemand een oven, dus die moesten warm afgeleverd worden. De een wilde ze om half elf, de volgende om kwart over elf en weer een ander na twaalf uur. En mijn vader deed dat en zo waren we de hele avond bezig. Toen ik wat ouder werd en mij er meer mee bemoeide, hebben we dat veranderd. Alle saucijzenbroodjes werden op een bepaalde tijd afgeleverd. En als je dat tegen klanten zei, hadden ze er ook nog alle begrip voor. Dat gebeurde ook met de bestellijstjes die we invoerden. Voor Kerstmis of Pasen was het altijd moeilijk in te schatten hoeveel er gebakken moest worden. Te weinig was vervelend, maar teveel ook, dat ging naar de varkens. We maakten lijstjes waarop mensen van tevoren konden aangeven wat ze wilden hebben. En dat werkte prima.” Tot eind jaren vijftig heeft Cor Nierop zelf brood gebakken. “Toen werd mijn vader ziek, kreeg geelzucht. Goede raad was duur, want mijn moeder kon niet bakken, Dia en ik ook niet. Besloten werd brood van de broodfabriek in Hoorn af te nemen. Dat ventten wij vervolgens uit. Er waren ook mensen die ons daarbij hielpen. Toen mijn vader na een week of zes beter was, bleef het brood komen van de Hoornse broodfabriek, later overgenomen door Bakkerij Pater.” Klanten in Hoorn “Mijn vader bezorgde ook bij klanten in Berkhout en zelfs aan de Lageweg in Hoorn. Dat kwam door verhuizingen. Wanneer mensen vertrokken, wilde je ze toch graag als klant houden.” Dat bezorgen gebeurde in de begintijd met een paard en wagen, een bonte ket ervoor. “Maar daar weet ik niets van. Later was er een bakfiets. Een wagen met daarop twee kisten en daartussen de trommels voor de kadetjes en beschuiten. En er was een transportfiets met een grote mand, met tassen aan de zijkant. De laatste zeven jaar was er een auto, een Citroen 2CV bestelwagen. Eerst met een beperking van maximum twintig kilometer. Later had mijn vader een rijbewijs. Hij heeft er overigens lang over gedaan voor hij dat had en een groot succes is het nooit geworden”. Als kind hielp Jan Jaap altijd al mee. Ook toen hij later al uit huis was, bleef hij dat doen. “De laatste jaren bemoeide ik me vooral met het financiële deel. Mijn vader kon ontzettend goed onthouden. Als hij ventte had hij geen tijd om op te schrijven wat de klanten hadden genomen, maar als hij ’s avonds thuiskwam, wist

Vrijwel alle jongens uit Bobeldijk hebben bij bakker Nierop geholpen. Kees Klok bewaart er de beste herinneringen aan. “Als net schoolgaand jochie mocht ik al eens in de bakkerij helpen. Als het brood uit de oven kwam, werd dat altijd met een beetje water bestreken om glimmend te maken, dat mocht ik doen. Het waren twee heel aardige mensen, die heel veel van kinderen konden hebben. Die kwamen er dan ook graag. Ik kan me niet herinneren ze ooit boos te hebben gezien. Ik kwam er niet alleen om te helpen. Als je iets meegemaakt had, ging je dat ook even vertellen en als je een nieuwe broek had liet je die even zien. Bakker Nierop was een heel vriendelijke man, mevrouw Nierop ook. Er kan maar één kapitein op het schip zijn en dat was zij, zij had de leiding, zeg maar. Ze was altijd vol belangstelling, behandelde je als volwassene. Boven hun deur hoorde het bordje ‘welkom’, want dat was je er. Later hielp ik met venten en zo onderweg beleefde je weleens iets. Die bakfiets bijvoorbeeld had een rem die niet helemaal goed werkte. Stond de bakker af te rekenen bij Zijlstra, verderop op de Bobeldijk, reed zo de bakfiets de sloot in. Daar werd een kettinkje voor bedacht dat je vast moest zetten, waardoor dat niet meer kon gebeuren. Kwam dat kettinkje tussen de spaken, ging ineens de hele achterkant omhoog. Later was er die Eend. Ik weet nog goed dat we een keer op de hoogte van waar wij nu wonen stonden en de auto het niet deed. ‘Nou, gaat u er maar in zitten, contact aan, in de tweede versnelling,’ zoveel wist ik dan nog wel, ‘dan ga ik duwen.’ Nou, ik duwde en duwde, echt wel een paar honderd meter. Riep bakker Nierop zo een beetje van schaamte half lachend: ‘Ach Kees, vergeet ik toch mijn contact aan te doen.’ Ik hielp er op zaterdag in dezelfde tijd als Dirk Langenberg en Wim Koster. Dirk had een geweertje met een kurk, als dat afging gaf dat een enorme knal. Op een keer stond de bakker allerhande af te wegen. Hij keek heel geconcentreerd op de weegschaal. Op dat moment stak Dirk zijn geweertje door het doorgeefluik en knal! Nou, wat er met die allerhande is gebeurd weet ik niet, maar er zal weinig van heel geweest zijn! Hij schrok verschrikkelijk. Maar zelfs toen werd hij niet boos. Het waren mensen die midden in het dorpsleven stonden en hoorden. Mensen gunden ze ook wel iets. Want als er met die gevulde koeken bijvoorbeeld eens iets misging, dan mopperde iedereen, maar ze bestelden daarna wel weer bij hem. Omdat het zo’n vriendelijke man was.”

Jaarboek 2010 HKBB  59


hij dat nog precies. Op vrijdagavond schreef ik dan de bonnetjes en telde ze op. Mensen betaalden niet iedere dag, soms eenmaal per week, eens per maand en soms ook helemaal niet. Niet bezorgen bij mensen die niet betaalden, dat deed je niet zomaar. Want misschien kwam er wel weer eens geld of ze kregen kinderbijslag en dan kreeg je weer betaald.” De laatste jaren werd het lichamelijk echt te zwaar. Bakker Nierop woog nog geen honderd pond meer. En hoewel hij zichzelf nog te jong vond om te stoppen, deed hij dat in 1969 toch. De zaak ging officieel in de sanering, dat betekende een kleine uitkering per maand. Het was een regeling om het aantal bakkers terug te brengen en zo de overblijvers een bestaan te geven. Toen hij stopte hebben klanten geld opgehaald en kreeg hij een bloemstuk, maar ook een klein elektrisch oventje en een mixer zodat hij altijd nog zou kunnen bakken. De ene helft van de wijk werd overgenomen door Otten uit de Zuidermeer, de andere helft door Van Westen uit Hoorn. Zelf ging bakker Nierop twee dagen per week werken bij bakkerij Pater in Avenhorn. Later had Otten een rijdende winkel, maar toen de Vezo in Spierdijk kwam, zijn ze daarmee gestopt. Nog twee opvolgers hebben het geprobeerd, maar het was geen haalbare kaart meer. De mensen gingen naar de supermarkt. Bakker Nierop overleed in 1992 op 86-jarige leeftijd, zijn vrouw Trien zeven jaar later. In hun huis en dus ook de voormalige bakkerij, woont nu een kleinzoon, de zoon van Dia, Jan Dirk Dobber.

Religieus brood?

Kees Klok: “Bobeldijk en de kern van de Baarsdorpermeer waren in die tijd hoofdzakelijk protestant. In de uiteinden woonden wel eens een ‘verdwaalde’ katholiek of protestant. Zo kwam Otten uit de Zuidermeer op de bakfiets naar Bobeldijk om bij Van de Sar in het spoorhuis op de hoek van de Slagterslaan ‘katholiek’ brood te bezorgen en gingen wij, ik in dit geval, met de bakfiets naar bijna de Zuidermeer om daar bij boer Clay ‘protestants’ brood af te leveren. Het gebeurde eens dat ik niet het juiste brood had wat vrouw Clay wenste. In de Grootweg kwam ik gelukkig Bert Otten tegen en vroeg hem of ik wat wit brood voor bruin brood kon ruilen. Geen enkel probleem. De deal werd gemaakt en vervolgens kreeg Clay het katholieke brood en Van der Sar het protestantse. Tot op de dag van vandaag heb ik nooit gehoord dat ze er ziek van zijn geworden.”

Honderdvijftig jaar bakker Nierop

Volgens de geschiedenis is er wel zo’n honderdvijftig jaar een bakker Nierop geweest. De overgrootvader Jan Cornelis uit Schermerhorn, grootvader Cornelis, en vader Jan van bakker Cor Nierop, verdienden allemaal hun bestaan in het bakkersvak. Hoe lang er een bakker Nierop in Berkhout is geweest, weten we niet. Wel dat er vanaf 1900 een bakker Nierop in Bobeldijk was, want toen verhuisde vader Jan van het Westeinde van Berkhout - waar eerst nog een paar jaar een bakker Kroon zat en later bakker Mol - naar Bobeldijk. Als tienjarig jongetje werkte Cor Nierop al mee in de bakkerij. Jan Jaap heeft er nooit over gedacht in de familietraditie verder te gaan. In plaats daarvan ging hij naar de HBS, volgde een tweejarige opleiding bij de Philips-school tot tekenaar-constructeur en ging in dienst. Daarna studeerde hij economie in Rotterdam.

Ria Corveleijn Beeld archief Jan Jaap Nierop

Trien Nierop-Houtlosser en Cor Nierop 60  Jaarboek 2010 HKBB


toen...

Kerkebuurt

Foto boven: ansichtkaartencolectie van Jan Blokker Vzn, foto onder Gretie Stelling.

nu Jaarboek 2010 HKBB  61


“Als die ouwe Ridder

62  Jaarboek 2010 HKBB


De caféjaren van Jo en Jans Barten

Op de plek waar nu het dorpshuis staat, stond vroeger café De Ridder St. Joris. Een mooi, karakteristiek dorpscafé met een koffiekamer, toneelzaal en een kolfbaan. Kasteleins kwamen en gingen. De familie Barten is van hen misschien wel de bekendste. Twee generaties zwaaiden bijna veertig jaar lang de scepter in het middelpunt van Berkhout. Op bezoek bij Jans Barten.

toch eens praten kon…”

E

en meisje uit Krimpen aan de IJssel dat komt kramen in Berkhout en verliefd wordt op de zoon van de kastelein, dat is het verhaal van Jans Barten-Ros. In 1937, ze is dan achttien jaar, krijgt Jans bericht dat haar nichtje Janny is bevallen van een dochter. Janny’s echtgenoot, Eef Barten, vraagt of Jans naar Berkhout wil komen om te helpen tijdens de kraamtijd. Dat wil ze graag, niet wetende dat ze in Berkhout uiteindelijk zal trouwen met Eefs broer Jo, drie kinderen zal krijgen en tot 1966 café De Ridder St. Joris zal helpen bestieren. Jo Barten is de zoon van Albert Barten, een

tuinder uit Noord-Scharwoude die in 1923 besluit zijn geluk in de horeca te beproeven. Jo is vier jaar oud, als zijn vader het Wapen van Medemblik koopt. In 1929 krijgt het horecaavontuur een vervolg in Berkhout in café De Ridder St. Joris, Jo is dan negen. Jo voelt wel iets voor de horeca en wil later graag de zaak overnemen van zijn vader. Vader Albert heeft zo zijn bedenkingen. Zijn zoon moet eerst maar eens een ‘echt’ vak leren voor het geval er slechtere tijden aanbreken, vindt hij. Jo wordt huisschilder en gaat in de leer bij Jan Schuts, die op steenworp afstand van het café woont. Jaarboek 2010 HKBB  63


Kermis 1962, Jans achter de tap op het toneel. De rieten hoed kreeg ze van een klant. “Die zet je dan natuurlijk op.”

Maar als Albert hartklachten krijgt en niet langer het café kan runnen, is de keus snel gemaakt: Jo neemt de zaak over. Het is dan 1944, een moeilijke tijd, de Tweede Wereldoorlog woedt nog volop. Toch is er ook een heel gelukkige gebeurtenis, want Jo trouwt op 23 juni van dat jaar met zijn Jansje Ros uit Krimpen aan de IJssel. “Ik kwam er als vreemde tussen, maar heb me altijd zó thuis gevoeld in Berkhout”, zegt Jans, inmiddels 92 jaar oud en woonachtig in ZuidScharwoude. Zoon Albert en dochter Nelie zijn ook aangeschoven om herinneringen op te halen. Kleindochter Petra zorgt voor een drankje, een portje voor Jans. “We begonnen in de oorlog en dat was best lastig. We werden zo in het diepe gegooid. En het leven in Berkhout was ook heel anders dan in Krimpen. Thuis waren we erg kerks, op zondag gingen we altijd naar de dienst. Ik was daar ook organist.” Koken voor honderd man Jans’ domein is de keuken. “Ik heb altijd zelf gekookt, soms wel voor honderd man. Nee, er kwam nooit een kok. Ik las heel veel over koken. Recepten probeerde ik eerst uit op de kinderen, daarna gingen ze naar de zaak.” “Ja, moeder kan lekker koken”, beaamt Albert. De kookkunsten van Jans blijven niet onopgemerkt. Er zijn vaak eters in De Ridder; veel besturen, bijvoorbeeld van De Veenhoop. “Dat mocht altijd wat kosten, als het maar lekker was”, lacht Jans. In de beginjaren is er ook nog concurrentie op het dorp. In het Oosteinde heb je café De Roode Leeuw, het café voor de arbeiders. De Ridder St. Joris heeft de naam voor de goede stand te zijn. Maar daar komt verandering in als De Roode Leeuw zijn deuren sluit. “Het arbeiderstoneel vroeg zich af waar ze terecht konden. Nou, dat kon in De Ridder want wij wilden er voor iedereen zijn, ook voor de arbeiders.” Jans: “Jo was een hele goede kastelein, veel beter dan z’n vader. Als de jongens ’s avonds laat aan de bar zaten en ik naar bed ging, kwamen alle levensverhalen los. Jo vertelde nooit iets door.” “Ook niet aan jou, mam?”, vraagt Nelie een

64  Jaarboek 2010 HKBB

beetje ongelovig. “Nee, echt niet. Ze konden bij Jo alles kwijt, ze vertrouwden hem. O, als die ouwe Ridder toch eens praten kon…” “Maar pa kon best wel streng zijn”, zegt Nelie. “Als we uit school kwamen, mochten we nooit voorom door het café. Als je dat toch deed en hij zag het, werd je teruggestuurd: ‘Achterom! Alleen klanten komen voorom.’” Zeven dagen per week open Het is hard werken in het café, dat zeven dagen per week open is. Vakantie is een weekje naar het strand, waar een huisje wordt gehuurd. Nelie: “Dan gingen we met moeder op de fiets naar Schoorl. De bagage werd gebracht door de vrachtbode, Broer Meijer. Vader kwam in zo’n week één nachtje slapen. De volgende ochtend, als hij weer vertrok, was het altijd huilen.” “Ja, we hebben echt keihard gewerkt”, zegt Jans. “Altijd maar werken. Later zijn we weleens een weekje met z’n tweeën op vakantie geweest. Dan waren Siemen en Stijn Groot in huis en die pasten op het café en de kinderen.” Nog een paar namen passeren de revue, de kruideniers Klaas Slikker en Klaas Leeuw. “Klaas Slikker was de serieuze kruidenier, Klaas Leeuw moest altijd een borreltje als hij langskwam.” Jo en Jans zijn ook actief in het verenigingsleven. Jo biljart en Jans zit op kolven. Jo is lid van de maandagclub. Nelie: “Als we naar bed gingen, moesten we altijd even naar het café om papa welterusten te zeggen. Nou ja, ‘moesten’, we wilden natuurlijk zien wie er nog waren. Er was altijd een man die we ‘oliebol’ noemden, ik ben even kwijt hoe hij nou echt


Café De Ridder St. Joris. De doorrijstal (rechts) verdween eind jaren 50 om plaats te maken voor een benzinepomp en de toegang tot de sportzaal die achter De Ridder werd gebouwd. heette. Die man nam met een stalen gezicht werkelijk iedereen in de maling. Hij zat ons ook altijd achterna, renden we rondjes om het biljart.” “Boven het café zat een luik”, weet Albert nog. “Dat stond soms op een kier tegen de rook. Wij konden daar mooi doorheen gluren naar het biljarten of tijdens feestavonden. Je kon toch niet slapen door de herrie.” Kastelein én brandmelder Behalve kastelein heeft Jo nog een belangrijke functie in het dorp: brandmelder. Omdat er bij de familie Barten altijd iemand thuis is, komen daar de brandmeldingen binnen. “Als er een melding was, moest je op het houten kastje

twee knoppen indrukken”, weet Nelie nog. “Het was stil alarm, de brandweermannen kregen dan thuis bericht.” Jo’s functie bij de brandweer levert Jans nog eens een bontjas op. Jans: “Het was een heel druk jaar geweest voor de brandweer. Ik geloof dat er wel drie boerderijen waren verbrand. Jo zei: ‘Zo, nou krijg jij van mij een bontjasje cadeau.’ Weet je dat ik ’m amper aan durfde te trekken. Wat zouden de mensen er wel niet van denken?” Kermis Kermis is ook al in die tijd het evenement van het jaar. Het feest start op zondagmiddag. De muziek begint pas om vijf uur te spelen,

Jo Barten haalt de krant met poes Witkop. Het bijschrift luidt: “Poes Witkop van de heer Barten, de exploitant van De Ridder St. Joris te Berkhout, is dagelijks de eerste klant in de zaak van haar baas. Ze klimt dan op de barkruk, miauwt zacht doch doordringend, en krijgt een schoteltje chocomel voorgezet. Ze herhaalt deze manipulatie drie a viermaal per dag, zeer tot genoegen van de andere klanten, die vertederd plegen toe te kijken. Witkop is een verstandig dier, want nog nooit heeft ze zich laten verleiden tot het gebruik van enige alcoholica.” Jaarboek 2010 HKBB  65


Een dominee in het orgel

“We hadden een dominee in Berkhout, dominee Van de Kreeke, een beetje wereldvreemde man. Tijdens de oorlog liet hij op een zondagochtend het Wilhelmus zingen. Bij ons in het café zaten op zondag vaak onderduikers een potje te kaarten en wat plezier te maken tegen de eenzaamheid. Opeens kwam boer Haringhuizen binnen: ‘Jongens, kaarten van tafel en wegwezen. Ze zijn met een razzia bezig.’ Iedereen vloog weg. Maar dominee Van de Kreeke was bang dat ze hém kwamen halen, omdat hij het Wilhelmus had laten zingen. Hij kroop in het orgel, maar stootte per ongeluk het laddertje om, waardoor hij er met geen mogelijkheid meer uit kon. Daar zat dominee. Tot zes uur ’s avonds heeft hij daar gezeten. Toen kwam gemeentebode Jaap Vorst de klok opwinden en hoorde heel zachtjes ‘wie is daar?’ uit het orgel komen. Hij kreeg de schrik van z’n leven. Het was dominee Van de Kreeke: ‘Jaap, ik zit in het orgel en kan er niet meer uit.’ Dat verhaal heeft Jaap natuurlijk in geuren en kleuren verteld aan de ronde tafel.”

Kerstboom in de fik

Nelie: “Op een bepaald moment verhuisde de kerstboom van de kamer naar het café. Dat vonden wij natuurlijk niet leuk, maar na wat zeuren kwam er ook weer een in de woonkamer; met echte kaarsjes, de elektrische zaten in de boom in het café. We brandden ook sterretjes. Een beetje link natuurlijk, dus stond er een bakje water klaar, zo’n emaillen pannetje, en lag er een natte spons. Ik zie ons nog zo zitten. Opeens vloog de kerstboom in de brand. M’n moeder mieterde zo dat pannetje water in de boom. Mijn vader stond in het café en had de vlammen door de ramen van de schuifdeur gezien. Hij was witheet, want als brandweerman kon je toch niet maken dat bij jou de kerstboom in de fik vloog. De volgende dag kregen we elektrische lampjes.”

De ouders van Jo poseren voor hun café. Links vader Albert, midden moeder Grietje en rechts een dienstmeisje.

66  Jaarboek 2010 HKBB

dan zijn de kerken uit. Maandagochtend tien uur ‘eerste deuntje’. “En dan was iedereen er weer, hoor”, zegt Jans. “En iedereen had mooie nieuwe kleren aan, een ‘kermispakkie’. Tegenwoordig trekken ze hun oudste spullen aan.” “Ja, mijn moeder naaide altijd een nieuwe jurk voor me als het kermis was”, vertelt Nelie. “Ik weet nog dat het Eurokwartet speelde. Hele gekke gasten die allerlei maffe dingen deden, iets met vlammen kan ik me herinneren.” Dinsdag is de laatste kermisdag en daarna houdt Jans grote schoonmaak, samen met steun en toeverlaat Siets Bobeldijk. “Als we klaar waren, gingen we even los en deden een borreltje. Je kon vreselijk lachen met Siets.” De kinderen moeten tijdens de kermis ook de handen uit de mouwen steken. Albert kan na zijn werk direct door naar het toneel waar een biertap staat. Maar kind zijn van de kastelein heeft ook zo zijn voordelen, weet Nelie nog. “De attracties stonden bij ons op het erf, dus kregen we vaak een gratis ritje. En vaak werd je wat toegestopt. Ja, we hadden altijd royaal kermisgeld.” Tijdens de jaren van Jo en Jans verandert er wel een en ander in het café. Jans: “In het begin hadden we nog een oud buffetje, later kwam er een nieuw met wat geld van de gemeente. Dat kregen we omdat we de doorrijstal sloopten, die was een gevaar voor de kinderen. De stal was bedoeld voor de paarden van kerkgangers die met paard en wagen kwamen. Later kwam er op die plek een benzinepomp.” “Niet weer tulband” Nelie weet nog dat er een douche werd aangelegd en dat zij een eigen slaapkamertje kreeg. “Dat was het koelste kamertje in huis, dus als er een feestavond was, stonden alle slaatjes in


metalen bakjes op grote bladen op mijn bed gestapeld. En na zo’n feest kwamen de slaatjes en tulband onze neus uit, want alles wat overbleef kregen wij. ‘O nee, niet weer tulband!’” In 1966 stoppen Jo en Jans ermee. Jans: “Ik kon het niet meer aan, mijn rug ging het begeven. Ik zag tegen de dagen op: moet ik wéér een dag. We zijn verhuisd naar Koedijk waar we een pension kochten.” De familie Korf koopt De Ridder St. Joris. “Voor de handel”, weet Jans. Al snel wordt de zaak doorverkocht aan de familie Van Velzen, de laatste eigenaar van café De Ridder St. Joris, want in de nacht van 9 op 10 maart 1969 gaat het gebouw in vlammen op. In pension Ida Margaretha blijft Jans in de potten en pannen roeren, maar wel anders dan in haar caféjaren. “Ik moest daar koken voor een ‘klein prijsje’. Maar mijn schoondochter zegt altijd: ‘Moeder kan van niks nog wat lekkers maken.’” Jo gaat weer aan de slag als schilder, eerst bij een bedrijf in St. Pancras, later bij Rijkswaterstaat. In 2003 overlijdt hij op 83-jarige leeftijd. Jans bewaart mooi herinneringen aan Berkhout. Dat blijkt ook wel uit haar plakboek met krantenknipsels en foto’s. We bladeren er al pratend doorheen. “Weet je,” zegt ze, “het is net of ik weer een beetje thuiskom.” Kees Klaver Foto’s zonder naamsvermelding fotograaf komen uit het archief van geïnterviewden.

Geen opvolgers

Jo en Jans krijgen drie kinderen: Albert (1946), Piet (1949) en Nelie (1953). Piet wordt bakker, Albert kok en Nelie kraamverzorgster. Jans: “Niemand is ons dus opgevolgd in de horeca. Maar ze doen, net als wij, wel dienstverlenend werk.”

Nelie, Jans en Albert Barten. (foto Kees Klaver)

De trieste restanten van café De Ridder St. Joris na de brand op 10 maart 1969.

Jaarboek 2010 HKBB  67


Ooit stopte de trein in Bobeldijk

Station Bobeldijk - Berkhout

Een heus treinstation in Bobeldijk op de lijn Hoorn – Alkmaar. Bobeldijker Margreet Vis zocht in de archieven van het Nederlands Spoorwegmuseum in Utrecht en groef in haar geheugen.

Op een klein stationnetje

S

poorwegmaatschappij ‘De Hollandsche IJzeren’ (H.IJ.S.M) te Amsterdam, tegenwoordig bekend als de NV Nederlandse Spoorwegen, opende op 1 oktober 1898 stopplaats Bobeldijk-Berkhout op de lijn Hoorn–Alkmaar. De stopplaats (geografische afkorting Bbd) was geopend van 1 oktober 1898 tot 15 mei 1938. In het eerste jaar van de Tweede Wereldoorlog werd het station kort heropend, van 15 mei 1940 tot 24 november 1940. Het stationsgebouw, gebouwd in 1898, was een laag gebouwtje van stijl en regelwerk met bakstenen en circa 100 m2 groot. Besteknummer 744 van H.IJ.S.M omschrijft de werkzaamheden als ‘het maken van een hoofdgebouw, gebouw voor privaten en bergplaats, veelading op het station Bobeldijk en abri’s op de halten’. Rond 1914 werd een bijgebouwtje geplaatst aan de westzijde. Vernieuwing in 1924 Het kadaster vermeldt in 1924 ‘vernieuwing’. Het is niet duidelijk of er een grote verbouwing heeft plaatsgevonden. Het kadaster vond het niet nodig hiervan een nieuwe opmeting te doen. Rond 1950 is het westelijke, lage gedeelte gesloopt. In 1964 werden de overige opstallen gesloopt. Bij het station hoorde ook een wachterswoning. Deze werd in 1898 gebouwd, 52 m2 groot. In 1922 is er een opbouw geplaatst, waarschijnlijk verhoogd. Het adres was Bobeldijk 52. In 1967 werd de woning gesloopt. Bewoners van de wachterswoning waren o.a. de familie Van Schie (tot 1958), de familie Wijnker (19581960) en de familie Mullenders (tot 1966). De spoorwegmaatschappij had natuurlijk grond nodig voor de opstallen. Het stuk grond tussen nu Dierenpension Juco en het perceel waar de woonwagen van Dirk Spaans stond, werd verkocht door Teunis Koorn op 10 november 1896 en het perceel ‘Spaans’ door

68  Jaarboek 2010 HKBB

Stationskoffiehuis De Vriendschap van Cornelis Jongewaard rond 1906

De woonwagen (omgebouwde treinwagon) van Dirk Spaans.

Spannend

“In 1960 zijn de bewaakte spoorwegbomen vervangen door halve automatische spoorwegbomen. In het dorp was hier weerstand tegen, in verband met de veiligheid. Wij, de jeugd van het oosten van Bobeldijk, vonden het heel spannend. Het was nu mogelijk om tussen de bomen door over te steken. ’s Morgens moesten we nog braaf wachten totdat het ‘spoorwegmannetje’ (zo werd hij genoemd) de bomen eindelijk weer omhoog wilde doen en ’s middags waren daar opeens de halve bomen. Natuurlijk was het in het begin een gevaarlijke sport om er nog even tussendoor te glippen.”


Willem Nobel Pz. op 20 januari 1897. Op het perceel van Koorn stond ‘de opstal van een houten gebouw, gediend hebbende tot directiekeet tijdens de uitvoering der werken, omschreven in bestek nr. 698/3 (of 5) van de H.IJ.S.M.’ De aannemer van publieke werken Theodorus Verhoeven te Utrecht verkocht dit gebouw in 1899 voor f 1.600,- aan de H.IJ.S.M. In dit gebouw zou later de bekende Bobeldijker stationschef J.P. Janssen gaan wonen. Het pand van grijze houten planken werd gesloopt rond 1924 . Op de oosthoek van de Slagterslaan stond al een paar eeuwen de boerderij “Het Pannenhuis”, waarvan Klaas Waal (gehuwd met Geertje Nobel)in 1897 eigenaar was. De boerderij wordt verkocht aan de H.IJ.S.M. en gesloopt. ‘Half door de boerderij’ loopt nu de spoorsloot naar de brug in de Bobeldijk. De schuur van de boerderij bleef nog wat langer staan en diende mogelijk tot onderkomen van de vele arbeiders die aan de spoorlijn werkten.

De spoorwegovergang richting Berkhout. Links de wachterswoning, rechts het station.

Margreet Vis met dank aan Jan Peereboom

Grootw eg

Wachterswoning

Stationsgebouw Wachterswoning

Perceel Teunis Koorn Perceel ‘Spaans’

ldijk

Bobe Kadastrale hulpkaart nr. 111, maart 1899

Slagterslaan

Directiekeet

Jaarboek 2010 HKBB  69


70  Jaarboek 2010 HKBB


Kamperen tussen de fruitbomen

Toen een van de caravanstallers eind jaren zestig aan Arijan Goudsblom vroeg of hij zijn caravan die zomer niet tussen de fruitbomen mocht zetten, omdat dat hem zo’n ‘fain plekkie’ leek, was het plan voor een camping eigenlijk al geboren. In maart 1970 ging Camping Westerkogge officieel van start. Begonnen met drie hectaren, zou deze in de eenentwintig jaar dat de Goudsblommen hier de scepter zwaaiden, uitgroeien tot tien hectaren. Jaarboek 2010 HKBB  71


De Goudsblommen compleet, v.l.n.r. Arijan, Jan, Emmy, Ger en René.

Bomen rooien.

Loodgieter Henk Meijer legt leidingen.

72  Jaarboek 2010 HKBB

E

igenlijk zou hij boer worden, Arijan Goudsblom, net als zijn opa in Oude Niedorp. Hij kwam uit Alkmaar en stopte op zijn veertiende op de ULO om naar de landbouwschool in Hoorn te gaan. Vier jaar ‘volonteerde’ hij bij Cor Laan in Berkhout. Die woonde naast de fruitkweker Dik, met enige dochter Emmy. De vonk sloeg over tussen Arijan en Emmy en in plaats van boer werd Arijan fruitkweker. Hij volgde de opleiding in Hoorn en Houten en volgde zijn schoonvader op. “Dat was in 1949 en we hebben dat tot 1970 gedaan.” Uitdrukkelijk ‘we’, want ook Emmy werkte altijd volop mee. Het bedrijf ging goed tot in de jaren zestig. “Tot het eind van de FransAlgerijnse oorlog. De Franse planters die uit Algerije kwamen legden in Frankrijk duizenden hectaren golden delicious aan, de markt werd overspoeld. De verbindingen werden beter, er veranderde zoveel.” De klad zat erin en Goudsblom ging op zoek naar andere bronnen van inkomsten. “Wat ik niet allemaal gedaan heb…” In die tijd begon hij met een caravanstalling. “We hadden natuurlijk volop ruimte. Een van die stallers was een accuhandelaar en die adviseerde me accu’s te gaan verkopen. ‘Ik lever ze en jij moet ze verkopen’.” Knabbelhoutjes Na de accu’s volgden de krabpalen en knabbelhoutjes, een idee dat min of meer bij toeval ontstond. “We hadden een mooie rode kater. Op een avond zette die eens lekker zijn nagels in de bank om ze te scherpen. Ik had buiten snoeihout liggen dus ik zei: ‘Wacht, ik pak wel even een stammetje.’ Dat zette ik tegen de bank en alsof ie het begreep, scherpte hij zijn nagels eraan.


De eerste gasten arriveren.

Inderdaad, kamperen tussen de fruitbomen.

Zo kwam ik op het idee om van snoeihout krabpalen te gaan maken. Daar ging ik de boer mee op; dierenwinkels af in de Zaanstreek, Amsterdam, Haarlem, Halfweg.” In een van die dierenwinkels werd gevraagd of hij ook ‘knabbelhoutjes’ had. “Ik had geen idee wat dat waren. Bleken het kleine wilgentakjes te zijn voor papagaaien. Die schillen ze - er zit een bepaalde voedingsstof in - en het was ook een middel tegen verveling. Nou, hout genoeg. Dus dat betekende ’s avonds takjes knippen, zeven in een bosje. En overdag de boer weer op. Het liep erg goed. In een oude schommelwasmachine van buurvrouw Bets heb ik een snoeischaar gelast en daar kon ik de wilgentakken inzetten, die nu automatisch afgehakt werden. Het liep zo goed dat ik het niet meer kon bolwerken. Een neef van me was importeur van hondenmanden en die heeft de verkoop van me overgenomen, zodat ik overdag die bosjes kon maken.” Slapeloze nachten Op een dag vroeg een van de mensen die de caravan bij Goudsblom stalde of hij zijn caravan die zomer niet tussen de bomen mocht zetten. “Eigenlijk lag het zo voor de hand, we zouden een camping beginnen!” Simpel was dat niet. “Alles moest je zelf bedenken. Veel kampeerervaring hadden we zelf ook niet. We hadden wel eens een vouwwagentje gehuurd, maar dat was het. Ik ben toen naar een collega-campinghouder gegaan en heb daar van alles gevraagd. Later kwamen mensen ook wel bij mij, was ik de man die het wist.” Er moesten natuurlijk allerlei vergunningen aangevraagd worden. Bij de gemeente en provincie. “We hadden toen nog burgemeester De Vos en die heeft echt heel erg zijn best voor ons gedaan. Het heeft zeven maanden geduurd

De eerste drie hectaren camping zijn klaar en bezet. Er zouden er nog zeven volgen.

voor we de vergunningen hadden. En dat waren heel wat slapeloze nachten. Er moest bijvoorbeeld een reglement komen, maar wat zet je daar allemaal in? Zat ik ’s nachts om vier uur in de kamer een reglement te schrijven.” Uitbreiding na uitbreiding In maart 1970 was alles rond. Buurman en etaleur John Volmer schilderde de naam op een aanhangwagentje en er was een echt ‘kantoor’. “Een tbc-huisje”, lacht Goudsblom. De camping kon officieel van start. Na advertenties in de krant, ‘staanplaatsen tussen de fruitbomen’, meldden zich de gasten. “We hadden vergunning voor drie hectaren, maar binnen de kortste keren zaten we vol. We vroegen toestemming voor uitbreiding en al snel nog een.” Gasten kwamen uit de hele provincie en vooral uit Amsterdam “Zeg maar gerust zeventig procent. Maar ook vanuit Hoorn kwamen mensen. Die zaten na hun werk hier heerlijk in alle rust. En in het voorjaar en de zomer had je natuurlijk de toercaravans, de vakantiegangers.” Er kwam een winkeltje. Daarna een rijdende winkel, die eerst door zoon Jan en later door schoondochter Lida werd rondgereden. Nog veel later reed Gerard Sas met zijn winkel niet alleen door het dorp, maar ook over de camping. En er kwam De kantine een kantine in het koelhuis, waarin Jaarboek 2010 HKBB  73


gasten eens tegen elkaar hoorden zeggen: ‘Pas op, ik vertel het meneer Goudsblom, hoor.’ Maar dan serieus. “Je moest duidelijk zijn, één lijn trekken.” En zijn vrouw: “En niet bang zijn.” Goudsblom: “Ik heb wel eens een stel midden in de nacht weggestuurd, die maakten het echt te bar. En er was eens een stel dat elkaar met een mes achterna zat. Die heb ik gewaarschuwd: geen flauwekul, anders moeten jullie echt weg.” Meestal ging het allemaal goedmoedig. “Was het bijvoorbeeld: ‘Hé, mevrouw Goudsblom kan die boom niet weg, die bladeren vallen allemaal in mijn drankje’. Ach, dan lachte ik maar. ‘Man als die boom weg is zit je in de volle zon, heb je daar weer last van’.”

Begin jaren 90 was Camping Westerkogge een modern recreatiepark en van alle gemakken voorzien. Ger Goudsblom poseert. zoon Jan een leuke bar timmerde en waarop rietdekker Vis een rieten kap plaatste. Het stelde niet zo verschrikkelijk veel voor, je moest het allemaal zelf maken.” In de naastgelegen wagenloods verrees een echte snackbar. “Zeer tot genoegen van de dorpsgenoten. Mijn vrouw en mijn schoondochter Ank hebben daar heel wat frikadelletjes gebakken.” En er werd van alles georganiseerd. “Daarvoor was er een commissie van campinggasten, de CRO, Commissie Recreatie en Ontspanning. Er heeft bijvoorbeeld wel eens een artiestenelftal gespeeld met Ben Cramer en Peppi en Kokkie. En er werd gevist en gevaren. We maakten vaartochtjes door de polder, ondermeer met de buitenlandse gasten. Dat ben ik altijd zelf blijven doen. Ik heb altijd graag gevaren.” Levenswerk Een levenswerk. “Ja, dat was het”, beaamt Goudsblom zo terugkijkend. “Alles werd zelf bedacht. En we hebben het altijd samen gedaan; met mijn vrouw en ook de drie jongens. Pionieren soms. Bakken van kroketjes in zo’n klein pannetje. Er zijn nog wel plannen geweest om maaltijden te bereiden. Maar het was niet te doen. Later hebben we de kantine helemaal verpacht, het was te intensief.” En hoe ging dat met die Amsterdammers, die toch de naam hebben lastig te zijn? “Ach, daar wen je wel aan. We konden er mee lezen en schrijven”, vertelt mevrouw Goudsblom. Voor de gasten was het altijd ‘meneer en mevrouw Goudsblom’. “Dat gaf een bepaalde afstand. Je moest er ook boven staan, anders gingen ze zo met je aan de loop.” En Goudsblom herinnert zich lachend hoe hij 74  Jaarboek 2010 HKBB

Het dorp Voor het dorp moet het toch wel wat bijzonder geweest zijn in die tijd, een camping in Berkhout. “Ik denk dat het volledig geaccepteerd werd. Ik heb er nooit nare ervaringen of reacties op gehad”, vertelt Goudsblom. Het duurde niet lang of er werden voetbalwedstrijden op de camping georganiseerd met voetballers van VV Berkhout. En de schooljeugd had wel spelletjesdagen op de camping. Later kwam er een tennisbaan en een overdekt zwembad. Faciliteiten waar ook veel Berkhouters gebruik van maakten. Tennisvereniging De Berk speelde er tot ze een eigen accommodatie kregen en veel kinderen hebben in het zwembad zwemles gekregen. Omgekeerd waren er campinggasten die meededen aan het bloemencorso van Berkhout of klaverjasten in de voetbalkantine. Van alles meegemaakt Eind jaren zeventig kwam Ger met zijn vrouw Lida officieel in het bedrijf. “Toen zijn wij verhuisd naar het huis van de moeder van Jan Bregman, dat naast de camping lag. Ger en Lida trokken in de bedrijfswoning en werden bij de directie ‘ingelijfd’. In die jaren werden ook de tennisbanen en het zwembad gerealiseerd. De camping was in de loop der jaren gegroeid van drie naar tien hectaren. In 1980 werd de camping gereorganiseerd. Het hele terrein werd opnieuw ingeplant, de toerplaatsen werden allemaal 100 tot 150 meter groot, er kwam water en elektra op die plaatsen en er kwam nieuw sanitair. Fruitbomen waren er toen niet meer. Berkhout had in die jaren nog geen riolering. “We hadden een eigen, biologische rioolzuivering, de enige in Noord-Holland.” Ze werkten echt met z’n vieren. “We verdeelden het werk en de werktijden”, vertelt mevrouw Goudsblom. “Je maakte lange dagen en je moest gewoon continu bereikbaar zijn. Midden in de nacht kon ook een belletje komen: mijn vrouw is ziek, mijn man is dood. Ja, ook dat hebben we meegemaakt, iemand die hier ’s nachts overleed. De huisarts, dokter

Onderscheiding In 1983 kreeg camping Westerkogge een onderscheiding van de Engelse Caravan Club. Goudsblom: “We waren een van de drie uitverkorenen die tot beste in West-Europa waren gekozen. Waarom we zo goed waren? Het was schoon, de ontvangst was hartelijk en we waren zeer klantvriendelijk. Het was een mooie oorkonde om in het inmiddels professionele kantoor te hangen.”


Samsom, er midden in de nacht bij en ja, ook de begrafenisondernemer. Dat was vreselijk. Het moest wel netjes geregeld worden, het was in het seizoen, er liepen een paar duizend mensen rond.” Van een hele andere orde was een echte campingoverstroming in de jaren tachtig. Goudsblom: “Toen was er echt heel veel regen gevallen, wel zo’n zeventig millimeter. Het parkeerterrein bestond uit kleischelpen, die lieten geen water door en de verharde paden ook niet. Toen hebben er echt wel luchtbedjes gedreven. Verschillende campinggasten hebben toen overnacht op de rand van het zwembad, dat was natuurlijk lekker warm. En bij ons boven en bij Ger en Lida op de logeerkamers sliepen ook mensen.” Stoppen en verkopen In 1991 zijn ze gestopt. Goudsblom: “Ik zei tegen Ger, volgend jaar word ik 65, ik wil wel stoppen. ‘Nou,’ zei Ger, ‘dan moest je de boel maar verkopen.’ Hij wilde het niet alleen doen.” De camping werd snel verkocht. Was dat een hard gelag? “Nee, daar groei je naartoe. En we kregen een mooi leven.” De nieuwe eigenaren wilden er eigenlijk wel direct in. Goudsblom: “Ik zei, dan gaan wij weg, wij redden ons wel. Ger en Lida zijn in ons huis gegaan, zodat de nieuwe eigenaren in de bedrijfswoning konden. Wij hebben toen drie weken in een bungalowtje bij Jan in Andijk gezeten, die beheerder was van het Grootslag. Daarna hebben we nog een paar weken in het huis van een tante gewoond en toen zijn we naar onze boot in Friesland gegaan, daar hebben we drie maanden op gewoond.” Anno 2010 Camping Westerkogge heet nu Park Westerkogge en heeft inmiddels een vierde eigenaar. Het echtpaar Goudsblom woont in Egmond aan Zee, in een appartement aan de boulevard met uitzicht op zee. Ze genieten van de hechte familieband met kinderen, klein- en achterkleinkinderen. Laatst moest Goudsblom naar de tandarts in Hoorn. Op de terugweg reed hij door Berkhout. “Ik zag ons huis te koop staan, aan de achterkant een stuk gesloopt, de tennisbaan weg, het zwembad ook. Nee, het deed me toch niet veel. We hebben het echt achter ons gelaten.” Ria Corveleijn Foto’s zonder naamsvermelding fotograaf komen uit het archief van geïnterviewden.

Een stukje varen met de campinggasten, altijd een succes. Aan het roer Arijan, voor hem, links, Emmy.

Arijan en Emmy Goudsblom zijn na hun pensionering in Egmond aan Zee gaan wonen. (foto Kees Klaver)

Jaarboek 2010 HKBB  75


Zo ging dat vroeger - Er zijn in de loop der tijd nogal wat beroepen en ambachten verdwenen. Ook vakantiewerk. Vroeger lag de jeugd massaal op de bouw om ‘bollen te rôden’. Aad Schuijtemaker ook. Hij neemt ons mee terug naar de jaren zestig.

Bollerôderstoid De band Oôs Joôs zingt erover: De kruipersbroek van zolder Moindert start de Holder We kenne meist niet wachte ’t Is weer bollerôderstoid

De sleuf

Ik denk terug aan de grote schoolvakanties, die bijna volledig opgingen met het liggen in de sleuf. Hordes jongelui kwamen op de fiets uit Hoorn om wat zak- en vakantiecentjes te verdienen.

D

rie broers Smits runden een bollenbedrijf aan het Oosteinde 123 en, zoals de hiërarchie wil, startte de oudste, Jan, elke ochtend de Holder. Hij was de ploeger en had de regie over het buitengebeuren. Ab, middelste, was de regelaar van het transport, en de jongste, Dirk, leidde het skuurgeheel: pelle, sortere, en den nag telle. Als de vraag kwam waar je aan het rapen was, dan antwoordde je: “Bij Rooie Jan (Smits).” Dat mocht ik van mijn moeder niet zeggen: “Dat zijn mensen met kastanjebruin haar.” De werktijd was van zes uur ’s ochtends tot zes uur ’s avonds. In den beginne moest het bioritme hieraan wennen, met tevens een behoorlijke aanslag op rug en knieën. Tjonge, wat kon je in het begin uitkijken naar negen uur, koppiestoid. Een half uur even geen bollen. Gezeten in de modder, leunend tegen een wagen- of trekkerwiel, at je je meegenomen broodjes. De koffie kregen we van de familie Smits, die de thermoskannen naar het gehuurde land bracht. Het mooie van werken is schaften. Voor het schaften deden de gebroeders Smits een mompelend gebedje, lichtten hun pet even op en namen daarna pas een hap uit hun dubbele stik. ’t Zontje skoint erop Als een stuk land niet eerder voor bollen was gebruikt, had je een zeer prettig grondje. De rulle grond vergemakkelijkte het rapen en je kon de rug rechten en de benen strekken bij een padje. De bovenste lichaamshelft raakte soms erg bruin gekleurd. Af en toe hoopte je dat het ging regenen, want dat betekende schuilen en gezellig keuvelen onder de wagen of, als er een was, in een boetje. Eerst liet je je nog wat nat regenen, maar als het ‘schuilen!’ klonk, was het rennen. De regenjassen lagen natuurlijk altijd elders en dus werd je toch nat. 76  Jaarboek 2010 HKBB

Dirk Smits (vaste ploeger Jan had schuurdienst) ploegt de bollen er uit met de Holder.

Samen kisten tillen.


Tegen half vijf ’s middags stond Ab op om de wagen te gaan laden. Je smeekte bijna of hij ook jouw kant op keek om hem daarbij te helpen. En je was zeer vereerd, als hij je vroeg of je ’s avonds ook nog een paar uur wilde laden en lossen. Hier voif bunder, duizend roed in het Westeinde De broers hadden ook nog duizend roed in het Westeinde, een oud bouwtje omgeven door sloten en alleen met de boot bereikbaar. ’s Morgens met de polderschuit erheen en ’s avonds vol bollen weer terug. Soms moest je de bollen uit de kluiten wroeten. De trappelendjes gewoôn nag met ’t skoppie. De Holder met kar bracht de volle bakken naar de schuit. Wat moesten er toch een handelingen verricht worden om deze bollen op de tafel aan het Oosteinde te kieperen: de moide, die gaan pelle. Op de duizend roed was geen toiletgroep, dus de kant van de sloot was de voorziening voor de grote boodschap. De hoge nood van Ab kwam mij ter ore, doordat we naar elkaar toe raapten. “Ik moet even de bruine hond verzuipen”, zei hij. Over deze term moest ik toch even nadenken, maar toen hij even later diep gebogen in de walkant zat, viel het muntje. Ook nog piepers rapen Na de bollen nog een dag of vijf piepers rapen. Deze werden door een machine achter een trekker uit de ruggen getrild, zodat ze boven op de modder kwamen te liggen. Met z’n tweeën een kist, die tussen elkaar in meegetrokken moest worden, ieder een eigen regel meenemend. Je kreeg 35 cent de kist, dat was altijd een leuk financieel toetje van het raapseizoen. Op een dag spraken we af wie de volgende dag de meeste kisten zou doen. Siem Loos en zijn broer, tegen Piet Kollis en mij. ’s Morgens om half vijf lagen we al tussen de piepers, koppiestijd tien minuten, tussen de middag een half uur in plaats van een uur, en ook nog eens een snikhete zomerse dag. Het middagkoppie toch maar het gebruikelijke half uurtje en om half vijf ’s middags het end in de bek. De laatste kisten hebben we gedaan in een tempo waarbij een slak zich nog superieur zou voelen. Na het avondeten jezelf toch maar op de fiets hijsen om naar het prachtige openwaterzwembad de Grote Kei te gaan en je met vele collegarapers en -pelsters lekker schoon te spoelen, waarbij de drijvende zeepbakjes niet ontbraken. Je verdiende loon De genoegdoening kwam altijd op zaterdagmiddag om een uur of vier: je loon incasseren. Gezellig met elkaar gezeten aan de keukentafel onder het genot van een frissie of voor de ouderen een biertje. Dan kwam de grote dikke portefeuille op tafel. Niks geen muffe, steriele bruine loonzakjes, handje contantje! De oudste, Jan, betaalde uit. Zijn grote handen hoorden eigenlijk meer in de klei, misschien vandaar dat er alleen in ronde bedragen werd gerekend, niks geen klein muntjeswerk. Als iedereen zijn ‘zijn verdiende loon’ had gekregen, was er als geldelijke afsluiting nog de vraag: “Ab en Dirk, hebben jullie nog huishoudgeld nodig?” Terugfietsend met die briefjes op zak voelde je helemaal geen fysieke ongemakken meer. Maar wat was het weer snel maandagochtend zes uur. Tekst: Aad Schuijtemaker Beeld archief familie Smits (foto’s dateren uit 1989)

Het ‘skuurgeheel’.

‘De moide die gaan pelle’. Links Mart, de vrouw van Ab.

De bollen worden door Peter Roelofsen, schoonzoon van Jan, naar grootte gesorteerd.

Ab en Jan achter de telmachine.

Jaarboek 2010 HKBB  77


Jan Blokker diende drie-en-een-half jaar in Oost-Indië

Soldaat in de tro De Tweede Wereldoorlog eindigde in 1945, maar voor het Nederlandse leger begon toen de strijd in ‘ons’ Oost-Indië waar Soekarno de onafhankelijkheid uitriep. Een Nederlandse troepenmacht moest de orde herstellen. Soldaat Jan Blokker uit Berkhout verruilde de polder voor de sawa.

78  Jaarboek 2010 HKBB


open E

lke generatie heeft z’n eigen periodes die, vooral met het klimmen van de jaren, sterk in de collectieve herinnering zitten. Dat geldt zeker voor de periode 1940-45, de Tweede Wereldoorlog, en de daarop volgende aanwezigheid van het Nederlandse leger in Oost-Indië. Jonge jongens van een jaar of twintig, veelal dienstplichtig, vertrokken na 1945 naar (ons) Oost-Indië, het tegenwoordige Indonesië. Ze werden daar naartoe gestuurd door de Nederlandse regering om, na de Japanse bezetting, de vrede én het Nederlandse gezag te herstellen. Achteraf gezien kwamen die jongens terecht in een geregelde oorlog tegen Indonesische guerrilla’s die hun land wilden bevrijden van buitenlandse overheersers. Van de 100.000 Nederlandse jongens die daar vochten - en waarvan er 6000 sneuvelden - was Jan Blokker uit Berkhout er een. Begin 1946 werd Jan, 20 jaar oud, opgeroepen voor z’n nummer als dienstplichtig soldaat. In 1942 hadden de Japanners ons Indië bezet. In 1945 werden ze verslagen door de geallieerden en op 17 augustus 1945 riep Soekarno, de latere president van Indonesië, de onafhankelijkheid uit. De Nederlandse regering stuurde daarop een troepenmacht naar Oost-Indië. En zo rolde Jan in een oorlog zonder dat hij daar verder veel weet van had.

Holland trouwens behoorlijk slagzij maakte toen 3.000 jonge mannen naar bakboord renden, omdat van de andere kant een schip met Nederlandse vrouwen onderweg naar Nederland passeerde. Bij het passeren van de evenaar op de Indische Oceaan werden de mannen door Neptunus gedoopt. Een van die dopelingen was sergeant Jan Blokker, commandant van een peloton van twaalf soldaten, die in Indië te horen zou krijgen welke taken ze moesten verrichten. Dichtbij de hoofdstad Batavia, in Tandjong Priok op het eiland Java, werd voet aan wal gezet. Hier kregen de mannen eerst bijscholing. De opleiding tot infanterist hadden ze al in Nederland gevolgd. Nu werden ze omgeschoold tot specialisten bij de MUOD, de munitieopruimingsdienst. Na deze opleiding kwam Jan met een sectie van twaalf soldaten te liggen in een kazerne in Bandung, 300 km van Batavia. Bandung was een Nederlands bestuurscentrum met mooie koloniale gebouwen in een rijke omgeving met veel theeplantages. Het kazerneleven in Indië was anders dan in Nederland, minder strak. Opstaan en appél klinken nog een beetje als Nederlands soldatenleven, maar als er niks te doen was, kon je doen wat je wilde, zwemmen of klaverjassen bijvoorbeeld.

Drie weken op de boot Op 6 november 1946 vertrok hij met het stoomschip de Nieuw Holland, samen met 3.000 andere dienstplichtigen, voor de reis van drie weken naar Oost-Indië. Zijn moeder vond het op z’n zachtst gezegd niet leuk dat haar enigst kind naar de Oost vertrok, waar allerlei gevaren en verleidingen haar zoon bedreigden. Maar ja, voor jonge jongens lokte juist het avontuur (en de verleidingen!). Oost-Indië lag 10.000 km van huis. Een land waarvan je eigenlijk iets meer wist dan niks en de vijftien woorden Maleis die je vooraf leerde waren ook al niet de meest nette. De reis ging via het Suezkanaal, waar de Nieuw

Het stoomschip Nieuw Holland bracht Jan naar Oost-Indië. De reis duurde drie weken. Jaarboek 2010 HKBB  79


De munitieopruimingsdienst aan het werk. Linksboven en dan met de klok mee: bommen trekken bij Tj. Poeru; een lorrie vol bommen; Jan (rechts) poetst zijn wapen; het peloton met op de onderste rij, tweede van links, Jan.

De werkzaamheden werden nauwgezet bijgehouden in schoolschriften

Mijn- en munitieopruiming Buiten dit kazerneleven, dat dus best vol te houden was, werden ook de echte taken uitgevoerd: mijn- en munitieopruiming. Meestal bommen en granaten die door de Jappen achter waren gelaten, bommen met 50 tot soms wel 800 kg springstof. Spannend was altijd of er ontstekers in die bommen zaten, want dat kon zorgen voor een spontane ontploffing. Spannend was ook, hoewel Jan en zijn maten niet in directe gevechtssituaties zaten, de mogelijkheid dat je in het vizier kwam van een guerrilla. Dat betekenden altijd wachtlopen als 80  Jaarboek 2010 HKBB

je op patrouille was. Het wapentuig werd verzameld en de lucht in geblazen. Dit sloeg kuilen waar met gemak tien drietonners in gingen. Soms werd een schip volgestouwd met bommen en de zee opgesleept. De marine blies dan de boel op. Heel speciaal waren de Japanse veldflessen die door de Jappen gevuld werden met springstof. Deze flessen werden door kamikaze-soldaten voor de buik gehangen bij zelfmoordacties. EĂŠn keer per week mocht je een brief naar huis sturen op veldpostpapier. Dat waren dus 52 brieven per jaar. Toch een hele klus. En het


Genoeg vrije tijd in Oost-Indië. Foto boven Jan (linksboven) in het Decapark in Batavia. Op de foto rechts Jan (rechts) met collega Vuurens in de betjak. Foto onder het voetbalelftal waarmee Jan (midden rechts) kampioen werd.

Jan werd bij terugkomst onderscheiden met het Ereteken voor orde en vrede.

thuisfront verwachtte natuurlijk wel elke week een brief over het wel en wee van hun zoon. Voor een deel werd dat opgelost - dat briefschrijven- door hele grote letters te gebruiken. Dat vulde lekker op. Liever ging je naar de bioscoop of naar de pasar in Bandung, waar over elke prijs onderhandeld moest worden, zelfs voor een pakje sigaretten of een pakje shag. En een goedkoop vervoermiddel was de betjak. Ook werd er gevoetbald. Hele competities werden afgewerkt. De club van Jan - op de plaats van linkshalf in een 3-2-5 systeem - werd één keer kampioen. En dan waren er de dagelijkse

Ondanks een wat zuinig kijkende koningin Wilhelmina, verdiende Jan goed als sergeant.

werkzaamheden: schoenen en koper poetsen, koppelstukken insmeren met blanco, je geweer uit elkaar halen en oliën. Maar de was ging de deur uit. Daarvoor huurde je met een man of drie een baboe. Zij fungeerde ook een beetje als taallerares, van haar ving je de meeste woorden Maleis op. En alles kostte een drol, zegt Jan. Van de maandelijkse wedde van f 300 - een sergeant kreeg wedde, een gewone soldaat kreeg soldij - ging f 200 naar huis op een spaarboekje. Na Bandung kwam Jan te liggen in Medan op Sumatra en op Sabang, een eiland voor de kust van Sumatra. Ook daar bleef zijn werk het Jaarboek 2010 HKBB  81


Jan Blokker

Geboren en getogen Berkhouter, wie kent hem eigenlijk niet? Als speler van voetbalvereniging Berkhout gedurende de jaren 50; een carrière die pas werd afgebroken toen hij op 63-jarige leeftijd een been brak. Nu staat hij, 85 jaar en stemvast, vooraan in het smartlappenkoor. Midden in de oorlog, op zijn zeventiende, deed hij examen en moest zich meteen verborgen houden. De Duitsers hielden regelmatig razzia’s en pakten vooral jonge mannen op die in Duitse fabrieken moesten werken. Op een dag werd meester Bergsma tijdens zo’n razzia gepakt. Jan vluchtte de tuin in van de gebroeders Dik (waar nu het vakantiepark is). Daarna sliep hij met regelmaat in een hooimijt om niet onverwacht in z’n slaap verrast te worden. Jan gaat in 1930, vijf jaar oud, naar de school van meester Bergsma en, zoals toen heel gewoon was, moest hij als schooljongen meehelpen op het bedrijf van z’n vader, die een bouwtje had met een paar hectare bieten en wortelen. Eind jaren 30 ging Jan naar de middelbare tuinbouwschool en ‘s avonds studeerde hij boekhouden, talen en economie aan de handelsavondschool. Na zijn tijd in Indië ging hij aan de slag op het tuindersbedrijf van zijn vader. Door kleine tuinders werd veel bijgeklust om het hoofd boven water te houden. Zo kwam Jan zelfs als fotomodel terecht in een lijvig boekwerk over baggeren, geschreven door Ko Conijn en gefotografeerd door Piet Beemsterboer. In de loop van de jaren 60 en 70 en stopten veel kleine zelfstandige telers. Zo ook Jan, want ‘het was ploeteren voor even meer dan niks’. Dus toen hij, al ruim in de veertig, als opperman, hovenier en later bij verkeer en verlichting van de gemeente Hoorn aan de slag kon, was de keus snel gemaakt. En daar heeft hij nooit spijt van gehad: f 300 in de week en nog twaalf dagen vakantie ook! Zo goed kreeg hij het en dat is ook zo gebleven.

opruimen van bommen en granaten. Voor de mannen te velde was de informatie over het verloop van de oorlog zeer summier. Het kwam dan ook als een grote verrassing dat Nederland, onder druk van de Verenigde Staten, op 29 december 1949 de onafhankelijkheid erkende van wat voortaan Indonesië zou heten. Hiermee kwam een einde aan 350 jaar Nederlandse aanwezigheid in de Oost.

De ontvangst bij terugkomst was groots De terugkeer gaat met het Franse troepenschip La Gazelle en op 30 april 1950 arriveert de dan 25-jarige Jan Blokker weer in Nederland. Van de Nederlandse regering kreeg hij een eremedaille, zes weken vrij reizen en een tulpenteeltvergunning voor 70 Rijnlandse roe. De ontvangst met erepoorten in Berkhout was groots, maar het was wennen in Nederland. De overgang van het avontuur, de jongens-onderelkaarsfeer, de ruimte en verantwoordelijkheid die je kreeg in Indië en het prachtige landschap naar het benepene van Nederland was groot. Maar je moest wel, in de woorden van Jan. Er moest geld verdiend worden, want Nederland was nog steeds bezig te herstellen van de Tweede Wereldoorlog en de oorlog in OostIndië. Jan gaat bij zijn vader aan de slag en het is al gauw werken, werken en nog eens werken; terug in het oude ritme. Het was een zuinig leven in die jaren. Een mooie financiële opleving was de oproep voor herhaling - de koude oorlog tussen het Westen en het communistische Rusland woedde in volle hevigheid. Deze herhaling leverde f 300 op en daarvoor werd een wasmachine gekocht. Tekst: Kees de Jong Foto’s zonder naamsvermelding fotograaf komen uit het archief van geïnterviewde.

Jan Blokker anno 2011 (foto Gretie Stelling) 82  Jaarboek 2010 HKBB


toen...

Oosteinde ter hoogte van de Hulkerweg

nu Foto boven: ansichtkaartencolectie van Jan Blokker Vzn, foto onder Gretie Stelling.

Jaarboek 2010 HKBB  83


De schoolfoto van...

Piet Kollis Eerste klas openbare lagere school Berkhout

Op de voorste rij, van links naar rechts: Meta de Weerd, een nicht van Henk, Jan en Bert de Weerd. Daarnaast Jaap Langeberg, ‘kleine Jaap’, woont nu in Avenhorn. Dan Trijnie Hart, getrouwd met Ed Oud van het sonderingbedrijf Geomechanica. Naast Trijnie Tineke Smit, dochter van Klaas Smit. Klaas was een echt dorpsfiguur, actief in verenigingen. Hij had een verzekeringskantoor en zijn zoon Cees werd later makelaar. Ze woonden tegenover boerderij De Ridderhoeve in ‘De Berk’. Naast Tineke staat Tiny Koeman, zusje van Piet van het kraanbedrijf, ze had een soort spierziekte. Dat was een bepaald gen dat in die familie voorkwam, alleen de meisjes hadden dat. Er was al eerder een zusje door overleden, dat is maar negen jaar geworden. Tiny werd tweeëntwintig, toen ze ouder werd, vielen steeds meer functies uit. Daarnaast staat Nelly Wittebol uit de Baarsdorpermeer. Dat was een nogal jongensachtig meisje, speelde ook liever met jongens. Dat mocht. Naast Nelly Anneke Koe84  Jaarboek 2010 HKBB

1957

doder, die woonde aan het Westeinde. Anneke werkte later in de Westfriese werkplaats. Tweede rij: Sjaantje van der Velde, dochter van Willem – ja, die altijd op de brug stond op het Oosteinde. Daarnaast Tiny Jonker uit de Baarsdorpermeer, bekend van toneelvereniging Kunst naar Kracht, woont nu in Grosthuizen. Verder: Klaas den Ouden, woont tegenwoordig in Avenhorn en is vrachtwagenchauffeur; Simone Neij, woonde waar nu Tjibbe Bijlsma woont aan de Kerkebuurt. Dan Juf Liefaard. Ze kwam in de loop van het schooljaar; op de ulo (uitgebreid lager onderwijs, red.) kreeg ik les van haar vader. Naast de juf Gerda Spaander van de boerderij op het Westeinde, ‘kippentotje’ noemden we haar. Een beetje vervelende bijnaam, geen idee waar dat vandaan kwam. Daarnaast Siem Wit uit Bobeldijk en Jannie Meijer van de Slagterslaan; die hadden meer meisjes. Een zusje woont nog boven de praktijk van tandarts Van der Oord en een ander in Bobeldijk. Waar Jannie woont, weet ik niet.


Derde rij: Sietse en Jan van der Heide. Hun vader was boerenwerkman. Later verhuisde hij van het Oosteinde naar Bobeldijk en was dé fietsenmaker. Anita van Tol staat ernaast. Die woonde in het begin van Berkhout op het Oosteinde, zus van Henri van Tol. Het was een groot gezin. Hun huis heette ‘De Veenhoop’. Daarnaast Jan Naber van het transportbedrijf aan De Hulk. Jan was nogal een bolleboos, is later naar Philips gegaan. In de tweede klas werd hij uit de klas gehaald, omdat zijn vader in Duitsland was verongelukt. Zijn moeder runde het bedrijf erna. Dan Engel Stoffers, zijn bijnaam was ‘Boon’. Ook geen idee waar dat vandaan kwam. Hij woont nu aan de Slagterslaan. Dan Marianne Broertjes uit Bobeldijk en Piet Wierbos van de Slagterslaan, hij woont nu in Stompetoren. Helemaal rechts Luco Meijer, zoon van Broer Meijer van het vrachtrijdersbedrijf. Luco is hoofd van de tuinen- en plantsoenendienst in Koggenland. Achterste rij: Kees Edam, die had de bijnaam ‘Kachel’ of ‘Knal’, weer geen idee waar dat vandaan kwam. Volgens mij woont hij nu in Spierdijk. Daarnaast Piet Arentsen, bekend van het postkantoor. Dan Tiny Binnema, volgens mij werkte haar vader bij de melkfabriek. Achteraan staan twee meisjes Wijdenes, de een staat naast Tiny Binnema, de ander helemaal rechts. Ik weet hun namen niet meer, de eerste heette volgens mij Tiny. Ze woonden in De Hulk, richting Hoorn bij het gemaal. Naast het eerste meisje Wijdenes sta ik, daarnaast Wim Nobel, die is boer en woont in Bobeldijk en daarnaast dus dat andere meisje Wijdenes. Zitten blijven “Wat me opvalt, is dat ik wel met een heel ander groepje geëindigd ben in de zesde klas dan waarmee ik in de eerste begon. Er bleven onderweg nogal wat kinderen zitten. Dat hoor je tegenwoordig niet vaak meer, maar toen was dat heel gewoon. Het was goed of niet goed, tegenwoordig is het vaak nog ‘een beetje goed’ en ja, dan blijf je niet zitten. Ik heb wel een leuke lagereschooltijd gehad. Hoofd was eerst meester Eecen, later Daan Gillissen. In de tweede klas kreeg ik juf Hooier, die kon absoluut geen orde houden, en meester Hartendorp. Juf Wiersma was de juf van de derde klas, die bracht ons liefde voor de natuur bij. Die derde was volgens mij een combinatieklas met de vierde. In de vijfde klas kregen we meester Blom, die zat helemaal achter in de school, en in de zesde meester Gillissen. Kinderen van het dorp die katholiek waren gingen in De Goorn naar school of Hoorn. Dat ging toen zo. Oud papier Achter op het schoolplein stonden grote bakken waarin het afval werd verbrand. Er was ook een oud houten gebouw, ik geloof een oud gymlokaal. Dat stond helemaal vol met oud papier - misschien wachtten ze op

een betere oud papierprijs, geen idee. Daar mochten we natuurlijk helemaal niet komen, maar we hadden er hele gangen in gemaakt. Dat was trouwens niet in de eerste klas, maar later. Gymmen deden we in de kolfbaan bij café De Ridder St. Joris. En ieder jaar gingen we op schoolreisje, met de bus, en dan natuurlijk achterin zitten! Waar we naartoe gingen, weet ik niet meer. Wel dat we in de zesde klas vier dagen naar een jeugdherberg bij Arnhem gingen. Hekel aan school Zelf ging ik na de lagere school naar het vglo (voortgezet lager onderwijs, red.) en daarna vier jaar naar de ulo. Ik zou toen naar de driejarige middelbare tuinbouwschool gaan, maar bleef in de eerste klas zitten. Toen ben ik overgestapt naar de tweejarige. Ik had een hekel aan school, maar ja, het moest. Na mijn schooltijd wilde ik reizen. Ik zou drie maanden naar Engeland gaan om eerst goed Engels te leren. Dat werd een half jaar. Daarna ben ik op reis gegaan en heb veel gezien. Ik heb gewerkt in een Kibboets, ben in Griekenland geweest, dwars door Turkije gereisd, en onder andere in Afghanistan, Pakistan, Indië, Singapore, Maleisië en Sumatra geweest. Ik was anderhalf jaar weg. Toen ben ik vrachtwagenchauffeur geworden. Ik wilde internationaal rijden, maar moest eerst in Nederland ervaring opdoen. Ik heb toen negen maanden kaas gereden voor Naber uit De Hulk. Ik ben acht jaar chauffeur geweest. Daarna heb ik van alles gedaan, onder meer in de haven gewerkt. Tot ik chef expeditie werd van Norwegian Talc, een bedrijf waar dolomiet werd gemalen. Dat heb ik veertien jaar gedaan. En daarna bleken mijn oude diploma’s nog van pas te komen: ik heb nu sinds twaalf jaar een hoveniersbedrijf. Contact met kinderen uit die klas heb ik nauwelijks. Nou ja, Piet Arentsen zie ik nog wel eens en Jaap Langeberg is medeclublid van de biljartvereniging. Ria Corveleijn Beeld archief Piet Kollis

Piet Kollis (foto Gretie Stelling) Meedoen aan deze rubriek? Neem contact op met de redactie: redactie@hkbb.nl. Let op, de klassefoto moet minimaal 25 jaar oud zijn. Jaarboek 2010 HKBB  85


“Iedereen vond dat we naar een negorij gingen. Op mijn verjaardag kreeg ik klompen, een schep en een gieter“ 86  Jaarboek 2010 HKBB

Henk en Tiny Lisman (foto Gretie Stelling)


De eerste ‘import’ Woningnood in Amsterdam, het platteland biedt uitkomst

Halverwege de jaren zestig kwam in Berkhout de eerste nieuwbouwwijk: Dirk Laan-, Willem Clay- en Jan Kampstraat. Makelaar Sietsma Groot adverteerde dagelijks in de krant om de huizen te verkopen. In Amsterdam was de woningnood hevig, voor veel Amsterdammers een huis op het platteland dé uitkomst. Henk en Tiny Lisman waren twee van die Amsterdammers en een van de eerste stellen die vanuit Amsterdam naar Berkhout verhuisde.

“W

e waren al drie jaar getrouwd en woonden in bij de moeder van Henk, in de Soerabajastraat in Amsterdam-Oost”, vertelt Tiny. “We hadden twee achterkamertjes, geen keuken, mijn schoonmoeder kookte. Kans op een huis hadden we niet. Je moest eerst een kind hebben, dan kreeg je een urgentieverklaring. Met één kind had je recht op een tweekamerwoning, met twee kinderen pas een driekamerwoning. Mijn schoonzusje had er met twee kinderen gewoond, die werd er gek van, dat wilden we niet. We hadden weleens bij het CBH (Centraal Bureau Huisvesting) geïnformeerd maar

Jaarboek 2010 HKBB  87


Maart 1966, een nog eenzaam huizenblok. Het tweede huis rechts is van Henk en Tiny. we kwamen nooit aan de beurt, gezinnen met kinderen gingen altijd voor.” Waar ligt Berkhout? Om zich heen hoorden ze verhalen van mensen die een huis kochten. Als je bereid was uit Amsterdam weg te gaan, zou dat een optie kunnen zijn. “Eerst wilden we er niets van horen. Zeker de rest van ons leven dubbel liggen om het huis af te betalen. En dan ook nog je eigen huisbaas zijn, als er iets stuk was, draaide je er zelf voor op. Maar we wilden wel erg graag een eigen huis.” Ze keken in Broek in Waterland, waar de huizen met 65.000 gulden veel te duur waren. En ze keken in Purmerend waar de huizen, 45.000 gulden, nauwelijks een tuin hadden. “We lieten het maar weer op zijn beloop.” Maar ja, ze liepen tegen de dertig, wilden wel graag een gezin. Toen lazen ze, het was 1965, een advertentie in de Volkskrant. “Eengezinswoningen van 28.000 tot 32.000 gulden in Berkhout.” Tiny: “Berkhout waar lag dat in godsnaam? We dachten eerst aan Brabant, maar het bleek dus vlakbij Hoorn.” Het was een advertentie van makelaar Sietsma

88  Jaarboek 2010 HKBB

Groot en die hield een informatieavond in De Roode Leeuw op het Rokin in Amsterdam, tegenover de Bijenkorf. Daar gingen ze naartoe. Henk: “Meneer Sietsma was er en Cor Groot. Ze hadden tekeningen van de huizen die gebouwd zouden worden en zelfs al een formulier voor een hypotheekaanvraag.” Ze besloten in Berkhout te gaan kijken. Met de bus er naartoe, onderweg nog ergens overstappen. Tiny: “Hier in de buurt was nog niets. Nou ja, de huizen in de Reindert Visserstraat stonden er al en verderop stonden twee blokjes huizen van de Dirk Laanstraat, waar Harry Roos, de kapper, heeft gewoond, maar verder was er nog niets. Een stukje grond met wat opgespoten zand waarvan je dacht: moeten daar al die huizen komen?” Ze dronken koffie bij Barten, de uitbater van café De Ridder St. Joris destijds, en gingen met de bus terug. Dit moest het worden, een leuk huis met een tuintje voor en achter. Een middenwoning Ze kozen een huis midden in de Willem Claystraat, geen last van de wind voor of achter en dan een middenwoning, dat scheelde in stookkosten. Financieel was het ook alleszins


haalbaar. Henk: “We hadden al die jaren flink gespaard, er stond wel zo’n tienduizend gulden op het boekje, dus we hoefden maar een hypotheek van 18.000 gulden te hebben. Dat kon dertig jaar vast tegen 6,25%. Als we iets eerder waren geweest was het zelfs 5,75% geweest. Dat werd een lachertje toen de rente in de jaren zeventig wel dertien en veertien procent werd.” De huizen werden gebouwd door aannemer Jan Hoogland, op naam van Jan Brandt, die de goede papieren had. Negorij Tiny: “Mijn vader waarschuwde: ‘Kind weet wat je doet, iedere dag die reis, nu moet je nóg vroeger op.’” Henk: “Iedereen vond dat we naar een negorij gingen. Op mijn verjaardag kreeg ik klompen, een schep en een gieter” Het huis waar ze eerst hun zinnen op hadden gezet, staat een blokje verder. “We kregen een brief, telefoon hadden we nog niet, met de vraag of we in een ander blokje wilden wonen, dan was daar alles verkocht en kon binnen twee weken met de bouw worden begonnen. Dat wilden we wel, des te sneller konden we erin.” Ze gingen regelmatig kijken hoe de bouw vorderde. Tiny: “Tussen de blokjes zou een tussenpad komen naar het achterpad. Maar de mensen die daarnaast woonden waren bang voor overlast. Toen is dat, overigens zonder overleg met de anderen, geschrapt. Ik heb toen trouwens nog voor elkaar gekregen dat een slaapkamerdeur omgezet werd. In de slaapkamers gingen de deuren naar binnen open, maar in het kleinste slaapkamertje betekende dit dat er amper een bed zou kunnen staan. Toen Jo Roelof Zeeman, die het plan ontwikkeld heeft, hier een keer liep, heb ik hem gevraagd of die deur omgezet kon worden. Hij vond het onzin, maar toen we een paar dagen later kwamen, ging de deur naar buiten open. Trouwens in alle huizen.” Koning te rijk In juni 1966 zou het klaar zijn en dat was het ook. “We zouden vloerbedekking krijgen, dat hadden we gekocht bij Nijdam op de Grote Noord. Daarvoor moesten eerst boardplaatjes

getimmerd worden als ondervloer. We gingen op zaterdag naar Berkhout en bleven dan slapen, konden we op zondag snel doorgaan. Dat was dus kamperen. We hadden een paar stretchers neergezet en ik had een butagasbrandertje om thee te zetten en eieren te koken. Op onze trouwdag, 11 juli, zijn we erin gekomen. We waren de koning te rijk. Kinderen van nu kunnen zich niet voorstellen hoe dat voor ons was, een eigen huis, een eigen voordeur, de luxe van een douche. In Amsterdam gingen we naar het badhuis op het Javaplein. En dan die stilte, heerlijk.” Henk: “Toen was het ook nog echt stil, dat is door de jaren wel veranderd. De snelweg hoor je altijd.” Het was meteen een gezellige straat. Tiny: “Van alles door elkaar, niet alleen Amsterdammers. Maar wel kwam bijna iedereen, misschien op twee na, van buiten Berkhout. Op zondagmiddag, als het mooi weer was, werd er gewandeld door de mensen uit het dorp en naar binnen gekeken. Ik denk dat ze wel nieuwsgierig waren hoe we erbij zaten. Op een middag, we zaten achter in de tuin, een weelde waar we erg van genoten, stond iemand echt met zijn neus tegen het raam naar binnen te kijken. Er was ook een oude baas, Jellema, die altijd tips had, als we in de tuin aan het werk waren. Al konden we dat Westfries in het begin niet echt goed verstaan.” Henk: “Ik moest vaak denken aan het boek van Kortooms, waarin een iemand tegelijk kapper, kruidenier en postbode was. Dat maakten wij hier ook mee. Zoef de Haas van het postkantoor bracht de post, maar was ook timmerman.” Vertrouwen Tiny: “Toen we hier kwamen wonen was het WK Voetbal. We hadden geen tv en het idee dat Henk een wedstrijd zou moeten missen… Toen hebben we bij Jan Altena voor 25 gulden een tv gekocht en die mochten we nog in delen betalen ook. Ik weet ook nog dat we een keer een feestje hadden en ik in een winkel in Hoorn niet kon kiezen uit twee jurken. Ik kreeg er drie mee, kon ik thuis kijken wat mijn man ervan vond en dan beslissen, zonder vooraf te betalen. Nou, dat vertrouwen van de mensen dat vond ik echt heel bijzonder. En de service

Jaarboek 2010 HKBB  89


ook. Er was toen nog geen aardgas, we hadden butagas en dat was altijd zondagmorgen op, als Henk met ingezeept hoofd onder de douche stond. Dan moest je even de fles schudden en dan was er nog net genoeg om te spoelen. Dan fietsten we naar Henk Meijer, we hadden nog steeds geen telefoon, en die bracht dan, ja, ook op zondag, even een nieuwe fles.” Aanpassen Wat ze ook heel leuk vonden was dat iedereen gedag zei. Tiny: “In het begin dacht ik nog dat mensen wisten waar we woonden en het daarom deden, maar we kwamen er snel achter dat het een mooi gebruik was.” Henk en Tiny wilden zich graag aanpassen. “Als je ergens bij wilt horen, en dat wilden wij, moet je je best doen en je aanpassen. Dus is Henk een blauwe maandag lid van de gymnastiekvereniging geweest, tot problemen met een meniscus daar een eind aan maakten.” Tiny werd ook lid van Olympia en kwam in contact met echte Berkhouter vrouwen als Ank Coevert en Tiny Bregman. Ze had in Amsterdam altijd gehandbald en later ook gevolleybald en wilde dat in Berkhout ook doen. “De dichtst-bijzijnde handbalvereniging was SEW in Nibbixwoud en dat was te ver ’s avonds op de fiets naar de training. Wel bleek er in Berkhout een volleybalvereniging te hebben bestaan. Er kwamen veel nieuwe jonge mensen bij ons in de straat en na wat lobbyen is er een informatieavond geweest om te kijken of er een herstart kon komen. Ook jongelui uit het dorp sloten zich aan. De oude penningmeester, Klaas Smit, had nog een spaarbankboekje, zodat wij eind 1966 weer konden starten met volleybalvereniging De Treffers. Ik werd de nieuwe penningmeester en ben dat vijfentwintig jaar gebleven. Later werd Henk penningmeester van Olympia en bleef dat zestien jaar.” Forensen Intussen werkten Henk en Tiny die eerste jaren in Amsterdam. Een auto was er niet. Wie had er in die tijd nou een auto? Niemand in de straat. “Ja, een buurman Steinhart, die was vertegenwoordiger en had een lelijke eend, maar de straat was verder leeg. Het was met de fiets naar Hoorn en daar met de trein naar Amsterdam. Toch gauw een reis van anderhalf uur. Dat betekende ’s avonds aardappelen schillen, groenten schoonmaken, zodat je dat zo op kon zetten als je thuis kwam. ’s Morgens hadden we de trein van half acht.” Tiny heeft een jaar heen en weer gereisd, tot ze in 1967 zes maanden zwanger was van Rico, die in 1968 werd geboren. Toen is ze gestopt met werken. Henk werkte toen in Amsterdam-Noord en reed een tijdje samen met nog twee anderen mee. “Dan stapte ik in bij De Hulk. Toen daar een eind aan kwam, ging ik met de fiets naar Scharwoude en daar op de bus. Later veranderde ik van baan en werkte ik in West bij de markthallen en ging weer met de trein. Die reed toen maar één keer per uur en vooral in de zomer, als het druk was in Amsterdam, miste ik hem nog wel eens. Dan belde ik op: ‘Zet de piepers maar af, want het wordt een uur later.’ Dan kwam ik pas om half acht thuis.” Vanaf mei 1970 werkte Henk bij Ten Boekel in Hoorn, nu BDO, maar

90  Jaarboek 2010 HKBB

eerst nog Walgemoed. Hij was correspondent en verantwoordelijk voor alle tekst die de deur uitging in het Nederlands, maar ook Engels en Duits. Hij volgde cursussen Spaans en haalde in de avonduren zijn boekhouddiploma’s en een assurantiediploma om zijn werkmogelijkheden te vergroten. Tiny werkte niet meer, had het druk met het gezin dat inmiddels uitgebreid was met Nicole, die in 1970 werd geboren, en Sven in 1971. Met elkaar meeleven Henk en Tiny zijn de enige Amsterdammers die er vanaf het begin wonen, anderen zijn verhuisd naar een andere buurt in Berkhout of uit het dorp vertrokken. “Al na een jaar zag je de eersten vertrekken. We hebben altijd leuk contact gehad met de buren. Het is ook een hele speciale straat. ’s Zomers is er een gezamenlijke barbecue, ’s winters een avondje uit. Als er iets bijzonders is, iemand gaat trouwen, een huwelijksfeest heeft of een baby heeft gekregen, dan wordt er geld opgehaald in de hele straat voor een cadeautje. Als iemand nieuw komt wonen, krijgen ze een plantje. Iedereen leeft erg met elkaar mee.” Dat ondervonden Tiny en Henk ook aan den lijve toen hun dochter Nicole in 2003 erg ziek werd. Het meisje had een stofwisselingsziekte en was daardoor gehandicapt, maar door besmetting met de MRSA-bacterie werd ze ziek en overleed. Niet alleen de straat, het hele dorp leefde mee bij dit grote verdriet. Nooit meer weg Hebben ze er weleens over gedacht te verhuizen? Tiny: “Wel eens. We wilden uitbouwen en dat zagen de buren destijds niet zitten. We hebben toen in de Risdam gekeken. Ik ben blij dat het er niet van gekomen is.” En Henk: “Ik kon me vroeger niet voorstellen ooit uit Amsterdam weg te gaan. Nu kan ik me niet voorstellen terug te gaan, weg uit Berkhout.” Ria Corveleijn Foto’s zonder naamsvermelding fotograaf komen uit het archief van geïnterviewden.


toen...

Boerderij/woonhuis op het Oosteinde van Rein en Petra Blaauwbroek. Gesloopt in 2010. Onder het nieuwe pand, bewoond door de familie Udding.

Foto boven Gerard Knol, foto onder Gretie Stelling

nu Jaarboek 2010 HKBB  91


Zuster Brouwer bijna een kwart eeuw steun en toeverlaat bij lief en leed

Met de weeg

H

et is 1966 en Berkhout zoekt een opvolgster voor zuster (Gré) de Boer, die dan wijkverpleegster is. Zuster De Boer wil wel door, maar als er een ander komt, moet ze vanwege haar leeftijd weg. An Brouwer uit Bovenkarspel heeft haar verpleegkundigeopleiding achter de rug, het witte kruis en haar ooievaartje (voor de kraam) gehaald en is in Amsterdam aan de sociale academie geweest voor haar wijkaantekening, waarmee ze ook als wijkverpleegkundige kan werken. Er is een maatschappelijk werkster in NoordHolland die de vacatures voor wijkverpleegkundigen in de gaten houdt én weet wie een wijkaantekening heeft gehaald. “Die heeft mijn naam doorgegeven aan de Kruisvereniging”, vertelt ze vijfenveertig jaar later. “Ik heb nooit gesolliciteerd. Ik had een gesprek met het bestuur van de Kruisvereniging en kon beginnen.”

Zuster Brouwer, ‘gewapend’ met weegschaal, arriveert bij de familie Dierikx op het Oosteinde.

92  Jaarboek 2010 HKBB

Op de Solex Zuster Brouwer kreeg van zuster De Boer een A-viertje met namen en adressen van patiënten, dat was de overdracht. “Ik ging erop af en zag wel wat ik te doen kreeg. Ik had nog geen


gschaal van deur tot deur Ruim vierentwintig jaar werkte zuster Brouwer als wijkverpleegkundige in Berkhout en omgeving. Wie met ziek en zeer te maken kreeg, daar kwam zuster Brouwer langs. Maar ook de kraamvrouwen konden op haar bezoek rekenen. Ze was vaak een welkome vraagbaak voor onzekere jonge moeders, die ze met Westfriese nuchterheid gerust stelde. rijbewijs, ik ging op de Solex. In de zomer was dat prima, maar in de winter een ramp. Je moest die aanlooprol op je band zetten, maar als het sneeuwde kwam er sneeuw tussen en slipte hij door, moest je telkens stoppen om hem schoon te vegen. En ik wist heg noch steg. Ik moest een keer naar Ursem, maar was verkeerd gereden en kwam helemaal in de Schermer uit. Ik had toen wel al rijles, maar het heeft toch meer dan anderhalf jaar geduurd voor ik mijn rijbewijs had. Ik heb drie keer afgereden en toen was ik geslaagd. Wat een opluchting!” Zuster de Boer was dus gestopt. “Maar ze hield haar werk aan bij de kraamvrouwen. Pas als de kraamverzorgster weg was, ging ik daar naartoe. We liepen elkaar niet voor de voeten. Ze heeft me wel eens gezegd: ‘Ik wou dat ik je

nooit ontmoet had.’ Ja, ik had haar baan. Maar als ik die niet had gehad, was er toch een ander gekomen.”

Het ‘ooievaartje’

Jaarboek 2010 HKBB  93


“In de Zuidermeer hielden we bureau in het café. De kinderen werden uitgekleed op het biljart.” Aanleunwoning Er was niet direct een woning beschikbaar. “Ik zou een aanleunwoninkje krijgen, die waren toen net nieuw gebouwd. Maar dat van mij was nog niet direct beschikbaar, dat werd nog als een soort opslag voor de bouw gebruikt. Ik heb toen drie maanden ingewoond bij mevrouw Bakker, die was beheerster van het Kruisgebouw en woonde daarboven. Dat was heel gezellig. We hebben altijd contact gehouden en dat heb ik nog steeds met haar dochters.” In haar aanleunwoning woonde zuster Brouwer naast mevrouw Visser, de moeder van Jannie Koeman, de oma van Tine. “We lazen samen de krant.” Ze zat, vanzelfsprekend, tussen allemaal bejaarden en dat was nog weleens handig. “Ik kende hier helemaal niemand en die oude mensen wisten veel.” Tijdens haar afscheidsreceptie krijgt An Brouwer een afscheidsspeld opgespeld door de heer Fortanier, voorzitter van de Kruisvereniging. Op de foto midden wordt An bedankt door huisarts Koos Samsom. Rechts krijgt ze een cadeau van haar ‘klanten’, de familie Vlaar.

Twee kruisverenigingen Berkhout was toen nog klein, de eerste nieuwbouw was er net. Maar Ursem zat bij haar werkgebied en ook De Goorn, Spierdijk en Zuidermeer en Noordermeer. In die tijd waren er nog twee verschillende kruisverenigingen. Het Groene kruis voor de protestanten en het Wit Gele was voor de katholieken. “Ik werkte voor het Groene kruis. Zuster Borst uit Spierdijk en zuster de Jong in De Goorn voor het Wit Gele. Heel

94  Jaarboek 2010 HKBB

strikt waren de grenzen niet hoor, in het weekend had je elkaars patiënten, maar verder werkte je naast elkaar. Het consultatiebureau in de Zuidermeer bijvoorbeeld, deed ik samen met zuster Borst. Zij de katholieke kinderen, ik de anderen. We hielden bureau in het café. De kinderen werden uitgekleed op het biljart en in een andere hoek zat dan de dokter met de zuster. Zuster Borst en zuster De Jong hadden veel grote gezinnen, katholiek hè, ik niet. Het gebeurde wel dat zij twee of drie kinderen uit één gezin op het kleuterbureau hadden. Een mooi gezicht. Die kinderen kleedden elkaar aan. En zat er eens een sok binnenstebuiten of een bloesje scheef dichtgeknoopt, dan kwam dat de volgende dag wel weer goed.” 24 uur bereikbaar In die tijd was een wijkverpleegster eigenlijk 24 uur per dag te bereiken. “Ik ging eerst naar de patiënten die geprikt moesten worden vanwege hun suiker. Daarna de zieken. De mensen konden zelf bellen als ze hulp nodig hadden. Of je hoorde van de huisarts dat er iets speelde en dat je ergens even langs moest. Dat kon voor van alles zijn. Mensen die net uit het ziekenhuis waren even onder de douche zetten bijvoorbeeld, of wonden verzorgen, hechtingen verwijderen. Soms kwam je maar een enkele keer, maar er waren ook langdurig zieken. Als iemand erg ziek was, sprak ik af ’s middags


ook nog even te komen en ging ik ook ’s avonds nog even kijken. Soms kwam je vier keer per dag. Ik zei ook altijd dat ze konden bellen als er iets was. Dat deden mensen ook. Ja, ook wel ’s nachts. En afleggen van overledenen hoorde er in die tijd ook bij. Dokter Leenaerts belde eens ’s nachts en zei: ‘Ik zal de lichten van de auto laten branden, dan weet je waar je moet zijn.’ Want vaak was het in het donker, zeker in die begintijd, een heel gezoek voor me. In die tijd kwam ik ook in de Berkenhof, daar waren toen nog geen mensen met verpleegkundige papieren. Al wist juffrouw Nobel zelf heel veel op te lossen. Ze riep me echt niet voor elk wissewasje.” Van deur tot deur Tussendoor was er bezoek bij een moeder die net een baby had. “De eerste weken ging ik altijd naar de mensen thuis om de baby te wegen en te kijken hoe het ging. Dat was speciale service, pas na drie maanden kwamen ze op het bureau. Laatst sprak ik nog een moeder die vertelde hoe blij ze altijd was als ik kwam. Want, vond ze, je wist toch niks, was kind met de kinderen. Aan zo’n wijkverpleegster konden ze alles vragen.” Door de nieuwbouw in Berkhout en andere dorpen was het bezoeken van de jonge moeders een hele drukte. “Er is een tijd geweest dat ik bijvoorbeeld in de Dirk Laanstraat en de Willem Claystraat bijna van deur tot deur ging met mijn weegschaal.” Tussen de middag waren er de telefoontjes. Mensen die met vragen zaten. “Die waren er soms ook al ’s morgens voor achten. ’s Middags was er het zuigelingen-, peuter- en kleuterbureau; in die tijd heel druk door alle jonge kinderen. Voor de zuigelingen maakte je tijdens het bezoek afspraken voor de volgende keer, de peuters en kleuters riep je op. Dan ging ik even langs bij de moeders en als die niet thuis waren, gooide ik een kaartje in de bus.” Vraagbaak Een wijkverpleegkundige was in die tijd meer dan alleen dat. ”Je was ook vraagbaak, had een sociale functie, moest veel luisteren. Je kwam overal, zag veel. Mensen praatten ook makkelijker tegen een wijkverpleegster dan tegen een dokter. Ik zei ook weleens, bel de dokter maar en zeg maar dat ik gezegd heb dat je dat moest. Dat was dan een duwtje. Hele erge dingen als kindermishandeling heb ik nooit gezien. Kindermisbruik? Ook niet, maar dat weet je niet, hè? Als je het vermoedde, kon je het met de huisarts bespreken. Maar als je dat doet, moet je het wel heel zeker weten. Tegenwoordig heb

je daar speciale bureaus voor, maar in die tijd was dat er allemaal nog niet. Echte armoe heb ik wel gezien. Hier op het gemeentehuis, dat was toen nog in Berkhout, werkte toen nog gemeentesecretaris Stoop. Die zei tegen me: ‘Als er iets is, komt u maar hoor.’ En inderdaad, ik ben weleens bij hem geweest voor mensen die zo arm waren dat ze niet wisten hoe ze de brokjes bij elkaar moesten krijgen. Daar werd dan wel iets aan gedaan.”

Kort na haar afscheid in 1990 verricht An Brouwer de officiele opening van het vernieuwde kruisgebouw in Berkhout. (foto Henk de Weerd)

Verhuizen Na acht jaar aanleunwoning in de Berkenhof verhuisde zuster Brouwer naar de Slagterslaan, naar het huis waar ze nog steeds woont. “Die Berkenhof was leuk, maar je had geen vrijheid, ik werd in de gaten gehouden. Als er bezoek kwam en ik er niet was, werd ook gewoon gezegd ze is daar en daar naartoe. In dit huis woonde eerst een onderwijzer en ik kwam daar voor de kinderen. Hij vertelde dat ze gingen verhuizen. ‘Het is net een mooi huis voor u’, vond hij. En dat vond ik zelf ook. Ik ben toen naar de burgemeester gegaan, dat was nog burgemeester De Vos, en heb gevraagd of ik erin mocht. Dat mocht. En ook of ik centrale verwarming kon krijgen. En dat kon ook. Kun je je nu niet meer voorstellen, hè, dat je dat even zo regelde.” Prachtig werk “Het was prachtig werk. Die combinatie van zieken verplegen, de consultatiebureaus en al die verschillende mensen waarmee je te maken had. Alles bij elkaar, juist die combinatie maakte het zo mooi. Er was veel gezelligheid, maar ook veel verdriet. Als iemand alleen achterblijft met een ernstig zieke bijvoorbeeld, soms geen familie in de buurt. Dan vroegen ze weleens: ‘Zuster kunt u niet blijven?’ En dan was ik er die dag al vier keer geweest. Ach, ik begreep het Jaarboek 2010 HKBB  95


Speciale gevallen

“Ik was pas in de wijk en kwam bij een man die gewassen moest worden. Het was er ijs en ijskoud in huis. De man had brongas en de riem van de motor die dat op moest pompen was gebroken. Die heb ik in mijn fietstas gestopt en naar Beuling gebracht. Hij heeft er een paar grote nieten ingeslagen en toen ik ‘s middags weer bij die man kwam was het er heerlijk warm. Ik denk niet dat ze dat ze dat nog zouden doen, maar toen kon dat.”

Eerste man op het bureau

Werkende moeders had je toen ook al. “Maar de eerste keer een vader op het bureau was toch heel bijzonder. Hij kwam binnen, kleedde het kind uit, legde het op de weegschaal en liep zo bij de dokter naar binnen. En geen van al die vrouwen zei dat ie op zijn beurt moest wachten, iedereen was verbluft.”

Huisartsen

Zuster Brouwer werkte met verschillende huisartsen: de dokters La Riviera en Samsom in Berkhout, Leenaerts in Ursem, Reedijk, Siegel en Van der Hoeven in Avenhorn. En dan waren er natuurlijk ook nog de tijdelijke waarnemers en vervangers.

De pil

1966, dat was ook de tijd dat de pil net in Nederland was geïntroduceerd. Maar ook een periode dat niet iedereen voor een ander wilde weten dat ze die slikte. Dus zette de huisarts de pil klaar voor mevrouw Madelief of mevrouw Zonnebloem of een andere verzonnen naam. De geneesmiddelen stonden destijds in een kastje bij de huisarts en iedereen pakte wat voor hem of haar was, maar kon ook zien wat een ander slikte. Wel of geen pil was in die tijd trouwens ook niet alleen een keus van een vrouw. Toen een huisarts die eens voorschreef kwam de patiënte die de volgende dag terugbrengen: haar man vond het niet goed.

ook wel. Het was zo verdrietig en vaak wisten ze ook niet wat ze moesten met zo’n zieke.” Sommige dingen blijven altijd bij. “Hele verdrietige gebeurtenissen: een kindje dat verdronk. Dat leed is toch niet te overzien? Daar hoefde ik niet direct heen, maar ging na een tijdje. Kijken hoe het met de mensen ging.” Met sommige gezinnen ontstond een band. “Als je heel lang bij mensen over de vloer komt om een zieke te verzorgen, dan krijg je wel een bijzonder contact. Meestal houdt dat weer op als alles achter de rug is, maar met sommige gezinnen heb ik nog steeds contact. En ik werd ook wel eens opgebeld of ik een kopje koffie kwam drinken, omdat ik ook maar zo eenzaam en alleen zat. Maar ik was helemaal niet eenzaam, was ook weleens blij als ik niets hoefde. Maar het was wel goed bedoeld.” 60 en stoppen “Ik heb altijd gedacht: ik stop als ik zestig ben. En dat is ook gebeurd. Ik heb een geweldig afscheidsfeest in De Ridder gehad. Eerst wilde ik dat niet, maar het was echt zo leuk. Heel veel gezinnen zijn toen langs geweest, kinderen met tekeningen. Daarna ben ik met kennissen en collega’s uit eten geweest.” Dat stoppen gebeurde voor de grote veranderingen. “We hadden er in de loop der tijd Obdam en Hensbroek bij gekregen. Dat was een verandering, maar geen punt, toen had je een auto. De echte grote veranderingen zijn na mijn tijd gekomen. Als je nu hoort dat mensen soms op een dag twee verschillende zusters krijgen…” Het afscheid is inmiddels eenentwintig jaar geleden. “Mensen vroegen me van tevoren wel: wat ga je doen? Ik had geen idee. Ik heb allerlei cursusjes gedaan, kalligrafie bijvoorbeeld. En ik heb de familie van mijn moeders kant uitgezocht in de archieven, daar ben ik een hele tijd mee bezig geweest. Ik kom uit een gezin van drie, mijn broer is overleden, mijn zus is vier jaar jonger en woont in Enkhuizen, daar trek ik veel mee op. Nee, ik heb me werkelijk nog geen moment verveeld.” Ria Corveleijn Foto’s zonder naamsvermelding fotograaf komen uit het archief van geïnterviewde.

An Brouwer (foto Gretie Stelling) 96  Jaarboek 2010 HKBB


Uit de krant van

Een ‘wonderdier’ in Berkhout

1951

Bij het gewroet in de archieven kwam Fons Hendriks dit bijzondere bericht tegen: een kalf met vijf poten in Berkhout. Fons: “Het betreft boer Cor Laan die een boerderij had op het Oosteinde, op de plaats waar nu Installatiebedrijf Bot en Dierenwinkel De Toekan is. Wat er verder met het beestje gebeurd is, heb ik niet kunnen achterhalen.”

Uit de Heldersche Courant van 7 mei 1951 “Bij de heer C. Laan te Berkhout is dezer dagen een kalf met vijf poten geboren. Wij zijn dit wonderdier gaan bezichtigen en constateerden dat de vijfde poot inderdaad een volslagen lichaamsdeel is; de plaats van inplanting bevindt zich in het midden van de rug. De poot is van normale grootte, normaal van hoeven voorzien en hangt aan de zijde van de romp naar beneden. Volgens mededeling van de heer Laan is de eetlust van het dier uitstekend, doch het staat zeer moeilijk, wat wel het gevolg zal zijn van een afwijking in de rug. In de regel is de levensduur van dergelijke abnormale dieren niet lang.” Uit het Noordhollands Dagblad van 9 mei 1951 “Boer Laan te Berkhout keek wat raar op, toen een van zijn koeien een zoon kreeg die vijf poten had. Hier ziet men het diertje: het vijfde poot zit midden op de rug en is vergroeid met de ruggegraat van het beest. Het stiertje is goed gezond maar kan nog niet staan omdat waarschijnlijk de ruggegraat wat beschadigd is bij de geboorte. Kermisexploitanten tonen grote belangstelling voor het beest en het is niet onwaarschijnlijk dat men het deze zomer nog in een kijktent op de kermissen kan zien.”

Jaarboek 2010 HKBB  97


Ledenlijst Historische Kring Berckhout-Bobel Dyck Apeldoorn A.J. Koster

Avenhorn Tiny Bierman Corrie Bos Hugo Buitenweg S.T. Dolfing-Koster Siem en Truida de Jong Wim en Lies Peereboom-Slagter C. Vlaar-Tensen Cor en Catrien Worp

Barendrecht Jan en Corrie Blokker

Berkhout J. Alles en N. Koen J.E. Alsema Filipe Antonio Johan Appelman en Yvonne Karsten Han en Joke Arents Piet Arentsen Dries Baars Aad Bakker en Karin Mondt Bernadeth Bakker Bernard en Anneke Bakker Gerard en Anuska Bakker Hans Bakker en Karin Bier Martien en Desirée Bakker Ron Bakker en Sabina de Reus B.H. Barentsz T. Bavelaar Bas en Mirella Beckers Auk Beemsterboer Piet Beemsterboer Siem en Annie Beemsterboer Marco van Beijnhem en Karin van Wensen Jan Besseling en Nelly Braas Doede en Auk Bethlehem-de Graaf H.W.P. Van Beusichem Jacqueline Bierhaalder Peter Bierhaalder Aagje Bijl-Davids Cees en Gerda Bijman Gerard en Gaby Bitter Jaap en Gerie Blaauwbroek Rein Blaauwbroek Cees en Ineke Blankendaal Dirk en Marjo Blokker Jan en Ma Blokker Corrie Blom Ans de Boer Rens en Anita Bogte Rob en Nel ten Bokum Elly Bontekoning C.J. Booi Ahrend en Bauk Boon Daniël en Angela Bon Jan en Trudy Boots Pierre en Jacqueline Boots S.P. Boots Theo en Truus Boots Familie K. Borst Mart Bot en Klaas Vos Peter en Willeke Bot René en Diana Bot

98  Jaarboek 2010 HKBB

Gerlof en Tineke Bottema Familie Bottema E. Bottema-Lijfering Annette Bouma-Vlaar Aad en Janny Braas Gerard en Thea Braas Margreet Braas Piet en Els Braas Jan Dirk Bregman en Gina Schets Jan en Tinie Bregman An Brouwer Petra Buijs Jan en Nel Bultena Willem Buré Jan Clay Gré en Dick Cupido Jan en Frida Danenberg Meindert Deen en Ria de Koning Remmers en Margareth Degeling Ank Dekker-Stuffers Mariëtte Dictus A.C. van Diepen Edgar en Cindy Dijkstra Ab en Wil Dolfing Marco Dolfing Drum 4 Fun Jan en Bertie Eijdenberg Marco en Bianca Elfrink Familie Entius Dennis Erades en Dorien Knijn Ferry Fakkeldij en Nicole Schol Wouter en Ans Fakkeldij Marjan en René Farenhorst Cees en Willeke Feld Rianne Feld Dick en Yvonne Funcke Kees en Elly de Geus Paul en Els Giesen Peter en Wil Glas Jan Goos F. de Graaf Nico en Marian Graftdijk Chris en Ineke Groot Gert en Alie Groot Theo en Carolien Groot Ger en Co Groothuis Alex en Elleke Haagsma Dick en Tineke de Haas Meindert en Bets de Haas Meindert en Aaf de Haas Ramon en Joyce de Haas Cor en Els Hagebeuk Familie Happé Dirk en Lies Hart Piet en Anneke de Hart Martien den Hartog Jeroen Heddes Leo Heddes Arie en Gerian Helder Henk en Tiny Hemke Fons en Marijke Hendriks H.J. Henri Marjon van den Heuvel Jan en Gerda Hilbers Olaf van Hoek Hans en Conny Holtkamp Mary Hommel

Erwin en Petra Honingh Familie H. Hoogland Koene Hoogland John en Gabri van den Hout Jan en Anneke Huisman Philip en Margriet Hulstede Peter en Johanna IJsbrandy J.H. Johannis-van Roode Willem en Ina Jong-Bethlehem Kees en Vera de Jong Douwe de Jong Arie en Anny Jongejan Betty Jongert Peter en Carin Jongkind Donald en Marja de Kamps H. Kanis P.J. Karreman Martin en Ilonka Karsdorp C. Karssen Gerda Kas Gerrit Kater Dick en Margreet Klaij Gerra en Teeuwis Klaij Kees Kaver en Gretie Stelling Jos en Carline Klaver Liz Klaver Puck Klaver Lia en Pim ten Klei Jaap en Gré Kluft Anton Knijn Frank en Trudie Knijn Hans en José Knijn Theo Knijn B.J.M. Knijn-Klaver Lena Knol Gerard Knol en Daniëlle Benak Marijke Knol Arie en Gelziena Knook John Knoop en Margreet Mollee Peter en Truus Knoop Familie M. Koeman Piet en Tine Koeman Sylvia en Gerard Koenen Gerard en Gré Kollis Piet en Helie Kollis F. Konijn Dirk en Gerda Koning Marja de Koning N. Koning Nico en Annegré Kooy Cees en Trudy Kooy Ditmer en Annette Koster Frank Koster Jaap Koster Maureen Koster en Ed Beemster A. van der Kraats Paul en Tineke Kreetz Hans en Tine Krijnen Guda en Peter Kroon P.A. Kroon Wil en Henk Kruiswijk Jan en Ria Kuiper J.T.P.S. Lakeman Rick en Miriam Lakeman Cathy en Peter de Lange Jaap en Fia Langenberg Tinka Langenberg


Ilse en Jaap le Mair G.B. Lebbink Sjaak en Margreet Leek Familie van Leerdam Vincent de Leeuw en Evelien Elzinga Jolanda Leeuw Martin Leeuw P. van Lier Henk en Tiny Lisman Sven en Annemarie Lisman Loek en Narda van Lochem Familie van Loenen Harrу en Karin Loos Chris Loos en Shanon Jongebloed A. Loos-Smit Betsy Luykx R. Luykx-Groot Rinus en Mirjam Maas Casper Manshanden en Jeanne Clarijs Maarten en Gerda Meerveld Ruud Meerveld N. Meester Willem en Tinie Meijer Ina Meissen Jaap en Gré Metzger Marc Mol en Ellen Koning Hans en Tiny Mondt C. Müller Paul van Mulekom Wim en Corrie van het Nederend Familie A. Neefjes Jan Neefjes Theo en Ria Neefjes Wilco en Samatha Nell-Wulf Familie J. Novica W.G. van der Oord Stef en Ria Oostindiën Familie Ootes Familie Ootjers Dick en Lida Oud Ed en Trijnie Oud Robin Oud Vok Oud Aaf den Ouden Aart en Ria den Ouden Aaf en Jaap den Ouden Willem en Trudy Overweg Peter Peereboom en Marjo Jonker Jan en Annet Peereboom Arnold Peerlings P.G. van der Peet Cilia en Elias Peetoom Henk en Heleen Peetoom Liset Philipsen Henk en Lies Pietersma Kees Plat en Marga Elmans Bertus en Agaath Pronk Lydia Pronk Theo en Vera Pronk Familie Putman A. Raap Jan en Dien de Ree Pim en Renate de Reus Henk en Aggie Ridder Jeffrey van Riessen Familie Rijpkema Lydia Leeuw en Henk Roelofs Ed en Jacqueline van Roode Ger en Saskia de Rooij

B.F. Root Hans en Marlies Ruiter Dirk en Trudy Rus J. en C.M. Rus-Kok Trien Sas W. van Schaik Familie D. Schilder Hans en Joke Schilder Jaap en Gina Schol Ton Scholte Familie P. Schouten Aad en Margo Schuijtemaker Gerrit en Nel Schuijtemaker Johan Schuijtemaker en Ester Klaij Suzan Schuijtemaker en John van Diepen Ray Semler en Marijke Leurs J. van Sikkelerus Rob en Joke Slisser Familie Smal Frauke Smit-de Haan Henk en Henny Smit Han en Geertje Smit Vera en Nico Smit J.G. Smits Siem Smits Familie Smits Arthur en Jolanda Snoek Jippert Snoek Jac en Ans Snoek Willem en Tine Spaander N. Stam Piet Stam en Shirley Leek Familie Stap Jan en Jenny Steenhart Jan en Riet Tempel Wim en Alma Terweij E.A.M. Timmermans-Schilder Henri van Tol Siem van Tol M.C. van Tol-Sedleger Familie Udding Henk en Mar Vader Marcel en Nancy Verhoef Jan en Lida Verlaan Piet en Trudy Vet Wil Vet Margreet en Kees Vis Jan en Gerrie Visser Piet en Alie Visser Familie P. Visser Kees en Rina Vlaar S.N. Vos Familie W. de Vries Alex en Claar de Vries Ab en Marja de vries Henk en Lieda de Vries Marianne de Vries Olga Waard en Rob Giling Kees en Els Weeda Eric Weel Ina en Bert de Weerd Edwin de Weerd Henk en Annie de Weerd Jan en Henny de Weerd Mike de Weerd Tine en Ruud Weernink Tilly en Dirk van der Weij Cees en Marian van Westen Peter en Bep Wiedijk

C.J. Wiersum K. van der Wijk J. Wijte-Bakker Wino en Sonja de Wildt Walter de Winter Clemens en Ciska de Wit Dick de Wit Doris en Sandra de Wit Piet en Tinie de Wit Richard de Wit Gert en Corrie Wit H. Wolffensperger Cees en Ans Wonder Aaf Wonder-de Jong J.P.M. van Wonderen Annet en Willis Wood Klaas Wormsbecher en Marian Timmermans Ben Youb Dick en Wieneke van der Zee Gé en Gré Zonneveld M.F. Zwaan

Bobeldijk P. Barendregt Familie Bartstra J.M. Boersma Kees en Marianne Boots D. Brink D. Buisman Karel en Ria Corveleijn Yvon van Diepen Coby Dijkstra-Nobel Atty en John Elzinga Hans Goote C. de Groot Herman en Anita Groot Jan en Ida de Haas Raymond en Corinda de Haas Rene van Ham en Annelies Commandeur Cees en Bianca Hartog D.W. Hartog Familie Hellendoorn Thea Hollander Familie Hoogeboom Henk en Bianca Huisman Rina IJff-Hooijberg Kees en Tinie IJff René Kant en Trees Nellen Familie Keesom Kees en Irma Klok Klaas en Nel Knol Siem en Gerda Koeman Jan Koeman A.A.J. Koortens D. Kors Familie de Lang Fred en Janet Loots A.B.A. Marsé Herman Matthijs Perry en Pauline Meinen Familie van Nierop Erik en Ilona Nobel Wim en Janny Nobel C. den Ouden Nies van der Pal-Jonker en Cees de Vries Bertus Pater Hans Pol Sjaak Pronk Familie van Rookhuizen

Jaarboek 2010 HKBB  99


An Ruijter Annette Samsom Frank en Francis Schuitemaker Gré en Matt Schuitemaker Dick en Anneke Snoek Annet en Willem Staal Familie Tabak Teun Tanja Jos en Toska van Tilburg Gert Toes en J.M. Koppenol Diana Ursem Ineke en Bertus van Veen Familie Veenstra-Magrijn Jenny Veld-Lutterot Dennis en Margret Veld Marco Veld E. Vos Ruud Vos en Marion Loos Monique Wessels en Loes Faber C.N.J. van Westen Siem Wit en Liesbeth Fokkinga Familie Zechner

Blokker Siep en Tine Kamminga

Castricum Carla Schuijtemaker

De Goorn Co Beemsterboer Nico en Astrid Dekker Co Feld Klaas en Emmie Hart H.C. Heemskerk Jaap en Tineke Langenberg Gré Leek-Kaptein Marion Schouten-Mol C. Veldhuisen en M.W. Buijs

Edam Nel Crielaard-Veld

Epe Jaap Burger

Grootschermer Han Baauw en Ruby Corveleijn

Grosthuizen Jan en Anneke Wijnker

Haarlem Cor de Weerd

Heerhugowaard Piet Schuijtemaker

Hilversum Thijs Langereis

Hoogwoud Henk Scheer

Hoorn Theo en Cobi Dierikx Alie Heuter-Meijer Annie Klaij Siem en Gré Langenberg

100  Jaarboek 2010 HKBB

Teun en Gretha Langenberg Familie G van der Meijden-Nicolai J.J. Nierop A.G. Peetoom-Nobel Rosalien Ponne Nel Swagerman

Zaandam

Lutjebroek Trudy Schuijtemaker

Brechta en Jos Boukens-Nicolai Gerda Overman

Middenbeemster

Buitenland

Gerda Beeker-Koster

Cees en Gré Visser, Idaho, U.S.A.

Fia ter Haar-Worms

Zuid-Scharwoude W.J. Koster

Zwaag

Monnickendam Eelco Corveleijn en Yolanda Schenk

Oosthuizen Henny Koole-Scheer

Oosterblokker Anneke Molenaar-de Vries

Oostzaan Harry Bethlehem

Rheden Jan Piet en Janny Davids-Slagter

Scharwoude Willem en Tineke Oudes

Schellinkhout Ger Goudsblom

Spanbroek Piet en Hilda Loos

Stompetoren A. Govers-Koomen Piet en Margo Moeijes

Ter Apel Jan Broertjes

Tolbert Teun en Els van Loenen

Uithoorn J.E. Castenmiller

Ursem L. Sipkes

Waddinxveen Rita Wesseling

Wassenaar Gerie Koster

Westzaan Bert en Gerda Steenbergen

Wognum Jaap Claу en Gerda Koopman Jan en Grada Hoek Dicky Moerman-Slagter Ate en Margot Veenstra

Opmerkingen over de naamsvermelding? Mail naar: redactie@hkbb.nl.


Jaarboek 2011 is al in de maak

Schrijf mee aan onze jaarboeken

We hebben de smaak te pakken en zijn al bezig met het volgende jaarboek. Een greep uit de inhoud: • natuurlijk het jaaroverzicht 2011; • Douwe’s Groenteboet, een begrip in de jaren tachtig; • geëmigreerde Berkhouters. Cees en Gré Visser vertrokken in de jaren zestig naar Amerika. Een interview; • rubriek ‘Zo ging dat vroeger’: monster nemen; • de werkgroep Archief duikt weer in de kranten van een lang vervlogen jaar; • de groentenveiling van Bobeldijk; • we gaan weer bij iemand te gast; • en natuurlijk heel veel foto’s.

Heeft u na het lezen van dit boek ook zin gekregen om iets te schrijven? Leuk! Leg uw idee voor aan de redactie van de HKBB, dan kijken we of het geschikt is voor een volgende uitgave. Schrijfangst hoeft u echt niet te hebben. Alle artikelen worden door de redactie geredigeerd en tot een mooi verhaal gesmeed; natuurlijk in overleg met u. Goed en voldoende beeldmateriaal vinden we erg belangrijk. We beschikken over professionele scan- en fotoapparatuur en helpen u graag. Een goed verhaal hoeft overigens helemaal niet lang te zijn. Een oud krantenartikel met wat wetenswaardigheden van uw kant en een leuke foto kan een prachtige pagina opleveren (zie ‘Wonderdier in Berkhout’). Geen zin om te schrijven, maar wel een leuk idee? Neem ook dan gerust contact op met de redactie.

O ja, we zijn op zoek naar foto’s van de kolfvereniging.

E: redactie@hkbb.nl T: 0229-551341

Ook verkrijgbaar bij de Historische Kring Berkhout-Bobel Dyck ‘Uit de historie van Berkhout’ (1968, 250 pagina’s) en ‘Zo was het in Berkhout’ (1973, 300 pagina’s), de twee standaardwerken uit de vorige eeuw over de gemeente Berkhout. Beide zijn destijds uitgegeven door de Stichting Dorpsfonds Berkhout 1965 en nu nog in beperkte oplage leverbaar. Prijs per stuk € 10,-; als set € 17,50. Bestel via www.hkbb.nl.

De dorpsfilm uit 1968 over Berkhout en De Goorn is door Dick Klaij op dvd gezet. Dick de Haas en Henk de Weerd hebben de beelden van deskundig commentaar voorzien. Uniek materiaal.

Prijs € 10,-. Bestel via www.hkbb.nl.

Jaarboek 2010 HKBB  101


Jaarverslag 2010 van Stichting Dorpsfonds Berkhout 1965 In 1965 is Stichting Dorpsfonds Berkhout 1965 opgericht met als doel het initiëren en ondersteunen van culturele en maatschappelijke activiteiten in de gemeente Berkhout. De stichting geeft twee boeken uit: ‘Uit de historie van Berkhout’ (1968) en ‘Zo was het in Berkhout’ (1973), beide nog leverbaar. Daarnaast organiseert de stichting diverse bijeenkomsten met oud-Berkhouters. Dit allemaal om het ‘Berkhoutgevoel’ te koesteren en te versterken. En eind 2009 is er dan Kees de Jong. Hij treft een zieltogende stichting aan met nog slechts één bestuurslid, Jan Peereboom. Onder de bezielende leiding van Kees richt een groep enthousiastelingen onder de vlag van de stichting een historische club op. Uiteindelijk leidt dit, na allerlei voorbereidende bijeenkomsten, tot een oprichtingsvergadering op 18 mei 2010 in café De Ridder met een tiental geïnteresseerden. We noemen ons Historische Kring BerckhoutBobel Dyck, gewoon omdat het lekker chique klinkt! Er is een bestuur van zes personen samengesteld, daarnaast zijn drie werkgroepen actief: Archivering, Redactie-website en Communicatie & Activiteiten. Als vergader- en archiveerlocatie willen we de kerk gebruiken. Dat vergaderen gaat goed, maar voor het opslaan van spullen is de kerk te vochtig. Dus we zijn nog naarstig op zoek naar een ‘clubhuis’. Als we nu, maart 2011, de balans opmaken, kunnen we de volgende resultaten presenteren: • na een intensieve campagne zitten we nu op zo’n 500 leden; • er zijn contacten met het Westfries Archief Hoorn; • de dorpsfilm Berkhout 1968 is op dvd gezet en te koop; • de boeken ‘Uit de historie van Berkhout’ en ‘Zo was het in Berkhout’ zijn te koop; • van Jaarboek 2010 worden 500 exemplaren gedrukt; • er is een tijdelijk archief om spullen op te slaan; • er is een website, www.hkbb.nl, die moet u gaan zien; • er zijn plannen voor een expositie. In onze plannen voor 2011 staan drie activiteiten centraal: • ledenwerving onder oud-Berkhouters en -Bobeldijkers; • presentatie en promotie van ons Jaarboek 2010; • een expositie met als titel ‘Het dagelijkse leven van 1900 tot 1960’. Wat betreft ledenwerving: mocht u geïnteresseerde (oud)-Berkhouters of Bobeldijkers kennen, wijs ze dan op onze website of geef hun gegevens door aan het secretariaat (secretaris@hkbb.nl). En mocht u nog ideeën hebben voor de inhoud van de jaarboeken of voorwerpen voor ons archief, laat het ons weten. We willen de leden er graag bij betrekken, dus denk en doe met ons mee; de geschiedenis is tenslotte van ons allemaal. Gerrit Schuijtemaker, secretaris

De werkgroep Archief krijgt ‘archiveerles’ van Rianne Feld. V.l.n.r.: Rianne Feld, Han Smit, Fons Hendriks, Jan Peereboom en Kees Weeda. (foto Geertje Smit) 102  Jaarboek 2010 HKBB


Financieel jaarverslag Stichting Dorpsfonds Berkhout 1965 Resultatenrekening 2010 Baten Contributie leden (203) € 3.045,00 Sponsoring (Fietsttocht Rabobank) 250,00 Boekenverkoop 227,00 Bijdrage portokosten 40,50 Rentebaten 25,99 Totale baten

3.588,49

Lasten Vergaderkosten 57,00 Website 32,03 Kamer van Koophandel 11,00 Archiefkosten 45,90 Lief en leed 33,46 Gift kerk 20,00 PR-kosten 13,45 Bankkosten 20,32 Totale lasten Resultaat

233,16

€ 3.355,33

Balans per 31 december 2010

31-12-2010

31-12-2009 31-12-2010

31-12-2009

Liquide middelen

5.273,55

1.918,22

1.918,22

Totaal

5.273,55 1.918,22

Eigen vermogen

5.273,55

5.273,55 1.918,22

De Historische Kring Berckhout - Bobel Dyck (HKBB) is een initiatief van de Stichting Dorpsfonds Berkhout 1965, een stichting die in 1965 is opgericht ter bevordering van het cultureel en maatschappelijk leven in de gemeente Berkhout. De afgelopen tien jaar is de stichting nauwelijks actief geweest. Door de activiteiten van de HKBB wordt de stichting nieuw leven ingeblazen. De stichting beschikte eind 2009 nog over € 1.918,22 aan liquide middelen. Omdat de HKBB slechts de laatste maanden van 2010 actief is geweest, geven de cijfers per 31 december 2010 nog geen volledig beeld van onze jaarlijkse inkomsten en uitgaven. Bij het ter perse gaan van dit boek, medio maart 2011, hadden wij inmiddels zo’n 500 leden. De uitgaven voor het boek zullen, afhankelijk van de oplage, circa € 6.000 bedragen. Geertje Smit, penningmeester

Jaarboek 2010 HKBB  103



Het ‘kippenbruggetje’ Tot 1968 is dit de toegang tot het voetbalveld, het ‘kippenbruggetje’. Het toegangspad loopt vanaf de Kerkebuurt, achterlangs café De Ridder St. Joris (tussen de huidige sportzaal en bibliotheek). De verhuurder van het land, de familie Haringhuizen, staat aanleg van een nieuwe brug niet toe. Dit maakt het onderhoud van het veld erg lastig; de maaimachine moet in een schuit. De kwaliteit van het veld wordt er niet beter op. De KNVB overweegt zelfs het terrein onbespeelbaar te verklaren. Maar uiteindelijk lukt het de gemeente de grond aan te kopen. Nu kan er een fatsoenlijke brug worden aangelegd. Op 1 september 1968 verricht burgemeester De Vos de feestelijke opening. Het ‘kippenbruggetje’ wordt afgebroken. Alleen de afgezaagde palen aan de kant van het voetbalveld herinneren er nog aan. Foto archief Siem en Annie Beemsterboer



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.