Wascabi 2019

Page 1

Jaarmagazine over beleid en tendensen in het sociaal-cultureel werk

PIONIERSWERK BIJ HET STEUNPUNT BOVENLOKALE CULTUUR

“ Tasten en zoeken, maar met goesting! ”

En verder: Sven Gatz • Katia Segers • Nadia Sminate • Jessika Soors • Luc Jansegers • Peter Wouters • Luc Delrue • …


COLOFON EEN UITGAVE VAN:

De Federatie sociaal-cultureel werk Gallaitstraat 86 bus 12 1030 Brussel tel. 02 244 93 39 info@defederatie.org www.defederatie.org Brussel, augustus 2019 VERANTWOORDELIJKE UITGEVER:

Dirk Verbist, directeur De Federatie TEKSTBEWERKING EN REDACTIE:

Isa Van Dorsselaer FOTOGRAFIE:

Alle foto’s door Sophie Nuytten (www.sophienuytten.allyou.net), behalve pg 22. (Sociale Innovatiefabriek). De overige foto’s werden aangeleverd door de betrokkenen. EINDREDACTIE:

Joris Smeets VORMGEVING:

Media Luna - Marc Provoost DRUK:

Drukkerij Bulckens, Herenthout

MET DANK AAN: Luc Jansegers, Frieda Bex, Joke Quaghebeur, Nadia Sminate, Heike Verselder, Koenraad De Meulder, Jessika Soors, Sven Gatz, Orhan Kiliç, Peter Wouters, Badra Djait, Lien Verwaeren, Leonie Lanssens, Luc Martens, Luc Delrue en Katia Segers. Een bijzonder woord van dank aan Marc Provoost en Isa Van Dorsselaer voor hun constructieve inbreng.

Overname van tekstmateriaal is toegelaten voor niet-commerciële doeleinden en mits bronvermelding.


Energieboost voor nieuwe minister We hebben een nieuwe Vlaamse minister voor Cultuur. Toen ik deze zin eind juli schreef, was dat ook al zo: Lydia Peeters. Wanneer u dit leest, weet u al meer dan ik nu. Hoe (en wanneer) dan ook, een ferme welkom aan zij of hij die er de komende vijf jaar tegenaan mag gaan. En een exclusieve uitnodiging om samen de veren van die ene trampoline aan te spannen. Wait for it. Dadendrang Cultuurminister... ik denk dat dat bij uitstek de fijnste ministerpost is. Je bent van op de eerste rij een bevoorrechte getuige van de ontelbare gensters die uit sociaal-cultureel werk en amateurkunsten slaan. De mens achter iedere Cultuurminister mag zich na vijf jaar doorstroomd voelen met meer wijsheid, empathie en engagement. Cultuurminister... ik denk dat dat bij uitstek de moeilijkste ministerpost is. Want deze functie vergt ingewikkelde vingeroefeningen in afhoudend inspelen op al wat groepen burgers zelf belangrijk vinden, zij vraagt de zichtbare overtuiging dat duurzaam ruimte geven aan organisaties om te lukken, te mislukken en van daaruit te lukken ook dadendrang is. Gensters delen Het vraagt een spitante combinatie van arrogantie en bescheidenheid om zich te smijten in een collectief ambassadeurschap voor sectoren die hoogstens een verstrooiing zijn voor te veel beleidsmakers. Maar als je een beetje met hen doorpraat, blijkt er veel meer (h)erkenning te groeien. De zes voorbije Wascabi’s getuigen ervan: tientallen bevoorrechte klussers aan alle poten en pijlers van de samenleving passeerden intussen de revue. In deze zevende editie blikken we met een aantal van hen terug. We laten hen hun woorden van toen opnieuw proeven en verder aanscherpen. Ik ben en blijf enthousiast, maar niet naïef. Want ik weet het, de tijden zijn niet simpel: moeilijk politiek vlechtwerk, begrotingen waarvan stoom aflaten opnieuw het hoofdwerkwoord lijkt te zullen worden. Maar vooral: burgers die wat er boven hun hoofden gebeurt te dikwijls ervaren als een doelloos robbertje armworstelen.

Maar als je verder kijkt? Honderdduizenden mensen laten het er vandaag niet bij. Ze editen hun buurt tot broedplaatsen van initiatief, delen zorgen en spullen, trekken aan grote en kleine bellen voor een wijk en een wereld met meer gezond verstand, creativiteit, empathie en engagement,… We weten het uit onderzoek: als vrijwilliger ben je vijf jaar gezonder en leden van een vereniging versterken de samenleving. De Federatie mocht het afgelopen jaar veel meer van deze werelden omarmen: naast het sociaal-cultureel volwassenenwerk, sloot ook de amateurkunstensector zich bij ons aan, kort daarop gevolgd door een rist andere burgeriniatieven met veel ambitie. En ook een resem organisaties die Brussel sociaal-cutureel verbinden. Ontmoetingen met hen boosten elke keer opnieuw onze energie. Een politiek scharniermoment We zijn zomer 2019: een exclusief politiek scharnier dat zich pas binnen vele jaren zal herhalen. Want ze doen het vandaag allemaal tegelijk. Letterlijk honderden bewindvoerders schrijven vandaag hun meerjarenambities voor dit brede sociaal-cultureel werk bij elkaar: van gemeentelijke meerjarenplannen, over regeerakkoorden, beleidsnota’s en Europese meerjarentrajecten. Kansen voor het grijpen dus. Kansen voor de “systemen” om eindelijk en samen doorheen de brede grondstroom van het initiatief van miljoenen burgers te laveren. Om hun vertrouwen te geven. Ja, ook via zichtbare en voelbare investeringen[1]. En zo mee te werken aan die ene reële, duurzame trampoline waar welvaart, welzijn, innovatie én het plezante samen torenhoog van op kunnen veren. Wascabi hoopt het met u! Dirk Verbist, directeur De Federatie

[1]

Investeringen? De Federatie vatte dit samen in een bucket list: vijf eyecatchers voor vijf jaar stevig beleid. Surf naar defederatie.org, typ bucket list en denk vijf keer ‘aha’.

I

WASCA BI 2019 1


4 EVENWICHTSKUNSTENAAR LUC JANSEGERS De ‘bad cop’ van het kabinet Gatz

14

NADIA SMINATE, VAN LOKAAL NAAR VLAAMS

“Verenigingen vormen een mens”

EEN HART VOOR DE HOOFDSTAD Gatz en Soors verspreiden het Brusselvirus

I

2 WASCABI 2019

24


NA DE SCHOK

34

Peter Wouters wil een ‘reset’ van de samenleving

54 WEG MET DE VERSNIPPERING Luc Delrue wil meer geluk in de cultuursector

44

DE PIONIERS VAN STEUNPUNT BOVENLOKAAL

Cultuur op een hoger niveau

62 DE PLANNEN VAN KATIA SEGERS De markt alleen lost het niet op

I

WASCABI 2019 3


LUC JANSEGERS, AFSCHEIDNEMEND KABINETSCHEF, OVER VIJF JAAR KABINET CULTUUR

Voor alles zijn er oplossingen Luc Jansegers maakt best geen plannen om naar Italië af te reizen deze zomer. Twee keer al kwamen liberale ministers deze dossiervreter tijdens zijn vakantie wegplukken om kabinetschef te worden. De laatste regeerperiode was dat voor de Vlaamse minister van Cultuur, Sven Gatz. Zijn hele loopbaan lang pendelde Luc Jansegers tussen administratie en kabinet. Hij heeft de logica van de beheerder en die van de politicus in de vingers en weet het wankele evenwicht tussen beide te bewandelen. Hoe kijkt hij terug op vijf jaar kabinet Gatz?

HOE HET BEGON Vijf jaar geleden bent u begonnen op het kabinet Cultuur. Met uw ervaring op liberale kabinetten was het misschien geen verrassing dat Sven Gatz bij u uitkwam. Maar had u ook affiniteit met de cultuursector? Zeker wel. Ik heb zeven jaar bij Patrick Dewael gewerkt toen hij minister van Cultuur was. Op het einde van zijn kabinet was ik adviseur Schone

“ I

4 WASCABI 2019

Kunsten. Het netwerk dat ik toen heb opgebouwd ben ik blijven onderhouden. Ik ben zelf een verwoed cultuurconsument. En ik ben, tot ik op het kabinet van Sven begon, blijven zetelen in een aantal organisaties, waaronder de Vlaamse Opera en het Vlaams Theaterinstituut. Ik kende dus het verhaal van de kunsten – in de brede zin van het woord – toen ik bij Sven begon. Media heb ik moeten instuderen. Maar naast de inhoud telt op een kabinet ook de kennis van het overheidsapparaat. Die leerschool had ik al achter de rug. Toen Sven een kabinetschef zocht, was dat zeker een pluspunt.” Bij de ingang van het kabinet hangt de licht­­reclame ‘Ceci n’est pas un cabinet’. Functioneert een kabinet Cultuur anders dan andere kabinetten? En bij uitbreiding: functioneren kabinetten anders dan vroeger? Elk kabinet heeft zijn eigenheid. Elk beleids­ domein in Vlaanderen heeft een geëigend taalgebruik. Verder is er een groot verschil tussen een vakkabinet en een vicekabinet. Een


I

WASCABI 2019 5


vakkabinet heeft een leidraad: er is het regeerakkoord, er is de beleidsnota, je maakt een planning en je begint die opeenvolgend uit te voeren. Een vicekabinet heeft een heel ander bedrijfsritme en een ander systeem van werken. Op een vicekabinet maak je de hele wordingsgeschiedenis van een dossier niet mee, je ziet alleen het voorlopige eindproduct. In Vlaanderen staan ook de interkabinettenwerkgroepen meer op de voorgrond. Je kan dat op twee manieren bekijken: of je vindt dat anderen je op de

“Sven is een heel ander karakter dan ik ben, maar toch is er die klik, zodat je tijdens een meeting intuïtief aanvoelt wanneer hij akkoord zal gaan”

vingers kijken, of je vindt – zoals ik – dat deze werkgroepen kabinetten versterken en aanvullen. We hebben daar deze beleidsperiode veel tijd in geïnvesteerd en we verstonden elkaar goed.” In de federale regering lijken vakministers meer ruimte te krijgen om hun ding te doen, terwijl in Vlaanderen de punten en komma’s al gezet zijn tijdens die interkabinettenwerkgroepen. Is dat traditie? Of gebrek aan vertrouwen? Op federaal vlak worden dossiers veel sneller geagendeerd en zodra ze dat zijn, gaan ze vaak en lang over en weer tussen kernkabinet, vakminister en ministerraad voor er beslist wordt. In Vlaanderen is de incubatietijd in die interkabinettenwerkgroepen langer, maar dan zijn de dossiers er ook door. Het beslissingsproces is erg gestroomlijnd. Is dat goed? Is dat slecht? Ik heb daar geen waardeoordeel over. Maar de structurele verschillen hebben ook te maken met de grondwet. In de federale regering heeft iedere minister individueel zijn eigen bevoegdheden. In Vlaanderen is de regering een collegiaal orgaan, dat de bevoegdheden verdeelt onder ministers. Dat is een heel andere context. Bovendien

I

6 WASCABI 2019

neemt het aantal partijen in de regering toe, waardoor de behoefte aan bundeling groter is.” Kon u als kabinetschef zelf de medewerkers van het kabinet kiezen? Er is een groot verschil tussen een kabinet van liberalen en van bijvoorbeeld christen-­ democraten of socialisten. Als liberaal kabinet hebben we geen zuil of strikte partij­gebonden regels. Dat geeft vrijheid, maar dat maakt het niet altijd eenvoudig. We hebben met een paar mensen eerst een structuur uitgetekend op een bord in mijn kantoor: wat hebben we nodig, rekening houdend met het regeerakkoord en onze prioriteiten? Dan zijn we beginnen in te vullen: wie kennen we? Wie is goed in wat? Typisch voor Cultuur is dat het allemaal disciplinegebonden mensen zijn, maar ze moeten een concreet deelgebied kunnen abstraheren tot een generiek beleid. Een goed programmator in een cultuurcentrum is niet per se een goed beleidsmedewerker. Eén voordeel – vond ik toch – was dat we niet in de vorige regering zaten, want mensen uit de vorige regeerperiode willen soms blijven op de nieuwe kabinetten. Wat we zeker niet gedaan hebben is vragen of ze een partijkaart hadden of bij het liberale ziekenfonds aangesloten waren. Maar je moet wel in een bepaalde mindset zitten natuurlijk, anders gaat het niet.”

HET LEVEN ZOALS HET IS: DE KABINETSCHEF Een vraag die ons al lang kwelt! Jan Hammenecker, hoofdrolspeler van “De 16”, de fictiereeks over de Belgische politiek, zou een dagje meegelopen hebben met u om inspiratie op te doen voor zijn personage Charles Van Praet. Klopt dat? En stond u model voor deze kabinetschef? De perscel is daarmee afgekomen. Jan Hammenecker had inderdaad gevraagd of hij


Wat maakt eigenlijk een goede kabinetschef? Ik zet mijn joker in! Ernstig, ik denk dat je een overzicht over het geheel moet kunnen houden. Je moet kunnen afwegen op een hoger, op een meer politiek, niveau dan de raadgever of de medewerker dat kan. Je moet belangrijke van onbelangrijke dingen kunnen onderscheiden. En een voorbeeld zijn voor wat je zelf van mensen verwacht.”

Wat was u voor Sven Gatz? Poortwachter, boksbal, fixer? Wij hadden een rolverdeling: de minister was de good guy, ik was de bad guy. Dat hoort zo. Ik heb een nauwe band opgebouwd met Sven, zoals ik dat met iedere minister heb gedaan. Een echte vertrouwensband en dat heb je nodig. Sven is een heel ander karakter dan ik ben, maar toch is er die klik, zodat je tijdens een meeting intuïtief aanvoelt wanneer hij wel of niet akkoord zal gaan. En dat is omdat we vooraf alles goed hebben doorgepraat.”

mocht meelopen. Ik heb eerst gevloekt, natuurlijk. Moest ik dat doen? Hij heeft twee dagen meegelopen. ‘Ik zal je een redelijk uur geven om hier te zijn,’ zei ik tegen hem, ‘wat denk je van halfzeven?’ Dat was hij niet gewoon (lacht), maar hij was er wel. Hij zat mee aan tafel en observeerde. Hij zei niets. We hebben pas achteraf gesproken met elkaar. Is het waarheidsgetrouw? Die reeksen creëren een eigen spanningsboog voor hun verhaal. Alleszins komt dat geroep en dat gedoe niet van mij. Zo’n houding brengt niet op. Ik had in elk geval beter afgesproken dat hij in de pers niet naar mij zou verwijzen. Want achteraf heb ik vaak de vraag gekregen of dit over mij ging. (monkelt) Ik zei dat ik de reeks niet gezien had.”

Mensen durven wel eens te schrikken bij een eerste contact met u. Kan u zich daar iets bij voorstellen? Ik zei als kabinetschef nooit iets toe, ook als ik tijdens het gesprek al wist dat we het zouden doen. Ik luisterde altijd goed naar wat de betrokkene te vertellen had, maar ik hield het gesprek neutraal. Ik zei aan het eind van het gesprek nooit: wij gaan dat in orde maken. Bovendien zie ik er streng uit. Toch zeker bij een eerste contact, als mensen me nog niet kennen. Dat is geen rol, dat is hoe ik in mekaar zit. Je moet eerlijk zijn, je moet mensen niet laten vertrekken met iets wat je niet kunt waarmaken. Doe je dat wel, dan kun je dat misschien een paar maanden volhouden voor jij en vooral de minister dat in het gezicht terugkrijgen.”

I

WASCABI 2019 7


Hoe ziet u de ideale verhouding en de rolverdeling met de administratie? Uw minister is de voorbije beleidsperiode verschillende keren op een kritische manier ondervraagd over zijn administratie. Wij hebben een aantal zeer goede medewerkers in de administratie. Ze hebben mij altijd goed geïnformeerd en goed bevoorraad met gegevens. Ze waren het zeker niet altijd eens, maar dat hoeft ook niet. Ik vind wel dat er in deze administratie over het algemeen onvoldoende kennisopbouw en historiciteit is. In het team sociaal-cultureel werk is er een groot verloop geweest en dat is niet goed voor de opbouw van knowhow. Dat doet geen afbreuk aan de mensen die er nu zijn – en deze zijn ook heel goed – maar je merkt het verschil met bijvoorbeeld erfgoed, waar mensen al zeer lang meedraaien. Je krijgt dan veel cadeau, omdat zij nog weten hoe dingen in het verleden zijn aangepakt. Dat geeft een heel andere dynamiek. Er is wel een ongelofelijk tekort aan data en data-analyse. Vlaanderen zou ook de methodologie om een nieuwe regeling te maken moeten aanpassen en een maatschappelijke consensus zoeken over een green/white paper. Zodra die aanvaard is, kan je volop vooruitgaan zonder dat de principes nog ter discussie worden gesteld. Dan kan dat naar de minister en de regering. Daarna is nog wel technische verfijning mogelijk, maar op de essentie kom je dan niet meer terug. Dat is een cultuur van werken die moeilijk ligt binnen de Vlaamse Gemeenschap.”

DE KLEPPERS VAN DE VOORBIJE REGEERPERIODE Voor ons is het decreet Sociaal-cultureel Volwassenenwerk een van de kleppers van de voorbije vijf jaar. Hoe kijkt u daar op terug? Toen het regeerakkoord geschreven werd, was het niet de bedoeling om een volledig nieuw decreet voor het sociaal-cultureel

I

8 WASCABI 2019

volwassenenwerk te maken. Dat was niet de grote droom. Het was een groeiproces. We hadden het model-Kunstendecreet voor ogen: organisatie vraagt aan, er volgt een beoordeling, de organisatie krijgt al dan niet geld voor vijf jaar en that’s it. Val je buiten de prijzen? Pech. Jullie pleitten toen echter voor continuïteit, want jullie komen uit een ander decretaal kader en hebben een andere voorgeschiedenis, dat is een andere constellatie. (tegen Dirk Verbist, red.) In een vooravondlijke vergadering hebben we dan dit principe van continuïteit verbonden met ons beleidsplan en dat is de kern van het decreet geworden. Dit is nadien niet meer ter discussie gesteld, niet door ons en niet door jullie. Jullie hebben aanvaard dat de werksoorten verdwijnen, wat bij sommigen in jullie sector gevoelig lag. Wij hebben ook niet alles kunnen doen wat we wilden doen. Ik denk dat we mekaar gevonden hebben. Ook al vind ik nog steeds dat het niet aan de overheid is om sectorfederaties rechtstreeks te subsidiëren.”


LUC JANSEGERS: HISTORICUS, CULTUURLIEFHEBBER, ASPERGEKWEKER Loopbaan • 1983-1985: ministerie van Onderwijs waar hij werkte op de toepassing van de wet op de verlenging van de leerplicht. “’Meneer’, zeiden ze, ‘u gaat aan de telefoon zitten en alle vragen over overgangsmaatregelen die ouders stellen, beantwoorden’. Ik wist niet wat me overkwam, ik kwam letterlijk van de schoolbanken.” • 1985-1992: medewerker en nadien adviseur Schone Kunsten op het kabinet van minister van Cultuur Patrick Dewael. “Hij was dertig als het begon, ik vijfentwintig, en zijn kabinet trok jonge mensen aan.” • 1992-1995: Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs (ARGO) “‘Meneer, zet u maar op de gang’, kreeg ik te horen, omdat ik van een kabinet kwam. Ik heb een week op de gang gezeten. Dan kreeg ik een kantoor. Een leuke tijd gehad nadien. Personeelsbeleid, opleidingen aan directeurs.” • 1995-1999: financieel beleid ARGO. “De eerste besparingsoefeningen zijn daar geboren.” • 1999-2004: adjunct-kabinetschef en later kabinetschef bij het kabinet Onderwijs voor Marleen Vanderpoorten • 2004-2009: kabinetschef van minister van Ruimtelijke Ordening Dirk Van Mechelen. “Ik was op reis in Italië toen hij mij vroeg. ‘Oei, wat moet ik daarmee?’ dacht ik. Ik ben naar huis teruggekeerd en beginnen te studeren.”

• 2009-2014: na een resem proeven en assessments werd Luc Jansegers leidend ambtenaar van een agentschap in Onderwijs dat onder andere verantwoordelijk is voor visitaties. • 2014-2019: telefoon van Sven Gatz, opnieuw tijdens de vakantie van Luc Jansegers in Italië. “We stonden in Amalfi voor de kerk toen die telefoon binnenliep. Wat moest ik doen? Ik zou mijn mandaat als leidend ambtenaar kwijt zijn als ik ‘ja’ zei. We zijn naar huis gereden en ik ben eraan begonnen.”

Hobby’s “Niemand kan het zich voorstellen”, maar Luc Jansegers heeft wel degelijk hobby’s: Italië, podiumkunsten – ook internationaal, “ik wil weten hoe Vlaanderen zich verhoudt tot de rest van Europa” –, muziek en muziekgeschiedenis, lezen. En asperges kweken!

Boeken Harry Mulisch. Erwin Mortier. Gunther Grass. “Een recente ontdekking is De Ontheemden van de Frans-Libanese schrijver Amin Malouf. Ik ontdekte hem naar aanleiding van een opera van de Finse componiste Kaija Saariaho. Een boeiend en omvangrijk boek over interculturaliteit.”

Ervaring in het verenigingsleven Vijf jaar zeer actief geweest in de lokale afdeling van het Willemsfonds.

I

WASCABI 2019 9


Hoe was het samenwerken met onze sector? Als een sectorfederatie niet iedereen dekt en je splintergroepen hebt, wordt het moeilijk praten. Bij jullie waren er wel verschillende accenten, maar ik heb nooit grote distorties gevoeld. Alles was voldoende doorgepraat langs jullie zijde. Dat is een comfortzone voor het kabinet, waardoor we met het decreet vooruit konden gaan.”

Hoe kijkt u terug op de bredere oefening voor de bovenbouw, zowel voor het sociaal-cultureel werk als voor de amateurkunsten? We hebben een aantal dingen gedaan waar ik nog altijd achter sta. Het idee van een steunpunt voor Bovenlokale Cultuur is en cours de route gegroeid. De realisatie van het steunpunt was een antwoord op een concrete vraag die vooral leeft bij heel wat grotere lokale spelers zoals cultuurcentra. Na het verdwijnen van Locus hadden zij het gevoel nergens terecht te kunnen. Daarnaast vond ik het ook belangrijk om de verschillende steunpunten zoals Socius beter op elkaar af te stemmen. Dat hebben we ook gedaan. Ik ben over het algemeen tevreden over deze bovenbouwoefening. Onze mogelijkheden werden beperkt door de timing, omdat we op het einde van de legislatuur zaten. De bovenbouw hervormen, wat gevoelig ligt, doe je beter in het begin.”

I

10 WASCABI 2019

De amateurkunsten hebben nu geen duidelijk steunpunt meer. De minister heeft altijd heel helder gezegd dat het Steunpunt voor Bovenlokale Cultuur die verantwoordelijkheid heeft, maar je voelt nu al dat dit verwatert. Het Steunpunt voor Bovenlokale Cultuur richt zich meer op de vernetwerking op het bovenlokale niveau. Als je het echter een dubbele taak geeft en een van de twee neemt het niet ter harte, dan is dat wel een discussie die je in het begin van de volgende regeerperiode moet opnemen.”

Kijkt u, na vijf jaar kabinet, met andere ogen naar sociaal-cultureel werk? Het is een heterogene, maar toch homogene groep. Er is een enorme diversiteit, van de cultuurhistorische over de meer emancipatorische organisaties tot de organisaties op basis van nieuwe maatschappelijke trends. Toch heb ik in de besprekingen nooit gevoeld dat segmenten met getrokken messen tegenover elkaar stonden. Ik ben me wel scherp bewust van het constante gevecht dat sociaal-culturele organisaties moeten leveren om hun thema op de agenda te krijgen. Dat is voor velen niet eenvoudig. De ene heeft de tijdsgeest al meer mee dan de andere.”


“Als een sectorfederatie niet iedereen dekt en je splintergroepen hebt, wordt het moei­lijk praten. Bij jullie waren er verschillende accenten, maar ik heb nooit grote distorties gevoeld”

Snakt u in de toekomst niet naar een baan waarin die dagelijkse rompslomp u minder in beslag neemt? Als kabinetschef heb ik geleerd dat als je je voor 50% rot wil kunnen amuseren, je die andere 50% shit erbij moet nemen. Als je met die mentaliteit vertrekt, staar je je niet blind op vervelende dingen. Dat is hoe je in het leven staat. Voor alles zijn er oplossingen.”

“ DE TOEKOMST Welke levenslessen neemt u mee van dit kabinet Cultuur? Ik heb in dit kabinet een hele sterke samenhang ervaren. Zijn dit allemaal vrienden voor het leven? Ik zou ja moeten antwoorden, hé? Maar het is niet waar. Iedereen gaat verder met zijn leven. Je kan niet met alle veertig een diepe band uitbouwen. Maar van elk kabinet houd je een aantal vriendschappen over. En de intense relatie die je opbouwt met een minister, die blijft.”

Kan u zich voorstellen dat u een volgend kabinet aan u laat voorbijgaan, ook als u gevraagd wordt? Ik ben heel ascetisch. Ik ga ervan uit dat dit afloopt en ik organiseer dat ook. Ik heb gewerkt op een bepaald systeem, met een bepaald programma, en dat is afgelopen. Ook als een minister me straks vraagt en ik ‘ja’ zeg, is het belangrijk om eerst de tijd te nemen om na te denken of je het op dezelfde manier wil doen of op een andere manier. Je moet je opnieuw opladen voor je weer kan beginnen. Kan ik me nog een keer opladen? Ik denk het wel. Ik zou het nog een keer graag doen. Maar als het niet is, even goede vrienden. Als de nieuwe regering er is en ik er niet bij ben, dan neem ik tot 15 september vakantie en ga ik naar mijn andere baan.”

En de toekomst van de sector? Minister Gatz gaf aan dat hij met het nieuwe decreet het pad geëffend heeft naar bijkomende financiering voor de groeiende sector van het sociaal-cultureel werk. Hoe schat u die kansen in? Mijn minister heeft altijd gelijk. (lacht)”

“ “

Maar hoeveel procent heeft hij gelijk? Kijk, ik heb geen glazen bol. Jullie hebben de krant ook gelezen. Er is een gat in de begroting. Elke 0,1% economische groei minder betekent zoveel miljoen besparen. Eerder dan lineair te besparen denk ik dat een volgende regering kan proberen om een gerichte besparingsoefening te doen met grote effecten. Dan zullen we zien wat na het eindresultaat kan en niet kan. Waar ik het meest blij mee ben, is dat er wel perspectief is op reële projectwerking voor het sociaal-cultureel werk.” Dat willen wij bewaken. Het is mooi dat dit ingeschreven werd, die middelen moeten naar de sector gaan, maar wij merken dat ministers soms graag met budgetten schuiven. Inderdaad. Dat geld is het makkelijkst weg te schuiven. Dat is een grote pot van 2 miljoen en die is belangrijk voor jullie, los van de structurele financiering. Ik denk dus dat de minister gelijk heeft.”

VRAGEN OF REACTIES?

dirk@defederatie.org

I

WASCABI 2019 11


FRIEDA BEX, WELZIJNSZORG

“Goede relatie opbouwen” Frieda Bex schoof verschillende keren mee aan de onderhandelings­tafel over het nieuwe decreet Sociaal-cultureel Volwassenenwerk. Do: zichtbaar maken wat je achterban nodig heeft. Don’t: hakken in het zand zetten.

appreciëren dat hij onze organisaties de kans laat om hun eigen verhaal te maken en van daaruit de samen­ leving te versterken.

De minister en zijn kabinet waren zeer dialooggericht. Dat hebben we enorm geapprecieerd. Ze wilden echt overleggen met de sector over de kant die het op moest met het nieuwe decreet. We mochten ook met een hele delegatie onderhandelen, één iemand van elke werksoort, samen met De Federatie. Zo konden we de diversiteit en de nuances in de sector zichtbaar maken en vertolken wat er belangrijk was voor elke organisatievorm. Het was ook niet één beleefheidsbezoek. Het was een proces. Voor minister Gatz stond in dat proces het civiel perspectief voorop, sociaal-culturele organisaties die hun eigen lijn uitzetten. We zien dat middenveldorganisaties in andere sectoren veel meer ingekapseld worden in het beleid en in een uitvoerende rol worden geduwd. Wij

I

12 WASCABI 2019

De minister zei bij het begin van de onderhandelingen dat hij ons vertrouwen wilde geven, en dat voelde je ook. We merkten wel dat een aantal van zijn kabinetsmedewerkers de realiteit van onze organisaties minder goed kende. Maar mensen die de sector door en door kennen hebben misschien de neiging om met al hun ervaring het decreet te schrijven zonder onze sector erbij te betrekken. In de besprekingen was het de kabinetschef die de gesprekken richtte. Het was heel belangrijk om met hem een gemeenschappelijke taal te zoeken en van daaruit verder te gaan. Wat wij vooral moesten doen was zichtbaar maken voor welke organisaties wij stonden, welke verzuchtingen ze hadden en wat voor hen moeilijk lag. We zaten daar om tot een gezamenlijk goed resultaat te komen. Dat doe je niet door de hakken in het zand te zetten. Tijdens de gesprekken waren er niet echt tegenvallers, tenzij de discussie over de criteria. We zijn gewend van te werken met beoordelingselementen waartoe we ons moeten

‘verhouden’. Nu wordt een aantal onderliggende criteria gehanteerd in een soort afvinklijst. Dit systeem is geïmporteerd uit andere sectoren. Dit geeft een omslag in de beoordeling. In de toepassing blijkt intussen dat deze criteria naar ons aanvoelen nog stringenter worden toegepast. We moeten nog uitzoeken hoe we daarmee verder moeten. De vraag is dan ook in welke mate je de teneur van de onderhandelingen juist kan vatten in decretale teksten en hoe die dan nadien geïnterpreteerd worden. We moeten nu aan de slag met een nieuw kabinet. We hebben een decreet geschreven in overleg met één minister, maar de eerste beleidsplannen krijgen hun weerslag in de begroting en de aandachtspunten van een nieuwe minister. Dat is een grote onduidelijkheid, ook voor onze organisaties. Maar dat is nu eenmaal de realiteit. Ik ben erg benieuwd. Het is in elk geval erg belangrijk om als sector zo snel mogelijk een goede relatie op te bouwen met wie er ook minister wordt. Want we zijn een kleine sector, in een domein dat niet direct het leeuwendeel van het geld van de Vlaamse begroting opsoupeert. Dan is het belangrijk om elkaar te versterken in de aandacht voor dit domein. Als je als sector onzichtbaar of afwezig bent voor je eigen voogdijminster en zijn kabinet, word je vergeten.”


JOKE QUAGHEBEUR, OPENDOEK

“Partners in crime” Als directeur van OPENDOEK maakt ze het kabinet Gatz mee op zijn behulpzaamst en op een veel minder gedienstige manier. Ze kijkt echter ook naar de administratie om een partner in crime te zijn voor haar sector.

Het was voor mij als directeur een woelig begin bij OPENDOEK. Ik was aan de slag gegaan onder de voorwaarde dat ik de organisatie kon omgooien, mijn plannen pasten in het beleid dat minister Gatz al had doorgevoerd voor het Kunstendecreet. Ik ben toen een aantal keren te rade gegaan bij het kabinet, als nieuwkomer in de sector van de amateurkunsten, en ze hebben mij ondersteund. Ik wist namelijk dat er een decreet Bovenlokale Cultuur aankwam en ik wilde proactief de provinciale structuur die onze organisatie toen nog had, hervormen. Maar in die plannen kreeg ik mijn sector in eerste instantie niet mee. Raadgevers van het kabinet kwamen spreken op onze evenementen over de geplande hervorming van het bovenlokale niveau. Het overtuigde mijn achterban en trok hem mee in het verhaal dat ik aan het schrijven was. Maar ik had met het kabinet ook een negatieve ervaring over het dossier over talentontwikkeling en kwaliteitsbevordering. Daar maakte de onduidelijke communicatie van het kabinet het werken zeer lastig omdat het onze gezelschappen verkeerde verwachtingen gaf. De minister sprak altijd van een ‘warme

overdracht’ van persoonsgebonden provinciale middelen en mensen. Dat betekent voor mij dat mensen niet voelen dat ze iets verliezen en dat is hier wel het geval. Het is moeilijk om van buitenaf een zicht te krijgen op wat er dan op zo’n kabinet gebeurt. Sinds we De Federatie als belangenbehartiger hebben, hebben we daar wel veel meer inkijk in. De Federatie gaat echt het gesprek aan met het kabinet en verdedigt ons. Wat we bij dit dossier wel voelden was dat er onenigheid was tussen de adviseurs en de kabinetschef. Zo kregen we het beeld dat de adviseurs voor ons op de barricaden gingen staan, maar dat ze dit niet verkocht kregen bij de kabinetschef. Er zijn negen organisaties voor de amateurkunsten. Sommige lopen de deur van het kabinet plat, andere zie

je alleen op vergaderingen wanneer er over geld gepraat wordt. Als je vaak langsgaat, krijg je al snel het verwijt dat je alleen voor je eigen winkel werkt. Dat vind ik jammer. Als ik aan het kabinet iets vraag, doe ik dat voor de hele sector, niet alleen voor mijn organisatie. We kunnen veel meer bereiken als we gezamenlijk naar kabinetten stappen. Ook de administratie kan voor ons een grotere rol spelen. Ja, ze moet ons controleren, maar eigenlijk zou ze ook een partner in crime moeten zijn, zodat onze sector kan groeien en bloeien. Ik heb me voorgenomen om meer contact te zoeken met de administratie zodat ze goed weten waar wij mee bezig zijn. Een tekst lezen over een project, naar de cijfers kijken en op papier budgetten toekennen is iets anders dan iemand bevlogen horen spreken over een sector, of zelf meemaken wat die sector doet, bijvoorbeeld door een festival bij te wonen. Ik denk dat nog steeds onderschat wordt hoeveel mensen met amateurkunsten bezig zijn. We hebben een veel groter bereik dan professionele theatergezelschappen, maar de subsidies voor onze sector staan niet in verhouding. We moeten dringend af van die negatieve bijklank van ‘amateur’. In Nederland zijn ze trots op dat label! Het kabinet heeft zeker ook een rol om amateurkunsten meer op de kaart te zetten. Om er zelf aandacht voor te hebben. En dus ook om in bijkomende middelen te voorzien.”

I

WASCABI 2019 13



VLAAMS PARLEMENTSLID NADIA SMINATE (N-VA) BELIJDT HAAR LIEFDE VOOR VERENIGINGEN

“Fuseren om verenigingsleven leefbaar te houden” Geen vereniging in Londerzeel of Nadia Sminate is er geweest. Als kind, in de volleybal- en de voetbalclub. Als jongvolwassene bij Davidsfonds en KVLV. En als burgemeester, bij alles en iedereen. Ze koestert de verbindende kracht van al deze kleine en grote organisaties. Maar ze moeten hun plaats kennen. Beslissen, dat blijft het voorrecht van de politiek.

Waarom vindt u het belangrijk om deel uit te maken van verenigingen? Ik heb dat van kindsaf meegekregen. Mijn ouders hebben mij van alles laten proeven. Zo heb ik ballet en volleybal gedaan, ik heb zelfs gevoetbald! Naarmate ik ouder werd, kwam de interesse in sociaal-culturele verenigingen. Ik ben lid geworden van KVLV en Davidsfonds. Verenigingen zijn verbindend. Het is een manier om met mensen in contact te komen op een ontspannen manier. Ik heb dat nodig. Zeker als politica. Je praat veel met mensen, maar dat gaat natuurlijk altijd over beleid voeren. Bij een vereniging heb ik niet het gevoel dat ik p ­ olitica ben, wel dat ik ook gewoon als mens daar kan zijn.”

Heeft dat lidmaatschap uw politiek engagement mee bepaald of gekleurd? Helpt het om voeling te houden met de samenleving? Ik ben geen lid van verenigingen om mijn job te voeden. Het heeft me wel gevormd als mens. Het heeft van mij een sociaal wezen gemaakt. Uiteraard is het voor een politicus belangrijk om te weten wat er leeft. Je moet veel sociale contacten hebben. Maar ik probeer het ene toch te scheiden van het andere.”

Lukt het nog, met uw drukke bestaan, om activiteiten van verenigingen mee te pikken? Ik probeer dat. Maar die intensiteit is natuurlijk verminderd toen ik de lokale met de nationale politiek begon te combineren. Als je dan nog een kindje hebt, blijft er wel heel weinig tijd over. Dat kindje begint nu groter te worden, zodat ik meer tijd steek in zijn verenigingen – hij ­voetbalt – dan in de mijne. Maar ik wil dat aan hem doorgeven. Hoewel het verenigingsleven soms veel vergt van een gezin. Sommige verenigingen die zich tot volwassenen richten bekijken of ze op hetzelfde moment iets voor kinderen kunnen doen, zodat moeders geen opvang moeten zoeken. Daar mag meer aandacht voor zijn.”

I

WASCABI 2019 15


U was tot vorig jaar burgemeester van Londerzeel. Wat betekent dat verenigingsleven voor uw gemeente? Misschien zeggen alle burgemeesters dat, maar ik vind dat het verenigingsleven van Londerzeel een van de actiefste is. Dat is me pas echt opgevallen toen ik burgemeester werd. Wanneer verenigingen iets organiseren, verwachten ze dat de burgemeester aanwezig is. Wel, mijn agenda ontplofte toen ik dat eerste jaar burgemeester was en dat allemaal probeerde te combineren. Letterlijk bijna alles wat hier georganiseerd wordt, slaat aan. Ook onze deelgemeenten hebben een bruisend verenigingsleven. Daar kruipen veel centen in, ook van de gemeente. Het verenigingsleven ondersteunen is een prioriteit. Dat gaat in de eerste plaats over centen, want verenigingen hebben vaak moeite om de eindjes aan mekaar te knopen. In vergelijking met andere gemeenten geeft Londerzeel daar grote budgetten aan uit. Elke vereniging met een eigen infrastructuur krijgt 100.000 euro per legislatuur. 30 procent van hun budget moeten ze zelf ophoesten. Daarnaast zijn er subsidies voor verenigingen die geen eigen infrastructuur hebben en geeft de gemeente ook veel logistieke ondersteuning. Londerzeel heeft ook een grote uitleendienst en voorziet in opleiding zoals kadervorming of EHBO-cursussen.”

Londerzeel heeft dan ook een hele batterij ambtenaren die de contacten met dit verenigingsleven verzorgen? Londerzeel heeft bijna 19.000 inwoners en heeft een eigen sportfunctionaris, een sportpromotor, een cultuurbeleidsfunctionaris, een jeugdbeleidsfunctionaris. Onze buurgemeente telt 9.000 inwoners en die moet hetzelfde doen. Bepaalde dingen zouden beter op een grotere schaal georganiseerd worden. Als ik zie welke budgetten daar in mijn gemeente naartoe vloeien, dan is dat voor een nog kleinere gemeente onhoudbaar. Het zou jammer zijn als de Chiro in Londerzeel wel die financiële

I

16 WASCABI 2019

ondersteuning krijgt, maar de Chiro in een kleinere gemeente vijf kilometer verderop niet. Om het verenigingsleven leefbaar en betaalbaar te houden, moeten wij kijken naar mogelijke fusies en samenwerkingsverbanden. Je merkt dat de fusies van 1976 nog altijd niet verteerd zijn bij de oudere generatie. Maar als je met de argumenten naar mensen kunt stappen dat hun scoutsgroep of hun voetbalclub beter ondersteund wordt en dat we, door te bundelen, de belastingen verlagen, denk ik niet dat emotionele argumenten nog meespelen.” Overal in Vlaanderen – vooral in de steden maar ook steeds vaker daarbuiten – zien we burgers zelf het heft meer in handen nemen. Ze zien iets in hun wijk en zeggen: dat moet beter. Herkent u dat in uw gemeente? Is dat een toegevoegde waarde voor de lokale democratie? Je kan er niet naast kijken: mensen voelen zich betrokken en zijn mondig. Dat is een positieve evolutie die ik zelf ook gestimuleerd heb. Om een voorbeeld te geven: we hebben in bepaalde wijken waar wel wat samenhorigheid was, maar waar ze een duwtje in de rug nodig hadden, zelf met de mensen een buurtcomité opgericht. We hebben dat uit de grond gestampt met weinig middelen, want Londerzeel had het financieel moeilijk. Maar dat heeft tot fantastische dingen geleid. In die mate dat ik in mijn verkiezingsprogramma in 2018 had geschreven dat we een percentage van de gemeentebegroting zouden reserveren voor een soort burgerbudget waarvoor mensen voorstellen konden doen. De uiteindelijke beslissing ligt dan wel bij de politiek, maar mensen kunnen hun steentje bijdragen. Zo breng je de politiek dichter bij de inwoners. Keerzijde van deze trend is wel dat mensen zich ook sneller verenigen om iets in een negatief daglicht te stellen. Je kan in Vlaanderen geen steen op mekaar zetten of er komt een actiegroep tegen dat project. Dat is in Londerzeel gebeurd met de renovatie van het zwembad. We hadden gekozen voor een publiek-private


“Ik heb als burgemeester ondervon­den dat bepaalde dingen beter op een grotere schaal georganiseerd worden. Voor een kleinere gemeente worden die budgetten onhoudbaar”

I

WASCABI 2019 17


samenwerking met een private partner die de investeringen deed. Iedereen blij, behalve het actiecomité in de buurt.”

DRIE VRAGEN AAN NADIA SMINATE Wie zou volgens u bij de N-VA een goede cultuurminister zijn?

Eerst de inhoud, dan de bevoegdheden. Al hebben we zeker een aantal vaste waarden in de partij die geschikt zouden zijn. Nee, geen namen, te gevaarlijk op dit moment!”

Waarom moet iemand naar Londerzeel komen?

Zoveel redenen. Londerzeel ligt centraal tussen Antwerpen, Mechelen, Brussel en Leuven, maar is toch een landelijke gemeente. We hebben bezienswaardigheden als Diepensteyn, De Palm Brouwerij. En ons nieuwe zwembad dat in mei is opengegaan.”

Tofste initiatief dat u in Londerzeel hebt gezien?

De verlichte tractorparade! Toen de organisatoren bij mij kwamen voor het veiligheidsoverleg was ik eerst niet zeker. Het ging over een heel lange stoet tractoren. Konden we de verkeersveiligheid wel garanderen? We hebben het toch een kans gegeven en het was ongelofelijk. De stoet was in het eerste weekend van januari, wanneer het vroeg donker is. De tractors waren verlicht en versierd. In de hele gemeente stonden toeschouwers rijen dik. Buurtbewoners hadden zelf gezorgd voor drank of warme soep. Een leuk idee dat begonnen is bij een paar mensen.”

I

18 WASCABI 2019

Hoe hebt u dat aangepakt? Je probeert in dialoog te gaan. We hebben die groep buurtbewoners uitgenodigd, het project toegelicht, de plannen getoond, infoavonden voor de wijk georganiseerd. Maar ze hebben procedures opgestart waardoor wij bijna een jaar vertraging hebben opgelopen. Ook de media hebben daar een rol in gespeeld. Als je vanuit de gemeente wil communiceren over iets positiefs, geraak je niet door die muur van de media heen. Maar als zo’n actiegroep komt met een sensatiegericht persbericht, dan reageren ze meteen. Er gebeurt zelfs geen factcheck. Het is positief dat mensen meer betrokken worden bij het beleid, maar met verzuurde actiegroepen heb ik het moeilijk.”

Vindt u het als beleidsmaker gemakkelijker als de kritiek komt van een gekende vereniging, omdat u dan weet uit welke hoek het verzet komt, dan wanneer het het werk is van spontaan georganiseerde burgers? Nee, dat maakt niet uit. Als gemeente heb je natuurlijk wel structureel overleg met de bestaande verenigingen, en dat is ook nodig. Het is jammer dat mijn opvolgers dat allemaal hebben afgeschaft en alleen de verplichte overleg­organen hebben behouden.”

Hoe organiseert Londerzeel dan nu inspraak? Het nieuwe bestuur wil het opentrekken en wil per thema een nieuwe groep samenstellen. Het is positief dat ze zo meer mensen betrekken bij het beleid, maar bestaande organen zoals de cultuurraad afschaffen is voor mij een brug te ver. Ik denk dat ze best naast elkaar bestaan. Hoe voelen de mensen zich die zich jarenlang in die adviesraden geëngageerd hebben en die nu van de ene op de andere dag bedankt worden voor bewezen diensten?”


“Ik zie collega’s van bepaalde partijen die uiteindelijk alleen nog spreekbuis zijn van verzuilde verenigingen, omdat ze nog verweven zijn met die zuil. Die organisaties verwachten van hun politici dat ze in dezelfde richting marcheren”

U bent nu Vlaams parlementslid. Zo was u in de vorige legislatuur lid van de commissie waar onder andere het armoede- en gelijkekansenbeleid aan bod kwam. Ook in die sector zien we heel wat initiatieven van het middenveld, zoals Welzijnsschakels, Welzijnszorg of Konekt. Vindt u ze noodzakelijke actoren om de vinger aan de pols te houden of stoorzenders? Belangenverenigingen en vrijwilligers hebben in het algemeen een belangrijke rol te spelen. Ze moeten politici informeren over de behoeften van hun achterban. Politici moeten daar zeker oren naar hebben, en wat die verenigingen aandragen, meenemen in hun beleid. Maar er moet wel evenwicht zijn. Er mag geen belangenvermenging zijn. De politiek heeft het primaat, want als verenigingen zelf gaan beslissen, is er geen democratie meer. Ik zie soms collega’s van bepaalde partijen die uiteindelijk alleen nog spreekbuis zijn van verzuilde verenigingen, omdat ze nog verweven zijn met die zuil. Die organisaties verwachten van hun politici dat ze in dezelfde richting marcheren. Dat zou ik zelf nooit doen. Soms, op lokaal vlak, waren er wel organisaties die probeerden een beslissing te beïnvloeden, maar ik sta sterk genoeg in mijn schoenen om te gaan voor het beleid dat ik voor ogen had. Ik luister naar verzuchtingen. Alle contacten zijn verrijkend. Maar uiteindelijk sta je als politicus zelf in voor je oordeel.”

Wat ziet u op Vlaams niveau als uw prioriteiten voor de komende jaren? Het werk in de commissies is bij N-VA nog niet verdeeld. We wachten de uitkomst van de onderhandelingen en de inhoud van het regeerakkoord af. Pas dan worden bij N-VA de bevoegdheden verdeeld. Maar als je vraagt waar mijn voorkeur naar uitgaat, dan zou ik graag in dezelfde commissies blijven: integratie en inburgering, en radicalisering. Want dat werk is niet af. Migratie en integratie waren de topics van de verkiezingen. Ik wil daar terug een positief verhaal van helpen te maken. De druk van migratie is te groot geworden, het verhaal van rechten en plichten is daardoor niet altijd even duidelijk meer. Iedereen is hier welkom, maar iedereen moet ook bijdragen, zoals mijn vader dat gedaan heeft. Die is direct beginnen te werken, heeft Nederlands geleerd. Dat is voor mij het voorbeeld. Ik zie twee extremen in dit debat: degenen die iedereen willen laten komen en geen plichten willen opleggen, maar mensen in hun eigen cocon houden, en degenen die niemand welkom willen heten. De middenweg, met een evenwicht tussen rechten en plichten, moet veel meer naar boven komen.”

In de sector van het sociaal-cultureel werk zijn tal van etnisch-culturele federaties actief. Kunnen deze organisaties voor u een positieve rol spelen? Ja, maar op voorwaarde dat ze niet enkel voor één groep actief zijn. Dat zie je ook in de gemeenten, daar ontstaan van die babbeltafels waar autochtonen en allochtonen elkaar op een ongedwongen manier leren kennen en Nederlands spreken en samen muntthee drinken.”

VRAGEN OF REACTIES?

joris@defederatie.org

I

WASCABI 2019 19


HEIKE VERSELDER, KWB

“Onze leden weten wanneer we op ons waardevolst zijn” Koepelorganisaties vergeten beter niet dat hun leden het hart zijn van hun vereniging, ook niet wanneer het strategisch plan voor de toekomst geschreven moet worden.

Als kwb willen wij bijdragen aan een leuke, sociale, betrokken en solidaire ­samen­leving. We doen dat door onze vrijwilligers te ondersteunen zodat ze experten kunnen worden in buurten laten bruisen. Dankzij de banden die mensen smeden tijdens onze activiteiten kunnen ze in hun buurt een betekenisvol sociaal leven opbouwen. Iederéén die in de buurt woont krijgt hier de kans toe. Zo willen wij aan een hechtere samenleving bouwen en sociaal isolement helpen te doorbreken. Want dat netwerk opbouwen is niet voor iedereen evident. Onze vrijwilligers willen vooral trekkers vinden voor hun lokale werking. Mensen die meer doen dan meehelpen tijdens een activiteit. Vrijwilligers die zelf een hele activiteit organiseren of zich het overkoepelende plaatje van een lokale groep willen aantrekken – belangenbehartiging

I

20 WASCABI 2019


tegenover de gemeentelijke overheid, maken dat het financieel goed loopt, werk maken van een goed communicatiebeleid en een goede ledenzorg. Onze lokale mensen vragen handvaten. We helpen ze te ontdekken hoe ze mensen kunnen laten groeien in hun engagement. We kijken daarvoor ook naar de deskundigheid in onze afdelingen die durven te experimenteren en er wel in slagen om trekkers te lokken en te motiveren. We ondersteunen en delen goede methodes die bovenkomen. Zo maken we mensen sterker. Onze vrijwilligers vragen van de bovenbouw ook juridische en administratieve ondersteuning, het is belangrijk dat ze snel een antwoord krijgen op hun vragen over verzekeringen, GDPR, nieuwe vzw-wetgeving. Die kennis halen we in huis en moeten we voor hen begrijpbaar maken. Wat moeilijker is, zijn vragen waar we zelf mee worstelen omdat de antwoorden niet voor de hand liggen, zoals de vraag hoe we onze afdelingen kunnen helpen om buurten bruisend te houden, en opvolging te vinden voor hun engagement. Vorig jaar organiseerden we onze ‘kwb1000’, een peiling naar de meerwaarde van kwb in het leven van onze leden, als basis voor onze beleidsdoelen voor de toekomst. Onze leden zijn namelijk het hart van onze vereniging. Wanneer we doelen voor de toekomst kiezen is het belangrijk om uit te gaan van onze sterktes en zij kennen die het best. Zij weten wanneer kwb op haar waardevolst is. Wat halen we uit die ‘kwb1000’ als klemtonen? Dat onze leden vooral samen dingen willen doen, ze willen zich thuisvoelen in hun lokale afdeling. Dat moeten we blijven mogelijk maken. Sociaal contact via ontmoeting moet centraal blijven staan in onze werking. Opvallend was dat min-45-jarigen dit nog meer aangaven dan 45-plussers.

Kwb-leden willen ook bijleren en ontdekken. Mensen samenbrengen blijkt de beste voedingsbodem voor nieuwe ervaringen te zijn. Het is niet voor iedereen evident om als volwassene nieuwe dingen te leren. In een groep voelen ze zich veilig genoeg om iets nieuws te proberen. Onze leden willen ook iets betekenen voor de samenleving, zowel in hun eigen buurt als in de wereld. Ze komen onder meer in contact met mensen die een ander leven leiden dan zij – vluchtelingen, mensen met een handicap, mensen in armoede. Die contacten verruimen hun blik op de wereld. Het hele onderzoeksrapport dat uit de ‘kwb1000’ is voortgekomen, is als ons kompas dat ons met twee voeten in de realiteit zet en houdt. Op basis van de stem van onze leden hebben we onze nieuwe strategische doelen vormgegeven. Ik ben er 100 procent van overtuigd dat we op heel andere dingen zouden zijn uitgekomen op basis van de stem van de professionele bovenbouw. Elkaar ontmoeten bijvoorbeeld is voor ons een middel, maar we zouden dat nooit aangemerkt hebben als een belangrijk doel op zich. Een betekenisvol sociaal leven blijkt niet evident te zijn voor veel burgers, er is veel behoefte aan. Dat lokaal verbinden van mensen en zorgen dat ze deel kunnen uitmaken van een gemeenschap is een belangrijke uitdaging vandaag, we moeten dit mogelijk maken en ondersteunen. Want blijkbaar zijn het de kleine dingen in het leven waar het over gaat. Betekenisvolle gesprekken met anderen in de eigen omgeving, een luisterend oor hebben en bieden. Een goed lokaal sociaal weefsel maakt dat allemaal mogelijk. We willen meebouwen aan die lokale gemeenschappen waar mensen niet naast maar echt met elkaar leven.”

www.kwbeensgezind.be > zoek op ‘kwb1000’

I

WASCABI 2019 21


KOENRAAD DE MEULDER, KOOR&STEM

“Sterke lokale verbonden­ heid”

I

22 WASCABI 2019


Met hun wortels tot in de kleinste hoekjes van Vlaanderen en hun grote participatie helpen koren het sociaal weefsel te versterken. De overheid erkent dat, maar er mag wat meer boter bij de vis voor Koenraad De Meulder.

Koor&Stem heeft ongeveer 1.000 aangesloten koren verspreid over gans Vlaanderen. Er zijn zowat 35.000 mensen actief die allemaal lokaal sterk verbonden zijn. Wij proberen zowel op artistiek als op organisatorisch vlak die lokale mensen te ondersteunen, te begeleiden en op te leiden, zodat ze hun opdracht als vrijwilliger in hun lokale koor beter kunnen invullen. Hoe doen we dat? We bieden ondersteuning op organisatorisch vlak met cursussen over onder meer planning, financieel beheer en ondernemerschap. De laatste jaren is er veel gewijzigd op het vlak van auteursrechten of vzw-wet­geving. Op artistiek vlak organiseren we bijvoorbeeld dirigentenopleidingen om het niveau van de dirigenten nog te verbeteren en bieden we hedendaagse koormuziek aan om het repertoire te versterken. We hebben ook initiatieven specifiek voor onderwijs zoals opleidingen voor leerkrachten in het deeltijds kunstonderwijs of het basisonderwijs. Onze lokale dekking is dus groot. We helpen koren te vernieuwen, zodat we ons publiek kunnen behouden. In onze sector wordt veel nagedacht over publieksparticipatie, over inclusie, en onze ondersteuning is daarbij welkom. Met die participatie zit het goed. Meer dan 1 miljoen mensen wonen jaarlijks een kooractiviteit bij. Voor een belangrijk deel zijn dat natuurlijk lokale mensen uit de achterban van de koren zelf. Er is nu eenmaal een sterke lokale verbondenheid, en via die verbondenheid kunnen koren

mensen overtuigen om te participeren in deze cultuurwerking in hun gemeente. Van de overheid verwachten we dat ze ons helpt nog meer in te zetten op de coaching van onze koren. De dirigentenopleiding op zich is goed, maar er is vraag naar gespecialiseerde opleidingen om te kunnen werken met bijzondere doelgroepen zoals kinderen, mensen met dementie of mensen met een migratieachtergrond. Daar vinden we te weinig gespecialiseerde mensen voor en het aanbod aan opleidingen is beperkt of onbestaande of situeert zich in het buitenland. De impact van de koorwerkingen in Vlaanderen op de sociale netwerken van mensen en op het maatschappelijk weefsel is veel groter dan we zelf kunnen inschatten. Die sociale participatie maakt echt wel het verschil op lokaal en regionaal vlak. Samen zingen is bovendien goed voor de gezondheid, dat is wetenschappelijk vastgesteld. Het maakt gelukkig, het ontstresst. De rol van koren in het sociaal-culturele landschap is dus niet te verwaarlozen. Al leven er nog altijd vooroordelen over Vlaamse koren. Het wordt nog steeds geassocieerd met het parochieleven, terwijl de meeste koren nog nauwelijks iets met de kerk te maken hebben. Een initiatief als de World Choir Games zal die foutieve perceptie ongedaan maken. We hebben alvast de steun van de departementen van Toerisme en Cultuur. De overheid erkent dus het belang van koren voor de lokale verbondheid en ondersteunt mee een toekomstgerichte en vernieuwen­­de koorwerking in Vlaanderen.”

In juli 2020 vinden in Vlaanderen de World Choir Games plaats, een tweejaarlijkse internationale wedstrijd met 30.000 zangers uit de hele wereld. Meer info? www.koorenstem.be

I

WASCABI 2019 23



JESSIKA SOORS EN SVEN GATZ OVER DE STRESSTEST VAN DE AANSLAGEN

Brussel moet de rest van het land besmetten De een is een ket in hart en nieren, de ander heeft de Kanaalzone in Vilvoorde tot een van haar pleisterplaatsen gemaakt omdat je van daar Brussel ziet liggen. Beiden hebben, op hun manier, de wonden na de aanslagen van 22 maart 2016 proberen te cureren. En beiden geloven – ondanks zijn onvolkomenheden – in het merk Brussel, dat de rest van België kan inspireren om van onderuit, met de steun van het middenveld, een samenleving te bouwen met heel veel verschillende gezichtspunten. Wascabi bracht uittredend minister van Cultuur Sven Gatz en ex-radicaliseringsambtenaar en kersvers parlementslid Jessika Soors samen voor een gesprek.

O

pgehemeld door Geert Van Istendael, neergesabeld door Herman Brusselmans. Ergens tussenin is Sven Gatz bescheiden tevreden met Molenbeek/Maalbeek. Een Brusselse vertelling. Een verhaal over zeven mensen en hoe ze de aanslagen van 22 maart 2016 beleven, maar vooral een boek over de ziel van deze stad, en Gatz’ liefdesverklaring aan Bruxelles ma belle. Ze heeft ‘m gelezen, Jessika Soors, voormalig radicaliseringsambtenaar in Vilvoorde, nu Kamerlid voor Groen. “Complimenten, gemeend,” zegt de jonge politica, die zelf in Brussel schoolliep en er ook woonde, aan Maalbeek. “Het was herkenbaar. De mozaïek van personages die allemaal een beetje anders zijn, maar zich toch bewust of onbewust op kruispunten van elkaar bevinden. Typisch Brussel.”

Is er een voor en een na 22 maart? Is er door de gebeurtenissen iets veranderd in het sociaal weefsel van de stad? Sven Gatz: “Ik had de aanslagen liever niet meegemaakt. Maar ze hebben wel degelijk iets teweeggebracht. Ze hebben volgens mij een samenhorigheid versterkt bij mensen die op het eerste gezicht weinig met elkaar gemeen hebben. Hoe sterk dat is en hoe je dat verder kan uitbouwen, dat is het voorwerp van debat. Maar het is zeker niet zo dat de aanslagen ons teruggeslagen hebben. Het wantrouwen dat er nadien ook was, in bepaalde wijken en bij bepaalde groepen, is tijdelijk geweest. Brusselaars hebben scherp aangevoeld dat de

I

WASCABI 2019 25


daders de manier waarop mensen in Brussel samenleven, wilden ondermijnen of kapotmaken.”

“Ik vraag me af welke impact de aanslagen gehad hebben op die pubers die toen hun wereldbeeld aan het vormen waren, en wat dit betekend heeft voor deze verkiezingen” JESSIKA SOORS

Jessika Soors: “Ik heb dat ook zien gebeuren in Vilvoorde: in alle miserie, met de aanslagen en de Syriëstrijders, een mobilisatie van het sociaal-culturele weefsel. Mensen die rechtstaan en zeggen ‘ik wil iets doen’. Weet je, kort na de aanslagen zat ik op de metro tussen Maalbeek en Schuman, op het traject waar de dader zich heeft opgeblazen. Op een gegeven moment zag ik hoe een gesluierde vrouw een klap in het gezicht kreeg. ‘On en a marre de vous, les muselmans, vous n’avez pas honte?’ Het ging allemaal heel snel, die vrouw is uitgestapt, je kon niet eens reageren. Ik wilde nadien meteen iets schrijven over wat ik gezien had. Maar het lag politiek te gevoelig, vanuit mijn positie. Ik dacht: verdorie, er zijn nu antwoorden nodig en die komen niet van de politiek. Dat zijn wonden die je nog voelt.” In Molenbeek/Maalbeek zitten ook zulke passages. Gatz: “Al de passages over racisme zijn echt gebeurd. Ik ben blij dat

I

26 WASCABI 2019

we vanuit de Vlaamse overheid, de Brusselse overheid, de VGC en andere instanties extra geld konden vrijmaken voor Brussel. Een aantal van die projecten is ondertussen uitgegroeid tot meer semi-gestructureerde werkingen. Toch vermoed ik dat de cijfers die Unia net gepubliceerd heeft (over de scherpe stijging in het aantal meldingen van racisme en discriminatie in 2018, red.) nog de naweeën zijn. We moeten proberen daar een antwoord op te geven. Of dat voldoende zal zijn, is een andere zaak.” Onmiddellijk na de aanslagen was er veel solidariteit. Nu, met de verkiezingsuitslag van 26 mei, lijkt het tegenovergestelde signaal gegeven te zijn. Hoe ervaren jullie dat? Gatz: “Het signaal is tegenovergesteld in Vlaanderen, niet in Brussel. Dertig jaar geleden was er de doorbraak van toen het Vlaams Blok in de steden. Toen was het al zo dat er in de witte wijken meer Vlaams Blok gestemd werd dan in gemengde wijken. Vijftien jaar geleden was het de beurt aan de gemeenten rond de grote steden. Nu is het heel Vlaanderen. Tegelijk zien we dat Vlaams Belang in de steden aan het wegebben is. De modus vivendi daar is niet perfect en harmonieus, maar hij is werkbaar. Bewoners beseffen dat ze het samen willen doen.”

Soors: “Samenleven is in die steden een realiteit die mensen niet meer ter discussie stellen. Met vallen en opstaan, uiteraard, maar mensen vertrekken van een gedeelde basis. Ik vind het oprecht opmerkelijk dat

in regio’s waar de diversiteit nog niet is doorgedrongen mensen stemmen vanuit de angst voor het onbekende. Ik kan dat niet aanvaarden, maar wel begrijpen. Twee jaar geleden wees onderzoek op de angst bij jongeren na de aanslagen. Als je de stijgende populariteit van Vlaams Belang bij hen ziet, vraag ik me af welke impact die aanslagen gehad hebben op die pubers drie jaar geleden, die op dat moment hun wereldbeeld aan het vormen waren, en wat dit betekend heeft voor dit verkiezingsresultaat.” Hoe blijft een politicus voeling houden met al die generaties? Hoe doen jullie dat zelf, de vinger aan de pols houden? Gatz: “Je radar draait voortdurend. Want als je het niet voelt, kan je de antwoorden niet geven. Dat is het voordeel van de schaal van Vlaanderen. ’s Avonds en in het weekend ben je op de baan en praat je met mensen van verschillend pluimage. En je hoopt dan dat ze hun gedacht zeggen. Wat ik in die vele contacten oppik leg ik samen met adviezen, bijvoorbeeld van het sociaal-cultureel werk, met de media en de sociale media. Zo probeer je je een beeld te vormen van wat mensen denken. Maar daar zit ruis op. Je zoekt dus constant voort.” Stoort het u dat politici worden weggezet als wereldvreemd? Gatz: “Ik heb het in de vijfentwintig jaar dat ik politiek actief ben nooit anders geweten. Ik ben niet met een gouden lepel in mijn mond geboren. Ik kan dat nog honderd keer vertellen. Een halve minuut dringt dat


“Ik heb in de praktijk veel kunnen verwezenlijken, maar om dat te verduurzamen moest ik naar mijn gevoel de politiek in” JESSIKA SOORS

“ Ik veroorloof me als politicus de luxe van een meta­moment: je in een conflict bewust worden van de framing en je afvra­gen of die nog de juiste is om tot een oplossing te komen” SVEN GATZ

I

WASCABI 2019 27


VIER ADVIEZEN VAN DE OUDE ROT VOOR HET GROENTJE Blijf jezelf

In je communicatie en in wie je bent in het parlement moet je heel dicht blijven bij wie je als mens bent. Sommige collega’s vergeten dat wel eens.”

Werk hard

Het is een eer om voor de kiezer te werken. Maar maak een eigen petit jardin secret die niets met politiek te maken heeft, want het systeem zuigt mensen met initiatief en talent leeg. Vergeet nooit dat je iemand was voor de politiek en zult zijn na de politiek.”

Zoek jouw dossiers en jouw bondgenoten

Als politcus kan je niet op alles schieten en je kan je ook niet vastpinnen op één dossier. Zorg er dus voor dat je er een aantal hebt en wees je voortdurend bewust van je bondgenootschappen. Die kunnen zeer wisselend zijn in de politiek, in het parlement en in de samenleving. Maar dat samenspel maakt de job wel heel aantrekkelijk.”

Koester de vrijheid

Als volksvertegenwoordiger wordt ongeveer de helft van je tijd ingenomen door structurele vergaderingen: partijvergaderingen, fractievergaderingen, commissie- en parlementszittingen. De andere helft van de tijd kan je vrij invullen. Ga met mensen praten, doe research. Dat is je wingewest. Het is die output die je creëert vanuit die vrijheid die het verschil maakt tussen een goed parlementslid en een middelmatig parlementslid.”

I

28 WASCABI 2019

door. Dan zeggen ze: ‘ja, maar jij zit nu toch bij het establishment’. Ik probeer dat af en toe te kaderen en tegen te spreken, maar dat zit in de collectieve perceptie. Ik ben natuurlijk een deel van het establishment, als minister. Ik vind dat niet altijd leuk, maar je moet daar ook niet krampachtig tegen vechten.” Soors: “Toen ik mijn keuze maakte om in de politiek te stappen, heb ik me wel afgevraagd of ik daar meer zou kunnen betekenen dan op het terrein. Uiteindelijk heb ik voor mezelf uitgemaakt dat het niet gaat over meer of minder, het gaat over een andere toegevoegde waarde. Ik had na jaren werken op het terrein het gevoel dat ik water naar zee zou blijven dragen zonder een andere structurele onderbouw. Voor mij is politiek een middel en geen doel op zich. Ik heb in de praktijk veel kunnen verwezenlijken, maar om dat te verduurzamen moest ik naar mijn gevoel de politiek in. Ik wil dat wel doen met behoud van het netwerk dat ik heb opgebouwd. Het stemt me gerust dat mensen mij nog altijd vinden.” Gatz: “Dat kan je één legislatuur behouden. Hoe nauw je ook verbonden bent met het terrein, met de samenleving, na één legislatuur word je gezien als deel van het beleid, van het systeem. Daarna wordt het moeilijker, maar daarom niet minder interessant.” De Federatie schreef ook over Brussel, een memorandum dat we in samenspraak met tal van Brusselse sociaal-culturele organisaties


opstelden. In Brussel bloeien en groeien tal van verenigingen en heel wat burgers nemen zelf het heft in handen. Wat kunnen beleidsmakers doen om hen te ondersteunen? Gatz: “Om te beginnen moet je de nodige financiële ondersteuning geven. In theorie kan een overheid zonder middenveld. Maar net de gelaagdheid is interessant. De overheid moet zoveel mogelijk met die verschillende partners werken. Ze moet haar eigen verantwoordelijken en middelen inzetten complementair met het middenveld, zonder aan outsourcing te doen. Die vrijheid van het middenveld kan frictie geven met de overheid. Daardoor wordt dat moeilijker leesbaar, maar ze is essentieel voor de organische dynamiek. Ik ben een believer, ook al heeft dat model onvolkomheden.”

Soors: “Nu, je hebt dat georganiseerde niveau van verenigingen, maar daar zit nog een niveau onder, zeker nu er zoveel nieuwe initiatieven ontstaan. Initiatieven die zeer goed een bepaalde doelgroep bereiken of de vinger aan de pols houden, maar die nog niet zo geprofessionaliseerd zijn dat ze toegang hebben tot wat de overheid aan subsidiekanalen heeft.” Gatz: “Daar laten we als overheid kansen liggen. In het nieuwe decreet Sociaal-cultureel Volwassenenwerk proberen we dat evenwicht tussen nieuwkomers en gevestigde waarden te verbeteren. Waarmee ik niet wil zeggen dat die gevestigde waarden onderuit moeten. Sommige vinden zichzelf constant opnieuw uit. We

“Brussel heeft dat onbe­stemde. Op bepaalde plekken en op bepaalde momenten is dat een charme, op andere momenten is dat een ongelofelijke pain in the ass omdat je sneller beslissingen moet kunnen nemen” SVEN GATZ

laten in principe wel meer ruimte voor nieuwe initiatieven en dat zal een financieel gevolg krijgen. Op microniveau, in gemeenten, kunnen we niet altijd perfect schakelen. Soms moeten mensen relatief lang wachten voor ze structurele ondersteuning krijgen.” Soors: “Ik zie verenigingen uitvallen die echt wel de talenten hebben om een verschil te maken.” Gatz: “Goede lokale politici kunnen dat gat vullen door ook deze verenigingen tot gesprekspartner te maken. Maar ook daar pikken de lokale radars niet alles op. Dat is een frustratie.” Soors: “De overheid moet dit initiatief aanmoedigen, niet alleen met financiële maar ook met praktische hulp. Ze moet oog hebben voor de belemmeringen die mensen verhinderen de stap te doen. En wat die frictie betreft, ik heb de voorbije jaren mogen ervaren dat

er – voor radicalisering – niet altijd de openheid was om die frictie te laten plaatsvinden. Dat vond ik wel zorgwekkend. Soms is het in de frictie dat de goede dingen ontstaan.” Gatz: “Een overheid wordt verondersteld leiding of richting te geven. Tegelijkertijd verwachten mensen ook flexibiliteit, dat wil zeggen de openheid en de kwetsbaarheid om bij te sturen. Dat is een moeilijke en vaak contradictorische combinatie voor een overheid. En dat geeft gaten of onvrede omdat de overheid te veel wil leiden en te weinig wil luisteren. Meer dan het democratisch debat daarrond scherp houden kan ik niet. Dat en – zoals ik heb gedaan – het civiel perspectief in het nieuwe decreet inschrijven. Bepaalde collega’s hebben meer problemen met die ‘vrijheid blijheid’ van het middenveld. Maar je ziet dat zelfs in een groot dossier als Oosterweel met deze antithese toch tot een synthese gekomen is. De sleutels werden aangereikt door het middenveld.”

I

WASCABI 2019 29


Is dat een blauwdruk voor de toekomst? Pas toen het middenveld zich met het Oosterweeldossier ging bezighouden, kwam er schot in de zaak. Gatz: “De overheid mag een project, een kader op tafel leggen. Maar ze mag het niet dichttimmeren. Er moet voldoende ruimte zijn voor bijsturing en zelfs voor fundamenteel ter discussie stellen. Finaal win je tijd, omdat je die dingen op tafel laat komen. Dat moet de nieuwe overheid doen, altijd en overal.” Die voeling houden is wat u in Vilvoorde altijd geprobeerd hebt, mevrouw Soors? Soors: “Inderdaad, signalen van het microniveau vertalen naar het beleid en structuur bieden aan dat microniveau om dingen te verwezenlijken. We hinkten in Vilvoorde wel tegen een spanningsveld aan tussen verenigingen die safe spaces moesten kunnen zijn waar jongeren zich konden uiten, en de veiligheidscomponent. Zeker na de aanslagen was er een relfex om alles onderdeel te maken van de strijd tegen terreur. We hebben opnieuw dat tussenschot moeten plaatsen tussen het verenigingsleven en de politie. En daar heeft de overheid een rol: zij moet het speelveld zuiver houden. Een grote verantwoordelijkheid voor de politiek daarin is de keuze van het discours. Je bepaalt daarmee de sfeer in een land en dat laat zich ook voelen op het terrein.”

Gatz: “Daarom veroorloof ik me als politicus de luxe van een metamoment: je in een conflict bewust

I

30 WASCABI 2019

worden van de framing en je afvragen of die nog de juiste is om tot een oplossing te komen. Daar kunnen krachten uit het middenveld, uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk, ook bij helpen.” Als nieuw parlementslid geeft u aan “bruggen te willen bouwen en losse eindjes te verbinden”. Hoe gaat u dat de komende jaren vormgeven? Soors: “Door oplossingen te zoeken. Ik wil me ver houden van de politique politicienne, het spel om het spel. Ik wil mijn doelen voor ogen houden en van daaruit zoeken naar wat nodig is om ze te verwezenlijken. Want over vijf jaar gaan de mensen die me in het parlement hebben gebracht mij daarop afrekenen. We overleggen nu met de fractie welke thema’s voor wie zijn. Voor mezelf zie ik in de eerste plaats veiligheid en politie. Radicalisering, een specifiek thema dat toch raakvlakken heeft met veel andere thema’s. Dat gaat over hoe je die brug slaat tussen mensen en samenleving. En gelijke kansen.” Tot slot: De Groene Amsterdammer ging onlangs op zoek naar het antwoord op de vraag wat Europa van Brussel kan leren? Wat is dat volgens jullie? En wat kan Brussel nog beter doen? Gatz: “Brussel heeft dat onbestemde, dat onduidelijke. Op bepaalde plekken en op bepaalde momenten is dat een charme, op andere momenten is dat een ongelofelijke pain in the ass omdat je toch sneller moet kunnen beslissen. Wat anderen – of dat nu Europa is of Vlaanderen of de rest van

België – kunnen leren van Brussel, is hoe je een samenleving bouwt met heel veel verschillende gezichtspunten. In Brussel heeft geen enkele groep, voor zover we mensen in groepen moeten benaderen, nog de meerderheid. We zoeken hoe we dat kunnen overstijgen met een gedeeld burgerschap. De frame van nationaliteit en identiteit komt in Brussel losser te zitten. Het potentieel in Brussel is enorm. Ik hoop dat we daar met de coalitiepartners in de Brusselse regering antwoorden op vinden. Mijn stokpaardje daar, als een van de bouwstenen voor dat burgerschap, is meertaligheid. Doe daar als beleid iets mee in opleiding en onderwijs.” Brussel als labo dus. Welke experimenten ziet u daar, mevrouw Soors? Soors: “Brussel kan een gedeeld merk zijn waar iedereen zich achter schaart en bij wil horen. Die trots is wat mensen verbindt en waar ze mekaar in kunnen herkennen. De zelfredzaamheid die mensen hebben om hun weg te vinden en op een of andere manier met elkaar te communiceren in de chaos: ik hoop dat we die vibe kunnen versterken in Brussel, maar dat die ook besmettelijk is buiten Brussel. Dat is voor mij een doel: de trots aanwakkeren, in de rest van het land, dat we in België een stad als Brussel hebben.” VRAGEN OF REACTIES?

joris@defederatie.org elke@defederatie.org


DRIE VRAGEN AAN SVEN GATZ Favoriete plekje in Brussel?

Oude Graanmarkt en Sint-Katelijneplein. Très flamand, dat wel, daar aan de Dansaert, maar ik vind dat een gezellige plek, op welk moment van de dag ook.”

Naar welke schrijver kijkt u op?

Voor mijn boek over Brussel was Geert Van Istendael de maat der dingen. Ik kom nog niet tot aan zijn enkels qua schrijverschap. Ik ben een politicus die boeken schrijft, geen schrijver. Daarom was ik heel blij met zijn recensie van Molenbeek/Maalbeek. Als ik slechtgezind ben, lees ik die recensie en dan gaat het beter (lacht).”

Slechtste recensie van uw boek?

Ik heb moeten leven met twee recensies. Een boek heeft recensies nodig om te leven. Naast die van Van Istendael was er een sarcastische recensie van Herman Brusselmans, die nog behoorlijk mild was in zijn beschrijving van wat ik geprobeerd heb te doen. Elk politiek boek kreeg van hem 4/10, ik ook.”

DRIE VRAGEN AAN JESSIKA SOORS Favoriete plekje in Vlaams-Brabant?

In heel de provincie? Het Zoniënwoud dan, die gedeelde groene long tussen Brussel en VlaamsBrabant. En in Vilvoorde ben ik een fan van de Kanaalzone die volop wordt uitgebouwd tot de nieuwe hippe buurt. Van daar zie je Brussel liggen, zodat ook dat kosmopolitische aanwezig is.”

Naar welke politicus/a kijkt u op?

Ik ben nooit erg vatbaar geweest voor idolen. Maar de afgelopen campagne heb ik Magda Aelvoet leren kennen. Ze is 75 nu en ze ging met ons mee van deur tot deur. Zo’n campagnebeest! Met nog steeds zo’n grote liefde voor de politiek, ook al heeft ze zoveel kilometers op de teller. Ik hoop dat ik er binnen 45 jaar ook nog zo sta.”

Bent u zelf actief in het verenigingsleven?

Ik ben lid van een aantal verenigingen, waaronder een sportvereniging en Natuurpunt. De onvoorspelbaarheid en de grilligheid van mijn werkdagen maken het niet makkelijk om consequent deel te nemen. Tijdens de asielcrisis ben ik mee gaan helpen in het Maximilaanpark.”

I

WASCABI 2019 31


ORHAN KILIÇ, MASEREELFONDS

“Actief burgerschap voor iedereen” Orhan Kiliç, medewerker van het Masereelfonds, geboren en getogen Genkenaar, heeft Brussel geadopteerd als zijn tweede thuis. Hij is het eens met Sven Gatz en Jessika Soors dat Vlaanderen van deze stad kan leren.

In de traditie van de cultuurfondsen richt het Masereelfonds zich in Brussel op de zichtbaarheid en de ontwikkeling van de Nederlandstalige aanwezigheid. In het besef dat Nederlandstaligen er een minderheid zijn. En dat veel Vlaamse Brusselaars zichzelf in de eerste plaats zien als Brusselaars, en niet spreken in termen van Nederlands en Frans – al hebben we in onze werking evenzeer Brusselaars die zich Vlaming voelen. Als je in deze stad echter je werking alleen vanuit een Nederlandstalige positie inricht, trek je een grens waarmee je veel mensen uitsluit. Franstaligen, maar ook anderstaligen – nieuwe Belgen. Het Masereelfonds ziet het als zijn opdracht om die muren proberen te slopen en verbinding te maken. In Gent of Antwerpen heb je met nieuwe Belgen een gedeelde taal, dat is in Brussel minder evident. Maar een diverse stad als Brussel heeft ook voordelen. Alle verenigingen moeten vandaag

I

32 WASCABI 2019


de dag verjongen, vervrouwelijken en verkleuren. Brussel is een jonge en een superdiverse stad. We kunnen daar als organisatie gebruik van maken. Ik word hier verplicht om mee te zijn met die realiteit, en de strategie van het Masereelfonds in Brussel daaraan aan te passen. In Brussel leg ik voor het Masereelfonds dus contacten met bruggenmakers uit etnisch-culturele verenigingen. Er gebeurt in gemeenschappen met een migratieachtergrond ook veel op sociaal-cultureel vlak, maar vaak minder formeel, minder gestructureerd dan bij het traditionele Vlaamse verenigingsleven. Het is zaak om dat te zien, om de radars te laten draaien en connectie te maken. We denken samen na over wat er leeft en wat we samen kunnen doen in Brussel. Daarvoor moet je bij hen aankloppen, je kan niet vanop je kantoor activiteiten in mekaar boksen en ervan uitgaan dat waar jij mee bezig bent even belangrijk is voor hen. Ik ga dus kennismaken, ik betrek hen bij projecten, probeer vertrouwen te scheppen. Nee, de doorstroming van nieuwe Belgen naar het ‘klassieke’ verenigingsleven is nog niet evident. Maar van alle afdelingen van het Masereelfonds heeft de Brusselse de sterkste interculturele werking. Zo hebben we met Interlitratour een jaarlijks festival dat we met vele partners samen organiseren, waaronder etnisch-culturele verenigingen. In Brussel zie je, sneller misschien dan in Vlaanderen, de relevantie van de verschillende gemeentelijke afdelingen verdwijnen. Mensen zijn mobiel. Heeft het nog zin om in de verschillende gemeenten in Brussel hetzelfde programma aan te bieden? We denken na over hoe we kunnen afstappen van regionaal gedefineerde afdelingen naar projectmatige, waarbij we

geëngageerde mensen samenbrengen rond een thema. Dit zal ons ook meer ‘smoel’ geven. We staan aan de vooravond van een nieuwe beleidsperiode. Van een overheid verwacht ik dat ze ons stimuleert om zonder te veel kopzorgen na te denken over hervormingen en verbeteringen. De VGC geeft die ruimte wel. Ook voor de nieuwe visitatiecommissies bezweert ze ons dat ze niet alles met een vergrootglas zal uitpluizen. Dat vertrouwen geeft ruimte om te experimenteren zonder dat je op de vingers getikt wordt omdat je andere dingen even laat liggen. Als je in Brussel werkt en rondloopt, kan je niet om de samenlevingsproblemen heen. Maar die zijn er niet door de aanslagen. Als veel mensen samenleven op een kleine oppervlakte leidt dit onvermijdelijk tot frictie. De aanslagen komen er dan bovenop, maar het begint niet daar. Drama’s zorgen er net voor dat mensen zich betrokken gaan voelen. Vlaanderen kan op dat vlak leren van Brussel. De superdiverse samenleving is hier een realiteit. De vraag is niet hoe je de diversiteit oplost, wel hoe je er leert mee omgaan. Hoe je bruggen slaat. Dat is ieders verantwoordelijkheid. Van de witte Vlamingen die misschien denken dat ze meer ontwikkeld en democratisch zijn dan mensen met een migratieachtergrond. En van de migrantengemeenschappen die zich niet mogen verliezen in een identiteitspolitiek die soms verhindert dat een aantal zaken benoemd wordt. Met het Masereelfonds bepleiten we actief burgerschap, voor iedereen.” www.masereelfonds.be

I

WASCABI 2019 33


Een nieuw nulpunt na de schok


PETER WOUTERS VAN BEWEGING.NET OVER DE MARSRICHTING VOOR HET MIDDENVELD NA 26 MEI

D

e stembusgang van 26 mei werpt een lange schaduw vooruit. De politiek kijkt diep in het eigen hart en beraadt zich over waar ze de voeling met een groot deel van de bevolking verloren is. Ook het middenveld doet aan introspectie. Het is het moment voor Peter Wouters, twee jaar in zijn mandaat als voorzitter van Beweging.net, om terug te grijpen naar zijn reflexen van aikidoka: de energie van de samenleving voelen en aanwenden. “De politiek kan zich nu alleen maar bescheiden opstellen tegenover de bevolking en zeggen: ‘ik snap dat we iets gemist hebben, kom ons helpen.”

Toen we u twee jaar geleden, aan de vooravond van uw voorzitterschap van Beweging.net, interviewden, zei u dat u ging terechtkomen in een andere wereld met andere spelers. Is het geworden wat u ervan verwacht had? Het is van bij de start langzamer gegaan dan ik had gedacht. Het heeft langer geduurd om greep te krijgen op de context waar ik in terechtgekomen was. Zo had de selectiecommissie me gevraagd om de foto van de beweging sinds 2014 te maken en dan, in 2018, wanneer ik een jaar bezig was, deze foto te finetunen. Pas nu, een jaar later, heb ik tijdens de algemene vergadering mijn project ingediend om een actualisering van de werking op te starten.”

Heeft dat te maken met de complexiteit van Beweging.net? Zeker, maar ook met wat voorgrond en achter­ grond is, wat je ziet en wat je niet ziet, en met de weg die we zelf als beweging hebben afgelegd. In 2014 is er die belangrijke overgang geweest van ACW naar Beweging.net.

Verschillende groepen in huis zoeken nog steeds hoe ze dat nu moeten begrijpen. De ene groep vindt dat ze teveel vrijheid heeft, de andere te weinig. De ene zegt dat de partners te veel de leiding hebben, de andere vraagt zich af wanneer de partners hun engagementen gaan nakomen. Ondertussen is de CM zich aan het omvormen tot een gezondheidsfonds en dat heeft een grote impact op de organisatie. Het ACV heeft vijf jaar zwaar oppositie gevoerd tegen het regerings­beleid. Naast puur vakbondswerk hebben ze ook een meer politieke rol opgenomen en dat heeft de organisatie getekend. En dan was er de verrassende ontmoeting met het kleine en het grote spel van de politiek.” De samenstellende delen van de beweging zijn in transitie, de beweging zelf is in transitie, in de samenleving rommelt het. Dat vraagt tijd en energie om dat allemaal te behappen. Hebt u het gevoel dat u daarbij kan doen wat er volgens u moet gebeuren, of is de prijs van de democratie hoog? Er is een hoge prijs voor de democratie. Maar ik betaal die graag. Ik heb vroeger aan gevechtssport gedaan. Je hebt twee ­strekkingen: de aikidoka plaatst zich in een proces van energie en probeert daar gebruik van te maken, terwijl de karateka zijn energie stopt en pareert. Als ik een karateka was geweest, zou ik na twee maanden mijn foto al hebben gelegd: ‘zo doen we het’. Maar ik was een aikidoka. Ik wil van de energie van de democratie gebruikmaken. Het is ook ons lot. Als netwerkorganisatie moet je op die golf surfen, anders kan je je ontwikkeling

I

WASCABI 2019 35


niet verantwoorden. In die zin zijn we kwetsbaar, want soms is die golf groot en soms is ze ver te zoeken.” Uw leiderschapsstijl is er dus een van aanvoelen wat leeft en zien hoe u daarmee kan werken, eerder dan van proactief een eigen plan opleggen? Dat is ook deels de logica van mijn functie. Ik sta buiten het spel van onze partners, maar ik ben wel bereikbaar en aanspreekbaar. Doordat ik al die contacten combineer wordt mijn functie interessant. Het loont de moeite voor partners

I

36 WASCABI 2019

om te komen, omdat we samen informatie vinden die ze alleen niet zomaar vastkrijgen. Dat zijn soms kleine dingen, maar de gevolgen kunnen groot zijn.” U zit in een goede positie om de verhouding tussen middenveld en politiek te overschouwen. De recente verkiezingen hebben schokgolven door de samenleving en ongetwijfeld door dit huis gejaagd. Wat betekenen ze voor de maatschappij en voor uw organisatie? We hadden een verwittiging gehad in oktober. De extrapolatie van de

provincieraadsverkiezingen toen is ongeveer uitgekomen. Deze verkiezingen zijn slecht nieuws. Maar was dit een ruk naar rechts? Ik weet dat niet. Voor mij is Vlaams Belang geen rechtse partij, wel een populistische partij. De N-VA is een textbook rechtse partij. Vlaams Belang daarentegen voldoet aan de drie grote voorwaarden om populistisch genoemd te worden. Dat betekent dus dat we geen ruk naar rechts gekregen hebben, wel een ‘foert’. Alles wat genuanceerder sprak of in de meerderheid zat heeft slaag gekregen. De N-VA is bijna 300.000


stemmen kwijt. Dat is een leger! 180.000 voor CD&V, 80.000 voor Open VLD, 150.000 voor Sp.a.” Die foert is een foert waartegen? Het establishment? Het feit dat mensen moeilijker rondkomen? Algemene onvrede? Migratie? Ik heb er voor mezelf een paar interessante cijfers uit geplukt: 360.000 mensen mochten voor het eerst gaan stemmen. 60.000 van hen stemden Groen, de helft van die 360.000 stemmen ging naar Vlaams Belang. Als dat over vijf jaar nog eens gebeurt, hebben we een deciel dat op die manier oud gaat worden. Dat is verschrikkelijk slecht nieuws. Hoe verklaar ik die uitslag? De digitale verzuiling, bij gebrek aan een beter woord. Er is een groep mensen die hun leven organiseren via de tablet of de smartphone en wat zij te zien krijgen, wordt volledig bepaald door algoritmes die traditionele partijen niet bespelen. Ik ga daar voor het

“Op de toestel­len van die jonge mensen waren sommige partijen aanwezig en andere afwezig. Dat is een signaal, ook voor de sociale beweging. Want die zit ook niet op die media”

succes van het Vlaams Belang niet meer achter zoeken. Ik kom veel jonge mensen tegen. Ik kan niet zeggen dat er geen engagement is. Ik kan wel zeggen dat op de toestellen van die jonge mensen sommige partijen aanwezig en andere afwezig waren. Dat is een signaal, ook voor de sociale beweging. Want die zit ook niet op die media.” In welke mate ondermijnen sociale media het functioneren van het middenveld en verdringen ze de klassieke maatschappelijke dialoog? Hoe komen we terug tot een evenwicht tussen online- en offlinedebat? De sociale media zijn niet een heel andere wereld, ze zijn wel een andere inrijpoort. De jonge mensen die ik ontmoet, debatteren over dezelfde vraagstukken als wij. Ik zie wel verschillen op andere vlakken. Jongeren krijgen nauwelijks nog voorbeelden van leefvormen voorgeschoteld die de normen voor de samenleving bepalen. Het engagement van jongeren is vluchti­ger, vloeibaarder, waardoor ze minder tijd hebben om belendende thema’s mee te pakken in hun organisaties. Hun thema’s – fijn stof of veilig verkeer – zijn relevant, maar ze werken doel­ gericht. Dat verarmt het maatschappelijk debat. Het was een kwestie van tijd voor je dat ook in de verkiezingsuitslag weerspiegeld zou zien. Die maatschappelijke normen zijn geen criteria meer om keuzes te maken, ook niet in het stemhokje. Als sociale beweging hebben wij altijd ingezet op twee componenten: onze dienstverlening en de solidariteitsmechanismen die daarmee gepaard gaan, en

I

WASCABI 2019 37


de relaties tussen mensen die elkaar over sociale verschillen heen ontmoeten. Dat blijft de bedoeling. Maar moeten we dat blijven doen in grote groepen? En wat kan deze groepen vervangen? De tijd van automatisch lidmaatschap, op basis van een ideologische positionering, is voorbij. Let wel, er is heel veel engagement dat zich zelfstandig organiseert.” Moet Beweging.net dat meer richting geven? Veel van onze sociale organisaties of mensen in die sociale organisaties zijn de motor van nieuwe engagementen. Bij de klimaatbetogers bijvoorbeeld waren het vanaf week twee ACV’ers die de betogingen mee organiseerden, een week later waren de gepensioneerden daar in stilte. Het was het middenveld dat de structuren leverde, zodat die betogingen konden doorgaan. Zo heb je veel voorbeelden van kleine en grote initiatieven waar onze vrijwilligers opduiken. Daarnaast heb je een niet te onderschatten groep mensen die zich gewoon willen engageren voor de kwestie die op dat moment voorligt. Ik ben blij verrast dat er bij De Federatie nu een poot burgerschapsorganisaties is. We zien dat ook in onze organisaties gebeuren. Bij Samana bijvoorbeeld sluiten lokale zorggroepen aan die onder eigen naam, als aparte thematische groep, onder die vleugels willen werken. Je ziet hetzelfde gebeuren bij Pasar of het ACV, dat begonnen is met United Freelancers – de Ubers, de Deliveroos van deze wereld. Je ziet overal pogingen om structuur te geven aan initiatieven die

I

38 WASCABI 2019

toonbeelden zijn van de nieuwe stijl. Dat is goed nieuws. Maar onze organisaties zijn nog niet gericht op de instrumenten die deze nieuw geëngageerde mensen hanteren.” De drie klassieke partijen hebben het niet goed gedaan in deze stembusgang. Ze hebben de voeling verloren met de bevolking, luidt de analyse. Het sociaal-culturele middenveld slaagt er wel nog in, op zijn manier, om die kloof te overbruggen. Wat kan de politiek leren van het middenveld? In 2018 was het tien jaar geleden dat de financiële crisis begon. De New York Times publiceerde toen een groot verhaal dat – vrij vertaald – stelde dat regeringen de banken hebben gered met het geld van de bevolking, en de bevolking het ze nooit vergeven heeft. Dat is zo als je in de portemonnee van mensen zit. Wij hebben de voorbije vijf jaar allemaal de prijs betaald voor deze crisis, met een regering die moest zoeken hoe ze de motor weer aan de praat kreeg. Ik denk dat wij onderschatten hoeveel boosheid die financiële en economische crisis heeft nagelaten. ‘Vertrouwen komt te voet en gaat te paard’, luidt het spreekwoord. En dat is zo. De politiek is er niet in geslaagd om die grote pijn te genezen. Dat is volgens mij een sleutelmoment geweest in heel Europa, waar nu te weinig naar gekeken wordt om dat vertrouwen terug te winnen. Het is opnieuw de bevolking overtuigen dat je het als politieke overheid niet slecht met ze voor hebt.”

Heeft het ook definitief de onmacht van de politiek tegenover de financiële wereld blootgelegd? Het gevoel gevoed dat het niet uitmaakt op wie je stemt, omdat de beslissingen elders worden genomen? Dat speelt zeker mee. Al zal je dat op de straat niet van mensen horen. Zij uiten vooral hun ongenoegen over de flexibilisering, de loonvorming, de vergoedingen wanneer er iets verkeerd gaat in hun leven. Over het feit dat zij voortdurend de prijs betalen aan datzelfde systeem.”

En daar kwam een vluchtelingen­ crisis bovenop. Hebt u het gevoel dat mensen hun onvrede richten op verkeerde groepen in de samenleving? Weet je, in 2010 werkte ik mee aan het onderzoek over sociale cohesie op het platteland. We zagen toen dat witte mannen die als inwijkeling


“Ik denk dat wij onderschatten hoeveel boosheid die financiële en economische crisis heeft nagelaten. De politiek is er niet in geslaagd om die grote pijn te genezen”

in een plattelandsgemeente kwamen wonen dezelfde nadelen ervaarden als migranten die het land binnenkomen. Dat is hetzelfde mechanisme. In beide gevallen is dat een ‘vremde’, die niet moet komen zeggen wat ‘wij’ moeten doen. Binnengeraken betekent met andere woorden mee aan tafel geraken. Zodra je daar zit, mag je meedoen. Hebben wij ons instroombeleid met voldoende energie ontwikkeld, zodat mensen zo snel mogelijk in allerhande structuren konden meedoen? Ik denk dat we veel meer hadden moeten doen, ook in onze organisaties. We zijn niet voluntaristisch genoeg geweest. We hebben de angst van de bevolking als leidraad gebruikt in plaats van de opdracht voor integratie.”

De perceptie leeft bij mensen dat migranten freeloaders zijn die komen meesurfen op het sociale­ zekerheidssysteem dat ‘wij’ hebben opgebouwd. Je moet daar een verhaal tegenover zetten. In Knack is een artikel verschenen over de opbrengst van migratie. Over een decennium bekeken is de balans positief. De voorbije tien jaar is ons BBP gestegen met 0,5% door migratie. Twee en een half miljard euro. Dat is wel wat geld. Je moet actief kijken naar migratie. Demografisch is er behoefte aan instroom. Wel, organiseer die mix in de immigratie zelf, zoals je die in de sociale woningen organiseert om daar rust te organiseren onder bewoners. Een gemengde groep, met moeilijke en gemakkelijke gevallen, met arme en rijke mensen, met vluchtelingen en hoogopgeleide immigranten. Dan is die migratiestroom globaal positief.”

Dat tegenverhaal komt er niet? Je moet vanuit de overheid met gezag zeggen dat je het aankan. Maar als gezaghebbende figuren hard gaan roepen dat deze migranten probleemgroepen zijn, dan worden dat natuurlijk probleemgroepen. Ik ben ervan overtuigd dat heel veel samenlevingsvraagstukken vandaag gecultiveerd zijn door de toelaatbaarheid waarmee mensen zich daar over uitspreken. Dat taalgebruik is een probleem.”

Krijgen jullie van de professionals die vrijwilligers van lokale groepen begeleiden signalen dat zij die spanningen ook aangeven, dat zij niet goed weten hoe ze hiermee moeten omgaan? Onze militanten in de vakbeweging, in de sociale en de sociaal-culturele organisaties zeggen allemaal dat het niet gemakkelijk

I

WASCABI 2019 39


is om in een debat de nuance naar voren te brengen. Het ontbreekt ons aan goede cijfers, aan voorbeelden die de achterliggende mechanismen op een heldere manier blootleggen. En het is bon ton om te zeggen dat het een probleem is als je het niet eenvoudig kan uitleggen.” Is het de rol van het middenveld om dat in evenwicht te brengen? Ja. Maar het middenveld is niet alleen van links of van het centrum. Het middenveld is van iedereen. Er is veel dynamiek van organisaties die rechtse ideeën verzamelen. Ik kan veel meningen verdragen. Een middenveldgroep moet zich niet inhouden omdat zijn gedacht het mijne niet is. Zolang ze fatsoenlijk zijn. En dat betekent dat iedereen erbij moet mogen zijn.”

Sociale media bereiken veel mensen, maar ze zijn eigenlijk een optelsom van individuele meningen. Ze doen de stap niet die het middenveld wel doet, naar het kneden van die meningen naar het algemeen belang, het aanbrengen van nuance en veilen van scherpe kantjes. Ik heb toevallig morgen een afspraak met de mensen die De Grote Dialoog in Frankrijk hebben georganiseerd. Ze hadden mijn speech op Rerum Novarum gezien, met mijn pleidooi voor een grote dialoog op kleine plaatsen, en vroegen of ik niet kwam luisteren naar de resultaten van hun 720.000 meningen en 160.000 gesprekken. Ik vraag mij af of onze overheid niet op een bepaald moment een nieuw nulpunt moet creëren. Zeggen tegen

I

40 WASCABI 2019

burgers: we gaan je rond de tafel brengen, ook al heb je geen ervaring, en we gaan luisteren.” Welke rol ziet u in die “grote dialoog op kleine plaatsen” voor het middenveld weggelegd? Je moet diep in de samenleving duiken. Van Bart Brandsma (filosoof, red.) heb ik geleerd dat je bij polarisatie niet op zoek moet gaan naar bemiddeling, maar dat je de onderliggende kwestie moet bevragen. Waar gaat de polarisatie over en welk belang delen beide kanten? Onder kwesties liggen principes verscholen waar je het samen over kan hebben. Daar ligt de democratie.

Die principes zijn te vatten in heldere uitspraken waar je meningen kan rond verzamelen. Ik hoop dat wie ook een regering vormt zich voldoende geïrriteerd weet door de verkiezingsuitslag om zo’n risicovol project te ontwikkelen.” Ecolo lanceerde het spoor van een minderheidsregering met de steun van het middenveld. Denkt u in die richting? Wat moet de nieuwe premier eigenlijk doen? Eerlijk zeggen dat hij of zij geschrokken is van de uitslag, van het feit dat bijna 800.000 mensen zijn gaan lopen van het huidige beleid. Eerlijk toegeven


je al die individuele meningen tot een gesprek. We weten ondertussen welke valkuilen we moeten vermijden als we dergelijke oefeningen organiseren. Het is alle hens aan dek, vanuit een bescheiden positie, want je moet beseffen dat je een hele hoop mensen niet meer bereikt en net die moet je mee aan tafel hebben. Je mag niet eindigen met de usual suspects.” Dat is inderdaad een valkuil. Dat zag je ook in Frankrijk, mensen die ondertussen zo’n diepgeworteld wantrouwen hebben voor alles wat naar politiek en beleid ruikt, dat ze die oefening bij voorbaat nutteloos vinden. Je kan je alleen maar bescheiden opstellen. Als je nu zegt: ‘ik heb het zelf wel begrepen en ik doe mijn ding’, dan weet ik niet of je ook maar één stap vooruit hebt gezet.”

“ dat ze gedeconnecteerd zijn van de kwesties waar mensen bezorgd over zijn. En aankondigen een start te willen maken om die connnectie opnieuw te organiseren. De premier kan een mechanisme installeren om dit, samen met partners, te verwezenlijken en iedereen oproepen om mee te doen. Mensen verzekeren dat daar tijd voor zal genomen worden, dat de premier zal luisteren, en tot dan het beleid zoveel mogelijk on hold zetten. Ik zou dat toejuichen. Al spreekt die premier Frans. Al is hij of zij van een partij waar ik geen fan van ben. Als die dát zegt, doe ik mee, en ik hoop velen met mij. Met zo’n grote dialoog organiseer

Tot slot, welke lijnen zet u zelf uit voor Beweging.net de komende jaren? Het is niet de bedoeling om onze twaalf fundamentele doelstellingen te herwerken. Er is wel een vraag om de focus binnen die twaalf doelstellingen te herleggen naar de maatschappelijke kwesties van vandaag. Er zijn ook partners die aansluiting willen vinden bij onze oorspronkelijke missie van christelijke werknemersgroep. Femma bijvoorbeeld met de 30-urenweek en de combinatie arbeid en gezin. Er is de vraag om meer te sturen dan we gedaan hebben. En om aandacht te hebben voor de aversie van groepen en mensen tegenover elkaar. Die thema’s zullen

“Wat moet de nieuwe premier doen? Aankondigen dat hij de connnectie opnieuw wil organiseren. Al spreekt die premier Frans. Al is hij of zij van een partij waar ik geen fan van ben. Als die dát zegt, doe ik mee”

meer onze aandacht krijgen. We doen dat best in een structuur die nog simpeler is, zodat de machine vlotter loopt en partners de kans hebben om op het juiste moment in te stappen. We moeten ons anders gaan organiseren, zodat we al die interessante en vernieuwende signalen ­op­pikken en die ontwikkelingen kunnen ondersteunen. Tot slot willen we zelf meer wegen op het beleid. Met maatschappelijk verantwoorde zorg hadden we een stevig dossier in handen waarmee we veel invloed gehad hebben in de regering. We waren wat vergeten dat wij ook een kenniscentrum zijn, en niet alleen maar een lobbymachine. Met kennis doe je eigenlijk het beste lobbywerk. Die kracht moeten we inzetten.”

VRAGEN OF REACTIES?

joris@defederatie.org kristien@defederatie.org

I

WASCABI 2019 41


BADRA DJAIT, VOEM

“Verbinden, verdiepen, versterken” De oproep van Peter Wouters, tot een grote dialoog op kleine plaatsen, raakt bij VOEM (Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims) een gevoelige snaar.

We hebben zelf in het verleden veel panelgesprekken, debatten en dialoogtafels gehouden. Maar recent hebben we zitten nadenken over die formule. We willen de dialoog verdiepen. Voor de nieuwe beleidsperiode hebben we die werkvormen geclusterd onder de noemer ‘We need to talk about it’. We hebben een uitgebreide stakeholderbevraging gedaan en daaruit bleek dat ook onze leden vroegen om hen te ondersteunen bij het bespreken van thema’s die zij belangrijk vinden, en die niet aan bod komen in de Vlaamse pers maar wel op hun socialemediapagina’s. Voor die nieuwe dialoogreeks hebben we een aantal randvoorwaarden, op vraag van onze leden: de gesprekken vinden plaats in kleine kring, zodat iedereen aan het woord komt. De vraag naar zo’n safe space is groot. Pas dan durven mensen de discussie aan te gaan en hun eigen mening te verwoorden. In een safe space worden ze niet onmiddellijk veroordeeld. Bij het begin worden duidelijke afspraken gemaakt over hoe je constructief kritisch dialogeert: het gaat niet om gelijk krijgen maar om luisteren, niet om diskwalificeren maar begrijpen. En dat vergt empathie en multiperspectiviteit.

I

42 WASCABI 2019


Wij geloven dat je maatschappelijke verandering kunt brengen door te aanvaarden dat je het op een respectvolle manier met elkaar oneens kunt zijn. Dankzij die dialoog kunnen mensen nieuwe inzichten opdoen of kunnen nieuwe oplossingen ontstaan. Door elkaar te leren begrijpen, zonder te veroordelen, versterk je het inclusief burgerschap. Op sociale media is er ook debat, maar dat is erg polariserend. Je wordt zo snel veroordeeld dat mensen vaak hun mening niet meer durven te uiten. Dat willen we vermijden. We willen weten wat mensen echt denken, hoe ze daartoe komen, om samen naar een oplossing te zoeken. De uitslag van 26 mei maakt duidelijk dat er nog veel meer moet geluisterd worden. Volgens Mark Elchardus hebben we dat te weinig gedaan en heeft het middenveld gefaald. Ik denk dat net het beleid niet goed geluisterd heeft naar ons. Tijdens de vorige legislatuur was het al deradicalisering wat de klok sloeg. Toen al waarschuwde het middenveld over de opkomst van identitaire bewegingen. Wij zagen dat, maar dat werd geminimaliseerd. Puberstreken, werd gezegd. Het is niet onze bedoeling om de jongeren die nu voor Vlaams Belang hebben gestemd, te bekeren. Maar we willen achterhalen welke de achterliggende redenen zijn om daarin te investeren. Waarom voelen jongeren zich aangetrokken door Vlaams Belang? De communicatiestrategie van de partij was sterk. Ze wist waar ze de jongeren moest vinden, in hun wereld, in de digitale wereld. Ze had korte en duidelijke boodschappen, op maat van de sociale media. Van alle partijen kregen de jongeren van Vlaams Belang het vaakst advertenties te zien. Maar het is niet alleen het handige gebruik van de digitale media, het is ook de boodschap die hen verleid heeft.

krachtige boodschappen op sociale media over gewone mensen, die een alternatieve stem laten horen, die hoop geven en verbinden. Alles gaat zo snel vandaag. Mensen voelen zich bedreigd, ze voelen zich onzeker. Ze gaan hun eigen identiteit benadrukken en de ander diaboliseren, met als gevolg polarisering, zoals Bart Brandsma schrijft. Mensen voelen zich onveilig. De oplossing is het sociaal-cultureel werk. Dat kan positieve veiligheid creëren, via vertrouwen, geborgenheid, verbinding. De opdracht van VOEM was altijd al bruggen bouwen in de superdiversiteit. Dat doen we door in te zetten op eenheid in verscheidenheid en verscheidenheid in eenheid. We zijn allemaal gelijk en we zijn allemaal anders. We willen dat positieve veiligheidsgevoel creëren door onze drie V’s: verbinden, verdiepen en versterken. Verbinden door in te spelen op de gelaagde en vloeibare identiteit van iedereen. Onze opdracht is om die diversiteit te verbinden met onze leden, het liefst met ongewone partners omdat dit leidt tot innovatie. Verdiepen door samen na te denken en echt deel te hebben. Versterken door de talenten van onze leden zichbaar te maken en het beste in hen naar boven te halen.”

Op 26 september staat VOEM stil bij de voorbije 30 jaar en kijkt vooruit naar de uitdagingen voor de komende 30 jaar. Deze Erfgoedviering, met panelgesprek, lezing en culturele intermezzo’s, vindt plaats in het Vredescentrum Antwerpen, van 18u30-22u. Meer info: www.voem.be.

We moeten zelf, samen met onze leden, die digitalisering omarmen. Met positieve, korte,

I

WASCABI 2019 43


STEUNPUNT VOOR BOVENLOKALE CULTUUR SCHIET ZOEKEND EN TASTEND UIT DE STARTBLOKKEN

Girlpower tussen lokaal en Vlaams Het kind mag dan nog geen definitieve naam hebben, zijn Vlaamse voogden sturen het met een zware boekentas de herfst in: kennis opbouwen, praktijken stimuleren en ontwikkelen, en beleid ondersteunen. Lien Verwaeren en Leonie Lanssens, nieuwe medewerkers van het Steunpunt voor Bovenlokale Cultuur, en ‘kwartiermaker’ Luc Martens, voorzitter van de raad van bestuur, doen het pionierswerk voor dit nieuwe tussenniveau. Hoe er mee voor zorgen dat amateurkunsten en sociaal-cultureel volwassenenwerk geen ondergeschoven kindjes zijn in de nieuwe klas? “We willen een kwalitatieve dienstverlening neerzetten. We willen dus niet zomaar op alles ‘ja’ zeggen.”

D

e “kwartiermaker” was de militair die vooruitgestuurd werd om de kampplaats te organiseren waar de soldaten na het wapengekletter konden rusten. Niet dat cultuur oorlog is, maar het team van het nieuwe Steunpunt voor Bovenlokale Cultuur dat op 1 januari 2019 van start ging, heeft een beetje het gevoel in niemandsland te staan, op onzeker en onvast terrein. Het is volop zoeken, naar de juiste mensen, de juiste partners, de juiste invulling. Met “kwartiermaker” en voorzitter van de raad van bestuur Luc Martens kijkt een ervaren rot in de achterhoede mee.

I

44 WASCABI 2019

Martens, gevraagd door Sven Gatz, was in een ander leven zelf Vlaams minister van Cultuur. “Je hebt mensen die eerst minister moeten worden voor ze zich interesseren voor cultuur, ik had die belangstelling ervoor en erna.” Hij schoof begin juni voor Wascabi aan tafel met twee stuwende medewerkers van het nieuwe Steunpunt: Leonie Lanssens, voordien actief bij de belangenbehartiger van de cultuur­centra, de Vereniging Vlaamse Cultuurcentra en Gemeenschapscentra, en Lien Verwaeren van de intussen ontbonden vzw Forum voor Amateurkunsten.


Jullie bestaan sinds 31 oktober 2018 op papier en zijn operationeel sinds begin januari 2019. Hoe zagen de eerste maanden eruit? Leonie Lanssens: “We waren in die eerste maanden vooral bezig met opstarten, en met de dynamiek van ons nieuwe team. Het klikt en iedereen wil er voluit voor gaan. We mogen pionierswerk doen. Al ligt er geen evidente uitdaging op tafel, zo’n steunpunt uit de grond stampen.”

Is die pittige start het gevolg van de ruime opdracht van het Steunpunt voor Bovenlokale Cultuur? Jullie moeten veel doelgroepen tevreden houden. Lien Verwaeren: “Het is vooral veel omdat we met een dubbele opstart zitten. Er is de organisatorische kant: bank, verzekering, huisvesting. En daarnaast de opstart met het nieuwe decreet Bovenlokale Cultuurwerking, dat is zoeken. We zijn direct begonnen met de ondersteuning bij de

eerste projectenronde. Dat geeft voldoening, want mensen en organisaties zijn hard op zoek naar informatie. Al is het in je hoofd soms wel schizofreen, want je werkt op heel veel thema’s. Tegelijkertijd moeten we ook op de langere termijn plannen.” Leonie Lanssens: “We volgen bovendien de krappe timing uit het decreet, dus we bouwen de directe ondersteuning en de dienstverlening uit voor indieners op dit decreet én

I

WASCABI 2019 45


we schrijven een eigen beleidsplan én we reserveren de nodige ruimte voor verdieping en om na te denken over de toekomst van het Steunpunt. Dit alles in een tijdspanne van enkele maanden, in een volledig nieuwe organisatie. We werken inderdaad voor een heel breed cultureel veld en dat vraagt nog finetuning: op wie spelen we eerst in, en hoe bereiken we dan daarna die andere doelgroepen?” Benoem eens welke doelgroepen voor jullie in de eerste plaats belangrijk zijn? Leonie Lanssens: “Dat zijn momenteel de indieners voor de projectsubsidielijn. En verder de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die een dossier voorbereiden.”

Lien Verwaeren: “Het gaat dus om de mensen, organisaties en besturen die indienen op het decreet, maar daarnaast ligt natuurlijk een heel veld dat niet indient. Hoe verhouden we ons tot die verschillende sectoren van amateurkunsten, sociaal-cultureel volwassenenwerk en kunsten? Wat kunnen we voor wie betekenen, en dit samen met de andere steunpunten en belangenbehartigers? Wie heeft ons het meest en het dringendst nodig? Dat is zoeken.” Luc Martens: “Het Steunpunt moet zich een lerende organisatie tonen. Tegelijkertijd mag dat geen excuus zijn om het niet op een professionele manier aan te pakken. Met de raad van bestuur waren we in elk geval aangenaam verrast door zoveel girlpower. We zullen ons ook scherp

I

46 WASCABI 2019

“Wij willen als raad van bestuur meer doen dan toekijken op de centen en de vorm. We willen kritisch meedenken” LUC MARTENS

moeten zetten! Ik zeg dat badinerend, maar wij willen als raad van bestuur zeker meer doen dan toekijken op de centen en de vorm. De raad van bestuur bevat mensen die verwant zijn met het culturele veld en die ervaring kunnen inbrengen.

We willen kritisch meedenken. Het is voor het Steunpunt niet evident om mensen en organisaties wegwijs te maken op een moment dat het Departement Cultuur, Jeugd en Media het ook nog niet helemaal weet en alle partners op zoek zijn.


andere opdracht vanuit het decreet Bovenlokale Cultuurwerking. We zijn op dit moment, in het kader van ons beleidsplan, het veld aan het bevragen, en we zoeken partners om de taken te verdelen. Wie kan wat aanbieden?”

Er wordt van mekaar veel goede wil verwacht om dat tot een goed einde te brengen en de booby traps te vermijden, maar ik heb er vertrouwen in.” De minister zelf benadrukte dat het Steunpunt ook de lokale cultuurwerking moet ondersteunen. De verwachtingen zijn dus hoog gespannen. De beoogde doelgroep is, zoals gezegd, ruim. Maar het team is klein. Hoe proberen jullie dit te rijmen? Lien Verwaeren: “We voelen dat de vraag en bijgevolg de druk op het Steunpunt voor Bovenlokale Cultuur heel groot zijn. We zoeken partners en er is bij de andere bovenbouworganisaties veel goesting om samen te werken. We worden vaak met Locus vergeleken, maar we zijn kleiner en we hebben ook een

Leonie Lanssens: “We erkennen dat er ondersteuning nodig is op het lokale cultuurniveau. Maar we zijn als organisatie nog onze eigen identiteit aan het bepalen. We willen een kwalitatieve dienstverlening kunnen neerzetten. We willen dus niet zomaar op alles ‘ja’ zeggen en snel op alles springen. Onze decretale opdracht vertrekt vanuit het bovenlokale. We moeten nu bepalen hoe we het lokale verweven met het bovenlokale, hoe die twee zich verhouden tot onze inhoudelijke werking en hoe we daar transversaal op kunnen inspelen. Het is te vroeg om daar al duidelijke keuzes in te maken.” Zien jullie daar een rol voor Socius, De Federatie of de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG)? Op welke vlakken kunnen zij bondgenoten zijn? Luc Martens: “Daar zijn al gesprekken over geweest. Moet de VVSG na het wegvallen van Locus het platform worden voor de ondersteuning van het lokale niveau? Die gesprekken hebben nog niet tot resultaat geleid, maar de VVSG is voor het lokaal beleid sowieso een belangrijke partner. Dat komt zeker op het bord van de nieuwe minister van Cultuur. Ik heb er de parlementaire stukken op na gelezen toen ik de opdracht aanvaardde: de focus lag op dat veld

tussen het lokale en het Vlaamse – op dat bovenlokale tussengebied. Het is vrij recent dat zowel vanuit het departement als vanuit het kabinet het signaal is gekomen dat we het lokale niet uit het oog mogen verliezen. We hebben ook met De Federatie al een eerste open gesprek gehad. De dynamiek die jullie willen ontwikkelen is voor ons en voor de collega’s in andere sectoren een uitnodiging.” De term ‘bovenlokaal’ is redelijk flou, niet? Leonie Lanssens: “De term is voor interpretatie vatbaar, maar zo heeft het decreet het bedoeld. Het wil culturele praktijken van onderuit laten groeien. Het culturele veld krijgt de kans om zelf dat begrip in te vullen. De houvast daarbij is: wat de lokale grenzen overstijgt en geen weerslag heeft op het volledige Vlaamse niveau.” Welke veranderingen of verschuivingen zullen er zijn door dit decreet Bovenlokale Cultuurwerking over pakweg tien jaar? Leonie Lanssens: “We verwachten dat tegen dan de meerwaarde van bovenlokaal en transversaal werken een evidentie zal zijn.”

Luc Martens: “Het decreet past helemaal in de regionale ontwikkelingen die de Vlaamse regering gestimuleerd heeft. Het antwoord op de afbouw en de ontmanteling van de provincies moet in elk geval daar gezocht worden. Niet op de manier waarop de provincies het deden, maar veel meer via dynamiek en samenwerking van onderuit. De

I

WASCABI 2019 47


provincies steunden wel initiatieven waarvan ze inschatten dat ze het lokale overstegen, maar het idee van transversaal werken, van geïntegreerd denken, stond in de regel minder voorop.”

“De meeste intergemeentelijke samenwerkingsverbanden hebben, waar relevant, de ambitie om te groeien op het vlak van amateur­kunsten of sociaal-cultureel werk” LIEN VERWAEREN

Sterke regionale spelers die al een hele tijd meedraaien zijn de Vormingplussen. Hoe ziet het samenspel met hen eruit? Lien Verwaeren: “Ze zijn een belangrijke speler omdat ze gebiedsdekkend zijn en ook een andere doelgroep bereiken dan een intergemeentelijk samenwerkingsverband momenteel bereikt. Dus ja, we willen met hen in gesprek gaan. Los daarvan waren er al vragen van Vormingplussen die een infosessie voor lokale cultuurschepenen en -ambtenaren willen organiseren. Dat soort samenwerking gaan wij graag aan, maar we willen daarvoor ook structureler in overleg gaan, ook via jullie en Socius.”

Luc Martens: “Je kan het ook opentrekken naar andere organisaties. Denk aan cultuurcentra of bibliotheken. Vele zijn op zoek naar hun plaats. Ze moeten hun specifieke profiel en hun specifieke decreet

I

48 WASCABI 2019

loslaten en dat versnelt de interne reflectie die er ook voorheen al was. De bibliotheken bekijken of ze belevingscentra worden of de klassieke benadering handhaven. Cultuurcentra vragen zich af in welke mate ze zich in de samenleving gaan plaatsen. Het zoeken bij ons weerspiegelt de vele onzekerheden op het terrein zelf.” Er is een eerste projectenronde, met als deadline 15 mei, geweest. Zien jullie al tendensen? Lien Verwaeren: “Er zijn 155 aanvragen in KIOSK die nu naar de beoordelingscommissies gaan. We hebben nog geen zicht op de regionale spreiding, op de sectoren of op de gevraagde budgetten. In totaal is er per jaar 7,5 miljoen euro te verdelen.” Een bezorgdheid voor De Federatie is de brede sociaal-culturele blik op culturele finaliteit, een van de voorwaarden voor projectsubsidies. Zal het sociaal-culturele zijn plek vinden in die nieuwe realiteit? In jullie workshops ging het vaak over zichtbare en herkenbare artistieke aspecten. Maar sociaal-cultureel werk gaat ook over maatschappelijke vraagstukken vastpakken en zoeken naar innovatieve antwoorden. Zal daar voldoende oog voor zijn? Heeft de pool beoordelaars daar voeling mee? Heeft het team van het Steunpunt de expertise om daarover te waken? Lien Verwaeren: “De beoordelaars zijn natuurlijk niet door ons gekozen of gebrieft. De pool is goedgekeurd door de Vlaamse regering en het

departement deed de briefing. Er is bij de samenstelling zeker rekening gehouden met regionale spreiding, en met kennis van bepaalde disciplines. Na de resultaten van de eerste ronde zullen we de selectie goed in kaart brengen en kijken welke sectoren goed scoren en welke uit de boot vallen.” Leonie Lanssens: “We overleggen regelmatig met het departement. Op die manier trachten we een signaalfunctie op te nemen en aandachtspunten van het veld door te spelen.” Geef eens een paar voorbeelden van mogelijke drempels? Leonie Lanssens: “Bijvoorbeeld de benadering van die culturele finaliteit. Dat wordt breed opengelaten en dat is een kans. Het kan van onderuit vorm krijgen en biedt dus de mogelijkheid om die brede sociaal-culturele blik toe te passen. Maar het kan ook als een drempel ervaren worden. In contacten voel je dat er behoefte is aan een strikter kader, zodat indieners op dit decreet op voorhand weten of de energie en de tijd die ze erin steken zullen lonen. Of dat zo is, kunnen wij op dit moment als Steunpunt niet inschatten. Wij kunnen alleen enthousiasmeren en aangeven of een bepaald voorstel in aanmerking kan komen. Als wij te sturend optreden en dat begrip te veel zelf invullen, gaan er misschien kansen voor het veld verloren. Het is nog niet het moment voor het Steunpunt om dat te doen. Het is in elk geval onze rol om het gesprek daarover te voeden.”


“ In contacten voel je dat er behoefte is aan een strikter kader, zodat indieners op dit decreet op voorhand weten of de energie en de tijd die ze erin steken zullen lonen” LEONIE LANSSENS

“Nu de rol van de provincies weg is, is er plots het besef van hoe belangrijk zo’n tussenniveau wel is” LIEN VERWAEREN

I

WASCABI 2019 49


Lien Verwaeren: “We zijn heel benieuwd naar de output van die eerste ronde. We hebben daarna een leessessie gepland om te kijken welke de goede en welke de minder goede dossiers zijn. We zullen er lessen uit trekken voor onze werking.” Wat stelt de coaching van het Steunpunt voor in deze fase? Hoe gaat dat in zijn werk? Leonie Lanssens: “We krijgen heel praktische vragen en informeren dus vooral over het decreet. Daarnaast zijn we een klankbord. We hebben een toolkit ontwikkeld om het bovenlokale en het transversale denken te stimuleren. Zo bieden we houvast bij de stapsgewijze uitwerking van een projectidee, met oefeningen die inspelen op de criteria waaraan een projectdossier moet voldoen.”

Lien Verwaeren: “We hebben in het voorjaar workshops voor de projectindieners georganiseerd, waar we werkten met grote groepen in regionale sessies. Deelnemers kregen eerst een algemene uitleg en ruimte om vragen te stellen. Nadien gingen ze aan de slag met de toolkit. We deden het zo omdat het op die korte tijd niet haalbaar was om hen allemaal apart te zien.” Luc Martens: “Dat is een heel delicate opdracht. Een organisatie vraagt advies, maar als onze medewerkers te veel deel worden van haar denkproces, kan ze zich bedot voelen als haar project het niet haalt. Onze medewerkers moeten voldoende betrokken zijn, maar tegelijk

I

50 WASCABI 2019

voldoende afstand houden en de verantwoordelijkheid en de creativiteit blijven leggen waar ze ligt, namelijk bij de organisaties zelf.” Leonie Lanssens: “De vragen komen uit verschillende hoeken en gaan vooral over wat wel en niet kan binnen dit decreet. Ze komen van een combinatie van professionele spelers en vrijwilligers. We zullen daar bij de verdere uitwerking van onze dienstverlening rekening mee houden want professionelen vergen een andere aanpak dan vrijwilligers. Eind 2019 moet ook duidelijk worden in welke mate wie vroeger in aanmerking kwam voor het transitiereglement nu kan overstappen naar het nieuwe decreet.” Er dreigen dus nog mensen en organisaties uit de boot te vallen? Wat gebeurt daarmee? Luc Martens: “De middelen zijn beperkt, er zullen dus flink wat projecten uit de boot vallen. Het bedrag dat voordien aan de provincies toekwam is niet in zijn geheel aan het bovenlokale overgedragen. Een groot deel is ingeschakeld in het Vlaamse beleid, zij het ook voor culturele doeleinden. Wat overblijft is beperkt. Dat zal leiden tot ontgoocheling. De vraag zal dus zijn: kan en wil de nieuwe regering in de

middelen voorzien die nodig zijn om aan te sluiten bij de verwachtingen in het veld? Het gaat niet over blindweg uitdelen, wel over veel goeds kansen geven.” Lien Verwaeren: “Er zijn veel organisaties die op dat bovenlokale tussenniveau op zoek zijn naar werkingsmiddelen, naar structurele middelen, terwijl dit een projectendecreet is. Dat wringt soms, want dan zie je hoe een organisatie een project maakt van een mooie en waardevolle reguliere werking, om toch maar geld te hebben om die te kunnen ontwikkelen.” Het Steunpunt heeft een deel van de middelen gekregen van het vroegere Forum voor Amateurkunsten, en ook van het personeel is een aantal mensen overgestapt. Amateurkunstenorganisaties blijven wat op hun honger zitten. Wat kunnen ze verwachten? Een vast aanspreekpunt? Een plek op de website? Een zitje in het bestuur? Ze vrezen dat een aantal zaken die belangrijk zijn voor hen, zoals de afstemming met het deeltijds kunst­ onderwijs, stilvalt. Lien Verwaeren: “Voor ons zijn de amateurkunstenorganisaties en De Federatie belangrijke partners. We hebben elementen uit de werking


regelmatige basis mee in gesprek gaat dan dat één bestuurder zich daarop gooit. Er zijn andere manieren om samen te werken met partners en er voeling mee te houden.”

“Het is niet houdbaar om in te zetten op een én-énverhaal als daar niets tegenover staat. We moeten, soms met pijn in het hart, keuzes maken” LEONIE LANSSENS

van het Forum voor Amateurkunsten opgenomen, zoals het onderzoek ‘Amateurkunsten in beeld gebracht’. Dat wordt hier opgevolgd. Momenteel bepalen we hoe dat in ons beleidsplan komt. We ontwikkelen ook een matrixstructuur voor ons personeel. Personeelsleden zullen ook een sector of een discipline opvolgen.”

vanuit het eigen perspectief en bekijken welke meerwaarde we voor elkaar hebben. Hoe dynamisch dat platform kan zijn, zal afhangen van de goede relaties, maar ik heb het gevoel dat er vertrouwen is. We moeten ons in elk geval afvragen welke verzuchtingen de meest essentiële zijn om te komen tot wat we willen.”

Luc Martens: “Het zal hoe dan ook dynamisch zijn. Ons werkmodel wordt een Rubiks kubus waarin je alle elementen en facetten probeert samen te brengen, zonder dat je per se een en dezelfde kleur wil bekomen op elke zijde. Het Steunpunt wil een platform creëren waarop iedereen mee kan denken over het geheel

Er is een structurele inbedding nodig, niet? Het mag toch niet afhangen van de toevalligheid van één persoon op een bepaalde stoel. Lien Verwaeren: “De negen amateurkunstenorganisaties die wij ook als belangrijke partners zien, komen bij jullie geregeld samen. Het is zinvoller dat er iemand van ons op

In welke mate zullen de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (IGS’en) de transversale gedachte meenemen? Vroeger beperkten ze zich tot cultuurcommunicatie en programmatie, maar die blik wordt opengetrokken. Hebben zij de finesses van de amateurkunsten of het sociaal-cultureel werk in de vingers? Lien Verwaeren: “De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met interesse voor het decreet zijn volop hun plannen aan het uitwerken. Uit wat we al zagen blijkt dat sommige IGS’en al verder staan in het trans­ versale denken dan andere. De meerderheid heeft in elk geval de ambitie om breder te gaan en waar relevant te groeien op het vlak van amateurkunsten of sociaal-cultureel werk.”

Leonie Lanssens: “Je merkt dat ze in een groeiproces zitten. De gemeenteraadsverkiezingen zijn net achter de rug, er zijn nieuwe besturen. Ze moeten draagvlak creëren en een vertrouwensband opbouwen met nieuwe mandatarissen, dat vraagt tijd. Daar komt hun nieuwe opdracht als regisseur in de regio bovenop. Ook zij krijgen ruimte om die regierol in te vullen. Dat zal verschillen van streek tot streek. Maar er is veel goesting. Het leeft.”

I

WASCABI 2019 51


Er is binnenkort een nieuwe minister. Wat leggen jullie op zijn of haar bord? Leonie Lanssens: “Een gesprek is zeker op zijn plaats. Dat gesprek willen we goed onderbouwen. Daarom moeten we zelf eerst dat bovenlokale veld meer in kaart brengen en een inventaris maken om te zien waar de tekorten en de kansen zitten, hoe dat matcht met het decreet en waar moet bijgestuurd worden. Wij moeten die signalen uit het veld doorgeven.”

Lien Verwaeren: “De nieuwe minister zal nieuwe beleidsprioriteiten bepalen. We willen daarover mee nadenken.” Luc Martens: “Wat zeker moet bekeken worden is de draagwijdte van het lokale. We zijn niet avers van het lokale. Dat is niet beneden onze stand. Want dat is het draagvlak voor alles. Maar met welke menskracht binnen het Steunpunt gaan we dat doen? Daar moet zeker over gesproken worden.” Leonie Lanssens: “We weten uit onze vorige job wat nodig is en waar die ondersteuning moet komen. Maar het is niet wenselijk en niet houdbaar om in te zetten op een ­én-énverhaal als daar niets tegenover staat. Daarom moeten we, soms met pijn in het hart, keuzes maken.” Luc Martens: “Het departement zal ook moeten verduidelijken. Er zijn daar heel wat sterke mensen van goede wil, laat dat duidelijk zijn, maar er is meer nodig dan goede wil. Zij

I

52 WASCABI 2019

“Wat zeker moet bekeken worden is de draagwijdte van het lokale. Dat is niet beneden onze stand. Maar met welke menskracht binnen het Steunpunt gaan we dat doen?” LUC MARTENS

moeten ook zelf expertise opbouwen. Wat is de rol van een overheid, van het departement, van de private sector, van de steunpunten? Naargelang de sectoren wordt daar niet altijd op dezelfde manier mee omgegaan. Ik mis coherentie. De tandwielen moeten goed op elkaar inhaken. Daar is zeker nog finetuning nodig.” Waar wil het Steunpunt voor Boven­ lokale Cultuur staan over vijf jaar? Lien Verwaeren: “Binnen twee jaar moet ons netwerk sterk genoeg zijn. Wie een project heeft op dat bovenlokale moet ons meteen weten te vinden en wij moeten stevig in onze schoenen staan om hen daar goed in te begeleiden. De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zijn tegen dan een belangrijke partner waarmee goed afgebakend is wat wij doen en wat zij doen, want we zullen altijd op snijvlakken komen met de verschillende sectoren.”

Leonie Lanssens: “Daarnaast willen we op de korte termijn meer richting geven aan de invulling van het begrip bovenlokaal. Na vijf jaar moet

duidelijk zijn hoe op een innovatieve manier op dat bovenlokale niveau wordt ingespeeld. De kennis en de expertise die we tegen dan hebben opgebouwd, hebben we ook teruggekaatst naar het veld en andere stakeholders.” Luc Martens: “Het lokale beleid mag zich in elk geval niet bezondigen aan een soort lokalisme dat zich terugtrekt binnen de eigen gemeentegrenzen, met culturele actoren die terugvallen op zichzelf. Besturen moeten geloven dat het voor de eigen gemeente een meerwaarde is om ook voor hun Cultuurbeleid met andere gemeenten samen te werken. En dat vraagt vertrouwen.” Lien Verwaeren: “Daarom zullen we visibiliteit geven aan de meerwaarde van het bovenlokale en transversale samenwerken, voor beleidsmakers en voor een breder publiek. Het brede publiek heeft nooit de meerwaarde gezien van de provincies omdat het niet zichtbaar was wat ze voor hen, als burger, betekenden. Nu hun rol is weggevallen, beseffen velen in de culturele wereld plots wel wat het belang van zo’n tussenniveau is. We moeten dit voor dit nieuwe bovenlokale niveau duidelijk maken.” VRAGEN OF REACTIES?

elke@defederatie.org


ELKE VERHAEGHE, DE FEDERATIE

Tankplaats voor doeners en denkers Een nieuw decreet. Een nieuwe realiteit. Bovenlokaal cultuurwerk zal de komende jaren steeds nadrukkelijker vorm krijgen, zo vernamen we van Lien, Leonie en Luc. Ook De Federatie volgt deze evolutie op de voet. Elke Verhaeghe geeft meer uitleg.

In welke mate zullen sociaal-­ cultureel volwassenenwerk, amateurkunsten en burgerinitiatieven wel varen bij dat nieuwe decreet? Dat is een vraag die we graag beantwoorden door in de buik van Vlaanderen te kijken. Met onze ‘State of the Region’ sprokkelen we de komende jaren de nodige informatie bijeen. Cijfers, feiten en verhalen moeten ons helpen om het wel en wee van het bovenlokaal decreet in kaart te brengen. Burgers die positieve alternatieven zoeken voor onze samenleving en de drive hebben om met hun project te groeien – en zo het lokale te overstijgen – geven wij maar al te graag een stem in het bovenlokale debat. Op die manier zijn we goed voorbereid wanneer het decreet Bovenlokale Cultuurwerking tegen het licht wordt gehouden. Want de komst van het bovenlokale tussenniveau biedt nieuwe uitdagingen en vraagt dus gepaste antwoorden. Polsen naar behoeften is één ding. Onze ‘State of the Region’ wil ook inhoud bieden. En dat keer op keer. Twee à drie maal per jaar strijken De Federatie, De Wakkere Burger en

Stichting Lodewijk De Raet als vaste partners ergens te lande neer. Samen met de betrokken Vormingpluscentra willen we een spraakmakend event neerpoten voor burgerinitiatieven met ambitie en indieners van bovenlokale projecten. We mikken op een echte tankplaats voor doeners en denkers. Zo willen we nieuwe inzichten, inspiratie en ontmoeting brengen. De concrete invulling is iedere keer een tikkeltje anders. Veel hangt af van de expertise of de inbreng van plaatselijke partners en de behoeften van die specifieke regio. Waar zal je ons komende de maanden zien opduiken? In november 2019 trekken we richting Oost-Brabant. Daarna, begin 2020, gaat State of the Region naar Midden- en ZuidwestVlaanderen. De eerste voorbereidingen zijn al volop aan de gang. Later volgen nog zes locaties en kansen om als burgerinitiatief of bovenlokaal project ideeën op te doen, concrete hulplijntjes in te schakelen of aan te geven welke actuele behoeften allemaal leven. Nieuwsgierig naar het vervolg? Schrijf je dan in op onze bovenlokale nieuwsbrief.”

I

WASCABI 2019 53


LUC DELRUE OVER DRIE JAAR AAN HET ROER VAN CULTUUR, JEUGD EN MEDIA

Luwte voor de storm Zoveel moois gaat er schuil onder de brede vleugels van Cultuur. Toch hoort Luc Delrue, secretaris-generaal van het Departement Cultuur, Jeugd en Media, overal klagen. De burn-outs swingen de pan uit in de sector. Na drie jaar aan het roer van zijn administratie weet hij waar de boosdoeners te vinden zijn en wil hij, samen met de steunpunten en de sectorfederaties, zoeken naar duurzame manieren om de sector, en de mensen erin, gelukkiger te maken.

H

et is speeltijd voor Luc Delrue aan het roer van het Departement Cultuur, Jeugd en Media. Hij is in blijde verwachting van een nieuwe Vlaamse regering. De das en de tong gaan wat losser. In de politieke luwte kan Delrue rustig nadenken over hoe de toekomst er moet uitzien, voor de cultuur- en jeugdsector en voor de administratie die voor de kunsten, het sociaal-cultureel volwassenenwerk, de film, de letteren, het lokale en bovenlokale cultuurbeleid, de media en de jeugdsector mee de bakens uitzet.

Ons vorige interview dateert van 2016, enkele maanden na uw aanstelling tot secretaris-generaal van het Departement Cultuur, Jeugd en Media. U was toen nog zoekende, maar erg ambitieus. U zei toen: “Soms moet je een deficit nemen in het nu en uitleggen aan mensen dat dit je niet zal verhinderen om toch vooruit te gaan.” Is het zo gelopen? Tekent zich een duidelijk toekomstpad af? De kern van de herstructurering is in grote lijnen intern geaccepteerd. Waar wel bijvoorbeeld spanning op zit is de wijze waarop de besluitvorming gebeurt. Daar moet verder aan

“ I

54 WASCABI 2019

gewerkt worden. Het blijft ook zoeken naar wat van het departement verwacht wordt in tijden van continue besparingen en technocratisering. Het is al meten en weten wat de klok slaat. Dat is niet mijn manier om een organisatie te runnen. Voor mij zijn de uitgangspunten kwaliteit en duurzaamheid. Onder druk van de besparingen moeten we steeds strikter aantonen waarvoor en hoe we mensen inzetten. Vroeger volgden besparingen een eenvoudige schaal: ons departement is goed voor 2 procent van het Vlaamse budget, dan komt 2 procent van de besparingen van Cultuur, Jeugd en Media. Nu moet je steeds duidelijker bewijzen dat je je mensen nodig hebt en dat zal in de toekomst nog meer zo zijn. Welke zijn je kerntaken? Dat functionele en tijdsgebonden denken staat haaks op een organisatie die denkt en werkt vanuit kwaliteit en meerwaarde voor de sector. Daar hebben medewerkers het lastig mee. Sinds ik hier ben, zijn meer dan 80 medewerkers vertrokken. Tegen eind 2019 zullen we in drie jaar 18 procent bespaard hebben op onze personeelsbezetting. Dat is echt véél volk. Positief is dat er ook veel



jonge mensen zijn ingestroomd. Steeds meer jongeren zien een baan bij de Vlaamse overheid als een springplank. Dat zegt iets over de aantrekkingskracht van werken bij de overheid. Maar ze stromen ook snel weer uit en gaan elders, dikwijls in de sector zelf, aan de slag. In- en uitstroom is interessant, maar te veel en te snel ondermijnt de continuïteit. Dat heeft gevolgen voor de kwaliteit van de beleidsuitvoering en de kennisoverdracht. En kennisontwikkeling is zeer cruciaal. We zijn meer en meer bezig met kennis verwerven, kennis opslaan, kennis doorgeven en kennis bewaren. Uit het tevredenheidsonderzoek van de medewerkers blijkt dat de jonge generatie heel positief staat tegenover een sterke transversale en verbindende aanpak. De oudere generatie is gepokt en gemazeld in een andere bedrijfscultuur. Voor haar staat kwaliteit boven tijdsbeheer en procesmatig denken. Ze zijn het gewoon om per sector in de diepte te werken. We moeten een mix vinden om die kwaliteit en die diepte te bewaren, en toch ook die functionaliteit erin te krijgen. Die complexiteit had ik niet verwacht toen ik begon.” Iedereen die bij een organisatie start, vertrekt met een bepaald traject in gedachten en komt onderweg stoorzenders tegen. Welke waren dat voor u binnen dit ambtelijk apparaat? Ik heb in mijn jobs heel veel ondernemingskracht aan de dag moeten leggen. Ik heb nieuwe organisaties opgestart, andere heropgebouwd of omgebouwd. Hier gaat dat moeilijker

I

56 WASCABI 2019

en trager. Heel veel externe factoren – de politiek, het werkveld, de Vlaams overheidsorganisatie – bepalen sterk mee in welke richting je moet varen. Ik wilde op twee jaar mijn hervorming doorvoeren. ‘Te snel’, zei één groep mensen. ‘Je moet een traject van drie tot vijf jaar uittekenen.’ Een tweede groep mensen zei net dat ik supersnel moest gaan omdat het departement veranderingsmoe is na twee grote herstructureringen in de jaren voordien. ‘Kiezen voor de korte pijn,’ zeiden ze. Maar als je snel gaat, bots je op een door de jaren heen gevormde bedrijfscultuur. Deze bedrijfscultuur is niet beter of slechter, maar gewoon anders. Uiteindelijk gaan we opnieuw iets sturender werken.” In 2016 vond u het belangrijk om op grotere schaal te gaan werken, zowel bij de overheid als bij de organisaties, om beter voorbereid te zijn op de toekomst. Toch merken wij in het beleid ook een andere tendens: een groeiende aandacht voor het kleinere initiatief, het bovenlokale, het niet-gesubsidieerde. De aandacht voor het transversale verhaal slorpt veel energie op. We proberen uiteraard de subsidielijnen zo goed mogelijk uit te voeren, maar vele nieuwe transversale thema’s zoals aanvullende financiering, diversiteit, MeToo, duurzaamheid, radicalisering en veel nieuwe thema’s in de media zoals zoals DAB+ en de toekenning van radiofrequenties vragen veel zorg en veel tijd van individuele medewerkers. Sinds ik begonnen ben is er een twintigtal nieuwe inhoudelijke thema’s

“ Het is al meten en weten wat de klok slaat. Dat kan toch niet de enige sturende factor zijn om een overheidsorganisatie te runnen”

bijgekomen in de werking. Twintig thema’s waarvoor je interne specialisten moet vinden, die zich moeten inwerken ten koste van andere opdrachten. Er wordt onderschat hoe complex en versnipperd ons werk is geworden. Vroeger had je een viertal decreten met hun subsidierondes en dat was het. Onlangs vertelde een collega hoeveel subsdidielijnen er zijn bijgekomen de laatste vijf jaar. We zitten nu in totaal aan 150. Neem nu het maatschappelijke ‘bottom-upverhaal’. Vroeger wist je dat dit in de werking van de sociaal-culturele organisaties verweven zat. Nu zie je dat ook andere sectoren die sterke maatschappelijke verwevenheid uitdrukkelijk meepakken. Dit is uiteraard een goede zaak, maar hoe verhoudt zich dit dan tot wat de sociaal-culturele sector doet? De volgende minister zal ook met nieuwe thema’s afkomen en dan komen er misschien weer subsidielijnen bij. Dat versplinterende landschap is voor de administratie een grote uitdaging.” Jeugd en sociaal-cultureel volwassenenwerk zijn de meer maatschappelijke entiteiten binnen Cultuur, Jeugd en Media. Laat dat maatschappelijke en transversale nu ook voor u een richtsnoer zijn. Toch merken we in de beoordelingen van


bijvoorbeeld projectregelingen dat er met dat maatschappelijke karakter geworsteld wordt. Is dat wel cultuur, hoor je dan? Diezelfde vraag kan je stellen voor erfgoed of voor kunsten. Hoe kan je vandaag nog relevant zijn als kunstenorganisatie als je niet dat maatschappelijke perspectief meepakt? Neem ergfoed. Er is zoveel erfgoed. Wat gaan we overhouden? Wat is maatschappelijk belangrijk en wie gaat dat evalueren en valideren? In welke mate kunnen sociaal-culturele organisaties dat valoriseren? Jonge mensen zijn zo opgeleid, ze kijken veel maatschappelijker, en niet langer vanuit één perspectief. Maar waar gaan we met dat holistisch denken naartoe? In Vlaanderen zit je met elf departementen die te weinig samenwerken. Je hebt wel instrumenten om het transversale te stimuleren. Maar er is niet altijd voldoende wil en inzicht om hier volop voor te gaan. Er zijn te weinig crossovers.”

Er zijn inderdaad heel wat transversale subsidielijnen. Spek voor de bek van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, maar we stellen vast dat organisaties met hetzelfde fenomeen geconfronteerd worden als de administratie. Ook zij moeten veel tijd en werk steken in die extra projecten. Waarom geeft de overheid niet meer witruimte in het decreet, zodat organisaties vanzelf innoveren? Daar komt bij dat organisaties in alle sectoren al tot 25 procent van hun inkomsten halen uit niet-structurele projectsubsidies. Dat gebeurt vanzelf wanneer sectoren volwassen

worden, dan klinkt de vraag naar experimenteren volop. We zitten nu met die versplintering, maar ik denk dat we moeten zoeken naar een goede verhouding tussen thematische en sectorale decreten. Persoonlijk geloof ik ook in het idee van de culturele ruimte, waarbij je organisaties meer doet samenwerken in een soort natuurlijke geografische ruimte. Elke organisatie concentreert zich op haar kernactiviteiten en de overkoepelende taken zoals zakelijke aspecten of communicatie worden waargenomen door een back office. Dat is ook waar jullie op inspelen met Scwitch, maar je kan daar een stap verder in gaan. Je zal altijd nog de grote spelers hebben, maar die kunnen niet alle thema’s binnenpakken. Kleine spelers kunnen dit gemakkelijker opnemen, maar zij hebben dan de neiging om daar een hele structuur rond te bouwen. Dat is ook weer niet de bedoeling. De volgende minister moet daar een antwoord op vinden: vernieuwen zonder dat alles op de schop gaat.” Zou het al helpen als de volgende minister van Cultuur deze bevoegdheid combineert met een andere, om daar een doorbraak te forceren? Dat heeft voor- en nadelen. In Nederland zitten Onderwijs en Cultuur samen. Het voordeel is dat je vanzelf veel sneller crossovers krijgt. Maar in zo’n constellatie krijgt Cultuur vaak minder aandacht. Cultuur is dan niet de kernactiviteit. En het is niet omdat je in een grotere pot zit, dat je automatisch ook meer geld krijgt.”

Nu is er één minister voor Jeugd, Cultuur, Sociaal-cultureel Werk en Media. Zijn die voor u een en ondeelbaar? Of kan Jeugd bijvoorbeeld bij een ander domein worden ondergebracht? De jeugdsector zelf dringt erop aan dat Jeugd bij Cultuur blijft. Als je Jeugd bij een ander domein voegt zoals bijvoorbeeld Welzijn of Onderwijs, dan beland je met Jeugd in een heel ander verhaal. Als je het koppelt aan Onderwijs, dan gaat het verbindende van het jeugdwerk minder gewicht krijgen. Het jeugdwerk in Vlaanderen is uniek en gans Europa benijdt ons zijn kwaliteit. Als Jeugd bij Welzijn komt, dreigt het verzorgende aspect dominant te worden. Nu zit Jeugd in het domein vrije tijd. Dat is onwaarschijnlijk belangrijk, want uiteindelijk kom je uit bij het verenigingsleven dat zo cruciaal is voor de samenleving.”

De bovenbouw werd de afgelopen jaren hertekend, met als resultaat een reeks nieuwe steunpunten zoals het Cultuurloket, het Expertisecentrum Vrijwilligerswerk en het Steunpunt voor Bovenlokale Cultuur. Dat is opnieuw een thematisering van de steunpunten. Gaan er, met de nieuwe thema’s, nog meer steunpunten bijkomen? En wat is dan hun taak in relatie tot de administratie? Wij kunnen niet voor alles een thematisch steunpunt oprichten. Kijk, we hebben samen met de minister een inventaris van het landschap gemaakt. We kwamen tot drieënzestig organisaties – noem het belangenbehartigers, noem het

I

WASCABI 2019 57


“Ik hoop dat er in de nieuwe legislatuur eerst en vooral tijd genomen wordt om na te denken over wat goed loopt en waar we heen willen op de lange termijn”

steunpunten, in sommige sectoren is dat gekoppeld, in andere niet. We hebben dan geprobeerd om daar een lijn in te krijgen. Er zijn de sectorale steunpunten zoals Faro, Socius of het Kunstenpunt. Er zijn de thematische steunpunten zoals het Expertisecentrum Vrijwilligerswerk en Demos. En er zijn de gebiedsgerichte steunpunten zoals het Steunpunt voor Bovenlokale Cultuur. Wat dat in de praktijk geeft, zullen we nu zien. Aan dat Steunpunt voor Bovenlokale Cultuur is in elk geval behoefte. Door het verdwijnen van een aantal steunpunten was dat lokale minder vertegenwoordigd. En de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten kan niet alles in haar eentje afdekken. Er zijn genoeg goede en sterke spelers op Vlaams niveau die weten hoe het allemaal zit, maar voor het lokale en het bovenlokale is er meer ondersteuning voor organisaties en besturen nodig.” Waarom moet Cultuur altijd vechten om de kruimels bij de verdeling van het budget, terwijl de Vlaamse instellingen bij hun ontstaan als kern­opdracht hadden om de Vlaamse cultuur in de kijker te zetten? De budgettaire marges in ons domein zijn in de periode

I

58 WASCABI 2019

2014-2019 gedaald. Als een van de enige domeinen van de Vlaamse overheid. Dat is heel erg. En dat is niet de fout van deze minister. Maatschappelijk wordt de bijdrage van dit domein niet groot genoeg geacht. We roepen allemaal dat cultuur wezenlijk is, maar je ziet dat op geen enkel niveau weerspiegeld – niet lokaal, niet Vlaams, niet Europees, niet internationaal. We hebben keihard moeten werken om Cultuur in de grote beleidsuitdagingen van de volgende regering te wringen. Het is duidelijk dat mensen vinden dat er andere maatschappelijke prioriteiten zijn dan Cultuur of Jeugd. Volgens mij heeft dat deels te maken met het feit dat wij gezien worden als vrije tijd. En vrije tijd is geen prioriteit, hoewel dat evenzeer de levenskwaliteit bepaalt en maakt dat mensen zich goed voelen. Dáár kan maatschappelijk echt een verschil gemaakt worden.” Die meerwaarde is toch duidelijk voor iedereen die ze wil zien. De voorbije jaren had het beleid de mond vol van deradicalisering, de brede school, de persoonsvolgende financiering. Allemaal innovatieve ideeën die ooit samen met sociaal-culturele organisaties ontwikkeld zijn. Er is tonnen onderzoek over de economische meerwaarde van cultuur. En toch blijft dat beeld van vrije tijd en vrijblijvendheid. Het probleem is dat er veel middelen dienen te gaan naar het deficit van de samenleving: gevangenissen, de ziekenzorg, de psychiatrie, verbeteren van de leefomgeving en het milieu, het onevenwicht op de

arbeidsmarkt. Veel van de financiële en economische meerwaarde die de samenleving creëert gaat naar dat deficit. Daardoor is er minder geld voor domeinen die er net kunnen voor zorgen dat je minder maatschappelijke deficits hebt. Hoe keer je dat om? Je moet meer geld hebben, dus ga je meer investeren in economie en innovatie om een groter rendement te creëren. En dan? Nog meer burn-outs? We geraken moeilijk uit die vicieuze cirkel. Dat is zeker geen slechte wil van de politieke besluitvormers, ze zijn echt zoekende. Maar dat mechanisme laat nu weinig ruimte toe voor meer middelen voor Cultuur en Jeugd.” En met die werkelijkheid moeten we het dan doen in de volgende legislatuur? Maar het leven wordt duurder, ook voor organisaties. Ze zoeken elders middelen, vaak door meer te vragen voor hun activiteiten, waardoor het vrijetijdsleven duurder wordt. Dat klopt. En dan bots je op een ander probleem. Neem nu de UiTPAS. De UiTPAS is een kortingssysteem om de brede cultuurparticipatie te faciliteren en cultuur toegankelijk te maken voor mensen die het anders niet kunnen betalen. Hoeveel moet je daarin investeren? Wanneer is het genoeg? Welk aanbod is het beste voor die doelgroep en welk aanbod moet gecreëerd worden? Wij zien daar niet altijd de noodzakelijke vernieuwing. Grote organisaties bieden hun regulier aanbod aan en hun engagement gaat dikwijls niet verder dan het voeren van een goedkope


“Het huidige subsidiemodel – iedereen een beetje erbij, net genoeg om de index te compenseren – is niet houdbaar”“

I

WASCABI 2019 59


prijzenpolitiek. De toegangelijkheid zou meer gediend zijn met een nieuw en aangepast aanbod dat gerealiseerd wordt in samenwerking met de doelgroep. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk kan een brugfunctie hebben om samen met die klassieke culturele spelers een verhaal te creëren op maat van en samen met de bewuste doelgroepen.” In het sociaal-cultureel volwassenenwerk zitten we al over de 60 procent eigen inkomsten via bijvoorbeeld de markt en tewerkstellingsmaatregelen. Dankzij een hele brede basis van participanten. Alle organisaties in onze beleidsdomeinen werven naast subsidies andere inkomsten. Wanneer gaan we tevreden zijn? Als ze 20 procent van hun middelen van elders halen? 50 procent? Wanneer is het genoeg? Als je daar ook nog de waarde van het vrijwilligerswerk zou bijtellen, hoeveel is dan nog het procentuele aandeel van de subsidies? De spanning is groot en de organisaties zitten krap. Het huidige subsidie­ model – ­iedereen een beetje erbij, net genoeg om de index te compenseren – is niet houdbaar. Stel dat er in de volgende regeerperiode drie miljoen bijkomt voor de bestaande organisaties in het Sociaal-cultureel Werk. We spreken niet van nieuwe spelers, hé. Wat is de meerwaarde van die drie miljoen? Meer subsidie betekent niet altijd een betere inhoudelijke werking. Dat extra geld dient ook dikwijls om de organisatie te verbeteren of de personeelsuitgaven te verhogen om iets te doen aan de werkdruk. Hoe houd je dat evenwicht

I

60 WASCABI 2019

“De financieel-economische meerwaarde die de samenleving creëert gaat voor een groot deel naar maatschappelijke en menselijke deficits. Daardoor is er minder geld voor domeinen die er net voor kunnen zorgen dat je minder deficits hebt”

tussen groei, kwaliteitsverbetering en investering? De grote kritiek van externen die onze sector niet goed gezind zijn, is dikwijls dat wij een tewerkstellingsmachine geworden zijn met weinig economische meerwaarde. De maatschappelijke meerwaarde gaat verloren in het debat. We moeten dat beter uitleggen.” Maar het geld dat er bijkomt is toch vaak een logisch gevolg van een politieke keuze? De overheid wil een aantal ontwikkelingen binnen organisaties stimuleren en nieuwe organisaties meenemen. De meerwaarde daarvan is toch dat je nieuwe ontwikkelingen stimuleert? Als u vraagtekens plaatst bij de meerwaarde van die financiële injectie, dan gaat u ervan uit dat de sector met dat geld dezelfde dingen blijft doen. Die veronderstelling klopt niet. Je hebt gelijk, hoor. De veronderstelling is inderdaad dat als er geld bijkomt, dit naar nieuwe initiatieven gaat. Maar iedereen die in de praktijk heeft gestaan weet hoe moeilijk het is om nieuwe initiatieven echt kansen te geven in een organisatie waar het water aan de lippen staat. Moet de vernieuwing komen van een dynamische culturele ruimte met creatieve initiatieven of moet je de grotere structureel gesubsidieerde

organisaties laten inzetten op vernieuwing? Dit is een boeiende en complexe vraag die je nooit zwartwit kan beantwoorden. Maar je moet er goed over nadenken en zien waar je de hoofdmoot van de vernieuwing stimuleert.” Heeft de expertenbeoordeling daar een rol in gespeeld? Of zou ze die moeten spelen? Dat is delicaat. Mijn persoonlijke mening is dat de huidige manier van beoordelen niet vol te houden is. Niet omdat ze niet kwaliteitsvol is maar omdat ze veel te arbeidsintensief is en bijgevolg heel duur. Alleen al voor de beoordelingen van alle kunstensectordossiers tellen we meer dan tweehonderd commissieleden. Voor alle domeinen samen hebben we er zeshonderd. Soms lijkt het alsof alle medewerkers uit de sector worden opgetrommeld om commissielid te worden. Het is een helse opdracht om nog onafhankelijke commissieleden te vinden. Dit vergt ook een gigantische inzet van het departement. De visitatie- en beoordelingscyclus van de structureel gesubsidieerde organisaties van het sociaal-cultureel volwasenenwerk kost enorm veel aan arbeidstijd en commissiewerk. Dat is onhoudbaar. Want ondertussen blijven er projecten om te beoordelen bijkomen.”


Is dat niet onvermijdelijk? Je hebt een administratie die steeds jongere mensen aantrekt die weinig ervaring hebben? Je kan bijna niet anders dan daar voor de beoordelingen experten naast zetten. Ik zeg niet dat dit nu geen oplossing is. Maar als je vooruitkijkt, waar gaan we dan naartoe? Moet je al die organisaties zo dikwijls screenen? Geef meer verantwoordelijkheid aan die raden van bestuur voor het zakelijke beleid. Weet je welke redenen medewerkers die hier op het departement hun ontslag indienen geregeld opgeven? Dat ze het beu zijn om de hele tijd commissies te volgen en verslagen te maken en amper nog tijd te hebben om met de sector zelf bezig te zijn en de nodige kennis te verwerven. We moeten dat systeem grondig evalueren. Ik ben zeker niet tegen experten, maar we vinden gewoon niet meer voldoende kwaliteitsvolle mensen als we zo voortdoen. Hoe moet het dan wel? Vertrouwen en risicomanagement spelen zeker een rol. Differentieer. Projectsubsidies tot 25.000 euro bijvoorbeeld moet je overlaten aan ervaren interne experts die daarvoor opgeleid zijn. Wat met die grote structureel gesubsidieerde organisaties? Ga daar om de twee à drie jaar langs, maak afspraken over een traject voor de toekomst. Focus op ontwikkeling en vertrouwen. Je hoeft dan niet om de vijf jaar heel die beoordelingsmachine in gang te zetten. Voor de vernieuwende projecten: zorg ervoor dat dit snel draait zodat je snel impulsen kan geven – een beperkte commissie met twee mensen van de administratie en een

“Ik geloof in het idee van de culturele ruimte, waarbij elke organisatie zich concentreert op haar kernactiviteiten en de overkoepelende taken worden waargenomen door een gezamenlijke back office”

uit de sector. Voor de middensoort kan je dan bijvoorbeeld het huidige beoordelingssysteem behouden.” Het verbaast ons dat de beleidsplanologie nog sterk doorweegt in de beoordelingskaders, terwijl dat soort denken in het bedrijfsleven al lang gepasseerd is. Er is te veel planlast. Ik heb aangekondigd dat we van die vermindering werk gingen maken, maar dat gaat maar mondjesmaat. Als je wil dat iedereen alles tot in de puntjes kan lezen en als je mensen en organisaties geen vertrouwen geeft, dan creëer je planlast. Dat is het probleem van onze samenleving: alles moet bewezen worden, tot op de laatste euro. Er moet meer gecontroleerd worden vanuit risicobeheer. Als de middelen niet goed gebruikt worden, kom je dat wel te weten, dat gebeurt geen tweede keer.”

Tegen de publicatie van de nieuwe Wascabi hebt u misschien al een eerste keer met de nieuwe minister

van Cultuur in de lift gestaan. Wat is het eerste wat u uit zijn of haar mond wil horen? In plaats van in een nieuwe legislatuur meteen nieuwe dingen op te zetten hoop ik dat de minister de tijd zal nemen om eerst eens goed na te denken over waar we mee bezig zijn en waar we heen willen op de lange termijn. Bestaanszekerheid en dynamiek zijn niet onverzoenbaar, maar ze moeten gekoppeld worden aan een duidelijk gedefinieerde meerwaarde en geplaatst in een langetermijnperspectief. Laat ons het werkveld en de bugetten niet verder versnipperen. Er gebeurt zoveel goeds in de sector, er zijn zoveel goede mensen actief en er zijn zoveel prachtige initiatieven. Toch voel je frustratie en groeit het aantal burn-outs. Dat is toch spijtig? Laat ons samen met de nieuwe minister bekijken hoe we een positievere vibe kunnen creëren.”

VRAGEN OF REACTIES?

dirk@defederatie.org

I

WASCABI 2019 61


Kunst en cultuur lever je niet over aan de markt

H

et leek wel of de minister van Cultuur een ondernemersbril had opgezet voor hij eraan begon. Ook verenigingen moesten de markt op. Ze mochten niet wegzakken in de hangmat van subsidies. Vort, de boer op! Fondsen werven! Sponsors zoeken! Alternatieve financiering aanboren! Katia Segers, in het Vlaams Parlement voor Sp.a, zag het met lede ogen aan. Als academica bestudeerde zij de grenzen van de markt voor kunst en cultuur. Als politica blijft ze, tegen de stroom in, hartstochtelijk subsidies verdedigen voor sociaal-cultureel werk en (amateur)kunsten.

Uw eerste legislatuur als parlements­ lid zit erop. Hoe kijkt u terug op uw werk als lid van de commissie Cultuur van het Vlaams Parlement? Cultuur en media zijn mijn grote passies. Het was dus een voorrecht om de woordvoerder voor Cultuur en Media van Sp.a te mogen zijn in het parlement. Oppositie is natuurlijk oppositie. En dat durfde wel eens te botsen met mijn natuur. Ik steek

I

62 WASCABI 2019

graag de handen uit de mouwen, ik ontwikkel graag visie, ik leg graag voorstellen op tafel. En dan bots je toch op muren vanuit de oppositie. Er was véél om voor en véél om tegen te vechten in de voorbije legislatuur, die startte onder het gesternte van zware besparingen. Het is dan frustrerend dat je als lid van de oppositie jouw oplossingen en jouw amendementen of resoluties bijna


KATIA SEGERS, ACADEMICA EN SP.A-PARLEMENTSLID OVER DE GRENZEN VAN DE MARKT

systematisch naar de prullenmand verwezen ziet. Al moet ik zeggen dat de commissie Cultuur toch wat onder de radar kan werken. Als je persoonlijk goed overeenkomt met je collega’s wordt het gemakkelijker om over de grenzen van oppositie en meerderheid heen samen te werken met mensen die cultuur vanuit hun hart verdedigen.”

Dat was het beeld dat wij ook uit vorige gesprekken met leden van de commissie Cultuur kregen: ondanks dat onvermijdelijke spel van meerderheid-oppositie is er collegialiteit. Maar blijft dat politieke spel uiteindelijk toch zwaarder doorwegen dan u zou willen, ondanks de persoonlijke banden? Ja, toch wel. Ook al waren die banden er, op een gegeven

moment komt de partijdiscipline toch naar boven. Meer in Media misschien dan in Cultuur, en zeker wanneer het over de VRT ging. Dat is een symbooldossier, over veel geld en veel impact.” Voelde u als parlementslid een zelfde druk vanuit het veld? Dat vind ik helemaal geen druk! Ik ben volksvertegenwoordiger. Het is

I

WASCABI 2019 63


mijn opdracht om zoveel mogelijk te praten met het werkveld. Mijn deur staat altijd open. Je mag niet onder een glazen stolp belanden. Ieder heeft natuurlijk wel zijn agenda. Het komt er op aan van goed te luisteren en daarna mijn eigen analyse te maken, vanuit mijn visie en die van de partij.” Mag u uw werk in de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media voortzetten in de nieuwe legislatuur? Ja, ik blijf Cultuur en Media voor Sp.a opvolgen. Ik keer ook terug naar de Senaat. Voor mij moet de Senaat de plek worden waar we nadenken en experimenteren met vormen van nieuwe, deliberatieve democratie, door bijvoorbeeld gelote burgers actief actief te betrekken. In de Senaat heb ik de afgelopen jaren trouwens zinvol werk kunnen doen. Je kunt er boven het partijpolitieke gewoel met de andere deelstaten overleggen over grote maatschappelijke uitdagingen. Eén partij keerde zich tegen elk initiatief in de Senaat, maar met de andere partijen vonden we elkaar. We hebben onder andere een informatierapport gemaakt over artificiële intelligentie, ook over de roof van kunst, onder andere uit het Midden-Oosten, vandaag de belangrijkste bron van financiering van terrorisme. Maar media-aandacht: nul.”

“Keihard werken in het parlement loont niet in de media. Ach, laat mij maar impact hebben op het veld”

Is dat een grote frustratie, dat de belangstelling voor cultuur en de aandacht voor het werk van parlementsleden daarover zo gering is? Soms wel. Keihard werken in het parlement loont niet in de media.

“ I

64 WASCABI 2019


Ach, laat mij maar impact hebben op het veld.” Wat onthoudt u van het beleid van minister van Cultuur Sven Gatz? Hij is onder een slecht gesternte gestart. Hij zat wel vol goede bedoelingen en hij draagt de sector – denk ik – een warm hart toe. Maar zijn voorzitter had haar handtekening gezet onder een regeerakkoord dat haar partij niet mee onderhandeld had. Ze zijn in een besparingsregering gestapt waar uitgerekend Media en Cultuur procentueel veel meer moesten inleveren, terwijl het vet daar al lang van de soep is. En Gatz had niet op voorhand mee kunnen onderhandelen over wat hij daar wilde uithalen. Dus bleef het – kort door de bocht – rommelen in de marge. Wat daarnaast een grote impact heeft gehad was ook ideologisch ingegeven: het afslanken van de provincies. N-VA wilde per se die trofee de lucht in hijsen. En omdat ze de provincies niet helemaal konden afschaffen, hebben ze de persoonsgebonden materies geschrapt. Maar de impact daarvan hebben ze totaal onderschat. De grote steden kunnen voor hun lokaal cultuurbeleid hun plan trekken. Zij hebben expertise, mensen en middelen en meestal ook een visie. Voor kleinere gemeenten is dat niet zo. Ik ben zelf twee jaar schepen van Cultuur geweest in Liedekerke. Ik heb daar aan den lijve ondervonden hoe belangrijk dat provinciale niveau was. Ook het feit dat deze middelen niet langer geoormerkt zijn blijft voor mij een strijdpunt. Ik heb ze meegemaakt, hoor, de

schepencolleges waar de discussie gaat over twee extra kilometer fietspad of investeringen in cultuur. Je weet dan wat het zal halen. Gelukkig heeft de meerderheid op een bepaald moment toch beseft dat er iets moest komen in het gat dat ze geslagen had tussen Vlaanderen en de lokale besturen.” Wat vindt u van dat decreet Bovenlokale Cultuurwerking? Een geslaagde vervanger? Bric-à-brac. Maar we zullen het een kans geven. We zullen ook zien hoe het nieuwe Steunpunt voor Bovenlokale Cultuur zich ontwikkelt. Dat is een belangrijke factor voor succes. In de loop van de legislatuur ga ik dat opnemen en zien waar dat verbeterd kan worden. De besparingen en deze hervormingen zijn in elk geval belangrijke handicaps geweest toen Gatz met zijn cultuurbeleid begon. Hij heeft wel aangekondigd dat hij de besparingen in de loop van zijn beleidsperiode zou goedmaken, maar dat is niet gebeurd, dat merk je wanneer je de bijgekomen middelen indexeert.”

Had minister Gatz, ondanks die handicaps, zwaarder moeten wegen in de Vlaamse regering en meer uit de brand moeten slepen? Natuurlijk. Ik heb soms een gelatenheid gevoeld bij Gatz. In het radiodossier (hervorming van het FM-radiolandschap, red.) bijvoorbeeld voelde je dat hij het had opgegeven. Hij besefte dat hij dat dossier mismeesterd had. En het is nog niet gedaan. Er zijn veel klachten bij de Raad van State, de volgende minister

krijgt dit dossier opnieuw op zijn of haar bord.” De volgende minister van Cultuur zou best ook in extra middelen voorzien voor het nieuwe decreet Sociaal-cultureel Volwassenenwerk? Niet alleen middelen, maar ook andere incentives zijn nodig. Denk aan de toegang van vzw’s tot de middelen van de KMO-portefeuille. Ik voel bij de andere partijen een zekere openheid om dat bespreekbaar te maken. Vaak wordt van de sociaal-culturele sector het beeld opgehangen van een sector die wat achter is, ouderwets, niet professioneel. Maar de toegang tot alle incentives om te professionaliseren en te innoveren wordt jullie ontzegd. Met de KMO-portefeuille liggen belangrijke middelen open waar het sociaal-cultureel werk ook aanspraak op moet kunnen maken.”

Het argument is dan: vzw’s betalen geen vennootschapsbelasting dus moeten ze ook niet die voordelen genieten. Ik zie niet in waarom dat een reden is. Als je erkent dat het sociaal-cultureel volwassenenwerk geen economische, maar wel een maatschappelijke winst genereert, mee voor het cement in de samenleving zorgt, emancipeert en nieuwe tendensen in de samenleving capteert en probeert te sturen, dan moet je deze sector navenant helpen.”

Minister Gatz leek wel de ondernemersbril te hebben opgezet toen hij begon. Hij wilde dat de sector meer ondernemerschap aan de dag te

I

WASCABI 2019 65


legde, aanvullende financiering zocht. Hij heeft daar ook een aantal financieringsmiddelen voor ontwikkeld. Hoe kijkt u tegen die evolutie aan? Sponsoring was het toverwoord in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Ik heb mijn doctoraat gemaakt over sponsoring voor de kunsten cultuursector. Dat is natuurlijk geen toverwoord gebleken. Kunst en cultuur zijn wezenlijk voor een samenleving en voor de emancipatie van mensen. Ook al vertegenwoordigt het slechts 1,18 procent van de Vlaamse begroting, cultuur is zo wezenlijk. Beeld je een leven in zonder muziek, zonder mooie gebouwen, zonder schilderijen, films, zonder tv-reeksen? Cultuur reikt alternatieve manieren aan om tegen het leven aan te kijken, zodat je echt autonome keuzes kunt maken. Als je dat erkent, en als je vindt dat kunst en cultuur daarom ook in de meest diverse vormen toegankelijk moeten zijn voor iedereen, dan kan je die niet aan de markt overlaten. Want de markt geeft de voorkeur aan al wat prestigieus, gevestigd, grootschalig, professioneel is. Alles wat amateur is, kleinschalig, grassroots en innovatief laat de markt links liggen. Als je dus wil dat de hele brede panoplie van kunst- en cultuuruitingen – van amateurkunsten, sociaal-artistiek werk, experimentele installatiekunst tot de Vlaamse opera – blijft bestaan, moet de overheid daarin investeren. Wil dat zeggen dat alle o ­ rganisaties altijd voor 100 procent moeten gesubsidieerd worden? Uiteraard moeten organisaties inzetten op het werven van eigen inkomsten, maar voor sommige lukt dat niet

I

66 WASCABI 2019

of bijna niet. Dat experimentele, kleinschalige niveau van een sector als het sociaal-cultureel of sociaal-artistiek werk kan je niet aan de markt overlaten. Dan kan je nog vragen dat elke organisatie haar best doet om ondernemerschap te tonen, om te professionaliseren en zelf middelen te werven. Maar je kan dat niet eenzijdig opleggen en die bijkomende middelen mogen de basisfinanciering niet vervangen. De tax shelter heeft de film deugd gedaan en we hebben dit met succes uitgebreid naar de podiumkunsten. Maar ik heb bij dat succes één belangrijke bedenking: de overheid derft via de tax shelter veel belastinginkomsten, geld waar je als overheid niet in kan sturen volgens eigen beleidsprioriteiten, dat je aan de markt laat.” Met opnieuw het risico dat het geïnvesteerd wordt in grootschalige prestigeprojecten. Inderdaad, de markt is daar door de band genomen conservatief in. Er zijn gelukkig wel ondernemers die inzien dat die wereld van kunst en cultuur een innovatieve wereld is, een sector die vanuit zijn creativiteit maar ook vanuit de schaarste zichzelf constant heruitvindt. Kijk naar Scwitch, wat jullie zelf ontwikkeld hebben vanuit een behoefte. Maar ook als die bedrijfsleiders dat inzien, hebben ze nog altijd niet direct de reflex om met jullie aan tafel te gaan zitten om te zien wat ze van jullie kunnen leren.”

Bij de financieringsinstrumenten die minister Gatz ontwikkeld heeft zit een aantal leuke initiatieven, zoals de tax shelter of de kunstlening.

Maar het sociaal-cultureel volwassenenwerk valt altijd uit de boot. De minister verwijst dan naar het Cultuurloket maar ook dat lijkt veel meer gericht te zijn op de kunsten. Dat kan nog komen, hé. Daarom zal ik blijven ervoor ijveren dat vwz’s toegang krijgen tot de KMO-portefeuille. Wat betreft het Cultuurloket, verwacht ik toch dat de verandering van Kunstenloket naar Cultuurloket niet beperkt zal blijven tot de naam.”

Die omslag vraagt inderdaad tijd, maar wij blijven toch op onze honger zitten. Wat met de fiscale aftrekbaarheid van giften? Kan Vlaanderen meer druk zetten op de federale overheid om dat uit te klaren? Dat zou voor het sociaal-­ cultureel volwassenenwerk een stap vooruit zijn. Het systeem van de fiscale aftrekbaarheid is inderdaad log. Jaarlijks moet via koninklijk besluit worden vastgelegd welke organisaties recht hebben op fiscale aftrekbaarheid. Vooraleer je op die lijst geraakt, wacht je een te lange en onduidelijke procedure, met lobbying. Daar moet veel meer flexibiliteit zijn.”

Wij krijgen telefoons van organisa­ ties die voor hun erkennings­ dossier van FOD Financiën te horen krijgen dat ze niet voldoen aan de erkenningsvoorwaarden voor Cultuur. Terwijl Cultuur een Vlaamse bevoegdheid is en ze door de Vlaamse overheid erkend zijn. Dat klopt en dat is zeer weinig transparant en onlogisch. Dat moet anders.”


I PARTICIPATIE “

Participatie garanderen. Bert Anciaux heeft als Cultuurminister tussen 1999 en 2009 volop die kaart getrokken met een apart decreet en een verdubbeling van de middelen, maar in de afgelopen legislatuur was participatie aan kunst en cultuur een achtergeschoven kindje. Participatie blijft een fundamenteel probleem. In de eerste plaats in de kunsten, dat vooral een zaak is en blijft van witte, wat oudere, hoger opgeleide middenklassers, maar ook in de sociaal-culturele sector is de participatie van niet alle doelgroepen optimaal. Dat participatiebeleid moet beter.”

II INFRASTRUCTUURPLAN “

Een infrastructuurplan, waarbij we vertrekken vanuit het idee van de brede school. Ervoor zorgen dat schoolgebouwen na de lesuren gebruikt worden voor de kunstacademie, de sportclub of sociaal-culturele verenigingen die taallessen geven aan nieuwkomers of een repaircafé of kooklessen organiseren. Die ruimtes zijn daar en er is een gigantische behoefte aan infrastructuur. Lokale besturen moeten een regierol durven en willen spelen. Ja, er is de aansprakelijkheid, ja, er zijn verzekeringen. Maar wie wil, vindt daar een oplossing voor.”

III GELD “

Meer budget. We kunnen alleen maar hopen dat bij een van de onderhandelende partijen iemand op tafel slaat en zegt: ‘ik doe alleen mee als Cultuur meer krijgt’.”

IV RUST “

Decretale rust. De afgelopen legislatuur hebben we een systeemcrisis gekend, met de besparingen en het afschaffen van de provincies. We moeten wel alert blijven voor de noodzaak om hier en daar bij te sturen, zeker voor de decreten Sociaal-cultureel Volwassenenwerk en Bovenlokale Cultuurwerking die nu in de praktijk worden gebracht. Waar er signalen komen, van onderuit, dat er iets misloopt, moeten we rechttrekken.”

V GOEDE ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN VI BIB “ “ De precariteit van kunstenaars en cultuurwerkers. Op de internationale conferentie kunst- en cultuurmanagement waar ik onlangs was, was het thema van slasher careers hot. Mensen – vooral jongeren – in de cultuursector die hoppen van de ene opdracht naar de volgende, die veel verschillende opdrachten combineren. Vaak omdat ze de drive hebben om dingen te doen en verloning en arbeidsomstandigheden pas op de tweede plaats laten komen, maar die zijn er dan ook naar. Deze jonge mensen concurreren zich dood, door onder de prijs of zelfs gratis te werken. Het is bovendien een gender issue, omdat vooral vrouwen dreigen af te haken. Ik wil dus werken aan goede arbeidsomstandigheden voor cultuurwerkers, en dit in de brede zin, dus ook bescherming tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag.”

Bib voor iedereen! Het belang van de bibliotheek, niet alleen als plek om boeken te ontlenen, maar ook als een plek voor ontmoeting en een huis voor mediawijsheid waar ouderen leren jongleren met de tablet en jongeren fake news leren spotten. Bibliotheken kunnen mensen toe­ leiden naar kunst en cultuur, hen empoweren op meerdere vlakken. Het is de meest laagdrempelige plek waar alles te vinden is. De actie ‘Bib voor iedereen’ was een belangrijke, want het gevaar bestaat inderdaad – zeker in het licht van de fusies – dat gemeenten bibliotheken schrappen en eventueel vervangen door een mobiele bib-bus. Maar dat is niet hetzelfde. Fysieke toegankelijkheid is en blijft cruciaal.”

VII KMO-MIDDELEN VIII MEER TOPREEKSEN “ “ De KMO-portefeuille voor social profit (zie elders in dit interview).”

Meer middelen voor het Vlaams Audiovisueel Fonds om te investeren in cultuurproductie en zo het maken van topreeksen stimuleren. Want ook televisie en film zijn cultuur. Doordat de tax shelter nu ook voor podiumkunsten toegankelijk is, en door de beslissing van Proximus en Telenet om niet in het Mediafonds te storten, maar zelf te investeren staat deze sector onder druk. We moeten een tandje bijsteken.”

I

WASCABI 2019 67


Het sociaal-cultureel werk, zo heet het, teert alleen op subsidies. Uit onze cijfers blijkt echter dat veel organisaties zelf al veel middelen uit de markt halen. Weerhoudt dat ­perceptieprobleem beleidmakers ervan om subsidies toe te kennen? Zien ze geen return on investment? Die is er wél. Er is een maatschappelijke return, die zeer waardevol is en waar het buitenland ons om benijdt.”

Tegenwoordig is het al maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) wat de klok slaat. Ziet u op dat vlak veel fundamentele veranderingen in vergelijking met een paar decennia geleden? Of is dat vooral window dressing? Sponsoring was vanaf het einde van de jaren tachtig tot negentig in de vorige eeuw een grote hype, maar het succes ervan is altijd beperkt gebleven tot grote bedrijven zoals de banken, voor grote cultuurinstellingen zoals de opera of de symfonieorkesten. Vanaf de eeuwwisseling was er de opkomst van het idee van

corporate social responsability (CSR, red.). En die beweging is niet meer te stoppen. Het enige probleem, voor b ­ edrijven, is dat de communicatie erover als een catch-22 is. Consumenten verwachten vandaag van ­bedrijven maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, maar ze mogen daar niet te hard over communiceren want dan krijgen ze het verwijt dat ze aan greenwashing doen. In de drie P’s van CSR blijft profit de p ­ rioriteit, dan planet. People komt pas laatst. En als bedrijven in mensen investe­ren, doen ze

I

68 WASCABI 2019

dat vooral in hun directe omgeving. De voetbalploeg, lokale verenigingen. Kunst en cultuur komen altijd laatst.” Denkt u dat ook marktspelers maar één ding denken als ze denken aan investeringen in onze sector: what’s in it for me? Geen prestige, geen naamsbekendheid. Nijpt daar het schoentje? Natuurlijk. Sponsoring en andere private fondsenwerving zijn aartsmoeilijk voor een sector als het sociaal-cultureel werk. Jullie sector is een sector van grote maar ook heel veel kleine organisaties met een heel directe impact. Voor bedrijven levert dat geen zichtbaarheid op. Dat maakt het een minder evidente keuze. Ik denk dat de Koning Boudewijnstichting daar meer zou kunnen doen dan vandaag. Zij nemen het voortouw in het ophalen van private middelen, ook voor samenlevingsopbouw, maar ze slagen er het beste in voor kanker- en ander onderzoek. Voor kunst en cultuur lukt dat minder. Ik denk dat de Koning Boudewijnstichting nog meer zou kunnen inzetten op kunst en cultuur, onder meer via legaten. Er zijn nog veel andere middelen waar actiever moet rond worden gewerkt.”

Over ondernemerschap gesproken: onze vrijwilligers hebben tegenwoordig het gevoel dat je bijna ondernemer moet zijn om nog een engagement te kunnen opnemen. We krijgen dagelijks telefoons en mails van lokale groepen over het UBO-register, de vzw-wet­geving, auteursrechten, verzekeringen.

Dat is niet de reden waarom ze zich engageren. Ze willen zoveel mogelijk de handen uit de mouwen steken, niet aanmodderen met paperassen. Dat nekt het vrijwilligerswerk. Accountability is belangrijk. Dat vrijwilligers in orde zijn met de verzekering is dat ook. Daar kan je niet tegen zijn. Het is daarom essentieel dat De Federatie er is. Met tools zoals Scwitch kan vrijwilligers veel werk uit handen genomen worden. Daarvoor zouden jullie veel beter omkaderd moeten worden.”

Ook die ondersteuning is niet evident, met de 101 wetgevingen waarvan je op de hoogte moet zijn om correcte hulp te bieden. We zien steeds meer feitelijke verenigingen die op die manier dit spanningsveld uit de weg gaan, tot ze tegen de lamp lopen. Ik heb daar geen pasklaar antwoord op. Dat is het gevolg van de complexiteit van ons land. En van het feit dat Vlaanderen een echte regelneef is. Maar je kan al die regels ook niet zomaar afschaffen. We moeten zorgen dat vrijwilligers optimaal kunnen worden bijgestaan in alles wat gevraagd wordt.”

VRAGEN OF REACTIES?

joris@defederatie.org kristien@defederatie.org


[ NIEUW! ]

DE FEDERATie ondersteunt burgerinitiatieven Sociaal-cultureel werk en amateurkunsten zijn voortdurend in beweging. Dankzij talloze vrijwilligers en betrokken burgers die de handen uit de mouwen steken. Dat doen ze niet enkel in erkende organisaties, maar evengoed in honderden burgerinitiatieven die Vlaanderen inmiddels telt. De verwevenheid en kruisbestuiving tussen beide zijn steeds vaker zichtbaar op het terrein.

Daarom start De Federatie met een nieuwe deelwerking voor initiatieven met ambitie om door te groeien. Is jouw – bijna landelijke – burgerinitiatief op zoek naar versterking en draagvlak? Wil je contacten leggen met inspirerende ‘collega’s’? Denk je iets te kunnen opsteken van de expertise in het sociaal-cultureel werk en de amateurkunsten? Kan je wel wat wegwijzers gebruiken in het ingewikkelde landschap van beleid en subsidies? Blijf je graag op de hoogte van het laatste relevante nieuws? Zie je voordeel in persoonlijk advies, de juridische hulplijn van Scwitch en een korte lijn met de overheid?

NEEM DAN ZEKER CONTACT OP MET DE FEDERATIE! Elke Verhaeghe helpt je met plezier verder! elke@defederatie.org T 02 244 93 39


fe·de·ra·tie (de; v; meervoud: federaties): bond van

samenwerkende (hun zelfstandigheid behoudende) sociaal- culturele organisaties.

De Federatie is de erkende sectorfederatie van het sociaal-­ cultureel werk en de amateurkunsten. We betrekken, infor­ meren en vertegenwoordigen meer dan 160 lidorganisaties. We streven naar gedeelde en gedragen standpunten met respect voor ieders eigenheid. De Federatie neemt het dus op voor sociaal-cultureel werk en de amateurkunsten, zowel voor de individuele organisaties als voor de sector in zijn geheel. Dat doen we met passie en deskundigheid. Samen met onze leden en partners. Als we zeggen dat De Federatie spreekt in naam van de sector, dan menen we dat ook. Van ons hoor je geen loze uitspraken op basis van een vaag buikgevoel, wel solide, onderbouwde statements. Daar gaan we prat op. We bevragen en beluisteren onze leden steeds weer op een gerichte manier. De i­nformatie die dat oplevert, in combinatie met de expertise van onze teamleden en bestuurders, maakt van ons een degelijke en betrouwbare gesprekspartner. Voor minder doen we het niet. Dat vraagt een grote inzet van De Federatie en haar leden, maar tegelijk versterkt het onze band. Zo blijven we samen bouwen aan een sociaal-cultureel Vlaanderen! Meer weten? www.defederatie.org

@defederatiescw en #sociaalcultureel facebook.com/sociaalcultureelwerkvlaanderen


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.