Boekstaven 2011

Page 1


De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen


ISBN 978-90-814733-2-3 Boekstaven 2011. De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. Verantwoordelijke uitgever Dirk Verbist, directeur FOV Copyright Š: overname van tekstmateriaal is toegelaten voor niet-commerciÍle doeleinden en mits bronvermelding.


INHOUD

INHOUD VOORWOORD 5 DEEL 1 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

9

DEEL 2 PROFIEL VAN DE SECTOR

36

HOOFDSTUK 1 DE WERKING

51

HOOFDSTUK 2 DE MEDEWERKERS

163

HOOFDSTUK 3 DE FINANCIテ起

185

DEEL 3 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011

203

BOEKSTAVEN 2011 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk 3


VOORWOORD

4 BOEKSTAVEN 2011 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk


VOORWOORD

VOORWOORD De FOV is blij je de vierde editie van Boekstaven voor te stellen, een boek waarin het sociaal-cultureel volwassenenwerk weer volop in de schijnwerpers staat. Boekstaven is een uitgave die het erkende en/of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen jaar na jaar in kaart brengt. Het is een jaarboek met kerngegevens over de sector: de werking, de medewerkers, de financiën en het beleid dat de overheid ten aanzien van de sector voert. De FOV publiceert dit boek vanuit de overtuiging dat een goed beleid en claims op goede beleidsmaatregelen gestaafd moeten kunnen worden met objectieve gegevens. Boekstaven is een ‘work in progress’. Enerzijds heeft het boek reeds een lange voorgeschiedenis, met de uitgave van Boekstaven 2010, 2009, 2008 en zelfs de druk van een interne testversie in 2007. Anderzijds wordt, in samenspraak met de organisaties uit de sector, steeds gesleuteld aan de inhoud van het boek, zonder evenwel de vergelijkbaarheid tussen de edities in het gedrang te brengen. Daarom komt ook Boekstaven 2011, inmiddels traditiegetrouw, met enkele verbeteringen en vernieuwingen. De kerncijfers van Boekstaven (werking, medewerkers, financiën) evolueren slechts met mondjesmaat in de tijd. Het heeft dus niet veel zin om elk jaar opnieuw een uitvoerige studie van pakweg het personeelsbestand van de sector te maken. We trachten daarom op een efficiënte wijze met de cijfers en de evoluties om te gaan. We beperken ons bij de medewerkers en de financiën tot een ‘staalkaart’: we vermelden enkel de kerngegevens. Evoluties van cijfers bespreken we voor zover ze significant zijn. We plannen tegen het einde van de lopende beleidsperiode (2014) opnieuw een exhaustieve studie. Dit boek gaat over 2011 én 2010. De eerste twee delen, de voorstelling en het profiel van de sector, zijn gebaseerd op cijfermatig en beschrijvend onderzoek en handelen daarom in principe over het afgesloten jaar 2010. Met de komst van nieuwe organisaties in de sector, maken we her en der een uitzondering en kijken we ook naar 2011 (zie verder). Het derde en laatste deel, het Beleidsjaarboek, toont hoe de sector in het parlementaire jaar 2010-2011 in het vizier lag van allerlei beleidswerk. Schematisch:

BOEKSTAVEN 2009

BOEKSTAVEN 2010

profiel

profiel

profiel beleid

2008

beleid

2009

BOEKSTAVEN 2011

beleid

2010

2011

De beschrijving van het profiel van de sector in Boekstaven 2011 gaat over het kalenderjaar 2010, de beschrijving van het beleid over het parlementair jaar 2010-2011.

Sinds 2009 krijgt de sector in toenemende mate te maken met besparingen. De hoofdbron van structurele subsidies, het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, kromp in 2010 globaal met 1 procent. Daarnaast werd bij de verenigingen de zogenaamde experimentenregeling geschrapt. De kloof met constant beleid liep op tot -4,3 procent. De sector stagneerde financieel in 2010, de inkomsten uit subsidies daalden. Het lijkt er wel op dat organisaties zich in 2010 konden organiseren op de krimp in hun budget, zonder aan de personeelsaantallen te raken. We zien in 2010 immers, buiten een gestage toename van deeltijds werk, geen significante evolutie in de personeelsaantallen. De ergste gevolgen van de besparingen zullen vanaf 2011 voelbaar worden. Dan hebben de maatregelen ten aanzien van de Vormingplus-centra, de migrantenverenigingen en de meeste bewegingen hun eerste vol effect.

BOEKSTAVEN 2011 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk 5


VOORWOORD

BOEKSTAVEN 2011

Deze editie van Boekstaven loopt over de breuklijn van twee beleidsperiodes, twee periodes waarin de sector er grondig anders uitziet. In de afwikkeling van de vorige beleidsperiode verdwenen

CIJFERGEGEVENS:

2010

VOORSTELLING EN BESCHRIJVING WERKING:

2011

enkele organisaties en met de start van de nieuwe periode kwamen er organisaties bij. We gaan hier in deze editie van Boekstaven als volgt mee om: - onze kwantitatieve gegevens (cijfers) gaan over de ‘oude’ sector, in zijn samenstelling zoals in 2010; - waar we de sector voorstellen en de werking beschrijven, presenteren we de ‘nieuwe’ sector, in zijn samenstelling zoals sinds 1 januari 2011.

Nog een kantmelding over het laatste deel: dit deel, het Beleidsjaarboek, heeft een sterke documentaire inslag. Bij elk artikel horen relevante brondocumenten. Omdat we de lezer niet nodeloos willen overvallen met een immens dik boek, kozen we ervoor de documentatie op de website www.boekstaven.be te verzamelen en aan te bieden. De documentatie is gebruiksvriendelijk en ‘to the point’ gekoppeld aan de artikels. Dit laat toe te grasduinen in die rubrieken die jou interesseren. Op de website vind je bovendien nog een overzicht van persberichten van de werksoort bewegingen en de gebruikte vragenlijsten bij het onderzoek. Bij dit boek vind je ook nog een insteekkaart met wat volgens ons de essentie is van Boekstaven 2011. We wensen je veel blader- en leesplezier.

FOV | federatie sociaal-cultureel werk De FOV verdedigt sinds 2000 de belangen van de erkende en/of gesubsidieerde sociaal-culturele organisaties bij overheden en bij andere beleidsinstanties. De FOV neemt het dus op voor de sociaal-culturele sector, zowel voor de individuele organisaties als voor de hele sector. De FOV is een autonome en onafhankelijke VZW van en opgericht door erkende en/of gesubsidieerde organisaties voor sociaalcultureel volwassenenwerk.

6 BOEKSTAVEN 2011 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk


BOEKSTAVEN 2011 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk 7


8 VOORSTELLING VAN DE SECTOR


DEEL 1

VOORSTELLING VAN DE SECTOR


10 VOORSTELLING VAN DE SECTOR


INHOUD

INHOUD DEEL 1 1. het sociaal-cultureel volwassenenwerk als sector

13

2. de verenigingen

19

3. de bewegingen

25

4. de Vormingplus-centra

29

5. de landelijke vormingsinstellingen

32

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 11


1. DE SECTOR

12 VOORSTELLING VAN DE SECTOR


1. DE SECTOR

1. HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK ALS SECTOR Het sociaal-cultureel volwassenenwerk staat voor een kleurrijk en hedendaags palet aan verenigingen, bewegingen, Vormingplus-centra en vormingsinstellingen. De sector bundelt 124 erkende en/of gesubsidieerde organisaties. Klein en groot, oud en nieuw... In het sociaal-cultureel volwassenenwerk komen mensen samen. Ze gaan over tot maatschappelijke actie, verrijken hun culturele bagage en verruimen hun horizonten. Deelnemers vergroten hun kennis, inzicht en vaardigheden voor zichzelf of voor anderen. Ze ontplooien zich en staan sterker in de samenleving. De organisaties uit de sector richten zich vooral op volwassenen. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert de ‘sociaal-culturele methodiek’. Dat is een sociale manier van werken die een unieke meerwaarde creëert voor alle betrokkenen. Uniek omdat in deze sociale context kennis, houdingen en vaardigheden worden ontwikkeld die niet aan bod kunnen komen in een individuele context. Vrijwillig engagement kan je bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk niet weg denken. De sector kan rekenen op de inzet van 193.000 vrijwilligers. Sociaal-cultureel volwassenenwerk zet in op informeel leren in de vrije tijd. De vorming in de sector is niet gericht op een diploma of een beroep. Daarin onderscheidt het sociaal-cultureel volwassenenwerk zich van bijvoorbeeld de volwasseneneducatie.

PLAATS IN HET BELEID Het sociaal-cultureel volwassenenwerk hoort als sector beleidsmatig bij het domein Cultuur, Jeugd, Sport en Media en meer specifiek bij Cultuur. Minister Schauvliege is dus bevoegd. Binnen het cultuurbeleid zijn er twee grote programma’s: Kunsten en Erfgoed en Sociaal-Cultureel Werk voor Volwassenen. Binnen dat volwassenenwerk vind je het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De buursectoren zijn de amateurkunsten, lokaal cultuurbeleid, participatiebeleid en organisaties en projecten erkend door het Circusdecreet en het decreet Vlaamse Gebarentaal.

Beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media Beleidsdomein H - afkorting CJSM

Cultuur min. Schauvliege

Jeugd min. Smet

Sociaal-Cultureel Werk begrotingsprogramma D

sociaal-cultureel volwassenenwerk programma’s HD109-113

amateurkunsten

lokaal cultuurbeleid

Sport min. Muyters

Media min. Lieten

Kunsten en Erfgoed

participatie

circus

Vlaamse gebarentaal

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 13


1. DE SECTOR

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is gegroeid uit privé-initiatieven als antwoord op maatschappelijke uitdagingen. Geleidelijk aan worden goede praktijken door andere beleidsdomeinen overgenomen. Zo zijn bijvoorbeeld samenlevingsopbouw, cultuurvoorziening van gedetineerden, ouderparticipatie in het onderwijs en een deel van opleidingen natuurbeheer spin-offs van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk regelt de sector. Het Agentschap voor Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen zorgt voor de dagelijkse uitvoering. Het ruime Sociaal-Cultureel Werk (lokaal cultuurbeleid, amateurkunsten, participatiedecreet en sociaal-cultureel volwassenenwerk) vertegenwoordigt 183 miljoen euro in de begroting. Dat is 0,7 procent van de hele begroting van de Vlaamse Gemeenschap (26 miljard euro). Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is goed voor 0,19 procent van de begroting.

TYPES ORGANISATIES Het sociaal-cultureel volwassenenwerk bestaat uit vier heel verschillende types organisaties, de zogenaamde werksoorten: - de verenigingen: dit zijn landelijke netwerken van lokale of categoriale afdelingen en groepen; - de bewegingen: dit zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een bepaald thema of een cluster van thema’s; - de Vormingplus-centra: dit zijn regionale vormingsinstellingen die brede vorming aanbieden; - de landelijke vormingsinstellingen: dit zijn landelijke vormingsinstellingen die gespecialiseerde of syndicale vorming aanbieden, ofwel werken voor en met personen met een handicap. Hierna lees je meer over elke werksoort.

NIEUWE BELEIDSPERIODE De sector werkt met zogenaamde beleidsperiodes. Dat zijn vijfjarige cycli waarin de organisaties hun beleid uitstippelen, subsidies toegekend krijgen en op het einde geëvalueerd worden. Op 1 januari 2011 ging een nieuwe beleidsperiode van start. De start ging gepaard met de nodige in- en uistroom van organisaties, herschikkingen van statuten en subsidies: - vijf bewegingen verdwenen na een negatieve eindevaluatie uit de sector; - vijf ‘nieuwe’ bewegingen kwamen erbij; - ook mochten we drie ‘nieuwe’ verenigingen in de sector verwelkomen; - het Vlaamse Kruis veranderde van statuut: vanaf 2011 is het een erkende vormingsinstelling in plaats van een vereniging; - de vereniging VOSOG kreeg een volwaardig statuut als erkende vereniging. Voorheen ontving de vereniging een startsubsidie; - de migrantenverenigingen Federatie Wereldvrouwen en ACLI-Vlaanderen sloten een samenwerkingsverband ‘Feniks’; - 9 migrantenverenigingen kregen een volwaardig statuut als erkende vereniging. De vier niet-erkende verenigingen zitten in een tijdelijk overgangsstatuut, met verminderde subsidies. Reeds in 2009-2010 stapte de vormingsinstelling Inverde uit de sector. De instelling fuseerde met een overheidsinstantie en komt daardoor niet langer in aanmerking voor subsidiëring of erkenning in het kader van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Inverde verdwijnt met deze editie voor het eerst uit Boekstaven. Hiernaast geven we de verschuivingen schematisch weer.

14 VOORSTELLING VAN DE SECTOR


1. DE SECTOR

Overzicht verschuivingen sector = beweging = vereniging = vormingsinstelling

Organisties sinds 2011 gesubsidieerd

IN

ADR Vlaanderen De Vlaamse Volkstuin Oxfam Wereldwinkels Climaxi

Organisties sinds 2011 niet langer gesubsidieerd

SOCIAAL-CULTUREEL

UIT

IJzerbedevaart IMAVO

VOLWASSENENWERK

Integraal

Merhaba

Sociumi

Onafhankelijk Leven

Verbruikersateljee

Samenhuizen Waerbeke

Organisties die van statuut veranderen

WISSEL

Het Vlaamse Kruis: werd van een vereniging een vormingsinstelling VOSOG: werd van een starter een volwaardige vereniging ACLI en Federatie Wereldvrouwen: fuseerden tot de vereniging Feniks negen migrantenfederaties zijn erkend als verenigingen, FAAB, Feniks, FZO en LAF hebben het statuut van ‘vereniging van migranten’.

Organisties die al eerder in de beleidsperiode de sector verlieten

EERDER UIT

Plattelandsontwikkeling (2007) Relatiestudio (2008) De Rode Antraciet (2008) Atelier Cirkel (2009) EVO (2009) VCOV (2009) Inverde (2010)

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 15


1. DE SECTOR

BESPARINGEN Sinds 2009 krijgt de sector in toenemende mate te maken met besparingen. De hoofdbron van structurele subsidies, het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, kromp in 2010 globaal met 1 procent. Daarnaast werd bij de verenigingen de zogenaamde experimentenregeling geschrapt. De kloof met constant beleid bedroeg in 2010 voor de hele sector -4,3 procent. Onder constant beleid verstaan we de normale uitvoering van het decreet zonder besparing op de indexering van de subsidies of andere expliciete beleidsbeslissingen. Noch negatieve, noch positieve. We houden hier bijvoorbeeld geen rekening met de extra groeiscenario’s die het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk voorziet bij de start van een nieuwe beleidsperiode (extra middelen voor beleidsprioriteiten en levensduurte). In 2011 verwachten we een kloof ten opzichte van constant beleid van -13,3 procent. Er zijn uitschieters bij bewegingen (-28,7 procent), de Vormingplus-centra (-27,3 procent) en de migrantenverenigingen (-28,8 % procent). Deze laatste drie groepen organisaties kregen vanaf begin 2011 met uitzonderlijke besparingsmaatregelen te maken: - voor de bewegingen waren onvoldoende middelen voorhanden om de geadviseerde subsidiebedragen uit te betalen; - bij de Vormingplus-centra vond een ingrijpende besparingsoperatie van gemiddeld -25 procent plaats; - de migrantenverenigingen verloren hun aanvullende subsidies en veel organisaties kregen een aanzienlijk lagere subsidie-enveloppe toegekend voor de beleidsperiode 2011-2015. Zoals hierboven geschetst, zullen de ergste gevolgen van de besparingen vanaf 2011 voelbaar worden. De sector stagneerde financieel in 2010, de inkomsten uit subsidies daalden. Het lijkt erop dat organisaties zich in 2010 konden organiseren op de krimp in hun budget, zonder aan de personeelsaantallen te raken. We zien in 2010, buiten een gestage toename van deeltijds werk, geen significante evolutie in de personeelsaantallen.

BOEKSTAVEN OP DE GRENS VAN TWEE BELEIDSPERIODES Deze editie van Boekstaven loopt over de breuklijn van twee beleidsperiodes, twee periodes waarin de sector er grondig anders uitziet. We gaan hier als volgt mee om: - onze kwantitatieve gegevens (cijfers) gaan over de ‘oude’ sector, in zijn samenstelling zoals in 2010; - waar we de sector voorstellen en de werking beschrijven, presenteren we de ‘nieuwe’ sector, in zijn samenstelling zoals sinds 1 januari 2011.

16 VOORSTELLING VAN DE SECTOR


1. DE SECTOR

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 17


18 VOORSTELLING VAN DE SECTOR


2. DE VERENIGINGEN

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 19


2. DE VERENIGINGEN

2. DE VERENIGINGEN Verenigingen zijn netwerken van lokale of categoriale afdelingen en groepen, verspreid tot in elke uithoek van Vlaanderen en Brussel. Verenigingen brengen mensen samen en bouwen bruggen over alle verschillen heen. Met hun acties, publicaties en activiteiten dragen ze bij tot de emancipatie van hun leden en deelnemers en bieden ze hen een zinvolle invulling van de vrije tijd. De verenigingen telden in 2010 13.922 afdelingen (of: gemiddeld 43 per gemeente), 9,2 miljoen deelnemers aan activiteiten en 182.000 vrijwilligers. Die vrijwilligers zijn onmisbaar voor de verenigingen, want zij doen de machine draaien. Beroepskrachten in een professioneel landelijk en/of regionaal secretariaat ondersteunen de vrijwilligers met raad en daad. Verenigingen zijn even divers als hun publiek. Elk hebben ze hun eigen focus, historisch gegroeid en/of bewust gekozen. Sommige organisaties hebben een focus op een doelgroep zoals vrouwen, senioren, etnisch-culturele minderheden, holebi’s, mensen met een handicap... Andere hebben speciale aandacht voor een inhoudelijke invalshoek: armoede, cultuureducatie, duurzame ontwikkeling, mensenrechten, sociaal toerisme, levensbeschouwing... Maar altijd hebben ze de bedoeling om mensen samen te brengen. Zich samen voor iets in te zetten. Vlaanderen telt vandaag 561 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen. - 13 van de 56 verenigingen waren tot 2011 zogenaamde migrantenverenigingen. Deze verenigingen kregen tot in 2010 tijd om in alle facetten van hun werking te voldoen aan de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de verenigingen binnen het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. 13 migrantenverenigingen (waaronder Feniks, het samenwerkingsverband van ACLI-Vlaanderen en Federatie Wereldvrouwen) dienden uiteindelijk in 2010 een erkenningsaanvraag in. Op 1 juni 2010 besliste de minister om negen verenigingen te erkennen. Zij genieten nu een erkenning als vereniging binnen de werksoort verenigingen. De vier andere verenigingen, FAAB, Feniks, FZO en LAF hebben het statuut van vereniging van migranten. - In 2011 mocht de werksoort drie ‘nieuwe’ verenigingen verwelkomen: ADR Vlaanderen, De Vlaamse Volkstuin en Oxfam Wereldwinkels. - Het Vlaamse Kruis veranderde van statuut: vanaf 2011 is het een erkende vormingsinstelling in plaats van een vereniging. - De vereniging VOSOG kreeg een volwaardig statuut als erkende vereniging. Voorheen ontving de vereniging een startsubsidie.

De verenigingen in kerncijfers (2010) het aantal verenigingen: waarvan migrantenverenigingen het aantal personeelsleden: omzet (inkomsten en uitgaven): subsidies VOLC (uit decreet SCVW):

56 13 1.112 112,2 miljoen euro 24,0 miljoen euro

1 Waar in dit boek cijfergegevens over de verenigingen voorkomen, gaat het over de werksoort verenigingen zoals deze er in 2010 uitzag: 53 verenigin-

gen (Feniks behandelen we als één organisatie). Waar we de werksoort voorstellen en beschrijven, gaat het over de situatie in 2011: 55 verenigingen. Dat is telkens één vereniging minder dan het officiële aantal: LVZ nam, net als de vorige jaren, niet deel aan de bevraging voor dit boek. 20 VOORSTELLING VAN DE SECTOR


2. DE VERENIGINGEN

De verenigingen op een rijtje

AIF, Multiculturele Federatie A. Vermeylenfonds

ADR Vlaanderen

van Zelforganisaties

Amnesty International Vlaanderen

ATB De Natuurvrienden

รงavaria

ConTempo

curieus

Davidsfonds

Federatie Onafhankelijke Senioren

Federatie van

De Vlaamse Volkstuin

(FedOS)

Marokkaanse Verenigingen (FMV)

Federatie van

Federatie van Zelforganisaties

Vooruitstrevende Verenigingen (CDF)

in Vlaanderen (FZO-VL)

FMDO

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 21


2. DE VERENIGINGEN

Feniks

Federation of Anglophone Africans Federatie Wereldvrouwen

in Belgium (FAAB)

ACLI-Vlaanderen

Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV)

Gezinsbond

(HVV)

Internationaal ComitĂŠ (IC)

KAV - Vrouwen die bewegen

KVG-Vorming - Open kijk op handicap

KVLV - Vrouwen met vaart

kwb

Landelijke Gilden

Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF)

Volksontwikkeling (LBV)

Liberale Vrouwen

Linx+

LVZ-Vormingsdienst

Ondernemende Vrouwen

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging

Liberale Beweging voor

markant - Netwerk van

22 VOORSTELLING VAN DE SECTOR


2. DE VERENIGINGEN

Neos - netwerk van Masereelfonds

ondernemende senioren

OKRA - trefpunt 55+

Oxfam Wereldwinkels

Pasar

Afrikaanse gemeenschappen

Rodenbachfonds

Similes

S-Plus

Turkse Unie van BelgiĂŤ

Unie van Turkse Verenigingen (UTV)

zelfstandige ondernemers

VOS Vlaamse Vredesvereniging

Velt

Emancipatie van Moslims (VOEM)

Platform van

Unizo-Vorming

Vereniging voor Ontwikkeling en

VFG - Vereniging voor personen

VIVA-SVV

met een handicap

Socialistische Vrouwenvereniging

Vlaamse actieve senioren

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 23


2. DE VERENIGINGEN

Vlaamse Volksbeweging

VOSOG Scouting voor volwassenen

vtbKultuur

Welzijnsschakels

Willemsfonds

Ziekenzorg CM

24 VOORSTELLING VAN DE SECTOR


3. DE BEWEGINGEN

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 25


3. DE BEWEGINGEN

3. DE BEWEGINGEN Bewegingen zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een specifiek thema. Bewegingen worden gedreven door bewogenheid, strijdkracht en enthousiasme om de maatschappij positief te veranderen. Zowel structurele maatschappelijke verandering als individuele gedragsverandering staan op hun agenda. Deze verandering realiseren ze door middel van sensibilisatie, educatie en sociale actie. Met campagnes en gerichte initiatieven brengen deze organisaties Vlaanderen in beweging. Ze schoppen de samenleving een geweten en staan op de bres voor maatschappelijke thema’s als bio-ethiek, vrede, verdraagzaamheid, duurzaam omgaan met geld, armoede, ecologie... Bewegingen stammen uit de traditie van de grote sociale bewegingen. Deze organisaties voerden actie voor algemeen stemrecht, gelijk loon voor mannen en vrouwen, mensen- en dierenrechten... Ze droegen hun steentje bij aan maatschappelijke acties, emancipatiestromingen en sensibilisatiecampagnes. De sociale bewegingen brachten zo beweging in de samenleving en meteen ook in de geschiedenis van de politiek in Vlaanderen en België. Nieuwe tijden brachten nieuwe noden en veranderende manieren waarop burgers participeren. Gaandeweg ontstonden nieuwe bewegingsvormen en evolueerden hun thema’s. Bio-ethiek, duurzaam omgaan met geld, interculturaliteit, digitale geletterdheid... al deze thema’s wonnen en winnen aan belang in onze maatschappij. Met het decreet van 2003 voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk geeft de Vlaamse Gemeenschap sociaal-culturele bewegingen een plaats in de sector. Vlaanderen telt vandaag 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. Bewegingen genieten (nog) geen erkenning van de overheid. Veel organisaties leven daarom in onzekerheid op het einde van elke vijfjarige beleidsperiode. Bij de start van de nieuwe beleidsperiode in 2011 verdwenen vijf bewegingen na een negatieve eindevaluatie uit de sector. Het gaat om Bedevaart naar de Graven aan de IJzer, IMAVO, Integraal, Sociumi en Verbruikersateljee. Aan de andere kant kwamen er vijf ‘nieuwe’ bewegingen bij: Climaxi, Merhaba, Onafhankelijk Leven, Samenhuizen en Waerbeke.

De bewegingen in kerncijfers (2010) het aantal bewegingen: het aantal personeelsleden: omzet (inkomsten en uitgaven): subsidies VOLC (uit decreet SCVW):

26 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

31 338 15,5 miljoen euro 3,8 miljoen euro


3. DE BEWEGINGEN

De bewegingen op een rijtje

Beweging Tegen Geweld - Zijn

Bond zonder Naam Cultuur

Climaxi

De Maakbare Mens

De Wakkere Burger

EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief)

GetBasic

Kerkwerk Multicultureel Samenleven

Kif Kif

Koerdisch Instituut

Liga voor Mensenrechten

LINC

Merhaba

Mobiel 21

Netwerk Bewust Verbruiken

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 27


3. DE BEWEGINGEN

Netwerk Vlaanderen

Onafhankelijk Leven

Pax Christi Vlaanderen

Ryckevelde

Samenhuizen

Toemeka

Vaka/Hand in Hand

Vluchtelingenwerk Vlaanderen

Voedselteams

Vrede

Vredesactie

Waerbeke

Welzijnszorg

Wervel

zij-kant

ZOC2- Zicht op Cultuur

28 VOORSTELLING VAN DE SECTOR


4. DE VORMINGPLUS-CENTRA

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 29


4. DE VORMINGPLUS-CENTRA

4. DE VORMINGPLUS-CENTRA VORMING BIJ IEDEREEN IN DE BUURT Vormingplus-centra (of de volkshogescholen) zijn regionale vormingsinstellingen. Hun educatief aanbod staat open voor iedereen en wordt zelfstandig of in samenwerking met andere organisaties uitgewerkt. Ook projecten en vernieuwende methodieken behoren tot de core business van de centra. De Vormingplus-centra overleggen met tal van partners om het aanbod aan activiteiten in de regio te spreiden, versterken en bekend te maken. Als netwerkers zijn de centra motoren voor meer vorming in de regio. De 13 Vormingplus-centra werken aan dezelfde opdrachten, maar hebben elk een eigen identiteit. Vormingplus Brussel (Citizenne) kan je niet vergelijken met Vormingplus Kempen en Vormingplus regio Antwerpen is anders dan Vormingplus Limburg... Een andere regio betekent andere uitdagingen én een andere koers.

HET RESULTAAT VAN EEN GRONDIGE HERVORMING In de jaren ‘90 waren in Vlaanderen een veertigtal vormingsinstellingen actief. De Vlaamse overheid wilde het aanbod aan niet-formele educatie meer geografisch spreiden, schaalvergroting stimuleren en een aanbod voor elke Vlaming realiseren. De overheid herverkavelde daarom met het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk het vormingslandschap ingrijpend. Een 30-tal instellingen en deelinstellingen gingen vanaf 2004-2005 op in 13 gloednieuwe regionale volkshogescholen. Naast de volkshogescholen bleef een beperkt aantal landelijke gespecialiseerde vormingsinstellingen bestaan (zie verder). Vandaag telt Vlaanderen dertien regionaal gespreide Vormingplus-centra. De provincies Antwerpen, West- en Oost-Vlaanderen tellen elk drie centra, Vlaams-Brabant twee, Brussel en Limburg elk één.

INGRIJPENDE BESPARINGSOPERATIE Eind 2010 worden de Vormingplus-centra geconfronteerd met forse veranderingen. In 2011 bespaart minister van Cultuur Schauvliege op de volkshogescholen 2 miljoen euro. Dat is een vermindering van het budget met gemiddeld 25 %. De taken van de Vormingplus-centra worden bovendien aangepast. De coördinatie- en de bekendmakingsopdracht worden geschrapt. Ze worden vervangen door één opdracht van bekendmaking en samenwerking. Voortaan hebben de Vormingplus-centra de volgende drie (voorheen vier) opdrachten: - een eigen aanbod niet-formele educatie verzorgen; - dit aanbod spreiden over de regio; - het eigen aanbod bekend maken bij het brede publiek en samenwerkingen opzetten om het aanbod niet-formele educatie in de regio te versterken. Door de besparingen en de wijziging van hun opdrachten moeten de Vormingplus-centra zich grondig herstructureren en -oriënteren. Ontslagen, afvloeiingen en een beperking van het aanbod zijn gevolgen. Op het moment van dit schrijven is de zoektocht naar een nieuw evenwicht volop bezig. De effecten van de besparingen zullen vanaf 2011 echt merkbaar zijn.

Vormingplus in kerncijfers (2010) het aantal centra: het aantal personeelsleden:

13 200

omzet (inkomsten en uitgaven):

15,2 miljoen euro

subsidies VOLC (uit decreet SCVW):

10,6 miljoen euro

30 VOORSTELLING VAN DE SECTOR


4. DE VORMINGPLUS-CENTRA

De Vormingplus-centra op een rijtje OW

B

GE

WD

Vormingplus regio Brugge

Vormingplus Gent-Eeklo

Waas-en-Dender

A

K

L

Vormingplus regio Antwerpen

Vormingplus Kempen

Vormingplus Limburg

VLAD

BC

HVA

Vormingplus Vlaamse Ardennen-Dender

Vormingplus Brussel (Citizenne)

Vormingplus Halle-Vilvoorde (Arch’educ)

Vormingplus regio Oostende-Westhoek M

Vormingplus regio Mechelen MZWV

Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen

Vormingplus

OB

Vormingplus Oost-Brabant

A

K

B WD OW

GE

M

MZWV BC

VLAD

L OB

HVA

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 31


5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

32 VOORSTELLING VAN DE SECTOR


5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN EXPERTEN IN HUN VAKGEBIED De landelijke vormingsinstellingen werken - in tegenstelling tot de Vormingplus-centra (zie eerder) - niet regionaal, maar landelijk en niet algemeen, maar rond één thema. De vormingsinstellingen zijn experten in hun vakgebied, hun specialisme. Daardoor kan je bij hen terecht voor zowel laagdrempelige als meer doorgedreven vormingen. Maatschappelijke en sociale doelen zijn bij de vormingsactiviteiten nooit veraf. Deelnemers ontplooien er zichzelf, leren nieuwe mensen kennen en komen sterker in de samenleving te staan. 17 vormingsinstellingen bieden samen een breed aanbod van vormingsactiviteiten, gaande van kunst- of natuureducatie over wetenschapspopularisering tot actief burgerschap, zingeving, EHBO, enzovoort. Dat zijn de gespecialiseerde vormingsinstellingen. Daarnaast zijn er ook vormingsinstellingen die werken voor een syndicale beweging of met personen met een handicap en Vijftact, de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap. De drie syndicale vormingsinstellingen zijn verbonden aan één van de drie grote vakbonden (ABVV, ACLVB, ACV). De vorming die zij aanbieden, staat open voor iedereen binnen de ruime syndicale beweging, met of zonder werk, en is niet beroepsgericht. Deelnemers leren er over de werking van de vakbond, de sociale verkiezingen, sociale rechten en plichten, de politieke actualiteit, informatica, enzovoort. De syndicale vormingsinstellingen maken van hun deelnemers mondige en geïnformeerde personen. Op en naast de werkvloer en in de brede samenleving. De vormingsinstellingen voor personen met een handicap hebben dezelfde maatschappelijke en sociale doelen als de andere instellingen. Zij werken echter specifiek met personen met een handicap en hun omgeving. In beperkte mate organiseren ze ook activiteiten voor begeleiders van personen met een handicap. Tenslotte heb je nog Vijftact, de federatie van vijf vormingsdiensten voor personen met een handicap. Deze federatie doet meer dan vormingsactiviteiten organiseren. Ze ijvert voor inclusie en een betere beeldvorming van personen met een handicap. Vijftact bundelt en ontwikkelt bovendien kennis over deze thema’s. In 2010 verliet Inverde de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Inverde was immers eerder gefusioneerd met het Ondersteunend Centrum van het Agentschap voor Natuur en Bos van de Vlaamse overheid. Daardoor kwam de organisatie niet meer in aanmerking voor subsidiëring in het kader van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Begin 2011 kwam Het Vlaamse Kruis als nieuwe gespecialiseerde instelling bij de werksoort. De organisatie maakte de overstap van de werksoort verenigingen naar de werksoort instellingen.

De landelijke vormingsinstellingen in kerncijfers (2010) het aantal vormingsinstellingen:

24

waarvan gespecialiseerde vormingsinstellingen

17

waarvan syndicale vormingsinstellingen

3

waarvan (federaties van) vormingsinstellingen voor personen met een handicap

3

waarvan een federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap het aantal personeelsleden: omzet (inkomsten en uitgaven): subsidies VOLC (uit decreet SCVW):

1 432 30,3 miljoen euro 9,8 miljoen euro

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 33


5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

De landelijke vormingsinstellingen op een rijtje Gespecialiseerde vormingsinstellingen

Centrum voor Christelijk Vormingswerk

Centrum voor Natuur-

Amarant

(CCV)

en Milieu-educatie (CVN)

Halewynstichting

Het Vlaamse Kruis

Impuls

Motief

Natuurpunt Educatie

PRH-Persoonlijkheid en Relaties

Stichting Lodewijk de Raet

Timotheus Intu誰tie

Uitstraling Permanente Vorming (UPV)

Universiteit Vrije Tijd Davidsfonds

34 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

Vormingscentrum Opvoeding en

Vormingsinstituut

Kinderopvang (VCOK)

Rode Kruis Vlaanderen


5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

Wisper

Zorg-Saam

Syndicale vormingsinstellingen

Ateliers voor Werknemersvorming

Vorming en Actie

ComĂŠ, competent in engagement

Vormingsinstellingen voor personen met een handicap

KR8

De Brug Gent

Tievo

Op-Stap

De Kei

Wiev

Z11

Handicum

De Brug Hasselt

VIBEG

VMG

Het Grote Plein

Federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap

Vijftact

Centrum ZitStil

Fevlado-

Gezin en

Diversus

Handicap

Vlaamse Dienst Sig

Autisme

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 35


36 | PROFIEL VAN DE SECTOR


DEEL 2

PROFIEL VAN DE SECTOR


INHOUD DEEL 2 Inleiding Methodologie Begrippenlijst Afkortingen

HOOFDSTUK 1: DE WERKING

41 42 46 49

51

1.1 bevindingen

52

1.2 de verenigingen

56

1.2.1 DE WERKING IN KERNWOORDEN

57

1.2.2 TUSSEN DROOM EN DAAD WERKEN VERENIGINGEN

60

1.2.3 WAT DOEN DE VERENIGINGEN?

66

1.2.4 DE WERKING IN CIJFERS

86

1.3 de bewegingen

1.3.1 BEWEGINGEN EN HUN CAMPAGNES 1.3.2 TUSSEN INDIVIDU EN MAATSCHAPPELIJKE VERANDERING

94 95 108

1.4 de Vormingplus-centra

114

1.4.1 OPDRACHT 1: EEN EIGEN AANBOD VERZORGEN

116

1.4.2 OPDRACHT 2: HET EIGEN AANBOD SPREIDEN OVER DE REGIO

125

1.4.3 OPDRACHT 3: HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE COÖRDINEREN EN AFSTEMMEN

130

1.4.4 OPDRACHT 4: HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE IN DE REGIO BEKENDMAKEN

133

1.5 de landelijke vormingsinstellingen

134

1.5.1. WERKING: VOORBEELDEN UIT HET EDUCATIEF AANBOD

135

1.5.2. KWALITEITSVOLLE LEERPROCESSEN VANUIT EEN STERKE EXPERTISE

147

1.5.3. DE WERKING IN CIJFERS

151

38 | PROFIEL VAN DE SECTOR


INHOUD

HOOFDSTUK 2: DE MEDEWERKERS

163

2.1 bevindingen

164

2.2 staalkaart van de medewerkers

165

2.2.1 INLEIDING

165

2.2.2 OVERZICHTSTABEL

165

2.2.3 DE ‘WORK-FORCE’

167

2.2.4 HET PERSONEELSVERLOOP IN 2010

171

2.2.5 MAN-VROUW-VERHOUDING

173

2.2.6 INHOUDELIJKE EN ONDERSTEUNENDE OPDRACHT

174

2.2.7 LEEFTIJD

175

2.2.8 DIENSTANCIËNNITEIT

177

2.2.9 OPLEIDING

178

2.2.10 VOLTIJDS/DEELTIJDS

180

HOOFDSTUK 3: DE FINANCIËN

185

3.1 bevindingen

186

3.2 staalkaart van de financiën

187

3.2.1 INKOMSTEN

187

3.2.2 UITGAVEN

193

3.3 subsidiecijfers per werksoort per organisatie

196

3.3.1 VERENIGINGEN

196

3.3.2 BEWEGINGEN

198

3.3.3 VORMINGPLUS-CENTRA

199

3.3.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

200

PROFIEL VAN DE SECTOR | 39


INLEIDING

Inleiding Methodologie Begrippenlijst Afkortingen

40 | PROFIEL VAN DE SECTOR


INLEIDING

INLEIDING In dit deel tonen we, aan de hand van cijfers en beschrijvingen, het werk van onze sector, wie er werkt en hoe het financiële plaatje in elkaar zit. Het profiel van de sector dat we in dit deel schetsen, is het resultaat van cijfermatig en beschrijvend onderzoekswerk. De rol die de FOV-lidorganisaties bij dit onderzoek gespeeld hebben, is niet te onderschatten: op één organisatie na leverden alle organisaties alle gevraagde gegevens voor het onderzoek. We kunnen daarom gerust stellen dat de gegevens in dit deel representatief zijn. We danken hiervoor alvast de betrokken organisaties. We willen benadrukken dat meetresultaten steeds een reductie van de werkelijkheid zijn. Een reductie die zich - zonder de bijhorende context - soms zelfs leent tot foute interpretaties. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is meer dan aantallen afdelingen, bestuursleden, campagnes of vormingsuren. De essentie van het sociaal-cultureel volwassenenwerk ligt niet in de cijfers. Zij maken de sector enkel aanschouwelijk. Daarom hebben we bij de rapportage over de werking van de organisaties ook oog voor beschrijvende informatie. We vermelden concrete praktijkvoorbeelden, inhoudelijke pijlers en doelgroepen van de organisaties. De gegevens in dit boek zijn het resultaat van een vijfde gegevensverzameling bij de organisaties. We organiseerden na een testronde in 2006 reeds een ronde in 2007, 2008, 2009 én 2010. Gaandeweg bouwen we zo een tijdreeks op die toelaat evoluties in de sector in kaart te brengen. De cijfers evolueren echter met mondjesmaat. Daarom bespreken we in dit deel enkel trends voor zover ze significant zijn. Het eerste hoofdstuk van dit deel gaat over de werking van de verschillende werksoorten. Omwille van de grote diversiteit tussen de werksoorten werd hier voor een verschillende aanpak gekozen die het beste bij de eigenheid van elke werksoort past. Het tweede hoofdstuk is gewijd aan de medewerkers van het sociaal-cultureel volwassenenwerk: personeelsleden, freelancers en vrijwilligers. We geven een staalkaart met de kerncijfers. Tenslotte vind je in het derde hoofdstuk een financiële analyse van de sector. We houden er onder meer de inkomsten, uitgaven, subsidies en personeelskosten tegen het licht. Bij het opvragen van de gegevens werkten we met een vaste methodologie en begrippenlijst. Je vindt de nodige toelichting hierna.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 41


METHODOLOGIE

METHODOLOGIE We schetsen de methodologie die gehanteerd werd bij het onderzoek dat aan deze publicatie voorafging: We verzamelden zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve gegevens aan de hand van vragenlijsten die de organisaties zelf invulden. We verzamelden de meeste gegevens met een online vragenlijst, verbonden aan een databank. De gegevens over de werking van de Vormingplus-centra verzamelden we met een Excel- en een Word-formulier. De vragenlijst voor de teksten ‘Tussen droom en daad werken verenigingen’ (verenigingen) en ‘Tussen individu en maatschappelijke verandering’ (bewegingen) werden met een Word-formulier rondgestuurd. De bevraging vond plaats in de maanden april, mei en juni 2011 en peilde naar de situatie op 31 december 2010. Deze editie van Boekstaven loopt over de breuklijn van twee beleidsperiodes, twee periodes waarin de sector er grondig anders uitziet (zie hoger). In de afwikkeling van de vorige beleidsperiode verdwenen enkele organisaties en met de start van de nieuwe periode kwamen er organisaties bij. We gaan hier in deze editie van Boekstaven als volgt mee om: - onze kwantitatieve gegevens (cijfers) gaan over de ‘oude’ sector, in zijn samenstelling zoals in 2010; - waar we de sector voorstellen en de werking beschrijven, presenteren we de ‘nieuwe’ sector, in zijn samenstelling zoals sinds 1 januari 2011; In totaal hebben we de kwantitatieve gegevens van 121 gesubsidieerde en/of erkende organisaties ontvangen. Op één organisatie na leverden alle organisaties gegevens voor het onderzoek: - de vereniging LVZ nam niet deel aan de bevraging; - reeds in 2009-2010 stapte de vormingsinstelling Inverde uit de sector. Inverde verdwijnt met deze editie voor het eerst uit Boekstaven;

Twee kantmeldingen bij de gegevensverzameling: 1. Het resultaat van de gegevensverzameling wordt bepaald door de initiële keuze van de op te vragen gegevens. Over personeel bijvoorbeeld, vroegen we de man/vrouwverhouding op, gediversifieerd naar inhoudelijke en ondersteunende opdrachten. Een rondvraag naar de man/vrouw-verdeling in leidinggevende posities zou misschien een andere verhouding laten zien. Het profiel dat we hier van de sector schetsen is dus een resultante van bepaalde keuzes. 2. Ten tweede wordt het resultaat van de gegevensverzameling bepaald door de input van de organisaties. De organisaties vulden immers zelf de vragenlijsten voor het onderzoek in. Dat kan leiden tot lichte verschillen in interpretatie. Met de ingebruikname van een online meetsysteem (zie verder), de ervaring van de organisaties (dit is intussen de vijfde bevraging) en de intensieve begeleiding tijdens de gegevensverzameling is het interpretatieprobleem intussen wel sterk gereduceerd.

VERANTWOORDING CIJFERMATIGE DELEN De bevraging van de organisaties gebeurt sinds 2009 voor het grootste deel met een online systeem, gekoppeld aan een databank. Dit maakt de bevraging op een aantal vlakken efficiënter: - op de ingevoerde gegevens worden meteen enkele automatische controles uitgevoerd (logische juistheid, volledigheid...); - uitleg over de gevraagde gegevens is steeds binnen ‘muisbereik’. Dit garandeert een meer uniforme input van de organisaties; - alle gegevens worden automatisch verzameld in een centrale database. Dit vermindert het risico op menselijke fouten bij de verwerking. Het online systeem is inmiddels voor het derde jaar in gebruik en heeft zijn betrouwbaarheid bewezen.

42 | PROFIEL VAN DE SECTOR


METHODOLOGIE Vijf bewegingen verlieten de sector begin 2011. We besloten deze organisaties niet bijkomend te belasten met vragenlijsten over het verleden. We namen daarom voor deze organisaties de personeelsgegevens en financiĂŤle gegevens van 2009 over. De neutralisering kan verantwoord worden omdat de verschillen tussen twee jaren in eenzelfde beleidsperiode beperkt zijn en omdat deze organisaties cijfermatig een verwaarloosbaar effect hebben op de totaliteit van onze gegevens. Het onderstaande methodologische pad werd gevolgd bij de verwerking van de gegevens over: - de medewerkers bij alle werksoorten; - de kwantitatieve gegevens over de werking van de verenigingen, de Vormingplus-centra en de landelijke vormingsinstellingen. We doorliepen verschillende stappen: selectie en opvraging van de brongegevens, de harmonisatie van de gegevens en bijschattingen.

1. Selectie van de op te vragen gegevens en bevraging Jaarlijks evalueren we in overleg met de sector onze gegevens. We gaan na wat het draagvlak en de draagkracht (haalbaarheid) is voor de gegevensregistratie. De relevantie of de meerwaarde van de op te vragen gegevens en de beschikbare middelen om het onderzoek uit te voeren zijn de criteria. Voor deze editie introduceren we enkele nieuwigheden. We peilen: - naar de reden van vertrek van werknemers; - dieper en meer gedetailleerd naar de inzet van freelancers en vrijwilligers; - naar de effecten van de besparingen op de inzet van personeel. Alle kwantitatieve gegevens zijn een momentopname van de situatie op 31 december 2010. We werken dus niet met jaargemiddelden.

2. Harmonisatie en correctie De harmonisatie houdt in dat we de ingestuurde gegevens controleerden op volledigheid en waarschijnlijkheid. Dit deden we op basis van onze kennis over de werking van de organisaties (plausibiliteit), door de cijfers te vergelijken met ingestuurde cijfers van de vorige jaren en de gegevens uit voortgangsrapporten, publicaties en websites. Bij vastgestelde afwijkingen contacteerden we de organisaties en brachten we, in overleg met de organisatie, waar nodig verbeteringen aan in de brongegevens. Concrete voorbeelden: - een plotse sterke krimp van het personeelsbestand; - een stabiel aantal bestuursvrijwilligers ondanks een groei in aantal afdelingen; - een plotse groei in subsidies uit het decreet, ondanks de besparingen; - ... Doorgaans waren de afwijkingen te wijten aan een vergissing, vergetelheid of een foute interpretatie.

3. Bijschattingen Enkele organisaties waren niet in de mogelijkheid alle gegevens te verstrekken. Dit was in enkele gevallen te wijten aan een gebrek aan man- of vrouwkracht of een gebrek aan een voldoende nauwkeurig meetinstrument. In overleg met de organisatie werd dan ofwel besloten aan de hand van werkingsindicatoren een verantwoorde schatting te maken, ofwel enkele cijfers van 2010 te hernemen en bij te sturen. Op deze manier werd een 100% respons bereikt bij alle 121 deelnemende organisaties. Een blanco voorbeeld van de vragenlijsten vind je op www.boekstaven.be.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 43


METHODOLOGIE

VERANTWOORDING BESCHRIJVENDE DELEN Omwille van de grote diversiteit onder de organisaties en het feit dat een louter kwantitatieve benadering van de werking als te beperkend wordt ervaren, kiezen we ervoor meer beschrijvende gegevens op te nemen in dit boek. - De verenigingen geven daarom, naast cijfergegevens, ook: - een zelfbeschrijving in een aantal kernwoorden (die we opnemen in een woordenwolk); - een beschrijving van een markante activiteit of project; - een synthese van de maatschappelijke meerwaarde van de organisaties. - De bewegingen rapporteren over hun meest opvallende campagne en gaan dieper in op de wijze waarop ze ‘beweging maken tussen individu en maatschappij’. - De Vormingplus-centra vullen hun cijfergegevens aan met heel wat concrete praktijkvoorbeelden. - De landelijke vormingsinstellingen vermelden naast cijfers een aantal voorbeelden van vormingen die ze in 2010 georganiseerd hebben en een synthese van hoe het educatief werk er vorm krijgt. De organisaties vulden de vragenlijsten zelf in. Waar nodig werden de gegevens in overleg met de organisaties aangepast of ingekort. Een blanco voorbeeld van de vragenlijsten vind je op www.boekstaven.be.

VERANTWOORDING FINANCIËLE GEGEVENS De erkende en gesubsidieerde organisaties moeten jaarlijks vóór 1 april een financiële afrekening bezorgen aan het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Volwassenen. Net als andere jaren vroeg de overheid het gedetailleerde overzicht van uitgaven en inkomsten op met een Excel-tabel. We verzamelden dezelfde tabellen bij de organisaties en analyseerden ze. We controleerden de tabellen ook op plausibiliteit en vergeleken ze met de tabellen van 2009. Waar nodig vroegen we verduidelijkingen of aanpassingen bij de organisaties. Drie organisaties bezorgden geen (adequate) afrekening. Voor die organisaties namen we de cijfers voor 2009 over. Vijf bewegingen verlieten de sector begin 2011. We besloten deze organisaties niet bijkomend te belasten met vragenlijsten over het verleden. We namen daarom voor deze organisaties de personeelsgegevens en financiële gegevens van 2009 over. De neutralisering kan verantwoord worden omdat de verschillen tussen twee jaren in eenzelfde beleidsperiode beperkt zijn en omdat deze organisaties cijfermatig een verwaarloosbaar effect hebben op de totaliteit van onze gegevens. Een blanco voorbeeld van de Excel-tabel voor de financiële afrekening vind je op www.boekstaven.be.

BEREKENING SPREIDINGSINDEX VORMINGPLUS-CENTRA (p. 128) De bereik-index van de Vormingplus-centra toont de spreiding (en enkel de spreiding) van het aanbod van een Vormingplus-centrum. Logischerwijze zal een Vormingplus-centrum meer inschrijvingen/deelnames tellen in een stad dan in een landelijke gemeente. Omdat er in de stad meer mensen zijn. Tien deelnames in een dorp kunnen verwaarloosbaar lijken ten opzichte van pakweg 1.000 in een stad, maar wanneer je het effect van de bevolkingsdichtheid neutraliseert, kan blijken dat het dorp wél goed bediend wordt. Tien deelnames op een bevolking van 1.000 is proportioneel immers een zelfde bereik als 1.000 deelnames in een stad van 100.000. Uit enkel het aantal deelnames per gemeente kan je dus nog niet veel afleiden over de werkelijke spreiding van het aanbod. Wil je dus weten of een Vormingplus-centrum alle gemeenten even goed bereikt, dan moet je in de berekening rekening houden met de bevolking. Met een berekening van deelnames per inwoner kom je al dichter in de buurt:

44 | PROFIEL VAN DE SECTOR


METHODOLOGIE

deelnames uit gemeente / bevolking gemeente 10 deelnames op een bevolking van 1.000 (10/1.000 = 0,01) is inderdaad een zelfde bereik als 1.000 deelnames op een bevolking van 100.0000 (1.000/100.000 = 0,01) Een extra verfijning: de spreidingsindex wil enkel de spreiding van de deelnames tonen. Niet het aantal deelnames. Absolute aantallen zie je immers op andere kaarten in het boek. Ook het effect van het absolute aantal deelnames moet dus geneutraliseerd worden. Met andere woorden: deze index negeert hoeveel of hoe weinig deelnames een Vormingplus-centrum noteert en toont enkel of ze goed gespreid zijn over de verschillende gemeenten van de regio. De spreidingsindex is dus relatief en niet absoluut. Daarom worden de deelnames in een gemeente in de formule gerelateerd aan het totaal aantal deelnames in een regio en wordt de bevolking van een gemeente gerelateerd aan het totaal van de bevolking in een regio:

deelnames uit gemeente

spreidingsindex =

bevolking gemeente /

totaal deelnames Vormingplus

totaal bevolking regio

Wanneer de graad 1 is, betekent dit dat verhoudingsgewijs evenveel deelnames uit een gemeente komen als er inwoners zijn (een evenwichtig bereik). Een gemeente die bijvoorbeeld goed is voor 5 % van de inwoners van de regio, levert in dat geval ook 5 % van de deelnames (5 % / 5 % = 1). Wanneer de graad groter is dan 1, betekent dit dat verhoudingsgewijs meer deelnames uit een gemeente komen dan er inwoners zijn (rood - een groot bereik). Bij een graad kleiner dan 1 geldt het omgekeerde (blauw - een klein bereik). Niet enkel de centrumsteden, maar ook sommige landelijke gemeenten vertonen een hoge spreidingsindex. De donkergekleurde rode gebieden noteren in verhouding met het aantal inwoners veel deelnames. Hoe egaler lichtrood (= 1) een regio kleurt, hoe evenwichtiger het bereik gespreid is.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 45


BEGRIPPENLIJST

BEGRIPPENLIJST Afdeling of groep: een duurzame zelforganisatie van vrijwilligers die verantwoordelijkheid opneemt voor de bestuurlijke en inhoudelijke werking en hierin professioneel ondersteund wordt door de vereniging. Bestuurslid: een vrijwilliger die behoort tot het bestuur van een lokale afdeling, kern of groep van een vereniging. Landelijke bestuursleden horen hier ook bij. Bestuursvergadering: een bijeenkomst waarbij de inhoudelijke en/of organisatorische werking van de lokale afdeling, kern of groep van de vereniging wordt voorbereid en uitgewerkt. Brussel: Brussel (het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) wordt hier als een afzonderlijke provincie beschouwd. Deelname (Vormingplus-centra): in het hoofdstuk over de Vormingplus-centra maken we een onderscheid tussen een deelname en deelnemer. Een deelname is een inschrijving. Het gaat hier dus niet noodzakelijk om unieke deelnemers. Elders in het boek hanteren we voor de eenvoud steeds de term ‘deelnemer’ om deelnames uit te drukken. Deelnemer: indien er gewerkt wordt met inschrijvingen bij een activiteit, wordt het ‘aantal inschrijvingen’ verstaan onder ‘deelnemers’. Indien er niet gewerkt wordt met inschrijvingen, wordt het getelde of geschatte aantal deelnemers aan de activiteiten bedoeld. Dienstanciënniteit: het aantal volledige jaren dat een personeelslid op basis van een arbeidscontract bij de organisatie werkt. Eén voltijds equivalent (= fulltime equivalent): een tewerkstelling van 100% (fulltime), los van het feit of deze wordt uitgevoerd door één of meerdere fysieke personen. Bijvoorbeeld een persoon werkt 1/5 en een tweede persoon werkt 4/5. Zij vormen samen één voltijds equivalent. Freelance medewerker: een persoon die door de organisatie betaald wordt voor prestaties die buiten een arbeidsovereenkomst tussen deze persoon en de organisatie vallen. We tellen zowel freelancers met een inhoudelijke als een ondersteunende opdracht. ‘Inhoudelijke’ freelancers zijn rechtstreeks betrokken op het inhoudelijke aspect van het sociaal-cultureel werk (bijvoorbeeld als zelfstandig lesgever). Ondersteunende freelancers zijn niet op het inhoudelijke aspect van het werk betrokken: freelance boekhouders, vormgevers, webmasters, ICT-ers en dergelijke... Deze persoon wordt - volgens de wet op het vrijwilligerswerk - niet vergoed als vrijwilliger (zie definitie vrijwilliger). Personen die onder de zogenaamde 25-dagenregeling vallen, worden beschouwd als ‘freelancer’. De rechtsvorm (vzw, vennootschap, eenmanszaak) waaronder de freelancers werken, beschouwen we in onze context als niet relevant. Als een persoon wordt ingehuurd voor werk dat buiten de arbeidsovereenkomst met de organisatie valt, beschouwen we hem/haar als een freelancer. Ook als deze persoon niet rechtstreeks, maar via zijn/haar organisatie (vzw, vennootschap, eenmanszaak) uitbetaald wordt. Huur je dus 2 personen van dezelfde vzw in en betaal je hiervoor de vzw, dan staat dat gelijk met het inhuren van 2 freelancers. Ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk: prestaties geleverd door de medewerkers aan die acties en activiteiten van de organisatie die kaderen in het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze prestaties kunnen zowel educatief, administratief of logistiek van aard zijn.

46 | PROFIEL VAN DE SECTOR


BEGRIPPENLIJST

Inhoudelijke medewerker: een medewerker die volledig of in hoofdzaak rechtstreeks betrokken is op het inhoudelijke aspect van het sociaal-cultureel werk. Bijvoorbeeld: - een educatief medewerker; - een beleidsmedewerker; - een afdelingsondersteuner; - een redacteur; - de coördinator; - de directeur; - een projectbegeleider; - een lesgever. Lid: voor deze bevraging beschouwen we als lid: ‘de persoon die bij een vereniging is aangesloten en/of deel uitmaakt van een groep of afdeling die door de vereniging wordt gefedereerd’. Het lidmaatschap kan zich uiten in het betalen van een lidmaatschapsbijdrage. Mediaan: de mediaan is het midden van een reeks gesorteerde gegevens. Met midden wordt het middelste getal in de verdeling of verzameling bedoeld. Bij een even aantal elementen is er geen midden. Men neemt dan het gemiddelde van de twee om het midden liggende elementen als mediaan. Voorbeeld 1: van de gesorteerde reeks 3, 5, 7, 13, 40 is 7 het middelste getal. 7 is de mediaan. Voorbeeld 2: bij de gesorteerde reeks 3, 5, 7, 13, 40, 1.000 is er geen middelste cijfer. De mediaan is het gemiddelde van de twee om het midden liggende cijfers: 7 en 13. De mediaan is 10. Niet-formele educatie: we baseren ons op de omschrijving van niet-formele educatie die het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert. Art. 2, 7°: “Een geïnstitutionaliseerde vorm van volwasseneneducatie waarbij de deelnemer kennis, inzicht en vaardigheden vergroot voor zichzelf en anderen, met het oog op persoonsontplooiing en het actief participeren in een democratische samenleving, en waarbij een sociaal-culturele methodiek gehanteerd wordt met zowel open als gesloten doeloriëntaties; de bovenstaande definitie wordt, wat de te subsidiëren activiteiten betreft, verder in dit decreet per werksoort ingevuld; in relatie tot specifieke sociaal-culturele activiteiten kan de niet-formele educatie leiden tot het afleveren van leer-, competentie- en functiebewijzen.” Niet-formele educatie subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet: het decreet hanteert naast de algemene definitie nog bijkomende criteria voor de omschrijving van niet-formele educatie: - bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen (art. 23, derde lid, 3°, c en art. 24); - bij de syndicale vormingsinstellingen (art. 31 §1); - bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap (art. 32 §2 en §3); - bij de federatie van vormingsdiensten voor mensen met een handicap (art. 36 §1). Alleen een programma-aanbod dat via een open aanbod en in de autonome levenssfeer van de deelnemer wordt gebracht, is voorwerp van subsidiëring. Sommige activiteiten met kansengroepen en hun omgeving en met multiplicatoren worden wel gelijkgesteld met niet-formele educatie. Niet-formele educatie erkend en gesubsidieerd door de overheid: dit is het aandeel gepresteerde uren niet-formele educatie dat de Vlaamse overheid effectief subsidieert. Ondersteunende medewerker: een medewerker die volledig of in hoofdzaak faciliterend werkt voor de inhoudelijke medewerkers of voor de organisatie. Bijvoorbeeld: - de administratieve medewerkers; - de financiële medewerkers; - de boekhouder; - de onderhoudsmedewerker.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 47


BEGRIPPENLIJST

Personeelslid: medewerker met een arbeidsovereenkomst met de organisatie. Studenten met een studentencontact, stagiairs, PWA’ers, interimarissen, personen die vallen onder artikel 60 van de OCMW-wet en personen die vallen onder de 25-dagenregeling worden in deze context niet beschouwd als ‘personeelslid’. Bij vervangingen wordt de titularis ‘geteld’. Publieksgerichte activiteiten (verenigingen): alle lokale en bovenlokale activiteiten die zich richten naar leden of het brede publiek. (Publieksgerichte) activiteiten (Vormingplus-centra): deze activiteiten kunnen aangeboden worden in een open of gesloten aanbod, al dan niet in samenwerking met partners. De activiteiten omvatten zowel eerstelijns- als tweedelijnsactiviteiten (bv. aanbod voor vrijwilligers of intermediairen). Langlopende projecten en tentoonstellingen worden geregistreerd als één activiteit. Het aantal uren en het aantal deelnemers wordt hiervan niet geregistreerd. Vrijwilliger: iemand die de organisatie onbezoldigd mee doet draaien. We baseren ons op de definitie uit de wet op het vrijwilligerswerk: vrijwilligers verrichten activiteiten, onbezoldigd, onverplicht, voor anderen of de samenleving, buiten de normale werkcontext en binnen een organisatie. Ook de bestuursleden bij de verenigingen zijn vrijwilligers.

48 | PROFIEL VAN DE SECTOR


AFKORTINGEN

AFKORTINGEN SCVW: sociaal-cultureel volwassenenwerk VER: verenigingen MIG: migrantenverenigingen BEW: bewegingen VHS: volkshogescholen LVI: landelijke vormingsinstellingen

PROFIEL VAN DE SECTOR | 49


50 | PROFIEL VAN DE SECTOR


DEEL 2

PROFIEL VAN DE SECTOR HOOFDSTUK 1

DE WERKING


1. DE WERKING 1.1 bevindingen

1.1 BEVINDINGEN VERENIGINGEN trede tussen droom en daad: veel burgers willen hun zeg hebben en de samenleving mee vorm geven. In een vereniging vinden ze hiertoe een uitgelezen kader. Dit is naast ontmoeten en samenzijn een belangrijke drijfveer om deel te nemen aan het verenigingsleven. Verenigingen brengen mensen op een laagdrempelige manier samen. Ze zijn actief op de assen emancipatie, gemeenschapsvorming en activering. Ze groeperen mensen met gezamenlijke dromen en bekommernissen. In overleg en samenwerking met een schare vrijwilligers en de achterban maken deze organisaties maatschappelijke keuzes en schieten zij samen in actie. Door hun herhaalde activiteiten en acties zorgen verenigingen enerzijds voor empowerment van hun achterban. Minderheden, vrouwen, gezinnen en senioren zijn de meest gemelde specifieke doelgroepen. Anderzijds creëren ze (draagvlak voor) maatschappelijke verandering. Uit veel voorbeelden blijkt dat verenigingen het brede publiek willen sensibiliseren en trachten te wegen op het beleid. Ze nemen het op de straat en in de media op tegen partnergeweld, discriminatie, mensenrechtenschendingen, oorlog, seksisme... samen en op maat: de kracht zit in de diversiteit van de verenigingen. Deze diversiteit laat iedereen toe zich op één of meerdere dimensies van zijn of haar identiteit te verbinden met anderen. Verenigingen werken daarom aan de thema’s die hun achterban bezighouden. Zonder daarbij de kern van het verenigen uit het oog te verliezen: elkaar ontmoeten en samen leuke dingen doen. Het aanbod is breed: van cultuur, ecologie, opvoeding, ICT, gender, het dorp of de buurt tot netwerking, Vlaams bewustzijn, interculturele projecten... 182.000 vrijwilligers: vrijwilligers vormen de motor van de verenigingen. Met zo’n 182.000 vrijwilligers neemt deze werksoort het leeuwendeel (94 %) van de vrijwilligers in de hele sector voor zijn rekening. Van deze vrijwilligers nemen 135.000 een verantwoordelijkheid op als bestuurder. een stabiel en gespreid bereik: met 2,2 miljoen leden en 9,2 miljoen deelnemers aan de activiteiten weten de verenigingen zich verzekerd van een stevige achterban. Samen tellen de verenigingen 13.922 afdelingen. Met gemiddeld 43 afdelingen in elke Vlaamse en Brusselse gemeente zijn de sociaal-culturele verenigingen sterk (en stabiel) aanwezig in onze samenleving. De afdelingen van de verenigingen zijn behoorlijk gelijkmatig verspreid over de provincies.

52 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.1 bevindingen

BEWEGINGEN campagnebeesten: bewegingen beogen de transitie naar een betere maatschappij. Dit doen ze door onder meer campagnes in te schakelen. Ze zijn experts in hun thema en weten als geen ander hun thema onder de aandacht te brengen van de pers en het brede publiek. Ze vechten tégen geweld, racisme, armoede, de digitale kloof, wantoestanden bij banken... en ijveren vóór vrede, verantwoord consumeren, duurzaamheid, onafhankelijke media, inclusie, ethiek... Vaak vernieuwend in denkbeelden en creatief in oplossingen, nodigen ze de burger uit om na te denken over de eigen samenleving en het heft in handen te nemen. tussen individu en maatschappelijke verandering: bewegingen willen meestal zowel een verandering teweeg brengen bij het individu (mentaliteit, beter begrip) als in de structuren die ons omringen (wetgevend kader, bedrijven, scholen...). Hiervoor maken ze gebruik van zowel individuele als collectieve responsabilisering en actiemethodes. Organisaties gaan meestal expliciet op zoek naar nieuwe actiemethodes om hun maatschappelijk doel te bereiken. Daarvoor werken ze samen met tal van partners. match tussen het decreet en het terrein: een geschikt wetgevend kader creëren voor de systeemkritiek die bewegingen leveren, is geen evidentie. Het impliceert een overheid die zijn eigen critici durft te subsidiëren. Toch zijn bewegingen over het algemeen tevreden met het inhoudelijk kader dat het decreet voor het sociaal cultureel volwassenenwerk schept. De beoordelingselementen sluiten nauw aan bij wat zij zelf van hun werking verwachten. Het decreet geeft de organisaties voldoende vrijheid om nieuwe en creatieve actiemethodes te ontwikkelen. Wel speelt de grote budgettaire onzekerheid hen parten.

PROFIEL VAN DE SECTOR 53


1. DE WERKING 1.1 bevindingen

VORMINGPLUS-CENTRA De Vormingplus-centra hadden – tot de start van de besparingen in de werksoort vanaf 2011 – vier opdrachten: een eigen aanbod niet-formele educatie verzorgen: de Vormingplus-centra garanderen, elk binnen hun eigen regio, een eigen educatief aanbod aan een breed publiek. Het aantal deelnames groeide tussen 2007 en 2010 (tot voor het zware besparingsjaar) met 39 %. Ze werken hiervoor samen met tal van partnerorganisaties. De centra gaan op zoek naar creatieve manieren om mensen – ook maatschappelijk kwetsbare mensen - te bereiken en participatiedrempels te slopen. Het aanbod blijft daarbij relevant en to the point. De centra zetten bijvoorbeeld stevig in op digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid. het eigen aanbod spreiden over de regio: de Vormingplus-centra verlagen participatiedrempels door het aanbod tot aan de deur van hun (potentiële) deelnemers te brengen. In het grootste deel van de Vlaamse gemeenten worden activiteiten georganiseerd en uit nagenoeg alle gemeenten worden deelnemers geregistreerd. In de centrumsteden realiseren de centra het meeste activiteiten en bereiken ze relatief gezien het meeste mensen. Toch zien we ook buiten de centrumsteden ‘hot spots’ voor vorming. het aanbod niet-formele educatie afstemmen en coördineren: deze opdracht is sinds 2011 hervormd omwille van de besparingen. Samengevoegd met de vierde opdracht (bekendmaking, zie hierna) is deze voortaan: het eigen aanbod bekend maken bij het brede publiek en samenwerkingen opzetten om het aanbod niet-formele educatie in de regio te versterken. Ook in 2010 werkten de centra samen met tal van organisaties om het aanbod niet-formele educatie af te stemmen. Elk centrum omringt zich met een omvangrijk regionaal netwerk. We merken doorheen de jaren een verdubbeling van het aantal samenwerkingsverbanden (+ 106 %). Gemeenten, steden, cultuuren gemeenschapscentra, welzijnsorganisaties en OCMW’s zijn de belangrijkste partners. het aanbod niet-formele educatie in de regio bekendmaken: de Vormingplus-centra ontsluiten het eigen aanbod en dat van andere aanbieders van niet-formele educatie naar zoveel mogelijk mensen. Ze bereiken (potentiële) deelnemers met nieuwsbrieven, brochures en online via eigen websites en de PrettigGeleerd- en UiT-databank.

54 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.1 bevindingen

LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN 24 instellingen, 24 invalshoeken: net als bij de andere werksoorten bestaat er een grote diversiteit onder de landelijke vormingsinstellingen. Hun werking richt zich op natuur en milieu, zorg, doelgroepen, kunst en cultuur of persoonlijke en maatschappelijke ontplooiing. Een greep uit het aanbod: hedendaagse kunst in China, initiatiecursus jazzgeschiedens, EHBO op maat van blinden en slechtzienden, vernieuwende islamdenkers, cocreatief leiden van groepen, intuïtieve vaardigheden, criminaliteit en vooroordelen, a capella voor beginners, e-learning Sociale Wetgeving, vorming voor werklozen, overtuigen en beïnvloeden, verslaving bij mensen met een handicap, praten over vroeger met mensen met een handicap... sterke expertise, sterke leerprocessen: de sociaal-culturele vormingsinstellingen bekleden een eigenzinnige positie in het leerlandschap. Ze bieden kwalitatieve leerprocessen aan vanuit een sterke expertise. De leerdoelen zijn vaak open: er is ruimte voor leertrajecten die vooraf niet bepaald werden. Deelnemers bepalen de koers. Dat betekent echter niet dat het allemaal vrijblijvend is: de instellingen plannen hun leerprocessen strategisch en bewaken de kwaliteit nauwgezet. Anders dan vele andere vormingsaanbieders zijn de instellingen geen ‘generalisten’, maar specialisten. Ze zijn gepokt en gemazeld in een welbepaald vakgebied en blijven hun expertise steeds verder ontwikkelen. leren met individuele én maatschappelijke effecten: het leren beperkt zich niet enkel tot de individuele ontplooiing van de deelnemers. Leren in functie van de anderen, de maatschappij is ook een ambitie. Landelijke vormingsinstellingen dragen bij tot meer openheid, democratie en solidariteit in de samenleving. Deelnemers krijgen immers tools aangereikt om als kritische burgers in de ‘wereld’ te staan en een maatschappelijk engagement op te nemen. De leerdoelstellingen zijn immers niet enkel ‘open’ (zie hoger), maar ook ‘holistisch’. Het gaat niet enkel om het opdoen van kennis. Deelnemers leren reflecteren over hun eigen handelen, leren bewust kiezen, ontwikkelen een kritische zin ten aanzien van de maatschappij, nemen hun ontwikkeling sterker in de hand... 230.000 deelnemers: in 2010 organiseerden de instellingen 10.500 activiteiten voor zowat een kwart miljoen deelnemers. 29 % ongesubsidieerde uren: van alle uren niet-formele educatie die de landelijke vormingsinstellingen presteren, is 71 % gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. De instellingen moeten dus voor 29 % van hun aanbod op zoek naar andere financieringsbronnen. Wanneer we enkel naar het aanbod niet-formele educatie dat volgens de (meer strikte) normen van het decreet voor subsidiëring in aanmerking komt, blijkt dat hiervan 78 % gesubsidieerd is. 22 % van de uren die voor subsidiëring in aanmerking komen, blijft dus ongesubsidieerd. aanbod steeds meer afgestemd op de normen van het decreet: de instellingen stemmen hun aanbod steeds meer af op de criteria van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Veruit de meeste uren niet-formele educatie (91 %) vallen binnen de normen van het decreet en zijn dus subsidieerbaar.

PROFIEL VAN DE SECTOR 55



1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

1.2 DE VERENIGINGEN Vlaanderen telt vandaag 561 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen. - 13 van de 56 verenigingen waren tot 2011 zogenaamde migrantenverenigingen. Deze verenigingen kregen tot in 2010 tijd om in alle facetten van hun werking te voldoen aan de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de verenigingen binnen het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. 13 migrantenverenigingen (waaronder Feniks, het samenwerkingsverband van ACLI-Vlaanderen en Federatie Wereldvrouwen) dienden uiteindelijk in 2010 een erkenningsaanvraag in. Op 1 juni 2010 besliste de minister om negen migrantenverenigingen te erkennen. Zij genieten nu een erkenning als vereniging binnen de werksoort verenigingen. De vier andere verenigingen, FAAB, Feniks, FZO en LAF hebben het statuut van ‘vereniging van migranten’. - In 2011 mocht de werksoort drie ‘nieuwe’ verenigingen verwelkomen: ADR Vlaanderen, De Vlaamse Volkstuin en Oxfam Wereldwinkels. - Het Vlaamse Kruis veranderde van statuut: vanaf 2011 is het een erkende vormingsinstelling in plaats van een vereniging. - De vereniging VOSOG kreeg een volwaardig statuut als erkende vereniging. Voorheen ontving de vereniging een startsubsidie. Het deel over de werking van de verenigingen valt uiteen in vier luiken: een beschrijving van de verenigingen in kernwoorden, een maatschappelijke analyse van hun werking, een deel waarin de individuele verenigingen zichzelf beschrijven en een kwantitatief deel. In het eerste luik geven we met kernwoorden in één oogopslag een kijk op de thema’s en de doelgroepen waarrond en waarvoor de verenigingen werken. In het tweede luik ‘Tussen droom en daad werken verenigingen’ gaan we dieper in op hoe verenigingen hun rol als bemiddelaar tussen mens en maatschappij vervullen. In het derde luik omschrijft elke vereniging zichzelf en een recent opvallend maatschappijgericht initiatief. Het vierde en laatste luik pakt - inmiddels traditiegetrouw - uit met cijfers over de afdelingen, leden, activiteiten, (bestuurs)vrijwilligers... van de verenigingen.

1.2.1 DE WERKING IN KERNWOORDEN We vroegen aan elke vereniging de werking te omschrijven in een aantal kernwoorden2. Concreet peilden we naar de inhoudelijke pijlers in de werking en de doelgroep(en) van de vereniging. We hertaalden de ingezonden woorden naar meer uniforme kernwoorden en brachten ze gewogen in een woordenwolk. (zie blz. 58-59) Zo brengen we in één oogopslag de diversiteit en de klemtonen van de werking van de verenigingen in beeld. Hoe groter het woord, hoe vaker verenigingen het vermelden in hun zelfbeschrijving.

De 40 meest voorkomende inhoudelijke pijlers Cultuur, vorming, ontmoeting en belangenbehartiging zijn de meest genoemde inhoudelijke pijlers, gevolgd door emancipatie, participatie en gelijke kansen.

De 14 meest voorkomende specifieke doelgroepen Ook van de doelgroepen maakten we een woordenwolk (de tweede hierna). Naast logischerwijze volwassenen - die we in de wolk achterwege hebben gelaten - zijn (etnisch-culturele) minderheden, vrouwen, senioren en jongvolwassenen de meest genoemde doelgroepen. 1 Deze editie van Boekstaven overspant de breuklijn tussen twee beleidsperiodes. Waar in dit boek cijfergegevens over de verenigingen voorkomen,

gaat het over de werksoort verenigingen zoals deze er in 2010 uitzag: 53 verenigingen (Feniks behandelen we als een geheel). Waar we de werksoort voorstellen en beschrijven, gaat het over de situatie in 2011: 55 verenigingen. Dat is telkens één vereniging minder dan het officiële aantal: LVZ nam immers, net als de vorige jaren, niet deel aan de bevraging voor dit boek 2 Bijvoorbeeld: ‘Vlaamsbewust’, ‘Vlaams-nationalistisch’, ‘Vlaamse cultuur’... worden gevat in het adjectief ‘Vlaams’. ‘Allochtonen’, ‘migranten’, ‘nieuwkomers’, ‘Latijns-Amerikanen’, ‘migranten uit de sub-Sahara’ worden ‘minderheden’...

PROFIEL VAN DE SECTOR 57


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

De 40 meest voorkomende inhoudelijke pijlers

vorming integratie

kritiek

kunst netwerking

empowerment

eco

informatie

gezondheid

vrijzinnig

buurt

solidariteit gemoedelijk

emancipatie progressief

ontmoeting sensibilisering

actie Vlaams

maatschappij

integratie

internationaal

belangenbehartiging avontuur democratie

pluralisme

kansen participatie gelijke doelgroepgericht lage drempels zorg gezin vrijwilligerswerk recreatie onafhankelijkheid duurzaamheid

cultuur

interculturaliteit diversiteit sociaal

58 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

De 14 meest voorkomende specifieke doelgroepen

personen met beperkingen

vrouwen gezinnen mensen die uitsluiting ervaren

Vlamingen

jonge gezinnen

ondernemers

minderheden senioren ouders

zorgbehoevende personen vijftigplussers

leden

jongvolwassenen

PROFIEL VAN DE SECTOR 59


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

1.2.2 TUSSEN DROOM EN DAAD WERKEN VERENIGINGEN Via verenigingen vinden mensen aansluiting met elkaar en met een breed maatschappelijk project. Dit is naast (en vanuit!) het ontmoeten en het zogenaamd gezellig samenzijn, een belangrijke drijfveer om te participeren aan het verenigingsleven3. Dat gebeurt in een opwaartse spiraal tussen droom en daad. De spiraal vertrekt vanuit dromen en bekommernissen. Via een wisselwerking tussen achterban, vrijwilligers en professionals ontstaan concrete acties en activiteiten. De acties en activiteiten zijn gericht op samenzijn, ontplooiing en vaak op het creëren van (draagvlak voor) maatschappelijke verandering. Door de praktische ‘hands on’-mentaliteit van verenigingen krijgt het ‘algemeen belang’ immers een concrete invulling. De daadkracht van verenigingen versterkt en vernieuwt, of trekt nieuw engagement aan. Door samen bezig te zijn, ontstaan op hun beurt nieuwe dromen, of meer aandacht voor nieuwe bekommernissen. Deze vormen de basis voor nieuwe initiatieven, samenwerkingen of vernieuwende praktijken... In dit deel diepen we deze wisselwerking tussen verenigingen en hun achterban uit. Deze tekst kwam tot stand op basis van: - een analyse van de beleidsplannen 2011-2015 van de verenigingen; - een analyse van de jaarplannen 2011 van de verenigingen; - een gerichte bevraging bij de verenigingen. 28 van de 55 organisaties beantwoordden de vragen.

1. Zegje doen en samen vorm geven Verenigingen zijn volop actief op de assen emancipatie, gemeenschapsvorming en activering. Zij gaan hiermee terug naar hun oorsprong. Hierbij spelen zij bewust een troef uit: mensen vinden via een landelijke vereniging aansluiting bij een groter (breder, dieper) maatschappelijk project. Veel burgers willen hun zeg hebben en de samenleving mee vorm geven. In een vereniging vinden ze hiertoe een uitgelezen kader. Samen bezig zijn, overstijgt het individuele engagement.

Mensen vinden via een landelijke vereniging aansluiting bij een groter (breder, dieper) maatschappelijk project.

De verenigingen gaan voluit voor maatschappelijk engagement. De visie van de organisaties werd in de aanloop naar de nieuwe beleidsperiode 2011-2015 aangescherpt en geactualiseerd. Zij willen wegen op het publieke debat en willen hun thema, waarde of doelgroep een plaats geven in het bredere middenveld. Zij willen in dialoog gaan met beleidsmakers. Netwerking en samenwerking zijn daarbij onontbeerlijk. Tegelijk willen de verenigingen de achterban verbreden én meenemen in een sterk maatschappelijk verhaal.

Samen bezig zijn, overstijgt het individuele engagement. Mensen bouwen via verenigingen aan een sterk maatschappelijk verhaal.

2. Niet zomaar en niet vanzelf Verenigingen beschikken over een sterk concept. Landelijke verenigingen zijn unieke netwerken van aangesloten afdelingen4. Het zijn vrijwilligersorganisaties die op een laagdrempelige manier grote groepen mensen op de been weten te brengen en te activeren. Dit gebeurt niet vanzelf en niet zomaar: Mensen organiseren zich graag in groepen. Omdat zij het leuk vinden. Of omdat zij zorg willen dragen voor elkaar en voor de samenleving. Verenigingen zetten deze goesting en zorg om in engagement. Deze (waarden)gedrevenheid zit gevat in het beleid (missie, visie, 3 Cockx, F. & Bastiaensen, H. (2010). De betekenis van sociaal-culturele praktijken. Resultaten van een belevingsonderzoek. Brussel: Socius. 4 In deze tekst staat niet het lokale afdelingswerk centraal, maar wel de dynamiek die lokale, regionale of landelijke praktijken bindt.

60 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

strategische keuzes in de praktijken) van de vereniging. Dit beleid heeft ook een externe uitstraling: een landelijke vereniging trekt mensen aan die een aantal gevoeligheden en dromen delen.

Verenigingen zetten goesting en zorg om in engagement.

Landelijke verenigingen bieden mensen context om mee aan de kar te trekken en de samenleving vorm te geven. In de gedeelde ruimte van de vereniging kaarten mensen niet alleen problemen aan, maar gaan zij ook samen aan de slag met oplossingen. Dit versterkt vrijwilligers en deelnemers in hun ‘locus of control’, en zet anderen aan om deel uit te maken van het gedreven verhaal van een landelijke vereniging. Op grote of kleine schaal, in een tijdelijk of duurzaam verband. De dynamiek die zo ontstaat verbindt mensen en lokale afdelingen over heel Vlaanderen.

Niet alleen problemen doen ertoe. De vrijwilligers en achterban gaan aan de slag met oplossingen. In een tijdelijk of een duurzaam verband.

De verenigingen beheersen strategieën en competenties om wat leeft bij mensen te laten rijpen, te verspreiden en om te zetten in acties en activiteiten. Hierbij creëren de organisaties - opnieuw in een opwaartse spiraal - extra betrokkenheid bij de vrijwilligers, leden en deelnemers.

Wat leeft bij mensen, kunnen verenigingen laten rijpen, verspreiden en omzetten in (landelijke) acties en activiteiten.

Het verhaal van de verenigingen is bovendien krachtig omdat het een landelijk georganiseerd verhaal is. Niet alleen omwille van de impact en de kracht van het getal. De kracht zit in de diversiteit van de verenigingen. Deze diversiteit laat iedereen toe zich op één of meerdere dimensies van zijn of haar identiteit te verbinden met anderen. Dit kan door een leeftijdsgebonden, buurtgebonden of gendergebonden verhaal zijn. Het kan ook achtergrond of roots centraal stellen. Of (on)gelijke kansen en empowerment... Steeds actief balancerend op de assen emancipatie, gemeenschapsvorming en activering. Door een landelijke structuur krijgt het gedeelde verhaal van mensen - hoe specifiek ook - pas echt vorm, verbinding en weerklank.

Door een landelijke structuur krijgt het gedeelde verhaal van mensen echt vorm, verbinding en weerklank.

3. Luisteren. Kiezen. En... actie Verenigingen kan je omschrijven als de trede tussen droom en daad, tussen denken en doen. Vanuit een streven naar of reageren tegen. Hierbij is de wisselwerking tussen het landelijke (en/of regionale) secretariaat en de lokale afdelingen, (bestuurs)vrijwilligers en deelnemers van groot belang. Verenigingen luisteren naar de signalen van de achterban, maken keuzes en gaan over tot actie. In het proces versterken ze vrijwilligers en deelnemers in hun ‘locus of control’, en creëren ze draagvlak voor verandering.

PROFIEL VAN DE SECTOR 61


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Verenigingen luisteren naar de signalen van de achterban, maken keuzes en gaan over tot actie. Dat gebeurt in een constante wisselwerking tussen vrijwilligers, achterban, afdelingen en professionals. Zo zijn ze de trede tussen droom en daad.

Luisteren De Vlaamse overheid doet elk jaar een SCV (Sociaal-culturele verschuivingen in Vlaanderen)-survey. Zij peilt hierbij onder andere naar wat mensen aangeven als een maatschappelijke bekommernis. De SCV-survey baseert zich hierbij op een lijst van 25 items. De verenigingen kregen deze lijst items aangereikt. We stelden hierbij de vraag: “rond welke van deze bekommernissen geeft de achterban van jouw vereniging signalen?”. De resulterende top vijf van signalen uit de achterban is: 1. eenzaamheid en vereenzaming; 2. armoede in België; 3. racisme; 4. milieuvervuiling;

De maatschappelijke bekommernissen van de achterban zijn sterk op de samenleving betrokken. Zij lopen parallel met deze van jonge mensen.

5. derde wereldproblematiek. Opmerkelijk is dat de keuze van deze thema’s aansluit bij het antwoordprofiel van jongeren (-25 jaar)5. Naast de top lopen de bekommernissen parallel met de bekommernissen van ‘de Vlaming’. ‘Stijgende druk op de sociale zekerheid’, ‘de pensioenzekerheid’, ‘de werkloosheid’ en ‘het wegvallen van normen en waarden’ scoren hoog. Verschillende verenigingen reageerden kritisch op de keuzelijst. De thema’s zijn herkenbaar maar niet de formulering. De achterban van deze verenigingen formuleert het anders en stuurt - vanuit een verontwaardiging of idealen - eerder aan op positieve actie rond deze thema’s. Oplossingsdenken in plaats van probleemdenken.

Positieve actie, met de voeten op de grond.

Landelijke verenigingen zijn democratische netwerken van groepen mensen en afdelingen. De verenigingen investeren sterk in laagdrempelige inspraak en interne participatie. Naast het (klassieke) getrapte inspraaksysteem ontwikkelen zij allerhande (aanvullende) alternatieven: ronde tafels, focusgroepen, thematische werkgroepen en fora, ‘BV-cafés’... Ze voorzien ‘sprekerstijd regio’s’, verkennen web 2.0 (bijvoorbeeld met horenzienenpraten.be of vriendinnen.be), meerdaagse of regionale ontmoetingen, consultatierondes...

Naast de beproefde inspraakmodellen ontwikkelen verenigingen ook nieuwe en laagdrempelige vormen van inspraak en interne participatie.

In 2010, in de aanloop naar een nieuwe beleidsperiode, deden ook zo goed als alle verenigingen een rondvraag bij hun leden (en exleden), vrijwilligers en deelnemers (en ook soms niet-deelnemers). Enkele verenigingen besteedden deze bevragingen uit of werkten samen met een universiteit of hogeschool. 5

Bral, Luk (Red.) et al. (2010). VRIND 2010: Vlaamse Regionale Indicatoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering; Bral, Luk (Red.) et al. (2009). VRIND 2009: Vlaamse Regionale Indicatoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.

62 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Ledenbevragingen en onderzoek staan centraal bij de planning van het organisatiebeleid.

Ook via de afdelingsbegeleiders en directe contacten met medewerkers en het secretariaat houden verenigingen een stevige vinger aan de pols. Ook de analyses van afdelingsinitiatieven op lokaal en bovenlokaal niveau zijn voor de verenigingen een relevante bron van informatie over wat mensen aan de basis doet bewegen.

Kiezen De relatie tussen wat leeft bij de achterban en de beleidskeuzes van een vereniging is echter geen één-op-één-relatie. Een aantal verenigingen draait dit gegeven om en maakt straffe maatschappelijke keuzes: “Ondanks het feit dat thema’s zoals diversiteit en ecologie als niet belangrijk uit ledenbevraging kwamen, maken we toch de keuze om hierop in te zetten omwille van het maatschappelijke belang ervan.” (eigen cursivering)

Verenigingen kiezen voor een duidelijk profiel. De mozaïek die hieruit voortvloeit, is de sterkte van de werksoort verenigingen.

Deze organisaties beseffen dat dit de komende jaren een spanningsveld zal betekenen: “hoe de evenwichtsoefening volbrengen tussen de ontmoetings- en ontspanningsfunctie en het maatschappelijk engagement dat het algemeen bestuur wil door terug te keren naar de oorspronkelijke doelstellingen?” (eigen cursivering) De methodes, acties én thema’s zijn onderling zeer verschillend. Deze mozaïek is de sterkte van de werksoort én de sterkte van elke vereniging: via de acties en activiteiten is duidelijk waar vrijwilligers en afdelingen mee bezig zijn en waar de vereniging voor staat.

En... actie De verenigingen gaan actief aan de slag met wat leeft in de samenleving en hun achterban. Daarbij spelen de verenigingen snel en flexibel in op signalen van de achterban.

Snel en flexibel inspelen op signalen uit de achterban. Enkele voorbeelden: - “De actie tegen de bonussen bij Dexia kwam er op aansturen van vrijwilligers uit de afdelingen (rechtstreeks en via de afdelingsondersteuners). Zij vonden dat wij als vereniging moesten reageren.” - “Bestuursvrijwilligers gaven aan dat niet iedereen die recht heeft op een verhoogde sociale tegemoetkoming hier gebruik van maakt. We startten een pilootproject op in West-Vlaanderen waarbij vrijwillige ‘gezondheidspromotoren’ rechthebbenden ondersteunen bij de aanvraag van de tegemoetkoming.” - “Onze bevraging wees uit dat één op vier van onze mensen onder de armoedegrens leeft. In 2010 organiseerden we een ‘prikdag’: “Mijn inkomen, wat een handicap” [met onder meer een TV-spot en een petitie].” - “Verkeersveiligheid is een thema dat lokaal erg leeft bij gezinnen. Dit signaal leidde tot een nieuw project voor afdelingen: Fiets(je) vaardig in samenwerking met de Fietsersbond.”

PROFIEL VAN DE SECTOR 63


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

- “Senioren hebben vaak problemen om naar een activiteit te komen. Met gerichte interventies lossen we dit mobiliteitsprobleem op.” - “We kwamen te weten dat onze vrijwilligers soms moeilijk een evenwicht vinden tussen zorg voor zichzelf en hun engagement. We organiseerden drie kaderdagen met als thema: ‘Evenwicht tussen zelfzorg en engagement’.” - “Ons 10-jarig feest stond in het kader van wat onze achterban belangrijk vindt: workshops rond diversiteit op de werkvloer, in het onderwijs en in het dagelijkse leven.” Dromen en bekommernissen van de achterban worden ook beleidsmatig - dus structureel en op lange(re) termijn - in de werking van een vereniging ingebed.

Dromen en bekommernissen van de achterban structureel inbedden in de werking.

Enkele voorbeelden: - “Bij een snel-enquête onder leden stelden we vast dat de sociale samenhang in een dorp een belangrijk punt is in de beoordeling van de leefkwaliteit. In opvolging hiervan startten we samen met de KHLeuven een onderzoek naar de sociale samenhang op het platteland en de rol van het sociaal-cultureel verenigingsleven hierin. Dit onderzoek leidde tot een aantal concrete aanbevelingen die we als acties uitwerken in de komende beleidsperiode.“ - “Uit de behoeftebevraging bleek de bekommernis om duurzaamheids- en milieu-thema’s. In combinatie met het internationaal jaar van de biodiversiteit inspireerde dit ons om dit thema op te nemen in het globale werkthema vanaf 2011.” - “Via onze website deden we een grootscheepse bevraging bij onze afdelingen en bij de bezoekers van onze website. De topper bleek het zorgdossier te zijn. Om hierop in te spelen, organiseren wij in het najaar van 2011 en het voorjaar van 2012 een grootscheepse, nationale actie om een aantal beleidseisen kracht bij ze zetten.”

Samenspel medewerkers en vrijwilligers De medewerkers op de secretariaten werken de acties en activiteiten niet alleen uit. De kracht van het vereniging zijn, zit immers in het meedenken en -doen van de vrijwilligers. Vrijwilligers en beroepskrachten werken in samenspel, met een impliciete taakverdeling.

Het initiatief of de uitwerking van een activiteit ligt nu eens bij de professionals op het secretariaat, dan weer bij de lokale vrijwilligers. Enkele voorbeelden: - “De Gentse afdeling zag in het stedelijk straatbeeld de laatste jaren steeds meer levensgrote affiches verschijnen van jonge meisjes met perfecte maten. Zij gaven het landelijk secretariaat te kennen iets te willen doen rond schoonheidsidealen en de weerbaarheid van vrouwen op middelbare en overgangsleeftijd. In samenspraak met de afdeling kwam het project Zelf(in)beeld tot stand. Dit project voorzag vrouwen uit de doelgroep in een korte opleiding, die resulteerde in een zelfportret. De vrouwen toonden zich hierbij op hun sterkst. Het resultaat is gebundeld in een boek. Bij het project hoorde ook nog een studiedag voor de doelgroep, de leden én hulpverleners en de vernissage van de tentoonstelling.” - “Als respons op een bevraging ontwikkelden we het concept Ecocyclo. Dit zijn fietstochten langs duurzame plekken, voorzien van een documentatieboekje. In heel Vlaanderen stippelen de afdelingen nu Ecocyclotochten uit. De lokale werking heeft immers de nodige know how rond duurzame plekken in hun omgeving. Het secretariaat zorgt voor de verwerking van het beeldmateriaal.” - “Het forum Rainbow Cultures is een collectief van allochtone holebiverenigingen en -initiatieven, ondersteund door het nationale secretariaat. Deelnemers brengen noden van allochtone holebi’s in kaart. Een voorbeeld van realisatie is de brochure en studiedag ‘Breng kleur in je onthaal’, gericht op de interculturalisering van de (onthaal)werkingen van de holebibeweging.” 64 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Veranderen door gewoon te dóen Verenigingen creëren betrokkenheid voor een welbepaald thema en bieden een concreet handelingskader aan. Het gaat hierbij telkens om meer kansen voor meer mensen en het werken aan systeemverandering. Door de praktische ‘hands on’-mentaliteit krijgt het ‘algemeen belang’ een concrete invulling. De acties en activiteiten kunnen gericht zijn op de achterban maar ook op sensibilisering van het brede publiek.

Door de praktische ‘hands on’-mentaliteit bij verenigingen krijgt het ‘algemeen belang’ een concrete invulling. Enkele voorbeelden: - lokale) samenaankopen van luiers, zonnepanelen, stookolie... - opzetten van een databank, bedoeld voor het brede middenveld, met allochtone experten over allerhande levensdomeinen; - nationale (actie)campagnes rond kindslavernij/armoede/partnergeweld/bewust omgaan met energie/splitsing van BHV/lage pensioenen...

Opwaartse spiraal En zo is de cirkel rond: landelijke verenigingen weten zeer goed wat leeft in de samenleving. Ze luisteren naar hun achterban. Samen met vrijwilligers zetten ze bekommernissen om in strategisch gekozen acties en activiteiten. Er ontstaat een landelijke dynamiek die groepen mensen bindt. Dit versterkt vrijwilligers en deelnemers in hun ‘locus of control’, en zet anderen aan om deel uit te maken van het gedreven verhaal van een landelijke vereniging. Er ontstaat een opwaartse spiraal van stapsgewijze en ‘voortbouwende’ maatschappelijke verandering.

Er ontstaat een landelijke dynamiek van stapsgewijze en ‘voortbouwende’ maatschappelijke verandering.

PROFIEL VAN DE SECTOR 65


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

1.2.3 WAT DOEN DE VERENIGINGEN? Stelling: “Verenigingen staan met de beide voeten in de samenleving. Ze hebben een buitengewone gevoeligheid voor wat maatschappelijk leeft. Dat zie je aan hun activiteiten: ze hebben impact, zijn hedendaags, actueel en nodig.” In dit deel maken we het werk van de verenigingen concreet. We vroegen van elke vereniging een praktijkvoorbeeld van een opvallend maatschappijgericht initiatief. We vroegen ze zo de bovenstaande stelling te bewijzen6. Je vindt het resultaat op de pagina’s hierna. De voorbeelden tonen de diversiteit en het engagement bij de sociaal-culturele verenigingen. De meeste genoemde praktijkvoorbeelden dragen bij tot ‘empowerment’ van de doelgroep. Op het vlak van tewerkstelling, opvoeding, ICT, gender, relaties... Uit veel voorbeelden blijkt ook dat verenigingen het brede publiek willen sensibiliseren en trachten te wegen op het beleid. Ze nemen het op de straat en in de media op tegen partnergeweld, discriminatie, mensenrechtenschendingen, oorlog, seksisme... Interculturele projecten en cohesie- of netwerkvorming zijn een andere rode draad in het aanbod. B zelfbeschrijving van de vereniging I

opvallend maatschappijgericht initiatief (tussen 2009 en 2010)

A. Vermeylenfonds B

Het Vermeylenfonds is een culturele vereniging met een vrijmoedige kijk op de maatschappij. Een kijk die zich niet laat beperken door politieke, ideologische en religieuze overtuigingen. Zelf(in)beeld is een project over het mentale en fysieke beeld dat mensen van zichzelf hebben. Dit maken we aanschouwelijk met een groep vrijwilligers die met professionele begeleiding foto’s van zichzelf nemen. Dat gebeurt telkens vanuit een ander perspectief: ‘is dit hoe ik wil dat de ander mij ziet?’, ‘ben ‘ik’ dat?’, ‘hoe kom ik over?’... Centraal staat het thema ‘weerbaarheid’ bij vrouwen in de middenleeftijd, in een samvan de doelgroeheidsideaal steeds koppelt aan jonge vrouwen met

I

perfecte maten. We stellen een selectie van de werken tentoon en brengen een mooi portrettenboek uit. De vernissages van de tentoonstelling zijn zeer succesvol. We koppelen ze aan een vormingsaanbod met lezingen en of workshops over het zelfbeeld en weerbaarheid. Het project stelt het eigen handelen van de mens centraal en wil het zelfvertrouwen, de handelingsbekwaamheid en de sociale verantwoordelijkheid op een speelse en artistieke manier stimuleren.

6 Bij enkele verenigingen vulden we de info aan met informatie uit voortgangsrapporten en websites.

66 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

ADR-Vlaanderen (nieuw erkend sinds 2011) ADR-Vlaanderen staat voor ‘Actie Dorpen Roemenië-Vlaanderen’. ADR-Vlaanderen is de koepel van 120 Vlaamse organisaties die werken met een partner in Roemenië. Deze organisaties zijn B

vooral ontstaan als reactie op de schrijnende humanitaire toestanden die aan het licht kwamen na de Roemeense revolutie in 1989. Gemeenten en vrijwilligersorganisaties kwamen in actie om hun ‘adoptiedorp’ te steunen. Onze taak is een kwalitatieve ondersteuning bieden aan de ADR-groepen, zodat hun werking in Vlaanderen sterker wordt. Als koepelorganisatie proberen we de vinger aan de pols te houden. Dat doen we via directe contacten met lokale groepen en onze bijeenkomsten in de zeven regio’s in Vlaanderen. Vanuit de signalen die we tijdens deze momenten opvangen, proberen we als koepel in te spelen op de noden van onze lokale groepen. Begin 2011 ontstaat in Vlaanderen heisa rond drie Roemeense zusjes die het land zouden worden uitgewezen. In de media verschijnen allerlei verhalen over Roemenië, de bijzondere

I

jeugdzorg en de werking van justitie in Roemenië... Als gevolg van deze zaak starten we binnen ADR-Vlaanderen: - een werkgroep ‘bijzondere jeugdzorg’, met de bedoeling een uitwisseling van ervaringen, werkmateriaal... te organiseren; - een artikelenreeks over ‘bijzondere jeugdzorg’ in Roemenië in de ADR-Nieuwsbrief; - persvoorlichting, samen met de betrokken lokale ADR-groep, over de realiteit vandaag in Roemenië op het vlak van ‘bijzondere jeugdzorg’.

AIF, Multiculturele Federatie van Zelforganisaties AIF is een landelijke vereniging die een maatschappij voor ogen heeft: - waar iedereen gelijke kansen heeft; B

- waarbij gebruik wordt gemaakt van de sterktes die ieder in zich draagt; - waar emancipatie en empowerment werkwoorden zijn. AIF wil vanuit een democratische geest een afspiegeling zijn van deze ideale samenleving. Samen met de Vlaamse Scouts en Gidsen werken we een project uit waarbij we verenigingen van jongeren van niet-Belgische origine ondersteunen. Deze jongerenverenigingen kunnen niet terecht bij traditionele Vlaamse koepels. Zij zijn ook te oud om als ‘kinderen of jongeren’ - zoals in

I

het jeugdbeleid begrepen - beschouwd te worden. En dus vallen zij overal uit de boot. Ze hebben behoefte aan ondersteuning bij de start, groei en verzelfstandiging. Onze federatie stimuleert stevig de ontwikkeling, emancipatie, integratie en participatie van deze jongeren. Zonder ons is de kans op ontstaan of voortbestaan van de jongerenverenigingen miniem.

PROFIEL VAN DE SECTOR 67


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Amnesty International Vlaanderen Amnesty is een wereldwijde onafhankelijke en onpartijdige organisatie die de naleving van alle B

mensenrechten nastreeft door onderzoek en actie. Onze activisten worden gedreven door verontwaardiging over ernstige mensenrechtenschendingen en door hoop op een wereld waarin alle mensenrechten werkelijkheid zijn voor alle mensen. Alle mensenrechten voor iedereen: de strijd voor mensenrechten is vandaag actueler dan ooit. Daarom blijft Amnesty actie voeren voor alle mensen wiens rechten geschonden worden. Of het nu

I

gaat over gewetensgevangenen, of mensen die in sloppenwijken verstoken blijven van basisrechten, we zullen actie voeren, brieven schrijven, beleidsmakers aanspreken. Want als het op mensenrechten aankomt, is er geen compromis mogelijk.

ATB De Natuurvrienden De Natuurvrienden is dé socio-culturele vereniging voor duurzaam toerisme en actieve vrije tijd. B ‘Omhels de wereld’: De Natuurvrienden zijn een onderdeel van een internationale organisatie met

meer dan 500.000 leden en 1.000 natuurvriendenhuizen. De Natuurvrienden biedt Ecocyclotochten aan: fietstochten langs ecovriendelijke plekjes in heel Vlaanderen. Langs de provinciale fietsknooppunten-netwerken maken we kennis met bioboerderijen, een wereldwinkel, een sociaal tewerkstellingsproject, natuurgebieden, enzovoort. De fietser I

ervaart individueel of in groep wat ‘duurzaam’ in de praktijk inhoudt. Fietsen is bovendien een zeer laagdrempelige activiteit, zodat quasi iedereen kan deelnemen aan deze vorm van ‘ecocultuur’. De fietstochten kunnen steeds op eigen initiatief of ook in groep gereden worden. Bij een Ecocycloroute hoort ook steeds een mooie brochure met beschrijving van de route en de bezienswaardigheden.

çavaria Çavaria inspireert, stimuleert en ondersteunt verenigingen en individuen die opkomen voor een B

brede kijk op seksuele oriëntatie, genderexpressie en genderidentiteit. Ze streeft het welzijn na en komt op voor de rechten van homo’s, lesbiennes, bi’s en transgenders in alle aspecten van het dagelijkse leven. Çavaria organiseert samen met Sensoa de Take Care Week, een campagneweek in aanloop naar Wereldaidsdag (1 december). Aanleiding hiervoor is het stijgend aantal besmettingen met hiv bij

I

homomannen. Verenigingen en horecazaken worden opgeroepen om tijdens de Take Care Week een activiteit te organiseren rond hiv. Çavaria en Sensoa zorgen voor materiaal, kant-en-klare vormingen en ideeën voor acties. In 2010 zetten we een 40-tal lokale en regionale acties op in Vlaanderen en Brussel.

68 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

ConTempo ConTempo leert mensen waarvan de partner is overleden om te gaan met hun nieuwe levenssituaB

tie. Zo kunnen ze stilaan verder en komen ze opnieuw tot een volwaardige deelname aan het maatschappelijke leven. ConTempo wil ook een vluchtheuvel zijn waarop mensen kunnen terugvallen. Ze zijn er ten alle tijde welkom, om samen met anderen, zinvol, creatief en opbouwend bezig te zijn. Onze rouwzorggroepen voor mensen waarvan de partner vrij recent is overleden. Lotgenoten komen onder professionele begeleiding met ervaringsdeskundigen samen gedurende een beperkte

I

periode. Doel is dat de mensen nadien opnieuw verder kunnen. De reacties zijn altijd heel positief. Sommigen gaan hun eigen weg, anderen sluiten zich aan bij onze plaatselijke groepen.

curieus curieus - wat cultuur al niet kan. curieus is een progressieve sociaal-culturele volwassenenorB ganisatie die zich op een open en laagdrempelige manier bezig houdt met alles wat mensen kan

boeien. curieus lanceert midden 2011 haar nieuwe nationale project: ‘Neuzen in...’ Al onze afdelingen krijgen hierbij de kans om een boekje uit te werken over hun stad, dorp of wijk. Zowel het I

maken van deze boekjes, als de lancering en verspreiding ervan kunnen ze koppelen aan tal van activiteiten. Elke afdeling kan het naar eigen wens invullen. Dieper kunnen we nauwelijks met onze voeten in de samenleving staan.

Davidsfonds Het Davidsfonds brengt kwaliteitsvolle cultuurbeleving voor alle inwoners van Vlaanderen via meer dan 10.000 kleine en grote evenementen, gedragen door een netwerk van duizenden bestuursB leden en andere vrijwilligers, beroepskrachten, artiesten, muzikanten, sprekers, reisbegeleiders...

Omdat cultuur mensen aanzet om na te denken, een mening te vormen en te toetsen aan die van anderen. Op 23 januari organiseerde het Davidsfonds voor het eerst ‘Toast Literair’ op meer dan 100 I

verschillende plaatsen. Met 8.000 deelnemers werd het meteen het grootste literair ontbijt in Vlaanderen. Een zondagochtend vol auteursontmoetingen, theateropvoeringen, vertellingen, lezingen en nog veel meer.

PROFIEL VAN DE SECTOR 69


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

De Vlaamse Volkstuin (nieuw erkend sinds 2011) De Vlaamse Volkstuin - Werk van de Akker vzw is een vereniging die alle volkse tuinliefhebbers wil verenigen. Iedereen die een tuin bewerkt als hobby en daar met volle overgave mee bezig is, kan in B

de vereniging zijn gading vinden. Je hoeft niet per se over een typische volkstuin te beschikken om mee te kunnen doen. De Volkstuin is de grootste vereniging van tuinliefhebbers van Vlaanderen. De meer dan 35.000 leden zijn verenigd in een 205-tal plaatselijke afdelingen, verspreid over het hele Vlaamse land. - Dat tuinieren terug in de lift zit en dat de vraag naar beschikbare grond hiervoor groot genoeg is, moet niet meer gezegd worden. De Vlaamse volkstuin heeft daarom dit jaar alle gemeentebesturen aangeschreven met een praktische handleiding voor het aanleggen van volkstuinparken. We brengen het ecologische en het sociale aspect van volkstuinen onder de aandacht en hopen

I

op medewerking van de gemeentebesturen. - Enkele afdelingen organiseren samen met scholen prijskampen voor kinderen en jongeren: de grootste zonnebloem, de grootste pompoen... - De Volkstuin Antwerpen huurt enkele percelen, die ze op vrijwillige basis laat bewerken door gedetineerden.

Federation of Anglophone Africans in Belgium (FAAB) FAAB ondersteunt haar lidverenigingen en ijvert voor een volwaardige participatie van de Afrikaanse B gemeenschap aan de Belgische samenleving door middel van informatie, empowerment, sensibili-

satie, dialoog en samenwerking. In onze huidige samenleving belemmert een gebrekkige computerkennis en -toegang een evenwaardige participatie. Veel leden van onze achterban beschikken niet over deze competenties en ondervinden daardoor problemen in hun zoektocht naar werk, huisvesting, onderwijs, opleiding... I

FAAB vindt het dan ook belangrijk om mensen de kans te geven de basisbeginselen onder de knie te krijgen, zodat ze op termijn volwaardig kunnen participeren aan onze samenleving. Zowel in Antwerpen als in Brussel beschikken we over een computerruimte waar geĂŻnteresseerden tijdens de kantooruren terecht kunnen om de computers te gebruiken of om zaken op te zoeken op internet. In Brussel geven we elke vrijdag- en zaterdagavond computerles aan beginners.

Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS) Federatie Onafhankelijke Senioren ( FedOS ) is een sociaal-culturele koepelorganisatie die door haar netwerk een meerwaarde biedt aan alle seniorenverenigingen, ongeacht hun achtergrond B

en hun werking. FedOS richt zich naar alle senioren in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het FedOS-afdelingsnetwerk is zeer divers: FedOS slaagt erin om bedrijven-, vrienden- en thematische lidafdelingen te verenigen. We brengen senioren niet alleen bij elkaar als ex-collega’s, vrienden, leeftijdsgenoten... maar ook op basis van gemeenschappelijke (thematische) interesses. FedOS investeert in een kunstplatform. Seniorenkunstenaars krijgen naar ons gevoel nog te weinig de mogelijkheid om hun werk aan een groot publiek voor te stellen. Ze moeten vaak opboksen

I

tegen het talent van het jonge geweld. Omdat FedOS overtuigd is van de plastische meerwaarde van seniorenkunst, bieden we seniorenkunstenaars 50+ de mogelijkheid om op regionaal en lokaal vlak hun werken tentoon te stellen.

70 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV) FMV ontwikkelt een emancipatorische sociaal-culturele werking door burgers met een migratieB verleden te informeren, te sensibiliseren en te verenigen. Zo verbeteren ze hun maatschappelijke

positie en verhogen ze hun participatie aan een open Vlaamse pluralistische samenleving. De diverse groepen binnen het FMV worden verbonden door de beleving van eenzelfde religie, namelijk de islam. De ramadan krijgt daarom in de planning van het FMV een bijzondere plaats. Jaarlijks organiseert het FMV met de lokale afdelingen een ramadanmarkt, zowel in Antwerpen I

als in Gent. Marktkramers bieden er allerhande koopwaar en je kan er terecht voor verschillende workshops... We sluiten af met een iftar waarbij we gezamenlijk de vasten verbreken. Met dit initiatief willen we op een laagdrempelige manier burgers dichter bij elkaar brengen. In een ontspannen sfeer zonder verplichtingen.

Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF) CDF vzw is een vooruitstrevende niet-confessionele koepelorganisatie. CDF biedt een alternatief B

door mensen met verschillende overtuigingen en culturen samen te brengen. Samen leggen ze een positief veranderingsproces af, zodat ze kunnen groeien tot volwaardige kritische en bewuste burgers, die zich thuis voelen in de Vlaamse samenleving in al haar verscheidenheid. Studiedag ‘Intercultureel of apart?’ Tijdens deze studiedag nemen we het gangbare Vlaamse diversiteitsbeleid kritisch onder de loep. Neigt het huidig beleid niet eerder naar een uitsluitings-

I

beleid? Stimuleert het beleid het ‘wij-zij-denken’? Moeten mensen van diverse, etnische origine niet eerder gestimuleerd worden aan te sluiten bij het autochtone verenigingsleven, in plaats van aparte organisaties op te richten? Wordt het niet hoog tijd om te kiezen voor een intercultureel in plaats van een apart beleid?

Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL) FZO-VL staat voor integratie, emancipatie en participatie van de migrantengemeenschap in Vlaanderen. FZO-VL is multicultureel: de leden komen uit bijna alle hoeken van de wereld. Zo zijn B er Afrikaanse, Turkse, Latijns-Amerikaanse, Maghrebijnse, Arabische, Oost-Europese en Vlaamse

zelforganisaties aangesloten bij FZO-VL. Wij kunnen dus in zekere zin “global villagers” genoemd worden. Wij organiseren een debat over tewerkstelling. Veel van onze verenigingen melden dat er een I

sterke discriminatie bestaat op de arbeidsmarkt. Dit voelen zij aan omdat zijn zeer dicht bij hun doelgroep staan. Zij staan ECHT tussen de mensen. Het aanvoelen wordt bevestigd door vaststellingen in de uitzendsector. Onze afdelingen vragen daarom meer actie rond tewerkstelling.

PROFIEL VAN DE SECTOR 71


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Feniks ACLI-Vlaanderen ACLI-Vlaanderen vzw maakt deel uit van een grote wereldorganisatie met een lange geschiedenis B in vorming en begeleiding van mensen en kleinere organisaties. Socio-cultureel werk is de grootste

missie naar mensen en aangesloten organisaties. We zetten projecten op met een brede participatie van andere belangrijke organisaties (Federaties, Vlaamse culturele organisaties, cultuurcentra van verschillende gemeenten): muziekconcerten, cinema. Voorbeeld: “Ouder worden in Vlaanderen”, dat wij in de verschillende mijngemeenten organiseren. De grootste groep van de allochtone ouderen (in Limburg voornamelijk ex-mijnwerkers en hun I

echtgenotes) is de Nederlandse taal niet helemaal machtig. In de verschillende zorginstellingen zoals OCMW’s en verzorgingsinstellingen voor ouderen zijn er dan ook communicatieproblemen. De allochtone seniorengroepen worden moeilijk bereikt door de bestaande voorzieningen voor ouderen. Een aantal problemen zoals taal- en cultuurverschillen verhogen de drempel naar deze diensten. ACLI begeleidt deze groepen van dichtbij en doet voorbereidend werk. Culturele, educatieve, recreatieve activiteiten en belangenbehartiging komen aan bod. Dankzij deze initiatieven worden de deelnemers uit hun vaak eenzaam leefmilieu gehaald.

Federatie Wereldvrouwen Federatie Wereldvrouwen vzw is een vereniging van en voor plaatselijke vrouwenverenigingen. B

We bieden steun aan diegenen die de kar trekken van zo’n vereniging. We geven tips, vorming en ondersteuning. Hierdoor staan de verantwoordelijken en de vrouwenverenigingen sterker in hun schoenen. Door ondersteuning op maat aan te bieden, hebben we een sterke voeling met wat er leeft bij onze doelgroep. Dat zijn met name (allochtone) vrouwenverenigingen en hun leden. Onze dagelijkse werking, die erop gericht is hen te emanciperen en te empoweren, vormt een praktijkvoorbeeld op zich.

I

Jaarlijks organiseren wij bijvoorbeeld een aanzetactiviteit waarbij we expliciet de bestuursleden van lokale vrouwenverenigingen uitnodigen. De activiteiten bieden de bestuurders een stimulans om op hun beurt zelf activiteiten te organiseren voor de eigen achterban. Hiertoe voorzien we een kant-en-klaar pakket waarmee ze meteen aan de slag kunnen.

FMDO FMDO ondersteunt haar lidorganisaties met vernieuwende en ruimdenkende methodes. De FederaB

tie gaat het migratiedebat niet uit de weg en kiest voor dialoog en communicatie. Met verschillende projecten draagt FMDO bij tot een samenleving waar iedereen geaccepteerd wordt, ongeacht afkomst, religie of achtergrond. In Oostende starten we een project op vraag van de Afghaanse dames (achterban van drie aan-

I

gesloten Afghaanse verenigingen). Ze staan te popelen om allerlei zaken te ondernemen en hun werking te interculturaliseren. FMDO begeleidt hen op een intensieve manier in dit traject.

72 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV) Het Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV) is een Vlaams-nationale maar partijpolitiek ongebonden vereniging voor volwassenenwerk met en voor vrouwen in verenigingsverband. Het behoud van de B Vlaamse identiteit is voor het Forum van Vlaamse Vrouwen de basisgedachte. Deze identiteit beleeft

het FVV in een wereld die voortdurend beweegt en evolueert: in ons vormingsaanbod willen wij vanuit de band met het Vlaamse verleden, het Vlaanderen in de 21ste eeuw bestuderen. Met de tentoonstelling ‘Titia, de eerste westerse vrouw In Japan’ als uitgangspunt, laten we het brede publiek proeven van de mysterieuze Japanse cultuur. Het project omvat een zuiver culturele I

tentoonstelling over de impact die één vrouw gehad heeft op de visie van de Japanners op de westerse vrouw in Europa. Hiervoor wenden we diverse socio-culturele methodieken aan: lezingen, documentaires, workshops, demonstraties, initiaties...

Gezinsbond De Gezinsbond is pluralistisch en democratisch samengesteld en zet zich in voor alle gezinnen in Vlaanderen en Brussel. We verdedigen de belangen van de gezinnen, los van religieuze, ideologiB

sche of politieke opvattingen en los van de samenstelling van het gezin (grote en jonge gezinnen, grootouders, gezinnen met veel of weinig kinderen, éénoudergezinnen, gehuwden of samenwonenden, nieuw samengestelde gezinnen, enzovoort). Kinderen komen bij ons op de eerste plaats. We ijveren voor blijvende erkenning en waardering van het gezin als hoeksteen van onze samenleving. Bijtanken over opvoeding @ home Het project ‘Bijtanken over opvoeding @ home’ werd gestart in 2008 en steeds verder uitgewerkt. ‘Bijtanken over opvoeding @ home’ richt zich tot bestaande sociale netwerken. Een gastouder

I

neemt initiatief om vrienden, familie en kennissen in de huiskamer uit te nodigen voor een uitwisseling over opvoeding. De thema’s voor ouders met jonge kinderen, ouders met tieners en grootouders worden in 2010 aangevraagd door 73 gezinnen. Nieuw voor 2010 is dat voor het eerst ook 10 sessies plaatsvonden bij bijzondere doelgroepen. Gezien het grote succes bouwen we dit project verder uit.

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV) HVV staat voor Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging. Wij zijn vrijdenkers en steunen het vrij onderzoek, we geloven niet in dogma’s en vormen onze eigen mening en geloven niet in een God. Wij B

vinden een goed evenwicht tussen zelfbeschikking, vrijheid en gelijkheid belangrijk. En solidariteit tussen mensen maar ook tussen mens en milieu. Wij zijn voor recht op abortus en euthanasie, we geloven in de evolutietheorie van Darwin en de gelijkheid tussen man en vrouw en de scheiding tussen kerk en staat. Wij organiseren zowel landelijk als plaatselijk in onze afdelingen debat- of filmavonden waarop iedereen welkom is. Liefst organiseren we dit in samenwerking met andere verenigingen, en

I

die verenigingen moeten niet per se vrijzinnig zijn. Op die manier hopen wij maatschappelijk relevante thema’s bespreekbaar te maken en zelf als organisatie de voeling te houden met wat er leeft in onze samenleving. Onze activiteiten hebben als belangrijkste doel vrijwilligers te bereiken die actief samen met ons aan een samenleving bouwen waar vrijheid centraal staat.

PROFIEL VAN DE SECTOR 73


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Internationaal Comité (IC) Internationaal Comité is een landelijke, multiculturele federatie van allochtone zelforganisaties. De B federatie ondersteunt en begeleidt aangesloten sociaal-culturele verenigingen in hun dagelijkse

werking. Daarnaast behartigt ze de belangen van de diverse allochtone gemeenschappen. Naar aanleiding van de revoluties die momenteel plaatsvinden in Afrikaanse, Aziatische en Arabische landen, organiseerde het IC een manifestie aan het monument van de Onbekende Oorlogsvrouw in Hasselt. Met als boodschap: investeer in mensen, niet in wapens. I

Ouders worstelen met moeilijkheden in het onderwijs. Vandaar organiseerde IC samen met de verenigingen een onderwijsconferentie. In de verenigingen gaan we aan de slag rond communicatie met de school, informatie inzake de onderwijsstructuur, studiebeurzen, de werking van het CLB, meertaligheid bij kinderen...

KAV - Vrouwen die bewegen B

KAV schept ontmoetingskansen, beweegt vrouwen en verdedigt hun belangen. Zo bouwen we aan een wereld waarin elke vrouw zich ontplooit. Rechtvaardigheid en solidariteit inspireren ons. We dienden klacht in tegen de seksistische en vrouwonvriendelijke reclamecampagne van modelabel Suit Supply. De Jury voor Ethische Praktijken op het gebeid van reclame verklaarde onze

I

klacht gegrond. We kregen grote media-aandacht in België en Nederland. Zo konden we een grote groep mensen informeren over ons standpunt over esthetische en maatschappelijke beeldvorming van vrouwen.

KVG-Vorming - Open kijk op handicap KVG-Vorming is een vereniging voor alle personen met een handicap en hun omgeving, die B

gedragen wordt door vrijwilligers en beroepskrachten met en zonder handicap. Met alle afdelingen samen bouwt ze aan een toegankelijke samenleving waarbinnen personen met een handicap een plaats hebben en inclusie een feit is. Onze baseline is: ‘Open kijk op handicap’. KVG-Vorming zet jaarlijks een prikdag, een landelijke actie, op met de lokale afdelingen. Met de prikdag maken we zoveel mogelijk mensen bewust rond handicap en inclusie. In 2010 past

I

die actie binnen het project ‘op naar een volwaardig inkomen voor personen met een handicap’. De actie krijgt de slogan ‘Mijn inkomen, wat een handicap!’ mee. We richten ons in de eerste plaats naar beleidsmakers. Maar omdat de publieke opinie ook vaak een verkeerd beeld heeft over de financiële situatie van personen met een handicap, sensibiliseren we ook een ruimer publiek.

74 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

KVLV - Vrouwen met vaart KVLV verenigt vrouwen op het platteland. Conditie en gezondheid, tafelcultuur en gezellig samenB

zijn, hobby’s en vaardigheden, zorg voor jezelf en de omgeving en het authentiek landelijke brengen KVLV in beweging. Samen met andere vrouwen je leven en je omgeving op een creatieve manier benaderen en zo sterker in je schoenen staan: dat is KVLV! Crisis in de land- en tuinbouw KVLV-Agra voert op 3 december 2010 actie onder de slogan ‘Bange Bezorgde Boerinnen’. De actie komt er naar aanleiding van de zeer zware en langdurige varkenscrisis. We krijgen heel wat weerklank in de media.

I

Agravrouwen vanuit alle provincies verzamelen in het Centraal Station en trotseren er sneeuw en bittere koude om op te komen voor de problemen in hun sector. Het wordt een waardige stille betoging. “We zwijgen”, getuigen een aantal deelneemsters, “want vele varkenshouders lijden in stilte en hebben niet meer de energie om hun stem te laten horen nu ze zwaar getroffen worden door de crisis”. De betogers vinden gehoor bij Vlaams minister-president Kris Peeters. Ook volgend jaar zal de sector een beroep kunnen doen op de crisismaatregelen die de Vlaamse regering eerder heeft uitgewerkt.

kwb ‘kwb eensgezind - een bruisende buurt begint hier’: niet enkel in onze standpunten maken we B dat duidelijk. Eén- of tweeoudergezinnen, alleenstaanden, jonge kinderen en jongvolwassenen,

iedereen is welkom! Met ‘Iedereen mee’ (één van de drie inhoudelijke thema’s) kiest kwb voor bewustwording en I

solidariteit. In het voorjaar van 2012 organiseren afdelingen een armoededictee waar de rijke woordenschat van armen voorop staat. Grote afsluiter wordt de landelijke finale van 17 maart 2012. Julien Vrebos neemt het peterschap op van deze activiteit.

Landelijke Gilden Landelijke Gilden brengt mensen met een warm hart voor het platteland samen. ‘Ontmoeten’ en B ‘beleven’, staan centraal in onze werking. Leden en bestuursleden komen op voor een leefbaar

platteland en verdedigen hun belangen. Dorpsbewoners kleuren met hun activiteiten op een creatieve en unieke wijze de identiteit van hun dorp. Landelijke Gilden stimuleert met de actie ‘Dorp in de Kijker’ lokale afdelingen om samen met andere verenigingen acties en activiteiten op te zetten die de sociale samenhang tussen I

dorpsbewoners bevorderen, netwerken doen ontstaan, de troeven van het dorp laten zien en het socio-culturele leven een boost geven. Concrete activiteiten zijn bijvoorbeeld een verlichte dorpswandeling, de afgeschafte dorpskermis opnieuw leven inblazen en een geanimeerd dorpsontbijt voor alle geïnteresseerde dorpsbewoners.

PROFIEL VAN DE SECTOR 75


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF) De Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF) bevordert de inclusie van de Latijns-Amerikaanse gemeenB

schap in Vlaanderen. Samen participeren we aan de Vlaamse gemeenschap, met al haar rechten en plichten. We verrijken de diversiteit in Vlaanderen met de waarden van de Latijns-Amerikaanse cultuur en haar oorspronkelijke volkeren. Project Tomé: In maart 2010 wordt Chili getroffen door een aardbeving, die veel slachtoffers maakt. Een hospitaal in België schenkt ons medisch materiaal om naar Tomé, één van de getroffen dorpen, te sturen. Dat betekent de start van het project Tomé. We organiseren tussen mei 2010 tot

I

nu een heel aantal activiteiten ten voordele van dit project, zoals optredens, feesten, etentjes... We willen hiermee voldoende geld inzamelen om de container met al het materiaal te verzenden (in totaal 25.000 euro, waarvan we nu al 90% bijeen hebben!). We willen tegelijkertijd zowel Latino’s, Belgen als andere gemeenschappen aanspreken om solidair te zijn en een interactie op gang brengen tussen deze verschillende gemeenschappen.

Liberale Beweging voor Volksontwikkeling (LBV) LBV is een landelijke sociaal-culturele vereniging van en voor 50-plussers en met aandacht voor B

kansengroepen. We werken vanuit een humaan-liberale visie op mens en samenleving. Daarbij staan basisdemocratie, keuzevrijheid, vrije en kritische meningsuiting centraal. Vrijwilligers en beroepskrachten zetten zich in om leden te verenigen rond cultuur, vorming en ontmoeting. Met het tweejaarlijkse werkthema ‘Ik maak de klik!’ betrekt LBV haar leden bij actuele maatschappelijke trends die tevens een link hebben met de persoonlijke levenssfeer. Het thema

I

speelt in op behoeften en benut de mogelijkheden van de doelgroep. Aan de hand van samenhangende activiteiten en acties activeren we onze leden tot zelfbewuste en autonome burgers. Door samen ‘de klik’ te maken. In 2011 wordt onder andere gefocust op het versterken van de digitale vaardigheden van de leden en het betrekken van kansengroepen bij het lokale verenigingsleven.

Liberale Vrouwen B

De Liberale Vrouwen ijveren voor de emancipatie van de vrouw, vanuit een liberaal perspectief, als persoon en als groep, door samenwerking en concrete sociaal-culturele actie. Project ‘Vrouwen in kleur’: een project waarbij we vrouwen van andere origine opleiden tot

I

begeleider van interculturele workshops. De eigen ervaring en expertise wordt als basis en uitgangspunt gebruikt en professioneel verruimd door middel van opleiding en training georganiseerd door de Liberale Vrouwen.

Linx+ Linx+ is de ABVV-Partner in vrije tijd. We zijn een vereniging die voornamelijk ABVV-Leden in hun B

vrije tijd bereikt met een waaier aan activiteiten. Linx+ onderscheidt zich hierbij van andere verenigingen omdat we ruim aandacht besteden aan vakbondsthema’s. Deze worden op een aangename en toegankelijke manier gebracht. De voorbije jaren ontwikkelde zich binnen Linx+ een groep van enkele honderden senioren die actief meedenken rond seniorenthema’s en er standpunten rond innemen. Ze dragen die standpun-

I

ten uit via raden en commissies: van plaatselijk tot Europees niveau, en via infonamiddagen bij de achterban. Ze beïnvloeden ook de mensen in het vakbondsmilieu die in strategische adviesraden en beheerscomité’s het beleid adviseren.

76 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

markant - Netwerk van Ondernemende Vrouwen markant is een netwerk van ondernemende vrouwen die in alle openheid ontmoeting, persoonlijke ontplooiing en zorg voor de samenleving nastreven. Het netwerk is daartoe georganiseerd in drie subnetwerken: het vrijetijdsnetwerk markant, dat de persoonlijke ontplooiing in de privésfeer B nastreeft, en de twee professionele netwerken mabizz (ondernemersnetwerk voor vrouwen) en

artemis (carrièrenetwerk). Het netwerk markant is actief in lokale kernen en bovenlokaal in interesse-, doel- en leeftijdsgroepen. We starten vanuit een christelijke inspiratie om ons engagement in te vullen ten opzichte van elkaar en van de samenleving. Project ‘Vervangende ondernemers’ dat (ondertussen) door de overheid werd opgepikt om verder vorm te geven. Dit project ontstond binnen markant onder de titel ‘vliegende ondernemer’ en heeft als doel een vervangende ondernemer te vinden en in een zaak in te zetten wanneer de - gezien I

de organisatie, bij voorkeur vrouwelijke - zaakvoerder door omstandigheden (bijvoorbeeld door ziekte, of ziekte van de partner) gedurende een relatief korte tijd niet in staat is om haar bedrijf zelf te leiden. Waarom ontstond dit? We kregen signalen van de eigen leden dat dit inderdaad een knelpunt is binnen het beroep.

Masereelfonds Het Masereelfonds is een onafhankelijke en linkse organisatie die kritisch en alert het maatschapB pelijke en culturele leven volgt en bevraagt. Het verzamelt en biedt een forum aan een bont gezel-

schap progressieve mensen. Nieuw Vlaams Talent, een databank voor allochtoon talent. Een samenwerking van MasereelI

fonds met Vrouwen Overleg Komitee, CDF en FZO. Gebaseerd op de noodzaak om allochtonen, als volwaardige burgers in deze samenleving, ook op andere gebieden dan migratie, racisme en islam het woord te verlenen.

Neos - netwerk van ondernemende senioren Neos, netwerk van ondernemende senioren, is een sociaal-culturele beweging die senioren samenbrengt om de vrijgekomen tijd op een maatschappelijk zinvolle manier in te vullen. Neos B

ondersteunt de persoonlijke en maatschappelijke emancipatie, opdat ouderen op een zelfstandige manier een (vol)waardige plaats innemen in de samenleving. Gemeenschapsvorming, kunst- en cultuurparticipatie, vorming en informatie zijn centrale begrippen om dit actief en democratisch burgerschap verder te ontwikkelen. De digitalisering van de samenleving is een thema dat iedereen aanbelangt, maar sommige ouderen afschrikt. Via een brochure “Aan de knoppen” worden diverse voordrachten verzameld om het thema - op een praktische manier - aan bod te laten komen binnen de clubwerking. Dankzij

I

een samenwerkingsovereenkomst tussen Neos en Telenet kunnen diverse seniornetanimatoren opgeleid worden om in de plaatselijke afdelingen een informatiesessie rond digitale televisie te verzorgen. Het voorbije jaar programmeerden 19 afdelingen één of meer voordrachten/lessen/ informatiesessies in het kader van de digitale samenleving.

PROFIEL VAN DE SECTOR 77


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

OKRA - trefpunt 55+ OKRA vzw is een dynamische sociaal-culturele vereniging van en voor 55-plussers, de grootste ouB derenvereniging in Vlaanderen. Het is het trefpunt dat steevast de belangen van ouderen behartigt.

OKRA staat voor open, kristelijk, respectvol en actief. Vanuit de vaststelling dat de informatie over thuiszorg soms moeilijk tot bij de doelgroep geraakt, in het bijzonder tot bij mensen met een andere culturele achtergrond, slaat OKRA de handen in elkaar met VOEM vzw (Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims), Thuiszorgcentrum Antwerpen I

vzw en een heel aantal federaties van verschillende culturele komaf. In 2010 doorlopen we met al deze organisaties samen een informatietraject, waarbij we trachten de informatie over thuiszorg op verschillende manieren aan te bieden. We focussen op de multiculturele wijk 2060 (Antwerpen-Noord). Het project levert bovendien heel wat tips op voor toekomstige projecten.

Oxfam Wereldwinkels (nieuw erkend sinds 2011) Oxfam-Wereldwinkels vzw is een democratische vrijwilligersbeweging die opkomt voor ieders recht op een menswaardig leven. Via campagnes, acties en educatief materiaal sensibiliseert ze B het publiek rond onrechtvaardige wereldhandel. Ze lobbyt bij overheden en bedrijven om iets aan

die onrechtvaardigheid te doen en met de verkoop van producten van eerlijke handel biedt ze consumenten een concreet alternatief. De derde-wereldproblematiek en eerlijke arbeidsomstandigheden voor allen is een thematiek die zowel de vrijwilligersbeweging van Oxfam-Wereldwinkels als de brede Vlaamse samenleving raakt. Vanuit die optiek lanceert Oxfam-Wereldwinkels in 2010 een nationale campagne tegen kindslavernij in de cacaoteelt. De campagne leidt uiteindelijk tot productie van chocolade op Belgische bodem. I

De campagne heeft drie doelstellingen: vorming van de eigen beweging rond het thema, sensibilisering van de brede bevolking en politiek lobbywerk voor een transparante productieketen. Via regionale vormingsdagen, educatieve pakketten voor scholen, culturele uitwisselingen en debatten met cacaoproducenten van Oxfam in Ivoorkust, wordt de thematiek tastbaar voor Vlaanderen. Kers op de taart is de mobilisatie van meer dan 53.000 handtekeningen via de lokale wereldwinkels om deze problematiek ook in het Vlaams Parlement kenbaar te maken.

Pasar - Vleugels voor je vrije tijd Pasar is de sociaal-culturele vereniging voor ‘recreatie dichtbij’ die steunt op de drie pijlers Cultuur, B

Natuur en Avontuur. Via dit aanbod moedigen we zoveel mogelijk mensen aan om de vrije tijd die ze spenderen aan recreatie, toerisme en vakantie op een waardevolle manier in te vullen. En dit in het bijzonder rond recreatiemogelijkheden dichtbij. Van 2008 tot 2010 is ‘Buur Natuur’ het jaarthema van Pasar. In 2010 wordt in dit kader de ‘Mooisteplekjesgids’ van Pasar uitgebracht: 50 wandelingen of fietstochten die de plaatselijke afdelingen uitstippelden rond hun ‘mooiste natuurplekje’ in de gemeente. Tijdens dit laatste jaar van het thema ‘Buur Natuur’ worden afdelingen bovendien warm gemaakt

I

om een plaatselijk pilootproject op te zetten rond het behoud van biodiversiteit. Dit resulteert in een ‘Ideeënboek, Pasar in actie voor Buur Natuur. 10 leuke actiegerichte activiteiten rond trage wegen, Mooiste Plekjes en biodiversiteit’. Met de actie ‘Vlaanderen verleidt’ brengt Pasar recreatie en vrijetijdsbeleving in de vijf Vlaamse provincies onder de aandacht: bij ons magazine publiceren we provincie-themanummers, die ondersteund worden door extra activiteiten, evenementen en acties van de lokale afdelingen.

78 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Platform van Afrikaanse Gemeenschappen Wij zijn er om: - de belangen te behartigen van de Afrikaanse gemeenschap; B - de ontwikkeling van het Afrikaanse verenigingsleven te stimuleren;

- contact te faciliteren tussen het Afrikaanse verenigingsleven en hun omgeving; - ervoor te zorgen dat de Afrikaanse gemeenschap een volwaardige plaats krijgt in de maatschappij. Het Afrikaans Platform werkt al geruime tijd samen met de Liberale Beweging voor Volksontwikkeling. Samen organiseren we ontmoetingen tussen Vlaamse en Afrikaanse senioren. Beide groepen hebben een verschillende visie, een verschillende manier van leven en verschillende waarden. Om elkaar I

met respect te kunnen benaderen, moeten beide groepen een zicht krijgen op elkaars levenswijze. Dit doen we in een eerste fase van het project door een film te maken. In de tweede fase maken beide groepen kennis met elkaars culturele achtergrond. Belangrijk is dat de nadruk wordt gelegd op de overeenkomsten - en niet de verschillen - tussen de culturen.

Rodenbachfonds Het Rodenbachfonds bouwt als Vlaams en sociaal cultuurfonds vanuit een kritisch zelfbewustzijn mee aan een verdraagzaam en vrij Vlaanderen. Het streeft samen met andere volkeren en regio’s in Europa naar sociale rechtvaardigheid en naar meer autonomie. Door middel van sociaal-cultureel werk en het hanteren van een sociaal-culturele methodiek, schept B de vereniging kansen op sociale en culturele ontplooiing en vergroot de actieve participatie eraan.

Het Rodenbachfonds is samen met zijn lokale afdelingen, zijn vrijwilligers en zijn participanten actief in de Vlaamse beweging en geeft uiting aan het Vlaams-nationalisme en de geschiedenis ervan. Aandacht voor volkerenrechten, mensenrechten en de vredesthematiek vormen een leidraad doorheen de werking. Theatermonoloog ‘Onze Missie’. Project naar aanleiding van de 50ste verjaardag van de I

onafhankelijkheid van Congo. We genereren inzicht en betrokkenheid bij de problematiek van kolonisatie en internationale relaties.

Similes Similes, familievereniging geestelijke gezondheid B

Van onmacht naar kracht - Similes bouwt mee aan een nieuwe visie op geestelijke gezondheidszorg en samenleving. We ijveren voor meer inspraak (participatie) in het beleid, met het oog op een betere kwaliteit van samenleven. We maken werk van het tweede werkingsjaar van het project jong@similes. Het project bouwt verder op onze bevindingen uit 2009. Similes wil immers een duurzame werking voor jongeren en jongvolwassenen realiseren in de vereniging. Het is onze overtuiging dat de verankering van het jongerenaanbod in de vereniging maar mogelijk is als jongeren en jongvolwassenen op duur-

I

zame wijze vrijwilligersengagement en bestuursverantwoordelijkheid opnemen in de vereniging. Similes gaat met dit project na op welke manier jongeren en jongvolwassenen vrijwilligersengagement en bestuursverantwoordelijkheid binnen de vereniging wensen op te nemen; hoe de bestaande structuren, vrijwilligerswerking en bestuursniveau’s moeten aangepast en hervormd worden en hoe zowel jong als oud op een verbindende manier actief kunnen zijn in de vereniging.

PROFIEL VAN DE SECTOR 79


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

S-Plus S-Plus is een wervelende en dynamische vereniging die ernaar streeft om vooruit te gaan, vooruit te denken en nieuwe generaties senioren aan te spreken. Hierbij vergeten we onze roots niet. B S-Plus is een socialistische organisatie met solidariteit als drijfveer. De rijke levenservaring van

haar leden is de bouwsteen van de vereniging. Senioren samen in de weer, voor zichzelf en voor elkaar, daar gaan we voor. S-Plus organiseert twee studiedagen met als thema ‘1+1=2? Over relaties, seksualiteit en intimiteit’. Door de stijgende levensverwachting vergroot de kans om als levenspartners samen oud te worden. Zonder hindernissen op de weg, kan een koppel tegenwoordig 50 jaar samenleven. Nadat de I

kinderen het huis uit zijn en het pensioen begint, hebben mensen weer heel veel vrije tijd. Hoe vul je die zinvol in? Accenten verschuiven, ook binnen een relatie. De opvoeding van de kinderen en de drukte van het werk maken plaats voor ‘tijd voor elkaar’, maar ook voor ‘tijd voor zichzelf’. En dat is een echte evenwichtsoefening. Met in totaal 267 deelnemers zijn deze studiedagen een succes.

Turkse Unie van België De Turkse Unie van België wil de maatschappelijke weerbaarheid van de Turkse verenigingen en haar achterban vergroten. Met het oog op de bevordering van de integratie in België wil de B organisatie mogelijkheden creëren zodat haar achterban gelijke kansen kan verwerven en kan

participeren aan de verschillende geledingen van de maatschappij. We willen de activiteitsgraad van de achterban verhogen en de zelfstandigheid van de lidverenigingen versterken. Integratie van allochtonen in Vlaanderen blijft een moeizaam proces. Er is veel inspanning nodig vanwege individuen en organisaties. I

Daarom vinden wij het belangrijk dat de organisaties en personen die bijdragen tot de integratie, bewust of soms zelfs onbewust, in de kijker moeten worden geplaatst. Dat doen we met de jaarlijkse uitreiking van een Integratieprijs. We willen de boodschap geven dat alles mogelijk is, als we het maar willen.

Unie van Turkse Verenigingen (UTV) De Unie van Turkse Verenigingen levert een actieve bijdrage aan de opbouw van een harmonieuze B

samenleving. De werking steunt op emancipatie, participatie en integratie van de Turkse gemeenschap in de Belgische maatschappij. De Unie richt zich op de verdediging van mensenrechten en neemt het op tegen racisme en discriminatie. ‘Tragikomedie of huwelijk’, een project in het kader van Managers van Diversiteit. We maken een documentaire/kortfilm over hedendaagse huwelijken bij allochtonen (migratiehuwelijken, huwelijk

I

met iemand uit België, uit het land van herkomst...). Het is de bedoeling om een situatieschets te maken en op basis van dit materiaal een ruimer aanbod te creëren. Zo maken we mensen bewuster van dit thema.

80 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Unizo-Vorming - zelfstandige ondernemers De vereniging heeft tot doel vormingsmogelijkheden te bieden, die gericht zijn op de veelzijdige persoonsontwikkeling van zelfstandige ondernemers. Doel is een beter begrip van zichzelf en van B

hun situatie in de maatschappij. Deze ontwikkeling als persoon en als groep heeft tot doel hun volwaardige participatie aan het maatschappelijk gebeuren te bevorderen. De vereniging gaat voor haar sociaal-cultureel vormingswerk voornamelijk uit van de beroepsbeleving, de ondernemingscultuur en de maatschappelijk-economische situatie van haar leden. UNIZO Deinze neemt de praktische organisatie op zich van een veiling ten voordele van Trias, UNIZO’s structurele partner in ontwikkelingssamenwerking. Zo wil ze haar solidariteit met én het belang van kleine ondernemers over de hele wereld benadrukken.

I

De 85.000 UNIZO-leden-ondernemers over heel Vlaanderen worden in een grootschalige campagne opgeroepen om goederen die ze niet meer gebruiken te laten veilen ten voordele van kleine ondernemers in ontwikkelingslanden. Vervolgens is er een kijkdag, een online veiling, een afhaaldag en een slothappening. Meer info: www.unizoveiltvoortrias.be.

VOS Vlaamse Vredesvereniging VOS wil in Vlaanderen bijdragen aan de bewustwording rond ontwikkelingen die zowel de ‘grote’ B

als de ‘kleine’ vrede bedreigen. VOS zoekt vernieuwende manieren om de vredescultuur in een snel veranderende Vlaamse samenleving te versterken. Om zijn doelen te bereiken werkt VOS informatief, sensibiliserend en mobiliserend via verschillende kanalen. Als VOS Vlaamse Vredesvereniging zien we dat onze samenleving alsmaar verandert en meer multicultureel wordt. Daarom willen we dat alle Vlamingen van welke herkomst dan ook worden betrokken in de Vlaamse publieke ruimte. Eén van onze projecten om dit te realiseren heet ‘Onder de Mensen’. Dit is een intercultureel straattheater waarmee VOS aanzet tot dialoog,

I

meer begrip voor andere levenswijzen, of op zijn minst tot zelfreflectie. Het project vond al plaats in Hoboken en Lier. We merken dat deze voorstellingen op een mooie belangstelling kunnen rekenen van autochtone en allochtone voorbijgangers. Na de voorstellingen ontstaan telkens gesprekken tussen het publiek over het gebrachte onderwerp. Op deze manier zorgen we dat er - weliswaar op een kleine schaal - interculturele interactie ontstaat tussen de burgers.

Velt Onze baseline is ‘Word eco-actief’. Velt zet mensen aan tot een ecologische levensstijl in hun keuB ken en tuin, door middel van campagnes en vormingen en... door het voorbeeld van de ruim 13.000

leden, want dat zijn echte eco-doeners. Voor het concept ‘bewegingscoaches’ krijgt Velt in 2010 De Prijs voor het Vrijwilligerswerk. We leidden 14 mensen op tot bewegingscoaches. De bewegingscoaches zorgen voor een nieuwe I

dynamiek in de ‘beweging’, brengen nieuwe en oude generaties Velt-werkers samen en staan klaar om schwung te brengen waar het vuur wat uitgedoofd raakt. “De laureaat speelt goed in op de maatschappijtrends en gebruikt een methodiek met veel groeipotentieel”, aldus de jury van de Prijs.

PROFIEL VAN DE SECTOR 81


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM) VOEM creëert een helder en genuanceerd beeld van moslims in ons land. VOEM gidst niet-moslims doorheen het islamitische erfgoed en moslims doorheen het Vlaamse en Europese erfgoed en de B huidige maatschappelijke context. We bieden ondersteuning bij de ontwikkeling van een Vlaams-

Islamitische identiteit. Op deze manier probeert VOEM vooroordelen te voorkomen en te pleiten voor een verdraagzame en pluralistische samenleving. VOEM vzw speelt in op vragen en noden vanuit haar achterban. Zo heeft de vereniging diverse projecten lopen rond sociale thema’s, zoals een preventieproject rond intrafamiliaal geweld, een informatieproject rond opvoeding, belangenbehartiging rond onderwijs en tewerkstelling, een werking rond ouder worden in Vlaanderen met zowel een informatief als gemeenschapsvormend luik, een informatietraject rond het thema ‘Recht op Weten’, activiteiten in het kader van I

de Interreligieuze Dialoog, studiedagen en vormingen rond interculturaliteit in de gezondheidszorg, enkele Noord-Zuid-initiatieven, het begeleiden en ondersteunen van twinnings tussen steden en scholen, het organiseren van kunstzinnige activiteiten zoals tentoonstellingen, voorstellingen en workshops, de organisatie van de jaarlijkse Uitreiking van de Emancipatieprijs, een werking rond drugspreventie, sociaal-artistieke projecten voor jongeren en jongvolwassenen. Dit alles maakt onze vereniging tot wat ze is: een bruisende, energieke groep mensen die alles op alles zetten voor een verdraagzame en pluralistische samenleving.

VFG - Vereniging voor personen met een handicap B

VFG is een vrijwilligersorganisatie en partner van de Socialistische Mutualiteiten. Iedereen kan lid worden ongeacht de ideologische overtuiging. Intussen tellen we meer dan 17.000 leden! Met het project ‘Wel in je vel’ geven we personen met een handicap de kans te genieten van wellness, gezondheid, cultuur en alles wat een mens doet stralen. Bovendien zorgen tal van acties rond toegankelijkheid (denk maar aan ons rolstoelplan van Brussel) dat iedereen overal

I

geraakt. Zo kunnen mensen met een handicap volwaardig deel uitmaken van de maatschappij. Via de lokale VFG-afdelingen leren buurtbewoners elkaar kennen en ondernemen ze samen stappen om hun omgeving leefbaar te maken en te houden voor iedereen. VFG-leden zijn dan ook alom vertegenwoordigd in gemeentelijke adviesraden en werkgroepen.

82 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

VIVA-SVV Socialistische Vrouwenvereniging Op een eigentijdse en laagdrempelige manier brengt VIVA-SVV vrouwen lokaal samen rond thema’s B

als gezondheid, gezin en gelijke kansen. Met actuele campagnes kaarten we drempels aan die vrouwen nog steeds ervaren. Maar ook voor de vrije tijd heeft VIVA-SVV een prikkelend activiteitenaanbod in petto. Zo willen we dat iedere vrouw zich goed in haar vel kan voelen. Volgens recente cijfers van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (IGVM) werd 15% van de Belgische vrouwen het afgelopen jaar het slachtoffer van partnergeweld. Helaas is het aantal slachtoffers nóg groter: in bijna de helft van de gevallen van partnergeweld is minstens 1 kind getuige van dat geweld. Dat blijft natuurlijk niet zonder gevolg: onderzoek toont aan dat maar liefst 40% van de kinderen die getuige zijn van partnergeweld hier zelf ernstige gevolgen van ondervinden. Daarom zetten zij-kant en VIVA-SVV de preventiecampagne ‘Gezinsgeweld buitenspel’ op poten.

I

De campagne trekt door heel Vlaanderen en bezoekt pretparken, gezinsevenementen en sportwedstrijden. Onze mascotte is de antigeweldheld, een stripfiguur die op de actieplaatsen folders, rode kaarten en gadgets uitdeelt en gezinnen leert om te gaan met huiselijke discussies. De rode kaart is een middel om een time-out te vragen. Zo kunnen partners elkaar de tijd geven om tot rust te komen en verder te praten als de gemoederen bedaard zijn. Omdat elk kind een warm nest verdient om in op te groeien, formuleren VIVA-SVV en zij-kant enkele beleidsvoorstellen om gezinsgeweld buitenspel te zetten via onder andere sensibilisatie, preventie, hulpverlening en rechtspraak. Meer informatie: www.horenzienenpraten.be.

Vlaamse actieve senioren Een Vlaamse, actieve, pluralistische vrijwilligersorganisatie zonder structurele binding met politieke partijen, noch met godsdienstige of filosofische verenigingen. Het cement dat alle leden bindt, B

is het Vlaamse bewustzijn. Hoofddoelen: de samenhorigheid tussen 50-plussers in Vlaanderen bevorderen, meewerken aan hun ontplooiing en hun belangen behartigen. Om de toenemende vereenzaming in de huidige maatschappij tegen te gaan, motiveren en stimuleren we onze leden om engagementen aan te gaan in de samenleving. De jaarthemawerking ‘Kleurrijk Vlaanderen’ belicht de diversiteit in de samenleving. Die diversiteit wordt ruim ingevuld: naar etnische afkomst, religie, leeftijd, gender, validiteit, sociale achtergrond... De focus ligt in 2010 op ‘Armoede en ouderen’ (aansluiting bij het Europees Jaar van verzet tegen armoede) waarbij we een heel jaar werken aan infoverzameling en sensibilisering over de armoedeproblematiek. Samenwerking is er met onder andere het Vlaams Netwerk van verenigingen

I

waar armen het woord nemen, de Voedselbanken, Vlaams Centrum Schuldbemiddeling, OCMW’s en zorgcentra, lokale initiatieven (‘Kom Mor Binne’, werkgroep sociale fotografie Brandpunt 23, enzovoort). De studiedag ‘Armoede in Vlaanderen’ is de apotheose. De conclusies van deze dag worden verspreid bij overheid en pers. We vragen aandacht voor de woonproblematiek, woonzorgcentra en thuiszorg, pensioenen, sociale zekerheid en de leefsituatie van ouderen in Brussel. Tal van lokale afdelingen pikken het thema op en uiten hiermee ook hun bezorgdheid en betrokkenheid over de armoedeproblematiek.

PROFIEL VAN DE SECTOR 83


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Vlaamse Volksbeweging De VVB streeft naar de maatschappelijke, culturele en politieke ontvoogding van Vlaanderen tot een onafhankelijke staat in Europa en speelt daarbij een (proactieve) voortrekkersrol bij het behartigen B van de Vlaamse belangen. Als niet-partijpolitieke, pluralistische vereniging wil ze daarom via socio-

culturele weg de brede publieke opinie bij dat streven betrekken en aanzetten tot actieve inzet in het democratische besluitvormingsproces. De VVB is gedurende de nu meer dan een jaar durende politieke impasse (maar in werkelijkheid I

is die er al sinds 2007) niet uit de media (televisie, radio, kranten, tijdschriften, blogs, Facebook...) weg te branden geweest. Dit vormt het duidelijkste bewijs dat wij onze waakhondfunctie ten volle uitoefenen en dat naar onze mening wordt geluisterd.

VOSOG Scouting voor volwassenen VOSOG vzw (Vlaamse Oud-Scouts en Oud-Gidsen), Scouting voor volwassenen is een vereniging welke de gemeenschappelijke, culturele en sociale belangen voor de werking van zijn autonome lokale kernen of stammen in de Vlaamse Gemeenschap en het Brussels hoofdstedelijk gebied B

behartigt en tot doel stelt om: - de kwaliteit en de geest van Scouting (voor volwassenen) te bewaken en te bevorderen; - te zorgen voor onderlinge stimulering en kennisoverdracht; - te zorgen voor doorstroming van informatie; - te zorgen voor vorming en begeleiding. We bieden dagelijks de kans tot samenkomst en samenleven, in scoutsgeest, aan al onze leden. We verlenen steun aan plaatselijke scoutsgroepen als die erom vragen. In samenwerking met de

I

Koning Boudewijnstichting heeft VOSOG twee fondsen opgericht die kampen en vakanties ondersteunen voor nierpatiëntjes en mucopatiëntjes. Tijdens deze vakanties kunnen de kinderen zich volop uitleven, in alle veiligheid en in functie van hun gezondheidstoestand.

vtbKultuur vtbKultuur is een Vlaamse, toonaangevende vereniging die op een open en veelzijdige wijze culturele ontplooiing en maatschappelijke betrokkenheid nastreeft. Dat doen we door de eigen en B andere culturen op duurzame wijze te verkennen, te exploreren en actief te beleven. Ontastbare

elementen als rust, ontspanning, genieten, ontmoeting, nieuwe ervaringen, culturele verrijking, respectvol en actief participeren en groepsbeleving staan hierbij centraal. vtbKultuur gaat in 2010 van start met een project waarbij ‘Brusselse sporen in Vlaanderen’ worden I

gezocht. Op deze manier willen we inwoners van centrumsteden bewust maken van de vele culturele banden die er bestaan tussen hun stad en Brussel. We versterken met dit project de band tussen Vlaanderen en Brussel. Het initiatief wordt opgezet samen met OPB/Muntpunt.

84 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Welzijnsschakels Vrijwilligers in Welzijnsschakels bieden in eigen omgeving kansen aan mensen die uitsluiting ervaren door armoede, afkomst... Dat begint met elkaar te ontmoeten tijdens persoonlijke contacten, tijdens B groepsactiviteiten, door het organiseren van praktische ondersteuning, door samen te gaan praten

met OCMW’s, scholen, ziekenfondsen, huisdokters... en door samen actie te voeren voor een goede toegang tot kwaliteitsvolle huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, arbeid en vrijetijdsbesteding. Welzijnsschakels organiseert een dialoogproces over ‘kansen voor kinderen’. Onder begeleiding van Cedes vzw, vinden in vijf lokale groepen (één per provincie) gespreksmomenten plaats met ouders in armoede. We bundelen de ervaringen en brengen vertegenwoordigers (mensen in armoede) samen om verder na te denken over maatschappelijke knelpunten. Meer specifiek de knelpunten die we I

ervaren bij de toegang tot kinderrechten voor kinderen in armoede. Als slot van dit dialoogproces organiseren we een ronde tafel met vertegenwoordigers van scholenkoepels, koepels van ouderverenigingen, het kinderrechtencommissariaat, welzijnsdiensten voor gezinnen zoals Kind en Preventie, jongerenorganisaties en overheidsdiensten zoals Jongerenwelzijn. Welzijnszorg bouwt in 2011 met een campagne verder op dit dialoogproces. Welzijnsschakels zelf start samen met Jongerenwelzijn een project rond oudergroepen (2011-2012 en verder).

Willemsfonds Het Willemsfonds is de oudste Vlaamse sociaal-culturele vereniging. Vanuit haar liberaal-vrijzinnige visie op de wereld stimuleert het Willemsfonds de persoonlijke groei van elk individu en werkt het B

mee aan de verdere uitbouw van een democratische, interculturele samenleving op lokaal, provinciaal en regionaal niveau. We hebben in de realisatie van gelijke kansen in Vlaanderen een verantwoordelijkheid en een concrete rol te vervullen. Het Willemsfonds betrekt zoveel mogelijk mensen in Vlaanderen actief bij cultuur in de ruimste zin van het woord. Het Willemsfonds organiseert in 2011 voor de eerste maal Het Betere Boek. Op 8 oktober zal dit literaire festival doorgaan in Gent. We willen op die manier een platform bieden aan debuterende, Nederlands-

I

talige auteurs die vaak nog te weinig aandacht krijgen op andere literaire evenementen. Dit concept sluit perfect aan bij het oorspronkelijke gedachtegoed van Jan Frans Willems, naar wie het Willemsfonds is genoemd: streven naar het behoud en de uitbreiding van de Nederlandse taal en cultuur.

Ziekenzorg CM Ziekenzorg CM verenigt chronisch zieken, zorgbehoevende personen én gezonden die het voor B elkaar opnemen met als doel een veelzijdige persoonsontwikkeling én een volwaardige participatie

aan het maatschappelijk leven. Ziekenzorg CM wil investeren in jongeren en hen laten kennismaken met het zorgzaam vrijwilligerswerk. Uit onderzoek blijkt immers dat positieve ervaringen in de jeugd de kans op een engagement op latere leeftijd verhogen. Daarom starten we met de Jonge helpende handen TROFEE. De Johh TROFEE wil initiatieven van jongeren naar de doelgroep van langdurig zieke of zorgbehoevende I

mensen aanmoedigen, in de kijker zetten en waarderen. 30 groepen dienen een verslag in van hun initiatief, vijf initiatieven worden bekroond. Uit ervaring blijkt dat jongeren vaak met vooroordelen zitten over langdurig zieke of zorgbehoevende mensen. Eens de eerste contacten gelegd, zijn ze echter vaak heel enthousiast en hebben ze zin om zich verder in te zetten. De Johh TROFEE is een stimulans voor jongeren om die eerste stappen te zetten. Meer info vind je op www.johhtrofee.be.

PROFIEL VAN DE SECTOR 85


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

1.2.4 DE WERKING IN CIJFERS De volgende gegevens hebben betrekking op de werking van 53 verenigingen7. De cijfers in paars zijn de cijfers voor de 13 migrantenverenigingen (detail uit de groep van 53).

1. Hoeveel afdelingen tellen de verenigingen? 2008-20108

2010 de spreiding van de afdelingen of groepen over de provincies detail: migrantenverenigingen

13.922 1.638

Antwerpen

100,0% 100%

3.195 462

Brussel

22,9% 28,2%

558 307

Limburg

4,0% 18,7%

2.117 363

Oost-Vlaanderen

15,2% 22,2%

3.095 343

Vlaams-Brabant

22,2% 20,9%

2.137 93

West-Vlaanderen

15,3% 5,7%

2.820 70

+ 1,5% +29,1%

20,3% 4,3%

7 Deze editie van Boekstaven overspant de breuklijn tussen twee beleidsperiodes. Waar in dit boek cijfergegevens over de verenigingen voorkomen, gaat 8

het steeds over de 53 verenigingen die in 2010 van de sector deel uitmaakten en aan de bevraging deelnamen (LVZ nam niet deel). Deze kolom toont de percentsgewijze evolutie sinds 2008.

86 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

VER: spreiding van de afdelingen per provincie9 30%

aandeel afdelingen

25%

aandeel bevolking

20%

Vlaams Gewest

15% 10% 5% 0%

23%

4%

28% Antwerpen

Brussel

15%

22%

15%

20%

13%

23%

17%

19%

Limburg

OostVlaanderen

Vlaams-Brabant

WestVlaanderen

MIG: spreiding van de afdelingen per provincie 30%

aandeel afdelingen

25% 20% 15% 10% 5% 0% 28% Antwerpen

19% Brussel

22%

21%

Limburg

OostVlaanderen

6%

4%

Vlaams-Brabant

WestVlaanderen

Op de eerste grafiek is ter informatie het aandeel van de bevolking van elke provincie ten opzichte van de totale bevolking van het Vlaams Gewest aangeduid. Concreet is de provincie Antwerpen bijvoorbeeld goed voor 28% van de inwoners van het Vlaams Gewest (exclusief Brussel) en voor 23% van het aantal afdelingen van de verenigingen. De verenigingen hebben in totaal 13.922 afdelingen, verspreid over de vijf provincies en Brussel. De provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen tellen het meeste afdelingen, op de voet gevolgd door West-Vlaanderen. De provincies Limburg en Vlaams-Brabant vormen de middenmoot. Op dit moment zijn de migrantenverenigingen goed voor 12% van het totaal aantal afdelingen van de verenigingen, zijnde 1.638 afdelingen. De spreiding van de afdelingen bij de migrantenorganisaties ligt opvallend anders: in Brussel zijn zij met 307 afdelingen goed voor meer dan de helft van het totaal aantal Brusselse afdelingen. In West-Vlaanderen slaat de teller de andere kant uit: de migrantenfederaties zijn hier nauwelijks aanwezig: zij realiseren 70 afdelingen in deze provincie. In absolute cijfers is de provincie Antwerpen een topper.

9 Bevolking Vlaams Gewest: gegevens 2009. Bron: Vlaamse Arbeidsrekening o.b.v. FOD Economie - Bevolkingsstatistieken (Bewerking Steunpunt WSE/

Departement WSE).

PROFIEL VAN DE SECTOR 87


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

VER: evolutie aantal afdelingen 16.000

aantal

14.000

afdelingen

12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 2008

2009

2010

In de grafiek hierboven tonen we de evolutie van het aantal afdelingen in de voorbije jaren. De verenigingen vertonen als werksoort een lichte groei (+1,5 % in drie jaar), die grotendeels toe te schrijven is aan de migrantenverenigingen (+29 %). De sterke groei van de migrantenverenigingen heeft wellicht te maken met feit dat ze een relatief jong type organisaties zijn. Ze hebben een groot groeipotentieel, vooral in de steden.

MIG: evolutie aantal afdelingen per provincie 500

Antwerpen

450

Brussel

400

Limburg

350

Oost-Vlaanderen

300

Vlaams brabant

250

West-Vlaanderen

200 150 100 50 0 2008

2009

2010

Hierboven geven we een detailbeeld van de groei van de migrantenverenigingen. De groei zet zich door in alle provincies.

88 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Hieronder geven we een overzicht van de verdeling van de verenigingen volgens aantallen afdelingen. 2010 het aantal verenigingen volgens het aantal afdelingen detail: migrantenverenigingen

53 13

minder dan 50

100,0% 100,0%

1 1

van 50 tem 99

1,9% 7,7%

15 4

van 100 tem 199

28,3% 30,8%

20 7

van 200 tem 299

37,7% 53,8%

5 1

van 300 tem 499

9,4% 0,0%

4 0

van 500 tem 999

7,5% 7,7%

6 0

1.000 of meer

11,3% 0,0%

2 0

3,8% 0,0%

VER: verenigingen gerangschikt volgens aantal afdelingen 1.400

mediaan

1.200 1.000 800 600 400 200

129

0 In de bovenstaande grafiek zijn alle verenigingen gesorteerd volgens het aantal afdelingen. Elk puntje staat voor een individuele vereniging. De mediaan10 (129 afdelingen) is duidelijk te onderscheiden als het rode vierkantje. Gemiddeld tellen de verenigingen 263 afdelingen. De 13 migrantenverenigingen tellen gemiddeld 126 afdelingen. Voor de 40 andere verenigingen ligt dit gemiddelde met 307 afdelingen beduidend hoger. De helft van de verenigingen telt tussen de 100 en de 500 afdelingen. Een derde telt minder dan 100 afdelingen. De grootste vereniging telt 1.225 afdelingen, de kleinste 47: ĂŠĂŠn migrantenvereniging zit voorlopig onder de erkenningsnorm van minimum 50 afdelingen. De grootste migrantenverenging klokt af op 254 afdelingen.

10 De mediaan is het midden van een reeks gesorteerde gegevens. Met midden wordt het middelste getal in de verdeling of verzameling bedoeld. We

rangschikken hier dus alle verenigingen van klein naar groot en nemen de waarde van de middelste (27ste) vereniging. Zo komen we uit op een mediaan van 129 afdelingen

PROFIEL VAN DE SECTOR 89


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

2. Hoeveel (bestuurs)vrijwilligers tellen de verenigingen? 2010 totaal

2008-2010

gemiddeld

gemiddeld

per afdeling

per vereniging

13,0

3.427

het aantal vrijwilligers

181.656

+4,7%

detail: migrantenverenigingen

8.693

5,3

669

+20,2%

2010 totaal

2008-2010

gemiddeld

gemiddeld

per afdeling

per vereniging

het aantal bestuursvrijwilligers

134.583

9,7

2.539

-2,9%

detail: migrantenverenigingen

6.028

3,7

464

+20,8%

De werksoort Verenigingen kan rekenen op een totaal van 181.656 vrijwilligers. Afdelingen kunnen rekenen op een ploeg van gemiddeld 13 vrijwilligers. Gemiddeld 3.427 mensen zetten zich vrijwillig in voor één vereniging. De vereniging met het kleinste aantal vrijwilligers heeft een ploeg van 170 vrijwillige medewerkers, de vereniging met het grootste aantal meer dan 30.000. De mediaan ligt op 1.159 vrijwillige medewerkers. Van de 181.656 vrijwilligers nemen 134.583 vrijwilligers (74 %) een verantwoordelijkheid op als bestuurslid. Het engagement van deze vrijwilligers is doorgaans intensief. De bestuursvrijwilligers vormen de ruggengraat van de meeste verenigingen. Een afdeling heeft gemiddeld een bestuursploeg van 10 mensen. Zij vergaderen zo’n 5 keer per jaar. Het aantal bestuursleden per vereniging varieert tussen de 120 en 24.000. Gemiddeld kan een vereniging rekenen op een ploeg bestuursvrijwilligers van meer dan 2.500 mensen. De mediaan van het aantal bestuursleden is 706.

VER: evolutie aantal (bestuurs)vrijwilligers 200.000

totaal vrijwilligers

180.000

bestuurders

160.000 140.000 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0 2008

2009

2010

We zien een licht stijgende trend in het aantal vrijwilligers. Het aantal bestuursvrijwilligers daalt lichtjes.

90 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

3. Hoeveel leden tellen de verenigingen? 2010 totaal

2008-2010

gemiddeld

gemiddeld

per afdeling

per vereniging

het aantal leden

2.225.655

160

41.993

-1,2%

detail: migrantenverenigingen

71.076

43

5.467

+28,7%

Een vereniging heeft gemiddeld 41.993 leden. Een afdeling telt gemiddeld 160 leden. De grootste vereniging telt 305.000 leden, de kleinste een 700-tal. De mediaan ligt op 9.010 leden.

Evolutie aantal leden 3.000.000 2.500.000 2.000.000 1.500.000 1.000.000 500.000 0 2008

2009

2010

De verenigingen tellen 2,2 miljoen leden. Het concept lidmaatschap wordt door de verenigingen op verschillende manieren ingevuld. Sommige organisaties kiezen voor andere verenigingsmodellen, met meer nadruk op participatie en vrijwilligers en minder nadruk op lidmaatschap. Andere kiezen dan weer net wel voor een actieve ledenwerking. De effecten van die keuzes vertalen zich stilaan in de cijfers. De ene organisatie groeit, de andere krimpt op het vlak van ledenaantal. Globaal zien we een licht dalende trend. het aantal verenigingen volgens het aantal leden detail: migrantenverenigingen

53 13

minder dan 500

100,0% 100,0%

1 0

van 500 tem 4.999

1,9% 0,0%

20 7

van 5.000 tem 19.999

37,7% 53,8%

12 5

van 20.000 tem 99.999

22,6% 38,5%

13 1

100.000 of meer

24,5% 7,7%

7 0

13,2% 0,0%

De ledenaantallen van de verenigingen lopen sterk uiteen. 40 % heeft minder dan 5.000 leden, 13 % telt er 100.000 of meer.

PROFIEL VAN DE SECTOR 91


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

4. Hoeveel publieksgerichte activiteiten11 organiseren de verenigingen? Hoeveel deelnemers zijn er? 2010 totaal het aantal publieksgerichte activiteiten detail: migrantenverenigingen

2008-2010 gemiddeld per afdeling

265.362 9.956

19,1 6,1

-5,1% -5,8%

2010 totaal

2008-2010 gemiddeld per activiteit

het aantal deelnames aan de publieksgerichte activiteiten detail: migrantenverenigingen

9.234.969 380.460

34,8 38,2

+0,8% +17,6%

VER: evolutie aantal deelnemers aan activiteiten 9.500.000 9.000.000 8.500.000 8.000.000 7.500.000 7.000.000 6.500.000 6.000.000 5.500.000 5.000.000 2008

2009

2010

Verenigingen organiseren 265.362 publieksgerichte activiteiten. Dit zijn gemiddeld 19 activiteiten per afdeling per jaar. In totaal zijn er 9,2 miljoen deelnemers aan verenigingsactiviteiten. Dat aantal is stabiel doorheen de jaren. Gemiddeld tellen we 35 deelnemers per activiteit. Migrantenverenigingen organiseren gemiddeld een 6-tal activiteiten per afdeling per jaar (dit is wellicht een onderschatting). Er zijn ongeveer evenveel deelnemers per activiteit als bij de andere verenigingen.

11 Publieksgerichte activiteiten (verenigingen): alle lokale en bovenlokale activiteiten die zich richten naar leden of het brede publiek.

92 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

PROFIEL VAN DE SECTOR 93



1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

1.3 DE BEWEGINGEN Vlaanderen telt 311 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. Bij de start van de nieuwe beleidsperiode in 2011 verdwenen vijf bewegingen na een negatieve eindevaluatie uit de sector. Het gaat om Bedevaart naar de Graven aan de IJzer, IMAVO, Integraal, Sociumi en Verbruikersateljee. Aan de andere kant kwamen er vijf ‘nieuwe’ bewegingen bij: Climaxi, Merhaba, Onafhankelijk Leven, Samenhuizen en Waerbeke. De 31 organisaties vertonen een grote diversiteit in werkwijze, doelen en organisatie. Dit zorgt ervoor dat hun werking bijzonder moeilijk in cijfers te vatten is. Daarom kiezen we ervoor om in dit hoofdstuk de bewegingen op twee kwalitatieve manieren in beeld te brengen. In eerste instantie verwoordt elke beweging haar thema, een markante campagne uit 2010 en beschrijft ze de producten of resultaten van de campagne. Dit laatste is zeker geen gemakkelijke opdracht. Meestal beogen bewegingen een maatschappelijke verandering die pas meetbaar is na jaren van doorgedreven actie en sensibilisatie en niet na één enkele campagne. Een aantal bewegingen leverde een persbericht als verduidelijking van hun campagne. Deze persberichten kan je terugvinden op de website www.boekstaven.be. Na deze individuele beschrijvingen vervolgen we het hoofdstuk met een synthesetekst ‘Tussen individu en maatschappelijke verandering’. In deze tekst - het resultaat van een bevraging bij de bewegingen - gaan we na hoe bewegingen balanceren tussen individuele of collectieve actievormen. En hoe ze kiezen voor individuele gedragsverandering, dan wel structurele systeemverandering. Deze tekst bouwt verder op de lijn van de bijdragen in de vorige edities van Boekstaven.

1.3.1 BEWEGINGEN EN HUN CAMPAGNES Een beweging heeft volgens het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk de volgende opdracht: “een beweging organiseert activiteiten op het vlak van sensibilisatie, educatie en sociale actie met het oog op maatschappelijke verandering; ze richt zich daartoe op een ruim publiek; een beweging heeft een educatieve en een maatschappelijke activeringsfunctie en hanteert een sociaal-culturele methodiek” We vroegen aan elke beweging wat de meest markante campagne in 2010 was en welke producten of resultaten ze daarbij gerealiseerd heeft. De antwoorden zijn een duidelijke concretisering van één of meerdere van de decretale opdrachten. Bewegingen beogen de transitie naar een betere maatschappij. Dit doen ze door onder meer campagnes in te schakelen. Zo brengen ze hun thema onder de aandacht van de pers en het brede publiek. Ze vechten tégen geweld, racisme, armoede, de digitale kloof, wantoestanden bij banken... en ijveren vóór vrede, verantwoord consumeren, duurzaamheid, onafhankelijke media, inclusie, ethiek... Vaak vernieuwend in denkbeelden en creatief in oplossingen, nodigen ze de burger uit om na te denken over de eigen samenleving en het heft in handen te nemen.

1 Deze editie van Boekstaven overspant de breuklijn tussen twee beleidsperiodes. Waar in dit boek cijfergegevens over de bewegingen voorkomen, gaat

het steeds over de 31 bewegingen die in 2010 deel uitmaakten van de sector. Waar we de bewegingen voorstellen en hun werking beschrijven, gaat het over de 31 bewegingen die in 2011 tot de sector behoren.

PROFIEL VAN DE SECTOR 95


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

T thema van de beweging C markante campagne in 2010

Beweging Tegen Geweld - Zijn T Preventie en duiding van geweld en misbruik binnen elke vertrouwensrelatie.

Een zwangerschap wordt meestal gezien als een rooskleurige periode in het leven van mensen. Dit is jammer genoeg niet altijd het geval... In realiteit blijkt het vaak ook een periode waarin de relatie tussen partners onder druk kan komen te staan. Het is dan ook niet ondenkbaar dat partnergeweld precies dan in de relatie binnensluipt, of indien er reeds sprake was van geweld, de zwangerschap de trigger kan zijn die het geweld in frequentie doet toenemen of de ernst wijzigt. Daarom zet vzw Zijn reeds enkele jaren met enkele partners in de verschillende Vlaamse provincies C

een sensibilisatiecampagne op om de aandacht van het ruime publiek te vestigen op deze problematiek. We geven zwangere koppels de boodschap dat ze niet alleen staan en dat er, indien nodig, hulp voorhanden is. Daarnaast ontwikkelen we heel wat materiaal om iedereen die met zwangere koppels in aanraking komt, de nodige handvaten aan te reiken om adequaat met deze problematiek om te gaan. Resultaten of producten van de campagne - Ontwikkeling van een website, brochure, doorverwijskaart... - Steeds meer professionelen die de problematiek (h)erkennen en bespreken. - Slachtoffers op weg gezet naar de juiste hulpverlening.

Bond Zonder Naam Cultuur T “WAARDEN IN ACTIE”: Het beste in mensen versterken door te werken vanuit waarden.

De bekendmaking van de resultaten van onze grootschalige Waardepeiling in aanwezigheid van de Vlaamse partijvoorzitters. 11.000 mensen brengen hun stem uit via www.nationalewaardepeiling.be en ontwerpen zo een C

gemeenschappelijke Waarde top 10 voor onze samenleving. Tijdens een publiek event (met 250 aanwezigen uit diverse sectoren van de samenleving) gaan de Vlaamse partijvoorzitters hierover in gesprek. Deze actie wordt opgepikt door nationale en lokale pers. De resultaten van de Waardepeiling en het bijhorende draagvlak vormen de basis voor het nieuwe beleidsplan. Persbericht: zie boekstaven.be

Climaxi (nieuwe organisatie sinds 2011) Climaxi is een beweging voor klimaat en sociale rechtvaardigheid. We zijn een jonge organisatie, T

gegroeid uit het netwerk van klimaatactivisten in ons land. Binnen Climaxi werken mensen vanuit verschillende, bestaande organisaties en netwerken (‘t Uilekot, Friends of the Earth en het Klimaatactiekamp) samen. Die opgetelde expertise en ervaring biedt Climaxi de nodige slagkracht.

96 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

De Maakbare Mens De Maakbare Mens vzw werkt als beweging rond medische en biotechnologische ontwikkelingen T

en de ethische vragen die zich daarbij stellen. Concreet realiseren we campagnes en acties rond thema’s als genetisch testen, stamceldonatie, medisch begeleide voortplanting, orgaandonatie, medicalisering en maakbaar brein. Doe vandaag eens iets levensbelangrijk. Registreer je op stamceldonor.be’. Een campagne in samenwerking met het Rode Kruis-Vlaanderen, om nieuwe stamceldonoren te vinden. We vestigen de aandacht op het belang van stamceldonatie voor de behandeling van aandoeningen zoals leukemie. De campagne behelst een brochure, diverse activiteiten, een campagnewebsite www. stamceldonor.be, een Facebook-toepassing en registratiekaartjes. Resultaten of producten van de campagne Er worden 12.060 brochures aangevraagd, er komen 19.357 unieke bezoekers naar www.stam-

C celdonor.be, onze actie komt aan bod in minstens 32 verschillende media, de Facebookpagina over

stamceldonatie heeft 1.372 fans. De campagne ‘Doe vandaag eens iets levensbelangrijks’ werpt haar vruchten af. Reeds bij de start van de campagne meldt onze partner Rode Kruis-Vlaanderen een overweldigend effect bij de donorcentra. In 2010 registreren 2.716 nieuwe donoren zich bij het stamcelregister. Op 3 november 2010 laat het stamcelregister ons weten dat de eerste “De Maakbare Mens-donor” wordt opgeroepen om stamcellen te doneren. Persbericht: zie boekstaven.be

De Wakkere Burger T Burgerparticipatie en democratie (met een focus op het lokale bestuursniveau); burgerschapsvorming.

‘Zetelcarroussel’ - Een onderzoek gericht op pers- en politieke aandacht voor het fenomeen van ‘schijnkandidaten’ bij de federale verkiezingen van juni 2010. Deze kandidaten staan alleen op de lijst om kiezers te lokken voor hun partij, zonder dat zij de intentie hebben om te zetelen. Zo C

bedotten zij de kiezer. Resultaten of producten van de campagne - Persaandacht voor de problematiek van schijnkandidaten. - Samen met de stem van andere ‘aanklagers’ leidt dit tot een zekere politieke wil om dit fenomeen van kiezersbedrog in te toekomst te verbieden.

EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief) Het brede publiek informeren over alle aspecten van vegetarische voeding. We verspreiden onze T boodschap op een positieve, toegankelijke en creatieve manier en veranderen de wereld met de

wortel veeleer dan de stok. De Donderdag Veggiedagcampagne Resultaten of producten van de campagne De steden Gent, Brussel, Mechelen, Hasselt, Sint-Niklaas, Oostende en Eupen ondersteunen C Donderdag Veggiedag officieel. In Gent doet 1 inwoner op 5 mee aan de campagne. Donderdag

Veggiedag heeft ondertussen ook internationaal navolging gekregen, en EVA wordt uitgenodigd om de campagne toe te lichten in diverse landen, waaronder Zuid-Korea. EVA ontvangt voor haar werk de Cultuurprijs voor het Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk.

PROFIEL VAN DE SECTOR 97


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

GetBasic Media en Democratie: GetBasic geeft een stem aan het middenveld, sociale bewegingen, en aan alle mensen die niet of minder aan bod komen in de traditionele media. GetBasic wil hen leren met de media om te gaan. Dat doen we door hen de mogelijkheid bieden om zelf media te maken. We bieden hen de nodige opleidingen en tools aan en zetten samen met hen media-initiatieven T en -producties op, die hun weg vinden naar het grote publiek. GetBasic werkt samen met diverse

partners aan de ontwikkeling van een eigen massamedium met een breed bereik. We willen op die manier mensen mondiger maken en hen leren hoe zij op een actieve en kritische manier aan de media en het mediadebat kunnen deelnemen. Op deze wijze wil GetBasic ook een bijdrage leveren tot de democratisering van de berichtgeving en van de media in het algemeen. Resultaten of producten van de campagne Met het nieuwsmedium DeWereldMorgen.be maakt GetBasic beweging rond meer democratie in C de media. Honderden burgerjournalisten werken mee en hebben een impact op een steeds ruimer

publiek, ook in politieke en journalistieke kringen. Er komen steeds meer mensen en organisaties uit het sociale middenveld aan bod die anders niet, of op een verkeerde manier aan bod komen.

Kerkwerk Multicultureel Samenleven T

KMS maakt beweging rond diversiteit, racisme en migratie. Relatieopbouw tussen culturen, levensbeschouwingen en religies. Dringend gezocht: onderdak voor asielzoekers! Zoek mee/stuur tips naar amos@kms.be. Resultaten of producten van de campagne

C Sensibilisatie van publieke opinie en middenveld voor de crisis in de opvang van asielzoekers. We

stimuleren iedereen om mee te zoeken naar opvangmogelijkheden en huisvesting. Persbericht: zie boekstaven.be

Kif Kif T Interculturaliteit, gelijkheid en de strijd tegen racisme

We zetten discriminatie in de interimsector opnieuw op de agenda in 2010. Resultaten of producten van de campagne C We halen VOLT (TV-show) en een maand later laten we een klokkenluider aan het woord in De

Standaard en op Terzake. Persbericht: zie boekstaven.be

98 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Koerdisch Instituut Het Koerdisch Instituut vzw streeft naar de bescherming en de bevordering van de rechten van personen die behoren tot nationale, etnische, religieuze en/of linguïstische minderheden in het T Midden-Oosten, Turkije en de Kaukasus enerzijds. Anderzijds naar een Vlaamse en Brusselse

samenleving waarin elkeen die behoort tot een etnisch-culturele minderheid aanspraak kan maken op basisrechten en gelijke kansen. Drie campagnes springen er in 2010 uit. 1) Naar aanleiding van enkele - naar onze mening - anti-Koerdische politieoperaties in België, begin maart 2010, lanceren we een algemene campagne tegen deze politie-invallen. We publiceren kritische opiniestukken, persberichten en houden een persconferentie. Tijdens de persconferentie tonen we welke vernielingen de politie aanbracht in de studio’s van de Koerdische zender ROJ TV. 2) In 2010 publiceren we ook het boek ‘In de Bres voor de Koerden’. Bij verschillende voorstellingsmomenten kunnen we rekenen op de steun en inbreng van verschillende opiniemakers en C

politici als Nelly Maes, Tine Danckaers (MO*-magazine), Bart Staes en Hugo Van Dienderen. 3) Met verschillende acties, campagnes, tentoonstellingen, opiniestukken en het werk van de Interparlementaire Werkgroep Koerden voeren we constant campagne rond (het gebrek aan) respect voor de mensenrechten in Turkije. Resultaten of producten van de campagne De drie campagnes hebben telkens hetzelfde sensibiliserende effect. Dankzij de diversiteit van onze campagnes en de verschillende vormen waarin ze tot uiting komen, slagen we er bovendien in een gevarieerd publiek te bereiken.

Liga voor Mensenrechten T

Mensenrechten in België. De focus van de Liga voor Mensenrechten ligt in 2010 op privacy en detentie. Daarnaast werken we rond discriminatie en ‘vrijheid vs. veiligheid’. De Privacy Campagne met als slotevenement de Big Brother Awards. Resultaten of producten van de campagne

C

De infostand toert door tal van Vlaamse steden. Door middel van het online privacyspel, de privacywandelingen en -vormingen verhogen we het bewustzijn over privacyschendingen in België. Naast bewustmaking via de campagnewebsites, publicaties en een stripboek verspreiden we ook informatie naar een breed publiek.

PROFIEL VAN DE SECTOR 99


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

LINC T

LINC streeft naar een inclusieve kennismaatschappij. Door onze projecten willen wij de geletterdheid, zowel digitaal als klassiek, bevorderen bij alle lagen van de bevolking. Digitale Week 2010 Kansengroepen hebben vaak geen toegang tot digitale media en kunnen bijgevolg niet beschikken over belangrijke informatie. Dit is de zogenaamde digitale kloof. De campagne ‘Digitale Week’ brengt de digitale kloof onder de aandacht van pers en publiek. Resultaten of producten van de campagne

C

Wij tellen meer dan 600 lokale activiteiten en bereiken 8.500 deelnemers. Daarnaast verschijnen er ook heel wat artikels in de nationale pers. Er loopt ook een reclamespot op Eén en er is een bijdrage over de digitale kloof in het Journaal van Eén. We organiseren twee studiedagen in het Vlaams en federaal parlement. Hiermee bereiken we 300 professionelen (organisaties, overheden en onderzoekers). Het probleem van de digitale kloof vindt gehoor bij een ruim publiek, de federale en de Vlaamse overheid. Hierdoor neemt de politieke en maatschappelijke aandacht voor het probleem toe.

Merhaba (nieuwe organisatie sinds 2011) Merhaba is een landelijke beweging voor allochtone holebi’s met roots in de Maghreblanden, het Midden-Oosten, Turkije en sympathisanten. ‘Merhaba’ betekent zowel in het Arabisch als in het T Turks ‘welkom’. Onze bedoeling is een plaats te hebben waar iedereen zich welkom voelt. Merhaba

organiseert activiteiten (filmavonden, uitstapjes, fuiven...) die het uitwisselen van ervaringen vergemakkelijkt tussen “gevoelsgenoten”.

Mobiel 21 T Duurzame mobiliteit

De vrouwenwerking van de Integratiedienst van de Stad Leuven organiseert sinds enkele jaren fietslessen voor allochtone vrouwen, omdat ze graag willen leren fietsen. In het najaar van 2008 startten de Integratiedienst van de Stad Leuven, KVLV en Mobiel 21 met het eerste Fietsvriendinnenproject. Voor dit project gaan de verschillende partners op zoek naar allochtone en autochtone vrouwen die een fietsduo willen vormen en samen in de Leuvense stedelijke omgeving fietservaring willen opdoen. C Resultaten of producten van de campagne

In het voorjaar van 2010 ronden we het project, dat in het najaar van 2009 startte, af. Dat gebeurt met een fietstocht en aansluitend een picknick voor alle fietsvriendinnen. We organiseren drie vormingen voor de fietsvriendinnen: over de wegcode, interculturele communicatie en over fietsherstellingen. Samen met onze partners beslissen we het project te herhalen. Eind 2010 brengt Mobiel 21 dan ook opnieuw een tiental fietsduo’s samen die aan een traject van fietservaringen in 2011 beginnen.

100 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Netwerk Bewust Verbruiken NBV is een netwerkorganisatie die duurzame consumptie in Vlaanderen en Nederlandstalig Brussel bevordert. Dat doen we door consumenten te activeren. Over verschillende consumptiedomeinen T heen plaatst NBV twee kernthema’s centraal: consuminderen en consumanderen. Samen met lid-

en partnerorganisaties activeert NBV consumenten via gemeenschapsvorming, informatieverstrekking, educatie en sensibilisering. Sinds 1 januari 2009 loopt de Europese campagne Fair Flowers for Human Rights en dit tot eind 2011. De campagne is een vervolg op de Vlaamse Blije Bloemen-campagne en wordt gefinancierd door de Europese Commissie. We werken samen met partners uit België, Duitsland, Oostenrijk en Tsjechië. Er is ook een samenwerking met twee Zuidpartners: Uganda Workers Education Association en Kunzwana Womens Association (Zimbabwe). Deze campagne sensibiliseert consumenten, organisaties, lokale overheden en de distributiesector over wat misgaat in de bloementeelt in subC

Sahara Afrika. Verder wil de campagne ook de verkoop van gecertificeerde en duurzame bloemen promoten. Resultaten of producten van de campagne Met de Europese campagne Fair Flowers wordt samengewerkt met verschillende Europese partners. Deze samenwerking versterkt de internationale contacten, waardoor onder andere de ‘speakerstour’ met sprekers uit Uganda mogelijk wordt. Ook werken we samen aan politieke eisen en een breed internationaal platform dat deze eisen zal ondersteunen. Persbericht: zie boekstaven.be

Netwerk Vlaanderen Netwerk Vlaanderen promoot het anders omgaan met geld. De organisatie voert campagne tegen T omstreden investeringen van banken en pleit voor duurzame investeringen die bijdragen aan een

mens- en milieuvriendelijke samenleving. Campagne Bankroet: in juni 2010 brengen we samen met vier partners een rapport uit over de betrokkenheid van banken bij de ontginning van fossiele brandstoffen. Het is de start van de publiekscampagne ‘Bankroet’, die focust op Belgische banken en hun investeringen in steenkoolcentrales. Resultaten of producten van de campagne - Banken worden op hun verantwoordelijkheid gewezen. We organiseren een ronde tafelconferentie voor CSR (Corporate Social Responsibility)-mensen van de banken. - Het publiek voelt zich betrokken bij het thema en krijgt actiemiddelen aangereikt. Er is het VuurC

feest in Gent (juni 2010), een publieke sociale actie waarbij onder andere BV’s hun verontwaardiging te kennen geven door publiekelijk over hete steenkolen te lopen. We lanceren een petitie die een 3.000-tal handtekeningen oplevert. In het najaar plannen we een bezoek aan de steenkoolcentrale in Ruyen (Electrabel). We werken samen met verschillende middenveldorganisaties om de campagneboodschap te verspreiden. - De overheid kan via richtlijnen/wetgeving/aandeelhouderschap de banken beïnvloeden: Filip Watteeuw (Groen!) dient een motie in in het Vlaams Parlement die het investeren in steenkoolcentrales aan banden wil leggen (werd weggestemd). Persbericht: zie boekstaven.be

PROFIEL VAN DE SECTOR 101


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Onafhankelijk Leven (nieuwe organisatie sinds 2011) Onafhankelijk Leven is een beweging die opkomt voor de zelfbeschikking van personen met een beperking, in alle domeinen van het leven. Daarbij is het belangrijk dat alle personen met een beT

perking vrij en doordacht kunnen beslissen hoe, waarvoor, door wie, waar, wanneer, zij ondersteund worden. Belangrijk hiervoor is dat mensen met een beperking zelf de financiële middelen in handen krijgen die nodig zijn, meer bepaald het persoonsgebonden budget (PGB). Enkel zo kunnen we een inclusieve maatschappij bereiken. Onafhankelijk Leven is de nieuwe naam van BOL-BUDIV. Onder de oude naam hebben we de afgelopen jaren verschillende campagnes gevoerd. Enkele van de meest in het oog springende campagnes: - ‘100 miljoen voor PAB’ (2008-2009), waarbij we duizenden handtekeningen verzamelden om de wachtlijst voor het persoonlijke assistentiebudget aan te kaarten; - een Gelukkig PAB (2009), waarbij we de positieve verhalen van mensen met een persoonlijke

C

assistentiebudget in de kijker plaatsten; - ’10 jaar PAB. En nu serieus!’ (2010), waarbij we o.a. een rapport over 10 jaar PAB uitbrengen, gecombineerd met de lancering van de website www.10jaarpab.be. We voeren op dat moment ook verscheidene acties aan grote treinstations in Vlaanderen, en delen 3.000 zandlopertjes uit aan treinreizigers als symbolisch protest tegen de lange wachtlijst; - eind 2010 brengen we ook het boek ‘Vrijheid is mijn naam’ uit, een vlot leesbaar boek over het persoonlijke assistentiebudget, met aandacht voor menselijke verhalen, beleidswerk en een blik op de toekomst.

Pax Christi Vlaanderen T Christelijke beweging voor vrede, actieve geweldloosheid en verzoening.

Vlaamse Vredesweek 2010 (van 24 september tot 3 oktober 2010): Roep om Vrede! Naar een cultuur van vrede en geweldloosheid. C

Onder de noemer ‘Roep om Vrede!’ deden we een oproep om “menselijke” vredestekens te vormen. Resultaten of producten van de campagne We kregen een kleine 120 foto’s toegestuurd, met daarop naar schatting 10.000 mensen.

Ryckevelde T Europees burgerschap.

Binnen de vijfjarige campagne ‘be.eu’: ‘OpspEUring verzocht’, een zoektocht in de Europese C

wijk in Brussel voor jong en oud. Resultaten of producten van de campagne Ongeveer 4.000 deelnemers bezoeken de campagnewebsite www.youcanbe.eu.

102 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Samenhuizen (nieuwe organisatie sinds 2011) Samenhuizen promoot en ondersteunt de verschillende vormen van gemeenschappelijk wonen - denk aan gemeenschapshuizen, cohousing-projecten of woongemeenschappen. Dat doen we T

door informatie te verzamelen voor initiatiefgroepen en geïnteresseerden. We behartigen ook de belangen van bestaande projecten en leveren een bijdrage aan beleidsontwikkelingen. Gemeenschappelijk wonen versterkt de solidariteit en is ecologisch en economisch voordelig. Samenhuizen is onmiskenbaar een maatschappelijk fenomeen dat in de lift zit.

Toemeka T

Een verstaanbare samenleving: De samenleving verstaan en elkaar verstaan om samen leven in verscheidenheid mogelijk te maken. In 2010 voeren we geen grote publiekscampagne. De beweging focust in 2010 op begrijpelijke communicatieprojecten voor maatschappelijke instanties en op inhoudelijke verdieping van de

C

expertise hiervoor. Resultaten of producten van de campagne Het verstaanbaar maken van de beleidsnota’s Onderwijs, Gelijke Kansen, Brussel en Jeugd voor minister Pascal Smet en de beleidsnota Armoede voor minister Ingrid Lieten.

Vaka/Hand in Hand T

Vanuit het streven naar een verdraagzame, antiracistische en democratische samenleving voeren we beweging rond de brede asiel- en migratiethematiek. In 2010 bouwen we verder op de ‘Ik ga vreemd’-campagne. Deze sensibiliserende campagne nodigt Vlamingen en nieuwkomers uit om elkaar beter te leren kennen door bij elkaar te gaan

C eten. Zie www.ikgavreemd.be.

Resultaten of producten van de campagne Enkele tientallen interculturele ontmoetingen tussen nieuwkomers en Vlaamse verenigingen.

PROFIEL VAN DE SECTOR 103


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Vluchtelingenwerk Vlaanderen Vluchtelingenwerk Vlaanderen is een onafhankelijke, niet-gouvernementele organisatie die de beT

langen van vluchtelingen en asielzoekers verdedigt. We werken samen met ruim 40 lidorganisaties. Vluchtelingenwerk kan ook rekenen op de steun van enthousiaste vrijwilligers die zich belangeloos inzetten voor mensen op de vlucht. Op 2 december lanceert Vluchtelingenwerk haar jaarlijkse sensibilisatiecampagne onder de slogan ‘De make over van hun leven. Ongevraagd, toch geslaagd!’. Mensen op de vlucht voor oorlog, geweld en vervolging hebben het vandaag moeilijk in ons land: ze krijgen geen fatsoenlijke opvang en begeleiding, moeten afrekenen met misverstanden en vooroordelen. In haar campagne vertelt Vluchtelingenwerk 50 persoonlijke verhalen, van 50 vluchtelingen. 50 goede redenen voor een menselijk asielbeleid. Het is immers levensbelangrijk dat mensen die in eigen land in gevaar zijn hier beschermd, opgevangen en begeleid worden naar een nieuw leven. Ze bewijzen dat een goed asielbeleid loont: zowel voor de asielzoekers en vluchtelingen, als voor onze maatschappij. Vluchten is immers geen keuze, maar een noodzaak. Resultaten of producten van de campagne

C

De aftrap van de campagne vindt plaats tijdens een persconferentie in Théâtre de la Vie. Dit theater kondigt tijdens de persconferentie aan dat het een gezin zou opvangen dat bij aankomst in ons land op straat aan zijn lot werd overgelaten. Ook Vluchtelingenwerk verklaart dat het naast haar intensieve beleids- en bewegingswerk een tandje bij zou steken op het veld. Vluchtelingenwerk richt extra soepbedelingen en informatieverspreiding in, coördineert het gezin in Théâtre de la Vie en roept op tot vrijwilligers. Na de aftrap bieden vrijwilligers zich massaal aan bij Vluchtelingenwerk, wordt het gezin uit Théâtre de la Vie uiteindelijk opgevangen in Sint-Niklaas en is er massaal aandacht voor de vijftig verhalen. Een geslaagd begin van onze campagne! Het Laatste Nieuws brengt drie mooie verhalen uit onze campagne en Flair publiceert het verhaal van Elisabeth, gevlucht uit Turkije voor de dagelijkse bedreigingen. Daarnaast covert Goedele Magazine en Flair onze publireportage.

Voedselteams Voedselteams vzw is een beweging van actieve producenten en gebruikers die met elkaar samenT

werken en ijveren voor de bevordering van een kleinschalige, duurzame land- en tuinbouw en voor het uitbouwen van lokale economieën. Wij staan voor de belangen van consument én producent: een duurzame voeding en een duurzaam, levensvatbaar bedrijf. Voedselteams organiseert in oktober 2010 een eerste Vlaams Symposium voor de Korte Keten, met onder meer een rechtstreekse interpellatie van de Vlaamse beleidsmakers. Samen met andere partners stellen we een nota op die alle knelpunten blootlegt, maar ook de opportuniteiten en

C

kansen aanwijst voor de actoren binnen de korte keten. Resultaten of producten van de campagne Het Ministerie van Landbouw beslist naar aanleiding van het symposium en de nota om tegen eind juni 2011 een Strategisch Plan voor de Korte Keten uit te werken. Voedselteams is lid van deze stuurgroep en zal hier aan meewerken.

104 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Vrede T Vrede werkt aan de uitbouw van een vreedzame internationale samenleving.

Vredesvlaggen-campagne naar aanleiding van de Europese defensietop in Gent van 20 tot 22 september 2010. Resultaten of producten van de campagne C Gent hangt vol met vredesvlaggen. Aan het stadhuis, het administratief centrum, in de volkswijken,

aan kerken... Wij slagen erin de Stad Gent, gaststad voor de Europese defensietop, een vooruitstrevend standpunt te laten innemen. De burgemeester pleit voor de afschaffing van kernwapens bij de speech voor alle ministers van defensie.

Vredesactie Vredesactie is een pluralistische vredesbeweging die radicaal pleit voor een maatschappij waarin conflicten worden opgelost zonder geweld of het dreigen ermee. Vredesactie is een motor voor het T ontwikkelen van geweldloze actie. Met de campagnes NATO GAME OVER en BOMSPOTTING stellen

we de kernwapens en het interventiebeleid van de NAVO in vraag. Als pacifistische beweging lanceren we initiatieven die de afbouw van de wapenindustrie mogelijk maken. Bomspotting en NATO GAME OVER Resultaten of producten van de campagne Vredesactie is een campagneorganisatie die vaak maatschappelijke thema’s aankaart die op het eerste gezicht onbespreekbaar zijn of waarvan de relevantie voor de doorsnee Vlaming nog moet C worden aangetoond. Onze kracht als kleine organisatie schuilt in het gegeven dat we erin slagen

de deelnemers aan onze campagnes instrumenten mee te geven die de schijnbaar onaantastbare ‘onoverkomelijkheden’ toch aan het wankelen brengen. Het thema kernwapens was eind jaren negentig niet meer aantrekkelijk. De campagne Bomspotting heeft ze opnieuw op de politieke agenda geplaatst en een breed maatschappelijk draagvlak voor nucleaire ontwapening gecreëerd.

Waerbeke (nieuwe organisatie sinds 2011) Waerbeke heeft als hoofddoel de bevordering van stilte, rust en ruimte in de samenleving. Stilte, rust en ruimte worden almaar schaarser in onze jachtige, hedendaagse samenleving die vooral op consumptie, productie en versnelling is gericht. Hiertoe ontwikkelt, organiseert en stimuleert T Waerbeke concrete projecten met partners uit allerlei disciplines en sectoren (leefmilieu, cultuur,

welzijn, onderwijs, landbouw- en plattelandsbeleid, gezondheidszorg, justitie). Waerbeke werd eind 2002 opgericht naar aanleiding van de opstart van het proefproject Stiltegebied Dender-Mark, het eerste officieel erkende stiltegebied in Vlaanderen.

PROFIEL VAN DE SECTOR 105


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Welzijnszorg Welzijnszorg zet mensen aan om armoede in Vlaanderen en Brussel uit te sluiten. Vanuit de vastT

stelling dat mensen die in armoede of bestaansonzekerheid leven hun grondrechten niet kunnen uitoefenen, bedingt Welzijnszorg hun rechtmatige plaats in onze samenleving. Welzijnszorg doet dit als een onafhankelijke beweging voor sociaal-cultureel werk. In het najaar 2010 verdiepen we de campagne ‘Werk armoede weg’, die in 2009 een eerste luik had, naar de positie van mensen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond op de arbeidsmarkt. ‘Voor ons geen carrière in armoede’. Mensen in armoede, allochtonen of autochtonen, kennen een aantal gelijkaardige problemen en drempels op de arbeidsmarkt. Bij beiden liggen de onderwijsresultaten lager, is de huisvesting slechter, hun gezondheid zwakker en hun sociaal netwerk kleiner dan gemiddeld. Daarnaast ondervinden mensen van buitenlandse herkomst een aantal extra drempels, waardoor hun zoektocht naar werk en een plaats in deze samenleving nog extra moeilijk is. Voor Welzijnszorg voldoende reden om er een aparte campagneperiode aan te wijden. De campagnepartners van vorig jaar, ACV, ACLVB, Unizo en Welzijnsschakles doen opnieuw mee, en ook ABVV, de organisatie voor clandestiene arbeidsmigranten O.R.C.A. en migrantenvereniging

C Internationaal Comité sluiten aan.

Resultaten of producten van de campagne Op onze regionale startmomenten van oktober 2010 bereiken we zo’n 2.100 aanwezigen. Zij dragen als multiplicatoren de campagne verder uit in de maanden november en december. Bij deze campagne formuleren we vier politieke eisen. Eén van die eisen - een veilig loket voor mensen zonder papieren, een laagdrempelig en bereikbaar meldpunt, waar clandestiene arbeidsmigranten terechtkunnen om misbruiken anoniem te melden (fysiek, telefonisch, elektronisch...) - is intussen verworven. We kijken met spanning uit naar de invoering ervan. Een andere eis integrale trajecten naar werk - is opgenomen in het Vlaams Actieplan Armoede, maar helaas in een veel te klein aantal en met onzekere uitvoeringsmodaliteiten. We volgen, naar goede gewoonte, nauwlettend op. Persbericht: zie boekstaven.be

Wervel T Rechtvaardige en verantwoorde landbouw.

In het kader van de campagne “Denk Globaal Eet Lokaal” organiseerden we CItyZen, voor een duurzame Europese samenleving. In het Cityzenproject ondervraagt Wervel de burgers over hoe Europa ons aller consumptiegedrag duurzamer kan maken. Deze bottom-up bevraging is nieuw: Europa luistert naar de burger! Wat belet ons om stappen te zetten naar kortere ketens, seizoensgebonden, lokaal, sociaal rechtvaardig en ecologisch verantwoord geteeld voedsel. Ligt de bal in het kamp van de aanbieder C of hebben wij als klant juist heel veel in deze pap te brokken? Kunnen lokale overheden ons hierbij

ondersteunen? Kunnen producenten, horeca, bedrijfsrestaurants een voorbeeldfunctie hebben? Wie zet welke stappen? Resultaten of producten van de campagne Een charter met aanbevelingen aan lokale en Europese overheden om meer duurzame consumptie aan te moedigen. Persbericht: zie boekstaven.be

106 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

zij-kant Zij-kant is de progressieve vrouwenbeweging die zich toelegt op gender en gelijke kansen tussen vrouwen en mannen. Vanuit een progressieve visie werkt zij-kant aan de emancipatie en evenwichT tige participatie van vrouwen en mannen op alle maatschappelijke niveaus. Zij-kant doet dit door

informatie en sensibilisatie, door educatie en sociale actie en probeert daarbij een zo ruim en divers mogelijk publiek te bereiken. Sedert 2005 is zij-kant initiatiefnemer van de succesvolle Equal Pay Day-campagne. Deze dag voor gelijk loon klaagt de loonongelijkheid aan tussen vrouwen en mannen. In 2010 vindt de actiedag plaats op 26 maart. EPD heeft ruime naambekendheid en is als gedeponeerde merknaam voor heel Europa een begrip geworden in Vlaanderen, België en als good practice ver daarbuiten. De campagne EPD 2010 omvat volgende initiatieven: - “Iedereen wordt er beter van als de loonkloof verdwijnt” is de kernboodschap van Equal Pay Day 2010. De baseline: “Geef vrouwen hun verdiende loon”. - Een expertengroep actualiseert het Equal Pay Day-persdossier. - We nemen een communicatiebureau onder de arm. - We organiseren een preview op de persconferentie van 24 februari in Brussel. - De EPD-actiedag zelf krijgt een grote media-return. - We vernieuwen de website equalpayday.be, ontwikkelen vier opvallende affiches, een informaC

tieflyer, een brochure, een praktische toolkit en een webspot - van 22 tot 26 maart uitgezonden als boodschap van algemeen nut op de VRT en op Vitaya. - Nieuw is het Equal Pay Pact, een pact voor beleidsmakers, sociale gesprekspartners, bekende en minder bekende Belgen: mensen die concrete engagementen aangaan om de loonkloof te bestrijden. Wie het Equal Pay Pact ondertekent op onze website equalpayday.be, kan zich kenbaar maken als Equal Pay-ambassadeur. - Op 28 oktober vindt in Ontmoetingscentrum NOVA in Antwerpen ‘Straffe Madammen’ plaats. In het kader van Equal Pay Day vestigen we met een fototentoonstelling en brunchvoormiddag met getuigenissen van sterke vrouwen de aandacht op de positie van de vrouw en de blijvend actuele emancipatiestrijd. - Naar aanleiding van Equal Pay Day 2010 schenken zij-kant, sp.a, ABVV en De Voorzorg het kunstwerk ‘The Woman is Perfected’ aan de stad Hasselt om de ‘Meisjes van de Philips’ te eren voor hun harde werk en hun voorbeeldfunctie als voorvechters van een gelijk loon.

ZOC2 - Zicht op Cultuur Zicht op Cultuur = samen op weg naar inclusie. ZOC2 wil de maatschappij bewegen naar een T

manier van samenleven waarbij mensen met een visuele handicap een volwaardige, zelf te bepalen plaats mogen innemen. We zien dit als een wederzijdse beweging, zowel vanuit de persoon met de handicap als vanuit de maatschappij, naar en met elkaar. Met beeldende kunst kan veel meer dan kijken alleen... Het kunstproject BEELDEN verBEELDEN richt de aandacht op cultuurparticipatie door en voor iedereen: ziende, niet- en slechtziende bezoekers. We organiseren een tactiele ontdekkingstocht langs beeldhouwwerken: alle beeld-

C houwwerken kunnen betast worden. Daarnaast ‘tonen’ we de beeldhouwwerken ook met foto’s in

tactiele vorm en via verbale beschrijving. In een Donkere Kamer kunnen alle bezoekers samen met hun blinde/slechtziende gids beeldhouwwerken ontdekken... www.beeldenverbeelden.parresia-vzw.org

PROFIEL VAN DE SECTOR 107


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

1.3.2 TUSSEN INDIVIDU EN MAATSCHAPPELIJKE VERANDERING 1. Vierde kwalitatieve bevraging op rij De kwalitatieve aanpak van het hoofdstuk bewegingen is ondertussen een klassieker in de Boekstavenreeks. De voorbije jaren trachtten we steeds door middel van een bevraging bij de bewegingen een licht te laten schijnen op bepaalde delen van de organisaties of hun maatschappelijk belang. Elk jaar graven we net iets dieper, met de conclusies van de vorige jaargang in het achterhoofd. Op deze manier willen we meer te weten komen over de organisaties binnen deze relatief jonge werksoort. We gaan na wat hun ambitie is en welke strategieën aan de grondslag van hun werking liggen. Onze bevragingen uit de vorige edities leidden tot de volgende vaststellingen over de werksoort bewegingen: 1. Boekstaven 2008: De bewegingen schoppen de samenleving een geweten. Ze richten zich vooral op thema’s die een vorm van altruïsme vergen van de samenleving of die de samenleving op een bepaalde manier over iets laten nadenken. Ze willen iets tot een gespreksthema maken, een trend lanceren, een attitude veranderen, een beleidsverandering teweeg brengen. Bewegingen investeren veel in communicatie en marketing. Ze weten vaak op een originele manier met kleine budgetten de media te bereiken. Deze werksoort besteedt veel aandacht aan het verwerven van expertise en het verspreiden van actuele en correcte informatie over de eigen thema’s. Dit doen ze door bijvoorbeeld een documentatiecentrum in te richten, handleidingen te publiceren of interne en externe vormingscursussen te organiseren. Bewegingen werken niet alleen. Ze creëren netwerken en samenwerkingsverbanden die hun doel onderschrijven. Op deze manier proberen ze hun bereik en hun slagkracht te vergroten. 2. Boekstaven 2009: Bewegingen beschouwen het werken aan de democratie als één van hun kerntaken. Dit doen ze onder meer door van democratie hun basisthema te maken, door wereldwijde schendingen van de democratie onder de aandacht te brengen, door democratie toegankelijk te maken voor iedereen en door mensen de kans te geven op een geïnformeerde manier keuzes te maken. Op deze manier versterken bewegingen het politieke bestel, brengen ze soms vergeten thema’s onder de aandacht en verlevendigen ze het politieke debat. 3. Boekstaven 2010: Acties en campagnes zijn voor het publiek het meest zichtbare luik van de werking van een beweging. Het moment waarop organisaties naar buiten treden en hun opgebouwde kennis, expertise en betrokkenheid tonen aan het grote publiek. Het moment waarop zij “er staan”. De ontwikkeling van acties en campagnes vergt echter een heel proces. De organisaties moeten beschikken over een goede interne werking, een stevig netwerk van vrijwilligers en partners en een uitgebreide expertise om optimaal, snel en efficiënt te kunnen inspelen op de actualiteit. Bewegingswerk is meer dan deze uiterst zichtbare momenten. Organisaties sturen aan op onderzoek, ontwikkelen zelf kennis over hun thema en delen hun kennis en knowhow met anderen. In deze editie van Boekstaven trachten we, bij het bepalen van onze onderzoeksvraag, ten volle gebruik te maken van een opportuniteit: in 2010 schreef Christine Vermeersch (coördinator van Netwerk Vlaanderen) een masterproef over de sociale bewegingen in Vlaanderen. Onder de titel “Doen we het samen of met velen alleen” stelde ze de vraag of sociale bewegingen, in hun streven naar maatschappelijke verandering, kiezen voor individuele of collectieve actievormen. Het bestaan van dit recent onderzoekswerk zette ons aan om van het platform waarover de FOV beschikt, gebruik te maken om iets dieper op deze materie door te gaan. Naar welke actievormen gaat de voorkeur van de sociaal-culturele bewegingen uit? En waarom kiezen ze om dingen samen te doen of met velen alleen.

2. Thema in the picture Het onderzoek van Christine Vermeersch leverde ons om te beginnen een uitgebreide literatuurstudie en reeds een tekst over de sociaal-culturele bewegingen in Vlaanderen. Een speciale stuurgroep van bewegingen stelde zorgvuldig de vragen samen. Daarna werden de vragen in twee rondes voorgelegd aan alle sociaal-culturele bewegingen. Op de eerste oproep met diepgaande open vragen reageerde ongeveer de helft van de bewegingen (14). De tweede vragenreeks, met stellingen, werd beantwoord door nagenoeg alle bewegingen (26). Er werd besloten om niet alleen de actiestrategie van de bewegingen te bevragen. Een pijnlijke en zware evalu-

108 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

atieprocedure in het najaar van 2010 inspireerde ons om de bewegingen ook te bevragen over hun welbevinden binnen het decreet. Is er genoeg ruimte en vrijheid om hun maatschappelijke strijd en hun zoektocht naar nieuwe actiemethodes te laten plaatsvinden? De antwoorden werden nadien verwerkt tot onderstaande synthesetekst.

3. Bewegingen: het verhaal tussen individu en maarschappelijke verandering De maatschappij is continu in transitie. Vanzelfsprekendheden worden in twijfel getrokken, waarden veranderen... mensen groeperen zich, uiten hun ongenoegen, gaan op zoek naar oplossingen... Soms gebeurt dit spontaan, vaak gebeurt dit expliciet op aansturen van organisaties. Organisaties die hun leden of achterban sensibiliseren en mobiliseren tot actie. Tussen individu en maatschappelijke verandering zit wel degelijk een verhaal, het verhaal van de bewegingen. Christine Vermeersch: “Een sociale beweging heeft haar doelstelling bereikt als de overheid en/of bedrijven kiezen voor een ander beleid (en dat ook implementeren) en als burgers en consumenten geïnformeerd, gesensibiliseerd en gemobiliseerd zijn om de druk op het beleid te versterken en zelf tot gedragsverandering te komen.” Een beweging probeert de maatschappij steeds weer een stapje dichter bij het gewenste streefdoel te brengen. Of dit streefdoel een beter milieu, het nauwer naleven van de mensenrechten of minder armoede is, maakt niet uit. Volgens Hooghe2 proberen bewegingen steeds de mainstreamcultuur een stapje voor te zijn. Ze lopen vooruit op culturele innovaties zonder het contact met de mainstream te verliezen. Bewegingen trekken, duwen de maatschappij naar verandering. 23 van de 26 sociaal-culturele bewegingen die antwoordden op de bevraging, geven aan dat zij actief een maatschappelijk probleem aankaarten. Alle bewegingen zeggen dat ze een maatschappelijke oplossing voor problemen aanreiken. Op deze manier gaan ze verder dan de aanklacht en bouwen ze actief mee aan een betere maatschappij.

a. Het stijgende belang van het individu Naast het realiseren van maatschappelijke verandering hebben bewegingen ook procesdoelen, met betrekking tot de wijze waarop tot maatschappelijke verandering gekomen wordt. Christine Vermeersch: “De meeste sociale bewegingen hebben een democratische ingesteldheid en plaatsen participatie hoog op de waardenhiërarchie. Niet enkel het informeren en sensibiliseren van het ruime publiek, in functie van mobilisering om de druk op het beleid te versterken, staan op de agenda maar tevens het werken aan groepsvorming, gemeenschapsvorming, collectieve identiteit, collectieve participatie en burgerschapsvorming. Kortom, de procesdoelen omvatten educatieve en agogische doelen die niet direct kunnen afgeleid worden uit de gerealiseerde maatschappelijke verandering, maar wel uit de wijze waarop die tot stand kwam. Zo kunnen sociale netwerken die eruit ontstonden, de ontwikkeling van een collectieve identiteit en de verhoging van burgerschapszin, mogelijke procesresultaten zijn. Bewegingen proberen een link te leggen tussen het macroniveau (de overheid, politieke en maatschappelijke structuren, culturele actoren, economische actoren) en het microniveau (het individu).” Christine Vermeersch stelt dat er de laatste decennia een wijziging waar te nemen is in de manier waarop organisaties maatschappelijke verandering proberen te realiseren. De klemtoon komt meer op het individu te liggen. Er wordt door organisaties meer gewerkt aan de persoonlijke gedragsverandering van mensen. Via het individu willen organisaties de maatschappij veranderen. 2 Hooghe, M. (1997). Nieuwkomers op het middenveld. Nieuwe sociale bewegingen als actoren in het Belgisch politiek systeem (doctoraatsthesis).

Brussel: Vrije Universiteit Brussel.

PROFIEL VAN DE SECTOR 109


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Wij legden deze vraag voor aan de sociaal-culturele bewegingen. Werken zij vooral met actiemethodes die gericht zijn op het individu, of kiezen ze net voor collectieve acties? En streven sociaal-culturele bewegingen met hun acties naar structurele veranderingen of naar individuele gedragsveranderingen?

b. Individuele versus collectieve actievormen Bewegingen zijn continu op zoek naar nieuwe actievormen. Van de 26 responderende bewegingen geven 24 organisaties aan dat het zoeken naar nieuwe actiemethodes een belangrijke opdracht is binnen hun organisatie. Organisaties kunnen ervoor kiezen om te werken met individuele of collectieve actiemethodes. De acties kunnen een structurele of een individuele verandering beogen. Verschillende combinaties en tussenvormen zijn eveneens mogelijk. Christine Vermeersch: “De keuze voor een bepaalde actievorm verklapt soms de visie die men hanteert. En soms gaan responsabilisering van de burger en systeemkritiek hand in hand. Als we dit linken met de keuze voor collectieve of individuele actievormen liggen alle opties open. Sociale bewegingen kunnen ervoor kiezen om individuele gedragsverandering te bereiken via individuele acties (bv. ik zet mijn verwarming een graad lager). Of kunnen kiezen om individuele gedragsverandering te bereiken via collectieve acties (bv. we bestellen samen zonnepanelen). En bewegingen die structurele verandering willen bekomen kunnen dit zowel doen via individuele acties (consumentenacties) als via collectieve acties (bv. bomspotting). En uiteraard zijn er alle mogelijke mengvormen.” We legden de sociaal-culturele bewegingen de volgende figuur voor en vroegen hen zichzelf een plaats te geven op het assenstelsel.

structurele veranderingen

collectieve acties

individuele acties

individuele

individuele gedragsverandering

beweging

Zes van de 14 sociaal-culturele bewegingen die deze opdracht invulden, plaatsen zich in het centrum van het assenstelsel. Zij kiezen bewust voor een mix van actiemethoden. Enkele voorbeelden:

Onafhankelijk Leven: “Onze plaats is een bewuste keuze. Omdat we ervoor opkomen dat zorg en ondersteuning niet meer collectief wordt georganiseerd, komen we snel uit bij het individuele niveau.[...] Het is echter onze ervaring dat hiervoor een structurele verandering noodzakelijk is (de financieringsstromen voor mensen met een handicap verleggen naar het individuele niveau). Het is de ervaring van onze organisatie dat zulke structurele verandering enkel realiseerbaar is als er krachten gebundeld worden en we collectief actie voeren.”

110 PROFIEL VAN DE SECTOR

Wervel: “Structurele en individuele gedragsverandering gaan hand in hand. Voor alle thema’s werkt Wervel op beide vlakken. [...] Wervel situeert zich in het centrum ook wat betreft de horizontale as. Dit vinden wij een goede mix.“


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Twee van deze zes organisaties geven aan dat ze hun acties de afgelopen jaren meer op het indivdu hebben gericht. Zo verschuiven ze naar het centrum van het assenstelsel. Eén organisatie komt net in het centrum terecht door de afgelopen jaren wat meer collectieve actie te voeren. Vier van de 14 organisaties die een plaats aanduidden op het assenstelsel definiëren hun acties als een combinatie tussen vooral collectief en inwerkend op structurele verandering. Uit de motivering blijkt dat deze keuze niet exclusief is. Zeker niet alle acties van deze organisaties bevinden zich in het vernoemde kwadrant. Enkele voorbeelden:

Vrede: “We trachten structurele verandering te bekomen, vooral door collectieve actie. Voorbeeld: Vrede vzw tracht onder andere door het organiseren van betogingen een algemeen gevoel van verontwaardiging om te buigen naar politieke eisen voor onze regering.”

Vluchtelingenwerk: “We proberen via deze collectieve actievormen een beweging te zijn die opkomt voor eenieder die een leven nastreeft in vrede en veiligheid; in het bijzonder komen we op voor de bescherming van vluchtelingen. In die zin pleiten we voor de bescherming van mensenrechten in een breder perspectief en structurele veranderingen die het mogelijk maken mensen te beschermen, op te vangen en te ondersteunen bij hun integratie.”

De vier overige organisaties plaatsen zich op verschillende scheidingslijnen. 10 organisaties geven aan tevreden te zijn met hun plaats binnen het assenstelsel. Ze beogen in de nabije toekomst geen verschuiving. Drie van de 14 zeggen in de toekomst toch liever nog wat meer in te zetten op het verwezenlijken van structurele veranderingen. Eén organisatie wil graag meer individuele actiemethodes gaan toepassen. Opvallend: 23 van de 26 organisaties, die de vragenreeks met stellingen beantwoordden, zegt pogingen te ondernemen om te wegen op de politieke besluitvorming. Nagenoeg alle sociaal-culturele bewegingen beogen dus structurele verandering. Bovendien melden 16 organisaties bijna altijd te werken met groepen van mensen. Geen enkele organisatie werkt nooit met groepen van mensen. Dit geeft een goede indicatie over het belang dat de sociaal-culturele bewegingen hechten aan stevige procesdoelen. Bewegingen zijn dan ook vaak een facilitator van onconventionele politieke participatie.

c. Conclusie: het geheim zit in de mix Organisaties kiezen voor een en /en verhaal. Ze willen meestal zowel een verandering teweeg brengen bij het individu (mentaliteit, beter begrip) als in de structuren (wetgevend kader, bedrijven, scholen...). En maken gebruik van zowel individuele als collectieve actiemethodes. De juiste samenstelling van de mix hangt sterk samen met de geschiedenis van de organisatie en de actualiteit. Organisaties gaan meestal expliciet op zoek naar nieuwe actiemethodes om hun maatschappelijk doel te bereiken.

PROFIEL VAN DE SECTOR 111


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Voedselteams: “Het zoeken naar vernieuwende actiemethodes is een belangrijke opdracht binnen onze beweging. Het is zelfs een aparte doelstelling in ons beleidsplan.”

Vredesactie: “Vernieuwende actiemethodes op zich zijn niet relevant. Het is afhankelijk van de strategie die we gebruiken om onze doelstelling te halen. Vaak is het wel zo dat de uitgewerkte strategie vernieuwende actiemethodes vraagt om te kunnen slagen.”

Als organisaties werken met groepen van mensen, bundelen ze hun energie vaak in samenwerkingsverbanden. 12 bewegingen (van de 26 respondenten) melden jaarlijks zelfs met meer dan 15 andere organisaties samen te werken.

4. Match tussen het decreet en het terrein Bewegingen zijn de luis in de pels van het bestel. Ze stellen maatschappelijke processen in vraag, maar komen ook zelf met oplossingen. Hun ideeën zijn vaak net iets innovatiever dan wat mainstream aanvaard is. Zo prikkelen ze constant onze samenleving, houden ze onze democratie zuiver en vernieuwen ze deze democratie voortdurend. Ze brengen politiek op mensenmaat. Een geschikt kader creëren voor deze systeemkritiek is geen evidentie. Voelen organisaties die het bestel en de maatschappij willen veranderen zich thuis binnen het decreet voor het sociaal cultureel volwassenenwerk? Wij stelden hen de vraag en kwamen tot de volgende conclusie: JA, maar... Ja, anno 2011 zijn bewegingen over het algemeen tevreden met het inhoudelijk kader dat het decreet voor het sociaal cultureel volwassenenwerk schept. De beoordelingselementen sluiten nauw aan bij wat zij zelf van hun werking verwachten. Het luik “bewegingen” binnen het decreet geeft de organisaties voldoende vrijheid voor het ontwikkelen van nieuwe en creatieve actiemethodes. Enkele geluiden uit de sector:

Welzijnszorg: “Van zodra in de vroege jaren van deze eeuw duidelijk werd wat de nieuwe werksoort ‘bewegingen’ binnen het sociaal-cultureel werk voor volwassenen zou behelzen, leefde er een zeker optimisme bij Welzijnszorg. Dit kenden we, dit waren we. In ons eerste beleidsplan als beweging konden we dan ook voluit onze gehele werking plaatsen.”

EVA: “kan ongeveer al haar activiteiten en projecten plaatsen onder het sociaal-cultureel volwassenenwerk en de decretale bepalingen. Er is voldoende vrijheid. De twaalf beoordelingscriteria die opgenomen zijn in het decreet vormen een zeer werkbaar kader om de inhoudelijke werking van de beweging aan te toetsen. Ze dragen bij tot inhoudelijke diepgang en professionalisering en laten voldoende ruimte voor de creativiteit van de organisatie.”

112 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Maar, bewegingen geven ook aan te hunkeren naar erkenning, minder planlast en meer mogelijkheden om zich ook te richten op intermediairen, jongeren en internationale netwerken... En vooral meer financiële ruimte. Enkele geluiden uit de sector:

“Het belangrijkste minpunt volgens De Maakbare Mens vzw is de grote planlast die samenhangt met het werken binnen het decreet sociaal-cultureel werk, en als beweging ook het ontbreken van de mogelijkheid om erkend te worden.”

Mobiel 21: “Het beperkte budget is duidelijk een minpunt. Daarom moeten we noodgedwongen op zoek gaan naar andere - vaak projectmiddelen - om onze missie waar te maken.”

Zicht op Cultuur: “Het is nogal erg gericht op volwassenen, acties gericht op jongeren - of onder bepaalde voorwaarden werknemers vallen hier niet onder. Terwijl de scheidingslijn bij bepaalde campagnes niet zo duidelijk is. Dit geldt ook voor de vormingen door ervaringsdeskundigen.”

Vredesactie: “Bewegingen moeten zich internationaal (of Europees) kunnen organiseren omdat we nu eenmaal in een internationale context leven. Om mensen te leren denken en handelen in deze context of om internationaal samen te werken is er nu geen of te weinig ruimte binnen dit decreet.”

zij-kant, de progressieve vrouwenbeweging: “Een minpunt is de planlast en het feit dat de “return on investment” van personeel en inspanningen niet voldoende opwegen tegen de beperkte subsidiemiddelen die we als kleine beweging genereren.”

PROFIEL VAN DE SECTOR 113



1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

1.4 DE VORMINGPLUS-CENTRA Vormingplus-centra (of de volkshogescholen) zijn regionale vormingsinstellingen met een ambitieus takenpakket. Hun educatief aanbod staat open voor iedereen en wordt zelfstandig of in samenwerking met andere organisaties uitgewerkt. Ook projecten en vernieuwende methodieken behoren tot de core business van de centra. De Vormingplus-centra overleggen met tal van partners om het aanbod aan activiteiten in de regio te spreiden, versterken en bekend te maken. Als netwerkers zijn de centra motoren die zorgen voor meer vorming in de regio. De 13 Vormingplus-centra werken aan dezelfde opdrachten, maar hebben elk een eigen identiteit. Vormingplus Brussel (Citizenne) kan je niet vergelijken met Vormingplus Kempen en Vormingplus Antwerpen is anders dan Vormingplus Limburg... Een andere regio betekent andere uitdagingen én een andere koers. Eind 2010 werden de Vormingplus-centra geconfronteerd met forse veranderingen. In 2011 bespaarde minister van Cultuur Schauvliege op de volkshogescholen 2 miljoen euro. Dat is een vermindering van het budget met gemiddeld 25 %. De taken van de Vormingplus-centra werden bovendien aangepast. De zogenaamde coördinatie- en afstemmingsopdracht werd, samen met de bekendmakingsopdracht, geschrapt en vervangen door één opdracht van bekendmaking en samenwerking. Voortaan hebben de Vormingplus-centra de volgende drie opdrachten: - een eigen aanbod niet-formele educatie verzorgen; - dit aanbod spreiden over de regio; - het eigen aanbod bekend maken bij het brede publiek en samenwerkingen opzetten om het aanbod niet-formele educatie in de regio te versterken. Het spreekt voor zich dat de Vormingplus-centra zich door deze ingrepen grondig moeten herstructureren en -oriënteren. Ontslagen, afvloeiingen en een beperking van het aanbod zijn logische gevolgen. Op het moment van dit schrijven is de zoektocht naar een nieuw evenwicht volop bezig. De effecten van de besparingen zullen pas vanaf 2011 echt merkbaar zijn. Tot 2011 hadden de Vormingplus-centra nog vier opdrachten. We bespreken hieronder de realisaties van de centra op het vlak van de vier opdrachten. Dat doen we aan de hand van cijfers en concrete praktijkvoorbeelden uit elk Vormingplus-centrum. We leggen het accent op een paar wezenlijke kenmerken van Vormingplus. Zo besteden we extra aandacht aan de inspanningen rond digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid, het bereiken van maatschappelijk kwetsbare groepen of nieuwe deelnemers, innovatieve praktijken1...

1 Meer specifieke info over de gebruikte concepten en wijze van berekenen vind je in het methodologisch hoofdstuk.

PROFIEL VAN DE SECTOR 115


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

1.4.1 OPDRACHT 1: EEN EIGEN AANBOD VERZORGEN 1. Een eigen aanbod: algemeen De Vormingplus-centra garanderen, elk binnen hun eigen regio, een eigen educatief aanbod aan een breed publiek. Ze werken hiervoor samen met tal van partnerorganisaties. Naast een aanbod voor een ruim publiek zetten ze educatieve activiteiten op, die zich specifiek richten naar maatschappelijk kwetsbare groepen en mensen met specifieke educatieve noden, zoals bijvoorbeeld intermediairen en vrijwilligers.

2007-20102

2010 activiteiten

5.805

+48,5%

uren

35.237

+13,6%

deelnames

87.970

+38,9%

VHS: evolutie aantal activiteiten 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 2007

2008

2009

2010

VHS: evolutie aantal deelnames en uren 100.000

het aantal

90.000

deelnames

80.000 70.000

het aantal

60.000

gerealiseerde

50.000

uren

40.000 30.000 20.000 10.000 0 2007

2008

2009

2010

In de tabel en grafieken hierboven vind je een overzicht van het totaal aantal gepresteerde activiteiten, uren en bereikte deelnames. Op het vlak van de activiteiten en deelnames is een gestage groei merkbaar. 2 Deze kolom toont de percentsgewijze evolutie sinds 2007.

116 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

Hoe vaak participeert een deelnemer aan een activiteit? Een deelnemer neemt gemiddeld 1,8 keer deel aan een activiteit van Vormingplus. Op basis van 76 % van de gegevens kunnen we (met extrapolatie) een betrouwbare inschatting maken van het aantal unieke deelnemers: in 2010 telden de Vormingplus-centra zo’n 48.800 unieke deelnemers. Dat betekent dat een deelnemer gemiddeld 1,8 keer participeert aan een Vormingplus-activiteit.

2. Innovatie en experiment om mensen te bereiken De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk mensen, zo dicht mogelijk bij huis, in contact te brengen met niet-formele educatie. Om deze opdracht te vervullen gaan ze, complementair aan de bestaande werking, steeds op zoek naar creatieve manieren om mensen te bereiken en participatiedrempels te slopen. Dat doen ze met elk met hun eigen accenten: het ene centrum innoveert in de opbouw van expertise, het andere experimenteert met nieuwe samenwerkingen, methodieken of doelgroepen... We tonen hier indicatief een aantal praktijkvoorbeelden.

Lunch eens anders Het project “Wat zit er tussen uwe boterham” van de erfgoedcel Genk zoomt in op de broodmaaltijd van vroeger en meer concreet op de inhoud van de boterhammendozen van de mijnwerkers. Met de bijhorende workshop ‘Lunch eens anders’ gaan deelnemers aan de slag met de meer moderne en toekomstgerichte lunchbox. Vormingplus organiseert in dit kader workshops, ontwerpt 5 lunchboxen en bundelt vernieuwende recepten.

Asielcentrum zichtbaar maken Samen met de Patio, het Rode Kruisopvangcentrum voor asielzoekers, organiseert Vormingplus laagdrempelige activiteiten voor gemengde groepen: koken, sleutelen aan fietsen, een bezoek aan het opvangcentrum, creatieve workshops... Enerzijds krijgen Bruggelingen de kans om interculturele contacten en ontmoetingen aan te gaan, anderzijds kan de Patio zich in de stad integreren.

Tips voor Voetbalvaders Zowel in de media als in lokale sportclubs wordt gesignaleerd dat ouders zich niet altijd even keurig gedragen langs de zijlijn. Er doen ook heel wat fabeltjes de ronde over hoe je een kind kan stimuleren in het sporten. Vormingplus pakt deze problematiek preventief aan en organiseert een avond waar zowel deskundigen, ouders van enkele (top)voetballers zelf aan het woord komen. Samen met minder vanzelfsprekende partners voor Vormingplus, zoals Open Stadion en de vzw Mechelse Hattrick, bereiken we 83 deelnemers (voornamelijk vaders en begeleiders van jeugdspelers).

PROFIEL VAN DE SECTOR 117


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

Moeders en tieners op weekend Caleidoscoop, een Molenbeekse organisatie van en voor vrouwen, geeft aan dat moeders problemen hebben met hun kinderen die niet zouden luisteren. Vormingplus speelt daarop in door 15 vrouwen en 15 tieners via een carrouselsysteem interviews van elkaar te laten afnemen. Nadien worden tips geformuleerd om de communicatie te bevorderen en ervoor te zorgen dat zowel tieners als hun moeders beter naar elkaar kunnen luisteren.

Van warmte weten Vormingplus informeert en sensibiliseert via een sociaal-artistiek traject van beeld, muziek en theater een divers publiek over zuinig omgaan met energie. Mensen zetten hun talent (dichten, verhalen vertellen, fotografie, toneelspelen, zingen, beeldend werken, creativiteit...) in voor hun wijk of stad. Voor dit project werkt Vormingplus samen met tal van partners: Welzijnsschakels Deurne, Cultuurcentrum Deurne en Berchem, Samenlevingsopbouw Stad Antwerpen, Steunpunt Wonen (Centrum De Wijk), Ecohuis Antwerpen, Levanto, Woonhaven, Gevangenis Antwerpen, Buurtwerk Posthof, TaalOOr, OCMW Antwerpen en de Koning Boudewijnstichting.

Je binnenkant en buitenkant in balans Mensen in armoede gaan op verschillende manieren (via muziekateliers, creatieve ateliers, fotoateliers, bewegingsateliers, gespreksgroepen...) op zoek naar de kracht van hun ‘binnenkant’ (waar ben je sterk in?) en hun ‘buitenkant’ (hoe wil je dat anderen je zien?). Dit project is een samenwerkingsverband tussen CAW Hageland BOM (Welzijnsschakel Tienen), Welzijnszorg en Vormingplus.

Digitale fotografie en tentoonstelling: Beelden van de andere Samen met asielzoekers uit Alsemberg gaan deelnemers op zoek naar beelden van wat asiel, migratie en ‘de andere’ juist betekenen. Onder de leiding van een professionele fotograaf krijgen de deelnemers de mogelijkheid om hun fototoestel beter te leren kennen én maken ze het hele proces van het opzetten van een tentoonstelling mee. ‘Beelden van de andere’ maakt deel uit van de langere vormingsreeks ‘asiel en migratie’.

Applaus voor Asorti Via een workshopdag - opgezet door Vormingplus, het Cultureel Centrum Jan Tervaert en Spoor 2 - is het de bedoeling mensen in arbeidszorg toe te leiden naar het cultureel centrum. Vormingplus organiseert in dat kader Trashbeatz, een natuurwandeling, relaxatieoefeningen, een kruidendemonstratie, een kennismakingsspel met het cultureel centrum en een theaterbezoek met voor- en nagesprek.

Krachtige vrouwen Eén jaar lang komen Poperingse vrouwen samen om zich te bezinnen over ‘vrouw zijn in de Westhoek’. Op basis van de inbreng en de interesse van deze vrouwen ontstaat een driedelig Vormingplus-programma rond een vrouwendag in Poperinge.

118 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

Over de muren In het sociaal-artistiek project ‘Over de muren’ werken Hoogstraatse jongeren samen met jonge gedetineerden uit de Strafinrichting van Wortel en het Penitentiair Scholencentrum Hoogstraten. Op 24 mei worden de resultaten van de workshops met videoanimatie en muziek aan de 10.000 bezoekers van de jaarlijkse rommelmarkt in Wortel getoond.

Door het Diafragma Dit is een fotografie-workshop te velde. Deelnemers kunnen onder begeleiding van een fotograaf-docent samen een regionaal event fotograferen (bijvoorbeeld de wielerwedstrijd Gent-Wevelgem). Op die manier wordt de eigen regio als ‘leercontext’ gebruikt.

Natuurbeleving met ouderen. Herinneringen aan leven op het platteland. Gedurende twee jaar onderzoekt Vormingplus hoe drempels verlaagd kunnen worden bij natuurbelevingsactiviteiten voor rusthuisbewoners. Het resultaat is een studiedag over natuurbeleving voor ouderen in rusthuizen, een boek met tekeningen en resultaten van reminiscentie en overgeleverde kennis van de ouderen en een materiaalkoffer voor het opzetten van natuurbelevingsactiviteiten. Tal van partners zijn betrokken partij: verschillende rusthuizen uit de regio, Regionaal Landschap Vlaamse Ardennen, Leader+ Vlaamse Ardennen, experts...

Transitie als inspirerende praktijk Samen met Transitie Gent zet Vormingplus een denk- en actiedag op rond duurzaamheid voor 85 deelnemers. Via een laagdrempelig, divers aanbod - met toespraken van inspirerende sprekers, een visie-oefening, praktische workshops en inspirerende voorbeelden en tips - maakt een breed publiek kennis met de transitiegedachte. De dag legde de kiem voor meer uitgebreide workshops in de maanden nadien.

PROFIEL VAN DE SECTOR 119


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

3. Digitale geletterdheid, duurzaamheid en interculturaliteit De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk de vinger aan de pols te houden in de regio. Ze waken erover dat hun aanbod maatschappelijk relevant en to the point blijft. De centra zetten bijvoorbeeld - al dan niet in samenwerking met partners - stevig in op digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid. % van het totaal

aantal activiteiten

aantal acitiviteiten (5.805)

digitale geletterdheid 3

607

10,5%

interculturaliteit 4

832

14,3%

duurzaamheid 5

347

6,0%

1.786

30,8%

totaal van de drie thema’s

In totaal richten de Vormingplus-centra bijna een derde (31 %) van hun hun aanbod op digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid. Deze drie begrippen worden in de voetnoten hieronder gedefinieerd.

3 Digitale geletterdheid staat voor het kunnen gebruiken van digitale technologieën, communicatiemiddelen en/of netwerken om toegang te hebben

tot, het managen van, het integreren en evalueren van en het zelf creëren van informatie om te kunnen functioneren in de kennismaatschappij (Bron: LINC vzw). De Vormingplus-centra sluiten zich met aandacht voor digitale geletterdheid expliciet aan bij de doelstellingen van het ‘Plan Geletterdheid Verhogen’ van de Vlaamse regering. 4 Interculturaliseren is een interactief leerproces om te leren omgaan met diversiteit. Hierbij staan ontmoeting en dialoog van mensen met verschillende culturele achtergronden centraal, vertrekkend vanuit het respect voor de eigenheid en het besef van de gelaagdheid en dynamiek van culturen. (Bron: Kennisknooppunt Interculturaliseren) 5 Duurzaamheid is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. (Bron: VN) 120 PROFIEL VAN DE SECTOR


7

221

265

267

167

202

106

79

190

151

115

120

61

206

251

138

300

135

277

303

159

186

280

154

229

262

292

123

111

195

119

215

49

146

142

155

91

191

122 121

10

220

286

208

46

233

249

307

52

56

274

209 283

258

18

48

134

15

9

2

53

298

67

199

132

288

145

304

133

179

128

230

113 41

306

188

14

70

72

76

51

175

214

296

197

245

172

271

243

273

68

153

71 101

246

1 5

81

231

160

47

219

156

87

247

62

13

187

8

20

82

240

64 164

276

184 252

34

216

140

125

36

242

256

281

291

108

143

178

266

295

65

238

42

289

1

11

117

290

297

24

203

7 6

8

18

17

110

4

10 5 3 3

2

158

98

163

19

19

15 9

16

14

107

40

259

147

22

260

80

226

11

57

17

78

248

201

100

174

88

74 302

86

194

150

166

60

257

182

139

213

225

73

236

129

264

16

102

278

205

270

189

3

173

118 21

29

99

232

263

95

83

269

228

112

180

12

212

13

97

84

130

222

43

26

237 284 287 224 39 196 33 66 116 137 165 161

127

96 4 235 200 35 234 223 285 181 126

308

144

171

239

38

28

254

211

255

89

152

55

272

54

293

253

204

85

282

25

169

193

27

77

104

244

279

148

168

162

301

207

185

58

294

241

250

124

69

23

6

92

105

157

170

94

37

275

93

75

90

261

109

218

103

141

59

299

114

217

198

30

45

227

305

12

210

183

32

149

177

plaatsgevonden. Conclusie: de activiteiten rond deze thema’s kennen een sterke spreiding over heel Vlaanderen en Brussel.

Op bovenstaande kaart duiden we per Vlaamse en Brusselse gemeente aan waar minstens één activiteit rond digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid heeft

50

136

192

44

31

digitale geletterdheid

interculturaliteit

duurzaamheid

activiteit(en) rond

131

63

176

268

1.4 de Vormingplus-centra

1. DE WERKING

VHS: spreiding van de initiatieven rond digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid

(lijst gemeenten zie pag. 125)

PROFIEL VAN DE SECTOR 121


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

PRAKTIJKVOORBEELDEN Digitale geletterdheid Deelnemers maken kennis met Kapaza en 2dehands.be; via deze websites kunnen ze gratis en moeiteloos spullen kopen en verkopen. Erg handig in het dagelijks leven. Vormingplus toont hoe je aan de slag kan gaan met deze websites en geeft de nodige tips. In samenspraak met de lokale gemeentebesturen worden in drie gemeenten vormingen rond de UiT-databank georganiseerd. Lokale organisatoren leren hoe ze hun activiteiten kunnen invoeren. Vormingplus zet het initiatief op en zorgt voor begeleiders. Vormingplus organiseert een zeer praktijkgerichte cursus ‘tax-on-web’. De deelnemers gaan naar huis met voldoende bagage om hun eigen aangifte online in te vullen en met een persoonlijke kaartlezer om dit mogelijk te maken. Deze vorming wordt georganiseerd in samenwerking met Seniornet Vlaanderen. Vormingplus bouwt onder de noemer ‘Ctrl-PC’ een basisaanbod laagdrempelige PC-cursussen uit. ’Ctrl-PC’ wil de weerbaarheid lokaal (systeembeheer, multimedia) én op het ‘web’ (surfen, e-mailen, sharen) verhogen. Tijdens de Digitale Week bijvoorbeeld, kiest Vormingplus voor laagdrempelige locaties (zoals een voetbalstadion) en laagdrempelige cursustitels (bijvoorbeeld ‘Praktisch GSM-gebruik’ en ‘Kies je digitale camera’).

Interculturaliteit Babbelonië: wekelijks komen mensen van verschillende culturele origine bij elkaar om met elkaar Nederlands te praten in een ongedwongen sfeer. Ze praten met elkaar en leren informeel elkaars cultuur kennen. Anderstaligen oefenen het Nederlands. Ze gaan op uitstap, vooral in de eigen gemeente, en bezoeken allerlei diensten. Samenlevingsopbouw, ODiCe en Vormingplus organiseren samen Babbelonië in zeven Oost-Vlaamse gemeenten. Vrouwendialoog wordt in samenwerking met moskee Al Buraq, vzw Marom, vzw Karama en de dienst Diversiteit van de stad Mechelen georganiseerd. De dialoog tussen diverse vrouwen wordt gestimuleerd met een deskundige spreker als inleider. Emancipatie, de vrouwenbeweging, evenwicht in je relatie en toekomstdromen vormen de thema’s. Op vraag van het Sociaal Huis in Roeselare ontwikkelt Vormingplus een educatief pakket ‘Van Verre en toch Dichte’. Deze module wil verenigingen uit Roeselare, op een laagdrempelige manier, met interculturaliteit laten kennismaken. Via spelmethodieken wordt een interculturele dialoog tot stand gebracht over relaties, vrije tijd, werk, opvoeding en communicatie. Dit gebeurt op een lichtvoetige, maar toch beklijvende manier. Vormingplus voorziet opleiding voor bestuursleden uit de verenigingen om zelf met dit spelmateriaal aan de slag te gaan. Op vraag van de integratiedienst van Stad Kortrijk ontwikkelt Vormingplus een interculturele basisopleiding voor gidsen. Twintig gidsen volgen een driedelige basisopleiding om interculturele wandelingen in de regio te verzorgen. Tijdens een eerste sessie oefenen de gidsen hun interculturele competenties. Het vormingsaanbod wordt ook opengesteld voor anderen. Enkele titels: “België: een e-migratiegeschiedenis” en “De Marokkaanse migratie naar België, “Migratie uit Zwart-Afrika en de ex-USSR.” Vormingplus organiseert in Gent vier activiteiten rond de islam onder de titel Dar Es Salaam. Deze reeks wordt georganiseerd in samenwerking met Motief vzw, het ACW en allochtone zelforganisaties en kan rekenen op de deelname van een honderdtal allochtone en autochtone inwoners uit de regio.

122 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

Duurzaamheid Het buurtruilnetwerk is een netwerk tussen deelnemers (buurtbewoners, groepen en organisaties) die met elkaar diensten uitwisselen in een afgebakende buurt. Vormingplus begeleidt de netwerken in Antwerpen. Veertig mensen nemen deel aan de intensieve cursus “toekomstgericht (ver)bouwen”. In deze cursus worden informatiesessies afgewisseld met bezoeken aan duurzame woningen. Na afloop weten de deelnemers alles over isoleren, ventileren, zuinig verwarmen, gebruik van zonne-energie... Samen met de Provincie West-Vlaanderen, Centrum Waerbeke, de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en West-Vlaamse Vormingplus-centra wordt in verschillende gemeenten een STER-project ontwikkeld (STER= stilte en rust). Het doel is een duurzaam platform in de regio te ontwikkelen en educatieve initiatieven rond stilte en rust te ondersteunen (bijvoorbeeld: de uitbouw van een stilte-wandeling en de opmaak van een gemeentekaart met stille plekken) Na voorbereidende gesprekken met de Bond Beter Leefmilieu en medewerkers van de organisatie Wase Wind, organiseert Vormingplus een bezoek aan de windmolens langs de E17 in Melsele en aan de kerncentrale van Doel. Tijdens de busrit zorgt een energiedeskundige voor een beknopte voorstelling van de energiemarkt in België.

4. Maatschappelijk kwetsbare groepen bereiken De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk mensen, ook zij die moeilijk of geen toegang vinden tot niet-formele educatie in de regio, in contact te brengen met het aanbod. Op die manier slopen de Vormingplus-centra voortdurend participatiedrempels. We bekijken hier indicatief het bereik van enkele maatschappelijk kwetsbare groepen via het Vormingplus-aanbod. De Vormingplus-centra richtten in 2010 minstens 5 % van hun activiteiten (een 300-tal) expliciet op maatschappelijk kwetsbare groepen. De deelnames aan deze activiteiten (ruim 6.000) vertegenwoordigen 7 % op het totaal. Om deze activiteiten te realiseren werkten de centra samen met 271 andere organisaties en 78 gemeenten in Vlaanderen en Brussel. Eén gemeente op vier werkte dus samen met Vormingplus om dit aanbod te realiseren. Deze cijfers zijn echter een onderschatting. Het is immers moeilijk om deze doelgroep af te lijnen. We hanteren hier enkel activiteiten die expliciet gericht zijn op kansarmen, kortgeschoolden, personen met een handicap, zieken en hun omgeving en gedetineerden. Deelnemers uit (andere) kwetsbare groepen nemen ook deel aan het reguliere aanbod.

PROFIEL VAN DE SECTOR 123


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

Maatschappelijk kwetsbare groepen bereiken “Goesting in meer kunst” is een project van Vormingplus in samenwerking met Basiseducatie Midden-Noord Limburg. Leerlingen van Basiseducatie kunnen zich inschrijven en zo een aantal musea bezoeken of culturele activiteiten meemaken. Bijvoorbeeld: een bezoek aan de Frans Vanhove Art Gallery, aan het Jenevermuseum van Hasselt en een taalgrenswandeling in Gingelom. RISO Vlaams-Brabant, Vormingplus en zes buurtwerkingen slaan de handen in elkaar en gaan - samen met kansarmen - aan het koken. Het project ‘Groente zoekt kok’ voorziet een feestelijk toonmoment. Er is ook een boekje met alle recepten, foto’s en reacties van deelnemers. Vormingplus organiseert samen met het OCMW van Dendermonde vorming voor sociaal tewerkgestelden. Vier groepen van een 15-tal mensen - in allerlei statuten en functies, vaak onbekenden voor elkaar, vaak weinig gemotiveerd, soms heel beperkt Nederlandstalig - leren omgaan met stress. Het recept: vertrekken van hun ervaringen, groepsgesprekken, oefeningen, een klein beetje theorie en een uitnodigende houding. Het versterkingstraject ‘Mama’s Power’ van Nasci vzw leidt ertoe dat 12 moeders die in precaire omstandigheden leven ‘het beste van zichzelf willen delen’. Ze spreken partners in de buurt aan om een verwendag te organiseren voor andere vrouwen. Elk vanuit hun talent. Resultaat: een solidariteitsbeurs in samenwerking met Vormingplus, De Schakel, De Kriekelaar, KAV en T4S met 80 vrouwen die kledij ruilen, juwelen pimpen...

5. Nieuwe deelnemers bereiken Vormingplus wil andere en meer mensen op nieuwe manieren bereiken. We bekijken hier het bereik van mensen die voor het eerst in contact komen met Vormingplus (nieuwe deelnemers). % van het totaal aantal

aantal aantal nieuwe deelnemers

unieke deelnemers (48.800) 21.8636

44,8%

Naar schatting 45 % van de deelnemers in 2010 kwam voor het eerst naar een Vormingplus-activiteit.

Nieuwe deelnemers bereiken In het kader van de mogelijke verhuis uit de binnenstad naar Sint-Pieters is Vormingplus met een info-stand aanwezig op de kermis van Sint-Pieters. Aan de inwoners van deze deelgemeente wordt via folders en in gesprekken toelichting gegeven over de werking van Vormingplus. Iedere tweede en vierde donderdag van de maand worden deelnemers uitgenodigd achter de coulissen van het Mechels erfgoed. Een deskundige vertelt gepassioneerd en op een toegankelijke manier over zijn of haar onderzoek. Dankzij de samenwerking tussen Erfgoedcentrum Lamot en Vormingplus is er een sterke communicatie en wordt een breed, en ook nieuw, publiek bereikt. Door de organisatie van een boottocht met de Gentse Barge - in het kader van de opening van het STAM - kan Vormingplus een nieuw publiek aanspreken en hen kennis laten maken met culturele en educatieve activiteiten in de regio. 6 Extrapolatie op basis van 68 % van de gegevens.

124 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

1.4.2. OPDRACHT 2: HET EIGEN AANBOD SPREIDEN OVER DE REGIO De Vormingplus-centra spreiden het eigen educatief aanbod geografisch over hun regio. De centra verlagen dus participatiedrempels door het aanbod tot aan de deur van hun (potentiële) deelnemers te brengen.

1. Waar organiseren Vormingplus-centra activiteiten? Op het eerste kaartje hierna (p.126) zie je de spreiding van de activiteiten over Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We geven per gemeente het aantal gerealiseerde Vormingplus-activiteiten in 2010 weer. Verschillende centrumsteden zijn duidelijk herkenbaar met een hoog aantal gerealiseerde activiteiten.

2. Waar komen de deelnemers vandaan? Op het tweede kaartje hierna (p. 127) zie je de oorsprong van de deelnames in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We geven per gemeente het aantal deelnames in 20107 weer. Deze kaart toont een genuanceerder beeld van het bereik van de centra. De meeste deelnames komen uit de centrumsteden.

3. Wat is de spreiding van het bereik van de centra? Uit het derde kaartje blijkt dat de meeste deelnames uit de centrumsteden komen. Dat is logisch, aangezien in de steden meer mensen wonen. Op het kaartje hierna (p.128) neutraliseren we het effect van de bevolkingsverschillen tussen gemeenten. We tonen met een spreidingsindex het bereik per inwoner van een gemeente. In rode gemeenten bereiken de Vormingplus-centra verhoudingsgewijs veel mensen (warm), in blauwe gemeenten minder (koud). In gemeenten met een lichtrode kleur (waarde 1) is het aanbod in een evenwichtige verhouding tot de bevolking. Voor de details over de berekening van deze index verwijzen we graag naar het methodologisch hoofdstuk op p.42. De spreidingsindex toont dat Vormingplus ook sterk staat in veel gemeenten buiten de centrumsteden.

Geografisch spreiden van het aanbod Praatpunt is een project waarin allochtonen de Nederlandse taal kunnen oefenen samen met autochtone vrijwilligers. Het initiatief werd opgestart door Vormingplus en komt tegemoet aan een grote behoefte. Ondertussen vindt Praatpunt plaats in de vijf grootste gemeenten van het arrondissement. Vormingplus organiseert met Linter en Geetbets de formule ‘altijd geslaagd’. Op één maand kunnen inwoners aan tien activiteiten in de gemeente deelnemen. Na evaluatie werd het concept goed bevonden voor multiplicatie in andere gemeenten die weinig of niet actief zijn in het opzetten van niet-formele educatie. Het programma van Vormingplus wordt steeds gespreid over onze zes centrumsteden: Oostende, Veurne, Diksmuide, Wervik, Poperinge en Ieper. Kleinere deelgemeenten komen ook aan bod, maar in mindere mate. Het aanbod wordt jaarlijks in kaart gebracht en besproken.

7 De cijfers zijn regio-overschrijdend en cumulatief voor alle centra: Vormingplus Limburg registreert bijvoorbeeld ook de deelname van een Bruggeling

aan zijn activiteiten op het conto van de gemeente Brugge, ook al behoort deze gemeente niet tot de eigen regio.

PROFIEL VAN DE SECTOR 125


126 PROFIEL VAN DE SECTOR

50

7

221

265

136

267

167

202

106

206

79

190

151

115

120

61

192

251

138

300

135

49

277

303

159

186

280

154

229

262

292

123

111

195

119

215

44

31

146

142

155

122 121

91

233

249

307

52

56

274

209 283

258

18

48

134

191

220

286

208

46

10

300 of meer

100 tem 299

50 tem 99

20 tem 29 30 tem 39 40 tem 49

1 tem 19

geen

aantal activiteiten

15

9

2

53

298

67

199

132

288

145

304

133

179

128

230

113 41

306

188

14

70

72

76

51

175

214

296

197

245

172

271

243

273

68

153

71 101

246

1

81

231

160

5

47

219

156

38

87

247

62

13

187

8

20

82

240

64 164

276

184 252

34

216

140

125

36

242

256

281

291

108

143

178

266

295

65

238

42

8 3 % van de activiteiten kon niet toegewezen worden aan een gemeente en is dus niet opgenomen op dit kaartje. 1

11

117

290

297

24

203

7 6

8

18

17

110

4

10 5 3 3

2

158

98

163

19

19

15 9

16

14

107

40

259

147

22

260

80

226

11

57

17

78

248

201

100

174

88

74 302

86

194

150

166

60

257

182

139

213

225

73

236

129

264

16

102

278

205

270

189

3

173

118 21

29

99

232

263

95

83

269

228

112

180

12

212

13

97

84

130

222

43

26

237 284 287 224 39 196 33 66 116 137 165 161

96 4 235 200 35 234 223 285 181 126

308

144

171

239

254

211

255

89

152

55

272

54

293

253

204

85

282

25

169

193

28

127

289

23

6

92

105

157

170

94

37

275

93

75

90

261

109

218

103

141

59

299

114

217

198

30

45

227

305

12

210

183

32

149

177

131

63

176

268

VHS: spreiding van de activiteiten 8

27

77

104

244

279

148

168

162

301

207

185

58

294

241

250

124

69

1. DE WERKING

1.4 de Vormingplus-centra

(lijst gemeenten zie pag. 129)


50

7

221

265

136

267

167

202

106

206

79

190

151

115

120

61

192

251

138

300

135

49

277

303

159

186

280

154

229

262

292

123

111

195

119

215

44

31

146

142

155

91

191

122 121

10

220

286

208

46

233

249

307

52

56

274

209 283

258

18

48

134

100 tem 999 1.000 tem 9.999 10.000 of meer

10 tem 99

0 tem 9

aantal deelnames

15

9

2

53

298

67

199

132

288

145

304

133

179

128

230

113 41

306

188

14

70

72

76

51

175

214

296

197

245

172

271

243

273

68

153

71 101

246

1 5

81

231

160

47

219

156

38

87

247

62

13

187

8

20

82

240

64 164

276

184 252

34

216

140

125

36

242

256

281

291

108

143

178

266

295

65

238

42

1

11

117

290

297

24

203

7 6

8

18

17

110

4

10 5 3 3

2

158

98

163

19

19

15 9

16

14

107

40

259

147

22

260

80

226

11

57

17

78

248

201

100

174

88

74 302

86

194

150

166

60

257

182

139

213

225

73

236

129

264

16

102

278

205

270

189

3

173

118 21

29

99

232

263

95

83

269

228 180

12

212

13

97

84

130

222

43

26

237 284 287 224 39 196 33 66 116 137 165 161

96 4 235 200 35 234 223 285 181 126

308

144

171

239

254

211

255

89

152

55

272

54

293

253

204

85

282

25

169

193

28

127

289

112

23

6

92

105

157

170

94

37

275

93

75

90

261

109

218

103

141

59

299

114

217

198

30

45

227

305

12

210

183

32

149

177

131

63

176

268

VHS: spreiding van de deelnames 9

27

77

104

244

279

148

168

162

301

207

185

58

294

241

250

124

69

1.4 de Vormingplus-centra

1. DE WERKING

(lijst gemeenten zie pag. 129)

9 8,7 % van de deelnames kon niet toegewezen worden aan een gemeente en is dus niet opgenomen op dit kaartje. Vier centra wezen de herkomst van

hun deelnemers noodgedwongen toe aan de locatie van de activiteit (= ruwe toewijzing).

PROFIEL VAN DE SECTOR 127


128 PROFIEL VAN DE SECTOR

50

7

221

265

136

267

167

202

hun deelnemers noodgedwongen toe aan de locatie van de activiteit (= ruwe toewijzing).

106

206

79

190

151

115

120

61

192

251

138

300

135

49

277

303

31

159

186

280

154

229

262

292

123

111

195

119

215

44

0 (koud)

146

142

155

91

233

249

307

52

56

274

209 283

258

18

48

134

191

122 121

10

220

286

208

46

1 (evenwicht)

2 (warm)

spreidingsindex

15

9

2

53

298

67

199

132

288

145

304

133

179

128

230

113 41

306

188

14

70

72

76

51

175

214

296

197

245

172

271

243

273

68

153

71 101

246

1

81

231

160

5

47

219

156

38

87

247

62

13

187

8

20

82

240

64 164

276

184 252

34

216

140

125

36

242

256

281

291

108

143

178

266

295

65

238

42

117

290

297

24

203

97

84

212

130

222

43

26

237 284 287 224 39 196 33 66 116 137 165 161

96 4 235 200 35 234 223 285 181 126

308

144

171

239

254

211

255

89

152

55

272

54

293

253

204

85

282

25

169

193

28

127

289

158

98

163

19

110

107

40

259

147

22

260

80

226

11

57

17

78

248

201

100

174

88

74 302

86

194

150

166

60

257

182

139

213

225

73

236

129

264

16

102

278

205

270

189

3

173

118 21

29

99

269

232

263

95

83

180

228

112

23

6

92

105

157

170

94

37

275

93

75

90

261

109

218

103

141

59

299

114

217

198

30

45

227

305

12

210

183

32

149

177

131

63

176

268

VHS: spreidingsindex10

27

77

104

244

279

148

168

162

301

207

185

58

294

241

250

124

69

1. DE WERKING

1.4 de Vormingplus-centra

(lijst gemeenten zie pag. 129)

10 8,7 % van de deelnames kon niet toegewezen worden aan een gemeente en is dus niet opgenomen op dit kaartje. Vier centra wezen de herkomst van


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

Lijst van de gemeenten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66.

Aalst Aalter Aarschot Aartselaar Affligem Alken Alveringem Antwerpen Anzegem Ardooie Arendonk As Asse Assenede Avelgem Baarle-Hertog Balen Beernem Beerse Beersel Begijnendijk Bekkevoort Beringen Berlaar Berlare Bertem Bever Beveren Bierbeek Bilzen Blankenberge Bocholt Boechout Bonheiden Boom Boortmeerbeek Borgloon Bornem Borsbeek Boutersem Brakel Brasschaat Brecht Bredene Bree Brugge Buggenhout Damme De Haan De Panne De Pinte Deerlijk Deinze Denderleeuw Dendermonde Dentergem Dessel Destelbergen Diepenbeek Diest Diksmuide Dilbeek Dilsen-Stokkem Drogenbos Duffel Edegem

67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80. 81. 82. 83. 84. 85. 86. 87. 88. 89. 90. 91. 92. 93. 94. 95. 96. 97. 98. 99. 100. 101. 102. 103. 104. 105. 106. 107. 108. 109. 110. 111. 112. 113. 114. 115. 116. 117. 118. 119. 120. 121. 122. 123. 124. 125. 126. 127. 128. 129. 130. 131. 132.

Eeklo Erpe-Mere Essen Evergem Galmaarden Gavere Geel Geetbets Genk Gent Geraardsbergen Gingelom Gistel Glabbeek Gooik Grimbergen Grobbendonk Haacht Haaltert Halen Halle Ham Hamme Hamont-Achel Harelbeke Hasselt Hechtel-Eksel Heers Heist-op-den-Berg Hemiksem Herent Herentals Herenthout Herk-de-Stad Herne Herselt Herstappe Herzele Heusden-Zolder Heuvelland Hoegaarden Hoeilaart Hoeselt Holsbeek Hooglede Hoogstraten Horebeke Houthalen-Helchteren Houthulst Hove Huldenberg Hulshout Ichtegem Ieper Ingelmunster Izegem Jabbeke Kalmthout Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kapellen Kaprijke Kasterlee Keerbergen Kinrooi Kluisbergen

133. 134. 135. 136. 137. 138. 139. 140. 141. 142. 143. 144. 145. 146. 147. 148. 149. 150. 151. 152. 153. 154. 155. 156. 157. 158. 159. 160. 161. 162. 163. 164. 165. 166. 167. 168. 169. 170. 171. 172. 173. 174. 175. 176. 177. 178. 179. 180. 181. 182. 183. 184. 185. 186. 187. 188. 189. 190. 191. 192. 193. 194. 195. 196. 197. 198.

Knesselare Knokke-Heist Koekelare Koksijde Kontich Kortemark Kortenaken Kortenberg Kortessem Kortrijk Kraainem Kruibeke Kruishoutem Kuurne Laakdal Laarne Lanaken Landen Langemark-Poelkapelle Lebbeke Lede Ledegem Lendelede Lennik Leopoldsburg Leuven Lichtervelde Liedekerke Lier Lierde Lille Linkebeek Lint Linter Lo-Reninge Lochristi Lokeren Lommel Londerzeel Lovendegem Lubbeek Lummen Maarkedal Maaseik Maasmechelen Machelen Maldegem Malle Mechelen Meerhout Meeuwen-Gruitrode Meise Melle Menen Merchtem Merelbeke Merksplas Mesen Meulebeke Middelkerke Moerbeke Mol Moorslede Mortsel Nazareth Neerpelt

199. 200. 201. 202. 203. 204. 205. 206. 207. 208. 209. 210. 211. 212. 213. 214. 215. 216. 217. 218. 219. 220. 221. 222. 223. 224. 225. 226. 227. 228. 229. 230. 231. 232. 233. 234. 235. 236. 237. 238. 239. 240. 241. 242. 243. 244. 245. 246. 247. 248. 249. 250. 251. 252. 253. 254. 255. 256. 257. 258. 259. 260. 261. 262. 263.

Nevele Niel Nieuwerkerken Nieuwpoort Nijlen Ninove Olen Oostende Oosterzele Oostkamp Oostrozebeke Opglabbeek Opwijk Oud-Heverlee Oud-Turnhout Oudenaarde Oudenburg Overijse Overpelt Peer Pepingen Pittem Poperinge Putte Puurs Ranst Ravels Retie Riemst Rijkevorsel Roeselare Ronse Roosdaal Rotselaar Ruiselede Rumst Schelle ScherpenheuvelZichem Schilde Schoten Sint-Amands Sint-Genesius-Rode Sint-Gillis-Waas Sint-Katelijne-Waver Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Sint-Pieters-Leeuw Sint-Truiden Spiere-Helkijn Stabroek Staden Steenokkerzeel Stekene Temse Ternat Tervuren Tessenderlo Tielt Tielt-Winge Tienen Tongeren Torhout Tremelo

264. 265. 266. 267. 268. 269. 270. 271. 272. 273. 274. 275. 276. 277. 278. 279. 280. 281. 282. 283. 284. 285. 286. 287. 288. 289. 290. 291. 292. 293. 294. 295. 296. 297. 298. 299. 300. 301. 302. 303. 304. 305. 306. 307. 308.

Turnhout Veurne Vilvoorde Vleteren Voeren Vorselaar Vosselaar Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Waregem Wellen Wemmel Wervik Westerlo Wetteren Wevelgem Wezembeek-Oppem Wichelen Wielsbeke Wijnegem Willebroek Wingene Wommelgem Wortegem-Petegem Wuustwezel Zandhoven Zaventem Zedelgem Zele Zelzate Zemst Zingem Zoersel Zomergem Zonhoven Zonnebeke Zottegem Zoutleeuw Zuienkerke Zulte Zutendaal Zwalm Zwevegem Zwijndrecht

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.

Brussel Anderlecht Brussel Elsene Etterbeek Evere Ganshoren Jette Koekelberg Oudergem Schaarbeek Sint-Agatha-Berchem Sint-Gillis Sint-Jans-Molenbeek Sint-Joost-ten-Node Sint-Lambrechts-Woluwe Sint-Pieters-Woluwe Ukkel Vorst Watermaal-Bosvoorde

PROFIEL VAN DE SECTOR 129


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

1.4.3 OPDRACHT 3: HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE COÖRDINEREN EN AFSTEMMEN De Vormingplus-centra coördineren het aanbod niet-formele educatie in hun regio en stemmen het aanbod van verschillende aanbieders af. Door samenwerking en samenspraak met andere organisaties streven ze naar een sterk en goed gespreid aanbod in de regio. Hierbij hebben ze speciale aandacht voor het bereiken van maatschappelijk kwetsbare groepen. Deze opdracht is sinds 2011 hervormd omwille van besparingen. Samengevoegd met de vierde opdracht (bekendmaking, zie hierna) is deze voortaan: het eigen aanbod bekend maken bij het brede publiek en samenwerkingen opzetten om het aanbod niet-formele educatie in de regio te versterken. Hier hanteren we voor de laatste keer het oude kader, met de vier opdrachten zoals ze golden tot 2011. De Vormingplus-centra realiseren de opdracht ‘coördinatie en afstemming’ door onder andere: - het bestaande aanbod niet-formele educatie in hun regio in kaart te brengen; - na te gaan welke educatieve noden er in hun regio zijn; - initiatieven te nemen om bepaalde educatieve ‘leemtes’ in de regio op te vullen; - advies te geven aan organisaties over educatie; - te investeren in educatienetwerken. Vormingplus zet sterk in op samenwerking en netwerkvorming. Het is een belangrijke hefboom van de ruimere coördinatie- en afstemmingsopdracht. Hier belichten we de inspanningen die Vormingplus levert voor educatienetwerking en -partnerschappen. Vormingplus werkte in 2010 samen met in totaal 1.121 verschillende organisaties om een vormingsaanbod te creëren, te coördineren of te promoten. Op de bladzijde hierna hebben we deze samenwerkingsrelaties in kaart gebracht. Elk puntje in de grafiek is een individuele organisatie, elke lijn is een samenwerkingsverband met een Vormingplus-centrum. We hebben enkel de samenwerkingsverbanden in beeld gebracht die tot een effectief aanbod hebben geleid, bij Vormingplus of bij de partners. De 13 grote groene punten zijn de Vormingplus-centra. We hebben daarnaast ook de belangrijkste types partners ingekleurd: - erkende en/of gesubsideerde organisaties voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (rood) - gemeente- of stadsdiensten (groen) - cultuur- of gemeenschapscentra (blauw) Het valt op hoe elk Vormingplus-centrum een eigen regionaal netwerk heeft uitgebouwd (de waaiers rond elke bruine stip). Partners die gemeenschappelijk zijn voor meerdere Vormingplus-centra (en dus ‘boven-regionaal’ of landelijk georganiseerd zijn), vind je meer in het centrum van de grafiek. De erkende en gesubsidieerde organisaties uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk (rode stippen) werken samen met verschillende Vormingplus-centra en bevinden zich daarom vaak in het centrum.

130 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

VHS: de Vormingplus-centra en hun partners11 Vormingplus-centrum Erkende/gesubsidieerde sociaal-culturele organisatie Gemeente-/Stadsdienst Cultuur-/Gemeenschapscentrum Andere organisatie

11

We registreerden enkel de samenwerkingsverbanden met een organisatie/instelling/instantie. Niet de samenwerkingsverbanden met individuen. Afzonderlijke gemeentelijke of stadsdiensten zijn apart opgenomen (ook de bibliotheken). Nationaal georganiseerde organisaties zijn vertegenwoordigd in ĂŠĂŠn stip. De plaatsing van de verschillende entiteiten wordt bepaald door de software waarmee we deze grafiek maken. Er zijn geen conclusies te verbinden aan het feit of een Vormingplus-centrum al dan niet in het centrum van de grafiek ligt.

PROFIEL VAN DE SECTOR 131


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

Hieronder geven we een overzicht van het type partners van de Vormingplus-centra en het aantal samenwerkingsverbanden12 dat de centra in 2010 met hen aangingen. Het gaat hier enkel om samenwerkingen die tot een effectief aanbod hebben geleid, bij Vormingplus of de partner(s). Samenwerkingsverbanden Vormingplus

2010

gemeente / stad

1.170

19,6%

cultuur- /gemeenschapscentrum

1.028

17,3%

welzijnsorganisatie/ocmw

824

13,8%

bibliotheek

346

5,8%

andere lokale middenveldorganisaties

345

5,8%

sociaal-culturele vereniging

344

5,8%

sociaal-culturele vormingsinstelling

341

5,7%

integratie-, allochtonenorganisatie

334

5,6%

kunstenorganisatie / museum

130

2,2%

centrum basiseducatie

120

2,0%

provincie / VGC

113

1,9%

volwasseneneducatie / opleidingscentrum

107

1,8%

federale overheid

89

1,5%

sociaal-culturele beweging

71

1,2%

scholen

48

0,8%

erfgoedorganisatie

47

0,8%

Vormingplus (andere regio)

44

0,7%

Noord-Zuid-organisatie

42

0,7%

Vlaamse Gemeenschap

22

0,4%

andere totaal

393

6,6%

5.958

100,0%

De Vormingplus-centra werken het meest samen met gemeenten, steden, cultuur- of gemeenschapscentra, welzijnsorganisaties en bibliotheken.

VHS: evolutie aantal samenwerkingsverbanden 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0

2007

2008

2009

2010

We merken doorheen de jaren een verdubbeling van het aantal samenwerkingsverbanden (+106%).

12 Per activiteit kunnen maximaal vier samenwerkingsverbanden worden aangestipt. Eén activiteit kan bijgevolg bij meerdere partners ondergebracht

worden. Bijvoorbeeld: een natuurwandeling in samenwerking met een gespecialiseerde vormingsinstelling en een gemeente wordt in bovenstaande tabel op twee plaatsen vermeld: bij de categorie ‘gemeente, stad’ en bij ‘sociaal-culturele vormingsinstelling’. 132 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

Netwerking Vormingplus probeert in alle gemeenten van de regio zicht te krijgen op het bestaande aanbod rond digitale geletterdheid. In samenspraak met lokale actoren (cultuurbeleidscoördinator, bibliotheek, seniorenraad, OCMW’s, dienstencentra...) gaat Vormingplus na of, en welk aanvullend aanbod er nodig is. Vormingplus organiseert, op vraag van de lokale actoren en met de inhoudelijke steun van onder andere Seniornet Vlaanderen, een aanvullend aanbod. Bij het sociaal-artistiek project ‘Ik verlegde een steen in de stroom’ werkt Vormingplus voor de toeleiding van deelnemers samen met partners binnen de welzijnssector: CAW Waasland, Dienstencentrum De Wilg, Ontmoetingscentrum voor mensen in de geestelijke gezondheidszorg Zigzag, Vrouwencentrum, De Springplank. De cultuurdienst van de stad Sint-Niklaas stelde de lokalen en de tentoonstellingsruimte ter beschikking en het OCMW ondersteunde het project financieel. Dar Es Salaam is een mooi voorbeeld van hoe een samenwerking met meer dan 10 partners aanleiding geeft tot open debatavonden, met moslims en niet-moslims, over verschillende aspecten van de islam.

1.4.4 OPDRACHT 4: HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE IN DE REGIO BEKENDMAKEN De Vormingplus-centra zorgen ervoor dat het eigen aanbod en dat van andere aanbieders van niet-formele educatie in de regio via bekendmaking wordt ontsloten naar zoveel mogelijk mensen in hun regio. Deze opdracht is sinds 2011 hervormd omwille van besparingen. Samengevoegd met de derde opdracht (coördinatie, zie hiervoor) is deze voortaan: het eigen aanbod bekend maken bij het brede publiek en samenwerkingen opzetten om het aanbod niet-formele educatie in de regio te versterken. Hier hanteren we voor de laatste keer het oude kader, met de vier opdrachten zoals ze golden tot 2011. Vormingplus tracht zoveel mogelijk mensen in contact te brengen met niet-formele educatie (ook van andere aanbieders) door dit aanbod via tal van communicatiekanalen bekend te maken. De websites van de centra telden in 2010 samen 490.700 bezoeken. 45.657 abonnees ontvingen digitale nieuwsbrieven, gemiddeld 9 per jaar. 107.737 geadresseerden ontvingen een programmabrochure, gemiddeld 3 per jaar. Vormingplus registreerde ook tal van activiteiten op de website Prettig Geleerd, de sociaal-culturele activiteitenkalender, die op zijn beurt gekoppeld is aan de UiT-databank.

Bekendmaking Vormingplus en de Brugse hoofdbibliotheek slaan de handen in elkaar om het globale niet-formele vormingsaanbod bekend te maken bij de bibliotheekbezoeker. Vormingplus coördineert en organiseert hiertoe de bevoorrading van een permanente infostand met aandacht voor vormingsactiviteiten van diverse aanbieders uit de regio. Vormingplus ontwikkelt - in functie van vormingen met verschillende OCMW’s - specifieke folders met heldere en eenvoudige taal. De folders worden via de kanalen van het OCMW verspreid.

PROFIEL VAN DE SECTOR 133



1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

1.5 DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN De werksoort landelijke vormingsinstellingen omvat: - 17 gespecialiseerde vormingsinstellingen; - 3 syndicale vormingsinstellingen; - 3 vormingsinstellingen voor personen met een handicap; - 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap. In 2010 verliet Inverde de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Inverde was immers eerder gefusioneerd met het Ondersteunend Centrum van het Agentschap voor Natuur en Bos van de Vlaamse overheid. Daardoor kwam de organisatie niet meer in aanmerking voor subsidiëring in het kader van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Begin 2011 kwam Het Vlaamse Kruis als nieuwe gespecialiseerde instelling bij de werksoort. De organisatie maakte de overstap van de verenigingen naar de instellingen. De teller blijft dus staan op 24 landelijke vormingsinstellingen13. De beschrijving van de werking van de landelijke vormingsinstellingen bevat drie luiken. - In het eerste deel presenteren we elke organisatie met een greep uit de waaier aan educatieve activiteiten die ze in 2010 realiseerden. - In het tweede deel maken we de ‘eigenzinnige’ positie van de landelijke vormingsinstellingen in het leerlandschap concreet. - In het derde deel geven we een overzicht in cijfers van de gepresteerde uren, activiteiten en deelnemers.

1.5.1 WERKING: VOORBEELDEN UIT HET EDUCATIEF AANBOD T type landelijke vormingsinstelling S specialisme B baseline, ‘unique selling proposition’, gebalde uitleg bij de aard van het aanbod E voorbeelden uit het educatief aanbod

13 Deze editie van Boekstaven overspant de breuklijn tussen twee beleidsperiodes. Waar in dit boek cijfergegevens over de vormingsinstellingen voor-

komen, gaat het steeds over de 23 instellingen die eind 2010 van de werksoort deel uitmaakten (exclusief Inverde en Het Vlaamse Kruis). Waar we de vormingsinstellingen voorstellen en hun werking beschrijven, gaat het over de 24 instellingen die in 2011 tot de sector behoren.

PROFIEL VAN DE SECTOR 135


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Amarant T Gespecialiseerde vormingsinstelling S (Reflectieve) kunsteducatie B Met Amarant kijk je scherper naar kunst! E Van loden rozen tot Rosa Luxemburg. Vier vrouwelijke iconen uit de hedendaagse Belgische kunst.

Het oeuvre van Berlinde De Bruyckere, Marie-Jo Lafontaine, Ana Torfs en Anne-Mie Van Kerckhoven staat centraal. Het erg diverse werk van deze vier kunstenaars functioneert als vertrekpunt voor een kijk op de actuele Belgische kunstscène. E De zijderoute

Een cursus over kunst, religies, cultuur en gedachtegoed van de volkeren langs de zijderoute. E China express

Een overzicht van de hedendaagse kunst in China

Centrum voor Christelijk Vormingswerk (CCV), partner in Christelijk vormingswerk T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Zingeving B CCV, partner in christelijk vormingswerk E Zorg voor de schepping

Cursus die de verbinding maakt tussen christelijk geloof en ecologie. Concrete focus op ‘hoe groot is onze ecologische voetafdruk’. De cursus kadert in een groter project ‘eco-kerk’. E De interreligieuze dialoog

De cursus focust op de wereldgodsdiensten en de onderlinge samenhang/verschillen. Een beter verstaan van de wereldgodsdiensten, gekaderd binnen onze westerse cultuur en tradities, levert een positieve bijdrage aan het multiculturele en multireligieuze samenleven. E School voor geloofsverdieping

Deze langlopende cursus (twee jaar) neemt deelnemers mee in een verkenning en een verdieping van alle aspecten van het christelijk geloof.

Centrum Voor Natuur- en milieu-educatie (CVN) T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Natuur- en milieueducatie B Word de natuurgids in jezelf E Landbouwnatuurgids

Natuurgidsen leggen de link met duurzame landbouwontwikkeling. E Molsbroeknatuurgids

Bijscholing van natuurgidsen om ingeschakeld te worden in de werking van het natuurcentrum Bourgoyen-Ossemeersen te Gent. E Digitale natuurfotografie

Reeks cursussen in verschillende varianten om ingewijd te worden in de geheimen van de digitale natuurfotografie.

136 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Halewynstichting T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Muziek: beschouwing, beleving en beoefening B Halewynstichting vzw organiseert vormingswerk voor permanente muziekeducatie met als doel het

actief musiceren te stimuleren, het algemeen musiceerniveau te verbeteren en alle muziekstijlen te ondersteunen. E Basiscursus Muziek, module 3

Een cursusmodule van 6 lessen voor wie zich wil verdiepen in allerlei muziekgenres. E Orkestweek

Een week lang musiceren in grote en kleine ensembles, onder een deskundige leiding en in een aangename sfeer, met veel mogelijkheden om andere muziekliefhebbers te leren kennen. E Initiatiecursus Jazzgeschiedenis

In deze cursus verwerf je een heuse basiskennis van de Jazzgeschiedenis: de evolutie, verschillende stromingen en stijlen, belangrijke vertegenwoordigers... Via luisteroefeningen leer je dit genre actief te doorgronden.

Het Vlaamse Kruis (sinds 2011 erkend als gespecialiseerde vormingsinstelling) T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Ongevallenpreventie en Eerstehulpverlening B Wij stellen ons tot doel EHBO in ieder gezin te brengen. Ook sensibiliseren we de samenleving om

aan ongevallenpreventie te doen. Samenwerking met minderheden krijgt hierbij de nodige aandacht. E AED-project

We organiseren een AED-project (Automatische Externe Defibrillator, een toestel om hartritmestoringen te verhelpen) bij personeelsleden van openbare gebouwen en instellingen. We leren aan hoe je het AED-toestel moet gebruiken. Doel is de drempelvrees weg te nemen. Uit onze bevragingen blijkt duidelijk de noodzaak en het succes van een dergelijke opleiding. E EHBO op maat van blinden en slechtzienden

In samenwerking met de organisatie Licht en Liefde bieden we EHBO-lessen op maat aan blinden en slechtzienden. Als tegenprestatie geven ‘ervaringsdeskundigen’ onze hulpverleners en monitoren uitleg over een visuele handicap en hoe je hier als hulpverlener mee omgaat. Een win-winsituatie. E Opleiding brandwonden + ludieke preventie

Samen met Oscare (nazorg- en onderzoekscentrum voor brandwonden en littekens) werken we een doorgedreven opleiding over brandwonden uit voor onze monitoren. Op 9 juli 2011 houden we een wereldrecordpoging gelijktijdig insmeren op het strand van Nieuwpoort. Preventie van zonnebrand en de bewustmaking van de kwalijke gevolgen ervan staan centraal.

PROFIEL VAN DE SECTOR 137


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Impuls T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Empowerment via weerbaarheid, diversiteit en leiderschap B Impuls, persoonlijke én professionele ontwikkeling E Omgaan met agressie

In deze training leer je met agressie omgaan: het oefenen van technieken, de analyse van omgevingsfactoren, aandacht voor aspecten van de nazorg... E Leiderschapsontwikkeling en managementvaardigheden

Een opleiding gericht op leiderschapsontwikkeling en managementvaardigheden - op korte en lange termijn - met een balans tussen denken en doen. E Beleid plannen vanuit talent en bezieling

Een driedaagse cursus om een beleidsplan uit te werken dat vertrekt vanuit individuele bezieling en tegelijk oog heeft voor de organisatiebelangen en -context. We hanteren participatieve methoden.

Motief T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Geloof en samenleving B Bewustwording stimuleren omtrent de levensbeschouwelijke identiteit van particulieren en organi-

saties tegen de achtergrond van een multiculturele en multireligieuze samenleving. E Actief pluralisme: theorie en praktijk

In deze vorming maken we kennis met het model van het actief pluralisme en passen we het toe op actuele vraagstukken uit de praktijk: een hoofddoekenverbod achter het loket, lessen over creationisme op school, protest tegen de legalisering van het homohuwelijk, aparte joodse scholen... E Vernieuwende islamdenkers - leesgroep

In deze leesgroep lezen en bespreken we artikels van vernieuwende islamdenkers zoals Hendrik Jan Bakker of Yusuf Al Qardawi. We situeren telkens de auteurs en gaan op basis van hun artikels het gesprek aan over hoe de islam in onze samenleving een rol kan spelen. Welke hedendaagse islamitische visies worden er ontwikkeld rond religiebeleving en moderniteit, duurzaamheid en ecologie en leven als gelovige in een seculier land? E Grote denkers over de toekomst

Wie zijn wij, nu ‘onze’ identiteit niet langer vanzelfsprekend is? Wie willen we worden? En welke wereld willen we achterlaten aan onze kinderen? In deze vormingsreeks laten we ons inspireren door de DVD ‘Grote Denkers over de Toekomst’, waarin denkers uit verschillende levensbeschouwelijke tradities geïnterviewd worden. In kleine groepjes bespreken we stellingen, citaten en vragen uit de DVD.

138 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Natuurpunt Educatie T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Leren voor natuur, milieu en landschap B Leren voor biodiversiteit en duurzame ontwikkeling E Natuur voor Groentjes

Een tiendelige laagdrempelige belevingscursus rond natuur, milieu en duurzame ontwikkeling voor ge誰nteresseerden en nieuwsgierigen. Ervaringsgerichte methodieken vervangen de traditionele lessen. E Biodiversiteit, Waar was jij in 2010?

Een lezing over biodiversiteit in het kader van het Internationaal Jaar van de Biodiversiteit. Over biodiversiteit en de ontwikkeling van het leven, de mondiale biodiversiteitscrisis en de situatie in Vlaanderen. E De wereld op je bord

Een educatief pakket ontwikkeld in samenwerking met Oxfam Wereldwinkels laat de deelnemers op een directe en positieve manier kennismaken met het thema duurzame ontwikkeling en de rol van eerlijke handel.

PRH-Persoonlijkheid en Relaties T Gespecialiseerde vormingsinstelling S De persoon en zijn groei (persoonlijke groei) B Persoonlijke groei gericht op engagement E Wie ben ik?

De eigen persoonlijkheid als basis voor een krachtige dynamiek. E Constructief samen

Groepsverschijnselen, persoonlijke groei en engagement. E Mijn groeiproces in handen nemen

Groeiwegen (middelen) en grondhoudingen (attitudes) die zelfrealisatie bevorderen

Stichting Lodewijk de Raet T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Sociale participatie in het kader van actief burgerschap B De sociale competenties versterken die mensen inzetten om volwaardig te participeren in organisa-

ties en in de brede samenleving. E Cocreatief leiden van teams en taakgroepen

Deze driedaagse vorming met open inschrijving focust op het gedrag dat je inzet als facilitator van cocreatieve processen. E Samenwerken en -leven in een wereld van verschil

Samenwerken en -leven met mensen die anders denken, anders leven, anders geloven... daarover gaat deze tweedaagse vorming met open inschrijving of op maat van organisaties. E Vrijwilligers oplossingsgericht begeleiden

Deze driedaagse vorming in opdracht van organisaties is bestemd voor deelnemers die vrijwilligers begeleiden als vrijwilliger of als beroepskracht.

PROFIEL VAN DE SECTOR 139


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Timotheus-Intuïtie T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Intuïtieve ontwikkeling B Via de ontdekking van intuïtieve vaardigheden leren mensen zichzelf beter kennen. De lessenreek-

sen maken je door innerlijk graafwerk meer bewust van wie je in je kern bent en kan zijn. Je leert je potenties beter kennen én een aantal tools om ermee om te gaan. E Intuïtief je droomjob vinden

Deze cursus is bedoeld voor mensen die op zoek zijn naar werk of die graag hun werksituatie wensen te verbeteren. Via een aantal intuïtief/energetische invalshoeken zoeken we samen frisse nieuwe wegen en inspiratie voor de loopbaan. E De dans van je ziel

In deze workshop leer je met meer gemak en vertrouwen te bewegen in de richting van je zielwezen, minder gedreven te worden door je behoefte aan waardering van de anderen, meer tevredenheid en betekenis te ervaren in je dagelijks leven. E Intuïtieve Ontwikkeling

In de cursus leer je intuïtieve vaardigheden (her)ontdekken en verder ontwikkelen om uitdagingen en moeilijkheden in je leven op een nieuwe manier aan te pakken. Kort gezegd gaat het dus over innerlijke groei en bewustzijnsverruiming.

Uitstraling Permanente Vorming (UPV) T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Wetenschapspopularisering E Ethische kwesties

UPV laat experts aan het woord over genetische screening, de zorg rond het levenseinde in België en het recht op abortus. Naast hun kennis trachten ze ook een kritische reflex over te brengen op een breed publiek. E Wegwijs in levensbeschouwingen: streven naar een betere wereld

Experten ter zake geven toelichting bij de zienswijze van hun levensbeschouwing op het streven naar een betere wereld. Kwamen aan bod: het vrijzinnig humanisme, de islam, het jodendom, het christendom en het boeddhisme. E Criminaliteit en vooroordelen

Wetenschappelijk onderzoek weerlegt of bevestigt vooroordelen en/of clichés. UPV wil mensen informeren met objectieve kennis over allochtonen en criminaliteit (Walter De Pauw), brave vrouwen (Prof. dr. Stef Decoene), jongeren en criminaliteit (Prof. dr. Christian Eliaerts).

140 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Universiteit Vrije Tijd T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Geschiedenis voor morgen: cultuur en samenleving in historisch perspectief B Een ruim, toegankelijk vormingsaanbod: van archeologie tot hedendaagse geschiedenis, over kunst

en muziekgeschiedenis tot de geschiedenis van de wetenschappen en wereldgodsdiensten in historisch perspectief... E Babylon. Van wereldstad tot wereldwonder.

In deze cursus maak je kennis met de geschiedenis van het oude Babylon, het uitzicht en de belangrijkste bouwwerken van de stad. Ook de beeldvorming en de verhalen in verband met Babel/Babylon in andere culturen vroeger en nu komen aan bod. E België tijdens de Tweede Wereldoorlog. De impact van de bezetting.

Zestig jaar na de bevrijding, verhit de geschiedenis van de bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog nog heel vaak de gemoederen. Bruno De Wever geeft objectieve informatie en verhelderende analyse, wars van partijdigheid en polemiek. E Van mensaap tot mens. Het darwinisme doorgelicht.

Darwinisme, neodarwinisme, de Out-of-Africa-theorie: wat betekent het? Mark Nelissen heeft aandacht voor nieuwe inzichten uit de psychologie (waaronder de verklaring van het menselijk gedrag aan de hand van onze voorouders) en voor confrontaties met onze eigen beperkingen.

Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang (VCOK) T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Opvoeding en kinderopvang B Vorming, training, opleiding en begeleiding voor ouders en professionele opvoeders rond opvoeding,

kinderopvang, adoptie en bemiddeling. E Het Verhaal van Taal

Over taalstimulering met aandacht voor de thuistaal. E Kribbel Krabbel

Over tekenen en schilderen voor peuters. E Luister nu eens naar mij!

Over signalen opvangen van kwetsbare kinderen.

Vormingsinstituut Rode Kruis Vlaanderen T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Eerstehulpverlening B Vorming, training, opleiding en begeleiding voor ouders en professionele opvoeders rond opvoeding,

kinderopvang, adoptie en bemiddeling. E Studiedag lesgevers

Studiedagen voor lesgevers ‘eerste hulp’. Focus op didactische werkvormen. E Reanimatietechnieken

We leren reanimatietechnieken aan met behulp van een DVD. E Terugkomdag

Inhoudelijke workshops voor vrijwilligers die een tijd niet actief geweest zijn.

PROFIEL VAN DE SECTOR 141


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

WiSPER T Gespecialiseerde vormingsinstelling S (Actieve) kunsteducatie B Actieve workshops en cursussen theater, dans, beeldende kunst, muziek, literatuur, audiovisuele kunsten. E A capella voor beginners

Een beginnerscursus a capella zingen. E Weekendopleiding digitale fotografie

Een lange cursus digitaal fotograferen vanuit artistiek oogpunt. E E-atelier

Een lange cursus schilderen, deels via atelierwerk en deels via het internet.

Zorg-Saam T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Zorg B Vorming rond zorg, deskundigheid met een hart E Diabetes en depressie, een zorgelijk samenspel

Over de wisselwerking tussen twee aandoeningen die elkaar wederzijds beĂŻnvloeden en vaak samen voorkomen. E Emoties, levenskwaliteit en hulpverlening

Informatie over de achtergronden van onze emotionele cultuur, over actuele bevindingen van het wetenschappelijk onderzoek naar emoties, naar de effecten van emotionele trauma’s op onze gezondheid. We verkennen wegen om met pijnlijke emoties om te gaan. E Stilstaan bij grenzen in de zorg. Betrokkenheid in balans.

Nogal wat mensen hebben het moeilijk om grenzen te accepteren en te respecteren. Ze vinden het lastig om hun eigen grenzen aan te geven en/of ze vinden het moeilijk om de grenzen van anderen te respecteren.

142 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Ateliers voor Werknemersvorming T Syndicale vormingsinstelling B Wakker werk voor spoorzoekers E Nieuw leven in de onderneming > vormingslijn Democratisering

Basisprogramma’s: het mandaat/de opdracht van de militant, zijn/haar engagement voor ACV en de samenleving, ‘de onderneming in verandering’ en ‘duurzaam ondernemen’. Vertegenwoordigers in ‘Comités voor Preventie en Bescherming’ (CPB) krijgen vorming over preventiebeleid, gezondheidstoezicht, gevaarlijks stoffen en arbeidsongevallen. Vertegenwoordigers in de ondernemingsraad (OR) leren bij over economische en financiële informatie, personeelsbeleid en het arbeidsreglement. Ook bieden we vorming over de sociale wetgeving en geven we training in sociale vaardigheden (vergaderen en onderhandelen). E Nieuw leven in de gemeente > vormingslijn Actief burgerschap

Met de campagne rond armoede en bestaansonzekerheid, ‘ iedereen doet mee’, doorbreken we taboes en maken we problemen bespreekbaar; herkennen en begrijpen we mechanismen van uitsluiting en armoede. In de afdelingen, maar ook in de gemeenten, willen we, samen met deskundigen de realiteit doorzien en aansturen op veranderingen. Het is de gelegenheid om integraal te denken (verbanden leggen tussen belendende beleidsdomeinen). E Nieuwe leerweg van E-leren > vormingslijn Sociale weerbaarheid

E-Learning Sociale Wetgeving is een basiscursus die het gebruik van informatietechnologie aanmoedigt, en de nieuwe ontwikkelingen naar de hand zet voor algemene geletterdheid en kennis van het arbeidsrecht. Het is een keuze voor blended learning, afstandsleren met contactmomenten van vorming.

Vorming en Actie T Syndicale vormingsinstelling B Via educatie en ondersteuning de culturele, maatschappelijke en sociaal-economische participatie

van werknemers en werkzoekenden bevorderen. E Basisvorming 1-4

Basisvorming, gedurende 4 jaar, voor nieuw verkozen afgevaardigden. E Mandaatvorming en themagerichte vorming

Vormingsaanbod gericht op het syndicaal mandaat (1) en thematische vorming (2) rond arbeidsrecht, stress op het werk, leeftijdsbewust personeelsbeleid, de economische crisis. E Vorming voor werklozen

Informatie voor werklozen over de werkloosheidsreglementering, de sociale zekerheid, eindeloopbaan, tewerkstellingsprogramma’s en de actualiteit. PC-initiaties en ‘leren solliciteren’ zijn ook opgenomen.

PROFIEL VAN DE SECTOR 143


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Comé T Syndicale vormingsinstelling B Vanuit sociaal-liberale waarden het maatschappelijk en syndicaal engagement aanmoedigen en

versterken. E Overtuigen en beïnvloeden

Krijg je op vergaderingen het woord maar kan je anderen niet overtuigen van het belang van jouw ideeën? Moet je soms een collega overhalen mee te gaan in een bepaald standpunt? Tijdens deze cursus leer je de kneepjes van het vak. E Psychosociale aspecten van welzijn op het werk (cursus)

Hoe kan een organisatie stress bij medewerkers voorkomen? Wat is de optimale aanpak van grensoverschrijdend gedrag? We bekijken de regelgeving en de documenten die in dit verband op tafel komen. E Klimaatbeleid (cursus)

De verwachtingen voor de klimaattop in Kopenhagen zijn niet ingelost. De onderhandelingen lopen verder in Mexico in 2010 en Zuid-Afrika in 2011. Wat is er aan de hand met ons klimaat? Wat is nodig om het ergste te voorkomen?

KR8 T Vormingsinstelling voor personen met een handicap B Federatie van vier vormingsorganisaties voor personen met een handicap: Tievo, VMG, De Brug-Gent

en De Brug-Hasselt. Via sociaal-cultureel vormingswerk naar een volwaardig burgerschap van personen met een verstandelijke beperking! E Love in the city van VMG

Culturele en ontspannende vorming voor koppels met een verstandelijke beperking op Valentijnsdag in Gent. E Poppenspel-project van Tievo

Deelnemers maken een pop, creëren een verhaal, en stellen dit voor op de muziek van Camille Saint-Saëns, “Het carnaval der dieren”. E Praten over vroeger met De Brug - Hasselt

Praten over vroeger... reminiscentie aan de hand van voorwerpen uit de oude doos. Luisteren naar levensverhalen van en voor oudere personen met een verstandelijke beperking.

144 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Op-Stap T Vormingsinstelling voor personen met een handicap B Federatie van drie landelijke, pluralistische en onafhankelijke vormingsinstellingen voor volwassenen

met beperkte verstandelijke mogelijkheden: De Kei, WIEV en Digistap (vanaf 1/1/2011). Op basis van aangepaste sociaal-culturele methodieken biedt de federatie niet-formele educatie aan in een onafhankelijke setting. E ‘Zelfkracht’ door WIEV

Hoe kan ik nu zelf meer veranderen aan mijn eigen situatie? De combinatie van een leer- en levenskasteel en een interactief verhaal van een zwakke jongeman die met veel wilskracht zijn leven verandert, is de start van de cursus. Het verhaal werkt inspirerend. E ‘Ikke en de rest!’ door De Kei

Tweedaagse met als hoofdthema’s ‘Wie ben ik?’, relaties, samenwerken, je mening zeggen, gevoelens en omgaan met moeilijke situaties. Veel aandacht gaat uit naar de begeleiding van het groepsproces. E ‘Sprekende beelden’ door De Kei met ondersteuning van Digistap

In deze vierdaagse vormingsreeks werken we verder rond het gebruik van het digitaal fototoestel, het gericht foto’s nemen, de eenvoudige bewerking van foto’s, het archiveren, alsook creatief aan de slag gaan met foto’s.

Z11 T Vormingsinstelling voor personen met een handicap B Federatie van drie vormingsorganisaties voor personen met een handicap: VIBEG, Handicum en Het

Grote Plein. Via vormingswerk naar een volwaardig burgerschap van personen met een verstandelijke beperking! E Medewerkersdag in thema diversiteit

Met alle lidorganisaties. Samen met Gentse organisaties organiseren we workshops rond vormingswerk voor holebi’s, allochtonen, senioren, maatschappelijk kwetsbare jongeren en mensen in armoede. E ‘Kan ik nog zonder’ van Handicum

Vormingsreeks over verslaving aan sigaretten, drank, drugs of spelletjes. Aandacht voor drie fases: preventie, verslaving, terugvalpreventie. E Dramareeks ‘Com-Passie’ van VIBEG

Passie en compassie. Voelen en mee-voelen. Dramareeks in het kader van de tentoonstelling “De passie van de meester” in het Leuvens museum M. Het resultaat toonden we aan het publiek op 26 mei 2010 in de Sint-Michielskerk..

PROFIEL VAN DE SECTOR 145


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Vijftact T Federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap B Vijftact en haar lidorganisaties (Centrum Zit Stil, Fevlado-Diversus, Gezin en Handicap, Sig, Vlaamse

Dienst Autisme) vormen, sensibiliseren en informeren over leven en samenleven met een handicap. Ze bundelen hun kennis en expertise en ijveren voor inclusie en een correcte beeldvorming over handicap en diversiteit. E Vorming voor de ruime en directe omgeving van personen met een handicap

Autisme: extreme vorm van mannelijk denken? - Gewoon druk of ADHD - Vlaamse Gebarentaal en Dovencultuur. E www.eerstemomenten.be

Een sobere website met concrete informatie op maat van ouders van jonge kinderen met een handicap en met forum om ervaringen met andere ouders te delen. E Gehoor en verstandelijke handicap

Sensibiliseringscampagne die de gevolgen van gehoorverlies bij volwassenen met een verstandelijke handicap toont en zo aanzet tot het sneller signaleren ervan.

146 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

1.5.2 KWALITEITSVOLLE LEERPROCESSEN VANUIT EEN STERKE EXPERTISE 1. Inleiding De landelijke vormingsinstellingen nemen een belangrijke plaats in in het brede educatieve landschap. Ze zetten voluit in op educatie. We gaan ervan uit dat ze dit - als sociaal-culturele organisatie - doen vanuit een specifieke insteek. Maar is dat zo? We bogen ons over de vraag: “Wat typeert de landelijke vormingsinstellingen? Wat is, binnen het educatieve landschap, hun sterkte?”. Literatuur en documenten (beleidsplannen, voortgangsrapporten, cursusmateriaal...) vormen een belangrijke basis voor het beantwoorden van de bovenstaande vraag, maar deze tekst legt hierop niet de focus. Hij wil vooral inzoomen op de “eigenzinnige” positie van de landelijke vormingsinstellingen en stoffeert dit met citaten - recht uit de praktijk. De unieke positie van de vormingsinstellingen laat zich het best als volgt samenvatten: de landelijke vormingsinstellingen blinken uit in het opzetten van kwalitatieve leerprocessen vanuit een sterke expertise. Ze zijn er dag in dag uit mee bezig, het is de kern van hun werking, het verbindt hen. Vanuit een specifiek thema of een bepaalde doelgroep maken ze het verschil in het leerlandschap. Onderstaande tekst werkt deze “eigenzinnige” positie verder uit. Organisaties getuigen op welke manier ze deze kwaliteitsvolle leerprocessen willen garanderen. Met gerichte strategieën, instrumenten en acties. Het opzetten van educatieve activiteiten is niet zonder gevolg. Het heeft een impact op mens en maatschappij. Het laatste stuk van de tekst gaat hier dieper op in.

2. Kwaliteitsvolle leerprocessen14 Anders dan in de formele educatie zijn de leerprocessen bij de sociaal-culturele vormingsinstellingen gekenmerkt door open doeloriëntaties. De leerdoelen zijn meer ‘open’ van aard: naast de vooropgestelde leerdoelen is er ruimte voor leertrajecten die vooraf niet bepaald werden. Niet iedereen hoeft hetzelfde te leren. Anders dan in het onderwijs zijn de educatieve praktijken niet gekoppeld aan eindtermen, noch aan een puntensysteem. Deelnemers kunnen - bij de ene cursus al meer dan bij de andere - hun leerprocessen zelf sturen en invullen. De leerprocessen bedienen zich van het toeval, van de kansen die zich aandienen en die door cursusleiding en cursisten aangegrepen worden om van het leren een avontuur te maken. Dit noemen we serendipiteit: het vinden van iets onverwachts en bruikbaars terwijl je misschien op zoek bent naar iets totaal anders. Het is een dynamisch proces van dialoog en interactie. “...iedereen leert van iedereen, en dat speelt niet alleen ten aanzien van de deelnemers in de groep, maar ook ten aanzien van de diegene die het proces begeleidt...” 15. De educatieve activiteiten willen geen deficit wegwerken, maar integendeel talenten en interesses ontwikkelen. Deelnemers worden gezien als competente actoren. “De begeleiding richt zich dan op het verder ontplooien en maximaliseren van de kwaliteiten die mensen al hebben”16. De vormingsinstellingen creëren dus vooral krachtige kwaliteitsvolle leeromgevingen. Leercontexten die veel vrijheid met zich meebrengen en tegelijk aansluiten bij de behoeften van de deelnemer (cfr. ‘leefwereldgericht werken’). Zo is leren ‘leuk’. Het is een aangename tijdsbesteding. Elke landelijke vormingsinstelling zet in op deze kwaliteitsvolle leerprocessen en “bewaakt” ze. Elk vanuit haar eigenheid. Elke organisatie ontwikkelt producten, strategieën... om leerprocessen - met open doeloriëntaties, die aansluiten bij de leerbehoeften en competenties van de deelnemers - te ‘controleren’ en te garanderen. 14 Van den Eeckhaut, G. (2009). Leren in beeld brengen: een praktijkboek voor vormingsinstellingen. Brussel: Socius. 15 Buffel, T., Vanwing, T. & Verte, D. (2006). Eigen-aardig educatief, een exploratief onderzoek naar de eigenschappen en randvoorwaarden van de educa-

tieve functie van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Brussel: Vrije Universiteit Brussel.

16 idem 14.

PROFIEL VAN DE SECTOR 147


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

“De docenten van onze organisatie hanteren een planner bij de ontwikkeling en opvolging van een vormingsaanbod. Via dit instrument worden de lesgevers ‘verplicht’ de behoeftes en verwachtingen van de deelnemers na te gaan, de vorming te toetsen aan een centraal kwaliteitsmodel van de organisatie - het model van Van Delden - en feedback te organiseren na afloop. Het is een manier om bewust om te gaan met de leerprocessen en de visie erop als lesgever.”

“Wij hanteren in het kader van ‘ontwikkeling en begeleiding van vorming’ een afvinksysteem als kwaliteitscriterium bij vormingswerk. Een leercontext die bij deelnemers ‘flow’17 creëert is onder andere belangrijk. Deze leercontext impliceert het hanteren van essentiële educatieprincipes (bijvoorbeeld systematische feedback), de inzet van ervarings- en handelingsgerichte werkvormen (bijvoorbeeld casusbesprekingen), het gebruik van een kwaliteitsvolle gesprekvoering en het hanteren van een gepaste interactiestijl. Deze elementen kunnen één voor één ‘gecheckt’ worden via het afvinksysteem.”

“Bij het opzetten en ‘uitvoeren’ van educatieve activiteiten houden we rekening met onze zorgethische benadering op educatie. Dit betekent: - een aandachtige betrokkenheid voor de noden en behoeften van zorgontvangers en zorgverleners, ook als deelnemers; - de verantwoordelijkheid nemen om die noden ernstig te nemen en erop in te spelen; - de competentie ontwikkelen om dit ernstig te doen; - responsiviteit ten aanzien van de voortdurende feedback van de deelnemers.“

“Vormingswerkers hebben veel ’onuitgesproken of stille kennis’ over hoe ze een vormingsaanbod opzetten, begeleiden en evalueren. Hun aanpak voelt in hun beleving heel intuïtief aan. Ze vinden hun beslissingen, hun keuzes, de stappen heel vanzelfsprekend. Toch vinden we het belangrijk om deze stille kennis boven water te krijgen. Tijdens teamvergaderingen en vooral tijdens de jaarlijkse tweedaagse met het team zetten we in op het expliciteren en stroomlijnen van deze kennis door onder andere ervaringsuitwisseling.”

17 Flow is de ervaring van zeer hoge betrokkenheid van deelnemers, die terwijl ze zich engageren in het vormingsproces, de tijd bijna permanent uit het

oog verliezen. Deze ervaring ontstaat pas wanneer er een veilige leercontext wordt gecreëerd. In die context kunnen de competenties van de deelnemer gradueel toenemen en kunnen ze hierdoor empowered raken om steeds complexere uitdagingen in hun eigen context op te nemen. 148 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

3. Dubbele professionaliteit De landelijke vormingsinstellingen vallen op door hun sterke expertise, zowel op inhoudelijk als op agogisch vlak: - elke instelling heeft een sterke expertise rond een bepaald inhoudelijk thema of doelgroep; - daarnaast hebben ze ook een uitgesproken visie op leren, hoe je dat leren het best teweeg brengt en wat je moet ondernemen om tot krachtig leren te komen. De combinatie van beide elementen is specifiek voor de landelijke vormingsinstellingen. Het spreekt voor zich dat de vormingswerker over een breed arsenaal aan vaardigheden en methodieken moet beschikken om een variëteit van mensen te kunnen aanspreken. “Hij moet niet alleen een onderwerp ‘bezitten’, maar moet dat ook via vormende en educatieve vaardigheden kunnen overbrengen.” 18 De deskundigheid van de educatieve medewerkers en de freelancers is een erg belangrijke succesfactor. Elke organisatie zet continu, op diverse manieren, in op de versterking van haar expertise.

“Deskundigheidsbevordering is een voortdurende bekommernis. Medewerkers nemen deel aan vormingen, studiedagen en congressen en volgen opleidingen van kortere en langere duur. Freelance medewerkers worden ook uitgenodigd op dergelijke studiedagen en gestimuleerd tot het volgen van opleidingen.”

“Onderlinge deskundigheidsbevordering is belangrijk. Dit gebeurt zowel occasioneel als systematisch. Occasioneel naar aanleiding van bepaalde ervaringen tijdens vormingsbijeenkomsten. Systematisch via werkgroepen van wisselende samenstelling, waar vaste en freelance medewerkers samen bepaalde vormingen inhoudelijk en methodisch uitwerken en later ook gezamenlijk evalueren en bijsturen.”

“Deze zorg om professionalisering zit diep ingebakken in onze organisatie. Getuige hiervan het zelfevaluatiesysteem voor medewerkers en de observatienetwerken in functie van een verbreding en verdieping van de kennis over ons thema.”

“Voor alle professionele medewerkers is een functiebeschrijving beschikbaar. Op basis hiervan kan bij aanwerving of later beslist worden om bijscholing te volgen.”

18 Buffel, T., Vanwing, T. & Verte, D. (2006), Eigen-aardig educatief, een exploratief onderzoek naar de eigenschappen en randvoorwaarden van de educa-

tieve functie van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Brussel: Vrije Universiteit Brussel.

PROFIEL VAN DE SECTOR 149


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

4. Met impact op persoon en omgeving Kwaliteitsvolle leerprocessen opzetten leidt tot specifieke ‘leereffecten’. Het leren van individuen (en groepen) beperkt zich niet enkel tot de individuele ontplooiing en ontwikkeling. Leren in functie van de anderen, de maatschappij is ook een ambitie. Deze tweeledigheid is opgenomen in de decreettekst: “[de deelnemer vergroot] kennis, inzicht en vaardigheden [...] voor zichzelf en anderen, met het oog op persoonsontplooiing en het actief participeren in een democratische samenleving” (art. 2, 2° van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk) Landelijke vormingsinstellingen dragen bij tot meer openheid, democratie en solidariteit in de samenleving. Deelnemers krijgen immers tools aangereikt om als kritische burgers in de ‘wereld’ te staan en een maatschappelijk engagement op te nemen. De leerdoelstellingen zijn immers niet enkel ‘open’ (zie hoger), maar ook ‘holistisch’ van aard. Het gaat niet enkel om het opdoen van kennis. Deelnemers leren reflecteren over hun eigen handelen, leren bewust kiezen, ontwikkelen een kritische zin ten aanzien van de maatschappij, nemen hun ontwikkeling sterker in de hand... Het decreet verwoordt het als volgt: “...er worden processen van kritische bewustwording, reflexieve verantwoording en persoonlijke bekwaming gestimuleerd.” (art. 2, 2° van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk) Of nog anders: niet-formele educatie bij de landelijke vormingsinstellingen leidt tot het verwerven van sleutelcompetenties, als aanvulling op een educatief beleid dat overwegend gericht is op de arbeidsmarkt19. Landelijke vormingsinstellingen hebben een zekere impact op de samenleving en het leven van deelnemers. We geven hieronder enkele getuigenissen van deelnemers.

“Wat mij opviel in de cursus, is dat begeleiders mij en de groep altijd wisten te prikkelen om verder na te denken. Wat voor mij vroeger echt vanzelfsprekend was, ging ik daardoor in vraag stellen. Ik ging vaak met meer vragen dan antwoorden naar huis. Dat was soms verwarrend, maar op lange termijn heeft het me deugd gedaan: ik heb het gevoel dat ik veel bewuster in het leven sta.”

“Ik ervaar de intensiteit van het leven, zelfs in de meest alledaagse dingen.”

“De manier waarop men de dingen aanleert, geeft me een pak meer zelfvertrouwen.“

“ “De” vrouw van tegenwoordig bestaat niet. Elke moeder in onze groep is tegelijk anders en toch gelijk. We voelen ons sterk verbonden met elkaar- in het vrouw zijn, in de liefde voor onze kinderen, door het samenleven in onze buurt - en wij hebben respect voor elkaars ideeën. Dat respect voor diversiteit en die verbondenheid willen we uitdragen naar anderen in onze wijk.”

19 Hoorzitting naar aanleiding van het decreet betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, Commissie Cultuur, 24 februari 2003.

150 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

1.5.3. DE WERKING IN CIJFERS 1. Hoeveel activiteiten, uren en deelnemers tellen de landelijke vormingsinstellingen? 2008-201020

2010 het aantal educatieve activiteiten

10.454

-3,9%

het aantal deelnemers aan de educatieve activiteiten

228.127

+2,2%

het aantal uren educatieve activiteiten (formeel en niet-formeel) het aantal uren niet-formele educatie

103.246

100,0%

-0,9%

95.129

92,1%

-1,5%

8.117

7,9%

+6,8%

overige gemiddeld aantal uren per activiteit

9,9

gemiddeld aantal deelnemers per activiteit

21,8

LVI: evolutie aantal deelnemers en activiteiten 250.000

20.000 18.000

200.000

16.000 14.000

150.000

12.000 10.000

100.000

8.000 6.000

50.000

4.000 2.000

0

0 2008

2009

deelnemers activiteiten

2010

In 2010 vonden bij de landelijke vormingsinstellingen 10.454 educatieve activiteiten plaats. De instellingen bereikten daarmee zo’n 230.000 deelnemers. In 2010 zien we een lichte daling (-1,5 %) van het aantal deelnemers ten opzichte van 2009. Wellicht speelt hier het effect van de afschaffing van de opleidingscheques voor de vormingsinstellingen mee. In 2010 werd de inzetbaarheid van opleidingscheques voor vormingen van sociaal-culturele vormingsinstellingen immers drastisch beperkt. Door het wegvallen van deze financiÍle stimulus (ter waarde van zo’n 300.000 euro), daalt het aantal deelnemers wellicht. De evolutie van het aantal deelnemers vertoont weliswaar geen homogeen beeld. Sommige organisaties trekken meer deelnemers aan, andere minder. Sinds 2008 is het aantal deelnemers evenwel globaal lichtjes gestegen. Het aantal activiteiten daalt globaal.

20 Deze kolom toont de percentsgewijze evolutie sinds 2008. Om een juister beeld te geven, filterden we in dit hoofdstuk retroactief de vier organisaties

die de sector inmiddels verlieten - Relatiestudio, De Rode Antraciet en Atelier Cirkel - uit de historische cijfers. We geven dus enkel de data van de 23 vormingsinstellingen die eind 2010 van de werksoort deel uitmaakten.

PROFIEL VAN DE SECTOR 151


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

LVI: evolutie aantal en soort gepresteerde uren uren totaal

120.000

uren niet-formele 100.000

educatie uren overige

80.000

educatie

60.000 40.000 20.000 0 2008

2009

2010

Het aantal gepresteerde uren is globaal stabiel.

LVI: evolutie aantal deelnemers en duur activiteit 25

25

deelnemers

20

20

duur

15

15

10

10

5

5

per activiteit

0

0 2008

2009

uren

deelnemers

activiteit (uren)

2010

Een gemiddelde vormingsactiviteit duurt zo’n 10 uur en telt 22 deelnemers. Het gemiddelde aantal deelnemers per activiteit groeit lichtjes, de duur blijft stabiel.

152 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

2. De vormingsuren van nabij bekeken Hieronder ontleden we de aard van de gepresteerde uren. We bekijken welk aandeel uren volgens de criteria van het decreet in aanmerking komt voor subsidiëring en welk deel daarvan daadwerkelijk gesubsidieerd wordt.

Welk aandeel van de gepresteerde uren zijn uren niet-formele educatie? 2010 het aantal uren educatieve activiteiten (formeel en niet-formeel) het aantal uren niet-formele educatie overige

103.246

100,0%

95.129

92,1%

8.117

7,9%

LVI: hoeveel van de uren zijn uren niet-formele educatie? 8% 92%

overige niet-formele educatie

Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk definieert niet-formele educatie als volgt: “Een geïnstitutionaliseerde vorm van volwasseneneducatie waarbij de deelnemer kennis, inzicht en vaardigheden vergroot voor zichzelf en anderen, met het oog op persoonsontplooiing en het actief participeren in een democratische samenleving, en waarbij een sociaal-culturele methodiek gehanteerd wordt met zowel open als gesloten doeloriëntaties.” 92% van de gepresteerde uren in 2010 zijn uren niet-formele educatie.

PROFIEL VAN DE SECTOR 153


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet? Het decreet hanteert naast de algemene definitie nog bijkomende criteria voor de omschrijving van niet-formele educatie. Alleen een programma-aanbod dat via een open aanbod en in een autonome levenssfeer van de deelnemer wordt gebracht, is subsidieerbaar. Zowel de gespecialiseerde vormingsinstellingen, de syndicale vormingsinstellingen, de vormingsinstellingen voor personen met een handicap als de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap hebben elk hun eigen specifieke criteria21. De activiteiten van de instellingen moeten aan de respectieve criteria voldoen om in aanmerking te komen voor subsidiëring. 2010 het aantal uren niet-formele educatie

95.129

100,0%

86.398

90,8%

8.731

9,2%

het aantal uren niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet het aantal niet-subsidieerbare uren niet-formele educatie

LVI: hoeveel uren niet-formele educatie zijn subsidieerbaar? 9% 91%

niet-formele educatie, niet subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet

Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie komt 91% in aanmerking voor subsidiëring volgens de verschillende criteria van het decreet.

21 Bijkomende bepalingen in het decreet: - bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen (art. 23, derde lid, 3°, c en art. 24); - bij de syndicale vormingsinstellingen (art. 31 §1); - bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap (art. 32 §2 en §3); - bij de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap (art. 36 §1).

154 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

LVI: evolutie aandeel subsidieerbare uren in totaal uren niet-formele educatie 92% 90% 88% 86% 84% 82% 80% 78% 2008

2009

2010

We zien een gestage evolutie: het aandeel uren dat subsidieerbaar is, stijgt. In 2008 voldeed 88 % van het aanbod niet-formele educatie aan de normen van het decreet en was dus subsidieerbaar. In 2010 groeide dat tot 91 %. Het aanbod aan niet-formele educatie wordt dus meer en meer conform aan het decreet.

Welk aandeel van de subsidieerbare uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd? 2010 het aantal uren niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet

86.398

100,0%

erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm)

67.324

77,9%

het aantal ongesubsidieerde uren dat subsidieerbaar is

19.074

22,1%

het aantal uren educatieve activiteiten

LVI: Hoeveel subsidieerbare uren worden effectief gesubsidieerd? 22% ongesubsidieerd 78%

gesubsidieerd (urennorm)

De Vlaamse overheid erkent en subsidieert van elke vormingsinstelling een vooraf vastgelegd aantal uren. Dit zijn de zogenaamde urennormen. Deze urennormen zijn niet variabel en staan dus los van het werkelijke aantal gepresteerde uren. Alle urennormen van de landelijke vormingsinstellingen samen zijn goed voor 67.324 gesubsidieerde uren. Dit betekent dat 78% van de uren die subsidieerbaar zijn volgens de criteria van het decreet (86.398) daadwerkelijk gesubsidieerd wordt door de overheid. Een vijfde wordt dus niet gesubsidieerd.

PROFIEL VAN DE SECTOR 155


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Overzicht Hieronder geven we een schematisch overzicht van de stapsgewijze ontleding van de uren die we hierboven deden. We geven telkens het proportionele aandeel van de verschillende types uren (niet-formeel, subsidieerbaar, gesubsidieerd). De tendens die we hogerop schetsten - dat organisaties meer en meer subsidieerbare uren presteren en zich dus aan het decreet conformeren - staat ook aangeduid.

totaal gepresteerde uren

103.246

100%

overige

niet-formele educatie

8% 8.117

92% 95.129 100%

niet subsidieerbaar subsidieerbaar

9% 8.731

91% 86.398 100% ongesubsidieerd gesubsidieerd

78% 67.324

156 PROFIEL VAN DE SECTOR

22% 19.074


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Welk aandeel van de uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd? Hier gaan we na wat het aandeel gesubsidieerde uren is op het totaal aantal gepresteerde uren niet-formele educatie (subsidieerbaar en niet-subsidieerbaar). 2010 het aantal uren niet-formele educatie

95.129

100,0%

erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm)

67.324

70,8%

het aantal ongesubsidieerde uren niet-formele educatie

27.805

29,2%

het aantal uren educatieve activiteiten

LVI: Hoeveel uren niet-formele educatie worden effectief gesubsidieerd? 29%

niet-formele educatie ongesubsidieerd

71%

niet-formele educatie gesubsidieerd

Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie wordt 71 % gesubsidieerd door de Vlaamse overheid.

PROFIEL VAN DE SECTOR 157


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

3. Wat is de spreiding van de gepresteerde uren niet-formele educatie over de verschillende provincies? 2010 Antwerpen

20.791

21,9%

Brussel

3.462

3,6%

Limburg

10.715

11,3%

Oost-Vlaanderen

25.353

26,7%

Vlaams-Brabant

17.312

18,2%

West-Vlaanderen

14.984

15,8%

andere

2.512

2,6%

95.129

100,0%

LVI: spreiding van de uren niet-formele educatie per provincie 30%

aandeel uren

25%

niet-formele

20%

educatie

15%

aandeel bevolking

10%

Vlaams Gewest 22

5% 0%

22%

4%

28% Antwerpen

Brussel

11%

27%

18%

16%

13%

23%

17%

19%

Limburg

OostVlaanderen

VlaamsBrabant

WestVlaanderen

3%

andere

Op de grafiek is ter informatie het aandeel van de bevolking van elke provincie ten opzichte van de totale bevolking van het Vlaams Gewest aangeduid. Concreet is de provincie Antwerpen bijvoorbeeld goed voor 28% van de inwoners van het Vlaams Gewest (exclusief Brussel) en 22 % van het aantal gepresteerde uren niet-formele educatie. De spreiding van het aantal uren niet-formele educatie (totaal = 95.129 uren) is niet gelijk verdeeld over de verschillende provincies. In West-Vlaanderen en Antwerpen vonden per inwoner het minste vormingsuren plaats. Brussel vertegenwoordigt 4 % van het totale vormingsaanbod. Een beperkt aantal activiteiten (3 %) vond plaats buiten Vlaanderen of Brussel, of is niet aan ĂŠĂŠn provincie toe te wijzen.

22 Bevolking Vlaams Gewest: gegevens 2009. Bron: Vlaamse Arbeidsrekening o.b.v. FOD Economie - Bevolkingsstatistieken (Bewerking Steunpunt WSE/

Departement WSE). 158 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

4. De werking vergelijkenderwijs Hieronder geven we de werkingscijfers, uitgesplitst per soort vormingsinstelling. Zoals hoger vermeld bestaat de werksoort van de landelijke vormingsinstellingen uit een aantal subgroepen van organisaties: - 17 gespecialiseerde vormingsinstellingen; - 3 syndicale vormingsinstellingen; - 3 vormingsinstellingen voor personen met een handicap; - 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap. Gespecialiseerde

Syndicale

Vormingsinstellingen

vormingsinstellingen

vormingsinstellingen

voor personen met een

(N = 16)

(N = 3)

TOT LVI

handicap en Vijftact (N = 23)

(N = 3+1) Hoeveel activiteiten werden georganiseerd en hoeveel deelnemers werden bereikt? het aantal educatieve activiteiten

5.617

3.416

1.421

10.454

117.953

73.770

36.404

228.127

het aantal deelnemers aan de educatieve activiteiten

Welk aandeel van de gepresteerde uren zijn uren niet-formele educatie? het aantal uren educatieve activiteiten (formeel en niet-formeel)

60.029

100,0%

28.991

100,0%

14.226

100,0%

103.246

100,0%

52.156

86,9%

28.991

100,0%

13.982

98,3%

95.129

92,1%

het aantal uren niet-formele educatie

Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet? het aantal uren niet-formele educatie

52.156

100,0%

28.991

100,0%

13.982

100,0%

95.129

100,0%

44.019

84,4%

28.991

100,0%

13.388

95,8%

86.398

90,8%

het aantal uren niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet

Welk aandeel van de subsidieerbare uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd? het aantal uren niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet

44.019

100,0%

28.991

100,0%

13.388

100,0%

86.398

100,0%

35.416

80,5%

21.695

74,8%

10.213

76,3%

67.324

77,9%

het aantal uren educatieve activiteiten erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm)

Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is gesubsidieerd? het aantal uren niet-formele educatie

52.156

100,0%

28.991

100,0%

13.982

100,0%

95.129

100,0%

35.416

67,9%

21.695

74,8%

10.213

73,0%

67.324

70,8%

het aantal uren educatieve activiteiten erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm)

PROFIEL VAN DE SECTOR 159


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

De gespecialiseerde vormingsinstellingen presteerden in 2010 in totaal 60.029 uren. Hiervan zijn 52.156 uren of 87 % niet-formele educatie. Bij de syndicale vormingsinstellingen en de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en Vijftact is dat meer. Zij besteden respectievelijk 100 % en 98 % van hun uren aan niet-formele educatie. Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert een strikte omschrijving van niet-formele educatie (zie hoger). Bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen en de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en Vijftact komen respectievelijk 84 % en 96 % van de uren niet-formele educatie volgens de criteria van het decreet in aanmerking voor subsidiĂŤring. Bij de syndicale vormingsinstellingen beantwoordt het volledige aanbod aan de criteria van het decreet. Van de uren niet-formele educatie die volgens de criteria van het decreet voor subsidiĂŤring in aanmerking komen, wordt bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen 80 % door de overheid erkend en gesubsidieerd (volgens de urennorm). Bij de syndicale vormingsinstellingen is dit 75 %, bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en Vijftact is dit 76 %. Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie wordt bij de syndicale vormingsinstellingen het grootste aandeel (75 %) door de overheid gesubsidieerd. De gespecialiseerde vormingsinstellingen en de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en Vijftact moeten zich tevreden stellen met respectievelijk 68 % en 73 % subsidiĂŤring.

160 PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

PROFIEL VAN DE SECTOR 161


162 PROFIEL VAN DE SECTOR


DEEL 2

PROFIEL VAN DE SECTOR HOOFDSTUK 2

DE MEDEWERKERS


2. DE MEDEWERKERS 2.1 bevindingen

2.1 BEVINDINGEN MEDEWERKERS besparingen: de sector stagneerde financieel in 2010, de inkomsten uit subsidies daalden. Het lijkt erop dat organisaties zich in 2010 konden organiseren op de krimp in hun budget, zonder aan de personeelsaantallen te raken. We zien in 2010, buiten een gestage toename van deeltijds werk, geen significante evolutie in de personeelsaantallen. 1.956 personeelsleden ingezet voor sociaal-cultureel volwassenenwerk: de sector telt in totaal zo’n 2.188 personeelsleden, waarvan er 1.956 worden ingezet voor sociaal-cultureel volwassenenwerk. 193.300 vrijwilligers doen de motor van de sector draaien. Het leeuwendeel (94 %) van de vrijwilligers vind je bij de verenigingen. 5.200 inhoudelijke freelancers: de sector doet een beroep op de diensten van 5.200 freelancers die op het inhoudelijke (sociaal-culturele) aspect van het werk betrokken zijn. Verhoudingsgewijs schakelen Vormingplus-centra het meeste freelancers in. Globaal gezien besteden de organisaties niet meer werk uit ten gevolge van de besparingen. 70 % van de personeelsleden is vrouw het personeelsverloop bedraagt 11 %: 6 % van de werknemers verliet haar organisatie op eigen initiatief (vrijwillig), 4 % vertrok onvrijwillig (bij 0,7 % is de reden onbekend). Het verloop is het grootst bij jonge mensen en in bewegingen en Vormingplus-centra. 67 % van de personeelsleden werkt inhoudelijk: twee derde van de personeelsleden voert een inhoudelijke (sociaal-culturele) opdracht uit, 33 % werkt ondersteunend. de gemiddelde leeftijd van personeelsleden is 42 jaar. De leeftijdsverdeling volgt grosso modo het Vlaamse gemiddelde. De bewegingen hebben het jongste personeelsbestand. een personeelslid werkt gemiddeld 9,1 jaar bij haar organisatie. Dat is iets minder dan het Vlaamse gemiddelde (11,3 jaar). 11 % van de personeelsleden werkt nog geen jaar bij haar organisatie. 75 % is hoog opgeleid: 41 % van de personeelsleden heeft een Bachelor-diploma, 34 % heeft een Master-diploma. 46 % werkt deeltijds: het aandeel deeltijds werkenden neemt gestaag toe in de sector.

164 PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

2.2 STAALKAART VAN DE MEDEWERKERS 2.2.1 INLEIDING Hierna geven we een staalkaart van het contingent medewerkers waarop het sociaal-cultureel volwassenenwerk een beroep kan doen. We beperken ons hier tot de belangrijkste kenmerken die de personeelssamenstelling van de sector bepalen.

2.2.2 OVERZICHTSTABEL 2010 het aantal personeelsleden binnen de sector

2.188

100,0%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.956

89,4%

1201

100,0%

organisaties volgens aantal personeelsleden minder dan 3

8

6,7%

van 3 tem 4

16

13,3%

van 5 tem 9

29

24,2%

van 10 tem 19

38

31,7%

van 20 tem 29

7

5,8%

van 30 tem 39

9

7,5%

van 40 tem 49

4

3,3%

van 50 tem 99

8

6,7%

100 of meer

1

0,8%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.956

100,0%

mannen

583

29,8%

vrouwen

1.373

70,2%

het aantal mannelijke personeelsleden ingezet voor het SCVW

583

100,0%

met een inhoudelijke opdracht

448

76,8%

met een ondersteunende opdracht

135

23,2%

het aantal vrouwelijke personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.373

100,0%

met een inhoudelijke opdracht

857

62,4%

met een ondersteunende opdracht

516

37,6%

1.305

66,7%

651

33,3%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een ondersteunende opdracht

1 Situatie zoals op 31/12/2010: 53 verenigingen, 31 bewegingen, 13 Vormingplus-centra, 23 landelijke vormingsinstellingen.

PROFIEL VAN DE SECTOR 165


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

de leeftijd van de personeelsleden ingezet voor het SCVW van 15 tem 19 jaar

3

0,2%

van 20 tem 24 jaar

53

2,7%

van 25 tem 29 jaar

251

12,8%

van 30 tem 34 jaar

291

14,9%

van 35 tem 39 jaar

269

13,8%

van 40 tem 44 jaar

207

10,6%

van 45 tem 49 jaar

307

15,7%

van 50 tem 54 jaar

319

16,3%

van 55 tem 59 jaar

201

10,3%

55

2,8%

60 jaar en ouder de dienstanciĂŤnniteit van de personeelsleden ingezet voor het SCVW van 0 tem 4 jaar

834

42,6%

van 5 tem 9 jaar

382

19,5% 15,3%

van 10 tem 14 jaar

300

van 15 tem 19 jaar

139

7,1%

van 20 tem 24 jaar

137

7,0%

van 25 tem 29 jaar

80

4,1%

van 30 tem 34 jaar

55

2,8%

35 jaar en meer

29

1,5%

het opleidingsniveau van de personeelsleden ingezet voor het SCVW getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs diploma Secundair Onderwijs

65

3,3%

417

21,3%

Bachelor-diploma

802

41,0%

Master-diploma

672

34,4%

het aantal voltijdse equivalenten binnen de sector

1.783

het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW

1.467 1.0472

het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW voor een inhoudelijke opdracht het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW voor een ondersteunende opdracht

419

de gemiddelde tewerkstellingsbreuk voor het SCVW3

0.82

de gemiddelde tewerkstellingsbreuk voor het SCVW voor een inhoudelijke opdracht

0.85

de gemiddelde tewerkstellingsbreuk voor het SCVW voor een ondersteunende opdracht

0.75

aantal personeelsleden dat voltijds werkt aantal personeelsleden dat deeltijds werkt het aantal freelance medewerkers ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW

1.056

54,0%

900

46,0% 5.173 193.303

2 Door afrondingen van deelcijfers kan in dit deel een miniem verschil optreden met de totalen. 3 Van alle personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk vroegen we hoeveel uren zij in een week werken en hoeveel uren een

voltijdse werkweek in hun organisatie omvat. Dit werd omgezet in een breuk. Een voltijdse tewerkstelling is 1, een halftijdse 0.5, vier vijfde 0.8, enzovoort. Van deze breuken werd het gemiddelde berekend: dit is de gemiddelde tewerkstellingsbreuk. 166 PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

2.2.3 DE ‘WORK-FORCE’ 1.956 personeelsleden 1. Personeelsleden 2007

2008

2009

2010

het aantal personeelsleden binnen de sector

2.230

2.157

2.167

2.1884

100,0%

1.884

1.907

1.930

1.956

89,4%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

De organisaties in de sector stellen samen 2.188 mensen tewerk. 1.956 of 89% daarvan wordt minstens voor een deel ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. 2007

2008

2009

2010

het aantal voltijdse equivalenten binnen de sector

1.824

1.789

1.792

1.7835

100,0%

1.514

1.426

1.447

1.467

82,3%

het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW

In voltijdse equivalenten (vte) uitgedrukt, bedraagt de tewerkstelling in de sector 1.783 vte. 1.467 vte of 82% daarvan wordt ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. 2010 organisaties volgens aantal personeelsleden (wel en niet ingezet voor SCVW)

120

100,0%

minder dan 3

8

6,7%

van 3 tem 4

16

13,3%

van 5 tem 9

29

24,2%

van 10 tem 19

38

31,7%

van 20 tem 29

7

5,8%

van 30 tem 39

9

7,5%

van 40 tem 49

4

3,3%

van 50 tem 99

8

6,7%

100 of meer

1

0,8%

4 De stijging in personeelsleden en voltijdse equivalenten is voornamelijk het gevolg van retroactieve correcties (verhogingen) die enkele organisaties op

hun eerder gemelde personeelsaantallen doorvoerden. Aan de andere kant heeft het vertrek van de vormingsinstelling Inverde een negatief effect op het totaal. Zonder deze positieve en negatieve invloeden zien we een quasi stabiel personeelsaantal. 5 Idem voetnoot 4.

PROFIEL VAN DE SECTOR 167


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: spreiding van organisaties volgens aantal personeelsleden 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 8

16

29

38

7

9

4

8

1

minder dan 3

van 3 tem 4

van 5 tem 9

van 10 tem 19

van 20 tem 29

van 30 tem 39

van 40 tem 49

van 50 tem 99

100 of meer

SCVW: organisaties volgens aantal personeelsleden mediaan

160 140 120 100 80 60 40 10

20 0 0

20

40

60

80

100

120

De ruime meerderheid (56 %) van de organisaties heeft 5 tot 19 personeelsleden in dienst. 9 organisaties hebben 50 of meer personeelsleden in dienst. Eén op vijf heeft minder dan 5 personeelsleden in dienst. De mediaan ligt op 10 personeelsleden. De kleinste organisatie heeft één personeelslid in dienst, de grootste telt er 146.

168 PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

Hieronder tonen we de verdeling van de personeelsleden per werksoort. VER

BEW

VHS

LVI

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.112

237

200

407

organisaties volgens aantal personeelsleden

53

31

13

23

minder dan 3

2

3,8%

5

16,1%

0

0,0%

1

van 3 tem 4

6

11,3%

8

25,8%

0

0,0%

2

4,3% 8,7%

van 5 tem 9

14

26,4%

10

32,3%

1

7,7%

4

17,4%

van 10 tem 19

13

24,5%

5

16,1%

11

84,6%

9

39,1%

van 20 tem 29

4

7,5%

0

0,0%

0

0,0%

3

13,0%

van 30 tem 39

5

9,4%

2

6,5%

1

7,7%

1

4,3%

van 40 tem 49

2

3,8%

0

0,0%

0

0,0%

2

8,7%

van 50 tem 99

6

11,3%

1

3,2%

0

0,0%

1

4,3%

100 of meer

1

1,9%

0

0,0%

0

0,0%

0

0,0%

mediaan aantal personeelsleden per organisatie

11

5

14

13

Bij de verenigingen vind je de grootste organisaties. Wel zijn er in deze werksoort grote verschillen. De mediaan ligt op 11 personeelsleden. Bij de Vormingplus-centra zijn er het minste extremen. 11 van de 13 Vormingplus-centra hebben 10 tot 19 personeelsleden in dienst. De bewegingen zijn het kleinst bestaft: gemiddeld 11 personeelsleden per organisatie. De mediaan ligt een stuk lager: 5 personeelsleden.

2. Vrijwilligers 193.300 vrijwilligers Niet al het werk wordt door personeelsleden gedaan. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk doet ook in grote mate een beroep op de inzet van vrijwilligers. En ook van de diensten van freelancers met een inhoudelijke (sociaal-culturele) opdracht wordt gebruik gemaakt. Daarom geven we hieronder de cijfers over de inzet van vrijwilligers en verderop van freelancers in de sector. Zo is het plaatje van de totale ‘work force’ in de sector compleet. 2007 het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW

192.567

2008 183.857

2009 184.461

2010 193.303

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk kon in 2009 rekenen op de inzet van zo’n 193.000 vrijwilligers. Door het vertrek van een aantal organisaties doorheen de jaren, wordt een adequate vergelijking in de tijd moeilijk. Daarom geven we de cijfers met uitsluiting van de organisaties die de sector verlieten (6 organisaties tussen 2007 en 2010).

PROFIEL VAN DE SECTOR 169


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

Het werksoortelijk plaatje ziet er als volgt uit: VER

BEW

VHS

LVI

TOTAAL

het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW 181.656

94,0%

5.797

3,0%

516

0,3%

5.334

2,8%

193.303 100,0%

De verenigingen zijn goed voor 94 % van de vrijwilligers.

3. Freelancers 5.200 freelancers 2007

2008

2009

2010

het aantal freelance medewerkers ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht6

5.178

5.141

4.770

het aantal ondersteunende freelancers7

5.173 140

De sector maakt gebruik van de diensten van zo’n 5.200 inhoudelijke freelancers. Door het vertrek van een aantal organisaties doorheen de jaren, wordt een adequate vergelijking in de tijd moeilijk. Daarom geven we de cijfers met uitsluiting van de organisaties die de sector verlieten (6 organisaties tussen 2007 en 2010). We peilden voor het eerst ook naar de inzet van ondersteunende freelancers. Dat zijn freelancers die niet op het inhoudelijke (sociaalculturele) aspect van het werk betrokken zijn: freelance boekhouders, vormgevers, webmasters, ICT-ers en dergelijke... We tellen er bij een eerste meting 140. Het werksoortelijk plaatje ziet er als volgt uit: VER

BEW

VHS

LVI

TOTAAL

het aantal freelance medewerkers ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht 2.003

38,7%

181

3,5%

1.563

30,2%

1.426

27,6%

5.173 100,0%

De Vormingplus-centra maken per organisatie het meeste gebruik van de diensten van freelancers.

4. Effecten van de besparingen? Sinds 2010 bespaart de overheid op de subsidies voor de sector. De besparingen hebben in 2010 nog geen merkbaar effect op het globaal aantal mensen dat in de sector tewerkgesteld wordt. Ook het aantal tewerkgestelde voltijdse equivalenten is quasi stabiel. Een aantal organisaties meldt dat de gevolgen van de besparingen pas in 2011 volop zullen doorwerken. We vroegen elke organisatie of ze in 2010 door de besparingen meer of minder werk uitbesteedden aan freelancers. Drie kwart (70) van de organisaties kon de vraag beantwoorden.

6 Onder freelancers met een inhoudelijke opdracht verstaan we freelancers die rechtstreeks betrokken zijn op het inhoudelijke aspect van het sociaal-

cultureel werk (bijvoorbeeld als zelfstandig lesgever). Freelance boekhouders, lay-outers, webmasters en dergelijke zijn hier dus niet inbegrepen.

7 Ondersteunende freelancers zijn niet op het inhoudelijke aspect van het werk betrokken: freelance boekhouders, vormgevers, webmasters, ICT-ers en

dergelijke... 170 PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

besteedt jouw organisatie in 2010 ten gevolge van de besparingen meer werk uit?

organisaties

ja

percentage 10

ja, aan vrijwilligers neen, (nog) geen verandering neen, integendeel, we doen meer intern geen antwoord/weet niet

14,3%

5

7,1%

49

70,0%

6

8,6%

50

De grote meerderheid van de respondenten (70 %) ziet (nog) geen veranderingen in het uitbestedingspatroon. Sommige organisaties verwachten wel effecten in 2011. 15 organisaties (21 %) beweren meer uit te besteden ten gevolge van besparingen. Vijf van deze organisaties schakelen intensiever vrijwilligers in. Zes organisaties (9 %) melden dat ze integendeel net meer werk zelf doen. Om kosten te besparen, schroeven ze de uitbesteding van werk terug.

2.2.4 HET PERSONEELSVERLOOP IN 2010 11 % verloop In de loop van 2010 stroomden 215 medewerkers (ingezet voor sociaal-cultureel volwassenenwerk) uit de organisaties. Op een totaal van 1.956 personeelsleden eind 2010, betekent dat een verloop van 11 %8.

SCVW: vergelijking verlooppercentages met België 25%

Onvrijwillig

20%

Vrijwillig

15% 10% 5% 0% 4,1%

11,3%

6,1% SCVW

7,8% België

We peilden voor het eerst naar de reden van het vertrek van de werknemers. Dat laat ons toe een onderscheid te maken tussen vrijwillig9 (op initiatief van het personeelslid) en onvrijwillig (niet op initiatief van het personeelslid) verloop. Het vrijwillig verloop bedraagt 6,1 %. Het onvrijwillig verloop bedraagt 4,1 %. Voor 0,7 % is de reden niet in ons systeem geregistreerd. De Belgische arbeidsmarkt liet in hetzelfde jaar een verloop van 19 % optekenen. Daarvan is 7,8 % vrijwillig en 11,3 % onvrijwillig verloop10. 8 De personeelsleden die onze sector verlieten door het vertrek van hun organisatie uit de sector, worden hier niet meegerekend. Ook de evoluties bij

personeelsleden die niet voor het sociaal-cultureel werk worden ingezet, worden niet meegerekend. We berekenen het verloop op de wijze die Securex hanteert: het aantal vertrekkers delen door het jaarcijer (2010) x 100.

9 Bij vrijwillig verloop neemt de werknemer zelf het initiatief tot verloop. De werknemer kiest er zelf voor om zijn organisatie te verlaten. Volgende subty-

pes van verloop rekenen we tot het vrijwillig verloop: ‘opzeg werknemer’ (met opzegtermijn), ‘eenzijdige wijziging/verbreking door werknemer’ (zonder opzegtermijn) en ‘met wederzijds akkoord’. We spreken van onvrijwillig verloop wanneer het initiatief niet bij de werknemer ligt. Volgende subtypes van verloop rekenen we tot het onvrijwillig verloop: ‘overmacht’, ‘eenzijdige wijziging/verbreking werkgever’ (zonder opzegtermijn), ‘(brug)pensioen’, ‘opzeg werkgever’ (met opzegtermijn), ‘einde contract’ en ‘dringende reden’. Bron: Securex en Sociare. 10 Securex (2010). Personeelsverloop in de privésector. Brussel: Securex.

PROFIEL VAN DE SECTOR 171


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

Hieronder vind je een gedetailleerd overzicht van de wijze waarop werknemers in 2010 (moesten) vertrekken. % van het personeel % van het verloop (1.956)

(215)

vrijwillig opzeg werknemer (met opzegtermijn)

72

3,7%

33,5%

wederzijds akkoord

33

1,7%

15,3%

eenzijdige wijziging/verbreking door werknemer

15

0,8%

7,0%

120

6,1%

55,8%

opzeg werkgever (met opzegtermijn)

24

1,2%

11,2%

einde contract

24

1,2%

11,2%

1

0,1%

0,5%

(brug)pensioen

19

1,0%

8,8%

dringende reden

1

0,1%

0,5%

verbreking door werkgever

12

0,6%

5,6%

totaal

81

4,1%

37,7%

reden niet geregistreerd

14

0,7%

6,5%

215

11,0%

100,0%

totaal onvrijwillig

overmacht

onbekend

totaal

Een derde (33 %) van de vertrekkende werknemers vertrekt met een opzeg op eigen initiatief. BeĂŤindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds akkoord is de tweede meest voorkomende manier (15 %). 11 % van de vertrekkende werknemers kreeg een opzeg van zijn/haar werkgever. Bij nog eens 11 % liep een contract van bepaalde duur af. 19 mensen (9 %) gingen op (brug)pensioen. Andere vormen van contractbeĂŤindiging zijn eerder zeldzaam.

SCVW: vergelijking verlooppercentages tussen werksoorten 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0%

10%

14%

13%

10%

11%

VER

BEW

VHS

LVI

SCVW

Het verloop is niet gelijk verspreid over de werksoorten. Bij de bewegingen vertrok zowat 14 % van de personeelsleden, bij de landelijke vormingsinstellingen 10 %. In 2010 kwamen 209 nieuwe medewerkers de sector binnen. Hieronder vergelijken we het leeftijdsprofiel van de nieuwkomers en de vertrekkers. We berekenen per leeftijdscategorie het aandeel nieuwkomers (instroomgraad) en het aandeel vertrekkers (uitstroom-

172 PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

graad) op het totaal van de leeftijdscategorie. Hoe hoger het percentage van in- of uitstroomgraad in een leeftijdscategorie, hoe meer werknemers van die categorie respectievelijk nieuw aangeworven worden of uit de sector vertrekken. uitstroomleeftijd

IN

instroomgraad

UIT

graad (verloop)

van 15 tem 19 jaar

2

66,7%

0

0,0%

van 20 tem 24 jaar

27

49,1%

14

26,4%

van 25 tem 29 jaar

60

23,5%

44

17,5%

van 30 tem 34 jaar

39

13,1%

40

13,7%

van 35 tem 39 jaar

36

13,4%

27

10,0%

van 40 tem 44 jaar

13

6,3%

28

13,5%

van 45 tem 49 jaar

18

5,9%

22

7,2%

van 50 tem 54 jaar

7

2,2%

9

2,8%

van 55 tem 59 jaar

5

2,5%

20

10,0%

2

3,6%

11

20,0%

60 jaar en ouder

209

215

SCVW: in- en uitstroomgraad volgens leeftijd 70%

instroomgraad

60%

uitstroomgraad

50% 40% 30% 20% 10% 0% van 15

van 20

van 25

van 30

van 35

van 40

van 45

van 50

van 55

tem 19

tem 24

tem 29

tem 34

tem 39

tem 44

tem 49

tem 54

tem 59

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

60 jaar en ouder

De uitstroomgraad is vooral groot bij de medewerkers jonger dan 35 jaar: 17 % tot een kwart van deze leeftijdsgroep verliet in 2010 haar organisatie. Jonge medewerkers vertrekken dus het meest. Bij diezelfde groep zien we echter ook de grootste instroom van nieuwe krachten. Bij de oudere medewerkers (60 jaar en ouder) zien we het effect van pensioneringen (20 % vertrekt). We stellen ook vast dat de organisatietrouw toeneemt naarmate personeelsleden langer bij dezelfde organisatie werken. Tot 20 jaar dienstanciĂŤnniteit geldt: hoe hoger de dienstanciĂŤnniteit, hoe lager de uitstroomgraad.

2.2.5 MAN-VROUW-VERHOUDING 70% vrouwen 2010 het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.956

100,0%

mannen

583

29,8%

vrouwen

1.373

70,2%

PROFIEL VAN DE SECTOR 173


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: verhouding mannen en vrouwen in vergelijking met Vlaanderen en PC 329.01 (201011) 80%

SCVW

70%

loontrekkenden

60%

PC 329

50%

loontrekkenden

40%

in Vlaanderen

30% 20% 10% 0%

30%

41%

53%

mannen

70%

59%

47%

vrouwen

Ruim dubbel zoveel vrouwen (70 %) als mannen (30 %) werken voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De aanwezigheid van acht vrouwenverenigingen en -bewegingen in de sector heeft maar een licht effect op deze verhouding. Deze 30-70-verhouding is een constante voor alle werksoorten. Hierboven vergelijken we de verhouding mannen en vrouwen in de sector met de situatie in de ruimere socio-culturele sector in de Vlaamse Gemeenschap (het zogenaamde Paritair Comité 329.01). Dit comité omvat naast het sociaal-cultureel volwassenenwerk onder andere de cultuur- en gemeenschapscentra, musea, bibliotheken, sportverenigingen, milieubewegingen, jeugdwerk, samenlevingsopbouw, enzovoort. Wanneer we de verhoudingen vergelijken met de cijfers over de loontrekkenden in Vlaanderen (2010) en het Paritair Comité 329.01, waar de sector deel van uitmaakt, blijken de verhoudingen sterk van elkaar af te wijken. In Vlaanderen werken meer mannen dan vrouwen, bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk is dit omgekeerd. De sector telt ook proportioneel meer vrouwelijke personeelsleden dan het Paritair Comité 329.01.

2.2.6 INHOUDELIJKE EN ONDERSTEUNENDE OPDRACHT 67% inhoudelijke medewerkers 2010 het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.956

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht

1.305

66,7%

651

33,3%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een ondersteunende opdracht

11 Bron: RSZ DMFA (Bewerking Departement WSE/Steunpunt WSE).

174 PROFIEL VAN DE SECTOR

100,0%


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: personeelsleden met een inhoudelijk of een ondersteunende opdracht 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

67%

33%

inhoudelijk opdracht

ondersteunende opdracht

67 % van de personeelsleden voert een inhoudelijke opdracht uit. 33 % van de personeelsleden werkt ondersteunend. Deze (grosso modo) 2/3-verhouding is een constante voor alle werksoorten. De landelijke vormingsinstellingen springen eruit met 71 % inhoudelijke medewerkers.

2.2.7 LEEFTIJD gemiddelde leeftijd: 42 jaar 2010 het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.956

100,0%

van 15 tem 19 jaar

3

0,2%

van 20 tem 24 jaar

53

2,7%

van 25 tem 29 jaar

251

12,8%

van 30 tem 34 jaar

291

14,9%

van 35 tem 39 jaar

269

13,8%

van 40 tem 44 jaar

204

10,4%

van 45 tem 49 jaar

307

15,7%

van 50 tem 54 jaar

321

16,4%

van 55 tem 59 jaar

202

10,3%

55

2,8%

60 jaar en ouder

PROFIEL VAN DE SECTOR 175


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens leeftijd in vergelijking met Vlaanderen (2010) en PC 329.01(2009) 20%

SCVW

18%

loontrekkenden

16%

PC 329.01 (2009)12

14%

werkenden

12%

Vlaanderen (2010)13

10% 8% 6% 4% 2% 0% van 15 tem 19 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 30 tem 34 jaar

van 35 tem 39 jaar

van 40 tem 44 jaar

van 45 tem 49 jaar

van 50 tem 54 jaar

van 55 60 jaar tem 59 en ouder jaar

44 % van de personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk is jonger dan 40 jaar. 56% is dus veertigplusser. Personeelsleden jonger dan 25 jaar en ouder dan 59 zijn zeldzamer en ook in de groepen van 35 tot 44 jaar vertoont de grafiek een dipje. Dat geeft het beeld van een kamelenrug: twee bulten rond een dip in de categorie van 35 tot 44 jaar. Bijna een derde (29 %) van de personeelsleden is vijftigplusser. De gemiddelde leeftijd in de sector is 41,8 jaar (in 2009 41,4 en in 2008 41,6 jaar). Bij de bewegingen is de gemiddelde leeftijd het laagst met 39,0 jaar. Bij de landelijke vormingsinstellingen is deze het hoogst met 42,8 jaar. Bij de Vlaamse werknemers is de gemiddelde leeftijd 39,8 jaar (2008)14. Er werken proportioneel meer dertigers en meer vijftigplussers in de sector dan gemiddeld in Vlaanderen. Daar staat tegenover dat er minder veertigers werken (zie de dip in de grafiek). Er werken ook merkelijk minder min-25-jarigen (3 %) dan in de rest van Vlaanderen (9 %). Vermoedelijk heeft dit te maken met het feit dat de meeste medewerkers in de sector hogere studies hebben gevolgd, waardoor ze pas op latere leeftijd de sector binnenkomen. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk telt relatief minder personeelsleden jonger dan 30 jaar en beduidend meer 45-plussers dan de ruimere socio-culturele sector (Paritair ComitĂŠ).

12 Bron: Sociare. 13 Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek - EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE). 14 Bron: RSZ DMFA (Bewerking Steunpunt WSE / Departement WSE).

176 PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

2.2.8 DIENSTANCIËNNITEIT een personeelslid werkt gemiddeld 9,1 jaar bij haar organisatie 2010 het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.956

van 0 tem 4 jaar

100,0%

834

detail: minder dan 1 jaar

209

42,6% 10,7%

van 5 tem 9 jaar

382

19,5%

van 10 tem 14 jaar

300

15,3%

van 15 tem 19 jaar

139

7,1%

van 20 tem 24 jaar

137

7,0%

van 25 tem 29 jaar

80

4,1%

van 30 tem 34 jaar

55

2,8%

35 jaar en meer

29

1,5%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit 50%

detail: minder

40%

dan 1 jaar

30% 20% 10% 0%

11% 43% van 0 tem 4 jaar

20%

15%

7%

7%

4%

3%

van 5 tem van 10 tem van 15 tem van 20 tem van 25 tem van 30 tem 9 jaar 14 jaar 19 jaar 24 jaar 29 jaar 34 jaar

1% 35 jaar en meer

43 % van de personeelsleden werkt minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie. Van deze groep zijn 11 % echte nieuwkomers in de organisatie met minder dan een jaar dienstanciënniteit. De gemiddelde dienstanciënniteit is 9,1 jaar. Het Vlaamse gemiddelde is 11,3 jaar15 (2008). De dienstanciënniteit vertoont een duidelijk dalende tendens: hoe hoger de anciënniteit, hoe kleiner het aantal personeelsleden in deze categorie. Personeelsleden met een dienstanciënniteit van meer dan 30 jaar zijn een uitzondering. De bewegingen hebben met 6,9 jaar de kleinste gemiddelde dienstanciënniteit. De verenigingen hebben de grootste gemiddelde dienstanciënniteit: 10,0 jaar.

15 Bron: Labour Force Survey (bewerking Steunpunt WSE).

PROFIEL VAN DE SECTOR 177


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

dienstanciënniteit (jaren)

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit en leeftijd 50

individueel

45

personeelslid

40 35 30 25 20 15 10 5 0 15

20

25

30

35

40

45

50

55

60

65

leeftijd (jaren) De grafiek hierboven geeft de spreiding weer van de personeelsleden volgens hun leeftijd en dienstanciënniteit. Elk puntje in de grafiek vertegenwoordigt een individueel personeelslid met zijn of haar leeftijd en dienstanciënniteit. Er is logischerwijze een positieve trend in de dienstanciënniteit naarmate de leeftijd van de personeelsleden toeneemt. Vandaar de schuine begrenzing van de puntenwolk. De punten in de grafiek liggen echter niet uitgesproken rond één lijn. Integendeel, ze beslaan de volledige vlakte van de driehoek. Alle mogelijke combinaties van leeftijd en dienstanciënniteit zijn dus goed vertegenwoordigd. Hieruit kunnen we afleiden dat organisaties uit de sector mensen van alle leeftijden in dienst hebben. Deze vaststelling geldt zowel voor personeelsleden met een inhoudelijke als met een ondersteunende opdracht. De organisaties werven ook mensen van alle leeftijden aan. Bij starters (met een dienstanciënniteit van minder dan een jaar, te zien op de horizontale nullijn van de dienstanciënniteit) zijn alle leeftijden tot ver in de 50 jaar vertegenwoordigd. Dit wil zeggen dat in de loop van 2010 mensen van alle mogelijke leeftijden werden aangeworven. De gemiddelde leeftijd van de starters is 33,4 jaar.

2.2.9 OPLEIDING 75% is hoog opgeleid 2010 het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs diploma Secundair Onderwijs

1.956

100,0%

65

3,3%

417

21,3%

Bachelor-diploma

802

41,0%

Master-diploma

672

34,4%

178 PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 3%

21%

getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs

diploma Secundair Onderwijs

41%

34%

Bachelor-diploma

Master-diploma

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau in vergelijking met Vlaanderen (2009) 80%

SCVW

70%

Vlaanderen

60%

(2009)16

50% 40% 30% 20% 10% 0% 3%

19%

21%

42%

75%

38%

getuigschrift maximaal

diploma

Bachelor- of Master-

2de graad Secundair Onderwijs

Secundair Onderwijs

diploma

75 % van de personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk is hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma). Dit is bijna het dubbele van het Vlaamse gemiddelde (38 %). Personeelsleden met maximaal een getuigschrift van de tweede graad Secundair Onderwijs zijn eerder uitzonderlijk: 3 %, tegenover 19 % in Vlaanderen. De werksoort bewegingen telt proportioneel het meeste personeelsleden met een Master-diploma: 57 %. De verenigingen tellen het meeste lager opgeleide personeelsleden (getuigschrift maximaal tweede graad Secundair Onderwijs en diploma Secundair Onderwijs): 28 %.

16 Bron: Steunpunt WSE.

PROFIEL VAN DE SECTOR 179


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: spreiding personeelsleden volgens leeftijd en opleidingsniveau 100%

getuigschrift maximaal

90%

2de graad Secundair

80%

Onderwijs

70%

diploma Secundair

60%

Onderwijs

50%

Bachelor-diploma

40% Master-diploma

30% 20% 10% 0%

14%

0%

1%

4%

3%

3%

5%

4%

18% 34%

10% 37%

12% 41%

16% 40%

24% 44%

30% 43%

30% 41%

28% 43%

34%

53%

46%

40%

30%

25%

24%

van 15 tem van 25 tem van 30 tem van 35 tem van 40 tem van 45 tem van 50 tem 24 jaar 29 jaar 34 jaar 39 jaar 44 jaar 49 jaar 54 jaar

25% 55 jaar en ouder

De bovenstaande grafiek geeft de leeftijdsstructuur van de personeelsleden, uitgesplitst volgens opleidingsniveau. Personeelsleden van 25 tot 34 jaar oud zijn de hoogst geschoolde leeftijdsgroep. Van deze groep heeft ongeveer de helft een Master-diploma en een kleine 40% een Bachelor-diploma. Het aandeel personeelsleden met een Bachelor-diploma is de grootste constante. In alle leeftijdscategorieën vanaf 25 jaar schommelt hun aandeel rond de 40%. Het aandeel Master-diploma’s daalt in de hogere leeftijdscategorieën. Naarmate de leeftijd toeneemt, stijgt het aandeel personeelsleden met een diploma Secundair Onderwijs. Personeelsleden met een getuigschrift van maximaal de 2de graad Secundair Onderwijs zijn in alle leeftijdscategorieën zeldzaam, behalve in de groep van 15 tot 24 jaar.

2.2.10 VOLTIJDS/DEELTIJDS 54 % werkt voltijds het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.956

100,0%

900

46,0%

voltijdse tewerkstelling

1.056

54,0%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.956

100,0%

80

4,1% 20,4%

deeltijdse tewerkstelling

minder dan 0,5 0,5

399

0,6

62

3,2%

0,7

102

5,2%

0,8

240

12,3%

0,9

17

0,9%

1.056

54,0%

1

180 PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens tewerkstellingsregime (1=voltijds) 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

4% minder dan 0.5

20%

3%

5%

12%

1%

54%

0.5

0.6

0.7

0.8

0.9

1

Ruim de helft (54 %) van de personeelsleden werkt voltijds. 20 % van de personeelsleden werkt halftijds (0.5) en 12 % werkt vier vijfden (0.8). de gemiddelde tewerkstellingsbreuk17 (in voltijdse equivalenten, 1 = voltijds)

0.82

SCVW: evolutie voltijdse en deeltijdse tewerkstelling 70%

voltijdse

60%

tewerkstelling

50%

deeltijdse

40%

tewerkstelling

30% 20% 10% 0% 57%

56%

43%

44%

54% 46%

2008

2009

2010

Het aandeel personeelsleden dat deeltijds werkt, neemt jaar na jaar toe. Van 43 % in 2008 tot 46 % in 2010.

17 Van alle personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk vroegen we hoeveel uren zij in een week werken en hoeveel uren

een voltijdse werkweek in hun organisatie omvat. Dit werd omgezet in een breuk. Een voltijdse tewerkstelling is 1, een halftijdse 0.5, vier vijfde 0.8, enzovoort. Van deze breuken werd het gemiddelde berekend: dit is de gemiddelde tewerkstellingsbreuk.

PROFIEL VAN DE SECTOR 181


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: vergelijking voltijdse arbeid volgens geslacht met Paritair Comité 329.01 en Vlaanderen (201018) 100%

SCVW

90%

Paritair Comité

80%

PC 329.01

70%

Vlaanderen

60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 54%

55%

67%

70%

gemiddelde

71%

86%

47%

mannen

44%

46%

vrouwen

In het sociaal-cultureel volwassenenwerk wordt evenveel voltijds (54 %) gewerkt als in het ruimere Paritair Comité (55 %), maar minder dan in Vlaanderen (67 %). In het SCVW werken ongeveer evenveel vrouwen voltijds als gemiddeld in het Paritair Comité of Vlaanderen. Vooral mannen werken meer voltijds, maar minder dan het Vlaamse gemiddelde.

SCVW: spreiding personeelsleden die voltijds werken volgens geslacht en leeftijd 100%

mannen

90%

vrouwen

80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% van 15 tem 19 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 30 tem 34 jaar

van 35 tem 39 jaar

van 40 tem 44 jaar

van 45 tem 49 jaar

van 50 tem 54 jaar

van 55 60 jaar tem en ouder 59 jaar

Hierboven tonen we hoeveel mannen en vrouwen in een bepaalde leeftijdscategorie voltijds werken. De vaststellingen over deeltijds werkenden zijn exact het omgekeerde van de vaststellingen over de voltijds werkenden die we hier doen. Mannen werken, ongeacht de leeftijd, meer voltijds dan vrouwen: het ‘mannelijk vlak’ (groen) torent in de grafiek steeds boven het ‘vrouwelijk vlak’ (blauw) uit. Enkel in de groep van 25 tot 29 jaar loopt het percentage gelijk.

18 Bron: Vlaamse Arbeidsrekening o.b.v. RSZ-DMFA, RSZPPO, RSVZ, RIZIV, CBS, IGSS, OEA, SEE, RVA, IWEPS, FOD Economie - Bevolkingsstatistieken,

DWH AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) en RSZ DMFA (Bewerking Departement WSE/Steunpunt WSE). 182 PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

Het aandeel voltijds werkenden piekt zowel bij mannen als vrouwen in de leeftijdsgroep van 20 tot 24 jaar. Daarna daalt het geleidelijk tot 29 jaar. Vanaf 30 jaar werken aanzienlijk meer vrouwen deeltijds, aanzienlijk meer mannen werken voltijds. Dat verschil tussen de geslachten blijft in alle hogere leeftijdscategorieĂŤn overeind. Op Vlaams niveau geeft de meerderheid van de vrouwen aan voor deeltijdse arbeid te kiezen omwille van de combinatie arbeidgezin19. Vermoedelijk spelen die overwegingen ook voor de meerderheid van de vrouwen in het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

19 Bral, Luk (Red.) et al. (2009). VRIND 2009: Vlaamse Regionale Indicatoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.

PROFIEL VAN DE SECTOR 183


184 PROFIEL VAN DE SECTOR


DEEL 2

PROFIEL VAN DE SECTOR HOOFDSTUK 3

DE FINANCIテ起


3. DE FINANCIテ起 3.1. bevindingen

3.1 BEVINDINGEN FINANCIテ起 besparingen: de sector stagneerde financieel in 2010, de inkomsten uit subsidies daalden met ongeveer 2 %. Voor de Vormingplus-centra, de migrantenverenigingen en de meeste bewegingen verminderen de subsidies bovendien nog aanzienlijk vanaf 2011. 49 % eigen middelen: de inkomsten en uitgaven van de sector bedragen samen 173 miljoen euro. 40 % hiervan zijn subsidies. Tellen we hier de recuperatie van personeelskosten (11 %) bij op, dan zien we dat in 2010 51 % van de middelen voor de sector van overheden komt. Of anders gezegd: de sector genereert de helft van zijn middelen zelf. sociaal-culturele activiteiten als inkomstenbron: inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten zijn goed voor 17 % van de inkomsten. Daarmee zijn ze na subsidies de belangrijkste bron. Ook lidgelden (13 %) spelen een belangrijke rol. het decreet als belangrijkste subsidiebron: de subsidies uit het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk maken het leeuwendeel (71 %) uit van de inkomsten uit subsidies. De subsidies uit het decreet krompen in 2010 globaal met 1 %. personeelskosten zijn de grootste uitgavenpost: variテォrend van 50 % bij de verenigingen tot 64 % bij de Vormingplus-centra. Globaal gaat 53 % van de uitgaven in de sector naar personeel. de personeelskosten bedragen 135 % van de subsidies uit het decreet: als we de subsidies uit het decreet, vermeerderd met de recuperatie van personeelskosten, als referentiepunt nemen (100%), bedragen de personeelskosten 135 %.

186 PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIËN 3.2. staalkaart van de financiën

3.2 STAALKAART VAN DE FINANCIËN 3.2.1 INKOMSTEN 49 % eigen middelen 1. Overzicht 2009

2010

2009-2010

inkomsten 8.431.691,85

8.208.754,43

4,7%

lidgelden

omzet

23.169.548,08

23.170.868,45

13,4%

-2,6% 0,0%

schenkingen en legaten

10.568.730,05

10.690.704,55

6,2%

+1,2%

subsidies

70.393.685,41

68.896.032,75

39,8%

-2,1%

sociaal-culturele activiteiten

30.463.115,98

29.631.939,42

17,1%

-2,7%

recuperatie personeelskosten

17.718.879,10

19.551.644,90

11,3%

+10,3%

andere inkomsten

11.751.053,35

13.048.294,00

7,5%

+11,0%

172.496.703,82

173.198.238,50

100,0%

+0,4%

totaal

SCVW: procentuele verdeling inkomsten 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 5%

13%

omzet

lidgelden

6% schenkingen en legaten

40% subsidies

17%

11%

8%

sociaal-culturele

recuperatie

andere

activiteiten

personeelskosten

inkomsten

Langs de inkomstenzijde rubriceerden we volgende inkomstencategorieën: - omzet (bijvoorbeeld inkomsten uit verkopen van goederen of sommige dienstprestaties); - lidgelden (zowel van werkelijke als van toegetreden leden); - schenkingen en legaten; - subsidies (van de diverse overheden, de Koning Boudewijnstichting, de Nationale Loterij...); - inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (zoals vormingscursussen, activiteiten, publicaties, sponsoring, enzovoort); - recuperatie personeelskosten (bijvoorbeeld tussenkomsten Sociale Maribel en andere tewerkstellingsmaatregelen); - alle overige inkomsten (zoals financiële opbrengsten, uitzonderlijke opbrengsten, onttrekkingen, enzovoort). Vanaf 2010 werden de besparingen in de sector voelbaar. Daarom geven we ter vergelijking ook de cijfers van 2009. Langetermijntrends bespreken we hier nog niet.

PROFIEL VAN DE SECTOR 187


3. DE FINANCIテ起 3.2. staalkaart van de financiテォn

Wanneer we alle inkomsten binnen de gehele sector met zijn vier werksoorten in ogenschouw nemen, noteren we voor 2010 iets meer dan 173 miljoen euro. 40 % hiervan zijn subsidies. Inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (17 %) zijn na de subsidies de belangrijkste bron van inkomsten. Ook lidgelden spelen een belangrijke rol (13 %).

SCVW: vergelijking aandeel inkomstenbronnen per werksoort VER

omzet

BEW

80%

VHS

70%

LVI

60% andere inkomsten

50%

lidgelden

40% 30% 20% 10% 0% recuperatie personeelskosten

sociaal-culturele activiteiten

schenkingen en legaten

subsidies

In de grafiek hierboven tonen we het aandeel van inkomstenbronnen per werksoort: - verenigingen leven voornamelijk van subsidies (35 %), lidgelden (20 %) en sociaal-culturele activiteiten (16 %); - bewegingen werken voornamelijk met subsidies (42 %) en schenkingen/legaten (21 %); - Vormingplus-centra financieren hun werking voornamelijk met subsidies (74 %) en sociaal-culturele activiteiten (11 %). De centra wijken in hun subsidie-aandeel af van andere werksoorten. Ze krijgen van de decreetgever immers uitdrukkelijke, welomschreven opdrachten, die weinig ruimte laten voor het verwerven van extra inkomsten; - landelijke vormingsinstellingen leven voornamelijk van subsidies (38 %) en sociaal-culturele activiteiten (26 %).

188 PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIËN 3.2. staalkaart van de financiën

2. De inkomsten van de individuele organisaties SCVW: organisaties gerangschikt volgens inkomen VER

e 20.000.000

BEW VHS

e 15.000.000

LVI e 10.000.000 e 5.000.000 e0 0

10

20

30

40

50

60

De grafiek hierboven toont de diversiteit in de omvang van de inkomsten van de organisaties in de sector. Bewegingen zijn het ‘kleinst’: de helft (mediaan) heeft een ‘inkomen’ van minder dan 300.000 euro, gevolgd door de verenigingen met 700.000 euro. Tussen de verenigingen onderling bestaan heel grote verschillen. De kleinste vereniging doet het met 105.000 euro, de grootste met 17 miljoen. De Vormingplus-centra en de landelijke vormingsinstellingen zijn aan elkaar gewaagd met een mediaan van om en bij 1 miljoen euro inkomsten. De 7 ‘grootste’ organisaties van de sector zijn verenigingen.

3. Detail inkomsten: subsidies 2009 VOLC

2010

2009-2010

49.070.309,46

48.620.855,57

70,6%

-0,9%

andere Afdelingen CJSM

4.703.942,42

4.113.786,79

6,0%

-12,5%

andere ministeries Vlaamse overheid

4.456.332,65

3.771.142,41

5,5%

-15,4%

897.384,86

974.202,07

1,4%

+8,6%

2.275.071,67

2.279.445,05

3,3%

+0,2%

gemeente

422.862,13

521.223,20

0,8%

+23,3%

VGC

778.074,87

1.021.974,10

1,5%

+31,3%

Europese Unie

751.056,37

480.076,85

0,7%

-36,1%

7.038.650,98

7.113.326,71

10,3%

+1,1%

70.393.685,41

68.896.032,75

100,0%

-2,1%

parastatalen provincie

overige totaal

PROFIEL VAN DE SECTOR 189


3. DE FINANCIテ起 3.2. staalkaart van de financiテォn

SCVW: detail inkomsten: procentuele verdeling subsidies 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

71%

6%

5%

1%

3%

1%

1%

parastatalen

provincie

gemeente

VGC

1%

10%

andere VOLC

andere afde- ministeries lingen CJSM

Vlaamse

Europese Unie

overige

overheid De subsidies vanwege de Afdeling Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid (VOLC) maken het leeuwendeel (71 %) uit van de inkomsten uit subsidies. Dat geldt voor alle werksoorten. Het bedrag-VOLC voor 2010 ligt globaal 1 procent lager dan 2009.

190 PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIËN 3.2. staalkaart van de financiën

4. Verhouding inkomsten en subsidies Hierna geven we een overzicht van: - het totaal aan inkomsten (I); - de totale subsidies (inclusief recuperatie personeelskosten) (S + R); - de subsidies vanwege VOLC (V). We berekenen telkens het percentuele aandeel ten opzichte van de totale inkomsten (I = 100 %). 2009 totaal inkomsten

2010

I

172.496.703,82

100,0%

173.198.238,50

100,0%

S+R

88.112.564,51

51,1%

88.447.677,65

51,1%

V

49.070.309,46

28,4%

48.620.855,57

28,1%

totaal subsidies inclusief recuperatie personeelskosten subsidies VOLC (totaal inkomsten = 100%)

SCVW: verhouding subsidies tegenover inkomsten 120%

subsidies VOLC (totaal inkomsten=100%)

100% 80% 60% 40% 20% 0% 100% totaal inkomsten

51% 28% totaal subsidies (incl. recuperatie personeelskosten)

Het aandeel van alle subsidies (inclusief recuperatie van personeelskosten) samen bedraagt 51 % van de totale inkomsten. De helft van de inkomsten zijn dus ‘op eigen kracht’ verworven. De subsidies die op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (vanwege VOLC) worden uitgekeerd, zijn goed voor 28 % van de inkomsten.

PROFIEL VAN DE SECTOR 191


3. DE FINANCIËN 3.2. staalkaart van de financiën

5. Verhouding inkomsten en subsidies per werksoort Hieronder geven we per werksoort een overzicht van: - het totaal aan inkomsten (I); - de totale subsidies (inclusief recuperatie personeelskosten) (S + R); - de totale subsidies zonder recuperatie personeelskosten (S); - de subsidies vanwege VOLC (V). We berekenen telkens het percentuele aandeel ten opzichte van de totale inkomsten (I = 100 %). 2009

VER

BEW

VHS

LVI

2010

I

109.904.106,92

100,0%

112.185.929,94

S+R

51.352.955,08

46,7%

53.008.361,14

100,0% 47,3%

S

39.242.603,04

35,7%

39.728.903,11

35,4%

V

24.018.853,04

21,9%

24.284.604,60

21,6% 100,0%

I

15.041.979,95

100,0%

15.497.118,38

S+R

8.351.512,79

55,5%

8.319.382,24

53,7%

S

6.999.189,10

46,5%

6.573.546,79

42,4%

V

4.127.821,65

27,4%

3.843.736,89

24,8%

I

15.461.613,02

100,0%

15.213.837,66

100,0%

S+R

13.021.909,56

84,2%

12.817.042,33

84,2%

S

11.901.189,12

77,0%

11.223.839,46

73,8%

V

11.094.025,57

71,8%

10.633.066,11

69,9% 100,0%

I

32.025.907,89

100,0%

30.301.352,52

S+R

15.386.187,08

48,0%

14.302.891,94

47,2%

S

12.250.704,15

38,3%

11.369.743,39

37,5%

V

9.829.609,20

30,7%

9.859.447,97

32,5%

Verenigingen rekenen voor hun financiering het minst op subsidies: ongeveer 35 %. De subsidies vanwege VOLC vormen bij deze werksoort een vijfde van de inkomsten. De Vormingplus-centra hebben het grootste aandeel subsidies in hun inkomsten: zo’n 74 %. Het aandeel van de VOLC-subsidies in de inkomsten van de Vormingplus-centra daalt jaar na jaar.

192 PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIËN 3.2. staalkaart van de financiën

3.2.2 UITGAVEN 53 % uitgaven naar personeelskosten 1. Overzicht 2009

2010

2009-2010

uitgaven personeelskosten

90.266.285,02

91.745.155,13

53,0%

+1,6%

handelsgoederen

4.798.925,25

4.491.419,64

2,6%

-6,4%

diverse goederen en diensten

66.273.209,85

65.904.635,33

38,1%

-0,6%

afschrijvingen - voorzieningen

2.073.441,28

2.177.600,96

1,3%

+5,0%

andere bedrijfskosten

1.195.046,56

1.128.622,66

0,7%

-5,6%

325.979,18

319.506,78

0,2%

-2,0%

1.235.348,47

1.119.960,98

0,6%

-9,3%

financiële kosten uitzonderlijke kosten overboekingen totaal

6.328.468,21

6.311.337,02

3,6%

-0,3%

172.496.703,82

173.198.238,50

100,0%

+0,4%

SCVW: procentuele verdeling uitgaven 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 53%

3%

personeels-

handels-

diverse goede- afschrijvingen-

38%

1%

1%

0%

1%

andere

financiële

uitzonderlijke

kosten

goederen

ren en diensten voorzieningen bedrijfskosten

kosten

kosten

4% overboekingen

Langs de uitgavenzijde bundelden we volgende uitgavenposten: - personeelskosten (zoals bezoldigingen en werkgeversbijdragen); - handelsgoederen; - diverse goederen en diensten (zoals huisvesting- en secretariaatskosten, organisatiekosten, kosten voor activiteiten en cursussen, tijdschriften, publicaties, dienstverlening, enzovoort); - afschrijvingen en voorzieningen; - andere bedrijfskosten (bijvoorbeeld bedrijfsbelastingen, minderwaarden, schenkingen); - financiële kosten (bijvoorbeeld renten, bankkosten); - uitzonderlijke kosten (bijvoorbeeld uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen); - overboekingen (naar bestemde fondsen en/of het resultaat). Vanaf 2010 werden de besparingen in de sector voelbaar. Daarom geven we ter vergelijking ook de cijfers van 2009. Langetermijntrends bespreken we hier nog niet. We noteren een groot aandeel van de personeelsuitgaven (53 %). Diverse goederen en diensten (waaronder de kost van de activiteiten) zijn goed voor 38 % van de uitgaven.

PROFIEL VAN DE SECTOR 193


3. DE FINANCIËN 3.2. staalkaart van de financiën

SCVW: vergelijking aandeel uitgavenposten per werksoort personeelskosten VER 70%

BEW VHS

60% overboekingen

50%

handelsgoederen

LVI

40% 30% 20% 10% uitzonderlijke kosten

0%

financiële kosten

diverse goederen en diensten

afschrijvingen-voorzieningen

andere bedrijfskosten De uitgavenstructuur is per werksoort gelijkaardig. Personeelskosten zijn voor alle werksoorten de grootste kost (variërend van 50 % bij de verenigingen tot 64 % bij de Vormingplus-centra). ‘Diverse goederen en diensten’ (waaronder de kost van activiteiten) zijn de tweede uitgavenpost (variërend van 26 % bij de Vormingplus-centra tot 40 % bij de verenigingen).

194 PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIテ起 3.2. staalkaart van de financiテォn

2. Verhouding personeelskosten en subsidies VOLC 2009

2010

subsidies VOLC (inclusief recuperatie personeelskosten)

66.789.188,56

100,0%

68.172.500,47

100,0%

personeelskosten

90.266.285,02

135,2%

91.745.155,13

134,6%

SCVW: verhouding subsidies VOLC (inclusief recuperatie personeelskosten) tegenover personeelskosten 160% 140% 120% 100% 80% 60% 40% 20% 0% 100%

135%

subsidies VOLC

personeelskosten

De personeelskosten voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk overstijgen ruim de subsidies die op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk worden verworven. Als we de subsidies vanwege VOLC, vermeerderd met de recuperatie van bepaalde personeelskosten, als referentiepunt nemen (100 %), bedragen de personeelskosten 135 %.

PROFIEL VAN DE SECTOR 195


3. DE FINANCIテ起 3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie

3.3 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE We vermelden hier de subsidiecijfers voor 2010 zoals vermeld op de website van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen3. De cijfers zijn - op het moment van het ter perse gaan van dit boek - voor verschillende werksoorten nog onder voorbehoud gepubliceerd.

3.3.1 VERENIGINGEN VOSOG Scouting voor volwassenen

55.537,68 e

Federation of Anglophone Africans in Belgium (FAAB)

115.922,69 e

Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF)

122.115,14 e

Welzijnsschakels

123.849,03 e

Federatie Wereldvrouwen

153.325,10 e

Het Vlaamse Kruis

198.158,44 e

VOS Vlaamse Vredesvereniging

205.589,38 e

テァavaria

210.543,34 e

ConTempo

210.543,34 e

Rodenbachfonds

210.543,34 e

Masereelfonds

222.928,25 e

Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV)

225.405,23 e

Vlaamse actieve senioren

227.882,21 e

Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM)

229.863,79 e

LVZ Vormingsdienst

230.359,19 e

Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS)

235.313,15 e

A. Vermeylenfonds

237.790,13 e

Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF)

243.239,48 e

Platform van Afrikaanse gemeenschappen

248.193,45 e

Vlaamse Volksbeweging

255.406,68 e

FMDO

260.082,96 e

Similes

264.389,32 e

Amnesty International Vlaanderen

270.823,94 e

ACLI-Vlaanderen

278.164,92 e

ATB De Natuurvrienden

278.489,24 e

AIF, Multiculturele Federatie van Zelforganisaties

287.082,04 e

Willemsfonds

290.095,52 e

Liberale Vrouwen

294.025,35 e

Velt

298.268,28 e

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV)

308.622,08 e

Unie van Turkse Verenigingen (UTV)

313.017,03 e

Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL)

325.184,23 e

VFG - Vereniging voor personen met een handicap

328.638,67 e

Turkse Unie van Belgiテォ

368.929,04 e

Unizo-Vorming - zelfstandige ondernemers

372.963,29 e

Neos - netwerk van ondernemende senioren

376.817,61 e

Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV)

388.086,20 e

3 Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen. Gesubsidieerde organisaties [28.11.2011, www.sociaalcultureel.be].

196 PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIテ起 3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie

Linx+

388.380,55 e

vtbKultuur

440.413,80 e

Internationaal Comitテゥ (IC)

508.538,54 e

KVG-Vorming - Open kijk op handicap

516.218,45 e

Liberale Beweging voor Volksontwikkeling (LBV)

538.282,30 e

markant - Netwerk van Ondernemende Vrouwen

588.866,02 e

curieus

606.460,36 e

VIVA-SVV Socialistische Vrouwenvereniging

632.851,86 e

Pasar

683.070,14 e

S-Plus

698.601,43 e

Davidsfonds

702.129,57 e

Gezinsbond

735.118,95 e

Landelijke Gilden

826.071,06 e

Ziekenzorg CM

1.063.014,85 e

OKRA - trefpunt 55+

1.180.400,93 e

kwb

1.280.937,48 e

KVLV - Vrouwen met vaart

1.334.748,74 e

KAV - Vrouwen die bewegen

2.028.203,86 e

Totaal verenigingen

24.018.497,65 e

PROFIEL VAN DE SECTOR 197


3. DE FINANCIテ起 3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie

3.3.2 BEWEGINGEN Bond zonder Naam Cultuur

83.315,28 e

IMAVO

83.315,28 e

Kerkwerk Multicultureel Samenleven

83.315,28 e

Kif Kif

83.315,28 e

Koerdisch Instituut

83.315,28 e

Liga voor Mensenrechten

83.315,28 e

LINC

83.315,28 e

Vluchtelingenwerk Vlaanderen

83.315,28 e

Voedselteams

83.315,28 e

Wervel

83.315,28 e

Verbruikersateljee

94.423,99 e

De Wakkere Burger

99.978,34 e

Integraal

99.978,34 e

Beweging Tegen Geweld - Zijn

111.087,04 e

ZOC2- Zicht op Cultuur

111.087,04 e

EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief)

111.087,04 e

Netwerk Bewust Verbruiken

111.087,04 e

Vaka/Hand in Hand

111.087,04 e

Vredesactie

133.304,45 e

Sociumi

133.304,45 e

zij-kant

133.304,45 e

Ryckevelde

138.858,81 e

Mobiel 21

144.413,16 e

Bedevaart naar de graven aan de IJzer

166.630,57 e

De Maakbare Mens

166.630,57 e

GetBasic

166.630,57 e

Pax Christi Vlaanderen

166.630,57 e

Welzijnszorg

166.630,57 e

Vrede

177.739,27 e

Toemeka

182.793,73 e

Netwerk Vlaanderen

222.174,09 e

Totaal bewegingen

198 PROFIEL VAN DE SECTOR

3.782.013,93 e


3. DE FINANCIテ起 3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie

3.3.3 VORMINGPLUS-CENTRA Vormingplus regio Brugge

500.641,00 e

Vormingplus Citizenne, Brussel

500.641,00 e

Vormingplus regio Mechelen

521.170,58 e

Vormingplus regio Oostende-Westhoek

596.991,45 e

Vormingplus Vlaamse Ardennen-Dender

633.380,67 e

Vormingplus Waas-en-Dender

694.840,79 e

Vormingplus Kempen

696.172,07 e

Vormingplus Oost-Brabant

776.564,91 e

Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen

845.881,04 e

Vormingplus Archeduc

956.689,88 e

Vormingplus Gent-Eeklo

977.173,81 e

Vormingplus Limburg

1.352.869,16 e

Vormingplus regio Antwerpen

1.586.298,33 e

Totaal Vormingplus-centra

10.639.314,69 e

PROFIEL VAN DE SECTOR 199


3. DE FINANCIテ起 3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie

3.3.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN 1. Gespecialiseerde vormingsinstellingen Motief

128.850,71 e

Universiteit Vrije Tijd Davidsfonds

128.850,71 e

Halewynstichting

139.287,62 e

Uitstraling Permanente Vorming (UPV)

158.228,67 e

Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang (VCOK)

161.063,39 e

Impuls

177.298,58 e

Timotheus Intuテッtie

203.131,66 e

Stichting Lodewijk de Raet

225.488,75 e

Amarant

279.223,31 e

Zorg-Saam

287.993,85 e

Centrum voor Natuur- en Milieu-educatie (CVN)

386.552,14 e

Natuurpunt Educatie

386.552,14 e

Centrum voor Christelijk Vormingswerk (CCV)

399.649,08 e

Vormingsinstituut Rode Kruis Vlaanderen

405.162,49 e

PRH-Persoonlijkheid en Relaties

418.921,79 e

Wisper

677.241,28 e

2. Syndicale vormingsinstellingen Comテゥ, competent in engagement Vorming en Actie Ateliers voor Werknemersvorming

387.941,61 e 894.475,39 e 1.512.903,23 e

3. Vormingsinstellingen voor personen met een handicap KR8

516.127,36 e

Z11

557.793,35 e

Op-Stap

669.229,79 e

4. Federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap Vijftact Totaal landelijke vormingsinstellingen

200 PROFIEL VAN DE SECTOR

746.948,50 e 9.848.915,40 e


3. DE FINANCIテ起 3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie

PROFIEL VAN DE SECTOR 201


202 BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


DEEL 3

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


204 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


inhoud

INHOUD DEEL 3 inleiding 1. Vlaams Parlement, de Commissie Cultuur 1. Vlaams Parlement 2. Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media

2. De Vlaamse regering 3. Minister Schauvliege, haar kabinet en de sociaal-culturele sector 1. De minister en haar kabinet 2. Beleidsnota Cultuur 3. Beleidsbrieven 4. Cultuurforum 2020

4. Minister Schauvliege en haar administratie voor de sociaal-culturele sector 1. Het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media 2. Het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen 3. Drie teams

5. Sector: organisaties komen en gaan 6. Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk 1. Inperking opdrachten Vormingplus 2. Overgangsregeling migrantenverenigingen 3. Binnen de perken van de kredieten

7. Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk 1. De begrotingsposten samenge(s)teld 2. Besparingen

8. Interne staatshervorming en planlastdecreet 1. De Interne Staatshervorming 2. Planlastvermindering

9. De verenigingen 10. De bewegingen 11. De Vormingplus-centra 12. De landelijke vormingsinstellingen 13. De SARC 14. Tewerkstelling 1. DAC-normalisatie 2. VIA-middelen 3. Nieuwe CAO’s

15. Hete thema’s

1. Vrijwilligerswerk 2. Auteursrechten 3. Participatiedecreet 4. De Verenigde Verenigingen en de ondersteuning van het middenveld 5. Interculturaliteit en diversiteit 6. Opleidingscheques 9. Cultuureducatie en levenslang leren

207 208 208 208 209 210 210 210 210 211 212 212 212 212 213 215 215 215 215 217 217 218 221 221 222 224 226 228 230 231 232 232 232 233 234 234 237 238 240 241 243 244

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 205


206 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


inleiding

INLEIDING In dit deel focussen we op het beleid dat in het parlementaire jaar 2010-2011 voor en over het sociaal-cultureel volwassenenwerk is gevoerd. Het is een periode met heel wat beroering. In 2011 startte de nieuwe beleidsperiode 2011-2015 en werd de volledige omvang van de besparingen in de sector duidelijk. Alle organisaties werden getroffen: bovenop een kaasschaaf-besparing werden projectsubsidies geschrapt en kregen de Vormingplus-centra, migrantenverenigingen, de meeste bewegingen en het steunpunt Socius een aanzienlijke budgetvermindering voor de kiezen. Het najaar van 2010 werd dan ook een woelige periode van onzekerheid en groot protest. Maar er viel ook goed nieuws te rapen: de sector mocht acht nieuwe organisaties verwelkomen. En één organisatie mocht haar startsubsidie inruilen voor een erkenning als vereniging. In dit boek nemen we het beleid van 2010-2011 onder de loep. Welke ingrepen troffen wie wanneer? Wie zijn de beleidsverantwoordelijken, welke politici tonen een levendige belangstelling voor ons werk? Hebben de adviesraden adviezen afgeleverd met relevantie voor onze sector? En hoe zit dat precies met de verschuivingen van organisaties en erkenningen in de sector? Wat zijn de hete thema’s in het beleid ten aanzien van onze sector? Vragen die in dit deel een antwoord krijgen. Op www.boekstaven.be vind je een digitale versie van dit Beleidsjaarboek, met links naar relevante brondocumenten.

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 207


1. Vlaams Parlement, de Commissie Cultuur

1. VLAAMS PARLEMENT, DE COMMISSIE CULTUUR 1. Vlaams Parlement Het Vlaams Parlement is de vergadering van Vlaamse volksvertegenwoordigers, die door de burgers om de vijf jaar worden verkozen. Het parlement heeft een wetgevende macht en legt de spelregels voor iedereen vast in decreten. Het parlement keurt elk jaar de begroting goed en controleert de werking van de regering.

2. Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media EĂŠn van de commissies in het Vlaams Parlement is de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (ook wel kortweg: Commissie Cultuur). Een commissie is een vergadering van een beperkt aantal volksvertegenwoordigers. Elke commissie bestaat doorgaans uit vijftien vaste en vijftien plaatsvervangende leden, verdeeld volgens de sterkte van de politieke fracties. Elke commissie kiest een voorzitter die de vergaderingen samenroept en voorzit. De voorzitter is Philippe De Coene (sp.a) en Bart Caron (Groen!) is ondervoorzitter. Dirk Mattens is vanuit het parlement toegewezen als administratief commissiesecretaris. De commissies hebben als belangrijkste taak het decretaal werk van het Vlaams Parlement voor te bereiden. Een commissie kan ook hoorzittingen organiseren om zich beter te informeren over alle aspecten van een voorstel of ontwerp van decreet. Elke commissie controleert ook het beleid van de Vlaamse Regering. Zij beschikt daartoe over een aantal controlemogelijkheden. De volksvertegenwoordigers kunnen een vraag om uitleg stellen aan een minister over een actueel en concreet probleem. Een volksvertegenwoordiger die een uitgebreider probleem van algemeen belang ter sprake wil brengen, kan een interpellatie houden. Interpellaties kunnen aanleiding geven tot het indienen van een motie van wantrouwen of een met redenen omklede motie waarover in de plenaire vergadering wordt gestemd. De Commissie Cultuur houdt zich ook bezig met het sociaal-cultureel volwassenenwerk. In andere delen van het Beleidsjaarboek gaan we nader in op deze werkzaamheden. Op 15 oktober 2010 organiseerde de Commissie Cultuur, op uitnodiging van de FOV, een werkbezoek aan Vormingplus Gent-Eeklo. Op de agenda stonden de voorstelling van de werksoorten binnen het sociaal-cultureel volwassenenwerk en de duiding bij een aantal beleidsontwikkelingen. Aangezien de beslissing van minister Schauvliege om vanaf 2011 de subsidies van de volkshogescholen fors te beperken net bekend was, ging een belangrijk deel van de (ook pers-)aandacht naar de besparingen (zie hoofdstuk 7 - het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk).

208 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


2. de Vlaamse Regering

2. DE VLAAMSE REGERING De Vlaamse Regering, geleid door de Vlaamse minister-president, voert de goedgekeurde ontwerpen en voorstellen van decreet, beleidsnota’s, beleidsbrieven, samenwerkingsakkoorden uit en bestuurt de Vlaamse Gemeenschap met behulp van haar ambtenaren. De regering heeft ongetwijfeld een grote macht, maar die wordt begrensd door de lijnen die het parlement uittekent en de geldmiddelen die het haar geeft. Iedere minister in de Vlaamse Regering heeft specifieke bevoegdheden. Vlaanderen werkt met “legislatuurparlementen”. Dat betekent dat het parlement niet ontbonden kan worden voordat de legislatuur van vijf jaar voorbij is: er kunnen dus geen vervroegde verkiezingen voor het Vlaams Parlement plaatsvinden. Als het vertrouwen in de regering wordt opgezegd, moet het Vlaams Parlement er onmiddellijk een andere regering voor in de plaats stellen. Dit gebeurt via een “constructieve motie van wantrouwen”. Na haar benoeming legt de nieuwe regering een verklaring over het regeerakkoord af in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement. Hierover houdt het parlement dan een debat en volgt er een stemming. Vervolgens legt de Vlaamse Regering jaarlijks de Septemberverklaring af in het Vlaams Parlement. Hierin behandelt ze de algemeen maatschappelijke situatie en de krachtlijnen van de begroting voor het volgende kalenderjaar. Het is traditie dat deze verklaring op de vierde maandag van september wordt afgelegd. Vlaams minister-president Kris Peeters besteedt op 29 september 2010 in de septemberverklaring onder meer aandacht aan het project Vlaanderen in Actie. Onder de noemer “meer doen met minder” kondigt hij noodzakelijke keuzes aan om de toekomst veilig te stellen. Ook de besprekingen van de staatshervorming krijgen uitgebreide aandacht. Tijdens het parlementair debat, dat hierop volgt, spitst een aantal interventies zich expliciet toe op de besparingen bij het sociaal-cultureel werk.

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 209


3. minister Schauvliege, haar kabinet en de sociaal-culturele sector

3. MINISTER SCHAUVLIEGE, HAAR KABINET EN DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR 1. De minister en haar kabinet In het parlementair jaar 2010-2011 is Joke Schauvliege (CD&V) minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur. Sam De Smedt is haar kabinetschef. In het kabinet werken een aantal medewerkers aan de sociaal-culturele materies. Gerda Van der Plas is de adjunct-kabinetschef Cultuur. Zij is ook verantwoordelijk voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Voor het cultuurparticipatiebeleid is Poli Roumeliotis in de periode 2010-2011 verantwoordelijk, terwijl Lien Verwaeren instaat voor het lokaal cultuurbeleid, de amateurkunsten en het circusbeleid. Begin 2011 stelt de minister ook Hugo De Greef aan. Hij krijgt de bijzondere opdracht om het internationaal cultuurbeleid vorm te geven.

2. Beleidsnota Cultuur Bij het begin van een nieuwe regeerperiode dienen de leden van de Vlaamse Regering hun beleidsnota’s in bij het Vlaams Parlement. Een beleidsnota is een document waarin een minister aangeeft hoe hij of zij voor zijn of haar bevoegdheden het regeerakkoord zal realiseren in de loop van de legislatuur. De beleidsnota’s geven dus de grote strategische keuzes en opties van het beleid voor de duur van de regeerperiode weer. Het indienen van beleidsnota’s is vastgelegd in het reglement van het Vlaams Parlement. De nota’s worden ingediend bij de voorzitter van het Vlaams Parlement. In de weken die volgen op de indiening worden ze besproken. Vervolgens formuleren de fracties in het parlement moties waarin ze inhoudelijke accenten leggen (een “met redenen omklede motie”) of waarin ze stellen geen vertrouwen (meer) te hebben in de regering ( een “motie van wantrouwen”). Op basis hiervan wordt uiteindelijk in de plenaire vergadering gedebatteerd. Over de moties wordt tenslotte gestemd. De beleidsnota 2009 - 2014 omvat ook keuzes en opties voor het beleid voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Cultuurminister Joke Schauvliege (CD&V) bouwde haar beleidsnota op rond zeven strategische doelstellingen: - duurzaam beleid voeren; - participatie en diversiteit als motoren voor vernieuwing verankeren; - e-cultuur en digitalisering bevorderen; - competentieverwerving en -waardering stimuleren; - aandacht voor cultuurmanagement en een culturele economie; - internationaal cultuurbeleid versterken; - eco-cultuur initiëren.

3. Beleidsbrieven Een beleidsbrief is een overzicht door elke Vlaamse minister van de manier waarop de begroting uitgevoerd wordt voor zijn of haar beleidsdomein(en) tijdens het lopende begrotingsjaar en van het beleid dat hij of zij tijdens het volgende begrotingsjaar wil voeren. Een beleidsbrief bevat ook een overzicht van de manier waarop de regering het regeerakkoord, de beleidsnota’s en de resoluties en moties van het parlement heeft uitgevoerd. Elke minister dient één of meer beleidsbrieven in, voor de domeinen waarvoor hij of zij bevoegd is. Beleidsbrieven worden samen met het ontwerp van decreet ‘houdende de algemene uitgavenbegroting’ ingediend. De beleidsbrieven worden besproken in de commissie die bevoegd is voor het domein van de beleidsbrief, samen met het gedeelte van het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting waarvoor diezelfde commissie bevoegd is.

210 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


3. minister Schauvliege, haar kabinet en de sociaal-culturele sector

Ook de minister van Cultuur schrijft dus jaarlijks een beleidsbrief, de zogenaamde ‘beleidsbrief Cultuur’. Deze beleidsbrief omvat ook de keuzes en opties voor het beleid voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk voor dat jaar. In haar beleidsbrief bouwt de minister voort op de strategische en operationele doelstellingen uit de Beleidsnota Cultuur 2009-2014. Bovendien geeft zij aandacht aan een aantal doorbraken van het Cultuurforum, dat in 2010 voor de eerste maal plaatsvond. Specifiek voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk wenst de minister in te zetten op “efficiëntiewinsten door vereenvoudigde procedures en een eenvormig registratiemodel”. Zij overweegt ook om de erkenning voor de bewegingen in te voeren. Verder lopen evaluatie en bijsturing als een rode draad doorheen de beleidsbrief, onder meer in het kader van het participatiedecreet, het decreet op het lokaal cultuurbeleid en het decreet voor de amateurkunsten. Opvallend is dat de beleidsbrief niet refereert aan de forse, bijkomende besparingen bij de volkshogescholen en de steunpunten. Ook tijdens het debat over de beleidsbrief in de Cultuurcommissie van het Vlaams Parlement, geven enkele parlementsleden aan dat de relatie tussen de intenties uit de beleidsbrief en de actuele budgettaire context zoek is.

4. Cultuurforum 2020 Op 7 juni 2010 kwam het eerste Cultuurforum van minister Joke Schauvliege samen. Uit deze bijeenkomst, en de voorbereidingen die eraan vooraf gingen, vloeiden enkele aanbevelingen (“doorbraken”) voor een toekomstgericht cultuurbeleid voort. In haar beleidsbrief 2010-2011 geeft de minister aan om van het Cultuurforum een jaarlijks evenement te maken. De tweede bijeenkomst vindt dan ook plaats op 30 mei 2011, in Genk. Jan Hoet krijgt tijdens dit Cultuurforum de prijs voor de Algemene Culturele Verdienste.

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 211


4. minister Schauvliege en haar administratie voor de sociaal-culturele sector

4. MINISTER SCHAUVLIEGE EN HAAR ADMINISTRATIE VOOR DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR Naast zijn of haar kabinet wordt een minister ook bijgestaan door de overheidsadministratie. In de periode 2010-2011 doen zich in de administratie, met name bij het team dat het sociaal-cultureel volwassenenwerk opvolgt, een aantal wijzigingen voor.

1. Het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media In het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media situeert zich het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Het Departement wordt geleid door Christine Claus. Daarnaast zijn er twee Intern Verzelfstandige Agentschappen (IVA’s) zonder rechtspersoonlijkheid: Kunsten en Erfgoed, met als administrateur-generaal Jos Van Rillaer, en Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen, met als administrateurgeneraal An Vrancken. Daarnaast vormt ook het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) een aparte IVA zonder rechtspersoonlijkheid, onder leiding van Paul Huvenne. Het Departement en deze drie IVA’s vormen samen het Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media. De managers of topambtenaren van het Departement en de agentschappen (ook Bloso en de Regulator voor de Media) vormen samen de beleidsraad van de administratie Cultuur, Jeugd, Sport en Media. De beleidsraad is het forum waar het politieke en administratieve domein elkaar ontmoeten en overleggen om de politieke beleidsvoering door de regering te ondersteunen. Dit overleg wordt mee geïnspireerd door de beleidsadviezen over strategische beleidsaangelegenheden door de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC). De samenstelling van de Vlaamse Regering weerspiegelt niet hetzelfde homogene beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Vier verschillende ministers hebben hier een bevoegdheid: Joke Schauvliege (Cultuur), Pascal Smet (Jeugd), Philippe Muyters (Sport) en Ingrid Lieten (Media).

2. Het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen Het Intern Verzelfstandigd Agentschap (IVA) Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen telt 120 personeelsleden (98 voltijdse equivalenten). Het agentschap heeft als missie het stimuleren van een rijk en gedifferentieerd aanbod aan sociaal-culturele activiteiten die op niet-commerciële basis worden georganiseerd, ter bevordering van de algemene ontwikkeling van alle burgers - kinderen, jongeren en volwassenen - en ter verhoging van de maatschappelijke en culturele participatie. An Vrancken is de leidend ambtenaar van het agentschap. Zij wordt hierin bijgestaan door twee afdelingshoofden: Johan Van Gaens, Afdelingshoofd Jeugd en Geert Roelandts, Afdelingshoofd Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid (VOLC). Omdat Jeugd de bevoegdheid is van minister Pascal Smet en Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid deze van minister Joke Schauvliege, betekent dit dat de twee ministers één IVA aansturen.

3. Drie teams Binnen de afdeling VOLC, staat het team Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk onder leiding van Luc Goossens. Het team Lokaal Cultuurbeleid staat onder leiding van Mia De Smedt en Marie-Anne Van Hijfte leidt het team Participatie. Luc Goossens volgt ook de interprofessionele akkoorden op. Bart Van Put en Arent Maes volgen de sociaal-culturele verenigingen en de migrantenverenigingen op. Sarah Beernaert is verantwoordelijk voor de sociaal-culturele bewegingen en Barbara Beausaert voor de volkshogescholen, vormingsinstellingen voor bijzondere doelgroepen, syndicale vormingsinstellingen, de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap en de gespecialiseerde vormingsinstellingen. Jelle Van Opstal staat voor deze laatste groep mee in voor de subsidieverstrekking en -administratie, net zoals voor de bewegingen. Johan Huts doet dit voor de verenigingen. Binnen het team Participatie, onder leiding van Marie-Anne Van Hijfte, staat Peter Heyns in voor de cultuurparticipatieprojecten. 212 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


5. sector: organisaties komen en gaan

5. SECTOR: ORGANISATIES KOMEN EN GAAN De sector werkt met zogenaamde beleidsperiodes. Dat zijn vijfjarige cycli waarin de organisaties hun beleid uitstippelen, subsidies toegekend krijgen en op het einde geëvalueerd worden. Op 1 januari 2011 gaat een nieuwe beleidsperiode van start. De start gaat gepaard met een evaluatie door de overheid, gevolgd door in- en uitstroom van organisaties, herschikkingen van statuten en subsidies.

Vijf bewegingen verdwijnen uit de sector Bewegingen genieten (nog) geen erkenning van de overheid. De gevolgen van een negatieve evaluatie zijn dan ook ingrijpend: ze worden uitgesloten van verder subsidiëring in de volgende beleidsperiode. Vijf bewegingen verdwijnen na een negatieve eindevaluatie uit de sector: - Bedevaart naar de Graven van de IJzer; - IMAVO; - Integraal; - Sociumi; - Verbruikersateljee.

Vijf nieuwe bewegingen komen erbij Bewegingen die in aanmerking willen komen voor subsidiëring, kunnen hiertoe een aanvraag indienen bij de overheid. Een adviescommissie brengt een advies uit, de minister beslist. Met deze procedure vonden vijf ‘nieuwe’ bewegingen een plekje in de sector: - Climaxi; - Merhaba; - Samenhuizen; - Waerbeke; - Onafhankelijk Leven.

Drie nieuwe verenigingen De start van de beleidsperiode geeft ook aan nieuwe verenigingen de kans om onderdak te vinden in het erkende en gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk. In mei 2010 maakt minister Schauvliege de nieuwe erkenningen bij de verenigingen bekend: - Oxfam Wereldwinkels; - Actiedorpen Roemenië Vlaanderen; - de Vlaamse Volkstuin.

Veranderingen van statuut Enkele reeds erkende of gesubsidieerde organisaties veranderen van statuut: - VOSOG Scouting voor volwassenen krijgt een erkenning als vereniging. Voorheen ontving de vereniging een startsubsidie. - Het Vlaamse Kruis vraagt en krijgt een erkenning als gespecialiseerde vormingsinstelling. De organisatie maakt daarmee de overstap van de werksoort verenigingen naar de werksoort instellingen. - De migrantenverenigingen ACLI-Vlaanderen en Federatie Wereldvrouwen stichten een samenwerkingsverband Feniks. - Negen migrantenverenigingen worden erkend als vereniging: - AIF, Multiculturele Federatie van Zelforganisaties; - Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV); - FMDO;

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 213


5. sector: organisaties komen en gaan

- Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF); - Internationaal Comité (IC); - Platform van Afrikaanse gemeenschappen; - Turkse Unie van België; - Unie van Turkse Verenigingen (UTV); - Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM). - Vier andere migrantenverenigingen hebben het statuut van ‘vereniging van migranten’. Zij komen ten vroegste in 2013 in aanmerking voor een erkenning als vereniging: - Federation of Anglophone Africans in Belgium (FAAB); - Feniks; - Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL); - Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF).

214 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


6. het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

6. HET DECREET VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK Eind 2010 keurde het Vlaams Parlement twee wijzigingen aan het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk goed. Eén wijziging perkt de opdrachten van de Vormingplus-centra in. De andere wijziging geeft migrantenverenigingen die nog niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoen extra tijd.

1. Inperking opdrachten Vormingplus Minister Schauvliege wil de besparingen bij de Vormingplus-centra compenseren door hun opdrachten in het decreet in te perken. Deze maatregel komt er zonder overleg met de sector of een grondige evaluatie en wordt door de FOV fel bestreden. Op 29 oktober keurt de Vlaamse Regering de begroting en het bijhorende programmadecreet - met de voorgestelde inperking van de opdrachten van Vormingplus - goed, waarna de debatten in de Commissie Cultuur starten. Op 10, 18 en 25 november bespreken de commissieleden de teksten. Alle fracties mengen zich in het debat en laten zich kritisch uit over de maatregel of de wijze waarop zij genomen is. Uiteindelijk stemt het Parlement via een amendement in met een tussenoplossing: de coördinatie- en de bekendmakingsopdracht worden geschrapt, maar ze worden vervangen door één opdracht van bekendmaking en samenwerking. De decretale opdrachten van de Vormingplus-centra zijn vanaf 1 januari 2011 deze: - in de regio een eigen aanbod hebben inzake niet-formele educatie; - het programma-aanbod spreiden over de regio; - het eigen aanbod bekend maken bij het brede publiek en samenwerkingen opzetten met het oog op het versterken van het nietformele educatieve aanbod in de regio. De Memorie van Toelichting geeft extra informatie over de derde, nieuwe opdracht. De formulering “samenwerking opzetten met het oog op het versterken van het niet-formele educatieve aanbod in de regio” maakt duidelijk dat dit om een eerstelijnsopdracht gaat, die tot concrete resultaten op het terrein leidt. Hiermee bevestigt het parlement vele bestaande praktijken.

2. Overgangsregeling migrantenverenigingen De migrantenverenigingen kenden een andere subsidieregeling dan de andere verenigingen. Vanaf de start van de nieuwe beleidsperiode in 2011 valt dit onderscheid in de regelgeving weg. De migrantenfederaties dienen allen een erkenningsdossier als vereniging in. Negen van de 13 migrantenfederaties worden erkend als vereniging. Vier andere migrantenverenigingen vallen tussen wal en schip: de tijdelijke bijzondere regeling is afgelopen, maar ze hebben geen erkenning op zak. Na overleg verklaart Cultuurminister Schauvliege zich bereid een alternatief te zoeken voor de vier niet-erkende organisaties. Dit resulteert in een decreetwijziging, die op 25 november 2010 wordt goedgekeurd. Omwille van het volume en de maatschappelijke betekenis van hun werking, wordt een bijkomende beleidsperiode voorzien, zodat de vier migrantenverenigingen alsnog kunnen voldoen aan de decreetvoorwaarden. De vier organisaties krijgen dus een verlenging van de overgangsmaatregel, maar niet zonder sancties. Enerzijds is er een financiële sanctie van 20% op hun subsidie (tot het jaar waarin zij een erkenning behalen). Anderzijds kunnen zij ten vroegste vanaf 2013 erkend worden.

3. Binnen de perken van de kredieten Ook in 2010 en 2011 blijft de uitvoering van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk omwille van besparingen voorwaardelijk. In het ontwerp van programmadecreet dat de aangepaste begroting 2009 begeleidde, nam de regering immers een artikel

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 215


6. het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

op, dat bepaalt dat de uitvoering van een aantal decreten vanaf het werkjaar 2009 afhankelijk wordt gemaakt van de beschikbare kredieten. Het betekent dat het parlement de regering machtigt om de budgettaire engagementen die in het decreet zijn ingeschreven, maar uit te voeren in de mate waarin in de begroting voldoende middelen zijn opgenomen. Dit gold en geldt ook voor het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk: de beperking op de uitvoering blijft van kracht.

216 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

7. HET GELD VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK 1. De begrotingsposten samenge(s)teld Situering van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in de begroting De begroting van de Vlaamse Gemeenschap is opgesplitst per beleidsdomein. De begroting van het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media (CJSM) is op haar beurt onderverdeeld in acht delen. Elk onderdeel van de cultuursector heeft een eigen begrotingsprogramma. Uit de cijfers blijkt dat het hele cultuurdomein goed is voor 983,55 miljoen euro (niet-gesplitste en gesplitste vastleggingskredieten, gegevens begrotingscontrole 2011). Het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen beheert twee programma’s voor haar werking: programma G voor Jeugd en programma D voor Sociaal-cultureel werk voor volwassenen. Hierin vinden we dus de begrotingsposten voor de subsidiÍring van onder meer het sociaal-cultureel volwassenenwerk, de amateurkunsten en de uitvoering van het decreet lokaal cultuurbeleid, het participatie- en circusdecreet. Bij de begrotingsopmaak van 2010 worden enkele technische aanpassingen in de titulatuur en codering van de begrotingsposten doorgevoerd. Voor het beleidsdomein van het sociaal-cultureel werk voor volwassenen wordt in 2010 een bedrag van 183,4 miljoen (nietgesplitste en gesplitste vastleggingskredieten, gegevens begrotingscontrole 2011) uitgetrokken. Dit is iets minder dan de 183,5 miljoen euro die in de begroting 2010 beschikbaar was.

Een begrotingspost per werksoort, de FOV en SoCiuS Vijf begrotingsposten ondersteunen de uitvoering van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Elke werksoort heeft zijn eigen allocatie en daarnaast wordt de subsidie aan het steunpunt SoCiuS en aan de FOV afzonderlijk vermeld. Het vergelijken van de cijfers in onderstaande tabel wordt extra bemoeilijkt door een technische operatie. Minister Schauvliege beslist in het najaar van 2009 immers om in twee bewegingen (zowel bij de derde budgetcontrole 2009 als bij de begrotingsopmaak 2010) de zogenaamde DAC-middelen weg te halen uit de begrotingsallocaties die bestemd zijn voor het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze DAC-middelen worden - net zoals dit van toepassing was tot 2008 - opnieuw ondergebracht in een afzonderlijke begrotingspost. De minister wenst hierdoor de transparantie te vergroten over welke middelen expliciet voorzien zijn voor de uitvoering van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk en welke middelen voor het decreet op de aanvullende tewerkstelling (het zogenaamde DAC-decreet). De middelen op de begrotingsposten voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk bestaan uit de middelen voor de toekenning van de basisenveloppe van de organisaties, voor de toepassing van de index en voor de uitbetaling van een deel van de VIA-middelen. De begrotingscijfers 2010 - 2011 laten zich als volgt in een tabel samenvatten: allocatie

2010

2010 BC11

2011

2011 BC11

Verenigingen

24.527

24.241

24.282

24.186

Vormingsinstellingen

21.142

20.870

18.468

19.280

Bewegingen

3.819

3.777

3.742

3.802

SoCiuS

1.554

1.554

1.371

1.395

293

293

287

287

FOV

1 BC1: eerste begrotingscontrole.

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 217


7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Sociaal-cultureel volwassenenwerk: 0,19 procent van de Vlaamse begroting De 48,95 miljoen euro die in 2011 naar het sociaal-cultureel volwassenenwerk gaat, bedraagt 26,4 percent van de middelen die naar het globale programma Sociaal-Cultureel Werk gaan. De 183,4 miljoen euro voor de totaliteit van het Sociaal-Cultureel Werk voor volwassenen (waaronder lokaal cultuurbeleid, amateurkunsten, participatiedecreet en sociaal-cultureel volwassenenwerk) staat voor 0,72 percent van de hele uitgavenbegroting (beleidskredieten begrotingscontrole 2011) van de Vlaamse Gemeenschap (25,89 miljard euro). Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is dus goed voor 0,19 percent van de totaliteit van de Vlaamse uitgavenbegroting. Daarmee daalt het aandeel dat zowel het beleidsdomein Sociaal-Cultureel Werk voor volwassenen als de sector sociaal-cultureel volwassenenwerk in de Vlaamse begroting innemen.

VIA: extra middelen voor betere arbeidsvoorwaarden De Vlaamse Intersectorale Akkoorden (VIA) zorgen voor nogal wat bijkomende middelen. De algemene doelstelling van de VIA-bepalingen bestaat er immers in het statuut van de werknemers die actief zijn in de social-profitsector, inzonderheid de werknemers uit de sociaalculturele sector, te verbeteren. De Vlaamse Regering en de sociale partners verbonden er zich toe om in een gezamenlijk overleg een aantal maatregelen uit te werken en uit te voeren. Tijdens de uitvoeringsperiode van het VIA 2 (29 maart 2000) sloten de partners op deze manier collectieve arbeidsovereenkomsten binnen het Paritair Comité 329 voor de sociaal-culturele sector. Er werden middelen vrijgemaakt om de invoering van deze overeenkomsten te ondersteunen. Zo kenden we nieuwe regelingen op het vlak van de loonharmonisatie (loonvoorwaarden, eindejaarstoelage), extra-verlof voor oudere werknemers, tussenkomsten voor vorming en managementondersteuning. Op 8 mei 2005 sloten de regering en sociale partners een nieuw akkoord af. Dit VIA 3 loopt vanaf 2006 tot 2010/2011 en heeft drie luiken: uitbreidingsbeleid (bijkomende tewerkstelling), koopkrachtverhoging (met uitbouw van een tweede pensioenpijler en een eindejaarspremie) en kwaliteitsverbetering (managementondersteuning en werkdrukvermindering). In de maanden en jaren nadien sloten de partners ook voor de uitvoering van het nieuwe akkoord CAO’s af. Voor de uitvoering van het hele VIA 3 - akkoord heeft de Vlaamse Regering een bedrag van ongeveer 190 miljoen euro voorzien. Bij de verenigingen zitten in het globale begrotingsbedrag voor 2011 633.848 euro aan VIA-middelen, bij de bewegingen 107.648 euro en bij de instellingen (inclusief de volkshogescholen) 578.092 euro. Bij de FOV zitten 3.594 euro VIA-middelen in de enveloppe, bij SociuS 42.405 euro.

2. Besparingen Geen ontkomen aan Op 28 september, aan de vooravond van de bekendmaking van de begroting voor 2011, kaart ‘de Verenigde Verenigingen’ de besparingen aan bij de top van de Vlaamse regering: minister-president Kris Peeters (CD&V) en de twee viceminister-presidenten Ingrid Lieten (sp.a) en Geert Bourgeois (N-VA). De lineaire besparingen van 2009 en 2010 hebben, aldus dit samenwerkingsverband van het middenveld, al een belangrijke negatieve invloed op de concrete werking. Bovendien biedt de regering geen perspectief. Volgens de Vlaamse regering is er echter geen ontkomen aan: ook de organisaties uit het middenveld zullen in 2011 mee de lasten van de besparingen moeten blijven dragen. De minister-president kondigt een besparing op de structurele middelen aan van 2 procent...

Ingreep volkshogescholen Begin oktober informeert het kabinet de FOV dat vanaf 2011 de subsidie aan de volkshogescholen 1,2 euro per inwoner zal bedragen, in plaats van 1,5 euro per inwoner. Vanuit macro-perspectief betekent dit een bijkomende besparing van 20 % (na indexering 25 %), bovenop de lineaire besparingen. Bovendien wordt de ondergrens van 500.000 euro geschrapt. Op 13 oktober kaarten zowat alle fracties dit aan in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement. Even later blijkt nog dat ook aan één van de basisopdrachten zou worden geraakt: de coördinerende functie zou worden geschrapt.

218 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Op 15 oktober zijn leden van de Commissie Cultuur van het Vlaams Parlement, en hun medewerkers, te gast bij Vormingplus Gent-Eeklo. De FOV overloopt met hen het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk en de actuele dossiers waarmee de diverse werksoorten worden geconfronteerd. Uiteraard staat de ingreep op de subsidies voor de volkshogescholen hoog op de agenda. Met een prikactie laten de medewerkers van de Vormingplus-centra hun ongenoegen blijken. Deze actie kan op een ruime mediabelangstelling rekenen.

Open brief In dezelfde maand legt de Vlaamse regering het voorontwerp van programmadecreet voor, met hierin een bepaling die de gelegenheid geeft om de subsidiĂŤring van geregulariseerde DAC-projecten binnen het sociaal-cultureel volwassenenwerk vanaf 1 januari 2011 af te bouwen. Intussen wordt ook duidelijk dat de ontwerpbegroting voor het geheel van de sector te weinig middelen voorziet om de subsidies - zelfs de besparingssubsidies - te kunnen uitbetalen. De Algemene Vergadering van de FOV beslist op 27 oktober om een forse open brief te sturen aan de Vlaamse regering. Kort na deze open brief beslist de Vlaamse regering om de afbouw van de ex-DAC-werknemers niet door te zetten. Het programmadecreetsartikel bereikt op de valreep het parlement niet.

Sociaal-culturele bewegingen Begin november beslist Cultuurminister Joke Schauvliege over de subsidies voor de sociaal-culturele bewegingen, voor de volgende beleidsperiode. Ze beslist het advies van de adviescommissie te volgen, maar stelt tegelijk vast dat er hiervoor een tekort van 854.354 euro is. En dus kent zij aan elke organisatie tussen de 11.000 en 43.000 euro minder toe dan het geadviseerde bedrag. 13 van de 30 bewegingen zakken hierdoor onder de decretaal voorziene subsidiegrens. Van de 25 bewegingen die voordien al werden gesubsidieerd, krijgen er 11 minder subsidie dan in 2010.

Manifestatie in Brussel Op vrijdag 19 november betogen 650 mensen uit onze sector. Ook sympathisanten uit andere sectoren (cultuurcentra, de opleidingswereld, de milieubeweging, het jeugdwerk...) stappen mee. De manifestatie van het sociaal-cultureel volwassenenwerk schuift - onder de slogan ‘Warme samenleving? Koude leugen!’ - mee in bij de Witte Woede-betoging van de vakorganisaties. Er volgt behoorlijk wat media-aandacht, zowel van de geschreven pers als van radio en tv. In november vinden de besprekingen van de begroting en de beleidsbrief plaats in het Vlaams Parlement. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk komt veelvuldig aan bod tijdens de besprekingen. Via een amendement worden de basisopdrachten van de volkshogescholen zo goed mogelijk hersteld. Maar van de budgettaire ingrepen, ook op de bewegingen, wordt niet afgeweken. Toch drukken alle fracties in mindere of meerdere mate hun ongenoegen uit over de aanpak van minister Schauvliege.

Petitieactie Ook in november start de FOV in samenwerking met DeWereldMorgen een petitieactie tegen de forse ingrepen in het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De ondertekenaars kunnen via deze actie een rechtstreekse boodschap sturen aan de bevoegde Cultuurminister, Joke Schauvliege, en aan de minister-president, Kris Peeters. Beide minister beantwoorden de vele boodschappen met een mail waarin ze de besparingen motiveren als noodzakelijk om ook in de toekomst een warme samenleving te kunnen garanderen.

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 219


7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

In de laatste week voor de kerstvakantie stemt het Vlaams Parlement over de begroting. Drie dagen lang vat de sector post op de stoep van de partijbureaus van de Vlaamse meerderheidspartijen. Gewapend met een megafoon lezen ze voor uit de 2.400 persoonlijke berichten die op enkele weken tijd al naar de regering werden gestuurd. Ook deze actie resulteert in heel wat parlementaire belangstelling tijdens de besprekingen in de plenaire vergadering.

Begrotingscontrole Bij de begrotingscontrole van 2011 wordt een eenmalig overbruggingskrediet van 500.000 euro ingeschreven voor de volkshogescholen. Ook wordt 485.000 euro overgeheveld van de werksoort verenigingen naar de werksoort vormingsinstellingen. Op die manier krijgen beide werksoorten hun subsidies met eenzelfde uitvoeringscoëfficiënt uitbetaald. Op 1 april 2011 lanceert de FOV de campagne “Volle kracht vooruit”. Hiermee blijft de federatie de besparingen en de noodzakelijke ondersteuning van het sociaal-cultureel werk in beeld brengen.

Besparingen in Brussel In de Vlaamse Gemeenschapscommissie (Brussel) is er vanaf begin 2010 heel wat ophef rond de begroting. In de zomer van 2010 ontvangen de verenigingen een brief van de overheid: er is niet voldoende geld om het saldo uit te betalen. In de brief worden de organisaties voor een overleg op 14 september 2010 uitgenodigd. Dit overleg is een voorbereiding op een bijsturing van de verordening. De Brusselse verenigingen vrezen een volgende besparingsronde... Ze voeren in het najaar van 2010 (opnieuw) actie. Daarnaast wordt ook een (vrij intensief) overleg over de bijsturing van de verordening opgestart. In juni 2011 staat nog een overleg met de overheid gepland. De teksten krijgen stilaan hun definitieve vorm.

220 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


8. interne staatshervorming en planlastdecreet

8. INTERNE STAATSHERVORMING EN PLANLASTDECREET 1. De Interne Staatshervorming 2010 is het jaar waarin de Vlaamse regering, op initiatief van minister Geert Bourgeois, uitpakt met de Interne Staatshervorming. Een groenboek met een onduidelijk luik “doorbraken” zet de FOV aan tot het schrijven van een standpunt. De ongerustheid blijft echter niet beperkt tot de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Het middenveld trekt aan de alarmbel. Als gevolg van het protest wordt het eerder vooropgestelde tijdschema verlaten. Het groenboek zal pas tegen Pasen 2011 een witboek worden.

Het groenboek De Vlaamse overheid, de gemeenten en de provincies vormen samen de ruggengraat van Vlaanderen. Hun onderlinge taken en bevoegdheden zijn echter onvoldoende homogeen en herkenbaar afgebakend, aldus de Vlaamse regering. Minister Bourgeois wil op het einde van de regeerperiode komen tot een vereenvoudigd Vlaams bestuurlijk landschap. De krijtlijnen voor deze hervorming werden reeds uitgezet in het Regeerakkoord en het groenboek Interne Staatshervorming. Een formulering van de uitgangspunten volgde in de beleidsnota Binnenlands Bestuur van minister Bourgeois. De hervorming van het bestuurlijke landschap zal ook gevolgen hebben voor de sociaal-culturele sector. Het sociaal-culturele werkveld is immers op de verschillende bevoegdheidsniveaus betrokken partij. Het verenigingsleven en de volkshogescholen kennen bijvoorbeeld een stevige lokale en provinciale verankering. Daarom maakt de FOV een standpuntnota, die ruim wordt verspreid. Het standpunt van de FOV is een snelle reactie op het groenboek, maar zeker niet de enige. Het regent in 2010 vanuit diverse organisaties - en vanuit de provincies - standpunten, opmerkingen en zelfs acties tegen de interne staatshervorming. Het Vlaams Parlement wil de stemmen van de verschillende stakeholders horen en organiseert daarom een hele reeks hoorzittingen. De FOV komt twee keer aan het woord. Een eerste keer voor de Commissie Bestuurszaken als lid van de Verenigde Verenigingen en een tweede keer voor dezelfde commissie, aangevuld met leden van de Commissie Cultuur, als de FOV in combinatie met het Forum voor Amateurkunsten. De standpunten missen hun effect niet. Omwille van de vele reacties en het korte tijdspad, dienen de commissieleden een resolutie over het groenboek Interne Staatshervorming in. Minister Bourgeois wil zich houden aan de resolutie en zal eerst alle elementen op een rijtje zetten. Concreet betekent dit: - de adviezen en standpunten van de diverse organisaties zullen thematisch gebundeld en beantwoord worden. Deze antwoorden zullen ook bezorgd worden aan de Commissie Binnenlands Bestuur; - op basis daarvan zal de minister een stappenplan uitwerken voor de verdere aanpak; - het tijdspad wordt bijgevolg verlengd, maar de afspraak met de Vlaamse regering is om knopen door te hakken omtrent de visie op de interne staatshervorming (deel 1 en deel 2 van het groenboek) tegen de paasvakantie 2011 (april); - pas na dit akkoord over de visie, wordt verder gepraat over de “doorbraken” en de gevolgen per beleidsdomein en voor de betrokken sectoren. De minister benadrukt dat het in geen geval de bedoeling is om middelen te schrappen, enkel om te verschuiven tussen de bestuursniveaus. Op 8 april 2011 wordt het witboek interne staatshervorming goedgekeurd. Het afgesproken participatieparcours wordt echter sterk met de voeten getreden en ‘de Verenigde Verenigingen’ schrijft een brief. De scherpte van de reactie van ‘de Verenigde Verenigingen’ is zelden gezien: “De plotse goedkeuring van het Witboek is een aanfluiting van een formele afspraak. De gevoerde aanpak holt de begrippen ‘Groenboek’ en ‘Witboek’ helemaal uit en ondermijnt de geloofwaardigheid van de participatieve aanpak die de Vlaamse Regering hanteert”.

Het witboek Het witboek bevat de krijtlijnen voor een grote bestuurlijke hervorming die de bevoegdheden van de lokale besturen sterk uitbreidt. BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 221


8. interne staatshervorming en planlastdecreet

In het groenboek werd nog een strakke aflijning beoogd tussen ‘grondgebonden’ en ‘persoonsgebonden’ materies. De persoonsgebonden materies, waaronder cultuur, zouden in principe niet meer door de provincies kunnen worden opgenomen. Dit uitgangspunt is in het witboek grotendeels verlaten. De Vlaamse overheid stuurt de lokale besturen aan door middel van beleidsprioriteiten. Op sommige van deze prioriteiten zullen gemeenten verplicht inzetten. Bij andere prioriteiten kiest het lokale bestuur zelf om er al dan niet aan mee te werken.

Gevolgen voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk “De subsidiëring van landelijke organisaties sociaal-cultureel volwassenenwerk gebeurt op één niveau (Vlaamse overheid) in plaats van op twee niveaus (Vlaamse overheid en provincies)” zo staat te lezen in het witboek van de Vlaamse regering. Dit betekent dat de provincies zich terugtrekken uit de structurele ondersteuning van landelijke organisaties voor sociaal-cultureel volwassenenwerk. Volgens het witboek zal dit een aanzienlijke planlastvermindering opleveren voor de betrokken organisaties. Zij zullen maar één dossier moeten doorsturen naar één overheid. Omdat op Vlaams niveau net een nieuwe beleidsperiode is gestart, voorziet het witboek in overgangsperiodes. Provincies zullen wél nog projectmatig kunnen ondersteunen wanneer organisaties bijvoorbeeld een gebiedsgericht project of een project naar een bijzondere doelgroep opzetten.

En de verdeling van de middelen? Het witboek stelt dat een verschuiving van de taken ook gepaard moet gaan met een verschuiving van de middelen. “Dit is essentieel om te vermijden dat bepaalde sectoren of organisaties omwille van een bestuurlijke wijziging minder middelen zouden ontvangen. De interne staatshervorming is immers geen besparingsoperatie.” De overheid wil deze operatie in eerste instantie financieren met middelen uit het provinciefonds. Indien dit niet volstaat, zullen de provinciale opcentiemen op de onroerende voorheffing naar verhouding worden afgetopt.

Participatie Het witboek dringt erop aan dat lokale besturen aandacht schenken aan participatie. Concrete richtlijnen geeft het witboek echter niet. “Deze participatie moet ook niet enkel sectoraal worden opgevat, maar kan generiek (in functie van het strategisch meerjarenplan) of op projectmatige basis (bijvoorbeeld heraanleg van het openbaar domein)”.

2. Planlastvermindering Aan het verhaal over het groenboek en het witboek is ook een luik planlastvermindering gekoppeld. De FOV heeft heel wat bemerkingen op het ontwerpdecreet planlastvermindering voor lokale besturen. We vatten ze samen in een standpunttekst:

Het FOV-Standpunt De sector van het sociaal-cultureel volwassenwerk kant zich geenszins tegen een planlastvermindering voor de lokale besturen. Waar administratieve overlast en betutteling een feit zijn, moeten deze kunnen worden verminderd. Wel stellen we ons vragen bij de juiste praktische invulling van dit ontwerpdecreet. Het ontwerpdecreet planlastvermindering roept vragen op omdat het wellicht kansen schept, maar ook weinig kapstokken biedt om de lokale participatie te verzekeren, de lokale aandacht voor het sociaal-culturele volwassenenwerk te behouden, en de financiële situatie van het sociaal-cultureel volwassenenwerk te garanderen. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk wordt reeds jaar en dag geroemd voor zijn belangrijke rol in de sociale cohesie, voor het aanzetten tot burgerschap, de ontplooiing van individuen en het tegengaan van de verzuring in de maatschappij. De basis van veel van deze successen bevindt

222 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


8. interne staatshervorming en planlastdecreet

zich op het lokale niveau. De FOV vindt het dan ook noodzakelijk om optimaal betrokken te worden bij verdere besprekingen van beleidsprioriteiten, impulssubsidies en een herwerking van het decreet lokaal cultuurbeleid. Het planlastdecreet wordt goedgekeurd door het Vlaams Parlement op 8 april 2011. Bedoeling is dat de nieuwe gemeentebesturen na de lokale verkiezingen van 12 oktober 2012 met minder Vlaamse planlast kunnen starten. Op 9 juni 2011 beantwoordt Cultuurminister Schauvliege enkele vragen van Bart Caron (Groen!), Paul Delva (CD&V) en Lieven de Handschutter (N-VA). De antwoorden van de minister geven alvast een vrij geruststellend beeld op de aanpassing van het decreet lokaal cultuurbeleid. Het decreet lokaal cultuurbeleid moet immers ten gevolge van de invoering van het planlastdecreet aangepast worden. De antwoorden van de minister lichten een tip van de sluier over haar ambities met het decreet lokaal cultuurbeleid. Deze ambities worden verder bevestigd op 17 juni tijden de junitoer van Locus: Lien Verwaeren (adviseur van minister Schauvliege) presenteert de eerste voorstellen van beleidsprioriteiten voor het lokaal cultuurbeleid. De prioriteiten zijn, zoals ze nu voorliggen, een goede mix tussen continuĂŻteit enerzijds en vernieuwende samenwerkingen tussen gemeenten en het vrij initiatief anderzijds.

Belangrijke insteken voor onze sector De voorgestelde wijziging van het decreet lokaal cultuurbeleid voorziet in een aantal instapvoorwaarden voor gemeenten die zich in het decreet willen inpassen. Zo is er bijvoorbeeld de vereiste voor een gemeente om te beschikken over een bibliotheek en een cultuurcentrum. Er zijn ook voorwaarden rond coĂśrdinatie, een minimale investering in verenigingen en instellingen en participatie bij het strategisch meerjarenplan. Daarnaast formuleert het kabinet-Schauvliege vier algemene beleidsprioriteiten: - inzetten op gemeenschapsvorming; - inzetten op participatie aan kansengroepen; - inzetten op de ondersteuning van verenigingsleven en vrijwilligerswerk; - inzetten op een ruim en divers cultureel landschap, dus ook aandacht voor nieuwe verenigingsvormen, individuele kunstenaars, erfgoed en kunsten.

Prioriteiten voor het cultuurcentrum Ook bij de prioriteiten voor cultuurcentra zien we raakvlakken met het sociaal-cultureel werk: - inzetten op een ruim en divers aanbod; - inzetten op cultuurparticipatie met het oog op publieksverbreding en publieksverdieping; - actieve ondersteuning van/samenwerking met de amateurkunsten en socioculturele verenigingen; - cultuureducatie.

Participatie Het decreet lokaal cultuurbeleid zal ook een hoofdstuk bevatten rond participatie en adviesverlening. Er blijft een verplichting om een adviesorgaan op te richten waarin zowel alle verenigingen en organisaties met vrijwilligers, alle organisaties en instellingen met professionelen, als deskundigen uit de gemeenten vertegenwoordigd moeten zijn.

Nog niet definitief De voorgestelde beleidsprioriteiten zijn nog niet definitief. Er zal - in samenspraak met de verschillende sectoren - verder aan gewerkt worden door het kabinet.

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 223


9. de verenigingen

9. DE VERENIGINGEN Sociaal-culturele verenigingen zijn netwerken van lokale of categoriale afdelingen en groepen. Een afdeling of groep is een duurzame en zelforganiserende verzameling van vrijwilligers die verantwoordelijkheid opnemen voor de bestuurlijke en inhoudelijke werking van (een afdeling van) een vereniging. De vrijwilligers worden vanuit een landelijk en eventueel een regionaal secretariaat ondersteund door een of meerdere professionele medewerkers. In 2010 zijn 55 organisaties door de minister van Cultuur erkend en gesubsidieerd als sociaal-culturele vereniging. Samen groeperen ze ongeveer 14.000 lokale afdelingen of kernen, een gemiddelde van ongeveer 43 afdelingen per gemeente.

Start nieuwe beleidsperiode: evaluatie erkende verenigingen en dossiers kandidaat-verenigingen In 2011 begint een nieuwe beleidsperiode voor organisaties uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk. In 2010 wordt de evaluatieprocedure van de beleidsperiode 2006-2010 afgerond. Drie verenigingen (Het Vlaamse Kruis, Verbond VOS-Vlaamse Vredesvereniging en LVZ-Vormingsdienst) ontvangen bij afronding van deze evaluatie een negatief eindverslag van de administratie. Zij gaan de volgende beleidsperiode in met een vermindering van 10 % op de subsidie-enveloppe. De start van de beleidsperiode geeft ook aan nieuwe organisaties de kans om onderdak te vinden in het erkende en gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk. De sector mag vier nieuwe verenigingen verwelkomen: Oxfam Wereldwinkels, Actiedorpen Roemenië Vlaanderen, de Vlaamse Volkstuin en VOSOG Scouting voor volwassenen2. In mei 2010 maakt minister Schauvliege deze nieuwe erkenningen bekend. De vier verenigingen staan vanaf dan meteen voor een volgende opdracht: tegen 1 oktober van hetzelfde jaar dienen zij een subsidiedossier in. De opmaak van een beleidsplan neemt hierin een centrale plaats. Opmerkelijk is dat één van de drie negatief beoordeelde verenigingen, Het Vlaamse Kruis, een aanvraag voor een erkenning als gespecialiseerde vormingsinstelling indient. Zij is meteen de enige ‘nieuwe’ vormingsinstelling die een erkenning krijgt (zie ook hoofdstuk 12 - de landelijke vormingsinstellingen). 1 april 2010 is dan weer een belangrijke datum voor verenigingen die kandidaat zijn om het speciale statuut van ‘starter’ te krijgen. Want in het eerste en het derde jaar van de beleidsperiode geeft het decreet de kans om twee (beperkte) startsubsidies van 50.000 euro (+index) toe te kennen. Organisaties die de startsubsidie ontvangen, hebben tijd tot de volgende beleidsperiode om zich te ontwikkelen tot een volwaardige vereniging. Vijf organisaties dienen een aanvraag in voor het statuut van starter. De minister beslist in het najaar van 2010 om geen enkele organisatie een startsubsidie toe te kennen. Alle andere organisaties (op enkele migrantenfederaties na, zie onder) dienen eveneens een subsidiedossier in tegen 1 oktober. Deze beleidsplannen moeten voldoen aan de vernieuwde voorwaarden zoals ze gelden sinds de decreetwijziging uit 2008 (afgeslankt beleidsplan, nieuwe beoordelingselementen).

Verenigingen voor migranten De migrantenverenigingen kenden een aparte regeling, maar vanaf de start van de nieuwe beleidsperiode in 2011 valt dit onderscheid in de regelgeving weg. Dit is het moment waarop de erkennings- en subsidievoorwaarden gelijk lopen met die van de andere verenigingen. De migrantenfederaties dienden dus tegen 15 februari 2010 een erkenningsdossier in. 2 Deze laatste vereniging ontving de voorbije beleidsperiode al een startsubsidie.

224 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


9. de verenigingen

Twee organisaties kiezen voor een samenwerkingsverband (een vzw van vzw’s). Zij dienen samen één erkenningsdossier in. Op die manier vragen in totaal 13 migrantenfederaties een erkenning aan. Hierop volgt een erkenningsinspectie. Negen van de 13 migrantenfederaties die een erkenningsdossier indienen, krijgen een erkenning als vereniging. Dit betekent dat zij vanaf 2011 als sociaal-culturele vereniging verankerd zijn in de regelgeving. Vertegenwoordigers van de migrantenfederaties, de administratie en het kabinet, zitten hierover op 10 juni 2010 met minister Schauvliege samen. Zij is bereid een alternatief te zoeken voor de vier niet-erkende organisaties. Dit resulteert in een decreetwijziging, die op 25 november 2010 wordt goedgekeurd. De vier organisaties die de erkenning niet haalden, krijgen een verlenging van de overgangsmaatregel, maar niet zonder sancties. Enerzijds is er een financiële sanctie van 20% op hun subsidie (tot het jaar waarin zij een erkenning behalen). Anderzijds kunnen zij ten vroegste vanaf 2013 erkend worden. Deze decreetwijziging is ook noodzakelijk om, aldus de indieners in de toelichting bij het voorstel, “de vaststelling van de subsidieenveloppen van de erkende verenigingen van migranten in overeenstemming brengen met de realiteit van hun werking”. Achter deze - eerder wat cryptische - zin schuilt een harde realiteit: een aantal van de negen erkende organisaties start de nieuwe beleidsperiode met een pak minder middelen dan voorheen.

Verantwoordingsstukken De verenigingen ontvangen een brief van de administratie met de richtlijnen voor het indienen van het voortgangsrapport 2010-2011. Omdat 2011 een bijzonder jaar is in de beleidsplancyclus, maakte de FOV hierover afspraken met de administratie. Het bijzondere is dat het “terugblikken” slaat op het laatste jaar van de vorige beleidsperiode en het “vooruitblikken” op het eerste jaar van de huidige beleidsperiode. De afspraken komen erop neer dat de verenigingen het voortgangsrapport 2010-2011 kunnen stofferen met een afzonderlijk werkingsverslag en jaarplan, zonder de koppeling tussen beide te maken. De vier landelijk erkende migrantenverenigingen moeten zoals voorheen een jaarverslag en een jaarplan opstellen. Voor hen verandert er niets.

Experimentenregeling In 2011 maakt minister Schauvliege geen budget vrij voor de experimentenregeling. Dit is het tweede jaar op rij dat de minister de bepaling in het decreet rond de projectoproep negeert.

DAC Op 16 juni ontvangen de verenigingen een brief over de DAC-herverdeling. De brief bevat het trekkingsrecht van de organisatie. Organisaties die subsidies zullen ontvangen vanaf januari 2012 krijgen een ander soort brief dan zij die subsidies zullen moeten afstaan (zie hoofdstuk 14 - Tewerkstelling).

Aftopping ongedaan gemaakt Voor een aantal verenigingen, die bij de start van het decreet op basis van de regels konden instappen met een hoger subsidiebedrag, bleken er in 2004 onvoldoende middelen te zijn. Hun subsidie werd bijgevolg afgetopt. Zij zouden geruime tijd moeten wachten om dit euvel opgelost te zien. In 2009 werd al een eerste inhaalbeweging doorgevoerd. Uit de stukken blijkt dat uiteindelijk in 2011 de aftopping helemaal ongedaan is gemaakt.

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 225


10. de bewegingen

10. DE BEWEGINGEN Bewegingen zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een specifiek thema. Bewegingen worden gedreven door bewogenheid, strijdkracht en enthousiasme om de maatschappij positief te veranderen. Zowel structurele maatschappelijke verandering als individuele gedragsverandering staan op hun agenda. Deze maatschappelijke verandering realiseren ze door middel van sensibilisatie, educatie en sociale actie. Met campagnes en gerichte initiatieven brengen deze organisaties Vlaanderen in beweging. Ze schoppen de samenleving een geweten en staan op de bres voor maatschappelijke thema’s als bio-ethiek, vrede, verdraagzaamheid, duurzaam omgaan met geld, armoede, ecologie... Vlaanderen telt vandaag 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. Bewegingen genieten (nog) geen erkenning van de overheid. Veel organisaties leven daarom in bestaansonzekerheid op het einde van elke vijfjarige beleidsperiode.

Besparingen treffen de bewegingen Op het moment van de begrotingsbesprekingen 2011 moet de Vlaamse regering een subsidiebeslissing nemen. In dit verband schrijft de FOV op 30 september 2010 een open brief aan alle Vlaamse ministers. Uit de pre-adviezen blijkt immers dat - als de middelen onveranderd zouden blijven - er bij de definitieve beslissing op 1 november voor vele organisaties een financieel debacle zit aan te komen. Op vrijdag 29 oktober voert een delegatie van alle sociaal-culturele bewegingen een prikactie aan het kabinet van minister Schauvliege. Alhoewel de beslissing over de subsidies nog moet worden genomen, is al duidelijk dat de regering nog niet voldoende middelen in de begroting heeft voorzien om ordentelijk te kunnen besluiten. De FOV doet aan de vooravond van het verdict nog een ultieme poging om het kabinet te overtuigen van het belang van een positief signaal. Omstreeks 1 november beslist de minister over de subsidies voor de sociaal-culturele bewegingen, voor de volgende beleidsperiode. Ze beslist het advies van de adviescommissie te volgen, maar, vanuit de vaststelling dat hiervoor een tekort van 854.354 euro is, krijgt elke organisatie tussen de 11.000 en 43.000 euro minder toegekend dan het geadviseerde bedrag. 13 van de 30 bewegingen zakken onder de decretaal voorziene subsidiegrens. Van de 25 bewegingen die voordien al werden gesubsidieerd, krijgen er 11 minder subsidie dan in 2010. Of hoe een positieve eindevaluatie in 2009 en een positief advies van de adviescommissie leiden tot een daling van de subsidies vanaf 2011. 5 nieuwe bewegingen krijgen een plaats binnen het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze nieuwe organisaties moeten hun werking starten met een budget dat lager ligt dan het minimum dat in het decreet is voorzien. Deze organisaties zijn: - Climaxi; - Merhaba; - Onafhankelijk Leven; - Samenhuizen; - Waerbeke. In november en december 2010 komen de besparingen in het sociaal cultureel volwassenenwerk werk uitgebreid aan bod tijdens de begrotingsbesprekingen in het Vlaams Parlement. Filip Watteeuw (Groen!) uit zijn verontwaardiging over de aanpak van besparingen in de sector met enkele treffende bewegingsvoorbeelden.

226 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


10. de bewegingen

Verantwoordingsstukken Alle bewegingen ontvangen een brief van de administratie met de richtlijnen voor het indienen van het voortgangsrapport 2010-2011. Omdat 2011 een bijzonder jaar is in de beleidsplancyclus, maakte de FOV hierover afspraken met de administratie. Het bijzondere is dat het “terugblikken” slaat op het laatste jaar van de vorige beleidsperiode en het “vooruitblikken” op het eerste jaar van de huidige beleidsperiode. De afspraken komen erop neer dat de bewegingen het voortgangsrapport 2010-2011 kunnen stofferen met een afzonderlijk werkingsverslag en jaarplan, zonder de koppeling tussen beide te maken. De bewegingen dienen ook een aangepast beleidsplan in. Voor veel organisaties betekent dit een grote omslag met het origineel. Zij moeten hun werking immers aanpassen van een groeiscenario naar overlevingsstrategie.

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 227


11. de Vormingplus-centra

11. DE VORMINGPLUS-CENTRA In Vlaanderen en Brussel zijn er dertien regionale volkshogescholen, ook wel Vormingplus-centra genoemd. Ze trachten zoveel mogelijk mensen te laten deelnemen aan educatie, en doen dit zo dicht mogelijk bij hun huis. De verschillende centra hebben elk een eigen identiteit. Ze leggen eigen accenten. Zo profileert de ene Vormingplus zich meer als innovator, de andere meer als netwerker... De ene Vormingplus blinkt vooral uit in het bereiken van kansengroepen, de andere is sterk in het bereiken van een ruim en divers publiek...

Forse veranderingen Op 5 oktober 2010 maakt het kabinet van minister Schauvliege forse besparingen bekend, die de Vormingplus-centra zullen treffen vanaf 1 januari 2011. De gegarandeerde ondergrens van 500.000 euro valt weg en de subsidieberekening neemt 1,2 in plaats van 1,5 euro per inwoner als basis. Dit betekent dat de subsidiemiddelen dalen met gemiddeld 25%. En dit is niet alles: de coördinerende opdracht wordt geschrapt. Dit besparingsnieuws creëert onrust in de sector. Op 15 oktober organiseren de centra een prikactie om hun ongenoegen te uiten. Bart Caron (Groen!) voelt tijdens de plenaire vergadering van 13 oktober de minister aan de tand. Hij schuwt de vergelijking met de cultuursector in Nederland niet. Van een “warm Vlaanderen” zoals vermeld in de septemberverklaring is geen sprake meer... De FOV formuleert haar ongenoegen in een open brief van 22 oktober aan de Vlaamse regering. Minister Schauvliege komt niet terug op haar beslissing. Het ontwerp van begroting en het programmadecreet bevestigen de wijzigingen: het schrappen van de ondergrens, 1,2 euro per inwoner en geen coördinatie-opdracht meer. Iets later, op 29 oktober, keurt de Vlaamse Regering de begroting en het bijhorende programmadecreet goed, waarna de debatten in de Commissie Cultuur starten. Op 10, 18 en 25 november bespreken de commissieleden de teksten. Alle fracties mengen zich in het debat en laten zich kritisch uit over de maatregel of de wijze waarop zij genomen is. Twee amendementen worden ingediend. De meerderheidspartijen dienen het eerste amendement tijdens de commissievergadering in: over samenwerking en netwerking. Bart Caron (Groen!) dient voor de plenaire vergadering een tweede amendement in, over het opnieuw inschrijven van de ondergrens. Het parlement aanvaardt het eerste amendement, het tweede niet. De decretale opdrachten van de Vormingplus-centra zijn vanaf 1 januari 2011 deze: - in de regio een eigen aanbod hebben inzake niet-formele educatie; - het programma-aanbod spreiden over de regio; - het eigen aanbod bekend maken bij het brede publiek en samenwerkingen opzetten met het oog op het versterken van het niet-formele educatieve aanbod in de regio. De Memorie van Toelichting geeft extra informatie over de derde, nieuwe opdracht. De formulering “samenwerking opzetten met het oog op het versterken van het niet-formele educatieve aanbod in de regio” maakt duidelijk dat dit om een eerstelijnsopdracht gaat, die tot concrete resultaten op het terrein leidt. Hiermee bevestigt het parlement vele bestaande praktijken.

228 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


11. de Vormingplus-centra

Twee fasen Tijdens de begrotingsbesprekingen geeft minister Schauvliege aan te willen inzetten op “begeleidende maatregelen” om de besparingspijn wat te verzachten. De minister laat weten dat ze: - een éénmalige financiële tegemoetkoming wil doen van 500.000 euro, met als doel “in te zetten op de sociale en kwalitatieve maatregelen om de overgang naar de subsidievermindering te maken”. De FOV werkt - in overleg met de Vormingplus-centra begin januari een verdelingsvoorstel uit; - een gesprek wil voeren over de verdere inhoudelijke invulling van de opdrachten van de centra. De minister wenst zich verder niet te mengen in de gesprekken over de sociale en kwalitatieve maatregelen. Zij laat dit over aan de FOV, zonder verdere inhoudelijke of budgettaire contouren. Intussen is er een akkoord over de verdeling van de middelen en sluiten de dertien betrokken organisaties met de socialistische en christelijke vakbond een CAO af (eigenlijk een bundel van drie CAO’s), op maat van de Vormingplus-centra. Het kabinet kan zich vinden in de gemaakte afspraken. In een tweede fase werken de 13 centra een tekst uit over de inhoudelijke werking van Vormingplus. Hierop volgt een uitgebreide bespreking met alle werksoorten, die hun instemming betuigen. Een eerste gesprek met het kabinet van minister Schauvliege vindt voor het zomerreces plaats.

Voortgangsrapport 2010-2011 Alle volkshogescholen ontvangen een brief van de administratie met de richtlijnen voor het indienen van het voortgangsrapport 2010-2011. Omdat 2011 een bijzonder jaar is in de beleidsplancyclus, maakte de FOV hierover afspraken met de administratie. Het bijzondere is dat het “terugblikken” slaat op het laatste jaar van de vorige beleidsperiode en het “vooruitblikken” op het eerste jaar van de huidige beleidsperiode. De afspraken komen erop neer dat de Vormingplus-centra het voortgangsrapport 2010-2011 kunnen stofferen met een afzonderlijk werkingsverslag en jaarplan, zonder de koppeling tussen beide te maken.

DAC Op 16 juni ontvangen de volkshogescholen een brief over de DAC-herverdeling. De brief bevat het trekkingsrecht van de organisaties. Organisaties die subsidies zullen ontvangen vanaf januari 2012 krijgen een ander soort brief dan zij die subsidies zullen moeten afstaan (zie hoofdstuk 14 - Tewerkstelling).

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 229


11. de landelijke vormingsinstellingen

12. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN De landelijke vormingsinstellingen vormen een werksoort met een grote diversiteit. Ze omvat in 2011 17 organisaties die werken rond één thema, de gespecialiseerde vormingsinstellingen. Daarnaast zijn er drie syndicale vormingsinstellingen, telkens ingebed in een vakbond (ACV, ACLVB en ABVV), en vier organisaties die focussen op personen met een handicap en de omgeving: drie vormingsinstellingen voor personen met een handicap en een federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap. Vanaf begin 2011 telt de werksoort één organisatie meer. Het Vlaamse Kruis maakt de overstap van de werksoort verenigingen naar de vormingsinstellingen.

Verbreding niet-formele educatie Diverse overlegmomenten met de overheid in 2010 en 2011 monden uit in een tekstaanpassing rond niet-formele educatie. Bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen en de vormingsinstellingen voor personen met een handicap wordt de bepaling “open aanbod in de autonome levenssfeer” verbreed, in die zin dat de uitzonderingsbepalingen uitgebreid worden. Om de onderhandelingen te stofferen stelt de FOV een visietekst op (inclusief een decreetvoorstel). De FOV argumenteert hierin dat het huidige decreet niet overeenstemt met de maatschappelijke realiteit waarin levenslang leren alle levensdomeinen doorkruist. Het kabinet van minister Schauvliege maakt zich sterk dat de aanpassing van het decreet in het najaar van 2011 kan worden ingediend.

Voortgangsrapport 2010-2011 Alle landelijke vormingsinstellingen ontvangen een brief van de administratie met de richtlijnen voor het indienen van het voortgangsrapport 2010-2011. Omdat 2011 een bijzonder jaar is in de beleidsplancyclus, maakte de FOV hierover afspraken met de administratie. Het bijzondere is dat het “terugblikken” slaat op het laatste jaar van de vorige beleidsperiode en het “vooruitblikken” op het eerste jaar van de huidige beleidsperiode. De afspraken komen erop neer dat de landelijke vormingsinstellingen het voortgangsrapport 2010-2011 kunnen stofferen met een afzonderlijk werkingsverslag en jaarplan, zonder de koppeling tussen beide te maken.

DAC Op 16 juni ontvangen de landelijke vormingsinstellingen een brief over de DAC-herverdeling. De brief bevat het trekkingsrecht van de organisatie. Organisaties die subsidies zullen ontvangen vanaf januari 2012, krijgen een ander soort brief dan zij die subsidies zullen moeten afstaan (zie hoofdstuk 14 - Tewerkstelling).

Eén organisatie meer Vanaf begin 2011 telt de werksoort één gespecialiseerde vormingsinstelling meer. Het Vlaamse Kruis maakt de overstap van de werksoort verenigingen naar de vormingsinstellingen.

230 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


13. de SARC

13. DE SARC De SARC (Strategische AdviesRaad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media) werkt met een Algemene Raad, een vast bureau en vier sectorraden, namelijk de Sectorraad voor Kunsten en Erfgoed, de Sectorraad voor Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen, de Sectorraad voor Sport en de Sectorraad Media. De Algemene Raad zorgt voor de conceptualisering van het cultuurbeleid door de beleidsvelden in een samenhangende context en in een ruimer maatschappelijk kader te plaatsen. De Algemene Raad geeft advies over alle thema’s die meerdere beleidsvelden aanbelangen. Hij verzorgt ook de interne coÜrdinatie van de adviezen van de sectorraden. Enkele belangrijke adviezen van het afgelopen jaar: - 27 april 2011: Advies in het kader van de evaluatie van het decreet houdende flankerende maatregelen ter bevordering van de participatie aan cultuur, jeugdwerk en sport In een advies over het participatiedecreet somt de SARC enkele minpunten van het participatiedecreet op. In de praktijk worden de doelstellingen van het decreet niet altijd gerealiseerd. De SARC stelt vast dat projecten van erkende organisaties die werken met en voor kansengroepen of methodische ervaring hebben in het slaan van bruggen, slechts mondjesmaat worden gedoogd in het participatiedecreet. De SARC ziet ook positieve ontwikkelingen. Het uitgangspunt - verbreden waar kan, verdiepen waar nodig - blijft volgens de SARC overeind en biedt, mits enkele ingrepen, kansen om de participatie aan jeugd, sport en cultuur te vergroten. Zeker voor kansengroepen. - 27 jan 2011: Advies Planlastendecreet De SARC vraagt onder meer om lokale adviesraden in het decreet te verankeren. De Vlaamse regering gaat hier echter niet op in. Het wordt aan de decreetgever in de sectorale decreten overgelaten of, en hoe, inspraak nodig is. - 21 oktober 2010: Advies groenboek van de Vlaamse regering over de interne staatshervorming - 21 oktober 2010: Advies over onderzoek in het beleidsdomein cultuur, jeugd, sport en media - 24 sept 2010: Advies over een aantal accenten in de beleidsbrief cultuur

De Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk De vier sectorraden zijn autonoom bevoegd en geven rechtstreeks adviezen over hun specifiek beleidsveld. In deze raden zetelen telkens 19 leden. De Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen telt acht onafhankelijke deskundigen, negen vertegenwoordigers van het middenveld en twee leden namens de Vlaamse Jeugdraad. Voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk zetelen vijf leden. De FOV heeft deze leden voorgedragen: - Peter Warson (verenigingen); - Jan De Braekeleer (instellingen); - Kristien Vermeersch (bewegingen); - Ria Van Asch (volkshogescholen); - Dirk Verbist (algemeen). Voor al deze leden is een plaatsvervang(st)er aangeduid. Via de vertegenwoordig(st)ers van het middenveld zijn ook nog de sectoren jeugd, amateurkunsten, bibliotheken en cultuur- en gemeenschapscentra in de sectorraad vertegenwoordigd.

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 231


14. Tewerkstelling

14. TEWERKSTELLING 1. DAC-normalisatie Het DAC-decreet van 7 mei 2004 geeft een wettelijke onderbouw aan de regularisering van DAC-werknemers in de culturele sector en stelt een verdere normalisering in het verschiet. Met de regularisering van de DAC’ers in 2002 kregen de betrokken werknemers een normaal arbeidsstatuut en werden zij voortaan minimaal verloond op basis van de vigerende loonschalen in de sociaal-culturele sector. De normalisering houdt volgens het decreet in dat vanaf de start van de volgende beleidsperiode (die ingaat op 1 januari 2011) de toewijzing van een aanvullende tewerkstelling in de sector moet verlopen op basis van objectieve parameters. Dit creÍert de mogelijkheid dat organisaties die in het verleden DAC-personeelsleden tewerkstelden eventueel personeel moeten inleveren en dat andere organisaties dan weer middelen zullen toegekend krijgen.

Van uitstel naar uitvoeringsbesluit Op 7 mei 2009 bezorgde de administratie (IVA Sociaal-Cultureel Werk) een rondschrijven over deze DAC-normalisering aan alle erkende en/of gesubsidieerde organisaties. Dit schrijven baseerde zich op het herverdelingsvoorstel dat in 2008 door FOV en de sociale partners aan toenmalig Cultuurminister Bert Anciaux was overgemaakt. In deze brief werd nog meegedeeld dat de inhoud ervan in de daaropvolgende maanden zou opgenomen worden in een besluit van de Vlaamse regering. Het rondschrijven gaat uit van de opstart van de procedure op 1 april 2010 en het eerste beslissingsmoment voor 30 juni van hetzelfde jaar. Ondanks aandringen van de FOV, laat het uitvoeringsbesluit echter op zich wachten. Op 31 maart 2010 stuurt de minister een mededeling aan de organisaties uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Hierin meldt ze dat de normalisatie uitgesteld wordt tot ten vroegste 2012, waarbij zij zich beroept op drie moeilijkheden: een technisch euvel voor de verdere uitvoering, de vaststelling dat er te weinig DAC-middelen in de begroting ingeschreven staan en het ontbreken van een uitvoeringsbesluit. Op 8 juni 2010 vindt op het kabinet van minister Schauvliege een formeel overleg plaats met de FOV over een voorontwerp van uitvoeringsbesluit. Hieruit blijkt een engagement om de herverdeling effectief op 1 januari 2012 te laten plaatsvinden. Het voorlopig ontwerp van uitvoeringsbesluit gaat uit van een vast contingent van DAC-functies van waaruit deze herverdeling zou gebeuren, namelijk 235,3 voltijdse equivalenten. In oktober 2010 keurt de Vlaamse regering echter een voorontwerp van programmadecreet goed waarin is bepaald dat voortaan geen vervanging van DAC-personeelsleden meer mogelijk is. Deze maatregel veroorzaakt dus een geleidelijke afbouw van het afgesproken contingent. Niet alleen de FOV, maar ook de vakbonden, de werkgeversfederatie en de SARC gaan hiertegen in het verweer. Bij de definitieve goedkeuring van het programmadecreet neemt de regering het artikel niet meer op. In juni 2011 raakt het uitvoeringsbesluit dat de herverdeling regelt uiteindelijk goedgekeurd. Dit zorgt voor rechtsgrond om de herverdelingsoperatie effectief van start te laten gaan. Midden juni stuurt de administratie aan elke organisatie een brief met hierin de mededeling over hoeveel trekkingsrechten zij beschikt voor de volgende beleidsperiode.

2. VIA-middelen In de loop van het voorbije decennium verwierven de sociaal-culturele volwassenenorganisaties bijkomende middelen op basis van de Vlaamse Intersectorale Akkoorden (VIA) die door de Vlaamse overheid en de sociale partners werden vastgelegd. Voor de uitvoering van VIA 2 betreft het middelen voor loonharmonisering, vorming, managementondersteuning en extra-verlof (voor oudere

232 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


14. Tewerkstelling

werknemers). In VIA 3 worden de middelen besteed aan uitbreidingsbeleid (bijkomende tewerkstelling), koopkrachtverhoging (met uitbouw van een tweede pensioenpijler en een eindejaarspremie) en kwaliteitsverbetering (managementondersteuning en werkdrukvermindering). De uitgaven voor VIA 3 werden gedurende de looptijd van het akkoord stelselmatig opgebouwd. Een deel van deze middelen wordt door de overheid betaald, een ander deel via het Sociaal Fonds voor de sociaal-culturele sector. In de toelichting bij de begrotingen van de Vlaamse Gemeenschap wordt de grootte van de VIA-middelen vermeld. De opbouw van de budgetten voor het VIA 3 – akkoord loopt, wat de koopkracht en de kwaliteitsverbetering betreft, af op 31 december 2010. Voor het uitbreidingsbeleid is 2011 het laatste jaar. Het uitgangspunt is dat in 2010 opnieuw een Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de nonprofit/social-profit sector (VIA 4) wordt afgesloten. In de feiten blijkt dat de onderhandelingen slechts moeizaam op gang worden getrokken. Op 19 november 2010 voeren de vakbonden samen met de FOV actie tegen de besparingen bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk en om een effectieve start van de onderhandelingen te vragen. Korte tijd later gaan de gesprekken van start, maar al snel blijkt dat de budgettaire marge van de Vlaamse regering te beperkt is om – in de ogen van werknemers en werkgevers - een behoorlijk gesprek te voeren. Op 2 februari 2011 maken de sociale partners aan de Vlaamse regering duidelijk dat zij op deze basis niet verder willen onderhandelen. Kort voor de zomer raken de gesprekken echter geleidelijk aan opnieuw op kruissnelheid.

3. Nieuwe CAO’s De sociale partners van het Paritair Comité 329.01 besteden uiteraard veel tijd en energie aan de onderhandelingen in het kader van VIA 4. Daarnaast worden in de referteperiode nog een beperkt aantal collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten: een CAO van 22 februari 2011 ter bevordering van de vorming en de tewerkstelling van risicogroepen onder de werknemers, drie CAO’s rond de tweede pensioenpijler die gedateerd zijn op 1 maart 2011 en de CAO van 28 juni 2011 over vorming.

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 233


15. hete thema’s

15. HETE THEMA’S 1. Vrijwilligerswerk 2011 is het Europees Jaar voor het Vrijwilligerswerk Na heel wat lobbywerk riepen de Europese ministers van Cultuur 2011 uit tot het “Jaar van het vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap”. “Vrijwilligers maken het verschil” Dat is de slogan waarmee de Belgische website rond het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk opent. De website bundelt informatie over en promotiemateriaal voor het EYV2011 (www. EYV2011.be). Het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk is voor het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk het ‘national coordinating body’ voor Vlaanderen. Het steunpunt werkt een Vlaams programma uit en voert hier campagne rond. De middelen hiervoor worden verzameld via een cofinanciering van de Europese Commissie, het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en van het beleidsdomein Cultuur. Daarnaast kende minister Schauvliege ook een projectsubsidie (35.000 euro) toe om gedurende het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk een momentum te creëren dat ook na 2011 nog zal blijven voortduren. In het kader van dit project worden twee sporen getrokken: enerzijds wordt er uitgebreid aandacht besteed aan communicatie en beeldvorming omtrent vrijwilligerswerk en de ondersteuning van lokale besturen rond het vrijwilligersbeleid, anderzijds worden er bijkomende inspanningen geleverd met het oog op inhoudelijke ondersteuning van vrijwilligersorganisaties. De focus hiervoor ligt op rekruteren, waarderen en uitwisselen van ervaringen. Dit in uitvoering van de passus over vrijwilligerswerk in de beleidsbrief Cultuur van minister Schauvliege. De Vlaamse Regering richt ook een Gemengde Werkgroep rond het Europees Jaar voor het Vrijwilligerswerk op. Dit gebeurt in opvolging van het Actieplan 2010 dat op het overlegforum tussen de Vlaamse Regering en de Verenigde Verenigingen van 1 juli 2010 werd goedgekeurd. De werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering, de Verenigde Verenigingen en het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk.

Pluim voor het sociaal-cultureel werk Minister Schauvliege antwoordt op 4 maart op een schriftelijke vraag van Danielle Godderis-T’Jonck (N-VA) over vrijwilligers in de cultuursector en initiatieven naar aanleiding van het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk. De minister vermeldt in haar antwoord het sociaal-cultureel werk als vrijwilligerssector bij uitstek. Als gegevensbron haalt zij Boekstaven aan, de jaarlijkse publicatie van de FOV.

Prijs van het Vrijwilligerswerk In 2011 beloont de Vlaamse Gemeenschap in samenwerking met ‘de Verenigde Verenigingen’ voor de derde maal een vernieuwende, opvallende of inspirerende vrijwilligerswerking in verenigingen en/of projecten. De Prijs van de Vrijwilliger is een subsidieproject van Vlaanderen in Actie waarmee de Vlaamse Regering haar steentje wil bijdragen tot een warme samenleving en een solidaire, open regio, conform de doelstellingen van het Pact 2020. De derde laureaat van de prijs is Villa Pace. Villa Pace is een samenwerkingsverband uit Sint Niklaas met tal van organisaties, waaronder ook sociaal-culturele organisaties. De vrijwilligers van Villa Pace nemen op 8 juni 2011 de Prijs in ontvangst uit de handen van minister-president Kris Peeters.

234 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


15. hete thema’s

De Hoge Raad voor Vrijwilligers Na heel wat getreuzel (de samenstelling was eerst geen en dan toch wel een opdracht voor een regering van lopende zaken) benoemde de ministerraad in april 2011 de leden van de Hoge raad voor Vrijwilligers voor haar derde mandaatperiode. De Hoge Raad voor Vrijwilligers is een adviesorgaan dat binnen de context van de federale overheid werkt, en kreeg volgende taken toegewezen: het verzamelen, systematiseren en analyseren van informatie over vrijwilligers(werk); het onderzoeken van specifieke problemen waarmee vrijwilligers(werk) geconfronteerd kan worden en op eigen initiatief of op verzoek van de bevoegde ministers adviezen geven of voorstellen doen met betrekking tot vrijwilligers en vrijwilligerswerk. Tijdens de mandaatperiode 2011 - 2015 zetelen vertegenwoordigers uit verschillende sectoren van het vrijwilligerswerk van de verschillende taalgemeenschappen in de Hoge Raad voor Vrijwilligers. Tijdens de plenaire vergadering werd het bureau samengesteld en een voorzitter verkozen. Eva Hambach, directeur van het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk, zal gedurende de komende periode het voorzitterschap waarnemen. De Hoge Raad voor Vrijwilligers bereidt de formulering voor van haar adviezen over vijf voorliggende wetsvoorstellen rond de vrijwilligerswet (zie onder).

De vrijwilligerswet Het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk zorgt voor een verhoogde wetgevende inspanning van de Belgische verkozenen. De ingediende wetsvoorstellen zijn voornamelijk recyclagemateriaal uit voorgaande jaren. In het advies van de Nationale Arbeidsraad over onderstaande wetsvoorstellen merkt de Nationale Arbeidsraad op dat “de verschillende voorstellen coherentie missen. [...] Hij meent echter dat het in het belang van de vrijwilligers noodzakelijk is voor hen een samenhangend statuut uit te werken...” De wet betreffende de rechten van vrijwilligers (vrijwilligerswet) is een federale materie. De wet is van kracht sinds 1 augustus 2006, met uitzondering van de bepalingen inzake verzekeringen en aansprakelijkheid. Deze traden in voege op 1 januari 2007. Hieronder geven we een overzicht van de initiatieven tot wijziging of aanvulling van de vrijwilligerswet. Onbetaald vrijwilligersverlof Sonja Becq (CD&V) dient op 15 december 2010 een wetsvoorstel in om vrijwilligers onder bepaalde omstandigheden onbetaald verlof toe te kennen. Over een gelijkaardig voorstel, eveneens ingediend door Sonja Becq in het voorjaar 2008, uitten zowel de Nationale Arbeidsraad als de Hoge Raad voor Vrijwilligers al in 2009 bezwaren. Kostenvergoeding De vrijwilligerswet regelt onder meer de kostenvergoedingen voor vrijwilligers. Bovenstaand wetsvoorstel van Sonja Becq bevat ook een tweede luik: het optrekken van ‘de vergoedingen voor vrijwilligerswerk’. Van dezelfde strekking is de inhoud van het wetsvoorstel ingediend door Dirk Claes en Cindy Franssen (beiden CD&V). De indieners willen het plafond optrekken tot 2.500 euro per jaar en 62,50 euro per dag voor het jaar 2010. Deze bedragen dienen jaarlijks geïndexeerd te worden, zoals nu reeds voorzien is in de vrijwilligerswet van 2005. Op deze manier kan de vrijwilliger honderd dagen per kalenderjaar een bedrag van 25 euro per dag aan kostenvergoeding ontvangen, zonder dat hij het risico loopt dat er sociale zekerheidsbijdragen betaald dienen te worden op de vergoeding.

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 235


15. hete thema’s

Het voorstel is in behandeling in de Commissie Sociale Aangelegenheden. De Nationale Arbeidsraad adviseert negatief. Dit geldt ook voor de Hoge Raad voor Vrijwilligers. Op 23 juni 2011 dienen Sonja Becq, Nahima Lanjri en Stefaan Vercamer (eveneens CD&V) een ander wetsvoorstel in. Zij pleiten ervoor om een nieuwe categorie ‘zorgend vrijwilligerswerk’ in de wet op te nemen. Alleen voor dit soort vrijwilligerswerk zou de grens van de vergoeding opgetrokken worden naar 2.500 euro per jaar. Zorgend vrijwilligerswerk wordt in het voorstel omschreven als ‘het bieden van niet-medische hulp en bijstand zonder het terrein van de persoonsverzorging te betreden, en het bieden van gezelschap en toezicht bij het verrichten van activiteiten uit het dagelijkse leven van personen met zelfredzaamheidsbeperkingen’. In de praktijk zal dit wellicht neerkomen op wat nu in de volksmond ‘oppashulp’ wordt genoemd. Arbeidsongeschiktheid en vrijwilligerswerk In het najaar 2010 zijn er twee voorstellen om de rol van de adviserend geneesheer, ten aanzien van wie arbeidsongeschikt is omwille van medische redenen en vrijwilligerswerk wil doen, te wijzigen. Het ene voorstel wil de procedure versoepelen. (Dit voorstel neemt de tekst over van een voorstel uit 2008). Het andere voorstel wil de procedure verstrengen. Vrijwilligerswerk in het buitenland Dit wetsvoorstel heeft tot doel het vrijwilligerswerk in het buitenland te bevorderen en de wettelijke drempels wegnemen, die vrijwilligerswerk in het buitenland voor jonge werkzoekenden of werklozen belemmeren. Het vrijwilligerswerk in het buitenland mag niet leiden tot het verlies van rechten in de werkloosheid. Ook dit voorstel werd reeds een keer in 2009 ingediend. Vrijwilligerswerk voor vreemdelingen De vrijwilligerswet trad op 1 augustus 2006 in werking. De nieuwe wet wilde onder meer vrijwilligerswerk voor vreemdelingen (ruimer) toegankelijk maken. De federale regering kan dit eenvoudig regelen via een KB. Sinds 2007 worden in de Senaat en de Kamer regelmatig vragen gesteld over het uitblijven van het KB. Door het uitblijven van een regeling blijft een groep buitenlanders uitgesloten van vrijwilligerswerk. Bij inbreuken op deze wet zijn er geen sancties voor de vrijwilliger, maar wel voor de organisatie die deze vrijwilliger inschakelt. Organisaties kunnen op deze manier ongewild en/of onbewust in de fout gaan. Het wetsvoorstel van Nahima Lanjri (CD&V) uit 2009 (het zoveelste om deze kwestie te regelen) haalde in 2009 de Senaat en werd overgezonden aan de Kamer. Met de val van de federale regering in mei 2010 vervalt het wetsvoorstel echter. Dit voorstel wordt niet opnieuw ingediend. De indiening van bovenstaande voorstellen gaat gepaard met heel wat schriftelijke vragen en antwoorden in zowel Kamer als Senaat.

Gratis provinciale vrijwilligersverzekering In 2007 werd de gratis provinciale vrijwilligersverzekering gelanceerd. Verenigingen kunnen via de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (voor Brussel) jaarlijks een 100-tal ‘gratis vrijwilligersdagen’ aanvragen. Dit initiatief staat los van de vrijwilligerswet. De middelen voor de gratis verzekering zijn afkomstig van de Nationale Loterij. Reeds in 2010 komt de verzekering niet meer voor in de middelenverdeling van de Nationale Loterij. De provincies (en de VVP, de Vereniging van Vlaamse Provincies) geven ondanks herhaaldelijke vragen geen opheldering over de besteding van de middelen en de toekomst van de gratis vrijwilligersverzekering. In een schrijven van de VVP luidt het dat door het feit dat vanaf 2010 geen nieuwe middelen werden toegekend, de nadruk in de toekomst zal blijven liggen op de verzekering van organisaties die werken met occasionele vrijwilligers.

236 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


15. hete thema’s

2. Auteursrechten Billijke vergoeding De billijke vergoeding is een vergoeding voor uitvoerende artiesten en muziekproducenten. Dit zijn de zogenaamde nevenrechten. Het auteursrecht beschermt de auteurs van letterkundige werken en kunstwerken. De nevenrechten beschermen de prestaties van de naburige rechthebbenden. De billijke vergoeding is verschuldigd bij het afspelen van muziek in openbare plaatsen en wordt geïnd en beheerd door beheersvennootschappen. De tarieven voor de billijke vergoeding worden bepaald door een paritaire commissie (de ‘Commissie Artikel 42’). In deze commissie zetelen vertegenwoordigers van de beheersvennootschappen en de belangenorganisaties van de gebruikers. De billijkheid van de heffing is vanaf de invoering van de wet een discussiepunt. Eind 2006 werden de tarieven voor de polyvalente zalen en jeugdhuizen met 10 % verhoogd. Sindsdien zijn de tarieven bevroren. Ook eind 2010 wordt de verlenging van de tarieven unaniem goedgekeurd zonder aanvullingen. Het is wachten op een nieuwe regering om een nieuwe commissievoorzitter aan te duiden. De beheersvennootschappen zijn expliciet vragende partij om te onderhandelen over een fundamentele aanpassing (lees verhoging) van de tarieven.

Controle op de beheersvennootschappen Na bijna 10 jaar impasse en verschillende wetsontwerpen, trad op 1 april 2009 een nieuwe controlewet op de beheersvennootschappen in werking. De wet voorziet een strengere controle (en meer sanctiemogelijkheden) op de praktijken van deze vennootschappen. De wijziging van de auteurswetgeving op het vlak van de controle op de beheersvennootschappen bepaalt dat een overlegcomité wordt opgericht om de uitvoeringsmaatregelen op te stellen. De drie vertegenwoordigers van de belangenorganisaties van de gebruikers binnen de Commissie Artikel 42, krijgen in het voorjaar 2011 een uitnodiging om deel uit te maken van dit overlegcomité.

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 237


15. hete thema’s

3. Participatiedecreet Evaluatie Minister Schauvliege geeft in de zomer van 2010 aan de administratie(s) de opdracht om het participatiedecreet te evalueren. Ze verwoordt het zo in haar beleidsbrief: “De kernvraag is of het decreet een antwoord biedt op gepercipieerde noden en problemen in het kader van participatie”. En ze wil er snel werk van maken: “De operatie moet in het voorjaar 2011 leiden tot beleidsconclusies, per hoofdstuk en voor het geheel van het decreet. Ik heb de bedoeling die aanbevelingen snel te vertalen in wetgeving en begroting”. Drie ministers zijn bevoegd voor het participatiedecreet: hier is afstemming nodig. Volgens de beleidsbrief van minister Schauvliege is die bereikt: enkel met betrekking tot Demos, de Rode Antraciet, de ‘participatieprojecten voor kansengroepen’ en de ‘grootschalige evenementen’ wordt rekening gehouden met de inbreng vanuit Jeugd en Sport. Voor de andere onderdelen heeft minister Schauvliege dus blijkbaar vrije baan. De ministers Pascal Smet (Jeugd) en Philippe Muyters (Sport) geven in hun beleidsbrief nog een bijzondere aandacht aan de evaluatie van ‘hun’ proeftuinen in het kader van dit decreet. En Jeugdminister Smet geeft nog mee dat hij “de culturele competenties van kinderen en jongeren wil bevestigen als prioriteit bij de evaluatie en uitvoering van het participatiedecreet”. De FOV evalueert het decreet en formuleert een aantal aandachtspunten. Deze situeren zich op drie niveaus: projectoproepen, procedures en proeftuinen. De SARC (de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media) brengt eveneens een advies uit.

Aanbod podium De wijziging aan het uitvoeringsbesluit bij het participatiedecreet wil de aanvraagprocedure van de zogenaamde “culturele manifestaties” of het “aanbod Podium” verlichten. Tot en met 2010 was het immers zo dat minimum drie organisaties een gezamenlijke aanvraag moesten doen om een tussenkomst te kunnen krijgen voor het boeken van een artiest of gezelschap. Vanaf dit jaar kan één organisatie al aanvragen. De voornaamste reden voor deze aanpassing is de aanzienlijke daling van het aantal aanvragen.

Vertraging Inspectie van Financiën Vlaams Parlementslid Bart Caron (Groen!) vraagt op 30 maart 2011 aan minister Schauvliege uitleg over het uitblijven van een beslissing rond de projecten voor kansengroepen. Deze projecten, die eind 2010 ingediend werden, zijn nog niet goedgekeurd omdat het advies van de Inspectie van Financiën vertraging oploopt. Deze instantie stelt immers steeds bijkomende vragen.

Lokale netwerken vrijetijdsparticipatie Vlaams Parlementslid Els Robeyns (sp.a), informeert bij minister Schauvliege naar de actuele stand van zaken rond lokale netwerken vrijetijdsparticipatie. Acht gemeenten zijn in 2011 ingestapt: Bonheiden, Halle, Lanaken, Liedekerke, Merelbeke, Ninove, Wetteren en Zwalm. Via lokale netwerken wil het participatiedecreet (via art. 22) inzetten op de bevordering van de vrijetijdsparticipatie van mensen in armoede. Daartoe moeten gemeenten met relevante partners een afsprakennota opstellen en indienen.

De Rode Antraciet Vlaams Parlementslid Ulla Werbrouck (LDD) stelt een parlementaire vraag aan Cultuurminister Schauvliege en Sportminister Muyters over De Rode Antraciet en haar subsidiëring. De minister verduidelijkt dat de subsidies voor 2011 verlengd werden en dat momenteel gewerkt wordt aan een beheersovereenkomst die zowel het luik cultuur als sport omvat.

238 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


15. hete thema’s

Cultuurstad Vlaams Parlementslid Bart Caron (Groen!) vraagt zich af het concept Cultuur- en Sportstad/gemeente blijft bestaan. Minister Schauvliege verduidelijkt dat dit een onderdeel is van de evaluatie van het participatiedecreet. Cultuurstad Turnhout komt alvast niet onder druk te staan.

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 239


15. hete thema’s

4. De Verenigde Verenigingen en de ondersteuning van het middenveld Een nieuw charter Overheid en middenveld willen samen werken aan een aantal uitdagingen die alle verenigingen (in de ruimste zin van het woord) aanbelangen. Sinds 2006 sluiten het verzamelde middenveld (‘de Verenigde Verenigingen’) en de Vlaamse Regering bij het begin van elke legislatuur een charter af. Hierin worden de engagementen van overheid en middenveld voor de volgende periode vastgelegd. Op 14 januari 2010 tekenen ‘de Verenigde Verenigingen’ en de Vlaamse regering een nieuw charter. Het nieuwe charter legt de klemtoon opnieuw op participatie. Zo engageert de Vlaamse regering zich tot het vroegtijdig betrekken van ‘de Verenigde Verenigingen’ bij onder meer Vlaanderen in Actie en wil ze komen tot duidelijke(re) spelregels rond inspraak. Ook de structurele en projectmatige ondersteuning van het verenigingsleven staan met stip genoteerd. Om het charter tussen regering en middenveld meer vlees, bloed en concrete acties te geven, hebben de betrokkenen een overlegforum in het leven geroepen. Op het forum zijn een delegatie van ‘de Verenigde Verenigingen’ en minstens de minister-president en de viceminister-presidenten aanwezig. De operationalisering van het charter gebeurt via een (jaarlijks) actieplan. Opvallend in het actieplan 2010 is de aandacht voor de uitrol van het plan Vlaanderen in Actie, maar ook de betekenis van het Belgische EU-voorzitterschap voor de Vlaamse beleidscultuur en inspraakorganen. De rol van het Europees jaar van het Vrijwilligerswerk voor het Vlaamse middenveld en de Vlaamse Prijs van het Vrijwilligerswerk staan ook in het plan.

Zorgen om besparingen Vanaf september 2009 meldt ‘de Verenigde Verenigingen’ aan de Vlaamse regering zijn zorgen over de impact van de besparingen op het verenigingsleven. De mogelijke, lineaire besparingen en de doorwerking ervan op de werking en het personeel van verenigingen baren het platform zorgen. Ook de beperking op de uitvoering van decreten en op de lopende engagementen zijn ‘de Verenigde Verenigingen’ een doorn in het oog. Zo verstuurde ‘de Verenigde Verenigingen’ in de loop van 2009 en 2010 verschillende brieven naar de Vlaamse regering. Het platform vraagt aandacht voor de ingrijpende effecten van een recurrente (elk jaar opnieuw) en cumulatieve (elk jaar bovenop het vorige) besparing: “Als namelijk alle besparingspercentages in 2009, 2010 en 2011 cumulatief zijn en uiteindelijk recurrent worden - en daar heeft het momenteel alle schijn van - dan leveren de verenigingen tot 10 % en meer van hun middelen in.” Dit blijkt kort voor de zomer van 2011 resultaat te hebben. Op het zesmaandelijks overleg met de Vlaamse regering wordt het actieplan 2011 - 2012 goedgekeurd. Hierin belooft de Vlaamse regering om oog te hebben voor de budgettaire wensen van het verenigingsleven én te streven naar een maximaal stabiele subsidiebasis. Deze passus zou kansen moeten geven om van hieruit opnieuw een en ander op te bouwen, na de afgelopen besparingsjaren.

Staatshervorming en innovatie Ook over het witboek Interne Staatshervorming werden harde afspraken gemaakt: de Vlaamse regering engageert zich om, in de uitvoering van de nieuwe afspraken met de gemeenten en provincies, niet te besparen op het beleids- en budgettaire kader voor de verschillende sectoren. Voorts is er aandacht voor de rol van het verenigingsleven in het kader van het innovatiebeleid van de Vlaamse regering. Ook het verminderen van de administratieve lasten voor de organisaties blijft een issue. In het actieplan werd ook afgesproken dat de Vlaamse regering zich mee zet achter het promoten van de niet-formele educatie. 240 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


15. hete thema’s

5. Interculturaliteit en diversiteit Evaluatie actieplan interculturaliteit Onder voormalig Cultuurminister Bert Anciaux groeide de aandacht voor diversiteit in de cultuursector. Hij lanceerde in 2006 het Vlaams Actieplan Interculturaliseren. De minister legde in dit plan de focus op één heel specifieke, maar belangrijke vorm van diversiteit en de bijhorende uitdagingen inzake participatie: de etnisch-culturele diversiteit. Voor huidig minister van Cultuur, Joke Schauvliege, is diversiteit ook belangrijk. Zij bestelt daarom een uitgebreide evaluatie van het Actieplan Interculturaliseren. “Rewind and fast forward” heet het rapport. Het wordt opgeleverd in juli 2010. Volgens het rapport zette het actieplan heel wat in gang, maar door een gebrek aan validering van de inspanningen van organisaties door de overheid, is een zekere ‘interculturaliseringsmoeheid’ opgetreden. Het actieplan en de resultaten in de verschillende sectoren bevatten volgens de onderzoekers nochtans heel wat handvatten om verder te werken. Het rapport adviseert de overheid om versneld (nieuwe) acties te ondernemen. De onderzoekers roepen op om gedifferentieerd te werk te gaan in de beoordeling van de inspanningen van organisaties en de noden van organisaties. Organisaties zijn bijvoorbeeld vragende partij voor coaching of ruimte om te experimenteren. Het rapport kent de overheid ook een belangrijke voorbeeldrol toe. Bijvoorbeeld in het toepassen van EVC-procedures bij aanwervingen.

Geen quota, wel inspanningsverbintenissen In februari stelt Ward Kennis (CD&V) een vraag om uitleg aan minister Joke Schauvliege, over de effecten van het Actieplan Interculturaliseren en de acties die de minister op basis hiervan wil ondernemen in de (sociaal-)culturele sector. De focus ligt hierbij op het quotum van 10 % etnisch-culturele minderheden in raden, besturen en commissies, dat het actieplan vooropstelde. De minister antwoordt dat “het werken met een inspanningsverbintenis als voordeel heeft dat het organisaties ook de ruimte geeft om te falen. Dat klinkt wat negatief, maar interculturaliseren blijft een complex proces. Als je alle inspanningen doet, maar het lukt niet, kun je daar moeilijk op afgerekend worden. Dit wil niet zeggen dat dit een vrijgeleide moet zijn om niets te ondernemen. Ik zal de organisaties vragen om duidelijk aan te geven waarom zij bepaalde resultaten niet hebben gehaald. Zij zullen ook moeten aangeven welke stappen zij verder nog zullen kunnen zetten. Ik ben er mij ook van bewust dat de sector nood heeft aan een zekere ondersteuning in de wijze waarop interculturaliseringsprocessen tot een goed einde kunnen worden gebracht.” De minister zegt in haar antwoord ook: “Ik bekijk samen met mijn administratie waar er eventueel nog mogelijkheden liggen voor een gedifferentieerde beloning. Dat is niet evident, maar we zijn die piste aan het onderzoeken.”

Engagementsverklaring Interculturaliseren De minister kondigt ook een stappenplan aan om te komen tot een engagementsverklaring over interculturaliseren binnen de ruime culturele sector. Ze wil zo tot een grote gedragenheid komen en de motor op gang krijgen. Het is de bedoeling om de deelsectoren een actieve rol te laten spelen in dit traject. Zodra de engagementsverklaring en de vertaling ervan hun weg naar de organisaties hebben gevonden, wil de minister het Kennisknooppunt Interculturaliseren verder inschakelen bij de opvolging ervan. Het kennisknooppunt maakt deel uit van het Departement CJSM en zal de vooropgestelde doelstellingen en acties monitoren en op regelmatige basis rapporteren over de stand van zaken. Op het tweede Cultuurforum wordt de bedoeling van de engagementsverklaring slechts zijdelings aangeraakt. De hoofdaandacht gaat uit naar hoe je diversiteit in je organisatie kunt binnenbrengen.

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 241


15. hete thema’s

Campagne ‘Iedereen kan zetelen’ Begin 2008 werd de campagne ’Iedereen kan zetelen’ gelanceerd. Toenmalig minister van Cultuur, Jeugd en Sport, Bert Anciaux deed dit vanuit de vaststelling dat de advies- en beleidsorganen van de sectoren cultuur, jeugd en sport weinig divers zijn samengesteld. Via de website ‘Iedereen kan zetelen’ wilde men groepen die nu ondervertegenwoordigd zijn in de beleids- en adviesorganen, buiten de traditionele wervingskanalen om, aanmoedigen om zich te engageren voor deze structuren. Begin januari 2010 kondigt minister Schauvliege een uitbreiding aan van de databank met een vacaturebank, gepland tegen mei/juni 2010. Kandidaten kunnen dan ook actief op zoek gaan naar een geschikt mandaat in een organisatie uit de sector. Op 2 september 2010 rapporteert minister Schauvliege over de campagne. Sinds de start van de campagne stelden 54 personen zich kandidaat voor een mandaat in een raad van bestuur, beoordelingscommissie of adviesraad voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

242 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


15. hete thema’s

6. Opleidingscheques Ingrijpende beslissing Vanaf 1 augustus 2010 verandert het systeem van opleidingscheques voor werknemers drastisch. De cheques kunnen enkel nog gebruikt worden voor beroepsopleidingen die arbeidsmarkt gericht zijn en erkend zijn binnen het stelsel van het Betaald Educatief Verlof of zich situeren binnen een persoonlijk ontwikkelingsplan (in het kader van loopbaanbegeleiding). Opleidingen moeten minstens 32 uur duren. De besparingsoperatie druist lijnrecht in tegen de bedoeling van de Vlaamse regering om competenties, waar ook verworven, te honoreren. Ook de sociaal-culturele sector wordt hard getroffen. De opleidingen van de sociaal-culturele vormingsinstellingen en van de volkshogescholen zijn niet langer automatisch erkend binnen het systeem. Slechts een beperkt aantal opleidingen komt nog in aanmerking. De nieuwe regeling wordt eind augustus 2010 ietwat ‘gefinetuned’. Concreet betekent dit voor de sociaal-culturele sector dat opleidingen die dezelfde inhoud aanbieden als het volwassenenonderwijs (CVO’s) of de ondernemersopleidingen (Syntra’s) in aanmerking komen voor het gebruik van de opleidingscheques. De norm van 32 uur wordt verlaten en enkel als richtinggevend gehanteerd.

Coalitie FOV, VVC, Forum van Amateurkunsten en DKO Het sociaal-cultureel volwassenenwerk, het deeltijds kunstonderwijs (DKO), de cultuur- en gemeenschapscentra en de amateurkunsten slaan de handen in elkaar. Ze verspreiden een persbericht waarin de chaos, de onduidelijke communicatie vanwege de overheid, de plotse financiële drempel bij de deelnemers, de daling van het aantal inschrijvingen bij organisaties... aangekaart wordt. Met een artikel in Knack “Minister Muyters versus Dirk Verbist, directeur van de FOV” als gevolg. Volgens Dirk Verbist staat de maatregel haaks op het stimuleringsbeleid van de Vlaamse overheid rond competenties.

Onbehoorlijk bestuur De FOV dient een klacht in bij de Vlaamse Ombudsdienst over de manier waarop de maatregel wordt uitgevoerd. Tijdens de vergadering van de Commissie Werk van het Vlaams Parlement van 14 oktober doet de Vlaamse ombudsman een opmerkelijke bijdrage. De ombudsman spreekt zich in de commissie niet uit over de beleidsbeslissing zelf. Wel roept hij, ten eerste, op om voortaan duidelijk en tijdig te communiceren. Ten tweede hebben, volgens de ombudsman, zowel de sector als de cursisten een punt als zij aandringen op een meer genereus overgangsrecht. Tot slot stelt de ombudsman vast dat de overheid tijd probeert te sparen door de maatregel voor te stellen als louter een begrotingsmaatregel. Op die manier omzeilt ze immers de verplichting om over de wijziging van de regels allerlei adviezen te vragen.

Eerste effecten De cijfers van 2010 geven een eerste beeld van de effecten van de inperking van de opleidingscheques. Vlaams parlementslid Jan Laurys (CD&V) stelt hierover een parlementaire vraag. Het gebruikersprofiel is ‘jong’, ‘vrouw’ en ‘hooggeschoold’. Laaggeschoolden en ouderen worden onvoldoende bereikt. Forse verliezers zijn cursussen muziek (- 85 %), beeldende kunst (-70 %) en personenzorg (-50 %). Zowel Kathleen Helsen (CD&V) als Jan Laurys blijven minister Muyters bevragen over de effecten van de verandering, met parlementaire tussenkomsten op respectievelijk 22 en 28 april.

Verlenging beslissing Begin juni 2010 kondigt minister Muyters een verlenging van het huidige systeem aan met één schooljaar. De FOV, de VVC, Codibel (comité van directeurs van de academies beeldende kunsten) en het Forum voor Amateurkunsten sturen de minister een brief met de vraag betrokken te worden in een meer fundamenteel debat over opleidingscheques.

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 243


15. hete thema’s

7. Cultuureducatie en levenslang leren Vernieuwing in het deeltijds kunstonderwijs Minister van Onderwijs en Jeugd, Pascal Smet, tekent een nieuwe curriculum-structuur uit voor het deeltijds kunstonderwijs (DKO) (conceptnota “Kunst Verandert”). De bedoeling is om de sterktes van de huidige structuur te behouden, maar tegelijk meer flexibiliteit in te bouwen en beter in te spelen op de hedendaagse ontwikkelingen in de kunsten. De hervorming van het DKO wil inzetten op twee doelstellingen: - het organiseren van artistieke opleidingen voor de “actieve cultuurparticipant”; - het bevorderen van kunst- en cultuureducatie in het kleuter- en leerplichtonderwijs. De conceptnota focust voornamelijk op de eerste doelstelling: artistieke opleidingen voor cultuurparticipanten. Een volgende nota zal gaan over regionale samenwerkingsverbanden en de samenwerking met het kleuter- en leerplichtonderwijs. Ook de personeelsgevolgen en het financiële plaatje worden nog in kaart gebracht. De Strategische Adviesraad Cultuur (SARC) bracht een advies uit. De SARC meent dat de hervormingsnota van minister Smet “een goede basis vormt voor de noodzakelijke herbronning van het deeltijds kunstonderwijs in Vlaanderen”. De conceptnota legt bruggen met de vrijetijdssector. De raad vraagt zich af of deze verbinding voldoende uitgewerkt zal zijn en bijgevolg verankerd zal worden in het nieuwe decreet. Ook vindt de SARC dat de vernieuwing onvoldoende inzet op de democratisering en de verbreding van het DKO. Het onderzoek van het HIVA (K.U.Leuven) “Wie speelt de eerste viool?” pleit in haar beleidsaanbevelingen voor een grotere inzet op een gelijke kansenbeleid. Het onderzoek doet zelf enkele voorstellen rond prijsdifferentiatie. Ook andere maatregelen worden voorgesteld (bijvoorbeeld stimuli voor het aantrekken van moeilijker bereikbare groepen).

Onderzoek cultuureducatie De beleidsbrief Cultuur legt een sterk accent op cultureel leren. De minister wil in dit verband komen tot een strategisch beleidskader en meer samenwerking met onderwijs. Vanaf juni 2011 loopt in opdracht van minister Schauvliege een onderzoek van het HIVA (K.U.Leuven) over cultuureducatie. Het is de bedoeling om een grondige veldtekening te maken van cultuureducatieve organisaties en dit binnen de beleidsvelden cultuur en jeugd (dit is de niet-formele en informele context). Die mapping moet een gedetailleerde, actuele landschapsschets opleveren. Ze moet ook het beleid voldoende gegevens verschaffen om een eventuele optimalisering en coherente aanpak van de sector op het vlak van kwaliteit, toegankelijkheid, het aansluiten bij leerbehoeften, enzovoort mogelijk te maken.

Verworven competenties Minister Schauvliege geeft in haar beleidsbrief aan te willen inzetten op het breed erkennen en aanwenden van verworven competenties, via samenwerking op het snijvlak van Onderwijs, Vorming en Werk. De minister benadrukt dat het belangrijk is dat verworven competenties maximaal erkend en aangewend worden in om het even welke context, hetzij in het kader van toegang tot of mobiliteit binnen opleidingen of de arbeidsmarkt, hetzij voor de persoonlijke ontplooiing. Hiermee sluit ze zich aan bij de argumenten van de FOV om binnen het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenwerk het toepassingsgebied voor de niet-formele educatie uit te breiden (zie hoofdstuk 12 - De landelijke vormingsinstellingen).

244 BELEIDSJAARBOEK 2010-2011


15. hete thema’s

BELEIDSJAARBOEK 2010-2011 245


246 BOEKSTAVEN 2011 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk


BIBLIOGRAFIE EN DANKWOORD

BIBLIOGRAFIE Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen. Gesubsidieerde organisaties [28.11.2011, http://sociaalcultureel.be/volwassenen/index.aspx]. Buffel, T., Vanwing, T. & Verte, D. (2006). Eigen-aardig educatief, een exploratief onderzoek naar de eigenschappen en randvoorwaarden van de educatieve functie van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Brussel: Vrije Universiteit Brussel. Bral, Luk (Red.) et al. (2009). VRIND 2009: Vlaamse Regionale Indicatoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering. Bral, Luk (Red.) et al. (2010). VRIND 2010: Vlaamse Regionale Indicatoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering. Cockx, F. & Bastiaensen, H. (2010). De betekenis van sociaal-culturele praktijken. Resultaten van een belevingsonderzoek. Brussel: Socius. FOV (2009). Boekstaven 2009. De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. Brussel: FOV. FOV (2010). Boekstaven 2010. De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. Brussel: FOV. Hooghe, M. (1997). Nieuwkomers op het middenveld. Nieuwe sociale bewegingen als actoren in het Belgisch politiek systeem (doctoraatsthesis). Brussel: Vrije Universiteit Brussel. Van den Eeckhaut, G. (2009). Leren in beeld brengen: een praktijkboek voor vormingsinstellingen. Brussel: Socius. Securex (2010). Personeelsverloop in de privĂŠsector. Brussel: Securex. Steunpunt WSE (FOD Economie) (211). De Vlaamse arbeidsrekening [http://www.steunpuntwse.be/view/nl/18767].

MET DANK AAN De FOV-lidorganisaties voor hun medewerking aan de conceptualisering van het boek en het aanleveren van gegevens. Socius voor evaluatie en adviesverlening. Sociare voor adviesverlening en het aanleveren van gegevens. Lode Vermeersch (HIVA) voor evaluatie en adviesverlening. De Standaard/Het Nieuwsblad voor de kaart van Vlaanderen gebruikt in dit boek.

BOEKSTAVEN 2011 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk 247


Een uitgave van: FOV vzw federatie sociaal-cultureel werk Gallaitstraat 86 bus 12 1030 Brussel Tel. 02/244.93.39 Fax 02/244.93.31 info@fov.be www.fov.be Bijdragen: Karine Cleynhens Nele Cornelis Sam Deckmyn Liesbeth De Winter Claire Luyten Dirk Van Aerschot Dirk Verbist Eindredactie: Sam Deckmyn Met medewerking van de FOV-lidorganisaties Vormgeving: Mieke Smalle www.mmmieke.be Druk: Drukkerij Bulckens, Herenthout Brussel, november 2011


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.