Scoop nummer 24

Page 1

scoop

vlaams mediatijdschrift jaargang 12 nr2 -maart 2014

scoop

foto David Eeckhout

dixit Jaak Smeets terugblik Piet Piryns

scoop is een uitgave van de opleiding bachelor in de journalistiek

reportage royaltywatcher Reynout Goddin

dossier

toekomst van de journalistiek


scoop 2014 -2

dixit

2 Jaak Smeets

dossier toekomst van de journalistiek 7 10 13 18 20 22 25 26 28

De persen blijven draaien: een toekomstblik Journalist-programmeur Stijn Debrouwere werkt bij The Guardian en zoekt vernieuwende tools: “Het gaat nog te goed met de Nederlandstalige pers” Online nieuws: betalen of niet? Tom Peeters van De Tijd schreef mee het digitale succesverhaal: “Wij houden van print maar de toekomst ligt er niet” De pers heeft generalisten en specialisten nodig Pascal Verbeken gelooft in literaire journalistiek: “Probeer je boeken verfilmd te krijgen, het geld zit bij de televisie” Ides Debruyne van Fonds Pascal Decroos: “Er is meer geld voor fictie dan voor non-fictie” Stripjournalistiek: de journalist wordt tekenaar Crowdsourcing: kijkers, lezers of luisteraars maken mee de journalistieke producten

reportage

30 Een dag op stap met VTM-royaltywatcher Reinout Goddyn: “Het verbaast me dat we zo’n jong publiek aantrekken”

achter de media

34 Studentenmagazines: kweekvijver voor journalistiek talent

terugblik

37 Piet Piryns: “Een spectateur engagé, dat is wat ik wou zijn”

trends

42 Journalisten en apps: welke zijn de moeite?

en passant 45 45 46 48

Buddy’s in de journalistiek Ina Maes en Rudi Vranckx: “Ina is mijn harde schijf” Stijn Van de Voorde en Siska Schoeters: “Mensen vinden ons nog tof” Alex Vanhee en Bart Steenhaut: “Met een glas wijn komt er van alles naar boven”

Column

49 Het journalistieke vuur

50 Inzagerecht: Griet Op De Beeck (pro) en Hans Muys (contra)

trends

52 Vrouwen zijn (media-)top. Liesbeth Van Impe, hoofdredactrice van Het Nieuwsblad: “Het  werd hoog tijd dat ook vrouwen het roer in handen nemen”

framed

55 Lisa Van Damme

gestart

56 Pieter-Jan Calcoen: sportjournalist bij Het Laatste Nieuws

(foto’s Marie Buyens/Dennis Van Goethem)

Frontaal


SCOOP – VLAAMS MEDIATIJDSCHRIFT JAARGANG 12 – NR2 – maart 2014 www.scoopmagazine.be

redactie Marie Buyens Nicola Cantoro Jonas Christiaens Hannes Cool Brecht Craye Naomi De Bel Jaro De Bie Caro De Geyter Gauthier De Lange Annelies Delchambre Ruben De Mesmaeker Nuria Deroeck Nic De Schepper Leen De Smet Peter Detailleur Jonathan De Vriendt Jonas De Vrieze David Eeckhout Ann-Sophie Engels Brecht Herman Adeline Herpoel Wim Kopinga Steven Leenknegt Jelle Lossie Cédric Maes

Hanne Neys Louise O’Connor Michaël Oosterlinck Jolien Paerewijck Lies Parmentier Thierry Roels Hannah Roose Delphine Savat Aurélie Schotte Arn Simoens Emmely Spileers Marlies Strubbe Fabrice Vanden Abeele Liesse Van Der Velden Dennis Van Goethem Timo Van Gucht Justine Van Hauwe Anthony Van Langenhove Aäron Vanmaele Bart Van Poecke Junior Verbeeke Mattias Verhaeghe Trix Vermeersch Anke Wauters

Begeleidende lectoren Karen De Becker Cathy Galle Piet Martens Roeland Pype

Toekomst van de journalistiek

Hoeveel hybris begaat een journalist als hij een dossier maakt over de toekomst van de journalistiek in een old school papieren magazine?

Dat was nochtans de opdracht van een groep studenten voor de productie van de Scoop die u nu leest. Het was niet makkelijk. De studenten hadden, in tegenstelling tot wat de cover van deze editie doet vermoeden, geen glazen bol die een en ander reveleerde.

Mediaprofessionals en mediaconsumenten zitten middenin een draaikolk van veranderingen. Vervelend, want in het oog van de storm is het moeilijk die te overzien.

Theorieën over wat media en journalistiek overkomt en waar het allemaal naartoe gaat worden bij vlagen per strekkende meter getweet, gedrukt en uitgezonden. Die voorspellers hoefde de redactie dus niet opnieuw op te zoeken. Wel ging ze praten met enkele mensen die vertellen over nieuwe tendensen waarvan ze zelf deel uitmaken. Zonder de pretentie te kunnen voorzien hoe het allemaal zal zijn over tien à twintig jaar, kunnen die toch met enige afstand beschouwen, omdat ze er al een tijdje in zitten. Soms in de marge, soms wat publieker. Als de gedrevenheid van onze studentenredactie een graadmeter vormt, komt het alvast dik in orde met die toekomst van de journalistiek. Ze weten het stuk voor stuk, die studenten journalistiek: ze zíjn de toekomst. Piet Martens docent journalistiek

Vormgeving Mieke Dobbelaere Verantwoordelijke uitgever Esther Van Tilburg Voetweg 66 – 9000 Gent

Mediatijdschrift Scoop is een uitgave van de opleiding Bachelor in de Journalistiek – Arteveldehogeschool Gent. De derdejaarsstudenten maakten dit magazine in het kader van een educatief project. De in deze publicatie eventueel overgenomen illustraties hebben dan ook een citerend karakter. Dank ook aan redacties, beeldredacties en fotografen voor hun bereidwillige medewerking. De tekstredactie is afgesloten op 12 december 2013.

Reacties welkom op: redactie@scoopmagazine.be

scoop 2 - 2014

1


  dixit  

Directeur-uitgever Jaak Smeets wil De Persgroep verder brengen in de digitalisering

Voor Jaak Smeets, directeur-uitgever bij De Persgroep Publishing zijn er vier dingen uiterst belangrijk voor een succesvol journalistiek product: talent, een goede organisatie, de wil om hard te werken en een aanvoelen voor wat er leeft in de maatschappij. Daarom concentreert ook De Persgroep zich meer en meer op de digitale berichtgeving, een trend die bij alle media merkbaar is. Scoop: De Persgroep is een grote speler in de media. Waaraan heeft het bedrijf dat te danken? Jaak Smeets: “Je mag niet vergeten dat De Persgroep 25 jaar geleden als bedrijf bijna failliet was. Dat de groep sindsdien stap voor stap, met veel inspanning, is uitgebouwd tot een succesvolle onderneming. Dat is natuurlijk de verdienste van de mensen die hier werken. Het succes van een bedrijf hangt wat mij betreft dus af van de bekwaamheid van haar mensen. Bekwame chefs zoeken bekwame werknemers op en omgekeerd. Het begint dus bij de top, maar eindigt daar zeker niet.”

“Er is een gigantisch verschil tussen oppervlakkige journalistiek en stukken waar veel moeite is in gestoken” Scoop: Spelen er nog belangrijke factoren mee naast die bekwaamheid? Smeets: “Het is natuurlijk zo dat hard werken en een goede sfeer op de werkvloer ook van groot belang zijn. Een beetje geluk hebben bij de beslissingen die je neemt en hopen dat het de juiste waren, horen daar uiteraard ook bij. Maar vooral talent, goesting en een goede sfeer.” Scoop: Zit er een terugkerend systeem in de organisatie van de producten van De Persgroep? Smeets: “Neen, dat gaat niet omdat ze allemaal anders zijn. Een krant als Het Laatste Nieuws met negentien edities steekt bijvoorbeeld fundamenteel anders in mekaar dan De Morgen, die maar

één editie heeft. Aan de basis van alle bladen van De Persgroep ligt wel eenzelfde essentieel mechanisme. Wij streven ernaar om discipline te verzoenen met creativiteit. Zonder discipline geen creativiteit en vice versa.”

CHALLENGER

Scoop: Alle media zitten op dit ogenblik in een gigantisch transformatieproces. Hoe gaat De Persgroep daar mee om? Smeets: “Ondanks de digitalisering houden onze kranten zowel in België als in Nederland heel goed stand. Maar het medialandschap verandert voortdurend. Vroeger was Corelio -de toenmalige VUM- de grootste speler. Enkele jaren later werden wij de nummer een.

“Met de komst van Het Mediahuis zijn wij opnieuw de uitdager” 2

scoop 2- 2014


“Talent, goesting en een goede sfeer: dat is belangrijk” de dag op alle fronten in volle beweging. Zowel op publicitair, commercieel als journalistiek vlak. Iedereen die in deze sector zit, weet dat je rekening moet houden met een permanent veranderingsproces. Onze opdracht is dus om onze merken te laten meegaan met hun tijd. Waar onze lezers zijn, moeten wij ook zijn. Dat kan digitaal, print of allebei zijn. Wat er ook gebeurt, we moeten modern blijven.”

Jaak Smeets: “De fast flow is er al en die zal steeds belangrijker worden, maar het trage ritme zal hoe dan ook terug aan belang winnen.”

Met de komst van Het Mediahuis, zijn wij opnieuw de ‘challenger’ geworden. Christian Van Thillo heeft toen een interne mail verstuurd. Daarin stond dat de rol van de uitdager misschien het best bij het karakter van De Persgroep past: nooit denken dat je er bent en altijd beter willen worden. We blijven geloven in de kracht van onze merken. Bij onze tijdschriften gaat het wel wat moeilijker. Daar is er een daling in verkoopcijfers die in de hele tijdschriftenmarkt voelbaar is. Het grootste probleem voor onze groep is dat onze reclame-inkomsten onder druk komen te staan. Een groot deel van de reclamekoek wordt momenteel opgesmuld door Facebook, Google en andere, kleinere sites.”

Scoop: De toekomst ziet er op vlak van reclame dus niet rooskleurig uit. Smeets: “Volgens mij heeft niemand in de media een zicht op hoe de toekomst er precies zal uitzien. Bij de digitale versies van onze krantenmerken liggen de inkomsten nog steeds beduidend lager dan bij print. Ook reclamemakers zoeken nog hun weg. Zij proberen wel digitaal te adverteren, maar weten nog niet goed welke respons ze daarop zullen krijgen. Door die onzekerheid houden ze de boot af en bijgevolg komt er minder advertentiegeld binnen dan bij de papieren versies. Daarom moeten we nadenken over digitale verdienmodellen, hetzij via publiciteit, hetzij via een betaalmuur. Onze wereld is vandaag

Scoop: De media moeten zich dus constant heruitvinden. Wat is de volgende stap voor de dagbladen van De Persgroep? Smeets: “We zien vooral heel veel kansen. Door het gegeven van digitalisering kan je op je computer of je smartphone op elk moment van de dag geïnformeerd worden of in interactie treden met je publiek. Vroeger kon het publiek alleen de krant kopen, om het uur naar het radionieuws luisteren of om 19u stipt voor de televisie zitten. Wat wij proberen, is om van onze krantentitels 24 op 24 en 7 op 7 krantenmerken te maken. Je krijgt dus de wereld van Het Laatste Nieuws en de wereld van De Morgen of de Volkskrant of Joepie, en dat zijn telkens zeer verschillende werelden. We gaan proberen om onze lezers van ’s morgens tot ’s avonds te dienen op de manier die zij verkiezen: voor snel nieuws is er de website, voor nog sneller nieuws de mobiele applicatie en voor diepere info de krant. Daarbij zijn we wel nog op zoek naar de juiste formules. Het probleem is wel dat bij die digitale processen vroeger veel informatie gratis werd weggegeven. Je mag niet uit het oog verliezen dat goede journalistiek geld kost en tijd vergt. Daarom is het zo belangrijk om mensen ervan te overtuigen dat goede online berichtgeving zijn geld waard is.”

ONLINE

Scoop: Moeten media zich nog meer focussen op digitale berichtgeving? Smeets: “Dat verschilt van medium tot medium. Het is zoeken naar het juiste evenwicht. Kijk bijvoorbeeld naar de muziekindustrie. Die is op een bepaald moment kapot gegaan omdat iedereen  scoop 2 - 2014

3


  dixit  

“Onze kranten en onze journalistiek zullen beter en sterker moeten zijn dan ooit” Jaak Smeets

het weekend graag in de zetel zitten met een echte krant, gaan we werken met pakketten en formules. We spelen met het idee om de boekenkatern van De Volkskrant ook toegankelijk te maken voor de abonnees van De Morgen, idem voor film en dergelijke. Op die manier blijven we naar middelen zoeken om een lidmaatschap bij de krant aantrekkelijker te maken. Als sector staan we voor de opdracht om aan mensen duidelijk te maken dat er een gigantisch verschil is tussen lichte, oppervlakkige journalistiek en stukken waar veel tijd en energie is in gestoken.”

 gratis begon te downloaden en de indus-

trie daar niet snel genoeg op reageerde. De Persgroep heeft bij de eerste internetgolf in het jaar 2000 besloten om af te wachten. We werden vroeger gezien als een zeer grote verdediger van de print. Nu we zien dat het digitale nog meer opkomt, is het tijd om het gaspedaal volledig in te drukken. Het is allemaal een kwestie van timing. Kranten en tijdschriften hebben in het begin een deel van de content gratis weggegeven en dat heeft ertoe geleid dat veel mensen een gratis perceptie hebben gekregen van nieuws. Wat wij absoluut niet willen, is dat mensen die betalen voor een abonnement het gevoel hebben dat ze dezelfde, vaak snelle en oppervlakkige, content krijgen als iemand die niets betaalt. Sommige zaken op de websites gaan dus achter betaalmuren verdwijnen. Die artikels zullen dan enkel beschikbaar zijn voor abonnees.” Scoop: Toch blijft het zo dat veel mensen niet bereid zijn om, na het optrekken van een betaalmuur, verder te lezen. Hoe kunnen die mensen toch over de schreef getrokken worden? Smeets: “De Volkskrant heeft geprobeerd als eerste krant van de Persgroep een oplossing te bieden voor dat pro-

4

scoop 2- 2014

“Het is nu tijd om het digitaal gaspedaal volledig in te drukken” bleem. Er is begin februari een site gemaakt die zeer toegankelijk is en waar veel gratis content op te vinden is, maar waar bij sommige artikels een plusteken staat. VK+ staat voor de plusomgeving, voor betalende artikels. De lezer kan die omgeving eerst uittesten en vervolgens voor zichzelf beslissen of het zijn geld waard is. Onze kranten en onze journalistiek zullen dus beter en sterker moeten zijn dan ooit. We moeten ons evenwel geen illusies maken, net zoals voorheen gaan veel mensen genoegen nemen met gratis content en oppervlakkig nieuws. Als mediabedrijf moeten we ons blijven inzetten voor kwaliteit en op maat gemaakt nieuws, en daarin zo goed mogelijk proberen te zijn zodat mensen daarvoor willen betalen. Voor mensen die bijvoorbeeld tijdens de week de snelheid van digitale berichtgeving verkiezen maar tijdens

Scoop: Denkt u dat de digitale media de papieren versies op termijn zullen vervangen? Smeets: “Het is moeilijk te voorspellen hoe de toekomst zal lopen. Mijn collega Paul Daenen (eveneens directeur-uitgever bij De Persgroep, nvdr.) zegt daarover het volgende: destijds werd de auto veel populairder dan de fiets, maar ondertussen zijn we in een periode aanbeland waarin fietsen nooit eerder zo populair waren. Zal hetzelfde gebeuren in de printsector? Ik weet het niet. Persoonlijk vind ik dat een krant of tijdschrift lezen, zonder voortdurend flikkerende newsalerts en reclameboodschappen, nog altijd zijn charme heeft. De fast flow is er echter al en die zal steeds belangrijker worden, maar het trage ritme zal hoe dan ook terug aan belang winnen. Daar ben ik heel zeker van. Ik denk dat print veel hardnekkiger zal standhouden dan mensen nu denken. Het heeft uiteindelijk toch zijn kwaliteiten. Het is aangenaam, overzichtelijk, het is een wereld waarin je je kan terugtrekken.”

TEAMWORK

Scoop: Welke factor bepaalt de kracht van een krant? Smeets: “Ik denk dat er een harde wet bestaat wat betreft het al dan niet succesvol zijn: de hoofdredacteur maakt samen met zijn redactie het verschil. Als De Volkskrant of Het Laatste Nieuws beter draaien dan bijvoorbeeld De Morgen of Gazet Van Antwerpen, dan komt dat daardoor. Succes is nooit toeval. Het heeft altijd te maken met bekwame mensen en nog meer met inspirerende hoofdredacteurs. De verantwoordelijkheid voor elke website, elke krant en elk tijdschrift ligt bij de hoofdredacteur en diens redactie. Het succes van een bepaald medium is dus aan hen te danken, niet aan de top van het bedrijf.”


Scoop: Wat leidt tot een welvarende journalistieke carrière? Spelen goede connecties daar een rol in? Smeets: “Ik denk dat zodra goede connecties een rol beginnen te spelen in een bedrijf, vooral een persbedrijf, het faillissement snel loert. Je moet vooral goed zijn in je vak en aanvoelen wat er in de samenleving leeft. Je moet kunnen inspireren, maar je moet ook goed kunnen managen en rationeel kunnen nadenken. In dit bedrijf is het van essentieel belang dat de juiste mensen op de juiste plaats terechtkomen. Wij zijn altijd op zoek naar mensen die een combinatie zijn van heel veel vakkennis, werkkracht, begeestering en enthousiasme. Met die vier kenmerken kan je al aan de slag, maar een garantie is er natuurlijk nooit.” Scoop: Dreigt een burn-out soms of is stress ‘part of the job’? Smeets: “Ik denk dat de kans op een burn-out vergroot als je iets doet wat je niet graag doet of als je gefrustreerd bent. Als je iets graag doet en je hebt het gevoel bezig te zijn met een hobby, dreigt een burn-out niet zo snel. Dat is bij mij toch het geval. Ik werk natuurlijk hard, maar ik maak er altijd een punt van dat ik genoeg tijd overhoud om te leven en dat doe ik niet alleen uit noodzaak voor mijn job. De media zijn een onderdeel van de maatschappij en als je over de maatschappij wil berichten, moet je die maatschappij ook kennen en weten wat er leeft. Ik ben dus persoonlijk niet bang voor een burnout, maar ik vind wel dat je kritisch moet blijven voor jezelf. Je moet voor jezelf kunnen uitmaken of je de taak nog aankunt en of je de maatschappij perfect aanvoelt. Als dat niet meer het geval is, dan zal de lezer je wel afstraffen. Dat doen ze trouwens voortdurend. Of je nu De Standaard maakt of Joepie: die lezers voelen heel snel aan of je nog goed en relevant bent of juist helemaal niet.”  tekst en foto’s Marie Buyens Naomi De Bel

Dag Allemaal, TV Familie, Joepie, Woef en Goed Gevoel zijn maar enkele van de magazines die De Persgroep uitgeeft. Met meer dan 1 miljoen lezers is Het Laatste Nieuws niet alleen de grootste krant van De Persgroep, maar ook van Vlaanderen.

scoop 2 - 2014

5


Toekomst van de journalistiek De vierde macht in onze democratie heeft wel eens rustiger tijden gekend. Kranten, radiozenders en televisiestations zijn allang niet meer de enige verspreiders van informatie. De spectaculaire opkomst van het internet heeft het medialandschap wereldwijd op zijn grondvesten doen daveren. Gerenommeerde titels verdwijnen, nieuwe projecten schieten als paddenstoelen uit de grond. Journalisten experimenteren met nieuwe vormen, uitgevers zoeken nieuwe verdienmodellen. Waar gaat het met de journalistiek naartoe? Is papier als drager ten dode opgeschreven? Wordt gespecialiseerde journalistiek ten grave gedragen of net niet? Gooien we beter alles gratis op het internet, of bouwen we betaalmuren? Wie wil nog investeren in media? Een eenduidig antwoord is er vooralsnog niet, maar het staat vast dat het naast bange ook ongemeen interessante tijden zijn om aan journalistiek te doen. Scoop ging op zoek naar opmerkelijke trends en initiatieven. 6 

scoop 2- 2014


Brengt toekomst nieuwe bloei voor journalistiek?

De persen blijven draaien Wie nadenkt over de toekomst van de journalistiek, kan niet om de bedreiging van het internet voor de traditionele nieuwsmedia heen. Maar voetstoots aannemen dat de krant zou verdwijnen, is toch wat te simpel, zo blijkt. Vandaag de dag heeft een journalist er ook tal van mogelijkheden bij gekregen om zich van de concurrentie te onderscheiden. Een poging tot blik op de toekomst.

In de Panoramareportage ‘Stop de persen’ van 5 september 2013 op Canvas zei Christian Van Thillo, topman van De Persgroep, nog dat het bedrijf zijn focus op papier nooit zou loslaten. In diezelfde reportage sprak de Amerikaanse media-analist Jeff John Roberts duidelijke taal: “Europa ziet het niet onder ogen. Er zijn goeie kranten die ik graag lees, maar het verontrust me dat mensen geloven in het voortbestaan van de gedrukte krant. Die technologie is achterhaald. De krant verdwijnt, dat moeten de mensen aanvaarden.” Lang niet iedereen is het daarmee eens. In gesprekken met mensen in de journalistieke wereld klinkt meer optimisme dan pessimisme door.

ma die bedrijven helpt met hun communicatie en pr. Daarvoor was hij journalist bij De Standaard en Computer Magazine. Ook hij gelooft nog in een toekomst voor de journalistiek. “In tegenstelling tot wat zoal wordt verkondigd over de toekomst van de media, denk ik niet dat er de komende tien of twintig jaar verschrikkelijk veel zal veranderen”, zegt hij. “Journalisten zullen meer moeten inspelen op de commerciële noden van de mediabedrijven. Maar de krant heeft zeker nog een toekomst. Je mag de verkoopcijfers niet onderschatten. Er worden nog steeds erg veel kranten verkocht in ons land. Het is een product dat het nog steeds goed doet en mensen zullen hun behoefte aan nieuws niet plots verliezen.” “Veranderingen in de media verlopen bovendien veel trager dan algemeen gedacht wordt. Het is een conservatieve sector. Journalisten zijn wantrouwig ten opzicht van nieuwe technologieën. Dat is logisch: een journalist handelt in functie van het algemeen belang en met een erg krappe deadline. Hij speelt vaak op veilig omdat een journalistieke fout nefast kan zijn voor het hele bedrijf waar hij voor werkt.” Maar waar ligt dan de toekomst van de journalistiek, wat zijn de trends en wat moeten journalisten doen om hun eigen toekomst veilig te stellen?

“Journalistiek zonder deadlines bestaat enkel in een ideale wereld” Frank De Graeve

“De journalistiek kent omwille van de nieuwe mogelijkheden een enorme bloeiperiode”, zegt Ides Debruyne (47), managing director van Journalismfund.eu en bestuurslid van de Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ). “Het belang van de journalist wordt steeds duidelijker. De toekomst is in handen van de onafhankelijke en ondernemende journalist die op zoek gaat naar alternatieve vormen van financiering, om zo zijn eigen ding te kunnen doen. De papieren krant zal blijven bestaan, maar als weekblad. De trend van digitalisering zal zich voortzetten en we mogen in ons land niet achterblijven. Maar goed, onze media zijn traditioneel gezien nu eenmaal conservatief ingesteld.”

Frank De Graeve (46) werd al twee keer uitgenodigd om op de Nacht van de Journalistiek uitleg te geven over de trends in de journalistiek. Hij is medewerker bij Quadrant Communications, een fir-

Datajournalistiek

Allang geen nieuw begrip meer, maar incontournable is datajournalistiek: een gevolg van de digitalisering, een trend op zich. “Stem, beeld en tekst worden digitaal en jonge journalisten kunnen daar erg veel uithalen”, beweert Ides Debruyne. “De grote projecten van de laatste jaren komen niet van mainstreamjournalisten. Het zijn datajournalistieke projecten als WikiLeaks, Offshore Leaks en de hele affaire rond Edward Snowden. Het zijn grensoverschrijdende projecten die het werk zijn van non-profitorganisaties of media met een minder klassiek businessmodel.” In een opiniestuk voor MO*-magazine van 18 oktober 2010 pleitte datajour-  scoop 2 - 2014

7


Ides Debruyne: “De toekomst is in handen van de onafhankelijke en ondernemende journalist die op zoek gaat naar alternatieve vormen van financiering.” (foto Michaël Oosterlinck)

 nalist en MO*-webredacteur Maarten

nen, omdat die vormen van kwaliteitsLambrechts voor een opleiding datajournalistiek de democratie kunnen journalistiek. In andere landen, waarversterken. En ook de overheid kan onder Nederland, wordt datajournalistiek al opgenomen in journalistieke opleidingen, of vormt het zelfs een aparte richting. “De jongste tijd worden heel veel databases en tools om Ides Debruyne die te gebruiken beschikbaar”, zegt Frank De Graeve. “In die databases zit vaak nieuws verschoeen belangrijke rol spelen in het stimulen. Je kunt bijvoorbeeld fraudezaken leren van innovatie.” blootleggen door die databases heel gericht te onderzoeken. Die vorm van Fundraising en crowdfunding zijn vaak journalistiek zien we nu nog niet heel gehoorde termen in verband met de vaak, maar zal in de toekomst wellicht financiering van onderzoeksjournalissteeds meer opkomen.” tiek. “Er hoeft niet noodzakelijk extra geld op tafel te komen”, zegt Frank De Graeve. “Veel journalisten brengen nu Diepgravend artikels waar niemand op zit te wachHet snelle dagelijkse nieuwsritme en deadlines maken het voor journalisten ten: verhaaltjes en nieuwtjes waar het internet al vol mee staat. Daar moeten soms onmogelijk een onderwerp uit te spitten. Nochtans kunnen nieuwsze mee stoppen, want daar maak je aanbieders zich net met diepgravende onderzoeksjournalistiek van de concurrentie onderscheiden. Kost dat niet veel tijd en geld? Tijd sowieso, omdat onderzoeksjournalistiek niet in drie tellen gebeurt. Maar geld? Niet noodzakelijk, zo blijkt. “Journalisten zullen meer dan vroeHet staat niet voor ger door fundraising zelf tijd en iedereen vast dat de ruimte moeten afdwingen”, zegt Ides papieren krant in de digitale Debruyne. “De druk op journalisten is toekomst groot en er is te weinig tijd voor onderverdwijnt. zoeksjournalistiek. Via alternatieve fi(fotomontage nanciering kunnen journalisten die tijd Michaël zelf creëren. Het Fonds Pascal Decroos Oosterlinck) probeert literaire journalistiek en onderzoeksjournalistiek te ondersteu-

“De papieren krant zal blijven bestaan”

8

scoop 2- 2014

als serieus nieuwskanaal het verschil niet mee. Daar kan je dan ook geen geld voor vragen. De journalisten die zo’n nutteloze artikels schrijven, kunnen beter omgeschoold worden om aan onderzoeksjournalistiek te doen. Op die manier worden ze veel nuttiger ingezet. Onderzoeksjournalistiek is – ondanks het cliché van de dappere, eenzame speurder – vaak een zaak van goede samenwerking en teamwork.” Onderzoeksjournalistiek, dat betekent diepgravende journalistiek zonder te moeten denken aan korte deadlines. Yves Desmet, hoofdredacteur van De Morgen, pleitte in een opiniestuk op Villamedia.nl op 3 oktober 2012 voor ‘slow journalism’. In zijn boek ‘Media morgen’ vindt Jo Caudron dat deadlines bij internetpublicaties maar beter verdwijnen. Een afsluitmoment, een afgesloten editie met een publicatiedatum vindt hij iets voor print, maar niet voor web. “Is een artikel klaar? Dan


Frank De Graeve: “Verschrikkelijk veel zal er de komende jaren niet veranderen.” (foto Michaël Oosterlinck)

komt het”, klinkt het. Met andere woorden: een artikel publiceer je dan pas op het moment dat de auteur het heeft afgewerkt, niet op een moment gedicteerd door het publicatiemoment. “Wanneer is een artikel af?”, vraagt De Graeve zich af. “Journalistiek zonder deadlines bestaat enkel in een ideale wereld. Een artikel is ‘nooit af’. Vandaag wordt de deadline bepaald door de technologie. De deadline is wanneer er gedrukt moet worden of wanneer een televisie-uitzending op antenne gaat. In de toekomst zal de nieuwsconsument de deadline bepalen. Er ontstaan momenten waarop mensen nieuwe informatie nodig hebben, en die bepalen de deadline.” De grootste trend waarmee de journalistiek te maken heeft, is de digitalisering. Vroeger lazen we het nieuws enkel in de krant, nu ook op een smartphone en op een computer. Maar hoe ver kan de technologie gaan? Op welke manier krijgen consumenten het nieuws in de toekomst voorgeschoteld?

Voorlezen

Google Glass, een bril waarmee je surft op het internet, heeft recent weer een technologische grens verlegd. En toch ziet Frank De Graeve nog erg veel mogelijkheden. “Ik heb natuurlijk geen glazen bol”, klinkt het, “maar wie weet wordt het nieuws op internet in de toekomst gewoon voorgelezen? De textto-speechtechnologie wordt steeds beter. Vandaag is het al mogelijk om tekst om te zetten in een artificiële stem. Twintig jaar geleden lachten ze je uit

als je zei dat we in 2013 films zouden kunnen bekijken op een mobiele telefoon. Tegenwoordig staan we eigenlijk al veel verder” In ‘Stop de persen’ zei NRChoofdredacteur Peter Vandermeersch dat krantenuitgevers de fout hebben gemaakt om van in het begin online gratis content aan te bieden. “Die fout hebben krantenuitgevers overal ter wereld gemaakt”, zegt De Graeve. “Ik denk dat de situatie onomkeerbaar is

“Misschien leest spraaktechnologie binnenkort het nieuws voor?” Frank De Graeve

en dat mensen gewoon zijn geraakt aan hun gratis onlinenieuws. Niet iedereen vindt het normaal dat je per maand moet betalen voor nieuws, zoals je dat iedere maand doet voor je internetabonnement.” Ook Ides Debruyne pleit voor gratis kwaliteitsnieuws, maar sluit niet uit dat ook in ons land meer en meer betaalmuren zullen worden opgetrokken. “De kans is groot dat kwaliteitsnieuws in de nabije toekomst achter een betaalmuur verdwijnt”, zegt hij. “Alle bedrijven zijn op zoek naar manieren om inkomsten te creëren. Vanuit democratisch oogpunt is gratis

kwaliteitsnieuws een must, maar het is zeer de vraag of dat mogelijk blijft. Journalistiek is een publiek goed, net als bijvoorbeeld onderwijs. En ik denk dat we het erover eens zijn dat ook onderwijs gratis moet blijven.” Zweetdieven Heel wat nieuwsaanbieders gaan op zoek naar andere manieren om nieuws rendabel te brengen. De Amerikaanse nieuwswebsite The Huffington Post gebruikt het principe van aggregatie: nieuws van het internet verzamelen. “Zweetdieven”, noemde Peter Vandermeersch dat soort media in de reportage ‘Stop de persen’. “Als de traditionele kranten daardoor onderuitgaan, zakt de hele nieuwspiramide in elkaar.” Maar dat model heeft natuurlijk wel succes. Uiteraard worden in de Belgische media vandaag ook af en toe berichten overgenomen, maar volgens Frank De Graeve gebeurt dat op een kritische manier. Bij aggregatiemedia is dat volgens hem niet zo. “Ik zie daar niet veel toekomst in”, zegt hij. “Er is geen enkele toegevoegde waarde. Die markt zal zichzelf opeten. Tijd is voor mensen een kostbaar bezit. Je kunt hen echt niet meer boeien met een artikel dat ze ook al elders hebben gelezen.” Conclusie: de journalistiek heeft nog erg veel te bieden in de toekomst, maar ze zal moeten inzetten op diepgang. Zo kan nieuws maken rendabel blijven.  Michaël Oosterlinck

scoop 2 - 2014

9


Journalist Stijn Debrouwere programmeert mee aan toekomst bij The Guardian

“Het gaat nog te goed met   de Nederlandstalige pers” Journalist-programmeur Stijn Debrouwere weet als geen ander hoe de geschreven media aan het veranderen zijn. Hij richtte mee de Belgische nieuwssite Apache.be op. Daarna trok hij naar de States, waar hij bij de lokale krant The Gazette en televisiestation KCRG in Iowa innovatieve manieren voor nieuwsproductie bedacht. Tegenwoordig werkt hij in Londen bij The Guardian.

Bij The Guardian neemt journalistprogrammeur Stijn Debrouwere deel aan een project dat programmeurs naar redacties haalt. “De situatie in Vlaanderen moet eerst nog erger worden voor het terug de goede richting kan uitgaan. De ambities zijn momenteel niet hoog genoeg.” Stijn Debrouwere: “Ik ben bij The Guardian terechtgekomen door het Open News-project van Mozilla, bekend van de browser Firefox. Open News wordt gesteund door de Knight Foundation, een Amerikaans fonds dat

10

scoop 2- 2014

nieuwe journalistieke projecten ondersteunt. Open News wil het open web, dat streeft naar publieke en vrije internetcommunicatie, ondersteunen en doet dat vooral door werkbeurzen te geven aan mensen die de journalistiek vooruit kunnen helpen. Die mensen, de Knight-Mozilla Open News Fellows, zijn behalve met journalistiek ook bezig met programmeren. Ze gaan aan de slag bij kranten en nieuwsorganisaties overal ter wereld. Ik werk voor The Guardian in Londen, maar ik heb ook collega’s bij The Boston Globe,

The New York Times en La Nación in Argentinië. Eigenlijk mogen we allemaal op die redacties doen waar we zin in hebben. Soms levert dat niets op, soms wel.”

Extraheren

“Mijn collega Friedrich Lindenberg bij Der Spiegel in Duitsland heeft heel wat projecten gedaan rond de verkiezingen daar eind september 2013. Hij werkt dus mee met de rest van de redactie. Andere dingen die we doen, zijn minder concreet. De beste zijn de projecten die daartussen zitten. Dan werken we aan tools die hergebruikt kunnen worden. Een van de grootste successen dit jaar komt van twee van mijn medebeursgenoten. De ene zit in Argentinië, de andere in New York bij ProPublica. (Dat is een onafhankelijke non-profit onderzoekssite, opgericht door gewezen Wall Street Journal-hoofdredacteur Paul Steiger in New York, met zo’n veertig journalisten. In 2010 won ProPublica als eerste nieuwssite een Pulitzer Prize, nvdr). Wel, die twee collega’s hebben software ontwikkeld die toelaat om uit PDF-bestanden data te extraheren. Dat is heel belangrijk omdat er momenteel veel onderzoek gebeurt naar overheidsdocumenten. In de Verenigde Staten heet dat een ‘FOIA-request’ (Freedom Of Information Act, nvdr.), in België spreken we over wobben (Wet op Openbaarheid van Bestuur, nvdr). Overheden zijn verplicht om het meeste van hun informatie vrij te geven, maar dat wil niet zeggen dat ze je het geven in het meest nuttige formaat. Soms printen ze digitale bestanden uit en dan krijg je dus een dik pak papier toegestuurd. Of ze geven je informatie in een gestructureerd formaat, en waarop dus statistische analyses kun-


Stijn Debrouwere werkt mee aan het Knight-Mozilla OpenNews-project waarbij programmeurs op nieuwsredacties op zoek gaan naar vernieuwende tools. (foto Ramiro Chanes/ingezonden)

nen worden uitgevoerd, maar in PDFvorm. Dat maakt het dubbel zo moeilijk om die bestanden te analyseren. De software die mijn collega’s ontwikkeld hebben, speelt daarop in. Het programma kan automatisch of semiautomatisch informatie en cijfers uit een pdf halen en gestructureerd teruggeven, zodat je ze bijvoorbeeld in Excel kan analyseren. Een hele vooruitgang. In zo’n projecten zit zeker toekomst.”

Vervuiling

het doel het verleden in stand te houden. Je kan alles wat in print bestaat omzetten naar een digitale vorm, dat is heel gemakkelijk. Maar dat dat goed zal werken, is vooral wishful thinking.” “Anderzijds zijn er momenteel heel veel producten waarvan je niet goed weet of ze wel journalistiek zijn. Nichemagazines doen het minder goed omdat geïnteresseerden op internet-

tjes krijgen een online tegenhanger, zoals 2dehands.be of zelfs LinkedIn. Al die zaken zijn geen pure journalistiek meer, maar ze vervullen wel dezelfde functie. Ik vind dat een interessante springplank. Mensen in de journalistieke wereld zouden wat meer moeten nadenken over zo’n producten. Je kan onderzoeken waarin mensen precies geïnteresseerd zijn in een deelgebied van de journalistiek en of er een alternatief soort journalistiek gecreeërd kan worden die daarop inspeelt. Dat leidt telkens tot enorme successen. Helaas spelen die successen zich bijna altijd af buiten de journalistieke wereld. We laten nog te vaak andere industrieën lopen met een potentiële winst.”

“Hoe slechter het gaat met de pers, hoe beter voor de consumenten, want hoe meer vernieuwing”

“Interactieve journalistiek, die gebruik maakt van databanken en daar visualisaties mee maakt, zal volgens mij steeds verder gaan. Het interessante daaraan is dat algemene informatie, bijvoorbeeld de vervuiling in een land, vaak gedetailleerd genoeg is om toe te passen op een gemeente of zelfs op straatniveau. Bijgevolg kan je als het ware gepersonaliseerde nieuwsproducten maken en dat hebben mensen graag” “In de tabletmagazines en tabletkranten zie ik dan weer niet erg veel toekomst. Als je naar de verkoopcijfers kijkt, vallen die altijd tegen. Vaak wordt een tabletversie van een bestaand nieuwsproduct uitgebracht met

fora gratis alle informatie kunnen vinden. Hetzelfde geldt voor productbesprekingen. Mensen zijn blijven geïnteresseerd om een stofzuiger, cd’s of films te kopen, maar ze laten zich vaker leiden door productaanbevelingen van webshops. Eens je tien of twintig boeken op Amazon of Bol.com gekocht hebt, krijg je aanbevelingen van andere boeken die je zouden kunnen interesseren. Vroeger werd die functie louter door journalisten vervuld. Ook zoeker-

Keihard

“Ik zie in de toekomst van de journalistiek twee uitersten. Enerzijds zit die interactieve journalistiek, met visualisering en grafieken er aan te komen. Maar anderzijds zijn de meeste mensen ook nog steeds geïnteresseerd in traditionele journalistiek omdat die zeer aangenaam is om te lezen. Je kan dus zeker nog successen behalen door daar keihard op in te zetten en dat te  scoop 2 - 2014

11


 benadrukken. Dat zien we ook bij de

zogenaamde longformjournalistiek. Het idee daarachter is: journalistiek brengen van meer dan 5.000 woorden, waar je toch een uurtje aan leest. Vaak zijn die artikels heel narratief. Er zit een verhaal achter, maar ook veel onderzoek. In de Verenigde Staten kent dat genre nu een sterke opgang.”

“In België en Nederland komt het voorlopig nog niet echt van de grond. Het grote probleem is dat hier geen cultuur van e-books en e-readers is. Je kan ze wel kopen, maar ze zijn allesbehalve populair. In de VS heeft bijna iedereen zoiet. Bovendien zijn de meeste e-readers dan nog eens de Kindles, die samenhangen met Amazon. Daardoor kan elke Kindlebezitter met een klik een boek kopen. Dat wordt automatisch naar de Kindle gedownload en je kan het meteen beginnen te lezen. Gebruiksvriendelijker kan haast niet. In Nederland is er wel een uitgeverij, Fosfor, die zich specialiseert daarin. Maar omdat je hier nog een omslachtig proces moet doorlopen voor je een boek kan lezen, is het nog geen groot succes. Eerst moet je je adres ingeven, dan nog eens vijf stappen doorlopen, en dan pas kan je je e-book downloaden. Dan moet je nog je e-reader aansluiten op je computer, het gedownloade bestand van de computer naar je e-reader slepen, en pas dan kan je beginnen te lezen. Qua ervaring is dat allesbehalve super.”

Stijn Debrouwere

. Studeerde Wijsbegeerte aan Ugent . Was redacteur, lay-outer en hoofdredacteur bij studentenblad Schamper . Hielp in 2009 bij de oprichting van Apache.be . Woont in Londen . Is programmeur en journalist . Werkte bij The Guardian als Knight-Mozilla OpenNews laureaat . Sinds zijn beurs midden november 2013 is afgerond, is hij OpenNews alumnus . Blogt over programmeren en de toekomst van de journalistiek op http://stdout.be

12

scoop 2- 2014

In april 2013 was Stijn Debrouwere een van de sprekers op de eerste ‘InkLink Data Journalism Day’ in Budapest, Hongarije. (foto Sourcefabric)

“Het tweede probleem in België en Nederland schuilt in de taal. Er zijn ongeveer een miljard mensen die Engels begrijpen, tegenover 25 miljoen Nederlandssprekenden. Onze markt is dus veel kleiner.”

Paniek

rentie en ontstaat er daardoor sneller paniek. Als een krant of magazine zich niet aanpast aan evoluties en niets unieks heeft, gaan mensen gewoon een van de vele andere kranten lezen. Dan denk je sneller: nu investeren in vernieuwende dingen, of we gaan de dieperik in.’ NRC Handelsblad maakt nu in Nederland nog altijd winst, dus waarom zou die krant een andere weg

“België kent zo weinig vernieuwing op het vlak van geschreven journalistiek omdat het hier voorlopig nog te goed gaat. Bij ons is de verdeling tussen inkomsten uit verkoop en uit advertenties ruwweg vijftig-vijftig. In de Verenigde Staten kwam tachtig procent Stijn Debrouwere van de inkomsten uit advertenties. Door de economische crisis is die advertentiemarkt gehalveerd. moeten inslaan? Het is ironisch: hoe slechter het gaat met de pers, hoe beAls tachtig procent van je inkomsten daaruit komen, is dat veel gevaarlijter dat is voor de consumenten, want ker dan wanneer dat slechts de helft hoe meer vernieuwing er ontstaat.” is. Daardoor hebben Europese kranten “Ik vind dat de overheid specifieke projecten die echt impact kunnen heben magazines nog steeds een redelijk ben, moet subsidiëren. Zeer gerichte sterke positie.” subsidies wérken. Maar allicht moet de “Er zijn gewoon ook niet erg veel situatie in Vlaanderen eerst nog erger Vlaamse en Nederlandse kranten. De worden voor het terug de goede richprintmedia in de meeste Europese lan- ting kan uitgaan. De ambities zijn momenteel niet hoog genoeg.”  den publiceren in een kleinere taalgroep en dat is op dat vlak een enorm voordeel. Bij de Engelstalige pers is dat Justine Van Hauwe tekening Joes Roosens anders: daar is er enorm veel concur-

“Dat tabletversies van printproducten toekomst hebben, is wishful thinking”


Online nieuws: to pay or not to pay? De klassieke media zetten sinds de opkomst van het internet heel wat nieuws gratis online om lezers aan te trekken. Uitgevers dachten dat advertentie de kosten van de website zou dekken, maar dat bleek een illusie. Alles gratis aanbieden is niet meer houdbaar, alles betalend maken is evenmin een goede oplossing.

Vele businessmodellen zijn al getest, maar slechts weinigen slaan aan. “In België heeft enkel De Tijd succesvol de stap gezet naar een betaalmodel”, zegt Steve Paulussen, docent media en journalistiek aan de Universiteit Antwerpen. Maar ook andere uitgevers onderzoeken wat mogelijk is en zullen dit jaar heel wat experimenteren. “Alle uitgevers vragen zich af hoe ze hun lezers kunnen behouden na het invoeren van een betaalmuur”, zegt Paulussen. “Uitgevers hopen dat ze lezers zo ver krijgen dat ze bereid zijn om te betalen voor de meerwaarde die kranten bieden. Toen kranten online gingen, hebben de meesten hun content gratis weggegeven. Dat heeft ervoor gezorgd dat mensen gewend zijn geraakt aan gratis nieuws. Ze hebben het gevoel dat het nieuws altijd wel op de een of andere manier bij hen terecht zal komen. Als steeds meer kranten opteren voor een betaalmodel, zal er op een bepaald moment misschien een grotere bereid-

Steve Paulussen, docent media en journalistiek aan de Universiteit Antwerpen: “Ik ben ervan overtuigd dat er nog veel journalistieke vernieuwing komt op het internet en dat er nieuwe bedrijven zullen ontstaan.” (foto Brecht Craye) 

scoop 2 - 2014

13


Jeroen Verkroost, chief digital officer van De Persgroep: “Mensen die geen abonnement hebben, zullen een dagpas kunnen kopen om zo alles te kunnen lezen.” (foto Tim De Backer)

“Kunnen we kwaliteit eisen van kranten als we er niet voor willen betalen?” Steve Paulussen

docent media en journalistiek, Universiteit Antwerpen

heid zijn bij gebruikers om te betalen. Want mensen baseren zich ook online nog steeds op nieuws dat binnen de klassieke mediabedrijven wordt gemaakt.”

Marktleider

Of nieuws gratis aangeboden zal worden, hangt af van krant tot krant. “Het is erg titelgebonden”, zegt Jeroen Verkroost, chief digital officer bij De Persgroep. “De Persgroep heeft een groot aantal kranten en sommige daarvan lenen zich er perfect voor om content gratis aan te bieden. Bij andere kranten past het beter om artikels betalend aan te bieden. De Tijd is bijvoorbeeld meer gericht op de hogere sociale klasse en zo is het makkelijker om de lezer te laten betalen. Het is moeilijker om dat te doen bij een titel die meer sport en algemeen nieuws brengt. Met bepaalde kranten willen wij marktleider worden qua bereik. Die kan je dan niet zomaar achter een betaalmuur stoppen.” Ook Mediahuis wil beide businessmodellen, gratis én betalend, behouden. “Wij geloven bijzonder sterk in betaalde content”, vertelt Caspar van Rhijn, directeur Digitale Nieuwsmedia bij Mediahuis. “De Standaard is een site waarvan de inhoud van de betalende krant al vrij vroeg beperkt achter een betaalmuur zat. (In het begin werd een deel van de krantenartikels gratis op de site gepubliceerd. Nu is alle content van de krant online beschikbaar, maar er moet wel voor betaald worden, nvdr). Het Nieuwsblad biedt bredere

Steve Paulussen

. Docent media en journalistiek, Universiteit Antwerpen . Lid onderzoeksgroep Media, Beleid en Cultuur (MPC) . Onderzoeker aan de Universiteit Gent (2000-2012) . Docent journalistiek Vrije Universiteit Brussel (2008-2012) en Erasmushogeschool Brussel (2012) . Co-auteur boek ‘Participatory Journalism: Guarding Open Gates at Online Newspapers’

14

scoop 2- 2014

content aan en is op dit moment voor het grootste deel gratis, maar ook daar zijn de digitale edities al deels betalend. Het regionale nieuws is overal te vinden, dus zou het naïef zijn om daarvoor een betaalmuur op te trekken. Wij voelen dat de lezer beide modellen nodig heeft. De openbare omroep zal het nieuws altijd gratis blijven aanbieden en dat zullen wij voor een stuk ook moeten blijven doen, maar er zal meer aandacht komen voor betaalde content. Die moet dan wel zeer uniek of diepgaand zijn.”

Switchen

Op het internet is er een brede keuze aan nieuwssites. Er is nog geen specifiek onderzoek naar gedaan, maar er wordt aangenomen dat lezers van een bepaalde krant niet snel switchen naar een andere. “Abonnees van de krant De Standaard zullen sneller De Standaard online lezen”, zegt Paulussen. “Dat wordt sterk gestimuleerd door de abonnementen. Wie een abonnement neemt op een papieren krant, krijgt meteen toegang tot de site. Gebruikers blijven trouw aan een aantal sites. Vaak werd gedacht dat het internet ervoor zou zorgen dat we ook meer internationale media zouden gebruiken, maar dat is niet het geval. In alle landen staan de eigen lokale


“We zoeken een sluitend businessmodel voor de komende twintig jaar” Jeroen Verkroost

chief digital officer De Persgroep

media helemaal bovenaan in de lijst van populairste sites.” Kranten doen vandaag ook veel moeite om lezers, eventueel van andere kranten, aan te trekken. Studenten kunnen de krant kopen aan een laag tarief en bij een abonnement zitten vaak allerlei gadgets of cadeaus. Dat ziet ook Steve Paulussen. “Kranten gaan soms heel ver om mensen een abonnement aan te smeren. Een proefabonnement waarbij je bijvoorbeeld de eerste maanden gratis de krant kunt lezen als je daarna nog eens voor negen maanden een abonnement neemt. Ze geven de krant eigenlijk gratis weg voor een lange periode om mensen aan de krant te binden. Ze weten dat wanneer iemand een abonnement neemt, hij dat vrij snel verlengt, omdat het dan in de dagelijkse routine zit om de krant te lezen.”

Papier

Ondanks de opkomst van smartphones en tablets scoren de abonnementen voor de papieren krant nog steeds beter dan zuiver digitale abonnementen. Veel mensen blijven vasthouden aan de papieren krant. Voor Paulussen is het een teken dat betaalmuren niet zo’n goed idee zijn. “Blijkbaar willen mensen niet betalen voor digitaal nieuws. We gebruiken de digitale krant enkel als die als supplement bij een papieren abonnement wordt aangeboden. De ‘willingness to pay’ is veel lager voor digitale content.” Ook bij Mediahuis is het aantal zuiver digitale abonnees laag. “We hebben heel wat digitale abonnees, zeker bij De Standaard, maar dat komt vooral doordat onze papieren abonnees voor een groot stuk toegang krijgen tot de digitale krant”, zegt van Rhijn. “Net daarom

scoop 2 - 2014

15


Caspar van Rhijn, directeur Digitale Nieuwsmedia van Mediahuis: “Er komt steeds meer aandacht voor betaalde content.” (foto rr/mediahuis)

 ligt het aantal zuiver digitale abonnees

vrij laag. We zouden dat kunnen veranderen, maar de liefhebbers van de papieren krant vinden het ook fijn als ze de digitale editie kunnen lezen. Voor ons is het totaal aantal abonnees belangrijk. We hebben zelfs liever full abonnees dan zuiver digitale abonnees.”

talen.” Van Rhijn ziet in NewsMonkey geen grote concurrent voor de kranten, maar vindt het wel een mooi initiatief. “Ik ken BuzzFeed uit de Verenigde Staten, waarop NewsMonkey gebaseerd is. Daar wordt relatief weinig

mee verdienen. De vraag is alleen hoe ver kranten kunnen gaan. Vandaag wordt er heel vaak verwezen naar het geslaagde betaalmodel van The New York Times. Op veel kleinere schaal kan je zeggen dat De Tijd in Vlaanderen de stap succesvol heeft gezet. Die krant heeft een relatief groot aantal abonnees. Het valt nog af te wachten of je dat model zomaar kan doortrekken naar eender welke lokale of populaire krant”, besluit hij. Verkroost bevestigt dat De Persgroep het komende jaar meer zal experimenteren. “De collega’s doen dat ook. Ik denk dat het goed is om veel dingen uit te proberen, want volgens mij is er niet één juiste oplossing voor die puzzel.”

“Voor ons is het totaal aantal abonnees belangrijk. We hebben zelfs liever full abonnees dan zuiver digitale abonnees”

“Waarom mensen zo gehecht zijn aan papier, is nog niet onderzocht. Het is wel duidelijk dat krantenuitgevers er zelf van overtuigd zijn dat mensen een papieren versie Caspar van Rhijn willen”, zegt Paulussen. directeur Digitale Nieuwsmedia Mediahuis Ceo van Mediahuis Gert Ysebaert zei in de VRTPanoramareportage ‘Stop de persen’ op 5 september 2013 dat hij papier “niet wil loslaten”. Christian Van Thillo, ceo van nieuws zelf gecreëerd. BuzzFeed deDe Persgroep, zei in dezelfde uitzentecteert nieuwsberichten op Facebook ding dat hij papier zelfs “nooit zal losen Twitter en plaatst die op zijn site. Er laten”. “Ze weten dat mensen zich meer is geen sprake van journalistieke creatie en dat vind ik jammer. Ik ben een aangetrokken voelen tot papier”, zegt grotere fan van De Correspondent in Paulussen. “De digitale krant kan je met een tablet overal meenemen, maar Nederland. Een mooi initiatief, maar er is een veel minder sterke band.” De niet makkelijk haalbaar.” Persgroep wil in dat verband meer de gebruiksmomenten van de lezer onder Volgens Paulussen zullen kranten de loep nemen. “De mensen hebben allerlei modellen uitproberen, maar ’s ochtends de tijd om door de krant bijna niets werkt tot nog toe. “Al te bladeren”, zegt Jeroen Verkroost. die experimenten bewijzen dat de “Tijdens de lunchpauze wil de lezer uitgevers merken dat het huidige een snelle update van wat er in de we- systeem niet ideaal is. Maar de kranten hadden eerder al weet van reld gebeurt. Daar leent een website dat probleem. De Standaard en De zich perfect voor. ’s Avonds gaat de lezer op zoek naar nieuws via smartpho- Tijd hebben al van bij het begin dat ne of tablet. Sommige nieuwsfeiten die ze de stap naar het internet zetten, nagedacht over hoe ze er geld konden ’s ochtends relevant waren, zijn dat ‘s avonds niet meer.”

Experimenteren

De jongste jaren ontstonden initiatieven los van de traditionele media. Veel besproken voorbeelden: Apache, het Franse Médiapart en De Correspondent uit Nederland. En in november vorig jaar nog lanceerde oud-hoofdredacteur van De Morgen Wouter Verschelden mee de gratis nieuwssite NewsMonkey. Paulussen hoopt dat, als kranten minder pluralisme kunnen aanbieden, de journalistiek meer naar dat soort initiatieven verschuift. “Ik geloof heel erg dat er nog veel journalistieke vernieuwing komt op het internet en dat er nieuwe bedrijven zullen ontstaan, die wel mensen bereid vinden om te be16

scoop 2- 2014

Protonsysteem

Het blijft voor de kranten een uitdaging om de lezers die op een betaalmuur stuiten te overtuigen om te betalen. “We zullen altijd slechts een deel van de bezoekers kunnen overtuigen”, zegt van Rhijn. “Dat is overal zo. Op de site van The New York Times bijvoorbeeld is slechts drie procent van de bezoekers echt een betaler. We moeten de trechter zo groot mogelijk proberen te maken. We zijn volop bezig om het registratie- en betalingssysteem gemakkelijker te maken door de


een combinatie van de vier gemaakt”, zegt Verkroost. “Voor een krant als De Tijd, met hoogkwalitatief economisch nieuws voor een kleine doelgroep, is een betaalmodel zeker mogelijk. Een titel die veel mensen aanspreekt en minder specifiek is, zal meer gebruikmaken van advertenties.”

registratie te vereenvoudigen en andere betaalmiddelen toe te laten. Momenteel bekijken we met alle uitgevers of we een site kunnen lanceren waarbij de consument met één account toegang krijgt tot alle nieuwssites. Zo moet de consument zich niet op iedere site apart registreren. Dat betekent niet dat je maar één keer moet betalen om tot alle sites toegang te krijgen, maar wel dat je een account hebt waarmee

je kan betalen. Noem het een soort Protonsysteem om op alle nieuwssites te betalen.” De Persgroep gaat op zoek naar een sluitend businessmodel dat ervoor moet zorgen dat het bedrijf binnen twintig jaar nog bestaat. Ze zien daar vier verschillende inkomstenstromen: advertenties, abonnementen, losse verkoop en betalende modellen op internet. “Afhankelijk van de titel wordt

Door de fusie van Corelio en Concentra tot Mediahuis zullen die verschillende krantentitels meer samenwerken. Paulussen zou het liefst van al meer titels zien. Hij maakt hierbij wel een bedenking. “De impact van die samenwerking op de diversiteit van het nieuwsaanbod zal er volgens mij in bestaan dat de kranten nog meer op elkaar zullen gaan lijken. Maar verschraalt daarmee ook het totale nieuwsaanbod? Mensen gebruiken ook andere kanalen dan de krant om op de hoogte te blijven van de actualiteit: radio, televisie, internet. We moeten dus niet alleen naar de kranten kijken als we het hebben over het pluralisme in de media. Kranten zien het aantal lezers afkalven en krijgen steeds minder inkomsten. Als mensen niet meer willen betalen voor de krant, zullen kranten het moeilijk krijgen om hun maatschappelijke rol te blijven vervullen. Maar kunnen we nog eisen van de kranten dat ze kwaliteit leveren als we er zelf niet langer voor willen betalen?  ” Marlies Strubbe tekst en foto’s Brecht Craye

scoop 2 - 2014

17


Een digitaal succesverhaal: De Tijd

“Wij houden van print, maar de toekomst ligt er niet” De Tijd kende vorig jaar een groei voornamelijk dankzij stijgende digitale abonnementen. De groei bedroeg 1,79 procent. Dat is ongezien in de krantensector, waar groei tien jaar geleden voor de meesten het laatst gezien werd. Tom Peeters is als multimediamanager bij De Tijd in nauwe samenwerking met de hoofdredactie bezig met de toekomst van de krant.

Scoop: Hoe komt het dat De Tijd het vooral digitaal zo goed doet? Tom Peeters: “Vier, vijf jaar geleden is het besef gekomen dat een digitale strategie belangrijk is. Toen heb ik met Frederik Delaplace, redactiedirecteur bij De Tijd en L’Echo, ingezien dat de toekomst niet alleen in print zou liggen. Wij houden heel hard van print en je kan daar veel over zeggen, maar de toekomst ligt er niet. Dus als de groei daar niet ligt, waar dan wel? Twitter bestond nog niet en Facebook amper. Maar duidelijk was wel dat een digitale strategie belangrijk zou worden. Wij hebben daar flink op ingezet, in het begin met kleine stapjes.” “Onze eerste grote stap was een ‘web first policy’. Dat betekent dat je bij ieder stuk er minstens moet over nadenken of je het stuk niet eerst 18

scoop 2- 2014

op het web zou publiceren en dan pas in de krant. Zo hebben we de redactie ervan doordrongen dat er meer is dan alleen print. Tegelijkertijd begonnen we een eigen multimediaal redactiesysteem te ontwikkelen dat het mogelijk maakte tegelijk voor het web en de krant te schrijven.”

“Bij de volgende stap hebben we die mindswitch van de redactie ook vermarkt. Als de groei in het digitale ligt, hoe beginnen we daar dan geld mee te verdienen? Als we de groei en ons bedrijf veilig willen stellen, moeten we er geld aan verdienen. In mei 2010 hebben we een betaalmuur om onze content gezet. En risico toen, want betalen op het net was nog niet zo ingeburgerd als nu. Dat is nog steeds moeilijk, maar bij ons is het toch een succes gebleken.” Scoop: Hoeveel van jullie abonnees zijn nu enkel digitaal? Peeters: “Op dit moment is 25 procent van ons abonneebestand enkel digitaal. We hebben pakweg veertigduizend abonnees, waarvan er dus tienduizend digitaal zijn. Daar zitten mensen tussen die vroeger bij ons langskwamen en niet betaalden, maar ook mensen die een papieren abonnement ingewisseld hebben voor een - daar moet ik eerlijk in zijn goedkoper digitaal abonnement.” Scoop: Hoewel er minder papieren abonnementen zijn, is er toch groei?

Peeters: “Onze aanpak heeft ervoor gezorgd dat we een van de groeiers zijn. We moeten eerlijk zijn: de groei op papier stabiliseert, maar we winnen wel digitaal bij. De groei is bescheiden: 1,8 procent in het afgelopen kwartaal (het derde kwartaal van 2013, red.), maar het werkt dus wel. Anderzijds, forse groei zit er niet in. De keerzijde van de medaille is dat we nog altijd het meest verdienen aan ons papieren product. Het is duurder om te maken, maar adverteerders zijn bereid meer te betalen voor advertenties in de papieren krant dan die op het web of in de digitale krant. En dat terwijl het bereik van de papieren krant moeilijk te meten valt. Digitaal weet je perfect wat je hebt, dus kan een adverteerder slimmer digitaal adverteren. Maar rond ‘digitaal’ en ‘web’ hangt nog steeds het idee dat alles gratis is.”

Downloads

Scoop: Hoeveel mensen lezen dagelijks de krant op een tablet of telefoon? Peeters: “Vierduizend mensen downloaden elke dag de krant. In totaal zijn er achttienduizend downloads van de app. Die vierduizend zijn niet altijd dezelfden, dat wisselt. En daar zit groei in.” Scoop: Aan wat voor percentages moet ik dan denken? Peeters: “Geen groeicijfers van tien procent. Het gaat om ongeveer drie procent. Dat is bescheiden, maar er zit tenminste


Multimediamanager Tom Peeters in Thurn en Taxis, waar De Tijd huist: “ Ik denk niet dat we ooit stoppen met de papieren Tijd te drukken” (foto Wim Kopinga)

groei in. De volgende stap is een volle- “Onze website is voor onze lezers een dig vernieuwde website tegen het mid- heel nuttig instrument. Maar het mag den van dit jaar.” ook wel wat plezanter zijn. Waarom Scoop: Wat verandert daar aan? gaan mensen zo vaak naar Standaard. Peeters: “We willen de hele Berliner­ be of Hln.be? Dat is niet alleen voor de operatie op de krant uit 2012 voor een waardevolle content, denk ik. Als je aan deel overdoen op de website. Dat bete- het werk bent, wil je eens vijf minuten kent dat we met onze content breder rust of je hoofd leegmaken. Op Tijd.be is willen gaan en dat we de look and feel dat voorlopig moeilijker, maar waarom moderner maken. De Tijd staat voor zouden we het niet aanbieden? Er zijn een moderne, toegankelijke, brede za- leuke video’s over bedrijven, of topinikenkrant. Er zijn redelijk wat websites tivatieven op het gebied van marketing.” die niet meer vanuit een desktop beginnen, maar vanuit een tablet. Neem nu de Amerikaanse krant USA Today: die heeft een website die vooral ontworpen is voor tablet, waar ze ook een desktopversie van gemaakt hebben. Interessant is responsive webTom Peeters design. Dan bouw je één website, multimediamanager De Tijd die zich naar alle formats aanpast. Alle blokken van de website vormen zich naar het toestel waarop je de website bekijkt. Een soort schaal- “Om te groeien moet je een ruimer bare website.” aanbod leveren. Hoewel de media onder druk staan, wordt er nu veel meer Scoop: In de krant is er nu het weeknieuws geconsumeerd dan vroeger. endkatern waar een stuk breder naar het nieuws gekeken wordt. Willen Alleen wordt er veel minder op verdiend jullie op de website ook meer nieuws en zijn er veel meer contentdragers. Aan uit de cultuursector brengen, of zelfs ons om onze voeten in de grond te zetsportnieuws? ten en een aanbod te bieden dat mensen Peeters: “Uit onderzoek blijkt dat De langer bij ons houdt.” Tijdlezers niet staan te springen om Scoop: De Tijd heeft een heel specisport in de krant te hebben. Ik denk zelf fieke doelgroep en boodschap. Is het ook dat onze meerwaarde daar niet ligt. daardoor makkelijker om digitaal te Voor cultuur is dat wat anders. We kun- groeien voor jullie dan voor pakweg nen meer met ons weekendmagazine De Morgen of De Standaard? Sabato. Dat is content die wel pakt. Maar Peeters: “Wij hebben toevallig het voorhoe en op welke manier, daarover moet deel dat we geen gratis concurrent hebnog veel denkwerk gebeuren.” ben. Voor De Standaard en De Morgen,

“De groei op papier stabiliseert, maar digitaal winnen we bij”

die meer algemeen nieuws brengen, zal er altijd nog iets zijn als De Redactie van de VRT, dat een open medium zal blijven. Dat maakt het voor hen moeilijker. Wij zitten in een niche, maar de grote verhalen bij ons ga je ook wel ergens anders vinden. Dan is het aan ons om verhalen te brengen die je nergens anders vindt. En ik denk dat we, zeker op ondernemersvlak, expertise en contacten hebben waardoor we verhalen kunnen schrijven die niemand anders kan brengen.” Scoop: Wanneer verschijnt jullie laatste krant op papier? Peeters: “Ik denk niet dat we ooit gaan stoppen met de papieren Tijd te drukken, maar ik zou het niet onlogisch vinden als we binnen vijf jaar geen krant meer maken tijdens de week. Ik denk dat de toekomst voor gedrukte kranten in het weekend ligt. Het gat dat magazines nu niet kunnen opvullen, zal voor een deel bij kranten komen. Het verhalende, het terugblikkende en vooruitijkende, daar moet je aan denken. Dat wordt dan wel een heel ander product. Ik denk niet dat daar veel nieuws zal in staan. Mensen van achttien à twintig jaar, digital natives die al tien jaar via sms of Facebook communiceren, pakken geen krant meer vast. Die hebben een ander product nodig. Als ze geinteresseerd zijn in nieuws, zullen ze dat niet meer in een krant zoeken. Het is niet dat er nu plannen zijn, maar ik kan me voorstellen dat er over vijf jaar in de week geen papieren De Tijd meer is. Of laat ons zeggen: tien jaar.” Wim Kopinga

scoop 2 - 2014

19


Gezocht: generalist  /

Een vraag die wel vaker opduikt: is de journalist van de toekomst een generalist of een specialist? Of blijven beide beroepsprofielen nodig? Veel kans dat het dat laatste wordt, als onze vijf gesprekspartners gelijk krijgen. Over één ding zijn ze het alvast eens: er zijn grondige verschuivingen op til.

foto Blg/ Jorge Dirkx

Wetstraatjournaliste bij de VRT Goedele Devroy gaat helemaal akkoord met dat idee. “Specialisten weten uiteraard het meest van een bepaald onderwerp. Je hebt die journalisten echt nodig. Je kunt bijvoorbeeld onmogelijk iemand zonder kennis naar een persconferentie over een politiek onderwerp sturen. Anderzijds heb je natuurlijk wel het probleem dat specialist in politiek moeilijk kan schrijven over sport.” Ze denkt dat algemene verslaggeving altijd nodig zal blijven. Dat is dan meestal werk voor jonge generalisten. Die kunnen zo een keuze maken waarin ze zich later willen specialiseren. Volgens Devroy is de toekomst dus aan beide beroepspro-

Rob Heirbaut

20

scoop 2- 2014

fielen. Ze zullen enkel een andere rol vervullen.

“Je vindt tegenwoordig alle informatie op het internet, maar het verschil bepaal je door de kwaliteit van je boodschap. Het nieuws moet gemààkt worden en daar is vaak specialisatie voor nodig.” Volgens VTM-Wetstraatjournalist Jan Demeulemeester is de ultieme tip voor journalisten: ‘specialiseer’. “Als je het nieuws zelf wil vinden en dus niet gewoon wil overnemen, moet je een netwerk hebben. Je moet geïnvesteerd hebben in een vertrouwensbron met een bepaalde specialisatie, bijvoorbeeld politiek”, zegt hij. Volgens hem wordt je journalistieke product pas gegeerd en waardevol wordt als je zelf als journalist toegevoegde waarde creëert. Maar toch vindt zelfs hij dat je in het journalistieke werkveld alles tegelijk moet zijn: specialist én generalist. Als journalist moet je namelijk ten allen tijde voor alles inzetbaar blijven.

Nationaal secretaris bij de Vereniging van Vlaamse Journalisten Pol Deltour gelooft dat de evolutie afhangt van het nieuwsmedium. “Volgens mij is het een genuanceerd verhaal. Ik zie een dubbele evolutie. De gespecialiseerde media werken uiteraard meer met specialisten dan met generalisten en dat zal zo blijven. De brede publieksmedia zullen daarentegen sowieso meer generalisten krijgen. De journalisten in die wereld moeten over zoveel mogelijk kun-

foto vtm

Rob Heirbaut is bekend als Europa­ specialist bij de VRT, maar zelf omschrijft hij zich als een generalist. “Voor het beroep en de sector blijft het heel belangrijk dat er mensen zijn die bepaalde dossiers door en door kennen. Anders kan je je alles laten wijsmaken en loop je een groot risico om fouten te publiceren”, zegt hij. “De VRT moedigt ons aan om ons als journalist te specialiseren. Maar je moet ook beseffen dat er elke dag een journaal moet gevuld worden en je kunt niet verwachten dat iedereen dan in zijn eigen vakgebied werkt. Je kunt geen redactie volstoppen met specialisten en dan hopen dat er elke dag een verhaal uit hun sector komt. Specialisten zijn in mijn ogen het belangrijkste, maar er zijn ook generalisten nodig.”

Goedele Devroy


t  /specialist Pol Deltour (VVJ)

“Je kunt geen redactie volstoppen met specialisten en dan hopen dat er elke dag een verhaal uit hun sector komt” Rob Heirbaut (VRT)

“Als je het nieuws zelf wil vinden en dus niet gewoon wil overnemen, moet je een netwerk hebben”

Jan Demeulemeester

foto Jasper Deltour

foto vtm

Jan Demeulemeester (VTM)

Pol Deltour

nen meespreken en moeten een breed scala aan capaciteiten hebben.” Deltour staaft zijn beweringen over de brede publieksmedia met een voorbeeld van bij de VRT. “Veel specialisten van vroeger worden niet vervangen. Kijk maar naar de wetenschapsjournalisten van vroeger: die plaatsen zijn niet ingenomen door mensen die even veel bezig zijn met wetenschappen. En ook lokale correspondenten dreigen uit te sterven. Vroeger had je overal wel iemand, nu zijn ze er enkel nog in New York, Moskou en Den Haag.”

Luc van Doorslaer, professor journalistiek aan de KU Leuven en de hogeschool Thomas More, ziet twee evoluties. “Generalistische journalistiek was in het verleden heel populair. Die werd door veel mensen gevolgd en ze was ook belangrijk voor de samenleving, want ze bracht mensen samen. Die journalistiek zal volgens mij in intensiteit en belang afnemen. Enerzijds komt dat door de technologische evolutie, want nu kan je algemene informatie gemakkelijk zelf te pakken krijgen via bijvoorbeeld het internet. Anderzijds is er het à-la-cartemedialandschap. Als mediaconsument kan je volledig zelf bepalen welke informatie je bereikt en welke niet. Je kijkt naar waar je zin in hebt. Op zich is dat mooi, want je kiest zelf. Op termijn zal het wel tot individualisering leiden. Individuen zullen nog weinig raakvlakken hebben met de grotere gemeenschappen.” Toch ziet Van Doorslaer de generalisten nog niet snel verdwijnen. “Ik denk dat je altijd wel een publiek zal hebben dat van alles een beetje wil weten, maar dat aandeel zal veel kleiner worden.” Aurélie Schotte tekeningen Joanna Reuse

ingezonden foto

“De brede publieksmedia zullen sowieso meer generalisten krijgen”

Luc van Doorslaer

scoop 2 - 2014

21


Pascal Verbeken ziet toekomst voor literaire journalistiek

“Probeer je boeken  verfilmd te krijgen, het  geld zit bij televisie” Hoewel de digitalisering van de media op vele vlakken een donderwolk boven de journalistiek vormt, vaart de zogenaamde literaire journalistiek er wel bij. Die verhalende non-fictie verschijnt tegenwoordig dankzij het Fonds Pascal Decroos vooral in boekvorm, want in kranten is er voor het genre geen plaats meer. Maar ex-Humoredacteur en literair journalist Pascal Verbeken vestigt zijn hoop op het internet. “Dat is de Wild West waar media niet langer gebonden zijn aan katernen en bladzijden. Voor de literaire journalistiek is dat een groot voordeel.” Pascal Verbeken: “Ik hou niet van het begrip ‘literaire journalistiek’. Het is een fout etiket, omdat het suggereert dat de journalist zou gebruikmaken van verbeelding en onnodige dure woorden. Een betere omschrijving is narratieve journalistiek. Die zegt meer waarover het gaat: een journalistiek waarin het verhaal en de herinnering van mensen op de voorgrond staan en waarbij tegengestelde waarheden naast elkaar kunnen bestaan. Zo zijn er bijvoorbeeld Vlamingen in Wallonië die getuigen dat ze gediscrimineerd werden toen ze daar gingen wonen, maar je zal ook makkelijk Vlaamse migranten vinden die daar niets van ondervonden. De narratieve journalistiek is een genre van de nuance: het is een journalistiek van grijs en niet van zwart en wit.”

Kuifje

“Ik had al een lange weg afgelegd voor ik mijn debuut ‘Arm Wallonië’ schreef. Na mijn studies Germaanse startte ik als medewerker bij het dagblad De Gentenaar. Dat was een fantastische kweekvijver op een moment dat er nog

geen opleidingen journalistiek bestonden. Daar was het in de jaren negentig nog mogelijk om een interview of een reportage van twee bladzijden te schrijven. lLater verdween dat naar de weekendkrant. Het werd toen vrij snel duidelijk dat mijn ding toch ‘rondlopen’ was. Een beetje zoals Kuifje: met een schriftje in mijn achterzak en gewapend met mijn nieuwsgierigheid opschrijven wat er gebeurt en proberen te begrijpen wat er gaande is in een stad. Daarom maakte ik in mijn latere journalistieke loopbaan bij De Standaard Magazine en Humo vaak reportages. Dat waren al prille verhalende teksten, maar Humo was toch vooral een interviewblad.” “Na een jaar of vijf krijg je het gevoel dat je bij iedereen al eens bent langsgegaan. Bovendien is het interviewgenre totaal gedevalueerd. Vaak is het veredelde copywriting, zeker in de politieke journalistiek, waar elke boodschap zorgvuldig gespind wordt. Ik las in die periode het boek ‘Door arm Vlaanderen’, als feuilleton geschreven in 1902 door August De Winne, journalist bij het socialistische dagblad Le Peuple. Daarin maakt hij een reis door een hongerend Vlaanderen.

Fotograaf Herman Selleslags en Pascal Verbeken tijdens hun reis van Polen naar Antwerpen voor hun boek ‘Tranzyt Antwerpia’. (foto Koen Broos)

22

scoop 2- 2014

“‘Literair’ suggereert onterecht dat we gebruikmaken van verbeelding en dure woorden”


Pascal Verbeken voor de ingang van een metrostation in Dampremy, Charleroi: “Ik heb voor ‘Arm Wallonië’ een reis gemaakt door Wallonië waar het Vlaanderen dat August De Winne beschreven heeft massaal terechtgekomen is.” (foto Tim Dirven)

Dat was voor mij een eyeopener, omdat ik dat verhaal nog nooit gehoord had. Ik wist wel vaag dat Vlaanderen in de negentiende eeuw en in de periode tot de Eerste Wereldoorlog niet welvarend was. Toen kwam het idee in mij op om die August De Winne een brief te schrijven over hoe in België nu alles omgekeerd is. Daarvoor heb ik een reis gemaakt doorheen Wallonië, waar het Vlaanderen dat hij beschreven heeft massaal terechtgekomen is. Dat is mijn debuut ‘Arm Wallonië’ geworden.” “Vooral de Amerikaanse new journalists van de jaren zestig, met Tom Wolfe als vlaggendrager, hebben voor mij het pad geëffend. Ze hadden een veel rijker palet om over de werkelijkheid te schrijven. Van hen heb ik heel veel geleerd, ook technische aspecten zoals: ‘Hoe pas je een dialoog in een tekst?’ In de Angelsaksische landen kent het genre een veel grotere traditie en is het vandaag nog altijd populair. Maar ook Geert Mak, Chris De Stoop, Lieve Joris,

Filip Rogiers, Rudi Rotthier, David Van Reybrouck, Stijn Tormans, Jan Hertoghs en Rik Van Puymbroeck inspireren me.”

Wild West

“Hier in Vlaanderen zijn er nog wel een paar plekken waar het genre kan bestaan, zoals De Standaard Weekblad en De Morgen Zeno, maar het blijft beperkt. Vroeger was er meer mogelijk. Journalisten kregen ook meer vrijheid. Aan de andere kant is het internet geëxplodeerd: het is de Wild West waar media niet langer gebonden zijn aan katernen en bladzijden. Dat schept mogelijkheden voor de verhalende journalistiek. Het internet heeft meer dan ooit voor een democratisering van de journalistiek gezorgd. Het verhalende genre zal dus ook wel blijven bestaan. Er zijn samenlevingen die het wiel niet kennen, maar er is geen enkele samenleving die het verhaal niet kent. Dat is al zo sinds de mens met twee stenen een vuurtje maakte ergens aan de ingang

“Het internet heeft meer dan ooit voor een democratisering van de journalistiek gezorgd”

van een grot. Waarom zouden we dan denken dat het binnen vijf jaar gedaan zal zijn? Ik kom nu al tijd te kort om alle goede, nieuwe journalistieke verhalen op het internet te lezen. Titels als The Atlantic Monthly, de New Yorker, The Guardian, De Correspondent, De Groene Amsterdammer of longreads.com zijn voortreffelijk. Er is nu ook een uitgeverij die gespecialiseerd is in verhalende journalistiek: het Nederladse Fosfor. En in Amsterdam is er een jaarlijkse internationale conferentie van verhalende journalisten. Het programma is telkens uitverkocht.”

Financieel

“Samen met onderzoeksjournalistiek is verhalende journalistiek, volgens mij, de meest inspannende discipline. Het is veel moeilijker dan wat meningen uit je klavier te tokkelen of een interview te doen. Dat geldt zeker voor een boek. Zo’n project duurt minstens tien maanden. De inzet is groter op alle vlakken. Het vergt technisch meer. Het vergt veel van je tijd, van je uithoudingsvermogen en het vergt – niet onbelangrijk – ook financieel meer. Een project gefinancierd krijgen, is niet gemakkelijk in een klein taalgebied als Vlaanderen. Ik heb mijn onderwerp vaak ook nog eens ingeperkt tot België en dan zit je op een zeer ­kleine zakdoek te werken. Tot nu toe is het altijd gelukt, maar dat komt vooral  scoop 2 - 2014

23


“In de verhalende journalistiek kan je waardig oud worden” Pascal Verbeken

 omdat mijn boeken naar de televisie ge-

gaan zijn. Dààr zit het geld, door de verkoop van de audiovisuele rechten. Als je dan ook het scenario kan maken en als je kan co-regisseren, begint het interessant te worden. Daarnaast is er gelukkig ook nog het Fonds Pascal Decroos, maar dat is eigenlijk een bron in de woestijn. Er is ook nog het Fonds voor de Letteren, maar dat richt zich op literatuur. Dat is

een probleem in Vlaanderen. Er zou een fonds moeten komen voor de non-fictie.” Mood of the nation “Die narratieve journalistiek is ook een genre waarin je waardig oud kan worden. Je kan er gemakkelijk nog op je vijftigste, zestigste mee bezig zijn. Als nieuwsjager is dat veel moeilijker. Je gaat gewoon kapot, zeker op het ritme waaraan er tegenwoordig op een krantenre-

dactie gewerkt wordt. De dagelijkse routine op een krant als De Morgen of Het Nieuwsblad is verschroeiend. Ik zie veel journalisten afhaken rond hun veertigste. Ze kunnen fysiek en mentaal gewoon niet meer volgen en stoppen ermee. Dan worden ze woordvoerder of doen ze iets in de communicatie, maar ik ben nooit in de journalistiek gestapt om het zo te laten eindigen. De verhalende journalistiek maakt het mogelijk om toch door te gaan. Ik vind het jammer dat er zo weinig jonge reportagemakers van pakweg De Morgen of De Standaard aan een boek durven te beginnen, al hebben ze wel zin om de stap te zetten. Althans, dat mailen ze mij toch. Ik denk dat dat voor een stuk te maken heeft met de onzekerheid op dit moment in de journalistieke sector. Welke kant gaat het op? Financieel moet je het ook kunnen bolwerken, het is telkens weer een gevecht. En je hoofdredacteur moet je de vrijheid geven. Ook niet vanzelfsprekend.” “Maar dit is meer dan ooit een tijd waarin de verhalende journalistiek kan bloeien. Het zijn spannende, onzekere tijden. De wereld stroomt binnen hier in België. De periode van vanzelfsprekende welvaart, vooruitgang en vrede die we gekend hebben sinds de Tweede Wereldoorlog is nu aan het aflopen. Er komt zo’n broeierige, turbulente overgangstijd aan; we zitten er nu al een beetje in. Dat maakt het interessant om uitgerekend nu met verhalende journa-

Pascal Verbeken (48)

Pascal Verbeken voor een steenkoolberg in Dampremy, Charleroi dat in de 19de eeuw een bloeiende industrie had. (foto Tim Dirven/panos/hh)

24

scoop 2- 2014

. Studeerde Germaanse filologie . Was elf jaar journalist bij Humo . Won met ‘Arm Wallonië’ de M.J. Brusse-prijs voor het Journalistieke Boek 2007-2008 van het Nederlandse Fonds voor Bijzondere Journalistiek . ‘Arm Wallonië’ werd als documentaire­reeks uitgezonden op Canvas en RTBF . Schreef ook ‘Grand Central Belge’ en ‘Tranzyt Antwerpia’ bij De Bezige Bij Antwerpen . ‘Grand Central Belge’ wordt in maart 2014 als vierdelige documentaire uitgezonden op Canvas


“Er is meer geld voor fictie dan voor non-fictie” Ides Debruyne

listiek aan de slag te gaan. In mijn boeken probeer ik de ‘mood of the nation’ te vatten en wil ik beschrijven waar deze angstige, onzekere tijd over gaat. En bovenal is België een zeer bijzonder land. Over Nederland kunnen ook fantastische boeken geschreven worden, maar België is in zijn gespletenheid en in al zijn tegenstellingen en onvatbaarheden gewoon een cadeau voor journalisten om mee aan de slag te gaan.” Nuria Deroeck

Ides Debruyne, medestichter van het Fonds Pascal Decroos, ziet geen heil in een nieuw fonds, maar heeft een duidelijke boodschap voor de politici. Er is meer geld nodig voor journalistieke fondsen, in naam van de democratie. Ides Debruyne: “In Vlaanderen liepen we qua literaire journalistiek achter op Nederland, maar dat is misschien cultureel te verklaren. Volgens mij zijn Vlamingen een volk van beeld en minder van tekst. Bovendien is Vlaanderen een klein taalgebeid. Het Fonds Pascal Decroos is dan ook in het leven geroepen om non-fictie daar een kans te geven. Wij bieden de journalisten de tijd en de ruimte om het genre te bedrijven. Ik denk dat journalistiek zich in de toekomst in vele vormen zal manifesteren, het literaire boek is daar een van. We bevinden ons temidden een totale revolutie die nog meer impact zal hebben dan de boekdrukkunst. Jaren hebben we een traditionele manier van drukken kunnen aanhouden; wat nu gebeurt is totaal nieuw. Een fascinerende tijd voor de journalistiek, maar minder voor de klassieke media.” “Een apart fonds voor de literaire journalistiek, zoals Pascal Verbeken voorstelde, is niet nodig. Er bestaat al een non-fictiefonds, namelijk het Fonds

Pascal Decroos. Het voortbestaan van de literaire journalistiek ligt voor een deel bij de politici. Zij moeten de bestaande fondsen veel meer spijzen als ze vinden dat de democratie hersteld moet worden en het vertrouwen in de media opgekrikt moet worden. Wij kunnen daarbij helpen met het Fonds. We zouden heel graag een vervangingsinkomen kunnen geven aan mensen zoals Pascal Verbeken, maar daar hebben we de middelen niet voor. De overheid besteedt meer geld aan fictie dan aan non-fictie. Een fonds zoals Fonds Pascal Decroos zou de kans moeten bieden aan auteurs om hen een jaar vrij te kopen, zodat zij zich alleen met schrijven kunnen bezighouden. Nu gaan we niet boven de duizend euro honorarium per maand en meestal zijn onze werkbeurzen vooral gericht op de onkosten. We zeggen dus tegen de schrijvers dat ze de elektriciteit en gas maar moeten laten betalen door hun partner. In de huidige tijd van crisis zien wij daar geen verandering in. De politici moeten inzien dat er in een klein taalgebied meer dan ooit nood is aan extra steun voor dit genre, dat inzicht biedt in onze complexe samenleving. Joke Schauvliege, minister van Cultuur (CD&V), heeft vorige maand in haar speech tijdens de opening van de 77ste Boekenbeurs in Antwerpen wél meegedeeld dat het Vlaams Fonds voor de Letteren meer geld zal krijgen voor de literaire non-fictie.” (ndr) 

Ides Debruyne (foto Nuria Deroeck)

scoop 2 - 2014

25


Een stripverhaal als journalistiek medium

Journalist wordt tekenaar

De journalist die tekenaar wordt of omgekeerd: stripjournalistiek. Er wordt nauwelijks rekening gehouden met de objectiviteit binnen die vorm van slow journalism. “Een tekening is een eigen interpretatie van de werkelijkheid, waardoor zoiets altijd een subjectief karakter heeft”, verwoordde de Nederlandse journalist Joost Pollmann dat op een lezing over stripjournalistiek in het najaar van 2013 in Amsterdam.

“Voor iemand die er nog nooit van hoorde, is de beste insteek wellicht de stripwereld: beeld je een strip in die geen fictief verhaal brengt, maar een waargebeurd verhaal. Doorgaans een actueel verhaal, over ‘echte’ conflicten in ‘echte’ landen waarin ‘echte’ herkenbare hoofdrolspelers en ware getuigen centraal staan”, zegt Hedwig de Smaele, coördinator van de master Journalistiek aan de KU Leuven/ HUBrussel. Zij volgt journalistieke stromingen en tendensen op de voet en coördineert ook masterproeven binnen dit domein. In Vlaanderen komt die vorm van journalistiek langzaamaan bovendrijven met recente werken van onder meer Jeroen Janssen, Yves De Ridder en Caryl Strzelecki (samen met Rudi Vranckx), die op belangstelling konden rekenen in de Vlaamse media. In het buitenland kunnen we spreken van

Sacco’s verhalen gaan over mensen die het slachtoffer werden van conflicten. Opmerkelijk is dat Sacco steeds zelf aanwezig is in zijn getekende reportages. Hij trekt niet naar de oorlogsgebieden met de journalistieke opvatting om objectiviteit na te streven. Volgens Sacco zijn tekeningen sowieso interpretaties van de werkelijkheid en omarmen ze daardoor het subjectieve. Sacco schrijft over de stripjournalistiek: “De strip is een veeleisend medium. Hij dwingt je keuzes te maken en die zijn een integraal onderdeel van het verhaal.”

Aantrekkelijk

De Nederlandse journalist Joost Pollmann volgt het fenomeen van de getekende journalistiek al enkele jaren op de voet: “De rol van de tekenaar-journalist is veel sterker dan bij geschreven of gefilmde journalistiek.

Hedwig de Smaele

“Stripjournalistiek zal altijd een nichevorm van de journalistiek blijven” één grote pionier wiens naam telkens terugkomt als het gaat over stripjournalistiek: de Amerikaan Joe Sacco.

Keuzes

Sacco bezocht meerdere oorlogsgebieden en tékende er reportages over. Hij maakte onder meer het boek ‘Palestine’ waarin hij zijn ervaringen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook in een strip goot. 26

scoop 2- 2014

Ted Struwer:

Smaele: “Ik denk dat stripjournalistiek ondertussen al een vaste waarde is geworden, maar het zal altijd een ‘nichevorm’ blijven van de journalistiek. Al was het maar omdat de meeste journalisten mensen van het woord of het beeld zijn en de meeste journalisten de grafische talenten niet machtig zijn.”

Afstandelijkheid

De voor- en nadelen licht de Smaele even kort toe: “Stripjournalistiek is prima geschikt voor storytelling, het uitdrukken van emoties, beleving, identificatie, visuele details en aspecten die minder aansluiting vinden bij de ‘gewone’ journalistiek. Het gebrek aan afstandelijkheid kan dan weer een nadeel zijn: het maakt het voor de lezer moeilijker zelf een oordeel te vormen. Je gaat als het ware vanzelf mee in het oordeel van de verteller. Maar het belangrijkste ‘nadeel’ is wellicht de tijdsintensiviteit: enerzijds voor de producent, omdat zo’n werken maanden of zelfs jaren werk vragen. Anderzijds voor de consument, omdat die het hele verhaal moet doornemen in deze vorm van trage journalistiek.” De meeste getekende journalistiek werken gaan over grote thema’s en worden gespreid over enkele maanden of jaren. Toch kan je binnen de stripjournalistiek een onderscheid maken tussen de ‘snelle’ en de ‘trage’ stripjournalistiek. Uiteraard moet het woord ‘snel’ hier binnen de context van het werkdomein geïnterpreteerd worden. Het werk van de Nederlandse Eva Hilhorst en de Belg Wauter Mannaert kunnen we als ‘snelle’ stripjournalistiek beschouwen. Samen maken 

“Een getekende reportage leent zich beter voor emotionele thema’s”

Ik denk dat de stripjournalistiek zeker een toekomst heeft. Je merkt aan alles dat de mensen steeds visueler ingesteld geraken, vooral jongeren. Stripjournalistiek sluit ook veel nauwer aan bij het huidige tijdperk van het internet. Een ouderwetse krant met veel tekst is niet aantrekkelijk op het internet.” Of de stripjournalistiek een vaste waarde kan worden? Hedwig de


‘De Lentetop’ (1 & 2 maart 2012) werd gemaakt voor het blad ‘Brussel deze week’. Tekenaars Hilhorst en Mannaert gingen in maart 2012 naar de Europese Top in het Brusselse Justus Lipsiusgebouw en maakten er een getekende reportage over. Die is een vorm van snelle stripjournalistiek. Dat is te merken aan de meer schetsmatige vorm van de tekeningen, omdat er weinig tijd is om ze te bewerken of te hertekenen. Op de tekeningen staan onder meer Elio Di Rupo rechts onderaan en Herman Van Rompuy centraal onderaan. (tekening Eva Hilhorst/Wauter Mannaert)

De eerste pagina’s uit de journalistieke strip ‘Diamantgate’ van Yves De Ridder die op 2 oktober 2013 verscheen op nieuwssite Apache.be. Op basis van de artikels die op de site verschenen maakte hij de strip. We herkennen links Servais Verherstraeten en rechts Willem-Frederik Schiltz. (tekeningen Yves De Ridder/Apache.be/ www.studio-ief.be)

‘Wachten op het zoet’ (2013) is het afstudeerproject van de Nederlandse illustratrice Ted Struwer. Het is een verzameling van drie boekjes in een bundel waarin Struwer drie personen heeft gevolgd die op de een of andere manier getroffen zijn door de economische crisis. Vier maanden lang ging ze praten met deze mensen en tekende haar belevingen. Het is een vorm van trage stripjournalistiek. Dat merk je aan de tekeningen waar er telkens veel oog is voor details. (tekeningen Ted Struwer)

scoop 2 - 2014

27


Crowdsourcing:    s Crowdsourcing en crowdfunding zijn trendy woorden als het gaat over de toekomst van de journalistiek. Bij crowdsourcing doen journalisten een beroep op kijkers, lezers, of luisteraars om programma’s te maken of artikels te schrijven.

 zij sinds eind 2011 voor het blad

‘Brussel deze week’ stripreportages over sociaal-culturele evenementen in Brussel. “Het heet snelle stripjournalistiek omdat het te maken heeft met de actualiteit van de onderwerpen. Die hebben allemaal een korte houdbaarheidsdatum”, zei Hilhorst op een lezing over stripjournalistiek.

Ingekleurd

Gevoelig

Tegenover het werk van Hilhorst en Mannaert staat onder meer het werk van de Amerikaan Joe Sacco, maar ook dat van de talentvolle Nederlandse illustratrice Ted Struwer. Zij studeerde recentelijk af aan de Utrechtse kunstacademie en werkte in 2013 aan haar eigen slowjournalismproject ‘Wachten op het zoet’. Daarin wil Struwer de gevolgen van de economische crisis blootleggen aan de hand van menselijke gezichten. “Ik hoop dat mijn werk ontroert en daardoor misschien blijft hangen en meer indruk maakt op mensen”, zegt Struwer. Een viertal maanden volgde ze drie mensen die hun leven zagen veranderen door de economische crisis. Over elk van hen maakte ze een soort getekend dagboek. “Ik denk dat een getekende reportage veel gevoeliger is dan bijvoorbeeld harde foto’s, waardoor ze zich beter leent voor emotionele thema’s als menselijk leed”, zegt Struwer.  Anthony Van Langenhove

28

scoop 2- 2014

Het publiek levert ideeën, expertise en andere relevante informatie. Niet te verwarren met crowdfunding, waarbij de journalisten geld krijgen van hun publiek om een bepaald journalistiek project uit te voeren. Verwacht wordt dat crowdfunding de komende tien jaar populair wordt bij Vlaamse journalisten.

(ingezonden foto)

Hilhorst en Mannaert hebben ongeveer vier dagen nodig om een getekende reportage te maken over een evenement. Het valt op dat in deze vorm van ‘snelle’ stripjournalistiek veel meer gebruik gemaakt wordt van schetsen, door tijdsgebrek. Dat geeft Hilhorst ook toe over de reportage ‘De Lentetop’: “We hebben de originele schets enkel ingekleurd en daarna meteen gebruikt voor publicatie. Ik denk dat een onderwerp zoals ‘De Lentetop’ zich uitstekend leent voor een journalistieke reportage. Het gaat om een onderwerp waar de lezer niet erg veel meer over wil weten, maar als je het op een andere manier brengt, kan het de mensen toch weer wat interesseren”, zegt Hilhorst.

“Crowdsourcing moet zich in Vlaanderen nog verder ontwikkelen” Stijn Hosdez

Journalist Stijn Hosdez, afgestudeerd aan de Thomas More hogeschool in Antwerpen, heeft voor zijn masterproef onder meer de geschiedenis van crowdsourcing onderzocht. Crowdsourcing bestond eigenlijk al voor de term werd uitgevonden. Het begon eind de jaren tachtig met onder meer de komst van de VTM. De grens tussen wat kijkers willen en wat kijkers moeten zien, werd langzaamaan overbrugd. Er kwam meer aandacht voor gewone mensen, want zij

vormen het merendeel van de kijkers. De populaire kranten in Vlaanderen maakten dezelfde beweging. In de daaropvolgende jaren zijn journalisten steeds meer gaan focussen op hun publiek en is de nieuwsconsument actiever en mondiger geworden.

Ommezwaai

Met de komst van het internet en later de sociale media is het arsenaal aan methodes van de journalist om hulp van de massa in te roepen alleen maar uitgebreid. Vroeger werd er vooral binnen redacties actief naar bronnen gezocht. Als een journalist te weinig informatie had, ging hij gewoon te rade bij zijn collega’s. Het internet zorgde voor een ommezwaai. Journalist en docent nieuwe media Michaël Opgenhaffen en journalist Bart Van Belle bespreken in hun boek, ‘Sociale media en journalistiek’ enkele recentere fenomenen. Kranten als Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad stelden hun lijnen open voor alle mogelijke tips van lezers. De VTM introduceerde haar nieuwslijn. Via sms of mms konden kijkers zelf foto’s en beelden van nieuwsfeiten doorsturen. Als de zender getuigen van een ongeval nodig had, kwam er een gerichte oproep op de website. Andere redacties volgden met speciale sms-nummers, waarop burgers nieuws konden melden. Sociaalnetwerksites zoals Facebook en Twitter hebben dat proces nog versneld. Internationaal stonden de grote nieuwsmedia ook niet stil. De Amerikaanse televisiezender CNN introduceerde iReport, een handige tool waarmee kijkers zelf nieuws konden brengen. En de Britse krant


:    samen weten we meer

The Guardian liet haar lezers mee de onkostennota’s van parlementsleden controleren.

Fietspaden

Volgens Jos Vandervelden, eindredacteur van het programma Hautekiet op Radio 1, scoorden sommige Vlaamse media met grootschalige crowdsourcing. Zo was er het fietspadenrapport van Het Nieuwsblad, waarbij lezers massaal de kwaliteit van fietspaden in Vlaanderen beoordeelden. Voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 pakte ook de VRT uit met een groot project: De Vragende Partij. Er werd aan het publiek gevraagd om aan te geven wat het wilde veranderen in zijn gemeente. De populairste ideeën werden voorgelegd aan de lijsttrekkers in de gemeentes. Een bijzonder succesverhaal was het programma Peeters & Pichal van Radio 1, dat vijf jaar lang de luisteraar als bron nam voor onderzoeksjournalistiek en allerlei spraak-

makende acties. Het programma Hautekiet zet nu die traditie verder op Radio 1.

Stijn Hosdez heeft ook het gebruik van crowdsourcing bij Vlaamse krantenjournalisten onderzocht: “Crowdsourcing moet zich in Vlaanderen nog verder ontwikkelen. De werkdruk in de journalistiek ligt zeer hoog en crowdsourcing kan die werkdruk een beetje naar beneden halen. Je kan namelijk sneller een bron, getuige of expert vinden. In de komende tien jaar zal crowdsourcing bij Vlaamse journalisten waarschijnlijk een populaire manier van werken worden.”

Lastig

Hosdez noemt ook enkele elementen die de groei van crowdsourcing kunnen bemoeilijken. “Als er ergens een onderzoek is gepubliceerd over soa’s (seksueel overdraagbare aandoeningen, red.) en je zoekt iemand met een soa, dan gaat daar niet veel res-

Peeters & Pichal Op de slotshow van het Radio 1-programma Peeters en Pichal werden de luisteraars die meewerkten aan het programma uitvoerig bedankt. Peeters en Pichal is een succesvol voorbeeld van crowdsourcing in Vlaanderen. (foto VRT/Bart Musschoot)

pons op komen. Zoiets blijft natuurlijk lastig. Je moet bij elk onderwerp opnieuw een afweging maken: wat vraag je wel en wat niet? Sommige journalisten zijn ook bang dat de concurrentie hun ideeën zou stelen als ze zo’n oproep verspreiden. Je gaat op sociale media op zoek naar getuigen, terwijl andere journalisten meekijken. Ook kunnen betaalmuren op krantensites mogelijk een probleem zijn omdat je dan de toegang tot sites via links beperkt.”  Liesse Van Der Velden

scoop 2 - 2014

29


  reportage 

Koningen kijken met VTM-royaltywatcher Reinout Goddyn

“Het verbaast me dat we zo’n jong publiek aantrekken” Wie dacht dat het koningshuis enkel voor oudjes is, mag nog eens raden. In heel het land is de populariteit van de koninklijke familie van België aan een opmars bezig. Goed nieuws voor royaltywatcher Reinout Goddyn, want hij ziet de kijkcijfers van zijn VTM-programma Royalty maar wat graag in stijgende lijn gaan. Opmerkelijk is dat alsmaar meer jongeren op het programma afstemmen. Scoop vergezelde Goddyn tijdens een dagje ‘vorsten spotten’ in Brugge.

30

scoop 2 - 2014

Brugge. 9 uur.   Aan de voet van het Belfort, in het hart van de binnenstad, heerst een nerveuze bedrijvigheid. Op de markt borstelen schoonmaakwagens sissend de steenoude kasseien schoon. Mannen in oranje werkplunjes plaatsen in sneltreinvaart dranghekkens. Brugge is klaarwakker. De West-Vlaamse provinciehoofdstad vormt vandaag het decor voor de laatste Blijde Intrede van kersverse koning Filip en koningin Mathilde.

Beleefde jongen

Journalisten van overal te lande stromen ondertussen toe in het Provinciaal Hof. Ook Reinout Goddyn is van de partij. Met vijftien jaar ­actieve dienst bij het VTMprogramma Royalty op de teller mag hij zich tot het selecte clubje anciens onder de royaltywatchers rekenen. Zoals het vaak gebeurt in de

journalisten­stiel is hij er zo’n beetje ingerold. “In het begin van mijn ­car­rière werkte ik als correspondent voor West-Vlaanderen voor actualiteitenprogramma’s als het VTMnieuws en Telefacts”, steekt Goddyn van wal. “Tot ze nog iemand ­zochten voor het programma Royalty. De programmamakers vonden mij een beleefde jongen en zo ben ik daar ­ingerold”, grinnikt hij. Terwijl Goddyn’s moeder meteen razend enthousiast was over de ­nieuwe job van haar zoon, was hij zelf iets sceptischer. “Ik vond het eerst ­belachelijk”, lacht hij. “Bij mijn moeder lagen altijd van die ­royalty­bladen zoals de Paris Match, maar dat interesseerde mij geen zier.” Na enige tijd ontdooide hij dan toch en nu geniet hij oprecht van wat hij doet. “Het is zo stilaan een passie geworden. Het is een fascinerende wereld en dat boeit me enorm.”


Druk, hectisch en magisch De Blijde Intrede van het nieuwe koningspaar in Brugge is een ware ‘bain de foule’, zowel voor als achter de schermen. VTM-Royaltywatcher Reinout Goddyn (op de foto rechts) geniet er met volle teugen van. “Die fascinerende wereld boeit mij enorm.”

Koken voor de Koning

11 uur.   Er stopt een zwarte, smetloos geboende wagen aan de trappen van het Provinciaal Hof. Een uitzinnige menigte juicht het koningspaar toe. Terwijl de cameraploeg van de VTMnieuwsdienst beneden alles op de voet volgt, staat Reinout Goddyn met zijn piepjonge klank- en lichtman een wel erg smakelijk aspect van de Blijde Intrede te filmen. Invalshoek voor de Royaltyreportage van deze week is ‘Koken voor de Koning’. Jongelui in perfect uitgedoste kostuums van de Brugse Hotelschool Spermalie staan met dienblad in de hand te wachten op het startschot voor de receptie. Goddyn en zijn ploeg missen er geen seconde van. Zodra de jongens en meisjes het zaaltje weer binnenwandelen, onderschept hij ze voor een korte, spontane reactie. Opvallend is dat hij bij kleinere leerlingen even door de knieën gaat. “Zo heb ik hen op gelijke 

scoop 2 - 2014

31


  reportage 

“Die fascinerende wereld boeit mij enorm” Reinout Goddyn VTM-Royaltywatcher

 oog- en lenshoogte”, verduidelijkt hij.

Na de receptie vormen de leerlingen een erehaag voor het koningspaar. Er wordt gevraagd om niet te filmen. Toch is Goddyn met een onopvallend cameraatje in de weer. “Heel af en toe gebruik ik die om stiekem beelden mee te nemen. Enkel onschuldige taferelen welteverstaan. Als er commentaar op volgt, dan zeggen we dat een van onze stagiairs ons dat heeft toegestuurd”, knipoogt hij.

Cola en kiekenbillen

Geduld is een schone deugd. Dat weet ook Goddyn. “Wij moeten overal lang op voorhand aanwezig zijn. En als het dan zover is, kan je dikwijls maar twee minuten filmen. Want voor je het weet, zijn ze weer weg.” Dat geldt ook voor het rechtstreeks contact met leden van het koningshuis. Reinout Goddyn wist doorheen de jaren een goede verstandhouding uit te bouwen met prinses Astrid en is daarvoor niet over een nacht ijs gegaan. “Vroeger stond Astrid zeer weigerachtig tegenover interviews. Langzamerhand heb ik een vertrouwensband met haar weten op te bouwen. Nu gebeurt het zelfs dat ze, als er iets te doen is in het Paleis, eerst even tijd maakt voor een informele babbel”, zegt hij. Vooral buitenlandse missies blijken een dankbaar gegeven te zijn. “Ik ben ooit met een delegatie meegegaan naar Burkina Faso. Astrid steunde er een aidsproject. We reden er in colonne naar een dorp, 100 km door de savanne, tot we plots stopten in de middle of nowhere. Geen eten, geen drank, niets. Onze plaatselijke cameraman kende daar ergens een ‘kiekenkot’, waarop Astrid zei dat ze nog cola in de koffer van haar auto liggen

32

scoop 2 - 2014

had. We hebben toen samen ‘kiekenbillen’ gegeten en cola gedronken. Een halfuur later, toen we op onze eindbestemming aankwamen voor het officiële gedeelte, deed ze meteen weer afstandelijk. Zo gaat dat.”

Bain de foule

13.15 uur. De werklunch van Hunne Majesteiten zit erop. Het is tijd om de menigte te trotseren. Tijdens de wandeling langs het publiek mogen fotografen en cameramannen telkens in kleine groepjes kort naar voren om mooie plaatjes van Filip en Mathilde te schieten. “Wij noemen dat niet voor niets een ‘bain de foule’. Vroeger sprong de pers daar massaal op en verliep dat heel hectisch. Met als resultaat dat niemand goede beelden had. Die nieuwe werkwijze levert veel beter

materiaal op. Zo is iedereen tevreden.” Een ‘bain de foule’ is het zeker. Tienduizend enthousiaste kelen gaan open wanneer Filip en Mathilde de trappen van het Provinciaal Hof komen afgewandeld. Het vorstenpaar neemt uitgebreid de tijd om, elk aan een kant van de dranghekken, de bevolking te groeten. Mathilde straalt en Filip was nog nooit zo zelfzeker. Er kan zelfs een wuifhandje van af richting de nationalistische betogers, die ostentatief met Vlaamse leeuwen staan te zwaaien. Oude rot in het vak Goddyn slaat het allemaal met een brede glimlach gade. Terwijl zijn mannen het schouwspel uitgebreid op de gevoelige plaat leggen, houdt hij via walkietalkie en gsm de rest van de VTM-ploeg op de hoogte. Hij doet het allemaal met het grootste gemak en dat typeert hem. Een rus-


tige, joviale man, al verraadt de twinkeling in zijn ogen af en toe hoe fijn hij het allemaal vindt.

Montage

Dag nadien, Vilvoorde, 11 uur. Goddyn loopt al door de gangen van het VTM-gebouw. Na al die jaren is op zaterdag werken een gewoonte geworden. Samen met montageman Donald zit hij in een van de montagecellen van de Royalty-afdeling. Er opent zich een wondere wereld van razendsnel klaviergetokkel, beelden knippen en switchen. Maar enig teken van stress is er niet te vinden op het gelaat van Goddyn. Hij maakte gisteren al een lijst van beelden die hij wilt gebruiken. “Het volgende stuk is op 24:55, ze heeft twee hapjes gegeten.” Het gaat over een beeld waarop een leerlinge van Spermalie te zien is en vertelt wat de koningin geproefd heeft. Na een kwartiertje zondert Goddyn zich af in een kamertje waar hij de voice-over inleest. “Zo krijg ik een beeld van de lengte van de tekst. Straks leest een van onze twee vaste inleesstemmen die dan definitief in.” Na heel wat schrappen, telt de reportage nog altijd 2 minuten en 4 seconden, wat nog altijd 20 seconden te veel is. Goddyn is een beetje ontgoocheld. “Het is altijd schrappen. We zouden er een stuk van 6 minuten kunnen over maken maar de uitzending zit al propvol.” Heel het montageproces is een kwestie van op het ogenblik zelf beslissen wat blijft en wat eruit vliegt.

Kentering

12uur. etenstijd. Goddyn en Donald beslissen om eerst een hapje te gaan eten en daarna de laatste knopen door te hakken. Alle Royaltymedewerkers troepen samen in de VTM-refter, ook royaltywatcher Brigitte Balfoort. Goddyn en zij vormen de anciens van de groep. “Zij heeft goede contacten met het Nederlands koningshuis”, vertelt Goddyn. “Iedereen probeert op de hoogte te blijven van alle leden van het koningshuis maar in de praktijk volgt iedereen steeds een specifieke persoon. Zo weet iedereen hier op de redactie dat ik prinses Astrid voor mijn rekening neem.” Goddyn ondervindt dat het koningshuis opener geworden is met de jaren. “Vroeger werd de pers meer op afstand gehouden. Ze hadden schrik om iets verkeerd te zeggen. Royalty zorgde voor een kentering. Vooral sinds het huwelijk van Filip is er veel meer (pers)belangstelling. Het ­paleis is sindsdien veel professioneler geworden.”

Jonger publiek

13 uur. Goddyn trekt voor de laatste keer vandaag de montagecel in. Wat opvalt, is dat de reportage wordt ingeluid met een muziekfragment van Filip Kowlier. “We proberen in te spelen op de trend dat alsmaar meer jongeren ons programma bekijken. Zo verkiezen we sneller een modern deuntje over een klassiek strijkertje.” Zelf heeft Goddyn niet meteen een verklaring voor die jonge kijkers. “Ik

ben nog altijd verrast dat we zo’n jong publiek aantrekken. Onlangs nam ik een 18-jarige lifter mee en toen bleek dat ik voor Royalty werkte, zei die heel enthousiast: ‘Wij kijken daar elke zondag naar’.” Hij benadrukt ook dat de kijk­cijfers stijgen of dalen naargelang er belangrijke gebeurtenissen plaatsvinden.

14 uur. Na het middagjournaal en het weer mag presentatrice Kathy Pauwels plaatsnemen in de studio om Royalty op te nemen. Daarna kan de redactie tevreden naar huis trekken om op maandag terug present te zijn in de VTM-gebouwen. Op maandagochtend staat naar wekelijkse gewoonte een redactievergadering gepland. “We evalueren de voorbije aflevering en kijken wat we in de uitzending van volgende week kunnen stoppen. Daarnaast worden de lengte en invalshoek besproken. Na de middag doe ik meestal wat research en hang ik aan de telefoon om afspraken te maken. Soms bel ik gewoon lukraak rond zoals met Spermalie. Toen de invalshoek gekozen werd om iets te doen rond koken voor de koning, heb ik hen opgebeld met de vraag of zij toevallig iets deden rond de Blijde Intrede. Zo ging de bal aan het rollen”, besluit Goddyn.  tekst en foto’s Annelies Delchambre Adeline Herpoel

scoop 2 - 2014

33


  achter de media 

Studentenmagazines

Kweekvijver voor journalistiek talent

De ervaring die je opdoet bij een studentenmagazine is fenomenaal. Daarover zijn Wim Oosterlinck (40) en Kasper Goethals (21) het eens. Goethals is hoofdredacteur bij TANK, het studentenmagazine van de Arteveldehogeschool. Oosterlinck deelde in zijn studententijd de lakens uit bij Schamper, het studentenmagazine van de Gentse universiteit. Scoop bracht de oude en de nieuwe garde samen. Scoop: Hoe zijn jullie precies bij een studentenmagazine begonnen? Kasper Goethals: “Toen ik aan mijn opleiding journalistiek begon, leek het me wel leuk om ook buiten mijn studies ervaring op te doen. Ik leefde ook een beetje met het utopische beeld van kritische studenten die tegen schenen schoppen. Ik ben met een paar vrienden naar een vergadering geweest en besloot ermee te beginnen.” Wim Oosterlinck: “Ik wist al meteen dat ik me wou aansluiten bij een studentenmagazine toen ik met mijn studies begon aan de universiteit. Toch wou ik graag mijn eerste jaar zonder problemen afwerken. In mijn tweede jaar ben ik dan gaan aankloppen bij Schamper. Zij hadden net nood aan mensen die wilden schrijven voor het blad. Zo ben ik er snel ingerold.” Scoop: Klopt dat beeld van studenten die tegen schenen schoppen in de wereld van de studentenmagazines? Goethals: “We doen ons best, maar het is altijd een beetje schipperen. Niet alle gevoelige onderwerpen kan je zomaar

34

scoop 2 - 2014

plaatsen. Ten eerste omdat wij als studenten de verantwoordelijke uitgevers zijn. Als er iets misloopt, dragen wij daar de gevolgen van. Aan de andere kant worden we ook gefinancierd door de school. Echt harde ‘schenenschopperij’ lukt dus niet. Vaak kiezen we

voor een satirisch stuk bij zulke moeilijke kwesties. Die afhankelijkheid van de school is volgens mij een kinderziekte. Op termijn bouw je een merk uit en gaan studenten ook verwachten dat je blad er is. Dan kan men niet zomaar de geldkraan sluiten.” Oosterlinck: “De onafhankelijkheid ten opzichte van de universiteit was bij Schamper wel een groot voordeel in dat opzicht. Je kwam maar heel zelden iemand tegen over wie je schreef.” Scoop: Wat soort werk deden jullie dan bij studentenmagazines? Oosterlinck: “Ik heb daar echt alles gedaan. Van ideeën bedenken, mensen interviewen, columns schrijven, de layout verzorgen tot de drukker briefen. Mijn vierde en laatste jaar aan de universiteit moest ik mijn thesis schrijven maar ik zat van de eerste tot de laatste bus die ik kon nemen op de redactie van Schamper.” Goethals: “Ik sta ermee op en ga ermee slapen. Aan de hogeschool heb je ook meer werk doorheen het schooljaar dan aan de universiteit. Het is een constante concurrentiestrijd tussen mijn schoolwerk en het werk voor TANK. Je merkt dat je schoolwerk onder druk komt te staan. Dat vind ik jammer want ik wil alles goed doen.” Oosterlinck: “Toch heb ik vaak het gevoel dat studenten echt voor zichzelf schrijven in plaats van voor hun lezers. Daarmee bedoel ik dat werken bij een studentenmagazine in de eerste plaats een leerschool is voor jezelf. Als ik nu terugkijk naar dingen die ik toen schreef, schaam ik me soms een beetje.


Kasper Goethals (links) en Wim Oosterlinck zijn het eens: “Bij een studentenmagazine werken, daar sta je mee op en daar ga je mee slapen.” (foto Jelle Lossie) Oosterlinck: “In mijn tijd bestond er een spaarpot van allerlei organisaties en voorzieningen waar Schamper een som geld van kreeg. De universiteit kwam daar nauwelijks aan te pas. Dat is ook de reden waarom wij onafhankelijker konden werken.” Scoop: Werden jullie ideeën soms beperkt door een tekort aan middelen? Oosterlinck: “Oh ja! Bij Schamper was dat een voortdurende strijd. Je wil veel, maar niet alles was mogelijk. Daarom ging mijn voorganger ook op zoek naar extra middelen. Hij was echt Wim Oosterlinck fantastisch in subsidies verzamelen.” (lacht) Scoop: Verloopt het werk bij Goethals: “Bij TANK worden we een studentenmagazine professioneel of eerder amateuristisch? Dat wou ik toch veranderen. Net daar- daarin opnieuw beperkt door onze afom heb ik vorig jaar een lokaal aange- hankelijkheid van de school. Elke keer Oosterlinck: (lacht) “Wat ik me vooral vraagd op school. Ik voel dat de redac- als we nieuwe ideeën hebben, moeten herinner is dat ons redactielokaal een tie zich daardoor professioneler gaat we een financieel plan opstellen met echt rokershol was. Daar stonden asdrie offertes waaruit de directie dan bakken die echt uitpuilden. De schotels gedragen.” met eten stonden gewoon op de kasScoop: Hoe wordt een studentenma- eentje goedkeurt. Op zo een moment voel je de schoolbureaucratie.” ten. Soms kon je zelfs niet meer afleigazine gefinancierd? den hoeveel weken of maanden ze er Scoop: Wordt een redacteur van een Goethals: “Bij ons wordt alles betaald al stonden. Dat zijn zaken die je in het studentenmagazine door de buitendoor de hogeschool en haar sociale wereld aangezien als een volwaardig professionele leven niet tegenkomt. dienst. Dat is een groot voordeel omHet ging er een beetje amateuristisch dat wij niet naar adverteerders moeten journalist of zijn er beperkingen aan toe maar dat doet niks af aan de zoeken maar tegelijk voelen wij wel de omdat je toch als student wordt  ervaring die je meekrijgt. Daarnaast bekeken? druk van de school.”

Vond ik dat echt publiceerbaar? Maar daar leer je enorm veel uit. Ik zou meteen terug voor een studentenmagazine gaan werken. Ik vind het een geweldige ervaring en de dingen die je er bijleert zijn echt fenomenaal.” Goethals: “Je leert ook hoe je met mensen moet omgaan. Hoe ga je bijvoorbeeld om met vrienden die een artikel te laat inleveren? Mijn beste vriend moest een cartoon maken voor TANK, maar dat verliep niet vlotjes. Hij is mij een week niet onder ogen durven te komen uit schaamte. Al waren er wel verzachtende omstandigheden.”

gebeurt schrijven voor een studentenmagazine ook veel meer op basis van ‘goodwill’. In het professionele leven word je betaald en is het meer een zaak van moeten.” Goethals: “Toen ik aan de slag ging bij TANK ging het er niet altijd even professioneel aan toe. Er werd achteraan in een café vergaderd en wanneer we naar huis gingen, was er niets beslist.

“Ons redactielokaal was een echt rokershol”

scoop 2 - 2014

35


  achter de media 

 Oosterlinck: “In mijn tijd was werken

voor een studentenmagazine vooral een hobby. Het was hetzelfde alsof je bij de balletgroep van de universiteit zou zitten.” Goethals: “Wel, door de komst van de sociale media kan je meer uitpakken met je product dan vroeger. Je krijgt er veel feedback. Toch word je niet beschouwd als een volwaardig journalist. Wat ik wel merk is dat ik meer sympathie krijg van de lectoren.”

“Echt harde ‘schenenschopperij’ lukt niet” Kasper Goethals Scoop: TANK heeft sinds kort een blog. Jullie zijn ook erg aanwezig op Facebook en Twitter en er verschijnt ook een online versie. Hoe belangrijk is het om in te spelen op die sociale media? Goethals: “Het is niet noodzakelijk maar wanneer je een merk wil uitbouwen, is het een fantastisch medium. Je merknaam blijft in de mensen hun hoofden hangen. Een magazine als Schamper heeft daarentegen al veel meer bekendheid en heeft het minder nodig om sociale media te gebruiken.” Oosterlinck: “Wij hoefden daar helemaal geen rekening mee houden. In de tijd dat ik begon bij Schamper bestond het internet zelfs nog niet. Ik herinner me nog dat ik op de redactie voor de eerste keer naar een website surfte en dat iemand me vertelde dat ik met enkele muisklikken een e-mail kon sturen naar Amerika. Dat was echt ongelofelijk.” (lacht) Anke Wauters Jelle Lossie Emmely Spileers

36

scoop 2 - 2014

Het oudste

Het vernieuwende

Het lijkt alweer ver terugblikken naar de tijd waarin niet elke school in het bezit was van haar eigen lijfblad. Toch was het maar eind negentiende eeuw dat studenten besloten de handen in elkaar te slaan. Zo ontstond in 1888 het Leuvense studentenmagazine ‘Ons Leven’. “Ze lieten zien dat het Nederlands ook een taal was en niet zomaar een verzameling van dialecten zoals iedereen dacht”, legt Dylan Cloosen, de hoofdredacteur van ‘Ons Leven’, uit. Oorspronkelijk werd het blad enkel uitgegeven voor studenten maar door de grote interesse is iedereen welkom om een exemplaar van dit trimestriële magazine mee te grabbelen. Abonnementen financieren die traditie. “Het merendeel van de lezers is steunend lid. Toch verandert de financiering niets aan onze visie. We blijven schrijven voor onszelf”, zegt Cloosen. De medewerkers van ‘Ons Leven’ zijn er enorm trots op dat alles door studenten gemaakt wordt. Dit jaar wordt het 125-jarige bestaan daarom goed in de verf gezet. ‘Ons Leven’ had ook al een aantal bekenden aan het hoofd. Zo passeerden Bart De Wever en Wilfried Martens de revue als hoofdredacteur. Alhoewel die vooral bekend zijn om hun politieke carrière, is ‘Ons Leven’ nog altijd een partijonafhankelijk blad. Dat is niet altijd zo met het studentenblad Veto, dat wel wat rel schopte door te protesteren aan het hoofdkwartier van N-VA. “Alshet doel van je magazine politieke berichtgeving is, dan is dat zeker toegelaten”, reageert Cloosen “Maar de heisa die Veto veroorzaakte is pure arrogantie. Het is absurd dat een studentenblad dat artikels plaatst over welk eten er te verkrijgen zal zijn in de kantine, verwacht gelezen te worden door de politiek”, zegt de hoofdredacteur van ‘Ons Leven’. (es, aw, jl)

Papieren magazines lijken het populairst onder de studentenbladen maar er zijn ook initiatieven die het concept studentenmagazine een trapje hoger willen zetten. Spoetnik valt onder die categorie. Het radiomagazine dat genoemd werd naar het eerste radiosignaal in de ruimte, doet zijn naam alle eer aan. Iedere week worden vier afleveringen uitgezonden. Elke aflevering is gebaseerd op vijf pijlers: een aankondigend Gents event, een studiogast, een actueel interview, een reportage en een Gentse muziekband. Elke pijler heeft een nauwe band met het leven van de Gentse jongeren. Hoe aantrekkelijk radiomagazines ook klinken, ze moeten nog altijd het onderspit delven tegen hun papieren tegenhanger. Er zijn slechts acht radiomagazines voor studenten in Vlaanderen. Terwijl iedere school ondertussen al haar papieren variant heeft. “Radio is een veel vluchtiger medium. Je moet aan het luisteren zijn of je hebt het gemist. Wij moeten erg veel moeite doen om aan te tonen dat wij er ook zijn”, zegt Timon Van De Voorde, producer bij Spoetnik. Luisteraars worden enorm gemotiveerd om elke dag te luisteren. “Het heeft voor ons geen zin om een kopie van Studio Brussel te zijn. Wij proberen net het gat op te vullen waar de nationale zenders stoppen. We kunnen stouter en rebelser zijn omdat we niet door miljoenen luisteraars beluisterd worden”, legt Van De Voorde uit. Hij ziet de taak van een radiomakers als volgt: “Je kan een wereld schetsen waarin je je luisteraar meeneemt.” (es, aw, jl)


  terugblik  

Piet Piryns: van studentencabaret tot journalistiek

“Een spectateur engagé, dat is wat ik wou zijn”

Piet Piryns (65), uitvinder van het woord verkleutering, is vorig jaar officieel met pensioen gegaan maar is nog lang niet op rust. Na een rijk gevulde carrière bij Humo, Vrij Nederland, De Morgen en Knack, doet hij het nu wat kalmer aan. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. “Ik presenteer veel literaire avonden voor Behoud de Begeerte, ik maak een paar televisieprogramma’s per jaar voor Lichtpunt en als ik zin heb, schrijf ik af en toe voor Knack. Een goed gevulde agenda dus.”

Scoop: U begon uw carrière als cabaretier, hoe kwam u in de journalistiek terecht? Piet Piryns: “Heel toevallig. Ik behoor tot die generatie die nooit heeft moeten solliciteren. Nadat ik het humorfestival in Heist had gewonnen, kreeg ik een eigen radioprogramma. Daarna werkte ik een jaar of twee voor de BRT-radio. Vervolgens werd ik gevraagd om voor Humo te werken, later hetzelfde verhaal voor De Morgen en Knack. Ik was abso-

luut niet van plan om journalist te worden. U ziet, kleine misstappen kunnen grote gevolgen hebben. Het overkwam mij allemaal.” Scoop: Wat is het verschil tussen journalisten nu en toen u begon? Piryns: “Dat is een hemelsbreed verschil. In 1968 had je een compleet verzuilde pers. Humo was eigenlijk het enige buitenbeentje op dat moment. De rest was keurig verdeeld in een liberale, socialistische en christelijke zuil. Het was

HUMO Piet Piryns begon zijn carrière bij Humo. Daar deed hij vaak duo-interviews met Herman De Coninck. “We zeiden altijd dat we dat met twee deden omdat de kans dan groter was dat een van ons geen kater had.”

compleet ondenkbaar dat iemand die voor een linkse krant werkte, later naar een rechtse krant zou gaan. De context was ook anders. Alles is veranderd sinds de komst van het internet en de commercialisering van de media. Ik geloof dat niks meer hetzelfde is.” Scoop: Is alles dan veel slechter dan vroeger? Piryns: “Nee, ik wil niet gaan roepen dat alles nu veel slechter is dan vroe- 

Vrij Nederland Piet Piryns werkte tijdens de jaren 70 en 80 voor Vrij Nederland. Daar heeft hij naar eigen zeggen veel bijgeleerd. “Vrij Nederland was het walhalla van de journalistiek. Als 25-jarige jongen kwam ik daar terecht tussen al die journalistieke grootheden.”

scoop 2 - 2014

37


38

scoop 2 - 2014


“Het is flauwekul om te denken dat een journalist een aseksueel ­en niet-betrokken wezen is”  ger. Ik denk wel dat het nu minder leuk

is. In die zin heb ik de mooiste jaren van de journalistiek meegemaakt. Het was allemaal veel meer onbekommerd. Ik kan mij vandaag niet meer voorstellen dat ik zes weken naar Vietnam reis zonder daar verder enige verantwoording voor af te moeten leggen. Je ging naar Vietnam en je kwam zes weken later terug met een serie verhalen, dat is nu gewoonweg onmogelijk.” Scoop: Heeft de commercialisering daar een groot aandeel in? Piryns: “Natuurlijk, de greep van de marketeers op de media is enorm groot geworden. Ik kom nog uit de tijd van de aanbodjournalistiek. Je had een aanbod en dan ging je een blad maken zoals je dat zelf wilde. Pas later ging je kijken of daar lezers voor waren. Nu is het helemaal andersom. De marketeers hebben het overgenomen en nu is er de vraagjournalistiek. Eerst wordt onderzocht wat mensen willen lezen en dan wordt het product daaraan aangepast. Dat is een wezenlijk verschil met vroeger en dat is zeker minder leuk.”

Elsschots adagium

Scoop: Wat is volgens u het geheim van een goed interview? Piryns: “Alles begint bij een goede voorbereiding. Je moet weten welk vlees je in de kuip hebt. En dan moet je, desnoods met geveinsde vriendelijkheid, proberen je slachtoffer te ontdooien. Daarnaast zijn goed kunnen luisteren, nieuwsgierig zijn en enige empathie ook nodig. Het komt er dan vooral op neer om alles goed op te schrijven. Daar geldt maar één bekend adagium van Elsschot: ‘schrijven is schrappen’. Daarna moet je proberen in schrijftaal de illusie van spreektaal te wekken, wat een kunst apart is. Als je letterlijk uittikt wat de geïnterviewde gezegd heeft, dan krijg je gestuntel en gestamel. Tenzij je een welbespraakt iemand hebt als ik. (lacht) Je moet het samenvatten en stroomlijnen en hopen dat alle puzzelstukjes op hun plaats vallen.” Scoop: U staat ook bekend om uw

duo-interviews. Wat vond u daar interessant aan? Piryns: “Ik ben een echt zondagskind wat dat betreft. Ik heb het geluk gehad om nogal wat mensen tegen het lijf te lopen met wie ik het heel goed kon vinden. Het begon met Herman De Coninck die ik ontmoette toen ik 22 was. Wij vulden elkaar heel goed aan. We zeiden altijd dat we dat met twee deden omdat de kans dan groter was dat een van beide geen kater had. Het heeft ook praktische redenen. Je hoeft niet zelf die band uit te tikken, wat een ongelofelijk klotewerk is, en als je die smart kan delen, is dat al heel wat.” Scoop: Welke interviewvorm deed u het liefst? Piryns: “Ik heb ze allemaal gedaan. Genres zijn natuurlijk moeilijk te vergelijken. Toen ik samenwerkte met Herman De Coninck, deed ik meer de politieke interviews en Herman meer de literaire. Met het klimmen van de jaren vond ik literaire interviews veel leuker om te doen. Mijn affiniteit met literatuur was al groot maar werd aangezwengeld door mijn vriendschap met Herman. Later hebben wij dan samen het Nieuw Wereldtijdschrift opgericht, waar ik tot aan de dood van Herman redacteur van ben gebleven.” Scoop: Bent u steeds objectief kunnen blijven in politieke interviews? Piryns: “Ik denk het wel. Ik hou natuurlijk vast aan mijn eigen overtuiging. Het is flauwekul om te denken dat een journalist een aseksueel en niet-betrokken wezen zou zijn. Ik ben gestopt met politieke interviews toen mijn dochter in de politiek stapte. Het zou mijn geloofwaardigheid nooit ten goede zijn gekomen, ook al was ik zelf niet veranderd. Mensen geloven je toch niet. Je mag het grootste gelijk van de vismarkt hebben, dan nog zullen ze zeggen: ‘Zie je wel, het is ne gruune’.” (lacht) Scoop: Heeft een van uw artikels tot een bepaalde polemiek geleid in Vlaanderen? Piryns: “Zo waren er wel meer in mijn Humo-jaren. Nu moet ik ver in mijn geheugen grasduinen. Het allereerste

  terugblik  

was een interview van Herman en mij met de toenmalige burgemeester van Antwerpen, Lode Craeybeckx. Hij was voorstander van euthanasie. In 1967 was dat ongehoord. Een burgemeester die zei dat hij het eventueel zelf zou overwegen als de dood kwam aankloppen. Het hele land stond op zijn kop.”

Scoop: Welk interview is u het meest bijgebleven? Piryns: “Het meest merkwaardige interview was het allerlaatste interview met Hugo Claus naar aanleiding van zijn 75ste verjaardag. Het begon toen al te sneeuwen in zijn hoofd. Dat interview heeft eigenlijk nooit plaatsgevonden. Het was de neerslag van gesprekken die misschien veertig uur geduurd hebben. Als je dan naar die band luisterde, hoorde je veel gestamel en dan moest ik proberen te achterhalen wat hij precies bedoelde. Het was alsof er tussen zijn hersenen en zijn spraakvermogen een leiding liep die ergens lekgeslagen was. Hij kon nog helder denken maar hij kon het niet meer helder formuleren. Het was een hele merkwaardige ervaring om iemand die al verdwaald was, de weg te helpen vinden.”

Plat platter platst

Scoop: Hoe ziet u de toekomst van de geschreven pers? Piryns: “Zoals velen ben ik redelijk somber over de toekomst van de papieren krant. Ik maak mij ook zorgen over de manier waarop informatie gratis is geworden. Ik trap natuurlijk een open deur in maar zolang mensen denken dat ze niet meer moeten of willen betalen voor informatie, zal de kwaliteit van die informatie er niet op vooruit gaan. Er is nog altijd geen goed verdienmodel voor onlinejournalistiek uitgevonden. Die vorm van journalistiek zal onvermijdelijk grote gevolgen hebben voor de papieren krant. Het heeft natuurlijk een aantal voordelen maar de nadelen zijn volgens mij even groot. Zeker omdat de vraagzijde zwaarder gaat doorwegen. Misschien is de grootste ellende van zo’n onlinekrant dat je onmiddellijk kunt zien 

“Ik kwam van Humo en werd gevraagd door Vrij Nederland. Dat voelde toch alsof je van Anderlecht naar Real Madrid getransfereerd werd” scoop 2 - 2014

39


  terugblik 

De Onoverwinnelijke Elf van Humo - 1970

Staand v.l.n.r.: Luk Guillaume, Herman de Coninck, Piet Piryns, Jos de Man (gastspeler), keeper (gastspeler, onbekend), Guy Mortier; Gehurkt v.l.n.r.: Guido Van Meir, Albert Pepermans, Ghislain Hendrickx, Eddy Vermeulen (oftewel Ever Meulen), Jef Proost. (foto Herman Selleslags)

De Morgen Piet Piryns werd in 1991 hoofdredacteur van De Morgen. Iets waar hij met plezier aan terug denkt: “Dat waren pas echte tropenjaren, en zoals u weet: die tellen dubbel.” (foto Jelle Lossie)

40

scoop 2 - 2014

wat wel en niet scoort. Als iets niet genoeg aangeklikt wordt, maken ze een vettigere of sensationelere kop. Zo dreigt journalistiek natuurlijk plat platter platst te worden.” Scoop: De snelheid van het nieuws primeert op de juistheid? Piryns: “De feiten mogen een goed verhaal nooit in de weg staan en een goed verhaal mag je nooit kapot checken. Dat waren de grappen die wij vroeger altijd maakten maar nu zie je dat het ook echt gebeurt. Het nieuws moet heel snel online worden gezet. Veel tijd om te checken, dubbelchecken, laat staan woord en wederwoord, is er niet meer. Als je dan kijkt naar onderzoeksjournalistiek, voor zover dat nog gebeurt, kan je maanden aan een verhaal werken en zodra je het online plaatst, is het binnen de tien seconden niet meer van jou. Waarom zou je dan nog investeringen doen? Vroeger hoorden de mensen dat Vrij Nederland een scoop had en gingen ze de dag erna naar de kiosk om dat tijdschrift te kopen. Tegenwoordig neemt iedereen de scoop gretig over.” Scoop: U bent natuurlijk ook de uitvinder van het woord verkleutering.

Piryns: “Had ik daar maar copyright op genomen. Het was vreselijk. Ik had een woedend stuk geschreven met als kop ‘de verkleutering’. Een paar weken later zag ik overal billboards van twintig vierkante meter met daarop: ‘Stop de verkleutering, let’s Bokma!’ Dat was reclame voor jenever. Toen dacht ik: ik heb echt verloren.”

On-nieuws

Scoop: En denkt u dat dat fenomeen nog is toegenomen? Piryns: “Jazeker. De verkleutering ging over het begrip infotainment. Je kunt alleen maar vaststellen dat het aandeel infotainment groter is geworden. Nu beginnen we toch een beetje op Waldorf en Statler te lijken, maar het aandeel pretjournalistiek is nu eenmaal vergroot. Er staat op pagina drie van De Standaard of De Morgen vaak nieuws waarvan ik denk: Wat is hier de nieuwswaarde van? Er staat zoveel on-nieuws, hetgeen mij als nieuwsconsument in ieder geval geen moer kan schelen.” Scoop: Kunt u uw persoonlijke journalistieke attitude omschrijven? Piryns: “Nee, dat kan ik niet maar laat ik het dan toch maar proberen. Ik ge-


Oktober 1992

De redactie van De Morgen heeft op dat moment een conflict met uitgever Christian Van Thillo over de sluitingstijd van de krant. Hoofdredacteur Piet Piryns (met stropdas) bekijkt de voorpagina. Nog herkenbaar op de foto: Erik Wijnen, Jan Lippens en Jules Hanot. (foto Patrick De Spiegelaere)

“Zoals velen ben ik redelijk somber over de toekomst van de papieren krant” loof dat ik altijd naar een grote betrokkenheid heb gestreefd. Raymond Aron, een Frans filosoof, heeft ooit gesproken over ‘le spectateur engagé’. Zonder mij op enige manier met Aron te willen vergelijken, komt het toch wel dicht bij mijn opvattingen van journalistiek. Een geëngageerde waarnemer, dat is toch wat ik wou zijn.” Scoop: Welke periode uit uw carrière is u het meest bijgebleven? Piryns: “De mooiste jaren waren zonder enige twijfel mijn Amsterdamse jaren, gedurende de jaren 70 en 80. Amsterdam was op dat moment nog het magisch centrum en de navel van de wereld. Er hing een soort tinteling in de lucht. Vrij Nederland was het walhalla van de journalistiek. Ik kwam van Humo en werd gevraagd door Vrij Nederland. Dat voelde toch alsof je van Anderlecht naar Real Madrid getransfereerd werd. Je hebt af en toe een merkwaardige sa-

menloop van omstandigheden waardoor heel veel talent samenklontert op een bepaalde plek. Dat zie je vandaag bij de Rode Duivels en dat zag je toen op de redactie van Vrij Nederland. Als 25-jarige jongen kwam ik dus bij Vrij Nederland terecht tussen al die journalistieke grootheden. Vrij Nederland was een blad met prestige, een blad met een grote journalistieke traditie en met veel middelen. Zes weken naar Vietnam reizen en dat desnoods drie keer per jaar, dat kon allemaal. Dat was absoluut de mooiste periode voor mij. Ook aan mijn tijd als hoofdredacteur van De Morgen denk ik met veel plezier terug. Dat waren pas echte tropenjaren, en zoals u weet: die tellen dubbel.” Scoop: Zeer stresserend? Piryns: “Ja, de omstandigheden waren verschrikkelijk. Er was geen geld en alleen maar tegenkanting van de uitgever. Je kon de perceptie dat De Morgen een spreekbuis was van de socialisti-

sche partij niet kapot krijgen. Dat is pas later gelukt met de Agusta-affaire. Het was echt proberen om water uit de rotsen te slaan. Dat is Mozes gelukt maar mij toen niet.” Scoop: Hoe actief is uw pensioen? Piryns: “Een groot deel van de dag zit ik naar buiten te kijken om te controleren of ze de drollen van hun honden wel opruimen. Daar kruipt veel tijd in. Nee, zonder gekheid, ik doe van alles. Ik doe vrij veel publieke interviews in Nederland en in België, meestal literaire interviews. Ik houd veel literaire avonden voor Behoud de Begeerte, ik maak een paar televisieprogramma’s per jaar voor Lichtpunt en als ik zin heb, schrijf ik af en toe nog wat voor Knack.” Scoop: Nog niet echt op rust dus? Piryns: “Laat ons zeggen dat de agenda goed gevuld is.  Arn Simoens Aäron Vanmaele foto’s Jelle Lossie

scoop 2 - 2014

41


  trends 

De journalist en zijn app:        Kristof D’hanens De hedendaagse journalist is vergroeid met zijn smartphone. Voortdurend op de hoogte zijn van het laatste nieuws en het zo snel mogelijk kunnen Scoop: Welke apps raad je aan voor delen, is voor een journa­ journalisten? Kristof D’hanens: “Ik probeer eigenlijk list heel belangrijk. Om meestal mee te geven dat je bestaande apps, die niet specifiek voor jourhem daarbij te helpen nalisten bedoeld zijn, op een slimme manier moet gebruiken. Je hebt een zijn er heel wat apps aantal heel handige organisatie-apps, ontwikkeld. Maar Dropbox is er zo een. Met Dropbox heb je overal al je documenten bij de hand. welke apps zijn het Evernote is ook heel handig, daar kan je gemakkelijk kleine notities mee mainteressants? En hoe ken, je kunt er alles in opslaan. Pen gebruik je ze het best? en papier zijn niet meer van deze tijd,

Het komt er op neer de bestaande apps creatief te gebruiken”

Kristof D’hanens werkt als medewerker communicatie en nieuwe media bij Mediaraven vzw. Hij geeft les online journalistiek aan de universiteit van Gent, blogt geregeld over nieuwe media en geeft workshops en vormingen over het gebruik van nieuwe media. Onlangs schreef hij het boekje ‘Appstublieft’, een gids voor mensen die net een smartphone kochten.

met Evernote geraak je nooit meer je notities kwijt, want alles wordt online opgeslagen. Wunderlist is dan weer heel handig om to-do-lijstjes te maken. Als je de drie samen gebruikt, moet je nooit meer iets opschrijven en raak je geen dingen meer kwijt. Daarnaast heb je enkele praktische apps: apps om geluid mee op te nemen, apps om foto’s en filmpjes mee te maken, heel handig want je hoeft geen camera meer mee te sleuren. Verder zijn er een heleboel researchapps, waarvan je op het eerste gezicht misschien niet denkt dat je ze kan gebruiken voor research. Twitter is bijvoorbeeld ideaal, je kan er niet enkel oproepen verspreiden je kan er ook proactief op zoeken. Wil je bijvoor-

beeld een reportage maken over Metal fans, zoek dan alle berichten met #graspop, zo kom je uit bij duizenden berichten en de bijhorende mensen, die je dan kan contacteren. Met Hootsuite kan je zelfs zoekopdrachten opslaan. De app zoekt dan op alle sociale media naar je zoekterm en zo zie je in een oogopslag wat er allemaal rond het onderwerp te doen is. Zo kan je veel ideeën opdoen voor bijvoorbeeld een reportage. Ook Feedly is erg interessant, stel dat je een twintigtal blogs volgt dan zal Feedly de door jou aangegeven interesses onthouden en de artikels die voor jou interessant zouden kunnen zijn allemaal samen brengen. Dat is veel gemakkelijker dan dat je alle sites zelf moet afschuimen. En dan heb je nog Foursquare, de app waarmee mensen op plaatsen kunnen inchecken. Als er ergens een bom ontploft en jij zoekt daar een getuige van, dan kijk je gewoon wie er op Foursquare in de buurt ingecheckt was en dan kan je die persoon gemakkelijk contacteren. Het komt er vaak op neer de bestaande kanalen op een creatieve manier te gebruiken.” Scoop: Hoe hebben apps de media volgens u beïnvloed? D’hanens: “Eigenlijk is er niet zo veel veranderd, het is allemaal veel gemakkelijker geworden omdat de technolo-

Twitter

Twitter is een sociale netwerksite waar iedereen gratis een account op kan maken. In ‘tweets’ van maximum 140 tekens kan je berichten op je microblog plaatsen, die dan voor al je volgers te zien zijn. Als journalist kan je dus zelf snel en gemakkelijk nieuws de wereld in sturen. Maar de app van Twitter is vooral handig om het nieuws te volgen. Elke krant, radio of televisiezender heeft een account en zij sturen de hele dag door berichtjes via Twitter.

42

scoop 2 - 2014

Dropbox

Met een account kan je op elke smartphone tablet of computer gemakkelijk aan al je documenten. Je documenten worden op het internet opgeslagen en gaan dus nooit verloren.

Evernote

Evernote is dé app om notities te maken. Alles wordt bewaard op het internet, dus je raakt niks meer kwijt.


onafscheidelijk of niet? Kristof D’hanens (ingezonden foto) gie in een stroomversnelling geraakt is, maar in de kern is er volgens mij weinig veranderd.” Scoop: Hoe ziet de toekomst van de apps eruit? D’hanens: “Met apps staan we eigenlijk nog maar aan het begin, hé. De laatste jaren ging het om schaalvergroting. Er zijn steeds meer mensen online, steeds meer mensen hebben een smartphone. Ondertussen zit bijna iedereen online en in België heeft zestig à zeventig procent van de bevolking een smartphone. De komende jaren zal het vooral gaan over integratie. Internet in onze auto en televisie op internet. Of bijvoorbeeld een app die ons vertelt dat we best tien minuutjes vroeger naar huis vertrekken omdat we anders in de file zullen staan. De mogelijkheden zijn eindeloos.” Scoop: De markt van de apps is dus absoluut nog niet verzadigd? D’hanens: “De vraag is, hoe gaan apps eruit zien over enkele jaren? Er zijn twee strekkingen op dat vlak. Er is een strekking die zegt dat websites over een aantal jaar apps op zich zullen zijn.

Dan zie je op de website je locatie en wordt het nieuws op sites automatisch afgestemd op jouw behoeften. Een andere strekking gelooft dat alles een app gaat worden. Dan heeft De Standaard bijvoorbeeld geen website meer, maar enkel een app. Welke strekking het zal winnen, daar heb ik geen idee van. De meningen zijn ook erg verdeeld omdat niet iedereen dezelfde definitie voor het woord app gebruikt. Een app is eigenlijk een programma, zo heeft elke gsm een belapp en een smsapp, maar voor velen is een app enkel het programmaatje op je smartphone. En jongeren maken zelfs helemaal geen verschil meer tussen apps en websites, dus dat onderscheid zal vermoedelijk wel vervagen.” Scoop: Alles moet steeds sneller en sneller gaan, gaat dat ten koste van de kwaliteit van de journalistiek? D’hanens: “Dat weet ik niet. We willen alles in een oogopslag weten en lezen, maar we mogen niet vergeten zelf eens bronnen te controleren. Als een journalist zegt dat hij de informatie op Twitter gevonden heeft, dan moet je als lezer toch ook weten dat dat niet altijd correct is. De verantwoordelijkheid ligt ook bij de lezer.”

Scoop: Als u zelf een app zou mogen bedenken, welke zou dat dan zijn? D’hanens: “Een app die al het nieuws verzamelt over de plek waar je je op dat moment bevindt. Dat kunnen nieuwsberichten zijn, maar ook blogs of tips van mensen die er al geweest zijn. Ben ik in Brussel? Dan wil ik een melding kunnen krijgen van een staking die bezig is of van een café in de buurt met lekkere spaghetti. Zo’n app lijkt me voor zowel de journalist als de lezer interessant.”

Peter Decroubele

“Ik ben voldaan op het vlak van apps” Peter Decroubele is al jaren journalist voor de VRT, momenteel werkt hij bij Radio 1, voornamelijk op de afdeling nieuws en duiding.

Scoop: Welke apps gebruikt u het meest? Peter Decroubele: “Sinds kort is er een Gopress-app, die vind ik echt heel handig. Je kan er alle Vlaamse kranten en magazines op lezen. Ik vermoed dat die vrij duur is (een Gopress-abonnement kost 40 euro per maand, met toegang tot het archief, nvdr), maar op de VRT krijgen we die bij onze smartphone omdat we op die manier echt alles kunnen lezen. Verder is Twitter voor mij een hele belangrijke informatiebron. Ik denk dat ongeveer tachtig procent van de journalisten Twitter als nieuwsbron gebruikt. Je kunt er heel snel en heel kort al het belangrijke nieuws op zien. Ook de app van Wikipedia gebruik ik regelmatig, zo was ik onlangs als verslaggever aanwezig bij een voetbalmatch van de Rode Duivels. Er kwam iemand in beeld waarvan me ontglipte wat hij ook alweer deed. Ik zocht het snel op, op Wikipedia, en ik kon toch nog wat achtergrondinformatie geven over die persoon. Dat is natuurlijk informatie die je best altijd eens checkt, maar ik denk dat het 

Gopress

Feedly

Feedly bundelt alle artikels die jij interessant vindt op verschillende web­ sites in een handig overzicht. Zo lees je je eigen gepersonaliseerde krant.

Gopress is een betalende website, je kunt er alle Vlaamse kranten en magazines lezen, ook via een app op je tablet of je smartphone. Gopress heeft ook een archief waar je artikels tot tien jaar oud kunt opvragen en lezen.

Call recorder

Deze app neemt je telefoon­ gesprekken op. Zo hoef je niet met je recorder naast je telefoon te gaan zitten als je bijvoorbeeld een telefonisch interview afneemt.

scoop 2 - 2014

43


  trends 

Kim Vandenbroucke

 merendeel van wat er op Wikipedia

staat wel correct is.” Scoop: Heeft een journalist een smartphone nodig? Decroubele: “Nee en ja, twintig jaar geleden lukte het ook allemaal, zonder internet, zonder apps. Maar het is toch wel heel handig. Zeker voor een journalist, je hebt alle informatie bij de hand en je moet niet meer met een hoop materiaal sleuren. Een camera is niet meer noodzakelijk. Bij de VRT hebben we een app waarmee we alles onmiddellijk kunnen opnemen en doorsturen. Binnen de minuut zit je beeld- of klankbestand in de uitzending, daar had je vroeger een gigantische bak voor nodig en het duurde veel langer.” Scoop: Is er veel veranderd met de komst van de smartphones en apps? Decroubele: “Ja, alles gaat steeds sneller en sneller. De komst van het internet was al een enorme stap, maar nu is iedereen echt altijd en overal op de hoogte van het nieuws. Iets dat in de voormiddag gebeurt, kan je niet meer opsparen tot het nieuws van zeven uur, dat moet onmiddellijk online staan. Het verhoogt de werkdruk en daarmee ook de kans op foutjes.”

Peter Decrouble (ingezonden foto)

Scoop: Hoe ziet de toekomst eruit? Decroubele: “Ik denk niet dat er nog heel veel zal veranderen, het zal waarschijnlijk allemaal nog sneller gaan en met een betere geluids- en beeldkwaliteit. En apps, sites, sociale media en nieuwsbronnen zullen nog meer geïntegreerd zijn.” Scoop: Als u zelf een app zou kunnen bedenken, welke zou dat dan zijn? Decroubele: “Zoals ik al zei, voor journalisten bestaat alles eigenlijk al. In de domotica, daar zie ik wel nog mogelijkheden, maar dat zijn luxedingen. Laat onze zeggen dat ik voldaan ben op het vlak van apps. Je kan niet blijven produceren, lezen en researchen, op de lange duur bedwelmt de overvloed de essentie en de waarheid.”

“De smartphone wordt volgens mij onmisbaar” Kim Vandenbroucke werkt als freelance journaliste bij Het Nieuwsblad. Ze is verantwoordelijke voor de regio Tielt. Scoop : Welke apps gebruikt u het meest? Kim Vandenbroucke : “Ik gebruik eigenlijk vooral de traditionele apps. Twitter, Facebook en ook de kranten apps. De app van de krant van WestVlaanderen gebruik ik bijvoorbeeld heel vaak. Onderweg komt de app van de gouden gids me dikwijls van pas, met die app vind je snel adressen en telefoonnummers.” Scoop : Heeft een journalist een smartphone nodig? Vandenbroucke: “Niet alle journalisten, maar als je zoals ik freelancer bent en je bent de hele tijd onderweg, dan moet je gewoon altijd bereikbaar zijn. Ook via mail bijvoorbeeld. Ik denk trouwens dat alle journalisten tegenwoordig wel apps gebruiken. Als ik op de gemeenteraad ben, zie ik alle andere aanwezige journalisten ook voortdurend op hun smartphone werken.” Scoop : Verhoogt die constante bereikbaarheid de werkdruk? Vandenbroucke: “Ja, de werkdruk is redelijk hoog, ik ben van ‘s morgens vroeg tot ’s avonds laat aan het werk. En ik vermoed dat het er niet op zal verbeteren. Alles moet steeds sneller en sneller gaan en de smartphone wordt volgens mij onmisbaar.” Scoop : Als je zelf een app zou kunnen bedenken, welke zou dat dan zijn? Vandenbroucke: “Een app die al het regionale nieuws samenbrengt, dat zou ik heel handig vinden.”  Hanne Neys

44

scoop 2 - 2014


  en passant  

Buddy’s in de journalistiek

Drie gesprekken, drie onafscheidelijke journalistieke duo’s. Elk op hun eigen manier ingespeeld op elkaar. Hun samenwerkingen zijn zeldzaam en uniek. Soms werken ze al lang samen, soms nog maar een paar jaar. Maar het zijn buddy’s voor het leven. Ina Maes & Rudi Vranckx

“Ina is mijn harde schijf” Ina Maes en Rudi Vranckx werken al een tiental jaar samen. Hij is oorlogsreporter en documentairemaker voor de openbare omroep, zij doet al geruime tijd zijn research.

(foto Jonas De Vrieze)

Scoop: Hoe lang werken jullie aan de voorbereiding van een programma? Ina Maes: “Dat hangt ervan af. Aan een documentairereeks werken we toch wel een jaar: alle voorbereidingen, draaien, afwerken en zo verder. Als het kortere dingen zijn, duurt het natuurlijk niet zo lang. Alles hangt af van het onderwerp. Als het onderwerpen zijn in landen waar Rudi bij wijze van spreken al tien keer geweest is, gaat het

ook sneller dan in ‘Niemandsland’, het meest recente project. Dat is Afrika, ons allebei redelijk onbekend. We zijn er nooit geweest, nooit research gedaan. Het is anders. Een uitdaging.” Rudi Vranckx: “Het werk is ook anders: documentaires maken, doe je op een ander soort versnelling dan nieuws maken. Het nieuws komt ertussen. Het is alsof je een marathon loopt en plots moet je spurtjes trekken. Dat loopt allemaal door mekaar. Ik noem Ina meestal mijn harde schijf. Ik ga op pad en vergeet dingen maar op een of andere manier behoudt zij het overzicht.” Scoop: Als jullie mekaar zien, praten jullie dan ook eens over andere

dingen dan het nieuws en de programma’s die jullie maken? Vranckx: “Het begint daar altijd wel over. Omdat je leven zich voor een stuk afspeelt in de werkomgeving waarin je zit. Ina denkt op dezelfde manier als ik. Over het werk. Maar ze heeft ook een no-nonsense benadering van de realiteit. We zitten op één lijn.” Scoop: Kunnen jullie elkaar kritiek geven? Maes: “Dat denk ik wel.” Vranckx: (fijntjes) “Als het beleefd blijft (lacht). Ja, tuurlijk wel. Uiteraard.” Maes: “Opbouwende kritiek.” Scoop: Ziet u zich ooit hetzelfde werk met iemand anders doen? Maes: (lacht) “Ik zal wel moeten, vrees ik. Want ik zal door mijn leeftijd gewoon nog langer moeten werken dan Rudi.” 

scoop 2 - 2014

45


  en passant 

buddy's in de journalistiek

Stijn Van de Voorde & Siska Schoeters

 Vranckx: “Ik wil wel met mijn crew

doorgaan. Ook andere dingen maken, andere soorten documentaires. We zitten met een compatibele groep, iedereen heeft zijn taak en Ina speelt daar een centrale rol in. Het is zoals met koken zeker? De ingrediënten bepalen het resultaat.” Scoop: Moet u Rudi soms intomen als hij een nieuwe opdracht aanneemt? Neemt hij te veel risico’s? Maes: “Intomen niet. Ik moet er alleen voor zorgen dat hij die naar behoren kan uitvoeren zodat hij geen gevaar loopt.” Vranckx: “Misschien moet je mij soms het signaal geven dat ik te veel vraag? Soms is het niet realistisch wat ik wil. Aan de andere kant vind ik dan weer dat je op de sterren moet mikken en dan zie je wel waar je uitkomt. Als iets me niet lukt, dan is dat maar zo. Tant pis. Maar je moet wel proberen.”

Ina Maes

“Ik ga zelden of nooit mee op reis, omdat het te gevaarlijk is” Scoop: Ina, gaat u soms mee op reis of doet u enkel de voorbereiding? Maes: “Ik ga zelden of nooit mee, omdat het te gevaarlijk is. We werken al tien jaar samen, maar de tijd die Rudi en ik samen met mekaar in één ruimte doorbrengen, is erg beperkt. Het leeuwendeel van ons contact verloopt via telefoon of mail.” Vranckx: “Dat zorgt soms wel voor rare situaties. Soms zijn er momenten waarp ik denk dat mijn telefoon raar doet. Je vraagt je ook af of de mails naar elkaar worden onderschept als je heel de tijd woorden gebruikt als ‘Al-Qaida’ en ‘Osama Bin Laden’. Er zijn momenten waarop we codetaal gebruiken. Of dingen anders omschrijven.” Maes: “Soms moet ik via Facebook contact leggen met iemand die door Interpol geseind is als extremist. Ik heb niet meteen het gevoel dat ik afgeluisterd wordt, maar ik denk wel dat mijn computer al een paar jaar gescreend wordt. Ook dat is het resultaat als je met iemand als Rudi samenwerkt.” (lds, jdv) 46

scoop 2 - 2014

“Wij zijn een unieke tandem” Siska Schoeters en Stijn Van de Voorde presenteren elke weekdag van zes tot negen samen het programma ‘Siska Staat Op!’ op Studio Brussel.

Scoop: Hoe is jullie samenwerking tot stand gekomen? Stijn Van de Voorde: “Studio Brussel besliste om ons samen een programma te laten maken. We kenden mekaar wel al langer omdat we allebei al meer dan tien jaar voor de zender werken. We hadden ook al samengewerkt, maar nog nooit zo intens.” Siska Schoeters: “Wij kunnen het goed met mekaar vinden. Als het niet vlot gaat, heeft het denk ik eerder te maken met de uren waarop we moeten beginnen te werken. Hoe goed je vriendschap ook is, niemand kan op dat uur altijd evenveel verdragen van mekaar.” Scoop: Wie heeft het ergste ochtendhumeur? Van de Voorde: “Als je veel last van een ochtendhumeur hebt, moet je dit werk niet doen. Als je je niet zo fris voelt, dan ga je de dingen waar je je aan ergert uitvergroten.” Schoeters: “Eigenlijk komen wij heel goed overeen, want je kan niet met iedereen samenwerken vanaf kwart over vier. Dat is het moment waarop we elkaar ’s ochtends voor het eerst zien.” (tot Stijn): “Ja, wij zijn echt wel buddy’s, hé?” Scoop: Kunnen jullie dit werk nog een vijftal jaar volhouden? Schoeters: “Het ritme van de ochtend niet. Ik snap niet dat iemand dat langer dan vier jaar doet. Ik slaap acht uur per nacht, ga iedere avond heel vroeg slapen. En dan nog hou je dat niet vol. Maar samenwerken met Stijn zou ik nog járen kunnen doen. Het blijft toch wel een speciaal uur. We komen hier aan om tien voor vijf ’s ochtends, dan hangt er een aparte sfeer. Je bent de eerste die het licht aandoet, de koffiemachine aanzet, de kranten neemt,… Dat zorgt al wel voor een bepaalde vibe, vind ik.” Van de Voorde: “Als je uitgeslapen bent, is het niet moeilijk om vroeg op te staan. Maar in bed moeten kruipen om kwart voor acht om acht uur

slaap te halen, dat is moeilijk. Ons programma zou er anders uitzien mocht het op een later tijdstip geprogrammeerd staan.” Scoop: Kunnen jullie kritiek van elkaar verdragen? Schoeters: (gedecideerd) “Hij wel van mij, ik niet van hem.” (tot Van de Voorde) “Da’s waar, hé?” Van de Voorde: “Dat is zo, ja.” (hilariteit) “Als er wat is, zeg ik het meestal iets subtieler.” (tot Schoeters) “Maar je kan dat wel verdragen, hé?” Schoeters: “Ja, maar soms vind ik iets niet terecht en dan zeg ik dat ook.” Van de Voorde: “Meestal filter ik bij mezelf al vier keer wat ik ga zeggen, tot ik zeker weet dat ik gelijk heb.” Unieke tandem Scoop: Op welke manier zijn jullie dan zo verschillend? Schoeters: “Ik denk dat ik extraverter, heviger ben. Stijn is rustiger, introvert en creatief. Hij is eerder een goede bedenker en ik kan dat goed uitvoeren. Stijn heeft een heel specifieke humor die ik goed kan vatten. Dat is wat van ons een unieke tandem maakt.” Van de Voorde: “Ik denk dat wij vooral andere kwaliteiten hebben. Siska is vooral goed in de spotlights, ik achter de schermen.”


(ingezonden foto) Scoop: Zien jullie elkaar ook buiten lijk kenbaar maken, tv zit wat verder het werk? weg. Je kan meestal niet sms’en naar een tv-programma terwijl de uitzenSchoeters: “Ja, we carpoolen want we ding loopt. Het is inderdaad wel zo wonen in dezelfde streek. Vandaar dat je bij de eerste kritiek denkt dat dat we al héél vroeg op mekaars kop moeten kijken. En we gaan soms wel die komt van een 35-jarige met een uit eten.” gemiddelde intelligentie. Maar als je die criticaster zou tegenkomen op (tot Van de Voorde): “Wij zijn wel café zou je denken ‘maak ik me dáár vrienden, hé? Je moet nu niet zo doen druk om’.” alsof je je ervoor schaamt.” (tot ons): “Hij schaamt zich er soms wat voor naar de buitenwereld toe, Scoop: Wie neemt wat voor zijn maar wij zijn echt wel vrienden.” rekening? Scoop: In de sms-box komt er vaak Van de Voorde: “We brainstormen harde kritiek, hoe gaan jullie daarsamen en Siska voert dat dan uit. mee om? Als je een programma presenteert, Schoeters: “Dat valt eigenlijk heel goed mee. Siska Schoeters Mensen vinden ons nog tof (lacht). Je kan dat ook snel pareren, omdat je gauw doorhebt wanneer iets gratuit is en nergens op slaat. Als er vandaag iemand sms’t en letterlijk schrijft ‘gula zet zo achterlek’, dan vind ik dat niet zo heel erg. Vroeger vond ik die kritiek veel moeilijker, maar ik heb intussen heb je geen tijd om bepaalde dinwel geleerd om de dingen te relativegen uit te werken omdat je moet ren. Als je bijvoorbeeld op Werchter bezig zijn met platen aan mekaar rondloopt, weet je dat de helft van die lelijkerds je luisteraars zijn. Dan is te praten. Iedereen heeft zijn eigen het veel minder erg als je je die later job, en soms vergaderen we en hebprobeert voor te stellen. (hilariteit) ben we het over wat we vervolgens gaan doen. Iedereen denkt tijdens Nu even serieus: als je je een beeld zo’n vergadering mee over alle onkan vormen van de persoon die jou derwerpen. Wie niet veel van sport niet tof vindt, kom je tot de conclusie kent, kan wel met andere invalshoedat je die zelf misschien ook helemaal niet zo leuk vindt. Er is ook niets mis ken komen.” mee dat iemand je niet zo heel graag Schoeters: “Ik ben de host, zal ik heeft. Je kan niet bij iedereen geliefd maar zeggen, en ik geef de dingen zijn, zeker niet met de dingen die wij aan. Stijn komt me op bepaalde mozeggen.” menten bijvoorbeeld vertellen wat er in de kranten staat, op een ander Van de Voorde: “Als er een half milmoment komt de man van de sport joen mensen luisteren, zal er af en me iets vertellen, of Vincent Byloo toe wel eens een gek bij zijn. Bij ravan het nieuws. Ik ben degene die dio kan je je grieven ook onmiddel-

dat dan in goede banen leidt.” Scoop: Jullie zijn nu ettelijke jaren bezig met radio maken. Voelen jullie nog steeds stress als je live gaat? Schoeters: “Dat vermindert wel, maar het hangt ook van de uitzending af. Breaking news bijvoorbeeld is vaak zenuwslopend. Maar achteraf heb je daar veel voldoening van. Dat zijn vaak de tofste momenten: wanneer we overspoeld worden en alles snel moet gaan. Ikzelf kan dan wel niet veel doen, het zijn vooral Stijn en de redacteuren die beginnen zoeken wie we gaan bellen en hoe we iets gaan brengen. Je moet weten dat we dan vaak onder enorme tijdsdruk staan.” Van de Voorde: “Het is plezant als je achteraf weet dat je de juiste keuzes gemaakt hebt en de juiste mensen hebt gebeld. Dan geeft het ook niet dat je weg moet gooien wat je zo grondig voorbereid had. Het feit dat het programma altijd kan veranderen, maakt het ook leuk. En soms hebben we ook om zes uur zo goed als niets. Dan heb je enkel je platen, en verder weet je niet wat er gaat gebeuren. Maar dat kunnen vaak ook de tofste uitzendingen zijn.” Scoop: Zien jullie je dit werk nog doen met iemand anders? Van de Voorde: “Ik werk graag met Siska. Je moet weten dat je iemand hebt die goed uitvoert wat je voorbereidt. Eigenlijk zoals een middenvelder die de pass moet geven aan de spits.” Schoeters: “Ik zou wel in paniek schieten als ik op een dag niet meer met Stijn zou mogen werken omdat ik voel dat het goed marcheert tussen ons. Ook de luistercijfers zijn oké, dus wil ik graag op deze weg verdergaan.”  (lds,  jdv)

“We hebben altijd het beste met elkaar voor, we willen mekaar altijd aanmoedigen om te groeien”

scoop 2 - 2014

47


  en passant 

buddy’s in de journalistiek

Alex Vanhee & Bart Steenhaut

“Met een glas wijn komt er   altijd van alles naar boven”  Alex Vanhee en Bart Steenhaut zijn

persoonlijke gesprekken. Geheimen zijn er niet.” Vanhee: “Als we na een concert samen een glas wijn drinken, komt er vaak van alles naar boven. Maar we praten natuurlijk ook veel over muziek. Als je samen op weg bent naar pakweg Amsterdam voor een interview dan

al meer dan twintig jaar een team bij De Morgen. De wereld van de rock-’nroll heeft geen geheimen meer voor het onafscheidelijke duo. Alex verzorgt de beelden, Bart ontfermt zich over de woorden. Tussen pot en pint bespreken ze hun samenwerking in hun natuurlijke habitat: het café van de Ancienne Belgique. Bart Steenhaut

“We zien elkaar meer dan onze eigen vrouw” luisteren we samen naar de artiest en geven we daar onze visie op. We stimuleren elkaar. Dan geeft Bart uitleg bij de teksten van de artiest en kan ik daar soms iets mee doen ter plaatse.” Steenhaut: “Alex luistert op een andere manier naar muziek dan ik. Hij maakt soms een opmerking waar ik zelf nog nooit bij stil heb gestaan. Dat is vaak heel goed bruikbaar in een interview.

Scoop: Zouden jullie dezelfde job met iemand anders kunnen doen? Vanhee: “Ik werk geregeld met andere mensen samen maar dat is toch hetzelfde niet. Als je zoals wij de opdracht krijgt om samen met de Britse band Editors mee te gaan op tour dan zou dat raar zijn om dat met iemand anders dan Bart te doen. Als je meegaat op tour dan zie je pas hoe saai het leven van een muzikant soms is. Dat is goed voor een paar dagen maar voor ons is het dan ook wel genoeg. Ik heb af en toe ruimte nodig in mijn hoofd. In een tourbus lukt dat absoluut niet. Je leeft in een gang en slaapt in een kartonnen doos. Als het dan soms eens moeilijk gaat, kan ik even naar Bart kijken. Zonder iets te zeggen. Dat geeft wat troost.” Steenhaut: “Touren is inderdaad heel saai. De bandleden moeten vooral veel wachten, kijken maandenlang naar dezelfde gezichten in de bus en spelen elke avond dezelfde nummers als de avond ervoor. Doordat Alex en ik zo op

(ingezonden foto)

Scoop: Jullie brengen samen veel tijd door voor jullie werk. Zien jullie elkaar ook nog buiten het werk? Steenhaut: “We zien elkaar soms meer dan onze eigen vrouw en we trekken al zo veel met elkaar op dat we elkaar weinig buiten het werk zien. Het is niet dat we enkel maar over ons werk praten als we samen op weg zijn naar een interview. We zitten over heel veel dingen op dezelfde lijn. Zowel muzikaal, als qua visie op de krant maar ook persoonlijk komen we heel goed overeen. Alex en ik hebben soms heel

We hebben beide een persoonlijke trots. Ik wil niet onderdoen voor Alex en vice versa. We hebben enorm veel respect voor elkaar. Het beeld en de tekst moeten allebei even goed zijn.”

48

scoop 2 - 2014


column

Het journalistieke vuur elkaar zijn ingespeeld, gebeurt er altijd wel iets op tournee als wij erbij zijn. Ik weet niet hoe, maar het is wel zo. Door gewoon te reageren op elkaar lokken we een situatie uit. En dat is dan goed voor de camera en goed voor een verhaal. Maar ik zou het erg moeilijk vinden om met iemand anders dan Alex samen te werken.” Vanhee: “Als we op reportage gaan samen dan wacht ik altijd eerst af. Heel rustig een beetje inwerken. En dan naar de climax proberen te gaan. Dat is ook zo bij een fotoshoot of een interview. Eerst wat aftasten. Ik ben er ook veel bij als Bart interviews doet. Dan weet ik waar Bart naartoe gaat, ik vind dat grappig.” Scoop: Maken jullie vrienden in de muziekwereld? Steenhaut: “Neen, niet echt. Ik heb wel enkele vrienden/muzikanten maar ik recenseer hun concerten niet. Dat kan je niet eerlijk doen. Het enige wat je als journalist hebt, is je geloofwaardigheid. Het duurt lang om dat op te bouwen en je kan het heel rap weer kwijtspelen.” Vanhee: “Vrienden is een groot woord. Je maakt contacten en met sommige artiesten klikt het gewoon. Het is belangrijk om altijd kritisch te blijven, vrienden of niet.” Scoop: Samenwerkingen zoals die van jullie zijn eerder zeldzaam. Hoe komt dat? Vanhee: “Op een redactie wordt alles nu veel meer van boven gestuurd. Marketing doodt alle creativiteit.” Steenhaut: “De journalistiek is een beetje naar de kloten aan het gaan. Als je zoals wij supergoed bent ingespeeld op elkaar, dan is dat wel degelijk een meerwaarde. Wij weten op voorhand wat we van een interview kunnen verwachten. Alex en ik moeten niet meer overleggen met elkaar over wat we moeten doen, we weten dat. Tegenwoordig wil de hoofdredactie meer controle hebben. Ik wil nu niet als een opa klinken maar vroeger kwam de journalist zelf met ideeën af. Nu wordt er op een vergadering gezegd dat je ergens naartoe mag en dat je met dat verhaal moet thuiskomen. Nog voor je in de auto zit, weet je al welk verhaal je gaat afleveren. Voor nuance is hoe langer hoe minder ruimte.”  Leen De Smet Jonas De Vrieze

Aurélie Schotte Door wat me rond de oren vliegt, voel ik me als studente journalistiek bijna verplicht om schijterig tegenover mijn eigen toekomst te staan.

Na twee jaar mijn peer afdraaien om op tien plaatsen tegelijkertijd te zijn en ondertussen ook nog vol overgave te geloven dat het allemaal zin heeft, zou je tegenwoordig voor minder beginnen te ­twijfelen aan alles waar je die tijd mee bezig bent geweest. Opeens kom je om de vijf botten lectoren en journalisten tegen die er dood­leuk op ­hameren dat de kans klein is dat wij als studenten journalistiek ooit de job van onze dromen zullen uitoefenen. Je maakt een dossier over de ­toekomst van de journalistiek, interviewt belangrijke mensen uit die wereld en krijgt van iedere geïnterviewde te horen dat het ‘toch heel hard werken is’.

Kijk, ik ben geen naïeve trut. Wat ze vertellen, is dus geen nieuwe i­ nformatie voor mij. Ik wéét dat mijn toekomstige vak er een is waarin je moet knokken voor je plaats. Moet het dan echt van alle kanten, sans cesse en zo schreeuwerig op mijn bord gesmeten worden?

Ik ben van de generatie over wie zowel prijzende als in-de-grond-­ borende woorden klinken. We zouden lui zijn en alles zou worden geregeld door onze ouders. Ik ben - uiteraard - een grotere fan van de uitleg dat onze generatie er een is die durft te ondernemen, die speciaal en creatief is en voor wie ‘the sky’ helemaal niet ‘the limit’ is. Allemaal kwaliteiten die ik bij heel wat studenten journalistiek ook zie. Er zullen er ongetwijfeld tussen zitten voor wie het allemaal niks uitmaakt en dus bij de luie kant horen, maar zij zijn er dan hoogst­waar­schijn­lijk al uitgefilterd. Ik kan met honderd procent zekerheid zeggen dat bij de studenten journalistiek die ik ken ‘opgeven’ niet in het woorden­boek staat. Het mag nog zo vaak herhaald worden dat weinigen onder ons zullen slagen in onze opzet, het journalistieke vuur valt moeilijk te doven bij de doorbijters. Met een dictafoon, een laptop en een portie gezond verstand naar het buitenland vertrekken om daar onze toekomst verder uit te bouwen, schrikt ons niet af. Mikken op een stage die onbereikbaar lijkt ook niet. Daar­bovenop keihard studeren en deadlines halen: laat maar komen. We weten waar­voor we werken. We weten dat het ons niet in de schoot zal worden geworpen. We weten dat er nog afvallers zullen zijn in de race.

Dat onze toekomst zo negatief wordt afgeschilderd, doet mij enkel het werk­veld in springen met boks­handschoenen aan. Er zullen sowieso gewonden vallen, maar goede journalistiek komt er alleen met vallen en opstaan.

scoop 2 - 2014

49


frontaal Inzagerecht: norm   o Er zijn journalisten die steigeren bij de idee dat een geïnterviewde de tekst voor publicatie naleest, laat staan aan­past. Anderen hebben daar dan weer geen énkel probleem mee. Nochtans blijkt in de realiteit het zwartwit van ‘voor of tegen inzagerecht’ allang niet meer vanzelfsprekend. De meeste journalisten houden er een genuan­ceerde mening op na. Ze onderstrepen het belang van context en goede afspraken. Het hard boiled

Hans Muys: “Gezegd is gezegd, punt, gedaan”

contra Hans Muys (72) is gepensioneerd journalist met een indrukwekkende staat van dienst. Na 24 jaar op de buitenlandredactie van De Standaard verhuisde Muys voor enkele jaren naar De Persgroep, bij De Morgen en Het Laatste Nieuws. Daarnaast schreef hij ook zes jaar voor Humo, onder het pseudoniem Karel De Knagger. Voor zijn verschillende projecten interviewde Muys meer dan veertig bekende koppen, van Jean-Luc Dehaene over Jean-Marie Pfaff tot Goedele Liekens. Muys is een fervent tegenstander van inzage- en aanpassingsrecht. “Ik ben categoriek tegen het laten nalezen en aanpassen van interviews. In de eerste plaats zie ik het nalezen als een motie van wantrouwen, zowel voor de journalist als voor de geïnterviewde. Iemand die instemt met een interview moet zich voorbereiden en weten waarover hij of zij het heeft. De persoon in kwestie weet immers dat er een interview zal plaatsvinden. Wie

50

scoop 2 - 2014

achteraf beseft dat er bepaalde dingen beter niet gezegd waren, had die zaken dan maar niet moeten zeggen. Als ik het op band had staan, dan zette ik het in het interview. Gezegd is gezegd, punt, gedaan.”

“De geïnterviewde het gesprek laten nalezen en eventueel nog aanpassingen toelaten vind ik not done. Bepaalde zaken uit het interview halen omdat de persoon niet meer achter die uitspraken staat, daar deed ik niet aan mee. Aanpassingen of verbeteringen? Zo verdwijnt de eigenheid en is het mijn stuk niet meer. Dat de geïnterviewde het stuk dan zelf schrijft. Het kan niet de bedoeling zijn dat iemand zich achteraf verbetert. Dan had de persoon in kwestie zich maar beter moeten voorbereiden.”

Onaanvaardbaar

“Daarnaast ging het voor mij als journalist maar om één ding: wat er stond, moest juist zijn. En als het juist was

en op band stond, dan stond het er nu eenmaal. Als het niet op band stond, had ik terecht een probleem, want dan had ik de waarheid verdraaid. Als journalist heb je niet de taak om te interpreteren of de waarheid naar je hand te zetten, het is je verantwoordelijkheid om het gesprek correct weer te geven. Ik heb altijd getracht om mijn interviews in vraag- en antwoordvorm uit te schrijven omdat ik vind dat daarbij geen interpretatieprobleem kan ontstaan. Achteraf scherpe zinnen toevoegen, je vragen veranderen of het gesprek omgooien, is onaanvaardbaar. Daarin moet je als journalist eerlijk zijn tegenover de geïnterviewde: hij of zij is er niet meer bij, dan moet jij ook niet de wijsneus gaan uithangen door dingen toe te voegen die je op het moment zelf niet gezegd hebt.” Cédric Maes


m   of nobel gebaar?

interview buiten beschouwing gelaten, wel te verstaan. Want daarover bestaat consensus: dan vervult de journalist zijn waak­hond­functie. Scoop zocht en vond redelijk-rabiate voor- en tegen­standers. Journalisten Hans Muys en Griet Op De Beeck gooien hun afgelijnde argumenten op tafel. Waarom laten zij hun interviews wel of niet nalezen?

Griet Op De Beeck “Gezegd is gezegd? Daarmee ben ik het fundamenteel oneens”

pro Griet Op De Beeck (40) staat op het vlak van inzage- en aanpassingsrecht aan de andere kant van het spectrum. Voor haar is het laten nalezen van interviews iets heel normaals in de vertrouwensband tussen geïnterviewde en journalist. Op De Beeck schreef vier jaar voor Humo en schrijft sinds 2008 voor Zeno, de weekendbijlage van De Morgen. Ze neemt uitsluitend grote beschouwelijke interviews af. Staalharde interviews met politici neemt ze niet voor haar rekening. Daarnaast publiceerde ze begin 2013 haar debuutroman ‘Vele hemels boven de zevende’. Sindsdien wordt ze zelf ook geïnterviewd en is ze er nog meer van overtuigd dat interviews nalezen voor beide partijen een goede zaak is.

ontspannen gevoel dat mensen hebben als ze weten dat ze het interview mogen nalezen, verleidt de geïnterviewde ertoe om opener en eerlijker te zijn. En als de persoon in kwestie na het nalezen wil dat ik een bepaalde passage aanpas of weglaat, dan doe ik dat. Op dat vlak ben ik het fundamenteel oneens met het ‘gezegd is gezegd’-principe.”

Ego

“In feite krijg je als journalist een cadeau van de mensen die je interviewt: je krijgt enkele uren van hun tijd en ze leggen een deel van hun ziel bloot. Ze leggen hun lot bij wijze van spreken voor een deel in jouw handen. Dan vind ik het als journalist belangrijk om daar op een integere en juiste manier “Interviews laten nalezen vind ik een mee om te gaan. In mijn ogen moet je heel normale manier om jezelf als geïn- als bekende kop niet het kwetsbaarterviewde te beschermen. Je kan ervan ste stuk van je hart tonen aan het grote uitgaan dat de journalist het goed met publiek, je mag daar zelf de controle je voorheeft, maar we mogen niet te na- over behouden. Het gaat niet om mijn ïef zijn om toe te geven dat er ook jour- ego als interviewer. De persoon die met naam en toenaam en een grote nalisten van het andere slag zijn. Het

foto in een krant of magazine staat, moet zich voor de volle honderd procent kunnen vinden in het stuk. Als er om die reden enkele aanpassingen nodig zijn aan de eerste versie, dan heb ik daar geen probleem mee.” “Een interview is ook nooit een letterlijke weergave van een gesprek. Als journalist laat je bepaalde delen weg, moet je herformuleren en moet je knippen en plakken om het leesbaar te houden. Een neergeschreven versie is dus altijd een vertaling of interpretatie van wat er gezegd is. En interpretatie is er naar mijn mening sowieso, want elk mens luistert onontkoombaar vanuit zijn of haar eigen gevoeligheden en achtergronden. Daarom is het zelfs goed om stukken te laten nalezen door de geïnterviewde, om eventuele misbegrepen zaken recht te zetten. Het stuk dat je schrijft kan er alleen maar beter van worden.” tekst en foto’s Cédric Maes

scoop 2 - 2014

51


  trends 

Vrouwen zijn (media-)top! “Journalistiek is een machobusiness die lange tijd gedomineerd werd door mannen.” Een uitspraak die kan tellen van Liesbeth Van Impe, sinds 2012 hoofdredacteur van Het Nieuwsblad. Maar daar komt nu verandering in. Vrouwen als Van Impe, Isabel Albers (De Tijd), Ilse Beyers (Dag Allemaal) en Sylvia Van Driessche (Joepie) stonden al aan het hoofd van hun redactie en daar komen nu nog eens Indra Dewitte en Lisbeth Imbo bij. De vervrouwelijking aan de mediatop draait op volle toeren.

(cartoon Erwin Vanmol)

52

scoop 2 - 2014

“Het werd hoog tijd dat ook vrouwen het roer in handen nemen”, vertelt Liesbeth Van Impe. “Nu is er een duidelijke evolutie bezig naar meer vrouwen aan het hoofd van een redactie en dat verbaast me niet. Als een krant een vrouw benoemt voor een leidinggevende positie, dan denken de andere kranten: ‘Oei, wij mogen niet achterblijven. Wij moeten ook een vrouwelijk boegbeeld hebben.’ Maar een krant mag evenwel niet blindelings vrouwen aan de top plaatsen. Het geslacht mag strikt genomen niet het criterium zijn. Ik geloof in de juiste man óf vrouw op de juiste plaats en op het juiste moment.”

Magazine/krant

Uit een enquête van het Center for Journalism Studies aan de UGent ,waarin de diversiteit van gender in de journalistieke sector werd onderzocht,

blijkt dat de trend van meer vrouwen aan de top duidelijk zichtbaar is. “Als je bijvoorbeeld kijkt naar de functie adjunct-hoofdredacteur, dan is er een stijging van het aantal vrouwen van 12 % in 2008 naar 23% in 2013”, vertelt Sara De Vuyst, een doctoraal onderzoekster die meehielp aan het onderzoek. “Ook in het middenkader zijn meer en meer vrouwen aanwezig. We moeten de verandering dus breder zien dan de gevallen die in de actualiteit komen.” De mediabedrijven besteden nu duidelijk meer aandacht aan de gelijke verdeling van het geslacht. “Maar daarmee is het probleem niet van de baan”, waarschuwt De Vuyst. “De media moet een weerspiegeling zijn van de maatschappij en als je kijkt naar het verschil met de Scandinavische landen, waar het een bijna perfecte fiftyfiftyverdeling is, dan is er nog heel wat werk aan de winkel.”

“Kwaliteit gaat nog altijd voor kwantiteit. Het geslacht mag strikt genomen niet het criterium zijn” Liesbeth Van Impe

hoofdredacteur Het Nieuwsblad

Journalistiek was vroeger heel zeker een mannenwereld. Maar rond het begin van de twintigste eeuw kwam daar verandering in. “De intrede van de vrouw in de journalistiek ging gepaard met economische motieven”, vertelt De Vuyst. “De media begonnen te beseffen dat vrouwen een belangrijke lezersmarkt vormden en dus ook een grote bron van reclame-inkomsten konden zijn. Daarom werden er vrouwelijke journalisten aangetrokken om de artikels een vrouwelijke toets te geven. Zij schreven dan vooral over het huishouden en ander ‘soft’ nieuws. Het harde nieuws dat voor de kranten bedoeld


Liesbeth Van Impe, hoofdredacteur van Het Nieuwsblad: “Het werd hoog tijd dat ook vrouwen het roer in handen nemen.” (foto Jonas Christiaens)

was, was bijna uitsluitend mannenwerk.” Het mag dan ook niet zo verwonderlijk zijn dat vrouwen nu meer kansen krijgen aan de top van de magazinesector, waar vrouwen opvallend sterker vertegenwoordigd zijn dan in de krantensector. “Ik stel vast dat op sommige vlakken de vervrouwelijking nog verschrikkelijk traag gaat”, bevestigt politiek hoofdredacteur Liesbeth Van Impe. “Zelf ben ik krantencommentator bij Het Nieuwsblad en merk ik dat we maar een select groepje vrouwen vormen.”

Pioniers

Zoals bij elke trend zijn er ook trendsetters aanwezig die het hele proces op gang brengen. “Wat blijkt uit mijn interviews is dat de vrouwelijke hoofdredactrices zich vooral geïnspireerd voelden door Paula Semer, één van de eerste tv- en radiopresentatrices, en Lena De Meerleer, oud-algemeen directeur productie van de VRT”, zegt De Vuyst. “Die pioniers hebben het pad geëffend voor alle vrouwelijke journalisten.” In 2011 werd Isabel Albers door De Tijd aangeduid als de eerste vrouwelijke hoofdredactrice van een dagblad in Vlaanderen. “Een product als een krant of een magazine staat heel dicht bij zijn consument,” zegt Katleen De Stobbeleir, professor Coaching & Leadership aan Vlerick Business School. “Dus is het logisch dat zij een ware weerspiegeling gaan vormen van diezelfde maatschappij. Niet alleen op het gebied van

“Vrouwelijke hoofd­redactrices voelden zich vooral geïnspireerd door presentatrice Paula Semer” Sara De Vuyst

genderonderzoekster Universiteit Gent

Sara De Vuyst, gender­onder­zoekster aan de Universiteit Gent, ondervroeg vrouwelijke hoofdredacties over hoe zij leiding geven. (foto gdl)

personeel maar ook op vlak van management.” Belangrijk daarbij is het doorbreken van stereotypen rond het vrouwelijk geslacht. “Die stereotypen waren vroeger meer uitgesproken en zichtbaarder”, vult De Vuyst aan. “De vrouw deed de was en de plas terwijl de man ging werken. Nu is daar gelukkig verandering in gekomen, maar bij sommigen leeft die gedachte nog steeds.”

Voetbaltrainers

Een belangrijke troef om een leidinggevende positie te bekleden, is natuurlijk het behalen van een mooi diploma. “Vrouwen stoppen niet meer met studeren na het middelbaar onderwijs”, verduidelijkt De Vuyst. “Integendeel zelfs, vrouwen zijn nu hoger opgeleid dan mannen. Verder worden ze nu ook uitstekend begeleid door mentors om hen klaar te stomen voor een topfunctie.” Toch heb je meer nodig dan enkel een diploma om het te maken. “De resultaten, daar word je uiteindelijk op beoordeeld”, vertelt Van Impe. “Hoofdredacteurs zijn net als voetbaltrainers, ze worden gemakkelijk aan de kant gezet als het wat minder gaat. Het maakt in principe niets uit of je man of vrouw bent.” Vaak moet een vrouw een belangrijke keuze maken in haar leven: kiezen voor een gezin of een carrière. “Ikzelf ben niet getrouwd en heb geen kinderen”, vertelt Van Impe. “Ik zie vrouwen starten in de journalistiek met veel ambitie. Maar vanaf het moment  scoop 2 - 2014

53


  trends 

Katleen De Stobbeleir, professor Coaching en Leadership aan Vlerick Business School: “Vooral vrouwelijke ondergeschikten blijken kritisch te staan ten opzichte van hun vrouwelijke oversten.” (foto Gauthier De Lange)

“De feminiene stijl focust op de samenwerking en het streven naar dialoog, masculiene leiders vinden controle en bevelen geven belangrijk” Katleen De Stobbeleir

 dat ze kinderen krijgen, haken ze af en

gaan ze iets anders doen. Jonge moeders hebben het enorm moeilijk met de combinatie journalistiek en moederschap door de gezinsonvriendelijke werkuren. Het is eigenlijk een aanslag op je persoonlijk leven. Ik zou niet weten hoe ik mijn werk zou moeten combineren met een gezin of zelfs een huisdier. Ik dacht dat ik als journalist al hard werkte, maar dat is klein bier vergeleken met wat ik nu doe.” Hoewel de overheid de laatste jaren veel inspanningen geleverd heeft op het gebied van kinderopvang, blijft het moederschap toch een van de belangrijkste redenen waarom er niet meer vrouwen een topfunctie bekleden. “Vrouwen kiezen dan maar voor een parttime job”, zegt De Stobbeleir. “Maar ze krijgen dan minder kansen en minder uitdagende projecten voorgeschoteld om zich te bewijzen. Momenteel werkt ongeveer één op de drie vrou-

54

scoop 2 - 2014

wen parttime terwijl het bij de mannen een taboe blijkt te zijn en maar 5% procent parttime werkt.”

Feminiene stijl

Een vrouw in een mannenwereld zijn, heeft natuurlijk ook voordelen. “Als jonge frisse verschijning val je natuurlijk op tussen al die mannelijke collega’s”, lacht Van Impe. “Ik noem het mijn unique selling proposition.” Toch blijkt dat niet iedereen een vrouwelijke baas kan appreciëren. “Na een rondvraag bij een aantal topmanagers bleek dat 60% vond dat vrouwen geen even goede leiders zijn als mannen”, zegt De Stobbeleir. “Maar wat vooral opviel was dat vrouwelijke ondergeschikten kritisch stonden ten opzichte van hun vrouwelijke oversten terwijl de mannen er geen probleem mee hadden.” Hoe komt dat? Is er zo’n groot verschil tussen de aanpak van de twee geslachten? “In theorie zijn er verschillen tus-

sen hen op het gebied van leidinggeven”, legt De Stobbeleir uit. “Je hebt de feminiene stijl die zich meer focust op de samenwerking en het streven naar dialoog, terwijl voor masculiene leiders controle en het geven van bevelen belangrijk zijn. Wat je vooral vandaag de dag ziet is dat de feminiene stijl alsmaar belangrijker wordt voor organisaties. Daarom ook dat mannen en vrouwen beide stijlen gaan hanteren of ontwikkelen.” De trend is dus ingezet, maar zal die ook blijven aanhouden? Van Impe, De Vuyst en De Stobbeleir zijn het daar unaniem over eens. “Ik zie de trend niet meteen uitbreiden”, zegt De Vuyst. “Bij een niveau van 23 % kan het zijn dat het stagneert en er over het onderwerp niet meer gesproken wordt. Ik denk dat het zelf gevaarlijk is om te optimistisch te zijn over het feit dat een aantal vrouwen zijn opgeklommen naar de hoogste functies in de mediasector. Zo denk je dat het probleem van de baan is. Er zijn duidelijk nog inspanningen nodig om vrouwen gelijkwaardige kansen te geven als mannen aan de top van de journalistiek of een andere sector.”  Jonas Christiaens Gauthier De Lange


framed

In de rubriek framed mag een fotograaf de beeldkeuze van een redactie betwisten. Waarom zou hij of zij net die andere foto hebben gekozen?

T VOO

IE

N U

B L I C AT

IE

R

IE

T VOO

P

P

U

IE

R

N

fotografe Lisa Van Damme

B L I C AT

“Ik vond dat er een mooie symboliek achter schuilde”

“De foto (onderaan, nvdr) verscheen op 29 maart 2011 in De Standaard, toen België besloot om F-16’s naar Libië te sturen. Minister van Defensie Pieter De Crem gaf toen een persconferentie in Griekenland, waarop de voltallige Belgische pers was uitgenodigd. Ik nam er foto’s voor De Standaard, maar er was ook een fotograaf van Het Nieuwsblad was aanwezig. Die kranten maken wel deel uit van dezelfde groep. Als je als fotograaf naar zo’n persconferentie gaat waar echt iederéén aanwezig is, probeer je om die net iets andere foto te maken. Ik was daarom heel blij toen ik een foto kon maken

waarop De Crem op een sfinx lijkt. Omdat hij alles zo groots zag, vond ik dat daar een mooie symboliek achter schuilde. Ik dacht echt dat ik dé foto gemaakt had en ik hoopte dat ze dat op de beeldredactie zouden zien. Jammer genoeg moest ik mijn foto’s doorsturen vanuit Griekenland en had ik niet de kans om de beeldredactie te briefen over mijn foto.” “Maar de andere, normale, foto heeft het uiteindelijk gehaald. Hij stond zelfs op de voorpagina. Ik was teleurgesteld, ik heb er zelfs even op gevloekt. De beeldredactie heeft natuurlijk een eigen visie. Zij vond het misschien belangrijker dat de foto toegankelijk was, terwijl mijn visie is dat fotografen van De Standaard het toch meestal iets anders proberen te doen. Er was toen blijkbaar geen plaats voor iets specialers”. Caro De Geyter

Lisa Van Damme werkt sinds 2009 als persfotografe voor De Standaard. In 2013 publiceerde ze samen met Julie Vanstallen en Julie Weyne het fotoboek Transit 51 over vrouwelijke asielzoekers bij uitgeverij Lannoo. Ze geeft ook deeltijds fotografieles.

scoop 2 - 2014

55


gestart

Pieter-Jan Calcoen

werd sportjournalist bij Het Laatste Nieuws

  Pieter-Jan Calcoen   21 jaar   Woont in Oostduinkerke   Afgestudeerd in 2013   Werkt in Asse-Kobbegem

“Het was als thuiskomen” Na drie jaar Arteveldehogeschool heeft een student twee keuzes: verder studeren of beginnen werken. Pieter-Jan Calcoen (21) koos voor het laatste. Sinds september 2013 is hij aan de slag als sportjournalist voor de nationale ­pagina’s van Het Laatste Nieuws. “Ik had ervan geproefd ­tijdens mijn stage en het smaakte naar meer.”

Scoop: Heb je veel moeten solliciteren? Pieter-Jan Calcoen: “Ik had stage gelopen bij Het Laatste Nieuws en dat deed ik enorm graag. Ze zeiden me daar toen al dat ze tevreden waren, dus ik had er rekening mee gehouden dat ik er na mijn laatste jaar aan de slag zou kunnen gaan. Ik had ervan geproefd tijdens die stage en wou er dus graag beginnen werken. Ik was dan ook blij toen ze me na mijn herexamens die job aanboden. Ik zou nergens dezelfde kansen gekregen hebben, denk ik.” Scoop: Hoe verliep je eerste werkdag? Calcoen: “Dat was niet echt een speciale dag. Omdat ik al tien weken op de redactie had gewerkt, wist ik al hoe alles eraan toeging. Het was eigenlijk een beetje als thuiskomen. Alles voelde al vertrouwd aan. Iedereen kende mij, ik kende iedereen. Tot nu toe gaat het allemaal goed.”

Scoop: Kwam het beeld dat je van het professionele leven had overeen met de realiteit? Calcoen: “Neen, totaal niet. Op school hadden we een deadlineoefening waarbij we een fictieve krant moesten maken. De eerste pagina moest klaar zijn om elf uur ochtends. Dat komt niet overeen met de werkelijkheid. Ik werk vaak ’s avonds omdat ik vooral de nationale voetbalverslaggeving verzorg, dan is er wel wat druk. Daarnaast is er nog een verschil: als je iemand contacteert en je zegt dat je voor de krant werkt, zijn mensen meer geneigd je te helpen. Als je zegt dat je een student bent, weigeren ze sneller.” 56

scoop 2 - 2014

Scoop: Klopt het cliché ‘al doende leert men’? Calcoen: “Absoluut. Het is heel erg belangrijk dat je veel schrijft. Ik leer nog elke dag bij. Research is enorm belangrijk, dat heb ik ondervonden. De goede insteek vinden, leuke details toevoegen aan je stuk. Dat is natuurlijk niet altijd gemakkelijk, maar hoe meer je schrijft, hoe beter je artikels worden.

Scoop: Waarop ben je het meest trots? Calcoen: “Zopas mocht ik naar Duitsland voor een benefietwedstrijd van Marc Wilmots. Dat was heel plezant. Ik was heel blij dat ik dat mocht doen. Mijn foto stond toen ook in de krant. Ik was toen echt wel fier op mezelf. Dat was een supergoed gevoel.” Scoop: Wat vind je het grootste voordeel aan je job? Calcoen: “Ik amuseer me iedere dag. Dat vind ik het belangrijkste. Voor het werk mag ik veel naar voetbalwedstrijden. Dat is ook mooi meegenomen.”

Scoop: Heb je nog tips voor beginnende journalisten? Calcoen: “Altijd hoog mikken. Je moet de lat voor jezelf hoog leggen en ambities hebben. Ik heb mijn stage meteen bij Het Laatste Nieuws gedaan, wat toch een grote krant is. Je moet ook altijd het maximale eruit proberen te halen. En als je toont dat je zin hebt, zijn de bazen daar ook zeer tevreden over.” Scoop: Heb je binnen Het Laatste Nieuws ambities? Calcoen: “Ik werk nu als freelancer. Een vast contract zou toch mooi zijn. Een vaste waarde worden binnen de sportredactie, is wel een doel voor mij. Ik heb het gevoel dat ze vertrouwen hebben in mij, dus ik denk wel dat ik goed bezig ben.” Ann-Sophie Engels


scoop 2014 -2

dixit

2 Jaak Smeets

dossier toekomst van de journalistiek 7 10 13 18 20 22 25 26 28

De persen blijven draaien: een toekomstblik Journalist-programmeur Stijn Debrouwere werkt bij The Guardian en zoekt vernieuwende tools: “Het gaat nog te goed met de Nederlandstalige pers” Online nieuws: betalen of niet? Tom Peeters van De Tijd schreef mee het digitale succesverhaal: “Wij houden van print maar de toekomst ligt er niet” De pers heeft generalisten en specialisten nodig Pascal Verbeken gelooft in literaire journalistiek: “Probeer je boeken verfilmd te krijgen, het geld zit bij de televisie” Ides Debruyne van Fonds Pascal Decroos: “Er is meer geld voor fictie dan voor non-fictie” Stripjournalistiek: de journalist wordt tekenaar Crowdsourcing: kijkers, lezers of luisteraars maken mee de journalistieke producten

reportage

30 Een dag op stap met VTM-royaltywatcher Reinout Goddyn: “Het verbaast me dat we zo’n jong publiek aantrekken”

achter de media

34 Studentenmagazines: kweekvijver voor journalistiek talent

terugblik

37 Piet Piryns: “Een spectateur engagé, dat is wat ik wou zijn”

trends

42 Journalisten en apps: welke zijn de moeite?

en passant 45 45 46 48

Buddy’s in de journalistiek Ina Maes en Rudi Vranckx: “Ina is mijn harde schijf” Stijn Van de Voorde en Siska Schoeters: “Mensen vinden ons nog tof” Alex Vanhee en Bart Steenhaut: “Met een glas wijn komt er van alles naar boven”

Column

49 Het journalistieke vuur

50 Inzagerecht: Griet Op De Beeck (pro) en Hans Muys (contra)

trends

52 Vrouwen zijn (media-)top. Liesbeth Van Impe, hoofdredactrice van Het Nieuwsblad: “Het  werd hoog tijd dat ook vrouwen het roer in handen nemen”

framed

55 Lisa Van Damme

gestart

56 Pieter-Jan Calcoen: sportjournalist bij Het Laatste Nieuws

(foto’s Marie Buyens/Dennis Van Goethem)

Frontaal


scoop

vlaams mediatijdschrift jaargang 12 nr2 -maart 2014

scoop

foto David Eeckhout

dixit Jaak Smeets terugblik Piet Piryns

scoop is een uitgave van de opleiding bachelor in de journalistiek

reportage royaltywatcher Reynout Goddin

dossier

toekomst van de journalistiek


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.