Boekstaven 2010

Page 1

BOEKSTAVEN 2010


De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen


ISBN 978-90-814733-1-6 NUR 740 NUR 805 Boekstaven 2010. De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. Verantwoordelijke uitgever Dirk Verbist, directeur FOV Copyright Š: overname van tekstmateriaal is toegelaten voor niet-commerciÍle doeleinden en mits bronvermelding.


INHOUD

INHOUD VOORWOORD

5

DEEL 1 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

9

DEEL 2 PROFIEL VAN DE SECTOR HOOFDSTUK 1 DE WERKING

33 45

HOOFDSTUK 2 DE MEDEWERKERS

137

HOOFDSTUK 3 DE FINANCIテ起

161

DEEL 3 BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

177

BIJLAGE: CD-ROM

BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk | 3


VOORWOORD

4 | BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk


VOORWOORD

VOORWOORD De FOV is blij je de derde editie van Boekstaven voor te stellen, een boek waarin het sociaal-cultureel volwassenenwerk weer volop in de schijnwerpers wordt geplaatst. Boekstaven is een uitgave die het erkende en/of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen jaar na jaar in kaart brengt. Het is een jaarboek met kerngegevens over de sector: de werking, de medewerkers, de financiën en het beleid dat de overheid ten aanzien van de sector voert. De FOV publiceert dit boek vanuit de overtuiging dat een goed beleid en claims op goede beleidsmaatregelen gestaafd moeten kunnen worden met objectieve gegevens. Boekstaven is een ‘work in progress’. Enerzijds heeft het boek reeds een langere voorgeschiedenis achter de rug, met de uitgave van Boekstaven 2009, 2008 en zelfs de druk van een interne testversie in 2007. Anderzijds wordt, in samenspraak met de organisaties uit de sector, steeds gesleuteld aan de inhoud van het boek, zonder evenwel de vergelijkbaarheid tussen de edities in het gedrang te brengen. We besteden bijvoorbeeld dit jaar nog meer aandacht aan concrete praktijkvoorbeelden van organisaties. Daarom is ook Boekstaven 2010 meer dan een louter geactualiseerde kopie van de vorige editie. Dit boek gaat over 2009 én 2010. De eerste twee delen, de voorstelling en het profiel van de sector, zijn gebaseerd op cijfermatig en beschrijvend onderzoek en handelen daarom enkel over het afgesloten jaar 2009. Het derde en laatste deel, het Beleidsjaarboek, toont hoe de sector in het parlementaire jaar 2009-2010 in het vizier lag van allerlei beleidswerk. Schematisch:

BOEKSTAVEN 2008

BOEKSTAVEN 2009

profiel

profiel

profiel beleid

2007

beleid

2008

BOEKSTAVEN 2010

beleid

2009

2010

De beschrijving van het profiel van de sector in Boekstaven 2010 gaat over het kalenderjaar 2009, de beschrijving van het beleid over het parlementair jaar 2009-2010, enzovoort.

Gevolg van deze werkwijze: de impact van de economische crisis en de besparingen van de Vlaamse regering zijn in de gegevens nog niet merkbaar. De verzamelde gegevens hebben betrekking op 2009, de besparingen kwamen pas echt op gang in 2010. De kerncijfers van Boekstaven (werking, medewerkers, financiën) evolueerden met mondjesmaat in de tijd. Het heeft dus niet veel zin om elk jaar opnieuw een exhaustieve studie van pakweg het personeelsbestand van de sector te maken. Boekstaven 2010 tracht daarom op een efficiënte wijze met de cijfers en de evoluties om te gaan. We beperken ons bij de medewerkers en de financiën tot een ‘staalkaart’: we vermelden enkel de kerngegevens. Evoluties van cijfers bespreken we voor zover ze significant zijn. We plannen tegen het einde van de volgende beleidsperiode (2014) opnieuw een exhaustieve studie. In de tussentijd blijven de detailbevindingen van Boekstaven 2009 actueel. Nog een kantmelding over het laatste deel: dit deel, het Beleidsjaarboek, heeft een sterke documentaire inslag. Omdat we de lezer niet nodeloos willen overvallen met een immens dik boek, kozen we ervoor de documentatie via een CD-ROM bij de lezer te brengen. De documentatie is gebruiksvriendelijk en ‘to the point’ gekoppeld aan de artikels. Dit laat toe te grasduinen in die rubrieken die jou BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk | 5


VOORWOORD

interesseren. Op de CD-ROM vind je bovendien nog een pdf-versie van de verschillende delen van het boek, persberichten van bewegingen en de gebruikte vragenlijsten bij het onderzoek. Met dit boek willen we op een zo objectief mogelijke manier rapporteren over de sector en het beleid. We krijgen echter regelmatig de vraag naar wat de FOV nu zelf vindt van de gepubliceerde gegevens. Daarom hebben we een brochure aan het boek toegevoegd met wat volgens ons de essentie is van Boekstaven 2010. De brochure steunt op de gegevens uit het boek, maar staat er los van. Het is de interpretatie van de belangenbehartiger. We wensen je veel leesplezier.

FOV De FOV verdedigt sinds 2000 de belangen van de erkende en/of gesubsidieerde sociaal-culturele organisaties bij overheden en bij andere beleidsinstanties. De FOV neemt het dus op voor de sociaal-culturele sector, zowel voor de individuele organisaties als voor de hele sector. De FOV is een autonome en onafhankelijke VZW van en opgericht door erkende en/of gesubsidieerde organisaties voor sociaalcultureel volwassenenwerk.

6 | BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk


BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk | 7


8 | VOORSTELLING VAN DE SECOR


DEEL 1

VOORSTELLING VAN DE SECTOR


10 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR


INHOUD

INHOUD DEEL 1 1. het sociaal-cultureel volwassenenwerk als sector 2. de verenigingen 3. de bewegingen 4. de Vormingplus-centra 5. de landelijke vormingsinstellingen

13 16 21 25 28

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 11


1. DE SECTOR

12 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR


1. DE SECTOR

1. HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK ALS SECTOR Het sociaal-cultureel volwassenenwerk staat voor een kleurrijk en hedendaags palet aan verenigingen, bewegingen, Vormingplus-centra en vormingsinstellingen. De sector bundelt 124 erkende en/of gesubsidieerde organisaties. Klein en groot, oud en nieuw ... In het sociaal-cultureel volwassenenwerk komen mensen samen. Ze gaan over tot maatschappelijke actie, verrijken hun culturele bagage en verruimen hun horizonten. Deelnemers vergroten hun kennis, inzicht en vaardigheden voor zichzelf of voor anderen. Ze ontplooien zich en staan sterker in de samenleving. De organisaties uit de sector richten zich vooral op volwassenen. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert de ‘sociaal-culturele methodiek’. Dat is een sociale manier van werken die een unieke meerwaarde creëert voor alle betrokkenen. Uniek omdat in deze sociale context kennis, houdingen en vaardigheden worden ontwikkeld die niet aan bod kunnen komen in een individuele context. Vrijwillig engagement kan je bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk niet weg denken. De sector kan rekenen op de inzet van 185.000 vrijwilligers. Met een gemiddelde inzet van vijf uur per week leveren de vrijwilligers een werkkracht van 25.000 voltijdse equivalenten. Sociaal-cultureel volwassenenwerk is vooral leren in vrijwillige deelname en in de vrije tijd. Het is dus niet eenzijdig gericht op een diploma of een beroep. Daarin onderscheidt het sociaal-cultureel volwassenenwerk zich van bijvoorbeeld de volwasseneneducatie.

PLAATS IN HET BELEID Het sociaal-cultureel volwassenenwerk hoort als sector beleidsmatig bij het domein Cultuur, Jeugd, Sport en Media en meer specifiek bij Cultuur. Minister Schauvliege is dus bevoegd. Binnen het cultuurbeleid zijn er twee grote programma’s: Kunsten en Erfgoed en SociaalCultureel Werk voor Volwassenen. Binnen dat volwassenenwerk vind je het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De buursectoren zijn de amateurkunsten, lokaal cultuurbeleid, participatiebeleid en organisaties en projecten erkend door het Circusdecreet en het decreet Vlaamse Gebarentaal. Beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media Beleidsdomein H - afkorting CJSM

Cultuur min. Schauvliege

Jeugd min. Smet

Sociaal-Cultureel Werk begrotingsprogramma D

sociaal-cultureel volwassenenwerk programma’s HD109-113

amateurkunsten

lokaal cultuurbeleid

Sport min. Muyters

Media min. Lieten

Kunsten en Erfgoed

participatie

circus

Vlaamse gebarentaal

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is gegroeid uit privé-initiatieven als antwoord op maatschappelijke uitdagingen. Geleidelijk aan worden goede praktijken door andere beleidsdomeinen overgenomen. Zo zijn bijvoorbeeld samenlevingsopbouw, cultuurvoorziening van VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 13


1. DE SECTOR

gedetineerden en ouderparticipatie in het onderwijs spin-offs van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk regelt de sector. Het Agentschap voor Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen zorgt voor de dagelijkse uitvoering. Het ruime Sociaal-Cultureel Werk (lokaal cultuurbeleid, amateurkunsten, participatiedecreet en sociaal-cultureel volwassenenwerk) vertegenwoordigt 174,4 miljoen euro in de begroting. Dat is 0,88 procent van de hele begroting van de Vlaamse Gemeenschap (19,87 miljard euro). Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is goed voor 0,3 procent van de Vlaamse begroting.

TYPES ORGANISATIES Het sociaal-cultureel volwassenenwerk bestaat uit vier verschillende types organisaties, de zogenaamde werksoorten: - de verenigingen: dit zijn landelijke netwerken van lokale of categoriale afdelingen en groepen; - de bewegingen: dit zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een bepaald thema of een cluster van thema’s; - de Vormingplus-centra: dit zijn regionale vormingsinstellingen die brede vorming aanbieden, spreiden en stimuleren; - de landelijke vormingsinstellingen: dit zijn landelijke vormingsinstellingen die gespecialiseerde of syndicale vorming aanbieden, ofwel werken voor en met personen met een handicap. Hierna lees je meer over elke werksoort.

14 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR


2. DE VERENIGINGEN

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 15


2. DE VERENIGINGEN

2. DE VERENIGINGEN Verenigingen zijn netwerken van lokale of categoriale afdelingen en groepen, verspreid tot in elke uithoek van Vlaanderen en Brussel. Verenigingen brengen mensen samen en bouwen bruggen over alle verschillen heen. Met hun acties, publicaties en activiteiten dragen ze bij tot de emancipatie van hun leden en deelnemers en bieden ze hen een zinvolle invulling van de vrije tijd. Verenigingen hebben zich aangepast aan maatschappelijke ontwikkelingen. Ze zijn immers voortdurend bezig met innovatie en experiment. En met succes: de verenigingen telden in 2009 13.970 afdelingen (of: gemiddeld 43 per gemeente), 9,3 miljoen deelnemers aan activiteiten en 173.000 vrijwilligers. Die vrijwilligers zijn onmisbaar voor de verenigingen, want zij doen de machine draaien. Beroepskrachten in een professioneel landelijk en/of regionaal secretariaat ondersteunen de vrijwilligers met raad en daad. Verenigingen zijn even divers als hun publiek. Elk hebben ze hun eigen focus, historisch gegroeid en/of bewust gekozen. Sommige organisaties hebben een focus op een doelgroep zoals vrouwen, senioren, etnisch-culturele minderheden, holebi’s, mensen met een handicap ... Andere hebben speciale aandacht voor een inhoudelijke invalshoek: armoede, cultuureducatie, duurzame ontwikkeling, mensenrechten, sociaal toerisme, levensbeschouwing ... Maar altijd hebben ze de bedoeling om mensen samen te brengen. Zich samen voor iets in te zetten. Vlaanderen telt vandaag 551 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen. 14 van de 55 verenigingen zijn zogenaamde migrantenverenigingen. Deze verenigingen kregen tot in 2010 tijd om in alle facetten van hun werking te voldoen aan de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de verenigingen binnen het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Actualiteit In 2010 dienden uiteindelijk 13 migrantenverenigingen een erkenningsaanvraag in. Op 1 juni 2010 besliste de minister om negen migrantenverenigingen te erkennen. Zij engageerde zich om voor de vier niet-erkende migrantenverenigingen een alternatief spoor te organiseren. De minister erkende daarnaast in 2010 ook vier nieuwe ‘algemene’ verenigingen.

De verenigingen in kerncijfers (2009) het aantal verenigingen:

55

waarvan migrantenverenigingen

14

het aantal personeelsleden:

1.205

omzet (inkomsten en uitgaven):

109,9 miljoen euro

subsidies VOLC (uit decreet SCVW):

24,0 miljoen euro

1 Waar in dit boek gegevens over de verenigingen voorkomen, gaat het steeds over 54 verenigingen. LVZ nam immers, net als de vorige jaren, niet deel aan de bevraging voor dit boek.

De verenigingen op een rijtje

AIF, Multiculturele A. Vermeylenfonds

16 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

Acli-Vlaanderen

Federatie van Zelforganisaties


2. DE VERENIGINGEN

Amnesty International Vlaanderen

ATB De Natuurvrienden

Çavaria

ConTempo

Curieus

Davidsfonds

Federatie van

Federatie van Marokkaanse

Federatie van

Marokkaanse Verenigingen (FMV)

Democratische Organisaties (FMDO)

Vlaamse Simileskringen

Federatie van Vooruitstrevende

Federatie van Zelforganisaties

Verenigingen (CDF)

in Vlaanderen (FZO-VL)

Federatie Wereldvrouwen

Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV)

FVK-Rodenbachfonds

Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS)

Federation of Anglophone Africans in Gezinsbond

Belgium (FAAB)

Het Vlaamse Kruis

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 17


2. DE VERENIGINGEN

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV)

Internationaal ComitĂŠ (IC)

KAV - Vrouwen die bewegen

KVLV - Vrouwen met vaart

kwb

KVG-Vorming Open kijk op handicap

Latijns-Amerikaanse Federatie

Liberale Beweging voor

Landelijke Gilden

(LAF)

Volksontwikkeling (LBV)

Liberale Vrouwen

Linx+

LVZ-Vormingsdienst

markant - Netwerk van Ondernemende Vrouwen

Neos - netwerk van ondernemende Masereelfonds

senioren

Platform van OKRA

18 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

Pasar - Vleugels voor je vrije tijd

Afrikaanse gemeenschappen


2. DE VERENIGINGEN

Unie der Turks Islamitische Culturele S-Plus

Verenigingen (Turkse Unie van BelgiĂŤ)

Unie van Turkse Verenigingen (UTV)

Unizo-Vorming

Verbond VOS,

Vereniging voor Ecologisch Leven

zelfstandige ondernemers

Vlaamse Vredesvereniging (VOS)

en Tuinieren (Velt)

Vereniging voor Ontwikkeling en

Vereniging voor personen

VIVA-SVV

Emancipatie van Moslims (VOEM)

met een handicap (VFG)

Socialistische Vrouwenvereniging

voor Gepensioneerden (VVVG)

Vlaamse Volksbeweging

VOSOG Scouting voor volwassenen

vtbKultuur

Welzijnsschakels

Willemsfonds

Vlaams Verbond

Ziekenzorg CM

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 19


3. DE BEWEGINGEN

20 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR


3. DE BEWEGINGEN

3. DE BEWEGINGEN Bewegingen zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een specifiek thema. Bewegingen worden gedreven door bewogenheid, strijdkracht en enthousiasme om de maatschappij positief te veranderen. Zowel structurele maatschappelijke verandering als individuele gedragsverandering staan op hun agenda. Deze maatschappelijke verandering realiseren ze door middel van sensibilisatie, educatie en sociale actie. Met campagnes en gerichte initiatieven brengen deze organisaties Vlaanderen in beweging. Ze schoppen de samenleving een geweten en staan op de bres voor maatschappelijke thema’s als bio-ethiek, vrede, verdraagzaamheid, duurzaam omgaan met geld, armoede, ecologie ... Bewegingen geven zo zuurstof aan de democratie. Bewegingen stammen uit de traditie van de grote sociale bewegingen. Deze organisaties voerden actie voor algemeen stemrecht, gelijk loon voor mannen en vrouwen, mensen- en dierenrechten ... Ze droegen hun steentje bij aan maatschappelijke acties, emancipatiestromingen en sensibilisatiecampagnes. De sociale bewegingen brachten zo beweging in de samenleving en meteen ook in de geschiedenis van de politiek in Vlaanderen en België. Nieuwe tijden brachten nieuwe noden en veranderende manieren waarop burgers participeren. Gaandeweg ontstonden nieuwe bewegingsvormen en evolueerden hun thema’s. Bio-ethiek, duurzaam omgaan met geld, interculturaliteit, digitale geletterdheid ... al deze thema’s wonnen en winnen aan belang in onze maatschappij. Met het decreet van 2003 voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk geeft de Vlaamse Gemeenschap sociaal-culturele bewegingen een plaats in onze sector. Vlaanderen telt vandaag 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. Bewegingen genieten (nog) geen erkenning van de overheid. Veel organisaties leven daarom in onzekerheid op het einde van elke vijfjarige beleidsperiode. Actualiteit In 2009 kregen zes bewegingen te horen dat ze vanaf 2011 niet langer gesubsidieerd zullen worden. Eén beweging vocht de beslissing aan bij de Raad van State. In 2010 kregen vijf nieuwe bewegingen een toezegging voor subsidiëring in de volgende beleidsperiode.

De bewegingen in kerncijfers (2009) het aantal bewegingen:

31

het aantal personeelsleden:

330

omzet (inkomsten en uitgaven):

15,0 miljoen euro

subsidies VOLC (uit decreet SCVW):

4,1 miljoen euro

De bewegingen op een rijtje

Bedevaart naar de graven aan de IJzer

Blindenzorg Licht en Liefde Beweging Tegen Geweld - Zijn

Zicht op Cultuur

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 21


3. DE BEWEGINGEN

Bond zonder Naam Cultuur

De Maakbare Mens

De Wakkere Burger

EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief)

GetBasic

Actie, Vorming en Onderzoek (IMAVO)

Integraal

Kerkwerk Multicultureel Samenleven

Kif Kif

Koerdisch Instituut

Liga voor Mensenrechten

LINC

Mobiel 21

Netwerk Bewust Verbruiken

Netwerk Vlaanderen

Pax Christi Vlaanderen

Ryckevelde

Sociumi

Instituut voor Maatschappijkritische

22 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR


3. DE BEWEGINGEN

Toemeka

Vaka/Hand in Hand

Verbruikersateljee

Vluchtelingenwerk Vlaanderen

Voedselteams

Vrede

Vredesactie

Welzijnszorg

Wervel

zij-kant

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 23


4. DE VORMINGPLUS-CENTRA

24 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR


4. DE VORMINGPLUS-CENTRA

4. DE VORMINGPLUS-CENTRA VORMING BIJ IEDEREEN IN DE BUURT Vormingplus-centra (of de volkshogescholen) zijn regionale vormingsinstellingen met een ambitieus takenpakket. Ze zijn het knooppunt voor informeel leren. De centra hebben vier opdrachten: 1. een eigen aanbod verzorgen; 2. dit aanbod spreiden over de regio; 3. het aanbod niet-formele educatie in de regio coördineren en afstemmen; 4. het aanbod niet-formele educatie in de regio bekendmaken. Een eigen educatief aanbod creëren en aanbieden is dus slechts één van de vele taken die de centra moeten verwezenlijken. Het educatief aanbod staat open voor iedereen en wordt zelfstandig of in samenwerking met andere organisaties uitgewerkt. Ook projecten en vernieuwende methodieken behoren tot de core business van de centra. Onvermoeibaar slopen ze participatiedrempels. De Vormingplus-centra overleggen met tal van partners om het aanbod aan activiteiten in de regio te stroomlijnen, af te stemmen en bekend te maken. Als netwerkers zijn de centra motoren die zorgen voor meer vorming in de regio. De 13 Vormingplus-centra werken aan dezelfde opdrachten, maar hebben elk een eigen identiteit. Vormingplus Brussel (Citizenne) kan je niet vergelijken met Vormingplus Kempen en Vormingplus Antwerpen is anders dan Vormingplus Limburg ... Een andere regio betekent andere uitdagingen én een andere koers.

HET RESULTAAT VAN EEN GRONDIGE HERVORMING In de jaren ‘90 waren in Vlaanderen een veertigtal vormingsinstellingen actief. De Vlaamse overheid wilde het aanbod aan niet-formele educatie meer geografisch spreiden, schaalvergroting stimuleren en een aanbod voor elke Vlaming realiseren. De overheid herverkavelde daarom met het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk het vormingslandschap ingrijpend. Een 30-tal instellingen en deelinstellingen gingen vanaf 2004-2005 op in 13 gloednieuwe regionale volkshogescholen. Naast de volkshogescholen bleef een beperkt aantal landelijke gespecialiseerde vormingsinstellingen bestaan (zie verder). Vandaag telt Vlaanderen dertien regionaal gespreide Vormingplus-centra. De provincies Antwerpen, West- en Oost-Vlaanderen tellen elk drie centra, Vlaams-Brabant twee, Brussel en Limburg elk één. Actualiteit In 2010 besliste de minister de middelen van de Vormingplus-centra gevoelig in te krimpen. De subsidie daalt in de volgende beleidsperiode van 1,5 euro per inwoner naar 1,2 euro. Daarbij besliste de minister ook de opdrachten van de centra aan te passen. Vormingplus in kerncijfers (2009) het aantal centra: het aantal personeelsleden:

13 200

omzet (inkomsten en uitgaven):

15,4 miljoen euro

subsidies VOLC (uit decreet SCVW):

11,0 miljoen euro

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 25


4. DE VORMINGPLUS-CENTRA

Vormingplus

Vormingplus

Oostende-Westhoek

Gent-Eeklo

Vormingplus Antwerpen

Vormingplus

Vormingplus

regio Brugge

regio Mechelen

Vormingplus Kempen

Limburg

Vormingplus Waas-en-Dender

Vormingplus

Vormingplus

Vormingplus

Vormingplus

Midden en

Vlaamse Ardennen-

Halle-Vilvoorde

Oost-Brabant

Zuid West-Vlaanderen

Dender

(Arch’educ) Vormingplus Brussel (Citizenne)

26 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

Vormingplus


5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 27


5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN EXPERTEN IN HUN VAKGEBIED De landelijke vormingsinstellingen werken - in tegenstelling tot de Vormingplus-centra (zie eerder) - niet regionaal, maar landelijk en niet algemeen, maar rond één thema. De vormingsinstellingen zijn experten in hun vakgebied, hun specialisme. Daardoor kan je bij hen terecht voor zowel laagdrempelige als meer doorgedreven vormingen. Maatschappelijke en sociale doelen zijn bij de vormingsactiviteiten nooit veraf. Deelnemers ontplooien er zichzelf, leren nieuwe mensen kennen en komen sterker in de samenleving te staan. De landelijke vormingsinstellingen bestaan uit verschillende types organisaties. Ten eerste heb je de 17 gespecialiseerde vormingsinstellingen. Deze instellingen bieden samen een breed aanbod van vormingsactiviteiten, gaande van kunst- of natuureducatie over wetenschapspopularisering tot actief burgerschap, zingeving, enzovoort. Daarnaast zijn er ook vormingsinstellingen die werken voor een syndicale beweging of met personen met een handicap en Vijftact, de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap. De drie syndicale vormingsinstellingen zijn verbonden aan één van de drie grote vakbonden (ABVV, ACLVB, ACV). De vorming die zij aanbieden staat open voor iedereen binnen de ruime syndicale beweging, met of zonder werk, en is niet beroepsgericht. Deelnemers leren er over de werking van de vakbond, sociaal engagement, de sociale verkiezingen, sociale rechten en plichten, de politieke actualiteit, informatica, enzovoort. De syndicale vormingsinstellingen maken van hun deelnemers mondige en geïnformeerde personen. Op en naast de werkvloer en in de brede samenleving. De vormingsinstellingen voor personen met een handicap hebben dezelfde maatschappelijke en sociale doelen als de andere instellingen. Zij werken echter specifiek met personen met een handicap en hun omgeving. In beperkte mate organiseren ze ook activiteiten voor begeleiders van personen met een handicap. Er zijn negen van deze organisaties. Ze zijn gefedereerd in drie federaties. Tenslotte heb je nog Vijftact, de federatie van vijf vormingsdiensten voor personen met een handicap. Deze federatie doet meer dan vormingsactiviteiten organiseren. Ze ijvert voor inclusie en een betere beeldvorming van personen met een handicap. Vijftact bundelt en ontwikkelt bovendien kennis over deze thema’s. Vijftact overkoepelt vijf afzonderlijke organisaties. Actualiteit Eén landelijke vormingsinstelling verliest om juridisch-technische redenen vanaf 2011 haar erkenning. De minister beslist anderzijds één nieuwe gespecialiseerde vormingsinstelling te erkennen: Het Vlaams Kruis. De organisatie was een erkende vereniging, maar maakt nu de overstap naar de werksoort vormingsinstellingen.

De landelijke vormingsinstellingen in kerncijfers (2009) het aantal vormingsinstellingen:

24

waarvan gespecialiseerde vormingsinstellingen

17

waarvan syndicale vormingsinstellingen

3

waarvan (federaties van) vormingsinstellingen voor personen met een handicap

3

waarvan een federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap het aantal personeelsleden:

1 432

omzet (inkomsten en uitgaven):

32,0 miljoen euro

subsidies VOLC (uit decreet SCVW):

19,8 miljoen euro

De landelijke vormingsinstellingen op een rijtje 28 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR


5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

GESPECIALISEERDE VORMINGSINSTELLINGEN

Centrum voor Christelijk Vormingswerk

Centrum voor Natuur- en

Amarant

(CCV), partner in christelijk vormingswerk

Milieu-educatie (CVN)

Halewynstichting

Impuls

Inverde

Motief

Natuurpunt Educatie

PRH-Persoonlijkheid en Relaties

Stichting Lodewijk de Raet

Timotheus

(UPV)

Uitstraling Permanente Vorming

Vormingscentrum Opvoeding en

Vormingsinstituut Rode Kruis

Universiteit Vrije Tijd Davidsfonds

Kinderopvang (VCOK)

Vlaanderen

Wisper

Zorg-Saam

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 29


5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

SYNDICALE VORMINGSINSTELLINGEN

Ateliers voor Werknemersvorming

Vorming en Actie

Comé, competent in engagement

VORMINGSINSTELLINGEN VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP

KR8

De Brug Gent

Tievo

Op-Stap

De Kei

Wiev

Z11

Handicum

De Brug Hasselt

Het Grote Plein

VMG

VIBEG

FEDERATIE VAN VORMINGSDIENSTEN VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP

Vijftact

Centrum ZitStil

Fevlado-Diversus

Gezin en Handicap

Sig

Vlaamse Dienst Autisme

30 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR


VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 31


32 | PROFIEL VAN DE SECTOR


DEEL 2

PROFIEL VAN DE SECTOR


34 | PROFIEL VAN DE SECTOR


INHOUD

INHOUD DEEL 2 Inleiding Methodologie Begrippenlijst Afkortingen

37 38 41 43

HOOFDSTUK 1: DE WERKING

45

1.1 bevindingen 1.2 de verenigingen 1.2.1 de werking in kernwoorden

46 49 49

1.2.2 wat doen de verenigingen? 1.2.3 de werking in cijfers

52 68

1.3 de bewegingen 1.3.1 bewegingen en hun campagnes

76 76

1.3.2 beweging maken, hoe doe je dat?

1.4 de Vormingplus-centra 1.4.1 opdracht 1: een eigen aanbod verzorgen

86 95 95

1.4.2 opdracht 2: het eigen aanbod spreiden over de regio 1.4.3 opdracht 3: het aanbod niet-formele educatie coördineren en afstemmen 1.4.4 opdracht 4: het aanbod niet-formele educatie in de regio bekendmaken

1.5.1. werking: voorbeelden uit het educatief aanbod 1.5.2. de werking in cijfers

1.5 de landelijke vormingsinstellingen

HOOFDSTUK 2: DE MEDEWERKERS 2.1 bevindingen 2.2 staalkaart van de medewerkers

2.2.1 inleiding 2.2.2 overzichtstabel 2.2.3 de ‘work-force’ 2.2.4 het personeelsverloop in 2009 2.2.5 man-vrouw-verhouding 2.2.6 inhoudelijke en ondersteunende opdracht 2.2.7 leeftijd 2.2.8 dienstanciënniteit 2.2.9 opleidingniveau 2.2.10 voltijds/deeltijds

HOOFDSTUK 3: DE FINANCIËN 3.1 bevindingen 3.2 staalkaart van de financiën

3.2.1 inkomsten 3.2.2 uitgaven

3.3.1 verenigingen 3.3.2 bewegingen 3.3.3 Vormingplus-centra 3.3.4 landelijke vormingsinstellingen

3.3 subsidiecijfers per werksoort per organisatie

105 110 115 117 117 125 137 138 139 139 139 141 145 149 150 151 154 156 158 161 162 163 163 168 170 170 172 173 174

PROFIEL VAN DE SECTOR | 35


INLEIDING

Inleiding Methodologie Begrippenlijst Afkortingen

36 | PROFIEL VAN DE SECTOR


INLEIDING

INLEIDING In dit deel tonen we, aan de hand van cijfers en beschrijvingen, het werk van onze sector, wie er werkt en hoe het financiële plaatje in elkaar zit. Het profiel van de sector dat we in dit deel schetsen, is het resultaat van cijfermatig en beschrijvend onderzoekswerk. De rol die de FOV-lidorganisaties bij dit onderzoek gespeeld hebben, is niet te onderschatten: op één organisatie na leverden alle organisaties alle gevraagde gegevens voor het onderzoek. We kunnen daarom gerust stellen dat de gegevens in dit deel representatief zijn. We danken hiervoor alvast de betrokken organisaties. We willen benadrukken dat meetresultaten steeds een reductie van de werkelijkheid zijn. Een reductie die zich soms zelfs leent tot foute interpretaties. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is meer dan aantallen afdelingen, bestuursleden, campagnes of vormingsuren. De essentie van het sociaal-cultureel volwassenenwerk ligt niet in de cijfers. Zij maken de sector enkel aanschouwelijk. Daarom hebben we bij de rapportage over de werking van de organisaties ook oog voor beschrijvende informatie. We vermelden concrete praktijkvoorbeelden, inhoudelijke pijlers en doelgroepen van de organisaties. De gegevens in dit boek zijn het resultaat van een vierde gegevensverzameling bij de organisaties. We deden na een testronde in 2006 reeds een ronde in 2007 en 2008. Gaandeweg bouwen we zo een tijdreeks op die toelaat evoluties in de sector in kaart te brengen. De cijfers evolueerden echter met mondjesmaat. Opvallende tendensen zijn in een tijdspanne van drie jaar eerder zeldzaam. Daarom bespreken we in dit deel enkel trends voor zover ze significant zijn. Het eerste hoofdstuk van dit deel gaat over de werking van de verschillende werksoorten. Omwille van de grote diversiteit tussen de werksoorten werd hier voor een verschillende aanpak gekozen die het beste bij de eigenheid van elke werksoort past. Het tweede hoofdstuk is gewijd aan de medewerkers van het sociaal-cultureel volwassenenwerk: personeelsleden, freelancers en vrijwilligers. We geven een staalkaart met de kerncijfers. Voor detailgegevens verwijzen we naar Boekstaven 2009. De bevindingen in die editie bleven actueel. Tenslotte vind je in het derde hoofdstuk een financiële analyse van de sector. We houden er onder meer de inkomsten, uitgaven, subsidies en personeelskosten tegen het licht. Bij het opvragen van de gegevens werd gewerkt met een vaste methodologie en begrippenlijst. Je vindt de nodige toelichting hierna. De cijfers in dit deel geven de stand van zaken op 31 december 2009. De besparingen kwamen pas echt op gang in 2010. In deze editie van Boekstaven is het effect van de economische crisis en besparingen dus nog niet zichtbaar.

Benchmarking De organisaties uit de sector gebruiken de data van Boekstaven voor eigen benchmarking. Op een online platform kunnen ze de kerngegevens van de eigen organisatie vergelijken met gemiddelden van hun werksoort. Het platform krijgt een upgrade en is begin 2011 afgewerkt.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 37


METHODOLOGIE

METHODOLOGIE We schetsen de methodologie die gehanteerd werd bij het onderzoek dat aan deze publicatie voorafging: We verzamelden zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve gegevens aan de hand van vragenlijsten die de organisaties zelf invulden. We verzamelden de meeste gegevens met een online vragenlijst, verbonden aan een databank. De gegevens over de werking van de Vormingplus-centra en de vragenlijst over ‘hoe bewegingen beweging maken’ verzamelden we respectievelijk met een Excel- en een Word-formulier. De bevraging vond plaats in de maanden april, mei en juni 2010 en peilde naar de situatie op 31 december 2009. In totaal hebben we de gegevens van 123 gesubsidieerde en/of erkende organisaties ontvangen. Op één organisatie na leverden alle organisaties alle gevraagde gegevens voor het onderzoek: - de vereniging VOSOG Scouting voor volwassenen ontvangt een startsubsidie, maar werd in de bevraging opgenomen; - de vereniging LVZ (Liberaal Verbond voor Zelfstandigen) nam niet deel aan de bevraging; - de Educatieve Vereniging voor Ouderwerking (EVO) en de Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen (VCOV) maakten afspraken met de overheid om zich vanaf 2009 te laten ondersteunen door het Departement Onderwijs. Zij maken dus niet langer deel uit van het erkende of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk; - in de loop van 2009 zette Atelier Cirkel, een gespecialiseerde vormingsinstelling, zijn werking stop.

Twee kantmeldingen bij de gegevensverzameling: 1. Het resultaat van de gegevensverzameling wordt bepaald door de initiële keuze van de op te vragen gegevens. Over personeel bijvoorbeeld, vroegen we de man/vrouwverhouding op, gediversifieerd naar inhoudelijke en ondersteunende opdrachten. Een rondvraag naar de man/vrouw-verdeling in leidinggevende posities zou misschien een andere verhouding laten zien. Het profiel dat we hier van de sector schetsen is dus een resultante van bepaalde keuzes. 2. Ten tweede wordt het resultaat van de gegevensverzameling bepaald door de input van de organisaties. De organisaties vulden immers zelf de vragenlijsten voor het onderzoek in. Dat kan leiden tot lichte verschillen in interpretatie. Met de ingebruikname van een online meetsysteem, de ervaring van de organisaties (dit is intussen de vierde bevraging) en de intensieve begeleiding tijdens de gegevensverzameling is het interpretatieprobleem intussen wel sterk gereduceerd.

VERANTWOORDING CIJFERMATIGE DELEN De bevraging van de organisaties gebeurde voor het grootste deel met een online systeem, gekoppeld aan een databank. Dit maakt de bevraging op een aantal vlakken efficiënter: - op de ingevoerde gegevens worden meteen enkele automatische controles uitgevoerd (logische juistheid, volledigheid ...); - uitleg over de gevraagde gegevens is steeds binnen ‘muisbereik’. Dit garandeert een meer uniforme input van de organisaties; - alle gegevens worden automatisch verzameld in een centrale database. Dit vermindert het risico op menselijke fouten bij de verwerking. Het online systeem is inmiddels voor het tweede jaar in gebruik en heeft zijn betrouwbaarheid bewezen. Het onderstaande methodologische pad werd gevolgd bij de verwerking van de gegevens over: - de medewerkers bij alle werksoorten; - de kwantitatieve gegevens over de werking van de verenigingen, de Vormingplus-centra en de landelijke vormingsinstellingen. We doorliepen verschillende stappen: selectie en opvraging van de brongegevens, de harmonisatie van de gegevens en bijschattingen.

38 | PROFIEL VAN DE SECTOR


METHODOLOGIE

1. Selectie van de op te vragen gegevens en bevraging Aan de hand van de evaluatie van de vorige versie van Boekstaven werden in de verschillende FOV-werkgroepen een paar bijkomende afspraken gemaakt over welke gegevens op welke wijze opgevraagd zouden worden. Hierbij werd rekening gehouden met de relevantie of de meerwaarde van de op te vragen gegevens en de beschikbare middelen om het onderzoek uit te voeren. Met name de Vormingplus-centra hebben heel wat nieuw cijfermateriaal vergaard voor deze editie van Boekstaven. Alle kwantitatieve gegevens zijn een momentopname van de situatie op 31 december 2009. We werken dus niet met jaargemiddelden.

2. Harmonisatie en correctie De harmonisatie houdt in dat we de ingestuurde gegevens controleerden op volledigheid en waarschijnlijkheid. Dit deden we op basis van onze kennis over de werking van de organisaties (plausibiliteit), door de cijfers te vergelijken met ingestuurde cijfers van de vorige jaren en de gegevens uit voortgangsrapporten, publicaties en websites. Bij vastgestelde afwijkingen contacteerden we de organisaties en brachten we, in overleg met de organisatie, waar nodig verbeteringen aan in de brongegevens. Concrete voorbeelden: - een plotse sterke krimp van het personeelsbestand; - een stabiel aantal bestuursvrijwilligers ondanks een groei in aantal afdelingen; - een plotse groei in subsidies uit het decreet, ondanks de besparingen; - ... Doorgaans waren de afwijkingen te wijten aan een vergissing, vergetelheid of een foute interpretatie.

3. Bijschattingen Enkele organisaties waren niet in de mogelijkheid alle gegevens te verstrekken. Dit was in enkele gevallen te wijten aan een gebrek aan man-of vrouwkracht of aan een gebrek aan een voldoende nauwkeurig meetinstrument. In overleg met de organisatie werd dan ofwel besloten aan de hand van werkingsindicatoren een verantwoorde schatting te maken, ofwel enkele cijfers van 2009 te hernemen en bij te sturen. Op deze manier werd een 100 % respons bereikt bij alle 123 deelnemende organisaties. Een blanco voorbeeld van de vragenlijsten vind je als bijlage op de CD-ROM.

VERANTWOORDING BESCHRIJVENDE DELEN Omwille van de grote diversiteit onder de organisaties en het feit dat een louter kwantitatieve benadering van de werking als te beperkend wordt ervaren, kiezen we ervoor meer beschrijvende gegevens op te nemen in dit boek. - De verenigingen geven daarom, naast cijfergegevens, ook een zelfbeschrijving in een aantal kernwoorden (die we opnemen in een woordenwolk) en een beschrijving van een markante activiteit of project. - De bewegingen rapporteren over hun meest opvallende campagne en gaan dieper in op de wijze waarop ze ‘beweging maken’. - De Vormingplus-centra vullen hun cijfergegevens aan met heel wat concrete praktijkvoorbeelden. - De landelijke vormingsinstellingen vermelden naast cijfers een aantal voorbeelden van vormingen die ze in 2009 georganiseerd hebben.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 39


METHODOLOGIE

De organisaties vulden de vragenlijsten zelf in. Waar nodig werden de gegevens in overleg met de organisaties aangepast of ingekort. De inbreng van de bewegingen over hoe ze beweging maken werd samengevoegd en herwerkt tot een analyserende tekst. Een blanco voorbeeld van de vragenlijsten vind je als bijlage op de CD-ROM.

VERANTWOORDING FINANCIËLE GEGEVENS De erkende en gesubsidieerde organisaties moeten jaarlijks vóór 1 april een financiële afrekening bezorgen aan het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Volwassenen. Net als andere jaren vroeg de overheid het gedetailleerde overzicht van uitgaven en inkomsten op met een Excel-tabel. We verzamelden dezelfde tabellen bij de organisaties en analyseerden ze. We controleerden de tabellen ook op plausibiliteit en vergeleken ze met de tabellen van 2008. Waar nodig vroegen we verduidelijkingen of aanpassingen bij de organisaties. Twee organisaties konden geen (adequate) afrekening bezorgen. Voor die organisaties namen we de cijfers voor 2008 over. Een blanco voorbeeld van de Excel-tabel voor de financiële afrekening vind je als bijlage op de CD-ROM.

BEREKENING SPREIDINGSINDEX VORMINGPLUS-CENTRA (P. 108) De spreidingsindex van de Vormingplus-centra toont de spreiding (en enkel de spreiding) van het aanbod van een Vormingpluscentrum. Logischerwijze zal een Vormingplus-centrum meer inschrijvingen/deelnames tellen in een stad dan in een landelijke gemeente. Omdat er in de stad meer mensen zijn. Tien deelnames in een dorp kunnen verwaarloosbaar lijken ten opzichte van pakweg 1.000 in een stad, maar wanneer je het effect van de bevolking neutraliseert, kan blijken dat het dorp wél goed bediend wordt. Tien deelnames op een bevolking van 1.000 is proportioneel immers een zelfde bereik als 1.000 deelnames in een stad van 100.000. Uit enkel het aantal deelnames per gemeente kan je dus nog niet veel afleiden over de werkelijke spreiding van het aanbod. Wil je dus weten of een Vormingplus-centrum alle gemeenten even goed bereikt, dan moet je in de berekening rekening houden met de bevolking. Met een berekening van deelnames per inwoner kom je al dichter in de buurt: deelnames uit gemeente / bevolking gemeente 10 deelnames op een bevolking van 1.000 (10/1.000 = 0,01) is inderdaad een zelfde bereik als 1.000 deelnames op een bevolking van 100.0000 (1.000/100.000 = 0,01) Een extra verfijning: de spreidingsindex wil enkel de spreiding van de deelnames tonen. Niet de aantallen deelnames. Absolute aantallen zie je immers op andere kaarten in het boek. Ook het effect van het absolute aantal deelnames moet dus geneutraliseerd worden. Met andere woorden: deze index negeert hoeveel of hoe weinig deelnames een Vormingplus-centrum noteert en toont enkel of ze goed gespreid zijn over de verschillende gemeenten van de regio.

40 | PROFIEL VAN DE SECTOR


BEGRIPPENLIJST

De bereik-index is dus relatief en niet absoluut. Daarom worden de deelnames in een gemeente in de formule gerelateerd aan het totaal aantal deelnames in een regio en wordt de bevolking van een gemeente gerelateerd aan het totaal van de bevolking in een regio:

deelnames uit gemeente

spreidingsindex =

bevolking gemeente /

totaal deelnames Vormingplus

totaal bevolking regio

Wanneer de graad 1 is, betekent dit dat verhoudingsgewijs evenveel deelnames uit een gemeente komen als er inwoners zijn (een evenwichtig bereik). Een gemeente die bijvoorbeeld goed is voor 5 % van de inwoners van de regio levert in dat geval ook 5 % van de deelnames (5 %/5 % = 1). Wanneer de graad groter is dan 1, betekent dit dat verhoudingsgewijs meer deelnames uit een gemeente komen dan er inwoners zijn (rood - een groot bereik). Bij een graad kleiner dan 1 geldt het omgekeerde (blauw - een klein bereik). Niet enkel de centrumsteden, maar ook sommige landelijke gemeenten vertonen een hoge spreidingsindex. De donkergekleurde rode gebieden noteren in verhouding met het aantal inwoners veel deelnames. Hoe egaler lichtrood (=1) een regio kleurt, hoe evenwichtiger het aanbod gespreid is.

BEGRIPPENLIJST Afdeling of groep: een duurzame zelforganisatie van vrijwilligers die verantwoordelijkheid opneemt voor de bestuurlijke en inhoudelijke werking en hierin professioneel ondersteund wordt door de vereniging. Bestuurslid: een vrijwilliger die behoort tot het bestuur van een lokale afdeling, kern of groep van een vereniging. Landelijke bestuursleden horen hier ook bij. Bestuursvergadering: een bijeenkomst waarbij de inhoudelijke en/of organisatorische werking van de lokale afdeling, kern of groep van de vereniging wordt voorbereid en uitgewerkt. Brussel: Brussel (het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) wordt hier als een afzonderlijke provincie beschouwd. Deelname (Vormingplus-centra): in het hoofdstuk over de Vormingplus-centra maken we een onderscheid tussen een deelname en een deelnemer. Een deelname is een inschrijving. Het gaat hier dus niet noodzakelijk om unieke deelnemers. Elders in het boek hanteren we voor de eenvoud steeds de term ‘deelnemer’ om deelnames uit te drukken. Deelnemer: indien er gewerkt wordt met inschrijvingen bij een activiteit, wordt het ‘aantal inschrijvingen’ verstaan onder ‘deelnemers’. Indien er niet gewerkt wordt met inschrijvingen, wordt het getelde of geschatte aantal deelnemers aan de activiteiten bedoeld. Dienstanciënniteit: het aantal volledige jaren dat een personeelslid op basis van een arbeidscontract bij de organisatie werkt. Eén voltijds equivalent (= fulltime equivalent): een tewerkstelling van 100 % (fulltime), los van het feit of deze wordt uitgevoerd door één of meerdere fysieke personen. Bijvoorbeeld een persoon werkt 1/5 en een tweede persoon werkt 4/5. Zij vormen samen één voltijds equivalent. Freelance medewerker: een persoon die door de organisatie betaald wordt voor prestaties die buiten een arbeidsovereenkomst tussen deze persoon en de organisatie vallen. Onder freelancers met een inhoudelijke opdracht verstaan we freelancers die rechtstreeks betrokken zijn op het inhoudelijke aspect van het sociaal-cultureel werk (bijvoorbeeld als zelfstandig lesgever). Freelance boekhouders, lay-outers, webmasters en dergelijke PROFIEL VAN DE SECTOR | 41


BEGRIPPENLIJST

zijn hier dus niet bij inbegrepen. Deze persoon wordt - volgens de wet op het vrijwilligerswerk - niet vergoed als vrijwilliger (zie definitie vrijwilliger). Personen die onder de zogenaamde 25-dagenregeling vallen, worden beschouwd als ‘freelancer’. De rechtsvorm (vzw, vennootschap, eenmanszaak) waaronder de freelancers werken, beschouwen we in onze context als niet relevant. Als een persoon wordt ingehuurd voor (inhoudelijk) werk dat buiten de arbeidsovereenkomst met de organisatie valt, beschouwen we hem/haar als een freelancer. Ook als deze persoon niet rechtstreeks, maar via zijn/haar organisatie (vzw, vennootschap, eenmanszaak) uitbetaald wordt. Huur je dus 2 personen van dezelfde vzw in en betaal je hiervoor de vzw, dan staat dat gelijk met het inhuren van 2 freelancers. Ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk: prestaties geleverd door de medewerkers aan die acties en activiteiten van de organisatie die kaderen in het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze prestaties kunnen zowel educatief, administratief of logistiek van aard zijn. Inhoudelijke medewerker: een medewerker die volledig of in hoofdzaak rechtstreeks betrokken is op het inhoudelijke aspect van het sociaal-cultureel werk. Bijvoorbeeld: - een educatief medewerker - een beleidsmedewerker - een afdelingsondersteuner - een redacteur - de coördinator - de directeur - een projectbegeleider - een lesgever Lid: voor deze bevraging beschouwen we als lid: de persoon die bij een vereniging is aangesloten en/of deel uitmaakt van een groep of afdeling die door de vereniging wordt gefedereerd. Het lidmaatschap kan zich uiten in het betalen van een lidmaatschapsbijdrage. Mediaan: de mediaan is het midden van een reeks gesorteerde gegevens. Met midden wordt het middelste getal in de verdeling of verzameling bedoeld. Bij een even aantal elementen is er geen midden. Men neemt dan het gemiddelde van de twee om het midden liggende elementen als mediaan. Voorbeeld 1: van de gesorteerde reeks 3, 5, 7, 13, 40 is 7 het middelste getal. 7 is de mediaan. Voorbeeld 2: bij de gesorteerde reeks 3, 5, 7, 13, 40, 1000 is er geen middelste cijfer. De mediaan is het gemiddelde van de twee om het midden liggende cijfers: 7 en 13. De mediaan is 10. Niet-formele educatie: we baseren ons op de omschrijving van niet-formele educatie die het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert. Art. 2, 7°: “Een geïnstitutionaliseerde vorm van volwasseneneducatie waarbij de deelnemer kennis, inzicht en vaardigheden vergroot voor zichzelf en anderen, met het oog op persoonsontplooiing en het actief participeren in een democratische samenleving, en waarbij een sociaal-culturele methodiek gehanteerd wordt met zowel open als gesloten doeloriëntaties; de bovenstaande definitie wordt, wat de te subsidiëren activiteiten betreft, verder in dit decreet per werksoort ingevuld; in relatie tot specifieke sociaal-culturele activiteiten kan de niet-formele educatie leiden tot het afleveren van leer-, competentie- en functiebewijzen.” Niet-formele educatie subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet: het decreet hanteert naast de algemene definitie nog bijkomende criteria voor de omschrijving van niet-formele educatie: - bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen (art. 23, derde lid, 3°, c en art. 24) - bij de syndicale vormingsinstellingen (art. 31 §1) - bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap (art. 32 §2 en §3) - bij de federatie van vormingsdiensten voor mensen met een handicap (art. 36 §1). Alleen een programma-aanbod dat via een open aanbod en in de autonome levenssfeer van de deelnemer wordt gebracht, is voor42 | PROFIEL VAN DE SECTOR


AFKORTINGEN

werp van subsidiëring. Sommige activiteiten met kansengroepen en hun omgeving en met multiplicatoren worden wel gelijkgesteld met niet-formele educatie. Niet-formele educatie erkend en gesubsidieerd door de overheid: dit is het aandeel gepresteerde uren niet-formele educatie dat de Vlaamse overheid effectief subsidieert. Ondersteunende medewerker: een medewerker die volledig of in hoofdzaak faciliterend werkt voor de inhoudelijke medewerkers of voor de organisatie. Bijvoorbeeld: - de administratieve medewerkers - de financiële medewerkers - de boekhouder - de onderhoudsmedewerker Personeelslid: medewerker met een arbeidsovereenkomst met de organisatie. Studenten met een studentencontact, stagiairs, PWA’ers, interimarissen, personen die vallen onder artikel 60 van de OCMW-wet en personen die vallen onder de 25-dagenregeling worden in deze context niet beschouwd als ‘personeelslid’. Bij vervangingen wordt de titularis ‘geteld’. Publieksgerichte activiteiten (verenigingen): alle lokale en bovenlokale activiteiten die zich richten naar leden of het brede publiek. (Publieksgerichte) activiteiten (Vormingplus-centra): deze activiteiten kunnen aangeboden worden in een open of gesloten aanbod, al dan niet in samenwerking met partners. De activiteiten omvatten zowel eerstelijns- als tweedelijnsactiviteiten (bv. aanbod voor vrijwilligers of intermediairen). Langlopende projecten en tentoonstellingen worden geregistreerd als één activiteit. Het aantal uren en het aantal deelnemers wordt hiervan niet geregistreerd. Vrijwilliger: iemand die de organisatie onbezoldigd mee doet draaien. We baseren ons op de definitie uit de wet op het vrijwilligerswerk: vrijwilligers verrichten activiteiten, onbezoldigd, onverplicht, voor anderen of de samenleving, buiten de normale werkcontext en binnen een organisatie. Ook de bestuursleden bij de verenigingen zijn vrijwilligers.

AFKORTINGEN SCVW: sociaal-cultureel volwassenenwerk VER: verenigingen MIG: migrantenverenigingen BEW: bewegingen VHS: volkshogescholen LVI: landelijke vormingsinstellingen

PROFIEL VAN DE SECTOR | 43


44 | PROFIEL VAN DE SECTOR


HOOFDSTUK 1

DE WERKING


1. DE WERKING 1.1 bevindingen

1.1 BEVINDINGEN VERENIGINGEN - een kleurrijke mozaïek: verenigingen vind je in alle maten, kleuren en vormen. Inhoudelijk werken ze rond tal van pijlers. De meest voorkomende pijlers zijn: cultuur, vorming, diversiteit, ontmoeting en belangenbehartiging. Volwassenen, migranten, vrouwen en senioren zijn de meest gemelde doelgroepen. - een maatschappelijk relevant aanbod: verenigingen werken aan vernieuwende en maatschappelijk relevante projecten. De meeste genoemde praktijkvoorbeelden hiervan dragen bij tot ‘empowerment’ van een doelgroep (tewerkstelling, onderwijs, ICT, belangenbehartiging, solidariteit…). Interculturele projecten en cohesie- of netwerkvorming zijn een andere rode draad in het aanbod. - 174.000 vrijwilligers: vrijwilligers vormen de motor van de verenigingen. Met zo’n 174.000 vrijwilligers neemt deze werksoort het leeuwendeel (94 %) van de vrijwilligers in de hele sector voor zijn rekening. Van deze vrijwilligers nemen 135.000 een verantwoordelijkheid op als bestuurder. - een groot en gespreid bereik: met 2,3 miljoen leden en 9,3 miljoen deelnemers aan de activiteiten weten de verenigingen zich verzekerd van een stevige achterban. Samen tellen de verenigingen 13.970 afdelingen. Met gemiddeld 43 afdelingen in elke Vlaamse en Brusselse gemeente zijn de sociaal-culturele verenigingen sterk aanwezig in onze samenleving. De afdelingen van de verenigingen zijn behoorlijk gelijkmatig verspreid over de provincies.

BEWEGINGEN - campagnebeesten: bewegingen vervullen hun decretale opdrachten (sensibilisatie, maatschappelijke actie en educatie) door op een handige manier campagnes in te schakelen. Met gerichte campagnes, events of kleinschalige acties brengen bewegingen hun thema onder de aandacht. Ze vechten tégen geweld, racisme, ongelijkheid, schendingen van de mensenrechten ... en ijveren vóór vrede, verdraagzaamheid, inclusie, ethiek ... - campagnes zijn het tipje van de ijsberg: acties en campagnes zijn voor het publiek het meest zichtbare luik van de werking van een beweging. De ontwikkeling van acties en campagnes vergt echter een heel proces. De organisaties moeten beschikken over een goede interne werking, een stevig netwerk van vrijwilligers en partners en een uitgebreide expertise om optimaal en efficiënt te kunnen inspelen op de actualiteit. Bewegingswerk is meer dan de uiterst zichtbare campagnemomenten. Organisaties sturen aan op onderzoek, ontwikkelen zelf kennis over hun thema en delen hun kennis en knowhow met anderen.

46 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.1 bevindingen

VORMINGPLUS-CENTRA De Vormingplus-centra hebben vier opdrachten: - een eigen aanbod verzorgen: de Vormingplus-centra garanderen, elk binnen hun eigen regio, aan een breed publiek een eigen educatief aanbod. Het aantal activiteiten en deelnames dat ze met dat eigen aanbod verwezenlijken, groeit gestaag. De centra gaan, complementair aan de bestaande werking, op zoek naar creatieve manieren om mensen te bereiken en participatiedrempels te slopen. Ze hebben daarbij bijzondere aandacht voor het bereiken van maatschappelijk kwetsbare groepen en nieuwe deelnemers. De centra waken erover dat hun aanbod maatschappelijk relevant en to the point blijft. De centra zetten bijvoorbeeld – al dan niet in samenwerking met partners - stevig in op digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid. - het eigen aanbod spreiden over de regio: de Vormingplus-centra spreiden het eigen educatief aanbod geografisch over hun regio. De centra verlagen dus participatiedrempels door het aanbod tot aan de deur van hun (potentiële) deelnemers te brengen. In het grootste deel van de Vlaamse gemeenten worden activiteiten georganiseerd en in nagenoeg alle gemeenten worden deelnemers geregistreerd. In de centrumsteden worden het meeste activiteiten georganiseerd en relatief gezien het meeste mensen bereikt. - het aanbod niet-formele educatie coördineren en afstemmen: de Vormingplus-centra coördineren het aanbod niet-formele educatie in hun regio en stemmen het aanbod van verschillende aanbieders af. Door samenwerking en samenspraak met andere organisaties streven ze naar een sterk en goed gespreid aanbod in de regio. We merken doorheen de jaren een stevige stijging van het aantal samenwerkingsverbanden (+71 %). Met name de samenwerking met gemeenten, steden, cultuur- of gemeenschapscentra, welzijnsorganisaties en OCMW’s kennen een boost. - het aanbod niet-formele educatie in de regio bekendmaken: de Vormingplus-centra ontsluiten het eigen aanbod en dat van andere aanbieders van niet-formele educatie naar zoveel mogelijk mensen. Hiervoor gebruiken ze voornamelijk websites, digitale nieuwsbrieven, gedrukte programmabrochures, de sociaal-culturele activiteitenkalender Prettig Geleerd en de UiT-databank.

LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN - 24 instellingen, 24 invalshoeken: net als bij de andere werksoorten bestaat er een enorme diversiteit onder de landelijke vormingsinstellingen. Hun werking richt zich op natuur en milieu, zorg, doelgroepen, kunst en cultuur of persoonlijke en maatschappelijke ontplooiing. Een greep uit het aanbod: het ABC van de islam, digitale natuurfotografie, een cursus over de zoektocht naar vriendschap, de barokperiode in Italië, reanimatietechnieken, een studiedag over dementie, leren opkomen voor een mening, vergaderen, samenwerken, een opleiding rond vakbondswerk, een inleefreis voor volwassenen met een verstandelijke handicap … - een kwart miljoen deelnemers: in 2009 organiseerden de instellingen 109.820 uren educatieve activiteiten voor zowat een kwart miljoen deelnemers. Het gemiddeld aantal deelnemers per activiteit vertoont een merkbare groei. - 30 % ongesubsidieerde vormingsuren: van alle uren niet-formele educatie die de landelijke vormingsinstellingen presteren, is 70 % gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. De vormingsinstellingen moeten dus voor 30 % van hun aanbod niet-formele educatie op zoek naar andere financieringsbronnen. Wanneer we enkel kijken naar het aanbod niet-formele educatie dat volgens de (meer strikte) normen van het decreet voor subsidiëring in aanmerking komt, blijkt dat hiervan 78 % gesubsidieerd is. 22 % van de uren die voor subsidiëring in aanmerking komen, blijft dus ongesubsidieerd.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 47



1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

1.2 DE VERENIGINGEN Vlaanderen telt vandaag 54 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen. De Educatieve Vereniging voor Ouderwerking (EVO) en de Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen (VCOV) maakten afspraken met de overheid om zich vanaf 2009 te laten ondersteunen door het Departement Onderwijs. Zij maken dus niet langer deel uit van het erkende of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk. Elke beleidsperiode kloppen nieuwe verenigingen aan de deur om deel uit te kunnen maken van de erkende en gesubsidieerde sector. VOSOG Scouting voor volwassenen is de laatste nieuwkomer en ontvangt momenteel een startsubsidie. Dat brengt het totaal op 551. 14 van de 55 verenigingen zijn migrantenverenigingen. Deze verenigingen hebben tijd tot einde 2010 om in alle facetten van hun werking te voldoen aan de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Het deel over de werking van de verenigingen valt uiteen in drie luiken: de werking in kernwoorden, een beschrijvend deel en een kwantitatief deel. In het eerste luik geven we met kernwoorden in één oogopslag een kijk op de thema’s en de doelgroepen waarrond en waarvoor de verenigingen werken. In het tweede luik omschrijft elke vereniging zichzelf en een opvallend maatschappijgericht initiatief in 2009. Het derde luik pakt - inmiddels traditiegetrouw - uit met cijfers over de afdelingen, leden, activiteiten, (bestuurs)vrijwilligers, enzovoort van de verenigingen.

1.2.1 DE WERKING IN KERNWOORDEN We vroegen aan elke vereniging de werking te omschrijven in een aantal kernwoorden. Concreet peilden we naar de inhoudelijke pijlers in de werking en de doelgroep(en) van de vereniging. We hertaalden de ingezonden woorden naar meer uniforme kernwoorden2 en brachten ze gewogen in een woordenwolk (zie blz 50-51). Zo brengen we in één oogopslag de diversiteit en de klemtonen van de werking van de verenigingen in beeld. Hoe groter het woord, hoe vaker verenigingen het vermelden in hun zelfbeschrijving. We zien in de resultaten voor 2009 geen opvallende verschuivingen ten opzichte van 2008.

De 42 meest voorkomende inhoudelijke pijlers Cultuur, vorming, diversiteit, ontmoeting en belangenbehartiging zijn de meest genoemde inhoudelijke pijlers, gevolgd door (afdelings-)ondersteuning, integratie en emancipatie.

De 12 meest voorkomende doelgroepen Ook van de doelgroepen maakten we een woordenwolk (de tweede hierna). Naast logischerwijze volwassenen – die we in de wolk achterwege hebben gelaten - zijn vrouwen, migranten, senioren en gezinnen de meest genoemde doelgroepen.

1 Waar in dit boek gegevens over de verenigingen voorkomen, gaat het steeds over 54 verenigingen. LVZ nam immers niet deel aan de bevraging voor

dit boek. 2 Bijvoorbeeld: ‘Vlaamsbewust’, ‘Vlaams-nationalistisch’, ‘Vlaamse cultuur’... worden gevat in het adjectief ‘Vlaams’. ‘Allochtonen’, ‘migranten’, ‘nieuwko-

mers’, ‘Latijns-Amerikanen’, ‘migranten uit de sub-Sahara’ worden ‘migranten’ ...

PROFIEL VAN DE SECTOR | 49


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

De 42 meest voorkomende inhoudelijke pijlers

verenigingsleven

gezin

democratisch socialistisch zingeving

netwerking

gelijke kansen participatie informatie

uitwisseling

reizen

sociaal progressief eco senioren

solidariteit

ondersteuning

gezond

belangenbehartiging

cultuur vorming

diversiteit

ontmoeting emancipatie

bewust

Vlaams empowerment samen vrijwilliger recreatie pluralisme vrijzinnig vrije tijd 50 | PROFIEL VAN DE SECTOR

opvoeding

actie

kunst

afdelingsondersteuning

duurzaamheid

kritisch

natuur

creativiteit engagement


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

De 12 meest voorkomende doelgroepen

mensen in armoede

vijftigplussers

personen met een handicap

jongvolwassenen

senioren

vrouwen migranten gezinnen autochtonen breed publiek ouders ondernemers

PROFIEL VAN DE SECTOR | 51


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

1.2.2 WAT DOEN DE VERENIGINGEN? “Verenigingen staan met de beide voeten in de samenleving. Ze hebben een buitengewone gevoeligheid voor wat maatschappelijk leeft. Dat zie je aan hun activiteiten: ze hebben impact, zijn hedendaags, actueel en nodig.” In dit deel maken we het werk van de verenigingen concreet. We vroegen van elke vereniging een praktijkvoorbeeld van een opvallend maatschappijgericht initiatief. We vroegen ze zo de bovenstaande stelling te illustreren3. Je vindt het resultaat op de pagina’s hierna. De voorbeelden tonen de diversiteit en het engagement bij de sociaal-culturele verenigingen. B zelfbeschrijving van de vereniging I opvallend maatschappijgericht initiatief (tussen 2009 en 2010) A. Vermeylenfonds Het August Vermeylenfonds is een vereniging die volwassenen de kans biedt om zichzelf in horizontale B

verbondenheid te ontplooien. Het organiseert daarvoor inspirerende ontmoetingen en biedt brede kansen door het hanteren van een sociaal-culturele methodiek. Voor het Vermeylenfonds kent cultuur vele gezichten! In-fusion is een totaalpakket van ‘good practices’ en succesformules van verschillende - tot nu toe - losstaande projecten. Die samenvoeging van succesverhalen in In-fusion zien we als In-tercultureel, In-tergenerationeel, In-clusief en In-novatief. De term is ook een knipoog naar de fusion-keuken .

I

Het samen koken van een mix van verschillende cultureel-culinaire stijlen wordt afgewisseld met verhalen en mini-presentaties (een boek, een gedicht, een foto, een filmfragment, een ritueel, een reisverhaal ...) die rechtstreeks verband houden met de culturele diversiteit en het ervaren van de integratie. Een Talking Dinner als het ware. De deelnemers worden actief betrokken bij het koken en het vertellen. Een uniek, succesvol (steeds volgeboekt!) en laagdrempelig concept dat mensen op een gemoedelijke manier verbindt.

Acli-Vlaanderen Acli-Vlaanderen begeleidt, versterkt en coördineert de aangesloten verenigingen met verschillende B etnisch-culturele achtergronden, zodat zij volwaardig kunnen participeren aan en bijdragen tot een multiculturele en verdraagzame samenleving in Limburg/Vlaanderen. I

Limburgs-Italiaanse verenigingen en federaties werken samen om hulpverleningsacties op touw te zetten na de aardbeving in Italië van 6 april 2009.

AIF, Multiculturele Federatie van Zelforganisaties AIF is een landelijke vereniging die een maatschappij voor ogen heeft: - waar iedereen gelijke kansen heeft; B

- waarbij gebruik wordt gemaakt van de sterktes die ieder in zich draagt; - waar emancipatie en empowerment werkwoorden zijn. AIF wil vanuit een democratische geest een afspiegeling zijn van deze ideale samenleving. Project tewerkstelling ‘Work-up’: de zelforganisaties organiseren in samenwerking met de VDAB ar-

I

beidsbegeleiding op maat van allochtone werkzoekenden die meer ondersteuning nodig hebben dan de reguliere diensten kunnen bieden. Work-up leidt ertoe dat deze werkzoekenden zich bij VDAB en/of in een arbeidstraject inschrijven, een opleiding volgen of een job vinden.

3 Bij enkele verenigingen werd de info aangevuld met informatie uit voortgangsrapporten en websites.

52 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Amnesty International Vlaanderen Amnesty is een wereldwijde onafhankelijke en onpartijdige organisatie die de naleving van alle mensenB

rechten nastreeft door onderzoek en actie. Onze activisten worden gedreven door verontwaardiging over ernstige mensenrechtenschendingen en door hoop op een wereld waarin alle mensenrechten werkelijkheid zijn voor alle mensen. Alle mensenrechten voor iedereen: de strijd voor mensenrechten is vandaag actueler dan ooit. Daarom blijft Amnesty actie voeren voor alle mensen wiens rechten geschonden worden. Of het nu gaat

I over gewetensgevangenen, of mensen die in sloppenwijken verstoken blijven van basisrechten, we zullen actie voeren, brieven schrijven, beleidsmakers aanspreken. Want als het op mensenrechten aankomt, is er geen compromis mogelijk. ATB De Natuurvrienden ATB De Natuurvrienden is dé socio-culturele vereniging die ijvert voor duurzaam en zacht toerisme en B sociale recreatie. ‘Omhels de wereld’: De Natuurvrienden zijn een onderdeel van een internationale organisatie met meer dan 500.000 leden en 1.000 natuurvriendenhuizen. Via Ecocyclo tonen De Natuurvrienden in de praktijk wat duurzaam en zacht toerisme betekent. Een voorI

beeld van eco-cultuur. Via uitgestippelde fietstochten langs ‘duurzame’ plekjes ervaart de fietser aan den lijve wat duurzaamheid betekent: we fietsen langs sociale woningbouw, een beschutte werkplaats, een bioboerderij, een wereldwinkel, een bedrijf van zonnepanelen, enzovoort.

ConTempo ConTempo, netwerk voor wie zijn partner verloor door overlijden, wil als sociaal-culturele vereniging B mensen samenbrengen, onder begeleiding van ervaringsdeskundigen en professionelen, voor opvang en begeleiding en hen helpen om zich in deze nieuwe levenssituatie opnieuw te integreren in de maatschappij. Binnen ons vormingsaanbod is er het thema: ‘Mindfulness - Leven in het hier en nu’: een heel actueel thema dat leeft binnen onze samenleving. Binnen onze plaatselijke afdelingen wordt dit thema gebracht I

en besproken: vanuit de samenleving en ook specifiek gericht op de eigen situatie om na het overlijden van de partner verder te leven. Het is een boeiend zoeken tussen de verwachtingen van de maatschappij en de eigen mogelijkheden van mensen in een niet zelf gekozen levenssituatie. Het resultaat is zoeken naar een evenwicht binnen de eigen situatie en openstaan voor het leven in het hier en nu.

curieus curieus is een autonome, progressieve organisatie die actief is op het terrein van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Zij ontwikkelt kwaliteitsvolle sociaal-culturele activiteiten met een lage drempel voor B een ruim en divers doelpubliek op lokaal, provinciaal en nationaal niveau. De activiteiten richten zich op diverse maatschappelijke thema’s, de zingeving en emancipatie van deelnemers, met het doel een gelijke kansensamenleving te realiseren. I

KLIK - Een rondreizende internetklas die op een laagdrempelige manier de nieuwe mogelijkheden van het internet uitlegt aan iedereen die daar interesse voor heeft.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 53


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Davidsfonds ‘Cultuur beleef je samen’ bij het Davidsfonds. Een onafhankelijk Vlaams cultuurnetwerk (van vrijwilligers B

en beroepskrachten, auteurs, docenten, muzikanten, reisbegeleiders ...) dat kwaliteitsvolle cultuurbeleving (met de focus op taal, geschiedenis en kunst) aanbiedt aan een breed publiek (volwassenen, waar mogelijk samen met hun (klein)kinderen) via meer dan 10.000 activiteiten, boeken, cursussen en reizen. Het Davidsfonds is onder meer de initiatiefnemer van de Nacht van de Geschiedenis, die jaarlijks plaatsvindt op de eerste dinsdag van de lente. Dat evenement bundelt één keer per jaar de krachten van uiteenlopende organisaties (Davidsfonds-afdelingen, universiteiten, musea, heemkundige kringen

I en andere verenigingen ...) om het brede publiek te laten kennismaken met het gevarieerde geschiedenisaanbod in Vlaanderen en Brussel. Er zijn tal van rondleidingen, films, lezingen, bezoeken, tentoonstellingen ... Het resultaat: telkens ongeveer 20.000 deelnemers aan meer dan 200 activiteiten op evenveel plaatsen. Federatie Marokkaanse Verenigingen (FMV) FMV ontwikkelt een emancipatorische sociaal-culturele werking door burgers met een migratieverleden te B informeren, te sensibiliseren en te verenigen. Zo verbeteren ze hun maatschappelijke positie en verhogen ze hun participatie aan een open Vlaamse pluralistische samenleving. De diverse groepen binnen het FMV worden verbonden door de beleving van eenzelfde religie, namelijk de islam. De ramadan krijgt daarom in de planning van het FMV een bijzondere plaats. Jaarlijks organiseert het FMV met de lokale afdelingen een ramadanmarkt, zowel in Antwerpen als in Gent. Je kan er I terecht voor allerhande workshops, marktkramers bieden hun koopwaar aan ... We sluiten af met een iftar waarbij gezamenlijk de vasten wordt verbroken. Met dit initiatief willen we op een laagdrempelige manier burgers dichter bij elkaar brengen. We brengen mensen met elkaar in contact in een ontspannen sfeer zonder verplichtingen. Federatie van Marokkaanse Democratische Organisaties (FMDO) FMDO ondersteunt haar lidorganisaties met vernieuwende en ruimdenkende methodes. De Federatie gaat het B migratiedebat niet uit de weg en kiest voor dialoog en communicatie. Met verschillende projecten wil FMDO bijdragen tot een samenleving waar iedereen geaccepteerd wordt, ongeacht afkomst, religie of achtergrond. FMDO slaat met enkele andere federaties in Brussel de handen in elkaar en organiseert een verkiezingsevenement. We willen leden van de verschillende verenigingen confronteren met politici en hen I

de mogelijkheid bieden om hen rechtstreeks vragen te stellen. Politieke vertegenwoordigers van verschillende partijen verspreiden zich tussen de deelnemers en gaan met hen in gesprek. Voor velen is het de eerste keer dat ze echt een gesprek kunnen aangaan met een verkiezingskandidaat. Mensen zien in dat hun stem telt.

54 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Federatie van Vlaamse Simileskringen Similes, familievereniging geestelijke gezondheid B

Van onmacht naar kracht - Similes bouwt mee aan een nieuwe visie op geestelijke gezondheidszorg en samenleving. We ijveren voor meer inspraak (participatie) in het beleid, met het oog op een betere kwaliteit van samenleven. Similes is partner in het experimentele project ‘Therapeutische projecten en Transversaal overleg’, een initiatief van de Federale Overheid. Het project heeft speciale aandacht voor complexe en

I

langdurige psychische problemen, continuïteit van zorg, zorg op maat en participatie van gebruikers en hun omgeving. We vonden tien familieleden bereid om als vrijwilliger dit project mee te realiseren. Hulpverleners leren de familieleden kennen en raken gaandeweg overtuigd van de meerwaarde van de participatie van patiënten en familie in de zorg en in het denken over zorg.

Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF) CDF vzw is een vooruitstrevende niet-confessionele koepelorganisatie. CDF biedt een alternatief door B

mensen met verschillende overtuigingen en culturen samen te brengen. Samen leggen ze een positief veranderingsproces af, zodat ze kunnen groeien tot volwaardige kritische en bewuste burgers, die zich thuis voelen in de Vlaamse samenleving in al haar verscheidenheid. CDF verzorgt op de consumentenbeurs Accenta samen met haar leden een belangrijk onderdeel

I

van een Turks cultureel luik. We organiseren optredens en een Turkse hoek waar bezoekers tot rust kunnen komen, met een tas Turkse koffie en een gebakje. Tegelijk houden we elders in de stad een fototentoonstelling en speelt in de Kinepolis-zalen een Turks mini-filmfestival.

Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL) FZO-VL staat voor integratie, emancipatie en participatie van de migrantengemeenschap in Vlaanderen. B

FZO-VL is multicultureel: de leden komen uit bijna alle hoeken van de wereld. Zo zijn er Afrikaanse, Turkse, Latijns-Amerikaanse, Maghrebijnse, Arabische, Oost-Europese en Vlaamse zelforganisaties aangesloten bij FZO-VL. Wij kunnen dus in zekere zin “global villagers” genoemd worden. Naar aanleiding van de federale verkiezingen organiseert FZO-VL een politiek debat in samenwerking met verschillende Gentse afdelingen. Het is voor ons opnieuw duidelijk dat de allochtone gemeenschap

I wél geïnteresseerd is in politiek. Zowel de opkomst als vragen uit het publiek zijn hiervan een bewijs. Ook de reacties en opmerkingen achteraf zijn positief. Onze verengingen zijn alvast vragende partij om te blijven werken rond beleidsparticipatie. Federatie Wereldvrouwen Federatie Wereldvrouwen is een vereniging van en voor plaatselijke vrouwenverenigingen. We werken onder andere samen met Filippijnse, Marokkaanse, Turkse, Vlaamse en interculturele groepen. Wij bieden B

steun en advies aan onze lidorganisaties en maken hen zo sterker. De Federatie Wereldvrouwen is de enige landelijke organisatie in Vlaanderen die vrouwen uit verschillende culturen daadwerkelijk samenbrengt en begeleidt. Die verscheidenheid weerspiegelt zich ook binnen ons bestuur en vormt de kracht van onze werking! Onze dagelijkse werking is ons praktijkvoorbeeld. Onze federatie werkt altijd op maat, gericht naar de

I noden van de vrouwen en de groepen die ze vormen. Het emanciperen en empoweren van (migranten)vrouwen is een project op zich.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 55


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS) Federatie Onafhankelijke Senioren ( FedOS ) is een sociaal-culturele koepelorganisatie die door haar netwerk een meerwaarde biedt aan alle seniorenverenigingen, ongeacht hun achtergrond en hun werking. B

FedOS richt zich naar alle senioren in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het FedOSafdelingsnetwerk is zeer divers: FedOS slaagt erin om bedrijven-, vrienden- en thematische lidafdelingen te verenigen. FedOS brengt senioren niet alleen bij elkaar als ex-collega’s, vrienden, leeftijdsgenoten ... maar ook op basis van gemeenschappelijke (thematische) interesses. Een heel succesvol thematisch initiatief is “De Kunstkamer”. De Kunstkamer biedt senioren de kans in groep en mét een gids tijdelijke tentoonstellingen en musea in Vlaanderen bezoeken. Elk bezoek

I vindt plaats in kleine groepen, met een deskundige gids. Het zijn stuk voor stuk leerrijke en interessante bezoeken voor alle kunstliefhebbers (50-plussers). Vanwege het succes hebben we nu ook al provinciale Kunstkamers opgericht. Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV) Het Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV) is een Vlaams-nationale maar partijpolitiek ongebonden vereniging voor volwassenenwerk met en voor vrouwen. Het behoud van de Vlaamse identiteit is voor het Forum B van Vlaamse Vrouwen de basisgedachte. Deze identiteit beleeft het FVV in een wereld die voortdurend beweegt en evolueert: in ons vormingsaanbod willen wij vanuit de band met het Vlaamse verleden, het Vlaanderen in de 21ste eeuw bestuderen. “De teloorgang van Den Doel”: In april 2009 komen tien vooraanstaande kunstenaars naar Doel om een werk te maken op een binnenmuur bij Doelenaars thuis. De kunstenaars willen met deze I

symbolische daad hun solidariteit betonen met de inwoners die graag in Doel zouden blijven wonen. FVV draagt haar steentje bij door haar leden een allerlaatste blik te bieden op het ooit zo vreedzame Doel. Hiervoor engageren we twee vrouwelijke Doelenaars die al jaren op de barricaden staan voor de redding van hun dierbare gemeente. Een daguitstap als stil protest.

FVK-Rodenbachfonds Het Rodenbachfonds bouwt als Vlaams en sociaal cultuurfonds mee aan een verdraagzaam en vrij VlaanB deren. De vereniging doet dit vanuit een gezond en kritisch zelfbewustzijn. Samen met andere volkeren en regio’s in Europa en de wereld streeft het Rodenbachfonds naar een sociaal rechtvaardige wereldorde. Project: ‘De achteruitkijkspiegel van de vooruitgang’. Een wandeling met wandelbrochure. Met de ‘achteruitkijkspiegel van de vooruitgang’ laten we deelnemers kennis maken met het ‘moderne’ leven van vroeger. Dit project plaatst de technologische ontwikkelingen en sociale verwezenlijkingen in een I ander perspectief. Met ‘de achteruitkijkspiegel van de vooruitgang’ kijken we even terug om de toekomst beter te begrijpen. Het openluchtproject reist rond langs diverse afdelingen en gemeenten en bereikt per editie honderden mensen.

56 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Gezinsbond ‘Zo’n Bond... die voor je opkomt en voor je zorgt, waarbij je terechtkan met opvoedingsvragen, die meegroeit met jouw gezin.’ Dat wil de Gezinsbond voor elk gezin zijn! We vertegenwoordigen 280.000 gezinB nen en ijveren via onze gezinspolitieke acties voor een kind- en gezinsvriendelijke samenleving. We zijn voelbaar aanwezig op het sociaal-cultureel veld; werken een ruime nationale en lokale dienstverlening uit en zijn actief in het verenigingsleven. Het project ‘Bijtanken over opvoeding @ home’ geeft ouders de kans om binnen hun eigen vriendenkring onder deskundige begeleiding hun opvoedingshorizon te verruimen. Meer dan 150 gastouders nodigen in hun eigen living vrienden en kennissen uit om ervaringen te delen. Met thema’s als I ‘blij, bang, boos, verdrietig’, ‘zelfvertrouwen’, ‘pubers in huis’ en ‘signalen opvangen van jonge kinderen’ worden ouders en sinds kort ook grootouders positief erkend en laden ze hun batterijen op. ‘Bijtanken over opvoeding @ home’ is één van de resultaten van een focusgroepenonderzoek van ouders over hun verwachtingen op het vlak van opvoedingsondersteuning, een belangrijke pijler binnen onze werking. Federation of Anglophone Africans in Belgium (FAAB) B

FAAB bevordert door middel van empowerment en activiteiten het welzijn, de emancipatie, de integratie en participatie van de Afrikaanse gemeenschap aan de Belgische samenleving. FAAB startte in samenwerking met Brede School het Keerpunt en andere lokale partners een ‘Afrokapsel’ -opleiding. In deze opleiding worden jongeren tussen 16 en 22 jaar opgeleid tot kapper, met als

I

specialisatie Afro-kapsels. Deze cursus is heel laagdrempelig, spreekt de jongeren aan, en wil hen stimuleren verder te studeren en een plaats op de arbeidsmarkt te vinden door hen een concrete opleiding aan te bieden met toekomstperspectief. De leraars zijn zowel van Vlaamse als van Afrikaanse origine. Op de werkvloer wordt bovendien hun kennis van het Nederlands bijgeschaafd.

Het Vlaamse Kruis Iedere persoon heeft recht op eerste hulp bij ongeval of ziekte. Het Vlaamse Kruis vzw heeft als doel er voor te zorgen dat alle elementen die bijdragen tot die eerste hulp in Vlaanderen op de meest efficiënte B wijze wordt geboden. We vormen hierdoor de schakel tussen het incident en de eventuele verder gespecialiseerde hulp. Deze werking realiseren we als vrijwilligersvereniging met lokale afdelingen, verspreid binnen de Vlaamse Gemeenschap. Onze vereniging ondervindt een nood bij allochtonen aan meer kennis over EHBO. Zij hebben hier wel interesse in, maar krijgen te kampen met gelijkaardige vooroordelen en drempels als de autochtonen. Het Vlaamse Kruis wil iedereen de kans geven EHBO te leren. Daarom trachten we met een projectgroep, die I gericht te werk kan gaan, deuren te openen. Hiervoor doen we ook een beroep op De8, een minderhedencentrum in Antwerpen. De eerste contacten met minderhedenverenigingen zijn reeds gelegd. Toch zal dit een werk van lange adem zijn. Er moet vertrouwen groeien, zodat de vooroordelen langzaam maar zeker geruimd kunnen worden. De eerste signalen zijn positief.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 57


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Çavaria Çavaria inspireert, stimuleert en ondersteunt verenigingen en individuen die opkomen voor een brede kijk B op seksuele oriëntatie, genderexpressie en genderidentiteit. Ze streeft het welzijn na en komt op voor de rechten van homo’s, lesbiennes, bi’s en transgenders in alle aspecten van het dagelijkse leven. Take Care Week: Çavaria organiseert samen met Sensoa de Take Care Week (23-30 november). Aanleiding hiervoor zijn het stijgend aantal besmettingen met hiv bij homomannen. In de Take Care Week I worden verenigingen (door çavaria) en horeca (door Sensoa) opgeroepen om een activiteit rond hiv te organiseren in de week voor Wereldaidsdag (1 december). Wij voorzien materiaal, kant-en-klare vormingen en ideeën voor acties. In 2009 worden 36 regionale of lokale acties opgezet. Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV) De Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV) werkt aan zingeving, kritisch omgaan met informatie en B opvoeding. We doen dit door debatten, vormingen, culturele activiteiten te organiseren en ons in het maatschappelijk debat te mengen. Het project Waardige Samenleving is een unieke samenwerking tussen de Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV), de Humanistische Jongeren (Hujo), het Vermeylenfonds, het Willemsfonds, de Maakbare Mens, UPV (Uitstraling Permanente Vorming) én de Unie Vrijzinnige Verenigingen. Doel is een actualiseI

ring van het vrijzinnig-humanisme en een beïnvloeding van lokale beleidsplannen voor een meer waardige samenleving op basis van actuele vrijzinnig-humanistische waarden. Een waardige samenleving is een samenleving die de grote verscheidenheid respecteert tussen individuen en groepen. Steeds met oog voor de individuele ontplooiing en ontwikkeling van alle burgers. Hierbij wordt niemand uitgesloten en voelt iedereen zich verantwoordelijk voor de onderlinge samenhang en verbondenheid.

Internationaal Comité (IC) Het Internationaal Comité ondersteunt, als democratische multiculturele federatie, allochtonenorganisaties B in hun verscheidenheid. Het IC verenigt deze organisaties om de onderlinge solidariteit en samenwerking tussen verschillende etnische groepen, allochtonen en autochtonen te bevorderen. Project waarbij de link tussen onthaalbureaus en het verenigingsleven wordt gelegd. Tijdens de lessen maatschappelijke oriëntatie wordt aan nieuwkomers het belang en de kansen van het verenigingsleI ven concreet verduidelijkt. Ook lesgevers worden zo overtuigd van de meerwaarde van het middenveld en het verenigingsleven. Verschillende nieuwkomers sluiten zich na de cursus aan bij een bestaande vereniging of richten een vereniging op. KAV - Vrouwen die bewegen B

KAV schept ontmoetingskansen, beweegt vrouwen en verdedigt hun belangen. Zo bouwen we aan een wereld waarin elke vrouw zich ontplooit. Rechtvaardigheid en solidariteit inspireren ons. Met het project ‘Broed op je keuze’ richt KAV zich tot jonge ouders en vooral tot jonge vrouwen. We maken hen bewust van het belang van de juiste keuzes in hun arbeidsloopbaan, met het oog op hun rechten in de sociale zekerheid. Jonge vrouwen met kinderen kiezen vaak, zonder zich bewust te zijn van

I

de gevolgen, voor deeltijds werken of voor loopbaanonderbreking. We schrijven met deze actie jonge ouders aan, maar formuleren ook aan de overheid onze eisen voor gelijke kansen voor V en M op de arbeidsmarkt, gezinsvriendelijke bedrijven, gezinsondersteunende maatregelen enzovoort. Die eisenbundel overhandigen we op het groots slotmoment van de actie, op het Martelarenplein in Brussel, waar vooral jonge mama’s met baby’s en politici de genodigden zijn.

58 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

KVG-Vorming - Open kijk op handicap KVG-Vorming is een vereniging voor personen met een handicap en hun omgeving. KVG-Vorming bouwt B aan een toegankelijke samenleving waarbinnen personen met een handicap een plaats hebben en inclusie een feit is. In aanloop naar het Europees jaar tegen armoede starten we in 2009 met het project ‘Op naar een volwaardig inkomen en inclusie voor personen met een handicap’. KVG-Vorming gaat hiervoor een I

samenwerking aan met VFG en de Universiteit Antwerpen. In een eerste fase peilen we met een enquête naar het inkomen van personen met een handicap. We schakelen de lokale afdelingen van KVG-Vorming in voor de verspreiding onder hun leden, en eventuele assistentie bij het invullen. In 2010 zal dit project het thema zijn van de gezamenlijke landelijke actie.

KVLV - Vrouwen met vaart KVLV verenigt vrouwen op het platteland. Conditie en gezondheid, tafelcultuur en gezellig samenzijn, B

hobby’s en vaardigheden, zorg voor jezelf en de omgeving en het authentiek landelijke brengen KVLV in beweging. Samen met andere vrouwen je leven en je omgeving op een creatieve manier benaderen en zo sterker in je schoenen staan: dat is KVLV! Doorheen jaarlijks meer dan 50.000 activiteiten in bijna duizend plaatselijke groepen, heeft KVLV aandacht voor velerlei thema’s. Enkele daarvan springen maatschappelijk sterker in het oog: duurzaamheid en zorg voor het milieu en de actie ‘hang het uit: geef je droogkast een dagje vrij’ - versterken van het sociaal

I weefsel en ‘een buurtleven vol muziek’ – ruraal erfgoed en de herwaardering van stenen bakhuisjes en bakovens – aandacht voor kinderen en kunnen/mogen spelen in ‘Buiten spel’ – samenwerking omtrent kansarmoede en met mensen met armoede-ervaring – kansen voor allochtone vrouwen in ‘fietsvriendinnen’ en taalstages Nederlands in KVLV-afdelingen. kwb B

‘kwb eensgezind - een bruisende buurt begint hier’: niet enkel in onze standpunten maken we dat duidelijk. Eén- of tweeoudergezinnen, alleenstaanden, jonge kinderen en jongvolwassenen, iedereen is welkom! Actie voeren staat hoog in het vaandel van de kwb. Bijvoorbeeld samen met Ziekenzorg CM en Geneeskunde voor het Volk voor betaalbare geneesmiddelen (KIWI-model).

I

kwb is dé pleitbezorger voor wie via vrije begeleiding zijn/haar rijbewijs wil behalen. Reeds meer dan 25 jaar organiseert de kwb lessen- en begeleidingsreeksen. We lanceren ook de ‘buurtbox’. De buurtbox biedt een keuze aan sprankelende activiteiten om met buren, vrienden en familie in de eigen huiskamer de buurt te laten bruisen.

Landelijke Gilden Landelijke Gilden brengt bewoners en sympathisanten van het platteland samen en verenigt hen in 911 B afdelingen. 7.559 bestuursleden organiseren activiteiten voor bijna 70.000 leden. Landelijke Gilden werkt aan het lokale gemeenschapsleven, leefbare dorpen en een duurzame plattelandsontwikkeling. Beweeg je dorp, doe mee Landelijke Gilden organiseert in partnerschap met Cera, de Vlaamse overheid en Roularta van 2007 tot 2009 het project ‘Dorp met toekomst’. Met deze wedstrijd wil ze dorpsbewoners warm maken om I

samen te werken aan een leefbaar dorp. 300 dorpen schrijven een idee in. De jury’s selecteren 88 dorpen, die tot 2.500 euro krijgen om hun idee ook uit te voeren. Vrijwilligers leggen een dorpspleintje aan, stampen een dorpswebsite of fotoboek uit de grond, organiseren een dorpsspel of stoelenactie, promoten de lokale handelaars of zetten een vervoersysteem voor de minder mobiele dorpsgenoten op. Na elke editie kan een eindwinnaar genieten van een spetterend dorpsfeest.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 59


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF) De Latijns-Amerikaanse Federatie is een vereniging waarvan verschillende groeperingen van Latijns-Amerikaanse immigranten die in Belgie wonen deel uitmaken. Van groepen die zich bezig houden met dans B of muziek, tot groepen van vrouwen of jongeren: de Federatie steunt ze allemaal. Zo zijn ze in staat hun structuur te verbeteren en krijgen ze extra impulsen om de gemeenschappelijke doelen te verwezenlijken: de identiteit en de gemeenschappelijke ontwikkeling versterken om de integratie te vergemakkelijken. Vila Cabral – ‘Ontmoeting tussen 2 beschavingen’: Vila Cabral is een Zuiders activiteitenprogramma, samengesteld door enthousiaste verenigingen, scholen, buurtwerkingen, bibliotheken ... en 11.11.11 in de I

districten Antwerpen en Deurne. De Latijns-Amerikaanse Federatie neemt actief deel en organiseert met haar groepen een opendeurdag: ‘Ontmoeting tussen 2 beschavingen’. Bezoekers maken kennis met de Latijns-Amerikaanse keuken, muziek, dans, kunst en film. Aansluitend vinden lezingen plaats en loopt een tentoonstelling.

Liberale Beweging voor Volksontwikkeling (LBV) LBV zet zich in voor een brede en volwaardige participatie van haar leden binnen een snel veranderende samenleving. LBV heeft een humaan-liberale visie op mens en samenleving en legt nadruk op het B

individueel-menselijk aspect binnen de context van het levenslang leren. Tevens achten we het belangrijk om te werken aan de verbondenheid van diverse bevolkingsgroepen in een geest van vrije meningsuiting en respect. LBV wil voor de huidige en volgende generaties een vernieuwende actor zijn in het omgaan met de uitdagingen van de vergrijzende maatschappij. Diversiteit vormt voor LBV een uitdaging om steeds op zoek te gaan naar wat ons bindt en niet, zoals dat vaak gebeurt, om verschillen te beklemtonen. Om deze visie in de praktijk te brengen, start LBV in 20092010 het diversiteitsproject ‘Boyokani’. Dit project brengt Vlaamse en Afrikaanse senioren samen en laat hen terugblikken op hun belangrijkste levensloopmomenten. Ouderen uit beide culturen gaan

I samen op zoek naar verschillen en gelijkenissen in de manier van opvoeden, het aangaan van relaties, het dagelijkse handelen en het ‘senior zijn’ in Afrika en Vlaanderen. In samenwerking met het Afrikaans Platform worden een twintigtal educatieve activiteiten uitgewerkt waaraan leden van beide verenigingen deelnemen. De ontmoetingsmomenten worden vastgelegd op een dvd. Deze kan gebruikt worden als educatief instrument om met groepen senioren interculturele gesprekken op gang te brengen. Liberale Vrouwen B

De Liberale Vrouwen ijveren voor de emancipatie van de vrouw, vanuit een liberaal perspectief, als persoon en als groep, door samenwerking en concrete sociaal-culturele actie. Project Interculturele Vrouwenplatformen: met dit project brengen we diverse vrouwenorganisaties sa-

I

men. Doel is dat vrouwen elkaar leren kennen in een ontspannen sfeer en via ervaringsleren: door samen activiteiten te organiseren en bij te wonen, worden de verschillen gerelativeerd en komt de nadruk te liggen op de gemeenschappelijke kenmerken van het vrouw zijn.

60 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Linx+ Linx+ richt zich als netwerk tot iedereen die tijdens zijn levensloop werknemer is, was of zal zijn. Linx+ verenigt mensen met culturele, educatieve, recreatieve en actiegerichte groepsactiviteiten. Belangrijke B

invalshoeken zijn hierbij vakbondsthema’s en deelname aan het maatschappelijke leven, onder meer door belangenbehartiging van en door senioren. We combineren dat met aandacht voor persoonlijke ontplooiing in de vrije tijd, ontspanning en ontmoeting. Linx+ streeft naar een grotere mondigheid, weerbaarheid, solidariteit, verdraagzaamheid en engagement .... Linx+ brengt senioren in alle middelgrote steden bij elkaar. Ze discussiëren rond thema’s uit hun leefwereld om uiteindelijk tot gezamenlijk gedragen standpunten te komen. Met die standpunten gaan

I ze de boer op in allerlei raden en commissies: gaande van de plaatselijke seniorenraad tot het Europese Age, en van de plaatselijke vakbondscentrale tot het Europees Vakverbond. Op die manier zorgen ze dat de stem van de ouderen doorklinkt op alle beleidsniveaus. markant - Netwerk van Ondernemende Vrouwen markant is een netwerk voor ondernemende vrouwen die in alle openheid ontmoeting, persoonlijke ontplooiing en zorg voor de samenleving nastreven. markant is daartoe actief in 3 subnetwerken: het B vrijetijdsnetwerk markant; het ondernemersnetwerk mabizz in samenwerking met UNIZO en het carrièrenetwerk artemis. De twee laatste subnetwerken hebben vooral oog voor de professionele ontplooiing van het markant-lid. We vullen ons engagement in vanuit een christelijke inspiratie. (Jonge) vrouwen hebben nood aan kleine, gezellige netwerken met gelijkgestemde jonge vrouwen, I

waarin ze zowel activiteiten terugvinden op het vlak van ontspanning en cultuur, maar ook activiteiten die bijdragen tot hun professionele ontwikkeling. Ze zijn ambitieus en willen dat hun netwerk ‘rendeert’. Binnen markant starten we daarom stedelijke jongerennetwerken onder de titel ‘Best Pittig’.

Masereelfonds Het Masereelfonds is een onafhankelijke en linkse organisatie die kritisch en alert het maatschappelijke B en culturele leven volgt en bevraagt. Het verzamelt en biedt een forum aan een bont gezelschap progressieve mensen. Circa 2009, wereldhaven van woord, muziek en dans. Een stadsfestival met kinderanimatie, in brede samenwerking, multicultureel, wijkgebonden maar met zicht op de nationale en internationale context. I Een mengeling van opinie, literatuur, muziek, theater. Het evenement kreeg veel bijval, zeker bij de partners: er is vraag naar meer. Het stadsfestival werd gedragen door de enorme inzet van vrijwilligers en personeel. Neos - netwerk van ondernemende senioren Neos, netwerk van ondernemende senioren, is een sociaal-culturele vereniging die senioren samenbrengt om de vrijgekomen tijd op een maatschappelijk zinvolle manier in te vullen. Neos ondersteunt de perB

soonlijke en maatschappelijke emancipatie, opdat ouderen op een zelfstandige manier een (vol)waardige plaats innemen in de samenleving. Gemeenschapsvorming, kunst- en cultuurparticipatie, vorming en informatie zijn centrale begrippen om dit actief en democratisch burgerschap verder te ontwikkelen. De digitalisering van de samenleving is een thema dat iedereen aanbelangt maar sommige ouderen afschrikt. Via een brochure “Aan de knoppen” worden diverse voordrachten verzameld om het thema – op

I

een praktische manier – aan bod te laten komen binnen de clubwerking. Dankzij een samenwerkingsovereenkomst tussen Neos en Telenet konden diverse seniornetanimatoren opgeleid worden om een informatiesessie rond digitale televisie in de plaatselijke afdelingen te verzorgen. In 2009 programmeerden 19 afdelingen één of meer voordrachten/lessen/informatiesessies in het kader van de digitale samenleving. PROFIEL VAN DE SECTOR | 61


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

OKRA B

OKRA is de beweging waar 55+ elkaar ontmoet. Het is het trefpunt dat steevast de belangen van ouderen behartigt. OKRA staat voor open, kristelijk, respectvol en actief. 463 trefpunten voldoen aan de criteria van een belangenbehartigend trefpunt: ze hebben een plaatselijke ombudsman (Vingerknipper), bieden regelmatig informatie aan de leden aan en werken mee aan een gemeentelijk ouderenbeleid. In 2009 voeren de trefpunten 595 plaatselijke acties. OKRA werkt op

I gemeentelijk niveau mee aan het ouderenbeleid via het project ‘Tussengas Zilverboek’ en de gemeentelijke ouderenadviesraden. De regio’s coachen de trefpunten via kadervorming en begeleiding. Vanuit het Algemeen secretariaat wordt de lokale belangenbehartiging ondersteund via cursussen, werkmateriaal voor Vingerknippers, infofiches en zo meer. Pasar - Vleugels voor je vrije tijd Pasar wil als sociaal-culturele vereniging zoveel mogelijk mensen motiveren en kansen bieden om hun B vrije tijd, die ze besteden aan toerisme en recreatie, waardevol in te vullen. Dit in het bijzonder rond vakantie en recreatiemogelijkheden dichtbij. Buur Natuur: Pasar verkiest het mooiste plekje! Het jaarthema ‘Buur Natuur’ benadrukt het belang van natuurbeleving en natuurbehoud! In 2009 verkiezen I

130 plaatselijke afdelingen van Pasar het mooiste natuurplekje uit hun gemeente of streek en huldigen dit plekje feestelijk in. Ook in eigen omgeving is immers nog zoveel moois terug te vinden. Rond 50 verkozen plekjes werken we bovendien mooie recreatieve wandelingen en fietstochten uit, die in 2010 verschijnen in de ‘Mooisteplekjesgids’.

Platform van Afrikaanse Gemeenschappen Het Platform van Afrikaanse Gemeenschappen is een socio-culturele koepelorganisatie van Zwart-Afrikaanse verenigingen, actief in Vlaanderen en Brussel. Wij zijn er om: - de belangen van de Afrikaanse gemeenschap te behartigen en ervoor te zorgen dat ze een volwaarB

dige plaats krijgt in de maatschappij; - de ontwikkeling van het Afrikaans verenigingsleven te stimuleren en contacten met hun omgeving mogelijk te maken; - de krachten van de verenigingen te bundelen en als één gemeenschap naar buiten te komen. Het project ‘Als een wereld zo groot, waar je vlag staat geplant’ vertrekt vanuit de vaststelling dat Antwerpse Afrikaanse jongeren niet deelnemen en -hebben aan het reguliere culturele en vrijetijdsaanbod. Dit project biedt de jongeren erkenning voor hun talenten en wil van hen competente en volwaardige

I

burgers maken. Jongeren krijgen repetitieruimtes ter beschikking, doen mee aan een talentenwedstrijd en geven optredens. Het coördinatieteam, waarin de jongeren zelf vertegenwoordigd zijn, organiseert uitstappen naar concerten, festivals en allerlei sociaal-culturele activiteiten. Het project concentreert zich vanaf nu ook op de organisatie van discussieweekends en colloquia. Jongeren gaan in dialoog met het beleid en overtuigen de overheid om meer rekening te houden met hun noden.

62 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

S-Plus S-Plus is een wervelende en dynamische vereniging die ernaar streeft om vooruit te gaan, vooruit te B

denken en nieuwe generaties senioren aan te spreken. Hierbij vergeten we onze roots niet. S-Plus is een socialistische organisatie met solidariteit als drijfveer. De rijke levenservaring van haar leden is de bouwsteen van de vereniging. Senioren samen in de weer, voor zichzelf en voor elkaar, daar gaan we voor. S-Plus start het Jukeboxproject. We trekken met een jukebox naar de rusthuizen, waarvan de bewoners voordien een top-20 samengesteld hebben. Samen met de animatoren van het rusthuis wordt het telkens een vrolijke namiddag, waarin vooral zang centraal staat. Enkelen wagen zich nog op de dansvloer voor een

I polonaise. S-Plus wil met dit project het vaak monotone bestaan van de rusthuisbewoner doorbreken. Muziek is het ideale middel om herinneringen aan vroeger op te halen. Er wordt dan ook hier en daar een traantje weggepinkt. Als afsluiter bieden we de bewoners koffie en taart aan en kunnen ze napraten over de namiddag. Misschien een kleiner project, maar zeker met een grote impact. Unie der Turks Islamitische Culturele Verenigingen (Turkse Unie van België) De Turkse Unie van België heeft als missie de verdeeldheid van de Turkse verenigingen in België tegen te gaan door ze samen te brengen onder één koepel, om zo een sterke organisatie te creëren. Dit met het B oog op de bevordering van de integratie van onze achterban. We realiseren dit door de activiteitsgraad van de achterban te verhogen en via ondersteuning en begeleiding de zelfstandigheid van de verenigingen te versterken. Onder de allochtone kinderen zijn er grote problemen rond onderwijs en taal, met gevolgen voor de gehele schoolloopbaan. Zowel de jongeren als de ouders hebben weinig weet van doorstroming naar het hoger onderwijs en het nieuwe systeem van kredietpunten. Als vereniging trachten we met onze werkI groep Onderwijs verandering te brengen. We organiseren beurzen om ouders, studenten en hogescholen samen te brengen, informatie te verschaffen en doorstroming van studenten te stimuleren. We organiseren literatuurdagen om jongeren warm te maken voor de taal, enzovoort. De deelnemers waarderen deze concrete aanpak. Unie van Turkse Verenigingen (UTV) De Unie van Turkse Verenigingen levert een actieve bijdrage aan de opbouw van een harmonieuze saB

menleving. De werking steunt op emancipatie, participatie en integratie van de Turkse gemeenschap in de Belgische maatschappij. De Unie richt zich op de verdediging van mensenrechten en neemt het op tegen racisme en discriminatie. We organiseren in samenwerking met het Willemsfonds en de Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV) de jaarlijkse BeraberPrijs. De BeraberPrijs is een blijk van waardering voor de ouders of de voogd

I van een pas afgestudeerde student, die de deelname van allochtone jongeren aan hoger onderwijs duidelijk hebben bevorderd. In onze samenleving hebben kinderen immers nog steeds onvoorwaardelijke steun en liefde van hun ouders nodig om gemotiveerd te blijven om af te studeren.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 63


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Unizo-Vorming - zelfstandige ondernemers De vereniging heeft tot doel vormingsmogelijkheden te bieden, die gericht zijn op de veelzijdige persoonsontwikkeling van zelfstandige ondernemers. Doel is een beter begrip van zichzelf en van hun situatie in de B

maatschappij. Deze ontwikkeling als persoon en als groep heeft tot doel hun volwaardige participatie aan het maatschappelijk gebeuren te bevorderen. De vereniging gaat voor haar sociaal-cultureel vormingswerk voornamelijk uit van de beroepsbeleving, de ondernemingscultuur en de maatschappelijk-economische situatie van haar leden. Maatschappelijke projecten: we onderzoeken een aantal maatschappelijke tendenzen die het ondernemen sterk raken en werken experimenten en projecten uit. Concreet zijn dat: allochtoon ondernemerschap (van het uitwerken van concrete dienstverlening tot samenwerkingsverbanden met allochtone onderne-

I

mersorganisaties), onderwijs en ondernemen (via begeleidingsaanpak, vormingsaanbod, ontwikkelen van tools, met wedstrijdformules het ondernemerschap bij jongeren stimuleren), maatschappelijk verantwoord ondernemen (het verhelderen van maatschappelijk ondernemen bij zelfstandigen, het uitwerken van concrete informatie- en werksessies), ‘Met belgerinkel naar de winkel’ (een bijzondere actie in samenwerking met Bond Beter Leefmilieu om fietsen bij het winkelen te stimuleren).

Verbond VOS, Vlaamse Vredesvereniging (VOS) VOS wil in Vlaanderen bijdragen aan de bewustwording rond de ontwikkelingen die zowel de ‘grote’ als de B

‘kleine’ vrede bedreigen. VOS zoekt vernieuwende manieren om de vredescultuur in een snel veranderende Vlaamse samenleving te versterken. Om zijn doelen te bereiken werkt VOS informatief, sensibiliserend en mobiliserend via verschillende kanalen. Straattheaterproject Onder de Mensen: rond identiteit, diversiteit en samenleven. Ieders leefwereld

I

bestaat uit verhalen. Samenlevingsproblemen ontstaan vaak wanneer mensen elkaars verhalen niet meer kennen. Met het straattheater ‘Onder de Mensen’ draagt VOS een steentje bij tot de interculturele dialoog. ‘Onder de Mensen’ wordt in 2010 herhaald in Mechelen.

Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (Velt) Velt is een ongebonden, pluralistische vereniging van personen die zich actief inzetten voor een ecologische leefomgeving binnen het brede kader van duurzame ontwikkeling. Om dat doel te bereiken, komt B Velt op voor biodiversiteit en voor een energie- en grondstoffenzuinig productie- en consumptiegedrag door individuen, bedrijven en overheden. Leden van Velt dragen daaraan bij door in hun eigen omgeving betekenis te geven aan ecologisch leven en tuinieren, en door samen te werken in publieke activiteiten. De Velt-bewegingscoaches: een project waarin vrijwilligers vrijwilligers coachen. De coaches sporen mensen op, die activiteiten ontplooien rond eco-actieve thema’s. In samenwerking met de bestaande Velt-groepen en lesgevers bieden ze deze nieuwe ‘eco-actieven’ de kennis en knowhow aan, I die ze nodig hebben bij de uitbouw van hun specifiek ecologisch project. De coaches slaan de brug tussen de verschillende soorten vrijwilligers om, op lokaal niveau, Velt open en aantrekkelijk te maken voor alle eco-actieve burgers. Zo dragen ze, via maatschappelijke activering, bij aan gemeenschapsvorming rond het thema ecologie.

64 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM) VOEM creëert een helder en genuanceerd beeld van moslims in ons land. VOEM gidst niet-moslims doorheen het islamitische erfgoed en moslims doorheen het Vlaamse en Europese erfgoed en de huidige B maatschappelijke context. VOEM biedt ondersteuning bij de ontwikkeling van een Vlaams-Islamitische identiteit. Op deze manier probeert VOEM vooroordelen te voorkomen en te pleiten voor een verdraagzame en pluralistische samenleving. We sensibiliseren over intrafamiliaal geweld en begeleiden families die hiermee te maken krijgen. In Antwerpen en Oost-Vlaanderen bestaat een netwerk van samenwerkingsverbanden met onder meer politie, I

gerecht, CAW’s, OCMW’s en de stad. Andere thema’s zijn interculturaliteit in de gezondheidszorg: we sensibiliseren met studiedagen en infosessies professionelen en de eigen achterban. “Ouder Worden in Vlaanderen”: we leren zorgvoorzieningen en allochtone ouderen elkaar kennen. En verder: interlevensbeschouwelijke dialoog, opvoeding ...

Vereniging voor personen met een handicap (VFG) VFG vzw streeft naar volwaardig burgerschap voor iedere persoon met een beperking. VFG voert actie, B creëert ontmoetingskansen, richt ontspannende en culturele activiteiten in, verzorgt informatie en is actief in Letland en Bulgarije. VFG versterkt netwerken tussen mensen met en zonder handicap en betrekt hierbij actief de buurt waar mensen leven, wonen en werken. Wij zijn actief in landelijke en regionale adviesraden en vooral sterk I vertegenwoordigd in lokale adviesraden. Onze basis (vrijwilligers, bestuursleden en andere leden) vormen voor ons dagelijkse inspiratie om activiteiten op te zetten, die zij belangrijk vinden. VFG bouwde een sterke interne participatiecultuur uit waar mensen met een handicap in hoge mate het beleid bepalen. VIVA-SVV Socialistische Vrouwenvereniging VIVA-SVV wil dat vrouwen zich goed in hun vel voelen. Op een eigentijdse en laagdrempelige manier B brengt de socialistische vrouwenvereniging VIVA-SVV vrouwen lokaal samen rond thema’s als gezondheid, gezin en gelijke kansen. Toneelstuk cyberpesten ‘Bad Girlz Rule’: kinderen zijn opgegroeid met het internet en vinden er vaak vlot hun weg. Ouders voelen er zich vaak onzeker bij. Het is belangrijk dat ouders er bewust van zijn dat ook I in de virtuele wereld ouderlijk toezicht en begeleiding nodig is. Met het toneelstuk over cyberpesten maken ouders kennis met de virtuele wereld en hun rol erin. Door de praktische en werkbare oudermap leren ze hun kinderen begeleiden, ook als ze zelf weinig computervaardigheden hebben. Vlaams Verbond voor Gepensioneerden (VVVG) VVVG: een Vlaamse, actieve, pluralistische vrijwilligersorganisatie zonder structurele binding met politieke partijen, noch met godsdienstige of filosofische verenigingen. Het cement dat de leden bindt, is het B

Vlaamse bewustzijn. Hoofddoelen: de samenhorigheid tussen 50-plussers in Vlaanderen bevorderen, meewerken aan hun ontplooiing en hun belangen behartigen. Om de toenemende vereenzaming in de huidige maatschappij tegen te gaan, stimuleert en motiveert het VVVG haar leden om engagementen aan te gaan in de samenleving. Binnen de jaarthemawerking ‘Kleurrijk Vlaanderen’ belicht het VVVG de diversiteit in de samenleving. Dit wordt ruim ingevuld: naar etnische afkomst, religie, leeftijd, sociale klasse, validiteit ... We starten met de

I

ideeëndag ‘Verleg je grenzen’ met infostands van diverse organisaties, optredens en films. We eindigen met de studiedag ‘Armoede’. Met de studiedag willen we het publiek sensibiliseren voor en informeren over de toenemende armoede in Vlaanderen, met speciale aandacht voor armoede bij senioren. We belichten er het VVVG-armoedeproject ‘Kom mor binne’: een open huis voor mensen met een laag inkomen.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 65


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Vlaamse Volksbeweging De VVB streeft naar de maatschappelijke, culturele en politieke ontvoogding van Vlaanderen tot een onafhankelijke staat in Europa en speelt daarbij een (proactieve) voortrekkersrol bij het behartigen van de B Vlaamse belangen. Als niet-partijpolitieke, pluralistische vereniging wil ze daarom via socio-culturele weg de brede publieke opinie bij dat streven betrekken en aanzetten tot actieve inzet in het democratische besluitvormingsproces. Naar aanleiding van de federale verkiezingen beslist de VVB om in allerijl een spoedactie ‘Genoeg! Gewoon splitsen’ op te zetten. Ondanks de erg korte voorbereidingstijd slagen we erin (mede dank zij de grote medewerking van onze lokale kaders) om de actie in de aandacht van de media te brengen: 3.500 I

man op een betoging die slechts vijf dagen vooraf bekend is gemaakt. Lokaal zetten we verschillende debatten op, werken onze vertegenwoordigers mee aan televisiedebatten en publiceren we vrije tribunes in diverse kranten (De Standaard, De Morgen ...). De dienstweigeringsactie beheerst wekenlang de media. Maar wat ons het meest verheugt, is dat wij als kleine vereniging (4.500 leden) nu al meer dan 25 parlementsleden (verspreid over 4 partijen) tellen die lid zijn van de VVB.

VOSOG Scouting voor volwassenen VOSOG vzw (Vlaamse Oud-Scouts en Oud-Gidsen), Scouting voor volwassenen is een vereniging welke de gemeenschappelijke, culturele en sociale belangen voor de werking van zijn autonome lokale kernen of stammen in de Vlaamse Gemeenschap en het Brussels hoofdstedelijk gebied behartigt en tot doel stelt om: B

- de kwaliteit en de geest van Scouting (voor volwassenen) te bewaken en te bevorderen; - te zorgen voor onderlinge stimulering en kennisoverdracht; - te zorgen voor doorstroming van informatie; - te zorgen voor vorming en begeleiding. We bieden dagelijks de kans tot samenkomst en samenleven, in scoutsgeest, aan al onze leden. We verlenen steun aan plaatselijke scoutsgroepen als die erom vragen. Als ‘startende vereniging’ zijn we volop

I bezig met de uitbouw van een website ‘VOSOG.eu’, gebonden aan de volledig geïnformatiseerde ledenadministratie. Verder onderhouden we de ‘VOSOG-Vakantiefondsen’, onder toezicht en medebeheer van de Koning Boudewijnstichting ten voordele van Nier- en Mucopatiëntjes. vtbKultuur vtbKultuur is een Vlaamse, toonaangevende vereniging die op een open en veelzijdige wijze culturele ontplooiing en maatschappelijke betrokkenheid nastreeft. Dat doen we door de eigen en andere culturen op B duurzame wijze te verkennen, te exploreren en actief te beleven. Ontastbare elementen als rust, ontspanning, genieten, ontmoeting, nieuwe ervaringen, culturele verrijking, respectvol en actief participeren en groepsbeleving staan hierbij centraal. Ons jaarthema is ‘Tegen de stroom in’. Het is een ode aan de dwarsliggers en onafhankelijke geesten: koppige witte raven die de moed opbrachten om in hun dooie eentje of met medestanders hun eigen weg te gaan - en daar ook nu nog om herinnerd worden. Doorheen een waaier van boeiende activiteiten houden I we de mechanismen en de markante persoonlijkheden die mee ‘cultuur bepalen’, tegen het licht. ‘Tegen de stroom in’ wil ook het verhaal brengen van de sociaal-culturele werking van vtbKultuur. Tegen het individualisme brengt vtbKultuur de kracht van groepsbeleving in stelling, net als het vrijwilligerswerk en de open uitnodiging om er samen met de familie op uit te trekken.

66 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Welzijnsschakels Welzijnsschakels verenigt en ondersteunt vrijwilligersgroepen die bijdragen aan de emancipatie van, en gelijke kansen voor mensen die het slachtoffer zijn van armoede en uitsluiting. Wezenlijk hierbij is de B

geëngageerde ontmoeting tussen mensen met en zonder armoede-ervaring: via individuele contacten, in groepsverband en in dialoog met partners in de samenleving. Welzijnsschakels vertrekt vanuit de (h)erkenning van de waardigheid en de kracht van ieder mens. Welzijnsschakels opteert ervoor om steeds nieuwe mensen te bereiken en te betrekken, en werkt samen met partners die deze missie helpen realiseren. Samen met curieus werken we het project ‘Iedereen creatief’ uit in acht Welzijnsschakelgroepen.

I

Resultaat: drie creatieve momenten in de verschillende groepen, een rijkdom in beeld, taal en klank door mensen met en zonder armoede-ervaring, boeiende ‘naar-buiten-kom-momenten’ met de groep, en vooral veel goesting naar meer. Wordt vervolgd!

Willemsfonds Het Willemsfonds is de oudste Vlaamse sociaal-culturele vereniging. Vanuit haar liberaal-vrijzinnige visie op de wereld stimuleert het Willemsfonds de persoonlijke groei van elk individu en werkt het mee aan de verB

dere uitbouw van een democratische, interculturele samenleving op lokaal, provinciaal en regionaal niveau. We hebben in de realisatie van gelijke kansen in Vlaanderen een verantwoordelijkheid en een concrete rol te vervullen. Het Willemsfonds betrekt zoveel mogelijk mensen in Vlaanderen actief bij cultuur in de ruimste zin van het woord. We organiseren in samenwerking met de Unie van Turkse Verenigingen (UTV) en de Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV) de jaarlijkse BeraberPrijs. De BeraberPrijs is een blijk van waardering voor de

I ouders of de voogd van een pas afgestudeerde student, die de deelname van allochtone jongeren aan hoger onderwijs duidelijk hebben bevorderd. In onze samenleving hebben kinderen immers nog steeds onvoorwaardelijke steun en liefde van hun ouders nodig om gemotiveerd te blijven om af te studeren. Ziekenzorg CM Ziekenzorg CM verenigt chronisch zieken, zorgbehoevende personen én gezonden die het voor elkaar B opnemen met als doel een veelzijdige persoonsontwikkeling én een volwaardige participatie aan het maatschappelijk leven. Verenigingen verdwijnen in grootsteden, ook Ziekenzorg CM. Vooral in steden waar er veel anonimiteit heerst, is het sociaal netwerk vaak verbrokkeld en wordt eenzaamheid des te pijnlijker voelbaar. Ziekenzorg I

CM speelt hierop in door een kwaliteitsvolle werking in de (groot)stad uit te bouwen: ‘De warme buurt’. In samenwerking met de lokale overheid, OCMW, lokale dienstencentra en thuiszorgdiensten richten we bezoekteams van speciaal opgeleide vrijwilligers op. In een volgende fase bekijken we op basis van noden en verwachtingen hoe we een plaatselijk verenigingsaanbod kunnen uitbouwen.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 67


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

1.2.3 DE WERKING IN CIJFERS De volgende gegevens hebben betrekking op de werking van 54 verenigingen4. De cijfers in rood zijn de cijfers voor de 14 migrantenverenigingen (detail uit de groep van 54). We vermelden de gegevens van de migrantenverenigingen apart omwille van hun bijzonder statuut. Tot in 2010 krijgen de migrantenverenigingen de tijd om in alle facetten van hun werking te voldoen aan de erkennings- en subsidiĂŤringsvoorwaarden van de verenigingen binnen het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Gemarkeerde cijfers: De gemarkeerde cijfers zijn de cijfers met uitsluiting van EVO en VCOV. Het vertrek van deze twee verenigingen uit de sector heeft uiteraard een negatieve impact op de cijfers. Dit maakt adequate vergelijkingen in de tijd moeilijk. De gemarkeerde cijfers maken een vergelijking met de cijfers van 2009 weer mogelijk.

1. Hoeveel afdelingen tellen de verenigingen? 2007 de spreiding van de afdelingen of groepen over de provincies detail: migrantenverenigingen Antwerpen Brussel Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen

13.678

2008

15.395 13.712

1.119

15.511

1.269 3.601

333 154

3.593

191

331 3.328

523

3.129

22,4% 20,5%

2.145 86

3.083 22

15,4% 23,9%

322 2.419

2.948

17,1%

374

70

3,7%

2.150

3.468

2.430

23,0% 29,9%

268

266

48

3.219

2.412 350

232

100,0%

469 536

2.475

100,0%5

13.970 1.567

370 613

21

2009

15,4% 5,5%

2.804 48

20,1% 3,1%

4 LVZ nam niet deel aan de bevraging. De Educatieve Vereniging voor Ouderwerking (EVO) en de Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen (VCOV) maakten afspraken met de overheid om zich vanaf 2009 te laten ondersteunen door het Departement Onderwijs. Zij maken dus niet langer deel uit van het erkende of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk. Dat brengt het totaal aan deelnemende verenigingen op 54. 5 Waar in dit boek afrondingen gehanteerd worden, kan het voorkomen dat het totaal licht afwijkt van de som van de delen.

68 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

VER: spreiding van de afdelingen per provincie 30%

aandeel afdelingen

25%

aandeel bevolking

20%

Vlaams Gewest6

15% 10% 5% 0%

23%

4%

28% Antwerpen

Brussel

15%

22%

15%

20%

13%

23%

17%

19%

Limburg

OostVlaanderen

Vlaams-Brabant

WestVlaanderen

MIG: spreiding van de afdelingen per provincie 35%

aandeel afdelingen

30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%

30% Antwerpen

17% Brussel

24%

21%

Limburg

OostVlaanderen

5%

3%

Vlaams-Brabant

WestVlaanderen

Op de eerste grafiek is ter informatie het aandeel van de bevolking van elke provincie ten opzichte van de totale bevolking van het Vlaams Gewest aangeduid. Concreet is de provincie Antwerpen bijvoorbeeld goed voor 28 % van de inwoners van het Vlaams Gewest (exclusief Brussel) en voor 23 % van het aantal afdelingen van de verenigingen. De verenigingen hebben in totaal 13.970 afdelingen, verspreid over de vijf provincies en Brussel. De provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen tellen het meeste afdelingen, op de voet gevolgd door West-Vlaanderen. De provincies Limburg en Vlaams-Brabant vormen de middenmoot. Op dit moment zijn de migrantenverenigingen goed voor 11 % van het totaal aantal afdelingen van de werksoort Verenigingen, zijnde 1.567 afdelingen. De spreiding van de afdelingen bij de migrantenorganisaties ligt opvallend anders: in Brussel zijn zij met 268 afdelingen goed voor meer dan de helft van het totaal aantal Brusselse afdelingen. In West-Vlaanderen slaat de teller de andere kant uit: de migrantenfederaties zijn hier nauwelijks aanwezig: zij realiseren 48 afdelingen in deze provincie. In absolute cijfers is de provincie Antwerpen een topper.

6 Bron: Bevolkingscijfers 2008, FOD Economie, Algemene Directie Statistiek.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 69


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

VER: evolutie aantal afdelingen 16.000

2.000 1.800 1.600 1.400 1.200 1.000 800 600 400 200 0

14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 2007

2008

aantal afdelingen VER aantal afdelingen MIG

2009

In de grafiek hierboven tonen we de evolutie van het aantal afdelingen in de voorbije jaren. De afdelingen van EVO en VCOV laten we buiten beschouwing. De verenigingen vertonen als werksoort een lichte groei (+2 % in drie jaar), die nagenoeg volledig toe te schrijven is aan de migrantenverenigingen (+40 %). De sterke groei van de migrantenverenigingen heef wellicht te maken met feit dat ze een relatief jong type organisaties zijn. Ze hebben een groot groeipotentieel, vooral in de steden. Ook het effect van de huidige regelgeving is niet te verwaarlozen. Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk bepaalt dat de migrantenverenigingen tegen 2011 minstens 50 afdelingen moeten tellen, die actief zijn in minstens drie Vlaamse provincies. De sterke groei bij deze organisaties weerspiegelt de inspanningen die ze leveren om aan de erkenningsvoorwaarden te voldoen.

MIG: evolutie aantal afdelingen per provincie 500

Antwerpen

450

Brussel

400

Limburg

350

Oost-Vlaanderen

300

Vlaams brabant

250

West-Vlaanderen

200 150 100 50 0 2007

2008

2009

Hierboven geven we een detailbeeld van de groei van de migrantenverenigingen. De groei zet zich door in alle provincies. In absolute aantallen is de groei het sterkst in Antwerpen (+ 136 afdelingen).

70 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

2007 het aantal verenigingen volgens het aantal afdelingen detail: migrantenverenigingen minder dan 507 van 50 tem 99 van 100 tem 199 van 200 tem 299 van 300 tem 499 van 500 tem 999 1.000 of meer

2008 55

14

56 14

3 3

2

20

6

3

4

3

4

5

5,6% 7,1%

5 0

5 0

11,1% 0,0%

1

0

35,2% 42,9%

0

0

0

19

5

4

31,5% 42,9%

6

0

0

17

19

4

1,9% 7,1%

6

4

0

1

18

15

100,0% 100,0%

1

8

4

54 14

2

7

0

2009

9,3% 0,0%

3 0

5,6% 0,0%

VER: verenigingen gerangschikt volgens aantal afdelingen 1.400

mediaan

1.200 1.000 800 600 400 200 0 In de bovenstaande grafiek zijn alle verenigingen gesorteerd volgens het aantal afdelingen. Elk puntje staat voor een individuele vereniging. De mediaan8 is duidelijk te onderscheiden als het roze vierkantje. Gemiddeld tellen de verenigingen 259 afdelingen. De mediaan ligt op 121 afdelingen. Migrantenverenigingen tellen gemiddeld 112 afdelingen. Voor de 40 andere verenigingen ligt dit gemiddelde met 310 afdelingen beduidend hoger. De helft van de verenigingen telt tussen de 100 en de 500 afdelingen. Een derde telt minder dan 100 afdelingen. De grootste vereniging telt 1.236 afdelingen, de kleinste 40: ĂŠĂŠn migrantenvereniging zit voorlopig onder de erkenningsnorm van minimum 50 afdelingen. De grootste migrantenverenging klokt af op 236 afdelingen.

7 EĂŠn organisatie haalde op 31/12/2009 het decretale minimum van 50 afdelingen net niet. 8 De mediaan is het midden van een reeks gesorteerde gegevens. Met midden wordt het middelste getal in de verdeling of verzameling bedoeld. Bij een even aantal elementen (zoals hier bij het aantal verenigingen) is er geen midden. Men neemt dan het gemiddelde van de twee om het midden liggende elementen als mediaan. We rangschikken hier dus alle verenigingen van klein naar groot en nemen het gemiddelde van de 27ste en de 28ste vereniging en komen zo uit op een mediaan van 121 afdelingen.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 71


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

2. Hoeveel (bestuurs)vrijwilligers tellen de verenigingen? 2007

2008

totaal

totaal

het aantal vrijwilligers 184.173 225.298 detail: migranten-

173.490

verenigingen

7.234

7.497

2007

132.107

totaal

213.890 8.194

per vereniging

12,4 5,2

3.215 585

2009

totaal

135.625 138.667

gemiddeld

per afdeling

173.621

2008

totaal bestuursleden

2009 gemiddeld

totaal

142.333

135.280

gemiddeld

gemiddeld

per afdeling

per vereniging 9,7

2.505

detail: migrantenverenigingen

4.377

4.991

5.739

3,7

106 gemarkeerde cijfers: vergelijkingsbasis 2009

De verenigingen kunnen rekenen op een totaal van 173.621 vrijwilligers. Afdelingen kunnen rekenen op een ploeg van gemiddeld 12 vrijwilligers. Gemiddeld 3.215 mensen zetten zich vrijwillig in voor één vereniging. De vereniging met het kleinste aantal vrijwilligers heeft een ploeg van 170 vrijwillige medewerkers, de vereniging met het grootste aantal 24.000. De mediaan ligt op 931 vrijwillige medewerkers.

VER: verenigingen gerangschikt volgens aantal bestuursvrijwilligers 25.000

mediaan

20.000 15.000 10.000 5.000 0

Van de 173.621 vrijwilligers nemen 135.280 vrijwilligers een verantwoordelijkheid op als bestuurslid. Het engagement van deze vrijwilligers is doorgaans veel intensiever dan deze van een occasionele vrijwilliger. De bestuursvrijwilligers vormen de ruggengraat van de meeste verenigingen. Een afdeling heeft gemiddeld een bestuursploeg van 10 mensen. Zij vergaderen zo’n 6 keer per jaar. Het aantal bestuursleden per vereniging varieert tussen de 80 en 23.680. Gemiddeld kan een vereniging rekenen op een ploeg bestuursvrijwilligers van 2.500 mensen. De mediaan van het aantal bestuursleden is 692.

72 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

3. Hoeveel leden tellen de verenigingen? 2007

2008

totaal het aantal leden

2.578.382

2009

totaal

2.603.312 2.252.874

totaal

2.277.919

gemiddeld

gemiddeld

per afdeling

per vereniging

2.276.456

163

42.157

detail: migrantenverenigingen

51.795

55.224

61.773

39

4.412

gemarkeerde cijfers: vergelijkingsbasis 2009

De verenigingen tellen 2,3 miljoen leden. Het concept lidmaatschap wordt door de verenigingen op verschillende manieren ingevuld. Een vereniging heeft gemiddeld 42.157 leden. Een afdeling telt gemiddeld 163 leden. De grootste vereniging telt 305.000 leden, de kleinste een 500-tal. De mediaan ligt op 7.275 leden. het aantal verenigingen volgens het aantal leden

54

detail: migrantenverenigingen

14

100,0% 100,0%

0

minder dan 500

0

0,0% 0,0%

22

van 500 tem 4.999

9

40,7% 64,3%

12

van 5.000 tem 19.999

4

22,2% 28,6%

13

van 20.000 tem 99.999

1

24,1% 7,1%

7

100.000 of meer

0

13,0% 0,0%

4. Hoeveel activiteiten organiseren de verenigingen? Hoeveel deelnemers zijn er? 2007

2008

totaal

totaal

2009 gemiddeld

totaal

per afdeling

het aantal publieksgerichte activiteiten

265.826

274.412 279.645

288.295

279.492

20,0

detail: migrantenverenigingen

8.471

10.568

12.286

2007

2008

totaal

totaal

7,8 2009 gemiddeld

totaal

per activiteit

het aantal deelnemers aan publieksgerichte activiteiten

8.559.077

9.058.864 9.158.272

9.676.472

9.312.179

33,3

detail: migrantenverenigingen

285.267

323.436

382.681

31,1 gemarkeerde cijfers: vergelijkingsbasis 2009

PROFIEL VAN DE SECTOR | 73


1. DE WERKING 1.2 de verenigingen

Verenigingen organiseren 279.492 publieksgerichte activiteiten. Dit zijn gemiddeld 20 activiteiten per afdeling per jaar. In totaal waren er 9,3 miljoen deelnemers aan verenigingsactiviteiten. Dit zijn gemiddeld 33 deelnemers per activiteit. Migrantenverenigingen organiseren gemiddeld een 8-tal activiteiten per afdeling per jaar. Er zijn ongeveer evenveel deelnemers als bij de andere verenigingen.

74 | PROFIEL VAN DE SECTOR



1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

1.3 DE BEWEGINGEN Vlaanderen telt in 2009 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. De 31 organisaties vertonen een grote diversiteit in werkwijze, doelen en organisatie. Dit zorgt ervoor dat hun werking bijzonder moeilijk in cijfers te vatten is. Daarom kiezen we ervoor om in dit hoofdstuk de bewegingen op twee kwalitatieve manieren in beeld te brengen. In eerste instantie verwoordt elke beweging haar thema, een markante campagne uit 2009 en beschrijft ze de producten of resultaten van de campagne. Dit laatste is zeker geen gemakkelijke opdracht. Meestal beogen bewegingen een maatschappelijke verandering die pas meetbaar is na jaren van doorgedreven actie en sensibilisatie en niet na één enkele campagne. Een aantal bewegingen leverde een persbericht als verduidelijking van het resultaat van hun campagne. Deze persberichten kan je terugvinden op de CD-ROM bij dit boek. Na deze individuele beschrijvingen vervolgen we het hoofdstuk met een synthesetekst over ‘beweging maken, hoe doe je dat?’. In deze tekst, die het resultaat is van een bevraging bij de bewegingen, gaan we na hoe bewegingen concreet tewerk gaan om hun doelen te realiseren. Deze tekst is een vervolg op de bijdrage in de vorige editie van Boekstaven. In editie 2009 analyseerden we de maatschappelijke relevantie van bewegingen als zuurstof voor de democratie. In deze editie tonen we hoe bewegingen deze relevantie waarmaken.

1.3.1 BEWEGINGEN EN HUN CAMPAGNES Een beweging heeft volgens het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk de volgende opdracht: “een beweging organiseert activiteiten op het vlak van sensibilisatie, educatie en sociale actie met het oog op maatschappelijke verandering; ze richt zich daartoe op een ruim publiek; een beweging heeft een educatieve en een maatschappelijke activeringsfunctie en hanteert een sociaal-culturele methodiek” We vroegen aan elke beweging wat de meest markante campagne in 2009 was en welke producten of resultaten ze daarbij gerealiseerd heeft. De antwoorden zijn een duidelijke concretisering van één of meerdere van de decretale opdrachten. T thema van de beweging C markante campagne in 2009 Bedevaart naar de graven aan de IJzer De missie van de vzw Bedevaart naar de Graven aan de IJzer (IJzerbedevaartcomité) bestaat in het T uitvoeren van de drievoudige boodschap van de frontsoldaten 14-18: Vrede - Vrijheid - Verdraagzaamheid. De beweging wil deze boodschap naar zoveel mogelijk burgers uitdragen. Tal van markante campagnes: eerste samenwerking met een ‘Waals’ museum (fotomuseum Charleroi), Festival Ten Vrede, dat de IJzertoren van zijn extreemrechtse verleden zuivert, De Zonnebloemactie rond 11 juli, die een nieuwe, ruime dimensie geeft aan de Vlaamse Feestdag, De Vlaamse Vredesdag aan de IJzer op 11 november ... C Resultaten of producten van de campagne We bereiken met onze campagnes nieuwe doelgroepen en leggen blijvende contacten. Die resulteren vaak in de start of het voortzetten van educatieve, toeristische en maatschappelijke projecten. Met een doelgroepenwerking verbreden we het draagvlak van de beweging. Persbericht: zie CD-ROM

76 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Beweging Tegen Geweld - Zijn T Preventie en duiding van geweld en misbruik binnen elke vertrouwensrelatie. De campagne ter preventie van geweld tijdens de zwangerschap. We voeren de campagne samen met verschillende partners in verschillende provincies. Voor deze campagne verspreiden we affiches met een begeleidende brief naar artsen, gynaecologen, vroedvrouwen en ziekenhuizen. Doorverwijskaartjes zetten slachtoffers of daders op weg naar de juiste hulpverlening. Met studiedagen, vormingen, persconferenties en een website informeren we het brede publiek en de medische sector. We reiken ze handvatten aan om met deze problematiek om te gaan. Resultaten of producten van de campagne - de campagne en de media-aandacht sensibiliseren het brede publiek;

C

- een nauwe samenwerking met en betrokkenheid van verschillende partners die in contact komen met zwangere vrouwen en/of jonge gezinnen; - sensibilisatie en vorming van medische zorgverstrekkers; - hulp aan slachtoffers en daders; - een steeds ruimere verspreiding van de campagne; - deze campagne won de Belgische Prijs voor Veiligheid en Criminaliteitspreventie, categorie Slachtofferpreventie. Persbericht: zie CD-ROM

Blindenzorg Licht en Liefde - Zicht op Cultuur Zicht op Cultuur = samen op weg naar inclusie. ZOC wil de maatschappij bewegen naar een manier van T

samenleven waarbij mensen met een visuele handicap een volwaardige, zelf te bepalen plaats mogen innemen. We zien dit als een wederzijdse beweging, zowel vanuit de persoon met de handicap als vanuit de maatschappij, naar en met elkaar. We bouwen Art in the Dark verder uit. Vanuit Art in the Dark starten verschillende musea initiatieven om kunst aan blinden en slechtzienden aan te bieden. We geven een uitgebreide en mooie brochure uit. Ook

C onze medewerking aan Beaufort09 is intens en opvallend. Resultaten of producten van de campagne Met al deze projecten, acties en vormingen bereiken we in 2009 ruim 12.000 mensen. Bond zonder Naam Cultuur T

Het geluk van mensen duurzaam verhogen door het beste in mensen te versterken. De insteek hierbij is ‘waarden in beweging’. De Nationale Waardenpeiling (onder de hoge bescherming van Prinses Mathilde). Via een online bevraging brengt BZN - naar aanleiding van haar 50ste verjaardag - de top 10 waarden van de Vlaming in kaart. Resultaten of producten van de campagne - 10.000 mensen laten weten wat zij belangrijk vinden voor zichzelf en de samenleving via

C

www.nationalewaardepeiling.be; - met de resultaten organiseren we een internationaal congres met vertegenwoordigers uit 20 landen. De partijvoorzitters van alle Vlaamse politieke partijen gaan er in dialoog over de waarden top 10. - de Nationale Waardenpeiling is de opstap van een waardentraject met 10 segmenten uit de samenleving. Persbericht: zie CD-ROM

PROFIEL VAN DE SECTOR | 77


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

De Maakbare Mens T

De Maakbare Mens informeert het brede publiek kritisch en correct over de medische en biotechnologische ontwikkelingen en de ethische vragen die zich daarbij stellen. ‘Doe vandaag eens iets levensbelangrijk. Registreer je op stamceldonor.be’. Een campagne in samenwerking met het Rode Kruis-Vlaanderen, om nieuwe stamceldonoren te vinden. De campagne behelst een brochure, diverse activiteiten, een campagnewebsite www.stamceldonor.be, een facebook-toepassing en

C

registratiekaartjes. Resultaten of producten van de campagne 1.750 mensen laten zich registreren als stamceldonor via mail, telefoon, brief of registratieformulier op www.stamceldonor.be of via het registratiekaartje van onze campagnebrochure. Persbericht: zie CD-ROM

De Wakkere Burger T Burgerparticipatie en democratie (met een focus op het lokale bestuursniveau); burgerschapsvorming. Kus Een Politicus: een burger en een beleidsverantwoordelijke (burgemeester, parlementslid ...) spreken samen regelmatig af om gedurende ongeveer zes maanden samen op stap te gaan. C

Resultaten of producten van de campagne Deze campagne uit 2008 loopt door in 2009. Getuigenissen van de ‘koppels’ plaatsen we op een website. Zo verzamelen en verspreiden we getuigenissen die een realistisch beeld geven over het politieke gebeuren. Persbericht: zie CD-ROM

EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief) Het brede publiek informeren over alle aspecten van vegetarische voeding. We verspreiden onze boodT schap op een positieve, toegankelijke en creatieve manier en veranderen de wereld met de wortel veeleer dan de stok. De Donderdag Veggiedagcampagne Resultaten of producten van de campagne C Rajendra Pachauri, Nobelprijswinnaar voor de Vrede, komt spreken op het event Less Meat, Less Heat. Er is wereldwijde belangstelling voor ‘donderdag veggiedag’. Persbericht: zie CD-ROM Forum voor Vredesactie Vredesactie is een pluralistische vredesbeweging die radicaal pleit voor een maatschappij waarin conflicT ten worden opgelost zonder geweld of het dreigen ermee. Vredesactie is een motor voor het ontwikkelen van geweldloze actie. Bomspotting en NATO GAME OVER Resultaten of producten van de campagne De campagne NATO GAME OVER zet vraagtekens bij het militaire interventiebeleid van de NAVO. De campagne Bomspotting is een geweldloze poging om het internationaal recht te doen naleven. Via onze campagnes tonen we hoe we als groep een stem kunnen veroveren in het debat. Als de traditionele midC

delen daarvoor niet volstaan, eisen we een stem op via confrontatie in alle openheid en op een geweldloze manier. En dat werkt. Een onderzoek van het Vlaamse Vredesinstituut stelt ”Toch valt op dat ook tweederde van de Vlamingen geen kernwapens duldt op Belgische bodem. Het geeft aan dat er voor de vele ‘bomspottingacties’ van Vredesactie die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden om en rond Kleine Brogel, een groot draagvlak onder de bevolking bestaat.” De campagne zorgde ervoor dat de kernwapens op de politieke agenda belandden en een steeds groeiende groep politici sprak zich uit tegen de verdere opstelling van de kernwapens.

78 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

GetBasic T Democratisering van de media. Mediareader rond de crisis in de media en een tweede rond media en racisme. C Resultaten of producten van de campagne Publieke discussie en debat over de media, waarbij deze kritisch wordt doorgelicht. Instituut voor Maatschappijkritische Actie, Vorming en Onderzoek (IMAVO) T De noodzaak van het aangaan en aanvaarden van conflicten tussen mens en wereld. Jaarthematische werking over interculturaliteit en conflict. C Resultaten of producten van de campagne Colloquium en lezingen rond het jaarthema. Integraal T Actief ouder worden; langer actief blijven; voorbereiden op ouder worden. Eindeloopbaan ... en wat nu? Massale campagne met folders, mailings, advertenties, affiches, redactionele aandacht ... C Resultaten of producten van de campagne Met deze grootschalige sensibilisatiecampagne maken we heel wat mensen bewust van het belang van een tijdige voorbereiding op het ouder worden en de pensionering. Kerkwerk Multicultureel Samenleven T

KMS maakt beweging rond diversiteit, racisme en migratie. Relatieopbouw tussen culturen, levensbeschouwingen en religies. 1. Poltici - Vlaams, Federaal, Europees - doe immigranten recht! 2. Profundo: eerste CD met een verkenning van levensbeschouwelijke muziek uit Vlaanderen. 3. Tot Leven Komen - Kruisweg van de immigrant: een multimediaproject dat het verhaal van de immigrant verbeeldt. Resultaten of producten van de campagne 1. de eerste campagne had een educatieve waarde in het aanbrengen van concrete beleidsvoorstellen

C

aan een breed publiek (1.172 aanwezigen op 18 locaties); 2. de lancering en verspreiding van een CD met levensbeschouwelijke muziek uit Vlaanderen is uniek. Het resulteert in een breed platform van muzikanten die bereid zijn ook lokaal ingezet te worden en inspireert tot nieuwe interlevensbeschouwelijke initiatieven die niet problematiserend zijn, maar positief verkennend; 3. de derde campagne had een grote impact bij een ondertussen breed publiek. Het publiek getuigt onder de indruk te zijn van beeld en inhoud. Persbericht: zie CD-ROM

PROFIEL VAN DE SECTOR | 79


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Kif Kif T Kif Kif is een beweging tegen racisme en ongelijkheid Kif Kif zet in op een hele reeks van methodieken en projecten. Centraal staat onze website waar iedereen terecht kan voor informatie over de interculturele samenleving: we hebben een eigen journalistieke werking, een mediawatchwerking, we laten het middenveld aan het woord en publiceren onderzoeken. Daarnaast organiseren we lezingen, jobbeurzen, de Kif Kif Awards, debatten, workshops, vormingen, open podia ... Beeldvorming van allochtonen en de islam in het bijzonder is een cruciaal aandachtspunt van de organisatie. Daarom leiden we al sinds 2005 vrijwilligers op om de mediaberichtgeving te analyseren. In 2007 C

brachten we met de vrijwilligers het boek ‘Cultu(u)rENpolitiek’ uit, gevolg door een gepopulariseerde versie ‘De Beschavingsmachine’. Hiermee geven we het debat rond beeldvorming door de media een extra injectie. Resultaten of producten van de campagne Beeldvorming: een goed verkopend boek en een 40-tal lezingen over heel Vlaanderen. Werk: de derde interculturele jobbeurs. Journalistiek: nieuwe workshopreeks en een dossier over onderwijs. Cultuur: de Kif Kif Awards.

Koerdisch Instituut T

Mensen- en volkerenrechten in het Midden-Oosten, Turkije en de Kaukasus. Asiel-, vluchtelingen- en minderhedenbeleid. Etnische en religieuze minderheden in Koerdistan: - conferenties; - een publieke bibliotheek; - publicaties in diverse talen;

C

- een tweemaandelijkse tijdschrift De Koerden; - tentoonstellingen. Resultaten of producten van de campagne Een Nederlandstalig publiek maakt kennis met de diversiteit in Koerdistan, in het Midden-Oosten, Turkije en de Kaukasus. Asiel-, vluchtelingen- en religieuze minderheden in België en in het thuisland zelf.

Liga voor Mensenrechten T Mensenrechten in België. Campagne tegen de databewaringsrichtlijn: www.bewaarjeprivacy.be. We richten een breed platform op tegen de databewaringsrichtlijn (met onder meer de Orde van Vlaamse en Franstalige balies, de Orde van C geneesheren, de Vlaamse Vereniging van Journalisten ...) Resultaten of producten van de campagne Brede sensibilisering en petitie tegen de databewaringsrichtlijn.

80 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

LINC LINC werkt rond drie centrale thema’s: T

1. leespromotie 2. digitale kloof en digitale geletterdheid 3. toegankelijke informatie voor de burger Digitale Week 2009 Kansengroepen hebben vaak geen toegang tot digitale media en kunnen bijgevolg niet beschikken over belangrijke informatie. Dit is de zogenaamde digitale kloof. De campagne ‘Digitale Week’ brengt de digitale

C kloof onder de aandacht van pers en publiek. Resultaten of producten van de campagne Het probleem van de digitale kloof vindt gehoor bij een ruim publiek, de federale en de Vlaamse overheid. Hierdoor neemt de politieke en maatschappelijke aandacht voor het probleem toe. Mobiel 21 T Duurzame mobiliteit De vrouwenwerking van de Integratiedienst van de Stad Leuven organiseert sinds enkele jaren fietslessen voor allochtone vrouwen, omdat ze graag willen leren fietsen. In het najaar van 2008 startten de Integratiedienst van de stad Leuven, KVLV en Mobiel 21 met het eerste Fietsvriendinnenproject. Voor dit project gaan de verschillende partners op zoek naar allochtone en autochtone vrouwen die een fietsduo willen vormen en samen in de Leuvense stedelijke omgeving fietservaring willen opdoen. C Resultaten of producten van de campagne 2009 Er worden 10 duo’s gevormd, elke fietsvriendin krijgt een Fietsvriendinnen-regenjas, er vinden drie ontmoetingsdagen en twee vormingsmomenten (wegcode en fietsherstellingen) plaats. Mobiel 21 zorgt voor de ontwikkeling en verspreiding van een draaiboek “hoe allochtone en autochtone vrouwen samen fietservaring opdoen”. Het project wordt zeer goed beoordeeld en wordt dan ook uitgebreid naar andere locaties. Netwerk Bewust Verbruiken Bewust verbruiken, consumptie gericht op duurzame ontwikkeling. Bewust kan je vervangen door sociaal T

en ecologisch verantwoord, mens- en milieuvriendelijk, ethisch of duurzaam. De term verbruiken kan je vervangen door consumptie of consumeren. De thematiek van het NBV bevindt zich dus op het kruispunt van consumptie en duurzame ontwikkeling. 1. Labelinfo.be (online gids over labels en duurzaamheid); 2. Blije Bloemen (arbeidsomstandigheden in de snijbloemen-sector); 3. Jeans (ecologische en sociale impact productie kleding);

C

Resultaten of producten van de campagne 1. NBV wordt stilaan de referentie inzake duurzaamheid en labels; 2. een steeds grotere markt voor duurzame bloemen. Wij hebben het thema op de kaart gezet; 3. alle aspecten rond kleding, zowel sociale als ecologische, zetten we in het licht. Persbericht: zie CD-ROM

PROFIEL VAN DE SECTOR | 81


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Netwerk Vlaanderen Netwerk Vlaanderen promoot het anders omgaan met geld. De organisatie voert campagne tegen omT streden investeringen van banken en pleit voor duurzame investeringen die bijdragen aan een mens- en milieuvriendelijke samenleving. De Europese versie van Bankgeheimen: “ontdek de naakte waarheid over je geld”. Op www.banksecrets.eu brengen we schadelijke investeringen in kaart, letterlijk zelfs. Op de wereldkaart kun je zien waar en in welke projecten banken wereldwijd investeren. Deze campagne loopt in samenwerking met andere Europese NGO’s. We voeren sociale acties in Madrid, Parijs, Londen, Brussel ... C Resultaten of producten van de campagne Veel internationale persaandacht, ludieke straatacties, aandacht van documentairemakers, vakbonden en NGO´s, reacties van klanten, honderden petities verstuurd naar de banken, Europarlementariërs reageren ... Daarnaast is er ook de lancering van het rapport ‘Worldwide Investments in Cluster Munitions’ (Londen). Persbericht: zie CD-ROM Pax Christi Vlaanderen T Christelijke beweging voor vrede, actieve geweldloosheid en verzoening. Vlaamse Vredesweek 2009: ‘Werken aan het klimaat, voor vrede’. De Vredesweek loopt van 25 september tot 4 oktober. Hiermee willen we een breed publiek bereiken en informeren over de zorgwekkende gevolgen van de klimaatverandering, zeker over de conflicten, oorlogen en geweldsituaties die hierdoor ontstaan en die vooral de armste bevolkingsgroepen treffen. Een hele week lang organiseren we een brede waaier aan C evenementen. Van straatacties over filmavonden tot vredeswakes. Resultaten of producten van de campagne De visie en de methoden van de actieve geweldloosheid in het omgaan met conflicten (op wereldvlak) krijgt volop aandacht. Persbericht: zie CD-ROM Ryckevelde T Europees burgerschap. Campagne naar aanleiding van de Europese parlementsverkiezingen 2009. Resultaten of producten van de campagne C Geheel volgens onze missie, was het onze bedoeling om mensen te sensibiliseren, te informeren en te enthousiasmeren om hen met een doordachte stem naar de Europese stembus te laten trekken. Persbericht: zie CD-ROM Sociumi Actief burgerschap = het opnemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen de samenleving, T

engagement uit goed gevoel of bewuste overtuiging, een levensstijl die verder reikt dan wat op zijn ‘minst’ wordt verwacht. Kortom: het gaat om belangeloze inzet omwille van het algemeen belang en op basis van vrijwilligheid. Onze campagne ‘Het Straatsalon. Wat als we allemaal hetzelfde waren...’ We confronteren de kijker met posters van diversiteit. Resultaten of producten van de campagne

C De tentoonstelling houdt halt op publieke plaatsen. Op die manier bereiken we een ruim publiek. De campagne wordt positief onthaald door de pers en tal van organisaties. Er komen spontaan aanvragen voor de ontlening van de tentoonstelling. Persbericht: zie CD-ROM

82 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Toemeka T Beweging voor een verstaanbare samenleving. Campagne Kies-Keurig 2009 Resultaten of producten van de campagne De campagne Kies-Keurig 2009 informeert en motiveert mensen uit diverse groepen uit de samenleving om deel te nemen aan de Vlaamse en Europese verkiezingen. We crëeren een laagdrempelige krant C over de staatshervorming, een publicatie in samenwerking met het Vlaams parlement, vormingscursussen, trainingen aan cursusbegeleiders ... De campagne sensibiliseert de politieke wereld en de bredere samenleving over de noodzaak en de maatschappelijke voorwaarden voor politieke participatie van alle burgers, in het bijzonder de maatschappelijk kwetsbare groepen. Persbericht: zie CD-ROM Vaka/Hand in Hand T

Vanuit het streven naar een verdraagzame, antiracistische en democratische samenleving voeren we tijdens de lopende beleidsperiode beweging rond de brede asiel- en migratiethematiek. In 2009 start Vaka/Hand in Hand de ‘Ik ga vreemd’-campagne met de druk bijgewoonde persconferentie ‘Miss België gaat vreemd’ op 26 mei 2009. Deze sensibiliserende campagne nodigt Vlamingen en nieuw-

C

komers uit om elkaar beter te leren kennen door bij elkaar te gaan eten. Zie www.ikgavreemd.be. Resultaten of producten van de campagne Veel media-aandacht voor de campagne. Persbericht: zie CD-ROM

Verbruikersateljee Verbruikersateljee is een erkende consumentenorganisatie. Met laagdrempelige publicaties, gerichte T

publieksacties en adviesverlening willen wij de consument bewuster en weerbaarder maken en doen afzien van consumptiedwang. De beweging werkt rond volgende thema’s: kredieten en bankdiensten, schuldinvorderingspraktijken, woninghuur, energiefacturen, telecomschulden en gezondheidskosten. Met de campagne ‘Laat het geen pijn doen’ wil Verbruikersateljee de complexe materie van doktersrekeningen en ziekenhuisfacturen toegankelijker maken voor de consument. De campagne moet voorkomen dat gezondheidskosten tot onoverkomelijke financiële moeilijkheden leiden. Resultaten of producten van de campagne Realisatie van verschillende acties inzake het sociaal recht op gezondheidszorg: - publicatie van het onderzoek ‘Is uw portemonnee ook ziek?; - ontwikkeling en verdeling van 7000 exemplaren van de laagdrempelige consumentengids ‘Laat het geen pijn doen’;

C

- ontwikkeling van de campagne advertentie ‘Laat het geen pijn doen’; - roadshow met gids en vormingsaanbod doorheen Vlaanderen en Brussel; - sensibilisering van verschillende organisaties met instrumenten op maat; - ontwikkeling van beleidsvoorstellen samen met schuldhulpverleners, gezondheidswerkers ...; - lobbywerk naar politici, belangenorganisaties ...; - uitbouw van erkenning, engagement en contacten met experts uit academische wereld, mutualiteiten, wijkgezondheidscentra, lokaal sociaal beleid ...; - persinterviews (De Standaard, Gazet van Antwerpen, Het Belang van Limburg), persconferentie, free publicity in Libelle, het Sociaal Cultureel Vaktijdschrift van Kluwer, Q-music, websites ...

PROFIEL VAN DE SECTOR | 83


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Vluchtelingenwerk Vlaanderen Vluchtelingenwerk Vlaanderen is een onafhankelijke, niet-gouvernementele organisatie die de belangen T

van vluchtelingen en asielzoekers verdedigt. We werken samen met ruim 40 lidorganisaties. Bovendien kan Vluchtelingenwerk Vlaanderen rekenen op de steun van enthousiaste vrijwilligers die zich belangeloos inzetten voor mensen op de vlucht. ‘Vluchteling word je niet uit vrije wil’ (december 2009) Resultaten of producten van de campagne

C Een samenwerking met de Kolacny Brothers (Scala), met concert in NTG Gent en de nodige media-aandacht. Mediadekking, naambekendheid, associatie tussen BV’s en vluchtelingen ... Persbericht: zie CD-ROM Voedselteams T Duurzame, regionale landbouw. 1. De lancering van de ‘Studenten Groentetas’ in Antwerpen. We vragen universiteiten en hogescholen mee te werken aan de bekendmaking en verspreiding van deze biologische fruit- en groentepakketten. De Groentetassen zijn specifiek gericht op studenten om hen aan te zetten tot duurzame voeding en ondersteuning van de lokale landbouw. 2. Daarnaast organiseren we ook een marktactie voor biologische inlandse bloem. We vinden een producent bereid om voor ons baktarwe in te zaaien. We bieden de biologische volkorenbloem aan bij de teams C maar ook eenmalig op de markt in Leuven. Zo vestigen we de aandacht op het feit dat deze teelt volledig verloren is gegaan nu ons dagelijks brood gemaakt wordt met ingevoerd meel (lange keten). Deze actie toont aan dat de weg naar een duurzame landbouw veel kansen biedt. Resultaten of producten van de campagne 1. 2 universiteiten en 1 hogeschool organiseren afhaalpunten waar studenten hun groentetassen wekelijks kunnen bestellen en afhalen. 2. Bioforum onderzoekt op onze vraag of er een keten kan ontwikkeld worden voor inlandse baktarwe. Vrede T Internationale politiek, vrede, ontwapening. Palestina: massale betoging(en) tegen Gaza-oorlog. C

Resultaten of producten van de campagne Politieke aandacht en actieve respons bij publiek. Persbericht: zie CD-ROM

84 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Welzijnszorg Welzijnszorg zet mensen aan om armoede in Vlaanderen en Brussel uit te sluiten. Vanuit de vaststelling T

dat mensen die in armoede of bestaansonzekerheid leven hun grondrechten niet kunnen uitoefenen, bedingt Welzijnszorg hun rechtmatige plaats in onze samenleving. Welzijnszorg doet dit als een onafhankelijke beweging voor sociaal-cultureel werk. In 2009 en 2010 voert Welzijnszorg een tweejarige campagne rond het thema armoede vs. arbeid en inkomen onder de noemer ‘Werk armoede weg. Ik wil geen carrière in armoede!’. Unizo, ACV, ACLVB en Welzijnsschakels stappen mee als campagnepartner. De campagne vertrekt vanuit de aanklacht in het arbeidsluik van de Decenniumdoelen 2017. Ook het ‘Verdrag van Leuven’, een verdrag dat 15 jaar geleden werd opgesteld tussen de verschillende sociale partners en alle democratische politieke partijen naar aanleiding van de toenmalige campagne van Welzijnszorg ‘Het kan ook anders... werken’, diende als basis in de voorbereiding. Deze campagne loopt in de maanden november en december. Resultaten of producten van de campagne We bereiken op de regionale startavonden van de campagne in oktober 2009 tussen de 2.300 en 2.500 aanwezi-

C

gen. De aanwezigen dragen als multiplicatoren de campagne verder uit in de maanden november en december. Voor het verdere bereik van de campagne zijn twee belangrijke kencijfers te vermelden: - Naar jaarlijkse gewoonte kan het publiek onze politieke eisen voor waardig werk en een leefbaar inkomen onderschrijven door een ‘contract’ te tekenen. In januari 2010 overhandigen we 75.682 handtekeningen aan Vlaams minister-president Peeters, federaal premier Leterme en federaal minister van Werk Milquet. - Tijdens de campagne lanceren we een nieuwe laagdrempelig actie ‘soep op de stoep’, met als meter Janine Bischops. Bedoeling is de soepbedeling nu eens om te keren (want wij staan een structureler aanpak voor!), en aan de man/vrouw in de straat soep met een boodschap uit te delen. 815 initiatieven registreren zich, waaronder bedrijven, lokale verenigingen, gemeenten (Stad Mechelen), instellingen (VDAB) ... Persbericht: zie CD-ROM

Wervel T Eerlijke landbouw waar iedereen beter van wordt. Denk Globaal Eet Lokaal: via gezonde voeding trachten we mensen te overtuigen van de noodzaak van een eerlijke landbouw hier en in het zuiden. Resultaten of producten van de campagne C

Vier jaar hard werken rond de sojaproblematiek resulteert in 2009 in een officieel akkoord tussen Vlaamse overheid en mengvoederindustrie om oplossingen te zoeken voor de problemen die het sojaverbruik met zich meebrengen. Aan de basis starten boeren en onderzoeksinstellingen met milieuvervuilende maïs-sojavoeders te vervangen door milieuvriendelijke kempvoeders. Persbericht: zie CD-ROM

zij-kant T Gender en gelijke kansen tussen vrouwen en mannen. Equal Pay Day op 27 maart 2009, de dag voor gelijk loon tussen vrouwen en mannen. Resultaten of producten van de campagne De resultaten van de Equal Pay Day-campagne, die wij in 2009 voor de vijfde de maal voeren, zijn talrijk. C

Equal Pay Day zet loonongelijkheid tussen vrouwen en mannen op de kaart en reikt oorzaken én oplossingen aan met resultaat. De campagne wordt op talrijke openbare plaatsen in Vlaanderen en Brussel georganiseerd; er is een radiospot op Radio 1, Radio 2 en de commerciële zenders, een website, een persdossier, talrijke vrijwilligers en divers campagnemateriaal; ruime persaandacht. Persbericht: zie CD-ROM PROFIEL VAN DE SECTOR | 85


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

1.3.2 BEWEGING MAKEN, HOE DOE JE DAT?

Never doubt that a small group of thoughtful committed citizens can change the world: indeed it is the only thing that ever has. (Margret Mead, antropologe) 1. Inleiding De bewegingen kennen onderling een zeer grote diversiteit in doelen, thema’s, organisatie en werkwijze. Hun werking laat zich dus moeilijk vatten in cijfers. Bovendien kan er tot nog toe bijna geen beroep gedaan worden op bestaand onderzoek over deze sociaal-culturele organisaties. Daarom voert Boekstaven, intussen voor de derde keer, een kwalitatief onderzoek naar de werking van de bewegingen. 31 sociaal-culturele bewegingen brachten in 2009 beweging in de Vlaamse maatschappij en het politieke landschap. Ze veroorzaakten deining, brachten de andere kant van het verhaal in beeld, ze zorgden ervoor dat bepaalde maatschappelijke aspecten ook ondanks de crisis niet vergeten werden ... Boekstaven 2009 besprak de fundamentele rol die de bewegingen spelen in het bewaken en verstevigen van onze democratie: Bewegingen beschouwen het werken aan de democratie als één van hun kerntaken. Ze dragen allemaal op hun eigen manier hun steentje bij. Dit doen ze onder meer door van democratie hun basisthema te maken, door wereldwijde schendingen van de democratie onder de aandacht te brengen, door democratie toegankelijk te maken voor iedereen en door mensen de kans te geven op een geïnformeerde manier keuzes te maken. Op deze manier versterken bewegingen het politieke bestel, brengen ze soms vergeten thema’s onder de aandacht en verlevendigen ze het politieke debat ... Ze geven mensen zin om hun stem te laten horen. Deze editie graaft nog wat dieper in de fundamenten van deze Vlaamse organisaties. Want beweging maken, hoe doe je dat eigenlijk? Hoe realiseer je de maatschappelijke relevantie, die in Boekstaven 2009 werd getoond? 14 organisaties leverden de tekstbijdragen die de basis vormden voor onderstaande analyserende tekst1. De tekst werd voorgelegd aan de bewegingen. Allen konden ze zich erin vinden.

2. Thema in the picture Aandacht krijgen voor een specifiek maatschappelijk probleem is in de huidige samenleving niet eenvoudig. Enerzijds is het medialandschap wispelturig, op zoek naar faits divers en soms sensatiebelust. Moeilijke thema’s worden in kranten vaak slechts kort aangestipt en blijven daardoor onderbelicht ... De mensen in de straat worden anderzijds overstelpt met een informatieoverload waarin ze nog moeilijk essentie van bijzaak kunnen onderscheiden. Toch slagen bewegingen erin om hun thema onder de aandacht te brengen. Ze doen de blik van het brede publiek, de media en de politiek even stilstaan. Sociaal-culturele bewegingen brengen hun thema bij de beoogde doelgroepen door gebruik te maken van een heel arsenaal aan methodes, instrumenten en strategieën: campagnes, netwerken, spoedbetogingen, persconferenties, web- en tv-spots, memoranda, beleidsbrieven, facebookgroepen, gadgets, ontmoetingsprojecten, opiniestukken, lezersbrieven, ervaringsdeskundigen ... De combinatie aan instrumenten of methodes verschilt van organisatie tot organisatie. Zo zijn er bijvoorbeeld organisaties die heel 1 Voor een overzicht van de gestelde vragen: zie de CD-ROM bij dit boek.

86 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

bewust hun volledige werking richten op één brede publiekscampagne. Andere organisaties kiezen er net voor om zich specifiek een ervaringsmethodiek uit te bouwen of netwerken te ontwikkelen. Nog anderen proberen hun thema te linken aan grotere bestaande projecten. Opvallend hierbij is de creativiteit en de gebetenheid waarmee de organisaties aan de slag gaan. De kleine beschikbare budgetten dwingen organisaties op zoek te gaan naar zinvolle partnerschappen, in het middenveld en soms ook bij privé-organisaties. De keuze voor een bepaalde strategie wordt verder bepaald vanuit de eigenheid van het thema, vanuit de organisatiefilosofie, de ervaring, het beoogde doelpubliek of op basis van de actualiteit (hoogdringendheid). Eén ding is zeker: om je thema duurzaam onder de aandacht te brengen van het brede publiek en de media heb je meer nodig dan een affiche.

“We maken beweging door onze boodschap te laten opnemen door een breed netwerk van partnerorganisaties die een breed publiek bereiken en door samen te werken met de media. Een geslaagd voorbeeld is de Radio 1-uitzending van Peeters en Pichal die gewijd was aan een shoppingzoektocht naar een duurzame jeansbroek. “ Netwerk Bewust Verbruiken

“We zetten met vrouw, man en macht in op actie en campagnes in tal van Vlaamse steden en gemeenten. Daarbij proberen we zoveel mogelijk te

diversifiëren in de instrumenten die we inzetten voor onze Equal Pay Day-campagne.” zij-kant

“Om te werken aan volwaardig burgerschap voor iedereen vertrekken we vanuit de inzet van ervaringsdeskundigen. Vanuit hun mogelijkheden en op basis van hun ervaringskennis willen we mensen bewust maken van het leven met een visuele beperking.” Blindenzorg Licht en Liefde - Zicht op cultuur

“Sociumi grijpt met haar campagne in op de publieke ruimte om de man/vrouw in de straat te bereiken. Tegelijkertijd maken we een ruimere beweging in die zin dat ze zoveel mogelijk actoren bij de campagne betrekken: studenten en docenten van scholen, medewerkers van stadsdiensten, buurtbewoners en handelaars, bedrijven, politici ... op die manier proberen we als

kleine organisatie een groot bereik te hebben.“ Sociumi

PROFIEL VAN DE SECTOR | 87


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

3. Het stellen van prioriteiten Het uitwerken van een campagne gebeurt meestal niet van vandaag op morgen, maar soms vraagt de actualiteit om een snelle interventie. Er gebeurt iets in de maatschappij of de politiek, waardoor de bewegingen niet stil kunnen blijven zitten. Vanuit hun maatschappelijke betrokkenheid en expertise nemen ze het voortouw om het publiek te informeren of om de besluitvormers wakker te schudden. Het ondernemen van acties en campagnes gaat op dergelijke momenten erg snel. Organisaties organiseren een betoging, starten een petitie, schrijven artikels of geven hun mening als expert in de media. Sommige bewegingen focussen zich optimaal op dit soort van ad hoc-acties. Snelle ad hoc-acties zijn actualiteitsgebonden en kunnen daarom meestal op veel media-aandacht rekenen. Ze kunnen ook een extra sterke impact hebben op het politieke debat.

“Campagnes worden deels goed gepland of kunnen ook ontstaan vanuit een acute reactie op een maatschappelijk feit.” Kerkwerk Multicultureel Samenleven (KMS)

Andere acties en campagnes hebben van bij de start een uitgestippeld tijdspad. De bewegingen geven aan dat het hier kan gaan over een periode van 6 maanden tot 2 jaar vooraleer een idee resulteert in een concrete uitwerking. Als sociaal-culturele beweging speelt het gevolgde proces hierbij een belangrijke rol. Organisaties zoeken een draagvlak en inspiratie voor het geformuleerde concept in de eigen organisatie, bij de bestuursleden en vrijwilligers. Vaak gaan ze ook meteen op zoek naar mogelijke partners voor de uitwerking van hun actie of campagne.

“Eerst wordt naar een draagvlak gezocht binnen de organisatie om een campagne te starten, omdat het vaak over heel inhoudelijke thema’s gaat. In het kader van een omgevingsanalyse komen grote lijnen naar boven voor de ondertoon van de campagnes. In het kader van een dagelijkse lezing van de actualiteit of vragen vanuit KMS-netwerken komt een actie met een boventoon tot stand.“ Kerkwerk Multicultureel Samenleven (KMS)

“Het thema of de insteek wordt meestal bepaald in overleg tussen bestuursorganen en secretariaat maar verder uitgediept in overleg met een breder netwerk van organisaties en vrijwilligers.” Vaka/Hand in Hand

Elke beweging heeft een duidelijk thema. Elk thema is echter meestal nog eens op te splitsen in verschillende deelproblematieken. Met een thema als ‘duurzaam verbruiken’ kan je bijvoorbeeld focussen op de productie van jeansbroeken, maar ook op bloemen, fairtrade ... De keuze voor de insteek van de campagne is afhankelijk van verschillende factoren. In de eerste plaats volgen organisaties de maatschappelijke prioriteiten die vanuit de omgevingsanalyse geformuleerd worden in het beleidsplan. Elke insteek moet in ieder geval stroken met de missie en opdracht van de organisatie. Daarnaast proberen organisaties optimaal in te spelen op kansen die zich aandienen, zoals: - de publicatie van een nieuw (relevant) onderzoek of boek; - de mogelijkheid om het eigen wagentje aan een groter initiatief of gebeurtenis te hangen (bijvoorbeeld het Belgisch Europees 88 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

voorzitterschap, de Week van de Smaak ...); - de vraag van andere middenveldorganisaties; - de grote (potentiële) media-aandacht voor een bepaald feit of een gebeurtenis.

“Er wordt zeker rekening gehouden met de actualiteit. Vaak maken we gebruik van onderzoek. Zo hebben wij bijvoorbeeld zowel bij de campagne rond stalking als bij de campagne rond geweld tijdens de zwangerschap een beroep gedaan op een doctoraat dat net was afgerond. Onze taak bestaat er dan in dit onderzoek te vertalen naar het brede publiek en professionelen door uiteenlopend campagne- en preventiemateriaal. Zo blijft het onderzoek geen dode letter

maar brengt het een beweging op gang.” Beweging Tegen Geweld - Zijn

4. Wie willen bewegingen bereiken? Finaal willen bewegingen natuurlijk iedereen bereiken. Rechtstreeks of via intermediairen. De organisaties zijn echter professioneel en realistisch genoeg om hun ambities op het vlak van bereik op een erg gestructureerde manier te organiseren. Afhankelijk van de beoogde doelgroep of het doel worden ambities geformuleerd en instrumenten en methodieken gekozen. Een campagne valt vaak (maar zeker niet altijd) uiteen in verschillende luiken, afhankelijk van het gewenste bereik of effect. Bewegingen willen hun publiek immers sensibiliseren, informeren, overtuigen maar ook aanzetten tot actie.

“Eerst en vooral is er uiteraard onze jaarlijkse campagne, waarin we een facet of doelgroep van armoede centraal plaatsen. Met een uitgekiende matrix aan campagnematerialen en communicatiestrategieën proberen we verschillende doelgroepen te bereiken: man/vrouw in de straat, lokale verenigingen en parochies, professionelen die met het thema van de campagne raakpunten hebben – dat kunnen onderwijsmensen zijn, of vakbonden, hulpverleners uit OCMW’s en CAW’s, de medische wereld, beleidsmakers ... - Een duidelijk of integrerend campagnebeeld en dito slogan fungeren als geheugensteuntje.” Welzijnszorg

Toch zijn er ook organisaties die er expliciet voor kiezen om een campagne heel gericht te ontwikkelen voor een bepaald doelpubliek.

“Elke campagne heeft zijn eigen doelpubliek. Als je reacties wil bereiken die niet vluchtig zijn, maar indringend, dan moet het middel navenant zijn.” Kerkwerk Multicultureel Samenleven (KMS)

Sommige bewegingen zetten sterk in op de ontwikkeling van een grote groep believers of op het overtuigen (informeren) van intermediairen. Deze organisaties rekenen op het multiplicatoreffect om hun boodschap zo effectief mogelijk te verspreiden.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 89


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

“Wij doen dit via infoavonden, via onze website, nieuwsbrieven, maar vooral door het uitdragen van ons handelingsmodel via onze vele vrijwilligers.” Voedselteams

De politiek en de overheid is naast het brede publiek een duidelijke doelgroep voor de bewegingen. Organisaties willen hen vooral wijzen op hun verantwoordelijkheid en aanzetten tot het nemen van maatregelen die de maatschappij ten goede komen.

“We tonen aan dat we weten waarover we spreken in een uitgebreid campagnedossier, dat we in eerste instantie schriftelijk overmaken aan par-

tijen, parlementairen, kabinetten en ministers, maar ook aan OCMW’s en schepenen en waarover we vervolgens in gesprek gaan.” Welzijnszorg

5. Vrijwilligers Een beweging beschikt meestal over een beperkte maar zeer gemotiveerde kern van vaste vrijwilligers. De aantallen lopen sterk uiteen van organisatie tot organisatie: van haast geen eigen vaste vrijwilligers tot bijna 3.000. Daarnaast kunnen bewegingen veelal een beroep doen op een wisselende groep van mensen die zich ten volle engageren afhankelijk van het thema en de aard van de actie of campagne. Door samen te werken met andere organisaties kan het aantal vrijwilligers voor bepaalde initiatieven exponentieel stijgen. Een succesvolle actie of campagne kan resulteren in een stijging van het aantal mensen dat zich aanmeldt om mee te werken aan latere initiatieven. De media-aandacht die acties of campagnes genereren, speelt hier ook een grote rol. Bewegingen kennen zelden een echte ledenwerking. Dit laat hen toe volop in te spelen op het los/vast-karakter van engagementen van mensen. Dit wil echter niet zeggen dat de organisaties geen inspanningen doen om vrijwilligers aan zich te binden. Sommige organisaties hebben een hechte band met hun vrijwilligers. Een gedeeld belang of een grote drang naar maatschappelijke verandering is het bindmiddel. Heel wat organisaties ontwikkelen een strategische visie rond het behouden en inzetten van vrijwilligers.

“Mijn ervaring is dat je vrijwilligers niet zomaar “voor je kar kan spannen” als je niet met een sterk scenario of een professionele actie komt. En niet te vergeten: een goede spirit, het gevoel van “wij samen voor een gerechtvaardigd doel.” zij-kant

90 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

“Door de jaren heen heeft Vrede een breed netwerk van actief geïnteresseerde mensen weten op te bouwen bij wie de ernst van de gebeurtenissen een “dwingende” actiebereidheid oproept.” Vrede

“Ongetwijfeld is het algemene succes van een organisatie, hoeveel ze in de media komt, welke resultaten ze bereikt ... ook belangrijk voor een vrijwilliger om zich ervoor te engageren. Een vrijwilliger wil werken voor een organisatie die resultaten boekt die hij zelf zou willen behalen.” EVA

6 Doel bereikt? Het doel van een campagne hangt natuurlijk sterk samen met het thema. Uit de bevraging kunnen we afleiden dat bewegingen vooral verandering willen realiseren: - door concrete wetsveranderingen of regeringsbeslissingen; - door een mentaliteitsverandering te creëren in de hoofden van mensen; - door mensen hun gedrag te laten aanpassen; - door mensen aan te zetten tot actie; - door een moeilijk bespreekbaar thema bespreekbaar te maken; - door van hun thema, een actueel thema te maken; - door een draagvlak te creëren.

“We hopen dat mensen via de campagne beseffen hoe groot de impact van de EU is en zich dus gaan interesseren voor, en informeren over het Europese project en eraan gaan participeren via de democratische middelen die we daarvoor ter beschikking hebben.” Ryckevelde

“We willen een draagvlak creëren voor de omslag naar rechtvaardige duurzaamheid.” “Een geslaagd voorbeeld was de grote media-aandacht voor de lancering van onze campagne voor stamceldonatie ‘doe vandaag iets levensbelangrijk’. Deze succesvolle start leidde tot een groot aantal registraties van stamceldonoren. Op vijf maanden registreerden we maar liefst 1.750 donoren!”

Netwerk Bewust Verbruiken

De Maakbare Mens

PROFIEL VAN DE SECTOR | 91


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

Verandering meten is moeilijk. Meestal vergt een grote maatschappelijke kentering een proces van jaren doorgedreven inspanningen. Het finale doel van een campagne wordt zelden meteen bereikt. Toch zetten de meeste bewegingen duidelijke parameters uit die hen toelaten een bepaalde campagne of actie te evalueren. Een bijzondere plaats is hier weggelegd voor het afmeten van de aandacht in de media en de politiek. Bewegingen meten het succes van een campagne ook af aan een stijging in het aantal informatievragen, het opvragen van educatieve pakketen, websitebezoeken ... Natuurlijk zegt ook het aantal deelnames aan studiedagen en manifestaties iets over het succes van een actie of campagne. Bovendien leggen veel organisaties de nadruk op de duurzaamheid van de gelegde contacten, de kansen die eruit ontstaan voor nieuwe partnerschappen en de geëngageerde burgers die een weg hebben gevonden naar de beweging.

“Het succes van de campagne meten we af aan het aantal georganiseerde activiteiten, het aantal deelnemers, het aantal verschenen persartikels, de tevredenheid van partnerorganisaties.” LINC

“We kijken naar de return on investment: hoeveel middelen hebben we er rechtstreeks ingestopt (tijd, financieel, partners ...) en hoeveel haalden we eruit (mensen die we rechtstreeks hebben bereikt, media coverage, beleidsimpact ...).” EVA

7. Besluit De acties en campagnes die bewegingen ontwikkelen zijn even divers als de organisaties zelf. Bewegingen gebruiken een heel arsenaal aan methodes en instrumenten om hun boodschap te verspreiden en de maatschappij te beïnvloeden. Hun creativiteit reikt verder dan de traditionele affiche of betoging. Acties en campagnes zijn voor het publiek het meest zichtbare luik van de werking van een beweging. Het moment waarop organisaties naar buiten treden en hun opgebouwde kennis, expertise en betrokkenheid tonen aan het grote publiek. Het moment waarop zij “er staan”. De ontwikkeling van acties en campagnes vergt echter een heel proces. De organisaties moeten beschikken over een goede interne werking, een stevig netwerk van vrijwilligers en partners en een uitgebreide expertise om optimaal, snel en efficiënt te kunnen inspelen op de actualiteit. Bewegingswerk is meer dan deze uiterst zichtbare momenten. Organisaties sturen aan op onderzoek, ontwikkelen zelf kennis over hun thema en delen hun kennis en knowhow met anderen. Ook op deze manier brengen zij de maatschappij in beweging en creëren ze een duurzaam draagvlak voor een maatschappelijke verandering en geven ze zuurstof aan de democratie.

“De campagne tegen de Gaza-oorlog slaagde erin om op oudejaarsdag een stevige spoedbetoging in elkaar te zetten, op 10 januari een zeer grote nationale betoging en op 17 januari een bijzonder succesrijke betoging in Gent.” Vrede

92 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 de bewegingen

“Voor ons is een campagne ook geslaagd als we een moeilijk thema bespreekbaar gemaakt hebben. Zo hadden we zelf schrik voor de campagne ”schulden, wie wordt er beter van” en “gevangen in armoede”, maar we vonden heel wat dankbaarheid bij de werkers en betrokkenen omdat ze na de campagne makkelijker gehoor vonden bij het brede publiek.” Welzijnszorg

PROFIEL VAN DE SECTOR | 93



1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

1.4 DE VORMINGPLUS-CENTRA De Vormingplus-centra streven ernaar dat iedereen, zo dicht mogelijk bij huis, toegang heeft tot niet-formele educatie. De centra realiseren dit met een ambitieus takenpakket dat zich vertaalt in vier decretale opdrachten: - een eigen aanbod verzorgen; - dit aanbod spreiden over de regio; - het aanbod niet-formele educatie in de regio coรถrdineren en afstemmen; - het aanbod niet-formele educatie in de regio bekendmaken. We bespreken hieronder de realisaties van de centra op het vlak van de vier opdrachten. Dat doen we aan de hand van cijfers en concrete praktijkvoorbeelden uit elk Vormingplus-centrum. We leggen het accent op een paar wezenlijke kenmerken van Vormingplus. Zo besteden we extra aandacht aan de inspanningen rond digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid, het bereiken van maatschappelijk kwetsbare groepen of nieuwe deelnemers, innovatieve praktijken, enzovoort1.

1.4.1 OPDRACHT 1: EEN EIGEN AANBOD VERZORGEN 1. Een eigen aanbod: algemeen De Vormingplus-centra garanderen, elk binnen hun eigen regio, een eigen educatief aanbod aan een breed publiek. Ze werken hiervoor samen met tal van partnerorganisaties. Naast een aanbod voor een ruim publiek zetten ze educatieve activiteiten op, die zich specifiek richten naar maatschappelijk kwetsbare groepen en mensen met specifieke educatieve noden, zoals bijvoorbeeld intermediairen en vrijwilligers. 2007 activiteiten

2008

2009

3.910

4.324

5.289

uren

31.012

35.023

36.739

deelnames

63.317

72.274

79.497

VHS: evolutie activiteiten 6.000

het aantal

5.000

gerealiseerde

4.000

activiteiten

3.000 2.000 1.000 0 2007

2008

2009

1 Meer specifieke info over de gehanteerde concepten en wijze van berekenen vind je in het methodologisch hoofdstuk.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 95


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

VHS: evolutie deelnames en uren 90.000

het aantal

80.000

deelnames

70.000 60.000

het aantal

50.000

gerealiseerde

40.000

uren

30.000 20.000 10.000 0 2007

2008

2009

In de tabel hierboven vind je een overzicht van het totaal aantal gepresteerde activiteiten, uren en bereikte deelnames. Er is op alle vlakken een gestage groei merkbaar.

Hoe vaak participeert een deelnemer aan een activiteit? Een deelnemer neemt gemiddeld 1,7 keer deel aan een activiteit van Vormingplus. Op basis van 80 % van de gegevens kunnen we (met extrapolatie) een betrouwbare inschatting maken van het aantal unieke deelnemers: in 2009 telden de Vormingplus-centra zo’n 47.200 unieke deelnemers. Dat betekent dat een deelnemer gemiddeld 1,7 keer participeert aan een Vormingplus-activiteit.

2. Innovatie en experiment om mensen te bereiken De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk mensen, zo dicht mogelijk bij huis, in contact te brengen met niet-formele educatie. Om deze opdracht te vervullen gaan ze, complementair aan de bestaande werking, steeds op zoek naar creatieve manieren om mensen te bereiken en participatiedrempels te slopen. Dat doen ze met elk hun eigen accenten: het ene centrum innoveert in de opbouw van expertise, het andere experimenteert met nieuwe samenwerkingen, methodieken of doelgroepen... We tonen hier een aantal praktijkvoorbeelden. Asielcentrum zichtbaar maken Samen met de Patio, het Rode Kruisopvangcentrum voor asielzoekers, organiseert Vormingplus laagdrempelige activiteiten voor gemengde groepen: koken, sleutelen aan fietsen, een bezoek aan het centrum, creatieve workshops ... Enerzijds krijgen Bruggelingen de kans om interculturele contacten en ontmoetingen aan te gaan, anderzijds kan de Patio zich in de stad integreren. Dag van de Dialoog Tijdens de Dag van de Dialoog ontmoeten ongeveer 180 mensen elkaar rond een 22-tal dialoogtafels. Mensen die anders niet met elkaar praten, wisselen ervaringen uit rond een thema dat hen bindt: ‘Voluit leven in Gent’. Boeiende dialogen ontstaan, voorbij misverstanden en stereotypen. Tal van organisaties doen mee aan dit project. Vormingplus en Intercultureel Netwerk Gent nemen de coördinatie op zich.

96 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

Start to believe ‘Start to believe’ is een project van Vormingplus in samenwerking met de stad Mechelen en het levensbeschouwelijk platform ‘Tussen hemel en Mechelen’. Mechelen kent een grote diversiteit aan levensbeschouwingen. Al deze levensbeschouwing hebben samen een ontspannende en informatieve fietstocht (met bijhorende podcast) op touw gezet. Om de podcast te lanceren gunnen negen Mechelse levensbeschouwingen iedereen een kijkje achter de schermen. Je kan in groep fietsen naar de verschillende tempels, kerken, moskeeën en ontmoetingsplaatsen. Project Puntstudio Hoboken Puntstudio wil Hoboken digitaal in beeld brengen, en rekent hiervoor op de Hobokenaren zelf. Vrijwilligers bouwen een website, richten een redactieraad op en beheren een digitaal lokaal in de bibliotheek. In de bib kunnen mensen videomateriaal (leren) gebruiken en (leren) monteren. Vormingplus creëert op deze manier leerplaatsen, waar mensen beter leren omgaan met ICT en media opdat ze hun rol als cultuurbouwers en/of als deelnemers aan de civiele samenleving meer gewicht kunnen geven. Het Cultureel Centrum Casa Louisa, het district Hoboken, de bibliotheek Hoboken, VIDFO (video- en fotoclub) en St-Agnesinstituut werken mee als partnerorganisaties. Vormingstraject kruiden Vormingplus ontwikkelt op vraag van het CAW Izegem en Kiwanis een vormingsaanbod voor mensen van het inloopcentrum ’t Koeterke, een ontmoetingsplaats voor mensen met beperkte financiële middelen die zich om verschillende redenen vereenzaamd voelen. Na een bevraging van de interesses worden, onder leiding van een herboriste en een procesbegeleider van Vormingplus, verschillende activiteiten opgezet rond het gebruik van kruiden in het huishouden. Naast de specifieke kennisoverdracht is er aandacht voor het versterken van persoonlijke en sociale competenties. De deelnemers stellen het eindresultaat voor aan de pers. Let’s Fashion Vormingplus organiseert een inzameldag in de Bibliotheek van Oostende, voor nauwelijks gedragen kledij. In ruil krijgen de deelnemers een toegangsticket, waarmee ze op de LETS FASHION-dag, die Vormingplus organiseert, gratis en naar hartelust uit de binnengebrachte kledingstukken kunnen ‘shoppen’. Schuif mee aan tafel tijdens de ramadan Via Vormingplus krijgt een 50-tal mensen de kans om tijdens de ramadam bij enkele moslimfamilies mee aan tafel te schuiven en na zonsondergang het vasten te breken. De bedoeling is moslims en niet-moslims dichter bij elkaar te brengen en elkaar beter te leren kennen. Vormingplus werkt hiervoor samen met de Via-Dialoog. Café Combinne in Leuven Hulp (Café Combinne is de verzamelnaam voor interculturele praatcafés in Vlaams-Brabant) Met ‘Café Combinne achter de muren’ is er binnen de gevangenis voor het eerst een educatief aanbod waar anderstalige gedetineerden aan kunnen deelnemen. Het project slaat een brug tussen anderstalige en Nederlandstalige gedetineerden enerzijds, en tussen anderstaligen en Nederlandstalige mensen van buiten de gevangenis anderzijds. Het is voor iedereen een boeiende ervaring (met vraag naar opvolging).

PROFIEL VAN DE SECTOR | 97


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

Land in de kijker Allochtone deelnemers stellen vol trots hun thuisland voor aan een gemengde groep. Ze bereiden een presentatie voor samen met enkele andere deelnemers. De deelnemers fleuren feitelijke gegevens over het land op met persoonlijke verhalen, foto’s, muziek, dans, kunst- en gebruiksvoorwerpen, hapjes ... Ok Swaree ‘Ok Swaree’ is een maandelijks terugkerend initiatief. Vormingplus stimuleert verschillende bevolkingsgroepen om te participeren aan cultuur. Dat gebeurt met laagdrempelige en informele ontmoetingsmomenten, die gekoppeld worden aan een culturele activiteit. Op die manier vergroot ‘Ok Swaree’ de cultuurcompetentie van de deelnemers. Het cultuurparticipatieproject is een initiatief van Vormingplus samen met verschillende partners zoals OCMW, Welzijnsschakels, vzw Kansarmen, verschillende stadsdiensten en vrijwilligers. Je eigen levensverhaal schrijven Vormingplus biedt de cursus ‘je eigen levensverhaal schrijven’ aan en verbindt een blog aan de cursus. Op de blog kunnen de deelnemers hun schrijfsels opladen (http://www.archeduc.be/prj_digitaalleren. html (met paswoord)). Zo kunnen de deelnemers elkaars werk ook buiten de cursus lezen, ontstaat een wisselwerking van feedback en verhoogt het sociaal contact tussen de deelnemers. Daarenboven kunnen de deelnemers kennis maken met ‘de wereld van de blogs en online publicatie’ en kunnen ze, via instructiefilmpjes, leren hun eigen blog aan te maken. Gebiedsgerichte werking in Schorvoort In het kader van haar Gebiedsgerichte Werking engageert de stad Turnhout Vormingplus om het participatieluik in de wijk Schorvoort uit te werken en te begeleiden. Vormingplus gaat er aan de slag met een aantal innovatieve werkvormen. Het resultaat is een overeenkomst tussen het schepencollege, de stadsdiensten en de buurtbewoners over vijf prioritair aan te pakken aandachtspunten in de wijk. Mama’s power Moeders met jonge kinderen die in precaire omstandigheden leven, kloppen aan bij Nasci vzw voor materiële hulp. Vormingplus geeft een driedelige vorming aan een tiental vrouwen onder hen. In een veilige context staan ze stil bij hun persoonlijkheid en de interactie met hun omgeving. De aanwezigheid van Vormingplus en het gebruik van een valoriserende methodiek maakt veel leervragen los. In 2010 plant Vormingplus een coaching van vrijwilligers zodat zij zelf aan de slag kunnen gaan (vormingsacties opzetten) in functie van hun behoeften. De learning community in actie.

98 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

3. Digitale geletterdheid, duurzaamheid en interculturaliteit De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk de vinger aan de pols te houden in de regio. Ze waken erover dat hun aanbod maatschappelijk relevant en to the point blijft. De centra zetten bijvoorbeeld - al dan niet in samenwerking met partners - stevig in op digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid. % van het totaal

aantal activiteiten

aantal acitiviteiten (5.289)

digitale geletterdheid 3

408

7,7%

interculturaliteit 4

744

14,1%

duurzaamheid 5 totaal van de drie thema’s

330

6,2%

1.482

28,0%

In totaal richten de Vormingplus-centra bijna een derde (28 %) van hun hun aanbod op digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid. Deze drie begrippen worden in de voetnoten hieronder gedefinieerd.

3 Digitale geletterdheid staat voor het kunnen gebruiken van digitale technologieën, communicatiemiddelen en/of netwerken om toegang te hebben

tot, het managen van, het integreren en evalueren van en het zelf creeëren van informatie om te kunnen functioneren in de kennismaatschappij (Bron: LINC vzw). De Vormingplus-centra sluiten zich met aandacht voor digitale geletterdheid expliciet aan bij de doelstellingen van het ‘Plan Geletterdheid Verhogen’ van de Vlaamse regering. 4 Interculturaliseren is een interactief leerproces om te leren omgaan met diversiteit. Hierbij staan ontmoeting en dialoog van mensen met verschillende culturele achtergronden centraal, vertrekkend vanuit het respect voor de eigenheid en het besef van de gelaagdheid en dynamiek van culturen. (Bron: Kennisknooppunt Interculturaliseren) 5 Duurzaamheid is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. (Bron: VN)

PROFIEL VAN DE SECTOR | 99


100 | PROFIEL VAN DE SECTOR

7

221

265

267

167

202

106

79

190

151

115

120

61

206

251

138

300

135

277

303

159

186

280

154

229

262

292

123

111

195

119

215

49

146

142

155

91

191

122 121

10

220

286

208

46

233

249

307

52

56

274

209 283

258

18

48

134

15

9

2

53

298

67

199

132

288

145

304

133

179

128

230

113 41

306

188

14

70

72

76

51

175

214

296

197

245

172

271

243

273

68

153

71 101

246

1

81

231

160

5

47

219

156

87

247

62

13

187

8

20

82

240

64 164

276

184

295 252

34

216

140

125

36

242

256

281

291

108

143

178

266

65

238

42

289

117

290

297

24

203

97

84

212

130

222

43

26

237 284 287 224 39 196 33 66 116 137 165 161

127

96 4 235 200 35 234 223 285 181 126

308

144

171

239

38

28

254

211

255

89

152

55

272

54

293

253

204

85

282

25

169

193

27

77

104

244

279

148

168

162

301

207

185

58

294

241

250

124

69

158

98

163

19

110

107

40

259

147

22

260

80

11 226 57

17

78

248

201

100

174

88

74 302

86

194

150

166

60

257

182

139

213

225

73

236

129

264

16

102

278

205

270

189

3

173

118 21

29

99

269

232

263

95

83

180

228

112

23

6

92

105

157

170

94

37

275

93

75

90

261

109

218

103

141

59

299

114

217

198

30

45

227

305

12

210

183

32

149

177

plaatsgevonden. Conclusie: de activiteiten rond deze thema’s kennen een sterke spreiding over heel Vlaanderen en Brussel.

Op bovenstaande kaart duiden we per Vlaamse en Brusselse gemeente aan waar minstens één activiteit rond digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid heeft

50

136

192

44

31

digitale geletterdheid

interculturaliteit

duurzaamheid

activiteit(en) rond

63

176

131

268

1. DE WERKING

1.4 de Vormingplus-centra

VHS: spreiding van de initiatieven rond digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid

(lijst gemeenten zie pag. 109)


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

PRAKTIJKVOORBEELDEN VAN ACTIVITEITEN ROND DIGITALE GELETTERDHEID, INTERCULTURALITEIT EN DUURZAAMHEID

Digitale geletterdheid In het kader van ‘vorming voor vrijwilligers’, biedt Vormingplus de vormingsreeks ‘Een website voor je vereniging’ aan. Naast uitleg bij een theoretisch kader (draaiboek, programmeren, juridische aspecten) is er de nodige ruimte om aan de slag te gaan. De twaalf deelnemende organisaties realiseerden allemaal een eigen site. Samen met Seniornet Vlaanderen en Leesdijk (een samenwerkingsverband van negen lokale bibliotheken: Berlare, Buggenhout, Dendermonde, Hamme, Laarne, Lebbeke, Wetteren Wichelen en Zele) biedt Vormingplus via de mobiele computerklas op verschillende locaties een introductiecursus computer aan. In totaal bereikt het project negenentachtig senioren. Het fenomeen ‘Facebook’ en andere sociale netwerken zijn moeilijk te vatten voor mensen met beperkte computervaardigheden. Via het aanbod ‘Facebook: zin en onzin’ demonstreert Vormingplus tijdens verschillende infonamiddagen (meestal in buurthuizen, bibliotheken of lokale dienstencentra) de werking van sociale netwerken en krijgen de deelnemers info over de mogelijke gevaren. Buurtweb Aalst (een organisatie die werkt aan het dichten van de digitale kloof) zet samen met Vormingplus een cursus op rond het omgaan met digitale beelden. De deelnemersgroep bestaat uit ‘gewone’ deelnemers en vrijwilligers van Buurtweb. Deze laatste groep wordt nadien gecoacht om zelf cursus te geven. Intussen hebben vrijwilligers deze of een gelijkaardige cursus zelf gegeven aan een eigen doelpubliek. Op vraag van het Buurthuis in Zeebrugge organiseert Vormingplus een cursus ‘Hoe gebruik je je gsm?’. Op een heldere, aan de doelgroep aangepaste manier, wordt aan het publiek van het buurthuis uitgelegd hoe ze hun gsm beter en efficiënter kunnen gebruiken (onderwerpen: bellen, gebeld worden, sms’en, de juiste tarieven kiezen ...).

Interculturaliteit De cultuurraad van Beringen nodigt Vormingplus uit om tijdens de Algemene Vergadering een vorming te geven over hoe verenigingen intercultureel kunnen werken. In het asielcentrum van Arendonk organiseert Vormingplus, in samenwerking met de vrijwilligersgroep die in het centrum actief is, interculturele vormingsactiviteiten (kookworkshop, djembé, filmavond, infoavond over asielbeleid ...) met als doel de buurtbewoners en de bewoners van het centrum met elkaar in contact te brengen. In Oostende vindt het project ‘Levensbeschouwingen in dialoog’ plaats. In samenwerking met de vier fondsen (Rodenbachfonds, Davidsfonds, Masereelfonds en het Willemsfonds) en Motief organiseert Vormingplus activiteiten rond de belangrijkste levensbeschouwingen. Het project hanteert diverse werkvormen, zoals lezingen van gastsprekers, een bezoek aan gebedsplaatsen en een islamitische feestmaaltijd. In Mechelen en Lier organiseert Vormingplus conversatietafels, met name ’t Klapgat en Den Babbelier. Anderstaligen kunnen in kleine groep, samen met Nederlandstalige vrijwilligers, Nederlands oefenen. Door het informele karakter van de bijeenkomsten is er een goed contact tussen de deelnemers met een diverse achtergrond en worden vooroordelen ontkracht. De twee projecten lopen in samenwerking met diverse partners: stad Lier en Mechelen, Prisma, Huis van het Nederlands en Open School.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 101


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

Vormingplus ontwerpt de wandeling ‘Bruggelingen met een kleurtje’. Autochtonen maken er kennis met het opvangcentrum voor asielzoekers, met allochtone zelforganisaties en met de wijze waarop in Brugge gewerkt wordt aan integratie. De wandeling wordt, via bemiddeling van de stedelijke diversiteitsdienst, aangeboden aan het grote publiek, scholen en verenigingen.

Duurzaamheid Met het project ‘stadstuinbouw’ wil Vormingplus mensen motiveren om in de stad planten en kruiden te kweken (in potten, bakken en tuinen). Samen met Transitie Impulsgroep Antwerpen, Velt en het dienstencentrum Kronenburg Deurne streeft men ernaar de lokale veerkracht te verhogen en de ecologische voetafdruk te verminderen. In Gent, Eeklo, Knesselare en Deinze organiseert Vormingplus voor in totaal 54 deelnemers vijf cursussen ‘fietsonderhoud’. Sint-Jozef Brugge is een klimaatwijk. In samenwerking met het buurtwerk organiseert Vormingplus een vormingssessie ‘zuinig met energie’. De deelnemers krijgen tips over hoe ze met een aantal eenvoudige ingrepen spaarzamer gebruik kunnen maken van gas, elektriciteit en water. Bovendien besparen ze hierdoor flink op de energie-uitgaven. In samenwerking met een cultureel centrum in de regio vertoont Vormingplus maandelijks een documentaire rond het thema ‘duurzaamheid’ (bijvoorbeeld: The Last Days of Shishmaref over de invloed van de klimaatverandering op het leven van Eskimofamilies). Na de documentaire volgt steeds een nabespreking. In samenwerking met een lokale Bosgroep, V.B.V. (Vereniging voor Bos in Vlaanderen) en Wervel organiseert Vormingplus een avond over ‘bomenlandbouw’. Leden van natuurverenigingen, particuliere boseigenaars en landbouwers voeren een geanimeerd gesprek over de waarde van bomenrijen op velden met cultuurgewassen.

4. Maatschappelijk kwetsbare groepen bereiken De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk mensen, ook zij die moeilijk of geen toegang vinden tot niet-formele educatie, in contact te brengen met het aanbod. Op die manier slopen de Vormingplus-centra voortdurend participatiedrempels. We bekijken hier indicatief het bereik van enkele maatschappelijk kwetsbare groepen via het Vormingplus-aanbod. % van het totaal aantal acitiviteiten

aantal activiteiten

(5.289) of deelnames (79.497)

activiteiten gericht op maatschappelijk kwetsbare groepen deelnames aan deze activiteiten

283

5,4%

4.086

5,1%

In de bovenstaande tabel tonen we het aantal activiteiten dat specifiek gericht is op maatschappelijk kwetsbare groepen. Het aflijnen van deze groepen is niet evident. De cijfers hierboven tonen de deelnames aan een aantal activiteiten die expliciet op (mogelijks) maatschappelijk kwetsbare groepen zijn gericht. Het gaat om activiteiten gericht op kansarmen, kortgeschoolden, personen met een handicap, zieken en hun omgeving en gedetineerden. Dit levert een stevige onderschatting op, want het negeert de deelnames van deze groepen aan het reguliere aanbod.

102 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

Vormingplus organiseerde in 2009 283 activiteiten gericht op maatschappelijk kwetsbare groepen, met in totaal 4.086 deelnames. Om deze activiteiten te realiseren werkten de Vormingplus-centra samen met 293 andere organisaties en 89 gemeenten in Vlaanderen en Brussel. Ruim één gemeente op vier werkte dus samen met Vormingplus om dit aanbod te realiseren. PRAKTIJKVOORBEELDEN VAN ACTIVITEITEN GERICHT OP HET BEREIKEN VAN MAATSCHAPPELIJK KWETSBARE GROEPEN ‘Toneelspelen kan je leren’ is een vorming voor personen met een handicap, opgezet in samenwerking met het theatergezelschap Theater Tartaar. Deelnemers oefenen allerlei theatertechnieken. Nadien kunnen de deelnemers intekenen voor een vervolgtraject en krijgen ze de kans aan te sluiten bij het theatergezelschap. Vormingplus organiseert in Gent een vormingsaanbod onder de noemer ‘Spring Mee’ waarbij de methode, de begeleidingshouding, het woordgebruik en het tempo aangepast wordt aan volwassenen die trager leren. Vormingplus richt voor de begeleiders van deze doelgeroep een vormingsmoment in. In de gevangenis van Merksplas organiseert Vormingplus in samenwerking met Justitieel Welzijnswerk Turnhout, een workshop Afrikaanse percussie voor de gedetineerden. Dit kadert in een multiculturele week binnen de gevangenismuren. Via het programma ‘kies je eigen stijl’ reikt een stijlconsulente handvaten aan voor het ontwikkelen van een gepaste, eigen stijl. Het vormingsprogramma is op maat van mensen in kansarmoede. Via deze weg wordt gewerkt aan het versterken van de eigenwaarde. Een tiental vrijwilligers uit alle hoeken van de wereld - veelal vluchteling - volgen een vormings- en coachingstraject bij Vormingplus. Op het eind van het traject begeleiden zij zelf - als vrijwilliger - vormingsactiviteiten.

5. Nieuwe deelnemers bereiken Vormingplus wil andere en meer mensen op nieuwe manieren bereiken. We bekijken hier het bereik van mensen die voor het eerst in contact komen met Vormingplus (nieuwe deelnemers). % van het totaal aantal

aantal aantal nieuwe deelnemers

unieke deelnemers (47.200) 18.745 9

39,7%

Naar schatting 40 % van de deelnemers in 2009 kwam voor het eerst naar een Vormingplus-activiteit. PRAKTIJKVOORBEELDEN VAN ACTIVITEITEN GERICHT OP HET BEREIKEN VAN NIEUWE DEELNEMERS Naar aanleiding van de Europese verkiezingen in juni 2009 zet Vormingplus een vormingsaanbod op met als doel sensibilisatie. Om een nieuwe doelgroep van jongvolwassenen te bereiken, werkt Vormingplus samen met de Katholieke Hogeschool Mechelen. Op een thema-avond - met Roemenië als land in de kijker- registreert Vormingplus 98 deelnemers, waarvan 92 nieuwkomers. Vormingplus organiseert, onder de naam ‘VormingKlus’, in een buurtschool een startweekend rond het thema ‘je huis’. De promotie gebeurt niet via de gewone kanalen, enkel via folders in de bussen in de buurt en met vensteraffiches. Het doel is een

9 Voor 12% gebaseerd op extrapolatie.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 103


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

ander cursuspubliek te bereiken. 65 deelnemers hebben nog nooit eerder een Vormingplus-activiteit gevolgd, 23 hebben zelfs nog nooit van Vormingplus gehoord. In samenwerking met het sociaal restaurant van het OCMW te Dendermonde organiseert Vormingplus 5 eenmalige vormingssessies voor de gebruikers van het restaurant: over stress, depressie, communiceren, EHBO en een lachsessie. Hiermee bereikt Vormingplus een groep nieuwe, moeilijk bereikbare deelnemers. Vormingplus ontwikkelt in samenwerking met de provincie Oost-Vlaanderen, het provinciaal steunpunt vrijwilligers en de drie Oost-Vlaamse Vormingpluscentra een gezamenlijk ondersteuningsaanbod voor vrijwilligers. Via dit initiatief bereiken de partners een nieuwe doelgroep. Met mobiele acties zoekt Vormingplus publieke ruimtes op in de stad. De acties - gekoppeld aan bestaande stedelijke evenementen - zijn korte, prikkelende interventies met toevallige passanten. De inhoud van de actie is steeds verbonden met een stedelijk thema. Spontane ontmoetingen, het leren van elkaar en het ontdekken van Vormingplus als organisatie, staan centraal. Deelnemers aan de actie worden via een wedstrijdformule toegeleid naar andere activiteiten van Vormingplus.

104 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

1.4.2. OPDRACHT 2: HET EIGEN AANBOD SPREIDEN OVER DE REGIO De Vormingplus-centra spreiden het eigen educatief aanbod geografisch over hun regio. De centra verlagen dus participatiedrempels door het aanbod tot aan de deur van hun (potentiële) deelnemers te brengen.

1. Waar organiseren Vormingplus-centra activiteiten? Op het eerste kaartje hierna (p.106) zie je de spreiding van de activiteiten over Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We geven per gemeente het aantal gerealiseerde Vormingplus-activiteiten in 2009 weer. De verschillende regio’s van de Vormingplus-centra worden afgebakend door de dikke grenslijnen. Verschillende centrumsteden zijn duidelijk herkenbaar met een hoog aantal gerealiseerde activiteiten.

2. Waar komen de deelnemers vandaan? Op het tweede kaartje hierna (p.107) zie je de oorsprong van de deelnames in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We geven per gemeente het aantal deelnames in 2009 weer. Deze kaart toont een genuanceerder beeld van het bereik van de centra. Gemeenten waar nauwelijks activiteiten worden georganiseerd, kunnen bijvoorbeeld toch een aanzienlijk aantal deelnames aan activiteiten (in de gemeente zelf of elders) tellen. De meeste deelnames komen uit de centrumsteden.

3. Wat is de spreiding van het bereik van de centra? Uit het derde kaartje blijkt dat de meeste deelnames uit de centrumsteden komen. Dat is logisch, aangezien in de steden meer mensen wonen. Op het kaartje hierna (p.108) neutraliseren we het effect van de bevolkingsverschillen tussen gemeenten. We tonen met een spreidingsindex12 het bereik per inwoner van een gemeente. In rode gemeenten bereiken de Vormingpluscentra verhoudingsgewijs veel mensen (warm), in blauwe gemeenten minder (koud). In gemeenten met een lichtrode kleur (waarde 1) is het aanbod in een evenwichtige verhouding tot de bevolking. Voor de details over de berekening van deze index verwijzen we graag naar het methodoligisch hoofdstuk op p.40. De spreidingsindex toont dat Vormingplus ook sterk staat in veel gemeenten buiten de centrumsteden. PRAKTIJKVOORBEELDEN VAN GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN HET AANBOD Elke zomer organiseert Vormingplus in twee landelijke gemeenten ‘Zomerstreken’. Dit is een week met vormingsactiviteiten van de vroege morgen tot de late uurtjes. Deze vormingsweken vinden specifiek plaats in gemeenten waar de rest van het jaar weinig wordt geprogrammeerd. In 10 van de 17 gemeenten heeft Vormingplus regelmatig overleg (1 à 3 keer/jaar) met o.a. de cultuurbeleidscoördinator, het cultuurcentrum, de bibliotheek, soms ook de integratiedienst en/of milieudienst. Dit resulteert in 2009 opnieuw in een substantieel vormingsaanbod voor het algemeen publiek in elk van deze 10 gemeenten. De programmatie van Vormingplus is verspreid over zes centrumsteden: Oostende, Veurne, Ieper, Diksmuide, Poperinge en Wervik. Dit zijn de belangrijkste steden uit de regio die binnen een strategische afstand van maximum 30 km van elkaar liggen. Na Olen onthult ook Balen in de wijk Schoorheide een buurtbank. Vormingplus begeleidt de buurtbewoners die zich engageerden voor dit initiatief. Ze dachten na over de plaats, het ontwerp en de onthulling van de bank. In de toekomst zetten ze zelfstandig activiteiten op om en rond de buurtbank. Het buurtinitiatief wordt verder verspreid: ook in Merksplas start intussen, onder leiding van Vormingplus, eenzelfde initiatief. Door de structurele samenwerking en onderlinge afstemming tussen Vormingplus en de 7 cultuurcentra in de regio wordt een goede spreiding van het aanbod bereikt: voor elke inwoner van de regio is een divers educatief aanbod bereikbaar op minder dan 10 km.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 105


106 | PROFIEL VAN DE SECTOR

10 activiteiten niet toewijsbaar aan een gemeente: 2,4 %

50

7

221

265

136

267

167

202

106

206

79

190

151

115

120

61

192

251

138

300

135

49

277

303

159

186

280

154

229

262

292

123

111

195

119

215

44

31

146

142

155

122 121

91

233

249

307

52

56

274

209 283

258

18

48

134

191

220

286

208

46

10

300 of meer

van 100 tem 299

van 50 tem 99

van 20 tem 29 van 30 tem 39 van 40 tem 49

van 1 tem 19

geen

aantal activiteiten

15

9

2

53

298

67

199

132

288

145

304

133

179

128

230

113 41

306

188

14

70

72

76

51

175

214

296

197

245

172

271

243

273

68

153

71 101

246

1

81

231

160

5

47

219

156

38

87

247

62

13

187

8

20

82

240

64 164

276

184 252

34

216

140

125

36

242

256

281

291

108

143

178

266

295

65

238

42

1

11

117

290

297

24

203

7 6

8

18

17

110

4

10 5 3 3

2

158

98

163

19

19

15 9

16

14

107

40

259

147

22

260

80

226

11

57

17

78

248

201

100

174

88

74 302

86

194

150

166

60

257

182

139

213

225

73

236

129

264

16

102

278

205

270

189

3

173

118 21

29

99

232

263

95

83

269

228

112

180

12

212

13

97

84

130

222

43

26

237 284 287 224 39 196 33 66 116 137 165 161

96 4 235 200 35 234 223 285 181 126

308

144

171

239

254

211

255

89

152

55

272

54

293

253

204

85

282

25

169

193

28

127

289

23

6

92

105

157

170

94

37

275

93

75

90

261

109

218

103

141

59

299

114

217

198

30

45

227

305

12

210

183

32

149

177

131

63

176

268

VHS: spreiding van de activiteiten 10

27

77

104

244

279

148

168

162

301

207

185

58

294

241

250

124

69

1. DE WERKING

1.4 de Vormingplus-centra

(lijst gemeenten zie pag. 109)


50

7

221

265

136

267

167

202

106

206

79

190

151

115

120

61

192

251

138

300

135

49

277

303

159

186

280

154

229

262

292

123

111

195

119

215

44

31

146

142

155

91

191

122 121

10

220

286

208

46

233

249

307

52

56

274

209 283

258

18

48

134

van 100 tem 999 van 1.000 tem 9.999 10.000 en meer

van 10 tem 99

van 0 tem 9

aantal deelnames

15

9

2

53

298

67

199

132

288

145

304

133

179

128

230

113 41

306

188

14

70

72

76

51

175

214

296

197

245

172

271

243

273

68

153

71 101

246

1 5

81

231

160

47

219

156

38

87

247

62

13

187

8

20

82

240

64 164

276

184 252

34

216

140

125

36

242

256

281

291

108

143

178

266

295

65

238

42

117

290

297

24

203

97

84

212

130

222

43

26

237 284 287 224 39 196 33 66 116 137 165 161

96 4 235 200 35 234 223 285 181 126

308

144

171

239

254

211

255

89

152

55

272

54

293

253

204

85

282

25

169

193

28

127

289

158

98

163

19

110

107

40

259

147

22

260

80

226

11

57

17

78

248

201

100

174

88

74 302

86

194

150

166

60

257

182

139

213

225

73

236

129

264

16

102

278

205

270

189

3

173

118 21

29

99

269

232

263

95

83

180

228

112

23

6

92

105

157

170

94

37

275

93

75

90

261

109

218

103

141

59

299

114

217

198

30

45

227

305

12

210

183

32

149

177

131

63

176

268

VHS: spreiding van de deelnames 11

27

77

104

244

279

148

168

162

301

207

185

58

294

241

250

124

69

1.4 de Vormingplus-centra

1. DE WERKING

(lijst gemeenten zie pag. 109)

11 Deelnames niet toewijsbaar aan een gemeente: 17,4 %. Geen cijfers voor Brussel omwille van de compactheid en het hoofdstedelijk karakter van de

regio ‘Brussels Hoofdstedelijk Gewest’.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 107


108 | PROFIEL VAN DE SECTOR

50

7

221

265

136

267

167

202

106

206

79

190

151

115

120

61

192

251

138

300

135

49

277

303

159

186

280

154

229

262

292

123

111

195

119

215

44

31

2 (warm)

146

142

155

91

233

249

307

52

56

274

209 283

258

18

48

134

191

122 121

10

220

286

208

46

1 (evenwicht)

15

9

2

53

298

67

199

132

288

145

304

133

179

128

230

113 41

306

188

14

70

72

76

51

175

214

296

197

245

172

271

243

0,50 - 075 0,75 - 1

spreidingsindex

0 - 0,25 0,25 - 0,50 0 (koud)

273

68

153

71 101

246

1

81

231

160

5

47

219

156

87

247

62

13

187

8

20

82

240

64 164

276

184 252

34

216

140

125

36

242

256

281

291

108

143

178

266

295

65

238

42

289

117

26

290

297

24

203

97

84

212

130

222

43

158

98

163

19

110

107

40

259

147

22

260

80

226

11

57

17

78

248

201

100

174

88

74 302

86

194

150

166

60

257

182

139

213

225

73

236

129

264

102

278

205

270

16

2 en meer

189

3

173

118 21

29

99

232

263

95

83

269

228

112

180

1,66 - 2

237 284 287 224 39 196 33 66 116 137 165 161

127

124

69

96 4 235 200 35 234 223 285 181 126

308

144

171

239

38

28

254

211

255

89

152

55

272

54

293

253

204

85

282

25

169

193

241

250

1,33 - 1,66

23

6

92

105

157

170

94

37

275

93

75

90

261

109

218

103

141

59

299

114

217

198

30

45

227

305

12

210

183

32

149

177

131

63

176

268

VHS: spreidingsindex12

27

77

104

244

279

148

168

162

301

207

185

58

294

1 - 1,33

1. DE WERKING

1.4 de Vormingplus-centra

(lijst gemeenten zie pag. 109)

12 In Boekstaven 2009 nog ‘relatieve penetratiegraad’ genoemd. Deelnames niet toewijsbaar aan een gemeente: 17,4 %. Geen cijfers voor Brus-

sel omwille van de compactheid en het hoofdstedelijk karakter van de regio ‘Brussels Hoofdstedelijk Gewest’. Voor de berekening van de index: zie methodologisch hoofdstuk p.40.


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

Lijst van de gemeenten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66.

Aalst Aalter Aarschot Aartselaar Affligem Alken Alveringem Antwerpen Anzegem Ardooie Arendonk As Asse Assenede Avelgem Baarle-Hertog Balen Beernem Beerse Beersel Begijnendijk Bekkevoort Beringen Berlaar Berlare Bertem Bever Beveren Bierbeek Bilzen Blankenberge Bocholt Boechout Bonheiden Boom Boortmeerbeek Borgloon Bornem Borsbeek Boutersem Brakel Brasschaat Brecht Bredene Bree Brugge Buggenhout Damme De Haan De Panne De Pinte Deerlijk Deinze Denderleeuw Dendermonde Dentergem Dessel Destelbergen Diepenbeek Diest Diksmuide Dilbeek Dilsen-Stokkem Drogenbos Duffel Edegem

67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80. 81. 82. 83. 84. 85. 86. 87. 88. 89. 90. 91. 92. 93. 94. 95. 96. 97. 98. 99. 100. 101. 102. 103. 104. 105. 106. 107. 108. 109. 110. 111. 112. 113. 114. 115. 116. 117. 118. 119. 120. 121. 122. 123. 124. 125. 126. 127. 128. 129. 130. 131. 132.

Eeklo Erpe-Mere Essen Evergem Galmaarden Gavere Geel Geetbets Genk Gent Geraardsbergen Gingelom Gistel Glabbeek Gooik Grimbergen Grobbendonk Haacht Haaltert Halen Halle Ham Hamme Hamont-Achel Harelbeke Hasselt Hechtel-Eksel Heers Heist-op-den-Berg Hemiksem Herent Herentals Herenthout Herk-de-Stad Herne Herselt Herstappe Herzele Heusden-Zolder Heuvelland Hoegaarden Hoeilaart Hoeselt Holsbeek Hooglede Hoogstraten Horebeke Houthalen-Helchteren Houthulst Hove Huldenberg Hulshout Ichtegem Ieper Ingelmunster Izegem Jabbeke Kalmthout Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kapellen Kaprijke Kasterlee Keerbergen Kinrooi Kluisbergen

133. 134. 135. 136. 137. 138. 139. 140. 141. 142. 143. 144. 145. 146. 147. 148. 149. 150. 151. 152. 153. 154. 155. 156. 157. 158. 159. 160. 161. 162. 163. 164. 165. 166. 167. 168. 169. 170. 171. 172. 173. 174. 175. 176. 177. 178. 179. 180. 181. 182. 183. 184. 185. 186. 187. 188. 189. 190. 191. 192. 193. 194. 195. 196. 197. 198.

Knesselare Knokke-Heist Koekelare Koksijde Kontich Kortemark Kortenaken Kortenberg Kortessem Kortrijk Kraainem Kruibeke Kruishoutem Kuurne Laakdal Laarne Lanaken Landen Langemark-Poelkapelle Lebbeke Lede Ledegem Lendelede Lennik Leopoldsburg Leuven Lichtervelde Liedekerke Lier Lierde Lille Linkebeek Lint Linter Lo-Reninge Lochristi Lokeren Lommel Londerzeel Lovendegem Lubbeek Lummen Maarkedal Maaseik Maasmechelen Machelen Maldegem Malle Mechelen Meerhout Meeuwen-Gruitrode Meise Melle Menen Merchtem Merelbeke Merksplas Mesen Meulebeke Middelkerke Moerbeke Mol Moorslede Mortsel Nazareth Neerpelt

199. 200. 201. 202. 203. 204. 205. 206. 207. 208. 209. 210. 211. 212. 213. 214. 215. 216. 217. 218. 219. 220. 221. 222. 223. 224. 225. 226. 227. 228. 229. 230. 231. 232. 233. 234. 235. 236. 237. 238. 239. 240. 241. 242. 243. 244. 245. 246. 247. 248. 249. 250. 251. 252. 253. 254. 255. 256. 257. 258. 259. 260. 261. 262. 263.

Nevele Niel Nieuwerkerken Nieuwpoort Nijlen Ninove Olen Oostende Oosterzele Oostkamp Oostrozebeke Opglabbeek Opwijk Oud-Heverlee Oud-Turnhout Oudenaarde Oudenburg Overijse Overpelt Peer Pepingen Pittem Poperinge Putte Puurs Ranst Ravels Retie Riemst Rijkevorsel Roeselare Ronse Roosdaal Rotselaar Ruiselede Rumst Schelle ScherpenheuvelZichem Schilde Schoten Sint-Amands Sint-Genesius-Rode Sint-Gillis-Waas Sint-Katelijne-Waver Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Sint-Pieters-Leeuw Sint-Truiden Spiere-Helkijn Stabroek Staden Steenokkerzeel Stekene Temse Ternat Tervuren Tessenderlo Tielt Tielt-Winge Tienen Tongeren Torhout Tremelo

264. 265. 266. 267. 268. 269. 270. 271. 272. 273. 274. 275. 276. 277. 278. 279. 280. 281. 282. 283. 284. 285. 286. 287. 288. 289. 290. 291. 292. 293. 294. 295. 296. 297. 298. 299. 300. 301. 302. 303. 304. 305. 306. 307. 308.

Turnhout Veurne Vilvoorde Vleteren Voeren Vorselaar Vosselaar Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Waregem Wellen Wemmel Wervik Westerlo Wetteren Wevelgem Wezembeek-Oppem Wichelen Wielsbeke Wijnegem Willebroek Wingene Wommelgem Wortegem-Petegem Wuustwezel Zandhoven Zaventem Zedelgem Zele Zelzate Zemst Zingem Zoersel Zomergem Zonhoven Zonnebeke Zottegem Zoutleeuw Zuienkerke Zulte Zutendaal Zwalm Zwevegem Zwijndrecht

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.

Brussel Anderlecht Brussel Elsene Etterbeek Evere Ganshoren Jette Koekelberg Oudergem Schaarbeek Sint-Agatha-Berchem Sint-Gillis Sint-Jans-Molenbeek Sint-Joost-ten-Node Sint-Lambrechts-Woluwe Sint-Pieters-Woluwe Ukkel Vorst Watermaal-Bosvoorde

PROFIEL VAN DE SECTOR | 109


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

1.4.3 OPDRACHT 3: HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE COÖRDINEREN EN AFSTEMMEN De Vormingplus-centra coördineren het aanbod niet-formele educatie in hun regio en stemmen het aanbod van verschillende aanbieders af. Door samenwerking en samenspraak met andere organisaties streven ze naar een sterk en goed gespreid aanbod in de regio. Hierbij hebben ze speciale aandacht voor het bereiken van maatschappelijk kwetsbare groepen. De Vormingplus-centra realiseren de opdracht ‘coördinatie en afstemming’ door onder andere: - het bestaande aanbod niet-formele educatie in hun regio in kaart te brengen; - na te gaan welke educatieve noden er in hun regio zijn; - initiatieven te nemen om bepaalde educatieve ‘leemtes’ in de regio op te vullen; - educatie-advies te geven aan organisaties; - te investeren in educatienetwerken.

1. Samenwerking, netwerking Vormingplus zet sterk in op samenwerking en netwerkvorming. Het is een belangrijke hefboom van de ruimere coördinatie- en afstemmingsopdracht. Hier belichten we de inspanningen die Vormingplus levert voor educatienetwerking en -partnerschappen. Vormingplus werkte in 2009 samen met in totaal 955 verschillende organisaties om een vormingsaanbod te creëren, te coördineren of te promoten. Op de bladzijde hierna hebben we deze samenwerkingsrelaties in kaart gebracht. Elk puntje in de grafiek is een individuele organisatie, elke lijn is een samenwerkingsverband met een Vormingplus-centrum. We hebben enkel de samenwerkingsverbanden in beeld gebracht die tot een effectief aanbod hebben geleid, bij Vormingplus of bij de partners. De 13 grote groene punten zijn de Vormingplus-centra. We hebben daarnaast ook de belangrijkste types partners ingekleurd: - erkende en/of gesubsideerde organisaties voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (roze); - gemeente- of stadsdiensten (oranje); - cultuur- of gemeenschapscentra (blauw). Het valt op hoe elk Vormingplus-centrum een eigen regionaal netwerk heeft uitgebouwd (de waaiers rond elke groene stip). Partners die gemeenschappelijk zijn voor meerdere Vormingplus-centra (en dus ‘boven-regionaal’ of landelijk georganiseerd zijn), vind je in het centrum van de grafiek. De erkende en gesubsidieerde organisaties uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk (roze stippen) werken samen met verschillende Vormingplus-centra en bevinden zich daarom vaak in het centrum.

110 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

VHS: de Vormingplus-centra en hun partners14 Vormingplus-centrum Erkende/gesubsidieerde sociaal-culturele organisatie Gemeente-/Stadsdienst Cultuur-/Gemeenschapscentrum Andere organisatie

14 We registreerden enkel de samenwerkingsverbanden met een organisatie/instelling/instantie. Niet de samenwerkingsverbanden met individuen.

Afzonderlijke gemeentelijke of stadsdiensten zijn apart opgenomen (ook de bibliotheken). Nationaal georganiseerde organisaties zijn vertegenwoordigd in ĂŠĂŠn stip.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 111


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

Hieronder geven we een overzicht van het type partners van de Vormingplus-centra en het aantal samenwerkingsverbanden15 dat de centra in 2009 met hen aangingen. Het gaat hier enkel om samenwerkingen die effectief uitmondden in de realisatie van een eigen Vormingplus-aanbod. 2007

2008

2009

gemeente, stad

314

622

974

19,8%

cultuur-, gemeenschapscentrum

645

669

884

17,9%

welzijnsorganisatie, OCMW

227

474

714

14,5%

bibliotheek

319

193

305

6,2%

sociaal-culturele vereniging

175

178

276

5,6%

sociaal-culturele vormingsinstelling

329

245

273

5,5%

andere lokale middenveldorganisatie

188

258

253

5,1%

integratie-, allochtonenorganisatie

139

160

222

4,5%

kunstenorganisatie, museum

54

110

95

1,9%

sociaal-culturele beweging

38

38

91

1,8%

federale overheid

30

66

85

1,7%

volwasseneneducatie, opleidingscentrum

25

38

81

1,6%

Vormingplus (andere regio)

21

28

80

1,6%

centrum basiseducatie

16

51

60

1,2%

Noord-Zuid-organisatie

32

29

60

1,2%

provincie, VGC

35

26

55

1,1%

scholen

36

54

49

1,0%

erfgoedorganisatie

12

23

24

0,5%

2

3

6

0,1%

249

209

341

6,9%

2.886

3.474

4.928

100,0%

Vlaamse Gemeenschap andere totaal

VHS: evolutie aantal samenwerkingsverbanden 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 2007

2008

2009

15 Per activiteit kunnen maximaal vier samenwerkingsverbanden worden aangestipt. Eén activiteit kan bijgevolg bij meerdere partners ondergebracht

worden. Bijvoorbeeld: een natuurwandeling in samenwerking met een gespecialiseerde vormingsinstelling en een gemeente wordt in bovenstaande tabel op twee plaatsen vermeld: bij de categorie ‘gemeente, stad’ en bij ‘sociaal-culturele vormingsinstelling’. 112 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

VHS: evolutie aantal samenwerkingsverbanden: detail belangrijkste partners gemeente, stad

1.200

cultuur-, gemeenschapscentrum

1.000

welzijnsorganisatie, 800

OCMW bibliotheek

600

sociaal-culturele vereniging

400

sociaal-culturele vormingsinstelling

200

andere lokale middenveld-

0

organisatie 2007

2008

2009

integratie-, allochtonenorganisatie

We merken doorheen de jaren een stevige stijging van het aantal samenwerkingsverbanden (+71 %). Met name de samenwerking met gemeenten, steden, cultuur- of gemeenschapscentra, welzijnsorganisaties en OCMW’s kennen een boost. PRAKTIJKVOORBEELDEN VAN COÖRDINATIE EN AFSTEMMING Vormingplus organiseert in Gent een informatiesessie ‘Boordevol vorming voor jou en mij’ om tien PWA-werknemers kennis te laten maken met vorming en het vormingsaanbod in de regio. In samenwerking met de gemeente Gooik start Vormingplus een lokaal behoefteonderzoek. Via een schriftelijke enquête en interviews krijgt Vormingplus waardevolle informatie over de participatievoorwaarden van verschillende doelgroepen aan nietformele educatie. De resultaten van dit onderzoek leiden, in overleg met de cultuurbeleidscoördinator, tot de start van een lokaal educatief netwerk (LEN). Het LEN - waarin Vormingplus een leidende rol opneemt - heeft als doel de inwoners van de gemeente een uitgebreider en gevarieerder vormingsaanbod aan te bieden dat afgestemd is op hun vraag. Vormingplus maakt voor 4 gemeenten (Scherpenheuvel-Zichem, Huldenberg, Haacht en Landen) een ‘educatieve kaart’. Deze kaart geeft weer wat er in één jaar tijd aan niet-formele educatie in een gemeente plaatsvindt. Het aanbod wordt geanalyseerd, bijvoorbeeld op het vlak van thema’s en het soort aanbieders. Vormingplus bespreekt nadien de resultaten met sleutelfiguren en -instanties inzake cultuurbeleid, bijvoorbeeld in de cultuurraad. Vormingplus, opvoedingswinkels Roeselare en Kortrijk, Brede School Tielt en het Agentschap Jongerenwelzijn West-Vlaanderen maken samen een breed verspreide informatie-brochure over opvoeding en vorming :‘Vorming plus Opvoeding : opvoedingsondersteuning als onderdeel van levenslang leren’. De brochure richt zich tot intermediairen die vorming opzetten of aan opvoedingsondersteuning doen. De brochure is toegespitst op de regionale situatie. Vormingplus voert een behoefteonderzoek uit in samenwerking met Memori, de onderzoekscel van de Katholieke Hogeschool Mechelen. De resultaten zijn gebaseerd op een bevraging van het eigen trouw publiek, op interviews met sleutelfiguren, op een bevraging van focusgroepen (bestaande uit leden van bijzondere doelgroepen) en op een publieksenquête. De resultaten worden ter beschikking gesteld aan partners in de regio op een feestelijke voorstelling. De resultaten zijn ook beschikbaar via de website.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 113


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

Vormingplus zit het Regionaal Overleg Noorderkempen (RONK) voor. Dit is een platform waarin negen cultuurbeleidscoördinatoren elkaar treffen, met elkaar uitwisselen en concrete grensoverschrijdende acties uitwerken. Als resultaat van dit overleg kan de vormingsdag ‘Vitamines voor je vereniging’, die ze in het voorjaar van 2010 samen organiseren, tellen.

114 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 de Vormingplus-centra

1.4.4 OPDRACHT 4: HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE IN DE REGIO BEKENDMAKEN De Vormingplus-centra zorgen ervoor dat het eigen aanbod en dat van andere aanbieders van niet-formele educatie in de regio bekend is bij zoveel mogelijk mensen.

1. Communicatiekanalen Vormingplus tracht zoveel mogelijk mensen in contact te brengen met niet-formele educatie (ook van andere aanbieders) door dit aanbod via tal van communicatiekanalen bekend te maken. De websites van de centra telden in 2009 samen 401.824 bezoeken. 40.185 abonnees ontvingen digitale nieuwsbrieven, gemiddeld 7 per jaar. 110.125 geadresseerden ontvingen een programmabrochure, gemiddeld 3 per jaar. Vormingplus registreerde 9.516 activiteiten op de website Prettig Geleerd, de sociaal-culturele activiteitenkalender, die op zijn beurt gekoppeld is aan de UiT-databank. PRAKTIJKVOORBEELDEN Via het programma Zina op de regionale zender Ring-TV staat Vormingplus in de kijker. Zina, een gevarieerd magazine met korte, ontspannende reportages, laat deelnemers en vormingswerkers van Vormingplus aan het woord. Gedurende vier dagen, meteen na het nieuws, toont Ring-TV een reportage over Vormingplus. In de nieuwe Kempense cultuurkrant ‘Suiker’ staat Vormingplus in voor de regionale vormingskalender. Deze wordt samengesteld op basis van gegevens uit de Vlaamse UiT-databank. Ter gelegenheid van het 5-jarige bestaan van de Vormingplus-centra wordt een gezamenlijke promocampagne gevoerd in augustus en september 2009. Deze verloopt via de eigen website, krantenwebsites en een heel aantal blogs. Naar aanleiding van 5 jaar Vormingplus organiseert Vormingplus een promotiekaravaan langs 5 evenementen of markten in de gemeenten Wachtebeke, Doornzele, Deinze, Eeklo en Gent. De acties leveren 320 nieuwe abonnees op.

Vormingplus voorziet een aparte pagina op de website waar ze alle vormingsactiviteiten in de regio aankondigt. Op de homepagina is er een aparte ruimte waar bepaalde activiteiten uit de regio extra in de kijker worden gezet. Vormingplus beschikt over 4 infostanden met folderhouders. Deze worden gedurende periodes van enkele weken tot een paar maanden in bibliotheken opgesteld. De folderhouders bevatten naast de brochure en folders van Vormingplus ook folders, flyers en brochures van vormingsactiviteiten van andere organisaties.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 115



1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

1.5 DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN De werksoort landelijke vormingsinstellingen omvat: - 17 gespecialiseerde vormingsinstellingen; - 3 syndicale vormingsinstellingen; - 3 (federaties van) vormingsinstellingen voor personen met een handicap; - 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap. In de loop van 2009 zette Atelier Cirkel, een gespecialiseerde vormingsinstelling, zijn werking stop. We tellen in 2009 dus 24 landelijke vormingsinstellingen, eentje minder dan in 2008. De beschrijving van de werking van de landelijke vormingsinstellingen valt uiteen in twee luiken: een beschrijvend deel en een kwantitatief deel. Het beschrijvende deel maakt het werk van de landelijke instellingen concreet. We presenteren per organisatie een greep uit de waaier aan educatieve activiteiten die de vormingsinstellingen in 2009 realiseerden. Het tweede deel pakt uit met cijfers over de gepresteerde uren, de gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde uren, het aantal deelnemers ... van de vormingsinstellingen.

1.5.1 WERKING: VOORBEELDEN UIT HET EDUCATIEF AANBOD T type landelijke vormingsinstelling S specialisme B baseline, ‘unique selling proposition’, gebalde uitleg bij de aard van het aanbod E voorbeelden uit het educatief aanbod Amarant T Gespecialiseerde vormingsinstelling S (Reflectieve) kunsteducatie B Met Amarant kijk je scherper naar kunst! Een educatief aanbod (cursussen, tentoonstellingsbezoeken, daguitstappen en reizen) over de geschiedenis en de actuele ontwikkelingen van de beeldende kunst, muziek en filosofie. E Met de veer in de keel.... Over de Romeinse decadentie, met figuren als de beruchte keizer Heliogaballus en de in ezelinnenmelk badende Poppeia. E De scherpe blik van René Magritte Een veelzijdig portret van René Magritte: zijn leven en artistieke ontwikkeling, thema’s en motieven in zijn werk, zijn formele keuzes en zijn dadaïstische wereldbeeld. E China express Een overzicht van de hedendaagse kunst in China.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 117


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Centrum voor Christelijk Vormingswerk (CCV), partner in christelijk vormingswerk T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Zingeving B - Het stimuleren en begeleiden van leerprocessen met het doel mensen sterker te maken (persoonlijke groei bevorderen) in het nemen van verantwoordelijkheid in samenleving en kerk - Via vorming (vanuit een christelijk perspectief) mensen toerusten om te leven en te werken in een pluralistische wereld, vanuit een eigen weerbare identiteit en met respect voor de eigenheid van de andere E Het ABC van de Islam Het vormingsaanbod wil bijdragen tot een beter begrip van andere geloofsovertuigingen en wil het respect voor en het gesprek tussen diverse culturen stimuleren. E ‘Buiten-gewoon’ christelijke ethiek In deze vorming wordt gezocht naar concrete standpunten en handelwijzen in antwoord op complexe maatschappelijke vraagstukken (onder meer het beginnende leven en levenseinde, rechtvaardigheid en sociale ethiek, samenlevingsvormen, eigenheid van christelijke ethiek). E Bijbelcursussen Een gevarieerd aanbod waarbij de Bijbel op verschillende manieren benaderd, ingezet, gelezen wordt (als herbronning, als verhaal, vanuit zijn historische betekenis ...). Centrum Voor Natuur- en milieu-educatie (CVN) T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Natuur- en milieueducatie B Kwalitatief hoogstaande natuur- en milieueducatie vormgegeven als educatie voor duurzame ontwikkeling. E Bourgoyen natuurgids Vervolgmodule binnen het cursustraject natuurgids. Vorming - op vraag van het Natuurcentrum Bourgoyen Ossemeersen - voor gidsen die de activiteiten van het centrum willen ondersteunen. E Digitale natuurfotografie voor beginners Leren werken met de digitale camera om de eigen natuurbeleving te stimuleren en educatieve activiteiten te ondersteunen. E Werking van de milieuraad Cursus in het raam van het steunpunt Tandem, gericht naar lokale milieuraden en lokale milieuvrijwilligers. Halewynstichting T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Muziek: beschouwing, beleving en beoefening B Permanente muziekeducatie met als doel het actief musiceren te stimuleren, het algemeen musiceerniveau te verbeteren en nieuwe en/of recente muziekstijlen te ondersteunen. E Basiscursus muziek module 1 Een cursus die zich richt tot iedereen die wil leren musiceren (vooral praktisch, geen voorkennis vereist). E Cursus oude muziek: renaissanceweek De composities zijn 3- tot 8-stemmig en worden in gevarieerde bezettingen uitgevoerd. Tijdens de stage wordt gemusiceerd uit transcripties en indien door de deelnemers gewenst, ook uit het originele beeld (facsimile). E Jazzcursus ‘Jazzonderricht’, een onderricht dat verschilt van het traditionele ‘muziekonderricht’.

118 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Impuls T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Empowerment via weerbaarheid, diversiteit en leiderschap B Impuls, persoonlijke ĂŠn professionele ontwikkeling. E Basisvaardigheden in het omgaan met agressie Een driedaagse vorming om en rond het hanteren van agressief gedrag. E Ontwikkelen van leiderschapsvaardigheden Een langerdurende opleiding in het begeleiden van menselijke processen in groepen en organisaties. E Leertraject diversiteit Een zesdaagse vorming om en rond het omgaan met verschillen op individueel, team- en organisatie-niveau. Inverde T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Multifunctioneel en duurzaam beheer van bos, groen en natuur B Opleidingen bos-, groen- en natuurbeheer. E Veilig werken met de kettingzaag Een meerdaagse praktijkopleiding over de werking, het gebruik, de veiligheid en het onderhoud van de kettingzaag. E Bomen en struiken herkennen Bomen en struiken bekijken, bestuderen en vergelijken om zo de soorten te leren kennen. E Culinaire wandeling Een boswandeling waarbij je aan verschillende haltes proeft van hapjes boordevol ingrediĂŤnten uit het bos. Motief T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Geloof en samenleving E Dar El Salaam - Moslims in Vlaanderen en Mechelen Acht dialoogavonden over de rol en de plaats van de moslimgemeenschap en van moslims in onze samenleving. E Jongeren Islam Gender Een vormingsprogramma over de identiteitsconstructie bij jonge moslims en de rol van religie hierin. E Genoeg van de ratrace! Themaweek over arbeid, zin en geloof Een vierdaagse vorming rond actuele maatschappelijke vraagstukken over arbeid, gelinkt aan visies vanuit verschillende levensbeschouwingen. Natuurpunt Educatie T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Leren voor natuur, milieu en landschap B Leren voor biodiversiteit en duurzame ontwikkeling. E De Wereld op je bord Je maakt een wereldreis van de Kempen tot de Amazone en luistert en proeft van verhalen over biodiversiteit en duurzame ontwikkeling, over mensen, natuur en milieu. E Vlindergids (kadervorming) Een vorming over hoe je een wandeling rond vlinders gidst voor gezinnen. E Cursus Natuur in de stad In een reeks van binnen- en buitenactiviteiten maak je kennis met de biodiversiteit in je stad.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 119


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

PRH-Persoonlijkheid en Relaties T Gespecialiseerde vormingsinstelling S De persoon en zijn groei (persoonlijke groei) B PRH is een vormingsinstelling gespecialiseerd in vorming rond het persoonlijke groeiproces. PRH ziet de ontplooiing van elke mens en zijn grotere sociale vaardigheid als een krachtige motor voor de vooruitgang van de samenleving. E Wie ben ik? De eigen persoonlijkheid als basis voor een krachtige dynamiek. E Constructief samen Groepsverschijnselen, persoonlijke groei en engagement. E Mijn groeiproces in handen nemen Groeiwegen (middelen) en grondhoudingen (attitudes) die zelfrealisatie bevorderen. Stichting Lodewijk de Raet T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Sociale participatie in het kader van actief burgerschap B Individuen, groepen en organisaties meer cocreatief leren omgaan met uitdagingen. E Vorming ‘Vrolijke vriendschap’ Een cursus over de zoektocht naar vriendschap. E Collegagroep ‘Diversiteit’ Bijeenkomsten voor medewerkers met ‘interculturaliteit’ of ‘diversiteit’ in hun takenpakket. E Vorming ‘Werken met kwetsbare vrijwilligers’ Hoe kun je personen in kwetsbare situaties betrekken in en versterken door vrijwillige inzet? . Timotheus T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Intuïtieve ontwikkeling B Niet-formele educatie rond intuïtieve ontwikkeling, bewustzijnsverruiming, persoonlijke groei en levensverdieping. E Intuïtieve Ontwikkeling Jaartraining die via ervaringsgerichte oefeningen een aantal sleutels biedt om je intuïtieve vaardigheden en potentie te exploreren. E Via intuïtie je leven een nieuwe wending geven Leren bewuster je intuïtieve kanalen gebruiken door los te komen van te gevoelsmatige gedachten of te overdreven berekende stappen. E Intuïtie en de kracht om je levenspad te gaan Leren je intuïtieve intelligentie gebruiken om nieuwe stappen in je leven te zetten en meer keuzemogelijkheden te creëren.

120 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Uitstraling Permanente Vorming (UPV) T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Wetenschapspopularisering E De waardige samenleving Via verschillende lokaal georganiseerde gespreksgroepen, trachten naar een actualisering van het begrip ‘vrijzinnig humanisme’ te streven. E Dokter, mag ik u wat vragen? Dokters en professoren delen hun expertise. Vragen uit het publiek. E De wetenschapskaravaan Bezoek achter de schermen van alle belangrijke wetenschappelijke instellingen van het land. Rondleidingen in verstaanbare taal. Universiteit Vrije Tijd T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Geschiedenis voor morgen: cultuur en samenleving in historisch perspectief B Een ruim, toegankelijk vormingsaanbod: van archeologie tot hedendaagse geschiedenis, over kunst en muziekgeschiedenis tot de geschiedenis van de wetenschappen en wereldgodsdiensten in historisch perspectief ... E Het Bourgondische Rijk. Van Margareta van Male tot Margareta van Oostenrijk (1369-1529) Vijf lessen over de op- en ondergang van het Bourgondische Rijk. Kennismaking met de hertogen en hertoginnen, het hofleven, de politieke en maatschappelijke achtergronden, het dagelijks leven en historisch belangrijke gebeurtenissen. E In het spoor van de cisterciënzers. Leven tussen gebed en handenarbeid Vormingsreeks over het ontstaan en de geschiedenis van de abdijen van Clairvaux en Fontenay tot en met de trappistenkloosters van vandaag. E Antonio Vivaldi. De verrukkelijke rijkdom van de Italiaanse barok In deze cursus verkent de cursist de barokperiode in Italië, een opeenvolging van muzikale hoogtepunten (met Vivaldi, Monteverdi, Pergolesi, Frescobaldi, Corelli ...). Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang (VCOK) T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Opvoeding en kinderopvang E Ouderschap en detentie Een vormingsreeks waarbij de ouder in de gevangenis de ouder buiten de gevangenis rond de reorganisatie van het ouderschap ontmoet. E Ouders als onderzoekers Een innoverende vormingspraktijk waarbij ouders onderzoek doen naar een zelfgekozen opvoedingsthema en hierna beleidsaanbevelingen formuleren. E Opvoeden verrijken Een innoverende vormingspraktijk waarbij nieuwkomers met een procesbegeleider aan uitwisseling doen over opvoeden in hun nieuwe thuisland.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 121


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Vormingsinstituut Rode Kruis Vlaanderen T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Eerstehulpverlening E Studiedag lesgevers Studiedagen voor lesgevers ‘eerste hulp’. Focus op didactische werkvormen. E Reanimatietechnieken Reanimatietechnieken worden aangeleerd aan de hand van beelden (dvd). E Terugkomdag Inhoudelijke workshops voor vrijwilligers die een tijd niet actief geweest zijn. WiSPER T Gespecialiseerde vormingsinstelling S (Actieve) kunsteducatie B Actieve workshops en cursussen theater, dans, beeldende kunst, muziek, literatuur, audiovisuele kunsten. E E-Atelier Een atelier met actieve opdrachten, individuele coaching, feedback via internet, atelierbezoek bij professionele kunstenaars, eindigend in een groepstentoonstelling. E Weekendopleiding acteren of dans Drie modules van meerdere weekends waarin je kennismaakt met de disciplines theater of dans in al hun facetten, daarna experimenteert met het maken van een eigen toonmoment en tenslotte je uitvoerend inschakelt in de productie van een professioneel maker. E Stand-up Comedy Je ziet jezelf al op het podium met een micro losjes in de hand, strooiend met puntige grappen? Iedereen plat... Heb jij dat talent? In deze workshop kom je dat te weten. Zorg-Saam T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Zorg E Stilstaan bij grenzen in de zorg, betrokkenheid in balans Grenzen accepteren en respecteren, eigen grenzen en grenzen van anderen. E Ik verlies elke dag Een studiedag over dementie. E Ze zeggen dat het overgaat Een nieuwe visie op rouw. Ateliers voor Werknemersvorming T Syndicale vormingsinstelling E Sociale actualiteit Thema’s als het debat over asiel en migratiebeleid, de armoedestrijd, de nieuwigheden rond studietoelagen en studiefinancieringen ... E Militant zijn Planmatig oplossen van ondernemingsproblemen. E Sociale vaardigheden Opkomen voor een mening, vergaderen, samenwerken.

122 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Vorming en Actie T Syndicale vormingsinstelling E Basisvorming Basisvorming voor nieuw verkozen afgevaardigden. E Mandaatvorming en themavorming Vormingsaanbod gericht op het syndicale mandaat (1) en thematische vorming (2) rond arbeidsrecht, fiscaliteit, stress op het werk, leeftijdsbewust personeelsbeleid, enzovoort. E Vorming voor werklozen Informatie voor werklozen over de rechten en plichten als werkloze, de sociale zekerheid, arbeidsmarktmaatregelen, maatschappelijke vorming en actualiteit en persoonsgerichte vorming. ComÊ T Syndicale vormingsinstelling B Het syndicaal en maatschappelijk engagement bevorderen en versterken. E Rechten en plichten op het werk Opleidingenreeks en tweedaagse over vakbondswerk, het eenheidsstatuut, conflicthantering, globalisering ... E Informatica Een kennismaking met de computer en het internet. E Kennis-Extra Deze vormingsreeks reikt een aantal actuele thema’s aan van heel uiteenlopende aard. We besteden aandacht aan communicatie, politiek, gezondheid ... KR8 T Vormingsinstelling voor personen met een handicap B Federatie van 4 vormingsorganisaties voor personen met een handicap. Door educatie over verschillende thema’s werken aan de emancipatie van personen met een handicap. E Theater Tievo Een inclusief vormings- en theaterproject: mensen met en zonder handicap werken een jaar samen aan inhoud, opbouw en uitvoering van een theaterstuk. Daarna volgen opvoeringen in een cultuurcentum. E Huisjesproject: 4-daagse cursus voor mensen met autisme Deelnemers bekleden, aan de hand van verschillende technieken, een houten frame (in de vorm van een huis) met als doel meer te vertellen over zichzelf. In samenwerking met een beeldend kunstenaar en Autisme Centraal. E Reminiscentie voor personen met een handicap Praten over vroeger, reminiscentie voor ouderen. Teruggaan naar het verleden via aangepaste gesprekstechnieken.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 123


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Op-Stap T Vormingsinstelling voor personen met een handicap B Federatie van twee vormingsinstellingen voor personen met een licht tot matig verstandelijke handicap en hun omgeving. Via een sociaal-culturele werking bijdragen tot het volwaardig burgerschap van personen met handicap. E Die goeie ouwe tijd Tweedaagse vorming waarin teruggrepen wordt naar grootmoeders tijd (aan de hand van sfeerbeelden, kennismaking met de arbeidsomstandigheden van arbeiders, een bezoek aan Brugge ...) E Ik leef gezond! 5 tweedaagsen rond allerlei aspecten van onze gezondheid. Kennismaken met verschillende gezondheidsaspecten en bekijken waar en hoe je het geleerde in je dagelijks leven kan toepassen. E Digitale foto’s een stapje verder Een dubbelweekend voor wie reeds een basiscursus rond digitale fotografie en/of computer heeft gevolgd. Z11 T Vormingsinstelling voor personen met een handicap B Federatie van 3 vormingsorganisaties voor personen met een handicap. Door educatie over verschillende thema’s werken aan de emancipatie van personen met een handicap. E Medewerkersdag 2009 Jaarlijkse medewerkersdag, georganiseerd door de federatie, met als thema ‘kwaliteit van leven voor personen met een handicap’. Lezing en workshops. E Hola-Guatemala Inleefreis voor volwassenen met een verstandelijke handicap in samenwerking met Broederlijk Delen, Karavaan en Joker. De deelnemers kregen een intensief vormingstraject om zich voor te bereiden op de reis. E Kan ik nog zonder? Driedaagse cursus voor volwassenen met een verstandelijke handicap en een verslavingsprobleem. Accent op preventie, interventie en nazorg. Vijftact T Federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap B Vijftact en haar lidorganisaties vormen, sensibiliseren en informeren over leven en samenleven met een handicap. Ze bundelen hun kennis en expertise en ijveren voor inclusie en een correcte beeldvorming over handicap en diversiteit. E Vorming voor de ruime en directe omgeving van personen met een handicap Autisme: extreme vorm van mannelijk denken? - Gevolgen van NAH16: emotie en gedragsverandering Leren leven met een handicap ... E Twee handen op één buik? Banden tussen doven en blinden vroeger en nu Een tentoonstelling met vertelhoek waar men na het bezoeken van de tentoonstelling een eigen getuigenis over vroegere schoolervaringen kan laten opnemen. E ADHD-TV Een webstek waar informatieve en/of ludieke filmpjes over ADHD17 gedeeld kunnen worden, een beeldend forum voor iedereen die iets met ADHD heeft.

16 Niet-aangeboren hersenletsel 17 Attention Deficit Hyperactivity Disorder

124 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

1.5.2 DE WERKING IN CIJFERS 1. Hoeveel activiteiten, uren en deelnemers tellen de landelijke vormingsinstellingen? 2007 het aantal educatieve activiteiten het aantal deelnemers aan de educatieve activiteiten het aantal uren educatieve activiteiten (formeel en niet-formeel) het aantal uren niet-formele educatie

2008

2009

11.869

11.981

11.805

188.104

234.990

242.027

117.219

111.128

109.820

100,0%

107.803

100.869

97.499

88,8%

9.416

10.259

12.321

11,2%

overige gemiddeld aantal uren per activiteit gemiddeld aantal deelnemers per activiteit

9,9

9,3

9,3

15,8

19,6

20,5

Vertrek van organisaties: aantal gepresteerde uren stabiel De instellingen presteerden samen 109.820 uren educatie. Opvallend is een dalende trend in het aantal gepresteerde vormingsuren. Het ‘verlies’ aan uren situeert zich voornamelijk in het aantal uren niet-formele educatie (zie verder). Het valt voor een groot deel toe te wijzen aan de stopzetting van de subsidiëring van Relatie Studio (2008), de stopzetting van de werking van Atelier Cirkel (2009) en de overheveling van De Rode Antraciet naar het participatiedecreet (2008). Wanneer we het effect van de schrapping van deze drie vormingsinstellingen neutraliseren in de cijfers van 2007 en 2008, komen we tot de onderstaande tabel. De daling in het aantal gepresteerde uren blijft een feit, maar is minder uitgesproken (-3 % ten opzichte van 2007): 2007

2008

2009

het aantal uren educatieve activiteiten (formeel en niet-formeel) cijfers zonder Relatie Studio, De Rode

113.040

109.922

109.820

100,0%

Antraciet, Atelier Cirkel

PROFIEL VAN DE SECTOR | 125


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

LVI: evolutie deelnemers en activiteiten 20.000

300.000

18.000 250.000

16.000 14.000

200.000

12.000 10.000

150.000

8.000 100.000

6.000 4.000

50.000

2.000 0

0 2007

2008

deelnemers

2009

activiteiten In 2009 vonden bij de landelijke vormingsinstellingen 11.805 educatieve activiteiten plaats. De instellingen bereikten daarmee zowat een kwart miljoen deelnemers. Het aantal activiteiten blijft doorheen de tijd stabiel, maar het aantal deelnemers stijgt (+29 % ten opzichte van 2007). Een vormingsactiviteit duurde gemiddeld 9 uur en bereikte gemiddeld ruim 20 deelnemers.

LVI: evolutie deelnemers en duur activiteit 12

25

10

20

per activiteit duur activiteit (uren)

8

15

deelnemers

6 4

5

2 0

0 2007

2008

uren

deelnemers

10

2009

De gemiddelde duur van een vormingsactiviteit blijft stabiel. Het gemiddeld aantal deelnemers per activiteit vertoont een merkbare groei. Het vertrek van Relatie Studio, De Rode Antraciet en Atelier Cirkel heeft geen noemenswaardig effect op deze evolutie en verhoudingen.

126 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Hieronder ontleden we de aard van de gepresteerde uren. We bekijken welk aandeel uren volgens de criteria van het decreet in aanmerking komt voor subsidiëring en welk deel daarvan daadwerkelijk gesubsidieerd wordt.

Welk aandeel van de gepresteerde uren zijn uren niet-formele educatie? 2007

2008

2009

het aantal uren educatieve activiteiten (formeel en niet-formeel)

117.219

100,0%

111.128

100,0%

109.820

100,0%

het aantal uren niet-formele educatie

107.803

92,0%

100.869

90,8%

97.499

88,8%

LVI: niet-formele educatie en overige 11% overige 89% niet-formele educatie

Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk definieert niet-formele educatie als volgt: “Een geïnstitutionaliseerde vorm van volwasseneneducatie waarbij de deelnemer kennis, inzicht en vaardigheden vergroot voor zichzelf en anderen, met het oog op persoonsontplooiing en het actief participeren in een democratische samenleving, en waarbij een sociaal-culturele methodiek gehanteerd wordt met zowel open als gesloten doeloriëntaties.” 89 % van de gepresteerde uren in 2009 zijn uren niet-formele educatie.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 127


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet? Het decreet hanteert naast de algemene definitie nog bijkomende criteria voor de omschrijving van niet-formele educatie. Alleen een programma-aanbod dat via een open aanbod en in een autonome levenssfeer van de deelnemer wordt gebracht, is subsidieerbaar. Zowel de gespecialiseerde vormingsinstellingen, de syndicale vormingsinstellingen, de vormingsinstellingen voor personen met een handicap als de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap hebben elk hun eigen specifieke criteria . De activiteiten van de instellingen moeten aan de respectieve criteria19 voldoen om in aanmerking te komen voor subsidiëring. 2007 het aantal uren niet-formele educatie het aantal uren niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet

2008

2009

107.803

100,0%

100.869

100,0%

97.499

100,0%

89.878

83,4%

88.210

87,5%

87.495

89,7%

LVI: (niet-)subsidieerbare uren niet-formele educatie 10% niet-formele educatie, niet subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet 90% niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet

Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie komt 90 % in aanmerking voor subsidiëring volgens de verschillende criteria van het decreet.

19 Bijkomende bepalingen in het decreet:

- bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen (art. 23, derde lid, 3°, c en art. 24); - bij de syndicale vormingsinstellingen (art. 31 §1); - bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap (art. 32 §2 en §3); - bij de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap (art. 36 §1). 128 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Welk aandeel van de subsidieerbare uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd? 2007 het aantal uren niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet het aantal uren educatieve activiteiten erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm)

2008

2009

89.878

100,0%

88.210

100,0%

87.495

100,0%

70.324

78,2%

69.324

78,6%

68.324

78,1%

LVI: (on)subsidieerbare uren niet-formele educatie die wel subsidieerbaar zijn volgens het decreet 22% ongesubsidieerd 78% gesubsidieerd (urennorm)

De Vlaamse overheid erkent en subsidieert van elke vormingsinstelling een vooraf vastgelegd aantal uren. Dit zijn de zogenaamde urennormen. Deze urennormen zijn niet variabel en staan dus los van het werkelijke aantal gepresteerde uren. Alle urennormen van de landelijke vormingsinstellingen samen zijn goed voor 68.324 gesubsidieerde uren. Dit betekent dat 78 % van de uren die subsidieerbaar zijn volgens de criteria van het decreet (87.495) daadwerkelijk gesubsidieerd wordt door de overheid. Een vijfde wordt dus niet gesubsidieerd.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 129


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Overzicht Hiernaast geven we bij wijze van synthese een schematisch overzicht van de ontleding van de uren. Het proportionele aandeel uren dat subsidieerbaar is, stijgt. In 2007 voldeed 83 % van het aanbod niet-formele educatie aan de normen van het decreet en was dus subsidieerbaar. In 2008 werd dat 87 %, in 2009 90 %. Een verschuiving van 7 procentpunt. Het aanbod niet-formele educatie wordt dus meer en meer conform aan het decreet. Het vertrek van Relatie Studio, De Rode Antraciet en Atelier Cirkel heeft geen noemenswaardig effect op deze evolutie en verhoudingen.

Extra: welk aandeel van de uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd? 2007 het aantal uren niet-formele het aantal uren educatieve activiteiten erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm)

2008

2009

107.803

100,0%

100.869

100,0%

97.499

100,0%

70.324

65,2%

69.324

68,7%

68.324

70,1%

LVI: (on)subsidieerbare uren niet-formele educatie 30% niet-formele educatie ongesubsidieerd 70% niet-formele educatie gesubsidieerd

Als surplus bekijken we nog even het aandeel van de gesubsidieerde uren (urennorm) op het totaal aantal uren niet-formele educatie. Hieruit blijkt dat van alle gepresteerde uren niet-formele educatie 70 % gesubsidieerd wordt door de Vlaamse overheid.

130 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

totaal gepresteerde uren (109.820 uren)

100%

niet-formele

overige

educatie

11%

89%

(12.231 uren)

(97.499 uren)

100%

uren niet-formele

uren niet-formele

2007-2009:

educatie subsidieerbaar

educatie niet subsidieerbaar

+ 7 procentpunt

volgens de criteria

TENDENS

van het decreet

volgens de criteria van het decreet

90%

10%

(87.495 uren)

(10.004 uren)

100%

ongesubsidieerde gesubsidieerde

uren subsidieerbaar

uren

volgens de criteria

78%

van het decreet

(68.324 uren)

22% (18.171 uren)

PROFIEL VAN DE SECTOR | 131


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

2. Wat is de spreiding van de gepresteerde uren niet-formele educatie over de verschillende provincies? 2007 Antwerpen

2008

2009

24.654

22.294

20.225

Brussel

5.666

5.876

4.737

4,9%

Limburg

12.910

12.495

11.694

12,0%

Oost-Vlaanderen

24.609

24.463

25.848

26,5%

Vlaams-Brabant

20.239

18.485

17.300

17,7%

West-Vlaanderen

15.850

13.981

14.328

14,7%

3.875

3.275

3.367

3,5%

107.803

100.869

97.499

100,0%

andere

20,7%

LVI: spreiding van de uren niet-formele educatie per provincie 30%

aandeel uren

25%

niet-formele

20%

educatie

15%

aandeel bevolking

10%

Vlaams Gewest20

5% 0%

21%

5%

28% Antwerpen

Brussel

12%

27%

18%

15%

13%

23%

17%

19%

Limburg

OostVlaanderen

VlaamsBrabant

WestVlaanderen

3%

andere

Op de grafiek is ter informatie het aandeel van de bevolking van elke provincie ten opzichte van de totale bevolking van het Vlaams Gewest aangeduid. Concreet is de provincie Antwerpen bijvoorbeeld goed voor 28 % van de inwoners van het Vlaams Gewest (exclusief Brussel) en 21 % van het aantal gepresteerde uren niet-formele educatie. De spreiding van het aantal uren niet-formele educatie (totaal = 97.499 uren) is niet gelijk verdeeld over de verschillende provincies. In West-Vlaanderen en Antwerpen vonden per inwoner het minste vormingsuren plaats. Brussel vertegenwoordigt 5 % van het totale vormingsaanbod. Een beperkt aantal activiteiten (3 %) vond plaats buiten Vlaanderen of Brussel, of is niet aan ĂŠĂŠn provincie toe te wijzen.

20 Bron: Bevolkingscijfers 2008, FOD Economie, Algemene Directie Statistiek.

132 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

3. De werking vergelijkenderwijs Hieronder geven we de werkingscijfers, uitgesplitst per soort vormingsinstelling. Zoals hoger vermeld bestaat de werksoort van de landelijke vormingsinstellingen uit een aantal subgroepen van organisaties: - 17 gespecialiseerde vormingsinstellingen; - 3 syndicale vormingsinstellingen; - 3 (federaties van) vormingsinstellingen voor personen met een handicap; - 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap. Gespecialiseerde

Syndicale

Vormingsinstellingen

vormingsinstellingen

vormingsinstellingen

voor personen met een

TOT LVI

handicap en Vijftact (VH&5) (N = 17)

(N = 3)

(N = 3+1)

(N = 24)

Hoeveel activiteiten werden georganiseerd en hoeveel deelnemers werden bereikt? het aantal educatieve activiteiten het aantal deelnemers aan de educatieve activiteiten

6.624

3.741

1.440

11.805

126.875

73.852

41.300

242.027

Welk aandeel van de gepresteerde uren zijn uren niet-formele educatie? het aantal uren educatieve activiteiten (formeel en niet-formeel) het aantal uren niet-formele educatie

65.960

100,0%

29.460

100,0%

14.400

100,0%

109.820

100,0%

54.015

81,9%

29.460

100,0%

14.024

97,4%

97.499

88,8%

Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet? het aantal uren niet-formele educatie

54.015

100,0%

29.460

100,0%

14.024

100,0%

97.499

100,0%

44.714

82,8%

29.460

100,0%

13.321

95,0%

87.495

89,7%

het aantal uren niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet Welk aandeel van de subsidieerbare uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd? het aantal uren niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens

44.714

100,0%

29.460

100,0%

13.321

100,0%

87.495

100,0%

36.416

81,4%

21.695

73,6%

10.213

76,7%

68.324

78,1%

de criteria van het decreet het aantal uren educatieve activiteiten erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm) Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is gesubsidieerd? het aantal uren niet-formele educatie

54.015

100,0%

29.460

100,0%

14.024

100,0%

97.499

100,0%

36.416

67,4%

21.695

73,6%

10.213

72,8%

68.324

70,1%

het aantal uren educatieve activiteiten erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm) De gespecialiseerde vormingsinstellingen presteerden in 2009 in totaal 65.960 uren. Hiervan zijn 54.015 uren of 82 % niet-formele educatie. Bij de syndicale vormingsinstellingen en de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en Vijftact (VH&5) is dat meer. Zij besteedden respectievelijk 100 % en 97 % van hun uren aan niet-formele educatie. PROFIEL VAN DE SECTOR | 133


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

Dus: gespecialiseerde vormingsinstellingen presteren het meeste uren ‘andere educatie’. Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert een strikte omschrijving van niet-formele educatie (zie hoger). Bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen en de VH&5 komen respectievelijk 83 % en 95 % van de uren niet-formele educatie volgens de criteria van het decreet in aanmerking voor subsidiëring. Bij de syndicale vormingsinstellingen beantwoordt het volledige aanbod aan de criteria van het decreet. Dus: de gespecialiseerde vormingsinstellingen presteren het meeste uren buiten de contouren van het decreet. Van de uren niet-formele educatie die volgens de criteria van het decreet voor subsidiëring in aanmerking komen, wordt bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen 81% door de overheid erkend en gesubsidieerd (volgens de urennorm). Bij de syndicale vormingsinstellingen is dit 74 %, bij de VH&5 is dit 77 %. Dus: bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen worden subsidieerbare uren het meeste effectief gesubsidieerd. Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie wordt bij de syndicale vormingsinstellingen het grootste aandeel (74 %) door de overheid gesubsidieerd. De gespecialiseerde vormingsinstellingen en de VIH&5 moeten zich tevreden stellen met respectievelijk 67 % en 73 % subsidiëring. Dus: bij de syndicale vormingsinstellingen wordt niet-formele educatie het meeste effectief gesubsidieerd.

134 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 de landelijke vormingsinstellingen

PROFIEL VAN DE SECTOR | 135


136 | PROFIEL VAN DE SECTOR


HOOFDSTUK 2

DE MEDEWERKERS


2. DE MEDEWERKERS 2.1 bevindingen

2.1 BEVINDINGEN - in 2009 nog geen impact van de crisis: in deze editie van Boekstaven (stand van zaken op 31 december 2009) is het effect van de economische crisis en besparingen nog niet zichtbaar. - 1.930 personeelsleden voor sociaal-cultureel volwassenenwerk: de sector telt 2.167 personeelsleden, waarvan er 1.930 worden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. - 184.000 vrijwilligers doen de motor van de sector draaien. - 70 % van de personeelsleden is vrouw - verloop: 9,8 %: in de loop van 2009 stroomden 190 medewerkers uit de organisaties. Op een totaal van 1.930 personeelsleden eind 2009, betekent dat een verloop van 9,8 %. Bij de bewegingen is er het meeste verloop (16,6 %). - twee derde van de personeelsleden werkt inhoudelijk: 67 % van de personeelsleden voert een inhoudelijke opdracht uit, 33 % werkt ondersteunend. - de leeftijdsverdeling volgt grosso modo het Vlaamse gemiddelde: de gemiddelde leeftijd van de personeelsleden is 41 jaar. De bewegingen hebben het jongste personeelsbestand. - gemiddelde dienstanciĂŤnniteit is 8,9 jaar: een personeelslid werkt gemiddeld 8,9 jaar bij haar organisatie. Dat is iets minder dan het Vlaamse gemiddelde (11,3 jaar). - 75 % is hoog opgeleid: 75 % van de personeelsleden heeft een Bachelor- of Masterdiploma. - 56 % werkt voltijds: bij de bewegingen en landelijke vormingsinstellingen werkt de meerderheid van de personeelsleden echter deeltijds.

138 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

2.2 STAALKAART VAN DE MEDEWERKERS 2.2.1 INLEIDING Hierna geven we een staalkaart van het contingent medewerkers waarop het sociaal-cultureel volwassenenwerk een beroep kan doen. In tegenstelling tot de vorige edities van Boekstaven treden we minder in detail. De edities 2008 en 2009 gaan wel uitgebreid in op de samenstelling van het personeelsbestand in al zijn aspecten. Een dergelijke uitgebreide studie jaarlijks herhalen, lijkt - met de (voorlopig) minieme verschuivingen die zich op jaarbasis voordoen - niet zinnig. We verwijzen daarom graag naar Boekstaven 2009, een editie die op dit vlak nog steeds actueel is. We beperken ons hier tot de belangrijkste kenmerken die de personeelssamenstelling van de sector bepalen. Wel nieuw zijn de gegevens over de in- en uitstroom van personeelsleden in de sector. In deze editie van Boekstaven schetsen we uitgebreid het profiel van vertrekkers en nieuwkomers. De cijfers hieronder geven de stand van zaken op 31 december 2009. De besparingen kwamen pas echt op gang in 2010. In deze editie van Boekstaven is het effect van de economische crisis en besparingen dus nog niet zichtbaar.

2.2.2 OVERZICHTSTABEL 2007 het aantal personeelsleden binnen de sector het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW organisaties volgens aantal personeelsleden

2008

2009

2.230

2.157

2.167

100,0%

1.884

1.907

1.930

89,1%

126

125

122

100,0% 6,6%

minder dan 3

8

9

8

van 3 tem 4

14

16

12

9,8%

van 5 tem 9

39

33

36

29,5%

van 10 tem 19

34

35

34

27,9%

van 20 tem 29

9

16

14

11,5%

van 30 tem 39

9

4

6

4,9%

van 40 tem 49

4

4

4

3,3%

van 50 tem 99

8

7

7

5,7%

100 of meer

1

1

1

0,8%

1.884

1.907

1.930

100,0%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW mannen

584

590

570

29,5%

vrouwen

1.300

1.317

1.360

70,5%

584

590

570

100,0%

490

469

447

78,4%

94

121

123

21,6%

het aantal mannelijke personeelsleden ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht met een ondersteunende opdracht

PROFIEL VAN DE SECTOR | 139


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

het aantal vrouwelijke personeelsleden

1.300

1.317

1.360

100,0%

met een inhoudelijke opdracht

844

801

846

62,2%

met een ondersteunende opdracht

456

516

514

37,8%

1.334

1.270

1.293

67,0%

550

637

637

33,0%

0,1%

ingezet voor het SCVW

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een ondersteunende opdracht de leeftijd van de personeelsleden ingezet voor het SCVW van 15 tem 19 jaar van 20 tem 24 jaar van 25 tem 29 jaar van 30 tem 34 jaar van 35 tem 39 jaar van 40 tem 44 jaar van 45 tem 49 jaar van 50 tem 54 jaar van 55 tem 59 jaar 60 jaar en ouder

8

2

66

66

3,4%

281

264

13,7%

271

287

14,9%

244

237

12,3%

248

226

11,7%

328

333

17,3%

274

303

15,7%

157

151

169

8,8%

22

36

43

2,2%

58 575 503 569

de dienstanciĂŤnniteit van de personeelsleden ingezet voor het SCVW van 0 tem 4 jaar

779

879

845

43,8%

van 5 tem 9 jaar

436

382

384

19,9%

233

277

14,4%

165

149

7,7%

111

124

6,4%

77

76

3,9%

37

48

2,5%

23

27

1,4%

53

57

57

3,0%

diploma Secundair Onderwijs

403

418

419

21,7%

Bachelor-diploma

808

793

798

41,3%

Master-diploma

620

639

656

34,0%

1.824

1.789

1.792

1.514

1.426

1.447

van 10 tem 14 jaar van 15 tem 19 jaar van 20 tem 24 jaar van 25 tem 29 jaar van 30 tem 34 jaar 35 jaar en meer

393 216 60

het opleidingsniveau van de personeelsleden ingezet voor het SCVW getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs

het aantal voltijdse equivalenten binnen de sector het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW

140 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW voor

1.101

1.011

1.037

413

415

410

0.80

0.83

0.83

0.83

0.86

0.87

0.75

0.77

0.77

1.095

1.089

812

841

5.185

4.790

192. 582 233.715 183.8702 224.275

184.474

een inhoudelijke opdracht het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW voor een ondersteunende opdracht de gemiddelde tewerkstellingsbreuk voor het SCVW1 de gemiddelde tewerkstellingsbreuk voor het SCVW voor een inhoudelijke opdracht de gemiddelde tewerkstellingsbreuk voor het SCVW voor een ondersteunende opdracht het aantal personeelsleden dat voltijds werkt het aantal personeelsleden dat deeltijds werkt het aantal freelance medewerkers ingezet voor het SCVW met

5.238

een inhoudelijke opdracht het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW

2.2.3 DE ‘WORK-FORCE’ 1.930 personeelsleden 1. Personeelsleden 2007 het aantal personeelsleden binnen de sector het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

2008

2009

2.230

2.157

2.167

100,0%

1.884

1.907

1.930

89,1%

De organisaties in de sector stellen samen 2.167 mensen tewerk. 1.930 of 89 % daarvan wordt minstens voor een deel ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. 1 Van alle personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk vroegen we hoeveel uren zij in een week werken en hoeveel uren een

voltijdse werkweek in hun organisatie omvat. Dit werd omgezet in een breuk. Een voltijdse tewerkstelling is 1, een halftijdse 0.5, vier vijfde 0.8, enzovoort. Van deze breuken werd het gemiddelde berekend: dit is de gemiddelde tewerkstellingsbreuk. 2 Door het vertrek van een aantal organisaties doorheen de jaren, wordt een adequate vergelijking in de tijd moeilijk. Daarom geven we ook cijfers uit 2007 en 2008 met uitsluiting van de organisaties die de sector verlieten (5 organisaties tussen 2007 en 2009). Dit zijn de gemarkeerde cijfers.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 141


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

2007 het aantal voltijdse equivalenten binnen de sector het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW

2008

2009

1.824

1.789

1.792

100,0%

1.514

1.426

1.447

80,8%

In voltijdse equivalenten (vte) uitgedrukt, bedraagt de tewerkstelling in de sector 1.792 vte. 1.447 of 81 % daarvan wordt ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. 2007 organisaties volgens aantal personeelsleden

2008

2009

126

125

122

minder dan 3

8

9

8

100,0% 6,6%

van 3 tem 4

14

16

13

10,7%

van 5 tem 9

39

33

35

28,7%

van 10 tem 19

34

35

34

27,9%

van 20 tem 29

9

16

14

11,5%

van 30 tem 39

9

4

6

4,9%

van 40 tem 49

4

4

4

3,3%

van 50 tem 99

8

7

7

5,7%

100 of meer

1

1

1

0,8%

SCVW: organisaties volgens aantal personeelsleden 160

mediaan

140 120 100 80 60 40 20

10

0 De ruime meerderheid (57 %) van de organisaties heeft 5 tot 19 personeelsleden in dienst. 8 organisaties hebben 50 of meer personeelsleden in dienst. Een zesde van de organisaties heeft minder dan 5 personeelsleden in dienst. De mediaan ligt op 10 personeelsleden. De kleinste organisatie heeft (nog) geen personeelsleden in dienst, de grootste telt er 147.

142 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

Hieronder tonen we de verdeling van de personeelsleden per werksoort. VER het aantal personeelsleden binnen de sector het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW organisaties volgens aantal personeelsleden

BEW

VHS

LVI

1.205

100,0%

330

100,0%

200

100,0%

432

100,0%

1.083

89,9%

229

69,4%

200

100,0%

418

96,8%

54

100,0%

31 100,0%

13

100,0%

24

100,0%

minder dan 3

2

3,7%

5

16,1%

0

0,0%

1

4,2%

van 3 tem 4

4

7,4%

7

22,6%

0

0,0%

2

8,3%

van 5 tem 9

19

35,2%

11

35,5%

1

7,7%

4

16,7%

van 10 tem 19

10

18,5%

5

16,1%

10

76,9%

9

37,5% 16,7%

van 20 tem 29

9

16,7%

0

0,0%

1

7,7%

4

van 30 tem 39

2

3,7%

2

6,5%

1

7,7%

1

4,2%

van 40 tem 49

2

3,7%

0

0,0%

0

0,0%

2

8,3%

van 50 tem 99

5

9,3%

1

3,2%

0

0,0%

1

4,2%

100 of meer

1

1,9%

0

0,0%

0

0,0%

0

0,0%

mediaan aantal personeelsleden per organisatie

10

5

14

13

Bewegingen zetten proportioneel het kleinste aandeel van hun personeel in voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk: 69 %. Deze afwijking is te verklaren door twee organisaties die slechts een deel van hun werking in het sociaal-cultureel volwassenenwerk situeren. Zonder deze organisaties is het percentage nagenoeg 100 %. Bij de Vormingplus-centra werken alle (100 %) personeelsleden voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. In deze werksoort zijn er het minste extremen in de omvang van het personeelsbestand: de organisaties zijn op dat vlak gelijkend. 77 % van de Vormingpluscentra heeft 10 tot 19 personeelsleden. Bij de verenigingen vind je de grootste organisaties. Het gemiddelde aantal personeelsleden per organisatie is er 22. Wel zijn er in deze werksoort grote verschillen. Daarom ligt de mediaan een stuk lager, op 10 personeelsleden. De bewegingen tellen het meeste kleine organisaties. De mediaan ligt een stuk lager dan bij de andere werksoorten: 5 personeelsleden.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 143


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

2. Vrijwilligers

185.000 vrijwilligers Niet al het werk wordt door personeelsleden gerealiseerd. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk doet ook in grote mate een beroep op de inzet van vrijwilligers. En ook van de diensten van freelancers met een inhoudelijke (sociaal-culturele) opdracht wordt gebruik gemaakt. Daarom geven we hieronder de cijfers over de inzet van vrijwilligers en verderop van freelancers in de sector. Zo is het plaatje van de totale ‘work force’ in de sector compleet. 2009 het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW

184.474

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk kon in 2009 rekenen op de inzet van zo’n 185.000 vrijwilligers. Het werksoortelijk plaatje ziet er als volgt uit: VER

BEW

VHS

LVI

TOTAAL

het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW 173.621

94,1%

5.904

3,2%

284

0,2%

4.665

2,5%

184.474

100,0%

De verenigingen zijn goed voor 94 % van de vrijwilligers. Hieronder tonen we de evolutie in de tijd. Door het vertrek van een aantal organisaties doorheen de jaren, wordt een adequate vergelijking in de tijd moeilijk. Daarom geven we ook cijfers uit 2007 en 2008 met uitsluiting van de organisaties die de sector verlieten (5 organisaties tussen 2007 en 2009). Dit zijn de gemarkeerde cijfers. 2007 het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW

192.582

2008 233.715

183.870

2009 224.275

184.474

Wanneer we abstractie maken van het vertrek van een aantal organisaties, blijft het aantal vrijwilligers in de sector stabiel.

3. Freelancers

5.000 freelancers 2009 het aantal freelance medewerkers ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht3

4.790

3 Onder freelancers met een inhoudelijke opdracht verstaan we freelancers die rechtstreeks betrokken zijn op het inhoudelijke aspect van het sociaalcul-

tureel werk (bijvoorbeeld als zelfstandig lesgever). Freelance boekhouders, lay-outers, webmasters en dergelijke zijn hier dus niet inbegrepen. 144 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk kon in 2009 rekenen op de inzet van een kleine 5.000 freelancers. Het werksoortelijk plaatje ziet er als volgt uit: VER

BEW

VHS

LVI

TOTAAL

het aantal freelance medewerkers ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht 1.796

37,5%

81

1,7%

1.532

32,0%

1.381

28,8%

4.790

100,0%

De Vormingplus-centra zetten gemiddeld per organisatie veruit het meeste freelancers in. Hieronder tonen we de evolutie in de tijd. Door het vertrek van een aantal organisaties doorheen de jaren, wordt een adequate vergelijking in de tijd moeilijk. Daarom geven we ook cijfers uit 2007 en 2008 met uitsluiting van de organisaties die de sector verlieten (5 organisaties tussen 2007 en 2009). Dit zijn de gemarkeerde cijfers. 2007

2008

2009

het aantal freelance medewerkers ingezet voor het SCVW

5.198

5.238

5.161

5.185

4.790

met een inhoudelijke opdracht Het aantal freelancers is sinds 2007 met 8 % gedaald.

2.2.4 HET PERSONEELSVERLOOP IN 2009 9,8 % verloop In de loop van 2009 stroomden 190 medewerkers uit de organisaties. Op een totaal van 1.930 personeelsleden eind 2009, betekent dat een verloop van 9,8 %4. Dit is zowel vrijwillig verloop (op initiatief van het personeelslid) als onvrijwillig verloop5 (buiten de wil van het personeelslid om: (brug)pensioen, opzeg door werkgever ...). Cijfers over personeelsverloop zijn nieuw in Boekstaven. Daarom behandelen we ze hier iets uitgebreider.

SCVW: vergelijking verlooppercentages met België 25%

Totaal SCVW

20%

Onvrijwillig

15%

Vrijwillig

10% 5% 0%

9,8%

6,6%

13%

12,7%

SCVW

België

4 De personeelsleden die onze sector verlieten ten gevolge van de stopzetting (Atelier Cirkel) of een nieuwe subsidiëring van hun organisatie (Educatieve

Vereniging voor Ouderwerking (EVO) en de Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen (VCOV)) (-9 personeelsleden) worden hier niet meegerekend. We berekenen het verloop op de wijze die Securex hanteert: het aantal vertrekkers delen door het totaal (jaar 2009) x 100. 5 Onze gegevens laten nog niet toe het onderscheid tussen vrijwillig en onvrijwillig vertrek te maken.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 145


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

Het verloop in de sector in 2009 bedraagt 9,8 %. Ter vergelijking: de Belgische arbeidsmarkt liet in hetzelfde jaar een verloop van 19,7 % optekenen. Daarvan is 6,6 % vrijwillig en 12,7 % onvrijwillig verloop6. De arbeidsmarkt in het sociaal-cultureel volwassenenwerk ondervond in 2009 wellicht nog geen sterke effecten van de economische crisis. Dit in tegenstelling tot de Belgische arbeidsmarkt. Vandaar vermoedelijk het relatief lage verloopcijfer ten opzichte van het Belgische gemiddelde.

SCVW: vergelijking verlooppercentages tussen werksoorten 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 9,8%

16,6%

8,6%

7,3%

9,8%

VER

BEW

VHS

LVI

SCVW

Het verloop is niet gelijk verspreid over de werksoorten. Bij de bewegingen vertrok zowat 17 % van de personeelsleden, bij de landelijke vormingsinstellingen 7 %.

Profiel vertrekkers en nieuwkomers Zoals gezegd stroomden in 2009 190 medewerkers uit de organisaties. De organisaties wierven in hetzelfde jaar 210 nieuwe medewerkers aan. Enkele bijkomende verschuivingen7 resulteren in een groei van 23 personeelsleden in 2009 (totaal: 1.930) ten opzichte van 2008 (totaal 1.907). Het totaal aantal medewerkers voor de gehele sector steeg van 2.157 naar 2.167. (Dit zijn alle medewerkers van organisaties uit de sector, die ingezet worden voor zowel het sociaal-cultureel volwassenenwerk als voor andere opdrachten.) Hieronder schetsen we het profiel van de vertrekkers en nieuwkomers. - de kolommen ‘UIT’ en ‘IN’ bevatten cijfers over respectievelijk de vertrekkers en de nieuwkomers; - de ‘uitstroomgraad’ toont het aandeel van de vertrekkers binnen een categorie. Dit is hetzelfde als het verloop. Bijvoorbeeld: 77 vertrekkende mannen is een uitstroomgraad of verloop van 13,5 % ten opzichte van het totaal aantal mannen dat in 2009 werd tewerk gesteld (570). de ‘instroomgraad’ toont het aandeel van de nieuwkomers binnen een categorie; - NETTO is het verschil tussen nieuwkomers en vertrekkers.

6 Securex (2010). Het personeelsverloop in België 2009. Brussel: Securex. 7 Daarnaast noteren we voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk nog de volgende bewegingen:

- 8 personeelsleden verlieten hun organisatie in hetzelfde jaar dat ze aangeworven werden (+0); - 2 personeelsleden gingen binnen hun organisatie aan de slag voor een andere opdracht dan het sociaal-cultureel volwassenenwerk (-2); - 9 personeelsleden gingen binnen hun organisatie aan de slag voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (+9); - enkele organisaties voerden retroactieve correcties uit op hun personeelsbestand voor 2008 (+5); - 3 organisaties verlieten de sector (-9). 146 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

uitUIT

stroomgraad

inIN

190

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

190

9,8%

NETTO

graad

(verloop) het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

stroom-

210

10,9%

20

210

20

mannen

77

13,5%

57

10,0%

-20

vrouwen

113

8,3%

153

11,3%

40

Er stroomden in 2009 meer mannen uit de sector dan in de sector (netto: -20). De uitstroomgraad ligt bij de mannen met ruim 13 % een stuk hoger dan bij de vrouwen (8 %). uitUIT

stroomgraad

inIN

met een inhoudelijke opdracht het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een ondersteunende opdracht

NETTO

graad

(verloop) het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

stroom-

144

11,1%

158

12,2%

14

46

7,2%

52

8,2%

6

De vertrekkers hebben voornamelijk een inhoudelijke opdracht (11 % verloop). Daar staat een stevige instroom van inhoudelijke medewerkers tegenover (12 %). uitUIT

stroomgraad

inIN

stroom-

NETTO

graad

(verloop) de leeftijd van de personeelsleden ingezet voor het SCVW van 15 tem 19 jaar

2

100,0%

0

0,0%

-2

van 20 tem 24 jaar

10

15,2%

37

56,1%

27

van 25 tem 29 jaar

43

16,3%

66

25,0%

23

van 30 tem 34 jaar

45

15,7%

37

12,9%

-8

van 35 tem 39 jaar

27

11,4%

25

10,5%

-2

van 40 tem 44 jaar

20

8,8%

19

8,4%

-1

van 45 tem 49 jaar

19

5,7%

14

4,2%

-5

van 50 tem 54 jaar

6

2,0%

9

3,0%

3

van 55 tem 59 jaar

7

4,1%

3

1,8%

-4

11

25,6%

0

0,0%

-11

60 jaar en ouder

PROFIEL VAN DE SECTOR | 147


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: in- en uitstroomgraad volgens leeftijd 100%

instroomgraad

90%

uitstroomgraad

80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% van 15

van 20

van 25

van 30

van 35

van 40

van 45

van 50

van 55

tem 19

tem 24

tem 29

tem 34

tem 39

tem 44

tem 49

tem 54

tem 59

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

60 jaar en ouder

De uitstroomgraad is vooral groot bij de medewerkers jonger dan 35 jaar: minstens 15 %. Bij diezelfde groep zien we echter ook de grootste instroom van nieuwe krachten. Bij de oudere medewerkers (60 jaar en ouder) zien we het effect van pensioneringen (26 % vertrekt). uitUIT

stroomgraad

inIN

stroom-

NETTO

graad

(verloop) de dienstanciĂŤnniteit van de personeelsleden ingezet voor het SCVW van 0 tem 4 jaar

124

14,7%

van 5 tem 9 jaar

34

8,9%

-34

van 10 tem 14 jaar

17

6,1%

-17

van 15 tem 19 jaar

2

1,3%

-2

van 20 tem 24 jaar

7

5,6%

-7

van 25 tem 29 jaar

1

1,3%

-1

van 30 tem 34 jaar

1

2,1%

-1

35 jaar en meer

4

14,8%

-4

148 | PROFIEL VAN DE SECTOR

210

24,9%

86


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: uitstroomgraad volgens dienstanciënniteit 16,0%

uitstroomgraad

14,0% 12,0% 10,0% 8,0% 6,0% 4,0% 2,0% 0,0% van 0 tem

van 5 tem van 10 tem van 15 tem van 20 tem van 25 tem van 30 tem

4 jaar

9 jaar

14 jaar

19 jaar

24 jaar

29 jaar

34 jaar

35 jaar en meer

Tot 20 jaar dienstanciënniteit geldt: hoe hoger de dienstanciënniteit, hoe lager de uitstroomgraad. Bij personeelsleden die minder dan 5 jaar binnen een organisatie werken vertrok in 2009 15 %. Dat zakt naar 1,3 % bij de personeelsleden die 15 tot 19 jaar in hun organisatie werken. Vanaf 35 jaar dienstanciënniteit zien we het effect van pensioneringen: van deze groep personeelsleden is in 2009 15 % vertrokken. uitUIT

in-

stroom-

IN

graad

stroom-

NETTO

graad

(verloop) het opleidingsniveau van de personeelsleden ingezet voor het SCVW getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs

4

7,0%

5

8,8%

1

diploma Secundair Onderwijs

28

6,7%

28

6,7%

0

Bachelor-diploma

76

9,5%

82

10,3%

6

Master-diploma

82

12,5%

95

14,5%

13

In de sector geldt grosso modo: hoe hoger het diploma, hoe groter de uit- én instroomgraad. Bij laaggeschoolde medewerkers bedraagt de uitstroomgraad ongeveer 7 %. Bij hooggeschoolden is dit ruim 9 % (Bachelors) en 12 % (Masters).

2.2.5 MAN-VROUW-VERHOUDING 70 % vrouwen 2007 het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

2008 1.884

2009 1.907

1.930

100,0%

mannen

584

590

570

29,5%

vrouwen

1.300

1.317

1.360

70,5%

PROFIEL VAN DE SECTOR | 149


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: verhouding mannen en vrouwen in vergelijking met Vlaanderen (2008) 80%

SCVW

70%

loontrekkenden

60%

in Vlaanderen

50%

(2008)9

40% 30% 20% 10% 0%

30%

70%

53%

47%

mannen

vrouwen

Ruim dubbel zoveel vrouwen (70 %) als mannen (30 %) werken voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De aanwezigheid van acht vrouwenverenigingen en -bewegingen in de sector heeft maar een licht effect op deze verhouding. Deze 30-70-verhouding is een constante voor alle werksoorten. De bewegingen stellen relatief meer mannen tewerk (34 %). Wanneer we de verhoudingen vergelijken met de cijfers over de loontrekkenden in Vlaanderen (2008), blijken de verhoudingen sterk van elkaar af te wijken. In Vlaanderen werken meer mannen dan vrouwen, bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk is dit omgekeerd.

2.2.6 INHOUDELIJKE EN ONDERSTEUNENDE OPDRACHT 67 % inhoudelijke medewerkers 2007 het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

2008

2009

1.884

1.907

1.930

100,0%

1.334

1.270

1.293

67,0%

550

637

637

33,0%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een ondersteunende opdracht

9 Bron: Vlaamse Arbeidsrekening (Steunpunt WSE / Departement WSE) (2010).

150 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: personeelsleden met een inhoudelijk of een ondersteunende opdracht 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 67%

33%

inhoudelijk opdracht

ondersteunende opdracht

67 % van de personeelsleden voert een inhoudelijke opdracht uit. 33 % van de personeelsleden werkt ondersteunend. Deze (grosso modo) 2/3-1/3-verhouding is een constante voor alle werksoorten. De landelijke vormingsinstellingen springen er lichtjes uit met 71 % inhoudelijke medewerkers.

2.2.7 LEEFTIJD gemiddelde leeftijd: 41 jaar 2007 het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW van 15 tem 19 jaar van 20 tem 24 jaar van 25 tem 29 jaar van 30 tem 34 jaar van 35 tem 39 jaar van 40 tem 44 jaar van 45 tem 49 jaar van 50 tem 54 jaar van 55 tem 59 jaar 60 jaar en ouder

2008 1.884 58 575 503

2009 1.907

1.930

100,0%

8

2

0,1%

66

66

3,4%

281

264

13,7%

271

287

14,9%

244

234

12,1%

248

226

11,7%

328

334

17,3%

274

304

15,8%

157

151

170

8,8%

22

36

43

2,2%

569

PROFIEL VAN DE SECTOR | 151


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens leeftijd in vergelijking met Vlaanderen (2008) 20%

SCVW

18%

loontrekkenden

16%

in Vlaanderen

14%

(2008)10

12% 10% 8% 6% 4% 2% 0%

0%

3%

14%

15%

12%

12%

17%

16%

9%

2%

2%

8%

13%

12%

14%

15%

14%

12%

8%

2%

van 15 tem 19 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 30 tem 34 jaar

van 35 tem 39 jaar

van 40 tem 44 jaar

van 45 tem 49 jaar

van 50 tem 54 jaar

van 55 60 jaar tem 59 en ouder jaar

44 % van de personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk is jonger dan 40 jaar. 56 % is dus 40-plusser. Personeelsleden jonger dan 25 jaar en ouder dan 59 zijn zeldzamer en ook in de groepen van 35 tot 44 jaar vertoont de grafiek een dipje. Dat geeft het beeld van een kamelenrug: twee bulten rond een dip in de categorie van 35 tot 44 jaar. Een vierde (27 %) van de personeelsleden is 50-plusser. De gemiddelde leeftijd in de sector is 41 jaar. Wanneer we de leeftijdsstructuur van de sector vergelijken met deze van de loontrekkenden in heel Vlaanderen, blijken er vanaf de groep van 25 jaar geen grote verschillen te zijn. Er werken wel proportioneel meer 45-plussers in de sector dan het Vlaamse gemiddelde. In de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk werken ook merkelijk minder min-25-jarigen (4 %) dan in de rest van Vlaanderen (11 %). Vermoedelijk heeft dit te maken met het feit dat de meeste medewerkers in de sector hogere studies hebben gevolgd, waardoor ze pas op latere leeftijd de sector binnenkomen. Hieronder tonen we de leeftijdsverdeling per werksoort. VER

BEW

VHS

LVI

van 15 tem 19 jaar

0,0%

0,0%

0,0%

van 20 tem 24 jaar

4,6%

1,7%

1,5%

0,5% 2,2%

van 25 tem 29 jaar

13,8%

17,5%

11,0%

12,7%

van 30 tem 34 jaar

12,7%

24,5%

18,5%

13,4%

van 35 tem 39 jaar

11,7%

13,5%

12,5%

12,2%

van 40 tem 44 jaar

11,5%

10,0%

12,0%

12,9%

van 45 tem 49 jaar

18,1%

14,8%

15,5%

17,5%

van 50 tem 54 jaar

15,8%

12,7%

18,0%

16,3%

van 55 tem 59 jaar

9,3%

4,8%

9,0%

9,6%

60 jaar en ouder

2,4%

0,4%

2,0%

2,9%

gemiddelde leeftijd (sectorgemiddelde: 41,4)

41,5

38,6

41,9

42,2

10 Bron: Vlaamse Arbeidsrekening (Steunpunt WSE / Departement WSE) (2008).

152 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: vergelijking van de leeftijdsverdeling tussen de werksoorten 30%

VER

25%

BEW

20%

VHS

15%

LVI

10% 5% 0% van 15 tem 19 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 30 tem 34 jaar

van 35 tem 39 jaar

van 40 tem 44 jaar

van 45 tem 49 jaar

van 50 tem 54 jaar

van 55 60 jaar tem 59 en ouder jaar

De verschillende werksoorten leunen dicht tegen elkaar aan op het vlak van de leeftijdsstructuur van het personeelsbestand. Vooral in de categorieĂŤn voorbij de 45 jaar lopen de leeftijdscurves nagenoeg gelijk. De leeftijdscurve van de werksoorten heeft de vorm van een kamelenrug: twee bulten rond een dip in de categorie van 35 tot 44 jaar. De bewegingen vormen een uitzondering. Zij hebben een groter aandeel medewerkers jonger dan 35 jaar (44 %) en logischerwijze minder medewerkers in de oudere leeftijdscategorieĂŤn. Ook de Vormingplus-centra pieken in de leeftijdsgroep van 30 tot 34 jaar.

SCVW: vergelijking van de gemiddelde leeftijd van de personeelsleden (in jaren) 43 42 41 40 39 38 37 36

41,5

38,6

41,9

42,2

41,4

39,8

VER

BEW

VHS

LVI

SCVW

VL

De gemiddelde leeftijd van de personeelsleden bij de bewegingen wijkt met 38,6 jaar af van deze bij de andere werksoorten, allen boven de 41 jaar. Bij de landelijke vormingsinstellingen is de gemiddelde leeftijd het hoogst: 42,2 jaar. Bij de Vlaamse werknemers is de gemiddelde leeftijd 39,8 jaar (2008)11.

11 Bron: RSZ DMFA (Bewerking Steunpunt WSE / Departement WSE)

PROFIEL VAN DE SECTOR | 153


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

2.2.8 DIENSTANCIËNNITEIT een personeelslid werkt gemiddeld 8,9 jaar bij haar organisatie 2007 het aantal personeelsleden

2008 1.884

ingezet voor het SCVW van 0 tem 4 jaar

1.907

779

detail: minder dan 1 jaar

216

2009

879 297

van 5 tem 9 jaar

393

van 15 tem 19 jaar van 20 tem 24 jaar

216

van 25 tem 29 jaar van 30 tem 34 jaar

60

35 jaar en meer

100,0%

845 202

436

van 10 tem 14 jaar

1.930

43,8% 10,5%

382

384

19,9%

233

277

14,4%

165

149

7,7%

111

124

6,4%

77

76

3,9%

37

48

2,5%

23

27

1,4%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit 50%

detail: minder

40%

dan 1 jaar

30% 20% 10% 0%

10% 44% van 0 tem 4 jaar

20%

14%

8%

6%

4%

2%

van 5 tem van 10 tem van 15 tem van 20 tem van 25 tem van 30 tem 9 jaar 14 jaar 19 jaar 24 jaar 29 jaar 34 jaar

1% 35 jaar en meer

44 % van de personeelsleden werkt minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie. In deze groep zijn 10 % echte nieuwkomers in de organisatie met minder dan een jaar dienstanciënniteit. Merk op dat we hier 202 nieuwkomers tellen, tegenover de hoger vermelde 210 in de bespreking van het verloop. Dat is te verklaren door het feit dat 8 medewerkers hun organisatie verlieten binnen het jaar dat ze werden aangeworven. Zij worden niet opgenomen in de cijfers over de actieve personeelsleden van de sector. De dienstanciënniteit vertoont een duidelijk dalende tendens: hoe hoger de anciënniteit, hoe kleiner het aantal personeelsleden in deze categorie. Personeelsleden met een dienstanciënniteit van meer dan 30 jaar zijn een uitzondering.

154 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

Hieronder tonen we de anciënniteitsverdeling per werksoort. VER van 0 tem 4 jaar

BEW 42,5%

detail: minder dan 1 jaar

10,8%

VHS 55,5%

14,0%

LVI 41,0%

9,5%

42,1% 8,1%

van 5 tem 9 jaar

18,3%

19,7%

22,5%

23,0%

van 10 tem 14 jaar

14,4%

9,6%

10,5%

18,7%

van 15 tem 19 jaar

7,9%

5,7%

10,0%

7,2%

van 20 tem 24 jaar

6,6%

6,6%

8,5%

5,0%

van 25 tem 29 jaar

4,8%

2,6%

4,5%

2,2%

van 30 tem 34 jaar

3,4%

0,0%

3,0%

1,2%

35 jaar en meer

2,1%

0,4%

0,0%

0,7%

9,7

6,7

9,1

8,0

gemiddelde dienstanciënniteit (sectorgemiddelde: 8,9)

SCVW: vergelijking van de anciënniteitsverdeling tussen de werksoorten 60%

VER

50%

BEW

40%

VHS

30%

LVI

20% 10% 0% van 0 tem 4 jaar

van 5 tem van 10 tem van 15 tem van 20 tem van 25 tem van 30 tem 9 jaar 14 jaar 19 jaar 24 jaar 29 jaar 34 jaar

35 jaar en meer

De anciënniteitscurves van de verschillende werksoorten zijn aan elkaar gewaagd. Allen dalen ze steil tussen de 0 en 9 jaar. De bewegingen hebben het grootste aandeel personeelsleden met een dienstanciënniteit van minder dan 5 jaar (56 %). De Vormingplus-centra ontstonden in 2004 uit voornamelijk de fusie van bestaande vormingsinstellingen. Personeelsleden die bij de start overstapten van een vormingsinstelling naar een Vormingplus-centrum behielden hun dienstanciënniteit. Daarom kan de dienstanciënniteit van de personeelsleden in 2009 groter zijn dan 5 jaar (zie de grote groep met een dienstanciënniteit van 10 tot 19 jaar). De verenigingen hebben de meest gelijkmatige verdeling van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 155


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: vergelijking van de gemiddelde dienstanciënniteit van de personeelsleden (in jaren) 12 10 8 6 4 2 0

9,7

6,7

9,1

8

8,9

11,3

VER

BEW

VHS

LVI

SCVW

VL

De gemiddelde dienstanciënniteit bij de bewegingen is 6,7 jaar, bij de verenigingen 9,7 jaar, de Vormingplus-centra 9,1 jaar en de landelijke vormingsinstellingen 8,0 jaar. De gemiddelde dienstanciënniteit van alle personeelsleden in de sector is 8,9 jaar. In het Vlaams Gewest is dit 11,3 jaar (2008)12.

2.2.9 OPLEIDINGSNIVEAU 75 % is hoog opgeleid 2007 het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs

2008

2009

1.884

1.907

1.930

100,0%

53

57

57

3,0%

diploma Secundair Onderwijs

403

418

419

21,7%

Bachelor-diploma

808

793

798

41,3%

Master-diploma

620

639

656

34,0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%

3% getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs

22% diploma Secundair Onderwijs

41%

34%

Bachelor-diploma

Master-diploma

12 Bron: Labour Force Survey (bewerking Steunpunt WSE) (cijfers voor loontrekkenden en zelfstandigen) (2008).

156 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau in vergelijking met Vlaanderen (2009) 80,0%

SCVW

70,0%

Vlaanderen

60,0%

(2009)13

50,0% 40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0% 3%

22%

75%

19%

42%

38%

getuigschrift maximaal 2de graad

diploma

Secundair Onderwijs

Secundair Onderwijs

Bachelor- of Master-diploma

75 % van de personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk is hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma). Dit is bijna het dubbele van het Vlaamse gemiddelde (38 %). Personeelsleden met maximaal een getuigschrift van de tweede graad Secundair Onderwijs zijn eerder uitzonderlijk: 3 %, tegenover 19 % in Vlaanderen. Hieronder tonen we het opleidingsniveau van de personeelsleden per werksoort. VER getuigschrift maximaal

BEW

VHS

LVI

2,3%

5,2%

5,0%

2,4%

diploma Secundair Onderwijs

24,8%

16,2%

16,0%

19,4%

Bachelor-diploma

44,1%

26,2%

38,5%

43,8%

Master-diploma

28,7%

52,4%

40,5%

34,4%

2de graad Secundair Onderwijs

SCVW: vergelijking van het opleidingsniveau van de personeelsleden per werksoort 60%

VER

50%

BEW

40%

VHS

30%

LVI

20% 10% 0%

2%

25%

44%

29%

5%

16%

26%

52%

5%

16%

39%

41%

2%

19%

44%

34%

Bachelor-diploma

Master-diploma

getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs 13

diploma Secundair Onderwijs

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek - EAK (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) (2009).

PROFIEL VAN DE SECTOR | 157


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

Het aandeel personeelsleden met een diploma Secundair Onderwijs (25 %) ligt bij de verenigingen een stuk hoger dan bij de andere werksoorten. Bij de bewegingen geldt deze vaststelling voor personeelsleden met een Master-diploma: 52 % van de personeelsleden heeft er een Master-diploma. Bij de bewegingen werken relatief minder personeelsleden met een Bachelor-diploma (26 % tegenover 41 % als sectorgemiddelde). Bij de verenigingen werken dan weer minder personeelsleden met een Master-diploma dan in de andere werksoorten (29 % tegenover minstens 34 % in de andere werksoorten). Gemiddeld genomen zijn de personeelsleden van de bewegingen het hoogst opgeleid.

2.2.10 VOLTIJDS/DEELTIJDS 56 % werkt voltijds 2008 het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

2009 1.907

1.930

812

841

43,6%

voltijdse tewerkstelling

1.095

1.089

56,4%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.907

1.930

100,0%

65

61

3,2%

379

382

19,8%

deeltijdse tewerkstelling

minder dan 0.5 0.5

100,0%

0.6

54

56

2,9%

0.7

90

97

5,0%

0.8

205

226

11,7%

0.9 1

19

19

1,0%

1.095

1.089

56,4%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens tewerkstellingsregime (1=voltijds) 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 3% minder dan 0.5

20%

3%

5%

12%

1%

56%

0.5

0.6

0.7

0.8

0.9

1

Ruim de helft (56 %) van de personeelsleden werkt voltijds. 20 % van de personeelsleden werkt halftijds (0.5) en 12 % werkt vier vijfden (0.8). de gemiddelde tewerkstellingsbreuk14 (in voltijdse equivalenten 1 = voltijds)

0.83

14 Van alle personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk vroegen we hoeveel uren zij in een week werken en hoeveel uren

een voltijdse werkweek in hun organisatie omvat. Dit werd omgezet in een breuk. Een voltijdse tewerkstelling is 1, een halftijdse 0.5, vier vijfde 0.8, enzovoort. Van deze breuken werd het gemiddelde berekend: dit is de gemiddelde tewerkstellingsbreuk. 158 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 staalkaart van de medewerkers

Hieronder tonen we de werksoortelijke verschillen in voltijdse/deeltijdse tewerkstelling. VER personeelsleden met deeltijdse tewerkstelling personeelsleden met voltijdse tewerkstelling

BEW

VHS

LVI

36,1%

54,6%

43,0%

57,2%

63,9%

45,4%

57,0%

42,8%

tewerkstelling minder dan 0.5

1,3%

5,2%

4,5%

6,2%

0.5

17,5%

21,8%

11,5%

28,7%

0.6

1,9%

4,4%

5,5%

3,3%

0.7

4,5%

7,9%

6,0%

4,3%

0.8

9,9%

13,5%

14,5%

14,1%

0.9

1,0%

1,7%

1,0%

0,5%

1

63,9%

45,4%

57,0%

42,8%

0.87

0.80

0.85

0.76

de gemiddelde tewerkstellingsbreuk (in voltijdse equivalenten, 1 = voltijds)

Bij de bewegingen (55 %) en de landelijke vormingsinstellingen (57 %) werkt meer dan de helft van de personeelsleden deeltijds. De verenigingen tellen het grootste aandeel voltijds werkenden. Halftijds werk komt vaak voor. Bij de verenigingen, de bewegingen en de landelijke vormingsinstellingen is halftijds werk na voltijds werk het populairste arbeidsregime. Bij de landelijke vormingsinstellingen werkt 29 % van de personeelsleden halftijds. Ook de vier vijfde (0.8) tewerkstelling komt veel voor in alle werksoorten (sectorgemiddelde: 12 %). De voltijdse, de halftijdse en de vier vijfde tewerkstelling zijn binnen elke werksoort goed voor nagenoeg 90 % van de bestaande arbeidsregimes.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 159


160 | PROFIEL VAN DE SECTOR


HOOFDSTUK 3

DE FINANCIテ起


3. DE FINANCIテ起 3.1. bevindingen

3.1 BEVINDINGEN - in 2009 nog geen impact van de crisis: in deze editie van Boekstaven (stand van zaken op 31 december 2009) is het effect van de economische crisis en besparingen nog niet zichtbaar. - 49 % eigen middelen: de inkomsten en uitgaven van de sector bedragen samen 172 miljoen euro. Goed 41 % hiervan zijn subsidies. Tellen we hier de recuperatie van personeelskosten (10 %) bij op, dan zien we dat in 2009 51 % van de middelen voor de sector van overheden komt. - sociaal-culturele activiteiten als inkomstenbron: inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (18 %) zijn na de subsidies de belangrijkste bron van inkomsten. Ook lidgelden spelen een belangrijke rol (13 %). - het decreet als belangrijkste subsidiebron: de subsidies uit het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk maken het leeuwendeel (70 %) uit van de inkomsten uit subsidies. - personeelskosten zijn de grootste uitgavenpost: variテォrend van 49 % bij de verenigingen tot 61 % bij de Vormingplus-centra. - de personeelskosten bedragen 135 % van de subsidies uit het decreet: als we de subsidies uit het decreet, vermeerderd met de recuperatie van personeelskosten, als referentiepunt nemen (100 %), bedragen de personeelskosten 135 %.

162 | PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIËN 3.2. staalkaart van de financiën

3.2 STAALKAART VAN DE FINANCIËN 3.2.1 INKOMSTEN 49 % eigen middelen 1. Overzicht 2007

2008

2009

inkomsten omzet

8.875.610,55 e

5,5%

8.958.316,18 e

5,2%

8.431.691,85 e

4,9%

lidgelden

18.210.911,74 e

11,3%

23.529.635,65 e

13,7%

23.169.548,08 e

13,4%

schenkingen en legaten

12.909.701,79 e

8,0%

10.998.234,29 e

6,4%

10.568.730,05 e

6,1%

subsidies

66.749.538,00 e

41,4%

70.822.292,87 e

41,1%

70.393.685,41 e

40,8%

sociaal-culturele activiteiten

26.168.506,63 e

16,2%

28.849.339,17 e

16,7%

30.463.115,98 e

17,7%

recuperatie personeelskosten

15.329.551,53 e

9,5%

13.835.902,90 e

8,0%

17.718.879,10 e

10,3%

andere inkomsten

12.924.870,91 e

8,0%

15.295.353,87 e

8,9%

11.751.053,35 e

6,8%

161.168.691,15 e

100,0%

172.289.074,93 e

100,0%

172.496.703,82 e

100,0%

totaal

SCVW: procentuele verdeling inkomsten 50% 40% 30% 20% 10% 0% 5% omzet

13% lidgelden

6% schenkingen en legaten

41% subsidies

18%

10%

7%

sociaal-culturele

recuperatie

andere

activiteiten

personeelskosten

inkomsten

Langs de inkomstenzijde rubriceerden we volgende inkomstencategorieën: - omzet (bijvoorbeeld inkomsten uit verkopen van goederen of sommige dienstprestaties); - lidgelden (zowel van werkelijke als van toegetreden leden); - schenkingen en legaten; - subsidies (van de diverse overheden, de Koning Boudewijnstichting, de Nationale Loterij ...); - inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (zoals vormingscursussen, activiteiten, publicaties, sponsoring, enzovoort); - recuperatie personeelskosten (bijvoorbeeld tussenkomsten Sociale Maribel en andere tewerkstellingsmaatregelen); - alle overige inkomsten (zoals financiële opbrengsten, uitzonderlijke opbrengsten, onttrekkingen, enzovoort). Wanneer we alle inkomsten binnen de gehele sector met zijn vier werksoorten in ogenschouw nemen, noteren we voor 2009 iets meer dan 172 miljoen euro. Goed 41 % hiervan zijn subsidies. Tellen we hier de recuperatie van personeelskosten (10 %) bij op, dan zien we dat in 2009 51 % van de middelen voor de sector van overheden komt. Inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (18 %) zijn na de subsidies de belangrijkste bron van inkomsten. Ook lidgelden spelen een belangrijke rol (13 %).

PROFIEL VAN DE SECTOR | 163


3. DE FINANCIËN 3.1. staalkaart van de financiën

SCVW: vergelijking aandeel inkomstenbronnen per werksoort omzet 50%

VER BEW VHS

40% andere inkomsten

LVI

lidgelden

30% 20% 10%

recuperatie personeelskosten

schenkingen en legaten

sociaal-culturele activiteiten

subsidies

In de grafiek hierboven tonen we het aandeel van inkomstenbronnen per werksoort: - verenigingen leven voornamelijk van subsidies (36 %), lidgelden (21 %) en sociaal-culturele activiteiten (17 %); - bewegingen werken voornamelijk met subsidies (47 %) en schenkingen/legaten (21 %); - Vormingplus-centra financieren hun werking voornamelijk met subsidies (77 %) en sociaal-culturele activiteiten (10 %). (We hebben voor de overzichtelijkheid de grafiek afgetopt op 50 %.) De centra wijken in hun subsidie-aandeel af van andere werksoorten. Ze krijgen van de decreetgever immers uitdrukkelijke, welomschreven en ambitieuze opdrachten, die weinig ruimte laten voor het verwerven van extra inkomsten; - landelijke vormingsinstellingen leven voornamelijk van subsidies (38 %) en sociaal-culturele activiteiten (28 %).

2. De inkomsten van de individuele organisaties SCVW: organisaties gerangschikt volgens inkomen VER

e 20.000.000

BEW VHS

e 15.000.000

LVI e 10.000.000 e 5.000.000 e0 0

10

20

30

40

50

60

De grafiek hierboven toont de diversiteit in de omvang van de inkomsten van de organisaties in de sector. Bewegingen zijn het ‘kleinst’: de helft (mediaan) heeft een ‘inkomen’ van minder dan 300.000 euro, gevolgd door de verenigingen met 700.000 euro. Tussen de verenigingen onderling bestaan heel grote verschillen. De kleinste vereniging doet het met 120.000 euro, de grootste met 18 miljoen. De Vormingplus-centra en de landelijke vormingsinstellingen zijn aan elkaar gewaagd met een mediaan van om en bij 1 miljoen euro inkomsten. De 7 ‘grootste’ organisaties van de sector zijn verenigingen. 164 | PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIËN 3.2. staalkaart van de financiën

3. Detail inkomsten: subsidies 2007 VOLC1 andere Afdelingen Ministerie

2008

2009

47.570.962,27 e

71,3%

49.421.980,22 e

69,8%

49.070.309,46 e

69,7%

4.044.058,05 e

6,1%

4.713.492,93 e

6,7%

4.703.942,42 e

6,7%

3.330.575,25 e

5,0%

4.641.154,98 e

6,6%

4.456.332,65 e

6,3%

parastatalen

1.237.194,76 e

1,9%

915.471,86 e

1,3%

897.384,86 e

1,3%

provincie

2.328.339,35 e

3,5%

2.311.757,97 e

3,3%

2.275.071,67 e

3,2%

331.677,26 e

0,5%

423.081,53 e

0,6%

422.862,13 e

0,6%

1.125.256,41 e

1,7%

557.621,73 e

0,8%

778.074,87 e

1,1%

587.863,74 e

0,9%

674.274,29 e

1,0%

751.056,37 e

1,1%

6.193.610,91 e

9,3%

7.163.457,36 e

10,1%

7.038.650,98 e

10,0%

66.749.538,00 e

100,0%

70.822.292,87 e

100,0%

70.393.685,41 e

100,0%

Cultuur, Jeugd, Sport en Media andere ministeries Vlaamse overheid

gemeente VGC Europese Unie overige totaal

SCVW: detail inkomsten: procentuele verdeling subsidies 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

70%

7% andere afdelingen Minis-

VOLC

terie Cultuur, Jeugd, Sport en Media

6%

1%

3%

1%

1%

1%

parastatalen

provincie

gemeente

VGC

10%

andere ministeries Vlaamse

Europese Unie

overige

overheid

De subsidies vanwege de Afdeling Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid (VOLC) maken het leeuwendeel (70 %) uit van de inkomsten uit subsidies. Dat geldt voor alle werksoorten.

1 VOLC is de afkorting voor de ‘Afdeling Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid’ van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwas-

senen. Deze afdeling volgt de uitvoering van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk op. In vorige edities van Boekstaven hanteerden we nog de naam ‘Afdeling Volksontwikkelingswerk’.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 165


3. DE FINANCIËN 3.2. staalkaart van de financiën

4. Verhouding inkomsten en subsidies Hieronder geven we een overzicht van: - het totaal aan inkomsten (I); - de totale subsidies (inclusief recuperatie personeelskosten) (S + R); - de subsidies vanwege VOLC (V). We berekenen telkens het percentuele aandeel ten opzichte van de totale inkomsten (I = 100 %). 2007 totaal inkomsten

2008

2009

I

161.168.691,15 e

100,0%

172.289.074,93 e

100,0%

172.496.703,82 e

100,0%

S+R

82.079.089,53 e

50,9%

84.658.195,77 e

49,1%

88.112.564,51 e

51,1%

V

47.570.962,27 e

29,5%

49.421.980,22 e

28,7%

49.070.309,46 e

28,4%

totaal subsidies (inclusief recuperatie personeelskosten) subsidies VOLC

SCVW: verhouding subsidies tegenover inkomsten 100%

Subsidies VOLC (totaal inkomsten=100%)

90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

100%

51%

totaal inkomsten

totaal subsidies

28% (incl. recuperatie personeelskosten

Het aandeel van alle subsidies (inclusief recuperatie van personeelskosten) samen bedraagt 51 % van de totale inkomsten. De helft van de inkomsten zijn dus ‘op eigen kracht’ verworven. De subsidies die op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (vanwege VOLC) worden uitgekeerd alleen, zijn goed voor 28 % van de inkomsten.

166 | PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIËN 3.2. staalkaart van de financiën

5. Verhouding inkomsten en subsidies per werksoort Hieronder geven we per werksoort een overzicht van - het totaal aan inkomsten (I); - de totale subsidies inclusief recuperatie personeelskosten (S + R); - de totale subsidies zonder recuperatie personeelskosten (S); - de subsidies vanwege VOLC (V). We berekenen telkens het percentuele aandeel ten opzichte van de totale inkomsten (I = 100 %). 2007

VER

2008

98.605.036,70 e

100,0%

109.568.431,35 e

100,0%

109.904.106,92 e

100,0%

S+R

47.530.547,17 e

48,2%

48.579.590,18 e

44,3%

51.352.955,08 e

46,7%

S

36.356.104,15 e

36,9%

39.220.302,26 e

35,8%

39.242.603,04 e

35,7%

V

23.133.345,66 e

23,5%

23.867.345,48 e

21,8%

24.018.853,04 e

21,9%

I S+R

15.096.345,30 e

100,0%

14.826.536,03 e

100,0%

15.041.979,95 e

100,0%

7.483.265,85 e

49,6%

7.651.658,54 e

51,6%

8.351.512,79 e

55,5%

S

6.315.486,95 e

41,8%

6.448.451,55 e

43,5%

6.999.189,10 e

46,5%

V

3.911.897,22 e

25,9%

4.114.046,28 e

27,7%

4.127.821,65 e

27,4%

I

13.356.919,70 e

100,0%

14.806.100,58 e

100,0%

15.461.613,02 e

100,0%

S+R

11.353.452,05 e

85,0%

12.420.679,93 e

83,9%

13.021.909,56 e

84,2%

S

10.830.917,72 e

81,1%

11.848.491,10 e

80,0%

11.901.189,12 e

77,0%

V

10.052.809,70 e

75,3%

11.124.384,75 e

75,1%

11.094.025,57 e

71,8%

I

34.110.389,45 e

100,0%

33.088.006,97 e

100,0%

32.025.907,89 e

100,0%

S+R

15.711.824,46 e

46,1%

16.006.267,12 e

48,4%

15.386.187,08 e

48,0%

S

13.247.029,18 e

38,8%

13.305.047,96 e

40,2%

12.250.704,15 e

38,3%

V

10.472.909,69 e

30,7%

10.316.203,71 e

31,2%

9.829.609,20 e

30,7%

2007

BEW

2008

2007

VHS

2009

2008

2007

LVI

2009

I

2009

2008

2009

Verenigingen rekenen voor hun financiering het minst op (loon)subsidies: ongeveer 47 %. De subsidies vanwege VOLC vormen bij deze werksoort een vijfde van de inkomsten. De Vormingplus-centra hebben het grootste aandeel subsidies en recuperatie personeelskosten in hun inkomsten: zo’n 84 %. Dit aandeel wordt in 2009 vertekend door een uitbetaling van aanzienlijke achterstallige tewerkstellingsmiddelen. Het aandeel VOLC-subsidies van de Vormingplus-centra daalt jaar na jaar.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 167


3. DE FINANCIËN 3.2. staalkaart van de financiën

3.2.2 UITGAVEN 52 % uitgaven naar personeelskosten 1. Overzicht 2007

2008

2009

uitgaven personeelskosten

85.581.718,97 e

53,1%

87.688.388,56 e

50,9%

90.266.285,02 e

handelsgoederen

5.692.549,09 e

3,5%

5.771.791,60 e

3,4%

4.798.925,25 e

2,8%

diverse goederen en diensten

56.470.969,96 e

35,0%

64.343.569,66 e

37,3%

66.273.209,85 e

38,4%

afschrijvingen-voorzieningen

3.087.260,09 e

1,9%

3.585.848,62 e

2,1%

2.073.441,28 e

1,2%

andere bedrijfskosten

1.065.567,37 e

0,7%

1.360.741,62 e

0,8%

1.195.046,56 e

0,7%

306.655,44 e

0,2%

622.138,30 e

0,4%

325.979,18 e

0,2%

uitzonderlijke kosten

1.510.814,24 e

0,9%

1.181.473,53 e

0,7%

1.235.348,47 e

0,7%

overboekingen

7.453.155,99 e

4,6%

7.735.123,04 e

4,5%

6.328.468,21 e

3,7%

161.168.691,15 e

100,0%

172.289.074,93 e

100,0%

172.496.703,82 e

100,0%

financiële kosten

totaal

52,3%

SCVW: procentuele verdeling uitgaven 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

52%

3%

personeels-

handels-

diverse goede- afschrijvingen-

38%

1%

1%

0%

1%

andere

financiële

uitzonderlijke

kosten

goederen

ren en diensten voorzieningen bedrijfskosten

kosten

kosten

4% overboekingen

Langs de uitgavenzijde bundelden we volgende uitgavenposten: - personeelskosten (zoals bezoldigingen en werkgeversbijdragen); - handelsgoederen; - diverse goederen en diensten (zoals huisvesting- en secretariaatskosten, organisatiekosten, kosten voor activiteiten en cursussen, tijdschriften, publicaties, dienstverlening, enzovoort); - afschrijvingen en voorzieningen; - andere bedrijfskosten (bijvoorbeeld bedrijfsbelastingen, minderwaarden, schenkingen); - financiële kosten (bijvoorbeeld renten, bankkosten); - uitzonderlijke kosten (bijvoorbeeld uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen); - overboekingen (naar bestemde fondsen en/of het resultaat). We noteren een groot aandeel van de personeelsuitgaven (52 %). Diverse goederen en diensten (waaronder de kost van de activiteiten) zijn goed voor 38 % van de uitgaven.

168 | PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIËN 3.2. staalkaart van de financiën

SCVW: vergelijking aandeel uitgavenposten per werksoort

overboekingen

uitzonderlijke kosten

personeelskosten 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

financiële kosten

VER BEW VHS

handels-goederen

LVI

diverse goederen en diensten

afschrijvingen-voorzieningen andere bedrijfskosten

De uitgavenstructuur is per werksoort gelijkaardig. Personeelskosten zijn voor alle werksoorten de grootste kost (variërend van 49 % bij de verenigingen tot 61 % bij de Vormingplus-centra). ‘Diverse goederen en diensten’ (waaronder de kost van activiteiten) zijn de tweede uitgavenpost (variërend van 27 % bij de Vormingplus-centra tot 41 % bij de verenigingen).

2. Verhouding personeelskosten en subsidies VOLC 2007 subsidies VOLC (inclusief recuperatie personeelskosten) personeelskosten

2008

2009

62.900.513,80 e

100,0%

63.257.883,12 e

100,0%

66.789.188,56 e

100,0%

85.581.718,97 e

136,1%

87.688.388,56 e

138,6%

90.266.285,02 e

135,2%

SCVW: verhouding subsidies VOLC (inclusief recuperatie personeelskosten) tegenover personeelskosten 160% 140% 120% 100% 80% 60% 40% 20% 0%

100%

135%

subsidies VOLC

personeelskosten

De personeelskosten voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk overstijgen ruim de subsidies die op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk worden verworven. Als we de subsidies vanwege VOLC, vermeerderd met de recuperatie van bepaalde personeelskosten, als referentiepunt nemen (100 %), bedragen de personeelskosten 135 %.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 169


3. DE FINANCIテ起 3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie

3.3 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE We vermelden hier de subsidiecijfers voor 2009 zoals vermeld in het Jaarverslag van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen. Bij het ter perse gaan van het verslag waren deze bedragen nog steeds voorwaardelijk.

3.3.1 VERENIGINGEN VOSOG Scouting voor volwassenen

56.230,00 e

Federation of Anglophone Africans in Belgium (FAAB)

117.367,76 e

Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF)

123.637,40 e

Welzijnsschakels

125.392,90 e

Federatie Wereldvrouwen

155.236,41 e

Het Vlaamse Kruis

200.628,64 e

Verbond VOS, Vlaamse Vredesvereniging (VOS)

208.152,21 e

テァavaria

213.167,93 e

ConTempo

213.167,93 e

FVK-Rodenbachfonds

213.167,93 e

Masereelfonds

225.707,22 e

Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV)

228.215,08 e

Vlaams Verbond voor Gepensioneerden (VVVG)

230.722,94 e

Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM)

232.729,22 e

LVZ Vormingsdienst

233.230,79 e

Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS)

238.246,51 e

A. Vermeylenfonds

240.754,37 e

Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF)

246.271,66 e

Platform van Afrikaanse gemeenschappen

251.287,37 e

Vlaamse Volksbeweging

258.590,52 e

Federatie van Marokkaanse Democratische Organisaties (FMDO)

263.325,09 e

Unie van Turkse Verenigingen (UTV)

267.588,45 e

Similes, Federatie van Vlaamse Simileskringen

267.685,14 e

Amnesty International Vlaanderen

274.199,97 e

Acli-Vlaanderen

281.632,45 e

ATB De Natuurvrienden

281.977,57 e

AIF, Multiculturele Federatie van Zelforganisaties

290.660,74 e

Willemsfonds

293.711,78 e

Liberale Vrouwen

297.705,30 e

Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (Velt)

301.986,42 e

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV)

312.493,03 e

Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL)

329.237,90 e

Vereniging voor personen met een handicap (VFG)

332.735,40 e

Unie der Turks Islamitische Culturele Verenigingen (Turkse Unie van Belgiテォ)

336.455,58 e

Federatie Marokkaanse Verenigingen (FMV)

344.144,47 e

Unizo-Vorming - zelfstandige ondernemers

377.612,57 e

Neos - netwerk van ondernemende senioren

381.514,93 e

Linx+

393.222,01 e

vtbKultuur

445.903,90 e

Internationaal Comitテゥ (IC)

446.333,49 e

170 | PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIテ起 3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie

KVG-Vorming - Open kijk op handicap

522.653,51 e

Liberale Beweging voor Volksontwikkeling (LBV)

544.992,41 e

markant - Netwerk van Ondernemende Vrouwen

596.206,69 e

curieus

614.020,35 e

VIVA-SVV Socialistische Vrouwenvereniging

640.740,85 e

Pasar - Vleugels voor je vrije tijd

691.585,14 e

S-Plus

707.353,64 e

Davidsfonds

710.882,15 e

Gezinsbond

744.282,77 e

Landelijke Gilden

836.368,67 e

Ziekenzorg CM

1.076.667,03 e

OKRA

1.195.383,56 e

kwb

1.296.905,35 e

KVLV - Vrouwen met vaart

1.361.563,39 e

KAV - Vrouwen die bewegen totaal

2.053.486,99 e 24.125.123,48 e

PROFIEL VAN DE SECTOR | 171


3. DE FINANCIテ起 3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie

3.3.2 BEWEGINGEN Bond zonder Naam Cultuur

84.345,00 e

Instituut voor Maatschappijkritische Actie, Vorming en Onderzoek (IMAVO)

84.345,00 e

Kerkwerk Multicultureel Samenleven

84.345,00 e

Kif Kif

84.345,00 e

Koerdisch Instituut

84.345,00 e

Liga voor Mensenrechten

84.345,00 e

LINC

84.345,00 e

Vluchtelingenwerk Vlaanderen

84.345,00 e

Voedselteams

84.345,00 e

Wervel

84.345,00 e

Verbruikersateljee

95.591,00 e

De Wakkere Burger

101.214,00 e

Integraal

101.214,00 e

Beweging Tegen Geweld - Zijn

112.460,00 e

Blindenzorg Licht en Liefde - Zicht op Cultuur

112.460,00 e

EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief)

112.460,00 e

Netwerk Bewust Verbruiken

112.460,00 e

Vaka/Hand in Hand

112.460,00 e

Forum voor Vredesactie

134.952,00 e

Sociumi

134.952,00 e

zij-kant

134.952,00 e

Ryckevelde

140.575,00 e

Mobiel 21

146.198,00 e

Bedevaart naar de graven aan de IJzer

168.690,00 e

De Maakbare Mens

168.690,00 e

GetBasic

168.690,00 e

Pax Christi Vlaanderen

168.690,00 e

Welzijnszorg

168.690,00 e

Vrede

179.936,00 e

Toemeka

185.052,93 e

Netwerk Vlaanderen totaal

172 | PROFIEL VAN DE SECTOR

224.920,00 e 3.828.756,93 e


3. DE FINANCIËN 3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie

3.3.3 VORMINGPLUS-CENTRA Vormingplus Brussel (Citizenne)

525.711,80 e

Vormingplus regio Brugge

525.711,80 e

Vormingplus regio Mechelen

527.653,89 e

Vormingplus Oostende-Westhoek

604.417,96 e

Vormingplus Vlaamse Ardennen-Dender

641.259,85 e

Vormingplus Waas-en-Dender

703.484,53 e

Vormingplus Kempen

704.832,37 e

Vormingplus Oost-Brabant

786.225,29 e

Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen

856.403,71 e

Vormingplus Halle-Vilvoorde (Arch’educ)

968.590,99 e

Vormingplus Gent-Eeklo Vormingplus Limburg Vormingplus Antwerpen totaal

989.329,74 e 1.369.698,70 e 1.606.031,70 e 10.809.352,33 e

PROFIEL VAN DE SECTOR | 173


3. DE FINANCIテ起 3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie

3.3.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN 1. Gespecialiseerde vormingsinstellingen (Atelier Cirkel)

130.453,60 e

Inverde

130.453,60 e

Motief

130.453,60 e

Universiteit Vrije Tijd Davidsfonds

130.453,60 e

Halewynstichting

141.020,34 e

Uitstraling Permanente Vorming (UPV)

160.197,02 e

Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang (VCOK)

163.067,00 e

Impuls

179.504,15 e

Timotheus

205.658,59 e

Stichting Lodewijk de Raet

228.293,80 e

Amarant

282.696,82 e

Zorg-Saam

291.576,46 e

Centrum voor Natuur- en Milieu-educatie (CVN)

391.360,80 e

Natuurpunt Educatie

391.360,80 e

Centrum voor Christelijk Vormingswerk (CCV), partner in christelijk vormingswerk

404.620,67 e

Vormingsinstituut Rode Kruis Vlaanderen

410.202,66 e

PRH-Persoonlijkheid en Relaties

424.133,13 e

Wisper

685.666,08 e

totaal

4.881.172,72 e

2. Syndicale vormingsinstellingen Comテゥ Vorming en Actie

392.767,56 e 905.602,56 e

Ateliers voor Werknemersvorming

1.531.723,58 e

totaal

2.830.093,70 e

3. Vormingsinstellingen voor personen met een handicap KR8

522.547,92 e

Z11

564.732,24 e

Op-Stap totaal

677.554,93 e 1.764.835,09 e

4. Federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap Vijftact

Totaal landelijke vormingsinstellingen

174 | PROFIEL VAN DE SECTOR

766.853,38 e

10.242.954,89 e


3. DE FINANCIテ起 3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie

PROFIEL VAN DE SECTOR | 175


176 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


DEEL 3

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


178 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


inhoud

INHOUD DEEL 3 inleiding 1. Vlaams Parlement, de Commissie Cultuur 2. De Vlaamse regering 3. Minister Schauvliege, haar kabinet en de sociaal-culturele sector 4. Minister Schauvliege en haar administratie voor de sociaal-culturele sector 5. De organisaties worden geÍvalueerd 6. Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk 7. Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk 8. De verenigingen 9. De bewegingen 10. De Vormingplus-centra 11. De landelijke vormingsinstellingen 12. Het steunpunt en de belangenbehartiger 13. Tewerkstelling 14. Het adviesstelsel 15. Hete thema’s 1. Vrijwilligerswerk 2. Auteursrechten 3. Participatie 4. De Verenigde Verenigingen en de ondersteuning van het middenveld 5. Valoriseren van competenties 6. Interculturaliteit en diversiteit 7. Provincies en interne staatshervorming 8. Opleidingscheques 9. Verenigingslokalen

181 182 183 186 189 191 196 199 205 209 212 214 217 218 222 224 224 228 231 234 237 241 242 245 248

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 179


180 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


inleiding

INLEIDING In dit deel focussen we op het beleid dat in de referteperiode van het parlementaire jaar 2009-2010 voor en over de sociaal-culturele volwassenensector is gevoerd. We nemen hierbij verschillende actoren onder de loep. We proberen je mee te laten kijken in de beleidsontwikkelingen van alle dag. Wie werkt op het kabinet van de minister van Cultuur voor de sociaal-culturele sector, welke ambtenaren maken het mooie weer, welke politici tonen een levendige belangstelling voor ons werk, zijn er voor onze sector relevante adviezen afgeleverd door de adviesraden? En hoe zit dat nu met die evaluaties in de sector? Wat zijn de hete thema’s in het beleid ten aanzien van onze sector? Vragen die in dit deel een antwoord krijgen. Merk op dat de meeste besparingsperikelen en de protesten hiertegen buiten het bestek van dit Beleidsjaarboek vallen. Die actualiteit hoort bij het parlementair jaar 2010-2011. Daarover kan je meer lezen in de volgende editie. In dit deel verwijzen we courant naar relevante brondocumenten. Deze documenten zijn gebruiksvriendelijk opgenomen op de CDROM bij dit boek.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 181


1. Vlaams Parlement, de Commissie Cultuur

1. VLAAMS PARLEMENT, DE COMMISSIE CULTUUR 1. Vlaams Parlement Het Vlaams Parlement is de vergadering van Vlaamse volksvertegenwoordigers, die door de burgers om de vijf jaar worden verkozen. Het parlement heeft een wetgevende macht en legt de spelregels voor iedereen vast in decreten. Het parlement keurt elk jaar de begroting goed en controleert de werking van de regering. Op 7 juni 2009 vinden parlementsverkiezingen plaats. Dit leidt tot een nieuwe samenstelling van het Vlaams Parlement.

2. Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media EĂŠn van de commissies in het Vlaams Parlement is de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (ook wel kortweg: Commissie Cultuur). Een commissie is een vergadering van een beperkt aantal volksvertegenwoordigers. Elke commissie bestaat in de regel uit vijftien vaste en vijftien plaatsvervangende leden, verdeeld volgens de sterkte van de fracties. Elke commissie kiest een voorzitter die de vergaderingen samenroept en voorzit. De nieuwe samenstelling van het Vlaams Parlement (na de verkiezingen van 7 juni 2009) leidt tot een nieuwe samenstelling van de Commissie Cultuur (zie doc. 1). Philippe De Coene (sp.a) wordt voorzitter en Bart Caron (Groen!) ondervoorzitter. Dirk Mattens blijft vanuit het parlement toegewezen als administratief commissiesecretaris. De commissies hebben als belangrijkste taak het decreetgevende werk van het Vlaams Parlement voor te bereiden. Een commissie kan ook hoorzittingen organiseren om zich beter te informeren over alle aspecten van een voorstel of ontwerp van decreet. Elke commissie controleert ook het beleid van de Vlaamse Regering. Zij beschikt daartoe over een aantal controlemogelijkheden. De volksvertegenwoordigers kunnen een vraag om uitleg stellen aan een minister over een actueel en concreet probleem. Een volksvertegenwoordiger die een uitgebreider probleem van algemeen belang ter sprake wil brengen, kan een interpellatie houden. Interpellaties kunnen aanleiding geven tot het indienen van een motie van wantrouwen of een met redenen omklede motie waarover in de plenaire vergadering wordt gestemd (zie doc. 2). De Commissie Cultuur houdt zich ook bezig met het sociaal-cultureel volwassenenwerk. In andere delen van het Beleidsjaarboek gaan we nader in op deze werkzaamheden. We stippen aan dat in 2009-2010 vooral de begrotingsbesprekingen, de besprekingen van de beleidsnota, de negatieve beslissingen in het kader van de evaluatieprocedure, de behandeling van de problematiek van subsidies en indexering de parlementsleden bezig houden.

Documenten 1. Samenstelling van de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media (legislatuur 2009-2014) 2. Opdracht van de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media

182 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


2. de Vlaamse Regering

2. DE VLAAMSE REGERING De Vlaamse Regering, geleid door de Vlaamse minister-president, voert de goedgekeurde ontwerpen en voorstellen van decreet, beleidsnota’s, beleidsbrieven, samenwerkingsakkoorden uit en bestuurt de Vlaamse Gemeenschap met behulp van haar ambtenaren. De regering heeft ongetwijfeld een grote macht, maar die wordt begrensd door de lijnen die het Parlement uittekent en de geldmiddelen die het haar geeft. Iedere minister in de Vlaamse Regering heeft specifieke bevoegdheden. Vlaanderen werkt met “legislatuurparlementen”. Dat betekent dat het Parlement niet ontbonden kan worden voordat de legislatuur van vijf jaar voorbij is: er kunnen dus geen vervroegde verkiezingen voor het Vlaams Parlement plaatsvinden. Als het vertrouwen in de regering wordt opgezegd, moet het Vlaams Parlement er onmiddellijk een andere regering voor in de plaats stellen. Dit gebeurt via een “constructieve motie van wantrouwen”. Na haar benoeming legt de nieuwe regering een verklaring over het regeerakkoord af in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement. Hierover houdt het Parlement dan een debat en volgt er een stemming.

1. Een nieuwe regering, een nieuw akkoord Op 13 juli 2009 legt de nieuwe Vlaamse regering de eed af in het Vlaams Parlement. De leiding ligt in handen van Vlaams ministerpresident Kris Peeters (CD&V). De twee vice-ministers-presidenten zijn Ingrid Lieten (sp.a) en Geert Bourgeois (N-VA). De Vlaamse regering bestaat uit 9 leden, waarvan 4 vrouwen en 5 mannen (zie doc. 1). Het regeerakkoord (zie doc. 2) krijgt als titel “Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden” en als ondertitel “Voor een vernieuwende, duurzame en warme samenleving”. Vier van de bijna honderd bladzijden worden besteed aan Cultuur, Jeugd en Sport. In de alinea’s die voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk relevant zijn, gaat vooral aandacht naar het verenigingsleven, het vrijwilligerswerk, elders verworven competenties, cultuureducatie, participatie, diversiteit en monitoring. Volgende accenten zijn relevant voor het sociaal-cultureel werk: - blijven investeren in een breed cultuurbeleid waarbij het maatschappelijk engagement, participatie, interculturaliteit en sociale cohesie centraal staan; - het afsluiten van een geactualiseerd Charter met de Verenigde Verenigingen om de aandacht voor het verenigingsleven en het vrijwilligerswerk te verankeren; - via een nieuwe versie van het actieplan Samen Vereenvoudigden enerzijds binnen de Vlaamse bevoegdheden de overlast wegwerken en anderzijds de problemen op federaal niveau agenderen; - inzetten op het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk in 2011; - in het kader van de culturele diversiteit investeren in duurzame werkvormen waarbij de cultuurgemeenschappen met veel respect voor hun afkomst en eigenheid, maar ook in hun ondertussen diepe Vlaamse verankering, een structurele aandacht vinden; - een actieve, structurele en projectmatige ondersteuning van het verenigingsleven; - een doorzichtige subsidieregeling, eenvoudige regelgeving en de blijvende erkenning en ondersteuning van het vrijwilligerswerk; - participatiedrempels verder wegwerken, met bijzondere aandacht voor kansengroepen; - via onderwijs, amateurkunsten, sociaal-cultureel werk, kunsten- en erfgoedorganisaties aandacht besteden aan cultuureducatie en -toeleiding; - erkenning van elders verworven competenties en kwalificaties moet de waarde van niet-formeel leren, onder andere via het verenigingsleven, beter zichtbaar maken en valoriseren; er gebeurt afstemming met onderwijs, werk en met Europese initiatieven; - verder stimuleren van gemeenschapsvorming in het lokaal cultuurbeleid;

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 183


2. de Vlaamse Regering

- het ontwikkelen van een monitoringinstrument voor de sociaal-culturele sector met als doel het in kaart brengen van tendensen in de sector en het versterken van de maatschappelijke positie; dit kan niet leiden tot een grotere planlast voor de sociaal-culturele organisaties en gebeurt in overleg tussen de betrokken IVA’s de steunpunten en de bovenbouw; - verenigingen worden ondersteund om hun energieverbruik betekenisvol te verminderen; - samen met het verenigingsleven Vlaanderen in Actie verder concretiseren en uitvoeren; - het ontwikkelen van brede leefscholen, in nauwe samenwerking met de samenleving, het verenigingsleven, de bedrijven, de social profit en de overheidsinstellingen.

2. De regeerverklaring Op maandag 13 juli 2009 leest Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V) de regeerverklaring voor (zie doc.3). Hierin vat hij het regeerakkoord kernachtig samen en bevestigt hij opnieuw het belang van het verenigingsleven en het vrijwilligerswerk: “De Vlaamse Regering heeft in deze moeilijke tijden een belangrijke opdracht maar wij kunnen het niet alleen aan. Het is door samenwerking, door krachtenbundeling, in het bijzonder met de sociale partners, het verenigingsleven en met het middenveld in brede zin, dat de zo noodzakelijke transformatie van Vlaanderen mogelijk wordt.” Ook andere accenten, in zoverre van belang voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, liggen in de lijn van het regeerakkoord: - het vrijwilligerswerk als steunpilaar van onze samenleving zal actief ondersteund worden; - competenties moeten worden gevaloriseerd; - levenslang leren is belangrijk; - het Charter met de Verenigde Verenigingen wordt geactualiseerd; - een meerjarenplan voor culturele infrastructuur wordt opgemaakt.

3. De Septemberverklaring Jaarlijks legt de Vlaamse Regering de Septemberverklaring af in het Vlaams Parlement (zie doc. 4). Hierin behandelt ze de algemeen maatschappelijke situatie en de krachtlijnen van de begroting voor het volgende kalenderjaar. Het is traditie dat deze verklaring op de vierde maandag van september wordt afgelegd. In principe is er aan het begin van een legislatuur geen Septemberverklaring, omdat (in de praktijk) het Regeerakkoord net is afgerond en de ministers hun beleidsnota’s indienen. Toch legt Vlaams minister-president Kris Peeters op 28 september 2009 uitzonderlijk een Septemberverklaring af. De voornaamste oorzaak is het feit dat de regering het parlement uitvoerig wil informeren over de afgesproken budgettaire ingrepen in het kader van de begrotingscontrole 2009 en de begrotingsopmaak 2010. In zijn verklaring vermeldt de minister-president de noodzaak van een duurzaam werkgelegenheidsplan, een investeringsplan en een besparingsagenda.

184 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


2. de Vlaamse Regering

Documenten 1. De bevoegdheden binnen de Vlaamse Regering 2. Het Vlaams Regeerakkoord 2009-2014 “Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden” Juli 2009 3. Regeringsverklaring van de Vlaamse Regering Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 31 (2009) - Nr. 1 13 juli 2009 4. De Septemberverklaring van 28 september 2009

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 185


3. minister Schauvliege, haar kabinet en de sociaal-culturele sector

3. MINISTER SCHAUVLIEGE, HAAR KABINET EN DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR 1. De minister en haar kabinet In het parlementair jaar 2009-2010 is Joke Schauvliege (CD&V) minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur. Sam De Smedt is haar kabinetschef. In het kabinet werken een aantal medewerksters rond de diverse sociaal-culturele materies (voor de kabinetssamenstelling, zie doc. 1). Gerda Van der Plas is de adjunct-kabinetschef Cultuur. Zij is ook verantwoordelijk voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Voor het cultuurparticipatiebeleid is Poli Roumeliotis verantwoordelijk, terwijl Lien Verwaeren instaat voor het lokaal cultuurbeleid, de amateurkunsten en het circusbeleid.

2. Beleidsnota Cultuur Bij het begin van een nieuwe regeerperiode dienen de leden van de Vlaamse Regering hun beleidsnota’s in bij het Vlaams Parlement. Een beleidsnota is een document waarin een minister aangeeft hoe hij of zij voor zijn of haar bevoegdheden het regeerakkoord zal realiseren in de loop van de legislatuur. De beleidsnota’s geven dus de grote strategische keuzes en opties van het beleid voor de duur van de regeerperiode weer. Het indienen van beleidsnota’s is vastgelegd in het reglement van het Vlaams Parlement. De nota’s worden ingediend bij de voorzitter van het Vlaams Parlement. In de weken volgend op de indiening worden ze besproken. Vervolgens formuleren de fracties in het Parlement moties waarin ze inhoudelijke accenten leggen (een “met redenen omklede motie”) of waarin ze stellen geen vertrouwen (meer) te hebben in de regering ( een “motie van wantrouwen”). Op basis hiervan wordt uiteindelijk in de plenaire vergadering gedebatteerd. Over de moties wordt tenslotte gestemd. Het parlementair jaar 2009-2010 is meteen ook het begin van de nieuwe regeerperiode. Bijgevolg schrijft Cultuurminister Joke Schauvliege (CD&V) een beleidsnota 2009-2014 over het beleidsdomein Cultuur (zie doc. 2). Deze beleidsnota omvat ook keuzes en opties voor het beleid voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Haar beleidsnota is opgebouwd rond zeven strategische doelstellingen: - duurzaam beleid voeren; - participatie en diversiteit als motoren voor vernieuwing verankeren; - e-cultuur en digitalisering bevorderen; - competentieverwerving en -waardering stimuleren; - aandacht voor cultuurmanagement en een culturele economie; - internationaal cultuurbeleid versterken; - eco-cultuur initiëren. Tien operationele doelstellingen hebben specifiek betrekking op het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Levenslang leren, participatie en diversiteit krijgen extra aandacht. Het verzamelen van (onderzoeks)gegevens krijgt enige nadruk. Op 3 december 2009 licht de minister haar beleidsnota toe in de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media en volgt de toelichting van de verschillende adviezen van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) en zijn deelraden. Op 7 januari en 14 januari debatteren de commissieleden en de minister hierover (zie doc. 3). In haar algemene uiteenzetting stipt minister Schauvliege onder meer volgende elementen aan die zij in verband brengt met het sociaal-cultureel volwassenenwerk: - zoeken naar een op elkaar afgestemde verzameling van gegevens; - opvolgen en evalueren van de evaluatieprocedure;

186 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


3. minister Schauvliege, haar kabinet en de sociaal-culturele sector

- een eenduidige invulling van de kerntaken van de steunpunten en bovenbouworganisaties; - bij de onderhandeling over de nieuwe Vlaamse Intersectorale Akkoorden (VIA 4) ook streven naar het transparanter maken van de bestaande akkoorden; - behouden van diversiteit en interculturaliteit als beleidsprioriteit; - inschakelen van vormingsinstellingen, bewegingen en verenigingen in het wegwijs maken van het publiek in het digitale aanbod; - investeren in levenslang en levensbreed leren en de erkenning van eerder of elders verworven competenties (EVC); - via een impulsbeleid het duurzaamheidsconcept nog meer laten doordringen in de sociaal-culturele sector, die met zijn educatieve en sensibiliserende kracht kan werken aan attitude- en praktijkverandering; - strategisch inzetten op cultuureducatie en het opbouwen van culturele competenties; - via een projectoproep goede voorbeelden inzake eco-cultuur ondersteunen. Na afloop van het debat worden drie moties voorgelegd aan de plenaire vergadering, die er op 24 maart 2010 over stemt: één motie van de Groen!-fractie, één motie vanwege Open Vld en één motie die ingediend wordt door de meerderheidsfracties CD&V, sp.a en N-VA. Uiteindelijk overleeft enkel deze laatste motie, zonder een tegenstem. Voor het sociaal-cultureel werk bepleit de motie decretale stabiliteit en een rationalisering van de bovenbouw (zie doc. 4, 5 en 6).

3. Cultuurforum 2020 Het is één van de uitgangspunten van Cultuurminister Joke Schauvliege om cultuur een plaats te geven in het VIA-project (Vlaanderen in Actie) van de Vlaamse Regering. Bovendien wil ze de cultuursector bij het beleid betrekken. Dit zijn de belangrijkste motieven om op 25 januari 2010 met het Cultuurforum 2020 van start te gaan. De minister wil het debat aanwakkeren over hoe het cultuurbeleid in Vlaanderen er in 2020 zou moeten uitzien. Voor een verdere uitwerking van de zeven strategische doelstellingen uit haar beleidsnota worden werkgroepen - “ateliers” genaamd - opgericht. Elk atelier bestaat uit een twintigtal mensen, vooral uit de cultuursector. Zij schrijven voor elke strategische doelstelling uit de beleidsnota Cultuur (zie boven) een rapport, waarin “doorbraken” worden geformuleerd om gewenste doelen in 2020 te bereiken (zie doc. 7). Tijdens het afsluitmoment in Gent op 7 juni 2010 discussieert de cultuursector over de aanbevelingen. Na afloop legt minister Joke Schauvliege in haar toespraak (zie doc. 8) al een aantal accenten. Voor het sociaal-cultureel werk wijst ze op het belang van statistische gegevens. Zij beklemtoont de belangrijke rol van verenigingen, bewegingen, volkshogescholen en vormingsinstellingen in het kader van het informeel leren.

4. Beleidsbrieven Een beleidsbrief is een overzicht door elke Vlaamse minister van de manier waarop de begroting uitgevoerd wordt voor zijn of haar beleidsdomein(en) tijdens het lopende begrotingsjaar en van het beleid dat hij of zij tijdens het volgende begrotingsjaar wil voeren. Een beleidsbrief bevat ook een overzicht van de manier waarop de regering het regeerakkoord, de beleidsnota’s en de resoluties en moties van het Parlement heeft uitgevoerd. Elke minister dient één of meer beleidsbrieven in, voor de domeinen waarover hij of zij bevoegd is. Beleidsbrieven worden samen met het ontwerp van decreet ‘houdende de algemene uitgavenbegroting’ ingediend. De beleidsbrieven worden besproken in de commissie die bevoegd is voor het domein van de beleidsbrief, samen met het gedeelte van het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting waarvoor diezelfde commissie bevoegd is. Ook de minister van Cultuur schrijft dus jaarlijks een beleidsbrief, de zogenaamde ‘beleidsbrief Cultuur’. Deze beleidsbrief omvat ook de keuzes en opties voor het beleid voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk voor dat jaar. In het jaar waarin de regering wordt benoemd, moeten de ministers geen beleidsbrieven indienen, wel beleidsnota’s. In het parlementair jaar 2009-2010 was er dus geen beleidsbrief.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 187


3. minister Schauvliege, haar kabinet en de sociaal-culturele sector

Documenten 1. Samenstelling van het kabinet van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur 2. Beleidsnota 2009 - 2014 Cultuur van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 192 (2009-2010) - Nr. 1 26 oktober 2009 3. Beleidsnota 2009-2014 Cultuur van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur verslag namens de Commissie Cultuur Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2009-2010 Stuk 192 (2009-2010) – Nr. 5 5 februari 2010 4. Met redenen omklede motie van de heren Paul Delva, Johan Verstreken, Veli Yßksel (CD&V), Lieven Dehandschutter, Wilfried Vandaele (N-VA) en Philippe De Coene en mevrouw Yamila Idrissi (sp.a) bij de Beleidsnota Cultuur Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 192 (2009-2010) - Nr. 4 19 januari 2010 5. Met redenen omklede motie van de heren Jean-Jacques De Gucht, Herman Schueremans, Peter Gysbrechts, Bart Tommelein en Sven Gatz (Open Vld) bij de Beleidsnota Cultuur Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 192 (2009-2010) - Nr. 3 19 januari 2010 6. Met redenen omklede motie van de heren Bart Caron en Luckas Van Der Taelen (Groen!) bij de Beleidsnota Cultuur Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 192 (2009-2010) - Nr. 2 18 januari 2010 7. Visieteksten Cultuurforum 2020 juni 2010 8. Toespraak van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur op de slotdag van het Cultuurforum, 7 juni 2010, Gent

188 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


4. minister Schauvliege en haar administratie voor de sociaal-culturele sector

4. MINISTER SCHAUVLIEGE EN HAAR ADMINISTRATIE VOOR DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR Naast zijn of haar kabinet wordt een minister ook bijgestaan door de overheidsadministratie. In de periode 2009-2010 doen zich in de administratie, met name bij het team dat het sociaal-cultureel volwassenenwerk opvolgt, een aantal wijzigingen voor.

1. Het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media In het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media (zie doc. 1) situeert zich het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Het Departement wordt geleid door Christine Claus. Daarnaast zijn er twee Intern Verzelfstandige Agentschappen (IVA’s) zonder rechtspersoonlijkheid: Kunsten en Erfgoed, met als administrateur-generaal Jos Van Rillaer, en Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen, met als administrateur-generaal An Vrancken. Daarnaast vormt ook het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) een aparte IVA zonder rechtspersoonlijkheid, onder leiding van Paul Huvenne. Het Departement en deze drie IVA’s vormen samen het Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media. De managers of topambtenaren van het Departement en de agentschappen (ook Bloso en de Regulator voor de Media) vormen samen de beleidsraad van de administratie Cultuur, Jeugd, Sport en Media. De beleidsraad is het forum waar het politieke en administratieve domein elkaar ontmoeten en overleggen om de politieke beleidsvoering door de regering te ondersteunen. Dit overleg wordt mee geïnspireerd door de beleidsadviezen over strategische beleidsaangelegenheden door de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC). De samenstelling van de Vlaamse Regering weerspiegelt niet hetzelfde homogene beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Vier verschillende ministers hebben hier een bevoegdheid: Joke Schauvliege (Cultuur), Pascal Smet (Jeugd), Philippe Muyters (Sport) en Ingrid Lieten (Media).

2. Het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen Het Intern Verzelfstandigd Agentschap (IVA) Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen (zie doc. 2) telt 123 personeelsleden (102 voltijdse equivalenten). Het Agentschap heeft als missie het stimuleren van een rijk en gedifferentieerd aanbod aan sociaal-culturele activiteiten die op niet-commerciële basis worden georganiseerd, ter bevordering van de algemene ontwikkeling van alle burgers - kinderen, jongeren en volwassenen - en ter verhoging van de maatschappelijke en culturele participatie. An Vrancken is de leidend ambtenaar van het Agentschap. Zij wordt hierin bijgestaan door twee afdelingshoofden: Johan Van Gaens, Afdelingshoofd Jeugd en Geert Roelandts, Afdelingshoofd Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid (VOLC). Omdat Jeugd de bevoegdheid is van minister Pascal Smet en Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid deze van minister Joke Schauvliege, betekent dit dat één IVA door twee ministers wordt aangestuurd. Begin 2010 lanceert het IVA zijn nieuwe website www.sociaalcultureel.be. Hiermee geeft het Agentschap een overzichtelijk beeld van de verschillende subsidielijnen binnen de sector van het sociaal-cultureel werk. Ook de beleidsontwikkelingen en de andere opdrachten van het Agentschap worden er toegelicht.

3. Drie teams Binnen de afdeling VOLC, staat het team Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk (zie doc. 3) onder leiding van Luc Goossens. Het team Lokaal Cultuurbeleid staat onder leiding van Mia De Smedt en Marie-Anne Van Hijfte leidt het team Participatie.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 189


4. minister Schauvliege en haar administratie voor de sociaal-culturele sector

Luc Goossens volgt ook de interprofessionele akkoorden op. Zijn team wijzigt grondig van samenstelling in de periode 2009-2010. Alle aanspreekpunten voor de werksoorten binnen het sociaal-cultureel volwassenenwerk worden vervangen. Noemi De Clercq, die de vorige jaren de vormingsinstellingen opvolgde, is nu binnen hetzelfde team verantwoordelijke voor de sector Amateurkunsten. De overige aanspreekpunten hebben (al dan niet tijdelijk) de dienst verlaten. Bart Van Put is nu domeinverantwoordelijke voor de sociaal-culturele verenigingen en de migrantenverenigingen. Sarah Beernaert is verantwoordelijk voor de sociaal-culturele bewegingen en Barbara Beausaert voor de volkshogescholen, vormingsinstellingen voor bijzondere doelgroepen, syndicale vormingsinstellingen, de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap en de gespecialiseerde vormingsinstellingen. Jelle Van Opstal staat voor deze laatste groep mee in voor de subsidieverstrekking en -administratie, terwijl Johan Huts dit voor de bewegingen en verenigingen doet. De algemene ondersteuning ligt in de handen van Anne-Marie Delaere, hierin bijgestaan door Annie D’hondt en Huguette Van Kerckhove. Binnen het team Participatie (zie doc. 4), onder leiding van Marie-Anne Van Hijfte, staat Bart De Boiserie in voor de cultuurparticipatieprojecten. Barbara Beausaert volgt ook mee de evoluties inzake levenslang en levensbreed leren, samen met Elien Gillaerts en Marijke Verdoodt van het Departement CJSM. Deze laatste is ook verantwoordelijk voor de beleidsmatige linken tussen cultuur en onderwijs.

Documenten 1. Organogram van het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media 2. Agentschap Sociaal-Cultureel Werk: opdrachten 3. Samenstelling team Sociaal-Cultureel Werk voor Volwassenen 4. Samenstelling team Participatie

190 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


5. de organisaties worden geëvalueerd

5. DE ORGANISATIES WORDEN GEËVALUEERD 1. Procedure Met de wijziging van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk in 2008 werd de wijze van evalueren van de erkende en/of gesubsidieerde organisaties grondig vernieuwd. Voortaan staat de concrete werking centraal en krijgen de organisaties bezoek van een visitatiecommissie. De decreetgevers tekenden bovendien een procedure van woord en wederwoord uit (zie doc. 1): 1. elke organisatie krijgt tijdens de vijfjaarlijkse beleidsperiode een bezoek van een visitatiecommissie. De commissie is samengesteld uit leden van de administratie en externe deskundigen; 2. de visitatiecommissie brengt na haar bezoek een verslag uit, waarin de bevindingen worden gemotiveerd en eventueel aanbevelingen worden gedaan; 3. de organisatie kan schriftelijk commentaar leveren op het visitatieverslag; 4. het visitatieverslag, samen met de commentaar van de organisatie, de controle van de voortgangsrapporten, begrotingen, financiële verslagen ... vormen de basis voor het eindevaluatieverslag vanwege de administratie; 5. tegen dit eindevaluatieverslag kan de organisatie eventueel een bezwaarschrift indienen; 6. de administratie beslist of ze haar beslissing herziet of integendeel het bezwaarschrift naast zich neerlegt; 7. als de administratie het bezwaarschrift naast zich neerlegt kan de organisatie haar dossier aanhangig maken bij een speciaal daartoe opgerichte beroepscommissie; 8. de beroepscommissie brengt, via de administratie, advies uit aan de minister; 9. de minister neemt een eindbeslissing op basis van het hele dossier.

2. Visitaties De verenigingen en bewegingen kregen tussen september 2008 en eind mei 2009 een bezoek van een visitatiecommissie. De visitatiecommissies werden bevolkt door leden van de administratie enerzijds en externe deskundigen anderzijds. Tussen midden december 2008 en begin april 2009 kregen alle Vormingplus-centra een bezoek van de visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestond bij hen uit twee leden van de administratie en twee ‘buitenstaanders’ (externe deskundigen). Dezelfde vier visitatoren bezochten alle Vormingplus-centra. De gespecialiseerde vormingsinstellingen kwamen tussen 17 maart en 16 juni 2009 aan de beurt. Hun visitatiecommissie bestond telkens uit twee personeelsleden van de administratie en een buitenstaander. De visitaties van de syndicale vormingsinstellingen, de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap vinden in onderling overleg pas plaats in het najaar van 2009. Dat is buiten de decretaal vastgelegde periode (tot 31 mei 2009). Alle organisaties ontvangen binnen de drie maanden na hun visitatie een visitatieverslag.

3. Replieken op het visitatieverslag Heel wat organisaties dienen een repliek in op het evaluatieverslag van de visitatiecommissie. De administratie houdt in sommige gevallen rekening met de replieken. De repliek wordt toegevoegd aan de evaluatiebundel van elke organisatie.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 191


5. de organisaties worden geĂŤvalueerd

4. Eindevaluaties Eind augustus 2009 maakt de administratie haar eindevaluatie aan de organisaties bekend. Tien organisaties krijgen een negatieve eindevaluatie: drie verenigingen, zes bewegingen en een landelijke vormingsinstelling. Het gaat om de volgende organisaties: verenigingen (vermindering van de enveloppe met 10 %): - Het Vlaamse Kruis (overstap naar werksoort landelijke vormingsinstellingen) - Verbond VOS, Vlaamse Vredesvereniging - LVZ-Vormingsdienst bewegingen (niet toegelaten tot beleidsperiode 2011-2015): - Verbruikersateljee - Liga voor Mensenrechten - Sociumi - Integraal - Instituut voor Maatschappijkritische Actie, Vorming en Onderzoek (IMAVO) - Bedevaart naar de Graven aan de IJzer instellingen (intrekking erkenning om juridisch-technische redenen): - Inverde

5. Verhaalschriften Acht van de tien (LVZ en Inverde niet) negatief geĂŤvalueerde organisaties dienen een verhaalschrift in tegen hun beoordeling. De administratie vindt in de verhaalschriften echter geen redenen om haar beslissing te herzien en verwijst de dossiers op 8 oktober 2009 naar de beroepscommissie.

6. Beroepscommissie De Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk brengt op 2 juli 2009 een advies uit over de mogelijke samenstelling van de beroepscommissie en suggereert 9 namen van commissieleden. De Raad dringt er ook op aan dat de betrokken organisaties, indien ze dit wensen, door de commissie worden gehoord (zie doc. 2). In oktober 2009 stelt minister Schauvliege de beroepscommissie samen. In de commissie zetelen vijf leden, die allen stammen uit de opleidingswereld: - Inge Debaere (Hogeschool Gent) - Bieke Dierckx (KH Kempen) - AndrĂŠ Desmet (Katho Kortrijk) - Koen Hermans (KULeuven) - Willem Elias (VUB) De beroepscommissie behandelt op 30 november 2009 de zaken van de acht organisaties. De commissie adviseert in drie van de acht gevallen, anders dan de administratie, toch positief: - Sociumi - Verbruikersateljee - Liga voor Mensenrechten

192 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


5. de organisaties worden geëvalueerd

Deze organisaties komen volgens de commissie wel in aanmerking voor verdere subsidiëring. De adviezen van de beroepscommissie worden aan de minister overgemaakt.

7. De minister beslist Minister Schauvliege heeft het laatste woord. Ze legt de positieve adviezen van de beroepscommissie naast zich neer. De minister stelt dat de beroepscommissie geen bijkomende argumenten aandraagt om het oordeel van de administratie om te buigen. Op eind december worden de tien organisaties per brief op de hoogte gebracht van de negatieve eindbeoordeling. Bij de drie verenigingen wordt de basisenveloppe met 10 % verminderd. De zes bewegingen kunnen geen subsidies meer aanvragen voor de volgende beleidsperiode. De ene landelijke vormingsinstelling voldoet niet langer aan alle erkenningsvoorwaarden, waardoor verdere subsidiëring niet langer mogelijk is.

8. Evaluatie van de evaluatie In het Parlement worden twee vragen gesteld over de negatieve eindbeoordeling van de 10 sociaal-culturele volwassenenorganisaties (zie doc. 3). Wilfried Vandaele (N-VA) vraagt expliciete aandacht voor de beweging Bedevaart naar de graven aan de IJzer. Bart Caron (Groen!) uit zijn ongenoegen over de situatie van drie organisaties: Sociumi, Verbruikersateljee en de Liga voor Mensenrechten. Hun subsidiëring wordt eveneens stopgezet, ondanks een positief advies van de beroepscommissie. Caron vindt het onbegrijpelijk dat de minister een positief advies van de beroepscommissie naast zich neerlegt. Hij vraagt zich ook af of de visitatiecommissie in sommige gevallen niet te “streng” is geweest. Opmerkelijk vindt hij dat organisaties geen feedback kregen op de jaarlijkse voortgangsrapporten. Een negatieve beoordeling op het einde van de beleidsperiode is dan erg radicaal. De minister benadrukt te handelen binnen het decretale kader. Volgens haar is het positief advies van de beroepscommissie voor drie organisaties niet doorslaggevend wegens “te beknopt”. De commissie reikt geen nieuwe inhoudelijke argumenten aan, volgens de minister. Na afloop van de commissievergadering verstuurt Bart Caron een persbericht waarin hij zijn ongenoegen uitdrukt (zie doc. 4). “Hiermee snijdt Joke Schauvliege diep in de spieren van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. We durven niet denken dat haar keuze ideologisch geïnspireerd is. Als ze deze werkwijze morgen ook gaat toepassen voor de kunsten- en de erfgoedsectoren, dan mogen velen beginnen vrezen”, aldus Caron. Voor de FOV is het alleszins duidelijk dat de manier waarop in de laatste maanden van 2009 de besluitvorming verliep, niet de bedoeling was bij de opmaak van het decreet. Ondanks het feit dat de organisaties over het algemeen tevreden waren over de visitaties. Er waren volgens de Federatie belangrijke problemen met de motivering van documenten en er was een te krap tijdsbestek voor cruciale beslissingen. De FOV vraagt dan ook in een brief (zie doc. 5) aan minister Schauvliege om spoedig rond de tafel te zitten voor een “evaluatie van de evaluatie”. In haar antwoord (zie doc. 6) geeft de minister aan dat de procedure correct is verlopen, maar betreurt ze het “heel beknopt advies” van de beroepscommissie. De minister bevestigt dat een evaluatie van de eindevaluaties moet worden gemaakt. “Dat het resultaat van de eindevaluaties dermate drastische gevolgen heeft voor de bewegingen heb ik inderdaad moeten vaststellen”, zo geeft de minister verder aan. Zij beroept zich op het feit dat dit een logisch gevolg is van wat in het decreet staat.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 193


5. de organisaties worden geëvalueerd

9. Schorsing door de Raad van State De Liga voor Mensenrechten is het niet eens met de beslissing van de minister en ziet zich hierin gesterkt door de beroepscommissie, die in haar eerder advies van oordeel is dat de Liga wél voor een nieuwe subsidie in aanmerking moet worden genomen. De Liga vordert de schorsing en de vernietiging van de beslissing van de minister bij de Raad van State. Op 8 juni 2010 velt de Raad van State zijn oordeel over de schorsing (zie doc. 7). In het arrest neemt de Raad van State de evaluatieprocedure op diverse punten op de korrel. De Raad benadrukt het belang van de overheidsfinanciering. Nadat de auditeur van de Raad van State zich al had aangesloten bij het standpunt van de Liga, beslist de Raad van State tot een schorsing van de beslissing die de Liga uitsluit voor toekomstige subsidies. De Liga voor de Mensenrechten is de enige van de tien negatief beoordeelde organisaties die een klacht indient bij de Raad van State.

10. De Liga voor Mensenrechten ondergaat een nieuwe evaluatie De schorsing van de beslissing van minister Schauvliege is in het Parlement voer voor discussie. Tijdens de vergadering van de Commissie Cultuur op 6 juli 2010 bevragen enkele parlementsleden minister Schauvliege (zie doc. 8). Bart Caron (Groen!) oppert dat de minister na de schorsing twee mogelijkheden heeft: ofwel de procedure hernemen - maar dit lijkt hem formeel moeilijk - ofwel de beweging alsnog toelaten tot de adviesprocedure over de nieuwe subsidie, die nu loopt. Het parlementslid stelt voor om voor deze laatste optie te kiezen. Sven Gatz (Open Vld) wijst er in zijn vraag op dat hier niet enkel een juridische, maar ook een politieke afweging speelt. Minister Schauvliege erkent dat de Raad van State oordeelt dat zij de negatieve beslissing nam op een basis die onwettig en formeel niet in orde is. Maar, zo argumenteert ze, dit betekent ook dat ze op dezelfde basis geen positieve beslissing kan nemen. De minister wil niet wachten op de uitspraak ten gronde bij de Raad van State. Ze geeft de administratie de opdracht de procedure zo snel mogelijk helemaal opnieuw te starten. Er vindt dus een nieuwe visitatie bij de Liga voor de Mensenrechten plaats en uiteindelijk volgt een nieuwe beslissing in het kader van de eindevaluatie. Bij een positieve beslissing kan de beweging opnieuw aanspraak maken op subsidie. De minister rekent erop dat, met respect voor de termijnen, de nieuwe procedure afgerond is in het najaar van 2010.

Documenten 1. Evaluatiemodel sociaal-cultureel volwassenenwerk 2. SARC - Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk Advies over Beroepscommissie sociaal-cultureel volwassenenwerk 2 juli 2009 3. Vraag om uitleg van de heer Wilfried Vandaele tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur, over subsidies voor het IJzerbedevaartcomité en Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur, over de intrekking of vermindering van subsidies aan tien culturele volwassenenorganisaties 194 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


5. de organisaties worden geëvalueerd

Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2009-2010 Stuk C84 - CUL8 (uittreksel p. 8-16) 14 januari 2010 4. Persbericht Bart Caron (Groen!) “Cultuurminister Joke Schauvliege schrapt onterecht subsidies voor tien sociaal-culturele volwassenenorganisaties!” 14 januari 2010 5. Brief van de FOV aan Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur over de eindevaluaties in het sociaal-cultureel volwassenenwerk 20 januari 2010 6. Brief van Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur aan de FOV over de eindevaluaties in het sociaal-cultureel volwassenenwerk februari 2010 7. Arrest Raad van State Liga voor Mensenrechten tegen de Vlaamse Gemeenschap nr. 204.909 8 juni 2010 8. Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister Cultuur, over haar door de Raad van State geschorste beslissing over subsidies aan de Liga voor Mensenrechten en Vraag om uitleg van de heer Sven Gatz tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister Cultuur, over de schorsing door de Raad van State van haar negatieve beslissing waarbij de vzw Liga voor Mensenrechten niet toegelaten werd te participeren aan de subsidieronde 2011-2015 Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2009-2010 Stuk C285 - CUL37 (uittreksel p. 3-9) 6 juli 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 195


6. het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

6. HET DECREET VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK 2009-2010 is vooral een jaar van “decretale rust”. Na de grondige wijzigingen aan het decreet in 2008, blijft de wetgeving voor de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk nagenoeg ongewijzigd. Eén artikel wordt toegevoegd en één artikel krijgt geen uitvoering, in beide gevallen is dit het gevolg van de besparingen (zie ook hoofdstuk 7 - Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk).

1. Binnen de perken van de kredieten De nieuwe regering ziet zich genoodzaakt om vanaf het begin de broeksriem aan te halen. In het najaar van 2009 behandelt het Parlement een derde begrotingscontrole voor 2009 en de begrotingsopmaak voor 2010. Ook het sociaal-cultureel volwassenenwerk wordt vanaf dan geconfronteerd met besparingen (zie hoofdstuk 7 - Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk). Om deze operatie rechtsgeldig te maken, moet het decreet echter worden aangepast. In het ontwerp van programmadecreet (zie doc. 1), dat de aangepaste begroting 2009 begeleidt, neemt de regering daarom het artikel 40 op, dat bepaalt dat de uitvoering van een aantal decreten vanaf het werkjaar 2009 afhankelijk wordt gemaakt van de beschikbare kredieten. Dit geldt ook voor het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Het betekent dat het Parlement de regering machtigt om de budgettaire engagementen die in het decreet zijn ingeschreven, maar uit te voeren in de mate waarin in de begroting voldoende middelen zijn opgenomen. In zijn advies van 13 november 2009 (zie doc. 2) stelt de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) hierover: “Het inschrijven van de clausule binnen de grenzen van de kredieten zal de willekeur nog versterken en het decreet grotendeels onleesbaar maken. Het wordt bijna onmogelijk voor een organisatie om adequaat te budgetteren.” De passus ontsnapt ook niet aan het oog van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV, advies van 10/11/2009) (zie doc. 3): “De gestelde beperking op de uitvoering van de decreten [...] is volgens de SERV veel te algemeen geformuleerd [...]. Hierdoor kan een mogelijke uitholling van de werking op het terrein niet worden uitgesloten en wordt een adequate budgettering bemoeilijkt op het niveau van de (slechts partieel gesubsidieerde) organisaties in het werkveld. Bovendien geldt de mogelijke beperking van de uitvoering van de decreten reeds vanaf het werkjaar 2009 waardoor initiatiefnemers onvoorzienbaar geconfronteerd kunnen worden met budgettaire tekorten in het aflopende werkjaar, waardoor meteen ook een hypotheek wordt gelegd op de toekomstige werking.” De Raad van State, tenslotte, stelde (advies 47.353/1/3 van 29/10/2009) (zie doc. 4): “De rechtszekerheid is een grondbeginsel van een democratische samenleving. Dat beginsel houdt in dat de inhoud van het recht, onder meer door de wijze waarop het geformuleerd is, toegankelijk en voldoende duidelijk is, zodat de rechtzoekende in redelijke mate de gevolgen van een bepaalde handeling kan voorzien, op het ogenblik dat die handeling wordt gesteld. Toegepast op regelingen waarbij financiële middelen worden toegekend of waarbij de voorwaarden worden vastgesteld voor het verkrijgen van subsidies, betekent dit dat de begunstigden of degenen die aanspraak kunnen maken op de subsidie er moeten kunnen van uitgaan dat, als zij zich richten naar die regelingen, zij ook op de in het vooruitzicht gestelde financiële middelen of subsidies aanspraak kunnen maken.” Op 16 december 2009 keurt het Vlaams Parlement ondanks deze tegenwerpingen het programmadecreet goed. De Verenigde Verenigingen kaarten op 5 februari 2010 in een brief de problematiek aan bij minister-president Kris Peeters (zie doc. 5). Op 12 februari 2010 (zie doc. 6) antwoordt de minister-president dat de Vlaamse regering, om het verlies aan middelen op te vangen, ervoor gekozen heeft “om de efficiëntie te verhogen, in de eerste plaats van haar eigen apparaat, maar ook bij de gesubsidieerde sectoren”.

196 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


6. het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

2. Experimenten bij verenigingen In 2008 lanceerde de Vlaamse overheid een projectoproep die vernieuwend werken in de werksoort verenigingen ondersteunt, de zogenaamde experimentenregeling. De overheid schuift volgende drie prioriteiten naar voor: - continuĂŻteit stimuleren tussen organisaties van jongvolwassenen en volwassenenorganisaties; - toenadering zoeken tot relevante actoren die geen plaats hebben in het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk; - nieuwe doelgroepen aanspreken en (potentiĂŤle) leden nauwer betrekken door het ontwikkelen van voor de vereniging vernieuwende samenwerkingsverbanden in het maatschappelijk middenveld. In 2008 en 2009 lag een subsidiereglement aan de basis van deze regeling. Via een programmadecreet gaf het Vlaams parlement op 17 december 2008 echter ook een wettelijke basis. Dit via het toegevoegde artikel 14bis. Om dit artikel vanaf 2010-2011 uit te voeren, is een uitvoeringsbesluit aangewezen. In een brief van 11 mei 2010 (zie doc. 7) geeft minister Schauvliege echter aan dat er voor 2010 geen nieuwe projectoproepen meer zouden worden gelanceerd. De middelen worden, ook in het kader van de besparingen, geblokkeerd. Later deelt de administratie via haar website mee dat in 2011 ook geen nieuwe projectoproep wordt uitgeschreven. Het uitvoeringsbesluit komt er bijgevolg niet.

Documenten 1. Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009 Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 233 (2009-2010) - Nr. 1 13 november 2009 2. SARC - Algemene Raad Advies over het voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009 en het voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 (Programmadecreet) 13 november 2009 3. SERV Advies over: - het Voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 - het Voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009 10 november 2009 4. Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009 Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 233 (2009-2010) – Nr. 1 (uittreksel p. 47-70) 13 november 2009 5. Brief van de Verenigde Verenigingen aan de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering over de begrotingscontrole 2010 5 februari 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 197


6. het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

6. Brief van de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering aan de Verenigde Verenigingen over de begrotingscontrole 2010 12 februari 2010 7. Brief van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur, aan de steunpunten en belangenbehartigers van de culturele sectoren over de begrotingscontrole 2010 11 mei 2010

198 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

7. HET GELD VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK 1. De begrotingsposten samenge(s)teld Situering sociaal-cultureel volwassenenwerk in de begroting De begroting van de Vlaamse Gemeenschap is opgesplitst per beleidsdomein. De begroting van het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media (CJSM) is op haar beurt onderverdeeld in 8 stukjes. Elk onderdeel van de cultuursector heeft een eigen begrotingsprogramma. Uit de cijfers blijkt dat het hele cultuurdomein goed is voor 982,5 miljoen euro (niet-gesplitste en gesplitste vastleggingkredieten, gegevens eerste begrotingscontrole 2010). Het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk beheert twee programma’s voor haar werking: programma G voor Jeugd en programma D voor Sociaal-cultureel werk voor volwassenen. Hierin vinden we dus de cijfers voor het sociaal-cultureel werk voor volwassenen (zie doc. 1 en 2): de begrotingsposten voor de subsidiÍring van onder meer het sociaal-cultureel volwassenenwerk, de amateurkunsten en de uitvoering van het lokaal cultuurbeleid, participatie- en circusdecreet. Vanaf de begrotingsopmaak van 2010 worden enkele technische aanpassingen in de titulatuur en codering van de begrotingsposten doorgevoerd. Voor het beleidsdomein van het sociaal-cultureel werk voor volwassenen wordt in 2010 een bedrag van 183,5 miljoen (niet-gesplitste en gesplitste vastleggingkredieten, gegevens eerste begrotingscontrole 2010) uitgetrokken. Dit is iets meer dan de 182 miljoen euro die in de begroting 2009 beschikbaar was.

Een begrotingspost per werksoort, de FOV en SoCiuS Vijf begrotingsposten ondersteunen de uitvoering van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Elke werksoort heeft zijn eigen allocatie en daarnaast wordt de subsidie aan het steunpunt SoCiuS en aan de FOV afzonderlijk vermeld. Het vergelijken van de cijfers in onderstaande tabel wordt extra bemoeilijkt door een technische operatie. Minister Schauvliege beslist in het najaar van 2009 immers om in twee bewegingen (zowel bij de derde budgetcontrole 2009 als bij de begrotingsopmaak 2010) de zogenaamde DACmiddelen weg te halen uit de begrotingsallocaties die bestemd zijn voor het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze DAC-middelen worden - net zoals van toepassing was tot 2008 - opnieuw ondergebracht in een afzonderlijke begrotingspost. De minister wenst hierdoor de transparantie te vergroten over welke middelen expliciet voorzien zijn voor de uitvoering van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk en welke middelen voor het decreet op de aanvullende tewerkstelling (het zogenaamde DAC-decreet). De middelen op de begrotingsposten voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk bestaan vanaf 2010 uit de middelen voor de toekenning van de basisenveloppe van de organisaties, voor de toepassing van de index en voor de uitbetaling van een deel van de VIA-middelen. Bij de verenigingen zit daarenboven in de allocatie 500.000 euro voor een bijkomende experimentenbetoelaging (zie ook hoofdstuk 8 - De verenigingen). Uiteindelijk laten de begrotingscijfers 2009 en 2010 zich als volgt in een tabel samenvatten: (begrotingscijfers in 1.000 euro) allocatie

2009

2009 BC31

2010

2010 BC12

Verenigingen

31.398

29.951

24.527

24.241

Vormingsinstellingen

22.440

22.915

21.142

20.870

Bewegingen

5.005

4.750

3.819

3.777

SoCiuS

1.569

1.576

1.554

1.554

298

298

293

293

FOV 1 BC3: derde begrotingscontrole 2 BC1: eerste begrotingscontrole

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 199


7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Sociaal-cultureel volwassenenwerk: 0,2 procent van de Vlaamse begroting De 50,73 miljoen euro die in 2010 naar het sociaal-cultureel volwassenenwerk gaat, bedraagt 27,6 percent van de middelen die naar het globale programma Sociaal-Cultureel Werk gaan. De 183,5 miljoen euro voor de totaliteit van het Sociaal-Cultureel Werk (waaronder lokaal cultuurbeleid, amateurkunsten, participatiedecreet en sociaal-cultureel volwassenenwerk) staat voor 0,73 percent van de hele uitgavenbegroting (beleidskredieten eerste begrotingscontrole 2010) van de Vlaamse Gemeenschap (25,15 miljard euro). Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is dus goed voor 0,2 percent van de totaliteit van de Vlaamse uitgavenbegroting.

VIA: extra middelen voor betere arbeidsvoorwaarden De Vlaamse Intersectorale Akkoorden (VIA) zorgen voor nogal wat bijkomende middelen. De algemene doelstelling van de VIAbepalingen bestaat er immers in het statuut van de werknemers die actief zijn in de social-profitsector, inzonderheid de werknemers uit de sociaal-culturele sector, te verbeteren. De Vlaamse Regering en de sociale partners verbonden er zich toe om in een gezamenlijk overleg een aantal maatregelen uit te werken en uit te voeren. Tijdens de uitvoeringsperiode van het VIA 2 (29 maart 2000) sloten de partners op deze manier collectieve arbeidsovereenkomsten binnen het Paritair Comité 329 voor de sociaal-culturele sector. Er werden middelen vrijgemaakt om de invoering van deze overeenkomsten te ondersteunen. Zo kenden we nieuwe regelingen op het vlak van de loonharmonisatie (loonvoorwaarden, eindejaarstoelage), extra-verlof voor oudere werknemers, tussenkomsten voor vorming en managementondersteuning. Op 8 mei 2005 sloten de regering en sociale partners een nieuw akkoord af. Dit VIA 3 loopt vanaf 2006 tot 2010/2011 en heeft drie luiken: uitbreidingsbeleid (bijkomende tewerkstelling), koopkrachtverhoging (met uitbouw van een tweede pensioenpijler en een eindejaarspremie) en kwaliteitsverbetering (managementondersteuning en werkdrukvermindering). In de maanden en jaren nadien sloten de partners ook voor de uitvoering van het nieuwe akkoord CAO’s af. Voor de uitvoering van het hele VIA 3 - akkoord heeft de Vlaamse Regering een bedrag van ongeveer 190 miljoen euro voorzien. Bij de verenigingen zitten in het globale begrotingsbedrag voor 2010 633.848 euro aan VIA-middelen, bij de bewegingen 107.648 euro en bij de instellingen (inclusief de volkshogescholen) 578.092 euro. Bij de FOV zitten 3.594 euro VIA-middelen in de enveloppe, bij SoCiuS 42.405 euro (zie doc. 3). Ondanks de besparingen, worden de afgesproken verhogingen van de bedragen voor de koopkrachtverhoging en de eindejaarspremie gehandhaafd. Bij de eerste begrotingscontrole van 2010 wordt het bedrag voor het uitbreidingsbeleid voor de beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd, Sport en Media echter geschrapt. Het gaat om 3.517.000 euro (zie doc. 4). In het kader van dezelfde begrotingscontrole legt de Vlaamse regering ook een meerjarenbegroting 2011-2014 voor aan het Vlaams Parlement. Hierin geeft ze aan dat voor 2011 opnieuw het voor dat jaar afgesproken budget voor het uitbreidingsbeleid van 3,8 miljoen euro wordt ingeschreven (zie doc. 5).

2. De index Principe: gezondheidsindex Organisaties die gesubsidieerd worden via het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, krijgen hun subsidies in schijven uitbetaald. Elk jaar wordt de subsidie-enveloppe in 4 voorschotten (elk kwartaal) en een saldo (voor 1 juli van het volgende jaar) uitgekeerd. De subsidie-enveloppen worden jaarlijks geïndexeerd. Artikel 47 van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk bepaalt dat de subsidie-enveloppen van alle organisaties vanaf 1 januari 2003 gekoppeld worden aan het prijsindexcijfer dat “berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het Koninklijk Besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.” De gezondheidsindex met andere woorden.

200 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Indextekort De nieuwe Vlaamse regering neemt in juli maatregelen in het kader van de verdere uitvoering van de begroting van 2009. Er kondigen zich immers besparingen aan. Daarom worden de nog beschikbare budgetten slechts mondjesmaat vrijgegeven. En dus wordt pas eind september duidelijk wat het saldo op de subsidies-2008 is. Voor de verenigingen wordt de indexering voor 2008 aan 8,99 procent uitgevoerd, voor de overige werksoorten aan 9,23 procent, wat lager is dan het gezondheidsindexcijfer van 12,67 procent dat het Planbureau hanteert. In november beraadt de Commissie Cultuur van het Vlaams Parlement zich 5 dagen over de begroting voor de beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd, Sport en Media (zie doc. 6). Bij de bespreking van de derde begrotingscontrole 2009 komt de problematiek van de index uitgebreid aan bod. Minister Schauvliege geeft op 19 november aan dat er hoe dan ook in 2008 te weinig middelen werden begroot om de indexering volledig uit te voeren. Afhankelijk van de interpretatie over hoe dit moet worden berekend, zou dit gaan om 768.000 (interpretatie overheid) of 1,5 miljoen euro (interpretatie FOV). In afwachting van het beslechten van deze discussie door de Inspectie van Financiën, heeft de minister 1,5 miljoen euro bijkomend begroot. De parlementsleden dringen er op aan dat hierover zo snel mogelijk duidelijkheid wordt gecreëerd. Op 23 november volgt een gesprek tussen minister Schauvliege en de FOV en op 26 november brengt de minister hierover verslag uit in het Parlement. De Inspectie van Financiën is het eens met de berekeningswijze van de overheid. Bijgevolg wordt bijkomend 768.000 euro toegekend. In december ontvangt elke organisatie een brief van de administratie met hierin een gedetailleerd overzicht van de subsidies voor 2008 en 2009.

3. Besparingen Lineaire besparingen Vanaf de derde begrotingscontrole van 2009 - meteen de eerste budgettaire oefening van de nieuwe Vlaamse regering wordt ook het sociaal-cultureel volwassenenwerk geconfronteerd met besparingen. In 2009 wordt 1,11 procent van de reguliere middelen afgeroomd. Bij de begrotingsopmaak van 2010 wordt een bijkomende besparing van 3,26 procent in het vooruitzicht gesteld. Dit betekent een globale inlevering van ruim 2,5 miljoen euro op de reguliere, decretale middelen voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De minister nodigt onder meer de FOV uit om in het voorjaar van 2010, naar aanleiding van de begrotingscontrole, samen na te gaan of de lineaire besparing beter op een andere manier wordt georganiseerd. In een brief van 24 maart 2010 informeert de FOV de minister over het standpunt van haar Raad van Bestuur, met name dat het belangrijk is dat de budgettaire maatregelen de solidariteit tussen de werksoorten niet in het gedrang brengen. De Federatie pleit er dus voor om bij de eventualiteit van - ook “slimme” - besparingen, deze lineair op alle facetten binnen het decreet toe te passen, eerder dan bepaalde onderdelen ervan anders te behandelen (zie doc. 7).

Uitvoering van het decreet binnen de perken van de kredieten (zie hoofdstuk 6 - Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk) De besparingen krijgen decretale onderbouw door via het programmadecreet bij de derde budgetcontrole van 2009 een artikel in te voegen. Het artikel bepaalt dat de uitvoering van een aantal decreten vanaf het werkjaar 2009 afhankelijk wordt gemaakt van de beschikbare kredieten.

Schrapping experimentenregeling (zie ook hoofdstuk 8 - De verenigingen)

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 201


7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Daarnaast maakt minister Schauvliege op 11 mei 2010 (zie doc. 8) bekend dat ze in 2010 geen nieuwe projectoproepen binnen cultuur meer lanceert. De 500.000 euro die voor de experimentenregeling in de allocatie van de verenigingen is opgenomen, wordt hier dus niet aan besteed.

Beperking opleidingscheques (zie ook hoofdstuk 15, deel 8 - Opleidingscheques) Op 23 juli 2010 beslist de Vlaamse regering om het stelsel van de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers te hervormen. Met deze cheques kunnen werknemers gemiddeld de helft van hun opleidingskosten financieren. Een evaluatie van het systeem leert, aldus de VDAB, dat vermoedelijk 60 % van de opleidingscheques gebruikt wordt voor opleidingen die niet onmiddellijk vanuit een professioneel oogpunt worden gevolgd. Ook hierop moet dus worden bespaard. Voortaan zouden nog enkel opleidingscheques gebruikt kunnen worden in het kader van beroepsopleidingen die: - erkend zijn binnen het stelsel van het Betaald Educatief Verlof; - kaderen in een persoonlijk ontwikkelingsplan dat in het kader van loopbaanbegeleiding werd opgemaakt. De sociaal-culturele vormingsinstellingen waren automatisch erkend om opleidingscheques voor hun vormingen te kunnen ontvangen. Met ingang van 1 augustus 2010 wordt aan dit automatisme dus plots een einde gemaakt (zie doc. 9).

Schrapping derdebetalersregeling billijke vergoeding (zie ook hoofdstuk 15, deel 2 - Auteursrechten) De Vlaamse overheid nam sinds een tweetal jaar de kosten van de billijke vergoeding op zich als het ging om occasionele, kleinschalige evenementen van lokale groeperingen, verenigingen en vrijwilligersinitiatieven. Deze Vlaamse tussenkomst is de zogenaamde ‘derdebetalersregeling’. De derdebetalersregeling voor de billijke vergoeding wordt niet verlengd. In de begroting 2010 van het Vlaams Parlement is immers geen budget meer voorzien.

Schrapping middelen voor verenigingslokalen (zie ook hoofdstuk 15, deel 9 - Verenigingslokalen) Via het reglement ‘Verenigingslokalen’ konden in 2008 en 2009 jeugdverenigingen Vlaamse subsidies ontvangen ter verbetering van hun verenigingslokalen. Hoewel het reglement oorspronkelijk bedoeld was voor zowel jeugd- als volwassenenwerk, werd op advies van de SARC voor 2008 en 2009 voorrang gegeven aan jeugdlokalen. Het budget voor dit reglement, dat bij de splitsing van de bevoegdheidsdomeinen werd meegenomen door de nieuwe minister van Jeugd, Pascal Smet, komt niet meer voor in de begroting 2010.

4. Aan de vooravond van een nieuwe beleidsperiode Hefbomen voor groei Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk gaat uit van vijfjaarlijkse beleidsperiodes. Op 1 januari 2011 gaat de volgende beleidsperiode in. Het decreet voorziet dat de Vlaamse regering in de loop van 2009-2010 een aantal maatregelen moet en kan nemen ter voorbereiding van de start van deze beleidsperiode. Het gaat onder meer om de eindevaluaties van de reeds gesubsidieerde organisaties, om nieuwe erkenningen van verenigingen en gespecialiseerde vormingsinstellingen, om het opnieuw vastleggen van subsidiebedragen ... We komen elders in dit Beleidsjaarboek (hoofdstukken 8, 9, 10 en 11) uitgebreider op de verscheidene hefbomen terug.

202 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Levensduurte en beleidsprioriteiten De decreetwijziging van 2008 introduceerde twee nieuwe begrippen: levensduurte en beleidsprioriteiten. Met het begrip ‘levensduurte’ biedt het decreet een handvat aan de Vlaamse regering om bij het begin van elke beleidsperiode de subsidieenveloppen aan te passen op basis van de gederfde koopkracht, naast de indexering. Via het werken met ‘beleidsprioriteiten’, krijgen verenigingen en gespecialiseerde vormingsinstellingen de kans om de volgende beleidsperiode (2011-2015) in te spelen op prioriteiten van de minister, opgesteld in overleg met de sector. Hiervoor kunnen ze gebruik maken van een budget dat hen vanaf 2012 ter beschikking wordt gesteld. Vanaf de daarop volgende beleidsperiode (2016-2020) kunnen de organisaties deze “prioriteitenmiddelen” vrij inzetten. De groeikansen van verenigingen en gespecialiseerde vormingsinstellingen hangen dus af van de mate waarin de sector en de minister elkaar vinden in het werken aan bepaalde maatschappelijke uitdagingen. Samen met een aantal andere decretale bepalingen, vormen de levensduurte en beleidsprioriteiten de basis om een berekende inschatting te maken van de bijkomende kost die is verbonden aan de uitvoering van het decreet in de volgende beleidsperiode. De FOV presenteert deze budgettaire landschapstekening, met een becijferde meerkost van 11,4 miljoen euro, op woensdag 19 mei aan het kabinet van minister Schauvliege en de bevoegde administratie (zie doc. 10). Uit deze budgettaire landschapstekening blijkt dat voor de aanpassing van de enveloppen op basis van de levensduurte 4,7 miljoen euro noodzakelijk is. Voor de uitwerking van de beleidsprioriteiten gaat het om 3,4 miljoen euro. Het decreet bepaalt dat de minister hierover beslist voor 30 juni 2010. Op 13 juli 2010 laat de administratie aan de organisaties per brief weten dat de budgettaire context op dat ogenblik geen ruimte biedt om de budgetten voor de volgende beleidsperiode te verhogen op basis van deze verantwoordingselementen. Zodra zich een positiever budgettair perspectief aandient, zullen de nodige initiatieven worden genomen om voor een passende kredietstijging te zorgen, zo meldt de administratie nog (zie doc. 11).

Documenten 1. Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2010 (tekst aangenomen door de Plenaire Vergadering) Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 15 (2009-2010) - Nr. 9 (uittreksel p. 228-232) 16 december 2009 2. Toelichting bij de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2010. Toelichting per programma Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 13 (2009-2010) - Nr. 1-B (uittreksel p. 941-944) 6 november 2009 3. Toelichtingen bij de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2010 Toelichting per programma Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 13 (2009-2010) - Nr. 1-B (uittreksel p. 100-103) 6 november 2009 BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 203


7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

4. Persmededeling van de Vlaamse Regering: Begrotingscontrole 2010 23 april 2010 5. Toelichtingen bij de aanpassing van de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2010 Meerjarenbegroting 2011-2014 Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 21 (2009-2010) - Nr. 1 (uittreksel p. 19) 30 april 2010 6. Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2010 en derde aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2009 (Verslag namens de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media) Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 15 (2009-2010) - Nr. 4-D (uittreksel p. 9-35) 2 december 2009 7. Brief van de FOV aan minister van Cultuur Schauvliege over sociaal-culturele verenigingen - subsidies 2010 24 maart 2010 8. Brief van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur, aan de steunpunten en belangenbehartigers van de culturele sectoren over de begrotingscontrole 2010 11 mei 2010 9. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidingsen begeleidingscheques voor werknemers Belgisch Staatsblad, Nr. 238, 6 augustus 2010 (uittreksel p. 50.696-50.697) 23 juli 2010 10. Budgettaire landschapstekening Decreet Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk 2011 - 2015 FOV 19 mei 2010 11. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties over levensduurte en beleidsprioriteiten 13 juli 2010

204 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


8. de verenigingen

8. DE VERENIGINGEN Sociaal-culturele verenigingen zijn netwerken van lokale of categoriale afdelingen en groepen. Een afdeling of groep is een duurzame en zelforganiserende verzameling van vrijwilligers die verantwoordelijkheid opnemen voor de bestuurlijke en inhoudelijke werking van (een afdeling van) een vereniging. De vrijwilligers worden vanuit een landelijk en eventueel een regionaal secretariaat ondersteund door een of meerdere professionele medewerkers. In 2009 zijn 54 organisaties door de minister van Cultuur erkend en gesubsidieerd als sociaal-culturele vereniging. Samen groeperen ze zo’n 14.000 lokale afdelingen of kernen, een gemiddelde van ongeveer 43 afdelingen per gemeente. In 2009 worden EVO en VCOV, twee koepels van ouderverenigingen in het onderwijs, overgeheveld van het beleidsdomein Cultuur naar het beleidsdomein Onderwijs. Eén vereniging, VOSOG Scouting voor volwassenen, ontvangt een startsubsidie in de lopende beleidsperiode.

1. Evaluatiecyclus Eindevaluatie De verenigingen krijgen in het kader van de evaluatie van hun werking voor het eerst bezoek van een visitatiecommissie (zie ook hoofdstuk 5 - De afwikkeling van de evaluaties). Drie verenigingen (Het Vlaamse Kruis, Verbond VOS, Vlaamse Vredesvereniging en LVZ-Vormingsdienst) ontvangen een negatief eindevaluatieverslag van de administratie. Zij gaan de volgende beleidsperiode in met een vermindering van 10 % op de subsidieenveloppe.

Verantwoordingsstukken De verenigingen moeten voor de derde maal een voortgangsrapport indienen (zie doc. 1). De overheid verwacht een stand van zaken over de uitvoering van het beleidsplan in het voorbije jaar en een vooruitblik op de geplande uitvoering van het beleidsplan in het lopende jaar 2010. Hierbij moeten organisaties wijzigingen ten opzichte van het beleidsplan (of het jaarplan) aanduiden en motiveren. De beoordelingselementen (uit het oorspronkelijke decreet van 2003) moeten worden besproken in een afzonderlijk deel. De administratie vraagt in de omzendbrief uitdrukkelijk om zich ook te verhouden ten aanzien van ‘diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit’. De administratie bevestigt in de brief dat zij geen wijziging van het bestaande beleidsplan vraagt voor het bijkomende jaar (2010) van de huidige beleidsperiode. Ten tijde van de opmaak van het beleidsplan zou de beleidsperiode immers eind 2009 eindigen, maar dat werd later met een jaar verlengd. Een aanvulling voor dit bijkomende jaar via de rapportering in het voortgangsrapport 2009-2010 volstaat. De landelijk erkende migrantenverenigingen moeten zoals voorheen een jaarverslag en een jaarplan opstellen. Voor hen verandert er niets (zie doc. 2). In de loop van januari ontvangen de migrantenfederaties een beheersovereenkomst voor het jaar 2010 (zie doc. 3). In deze overeenkomst zijn de modaliteiten opgenomen voor het verkrijgen van de aanvullende subsidies voor 2010. Er zijn geen wijzigingen tegenover 2009.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 205


8. de verenigingen

2. Experimentenregeling Met de experimentenregeling kunnen verenigingen subsidies ontvangen voor vernieuwende projecten. De decretale verankering van de experimentenregeling werd eind 2008 geregeld via een decreetaanpassing. Voor 2009 blijft het subsidiereglement van vóór de decreetwijziging van kracht. Dit deelde de administratie via een omzendbrief in maart 2009 aan de verenigingen mee. 21 verenigingen gaan op de projectoproep in. Minister Schauvliege maakt eind 2009 de goedkeuring van 16 projecten (zie doc. 4) bekend. De beslissing komt er ettelijke maanden na de decretale deadline. De regeringsvorming en ‘bewarende maatregelen’ (preventieve en tijdelijke bevriezing van de overheidsmiddelen) verstoorden de timing. Ondanks de laattijdige bekendmaking van de beslissing wordt de looptijd van de projecten niet verlengd. Op 11 mei 2010 maakt minister Schauvliege bekend dat ze in 2010 geen nieuwe projectoproepen binnen cultuur meer lanceert (zie doc. 5). De 500.000 euro die voor de experimentenregeling in de allocatie van de verenigingen is opgenomen, wordt hier dus niet aan besteed.

3. Uitstel DAC-herverdeling Alle sociaal-culturele volwassenenorganisaties ontvangen een brief waarin de administratie meldt dat de herverdeling van de ex-DAC-middelen uitgesteld wordt (zie hoofdstuk 13 - Tewerkstelling) (zie doc. 6). De administratie beroept zich op drie moeilijkheden: een technisch euvel voor de verdere uitvoering, de vaststelling dat er te weinig DAC-middelen in de begroting ingeschreven staan en het ontbreken van een uitvoeringsbesluit.

4. Nieuwe aanvragen voor erkenning en subsidiëring In 2011 begint een nieuwe beleidsperiode voor organisaties uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De start van de beleidsperiode geeft ook aan nieuwe organisaties de kans om onderdak te vinden in het erkende of gesubsidieerde sociaalcultureel volwassenenwerk. Nieuwe verenigingen hebben tot 15 februari 2010 de tijd om een erkenningsdossier bij de administratie in te dienen. 5 nieuwe verenigingen dienen daadwerkelijk een aanvraag tot erkenning in. De administratie voert een inspectiebezoek ter plaatse uit en adviseert de minister vóór 1 mei. De minister maakt haar beslissing bekend vóór 1 juni (zie doc. 7, 8 en 9). De sector mag vier nieuwe organisaties verwelkomen: Oxfam Wereldwinkels, Actiedorpen Roemenië Vlaanderen, de Vlaamse Volkstuin en VOSOG Scouting voor volwassenen. Deze nieuwe verenigingen staan meteen voor een volgende opdracht: tegen 1 oktober moeten ze een subsidiedossier indienen. De opmaak van een beleidsplan neemt hierin een centrale plaats. Opmerkelijk is dat één van de drie negatief beoordeelde verenigingen, Het Vlaamse Kruis, een aanvraag voor een erkenning als gespecialiseerde vormingsinstelling indient. Zij is meteen de enige ‘nieuwe’ vormingsinstelling die een erkenning krijgt (zie ook hoofdstuk 11 - De landelijke vormingsinstellingen). 1 april is dan weer een belangrijke datum voor verenigingen die kandideren voor het speciale statuut van ‘starter’. In het eerste en het derde jaar van de beleidsperiode geeft het decreet immers de ruimte om twee (beperkte) startsubsidies van 50.000 euro (+index) toe te kennen. Organisaties die de startsubsidie ontvangen, hebben tijd tot de volgende beleidsperiode om zich te ontwikkelen tot een volwaardige vereniging. Vijf organisaties dienen een aanvraag in voor het starterstatuut. De minister beslist voor 1 december 2010.

206 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


8. de verenigingen

5. Verenigingen voor migranten Binnen de sociaal-culturele verenigingen genieten de migrantenverenigingen een aparte regeling. Vanaf de start van de nieuwe beleidsperiode in 2011 valt dit onderscheid in de regelgeving weg en lopen de erkennings- en subsidievoorwaarden gelijk met die van de andere verenigingen. Dit betekent dat ook de migrantenfederaties tegen 15 februari 2010 een erkenningsdossier kunnen indienen (zie doc. 7). Twee organisaties kiezen voor een samenwerkingsverband (vzw van vzw’s). Zij dienen samen één erkenningsdossier in. Op die manier vragen in totaal 13 migrantenfederaties een erkenning aan. De administratie voert ook bij de migrantenverenigingen erkenningsinspecties uit. De wijze waarop de inspecties verlopen en waarop de inspectieverslagen worden opgesteld zorgt voor heel wat discussiestof. De organisaties en de administratie verschillen sterk van mening over de interpretatie van de regelgeving. Uiteindelijk worden 9 van de 13 organisaties die een dossier indienen, erkend (zie een doc. 9). In een onderhoud met de minister, kabinetsmedewerkers en vertegenwoordigers van de administratie op 10 juni 2010 blijkt dat minister Schauvliege bereid is een alternatief te zoeken voor de vier niet-erkende organisaties. Hiervoor is wellicht een decreetwijziging nodig. Wat de subsidiebepaling betreft, baseren de migrantenfederaties zich op een document van de administratie uit 2008 (zie doc. 10). In dit document verklaarde de administratie dat de enveloppe voor de erkende migrantenfederaties vanaf 2011 zou bepaald worden op basis van het aantal afdelingen in 2010. Bovendien zou de aanvullende subsidie van 30 %, die de organisaties nu ontvangen, integraal deel gaan uitmaken van hun enveloppe. Na de bewogen inspectie- en erkenningsprocedure komt uiteindelijk een andere subsidiebepaling uit de bus. Het kabinet-Schauvliege consulteert de migrantenverenigingen en bepaalt een nieuw ijkpunt voor de subsidies: het aantal afdelingen van 2008 dat de erkenningsinspectie ‘overleefde’ wordt het definitieve ijkpunt voor de bepaling van de subsidie-enveloppe. De aanvullende subsidies worden geschrapt. De negen erkende organisaties worden op 1 juli 2010 op het kabinet ontvangen. Bij het ingaan van het zomerreces is nog steeds niet duidelijk welke enveloppe deze organisaties precies zullen ontvangen. Tegen 1 oktober 2010 dienen de negen erkende migrantenfederaties, zoals de andere verenigingen, een subsidiedossier in bij de administratie.

6. Levensduurte en beleidsprioriteiten (zie ook hoofdstuk 7 - Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, deel 4) Sinds de decreetwijziging in 2008 bevat het decreet voor het sociaal-cultureel werk naast het begrip levensduurte, ook een budgettaire hefboom voor de verenigingen (en de gespecialiseerde vormingsinstellingen). Organisaties kunnen hun structurele enveloppe zien toenemen, door in de volgende beleidsperiode mee te werken aan prioriteiten die de minister, in overleg met de sector, bepaalt. Vanaf 2012 kan minister Schauvliege hiervoor extra middelen beschikbaar maken. De besparingen gooien echter roet in het eten. Op 13 juli ontvangen organisaties een brief van de administratie: “In afwachting van betere budgettaire vooruitzichten besliste de minister [...] om op dit ogenblijk geen prioriteiten bekend te maken.” (zie doc. 11)

Documenten 1. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de verenigingen over de in te dienen verantwoordingsstukken 20 januari 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 207


8. de verenigingen

2. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de migrantenverenigingen over de in te dienen verantwoordingsstukken 21 januari 2010 3. Beheersovereenkomst tussen het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen en een migrantenvereniging 25 januari 2010 4. Experimentenregeling: lijst van goedgekeurde projecten 2009-2010 december 2009 5. Brief van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur, aan de steunpunten en belangenbehartigers van de culturele sectoren over de begrotingscontrole 2010 11 mei 2010 6. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties over de DAC-normalisering 30 maart 2010 7. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de kandidaat-verenigingen over de erkenningsaanvraag 15 december 2010 8. Advies van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan minister Schauvliege over de erkenningsaanvraag van 5 kandidaat-verenigingen 29 april 2010 9. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan een pas erkende vereniging over de aanvraag tot erkenning als sociaal-culturele vereniging 31 mei 2010 10. Vragen aan de overheid geformuleerd op de Trefdag Migrantenverenigingen van 16 februari 2008 (SoCiuS en FOV) 16 februari 2008 11. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties over levensduurte en beleidsprioriteiten 13 juli 2010

208 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


9. de bewegingen

9. DE BEWEGINGEN Bewegingen zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een specifiek thema. Bewegingen worden gedreven door bewogenheid, strijdkracht en enthousiasme om de maatschappij positief te veranderen. Zowel structurele maatschappelijke verandering als individuele gedragsverandering staan op hun agenda. Deze maatschappelijke verandering realiseren ze door middel van sensibilisatie, educatie en sociale actie. Met campagnes en gerichte initiatieven brengen deze organisaties Vlaanderen in beweging. Ze schoppen de samenleving een geweten en staan op de bres voor maatschappelijke thema’s als bio-ethiek, vrede, verdraagzaamheid, duurzaam omgaan met geld, armoede, ecologie ... Vlaanderen telt vandaag 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. Bewegingen genieten (nog) geen erkenning van de overheid. Veel organisaties leven daarom in bestaansonzekerheid op het einde van elke vijfjarige beleidsperiode.

1. Evaluatiecyclus Eindevaluatie 2009 is een bewogen jaar voor de werksoort bewegingen. De visitaties startten in september 2008 en mondden een jaar later uit in een hard verdict. Zoals vastgelegd in het decreet bezorgt de administratie net vóór het einde van de maand augustus (2009) de eindevaluatieverslagen over de werking van de bewegingen. De gevolgen van de evaluatie zijn voor bewegingen ingrijpend. Bewegingen met een negatief eindoordeel worden immers voor de komende beleidsperiode uitgesloten van subsidiëring. Zes bewegingen krijgen een negatieve eindevaluatie: - Bedevaart naar de Graven aan de IJzer - Instituut voor Maatschappijkritische Actie, Vorming en Onderzoek (IMAVO) - Integraal - Liga voor Mensenrechten - Sociumi - Verbruikersateljee De zes organisaties tekenen beroep aan bij de beroepscommissie. In de beroepscommissie zetelen 5 leden, die allen stammen uit de opleidingswereld: - Inge Debaere (Hogeschool Gent) - Bieke Dierckx (KH Kempen) - André Desmet (Katho Kortrijk) - Koen Hermans (KULeuven) - Willem Elias (VUB) De beroepscommissie moet vóór 1 december 2009 aan minister Schauvliege een advies geven over de betwiste dossiers die haar worden voorgelegd. De beroepscommissie adviseert om 3 van de 6 negatief beoordeelde organisaties (Liga voor Mensenrechten, Sociumi en Verbruikersateljee) toch te laten participeren aan de volgende subsidieronde. Minister Schauvliege volgt het advies van de beroepscommissie niet. Eind december krijgen zes organisaties een negatief verdict in de bus. Zij kunnen geen subsidie-aanvraag meer doen voor de eerstvolgende vijfjarige beleidsperiode, die start in 2011. De

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 209


9. de bewegingen

Liga voor Mensenrechten trekt naar de Raad van State tegen deze beslissing (zie ook hoofdstuk 5 - De organisaties worden geëvalueerd). Voor de FOV is het alleszins duidelijk dat de manier waarop in de laatste maanden van 2009 de besluitvorming verliep, niet de bedoeling was bij de opmaak van het decreet. Ondanks het feit dat de organisaties over het algemeen tevreden waren over de visitaties. Er waren volgens de Federatie belangrijke problemen met de motivering van documenten en er was een te krap tijdsbestek voor cruciale beslissingen. De FOV vraagt dan ook in een brief (zie doc. 2 en 3) aan minister Schauvliege om spoedig rond de tafel te zitten voor een “evaluatie van de evaluatie”. De FOV vraagt de minister de erkenning van de werksoort bewegingen opnieuw in overweging te nemen. Het kabinet laat weten hiervoor open te staan.

Verantwoordingsstukken De bewegingen met een positieve eindevaluatie worden toegelaten tot subsidiëring in de volgende beleidsperiode. Zij moeten tegen 1 april 2010 een beleidsplan, een jaarplan en een aanvraag tot subsidiëring indienen bij de administratie. Een adviescommissie formuleert een advies over elke aanvraag.

Adviescommissie De volgende mensen zetelen in de adviescommissie Bewegingen: - Ignace Glorieux (voorzitter) - Sonja Spee - Danny Jacobs - Pol Debrock - Griet Roets - Guido Knops - Christine Dierckx - Chris Verstraete - Rudy Verhoeven 17 nieuwe (= voorheen niet gesubsidieerd als beweging) organisaties dienen een aanvraag in tot subsidiëring. Op 1 juli 2010 maakt de adviescommissie haar advies bekend. De adviescommissie adviseert aan de minister om 3 nieuwe organisaties subsidies toe te kennen als beweging. De commissie adviseert voor 5 reeds gesubsidieerde organisaties, ondanks een positieve eindevaluatie, een verlaging van de subsidies. 9 reeds gesubsidieerde organisaties moeten volgens de commissie in de volgende beleidsperiode meer subsidies krijgen. 24 organisaties tekenen verhaal aan tegen het oordeel van de adviescommissie. De uiteindelijke beslissing ligt bij de minister op ten laatste 1 november 2010.

2. Uitstel DAC-herverdeling Alle sociaal-culturele volwassenenorganisaties ontvangen een brief waarin de administratie meldt dat de herverdeling van de exDAC-middelen uitgesteld wordt (zie hoofdstuk 13 - Tewerkstelling) (zie doc. 4). De administratie beroept zich op drie moeilijkheden: een technisch euvel voor de verdere uitvoering, de vaststelling dat er te weinig DAC-middelen in de begroting ingeschreven staan en het ontbreken van een uitvoeringsbesluit.

210 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


9. de bewegingen

Documenten 1. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de bewegingen over de in te dienen verantwoordingsstukken 20 januari 2010 2. Brief van de FOV aan Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur over de eindevaluaties in het sociaal-cultureel volwassenenwerk 20 januari 2010 3. Brief van Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur aan de FOV over de eindevaluaties in het sociaal-cultureel volwassenenwerk februari 2010 4. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties over de DAC-normalisering 30 maart 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 211


10. de Vormingplus-centra

10. DE VORMINGPLUS-CENTRA Vormingplus-centra (of de volkshogescholen) zijn regionale vormingsinstellingen met een ambitieus takenpakket. De Vormingpluscentra hebben vier opdrachten: - een eigen aanbod verzorgen; - dit aanbod spreiden over de regio; - het aanbod niet-formele educatie in de regio coördineren en afstemmen; - het aanbod niet-formele educatie in de regio bekendmaken. De 13 Vormingplus-centra werken aan dezelfde opdrachten, maar hebben elk een eigen identiteit. Vormingplus Brussel (Citizenne) kan je niet vergelijken met Vormingplus Kempen en Vormingplus Antwerpen is anders dan Vormingplus Limburg ... Een andere regio betekent andere uitdagingen én een andere koers.

1. Evaluatiecyclus Eindevaluatie Tussen december 2008 en april 2009 bezocht een visitatiecommissie (met leden van de administratie en twee vaste externe deskundigen) de Vormingplus-centra. De organisaties ontvangen - zoals decretaal vastgelegd - binnen de 3 maanden een visitatieverslag. Drie Vormingplus-centra reageren hier schriftelijk op. Via deze weg grijpen ze de kans om bepaalde punten uit het verslag te nuanceren, te corrigeren of aan te vullen. Vóór 1 september 2009 ontvangen alle Vormingplus-centra een eindevaluatieverslag. Alle centra krijgen een positieve eindbeoordeling.

Verantwoordingsdocumenten In januari 2010 ontvangen de Vormingplus-centra een omzendbrief met de richtlijnen voor het voortgangsrapport 2009-2010 en de bijhorende financiële documenten (zie doc. 1). Het voortgangsrapport moet ingediend worden vóór 1 april 2010. De overheid verwacht een stand van zaken over de uitvoering van het beleidsplan in het voorbije jaar en een vooruitblik op de geplande uitvoering van het beleidsplan in het lopende jaar 2010. Hierbij wordt gevraagd wijzigingen ten opzichte van het beleidsplan (of het jaarplan) aan te duiden en te motiveren. De beoordelingselementen (uit het oorspronkelijke decreet van 2003) moeten worden besproken in een afzonderlijk deel. De administratie vraagt in de omzendbrief uitdrukkelijk om zich ook te verhouden ten aanzien van ‘diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit’. De administratie bevestigt in de brief dat zij geen wijziging van het bestaande beleidsplan vraagt voor het bijkomende jaar (2010) van de huidige beleidsperiode. Ten tijde van de opmaak van het beleidsplan zou de beleidsperiode immers eind 2009 eindigen, maar dat werd later met een jaar verlengd. Een aanvulling voor dit bijkomende jaar via de rapportering in het voortgangsrapport 2009-2010 volstaat. Twee maanden later, vóór 1 juni 2010, bezorgen de Vormingplus-centra hun beleidsplan (2011-2015) aan de administratie (zie doc. 2). De centra ontvingen reeds eerder (april 2010) een omzendbrief met richtlijnen voor het beleidsplan. De centra mogen voortaan volgens het decreet een ‘afgeslankt’ beleidsplan indienen.

2. Uitstel DAC-herverdeling Alle sociaal-culturele volwassenenorganisaties ontvangen een brief waarin de administratie meldt dat de herverdeling van de ex-

212 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


10. de Vormingplus-centra

DAC-middelen uitgesteld wordt (zie hoofdstuk 13 - Tewerkstelling) (zie doc. 3). De administratie beroept zich op drie moeilijkheden: een technisch euvel voor de verdere uitvoering, de vaststelling dat er te weinig DAC-middelen in de begroting ingeschreven staan en het ontbreken van een uitvoeringsbesluit.

3. Tekort eerste voorschot De landelijke vormingsinstellingen en de volkshogescholen ontvangen een te laag eerste subsidievoorschot in 2010. De administratie zet dit recht. In juni stort ze de correctie en betaalt ze meteen op voorhand de volledige indexering op de volgende subsidieschijven uit.

Documenten 1. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de volkshogescholen over de in te dienen verantwoordingsstukken 20 januari 2010 2. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan een volkshogeschool over het in te dienen beleidsplan 2011-2015 16 april 2010 3. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties over de DAC-normalisering 30 maart 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 213


11. de landelijke vormingsinstellingen

11. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN De landelijke vormingsinstellingen werken - in tegenstelling tot de Vormingplus-centra (zie eerder) - niet regionaal, maar landelijk en niet algemeen, maar rond één thema. De werksoort landelijke vormingsinstellingen omvat: - 17 gespecialiseerde vormingsinstellingen; - 3 syndicale vormingsinstellingen; - 3 (federaties van) vormingsinstellingen voor personen met een handicap; - 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap. In de loop van 2009 zet Atelier Cirkel, een gespecialiseerde vormingsinstelling, zijn werking stop. We tellen in 2009 dus 24 landelijke vormingsinstellingen, eentje minder dan in 2008.

1. Evaluatiecyclus Eindevaluatie Tussen 24 maart en 20 oktober 2009 bezoeken visitatiecommissies alle landelijke vormingsinstellingen. De organisaties ontvangen - zoals decretaal vastgelegd - binnen de 3 maanden een visitatieverslag. Zes vormingsinstellingen reageren hier schriftelijk op. Via deze weg grijpen ze de kans om bepaalde punten uit het verslag te nuanceren, te corrigeren of aan te vullen. Opvallend is dat de visitaties niet geheel gebeuren binnen de decretaal vastgelegde periode (tot 31 mei 2009). De syndicale vormingsinstellingen, de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap krijgen na 1 september hun visitatieverslag en eindevaluatieverslag. De gespecialiseerde vormingsinstellingen krijgen voor 1 september 2009 een eindevaluatieverslag. Op één organisatie na (Inverde) krijgen alle gespecialiseerde vormingsinstellingen een positieve beoordeling. Inverde beschikt om juridisch-technische redenen niet langer over een vzw-statuut en verliest daarom haar erkenning en subsidiëring vanaf 1 januari 2010. Vóór 31 december 2009 neemt de minister voor de gespecialiseerde vormingsinstellingen een beslissing over de subsidie-enveloppe voor de volgende beleidsperiode. De brief aan de organisaties over het eerste voorschot meldt: “De minister sloot zich in haar eindbeslissing van 10 december 2009 aan bij het positief eindevaluatieverslag van de administratie. Bijgevolg had de eindevaluatie van deze beleidsperiode geen gevolgen voor de grootte van uw subsidie-enveloppe voor de volgende beleidsperiode”.

Verantwoordingsstukken In januari 2010 ontvangen de organisaties een omzendbrief met richtlijnen voor het voortgangsrapport 2009-2010 en de bijhorende financiële documenten (zie doc. 1). Het voortgangsrapport moet ingediend worden vóór 1 april 2010. De overheid verwacht een stand van zaken over de uitvoering van het beleidsplan in het voorbije jaar en een vooruitblik op de geplande uitvoering van het beleidsplan in het lopende jaar 2010. De organisaties moeten wijzigingen ten opzichte van het beleidsplan (of het jaarplan) aanduiden en motiveren. De beoordelingselementen (uit het oorspronkelijke decreet van 2003) worden in een afzonderlijk deel besproken. De administratie vraagt in de omzendbrief uitdrukkelijk om zich ook te verhouden ten aanzien van ‘diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit’.

214 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


11. de landelijke vormingsinstellingen

De administratie bevestigt in de brief dat zij geen wijziging van het bestaande beleidsplan vraagt voor het bijkomende jaar (2010) van de huidige beleidsperiode. Ten tijde van de opmaak van het beleidsplan zou de beleidsperiode immers eind 2009 eindigen, maar dat werd later met een jaar verlengd. Een aanvulling voor dit bijkomende jaar via de rapportering in het voortgangsrapport 2009-2010 volstaat. Twee maanden later, voor 1 juni, bezorgen de syndicale vormingsinstellingen, de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap hun beleidsplan (2011-2015) aan de administratie. De instellingen ontvingen reeds eerder (april 2010) een omzendbrief met richtlijnen voor het beleidsplan (zie doc. 2). De instellingen mogen voortaan volgens het decreet een ‘afgeslankt’ beleidsplan indienen.

2. Nieuwe organisaties Elke beleidsperiode kunnen maximaal drie nieuwe gespecialiseerde vormingsinstellingen erkend en gesubsidieerd worden via het decreet. Vijf organisaties dienen voor 15 februari een erkenningsaanvraag in. De minister neemt tegen 1 juni een beslissing. Ze erkent slechts één organisatie, Het Vlaamse Kruis. Deze organisatie is momenteel erkend en gesubsidieerd als sociaal-culturele vereniging. Het Vlaamse Kruis maakt dus vanaf de volgende beleidsperiode een overstap naar een andere werksoort.

3. Uitstel DAC Alle sociaal-culturele volwassenenorganisaties ontvangen een brief waarin de administratie meldt dat de herverdeling van de exDAC-middelen uitgesteld wordt (zie hoofdstuk 13 - Tewerkstelling) (zie doc. 3). De administratie beroept zich op drie moeilijkheden: een technisch euvel voor de verdere uitvoering, de vaststelling dat er te weinig DAC-middelen in de begroting ingeschreven staan en het ontbreken van een uitvoeringsbesluit.

4. Tekort eerste voorschot De landelijke vormingsinstellingen en de volkshogescholen ontvangen een te laag eerste subsidievoorschot in 2010. De administratie zet dit recht. In juni stort ze de correctie en betaalt ze meteen op voorhand de volledige indexering op de volgende subsidieschijven uit.

5. Levensduurte en beleidsprioriteiten (zie ook hoofdstuk 7 - Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, deel 4) Sinds de decreetwijziging in 2008 bevat het decreet voor het sociaal-cultureel werk naast het begrip levensduurte, ook een budgettaire hefboom voor de gespecialiseerde vormingsinstellingen (en de verenigingen). Organisaties kunnen hun structurele enveloppe zien toenemen, door in de volgende beleidsperiode mee te werken aan prioriteiten die de minister, in overleg met de sector, bepaalt. Vanaf 2012 kan minister Schauvliege hiervoor extra middelen beschikbaar maken. De besparingen gooien echter roet in het eten. Op 13 juli ontvangen organisaties een brief van de administratie: “In afwachting van betere budgettaire vooruitzichten besliste de minister [...] om op dit ogenblijk geen prioriteiten bekend te maken” (zie doc. 4).

Documenten 1. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de a) gespecialiseerde vormingsinstellingen b) syndicale vormingsinstellingen BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 215


11. de landelijke vormingsinstellingen

c) Vijftact d) (federaties van) vormingsinstellingen voor personen met een handicap over de in te dienen verantwoordingsstukken 20 januari 2010 2. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan een a) gespecialiseerde vormingsinstelling b) syndicale vormingsinstelling c) (federaties van) vormingsinstellingen voor personen met een handicap over het in te dienen beleidsplan 2011-2015 7 april 2010 3. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties over de DAC-normalisering 30 maart 2010 4. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties over levensduurte en beleidsprioriteiten 13 juli 2010

216 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


12. het steunpunt en de belangenbehartiger

12. HET STEUNPUNT EN DE BELANGENBEHARTIGER Het steunpunt SoCiuS en de belangenbehartiger FOV vormen samen de bovenbouw van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Beide krijgen een expliciete plaats in het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De doelstellingen van de FOV krijgen volgende omschrijving: - de gemeenschappelijke belangen van de aangesloten organisaties behartigen; - de leden informeren over de werking van de FOV; - optreden als vertegenwoordiger van alle aangesloten leden naar de overheid en waar daarom wordt gevraagd. Voor het steunpunt SoCiuS gelden volgende kernopdrachten: - praktijkondersteuning; - praktijkontwikkeling; - beeldvorming en communicatie. In haar beleidsnota Cultuur 2009-2014 (zie doc. 1) formuleert minister Schauvliege als expliciete operationele doelstelling het herdefiniĂŤren van de rol en de opdrachten van de steunpunten en bovenbouworganisaties. Zij meent dat een samenwerking tussen de overheid en deze organisaties in een open partnerschap en vertrouwen essentieel is. Voorts kondigt zij aan eventuele overlappingen weg te werken en te streven naar een eenduidige invulling van de kerntaken. De meerderheidsfracties in het Vlaams parlement bevestigen dit streven in hun motie bij de bespreking van de beleidsnota in de Commissie Cultuur (zie doc. 2):

Documenten 1. Beleidsnota 2009 - 2014 Cultuur van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 192 (2009-2010) - Nr. 1 (uittreksel p. 26) 26 oktober 2009 2. Met redenen omklede motie van de heren Paul Delva, Johan Verstreken, Veli YĂźksel (CD&V), Lieven Dehandschutter, Wilfried Vandaele (N-VA) en Philippe De Coene en mevrouw Yamila Idrissi (sp.a) bij de Beleidsnota Cultuur Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 stuk 192 (2009-2010) - Nr. 4 19 januari 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 217


13. tewerkstelling

13. TEWERKSTELLING 1. DAC-normalisatie Tewerkstellingsprogramma Het zogenaamde Derde Arbeidscircuit (DAC) is een tewerkstellingsprogramma uit de jaren ’80 voor langdurig werklozen die zo in de social profit aan een baan konden komen. Het programma was al niet meer toegangelijk voor nieuwe initiatieven. De meeste DAC-projecten zijn inmiddels geregulariseerd: die werknemers krijgen een (gesubsidieerd) loon van de werkgever waar dit voordien rechtstreeks van de overheid kwam. Met de regularisering van de DAC’ers in 2002 kregen de betrokken werknemers een normaal arbeidsstatuut en werden zij voortaan minimaal verloond op basis van de vigerende loonschalen in de sociaal-culturele sector. In het sociaal-cultureel volwassenenwerk gaat het om een contingent van 235 werknemers. Het DAC-decreet van 7 mei 2004 geeft een wettelijke onderbouw aan de regularisering van DAC-werknemers in de culturele sector en stelt een verdere normalisering in het verschiet.

Normalisering vanaf 2011 DAC-middelen werden in het verleden niet altijd op basis van objectieve gronden toegewezen. Daarom voorzag de overheid, na de regularisering, in een normalisering: de middelen moesten objectief herverdeeld worden tussen organisaties. De normalisering houdt in dat vanaf de start van de volgende beleidsperiode (die ingaat op 1 januari 2011) de toewijzing van een aanvullende tewerkstelling in de sector moet verlopen op basis van objectieve parameters. Dit creĂŤert de mogelijkheid dat organisaties die in het verleden DAC-personeelsleden tewerkstelden eventueel personeel moeten inleveren en dat andere organisaties dan weer middelen zullen toegekend krijgen om aanvullende tewerkstelling te realiseren.

Uitstel van de normalisatie Op 7 mei 2009 bezorgde de administratie (Agentschap Sociaal-Cultureel Werk) een omzendbrief over deze DAC-normalisering (zie doc. 1) aan alle erkende en/of gesubsidieerde organisaties. Dit schrijven baseerde zich op het herverdelingsvoorstel dat in 2008 door de FOV en de sociale partners aan toenmalig cultuurminister Bert Anciaux was overgemaakt. De administratie deelde in de brief nog mee dat de inhoud ervan in de daaropvolgende maanden zou opgenomen worden in een besluit van de Vlaamse regering. De omzendbrief gaat uit van de start van de procedure op 1 april 2010 en het eerste beslissingsmoment voor 30 juni van hetzelfde jaar. Ondanks aandringen van de FOV, laat het uitvoeringsbesluit echter op zich wachten. Op 31 maart 2010 stuurt de minister een mededeling aan de organisaties uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk (zie doc. 2). Hierin meldt ze dat de normalisatie uitgesteld wordt tot ten vroegste 2012, waarbij zij zich beroept op drie moeilijkheden: een technisch euvel voor de verdere uitvoering, de vaststelling dat er te weinig DAC-middelen in de begroting ingeschreven staan en het ontbreken van een uitvoeringsbesluit. Gealarmeerd door de FOV, leidt het uitstel op 22 april 2010 tot heel wat vragen in de Commissie Cultuur (zie doc. 3). Minister Schauvliege bevestigt in haar antwoord achter de principes van de herverdeling te blijven staan. Het is haar bedoeling de normalisering zo snel mogelijk uit te voeren. Zij informeert de parlementsleden over het feit dat zij bij de eerste begrotingscontrole 2010 alvast 400.000 euro bijkomend voorziet om een dreigend tekort op te vangen. Voor 2011 streeft de minister naar een oplossing 218 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


13. tewerkstelling

om de verdere, ingeschatte tekorten op te vangen. Berekeningen leren dat dit om 1,8 miljoen euro zou kunnen gaan. Op 8 juni 2010 vindt op het kabinet van minister Schauvliege een formeel overleg plaats met de FOV over een voorontwerp van uitvoeringsbesluit. Hieruit blijkt een engagement om de herverdeling effectief op 1 januari 2012 te laten plaatsvinden.

Transparantie in de budgetten Bij de aanpassingen van de begrotingen van 2008 en de initiële begroting van 2009, werden de DAC-middelen - in afwachting van de normalisatie - alvast toegevoegd aan de begrotingsposten voor de verenigingen, vormingsinstellingen en bewegingen. Minister Schauvliege maakte bij de derde begrotingscontrole 2009 en de begrotingsopmaak van 2010 deze beweging ongedaan. Zij wil hiermee vermijden dat de reguliere subsidies vermengd worden met de DAC-subsidies. Voortaan zijn de DAC-middelen dus opnieuw geconcentreerd op één begrotingsallocatie.

2. VIA-middelen In de loop van het voorbije decennium verwierven de sociaal-culturele volwassenenorganisaties bijkomende middelen op basis van de Vlaamse Intersectorale Akkoorden (VIA). Die akkoorden werden door de Vlaamse overheid en de sociale partners vastgelegd (zie ook hoofdstuk 7 - Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk). VIA 2 voorziet middelen voor loonharmonisering, vorming, managementondersteuning en extra-verlof (voor oudere werknemers). In VIA 3 worden de middelen besteed aan uitbreidingsbeleid (bijkomende tewerkstelling), koopkrachtverhoging (met uitbouw van een tweede pensioenpijler en een eindejaarspremie) en kwaliteitsverbetering (managementondersteuning en werkdrukvermindering). De uitgaven voor VIA 3 worden gedurende de looptijd van het akkoord stelselmatig opgebouwd. Een deel van deze middelen wordt door de overheid betaald, een ander deel via het Sociaal Fonds voor de sociaal-culturele sector. In de toelichting bij de begrotingen van de Vlaamse Gemeenschap wordt de omvang van de VIA-middelen vermeld. Ondanks de besparingen, worden de afgesproken verhogingen van de bedragen voor de koopkrachtverhoging en de eindejaarspremie gehandhaafd. Bij de eerste begrotingscontrole van 2010 wordt het bedrag voor het uitbreidingsbeleid voor de beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd, Sport en Media echter geschrapt. Het gaat om 3.517.000 euro (zie doc. 4). In het kader van dezelfde begrotingscontrole legt de Vlaamse regering ook een meerjarenbegroting 2011-2014 voor aan het Vlaams parlement. Hierin geeft ze aan dat voor 2011 opnieuw het voor dat jaar afgesproken uitbreidingsbudget van 3,8 miljoen euro wordt ingeschreven (zie doc. 5). De opbouw van de budgetten voor het VIA 3-akkoord loopt, wat de koopkracht en de kwaliteitsverbetering betreft, af op 31 december 2010. Voor het uitbreidingsbeleid is 2011 het laatste jaar. Het uitgangspunt is dat in 2010 opnieuw een Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de non-profit/social-profit sector (VIA 4) wordt afgesloten. Op 3 december 2009 laat minister Schauvliege in de Commissie Cultuur alvast weten dat zij van de gelegenheid gebruik wil maken om de uitvoering van de bestaande akkoorden transparanter te maken (zie doc. 6).

3. Nieuwe CAO’s Op het vlak van nieuwe sociale verplichtingen voor de werkgevers in de sociaal-culturele sector is binnen de referteperiode weinig nieuws te melden. Er worden immers binnen het Paritair Comité 329.1 drie nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten: - een CAO van 4 december 2009 met betrekking tot woon-werkverkeer (zie doc. 7);

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 219


13. tewerkstelling

- een CAO van 29 april 2010 over de vaststelling van de bijdragen voor het jaar 2010 in het kader van de tweede pensioenpijler (zie doc. 8); - een CAO van 29 april 2010 betreffende de middelen 2010 voor het wegwerken van anomalieĂŤn inzake tewerkstelling in de socioculturele sector (zie doc. 9).

Documenten 1. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties over de DAC-normalisering 7 mei 2009 2. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties over de DAC-normalisering 30 maart 2010 3. Vraag om uitleg van de heer Bart Caron (Groen!) tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur, over de uitgestelde DAC-regularisatie in de culturele sector en Vraag om uitleg van de heer Lieven Dehandschutter (N-VA) tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur, over de DACherverdeling in het sociaal-cultureel volwassenenwerk Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2009-2010 Stuk C197 - CUL26 (uittreksel p. 10-15) 22 april 2010 4. Persmededeling van de Vlaamse Regering: Begrotingscontrole 2010 23 april 2010 5. Toelichtingen bij de aanpassing van de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2010 Meerjarenbegroting 2011-2014 Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 21 (2009-2010) - Nr. 1 (uittreksel p. 19) 30 april 2010 6. Beleidsnota 2009-2014 Cultuur van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur verslag namens de Commissie Cultuur Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2009-2010 Stuk 192 (2009-2010) – Nr. 5 5 februari 2010

220 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


13. tewerkstelling

7. Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 2009 met betrekking tot woon-werkverkeer 4 december 2009 8. Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2010 tot vaststelling van het percentage van de bijdragen voor het jaar 2010 voor het fonds van bestaanszekerheid genaamd “sociaal fonds 329.01 tot aanvullende financiering tweede pensioenpijler” en tot bepaling van de datum van aanvraag tot vrijstelling van de bijdragen voor het jaar 2010. 29 april 2010 9. Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2010 betreffende de middelen 2010 voor het wegwerken van anomalieën inzake tewerkstelling in de socioculturele sector 29 april 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 221


14. het adviesstelsel

14. HET ADVIESSTELSEL Binnen het cultuurbeleid is het gebruikelijk dat de voorbereiding van dit beleid gepaard gaat met een advisering door geëigende adviesorganen. De cultuurpactwetgeving maakt die advisering overigens verplicht. Voor de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk zijn de adviezen van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) en zijn deelraad, de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk belangrijk. In de loop van 2009-2010 brengen deze raden adviezen uit met relevantie voor de sociaal-culturele volwassenensector. Omwille van het begin van de regeerperiode staat het regelgevend werk nog in de kinderschoenen. Daarom is het aantal adviezen in deze periode relatief beperkt. Ze handelen vooral over de beleidsnota’s en de begrotingen.

1. De Raad voor Cultuur De SARC (Strategische AdviesRaad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media) werkt met een Algemene Raad, een vast bureau (zie doc. 1) en vier sectorraden, namelijk de Sectorraad voor Kunsten en Erfgoed, de Sectorraad voor Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen, de Sectorraad voor Sport en de Sectorraad Media. De Algemene Raad zorgt voor de conceptualisering van het cultuurbeleid door de beleidsvelden in een samenhangende context en in een ruimer maatschappelijk kader te plaatsen. De Algemene Raad geeft advies over alle thema’s die meerdere beleidsvelden aanbelangen. Hij verzorgt ook de interne coördinatie van de adviezen van de sectorraden. In een advies over de programmadecreten bij de derde budgetcontrole 2009 en de begrotingsopmaak 2010, stelt de Raad zich op 13 november 2009 zeer kritisch op bij de voorgenomen invoering van de bepaling dat voortaan een aantal decreten, waaronder dat voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, worden uitgevoerd binnen de perken van de kredieten (zie doc. 2). Voorts laakt hij de gebrekkige informatie over de besparingen. De Algemene Raad formuleert op 18 november 2009 in het advies over de beleidsnota’s Cultuur, Jeugd, Sport en Media 2009-2014 enkele algemene aandachtspunten, aangevuld met de deeladviezen van de vier sectorraden (zie doc. 3).

2. De Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk De vier sectorraden zijn autonoom bevoegd en geven rechtstreeks adviezen over hun specifiek beleidsveld. In deze raden zetelen telkens 19 leden. De Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen (zie doc. 4) telt acht onafhankelijke deskundigen, negen vertegenwoordigers van het middenveld en twee leden namens de Vlaamse Jeugdraad. Voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk zetelen vijf leden. De FOV heeft deze leden voorgedragen: - Peter Warson (verenigingen); - Jan De Braekeleer (instellingen); - Kristien Vermeersch (bewegingen); - Ria Van Asch (volkshogescholen); - Hugo De Vos (tot 31/12/2009)/Dirk Verbist (vanaf 1/1/2010) (algemeen). Voor al deze leden is een plaatsvervang(st)er aangeduid. Via de vertegenwoordig(st)ers van het middenveld zijn ook nog de sectoren jeugd, amateurkunsten, bibliotheken en cultuur- en gemeenschapscentra in de Sectorraad vertegenwoordigd. De Sectorraad adviseert op 2 juli 2009 over de samenstelling van de beroepscommissie voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (zie doc. 5) (zie hoofdstuk 5 - De afwikkeling van de evaluaties, deel 6). In zijn advies over de beleidsnota Cultuur (13 november 2009) meent de Sectorraad dat het document sterk onderbouwd is, met een goed evenwicht tussen stabiliteit en ambitie. Hij betreurt wel het gebrek aan (budgettair) perspectief over de periode van vijf jaar.

222 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


14. het adviesstelsel

Documenten 1. Samenstelling van de Strategische AdviesRaad voor Cultuur, Jeugd, Media en Sport (SARC) 2. SARC - Algemene Raad Advies over het voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009 en het voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 (Programmadecreet) 13 november 2009 3. SARC - Algemene Raad Advies over de beleidsnota’s Cultuur, Jeugd, Sport en Media 2009-2014 1 december 2009 4. Samenstelling van de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk 5. SARC - Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk Advies over Beroepscommissie sociaal-cultureel volwassenenwerk 2 juli 2009

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 223


15. hete thema’s

15. HETE THEMA’S 1. Vrijwilligerswerk 1. Vrijwilligerswet De wet betreffende de rechten van vrijwilligers (vrijwilligerswet) is een federale materie. De wet is van kracht sinds 1 augustus 2006, met uitzondering van de bepalingen inzake verzekeringen en aansprakelijkheid. Deze traden in voege op 1 januari 2007.

Kostenvergoeding De vrijwilligerswet regelt onder meer de kostenvergoedingen voor vrijwilligers. Op 12 februari 2009 diende Sonja Becq (CD&V) een wetsvoorstel in (zie doc. 1). Dit wetsvoorstel wil vrijwilligers die actief zijn in de oppashulp, ambulancezorg (nietdringend ziekenvervoer) of dringende medische hulpverlening recht geven op een hogere kostenvergoeding. Op vraag van minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Laurette Onkelinckx brengt de Hoge Raad van Vrijwilligers in oktober 2009 een advies uit over het wetsvoorstel (zie doc. 2). In dit advies stelt de Hoge Raad dat de vrijwilligerswet toelaat dat de bedragen voor specifieke categorieën van vrijwilligers met een Koninklijk Besluit (KB) verhoogd kunnen worden. De Raad verkiest deze uitzonderingen te laten regelen met een KB in plaats van een wijziging van de vrijwilligerswet zelf.

Vrijwilligerswerk voor vreemdelingen De vrijwilligerswet trad op 1 augustus 2006 in werking. De nieuwe wet wilde onder meer vrijwilligerswerk voor vreemdelingen (ruimer) toegankelijk maken. De federale regering kan dit eenvoudig regelen via een KB. Sinds 2007 worden in de Senaat en de Kamer regelmatig vragen gesteld over het uitblijven van het KB. Door het uitblijven van een regeling blijft een groep buitenlanders uitgesloten van vrijwilligerswerk. Bij inbreuken op deze wet zijn er geen sancties voor de vrijwilliger, maar wel voor de organisatie die deze vrijwilliger inschakelt. Organisaties kunnen op deze manier ongewild en/of onbewust in de fout gaan. Op 1 juli 2008 diende Nahima Lanjri (CD&V) een wetsvoorstel in om de kwestie te regelen (zie doc. 3). Het voorstel stond vanaf februari 2009 tot zeven keer toe op de agenda van de Commissie Sociale Aangelegenheden zonder dat het tot een stemming kwam. De Hoge Raad voor Vrijwilligers en de Nationale Arbeidsraad brachten vóór de zomer van 2009 een advies uit (zie doc. 4 en 5). Ook heel wat middenveldorganisaties trokken intussen (voor en achter de schermen) aan het wetsvoorstel. Op 10 december 2009 wordt uiteindelijk een wetsvoorstel tot het toegankelijk maken van vrijwilligerswerk voor vreemdelingen goedgekeurd in de Senaat en aan de Kamer overgezonden (zie doc. 6). Met de val van de federale regering vervalt het wetsvoorstel echter.

Wetsvoorstel onbetaald vrijwilligersverlof In 2007 en 2008 dienen verschillende parlementsleden wetsvoorstellen in om onder bepaalde omstandigheden vrijwilligers onbetaald verlof toe te kennen (zie doc. 7 en 8). In 2009 komen daarover verschillende adviezen binnen. Zowel de Nationale Arbeidsraad als de Hoge Raad voor Vrijwilligers uiten bezwaren tegen het invoeren van een onbetaald vrijwilligersverlof. Het wetsvoorstel dat Sonja Becq (CD&V) in het voorjaar van 2008 in de Kamer van Volksvertegenwoordigers indiende, was tot de val van de regering op 7 mei 2010 zonder beweging hangend in de Kamer. Het wetsvoorstel van Wouter Beke (CD&V) uit 2007 ondergaat in de Senaat hetzelfde lot.

224 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


15. hete thema’s

2. Gratis provinciale vrijwilligersverzekering In 2007 werd de gratis provinciale vrijwilligersverzekering gelanceerd. Verenigingen kunnen via de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (voor Brussel) jaarlijks een 100-tal ‘gratis vrijwilligersdagen’ aanvragen. Dit initiatief staat los van de vrijwilligerswet. De middelen voor de gratis verzekering zijn afkomstig van de Nationale Loterij. Vorig jaar werd nog 850.000 euro opgenomen in het verdeelplan van de Nationale Loterij voor de verzekering voor vrijwilligers. Dit jaar komt de verzekering er niet meer in voor (zie doc. 9). Inmiddels geven de provincies geen inzage in de verdeling en besteding van de middelen. De toekomst van de gratis vrijwilligersverzekering is onduidelijk.

3. Vlaams en Europees vrijwilligersbeleid Prijs van het Vrijwilligerswerk Vlaanderen werd in 2009 een nieuwe prijs rijker: de Prijs van het Vrijwilligerswerk. De uitreiking van deze prijs is een concrete uitwerking van het engagement van de Vlaamse Regering om in samenwerking met de Verenigde Verenigingen het vrijwilligerswerk te versterken en te ondersteunen. Op 19 mei 2010 neemt de tweede laureaat van de Prijs, de sociaal-culturele vereniging Velt, de Prijs in ontvangst uit de handen van minister-president Kris Peeters. Ook het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk kan op de interesse van de Vlaamse Regering rekenen.

2011: Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap Op aansturen van het Europees Centrum voor Vrijwilligerswerk (CEV) roepen de Europese ministers van Cultuur op 27 november 2009 het jaar 2011 uit tot het “Jaar van het vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap” (zie doc. 10 en 11). Minister Joke Schauvliege woont op 27 november voor het eerst namens België de Europese Raad van ministers van Cultuur bij. In een persbericht benadrukt de minister dat Vlaanderen zich ten volle kan inschakelen. “In naam van de duizenden vrijwilligers die in Vlaanderen op tal van domeinen actief zijn, mogen we deze kans niet laten liggen.” (zie doc. 11) De eerste officiële conferentie in voorbereiding van het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk vindt plaats op 16 en 17 december 2009 in Brussel. De echte start staat gepland voor december 2010. Dan lanceert de Europese Commissie de ‘EYV2011 Tour’ voor het grote publiek en de vrijwilligersorganisaties. Het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk is, als voorzitter van het CEV, actief betrokken bij de organisatie van het Europese jaar. Begin juli richt de Vlaamse Regering een Gemengde Werkgroep op. Dit gebeurt in opvolging van het Actieplan 2010 dat op het overlegforum tussen de Vlaamse Regering en de Verenigde Verenigingen van 1 juli 2010 werd goedgekeurd (zie doc. 12). Dit plan stelt expliciet: “De Vlaamse Regering erkent, ondersteunt en promoot het belang van het vrijwilligerswerk bij de bevolking. Onder aansturing van de minister-president bereidt een Gemengde Werkgroep (overheidsdelegatie - Verenigde Verenigingen) het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk (2011) voor.”. De Gemengde Werkgroep komt een eerste keer samen op 14 juli. Naast vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering en de Verenigde Verenigingen is ook het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk aanwezig.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 225


15. hete thema’s

Documenten 1. Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers Ingediend door Sonja Becq e.a. Kamer van Volksvertegenwoordigers Zitting 2008-2009 Stuk DOC 52 1806/001 12 februari 2009 2. Advies van de Hoge Raad voor Vrijwilligers aan minister Laurette Onkelinckx, federaal minister van Sociale Zaken over het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 juli 2005 oktober 2009 3. Wetsvoorstel tot het toegankelijk maken van vrijwilligerswerk voor vreemdelingen Ingediend door Nahima Lanjri e.a. Senaat Zitting 2007-2008 Stuk 4-840/1 1 juli 2008 4. Advies van de Hoge Raad voor Vrijwilligers over het wetsvoorstel tot het toegankelijk maken van vrijwilligerswerk voor vreemdelingen 16 februari 2009 5. Advies van de Nationale Arbeidsraad over vrijwilligerswerk 6 mei 2009 6. Wetsontwerp tot het toegankelijk maken van vrijwilligerswerk voor vreemdelingen tekst aangenomen in de plenaire vergadering en overgezonden aan de kamer van volksvertegenwoordigers Senaat Zitting 2009-2010 Stuk 4-870/7 1 juli 2008 7. Wetsvoorstel houdende invoeging van een artikel 12 bis in de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers Ingediend door Wouter Beke e.a. Senaat Zitting 2007-2008 Stuk 4-316/1 22 oktober 2007 8. Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers wat de onkostenvergoeding en het vrijwilligersverlof betreft Ingediend door Sonja Becq e.a. Kamer van Volksvertegenwoordigers Zitting 2007-2008 226 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


15. hete thema’s

Stuk DOC 52 1045/001 9 april 2008 9. Koninklijk besluit tot bepaling van het voorlopige verdelingsplan van de subsidies van de Nationale Loterij voor het dienstjaar 2010 Belgisch Staatsblad, Nr. 205, 6 juli 2010 (uittreksel p. 44.786-44.788) 25 juni 2010 10. Beschikking van de Raad van de Europese Unie over het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap (2011) Stuk 2010/37/EG 27 november 2009 11. Persmededeling van Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur 2011 Europees Jaar van de Vrijwilliger 27 november 2009 12. Charter Vlaamse overheid - ‘de Verenigde Verenigingen’: Actieplan 2010 23 juni 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 227


15. hete thema’s

2. Auteursrechten 1. Billijke vergoeding De billijke vergoeding is een vergoeding voor uitvoerende artiesten en muziekproducenten. Dit zijn de zogenaamde nevenrechten. Het auteursrecht beschermt de auteurs van letterkundige werken en kunstwerken. De nevenrechten beschermen de prestaties van de naburige rechthebbenden. De wet op het auteursrecht bepaalt dat je in sommige gevallen een vergoeding moet betalen voor het reproduceren of gebruiken van kunstwerken. Bijvoorbeeld bij het afspelen van muziek op een sociaal-culturele activiteit. Het is onmogelijk elke kunstenaar of uitvoerder te contacteren met een vraag voor toestemming om een werk te reproduceren of te gebruiken. Daarom stelde de wetgever voor sommige vormen van het auteursrecht een collectief beheer van de rechten in. Het collectieve beheer van deze rechten gebeurt door zogenaamde beheersvennootschappen. De beheersvennootschap zorgt er via een verdelingsmechanisme voor dat alle auteurs en andere rechthebbenden de vergoeding ontvangen. Bekende beheersvennootschappen zijn SABAM (auteursrechten) en Simim (nevenrechten). De controledienst van de FOD Economie oefent de controle uit op deze beheersvennootschappen. De billijke vergoeding is verschuldigd bij het afspelen van muziek in openbare plaatsen en wordt geïnd en beheerd door beheersvennootschappen.

Tarifering: een federale materie De tarieven van de billijke vergoeding worden bepaald door een (paritaire) commissie, de zogenaamde Commissie Artikel 42. De commissie is paritair in de zin dat zowel vertegenwoordigers van de beheersvennootschappen als belangenorganisaties van de gebruikers er een zitje hebben. Eind 2006 werden de tarieven voor de polyvalente zalen en jeugdhuizen met 10 % verhoogd. Deze beslissing gold voor één jaar. Sindsdien zijn de beheersvennootschappen vragende partij om te onderhandelen over een fundamentele aanpassing van de tarieven. Eind 2009 komt de Commissie Artikel 42 opnieuw samen. Deze keer zijn de beheersvennootschappen het er mee eens de tarieven nog een jaar langer ongemoeid te laten (zie doc. 1). Maar ze dringen in de Commissie aan op een versnelling van de onderhandelingen voor 2011. Zij vragen tegen het einde van het eerste kwartaal 2010 een akkoord over de verhoging van de tarieven vanaf 2011. Op 25 maart komt de Commissie opnieuw samen. Zoals verwacht vragen de beheersvennootschappen een stijging van de tarieven. Daarna blijft het stil.

Stopzetting financiële tussenkomst door de Vlaamse overheid De Vlaamse overheid nam sinds een tweetal jaar de kosten van de billijke vergoeding op zich als het ging om occasionele, kleinschalige evenementen van lokale groeperingen, verenigingen en vrijwilligersinitiatieven. Deze Vlaamse tussenkomst is de zogenaamde ‘derdebetalersregeling’. De derdebetalersregeling voor de billijke vergoeding wordt niet verlengd. In de begroting 2010 van het Vlaams Parlement is immers geen budget meer voorzien. Meer nog, het contract tussen de Vlaamse Gemeenschap en de beheersvennootschappen is niet meer verlengd. Dit betekent concreet dat het systeem van derdebetalersregeling is afgeschaft.

228 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


15. hete thema’s

In haar antwoord op een schriftelijke vraag van 18 februari 2010 over de derdebetalersregeling zegt minister Schauvliege dat van 4 september 2007 tot eind 2009 in totaal 5.329 aanvragen werden goedgekeurd. 33,4 % van de aanvragen kwam uit de culturele sector. De aanvragen werden vooral ingediend voor buurtfeesten, dorpsfeesten en plaatselijke kermissen (samen 62,4 % van de cultuuraanvragen). In mindere maten voor concerten en muziekfestivals (samen 10,4 % van alle aanvragen) (zie doc. 2).

2. Controle op de beheersvennootschappen Omwille van een mogelijke monopoliepositie, bepaalde de wetgever dat een controle op de beheersvennootschappen mogelijk moet zijn. Na bijna 10 jaar impasse en verschillende wetsontwerpen, trad op 1 april 2009 een nieuwe controlewet op de beheersvennootschappen in werking (zie doc. 3). De wet voorziet een strengere controle (en meer sanctiemogelijkheden) op de praktijken van deze vennootschappen. Zo legt de nieuwe controlewet de beheersvennootschappen onder meer duidelijke voorwaarden op aan het management van deze vennootschappen. De beheersvennootschappen moeten de geïnde gelden ook binnen de 24 maanden verdelen. De interne organisatie moet elke vorm van belangenconflict tegengaan. Voorts mogen beheersvennootschappen voortaan maximaal 10 % van de geïnde rechten toewijzen aan sociale, culturele of educatieve doelen en moeten zij dit in eigen beheer doen en niet langer via vzw’s die moeilijk te controleren zijn. Tenslotte wordt de controledienst van de FOD Economie versterkt. Deze zal boetes kunnen opleggen aan de beheersvennootschappen die hun wettelijke verplichtingen niet nakomen. Daarnaast zal de controledienst ook een proces-verbaal kunnen overmaken aan het Parket dat door de specifieke bepalingen van de controlewet sneller en strenger zal kunnen optreden. Dit betekent concreet dat de controledienst veel sneller en beter een klacht van organisaties over de werking van de beheersvennootschappen kan opvolgen. Een klacht indienen bij de controledienst kan vanaf nu online bij de FOD Economie.

3. Een nieuw tarief: muziek op de werkvloer De auteursrechtenvereniging SABAM maakte midden augustus 2009 een akkoord bekend met het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO). Het akkoord bepaalt een tarief voor het muziekgebruik binnen ondernemingen. Bedrijven zouden voortaan moeten betalen als ze muziek gebruiken op de werkvloer, op kantoor, in de refter of op bedrijfsfeestjes. Ook het wachtdeuntje op de telefoonlijn is ‘muziek op de werkvloer’. Dit tarief is, volgens SABAM, geldig met ingang van 1 juli 2009 voor bedrijven vanaf 6 personeelsleden. Bedrijven zijn in dit geval ruim te interpreteren: naast bedrijven schrijft SABAM ook organisaties en openbare diensten aan over de inning van de vergoeding voor het gebruik van muziek op de werkvloer. De social profitsector protesteert tegen deze gang van zaken. Unisoc, de overkoepelende werkgeversorganisatie van de social profit waar ook Sociare deel van uitmaakt, stuurt aan op een overleg met de beheersvenootschappen SABAM (auteursrechten) en Simim (nevenrechten, zie ook hoger). Na verschillende moeizame onderhandelingen komt het in februari 2010 tot een akkoord. Voor de zorgsectoren komt er een aangepast tarief ‘muziek op de werkvloer’. De sociaal-culturele sector valt hier echter buiten. Maar er zijn uitzonderingen. Wie bijvoorbeeld minder dan 9 werknemers tewerkstelt (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) moet niet betalen. Omwille van de aanslepende onderhandelingen krijgen organisaties uit de sociaal-culturele sector uitstel tot 15 maart 2010 om aangifte te doen met behoud van een 30 %-korting voor de eerste drie jaar. Het nieuwe tarief gaat ook in de Senaat niet onopgemerkt voorbij. Dirk Claes (CD&V) stelt minister van Ondernemen en Vereenvoudigen Vincent Van Quickenborne een aantal verduidelijkende vragen (zie doc. 4).

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 229


15. hete thema’s

Opmerkelijk is dat voor het tarief ‘muziek op de werkvloer’ via een samenwerking tussen SABAM en Simim een eengemaakte aangifte (auteursrechten en nevenrechten) mogelijk is. Het is sinds jaren een vraag van onder andere het ISOC (Intersectoraal Overleg Cultuur, waar ook de FOV deel van uitmaakt) om alle aangiftes via één formulier te laten verlopen.

Documenten 1. Koninklijk besluit houdende de algemeen bindend verklaring van de beslissing van 3 december 2009 inzake de billijke vergoeding [...] genomen door de [Commissie Artikel 42] Belgisch Staatsblad, Nr. 431, 28 december 2009 (uittreksel p. 81.892) 18 december 2009 2.Schriftelijke vraag van mevrouw Ulla Werbrouck (LDD) aan mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur over “Billijke vergoeding” - Culturele verenigingen Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Schriftelijke vraag nr. 229 aan minister Schauvliege (2009-2010) 18 februari 2010 3. Wet tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft Belgisch Staatsblad, Nr. 425, 23 december 2009 (uittreksel p. 80.461-80.478) 10 december 2009 4. Schriftelijke vraag van de heer Dirk Claes (CD&V) aan de heer Vincent Van Quickenborne, federaal minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over SABAM - Heffingen op kleine en middelgrote ondernemingen Schriftelijke vraag nr. 4-3701 2 juli 2009

Extra 5. Wetsvoorstel tot aanpassing van de inning van het auteursrecht aan de technologische ontwikkeling, terwijl de persoonlijke levenssfeer van de internetgebruikers beschermd wordt Ingediend door Benoit Hellings en Freya Piryns Senaat Zitting 2009-2010 Stuk 4 - 1686/1 2 maart 2010 6. Wetsvoorstel tot wijziging tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten Ingediend door Renaat Landuyt Kamer van Volksvertegenwoordigers Zitting 2009-2010 Stuk DOC 53 0040/001 29 juli 2010 230 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


15. hete thema’s

3. Participatie 1. Participatiedecreet Het participatiedecreet beoogt - door een mix van structurele en projectmatige ondersteuning - zoveel mogelijk mensen te laten ‘deelnemen’ en ‘deelhebben’ aan cultuur, sport en jeugdwerk in Vlaanderen. Het participatiedecreet zet in op het wegwerken van participatiedrempels. Het participatiedecreet is een jong decreet. Sinds 1 januari 2008 is het decreet - met de nodige groeipijnen - van kracht. Anderhalf jaar later, bij de start van de nieuwe beleidsperiode, laat de nieuwe minister van Cultuur, Joke Schauvliege, weten dat ze het decreet wil evalueren en eventueel bijsturen. Een dergelijke evaluatie moet gestoeld zijn op voldoende en degelijke gegevens. Minister Schauvliege pleit niet, zoals haar voorganger Bert Anciaux, voor een flankerend beleid, maar voor een geïntegreerd en inclusief participatiebeleid (zie doc. 1). Wat precies te verwachten valt van deze decreetevaluatie is nog niet duidelijk. Door de herschikking van de bevoegdheden binnen de Vlaamse regering, valt het participatiedecreet niet langer onder de bevoegdheid van één minister. Drie ministers zijn voortaan betrokken partij: Joke Schauvliege (Cultuur), Pascal Smet (Jeugd) en Philippe Muyters (Sport). De SARC formuleert in dit verband een advies (8 februari 2010) (zie doc. 2). De Raad dringt erop aan geen wijziging van het decreet, een bevoegdheidsverdeling of andere maatregelen te ondernemen zonder een voorafgaande grondige evaluatie van het decreet. Bart Caron (Groen!) suggereert - naar aanleiding van een hoorzitting over cultuurparticipatie bij ouderen - ouderen als afzonderlijke kansengroep op te nemen in het participatiedecreet (zie doc. 3). De minister sluit dit niet uit. Bij de evaluatie van het participatiedecreet zal bijzondere aandacht gaan naar de participatie van ouderen in de projecten ‘Kansengroepen’ 2008, 2009 en 2010.

2. Vrijetijdsparticipatie van mensen in armoede In het parlement worden verschillende vragen gesteld over de uitvoering van de subsidielijn ‘lokale netwerken vrijetijdsparticipatie’ (artikel 22 van het participatiedecreet). Via deze netwerken wil het participatiedecreet op lokaal niveau de vrijetijdsparticipatie van mensen in armoede bevorderen. In 2008 stapten 35 gemeenten in het systeem, in 2009 23. In totaal voorziet het decreet 1.650.000 euro ‘trekkingsgeld’ voor de netwerken. Cindy Franssen (CD&V) en Els Robeyns (sp.a) informeren naar de besteding van de niet-gebruikte trekkingsrechten. De niet-opgenomen middelen vloeien naar Demos. De werking(smiddelen) van Demos en de wijze waarop het Fonds Vrijetijdsparticipatie middelen ontvangt, dragen hun bijzondere aandacht weg. Dit blijkt uit een heel aantal schriftelijke vragen (doc. 4 t.e.m. 10) Paul Delva (CD&V) pleit bij de evaluatie van het participatiedecreet voor bijzondere aandacht voor de lokale netwerken. Hij drukt tijdens de vergadering van de Commissie Cultuur van 4 februari 2010 zijn bekommernis uit voor de complexiteit van het systeem en de beperkte bereikbaarheid van kansengroepen in landelijke gebieden. Ook pleit hij voor een grotere rol van het lokale verenigingsleven (zie doc. 11).

3. De Rode Antraciet De Rode Antraciet zet in op de sport- en cultuurparticipatie van gedetineerden. De organisatie maakte tot 2008 deel uit van de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, maar wordt nu gefinancierd door het participatiedecreet. Ulla Werbrouck (LDD) informeert via een schriftelijke vraag van 12 maart 2010 naar de verdere subsidiëring van De Rode Antraciet (doc. 12). In 2008 ontving De Rode Antraciet 950.000 euro, in 2009 en 2010 voorziet de overheid 1.100.000 euro.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 231


15. hete thema’s

4. Aanbod Podium Via de website www.aanbodpodium.be kunnen organisatoren een deel van de uitkoopsom voor het boeken van gezelschappen of artiesten terugbetaald krijgen. De rubriek ‘nieuw talent’ promoot groepen die nieuw zijn op het podium of groepen die een nieuwe artistieke richting inslaan. Paul Delva (CD&V) peilt tijdens de vergadering van de Commissie Cultuur op 25 maart 2010 bij Cultuurminister Schauvliege naar de ondersteuning van nieuw talent via het initiatief (doc. 13). De minister geeft toelichting bij de selectieprocedure en erkent enkele pijnpunten. Vooral grotere en reeds gevestigde artiestengroepen zouden voordeel halen uit het systeem. Ook de combinatie van subsidiekanalen (meervoudige subsidiëring van dezelfde initiatieven) zou een probleem zijn.

Documenten 1. Beleidsnota 2009 - 2014 Cultuur van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 192 (2009-2010) - Nr. 1 26 oktober 2009 2.SARC - Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk Advies over de evaluatie van het participatiedecreet 8 februari 2010 3. Vraag om uitleg van de heer Bart Caron (Groen!) tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur over cultuurparticipatie bij senioren Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2009-2010 Stuk C146 - CUL20 4 maart 2010 Schriftelijke vraag van mevrouw Cindy Franssen (CD&V) aan mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur 4. over Vrijetijdsparticipatie personen in armoede - Middelen lokale besturen Schriftelijke vraag nr. 37 22 september 2009 5. over Vrijetijdsparticipatie personen in armoede - Projecten vzw Demos Schriftelijke vraag nr. 41 24 september 2009 6. over Vrijetijdsparticipatie personen in armoede - VZW Demos Schriftelijke vraag nr. 59 30 oktober 2009 7. over Fonds Vrijetijdsparticipatie - Samenwerkingsovereenkomst vzw Demos Schriftelijke vraag nr. 107 9 december 2009 8. over Vrijetijdsparticipatie personen in armoede - VZW Demos (2) 232 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


15. hete thema’s

Schriftelijke vraag nr. 119 14 december 2009 Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Schriftelijke vraag van mevrouw Els Robeyns (sp.a) aan mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur 9. over Vrijetijdsparticipatie personen in armoede - Projectsubsidies Schriftelijke vraag nr. 83 19 november 2009 10. Vrijetijdsparticipatie personen in armoede - Projectsubsidies (2) Schriftelijke vraag nr. 180 9 februari 2010 Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 11. Vraag om uitleg van de heer Paul Delva (CD&V) tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur over de uitvoering van het Participatiedecreet Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2009-2010 Stuk C111 - CUL15 (uittreksel p. 14-26) 4 februari 2010 12. Schriftelijke vraag van mevrouw Ulla Werbrouck (LDD) aan mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur over Sportaanbod voor gedetineerden - De Rode Antraciet Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Schriftelijke vraag nr. 308 aan minister Schauvliege (2009-2010) 12 maart 2010 13. Vraag om uitleg van de heer Paul Delva (CD&V) tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur over het initiatief ‘Podium’ en de ondersteuning van nieuw talent in Vlaanderen Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2009-2010 Stuk C179 - CUL24 (uittreksel p. 3-7) 25 maart 2010

Extra 14. Verslag Hoorzitting over ouderen en cultuurparticipatie Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2009-2010 Stuk 463 - Nr. 1 29 maart 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 233


15. hete thema’s

4. De Verenigde Verenigingen en de ondersteuning van het middenveld 1. Versterking en ondersteuning van het middenveld op Vlaams niveau: de Verenigde Verenigingen De Verenigde Verenigingen is een samenwerkingsverband van en voor middenveldorganisaties in Vlaanderen (zie doc. 1). Overheid en middenveld willen samen werken aan een aantal uitdagingen die alle verenigingen (in de ruimste zin van het woord) aanbelangen. Ook in 2009-2010 wordt opnieuw ingezet op 2 sporen: de aanwezigheid van de Verenigde Verenigingen op het politieke forum en een vertaling daarvan in een actieplan.

Het politieke forum en de Verenigde Verenigingen In 2006 werd een traditie gestart: voortaan zouden het verzamelde middenveld en de Vlaamse Regering bij het begin van elke legislatuur een Charter afsluiten, waarin de engagementen van overheid en middenveld voor de volgende periode worden vastgelegd. Op die manier rekent de Verenigde Verenigingen er onder meer op dat het middenveld nauwer en sneller wordt betrokken bij de besluitvorming. Op 14 januari 2010 tekenen de Verenigde Verenigingen en de Vlaamse regering een nieuw Charter (zie doc. 2). Dit gebeurde in aanwezigheid van Vlaams minister-president Peeters en vice-ministers-presidenten Bourgeois en Lieten. Het nieuwe Charter legt de klemtoon opnieuw op participatie. Zo engageert de Vlaamse regering zich tot het vroegtijdig betrekken van de Verenigde Verenigingen bij onder meer Vlaanderen in Actie en wil ze komen tot duidelijke(re) spelregels rond inspraak. Ook de structurele en projectmatige ondersteuning van het verenigingsleven staan met stip genoteerd. In het nieuwe Charter duikt het begrip ‘sociale innovatie’ op, als essentiële aanvulling op de sterke aandacht voor technologische innovatie. Het Europees voorzitterschap, in 2010, en het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk in 2011, zorgen er ook voor dat de Verenigde Verenigingen zijn rol als spreekbuis van het middenveld verder kan onderstrepen. Om het Charter tussen regering en middenveld meer vlees, bloed en concrete acties te geven, hebben de betrokkenen een overlegforum in het leven geroepen. Op het forum zijn een delegatie van de Verenigde Verenigingen en minstens de minister-president en de vice-ministers-president aanwezig. Dit overleg mondt op 1 juli 2010 uit in de ondertekening van een actieplan (zie doc. 3).

De uitvoering van het actieplan Prijs van het Vrijwilligerswerk (zie ook deel 15.1 - Vrijwilligerswerk) Vlaanderen werd in 2009 een nieuwe prijs rijker: de Prijs van het Vrijwilligerswerk. De uitreiking van deze prijs is een concrete uitwerking van het engagement van de Vlaamse Regering om, in samenwerking met de Verenigde Verenigingen het vrijwilligerswerk te versterken en te ondersteunen. Op 19 mei neemt de tweede laureaat van de Prijs, de sociaal-culturele vereniging Velt, de Prijs in ontvangst uit de handen van minister-president Kris Peeters.

234 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


15. hete thema’s

Sociale innovatie De Verenigde Verenigingen nemen in het voorjaar 2010 het voortouw in de uitvoering van het Charter en organiseren op 9 juni een trefdag rond sociale innovatie. Sociale innovatie biedt volgens de ondertekenaars van het Charter tegenwicht aan de sterke aandacht voor technologische innovatie. De trefdag rond innovatie in het middenveld, i-think, zet prikkelende voorbeelden en denkbeelden rond sociale vernieuwing, inzet en sociale marketing in de kijker. De Verenigde Verenigingen breit midden september 2010 met i-move een vervolg aan de sectoroverschrijdende uitwisseling rond innoverend bewegingswerk. Europees Jaar van de Vrijwilliger (zie ook deel 15.1 - Vrijwilligerswerk) In opvolging van het actieplan richt de Vlaamse Regering een Gemengde Werkgroep op. Deze werkgroep bereidt de Vlaamse uitvoering van het Europees Jaar van de Vrijwilliger voor. De Gemengde Werkgroep komt een eerste keer samen op 14 juli. Naast vertegenwoordigers van de Vlaamse regering, de administratie en de Verenigde Verenigingen is ook het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk aanwezig. Symposium ‘Naar een andere beleidscultuur in Vlaanderen’ Het actieplan maakt ook gewag van duidelijke(re) spelregels rond inspraak. De Verenigde Verenigingen plannen daarom een symposium in september 2010 rond een verandering in de beleidscultuur in Vlaanderen.

2. De Verenigde Verenigingen en besparingen (zie ook hoofdstuk 7 - Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk) Reeds in september 2009 meldt de Verenigde Verenigingen schriftelijk aan de Vlaamse Regering zijn bezorgdheden over de impact van de aangekondigde besparingen op het verenigingsleven. De mogelijke lineaire besparingen en de doorwerking ervan op werking en personeel van verenigingen baren het platform zorgen. Ook de beperking op de uitvoering van decreten en lopende engagementen zijn de Verenigde Verenigingen een doorn in het oog. De Verenigde Verenigingen vraagt overleg over de begroting. Daarbij stelt het platform zich constructief op en pleit het voor ‘slimme besparingen’. (zie doc 4) Via een brief begin februari dringt ‘de Verenigde Verenigingen’ er bij de Vlaamse regering op aan om zo snel mogelijk komaf te maken met de regel “binnen de perken van de op de begroting goedgekeurde kredieten” (zie doc 5). Deze bepaling laat de overheid toe een decreet maar uit te voeren voor zover er voldoende middelen voorzien zijn. De bepaling is, via het programmadecreet bij de laatste begrotingscontrole van 2009, ook in het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk geslopen (zie ook hoofdstuk 7 - Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk). De Verenigde Verenigingen wijst erop dat deze bepaling voor heel wat rechtsonzekerheid bij organisaties zorgt en dat de maatregel getuigt van onbehoorlijk bestuur. Minister-president Kris Peeters antwoordt snel (zie doc. 6). Hij stelt in zijn brief dat de Vlaamse regering met een ernstig begrotingstekort kampt en bij de begrotingsopmaak dus voor een moeilijke keuze stond: ofwel de belastingen verhogen, ofwel de tering naar de nering zetten. En dus koos de regering er vooral voor om “de efficiëntie te verhogen in de eerste plaats van haar eigen apparaat, maar ook bij de gesubsidieerde sectoren ”. Op 25 maart verstuurt de Verenigde Verenigingen opnieuw een brief: “De indruk leeft dat het merendeel van de goede intenties in het regeerakkoord en in beleidsnota’s definitief geofferd wordt op de begrotingstafel” (zie doc.7). Het platform vraagt aandacht voor de ingrijpende effecten van een recurrente (elk jaar opnieuw) en cumulatieve (elk jaar bovenop het vorige) besparing: “Als

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 235


15. hete thema’s

namelijk alle besparingspercentages in 2009, 2010 en 2011 cumulatief zijn en uiteindelijk recurrent worden - en daar heeft het momenteel alle schijn van - dan leveren de verenigingen tot 10 % en meer van hun middelen in.” De Verenigde Verenigingen vraagt eveneens zekerheid over de uitvoering van het lopende Vlaams Intersectorale Akkoord (VIA III in 2010 en 2011) en voldoende middelen voor de uitvoering van het komende akkoord (VIA IV, 2011-2014). Het platform verspreidt een opiniestuk over het middenveld en de besparingen (zie doc 8).

Documenten 1. Historiek, Missie & Doelstellingen en Structuur van de Verenigde Verenigingen 2. Charter tussen de Vlaamse regering en de Verenigde Verenigingen 14 januari 2010 3. Charter Vlaamse overheid - de Verenigde Verenigingen: Actieplan 2010 23 juni 2010 4. Brief van de Verenigde Verenigingen aan Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering over de begrotingsgesprekken 15 september 2009 5. Brief van de Verenigde Verenigingen aan Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering over de begrotingscontrole 2010 vrijdag 5 februari 2010 6. Brief van Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering aan de Verenigde Verenigingen over de begrotingscontrole 2010 12 februari 2010 7. Brief van de Verenigde Verenigingen aan Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering over de begrotingscontrole 2010 - meerjarenbegroting 2011-2014 en impact besparingen op het verenigingsleven 25 maart 2010 8. Opiniestuk de Verenigde Verenigingen: ‘Een beetje meer richting zou welkom zijn’ 1 april 2010

236 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


15. hete thema’s

5. Valoriseren van competenties Het inzetten op levenslang leren en competentie-ontwikkeling blijven belangrijke beleidsthema’s.

1. Bijdrage van de administratie aan het regeerakkoord De Vlaamse administratie overhandigde op 8 juni 2009 haar bijdrage aan het nieuwe regeerakkoord aan formateur Kris Peeters (zie doc.1). Met deze bijdrage wil de administratie input geven aan de partijen die onderhandelen over een nieuw Vlaams Regeerakkoord. Ook het sociaal-cultureel werk, en meer specifiek ‘competentie-ontwikkeling en EVC’, komen aan bod. De administratie stipt aan dat het nieuwe decreet voor de kwalificatiestructuur ook voor de beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd, Sport en Media ingevuld moet worden. Hierbij moet volgens hen rekening gehouden worden met de eigenheid van deze sectoren. Ook de sectoren zelf moeten worden aangezet om mee invulling te geven aan dit nieuwe decreet (onder meer de bepaling van (beroeps)competentieprofielen en de uitwerking van ervaringsgerichte leertrajecten). Inzetten op de stimulering van de culturele competenties is eveneens een item. “Naast de optimalisering van de bestaande beleidsinstrumenten en samenwerkingsverbanden, kunnen ook een aantal nieuwe pistes worden aangeboord om culturele competentie te stimuleren,” aldus de bijdrage.

2. Regeerakkoord Peeters II Op 13 juli 2009 presenteert minister-president Kris Peeters het regeerakkoord. De regeringsverklaring (zie doc. 2) benadrukt het belang van levenslang leren en het valoriseren van verworven competenties. Het regeerakkoord met als titel “Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden” wijdt een viertal pagina’s aan de Jeugd-, Cultuur- en Sportsector (zie doc. 3). Twee passages springen in het oog, één over culturele competenties en één over EVC: - “Om de culturele competenties te verhogen zullen onderwijs, amateurkunsten, sociaal-cultureel werk, kunsten- en erfgoedorganisaties aandacht besteden aan de cultuureducatie en initiatieven nemen voor toeleiding om zoveel mogelijk mensen en doelgroepen te stimuleren tot een actieve cultuurbeleving (deelnemen en deelhebben). Daartoe zal tussen de beleidsdomeinen Onderwijs, CJSM en Welzijn een overeenkomst worden gesloten voor de concretisering van gezamenlijke en respectieve inspanningen. “ - “De erkenning van elders verworven competenties en kwalificaties moet de waarde van niet-formeel leren, onder andere via het verenigingsleven, beter zichtbaar maken en valoriseren. Met het oog op een geëigende plaats binnen het brede educatieve landschap en civiele validatie stemmen we af met de initiatieven binnen onderwijs, werk, over alle beleidsdomeinen heen en met de Europese initiatieven ter zake.”

3. Beleidsnota Cultuur 2010-2014 De nieuwe minister van Cultuur Schauvliege concretiseert in haar beleidsnota Cultuur de algemene uitgangspunten van het regeerakkoord (zie doc. 4). De nota bevat zeven strategische doelstellingen. Eén ervan is gewijd aan competentieontwikkeling, namelijk ‘competentieverwerving en -waardering stimuleren’. Minister Schauvliege wil levenslang leren maximaal garanderen door participatiedrempels weg te nemen. Ze onderstreept het belang van competentieverwerving, niet in het minst van ‘culturele’ competenties, om de uitdagingen van vandaag en morgen aan te kunnen. Niet enkel economische perspectieven, maar de emancipatie van het individu en de versterking van sociale verbanden tussen mensen zijn de drijfveren. De minister engageert zich om verder werk te maken van de erkenning en inzetbaarheid van EVC, in het bijzonder competenties verworven via niet-formeel en informeel leren. “Daarbij moet speciale aandacht gaan naar

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 237


15. hete thema’s

kansengroepen (met de nadruk op inclusie) en de begeleiding en ondersteuning van individuen en organisaties.” Op vraag van minister Schauvliege verfijnt en concretiseert het Cultuurforum de strategische doelstellingen uit de beleidsnota. Zeven ateliers met deskundigen uit het werkveld worden opgericht. Het atelier ‘Competentieverwerving en -waardering’ formuleert verschillende acties rond vier ‘doorbraken’ (zie doc. 5). De doorbraken zijn geschreven met de blik op de toekomst: 2020. - Doorbraak 1: In 2020 is cultureel leren bij aanbieders en gebruikers ingeburgerd. - Doorbraak 2: In 2020 zijn alle aanbieders van cultureel leren met elkaar verweven in een zelfontwikkelend netwerk. - Doorbraak 3: In 2020 zijn alle aanbieders van cultureel leren innovatoren. - Doorbraak 4: In 2020 verloopt de informatieverstrekking over cultureel leren optimaal. De eerste beleidsbrief van de minister (najaar 2010) zal verduidelijken op welke manier de resultaten van het Cultuurforum ingang vinden in haar beleid.

4. EVC en de kwalificatiestructuur Inzetten op levenslang en levensbreed leren en op competentieontwikkeling veronderstelt dat competenties die mensen verworven hebben, worden gewaardeerd. In het kader van de ‘competentieagenda’ (een initiatief van de Vlaamse regering en de sociale partners) maakt de overheid werk van een gecoördineerd en coherent beleid voor het erkennen van competenties (EVC). Dit veronderstelt een gemeenschappelijk referentiekader. De Vlaamse kwalificatiestructuur, ingebed in een ruimer Europees raamwerk voor levenslang leren, wil zo’n referentiekader bieden. Op 22 april 2009 keurde het Vlaams Parlement het decreet betreffende de kwalificatiestructuur goed (zie doc. 6). De Vlaamse kwalificatiestructuur (VKS) is een instrument om kwalificaties en de bijhorende competenties op een eenduidige manier te beschrijven en te classificeren. De kwalificaties die in de kwalificatiestructuur worden opgenomen, zijn een formeel erkend geheel van competenties. Ze tonen welke competenties vereist zijn voor de toegang tot beroepen en/of opleidingen en/of andere maatschappelijke functies. De VKS zal in verschillende toepassingen gebruikt worden (onder meer EVC-procedures, uittekenen van opleidingen, vergelijken van kwalificatiebewijzen). Naast het formeel leren wordt ook het informeel en het niet-formeel leren in de structuur opgenomen. Mensen moeten volgens de filosofie van de decreetmakers immers ook de competenties die ze binnen deze contexten verworven hebben, kunnen valoriseren op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en in andere maatschappelijke organisaties. Als belangrijke actoren in het levenslang en levensbreed leren belangt de kwalificatiestructuur dan ook de amateurkunsten en het sociaal-cultureel volwassenenwerk aan. Het departement Onderwijs werkt intussen verder aan het uitvoeringsbesluit. Waar nodig gebeurt dit in overleg met het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Dit laatste departement overlegt dan op haar beurt met de betrokken actoren uit het werkveld, waaronder de FOV. Het uitvoeringsbesluit raakt wellicht in de loop van 2011 klaar.

5. EVC-procedure voor gidsen en reisleiders Toerisme Vlaanderen zette in 2009 een formele opleiding voor gidsen en reisleiders op punt. Maar het volgen van een volledige opleiding tot gids of reisleider is niet de enige weg om erkend te worden als gids of reisleider. Het is ook de bedoeling dat kanidaten vrijgesteld kunnen worden van één of meer modules van de opleiding, of delen ervan, op basis van bepaalde diploma’s, getuigschriften of ervaring. In sommige, wellicht uitzonderlijke, gevallen kan dit impliceren dat iemand vrijgesteld wordt van alle modules en bijgevolg automatisch erkend wordt als gids of reisleider door Toerisme Vlaanderen. Om deze EVC-procedure op punt te stellen zoekt Toerisme Vlaanderen kandidaten uit de sociaal-culturele sector om de ontwikkelde procedure vanaf 2010 te testen.

238 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


15. hete thema’s

6. Oscar De Vlaamse overheid zette begin 2008 het licht op groen voor het ‘Portfolioproject’. Met dit project slaan SoCiuS en Steunpunt Jeugd de handen in elkaar om een portfolio-instrument te ontwikkelen om competenties, verworven in het sociaal-cultureel werk, beter te doen (h)erkennen. Twee projectmedewerkers werkten anderhalf jaar aan de uitwerking van het instrument. Het resultaat is een duidelijk en toegankelijk instrument op maat van het sociaal-cultureel volwassenen- en jeugdwerk. Het instrument wordt ‘Oscar’ gedoopt. Op 27 november 2009 is het tijd om Oscar feestelijk aan de buitenwereld voor te stellen. Eind februari 2010 loopt de externe financiering van Oscar ten einde. SoCiuS en Steunpunt Jeugd sturen aan de externe stuurgroep van het portfolioproject een eindrapport over het project (zie doc. 7). Dit eindrapport wordt positief onthaald. Maar extra middelen van overheidswege voor verdieping, verbreding, verbinding en visieontwikkeling van en rond Oscar zitten er (nog?) niet in. Beide steunpunten blijven verder zoeken naar budget om Oscar uit te breiden naar andere sectoren en om het instrument te verfijnen. Intussen laten de twee steunpunten Oscar met gebruik van eigen middelen verder groeien binnen het sociaal-cultureel werk. Zij zetten daarbij in op bekendmaking, vorming en opvolging van organisaties uit het sociaal-cultureel werk.

Documenten 1. Bijdrage Vlaamse administratie aan het regeerprogramma van de aantredende Vlaamse Regering Beleidsdomeinspecifieke bijdrage Deel 3.8 Cultuur, Jeugd, Sport en Media mei 2009 2. Regeringsverklaring van de Vlaamse Regering Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 31 (2009) - Nr. 1 13 juli 2009 3. Het Vlaams Regeerakkoord 2009-2014 “Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden” (uittreksel p. 67-69) Juli 2009 4. Beleidsnota 2009 - 2014 Cultuur van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 192 (2009-2010) - Nr. 1 (uittreksel p. 16-17) 26 oktober 2009 5. Atelier Competentieverwerving en -waardering stimuleren Visietekst 10 mei 2010 6. Decreet betreffende de kwalificatiestructuur BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 239


15. hete thema’s

Belgisch Staatsblad, Nr. 244, 16 juli 2009 (uittreksel p. 49.597-49.605) 30 april 2009 7. Werkingsrapport project ‘Portfolio voor niet-formele en informele leerervaringen in het erkende en/of gesubsidieerde sociaalcultureel volwassenenwerk en jeugdwerk’ 22 februari 2010

240 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


15. hete thema’s

6. Interculturaliteit en diversiteit Onder voormalig minister van Cultuur Bert Anciaux groeide de aandacht voor diversiteit in de cultuursector. Hij lanceerde in 2006 het Vlaams Actieplan Interculturaliseren. De minister legde in dit plan de focus op één heel specifieke, maar belangrijke vorm van diversiteit en bijhorende participatie-uitdagingen: etnisch-culturele diversiteit. Voor huidig minister van Cultuur, Joke Schauvliege, is diversiteit eveneens een belangrijke bekommernis. Zij bestelt daarom een uitgebreide evaluatie van het Actieplan Interculturaliseren. Deze evaluatie wordt midden juni 2010 opgeleverd. In uitvoering van het actieplan lanceerde de overheid begin 2008 de campagne ’Iedereen kan zetelen’. De campagne streeft naar meer diversiteit in advies- en beleidsorganen van de Vlaamse overheid. Cindy Franssen (CD&V) stelt op 7 januari 2010 een schriftelijke vraag naar de resultaten van de campagne aan de bevoegde ministers (Pascal Smet (Jeugd, Gelijke Kansen), Philippe Muyters (Sport) en Joke Schauvliege (Cultuur)). Minister Schauvliege meldt in haar antwoord dat 96 kandidaten zich aanmeldden voor het thema cultuur. 51 van deze kandidaten vinkten het thema sociaal-cultureel volwassenenwerk aan. Uit het antwoord van de minister blijkt dat alle adviescommissies van de cultuur- en jeugdoverheid minstens één kandidaat uit de databank opnamen. Verder blijkt wel dat de match tussen het werkveld en de kandidaten moeizaam verloopt. Om hieraan te verhelpen plant de overheid een uitbreiding van de databank met een vacaturebank. Kandidaten kunnen dan ook actief op zoek gaan naar een geschikt mandaat in een organisatie uit de sector (zie doc. 1). Het Kennisknooppunt Interculturaliseren, dat de uitvoering van het Actieplan ondersteunt, plant in het najaar een infocampagne rond de vacaturebank. Diversiteit was ook één van de onderwerpen van het Cultuurforum. We noteren hierbij een accentverschuiving ten opzichte van de vorige beleidsmakers: participatie en diversiteit (zonder accent op het etnisch-culturele) worden in één adem genoemd (zie doc. 2).

Documenten 1. Schriftelijke vraag van mevrouw Cindy Franssen (CD&V) aan mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur over Gelijkekansenbeleid - Actieplan “Iedereen kan zetelen” Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Schriftelijke vraag nr. 130 aan minister Schauvliege 7 januari 2010 2. Atelier Diversiteit en Participatie Visietekst 10 mei 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 241


15. hete thema’s

7. Provincies en interne staatshervorming 1. Van Regeerakkoord naar groenboek De Vlaamse overheid, de gemeenten en de provincies vormen samen de bestuurlijke ruggengraat van Vlaanderen. Hun onderlinge taken en bevoegdheden zijn echter onvoldoende homogeen en herkenbaar afgebakend, aldus de Vlaamse regering. Minister Bourgeois wil op het einde van de regeerperiode komen tot een vereenvoudigd Vlaams bestuurlijk landschap. De krijtlijnen voor deze hervorming werden reeds uitgezet in het Regeerakkoord. Een formulering van de uitgangspunten volgde in de beleidsnota Binnenlands Bestuur van minister Bourgeois. Uitgangspunten in beleidsnota Binnenlands Bestuur (2009-2014) (zie doc. 1): - het beginsel van subsidiariteit (bevoegdheden moeten toegewezen worden aan het bestuursniveau dat ze het best kan uitoefenen); - de versterking van de bestuurskracht van lokale besturen; - een drastische vereenvoudiging van de vele intermediare structuren en organen; - een herfinanciering van steden en gemeenten; - een sterk partnerschap tussen Vlaanderen en de provincies en de lokale besturen op basis van gelijkwaardigheid. Concreet betekent dit ondermeer: - Planlastvermindering voor lokale besturen, met het idee om de gemeentelijke sectorale plannen (jeugd, sport ...) samen te voegen tot één strategisch gemeentelijk plan. - Vereenvoudiging van de bestuurlijke niveaus met het idee om de bevoegdheden van de provincies tot gebiedsgebonden materies te beperken. - Elk beleidsdomein is na de hervormingen toegewezen aan maximaal 2 bestuursniveau’s. De hervorming van het bestuurlijke landschap zal ook gevolgen hebben voor de sociaal-culturele sector. Het sociaal-culturele werkveld is immers op de verschillende bevoegdheidsniveaus betrokken partij. Het verenigingsleven en de volkshogescholen kennen bijvoorbeeld een stevige lokale en provinciale verankering. De meningen over de juiste toewijzing van het (provinciale) beleidsdomein cultuur zijn verdeeld. Minister Schauvliege laat weten het kerntakendebat nauwgezet te zullen opvolgen. Ze is geen vragende partij om bevoegdheden van cultuur weg te halen bij de provincies. De Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP) geeft daarentegen het advies de subsidies voor sociaal-cultureel werk volledig over te hevelen naar het Vlaamse niveau. Uit het document over strategische doorbraken en quick wins in cultuur (zie doc. 2): “Sociaal-cultureel werk: We stellen vast dat provincies hier provinciale afdelingen van landelijk georganiseerde koepels subsidiëren. Deze provinciale afdelingen voeren voornamelijk het landelijk beleid uit, provinciaal beleid slaagt hier minder in accenten aan te brengen. Hier stellen we voor de subsidiëring van provinciale afdelingen op te nemen in de landelijke subsidiëring. Dit brengt een planlastverlaging voor zowel de betrokken landelijke organisaties als de betrokken besturen met zich mee.” Een bevraging door de Vlaamse overheid van enkele betrokken partners (onder andere de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG)) en de administratie mondt in juli 2010 uit in een groenboek (zie doc. 3) met de ambitie om deze nota tegen het najaar van 2010 te laten uitmonden in een witboek. Het groenboek over de interne staatshervorming is weinig concreet over de juiste aard van de voorgestelde veranderingen en doet veel vragen rijzen over de concrete praktische invulling van de ambities. In het groenboek worden geen bijkomende garanties opgenomen voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Het lijkt de FOV daarom zinvol om zelf een pakket van randvoorwaarden op de onderhandelingstafel te leggen. Dit gebeurt door het formuleren van een standpunt (zie hierna).

242 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


15. hete thema’s

2. Standpunt FOV naar aanleiding van de interne staatshervorming De FOV onderlijnt de belangen van het sociaal-cultureel volwassenenwerk met het overmaken van een standpunt in september 2010 (zie doc. 4). De FOV vraagt: 1. Garanties voor blijvende aandacht voor het sociaal-culturele volwassenwerk - Steden/gemeenten moeten in het strategisch meerjarenplan aparte strategische doelstellingen inschrijven waarin het sociaal-cultureel werk expliciet aan bod komt. - Vlaanderen moet een impulsbeleid (kunnen blijven) voeren voor het lokale sociaal-cultureel volwassenenwerk. - Het decreet voor het lokaal cultuurbeleid moet een luik over het sociaal-cultureel volwassenenwerk krijgen, dat minimaal de voorgaande garanties bevestigt (1,2). - Garanties voor een blijvende ondersteuning van regionale sociaal-culturele organisaties vanuit Vlaams of provinciaal niveau. 2. Financiële garanties - Garanties dat de provinciale en Vlaamse budgetten die zouden overgeheveld worden naar het gemeentefonds blijvend gebruikt worden voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. - Garanties dat de logistieke ondersteuning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk behouden blijft. - Garanties dat de financiële middelen die momenteel via het provinciale niveau de organisaties bereiken, behouden blijven. - Garanties dat de huidige norm van minstens 0,8 euro per inwoner voor (lokale) ondersteuning van het verenigingsleven behouden blijft. 3. Participatiegaranties - Het behoud en de versterking van de lokale adviesraden. - Het behoud en de versterking van aanspreekfiguren en een transparante communicatie in het lokale beleid.

3. Nieuws uit de provincies Ondertussen werken de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie in 2010 gewoon verder. We noteren twee belangrijke ontwikkelingen in 2010:

Situatie Brussel In Brussel is er ophef over de begroting van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Ondanks de groei in het verenigingsleven laten de cijfers in de begroting toch een relatieve achteruitgang zien. Een overleg in mei tussen de Brusselse verbonden van verenigingen en Brussels collegelid bevoegd voor cultuur, Bruno De Lille, levert geen resultaat op. Volgens de verbonden zet Bruno De Lille het Brussels verenigingsleven op droog zaad. Zij voeren actie. In de loop van de zomer ontvangen de verbonden een brief van de overheid: er is niet voldoende geld om het saldo van de subsidies uit te betalen. In de brief worden de organisaties voor een overleg op 14 september uitgenodigd. Dit overleg is een voorbereiding op een bijsturing van de Brusselse verordening. De verbonden vrezen een volgende besparingsronde ...

Provincie Limburg Vanaf 1 januari 2010 hanteert de provincie Limburg een nieuw reglement voor sociaal-culturele volwassenenorganisaties. De afzonderlijke reglementen voor de vormingsinstellingen, voor de verenigingen en voor projectsubsidies worden opgeheven en vervangen door één reglement, het “reglement voor werkingssubsidies socio-culturele verenigingen en vormingsinstellingen”. Ook de migrantenverenigingen en de volkshogescholen worden via dit nieuwe reglement gesubsidieerd (zie doc. 5).

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 243


15. hete thema’s

Documenten 1. Beleidsnota 2009 - 2014 Binnenlands Bestuur van minister Geert Bourgeois, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 185 (2009-2010) - Nr. 1 23 oktober 2009 2. VVP-Groenboek ‘Interne Staatshervorming’ 11 oktober 2010 3. Groenboek Interne Staatshervorming juli 2010 4. Standpunt FOV over de Interne Staatshervorming 30 september 2010 5. Provincie Limburg Reglement “Werkingssubsidies socio-culturele verenigingen en vormingsinstellingen” Stuk 025.02.00/S2009N018865 22 april 2009

244 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


15. hete thema’s

8. Opleidingscheques Via het systeem ‘opleidingscheques voor werknemers’ worden werknemers gestimuleerd om opleidingen te volgen. De Vlaamse overheid betaalt de opleidingen van erkende opleidingsverstrekkers (waaronder alle sociaal-culturele vormingsinstellingen en de Vormingplus-centra) voor de helft terug.

1. Evaluatie systeem ‘opleidingscheques’ De beleidsnota Werk van minister Philippe Muyters formuleert twee doelen voor de opleidingscheques (zie doc. 1): - de opleidingscheques meer inzetten in functie van de arbeidsmarkt; - de participatie van kansengroepen verhogen. De vroegere minister van Werk, Frank Vandenbroucke, kondigde eerder al een evaluatie van het ‘incentive-beleid’ voor werknemers aan. De Vlaamse sociale partners zouden een advies uitbrengen over de huidige situatie, inclusief over de opleidingscheques. Cindy Franssen informeert op 22 september 2009 bij minister Muyters naar de stand van zaken (zie doc. 2). Het Werkgelegenheidsakkoord tussen de Vlaamse regering en de sociale partners (december 2009) pikt de twee doelen uit de beleidsnota Werk op. Een SERV-advies ‘krijtlijnen voor de hervorming van het stelsel van de opleidingscheques’ van 9 juni 2010 werkt dit verder uit (zie doc. 3). De SERV deelt in zijn advies de opleidingen waarvoor cheques gebruikt kunnen worden op in vier categorieën: 1. Opleidingen die niet langer ondersteund worden: opleidingen die noch de arbeidsmarktpositie ondersteunen, noch passen in het kader van levenslang en levensbreed leren. 2. Algemene taalopleidingen: taalopleidingen die niet gericht zijn op gespecialiseerde functiespecifieke competenties. 3. Opleidingen in functie van levensbreed leren: de meerderheid van de opleidingen in deze categorie hebben geen onmiddellijk aantoonbare arbeidsmarktrelevantie. 4. Arbeidsmarktrelevante opleidingen: opleidingen met een duidelijke arbeidsmarktrelevantie. De vorming die het sociaal-cultureel volwassenenwerk aanbiedt, situeert zich voornamelijk in categorie 3. De SERV is van mening dat de categorieën 2 en 3 “minder dan op heden” ondersteund moeten worden vanuit het beleidsdomein Werk. De SERV pleit voor een systeem van co-financiering vanuit andere beleidsdomeinen voor de opleidingen in het kader van levensbreed leren.

2. Opmerkelijke besparing Tijdens de laatste bijeenkomst voor het zomerreces, op 23 juli 2010, beslist de Vlaamse regering drastisch te besparen in het systeem van opleidingscheques voor werknemers (zie doc. 4 en 5). Vanaf 1 augustus - een week na de beslissing - kunnen deze cheques enkel nog gebruikt worden voor beroepsopleidingen “die erkend zijn binnen het stelsel van het Betaald Educatief Verlof”. Uitzonderingen zijn mogelijk indien de opleiding past in een persoonlijk opleidingsplan in het kader van loopbaanbegeleiding. De FOV reageert fel in een opiniestuk (zie doc. 6): “Uit een enquête die de FOV hierover in 2007 organiseerde bij haar leden, bleek dat zij voor ongeveer 650.000 euro aan cheques inden. [...] Tel deze plotse ingreep maar op bij de miljoenen die reeds werden bespaard. [...] Zo blijkt nog maar eens dat cultuur in tijden van crisis ver onderaan de prioriteitenladder bengelt.” De Federatie verwijt de Vlaamse regering onbehoorlijk bestuur. De beslissing zorgt volgens de FOV bij veel organisaties voor inkomstenverlies en de haastige implementatie ervan leidt tot extra kosten en chaos (onduidelijkheid over de implementatie, dure audits die plots

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 245


15. hete thema’s

waardeloos worden, brochures die aangepast moeten worden ...).

3. Cijfers over gebruik Uit een schriftelijke vraag van Chris Janssens (Vlaams Belang) aan minister Muyters blijkt dat in 2009 (van 1 januari tot 30 september) de erkende centra samen 115.007 opleidingscheques hebben geïnd (zie doc. 7). Het sociaal-cultureel volwassenenwerk vertegenwoordigt hier een beperkt aandeel in, maar relatief gezien vormt het een belangrijke bron van inkomsten (650.000 euro). Paul Delva (CD&V) informeert via een schriftelijke vraag aan minister Muyters naar het gebruik van opleidingscheques in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (uit welke gemeenten komen de aanvragers, waar gaan de opleidingen door, wat zijn de populairste centra ...) (zie doc. 8).

Documenten 1. Beleidsnota 2009 - 2014 Werk van minister Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 201 (2009-2010) - Nr. 1 (uittreksel p. 42) 26 oktober 2009 2. Schriftelijke vraag van mevrouw Cindy Franssen (CD&V) aan de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk over Opleidingscheques voor werknemers - Doelgroepen Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Schriftelijke vraag nr. 34 aan minister Muyters 22 september 2009 3. SERV Advies ‘Krijtlijnen voor de hervorming van het stelsel van de opleidingscheques’ 9 juni 2010 4. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers Belgisch Staatsblad, Nr. 238, 6 augustus 2010 (uittreksel p. 50.696-50.697) 23 juli 2010 5. Persmededeling van de Vlaamse Regering Aanpassing systeem van de opleidingscheques 23 juli 2010 6. Opiniestuk FOV: ‘Muyters zet mes in opleidingscheques’ 26 juli 2010 7. Schriftelijke vraag van de heer Chris Janssens (Vlaams Belang) aan de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk over Opleidingscheques - Stand van zaken 246 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


15. hete thema’s

Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Schriftelijke vraag nr. 272 aan minister Muyters 24 februari 2010 8. Schriftelijke vraag van de heer Paul Delva (CD&V) aan de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk over Opleidingscheques voor werknemers - Brussel Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Schriftelijke vraag nr. 79 aan minister Muyters 19 november 2009

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 247


15. hete thema’s

9. Verenigingslokalen Reglement ‘Verenigingslokalen’: van vrijwillige overdracht naar schrapping Via het reglement ‘Verenigingslokalen’ konden in 2008 en 2009 jeugdverenigingen Vlaamse subsidies ontvangen ter verbetering van hun verenigingslokalen. Hoewel het reglement oorspronkelijk bedoeld was voor zowel jeugd- als volwassenenwerk, werd op advies van de SARC voor 2008 en 2009 voorrang gegeven aan jeugdlokalen. Het budget voor dit reglement, dat bij de splitsing van de bevoegdheidsdomeinen werd meegenomen door de nieuwe minister van Jeugd, Pascal Smet, komt niet meer voor in de begroting 2010. (Brand)veiligheid in jeugdlokalen is wel een doelstelling in de beleidsnota van de minister van Jeugd (zie doc. 1). Die doelstelling wordt nu vooral in samenwerking met lokale overheden gerealiseerd. Op 23 april 2010 keurt de Vlaamse regering principieel een uitvoeringsbesluit goed dat bepaalt dat brandveiligheid voor de periode 2011-2013 de jeugdwerkprioriteit is in het kader van het lokaal jeugdbeleid (zie doc. 2). Gemeenten die extra inspanningen leveren op het vlak van brandveiligheid kunnen extra middelen krijgen.

Documenten 1. Beleidsnota 2009 - 2014 Jeugd van minister Pascal Smet, Vlaams minister van Jeugd Vlaams Parlement Zitting 2009-2010 Stuk 203 (2009-2010) - Nr. 1 (uittreksel p. 27) 26 oktober 2009 2. Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van subsidies aan gemeentebesturen die een brandveiligheidsbeleid voeren als onderdeel van hun jeugdwerkbeleid Belgisch Staatsblad, Nr. 164, 28 mei 2010 (uittreksel p. 32.406-32.407) 23 april 2010

248 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010


BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 249


notities

250 | BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk


notities

BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk | 251


notities

252 | BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk


notities

BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk | 253


254 | BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk


BIBLIOGRAFIE EN DANKWOORD

BIBLIOGRAFIE Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen (2010). Jaarverslag 2009. Brussel: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen. Boey, J. (2000). Volksontwikkelingswerk. In J. Boey (Red.), Gids sociaal-cultureel en educatief werk. Zaventem: Wolters Kluwer Editoriaal, 26 (oktober). De Laeter, D., De Pauw W., Lemahieu, T. & Vermeersch, L. (2008). Sociaal-cultureel en educatief werk. Een wegwijzer door het beleid in Vlaanderen. Mechelen: Wolters Kluwer Belgium. FOV (2009). Boekstaven 2009. De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. Brussel: FOV. Oosterlinck, R. (2005). Een historische schets van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. In Y. Larock, F. Cockx, G. Gehre, T. Vanwing (Red.), Spoor zoeken. Handboek sociaal-cultureel werk met volwassenen. Gent: Academia Press. Steunpunt WSE (FOD Economie)(2009). De Vlaamse arbeidsrekening. Leuven: Steunpunt WSE. http://www.steunpuntwse.be/view/ nl/18767, geraadpleegd in juni-juli 2010. Vermeersch, L. (2005). Sociaal-cultureel volwassenenwerk in 10 en 1/2 paragrafen. In J. Boey (Red.), Gids sociaal-cultureel en educatief werk. Zaventem: Wolters Kluwer Editoriaal, 43 (juni). Vermeersch, L., Vandenbroucke, A. (2010). Het deelnemers- en participatieprofiel van participanten aan sociaal-cultureel volwassenenwerk. Brussel: SoCiuS.

MET DANK AAN De FOV-lidorganisaties voor hun medewerking aan de conceptualisering van het boek en het aanleveren van gegevens. SoCiuS voor evaluatie en adviesverlening. Sociare voor adviesverlening en het aanleveren van gegevens. Lode Vermeersch (HIVA) voor evaluatie en adviesverlening. De Standaard/Het Nieuwsblad voor de kaart van Vlaanderen gebruikt in dit boek.

BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk | 255


Een uitgave van: FOV vzw Belangenbehartiger van het sociaal-cultureel volwassenenwerk Gallaitstraat 86 bus 12 1030 Brussel Tel. 02/244.93.39 Fax 02/244.93.31 info@fov.be www.fov.be Bijdragen: Karine Cleynhens Nele Cornelis Sam Deckmyn Liesbeth De Winter Eline George Claire Luyten Dirk Van Aerschot Dirk Verbist Eindredactie: Sam Deckmyn Met medewerking van de FOV-lidorganisaties CD-ROM: FOV (inhoud en vormgeving) Multidisc (productie) Vormgeving: Mieke Smalle www.mmmieke.be Druk: Drukkerij Bulckens, Herenthout Brussel, november 2010


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.