Boekstaven 2009

Page 1

BOEKSTAVEN 2009


De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen


ISBN 978-90-814-7330-9 NUR 740 NUR 805 Boekstaven 2009. De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. Verantwoordelijke uitgever Hugo De Vos, directeur FOV Copyright Š: overname van tekstmateriaal is toegelaten voor niet-commerciÍle doeleinden en mits bronvermelding.


INHOUD

INHOUD VOORWOORD

5

DEEL 1 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

7

DEEL 2 PROFIEL VAN DE SECTOR HOOFDSTUK 1 DE WERKING

29 43

HOOFDSTUK 2 DE MEDEWERKERS

105

HOOFDSTUK 3 DE FINANCIテ起

167

DEEL 3 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

203

BIJLAGE: CD-ROM

BOEKSTAVEN 2009 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen | 3


4 | BOEKSTAVEN 2009 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen


VOORWOORD

VOORWOORD De FOV is blij je de tweede editie van Boekstaven voor te stellen, een boek waarin het sociaal-cultureel volwassenenwerk weer volop in de schijnwerpers wordt geplaatst. Boekstaven is een uitgave die het erkende en/of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen jaar na jaar in kaart brengt. Het is een jaarboek met kerngegevens over de sector: de werking, de medewerkers, de financiën en het beleid dat de overheid ten aanzien van de sector voert. De FOV publiceert dit boek vanuit de overtuiging dat een goed beleid en claims op goede beleidsmaatregelen gestaafd moeten kunnen worden met objectieve gegevens. Tot voor kort waren deze gegevens over de sector onbestaande. De FOV vult met dit boek die leemte. Boekstaven is een ‘work in progress’. Enerzijds heeft het boek reeds een lange voorgeschiedenis achter de rug, met de uitgave van Boekstaven 2008 en zelfs de druk van een interne testversie in 2007. Anderzijds wordt, in samenspraak met de organisaties uit de sector, steeds gesleuteld aan de inhoud van het boek, zonder evenwel de vergelijkbaarheid tussen de edities in het gedrang te brengen. Daarom is Boekstaven 2009 meer dan een louter geactualiseerde kopie van de vorige editie. Je zal merken dat de versie die je nu in handen hebt, slimmere cijfers bevat en meer aandacht heeft voor het concrete werk van de organisaties in de sector. Dit boek gaat over 2009 én 2008. De eerste twee delen, de voorstelling en het profiel van de sector, zijn gebaseerd op cijfermatig en beschrijvend onderzoek en handelen daarom enkel over het afgesloten jaar 2008. Het derde en laatste deel, het beleidsjaarboek, toont hoe de sector in het parlementaire jaar 2008-2009 in het vizier lag van allerlei beleidswerk. Nog een kantmelding over het laatste deel: dit deel, het beleidsjaarboek, heeft een sterke documentaire inslag. Omdat we de lezer niet nodeloos willen overvallen met een immens dik boek, kozen we ervoor de documentatie via een CD-ROM bij de lezer te brengen. De documentatie is gebruiksvriendelijk en ‘to the point’ gekoppeld aan de artikels. Dit laat toe te grasduinen in die rubrieken die jou interesseren. Op de CD-ROM vind je bovendien nog meer gedetailleerde werksoortelijke cijfers over de medewerkers, persberichten van bewegingen en de gebruikte vragenlijsten bij het onderzoek. Met dit boek willen we op een zo objectief mogelijke manier rapporteren over de sector en het beleid. We krijgen echter regelmatig de vraag naar wat de FOV nu zelf vindt van de gepubliceerde gegevens. Daarom hebben we een insteekkaart aan het boek toegevoegd met wat volgens ons de essentie is van Boekstaven 2009. De insteekkaart maakt deel uit van het boek: het steunt immers op de gegevens uit het boek, maar staat er tegelijk los van. Het is de interpretatie van de belangenbehartiger. We wensen je veel leesplezier.

FOV De FOV, voluit Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk, is een autonome en onafhankelijke VZW van en opgericht door erkende en/of gesubsidieerde organisaties voor sociaal-cultureel volwassenenwerk. De FOV verdedigt sinds 2000 de belangen van de erkende en/of gesubsidieerde sociaal-culturele organisaties bij overheden en bij andere beleidsinstanties. De FOV neemt het dus op voor de sociaal-culturele sector, zowel voor de individuele organisaties als voor de hele sector.

BOEKSTAVEN 2009 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen | 5


6 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR


DEEL 1

VOORSTELLING VAN DE SECTOR


8 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR


INHOUD

INLEIDING

11

1. DE SECTOR VAN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

12

2. DE VERENIGINGEN

14

3. DE BEWEGINGEN

18

4. DE VOLKSHOGESCHOLEN

21

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

24

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 9


10 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR


INLEIDING

INLEIDING In dit deel maak je kennis met het sociaal-cultureel volwassenenwerk, de vier werksoorten en de erkende en/of gesubsidieerde organisaties die er deel van uitmaken. We beperken ons tot de sector die erkend en/of gesubsidieerd wordt door de Vlaamse overheid, in het kader van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Strikt decretaal gezien wordt het sociaal-cultureel volwassenenwerk onderverdeeld in drie werksoorten: de verenigingen, bewegingen en vormingsinstellingen. De werksoort van de vormingsinstellingen wordt echter nog eens onderverdeeld in de volkshogescholen enerzijds en de landelijke vormingsinstellingen anderzijds, waarbij deze twee in feite als afzonderlijke werksoorten worden beschouwd. We kiezen ervoor deze lijn ook in dit boek aan te houden. We hebben het dan ook steeds over vier werksoorten: de verenigingen, bewegingen, volkshogescholen en landelijke vormingsinstellingen. We beschrijven hier van elke werksoort kort de aard, de geschiedenis en de huidige stand van zaken. We lijsten ook alle erkende en/of gesubsidieerde organisaties op met vermelding van hun thema, specialisme of geografisch werkgebied.

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 11


DE SECTOR VAN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK


1. DE SECTOR

1. DE SECTOR VAN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK Sociaal-cultureel volwassenenwerk leert, kort samengevat, deelnemers kennis, inzicht en vaardigheden te vergroten voor zichzelf en voor anderen. Zo kunnen deze zichzelf ontplooien en staan ze sterker in de samenleving. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert daarbij de zogenaamde sociaal-culturele methodiek, een werkvorm, een manier van leren die de sector kenmerkt. Vrijwillig engagement is bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk niet weg te denken. Diplomagerichte, schoolse opleiding of beroepsopleiding maakt geen deel uit van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. In dit boek focussen we enkel op het sociaal-cultureel volwassenenwerk dat door de Vlaamse overheid erkend en/of gesubsidieerd1 wordt. Dat gebeurt op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. We kunnen de sector omschrijven en aflijnen aan de hand van: 1. de functies of opdrachten voor de sector 2. de types erkende en/of gesubsidieerde organisaties die deel uitmaken van de sector 3. de plaats van de sector in het beleid van de Vlaamse overheid Sociaal-cultureel volwassenenwerk: de functies Het decreet geeft de sector vier functies of opdrachten: De gemeenschapsvormende functie: het versterken en vernieuwen van het sociale weefsel, groepsvorming met het oog op een democratische, solidaire, open en cultureel diverse samenleving. De culturele functie: het verhogen van de participatie aan de cultuur die de samenleving te bieden heeft. De maatschappelijke activeringsfunctie: het organiseren, stimuleren en begeleiden van vormen van maatschappelijk engagement en sociale actie. De educatieve functie: het leren van personen en groepen, het organiseren en begeleiden van educatieve programma’s op lokaal en bovenlokaal vlak. Sociaal-cultureel volwassenenwerk: de types van organisaties Het sociaal-cultureel volwassenenwerk bestaat uit vier heel verschillende types organisaties, de zogenaamde werksoorten: De verenigingen: dit zijn landelijke netwerken van lokale afdelingen. De bewegingen: dit zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een bepaald thema of een cluster van thema’s. De volkshogescholen: dit zijn regionale vormingsinstellingen die brede vorming aanbieden. De landelijke vormingsinstellingen: dit zijn landelijke vormingsinstellingen die gespecialiseerde of syndicale vorming aanbieden, ofwel werken voor en met personen met een handicap. Je leest meer over elke werksoort op de bladzijden hierna. Sociaal-cultureel volwassenenwerk: de plaats in het beleid Het sociaal-cultureel volwassenenwerk valt onder het bevoegdheidsdomein Cultuur. Binnen dit domein is het Agentschap SociaalCultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen verantwoordelijk voor de sector. Het Agentschap staat ook in voor andere sociaal-culturele sectoren. De buursectoren zijn: - het sociaal-cultureel jeugdwerk - het bibliotheekwerk - het lokaal cultuurbeleid - de amateurkunsten - de organisaties gesubsidieerd in het kader van het participatiedecreet 1 Niet alle organisaties die gesubsidieerd worden, zijn erkend. De bewegingen worden gesubsidieerd, maar vooralsnog niet erkend.

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 13


DE VERENIGINGEN


2. DE VERENIGINGEN

2. DE VERENIGINGEN Omschrijving Verenigingen zijn netwerken van lokale afdelingen of groepen, verspreid tot in elke uithoek van Vlaanderen en Brussel. Verenigingen halen de mensen uit hun zetel, brengen ze samen en bouwen bruggen over alle verschillen heen. Met hun acties, publicaties en activiteiten dragen ze bij tot de emancipatie van hun leden en deelnemers en bieden ze hen een zinvolle invulling van de vrije tijd. Zo maken de verenigingen onze maatschappij warmer en hechter. De schaal waarop de verenigingen werken is immens: er zijn meer dan 15.500 afdelingen (of: gemiddeld 47 per gemeente), 9,7 miljoen deelnemers aan activiteiten en wel 214.000 vrijwilligers. Die vrijwilligers zijn onmisbaar voor de verenigingen, want zij doen de machine draaien, belangeloos. Beroepskrachten in een professioneel landelijk en/of regionaal secretariaat ondersteunen de vrijwilligers met raad en daad. Verenigingen zijn even divers als hun publiek. Elk hebben ze hun eigen focus, historisch gegroeid en/of bewust gekozen. Sommige organisaties hebben een focus op een doelgroep zoals vrouwen, senioren, etnisch-culturele minderheden, holebi’s, andersvaliden,... andere hebben speciale aandacht voor een inhoudelijke invalshoek: armoede, cultuureducatie, duurzame ontwikkeling, mensenrechten, sociaal toerisme, levensbeschouwing,... Maar altijd hebben ze de bedoeling om mensen samen te brengen. Zich samen voor iets in te zetten. Voorlopers De verenigingen zijn veruit de oudste werksoort binnen het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Reeds vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw ontstonden in Vlaanderen de eerste sociaal-culturele verenigingen. Vanuit een streven naar erkenning van de Vlaamse taal en een groeiende belangstelling voor cultuur ontstonden tal van amateurkunstgezelschappen, volksverenigingen en de eerste cultuurfondsen. Soms op kop, soms in het zog van maatschappelijke tendensen, ontwikkelden zich door de jaren heen nieuwe verenigingen. Ze verankerden zich stevig over heel Vlaanderen en Brussel en bouwden een indrukwekkende achterban op. De verenigingen vandaag Vlaanderen telt vandaag 56 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen. Elke beleidsperiode kloppen nieuwe verenigingen aan de deur om deel uit te kunnen maken van de erkende en gesubsidieerde sector. VOSOG Scouting voor volwassenen is de laatste nieuwkomer en ontvangt momenteel een startsubsidie. Dat brengt het totaal op 571. 14 van de 57 verenigingen zijn zogenaamde migrantenverenigingen. Deze verenigingen hebben tijd tot 2011 om in alle facetten van hun werking te voldoen aan de erkennings- en subsidiÍringsvoorwaarden van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De verenigingen in kerncijfers (2008) het aantal verenigingen waarvan migrantenverenigingen het aantal afdelingen het aantal deelnemers aan de publieksgerichte activiteiten het aantal personeelsleden omzet subsidies Afdeling Volksontwikkeling

56 14 15.511 9.676.472 1.192 109,6 miljoen euro 23,9 miljoen euro

1 Waar in dit boek gegevens over de verenigingen voorkomen, gaat het steeds over 56 verenigingen. LVZ nam immers, net als vorig jaar, niet deel aan de bevraging voor dit boek.

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 15


2. DE VERENIGINGEN

Alle verenigingen op een rijtje Hieronder vind je een lijst van alle 57 verenigingen. A. Vermeylenfonds Acli-Vlaanderen AIF, Multiculturele Federatie van Zelforganisaties Amnesty International Vlaanderen ATB De Natuurvrienden ConTempo Curieus Davidsfonds Educatieve Vereniging voor Ouderwerking in het Officieel Onderwijs (EVO) Federatie Marokkaanse Verenigingen (FMV) Federatie van Marokkaanse Democratische Organisaties (FMDO) Federatie van Vlaamse Simileskringen Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF) Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL) Federatie Wereldvrouwen Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS) Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV) FVK-Rodenbachfonds Gezinsbond Federation of Anglophone Africans in Belgium (FAAB) Het Vlaamse Kruis Holebifederatie Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV) Internationaal ComitĂŠ (IC) KAV - Vrouwen die bewegen KVG-Vorming - Open kijk op handicap KVLV - Vrouwen met vaart KWB Landelijke Gilden Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF) Liberale Beweging voor Volksontwikkeling (LBV) Liberale Vrouwen Linx+ LVZ-Vormingsdienst Markant - Netwerk van Ondernemende Vrouwen Masereelfonds Neos - netwerk van ondernemende senioren OKRA Pasar - Vleugels voor je vrije tijd Platform van Afrikaanse gemeenschappen S-Plus Unie der Turks Islamitische Culturele Verenigingen (Turkse Unie van BelgiĂŤ) Unie van Turkse Verenigingen (UTV) Unizo-Vorming - zelfstandige ondernemers 16 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR


2. DE VERENIGINGEN

Verbond VOS, Vlaamse Vredesvereniging (VOS) Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (VELT) Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM) Vereniging voor personen met een handicap (VFG) VIVA-SVV Socialistische Vrouwenvereniging Vlaams Verbond voor Gepensioneerden (VVVG) Vlaamse Confederatie van ouders en ouderverenigingen (VCOV) Vlaamse Volksbeweging VOSOG Scouting voor volwassenen vtbKultuur Welzijnsschakels Willemsfonds Ziekenzorg CM

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 17


DE BEWEGINGEN


3. DE BEWEGINGEN

3. DE BEWEGINGEN Omschrijving Bewegingen zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een specifiek thema. Bewegingen worden gedreven door bewogenheid, strijdkracht en enthousiasme om de maatschappij te veranderen. Dit doen ze door middel van sensibilisatie, educatie en sociale actie. Met campagnes en gerichte initiatieven brengen deze organisaties Vlaanderen in beweging. Ze schoppen de samenleving een geweten en staan op de bres voor maatschappelijke thema’s als bio-ethiek, vrede, verdraagzaamheid, duurzaam omgaan met geld, armoede, ecologie,... Voorlopers Bewegingen stammen uit de traditie van de grote sociale bewegingen. Deze organisaties voerden actie voor algemeen stemrecht, gelijk loon voor mannen en vrouwen, mensen- en dierenrechten,… Ze droegen hun steentje bij aan maatschappelijke acties, emancipatiestromingen en sensibilisatiecampagnes. De sociale bewegingen brachten zo beweging in de samenleving en meteen ook in de geschiedenis van de politiek in Vlaanderen en België. Nieuwe tijden brachten nieuwe noden. Gaandeweg ontstonden nieuwe bewegingsvormen en evolueerden hun thema’s. Bio-ethiek, duurzaam omgaan met geld, interculturaliteit, digitale geletterdheid,… al deze thema’s wonnen en winnen aan belang in onze maatschappij. Met het decreet van 2003 voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk geeft de Vlaamse gemeenschap sociaal-culturele bewegingen een plaats in onze sector. Oude(re) en nieuwe bewegingen worden sindsdien door de overheid gesubsidieerd. Een aantal bewegingen werd vroeger erkend en gesubsidieerd als zogenaamde sociaal-culturele diensten. De bewegingen vandaag Vlaanderen telt vandaag 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. Bewegingen genieten (nog) geen erkenning van de overheid. Veel organisaties leven daarom in bestaansonzekerheid op het einde van elke vijfjarige beleidsperiode. De bewegingen in kerncijfers (2008) het aantal bewegingen

31

het aantal personeelsleden

330

omzet

14,8 miljoen euro

subsidies Afdeling Volksontwikkeling

4,1 miljoen euro

Alle bewegingen op een rijtje Hieronder vind je een lijst van alle 31 gesubsidieerde bewegingen. BEWEGING

THEMA

Bedevaart naar de graven aan de IJzer

Vrede, vrijheid,verdraagzaamheid

Beweging Tegen Geweld - Zijn

Geweld en misbruik binnen vertrouwensrelaties

Blindenzorg Licht en Liefde - Zicht op Cultuur Bond zonder Naam Cultuur De Maakbare Mens

De maatschappij bewegen naar een inclusieve samenleving, samen met blinden en slechtzienden Vlaanderen overtuigen bij te dragen tot een meer zorgzame samenleving Ethische vragen omtrent medische en biotechnologische ontwikkelingen

De Wakkere Burger

Burgerparticipatie, lokale democratie en burgerschapsvorming

EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief)

Alle aspecten van vegetarische voeding VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 19


3. DE BEWEGINGEN

Forum voor Vredesactie

Pluralistische vredesorganisatie

GetBasic

Bewust omgaan met media; zelf actief media maken

Instituut voor Maatschappijkritische Actie, Vorming en Onderzoek (IMAVO) Integraal

Noodzakelijke menselijke conflicten Actief ouder worden; langer actief blijven; voorbereiden op ouder worden

Kerkwerk Multicultureel Samenleven

Interculturele samenlevingsopbouw

Kif Kif

Interculturaliteit, participatie, interactiviteit, sensibilisatie

Koerdisch Instituut

Mensen- en volkerenrechten Midden-Oosten, EuraziĂŤ, Kaukasus; minderheden in Vlaanderen

Liga voor Mensenrechten

Mensenrechten in BelgiĂŤ

LINC

Inclusieve kennismaatschappij

Mobiel 21

Duurzame mobiliteit

Netwerk Bewust Verbruiken

Bewust verbruiken, consumptie gericht op duurzame ontwikkeling

Netwerk Vlaanderen

Anders omgaan met geld

Pax Christi Vlaanderen

Christelijke beweging voor vrede en actieve geweldloosheid

Ryckevelde

Europese samenwerking

Sociumi

Actief burgerschap

Toemeka

Beweging voor een verstaanbare samenleving

Vaka/Hand in Hand

Een antiracistische invalshoek op de migratiethematiek

Verbruikersateljee

Consumentenproblemen vanuit een sociale invalshoek

Vluchtelingenwerk Vlaanderen

Rechten van asielzoekers en vluchtelingen

Voedselteams

Duurzame, regionale landbouw

Vrede

Internationale politiek, globalisering, vrede en ontwikkeling

Welzijnszorg

Armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting in eigen samenleving

Wervel

Landbouw, milieu en maatschappij, lokaal en mondiaal

zij-kant

Gender en gelijke kansen

20 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR


DE VOLKSHOGESCHOLEN


4. DE VOLKSHOGESCHOLEN

4. DE VOLKSHOGESCHOLEN Omschrijving Vormingplus-centra (of de volkshogescholen) zijn regionale vormingsinstellingen met een ambitieus takenpakket. Dankzij de Vormingplus-centra is er immers altijd een vormingsactiviteit bij iedereen in de buurt. Het educatief aanbod staat open voor iedereen en wordt zelfstandig of in samenwerking met andere organisaties uitgewerkt. De Vormingplus-centra overleggen bovendien met tal van partners om het aanbod aan activiteiten in de regio te stroomlijnen, af te stemmen en bekend te maken. Ze spelen dus een belangrijke rol als netwerkers. De 13 Vormingplus-centra werken aan dezelfde opdrachten, maar hebben elk een eigen identiteit. Vormingplus Brussel (Citizenne) kan je niet vergelijken met Vormingplus Kempen en Vormingplus Antwerpen is anders dan Vormingplus Limburg,... Een andere regio betekent andere uitdagingen én een andere koers. Voorlopers In de jaren ‘90 waren in Vlaanderen een veertigtal vormingsinstellingen actief. De Vlaamse overheid wilde het aanbod aan niet-formele educatie meer geografisch spreiden, schaalvergroting stimuleren en een meer (levens)breed aanbod voor elke Vlaming realiseren. De overheid herverkavelde daarom met het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk het vormingslandschap ingrijpend. 30 instellingen en deelinstellingen gingen op in 13 gloednieuwe regionale volkshogescholen. Het idee van de volkshogescholen werd geleend van een aantal Europese landen, waar reeds gelijkaardige instellingen bestonden. Naast de volkshogescholen bleef een beperkt aantal landelijke gespecialiseerde vormingsinstellingen bestaan (zie verder). De volkshogescholen vandaag Vandaag telt Vlaanderen dertien regionaal gespreide Volkshogescholen. De provincies Antwerpen, West- en Oost-Vlaanderen tellen elk drie centra, Vlaams-Brabant twee, Brussel en Limburg elk één. De Vormingplus-centra in kerncijfers (2008) het aantal Vormingplus-centra het aantal deelnames aan de publieksgerichte activiteiten het aantal personeelsleden

13 72.274 197

omzet

14,8 miljoen euro

subsidies Afdeling Volksontwikkeling

11,1 miljoen euro

22 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR


4. DE VOLKSHOGESCHOLEN

Alle Vormingplus-centra op een kaartje Hieronder vind je een overzicht van de 13 regionale Vormingplus-centra. Vormingplus

Vormingplus

Oostende-Westhoek

Gent-Eeklo

Vormingplus Antwerpen

Vormingplus

Vormingplus

regio Brugge

regio Mechelen

Vormingplus Kempen

Vormingplus Limburg

Vormingplus Waas-en-Dender

Vormingplus

Vormingplus

Vormingplus

Vormingplus

Midden en

Vlaamse Ardennen-

Halle-Vilvoorde

Oost-Brabant

Zuid West-Vlaanderen

Dender

(Arch’educ) Vormingplus Brussel (Citizenne)

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 23


DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN


5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN Omschrijving De landelijke vormingsinstellingen werken in tegenstelling tot de Vormingplus-centra niet regionaal, maar landelijk en niet algemeen, maar slechts rond één thema. De vormingsinstellingen zijn experten in hun vakgebied, hun zogenaamde specialisme. Daardoor kan je bij hen terecht voor zowel laagdrempelige als meer doorgedreven vormingen. Maatschappelijke en sociale doelen zijn bij de vormingsactiviteiten nooit veraf. Je ontplooit er jezelf, leert nieuwe mensen kennen en komt sterker in de samenleving te staan. Een 18-tal vormingsinstellingen bieden samen een kleurrijk pallet van vormingsactiviteiten gaande van kunst- of natuureducatie over wetenschapspopularisering tot actief burgerschap, zingeving, enzovoort. Dat zijn de gespecialiseerde vormingsinstellingen. Daarnaast zijn er ook een handvol vormingsinstellingen die werken voor een syndicale beweging of met personen met een handicap en Vijftact, de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap. De drie syndicale vormingsinstellingen zijn verbonden aan één van de drie grote vakbonden (ABVV, ACLVB, ACV). De vorming die zij aanbieden staat open voor iedereen binnen de ruime syndicale beweging, met of zonder werk, en is niet beroepsgericht. Je leert er over de werking van de vakbond, de sociale verkiezingen, sociale rechten en plichten, de politieke actualiteit, informatica, enzovoort. De syndicale vormingsinstellingen maken van hun deelnemers mondige en geïnformeerde personen. Op en naast de werkvloer. De vormingsinstellingen voor personen met een handicap hebben dezelfde maatschappelijke en sociale doelen als de andere instellingen. Zij werken echter specifiek met personen met een handicap en hun omgeving. In beperkte mate organiseren ze ook activiteiten voor begeleiders van personen met een handicap. Tenslotte heb je nog Vijftact, een federatie van vijf vormingsdiensten voor personen met een handicap. Deze federatie doet meer dan vormingsactiviteiten organiseren. Ze ijvert voor een betere integratie en een betere beeldvorming van personen met een handicap. Vijftact bundelt en ontwikkelt bovendien kennis over deze thema’s. Voorlopers De vormingsinstellingen hebben hun wortels in de jaren ’60, de ‘Golden Sixties’. De verzorgingsstaat en de vrijetijdssamenleving waren in volle ontwikkeling. In die periode van hoogconjunctuur ontstaan tal van vormingsinstellingen. In de jaren ’90 waren een veertigtal vormingsinstellingen in Vlaanderen actief. Opvallend is dat vele van deze nieuwe organisaties zich niet ideologisch profileerden, maar een neutraal of pluralistisch profiel aannamen. Met de komst van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk werd het landschap van de vormingsinstellingen drastisch herverkaveld. Een aantal instellingen ging op in de gloednieuwe volkshogescholen, een ander deel verpopte zich tot gespecialiseerde vormingsinstelling, syndicale vormingsinstelling of vormingsinstelling voor een bijzondere doelgroep. Daarnaast werd één federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap, Vijftact, opgericht. De landelijke vormingsinstellingen vandaag Vandaag telt Vlaanderen 18 gespecialiseerde vormingsinstellingen die erkend en gesubsidieerd worden door de Vlaamse overheid. Daarnaast zijn er drie syndicale vormingsinstellingen en drie vormingsinstellingen voor personen met een handicap en is er één federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap. Dat brengt het totaal op 25.

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 25


5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

De landelijke vormingsinstellingen in kerncijfers (2008) het aantal vormingsinstellingen

25

waarvan gespecialiseerde vormingsinstellingen

18

waarvan syndicale vormingsinstellingen

3

waarvan vormingsinstellingen voor personen met een handicap

3

waarvan een federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap

1

het aantal deelnemers aan de publieksgerichte activiteiten

234.990

het aantal personeelsleden

438

omzet

33,0 miljoen euro

subsidies Afdeling Volksontwikkeling

10,3 miljoen euro

Alle landelijke vormingsinstellingen op een rijtje Hieronder vind je een lijst van alle 25 landelijke vormingsinstellingen. De erkenning en subsidiĂŤring van de gespecialiseerde vormingsinstelling Relatie Studio werd in 2008 stopgezet. De Rode Antraciet, een vormingsinstelling voor gedetineerden, valt sinds 2008 onder het participatiedecreet en maakt decretaal geen deel meer uit van de werksoort Vormingsinstellingen. GESPECIALISEERDE VORMINGSINSTELLING

SPECIALISME

Amarant

(Reflectieve) kunsteducatie

Atelier Cirkel

Creativiteitsbevordering door beeldend werk

Centrum voor Christelijk Vormingswerk (CCV), partner in christelijk vormingswerk Centrum voor Natuur- en Milieu-educatie (CVN)

Zingeving Natuur- en milieueducatie

Halewynstichting

Muziek: beschouwing, beleving en beoefening

Impuls

Empowerment via weerbaarheid, diversiteit en leiderschap

Inverde

Multifunctioneel en duurzaam beheer van bos, groen en natuur

Motief

Geloof en samenleving

Natuurpunt Educatie

Leren voor natuur, milieu en landschap

PRH-Persoonlijkheid en Relaties

De persoon en zijn groei (persoonlijke groei)

Stichting Lodewijk de Raet

Sociale participatie in het kader van actief burgerschap

Timotheus

IntuĂŻtieve ontwikkeling

Uitstraling Permanente Vorming (UPV)

Wetenschapspopularisering

Universiteit Vrije Tijd Davidsfonds

Geschiedenis voor morgen: cultuur en samenleving in historisch perspectief

Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang (VCOK)

Opvoeding en kinderopvang

Vormingsinstituut Rode Kruis Vlaanderen

Eerstehulpverlening

Wisper

Kunsteducatie

Zorg-Saam

Zorg

SYNDICALE VORMINGSINSTELLING Ateliers voor Werknemersvorming Vorming en Actie Werknemerswelzijn

26 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR


5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

VORMINGSINSTELLING VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP KR8 Op-Stap Z11 FEDERATIE VAN VORMINGSDIENSTEN VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP Vijftact

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 27


DEEL 2

PROFIEL VAN DE SECTOR


30 | PROFIEL VAN DE SECTOR


INHOUD

INLEIDING

33

METHODOLOGIE

35

BEGRIPPENLIJST

38

AFKORTINGEN

40

HOOFDSTUK 1 DE WERKING

43

1.1 BEVINDINGEN

44

1.2 VERENIGINGEN

46

1.2.1 DE WERKING IN KERNWOORDEN

47

1.2.2 DE WERKING IN CIJFERS

56

1.3 BEWEGINGEN

61

1.3.1 BEWEGINGEN EN HUN CAMPAGNES

62

1.3.2 BEWEGINGEN EN DEMOCRATIE

72

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

76

1.4.1 EEN EIGEN AANBOD AANBIEDEN

77

1.4.2 HET EIGEN AANBOD SPREIDEN OVER DE REGIO

83

1.4.3 HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE IN DE REGIO COテ乏DINEREN EN AFSTEMMEN

87

1.4.4 HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE IN DE REGIO BEKENDMAKEN

89

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

90

1.5.1. WERKING: VOORBEELDEN UIT HET EDUCATIEF AANBOD

91

1.5.2. DE WERKING IN CIJFERS

98

HOOFDSTUK 2 DE MEDEWERKERS

105

2.1 BEVINDINGEN

106

2.2 SECTORGEGEVENS

110

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

HOOFDSTUK 3 DE FINANCIテ起

139 167

3.1 INLEIDING

169

3.2 BEVINDINGEN

170

3.3 FINANCIテ記E ANALYSE VAN DE SECTOR

172

3.3.1 INKOMSTEN, UITGAVEN EN SUBSIDIES

173

3.3.2 VERHOUDINGEN

175

3.4 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

177

3.4.1 INKOMSTEN, UITGAVEN EN SUBSIDIES

178

3.4.2 VERHOUDINGEN VERGELIJKENDERWIJS

180

3.5 FINANCIテ記E ANALYSE PER WERKSOORT

182

3.5.1 VERENIGINGEN

183

3.5.2 BEWEGINGEN

186

3.5.3 VOLKSHOGESCHOLEN

189

3.5.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

192

3.6 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE

195

3.6.1 VERENIGINGEN

196

3.6.2 BEWEGINGEN

198

3.6.3 VOLKSHOGESCHOLEN

199

3.6.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

200

PROFIEL VAN DE SECTOR | 31


Inleiding Methodologie Begrippenlijst Afkortingen


INLEIDING

INLEIDING In dit deel tonen we, aan de hand van cijfers en beschrijvingen, het werk van onze sector, wie er werkt en hoe het financiële plaatje in elkaar zit. Het profiel van de sector dat we in dit deel schetsen, is het resultaat van cijfermatig en beschrijvend onderzoekswerk. De rol die de FOV-lidorganisaties bij dit onderzoek gespeeld hebben, is niet te onderschatten: op één organisatie na leverden alle organisaties alle gevraagde gegevens voor het onderzoek. We kunnen daarom gerust stellen dat de gegevens in dit deel representatief zijn. We danken hiervoor alvast de betrokken organisaties. Toch moeten nog enkele kanttekeningen gemaakt worden: meten is weten, maar meten heeft ook zijn beperkingen. Ten eerste wordt het resultaat van de gegevensverzameling bepaald door de initiële keuze van de op te vragen gegevens. Over personeel bijvoorbeeld, vroegen we de man/vrouwverhouding op, gediversifieerd naar inhoudelijke en ondersteunende opdrachten. Een rondvraag naar de man/vrouw-verdeling in leidinggevende posities zou misschien een andere verhouding laten zien. Het profiel dat we hier van de sector schetsen is dus een resultante van bepaalde keuzes die gemaakt zijn. Ten tweede wordt het resultaat van de gegevensverzameling bepaald door de input van de organisaties. De organisaties vulden immers zelf de vragenlijsten voor het onderzoek in. Daarbij valt niet uit te sluiten dat elke organisatie zijn eigen interpretatie van de begrippen en concepten hanteert. De invulling van het begrip ‘lidmaatschap’, bijvoorbeeld, verschilt sterk van vereniging tot vereniging. Ook de afweging of een medewerker nu hoofdzakelijk inhoudelijk dan wel ondersteunend werk verricht, is een afweging die door elke organisatie afzonderlijk gedaan moet worden. Met de ingebruikname van een online meetsysteem (zie verder), de ervaring van de organisaties (dit is intussen de derde bevraging) en de intensieve begeleiding tijdens de gegevensverzameling is het interpretatieprobleem intussen sterk gereduceerd. Tot slot willen we benadrukken dat meetresultaten steeds een reductie van de werkelijkheid zijn. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is meer dan aantallen afdelingen, bestuursleden, campagnes of vormingsuren. De essentie van het sociaal-cultureel volwassenenwerk ligt niet in de cijfers. Zij maken de sector enkel aanschouwelijk. Daarom hebben we bij de rapportage over de werking van de organisaties ook oog voor beschrijvende informatie. We vermelden zo ondermeer concrete praktijkvoorbeelden, inhoudelijke pijlers en doelgroepen van de organisaties. Zoals gezegd zijn de cijfergegevens in dit boek het resultaat van een derde gegevensverzameling bij de organisaties. De eerste ronde (over 2006) was een testronde voor intern gebruik. De resultaten van de tweede ronde (over 2007) werden gepubliceerd in Boekstaven 2008 en de resultaten van de derde ronde (over 2008) vind je in de hoofdstukken hierna. Gaandeweg bouwen we zo een tijdreeks op die toelaat evoluties in de sector in kaart te brengen. Het is op dit moment echter nog te vroeg om conclusies te trekken over trends in de tijd. Daarom vermelden we in deze editie van Boekstaven louter ter info de cijfers van het jaar 2007 en maken we slechts uitzonderlijk een expliciete vergelijking in de tijd. De cijfers over de sector zijn veel meer dan een geactualiseerde versie van de vorige editie van Boekstaven. Dankzij een nieuw online meetsysteem zijn we nu in staat meer verfijnde gegevens te verzamelen, vooral op het vlak van personeelsgegevens. Het hoofdstuk over de medewerkers hebben we bijgevolg grondig herwerkt en verfijnd. Ook tabellen en grafieken in andere delen werden kritisch tegen het licht gehouden en hier en daar herwerkt of aangevuld. Het eerste hoofdstuk van dit deel handelt over de werking van de verschillende werksoorten. Omwille van de grote diversiteit tussen de werksoorten werd hier voor een gedifferentieerde aanpak gekozen die het beste bij de eigenheid van elke werksoort past. Het tweede hoofdstuk is gewijd aan de medewerkers van het sociaal-cultureel volwassenenwerk: personeelsleden, freelancers en vrijwilligers. We behandelen er eerst de sectorgegevens. Vervolgens lichten we opvallende verschillen tussen de werksoorten toe. PROFIEL VAN DE SECTOR | 33


INLEIDING

Tenslotte vind je in het derde hoofdstuk een financiĂŤle analyse van de sector. We houden er onder meer de inkomsten, uitgaven, subsidies en personeelskosten tegen het licht. Bij het opvragen van de gegevens werd gewerkt met een vaste methodologie en begrippenlijst. Je vindt de nodige toelichting hierna.

34 | PROFIEL VAN DE SECTOR


METHODOLOGIE

METHODOLOGIE We schetsen de methodologie die gehanteerd werd bij het onderzoek dat aan deze publicatie voorafging. We verzamelden zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve gegevens aan de hand van vragenlijsten die de organisaties zelf invulden. De meeste gegevens werden verzameld met een online vragenlijst, verbonden aan een databank. De gegevens over de werking van de volkshogescholen en de vragenlijst over ‘bewegingen en democratie’ werden respectievelijk met een Excel-en een Wordformulier verzameld. De bevraging vond plaats in de maanden april, mei en juni 2009 en peilde naar de situatie op 31 december 2008. In totaal hebben we de gegevens van 125 gesubsidieerde en/of erkende organisaties ontvangen. Op één organisatie na leverden alle organisaties alle gevraagde gegevens voor het onderzoek. De vereniging VOSOG Scouting voor volwassenen ontvangt een startsubsidie, maar werd in de bevraging opgenomen. De vereniging LVZ nam niet deel aan de bevraging. De erkenning en subsidiëring van de gespecialiseerde vormingsinstelling Relatie Studio werd in de loop van 2008 stopgezet. De Rode Antraciet, een vormingsinstelling voor gedetineerden, valt sinds 2008 onder het participatiedecreet en maakt decretaal geen deel meer uit van de werksoort Vormingsinstellingen. Ook van deze laatste twee instellingen verzamelden we bijgevolg geen gegevens.

VERANTWOORDING CIJFERMATIGE DELEN Een nieuw meetsysteem De bevraging van onze lidorganisaties gebeurde dit jaar voor het grootste deel met een online systeem, gekoppeld aan een databank, in plaats van de gebruikelijke Excel-formulieren. Dit maakte de bevraging op een aantal vlakken efficiënter: - op de ingevoerde gegevens werden meteen enkele automatische controles uitgevoerd (logische juistheid, volledigheid,…). Dit verminderde de kans op fouten - uitleg over de gevraagde gegevens was steeds binnen ‘muisbereik’. Dit garandeerde een meer uniforme input van de organisaties - alle gegevens werden automatisch verzameld in een centrale database. Dit verminderde het risico op menselijke fouten bij de verwerking Bij de bevraging over de medewerkers draaiden we onze manier van bevragen om. Vroeger stelden we vragen waarbij de organisaties zelf het rekenwerk moesten doen. Voor 2008 daarentegen vroegen we per personeelslid anoniem een aantal basisgegevens, waarop wij zelf de nodige berekeningen doen. Dit heeft twee grote voordelen: - de rekenlast ligt niet meer bij de organisaties. Dit betekent minder werk en minder kans op fouten - we verzamelen een schat aan nieuwe gegevens. Voorheen verzamelden we enkel samengevoegde cijfers per organisatie. Nu verzamelen we anonieme basisgegevens per personeelslid. Daardoor kunnen we een heel aantal nieuwe verbanden onderzoeken en nieuwe tabellen en grafieken ontwikkelen. De cijfers over de medewerkers en werking van 2007 en 2008 zijn, ondanks de veranderingen in het meetsysteem, zeer gelijkaardig. We zien hierin een bewijs van de betrouwbaarheid van onze gegevens.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 35


METHODOLOGIE

Het onderstaande methodologische pad werd gevolgd bij de verwerking van de gegevens over de medewerkers bij alle werksoorten en de kwantitatieve gegevens over de werking van de verenigingen, de volkshogescholen en de landelijke vormingsinstellingen. Er werden verschillende stappen doorlopen: lichtjes bijschaven van definities, selectie en opvraging van de brongegevens, de harmonisatie van de gegevens en bijschattingen 1. Lichtjes bijschaven van definities Op basis van de evaluatie van de vorige ronde van de gegevensverzameling hebben we een aantal begrippen in onze bevraging verduidelijkt. Om vergelijkingen in de tijd mogelijk te maken en te houden, hebben we deze aanpassingen beperkt gehouden. De definities van een inhoudelijke en een ondersteunende medewerker werden scherper gesteld met een aantal bijkomende voorbeelden. De definitie van een freelancer en een vrijwilliger werden ook verduidelijkt. 2. Selectie van de op te vragen gegevens en bevraging Aan de hand van de evaluatie van de vorige versie van Boekstaven werden in de verschillende FOV-werkgroepen een paar bijkomende afspraken gemaakt over welke gegevens op welke wijze opgevraagd zouden worden. Hierbij werd rekening gehouden met de relevantie of de meerwaarde van de op te vragen gegevens en de beschikbare middelen om het onderzoek uit te voeren. Alle kwantitatieve gegevens zijn een momentopname van de situatie op 31 december 2008. We werken dus niet met jaargemiddelden. 3. Harmonisatie en correctie De harmonisatie houdt in dat we de ingestuurde gegevens controleerden op volledigheid en waarschijnlijkheid. Dit deden we op basis van onze kennis over de werking van de organisaties (plausibiliteit), door de cijfers te vergelijken met ingestuurde cijfers van het vorige jaar en de gegevens uit voortgangsrapporten, publicaties en websites. Bij vastgestelde afwijkingen contacteerden we de organisaties en brachten we, in overleg met de organisatie, waar nodig verbeteringen aan in de brongegevens. 4. Bijschattingen Enkele organisaties waren niet in de mogelijkheid alle gegevens te verstrekken. Dit was in enkele gevallen te wijten aan een gebrek aan man-of vrouwkracht of aan een gebrek aan een voldoende nauwkeurig meetinstrument. In overleg met de organisatie werd dan ofwel besloten aan de hand van werkingsindicatoren een verantwoorde schatting te maken ofwel enkele cijfers van 2008 te hernemen en bij te sturen. Op deze manier werd een 100% respons bereikt bij alle 125 deelnemende organisaties. Een blanco voorbeeld van de vragenlijsten vind je als bijlage op de CD-ROM.

36 | PROFIEL VAN DE SECTOR


METHODOLOGIE

VERANTWOORDING BESCHRIJVENDE DELEN Omwille van de grote diversiteit onder de organisaties en het feit dat een louter kwantitatieve benadering van de werking als te beperkend wordt ervaren, kiezen we ervoor meer beschrijvende gegevens op te nemen in dit boek. De verenigingen geven daarom, naast cijfergegevens, ook een zelfbeschrijving in een aantal kernwoorden. De bewegingen rapporteren over hun meest opvallende campagne en gaan dieper in op hun bijdrage aan een gezonde democratie. De volkshogescholen vullen hun cijfergegevens aan met concrete praktijkvoorbeelden. De landelijke vormingsinstellingen vermelden dan weer naast cijfers een aantal voorbeelden van vormingen die ze in 2008 georganiseerd hebben. De organisaties vulden de vragenlijsten zelf in. Waar nodig werden de gegevens in overleg met de organisaties aangepast of ingekort. De inbreng van de bewegingen over democratie werd samengevoegd en herwerkt tot een analyserende tekst. Een blanco voorbeeld van de vragenlijsten vind je als bijlage op de CD-ROM.

VERANTWOORDING FINANCIËLE GEGEVENS De erkende en gesubsidieerde organisaties moeten jaarlijks vóór 1 april een financiële afrekening bezorgen aan het IVA SociaalCultureel Werk voor Volwassenen. Voor het jaar 2008 werd het gedetailleerde overzicht van uitgaven en inkomsten door de overheid opgevraagd via een Excel-tabel. We vroegen dezelfde tabellen op bij de organisaties en analyseerden ze. We controleerden de tabellen ook op plausibiliteit en vergeleken ze met de tabellen van 2007. Waar nodig vroegen we verduidelijkingen of aanpassingen bij de organisaties. Eén organisatie kon geen afrekening bezorgen. Voor die organisatie namen we in onderling overleg de cijfers voor 2007 over. Een blanco voorbeeld van de Excel-tabel voor de financiële afrekening vind je als bijlage op de CD-ROM.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 37


BEGRIPPENLIJST

BEGRIPPENLIJST Afdeling of groep: een duurzame zelforganisatie van vrijwilligers die verantwoordelijkheid opneemt voor de bestuurlijke en inhoudelijke werking en hierin professioneel ondersteund wordt door de vereniging. Bestuurslid: een vrijwilliger die behoort tot het bestuur van een lokale afdeling, kern of groep van een vereniging. Landelijke bestuursleden horen hier ook bij. Bestuursvergadering: een bijeenkomst waarbij de inhoudelijke en/of organisatorische werking van de lokale afdeling, kern of groep van de vereniging wordt voorbereid en uitgewerkt. Brussel: Brussel (het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) wordt hier als een afzonderlijke provincie beschouwd. Deelnemers: indien er gewerkt wordt met inschrijvingen bij een activiteit, wordt het ‘aantal inschrijvingen’ verstaan onder ‘deelnemers’. Indien er niet gewerkt wordt met inschrijvingen, wordt het getelde of geschatte aantal deelnemers aan de activiteiten bedoeld. Dienstanciënniteit: het aantal volledige jaren dat een personeelslid op basis van een arbeidscontract bij de organisatie werkt. Eén voltijds equivalent (= fulltime equivalent): een tewerkstelling van 100% (fulltime), los van het feit of deze wordt uitgevoerd door één of meerdere fysieke personen. Bijvoorbeeld een persoon werkt 1/5 en een tweede persoon werkt 4/5. Zij vormen samen één voltijds equivalent. Freelance medewerker: een persoon die door de organisatie betaald wordt voor prestaties die buiten een arbeidsovereenkomst tussen deze persoon en de organisatie vallen. Onder freelancers met een inhoudelijke opdracht verstaan we freelancers die rechtstreeks betrokken zijn op het inhoudelijke aspect van het sociaal-cultureel werk (bijvoorbeeld als zelfstandig lesgever). Freelance boekhouders, lay-outers, webmasters en dergelijke zijn hier dus niet bij inbegrepen. Deze persoon wordt - volgens de wet op het vrijwilligerswerk - niet vergoed als vrijwilliger (zie definitie vrijwilliger). Personen die onder de zogenaamde 25-dagenregeling vallen, worden beschouwd als ‘freelancer’. De rechtsvorm (vzw, vennootschap, eenmanszaak) waaronder de freelancers werken, beschouwen we in onze context als niet relevant. Als een persoon wordt ingehuurd voor (inhoudelijk) werk dat buiten de arbeidsovereenkomst met de organisatie valt, beschouwen we hem/haar als een freelancer. Ook als deze persoon niet rechtstreeks, maar via zijn/haar organisatie (vzw, vennootschap, eenmanszaak) uitbetaald wordt. Huur je dus 2 personen van dezelfde vzw in en betaal je hiervoor de vzw, dan staat dat gelijk met het inhuren van 2 freelancers. Ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk: prestaties geleverd door de medewerkers aan die acties en activiteiten van de organisatie die kaderen in het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze prestaties kunnen zowel educatief, administratief of logistiek van aard zijn. Inhoudelijke medewerker: een medewerker die volledig of in hoofdzaak rechtstreeks betrokken is op het inhoudelijke aspect van het sociaal-cultureel werk. Bijvoorbeeld: - een educatief medewerker - een beleidsmedewerker - een afdelingsondersteuner - een redacteur - de coördinator - de directeur 38 | PROFIEL VAN DE SECTOR


BEGRIPPENLIJST

- een projectbegeleider - een lesgever Lid: voor deze bevraging beschouwen we als lid: ‘de persoon die bij een vereniging is aangesloten en/of deel uitmaakt van een groep of afdeling die door de vereniging wordt gefedereerd’. Het lidmaatschap kan zich veruitwendigen via het betalen van een lidmaatschapsbijdrage. Mediaan: de mediaan is het midden van een reeks gesorteerde gegevens. Met midden wordt het middelste getal in de verdeling of verzameling bedoeld. Bij een even aantal elementen (zoals hier bij het aantal verenigingen) is er geen midden. Men neemt dan het gemiddelde van de twee om het midden liggende elementen als mediaan. Voorbeeld 1: van de gesorteerde reeks 3, 5, 7, 13, 40 is 7 het middelste getal. 7 is de mediaan. Voorbeeld 2: bij de gesorteerde reeks 3, 5, 7, 13, 40, 1000 is er geen middelste cijfer. De mediaan is het gemiddelde van de twee om het midden liggende cijfers: 7 en 13. De mediaan is 10. Niet-formele educatie: we baseren ons op de omschrijving van niet-formele educatie die gehanteerd wordt in het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Art. 2, 7°: “Een geïnstitutionaliseerde vorm van volwasseneneducatie waarbij de deelnemer kennis, inzicht en vaardigheden vergroot voor zichzelf en anderen, met het oog op persoonsontplooiing en het actief participeren in een democratische samenleving, en waarbij een sociaal-culturele methodiek gehanteerd wordt met zowel open als gesloten doeloriëntaties; de bovenstaande definitie wordt, wat de te subsidiëren activiteiten betreft, verder in dit decreet per werksoort ingevuld; in relatie tot specifieke sociaal-culturele activiteiten kan de niet-formele educatie leiden tot het afleveren van leer-, competentie- en functiebewijzen.” Niet-formele educatie subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet: het decreet hanteert naast de algemene definitie nog bijkomende criteria voor de omschrijving van niet-formele educatie: - bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen (art. 23, derde lid, 3°, c en art. 24) - bij de syndicale vormingsinstellingen (art. 31 §1) - bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap (art. 32 §2 en §3) - bij de federatie van vormingsdiensten voor mensen met een handicap (art. 36 §1). Alleen een programma-aanbod dat via een open aanbod en in de autonome levenssfeer van de deelnemer wordt gebracht, is voorwerp van subsidiëring. Sommige activiteiten met kansengroepen en hun omgeving en met multiplicatoren worden wel gelijkgesteld met niet-formele educatie. Niet-formele educatie erkend en gesubsidieerd door de overheid: dit is het aandeel gepresteerde uren niet-formele educatie die de Vlaamse overheid effectief subsidieert. Ondersteunende medewerker: een medewerker die volledig of in hoofdzaak faciliterend werkt voor de inhoudelijke medewerkers of voor de organisatie. Bijvoorbeeld: - de administratieve medewerkers - de financiële medewerkers - de boekhouder - de onderhoudsmedewerker Personeelslid: medewerker met een arbeidsovereenkomst met de organisatie. Studenten met een studentencontact, stagiairs, PWAers, interimarissen, personen die vallen onder artikel 60 van de OCMW-wet en personen die vallen onder de 25-dagenregeling worden in deze context niet beschouwd als ‘personeelslid’. Bij vervangingen wordt de titularis ‘geteld’. Publieksgerichte activiteiten (verenigingen): alle lokale en bovenlokale activiteiten die zich richten naar leden of het brede publiek.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 39


AFKORTINGEN

Vrijwilliger: iemand die de organisatie onbezoldigd mee doet draaien. We baseren ons op de definitie gebruikt in de wet op het vrijwilligerswerk: vrijwilligers verrichten activiteiten, onbezoldigd, onverplicht, voor anderen of de samenleving, buiten de normale werkcontext en binnen een organisatie. Ook de bestuursleden bij de verenigingen zijn vrijwilligers.

AFKORTINGEN SCVW: sociaal-cultureel volwassenenwerk VER: verenigingen MIG: migrantenverenigingen BEW: bewegingen VHS: volkshogescholen LVI: landelijke vormingsinstellingen

40 | PROFIEL VAN DE SECTOR


AFKORTINGEN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 41


42 | PROFIEL VAN DE SECTOR


HOOFDSTUK 1

DE WERKING


1. DE WERKING 1.1 BEVINDINGEN

1.1 BEVINDINGEN De verenigingen hebben een groot en gespreid bereik Met 2,2 miljoen leden en 9,7 miljoen deelnemers aan de activiteiten weten de verenigingen zich verzekerd van een stevige achterban. Samen telt de werksoort Verenigingen 15.511 afdelingen. Met gemiddeld 47 afdelingen in elke Vlaamse en Brusselse gemeente zijn de sociaal-culturele verenigingen sterk aanwezig in onze samenleving. De afdelingen van de verenigingen zijn behoorlijk gelijkmatig verspreid over de provincies. Brussel bekleedt hierbij een bijzondere positie. Bij de migrantenverenigingen zijn er wel uitschieters: Brussel en Limburg tellen relatief veel afdelingen, terwijl de migrantenverenigingen nagenoeg niet aanwezig zijn in de provincies Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen. De werksoort Verenigingen is een kleurrijke mozaïek Verenigingen vind je in alle maten, kleuren en vormen. Inhoudelijk werken ze rond tal van pijlers. De meest voorkomende pijlers zijn cultuur, vorming/educatie, belangenbehartiging, ontmoeting, participatie, integratie en diversiteit. Ook in de doelgroepen van de werksoort is diversiteit troef. Volwassenen, vrouwen, senioren, allochtonen, ouders, gezinnen en jongvolwassenen zijn de voornaamste doelgroepen. Verenigingen kunnen rekenen op de inzet van een groot aantal vrijwilligers De verenigingen tellen samen 213.890 vrijwilligers. Daarmee neemt deze werksoort het leeuwendeel (95%) van de vrijwilligers in de hele sector voor zijn rekening. Van deze vrijwilligers nemen er 142.333 een verantwoordelijkheid op als bestuurder. Een vereniging telt gemiddeld 3.819 vrijwilligers, waarvan gemiddeld 2.542 bestuurders.

Bewegingen zijn campagnebeesten Bewegingen vervullen hun decretale opdrachten (sensibilisatie, maatschappelijke actie en educatie) door op een handige manier campagnes in te schakelen. Met gerichte campagnes brengen bewegingen hun thema onder de aandacht van jan met de pet, het politieke bestel en de pers. Ze vechten tégen geweld, racisme, ongelijkheid, schendingen van de mensenrechten,… en ijveren vóór vrede, verdraagzaamheid, inclusie, ethiek,… Hun acties zetten mensen aan tot nadenken, ze schoppen de samenleving een geweten. Mensen hebben soms moeite met het herkennen van de naam van een beweging, maar iedereen kent wel een of meerdere campagnes. Bewegingen zijn goed voor de democratie Een democratie zou geen democratie zijn zonder bewegingen. De aanwezigheid van bewegingen is een goede graadmeter voor het democratisch gehalte van de samenleving. Enerzijds duidt hun bestaan op de openheid van de overheden, die kritische stemmen toelaten. Anderzijds is het bestaan van bewegingen een absoluut democratisch gegeven, omdat op die manier gelijkgestemde zielen zinvoller en efficiënter samen aan maatschappelijke verandering kunnen werken. Bewegingen beschouwen het werken aan de democratie als één van hun kerntaken. Ze dragen allemaal op hun eigen manier hun steentje bij. De manier waarop ze dit doen kunnen we in vier (niet-exclusieve) types samenvatten: - door van democratie hun basisthema te maken, - door wereldwijde schendingen van de democratie onder de aandacht te brengen, - door democratie toegankelijk te maken voor iedereen, - door mensen de kans te geven op een geïnformeerde manier keuzes te maken. Op deze manier versterken bewegingen het politieke bestel, brengen ze soms vergeten thema’s onder de aandacht en verlevendigen ze het politieke debat,… Ze geven mensen zin om hun stem te laten horen.

44 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.1 BEVINDINGEN

Volkshogescholen zijn belangrijke vormingsaanbieders Vormingplus-centra werken een eigen educatief aanbod uit. In 2008 presteerden ze 35.023 uren educatieve activiteiten met in totaal 72.274 deelnames. De Vormingplus-centra zorgen bij hun programmering voor een maximale spreiding van educatie in hun regio. In het grootste deel van de Vlaamse gemeenten worden activiteiten georganiseerd en in nagenoeg alle gemeenten worden deelnemers geregistreerd. In de centrumsteden worden het meeste activiteiten georganiseerd en relatief gezien het meeste mensen bereikt. De Vormingplus-centra realiseren hun aanbod vaak in samenwerking met partnerorganisaties. Vooral cultuur- en gemeenschapscentra, steden, gemeenten, ocmw’s, welzijnsorganisaties en sociaal-culturele organisaties zijn belangrijke partners. 64% van de activiteiten zijn cursussen, workshops of trainingen. De activiteiten behandelen een waaier aan thema’s. Creativiteit, expressie en interculturele vorming zijn samen met computer, media en informatie de meest voorkomende thema’s. Vormingplus-centra zijn meer dan vormingsaanbieders alleen De Vormingplus-centra brengen het bestaande aanbod niet-formele educatie binnen hun regio in kaart. De Vormingplus-centra coördineren het aanbod niet-formele educatie in hun regio en stemmen het aanbod van verschillende aanbieders af. Door samenwerking en samenspraak met andere organisaties streven ze naar een sterk en goed gespreid aanbod in de regio. Ze gaan na welke educatieve noden er zijn en welke initiatieven nodig zijn om bepaalde educatieve ‘leemtes’ op te vullen. Hierbij hebben ze speciale aandacht voor het bereiken van maatschappelijk kwetsbare groepen. De Vormingplus-centra geven advies aan organisaties over educatie en investeren in educatienetwerken. De Vormingplus-centra zorgen er daarnaast voor dat hun eigen aanbod en dat van andere aanbieders in de regio bekend raakt.

De landelijke vormingsinstellingen: 25 instellingen, 25 invalshoeken Net zoals bij de andere werksoorten bestaat er een enorme diversiteit onder de landelijke vormingsinstellingen. Hun werking richt zich op natuur en milieu, zorg, doelgroepen, kunst en cultuur of persoonlijke en maatschappelijke ontplooiing. In 2008 organiseerden de instellingen 111.128 uren educatieve activiteiten waarop 234.990 deelnemers geteld werden. Een greep uit het aanbod: een studiedag over rouwverwerking bij personen met een beperking, een tweedaagse over vakbondswerk, een studiedag over apathie bij ouderen, een cursus over Bach, veilig leren werken met de kettingzaag, Bijbelcursussen, omgaan met agressie,… De landelijke vormingsinstellingen presteren een aanzienlijk deel ongesubsidieerde vormingsuren Van alle uren niet-formele educatie die de landelijke vormingsinstellingen presteren, is 69% gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. De vormingsinstellingen moeten dus voor een klein derde van hun aanbod niet-formele educatie op zoek naar andere financieringsbronnen. Wanneer we enkel kijken naar het aanbod niet-formele educatie dat volgens de (meer strikte) normen van het decreet voor subsidiëring in aanmerking komt, blijkt dat hiervan 79% gesubsidieerd is. 21% van de uren die voor subsidiëring in aanmerking komen, blijft dus ongesubsidieerd.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 45


DE VERENIGINGEN pluralisme vrije tijd gelijke kansen democratisch mensenrechten duurzaamheid bewust

netwerking

vormingsaanbod

sociaal

vrijzinnig

gezin vriendschap

educatie belangenbehartiging kritisch engagement natuur sensibilisering creativiteit activeren samenhorigheid

vorming ontmoeting empowerment cultuur emancipatie afdelingenwerking

ondersteuning

informatie

reizen socialistisch doelgroepenbeleid progressief

activiteitenaanbod

Vlaams

participatie

integratie

actie

diversiteit

uitwisseling zingeving recreatie

afdelingsondersteuning verenigingsleven

senioren

Vlamingen

breed publiek

vrouwen allochtonen ouders volwassenen

vijftigplussers vrijwilligers

Belgen

autochtonen

leden

jongvolwassenen gezinnen


1. DE WERKING 1.2 VERENIGINGEN

1.2 VERENIGINGEN Vlaanderen telt vandaag 56 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen. Elke beleidsperiode kloppen nieuwe verenigingen aan de deur om deel uit te kunnen maken van de erkende en gesubsidieerde sector. VOSOG Scouting voor volwassenen is de laatste nieuwkomer en ontvangt momenteel een startsubsidie. Dat brengt het totaal op 571. 14 van de 57 verenigingen zijn zogenaamde migrantenverenigingen. Deze verenigingen hebben tijd tot einde 2010 om in alle facetten van hun werking te voldoen aan de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Het luik over de werking van de verenigingen valt uiteen in twee luiken: een beschrijvend deel en een kwantitatief deel. In het beschrijvende deel gaan we dieper in op de inhoudelijke pijlers en de doelgroepen van de verenigingen. Het tweede deel pakt uit met cijfers over de afdelingen, leden, activiteiten, (bestuurs)vrijwilligers,… van de verenigingen.

1.2.1 DE WERKING IN KERNWOORDEN We vroegen aan elke vereniging de werking te omschrijven in een aantal kernwoorden. Concreet peilden we naar de inhoudelijke pijlers in de werking, de doelgroep(en) van de vereniging en eventuele aanvullende info. Zo brengen we kort en krachtig de diversiteit en de activiteit van de verenigingen in beeld. De 45 meest voorkomende inhoudelijke pijlers Cultuur, vorming/educatie, belangenbehartiging, ontmoeting, participatie, integratie en diversiteit zijn de meest genoemde inhoudelijke pijlers2. Dat blijkt uit de bovenste woordenwolk hiernaast. We beperken ons tot de 45 meest voorkomende pijlers. Hoe groter het woord, hoe vaker het vermeld wordt in de zelfbeschrijving van de verenigingen. De 15 meest voorkomende doelgroepen Ook van de doelgroepen maakten we een woordenwolk (de onderste hiernaast). Volwassenen, vrouwen, senioren, allochtonen, ouders, gezinnen en jongvolwassenen zijn de meest genoemde doelgroepen. Hieronder vind je de individuele inbreng van elke vereniging. P Pijlers D Doelgroepen E Extra info A. Vermeylenfonds P socialistisch

vrijzinnig

D leden

volwassenen

Vlaams

1 Waar in dit boek gegevens over de verenigingen voorkomen, gaat het steeds over 56 verenigingen. LVZ nam immers, net als vorig jaar, niet deel aan de

bevraging voor dit boek.. 2 Een aantal woorden werd geïnterpreteerd, bijvoorbeeld: ‘emancipatorisch’ werd vervangen door ‘emancipatie’ en woorden als ‘Vlaamsbewust’,

‘Vlaams-nationalistisch’, ‘Vlaamse cultuur’,... worden gevat in het adjectief ‘Vlaams’.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 47


1. DE WERKING 1.2 VERENIGINGEN

Acli-Vlaanderen vzw P educatie

vorming

cultuur

D allochtonen

jongeren

vrouwen

E netwerk

geschiedenis

traditie

migrantenproblematiek

tewerkstelling

arbeidsrecht

emancipatorisch

vorming

belangenbehartiging

vrijwilligerswerk

verontwaardiging

AIF, Multiculturele Federatie van Zelforganisaties integratie-

participatie

doelgroepenbeleid

D allochtonen

volwassenen

leden

E progressief

constructief

diversiteit

P

bevordering

Amnesty International Vlaanderen vzw P mensenrechten

activisme

educatie

D volwassenen

jongeren

breed publiek

E internationaal

onafhankelijk

ATB De Natuurvrienden P duurzaamheid

toerisme

recreatie

D actieven

gezinnen

vijftigplussers

P rouwbegeleiding

vorming

ontmoeting

educatie

ConTempo

D volwassenen E netwerk

integratie

cultuur

progressief

educatie

kunst

muziek

belangenbehartiging

partnerverlies door overlijden uniek

diversiteit

sociaal

Curieus P cultuur

warmte

D volwassenen

jongvolwassenen ouderen

E nieuwsgierig

onverwachte invalshoeken

innovatief

Davidsfonds P cultuur

taal

geschiedenis

D volwassenen

jongeren

kinderen

E onafhankelijk

cultuurnetwerk

Educatieve Vereniging voor Ouderwerking in het Officieel Onderwijs (EVO) P vorming

ondersteuning

D ouders

leerkrachten

E

ouderverenigingen

48 | PROFIEL VAN DE SECTOR

logistiek

lezen


1. DE WERKING 1.2 VERENIGINGEN

Federatie Marokkaanse Verenigingen (FMV) P

kritisch constructief

D allochtonen

emancipatorisch

laagdrempelig

samenhorigheid

vrouwen

Federatie van Marokkaanse Democratische Organisaties (FMDO) P diversiteit

sociaal

cultureel

federatie

informatie

training

belangenbehartiging

ontmoeting

hulpverleners

patiĂŤnten

sociaal

cultuur

diversiteit

empowerment

pluralisme

emancipatie

activiteitenaanbod

vormingsaanbod

D allochtonen Federatie van Vlaamse Simileskringen P

lotgenotencontact

D familieleden E

geestelijke

psychische

gezondheid

problemen

Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF) P vooruitstrevend

gelijkheid

empowerment

D minderheden Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL) P samenwerking

ondersteuning

D afdelingen

achterban

interculturaliteit

E pluralistisch Federatie Wereldvrouwen P uitwisseling

kadervorming

maatwerk

D vrouwen

verenigingen

vrijwilligers

E multicultureel Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS) P netwerking

coaching

D seniorenclubs

vijftigplussers

sensibilisering

Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV) P

vrouwen-

Vlaams-

emancipatie

nationalisme

verenigingsleven

D vrouwen E schakel

uniek

FVK-Rodenbachfonds P

Vlaamse

volkeren- en

beweging

mensenrechten

vrede

D breed publiek

PROFIEL VAN DE SECTOR | 49


1. DE WERKING 1.2 VERENIGINGEN

Gezinsbond P pluralisme D jonge gezinnen

gezinsgerichte

opvoedings-

gezinsgerichte

activiteiten

ondersteuning

dienstverlening

ouders met tieners

grootouders

gezinspolitiek

kind- en geE zinsvriendelijke maatschappij Federation of Anglophone Africans in Belgium (FAAB) P empowerment

cultuur

D Afrikanen

Engelstalig

educatie

integratie

participatie

doelgroepenbeleid

verenigingsleven

ondersteuning

diversiteit

humanistisch

Het Vlaamse Kruis vzw P EHBO

manifestaties

D breed publiek Holebifederatie P sensibilisering

vorming

D holebi

transgender

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV) P zingeving

opvoeding

kritiek

D vrijdenkers

ouders

senioren

E inclusiviteit

kosmopolitisme

Verlichtingswaarden

Internationaal ComitĂŠ (IC) P intercultureel

versterken

participatie

D allochtonen

nieuwkomers

autochtonen

persoons-

ontmoetings-

praktische

ontwikkeling

kansen

vorming

KAV - Vrouwen die bewegen P

D vrouwen E dienstverlening

belangenbehartiging

KVG-Vorming - Open kijk op handicap P inclusie

D

personen met een handicap

50 | PROFIEL VAN DE SECTOR

ontmoeten

groeikansen

de omgeving van personen met een handicap

breed publiek

belangenverdediging

bewustmaking

vrijzinnig


1. DE WERKING 1.2 VERENIGINGEN

KVLV - Vrouwen met vaart P

lekkere, gezonde

gezondheid en

voeding

conditie

creativiteit

zorgzaam samenleven

steun aan platteland

boerinnen en tuiniersters

D vrouwen E laagdrempelig

kwaliteitsvol

plezierig

P ontmoeting

bruisende buurt

themagericht

D mannen

vrouwen

gezinnen

E eensgezind

sociaal

KWB werknemers-

vrijwilligers-

gericht

engagement

duurzaamheid

waardenbewogen

Landelijke Gilden P D

plattelandsbeleving plattelandsbewoners (m/v)

E lokaal actief

actie in het dorp

samen leren

alle leeftijden

netwerkers

gezinsgericht

verbondenheid

plattelandscultuur

vieren

proeven

socialistisch

democratisch

Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF) P integratie D

LatijnsAmerikanen

vorming

participatie

Belgen

Liberale Beweging voor Volksontwikkeling (LBV) P cultuur D senioren E liberaal

vorming

ontmoeting

personen met beperkingen mutualistisch

Liberale Vrouwen P vrijheid

vorming

netwerking

D vrouwen Linx+ belangen-

gemeenschaps-

behartiging

vormend

P cultuur

educatie

D breed publiek

volwassenen

senioren

E gelijkheid

rechtvaardigheid

solidariteit

PROFIEL VAN DE SECTOR | 51


1. DE WERKING 1.2 VERENIGINGEN

LVZ-Vormingsdienst

Markant - Netwerk van Ondernemende Vrouwen P D

vrijetijds-

netwerking

uitwisseling

vrouwen-

hoger opgeleide

beroepsactieve

ondernemers

vrouwen

vrouwen

onafhankelijk

progressief

besteding

Masereelfonds P kritisch D

democratisch

maatschappij

cultuur

zingeving en zorg

reizen

recreatiesport

cultuur

natuur

avontuur

geĂŤngageerde volwassenen

E netwerk

open

Neos - netwerk van ondernemende senioren P cultuurspreiding

voordrachten

ontmoeting

D senioren E ondernemend OKRA P ouderentrefpunt

oudereneducatie

D gepensioneerden babyboomers

belangenbehartiging kwetsbare ouderen

netwerk van

gediversifieerd

emancipatie

trefpunten

aanbod

van ouderen

P recreatie

dichtbij

vrije tijd

D volwassenen

gezinnen

E

Pasar - Vleugels voor je vrije tijd

Platform van Afrikaanse Gemeenschappen P diversiteit D

migranten subSahara

gezin

HIV/AIDS

Afrikaanse cultuur

empowerment

Belgen

S-Plus P afdelingswerking gezondheidsinfo D ouderen

52 | PROFIEL VAN DE SECTOR

belangen-

cultuur-

behartiging

evenementen

cursussen

reizen


1. DE WERKING 1.2 VERENIGINGEN

Unie der Turks Islamitische Culturele Verenigingen (Turkse Unie van BelgiĂŤ) belangen-

verenigings-

behartiging

ondersteuning

D Turken

allochtonen

autochtonen

E vrouwen

jongeren

ouderen

P integratie

ontmoeting

vorming

vrijwilligers

participatie

integratie

emancipatie

vormingsaanbod

ecocampagnes

Unie van Turkse Verenigingen (UTV) P begeleiden

vorming

D jongvolwassenen volwassenen E

belangenbehartiging

organiseren ouderen

samenwerken

Unizo-Vorming - zelfstandige ondernemers maatschappeP lokale economie

beroepscultuur

lijke verantwoordelijkheid

D

zelfstandige ondernemers

Verbond VOS, Vlaamse Vredesvereniging (VOS) P Vlaamsbewust

open pacifistisch

D Vlamingen

pacifisten

E zelfbestuur

nooit meer oorlog

sociaal bewogen

godsvrede

Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (VELT) P ecotuin

ecovoeding

D volwassenen

jonge gezinnen

E

durf tuinieren zonder

ecosmos

ecoconsumptie

afdelingsondersteuning

ecotuinweekend

Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM) P participatie

beeldvorming

diversiteit

D moslims

migranten

autochtonen

E internationaal

ontmoeten

vrijheid

vorming

samenbrengen

vertegenwoordigen

Vereniging voor personen met een handicap (VFG) P informatie

actie

D handicap

chronische ziekte

E

ontmoeting

internationaal

cultuur

ervarings-

en vrije tijd

deskundigheid

belangenbehartiging

PROFIEL VAN DE SECTOR | 53


1. DE WERKING 1.2 VERENIGINGEN

VIVA-SVV Socialistische Vrouwenvereniging P ontmoeting

welbevinden

bewust

gelijke kansen

gezin

afdelings-

belangen-

senioren-

ondersteuning

behartiging

academie

verbruiken

creativiteit

D vrouwen Vlaams Verbond voor Gepensioneerden (VVVG) P

jaarthemawerking

D ouderen E onafhankelijk

seniorenwerking jonggepensioneerden voor elk wat wils

medioren @ctief

Vlaamse Confederatie van ouders en ouderverenigingen (VCOV) P participatie

D

ouderverenigingen

belangenbehartiging ouders

ombuds- en bemiddelings-

engagement vorming

functie

tussen ouders

diversiteit

en school

school start en

E maatwerk

expertise

begeleiding ouderwerking

Vlaamse Volksbeweging P informatie

actie

bewustwording

onafhankelijkheid

samenwerking

samenhorigheid

D Vlamingen E beweging

VOSOG Scouting voor volwassenen P scouting

engagement

D oud-scouts

oud-gidsen

vriendschap

natuur

Vlaamse cultuur

andere culturen

vtbKultuur P

cultuurbelevingen

D volwassenen E

cultuurtoerisme gezinnen met kinderen

cultuur met een knipoog

Welzijnsschakels P D E

armoede bestrijden

solidariseren

mensen in

mensen zonder

armoede

armoede

kansrijke omgeving

54 | PROFIEL VAN DE SECTOR

brugfunctie

signaalfunctie

pluralisme

onafhankelijkheid


1. DE WERKING 1.2 VERENIGINGEN

Willemsfonds P cultuur

educatie

ontmoeten

D volwassenen

allochtonen

Europeanen

empowerment

sociaal weefsel

liberaal

vrijzinnig

gelijke kansen

E geschiedenis Ziekenzorg CM P

chronisch zieken

en gezonden D langdurig zieken

integratie

belangenbehartiging

gelijkwaardigheid

vrijwilligers

PROFIEL VAN DE SECTOR | 55


1. DE WERKING 1.2 VERENIGINGEN

1.2.2 DE WERKING IN CIJFERS De volgende gegevens hebben betrekking op de werking van 56 verenigingen1. De cijfers in paars zijn de cijfers voor de 14 migrantenverenigingen (detail uit de groep van 56). 1. Hoeveel afdelingen telt de werksoort Verenigingen? Hoe is de spreiding over de verschillende provincies? 2007 de spreiding van de afdelingen of groepen over de provincies

2008

15.395

detail: migrantenverenigingen

1.119

100,0%

1.269 3.601

Antwerpen

333

3.593 370

154

536 191

331

2.412 350

232

3.468 266

48

2.419 70

21

15,6% 5,5%

2.948

West-Vlaanderen

22,4% 21,0%

2.430

Vlaams-Brabant

15,6% 27,6%

3.328

Oost-Vlaanderen

3,5% 15,1%

2.475

Limburg

23,2% 29,2%

613

Brussel

100,0%2

15.511

3.083 22

19,9% 1,7%

VER: spreiding van de afdelingen per provincie 35% 30% 25%

= aandeel

28%

bevolking van de

23%

20%

19%

17%

15%

Vlaams Gewest3

13%

10%

provincie in het

5% 0%

23%

3%

16%

22%

16%

20%

Antwerpen

Brussel

Limburg

OostVlaanderen

Vlaams-Brabant

WestVlaanderen

1 Vlaanderen telt vandaag 56 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen. 14 van deze verenigingen zijn zogenaamde migrantenverenigingen. Deze verenigingen hebben tijd tot eind 2010 om in alle facetten van hun werking te voldoen aan de erkennings- en subsidiĂŤringsvoorwaarden van het decreet voor het sociaalcultureel volwassenenwerk. Elke beleidsperiode kloppen nieuwe verenigingen aan de deur om deel uit te kunnen maken van de erkende en gesubsidieerde sector. VOSOG Scouting voor volwassenen is de laatste nieuwkomer en ontvangt momenteel een startsubsidie. LVZ nam niet deel aan de bevraging. Dat brengt het totaal aan deelnemende verenigingen op 56

2 Waar in dit boek afrondingen gehanteerd worden, kan het voorkomen dat het totaal licht afwijkt van de som van de delen. 3 Bron: Bevolkingscijfers 2008, FOD Economie, Algemene Directie Statistiek.

56 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 VERENIGINGEN

MIG: spreiding van de afdelingen per provincie 35% 30%

28%

= aandeel

25%

bevolking van de

23%

20%

17%

15%

provincie in het

19%

Vlaams Gewest3

13%

10% 5% 0%

29%

15%

28%

21%

6%

2%

Antwerpen

Brussel

Limburg

OostVlaanderen

Vlaams-Brabant

WestVlaanderen

Op de grafiek is ter informatie het aandeel van de bevolking van elke provincie ten opzichte van de totale bevolking van het Vlaams Gewest aangeduid. Concreet is de provincie Antwerpen bijvoorbeeld goed voor 28% van de inwoners van het Vlaams Gewest (exclusief Brussel) en voor 23% van het aantal afdelingen van de verenigingen. De verenigingen hebben in totaal 15.511 afdelingen, verspreid over de vijf provincies en Brussel. De provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen tellen het meeste afdelingen, op de voet gevolgd door West-Vlaanderen. De provincies Limburg en Vlaams-Brabant vormen de middenmoot. Brussel bengelt aan de staart met 3% van de afdelingen. Op dit moment zijn de migrantenverenigingen goed voor 8% van het totaal aantal afdelingen van de werksoort Verenigingen, zijnde 1.269 afdelingen. De spreiding van de afdelingen bij de migrantenorganisaties ligt opvallend anders: in Brussel zijn zij met 191 afdelingen goed voor meer dan een derde van het totaal aantal Brusselse afdelingen. In West-Vlaanderen slaat de teller de andere kant uit: de migrantenfederaties zijn hier nauwelijks aanwezig: zij realiseren 22 afdelingen in deze provincie. In absolute cijfers is de provincie Antwerpen een topper. 2. Hoeveel afdelingen tellen individuele verenigingen? 2007 het aantal verenigingen volgens het aantal afdelingen detail: migrantenverenigingen minder dan 50 van 50 tem 99 van 100 tem 199 van 200 tem 299 van 300 tem 499 van 500 tem 999 1.000 of meer

2008 55

14

56 14

3 3

2 2

20 7

18

15

19

4

5

4

3

4

5,4% 0,0%

4 0

5 0

8,9% 0,0%

0

0

33,9% 28,6%

0

0

32,1% 57,1%

4

0

3,6% 14,3%

8

4

100,0% 100,0%

7,1% 0,0%

5 0

8,9% 0,0%

PROFIEL VAN DE SECTOR | 57


1. DE WERKING 1.2 VERENIGINGEN

VER: verenigingen gerangschikt volgens aantal afdelingen 1.800

individuele

1.600

vereniging

1.400

mediaan

1.200 1.000 800 600 400 200

decretaal minimum: 50

0

In de bovenstaande grafiek zijn alle verenigingen gesorteerd volgens het aantal afdelingen. Elk puntje staat voor een individuele vereniging. De mediaan4 is duidelijk te onderscheiden als het roze vierkantje. Gemiddeld tellen de verenigingen 277 afdelingen. De mediaan ligt op 118 afdelingen. Migrantenverenigingen tellen gemiddeld 91 afdelingen. Voor de 42 andere verenigingen ligt dit gemiddelde met 339 afdelingen beduidend hoger. Twee derde (66%) van de verenigingen telt tussen de 50 en de 199 afdelingen. De grootste vereniging telt 1.675 afdelingen, de kleinste 40: twee migrantenverenigingen zitten voorlopig onder de erkenningsnorm van minimum 50 afdelingen. De grootste migrantenverenging klokt af op 174 afdelingen. 3. Hoeveel leden telt de werksoort Verenigingen? 2007

2008

totaal het aantal leden detail: migrantenverenigingen

totaal

2.603.312 51.795

2.277.919 55.224

gemiddeld

gemiddeld

per afdeling

per vereniging 147

44

40.677 3.945

De werksoort Verenigingen telt 2,3 miljoen leden. Het concept lidmaatschap wordt door de verenigingen op verschillende manieren ingevuld. De verschuiving ten opzichte van 2007 valt voor een groot deel te verklaren door een herziening van de registratie(systemen) bij een viertal grote organisaties. Een vereniging heeft gemiddeld 40.677 leden. Een afdeling telt gemiddeld 147 leden. De grootste vereniging telt 284.269 leden, de kleinste een 500-tal.

4 De mediaan is het midden van een reeks gesorteerde gegevens. Met midden wordt het middelste getal in de verdeling of verzameling bedoeld. Bij een even aantal elementen (zoals hier bij het aantal verenigingen) is er geen midden. Men neemt dan het gemiddelde van de twee om het midden liggende elementen als mediaan. We rangschikken hier dus alle verenigingen van klein naar groot en nemen het gemiddelde van de 28ste en de 29ste vereniging en komen zo uit op een mediaan van 118 afdelingen

58 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.2 VERENIGINGEN

het aantal verenigingen volgens het aantal leden

56

detail: migrantenverenigingen

14

100,0% 100,0%

0

minder dan 500

0

0,0% 0,0%

23

van 500 tem 4.999

9

41,1% 64,3%

13

van 5.000 tem 19.999

5

23,2% 35,7%

13

van 20.000 tem 99.999

0

23,2% 0,0%

7

100.000 of meer

0

12,5% 0,0%

4. Hoeveel vrijwilligers telt de werksoort Verenigingen? 2007

2008

totaal het aantal vrijwilligers detail: migrantenverenigingen

totaal

225.298 7.497

gemiddeld

gemiddeld

per afdeling

per vereniging

213.890 7.234

14 6

3.819 517

De werksoort Verenigingen kan rekenen op een totaal van 213.890 vrijwilligers. Afdelingen kunnen rekenen op een ploeg van gemiddeld bijna 14 vrijwilligers. Gemiddeld 3.819 mensen zetten zich vrijwillig in voor één vereniging. De vereniging met het kleinste aantal vrijwilligers heeft een ploeg van 170 vrijwillige medewerkers, de vereniging met het grootste aantal 40.000. De mediaan ligt op 925 vrijwillige medewerkers. 5. Hoeveel bestuursleden zijn actief bij de werksoort Verenigingen? Hoeveel keer vergaderen zij? 2007

2008

totaal bestuursleden detail: migrantenverenigingen

135.625 4.377

het aantal bestuursvergaderingen van alle afdelingen of groepen samen

totaal 142.333 4.991 86.853

6.398

gemiddeld

per afdeling

per vereniging 9

4 85.102

7.418

gemiddeld

2.542 357

6 6

1.520 530

Van de 213.890 vrijwilligers nemen 142.333 vrijwilligers een verantwoordelijkheid op als bestuurslid. Een afdeling heeft gemiddeld een bestuursploeg van 9 mensen. Zij vergaderen zo’n 6 keer per jaar. Het aantal bestuursleden per verenigingen varieert tussen de 80 en 22.948. Een bestuursploeg van een afdeling van een migrantenvereniging is gemiddeld kleiner, maar vergadert even vaak. Gemiddeld kan een vereniging rekenen op een ploeg bestuursvrijwilligers van 2.542 mensen. De mediaan van het aantal bestuursleden is 687.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 59


1. DE WERKING 1.2 VERENIGINGEN

6. Hoeveel activiteiten organiseert de werksoort Verenigingen? Hoeveel deelnemers zijn er? 2007

2008

totaal het aantal publieksgerichte activiteiten detail: migrantenverenigingen

274.412 8.471

per afdeling

288.295 10.568

totaal het aantal deelnemers aan de publieksgerichte activiteiten

2008 gemiddeld

totaal

9.058.864 285.267

19 8

2007

detail: migrantenverenigingen

gemiddeld

totaal

per activiteit

9.676.472 323.436

34 31

Verenigingen organiseren 288.295 publieksgerichte activiteiten. Dit zijn gemiddeld 19 activiteiten per afdeling per jaar. In totaal waren er 9,7 miljoen deelnemers aan verenigingsactiviteiten. Dit zijn gemiddeld 34 deelnemers per activiteit. Migrantenverenigingen organiseren gemiddeld een 8-tal activiteiten per afdeling per jaar. Er zijn ongeveer evenveel deelnemers als bij de andere verenigingen.

60 | PROFIEL VAN DE SECTOR


DE BEWEGINGEN


1. DE WERKING 1.3 BEWEGINGEN

1.3 BEWEGINGEN Vlaanderen telt vandaag 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. De 31 organisaties die als beweging gesubsidieerd worden, vertonen een grote diversiteit in werkwijze, doelen en organisatie. Dit zorgt ervoor dat hun werking bijzonder moeilijk in cijfers te vatten is. Daarom kiezen we ervoor om in dit hoofdstuk de bewegingen op twee kwalitatieve manieren in beeld te brengen. In eerste instantie verwoordt elke beweging haar thema, een markante campagne uit 2008 en beschrijft ze de producten of resultaten van de campagne. Dit laatste is zeker geen gemakkelijke opdracht. Meestal beogen bewegingen een maatschappelijke verandering die pas meetbaar is na jaren van doorgedreven actie en sensibilisatie en niet na één enkele campagne. Een aantal bewegingen leverde een persbericht als verduidelijking van het resultaat van hun campagne. Deze persberichten kan je terugvinden op de CD-ROM. Na deze individuele beschrijvingen vervolgen we het hoofdstuk met een synthesetekst over ‘bewegingen en democratie’. In deze tekst, die het resultaat is van een bevraging bij de bewegingen, gaan we na hoe bewegingen zich verhouden tot de democratie en wat hun rol en functie is binnen de democratie.

1.3.1 BEWEGINGEN EN HUN CAMPAGNES Bewegingen hebben drie decretale opdrachten: sensibilisatie, maatschappelijke actie en educatie. We vroegen aan elke beweging wat de meest markante campagne in 2008 was en welke producten of resultaten ze daarbij gerealiseerd heeft. De antwoorden zijn een duidelijke concretisering van één of meerdere van de decretale opdrachten. T Thema C Meest markante campagne in 2008 Bedevaart naar de graven aan de IJzer T Het uitvoeren van de drievoudige ondeelbare boodschap van de frontsoldaten van de Eerste Wereldoorlog: Vrede - Vrijheid - Verdraagzaamheid. De beweging wil deze boodschap naar zoveel mogelijk burgers uitdragen. C Festival Ten Vrede zuivert de IJzertoren van zijn extreemrechtse verleden. De Zonnebloemactie rond 11 juli geeft een nieuwe, ruime dimensie aan de Vlaamse Feestdag. De IJzerbedevaart werd een gevarieerd daggebeuren onder de naam ‘Diksmuide IJzersterk’. Resultaten of producten van de campagne We bereiken nieuwe doelgroepen en creëren blijvende contacten waardoor we educatieve, toeristische en maatschappelijke projecten kunnen opzetten of verder uitwerken. We bouwen onze netwerken verder uit. Het draagvlak van de beweging wordt verbreed door onder andere een doelgroepenwerking. persbericht: zie CD-ROM

62 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 BEWEGINGEN

Beweging Tegen Geweld - Zijn T Preventie en duiding van geweld en misbruik binnen elke vertrouwensrelatie. C We houden samen met heel wat partners in de provincie Vlaams-Brabant de campagne Geweld tijdens de zwangerschap. Deze campagne omvat onder andere een studiedag, de verspreiding van een affiche bij alle Vlaams-Brabantse artsen en een preventie-instrument. Resultaten of producten van de campagne - veel media-aandacht - de vraag van alle andere Vlaamse provincies om de campagne ook bij hen te organiseren - de campagne wint de Belgische Prijs voor Veiligheid en Criminaliteitspreventie, categorie Slachtofferpreventie persbericht: zie CD-ROM Blindenzorg Licht en Liefde - Zicht op Cultuur T Zicht op Cultuur = samen op weg naar inclusie. Zicht op Cultuur wil de maatschappij bewegen naar een manier van samenleven waarbij mensen met een visuele handicap een volwaardige, zelf te bepalen plaats mogen innemen. We zien dit als een wederzijdse beweging, zowel vanuit de persoon met de handicap als vanuit de maatschappij, naar en met elkaar. C De interactieve tentoonstelling ‘Ontmoeting met het Donker’ vindt met succes plaats in Hasselt. In Tienen worden, tijdens de concertdiners in het donker, de rollen weer heel even omgekeerd en bedienen blinde kelners de ziende bezoekers. De voorbereiding van ‘Art in the Dark’, een project rond multisensoriële kunstbeleving, wordt in 2008 volop gestart. Resultaten of producten van de campagne Met al deze projecten, acties en vormingen bereiken we in 2008 ruim 14.000 mensen. Bond zonder Naam Cultuur T Vlaanderen overtuigen bij te dragen tot een meer zorgzame samenleving. C Week van de Goeiedag: mensen aanzetten tot meer hoffelijkheid en vriendelijkheid. Wie ‘goeiedag’ zegt, maakt kans op 25.000 euro. Resultaten of producten van de campagne De campagne kan rekenen op veel persaandacht, zowel nationaal als internationaal. De Maakbare Mens T Breed publiek informeren over biomedische en -technische ontwikkelingen en de ethische vragen die zich hierbij stellen. C Stilstaan bij bewegen: in het kader van de Olympische Spelen organiseren we een campagne rond sport. We vestigen de aandacht op de relatie tussen sport, gezondheid, wetenschap en techniek. De campagne behelst een brochure, een lespakket, diverse activiteiten en een campagnewebsite. Resultaten of producten van de campagne We sensibiliseren mensen over de manier waarop sport wordt beoefend. Daarbij wordt de nadruk gelegd op andere waarden in de sport naast de competitiegeest, zoals gezondheid en sociaal contact.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 63


1. DE WERKING 1.3 BEWEGINGEN

De Wakkere Burger T Burgerparticipatie en democratie (met een focus op het lokale bestuursniveau); burgerschapsvorming. C Kus Een Politicus: een burger en een beleidsverantwoordelijke (burgemeester, parlementslid,...) spreken gedurende ongeveer 6 maanden regelmatig af om samen op stap te gaan. Zo verzamelen en verspreiden we getuigenissen die een realistisch beeld geven van het politieke gebeuren. Resultaten of producten van de campagne Kus Een Politicus is aanwezig in het Vlaams Parlement tijdens het Festival van de Politiek op 15 november 2008. De campagne loopt nog door in 2009. EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief) T Het brede publiek informeren over alle aspecten van vegetarische voeding. C De Donderdag Veggiedagcampagne Resultaten of producten van de campagne Het laten spreken van Rajendra Pachauri, Nobelprijswinnaar voor de Vrede, op het event Less Meat, Less Heat. persbericht: zie CD-ROM Forum voor Vredesactie T Pluralistische vredesbeweging voor een geweldloze samenleving. C NATO GAME OVER Resultaten of producten van de campagne Met NATO GAME OVER slaagt Vredesactie erin om de eerste vraagtekens bij de NAVO te zetten. Twaalf regionale groepen werken een half jaar keihard aan sprekersopleidingen, infoavonden, benefieten, trainingen geweldloze actie,... Duizend mensen nemen deel aan de actie van burgerlijke ongehoorzaamheid. De actiedag is wereldwijd nieuws. GetBasic GetBasic wil een stem geven aan alle mensen die niet of minder aan bod komen in de traditionele media. T

GetBasic wil hen leren met de media om te gaan en hen de mogelijkheid bieden om zelf media te maken. Op deze wijze wil GetBasic een bijdrage leveren tot de democratisering van de berichtgeving en van de media in het algemeen.

C Mediakamp tijdens Sfinks-festival Deelnemers aan het Mediakamp volgen een week lang mediaworkshops en brengen verslag uit over het Sfinks-festival. Ze interviewen en fotograferen artiesten of maken achtergrond- en sfeerreportages over de vrijwilligers en het publiek. De deelnemers doorlopen elke dag het ganse proces, van redactievergadering over productie tot publicatie. De resultaten van hun werk worden dagelijks op de festivalweide en de Indymedia.be-website gepubliceerd. Resultaten of producten van de campagne De feedback van zowel de deelnemers, de organisatoren van Sfinks als van het publiek is enorm positief. De meeste deelnemers blijven op de ĂŠĂŠn of andere manier actief meewerken met GetBasic.

64 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 BEWEGINGEN

Instituut voor Maatschappijkritische Actie, Vorming en Onderzoek (IMAVO) T De noodzaak van het aangaan en aanvaarden van conflicten tussen mens en wereld. C Jaarthematische werking over interculturaliteit en conflict. Resultaten of producten van de campagne Colloquium en lezingen rond het jaarthema. Integraal T Actief ouder worden; langer actief blijven; voorbereiden op ouder worden. C Eindeloopbaan...en wat nu? Massale campagne met folders, mailings, advertenties, affiches, redactionele aandacht,... Resultaten of producten van de campagne Deze grootschalige sensibilisatiecampagne onderstreept het belang van een tijdige voorbereiding op het ouder worden en de pensionering. Kerkwerk Multicultureel Samenleven T Interculturele samenlevingsopbouw. Interculturaliteit - racisme - migratie- en minderhedenbeleid - relatieopbouw tussen culturen, levensbeschouwingen en religies. C Advocaten pro deo of niet: doe vreemdelingen recht! Belofte maakt schuld! Campagne rond de regularisatie van mensen zonder papieren. Resultaten of producten van de campagne Deze campagne resulteert onder meer in een samenwerkingsverband dat concrete promotie zal voeren vanaf het academiejaar 2009-2010: in rechtsfaculteiten worden de studenten aangezet vreemdelingenrecht te studeren. Een andere campagne met petitiekaarten resulteert in de verbreding van het maatschappelijk draagvlak voor de regularisatiethematiek. persbericht: zie CD-ROM Kif Kif T Kif Kif is een beweging tegen racisme en ongelijkheid. C Campagne tegen racistische, discriminerende en haatdragende uitlatingen op de talrijke fora van de massamedia. In samenwerking met de senatoren Els Schelfhout en Pol Van Den Driessche. We roepen de Vlaamse uitgevers en hoofdredacteuren op om op te treden tegen racistische en haatdragende boodschappen op hun internetfora. Resultaten of producten van de campagne Talloze reacties van het ruime publiek en de media. Sindsdien vermindert het aantal mogelijkheden om commentaar te geven op de websites van de media. Bij de kranten De Morgen, Gazet van Antwerpen,... is het zelfs nauwelijks meer mogelijk.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 65


1. DE WERKING 1.3 BEWEGINGEN

Koerdisch Instituut T

Mensen- en volkerenrechten in het Midden-Oosten, Turkije en de Kaukasus. Asiel-, vluchtelingen- en minderhedenbeleid.

C Focus op Koerdische Literatuur Resultaten of producten van de campagne Een Nederlandstalig publiek maakt kennis met Koerdische auteurs en Koerdische literatuur. Liga voor Mensenrechten T Mensenrechten in BelgiĂŤ. C Een actueel thema, met name de overbevolking van de gevangenissen, onder de aandacht brengen van een breed publiek. Resultaten of producten van de campagne Een breed publiek wordt geconfronteerd met een andere visie op de overbevolking van gevangenissen. persbericht: zie CD-ROM LINC 1. leespromotie T 2. digitale kloof en digitale geletterdheid 3. toegankelijke informatie voor de burger C Digitale Week 2008: Deze campagne heeft tot doel om de digitale kloof onder de aandacht van de pers en het publiek te brengen. Kansengroepen hebben vaak geen toegang tot digitale media en kunnen bijgevolg niet beschikken over belangrijke informatie. Resultaten of producten van de campagne Het probleem van de digitale kloof vindt gehoor bij een ruim publiek en ook bij de federale en de Vlaamse overheden. Hierdoor neemt de politieke en maatschappelijke aandacht voor het probleem toe. Mobiel 21 T Duurzame mobiliteit. C Campagne Red de Stoep: Mobiel 21 werkt, samen met partnerorganisaties, een actieve sensibilisatiecampagne uit om de Leuvense bevolking aan te zetten het openbare domein (stoepen en pleinen) bruikbaar, begaanbaar en toegankelijk te houden. Resultaten of producten van de campagne Bewoners en studenten van Leuven worden gesensibiliseerd over de problematiek. Gent en Antwerpen volgen nu het voorbeeld van de campagne in Leuven. persbericht: zie CD-ROM

66 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 BEWEGINGEN

Netwerk Bewust Verbruiken T Bewust verbruiken, consumptie gericht op duurzame ontwikkeling. Bewust kan je vervangen door sociaal en ecologisch verantwoord, mens- en milieuvriendelijk, ethisch of duurzaam. De term verbruiken kan je vervangen door consumptie of consumeren. De thematiek van het Netwerk Bewust Verbruiken bevindt zich dus op het kruispunt van consumptie en duurzame ontwikkeling. C 1) Eten is weten (actie-onderzoek Duurzame Voeding en actualisatie voedselvoetafdruk) 2) Labelinfo.be (online gids over labels en duurzaamheid) 3) Blije Bloemen (arbeidsomstandigheden in de snijbloemensector) 4) Verlicht (verbeteren en uitbreiden van educatie rond milieu en verbruik) Resultaten of producten van de campagne 1) Vernieuwing in methodologie voor het werken rond verduurzaming van voeding. 2) Netwerk Bewust Verbruiken is de referentie aan het worden rond duurzaamheid en labels. 3) Een steeds grotere markt voor duurzame bloemen. Het thema is op de kaart gezet door ons. 4) Databank met milieuvormingen en trainingen voor lesgevers. persbericht: zie CD-ROM Netwerk Vlaanderen T Netwerk Vlaanderen vzw promoot het anders omgaan met geld. De organisatie voert campagne tegen omstreden investeringen van banken en pleit voor duurzame investeringen die bijdragen aan een mensen milieuvriendelijke samenleving. C Bankgeheimen: ontdek de naakte waarheid over je geld. Op www.bankgeheimen.be zijn schadelijke investeringen in kaart gebracht, letterlijk zelfs. Op de wereldkaart kun je zien waar en in welke projecten banken wereldwijd investeren. Via onder meer sociale acties, een fotowedstrijd en een ranking wordt de campagne geactiveerd. Resultaten of producten van de campagne Veel persaandacht, ludieke straatacties, een fotowedstrijd, spontane interesse vanuit het buitenland om een gelijkaardig initiatief te starten, aandacht van internationale documentairemakers, vakbonden, NGO´s en een Vlaamse theaterproductie, reacties van klanten, honderden petities worden verstuurd naar de banken, EuroparlementariÍrs reageren, enzovoort. persbericht: zie CD-ROM

PROFIEL VAN DE SECTOR | 67


1. DE WERKING 1.3 BEWEGINGEN

Pax Christi Vlaanderen Christelijke beweging voor vrede en actieve geweldloosheid. Pax Christi Vlaanderen is een afdeling van T

Pax Christi International. Deze vredesbeweging voert actie, schrijft artikels en dossiers, zet experts aan het werk, interpelleert politici, licht media in en blijft zichzelf: geweldloos actief, politiek ongebonden en evangelisch geïnspireerd.

C Vlaamse Vredesweek 2008: Word vredesjournalist! We sporen de samenleving aan om zich te verdiepen in de rol van àlle mediaspelers en zich af te vragen hoe die constructief met conflictsituaties kunnen omgaan. Een hele week lang wordt een brede waaier aan evenementen georganiseerd, gaande van straatacties over filmavonden tot vredeswakes. Resultaten of producten van de campagne De actieve geweldloosheid met bijzondere aandacht voor geweldloze communicatie en culturele globalisering wordt in de schijnwerpers geplaatst. Heel wat scholen, lokale gemeenschappen en organisaties leren via deze campagne onze doelstelling voor een taal voor vrede en de geweldloze communicatie kennen. Nadien worden parlementaire vragen gesteld en werkvergaderingen met beleidsmakers begeleid om het charter voor vredesjournalistiek toe te lichten. Ryckevelde T De Europa-beweging Ryckevelde wil Europa dichter bij de burger brengen. Via vorming, didactisch materiaal, acties, campagnes en debatten informeren en sensibiliseren we rond de Europese samenwerking. We willen het brede publiek aanzetten tot kritisch nadenken over de meerwaarden van de Europese samenwerking. C Drie jaar geleden was de media-belangstelling voor de Europese grondwet enorm. Over de vernieuwingen in het Verdrag van Lissabon is het erg stil. Tijdens het Groot feest van Europa (opendeur EU) voeren wij een opgemerkte actie: Laat je stem horen - mini-referendum Verdrag Lissabon. Deels educatief (uitleg over Verdrag), deels opiniërend (stemmen). Resultaten of producten van de campagne Honderden bezoekers die tevreden zijn bij te leren over het Verdrag van Lissabon. Bovendien kunnen zij, net als de Ieren enkele dagen later, hun stem uitbrengen over het Verdrag. Bezoek van Vlaamse Europarlementsleden en de Belgische Europese commissaris aan onze actie. Bekendmaking van onze beweging, de komende activiteiten en onze nieuwsbrief. persbericht: zie CD-ROM

68 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 BEWEGINGEN

Sociumi Actief burgerschap = het opnemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen de samenleving, T

engagement uit goed gevoel of bewuste overtuiging, een levensstijl die verder reikt dan wat op zijn ‘minst’ wordt verwacht. Kortom: het gaat om belangeloze inzet omwille van het algemeen belang en op

basis van vrijwilligheid. C Het korte vervolg op onze campagne ‘Galerij Actieve Burgers - Gedreven door Goed Gevoel’. Een 6-tal actieve burgers, één uit elke provincie, worden geïnterviewd en gefotografeerd. Hun verhalen en foto’s worden creatief verwerkt in kleurrijke postkaarten, een actief burgerschapskalender en tentoonstellingspanelen. Resultaten of producten van de campagne Via talrijke publieke plaatsen en openbare gebouwen waar de foto’s worden tentoongesteld en de postkaarten worden verspreid, bereiken we een ruim publiek. De campagne is gekend en wordt positief onthaald door de actoren van de campagne en het ruime middenveld. Meer mensen vinden hun weg naar onze website en de vraag naar producten stijgt. Toemeka T Beweging voor een verstaanbare samenleving. C Een campagne in samenwerking met het museum Rubenshuis in Antwerpen. Met de campagne willen we drempels voor een museumbezoek verlagen voor een publiek dat niet zo vertrouwd is met musea. Resultaten of producten van de campagne Een laagdrempelige gratis bezoekersgids ‘Ontdek het Rubenshuis’. Deze publicatie komt tot stand dankzij de medewerking van enkele tientallen vrijwilligers uit diverse (vooral ook maatschappelijk kwetsbare) groepen in de samenleving.

Vaka/Hand in Hand T

Vanuit het streven naar een verdraagzame, antiracistische en democratische samenleving voeren we tijdens de lopende beleidsperiode beweging rond de brede asiel- en migratiethematiek.

C Vaka/Hand in Hand staat mee aan de wieg van de ‘Zonder Haat Straat’-campagne, een sensibiliserende campagne om het tij van onverdraagzaamheid te keren. De campagne wordt, in samenwerking met een aantal nationale organisaties, ook op landelijke leest geschoeid. Resultaten of producten van de campagne De ‘Zonder Haat Straat’-affiches zijn niet uit het straatbeeld weg te branden. De boodschap voor meer verdraagzaamheid wordt massaal overgenomen. De ‘Zonder Haat Straat’-campagne wint een Zilveren Effie.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 69


1. DE WERKING 1.3 BEWEGINGEN

Verbruikersateljee T Consumentenproblematiek vanuit een sociale invalshoek. C Campagne rond gezondheidskosten en schulden. Resultaten of producten van de campagne Onderzoeksrapport “Is uw portemonnee ook ziek? - Een onderzoek naar medische kosten en schulden”. Hieraan wordt weerklank gegeven in de pers. Informatieve gids “Laat het geen pijn doen - gids over doktersrekeningen en ziekenhuisfacturen”. Ontwikkeling van begeleiding en vormingsmomenten bij de verspreiding van de gids. Vluchtelingenwerk Vlaanderen Vluchtelingenwerk Vlaanderen is een onafhankelijke, niet-gouvernementele organisatie die de belangen T

van vluchtelingen en asielzoekers verdedigt. We werken samen met ruim 40 lidorganisaties. Bovendien kan Vluchtelingenwerk Vlaanderen rekenen op de steun van enthousiaste vrijwilligers die zich belangeloos inzetten voor mensen op de vlucht.

C “Vluchteling word je niet uit vrije wil” Resultaten of producten van de campagne Mediadekking, naambekendheid, associatie tussen BV’s en vluchtelingen,...

Voedselteams T Duurzame, regionale landbouw. C In samenwerking met een buurthuis voor kansarmen organiseren we in het kader van de Week van de Smaak een ‘Weet wat je eet’-maaltijd. Tijdens die maaltijd serveren we biologische producten van lokale boeren en is er onder meer een voordracht over eetcultuur. Resultaten of producten van de campagne Uit dit initiatief groeit een blijvende samenwerking met het buurthuis. Op het komende Wereldfeest slaan we de handen in elkaar om gezonde hapjes te serveren. Op deze wijze bereiken we, via het buurthuis, een voor ons nieuwe doelgroep. Vrede T Internationale politie, vrede, ontwapening. C Palestina: infosessies, sensibilisatie, boycotacties ‘koop geen vruchten van bezetting’, studiebezoek, vredeswakes, massale spoedbetoging op 31 december. Resultaten of producten van de campagne Politieke aandacht en actieve respons bij het publiek.

70 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 BEWEGINGEN

Welzijnszorg T Armoede, bestaansonzekerheid en uitsluiting in de eigen samenleving. Welzijnszorg zet mensen aan om armoede in Vlaanderen en Brussel uit te sluiten. Vanuit de vaststelling dat mensen die in armoede of bestaansonzekerheid leven hun sociale basisrechten niet kunnen uitoefenen, bedingt Welzijnszorg hun rechtmatige plaats in onze samenleving. Welzijnszorg doet dit als een onafhankelijke beweging voor sociaal-cultureel werk. C De jaarlijkse eindejaarscampagne van Welzijnszorg vzw kreeg als slogan ‘Armoede schaadt de gezondheid’. Gezondheidsenquêtes leggen een pijnlijke realiteit bloot: mensen die in armoede leven hebben vaker een slechte gezondheid. Door een slechte leef- en werkomgeving worden mensen vaker ziek. De dagelijkse stress en de materiële beperkingen van een leven in armoede wegen door op iemands lichamelijke en geestelijke gezondheid. Resultaten of producten van de campagne We ontwikkelen een totaal eigen vorm van petitie op maat van onze campagnepartners, met referentie aan de gekende ziekenfondsklevers. We kunnen uiteindelijk 102.016 gehandtekende zelfklevers voorleggen tijdens de afrondende actie in januari 2009. Ook de politieke eisen uit onze petitie kennen al gehoor. persbericht: zie CD-ROM Wervel T Eerlijke landbouw waar iedereen beter van wordt. C Denk Globaal Eet Lokaal Via voeding trachten we mensen te betrekken op de noodzaak aan een eerlijke landbouw hier en in het zuiden. Resultaten of producten van de campagne Een studiedag in het Vlaams Parlement voor de sector rond alternatieven voor de geïmporteerde soja in veevoeder. Deze studiedag is een sleutelgebeuren in de transitie naar de verantwoorde productie van vlees. persbericht: zie CD-ROM zij-kant T Gender en gelijke kansen tussen vrouwen en mannen. C Equal Pay Day op 31 maart 2008, de dag voor gelijk loon tussen vrouwen en mannen. Resultaten of producten van de campagne De resultaten van de ‘Equal Pay Day’-campagne, die wij in 2008 voor de vierde maal voeren, zijn talrijk. Equal Pay Day zet loonongelijkheid tussen vrouwen en mannen op de kaart en reikt oorzaken én oplossingen aan met resultaat.

persbericht: zie CD-ROM

PROFIEL VAN DE SECTOR | 71


1. DE WERKING 1.3 BEWEGINGEN

1.3.2 BEWEGINGEN EN DEMOCRATIE In een democratie is de voltallige bevolking soeverein en is alle autoriteit gebaseerd op de (minstens theoretische) instemming van het volk. Deze bestuursvorm is gebaseerd op het menselijke gelijkheidsideaal. Als iedereen vrij en gelijk in rechten en plichten geboren is (zoals in het eerste artikel van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staat) dan heeft ook niemand méér recht dan een ander om bepaalde wetten vast te stellen of beslissingen te nemen. 1. Methodologie De bewegingen kennen onderling een zeer grote diversiteit in doelen, thema’s, organisatie en werkwijze. Hun werking laat zich dus moeilijk vatten in cijfers. Bovendien kan er tot nog toe bijna geen beroep gedaan worden op bestaand onderzoek over deze organisaties. Daarom gingen de bewegingen zelf op zoek naar een thema dat voor deze editie van Boekstaven uitgediept kon worden. Vertrekkend vanuit de toepassing van hun drie decretale functies - sensibilisatie, maatschappelijke actie en educatie - kwamen de organisaties al gauw uit bij ‘democratie’ en de bijdrage van de bewegingen aan de democratie. Bij de bewegingen leeft het idee dat elke collegaorganisatie, ondanks het grote verschil in strekking en doelstelling, actief de democratie in stand houdt, verdedigt en verbetert. Om na te gaan of deze stelling een weerspiegeling is van de werkelijkheid, werd aan elke beweging een vragenlijst voorgelegd over het thema ‘democratie’. De lijst bestond uit vier open vragen, waarin onder andere werd gepeild naar de visie van de bewegingen op democratie, de taak en functie van bewegingen binnen een democratie en de manier waarop bewegingen zowel intern als extern democratie benaderen en beïnvloeden: “1. Licht kort toe wat jullie visie op democratie is. 2. Wat is het belang/de meerwaarde van de werksoort ‘Bewegingen’ voor de realisatie van de democratie in onze gemeenschap? 3. In welke mate is jouw organisatie wegbereider van democratische processen en sta je op de barricade om bepaalde democratische verworvenheden te bekomen? Hoe pak je dit concreet aan? Geef een voorbeeld uit de concrete praktijk. 4. Op welke manier wordt er binnen jouw organisatie zelf democratisch (samen)gewerkt?“ 17 bewegingen (op een totaal van 31) leverden een bijdrage. Op basis van hun bijdrage werd de onderstaande analyserende tekst geschreven. De tekst werd voorgelegd aan alle bewegingen (ook de niet-participanten). Alle bewegingen konden zich vinden in de tekst. 2. De onmiskenbare band tussen bewegingen en democratie De band tussen bewegingen en democratie is niet nieuw en werd reeds meermaals beschreven: “Algemeen wordt uitgegaan van het feit dat een diversiteit aan sociale bewegingen een goede graadmeter is van het democratisch gehalte van een maatschappij. Enerzijds duidt hun louter bestaan meestal op de openheid van de regimes waarbinnen zij werkzaam zijn, die niet bang zijn voor het feit dat mensen zich verenigen om bepaalde doeleinden te verwezenlijken. Omgekeerd is het bestaan van een veelheid aan sociale bewegingen een absoluut democratisch gegeven, omdat op die manier gelijkgestemde mensen verenigd worden in organisaties en processen waarbinnen hun individuele acties veel zinvoller en efficiënter zijn dan wanneer ze zelf aan de slag zouden gaan.”1 Dezelfde onderzoeker stelt ook een relatie vast tussen bewegingsparticipatie en de interesse in politiek: “Sociale bewegingsparticipatie enerzijds en deelname en interesse in de conventionele politiek anderzijds gaan immers heel vaak hand in hand. Op die manier krijgt het politieke proces meer inhoud en wordt een democratie gedragen door een grotere kritische massa en wordt de kloof tussen burgers en politiek kleiner.”2 Het leek ons zinvol beide stellingen te toetsen aan de werkelijkheid. Hoe kijken bewegingen aan tegen democratie en op welke manier werken zij ook bewust mee aan een verbetering, verdediging of versterking van de democratie?

1 Joris Verhulst, doctoraal onderzoeker Universiteit Antwerpen, in een themanummer van Sociumi: ‘Halt: Beweging verzocht’, 4 februari 2006 2 idem voetnoot 1

72 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 BEWEGINGEN

3. Bewegingen en de randvoorwaarden van de democratie Op deze vragen ontvingen we een waaier van antwoorden. We kunnen de bewegingen opdelen in vier groepen op basis van hun benadering van het thema democratie. Sommige bewegingen richten zich werkelijk op het verdedigen en bewaren van de democratie als basisthema voor hun werking. Anderen zetten zich meer in voor het creëren van randvoorwaarden voor een goede democratie. Bewegingen passen zelden eenduidig in één categorie. - Groep 1: democratie als basisthema van de werking - Groep 2: ijveren voor democratie op wereldformaat - Groep 3: benaderen van democratie vanuit de inclusiegedachte - Groep 4: mensen geïnformeerd keuzes laten maken De meeste bewegingen zien democratie niet uitsluitend als een vorm van louter politieke participatie, maar ook als een vorm van deelnemen en -hebben in de maatschappij, of, zoals een beweging het verwoordt: “Bewegingen zien het individu niet enkel als consument maar vooral als burger. Een burger die niet alleen, maar samen met anderen een maatschappelijk engagement opneemt. Bewegingen maken het voor mensen en groepen mogelijk hun maatschappelijk engagement vorm te geven. Ze reiken tools aan die hen de kans geven, samen met anderen, kleine of grote stapjes in de richting van positieve maatschappelijke verandering te zetten.” Op die manier nemen bewegingen soms de rol op van facilitator, als brug tussen de burger en het beleid. De onderstaande beschrijvingen van de verschillende manieren waarop bewegingen democratie benaderen zijn doorspekt met citaten van de bewegingen zoals weergegeven in de bevraging. Groep 1: democratie als basisthema van de werking “Democratie is geen vanzelfsprekend gegeven maar iets dat constant verdedigd moet worden.” Bij deze organisaties vormt het zorg dragen, ijveren voor en verbeteren van de Vlaamse democratie de kerntaak van de organisatie. Zij benadrukken de meerwaarde van verschillende meningen in een maatschappij en ijveren voor meer ‘actieve’ burgers, die het verschil maken of het actief streven naar aanpassingen aan het politieke bestel. Deze bewegingen kiezen er elk voor om vanuit hun eigen benadering van een goed werkende democratie hun eerste prioriteit te maken. “Echte democratie gaat niet over het spreken maar wel over het goed luisteren, over horen, over empathie, over het begrijpen van de ander, over het zien van andermans belangen en daar ‘common ground’ in vinden.” En “Wij hebben ons de voorbije 25 jaar ingezet voor de verruiming van onze klassieke representatiedemocratie naar een meer participatieve politieke cultuur.” “Met onze werking willen we in de eerste plaats opkomen voor de waarde van ‘democratie’ zelf, namelijk als het (moeizame) proces om het ‘samen leven in verscheidenheid’ te organiseren, op basis van de betrokkenheid en inbreng van alle burgers. Dit wordt steeds moeilijker in een samenleving die voortdurend ingewikkelder wordt en waarin de sociale en culturele verschillen en tegenstellingen immens zijn.” Groep 2: ijveren voor democratie op wereldformaat “Het tegengestelde van democratie is dictatuur. Nu is het de rol van de vredesbeweging om zich binnen deze contouren te begeven en druk uit te oefenen op beleidsmakers, de media in te lichten over onrechtvaardigheid en actieve geweldloosheid en zichzelf te blijven.” Sommige bewegingen ijveren voor meer democratie en meer rechten op wereldvlak. Ze doen dit via lobbywerk en door het uitgebreid informeren van het Vlaamse publiek. Ze brengen wereldproblemen op de politieke agenda en in de media die anders misschien vergeten zouden worden of slechts vanuit een bepaalde hoek zouden worden belicht. “Het komt er dus voor ons op aan om de participatie van de burger te bevorderen door de actieve interesse voor deze problematiek op te wekken. De participatie in ons parlementair vertegenwoordigingstelsel moet ons inziens worden aangevuld met de activiteiten van een alerte civiele maatschappij.”

PROFIEL VAN DE SECTOR | 73


1. DE WERKING 1.3 BEWEGINGEN

Groep 3: benaderen van democratie vanuit de inclusiegedachte “Wij gaan ervan uit dat iedere mens gelijkwaardig is en gelijke kansen en middelen moet krijgen om zich maximaal te ontplooien en op een volwaardige manier deel te nemen aan het maatschappelijke leven.” “Democratie is een mooi gegeven, maar is in onze maatschappij nog niet voor iedereen gelijk aanwezig.” Zes van de 17 respondenten benaderen democratie vanuit de inclusiegedachte. Een goede democratische maatschappij impliceert de betrokkenheid van elke burger. Het gelijkheidsbeginsel speelt hierbij een belangrijke rol. Deze bewegingen ijveren voor de inclusie van alle bevolkingsgroepen bij het democratische proces. Sommige bewegingen werken hiervoor heel sterk rond het emanciperen en/of versterken van een bepaalde doelgroep. Ook de toegankelijkheid van informatie voor elke burger vormt hierbij in de meeste gevallen een sterk strijd- of werkpunt. Sommige bewegingen nemen het actief op voor een bepaalde doelgroep en zijn een soort spreekbuis voor deze doelgroep in het vechten voor meer rechten en gelijkwaardigheid. “Om een democratie te realiseren, is bijgevolg de participatie van elke individuele burger een noodzaak.” “De emancipatie en effectieve integratie van iedereen die in Vlaanderen en Brussel woont, is één van de belangrijkste uitdagingen voor onze samenleving.” Groep 4: mensen geïnformeerd keuzes laten maken. “Via verschillende kanalen trachten we deze soms complexe materie toegankelijk te maken voor een breed publiek zodat iedereen kan deelnemen aan het maatschappelijk debat. Op deze manier willen we mensen aanzetten tot kritisch denken en het vormen van een onderbouwde mening.” “We informeren en sensibiliseren burgers zodat ze geïnformeerde keuzes kunnen maken.” Elke beweging levert informatie over zijn of haar thema aan het brede publiek. Educatie is immers één van de functies waaraan elke beweging binnen haar specifiek thema volgens het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk moet werken. Vijf organisaties leggen, op dit aspect van hun “beweging zijn” zeer sterk de nadruk bij het benaderen van het thema democratie. Hun bijdrage aan of taak binnen de democratie is ‘mensen gemotiveerd keuzes laten maken’. Ze proberen pijnpunten zichtbaar te maken en participatieve processen op te zetten. Ze wijzen burgers op de kansen en mogelijkheden van de democratie en zetten hen aan zelf mee het heft in handen te nemen en hun stem te laten horen. “’It’s high finance. It’s very complicated. It’s very secret.’ Deze uitspraken geven weer hoe velen tegenover financieel beleid en het financieel systeem aankijken. Wij proberen dat te doorbreken.” “We proberen pijnpunten zichtbaar te maken, de bewustwording ervan te vergroten en het maatschappelijk debat op gang te brengen.” 4. Hoe doe je dat, een wegbereider zijn/worden voor de democratie “Door het gebruik van nieuwe media, de ondersteuning ervan, en ook door het aanreiken van knowhow slagen we er toch in om dat recht af te dwingen en om ook in de reguliere media stemmen aan het woord te laten die anders niet worden opgepikt. De problematische beveiliging van de kerncentrale van Doel en de problematiek rond de Lange Wapperbrug zijn enkele recente voorbeelden.” Bewegingen ijveren voor het in stand houden van de democratie. Ze versterken elk op hun eigen manier de democratie (hiervan getuigen de vele voorbeelden onder punt 3) en verdedigen de principes van de democratie. Om deze taak te volbrengen gebruiken ze een grote diversiteit aan instrumenten en middelen. We stelden de bewegingen de vraag: “In welke mate is jouw organisatie een wegbereider van de democratische processen en sta je op de barricade om bepaalde democratische verworvenheden te bekomen? Hoe pak je dit concreet aan? Geef enkele voorbeelden uit de praktijk.” Uit de antwoorden konden we vaststellen dat elke beweging vanuit haar eigen thema en visie op democratie werkt aan de versterking van de democratie. Dit doen ze ondermeer door mensen mondiger te maken, door informatie te verstrekken (via veel manieren), door pijnpunten aan te kaarten en door maatschappelijk debat te faciliteren. Het gebruik van nieuwe media is sterk ingeburgerd bij de bewegingen en wordt dan ook vlot als instrument gebruikt. Bewegingen zijn overigens sterk in het verzamelen en het netwerken van mensen met hetzelfde gedachtegoed over partijgrenzen, sectorgrenzen en vaak zelfs landsgrenzen heen. Op die manier proberen ze hun boodschap meer gedragenheid en slagkracht te geven. “We bevorderen daarom actief de geletterdheid via leespromotie en een educatief aanbod inzake digitale geletterdheid. Op die manier 74 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.3 BEWEGINGEN

willen we voor zoveel mogelijk mensen de deur naar een actieve deelname aan de democratie openen. Onze pluralistische visie vermijdt dat deze participatie gekleurd wordt door enige ideologische invalshoek.” “Historisch gezien zijn we één van de voortrekkers geweest binnen een bredere stroming voor meer inspraak en participatie (vooral op gemeentelijk niveau). Zo trokken we mee aan de kar voor de ontwikkeling van nieuwe juridische burgerrechten (bijvoorbeeld openbaarheid van bestuur - inzagerecht) en de invoering van nieuwe inspraakkanalen (bijvoorbeeld vragenmoment bij de gemeenteraad).” “Participatie in een samenleving begint immers klein: door volwaardig te kunnen deel uit maken het sociale weefsel dat een buurt, een oudergroep op school, een vereniging, een vakbond,… is. Vandaar dat we heel sterk inzetten op groepen in de samenleving; als partner in het draagvlak voor armoedebestrijding dat we wensen op te bouwen, maar ook als doelgroep om intern sociale uitsluiting tegen te gaan en volwaardige deelname van mensen in armoede te bewerkstellingen.” “Samenwerking en netwerking zijn voor ons fundamentele sporen om beweging te maken. We zijn niet het type organisatie dat een klaar afgelijnde analyse met de nodige gevolgtrekkingen en eisen naar het beleid toe eenzijdig en apart opstelt en dan zoekt naar steun bij anderen. Wij vragen andere groepen vanaf het eerste stadium te participeren: samen analyseren, samen prioriteiten bepalen, samen eisen formuleren en samen actie voeren, die moet inspelen op de krachtsverhoudingen in onze samenleving.” 5. Is externe democratie ook interne democratie? “Niet iedereen wil en is in staat om op dezelfde manier verantwoordelijkheid te dragen voor het geheel. Toch stellen we vast dat iedereen wel een relevante mening heeft. We nemen dus tijd, creëren allerlei verschillende momenten (teamvergadering, tweedaagse, project-teams,…) waarin dat democratisch proces zijn gang kan gaan.” Om na te gaan of het democratisch gedachtegoed ook doorgedrongen is in de eigen interne werking van de beweging stelden we de vraag: “op welke manier wordt er binnen jouw organisatie zelf democratisch (samen)gewerkt?” De bewegingen werken natuurlijk allemaal binnen een vzw-structuur die meestal in haar samenstelling van de bestuursorganen al een groot democratisch gehalte vertoont. Toch geven de bewegingen aan dat er ook democratisch gedachtegoed terug te vinden is in onder andere de horizontale manier van werken met medewerkers en in de manier van besluitvorming. Bewegingen houden bij het innemen van standpunten rekening met de mening van bijzonder veel stakeholders. Dit kan gaan van de eigen vrijwilligers tot mensen uit de doelgroep en andere organisaties. Ze maken hierbij intern gebruik van verschillende methodieken en participatieve processen. “Wij hebben ruime samenwerkingsverbanden met heel wat andere middenveldorganisaties. Er is intern een vrij vlakke structuur, waarbij medewerkers en vrijwilligers worden aangemoedigd om voor hun mening uit te komen en die aan te scherpen.” 6. Besluit Een democratie zou geen democratie zijn zonder bewegingen. De aanwezigheid van bewegingen is een goede graadmeter voor het democratisch gehalte van de samenleving. Enerzijds duidt hun bestaan op de openheid van de overheden, die kritische stemmen toelaten. Anderzijds is het bestaan van bewegingen een absoluut democratisch gegeven, omdat op die manier gelijkgestemde zielen zinvoller en efficiënter samen aan maatschappelijke verandering kunnen werken. Bewegingen beschouwen het werken aan de democratie als één van hun kerntaken. Ze dragen allemaal op hun eigen manier hun steentje bij. Dit doen ze ondermeer door van democratie hun basisthema te maken, door wereldwijde schendingen van de democratie onder de aandacht te brengen, door democratie toegankelijk te maken voor iedereen en door mensen de kans te geven op een geïnformeerde manier keuzes te maken. Op deze manier versterken bewegingen het politieke bestel, brengen ze soms vergeten thema’s onder de aandacht en verlevendigen ze het politieke debat,… Ze geven mensen zin om hun stem te laten horen.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 75


DE VOLKSHOGESCHOLEN


1. DE WERKING 1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN De volkshogescholen of Vormingplus-centra zijn 13 autonome sociaal-culturele vormingscentra gespreid over Vlaanderen en Brussel. De Vormingplus-centra hebben vier opdrachten: 1. een eigen aanbod aanbieden 2. het eigen aanbod spreiden over de regio 3. het aanbod niet-formele educatie in de regio coördineren en afstemmen 4. het aanbod niet-formele educatie in de regio bekendmaken Hieronder bespreken we de realisaties van de Vormingplus-centra op het vlak van de vier opdrachten. Bij elk van de opdrachten vermelden we een aantal concrete praktijkvoorbeelden. Op die manier illustreren we hoe de verschillende opdrachten ingevuld worden. Over de eerste twee opdrachten (een eigen aanbod aanbieden en spreiden over de regio) verzamelden de Vormingplus-centra bovendien cijfergegevens.

1.4.1 EEN EIGEN AANBOD AANBIEDEN De Vormingplus-centra garanderen, elk binnen hun eigen regio, aan een breed publiek een eigen educatief aanbod. Ze werken hiervoor samen met tal van partnerorganisaties. Naast een aanbod voor een ruim publiek worden educatieve activiteiten specifiek voor maatschappelijk kwetsbare groepen en mensen met specifieke educatieve noden, zoals bijvoorbeeld intermediairen en vrijwilligers, opgezet. 1. Hoeveel activiteiten, uren en deelnames tellen de Vormingplus-centra? 2007 het aantal gerealiseerde activiteiten1

2008 3.910

4.324

het aantal gerealiseerde uren2

31.012

35.023

het aantal deelnames aan de educatieve activiteiten3

63.317

72.274

In 2008 werden 4.324 activiteiten voor 72.274 deelnames gerealiseerd. Deze activiteiten zijn goed voor 35.023 uren. Een activiteit duurt gemiddeld 8 uur. Gemiddeld waren er 17 deelnames per activiteit. Ten opzichte van 2007 is het aantal activiteiten gestegen. Dit vertaalt zich eveneens in een stijging van het aantal uren en het aantal deelnames.

1 Dit zijn activiteiten die de Vormingplus-centra aanbieden aan het publiek. Deze activiteiten kunnen aangeboden worden in een open of gesloten

aanbod, al dan niet in samenwerking met partners. De activiteiten omvatten zowel eerstelijns- als tweedelijnsactiviteiten. 2 Langlopende projecten en tentoonstellingen worden geregistreerd als een activiteit. Het aantal uren en het aantal deelnemers worden hiervan niet

geregistreerd. 3 Een deelname is een inschrijving. Het gaat hier dus niet noodzakelijk om unieke deelnemers. De Vormingplus-centra kiezen er bewust voor om, anders

dan de andere werksoorten, in dit verband de term ‘deelnames’ te hanteren. Door het gebruik van deze term willen ze het onderscheid benadrukken met het aantal unieke personen dat deelneemt (= deelnemers).

PROFIEL VAN DE SECTOR | 77


1. DE WERKING 1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

2. Welk type4 activiteiten organiseren de Vormingplus-centra? Over hoeveel activiteiten gaat het? 2007 cursus

2008 1.972

1.932

44,7%

workshop, training

554

855

19,8%

informatiesessie, voordracht, lezing

569

592

13,7%

bezoek, excursie

410

513

11,9%

eigen vertoning, literaire avond

34

134

3,1%

eigen tentoonstelling, beurs

19

37

0,9%

studiedag

10

20

0,5%

342

241

5,6%

3.910

4.324

100,0%

andere, combinatie van werkvormen totalen VHS: spreiding van de activiteiten per type 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%

45%

20%

14%

12%

cursus

workshop, training

informatiesessie, voordracht, lezing

bezoek, excursie

3%

1%

eigen eigen vertoning, tentoontelling, literaire avond beurs

0%

6%

studiedag

andere, combinatie van werkvormen

De Vormingplus-centra organiseren voornamelijk cursussen. 64 à 65% van de activiteiten zijn cursussen, workshops of trainingen.

4 Elke activiteit is toegewezen aan slechts één zo specifiek mogelijk type van activiteit, bijvoorbeeld een studiedag.

78 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

3. Rond welke thema’s5 organiseren de Vormingplus-centra activiteiten? Over hoeveel activiteiten gaat het? 2007

2008

creativiteit, expressie

404

683

15,8%

interculturele vorming

361

467

10,8%

computer, media, informatie

468

422

9,8%

kunsteducatie

432

374

8,6%

maatschappij, politiek

342

356

8,2%

persoonlijkheidsvorming

357

345

8,0%

gezondheid, zorg, sport

270

291

6,7%

zingeving, filosofie

164

217

5,0%

natuur, milieu

131

212

4,9%

98

150

3,5%

populaire cultuur, hobby

181

143

3,3%

consumentenvorming

125

92

2,1%

relationele vorming

103

91

2,1%

wetenschap, techniek

76

74

1,7%

opvoeding, onderwijs

74

73

1,7%

8

38

0,9%

toerisme

28

37

0,9%

talen

43

30

0,7%

andere

245

229

5,3%

totalen

3.910

4.324

100,0%

sociale, communicatieve vaardigheden

werk en loopbaan

VHS: spreiding van de activiteiten per thema 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4%

9%

8%

8%

7%

5%

5%

3%

3%

2%

2%

2%

2%

1%

1%

1%

5%

maatschappij, politiek

persoonlijkheidsvorming

gezondheid, zorg, sport

zingeving, filosofie

natuur, milieu

sociale, communicatieve vaardigheden

populaire cultuur, hobby

consumentenvorming

relationele vorming

wetenschap, techniek

opvoeding, onderwijs

werk en loopbaan

toerisme

talen

andere

computer, media, informatie

interculturele vorming

16% 11% 10% creativiteit, expressie

0%

kunsteducatie

2%

Aan thema’s als creativiteit, expressie, interculturele vorming, computer, media en informatie worden het meeste activiteiten besteed. Deze thema’s zijn goed voor 36% van het totaal aantal activiteiten. 5 Elke activiteit is toegewezen aan een zo specifiek mogelijk thema van de activiteit (bijvoorbeeld ‘kunsteducatie’).

PROFIEL VAN DE SECTOR | 79


1. DE WERKING 1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

4. Met welke organisaties werken Vormingplus-centra samen? Over hoeveel samenwerkingsverbanden6 gaat het? 2007

2008

cultuur-, gemeenschapscentrum

645

669

19,3%

gemeente, stad

314

622

17,9%

welzijnsorganisatie, OCMW

227

474

13,6%

andere lokale middenveldorganisatie

188

258

7,4%

sociaal-culturele vormingsinstelling

329

245

7,1%

bibliotheek

319

193

5,6%

sociaal-culturele vereniging

175

178

5,1%

integratie-, allochtonenorganisatie

139

160

4,6%

kunstenorganisatie, museum

54

110

3,2%

federale overheid

30

66

1,9%

scholen

36

54

1,6%

centrum basiseducatie

16

51

1,5%

sociaal-culturele beweging

38

38

1,1%

volwasseneneducatie, opleidingscentrum

25

38

1,1%

Noord-Zuid-organisatie

32

29

0,8%

Vormingplus (andere regio)

21

28

0,8%

provincie, VGC

35

26

0,7%

erfgoedorganisatie

12

23

0,7%

2

3

0,1%

249

209

6,0%

Vlaamse Gemeenschap andere VHS: spreiding van de samenwerkingsverbanden 25% 20% 15% 10%

2%

2%

1%

1%

1%

1%

1%

1%

1%

0%

6%

centrum basiseducatie

sociaal-culturele beweging

volwasseneneducatie, opleidingscentrum

Noord-Zuid-organisatie

Vormingplus (andere regio)

provincie, VGC

erfgoedorganisatie

Vlaamse Gemeenschap

andere

3%

scholen

5%

federale overheid

5%

integratie-, allochtonenorganisatie kunstenorganisatie, museum

6%

sociaal-culturele vereniging

7%

andere lokale middenveldorganisatie sociaal-culturele vormingsinstelling

welzijnsorganisatie, OCMW

gemeente, stad

19% 18% 14% 7% cultuur-, gemeenschapscentrum

0%

bibliotheek

5%

6 - Enkel de samenwerkingsverbanden met een organisatie/instelling/instantie worden geteld. Over de samenwerkingsverbanden met individuen wordt

niet gerapporteerd. - Per activiteit kunnen maximaal vier samenwerkingspartners worden aangestipt. Eén activiteit kan bijgevolg bij meerdere partners ondergebracht worden. Bijvoorbeeld: een natuurwandeling in samenwerking met een gespecialiseerde vormingsinstelling en een gemeente wordt in bovenstaande tabel op twee plaatsen vermeld: bij de categorie ‘gemeente, stad’ en bij ‘sociaal-culturele vormingsinstelling’. 80 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

Er wordt samengewerkt met een breed gamma van partners. De samenwerking met cultuur- en gemeenschapscentra springt eruit: 19% van het aantal samenwerkingsverbanden van de Vormingplus-centra wordt aangegaan met cultuurcentra en gemeenschapscentra. 14% van de samenwerkingsverbanden wordt aangegaan met partners uit de sociaal-culturele volwassenensector (vormingsinstellingen (7%), verenigingen (5%), bewegingen (1%) Vormingplus-centra (1%)). Er worden ook heel wat activiteiten in samenwerking met steden en gemeenten (18%) en welzijnsorganisaties of OCMW’s (14%) georganiseerd. 5. Voor welke doelgroepen7 organiseren de Vormingplus-centra activiteiten? 2007 algemeen publiek

2008 3.089

3.115

72,0%

allochtonen

220

311

7,2%

senioren

197

234

5,4%

kansarmen

80

153

3,5%

vrijwilligers

56

124

2,9%

kortgeschoolden

76

118

2,7%

vrouwen

49

70

1,6%

ouders

38

43

1,0%

intermediairen

14

42

1,0%

personen met een handicap

23

28

0,6%

zieken en hun omgeving

18

19

0,4%

mannen

6

19

0,4%

studenten

8

10

0,2%

leerkrachten, opvoeders

2

6

0,1%

gezinnen

1

5

0,1%

gedetineerden

2

4

0,1%

kinderen, jongeren

8

4

0,1%

holebi's

1

0

0,0%

22

19

0,4%

3.910

4.324

100,0%

andere doelgroep totalen

72% van de activiteiten wordt georganiseerd voor een algemeen publiek. De rest van de activiteiten richt zich specifiek tot allochtonen (7%), senioren (5%), kansarmen (4%), vrijwilligers (3%), kortgeschoolden (3%) en vrouwen (2%).

7 De beoogde doelgroep wordt geregistreerd. Elke activiteit wordt toegewezen aan een zo specifiek mogelijk omschreven doelgroep (bijvoorbeeld

‘senioren’).

PROFIEL VAN DE SECTOR | 81


1. DE WERKING 1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

EEN EIGEN AANBOD AANBIEDEN: VOORBEELDEN UIT DE PRAKTIJK Na overleg met verschillende organisaties, zoals het Oost-Vlaams Diversiteitcentrum, het Centrum Morele Dienstverlening, de gespecialiseerde vormingsinstelling ‘Motief’ en het Boeddhistisch Centrum organiseert Vormingplus een zesdelige reeks over ‘Geloven in veelvoud’. Gemiddeld maken een 20-tal deelnemers kennis met het Jodendom, de Islam, het Boeddhisme en het Christendom. Tijdens de Week van de Vrijwilliger organiseert Vormingplus in vier gemeenten een workshop voor vrijwilligers uit verenigingen over het opzetten van educatieve activiteiten. In totaal nemen 92 vrijwilligers deel. Vormingplus organiseert, samen met een tiental partners, een studiedag rond interculturaliseren in de praktijk. Honderd Brusselse praktijkwerkers (vrijwilligers en beroepskrachten) van verschillende etnische origine gaan in 14 workshops aan de slag, wisselen ervaringen uit en leren heel wat methodieken kennen die ze nadien zelf kunnen gebruiken. Na verschillende contacten met vertegenwoordigers van ‘Zigzag’, een ontmoetingsplek in de geestelijke gezondheidszorg, gaat Vormingplus met 24 van hun cliënten op bezoek bij de burgemeester van Sint-Niklaas. Dit gebeurt in het kader van de reeks ‘Ten Huize van...’, een initiatief om boeiende figuren en niet-alledaagse plekken in de regio te leren kennen. Op 13 locaties organiseert Vormingplus een intercultureel praatcafé, onder de naam ‘Café Combinne’. Nederlands- en anderstaligen schuiven samen aan tafel om te praten over alledaagse dingen. Café Combinne vindt onder andere plaats in het Wereldcafé te Leuven, in de bibliotheek van Tienen, in het Dienstencentrum ‘De Pallieter’ te Vilvoorde en in het Integratiecentrum van Diest. Er is ook een aparte groep voor (migranten)vrouwen, ‘Kom Binnen’ genaamd. De vrouwen ontmoeten elkaar overdag in het wijkcentrum Casablanca te Kessel-lo. Mozaïek en Regenboog, twee migrantenverenigingen uit Mechelen, signaleren de nood bij hun achterban aan meer culturele informatie over België. In overleg met Mozaïek en Regenboog organiseert Vormingplus vorming over België. De geschiedenis van België, Belgische rituelen, de Belgische keuken en culturele uitstappen voor een gemengd publiek worden geprogrammeerd. In samenwerking met het Buurtcentrum Posthof, het Cultureel Centrum van Berchem en het Antwerpse O.C.M.W. ontwikkelt en begeleidt Vormingplus in 2008 en 2009 het sociaal-artistiek project ‘Tzennekik’ waarbij buurtverhalen op een kunstzinnige wijze worden bewerkt. 167 mensen - een mix van kansarmen en een ruimer buurtpubliek - nemen deel. Tijdens de workshop ‘Boetseren met was’ worden aan de deelnemers, onder leiding van een ambachtelijke kunstenaar, de basisvaardigheden van het boetseren met was bijgebracht. Om het thema ‘stilte’ meer in de belangstelling te brengen organiseert Vormingplus - in samenwerking met een tiental partners - in de zomer van 2008 een vijftiental educatieve activiteiten onder de noemer ‘Een zomer van stilte’. Voor deze activiteiten schrijven in totaal 250 deelnemers in. De dienst Samenlevingsopbouw wil via ‘Willebroek, (n)AA gedacht?’ zoeken naar nieuwe en creatieve manieren om inspraak en participatie van burgers te verhogen: niet via de klassieke inspraakorganen zoals de gemeentelijke adviesraad, maar telkens vanuit één thema met divers samengestelde groepen. In samenwerking met Vormingplus worden vier ‘open dialoogavonden’ gerealiseerd.

82 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

1.4.2 HET EIGEN AANBOD SPREIDEN OVER DE REGIO De Vormingplus-centra spreiden het eigen educatief aanbod over hun regio. Ze streven ernaar dat elke potentiële deelnemer de kans krijgt voortdurend bij te leren. 1. Waar organiseren Vormingplus-centra activiteiten? Op het eerste kaartje hierna zie je de spreiding van de activiteiten over Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We geven per gemeente het aantal gerealiseerde Vormingplus-activiteiten in 2008 weer. De verschillende regio’s van de Vormingplus-centra worden afgebakend door de dikke grenslijnen. Verschillende centrumsteden zijn duidelijk herkenbaar met een hoog aantal gerealiseerde activiteiten. 5,3% van de activiteiten kon niet toegewezen worden aan een gemeente en is dus niet opgenomen op dit kaartje. 2. In welke mate worden de inwoners van Vlaamse en Brusselse gemeenten door de Vormingplus-centra bereikt? Het tweede kaartje hierna toont de ‘relatieve penetratiegraad’ per gemeente van de Vormingplus-centra. De penetratiegraad relateert de herkomst van de deelnames aan het bevolkingsaantal van elke gemeente. Gemeenten met een hoge penetratiegraad tellen dus veel deelnames in verhouding tot hun bevolking. Zij worden relatief goed bereikt door de Vormingplus-centra. De penetratiegraad wordt telkens per regio afzonderlijk berekend. De formule achter de penetratiegraad is de volgende:

deelnames gemeente

relatieve penetratiegraad =

———————————

totaal deelnames Vormingplus

bevolking gemeente /

——————————— totaal bevolking regio

Wanneer de graad 1 is, betekent dit dat verhoudingsgewijs evenveel deelnames uit een gemeente komen als er inwoners zijn (een evenwichtig bereik). Een gemeente die bijvoorbeeld goed is voor 5% van de inwoners van de regio levert in dat geval ook 5% van de deelnames (5%/5% = 1). Wanneer de graad groter is dan 1, betekent dit dat verhoudingsgewijs meer deelnames uit een gemeente komen dan er inwoners zijn (rood - een groot bereik). Bij een graad kleiner dan 1 geldt het omgekeerde (blauw - een klein bereik). Niet enkel de centrumsteden, maar ook sommige landelijke gemeenten vertonen een hoge penetratiegraad. De donkergekleurde rode gebieden noteren in verhouding met het aantal inwoners veel deelnames. Dit kaartje is gebaseerd op gegevens over 74% van de deelnames. Over 16% zijn geen gegevens beschikbaar en 10% van de deelnamecijfers gaan over deelnemers die afkomstig zijn van buiten de regio van het Vormingplus-centrum in kwestie. De penetratiegraad van Vormingplus Brussel (Citizenne) is niet berekend omwille van de specifieke Brusselse situatie.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 83


1. DE WERKING 1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

VHS: spreiding van de activiteiten

250

134

228

43 42

180

189 11 19 270264 213

90 226 238 163 57 237 297 129 198 170 284 287 290 269 194 217 294 32 224 67 179 39 215 123 83 273 193 98 196 33 73 192 131 144 246 205 271 17 66 116 203 79 45 18 93 96 218 70 99 254 133 4 202 292 182 298 235 157 137 165 161 24 272 208 119 136 169 176 278 200 168 88 172 38 65 35 183 135 234 89 147 2 95 118 23 293 242 262 257 223 285 286 102 76 199 58 148 265 114 222 210 239 233 63 61 25 181 55 159 138 105 12 34 47 245 171 126 236 130 263 21 299 258 282 220 174 279 60 53 111 152 185 51 3 36 10 75 177 7 188 295 115 153 84 232 167 211 187 184 251 197 191 209 56 207 82 266 86 100 1 125 304 92 305 22 244 68 229 122 72 110 259 151 283 121 59 252 149 97 267 13 145 296 5 178 139 74 201 140 173 195 154 155 91 54 158 30 6 274 85 291 306 301 276 80 141 214 300 104 160 255 221 146 120 26 288 62 275 109 52 281 302 40 9 280 113 29 143 204 231 156 256 248 212 64 260 166 277 227 37 41 162 142 307 117 107 175 164 247 186 81 106 15 132 261 77 108 216 150 94 240 230 8 71 20 78 219 190 87 101 7 27 2 103 249 6 11 10 5 13 14 15 12 4 16 1 18 3 3 9 19 17 44

49

243

48

303

206

50

127

225

289

124

31

16

112

69

46

128

241

14

28

8

308

253

268

aantal activiteiten geen

van 1 tem 19 van 20 tem 29 van 30 tem 39 van 40 tem 49 van 50 tem 99 van 100 tem 299 300 of meer

VHS: relatieve penetratiegraad

0

1

2 2+

250

134

43 42

228 180

189 11 19 270264 213

90 226 238 163 57 237 297 129 198 170 284 269 287 290 128 253 194 217 294 32 224 67 179 39 215 123 83 273 193 98 196 33 73 192 131 144 246 205 271 17 66 116 203 79 45 18 93 96 218 70 99 254 133 4 202 292 182 298 235 157 137 165 161 24 272 208 119 136 169 176 278 200 168 88 172 38 65 35 234 183 135 89 147 2 95 118 23 293 242 262 257 223 285 286 102 76 199 58 148 265 114 222 210 239 233 63 61 25 181 55 159 138 105 12 34 47 171 126 245 236 130 263 21 299 220 258 174 60 53 111 152 185 279 282 51 3 36 10 75 177 7 188 295 115 153 84 232 167 211 187 184 251 197 191 209 56 207 82 266 86 100 1 125 304 92 305 22 244 68 229 122 72 110 259 151 283 121 59 252 149 97 267 13 145 296 5 178 139 74 201 140 173 195 154 155 91 158 30 6 274 85 54 291 306 301 276 80 141 214 300 104 160 255 221 146 120 26 288 62 275 109 52 281 302 40 9 280 231 113 29 143 204 256 248 212 64 260 166 277 227 156 37 41 162 142 307 117 107 175 164 247 186 81 106 15 132 261 77 108 216 150 94 240 230 71 20 78 219 190 87 101 27 103 249 44

206

50

127

225

289

124

31

16

112

69

49

48

303

46

84 | PROFIEL VAN DE SECTOR

243

14

241

28

308

8

268


1. DE WERKING 1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

Lijst van de gemeenten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66.

Aalst Aalter Aarschot Aartselaar Affligem Alken Alveringem Antwerpen Anzegem Ardooie Arendonk As Asse Assenede Avelgem Baarle-Hertog Balen Beernem Beerse Beersel Begijnendijk Bekkevoort Beringen Berlaar Berlare Bertem Bever Beveren Bierbeek Bilzen Blankenberge Bocholt Boechout Bonheiden Boom Boortmeerbeek Borgloon Bornem Borsbeek Boutersem Brakel Brasschaat Brecht Bredene Bree Brugge Buggenhout Damme De Haan De Panne De Pinte Deerlijk Deinze Denderleeuw Dendermonde Dentergem Dessel Destelbergen Diepenbeek Diest Diksmuide Dilbeek Dilsen-Stokkem Drogenbos Duffel Edegem

67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80. 81. 82. 83. 84. 85. 86. 87. 88. 89. 90. 91. 92. 93. 94. 95. 96. 97. 98. 99. 100. 101. 102. 103. 104. 105. 106. 107. 108. 109. 110. 111. 112. 113. 114. 115. 116. 117. 118. 119. 120. 121. 122. 123. 124. 125. 126. 127. 128. 129. 130. 131. 132.

Eeklo Erpe-Mere Essen Evergem Galmaarden Gavere Geel Geetbets Genk Gent Geraardsbergen Gingelom Gistel Glabbeek Gooik Grimbergen Grobbendonk Haacht Haaltert Halen Halle Ham Hamme Hamont-Achel Harelbeke Hasselt Hechtel-Eksel Heers Heist-op-den-Berg Hemiksem Herent Herentals Herenthout Herk-de-Stad Herne Herselt Herstappe Herzele Heusden-Zolder Heuvelland Hoegaarden Hoeilaart Hoeselt Holsbeek Hooglede Hoogstraten Horebeke Houthalen-Helchteren Houthulst Hove Huldenberg Hulshout Ichtegem Ieper Ingelmunster Izegem Jabbeke Kalmthout Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kapellen Kaprijke Kasterlee Keerbergen Kinrooi Kluisbergen

133. 134. 135. 136. 137. 138. 139. 140. 141. 142. 143. 144. 145. 146. 147. 148. 149. 150. 151. 152. 153. 154. 155. 156. 157. 158. 159. 160. 161. 162. 163. 164. 165. 166. 167. 168. 169. 170. 171. 172. 173. 174. 175. 176. 177. 178. 179. 180. 181. 182. 183. 184. 185. 186. 187. 188. 189. 190. 191. 192. 193. 194. 195. 196. 197. 198.

Knesselare Knokke-Heist Koekelare Koksijde Kontich Kortemark Kortenaken Kortenberg Kortessem Kortrijk Kraainem Kruibeke Kruishoutem Kuurne Laakdal Laarne Lanaken Landen Langemark-Poelkapelle Lebbeke Lede Ledegem Lendelede Lennik Leopoldsburg Leuven Lichtervelde Liedekerke Lier Lierde Lille Linkebeek Lint Linter Lo-Reninge Lochristi Lokeren Lommel Londerzeel Lovendegem Lubbeek Lummen Maarkedal Maaseik Maasmechelen Machelen Maldegem Malle Mechelen Meerhout Meeuwen-Gruitrode Meise Melle Menen Merchtem Merelbeke Merksplas Mesen Meulebeke Middelkerke Moerbeke Mol Moorslede Mortsel Nazareth Neerpelt

199. 200. 201. 202. 203. 204. 205. 206. 207. 208. 209. 210. 211. 212. 213. 214. 215. 216. 217. 218. 219. 220. 221. 222. 223. 224. 225. 226. 227. 228. 229. 230. 231. 232. 233. 234. 235. 236. 237. 238. 239. 240. 241. 242. 243. 244. 245. 246. 247. 248. 249. 250. 251. 252. 253. 254. 255. 256. 257. 258. 259. 260. 261. 262. 263.

Nevele Niel Nieuwerkerken Nieuwpoort Nijlen Ninove Olen Oostende Oosterzele Oostkamp Oostrozebeke Opglabbeek Opwijk Oud-Heverlee Oud-Turnhout Oudenaarde Oudenburg Overijse Overpelt Peer Pepingen Pittem Poperinge Putte Puurs Ranst Ravels Retie Riemst Rijkevorsel Roeselare Ronse Roosdaal Rotselaar Ruiselede Rumst Schelle ScherpenheuvelZichem Schilde Schoten Sint-Amands Sint-Genesius-Rode Sint-Gillis-Waas Sint-Katelijne-Waver Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Sint-Pieters-Leeuw Sint-Truiden Spiere-Helkijn Stabroek Staden Steenokkerzeel Stekene Temse Ternat Tervuren Tessenderlo Tielt Tielt-Winge Tienen Tongeren Torhout Tremelo

264. 265. 266. 267. 268. 269. 270. 271. 272. 273. 274. 275. 276. 277. 278. 279. 280. 281. 282. 283. 284. 285. 286. 287. 288. 289. 290. 291. 292. 293. 294. 295. 296. 297. 298. 299. 300. 301. 302. 303. 304. 305. 306. 307. 308.

Turnhout Veurne Vilvoorde Vleteren Voeren Vorselaar Vosselaar Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Waregem Wellen Wemmel Wervik Westerlo Wetteren Wevelgem Wezembeek-Oppem Wichelen Wielsbeke Wijnegem Willebroek Wingene Wommelgem Wortegem-Petegem Wuustwezel Zandhoven Zaventem Zedelgem Zele Zelzate Zemst Zingem Zoersel Zomergem Zonhoven Zonnebeke Zottegem Zoutleeuw Zuienkerke Zulte Zutendaal Zwalm Zwevegem Zwijndrecht

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.

Brussel Anderlecht Brussel Elsene Etterbeek Evere Ganshoren Jette Koekelberg Oudergem Schaarbeek Sint-Agatha-Berchem Sint-Gillis Sint-Jans-Molenbeek Sint-Joost-ten-Node Sint-Lambrechts-Woluwe Sint-Pieters-Woluwe Ukkel Vorst Watermaal-Bosvoorde

PROFIEL VAN DE SECTOR | 85


1. DE WERKING 1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

HET EIGEN AANBOD SPREIDEN OVER DE REGIO: VOORBEELDEN UIT DE PRAKTIJK Vormingplus organiseert een intensieve zomerweek in een kleine randgemeente: gedurende vijf dagen worden diverse cursussen over uiteenlopende thema’s aangeboden. Op deze manier kunnen de gemeenten Alveringem, Vlamertinge, Mesen, Reninge en Staden van een boeiend cursusaanbod genieten. De cursus ‘Filosoferen met kinderen’ vindt met succes plaats in enkele grotere gemeenten van de regio. Na overleg tussen de regiomedewerker(s) van Vormingplus en de bibliotheken, kan deze succesvolle cursus aangeboden worden in 15 van de 20 gemeenten in de regio. De samenwerking tussen Vormingplus, het Lokaal GezondheidsOverleg en de lokale OCMW’s zorgt ervoor dat OCMW-cliënten in 11 gemeenten vormingscursussen rond ‘Gezonde Voeding’ kunnen volgen. In samenwerking met Vormingplus organiseren 10 openbare bibliotheken een ruim aanbod computercursussen. De Mobiele Internetklas wordt 136 dagen ontleend. 1.360 deelnames uit 10 gemeenten van de regio worden geregistreerd. In 2007 begint Vormingplus samen te werken met lokale dienstencentra. In 2008 resulteert deze samenwerking in 20 vormingsactiviteiten voor senioren in 5 dienstencentra (in Loonbeek, in Tielt-Winge, in Heverlee, in Kessel-Lo en in Tienen). De thema’s ‘gezondheid’ en ‘digitale fotografie’ komen het meest aan bod. In Zedelgem komt het organiseren van niet-formele educatie moeilijk van de grond. Na verschillende voorbereidende gesprekken met de bibliotheek en de cultuurbeleidscoördinator in 2008, zal er in 2009 voor het eerst een cursusaanbod worden georganiseerd door Vormingplus. In gemeenten met een beperkt vormingsaanbod stelt Vormingplus haar werking voor op de cultuurraad. Als resultaat hiervan wordt in Nijlen een info-avond over auteursrechten georganiseerd. In Beernem wordt een nieuw ontmoetingscentrum, ‘De Kleine Beer’, geopend. In overleg met de cultuurbeleidscoördinator staat Vormingplus in voor het organiseren van cursussen niet-formele educatie in dit centrum. Er worden zo’n 15 cursussen per jaar georganiseerd. ‘Bankcontact’ wil de sociale cohesie in een buurt vergroten door het plaatsen van een buurtbank en het organiseren van allerlei buurtgerichte activiteiten samen met buurtbewoners. In Olen wordt ‘Bankcontact’ als proefproject opgezet. Inmiddels wordt het project ook door de gemeenten Balen en Merksplas, in samenwerking met Vormingplus, overgenomen.

86 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

1.4.3 HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE IN DE REGIO COÖRDINEREN EN AFSTEMMEN De Vormingplus-centra coördineren het aanbod niet-formele educatie in hun regio en stemmen het aanbod van verschillende aanbieders af. Door samenwerking en samenspraak met andere organisaties streven ze naar een sterk en goed gespreid aanbod in de regio. Hierbij hebben ze speciale aandacht voor het bereiken van maatschappelijk kwetsbare groepen. De Vormingplus-centra realiseren de opdracht ‘coördinatie en afstemming’ door onder andere het bestaande aanbod niet-formele educatie in hun regio in kaart te brengen, na te gaan welke educatieve noden er in hun regio zijn en nemen initiatieven om bepaalde educatieve ‘leemtes’ in de regio op te vullen. De Vormingplus-centra geven advies aan organisaties over educatie en investeren in educatienetwerken. HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE IN DE REGIO COÖRDINEREN EN AFSTEMMEN: VOORBEELDEN UIT DE PRAKTIJK Vormingplus maakt een educatieve kaart van de regio. De educatieve kaart bevat informatie over de verschillende vormingsaanbieders en hun aanbod. De kaart kan opgevraagd worden door iedere organisatie in de regio. Vormingplus zet in samenwerking met de Hogeschool Gent een onderzoek op naar de educatieve behoeften van vrijwilligers. In een eerste fase worden de sociaal-culturele verenigingen uit de regio bevraagd. Daarna worden focusgesprekken met enkele sleutelfiguren gevoerd. Het onderzoeksrapport wordt gepresenteerd en besproken op een studiedag in samenwerking met het Steunpunt Vrijwilligerswerk Oost-Vlaanderen. Anderstaligen die in Brussel Nederlands leren, vinden weinig aansluiting bij het aanbod van de gemeenschapscentra. Het aanbod en de aanpak van de gemeenschapscentra is soms onvoldoende geënt op publieksvermenging. Om dit te doorbreken, worden door Vormingplus proefmomenten georganiseerd: anderstaligen kunnen via creatieve methodieken kennismaken met het aanbod van de gemeenschapscentra. In alle cultuurraden uit de regio organiseert Vormingplus een enquête om te peilen naar de vormingsbehoeften van vrijwilligers die actief zijn in het lokaal verenigingsleven. Op basis van de resultaten werkt Vormingplus een brochure met een vormingsaanbod uit. Deze brochure wordt aan alle culturele diensten en cultuurraden bezorgd. De databank van Vormingplus bevat informatie over het uitgebreide aanbod niet-formele educatie van Vormingplus en van diverse andere partners in de regio. De medewerkers van Vormingplus raadplegen de informatie over het aanbod van derden alvorens zelf te programmeren. Daardoor wordt voorkomen dat Vormingplus een overlappend aanbod organiseert. Vormingplus ondersteunt het Provinciaal Platform Sociaal-Cultureel Werk. In 2008 groepeert en analyseert Vormingplus de resultaten van een aantal relevante onderzoeken. In 2009 zal dit uitmonden in een omgevingsanalyse op provinciale schaal. De omgevingsanalyse heeft als doel de organisaties die deel uitmaken van het Provinciaal Platform te ondersteunen bij de opmaak van hun beleidsplan. In de werkgroep Sociaal-Cultureel Werk van de gevangenis van Antwerpen coördineert en plant Vormingplus samen met De Rode Antraciet, Justitieel Welzijnswerk Antwerpen, de Vlaamse beleidsmedewerker en verschillende andere medewerkers (onder meer penitentiair beambten) een breed en divers educatief aanbod. Er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de resultaten van een recente behoeftepeiling bij de gedetineerden. Voor de uitbouw van een vormingsaanbod werkt Vormingplus samen met alle Culturele Centra uit de regio (Kortrijk, Roeselare, Waregem, Tielt, Wevelgem, Avelgem en Menen). Door het ter beschikking stellen van een actueel vademecum bestaande uit voorstellen van educatieve activiteiten (met de namen van docenten en van de gespecialiseerde instellingen), door een gemeen-

PROFIEL VAN DE SECTOR | 87


1. DE WERKING 1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

schappelijk planningsoverleg en door een halfjaarlijks collega-overleg trachten Vormingplus en de Culturele Centra tot een divers en evenwichtig, gezamenlijk aanbod te komen. Vormingplus organiseert een overleg tussen de vormingswerkers van het Cultuurcentrum Mechelen, het Gemeenschapscentrum ’t Blikveld, het Cultuurcentrum Zwaneberg en de cultuurbeleidscoördinator van Putte met als doelstelling kennis te maken met elkaars aanbod en afspraken te maken inzake programmering. Vormingplus neemt deel aan een driemaandelijks overleg tussen basiseducatie, het Cursuscentrum en verschillende OCMW’s uit groot Heist-op-den-Berg. Tijdens dit overleg wordt het aanbod voor kansengroepen in de gemeente Heist-op-den-Berg besproken en afgestemd. Zo wordt bijvoorbeeld een voortraject, als toeleiding naar de arbeidsmarkt, uitgewerkt. In 2008 brengt Vormingplus drie organisaties uit Sint-Niklaas rond de tafel die werken rond het thema ‘opvoeding’. Dit resulteert in een permanente overleggroep die elk seizoen een gezamenlijk aanbod rond ‘opvoeden’ presenteert aan het brede publiek. Vanaf midden 2008 helpt Vormingplus Cross Mundos, centrum voor vorming en mondiale cultuurbeleving, met het plannen en organiseren van vorming voor het voorjaar 2009. Er worden duidelijke, onderlinge afspraken gemaakt. Cross Mundos zorgt bijvoorbeeld voor een locatie en Vormingplus neemt de verspreiding van het aanbod via de Vormingplus-brochure en de Vormingplus-website op zich. Een nieuw lokaal dienstencentrum in Oudenaarde is vragende partij voor een vormingsaanbod. Vormingplus brengt verschillende vormingsaanbieders uit de regio samen op een bijeenkomst met als doel invulling te geven aan en de afstemming te bespreken van een divers vormingsaanbod. De samenwerking resulteert in een concreet programma.

88 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

1.4.4 HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE IN DE REGIO BEKENDMAKEN De Vormingplus-centra zorgen ervoor dat het eigen aanbod en dat van andere aanbieders van niet-formele educatie in de regio via bekendmaking wordt ontsloten naar zoveel mogelijk mensen in hun regio. HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE IN DE REGIO BEKENDMAKEN: VOORBEELDEN UIT DE PRAKTIJK Via de website van Vormingplus kan de bezoeker, naast het eigen aanbod van Vormingplus, een overzicht krijgen van allerlei vormingsinitiatieven in de regio. Het is ook mogelijk door te klikken naar PrettigGeleerd, UiT in Vlaanderen en Word Wat Je Wil. De website is een forum voor partners in de regio om hun initiatieven bekend te maken. Acht keer per jaar verstuurt Vormingplus een elektronische nieuwsbrief naar zowat 4.500 e-mailadressen. In de nieuwsbrief wordt niet alleen promotie gemaakt voor eigen initiatieven van Vormingplus maar evenzeer voor initiatieven van andere vormingsaanbieders uit de regio. Vormingplus verspreidt vier maal per jaar een brochure naar personen die gedurende de afgelopen twee jaar een Vormingplusactiviteit bijwoonden (oplage: 11.000 exemplaren). Daarnaast wordt, om een nieuw publiek aan te spreken, een specifiek regioaanbod via drie regiofolders (telkens met een oplage van 1.750 exemplaren) lokaal verspreid. Omdat nog heel wat mensen geen toegang hebben tot het internet, verspreidt Vormingplus drie keer per jaar een gratis activiteitenkalender met het vormingsaanbod dat op de website van Vormingplus gepubliceerd wordt. Dit is het eigen educatief aanbod, het aanbod van PrettigGeleerd en het aanbod van een 140-tal lokale organisatoren (dat niet in PrettigGeleerd wordt opgenomen). Vormingplus plaatst informatiestanden over het niet-formele aanbod in de regio in de bibliotheken en op plaatselijke evenementen die een breed publiek bereiken. Door een beurtsysteem komen de standen in alle bibliotheken van de regio terecht. Dankzij een uitgebreide promotiecampagne met onder andere een spotje op de regionale televisie waarin buurtbewoners worden aangespoord het draaiboek van het (sociale cohesie)-project ‘Spinnen in de straat’ aan te vragen, zetten twee buurten in Beerse en in Lille, volledig op eigen kracht, het project op. Via de film ‘The Movie’ wordt de werking van Vormingplus bekend gemaakt. De film ‘The Movie’ richt zich naar anderstaligen die Nederlands willen oefenen in de vrije tijd. De film komt tot stand samen met de doelgroep. Brusselleer en het Centrum voor Volwassenenonderwijs zorgen voor de verspreiding van de film. 75% van het publiek van Vormingplus bestaat uit vrouwen. Met de bedoeling om meer mannen te bereiken lanceert Vormingplus in het vierde kwartaal van 2008 een promotiecampagne gericht op mannen. Door middel van een specifieke katern (al dan niet bij het Vormingplus-tijdschrift gevoegd), een aparte website, een perscampagne, het verspreiden van bierviltjes en een wedstrijd, probeert Vormingplus mannen warm te maken voor niet-formele educatie. In vergelijking met het vierde kwartaal van 2007 neemt 2% meer mannen deel aan de activiteiten. Het Platform ‘Stilte, rust en ruimte in de Kempen’ presenteert tijdens een studienamiddag aan zo’n 100 geïnteresseerden de publicatie ‘Stilte, rust en ruimte in de Kempen’. De publicatie wil mensen en organisaties sensibiliseren en informeren rond het thema ‘stilte’

PROFIEL VAN DE SECTOR | 89


DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN


1. DE WERKING 1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN De werksoort Landelijke Vormingsinstellingen omvat: - 18 gespecialiseerde vormingsinstellingen - 3 syndicale vormingsinstellingen - 3 vormingsinstellingen voor personen met een handicap - 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap De beschrijving van de werking van de landelijke vormingsinstellingen valt uiteen in twee luiken: een beschrijvend deel en een kwantitatief deel. Het beschrijvende deel maakt het werk van de landelijke instellingen concreet. We presenteren er per organisatie een greep uit de waaier aan activiteiten die de vormingsinstellingen in 2008 realiseerden. Het tweede deel pakt uit met cijfers over de gepresteerde uren, de gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde uren, het aantal deelnemers,... van de vormingsinstellingen.

1.5.1. WERKING: VOORBEELDEN UIT HET EDUCATIEF AANBOD We vroegen aan elke landelijke vormingsinstelling drie titels van activiteiten die ze in 2008 organiseerden. T Type vormingsinstelling S Specialisme E Voorbeelden uit het educatieve aanbod Amarant T Gespecialiseerde vormingsinstelling S (Reflectieve) kunsteducatie E De kunst ondervraagd Minimal, Concept, Performance, Happening, Land Art: de nieuwe avant-garde van de jaren zestig en zeventig. De vrouwelijke toets Vrouwelijke kunstenaars van de middeleeuwen tot de 19de eeuw. Een dag uit het leven van een hindoe Hindoe誰stische rituelen en hun context. Atelier Cirkel T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Creativiteitsbevordering door beeldend werk E Cursus Kalligrafie Kalligrafielessen waarin een nieuwe wereld van letter, vorm, kleur en woord opengaat.. Masterclass Monumentaal draaien Demonstratie van verschillende methoden om hoge cilinders en grote schalen te maken op de draaischijf. Beelden maken in speksteen of albast Een tweedaagse waarin we de mogelijkheden om uit speksteen of albast sculpturen te maken, ontdekken

PROFIEL VAN DE SECTOR | 91


1. DE WERKING 1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

Centrum voor Christelijk Vormingswerk (CCV), partner in christelijk vormingswerk T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Zingeving E Opnieuw beginnen Wat betekent/kan geloof betekenen in het leven van de hedendaagse mens? Hoe kunnen mensen het geloof ontdekken? Vorming voor rouwbegeleiding Vanuit het verrijzenisperspectief worden mensen gevormd om rouwenden en rouwgroepen te begeleiden. Bijbelcursussen De Bijbel wordt op verschillende manieren benaderd (als herbronning, als verhaal, vanuit zijn historische betekenis, bibliodramacursussen,...). Centrum Voor Natuur- en milieu-educatie (CVN) T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Natuur- en milieueducatie E Hoge Venen natuurgids Een vervolgmodule waarin natuurgidsen worden opgeleid om groepen te begeleiden in het natuurpark Hoge Venen. Duurzame ontwikkeling op maat van de natuurgids Een opleiding die aansluit bij de nieuwe CVN-publicatie ‘Samen op weg, duurzame ontwikkeling tijdens een natuurexcursie’. Natuurbeleving voor inburgeraars Een korte natuurinitiatie voor anderstalige nieuwkomers, georganiseerd in samenwerking met de Stad Antwerpen. Halewynstichting T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Muziek: beschouwing, beleving en beoefening E Basiscursus muziek module 1 Een cursus die zich richt tot iedereen die wil leren musiceren (vooral praktisch, geen voorkennis vereist). Cursus oude muziek: renaissanceweek Tijdens de stage worden 3- tot 8-stemmige composities uit ‘Libri Delle Musice II’ in gevarieerde bezettingen uitgevoerd. Jazzcursus ‘Jazzonderricht’, een onderricht dat verschilt van het traditionele ‘muziekonderricht’. Impuls T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Empowerment via weerbaarheid, diversiteit en leiderschap E Basisvaardigheden in het omgaan met agressie Een driedaagse vorming om en rond het hanteren van agressief gedrag. Ontwikkelen van leiderschapsvaardigheden Een langerdurende opleiding in het begeleiden van menselijke processen in groepen en organisaties. Leertraject diversiteit Een zesdaagse vorming om en rond het omgaan met verschillen op individueel, team- en organisatieniveau.

92 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

Inverde T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Multifunctioneel en duurzaam beheer van bos, groen en natuur E Veilig werken met de kettingzaag Een meerdaagse praktijkopleiding over de werking, het gebruik, de veiligheid en het onderhoud van de kettingzaag. Bomen en struiken herkennen Bomen en struiken bekijken, bestuderen en vergelijken om zo de soorten te leren kennen. Culinaire wandeling Een boswandeling waarbij je aan verschillende haltes proeft van hapjes boordevol ingrediënten uit het bos. Motief T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Geloof en samenleving E Dar El Salaam - Moslims in Vlaanderen en Mechelen De rol en de plaats van de moslimgemeenschap en van de moslims in onze samenleving. Dialoogavonden. Darwin versus God Debatten over verschillen en overeenkomsten tussen de evolutieleer en de scheppingsleer, tussen het wereldbeeld van niet-gelovigen en gelovigen. Van Jeruzalem naar Rome - leerhuis over Handelingen van de apostelen Hoe enerzijds trouw blijven aan je wortels en religieuze traditie en anderzijds de grenzen van je eigen levensbeschouwing openbreken? Natuurpunt Educatie T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Leren voor natuur, milieu en landschap E Zet je tanden in de natuur Een luister-, proef- en doe-activiteit in de Vlaamse natuur, op zoek naar vergeten smaken en de bijzonder rijke biodiversiteit. Natuur en klimaat (kadervorming) Een vorming over hoe je een wandeling over de klimaatverandering gidst. Cursus ‘Natuur in de tuin’ (theorie en praktijk) Informatie en tips over de voornaamste planten, insecten, vogels en zoogdieren in de tuin. PRH-Persoonlijkheid en Relaties T Gespecialiseerde vormingsinstelling S De persoon en zijn groei (persoonlijke groei) E Wie ben ik? De eigen persoonlijkheid als basis voor een krachtige dynamiek. Constructief samen Groepsverschijnselen, persoonlijke groei en engagement. Mijn groeiproces in handen nemen Groeiwegen (middelen) en grondhoudingen (attitudes) die zelfrealisatie bevorderen.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 93


1. DE WERKING 1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

Relatie Studio T Gespecialiseerde vormingsinstelling (subsidiëring stopgezet in 2008) S Ontwikkelen van relationele en sociale competentie

Stichting Lodewijk de Raet T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Sociale participatie in het kader van actief burgerschap E Opleiding ‘Zelfzeker omgaan met anderen’ Ontdek wat voor jou belangrijk is om keuzes te kunnen maken in wat je omgeving en de brede samenleving je aanbiedt. Cursus ‘Kwetsbare vrijwilligers begeleiden’ Hoe omzeil je de uitdagingen die zich voordoen wanneer je aan de slag gaat met vrijwilligers met een verhoogde kwetsbaarheid? Cursus ‘Overleggen met de burger’ In de twee cursusdagen wordt ingegaan op de vragen die je je stelt over de concrete praktijk van burgerparticipatie. Timotheus T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Intuïtieve ontwikkeling E Intuïtieve Ontwikkeling Jaartraining die via ervaringsgerichte oefeningen een aantal sleutels biedt om je intuïtieve vaardigheden en potentie te exploreren. Uitstraling Permanente Vorming (UPV) T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Wetenschapspopularisering E Wegwijs in verschillende levensbeschouwingen In deze voordrachtenreeks laten we mensen kennis maken met de verschillende levensbeschouwingen en wordt één thema uitgediept, zoals bijvoorbeeld ‘seksualiteit’. Dokter, mag ik u wat vragen? Dokters en professoren delen hun expertise en verwachten vragen uit het publiek. Raoul Servais jaar Groots cultureel evenement naar aanleiding van zijn 80ste verjaardag, waarin de Oostendse cineast in al zijn facetten wordt getoond aan de hand van films, tentoonstellingen, colloquia,…

94 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

Universiteit Vrije Tijd T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Geschiedenis voor morgen: cultuur en samenleving in historisch perspectief E Het Bourgondische Rijk. Van Margareta van Male tot Margareta van Oostenrijk (1369-1529) Vijf lessen over de op- en ondergang van het Bourgondische Rijk. Zowel het hofleven als het leven van de gewone man komen aan bod. In het spoor van de cisterciënzers. Leven tussen gebed en handenarbeid Zes lessen over het ontstaan en de geschiedenis van de abdijen van Clairvaux en Fontenay tot en met de trappistenkloosters van vandaag. Matteuspassion, Hohe Messe, Cantates,... Het volmaakte vocale oeuvre van J.S. Bach In vier lessen worden de cursisten ondergedompeld in de meesterlijke muziek van Bach. Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang (VCOK) T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Opvoeding en kinderopvang E Ouderschap en detentie Een vormingsreeks waarbij de ouder in de gevangenis de ouder buiten de gevangenis rond de reorganisatie van het ouderschap ontmoet. Ouders als onderzoekers Een vormingspraktijk waarbij ouders onderzoek doen op een zelfgekozen opvoedingsthema en hierna beleidsaanbevelingen formuleren. Opvoeden verrijken Een vormingspraktijk waarbij nieuwkomers met een procesbegeleider aan uitwisseling doen over opvoeden in hun nieuwe thuisland. Vormingsinstituut Rode Kruis Vlaanderen T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Eerstehulpverlening E Reanimatietechnieken met audiovisuele lesmethodes Reanimatietechnieken worden aangeleerd aan de hand van een dvd. Terugkomdag Inhoudelijke workshops voor vrijwilligers die een tijd niet actief zijn geweest. Studiedag lesgevers: Studiedagen voor de lesgevers eerste hulp. Focus op didactische werkvormen. WiSPER T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Kunsteducatie E Weekendopleiding dans/acteren Kennismaken met hedendaagse dans of hedendaags theater (module 1), actief onderzoeken van presentatievormen (module 2), functioneren in een artistieke productie (module 3). Het e-atelier Een cursus beeldende kunsten waarin actieve groepslessen gecombineerd worden met individuele coaching via het internet. Scenarioschrijven Een cursus van één week waarin de cursisten via actieve schrijfoefeningen kennis maken met de bouwstenen van scenarioschrijven. PROFIEL VAN DE SECTOR | 95


1. DE WERKING 1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

Zorg-Saam T Gespecialiseerde vormingsinstelling S Zorg E De zorgbalans in evenwicht Meer evenwicht in het zorgen voor een ander en het zorgen voor jezelf. Een soort van leegte in jezelf Een studiedag over apathie bij ouderen. Leven met gemis Naar een nieuwe visie op rouw en rouwzorg. Ateliers voor Werknemersvorming T Syndicale vormingsinstelling E Nieuw leven in de onderneming De rechten en plichten van de militant, het voeren van een dienstverlenend gesprek, de sociale wetgeving, fiscaliteit,… Nieuw leven in de gemeente Het DiM-plan motiveert en activeert lokale groepen om energie te besparen door eenvoudige tips en acties rond elektriciteit, verwarming, water, voeding, afval en mobiliteit. ICT-vorming rond e-communicatie Werknemersvertegenwoordigers leren een ondernemingswebsite creëren en beheren. Het maken van elektronische nieuwsbrieven komt eveneens aan bod. Vorming en Actie T Syndicale vormingsinstelling E Programma’s voor de sociale verkiezingen Vormingen voor nieuwe en ervaren kandidaten. Basisvorming Basisvorming voor beginnende militanten, themagerichte vorming alsook mandaatvorming. Programma’s voor werklozen Informatie over rechten en plichten, sociale zekerheid, arbeidsmarktmaatregelen, maatschappelijke vorming en actualiteit, alsook persoonsgerichte vorming Werknemerswelzijn T Syndicale vormingsinstelling E Rechten en plichten van de werknemer Opleidingenreeks en tweedaagse over vakbondswerk, leeftijdsbewust personeelsbeleid, brugpensioen, spreken voor een groep, maatschappelijk verantwoord ondernemen,... Informatica Een vormingsreeks over de beginselen van MS Word en Excel. Kennis Maken Deze vormingsreeks reikt een aantal actuele thema’s aan van heel uiteenlopende aard: communicatie, politiek, gezondheid,…

96 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

KR8 T Vormingsinstelling voor personen met een handicap E Weekend voor personen met autisme Een weekend voor personen met autisme waar de thema’s ‘familie’ en ‘foto’s (maken)’ centraal staan. Feestelijk koken Naar aanleiding van de eindejaarsperiode gaan personen met een verstandelijke handicap culinair aan de slag. Praatgroepen ‘Geen gezever’ Zeven praatgroepbijeenkomsten. Personen met een handicap kiezen zelf de thema’s. Doel: netwerkuitbreiding en versterken sociaal weefsel. Op-Stap T Vormingsinstelling voor personen met een handicap E Ik ploeter op de computer Een dubbelweekend voor wie wil kennismaken met de computer. Van opstarten en afsluiten, van muizen en toetsenborden, van Word tot e-mail en internet. Ik, jij, wij,… samen! Een langlopende vormingsreeks van vijf tweedaagsen rond omgaan met anderen. We vertrekken vanuit de leervragen van de deelnemersgroep. Het kan onder ander gaan over: ‘stilstaan bij jezelf, je contacten, het onderhouden van je contacten, je gedacht leren zeggen, leren uiten van gevoelens, samenwerken en overleggen met anderen, stresserende situaties,…’ ‘Afscheid nemen bestaat niet.’ Rond Allerheiligen/Allerzielen staan we stil bij de familieleden of vrienden die gestorven zijn. We leren goed omgaan met afscheid. Z11 T Vormingsinstelling voor personen met een handicap E Sterren op de dansvloer Een dansreeks, waarbij personen met een verstandelijke handicap dansen aanleren uit verschillende landen. Studiedag ‘Afscheid van het leven’ Studiedag over rouwverwerking bij personen met een beperking, georganiseerd voor hun begeleiders en hun naasten. Veilig in het verkeer Een vormingsreeks waar personen met een handicap leren en ervaren hoe je veilig handelt in het verkeer. Vijftact T Federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap E Vorming voor de ruime en directe omgeving van personen met een handicap ADHD, modeverschijnsel of stoornis? - Spreken Met Ondersteuning van Gebaren (SMOG) - Zorgen na en voor NAH (Niet-Aangeboren Hersenletsel), en andere,… Wat (geweest/gewenst) is: organisaties van en voor doven in Vlaanderen bevraagd over 10 thema’s Het verslag van een jaar lang maandelijks discussiëren over de dovengemeenschap, dienstverlening, zorg, tewerkstelling, media,… Tistendag met naast debat, tentoonstelling en installatie, het Autisme-Belevings-Circuit (ABC) Door het ABC te volgen, ondervindt de deelnemer via korte ervaringen aan den lijve wat autistisch zijn betekent.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 97


1. DE WERKING 1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

1.5.2. DE WERKING IN CIJFERS 1. Hoeveel activiteiten, uren en deelnemers tellen de landelijke vormingsinstellingen? 2007 het aantal educatieve activiteiten

2008

11.869

11.981

het aantal deelnemers aan de educatieve activiteiten

188.104

234.990

het aantal uren educatieve activiteiten (formeel en niet-formeel)

117.219

111.128

100,0%

het aantal uren niet-formele educatie

107.803

100.869

90,8%

9.416

10.259

9,2%

overige

In 2008 vonden bij de landelijke vormingsinstellingen 11.981 educatieve activiteiten plaats. De instellingen bereikten daarmee 234.990 deelnemers. Dit is een stijging met 25% ten opzichte van het jaar voordien (188.104 deelnemers in 2007). Een vormingsactiviteit duurde gemiddeld 9 uur en bereikte gemiddeld 20 deelnemers. De instellingen presteerden samen 111.128 uren educatie. Opvallend is dat minder vormingsuren gepresteerd zijn dan het jaar voordien. Het ‘verlies’ aan uren situeert zich voornamelijk in het aantal uren niet-formele educatie (zie verder) en valt voor een groot deel toe te wijzen aan de stopzetting van de subsidiëring van Relatie Studio en de overheveling van De Rode Antraciet naar het participatiedecreet. Hieronder ontleden we de aard van de gepresteerde uren. We bekijken welk aandeel uren volgens de criteria van het decreet in aanmerking komt voor subsidiëring en welk deel daarvan daadwerkelijk gesubsidieerd wordt. Welk aandeel van de gepresteerde uren zijn uren niet-formele educatie? 2007

2008

het aantal uren educatieve activiteiten (formeel en niet-formeel)

117.219

111.128

100,0%

het aantal uren niet-formele educatie

107.803

100.869

90,8%

LVI: niet-formele educatie en overige 9% overige 91% niet-formele educatie

Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk definieert niet-formele educatie als volgt: “Een geïnstitutionaliseerde vorm van volwasseneneducatie waarbij de deelnemer kennis, inzicht en vaardigheden vergroot voor zichzelf en anderen, met het oog op persoonsontplooiing en het actief participeren in een democratische samenleving, en waarbij een sociaal-culturele methodiek gehanteerd wordt met zowel open als gesloten doeloriëntaties.” 98 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

91% van de gepresteerde uren in 2008 zijn uren niet-formele educatie. Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet? 2007 het aantal uren niet-formele educatie het aantal uren niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet

2008

107.803

100.869

100,0%

89.878

88.210

87,5%

LVI: (niet-)subsidieerbare uren niet-formele educatie 13% niet-formele educatie, niet subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet 87% niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet

Het decreet hanteert naast de algemene definitie nog bijkomende criteria voor de omschrijving van niet-formele educatie. Alleen een programma-aanbod dat via een open aanbod en in een autonome levenssfeer van de deelnemer wordt gebracht, is voorwerp van subsidiëring. Zowel de gespecialiseerde vormingsinstellingen, de syndicale vormingsinstellingen, de vormingsinstellingen voor personen met een handicap als de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap hebben elk hun eigen specifieke criteria1. De activiteiten van de instellingen moeten aan de respectieve criteria voldoen om in aanmerking te komen voor subsidiëring. Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie komt 87% in aanmerking voor subsidiëring volgens de verschillende criteria van het decreet. Welk aandeel van de subsidieerbare uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd? 2007 het aantal uren niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet het aantal uren educatieve activiteiten erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm)

2008

89.878

88.210

100,0%

70.324

69.324

78,6%

1 Bijkomende bepalingen in het decreet:

- bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen (art. 23, derde lid, 3°, c en art. 24) - bij de syndicale vormingsinstellingen (art. 31 §1) - bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap (art. 32 §2 en §3) - bij de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap (art. 36 §1).

PROFIEL VAN DE SECTOR | 99


1. DE WERKING 1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

LVI: (on)gesubsidieerde uren niet-formele educatie die wel subsidieerbaar zijn volgens de normen van het decreet 21% ongesubsidieerd 79% gesubsidieerd (urennorm)

De Vlaamse overheid erkent en subsidieert van elke vormingsinstelling een bepaald aantal uren. Dit zijn de zogenaamde urennormen. Alle urennormen van de landelijke vormingsinstellingen samen zijn goed voor 69.324 gesubsidieerde uren. Dit betekent dat 79% van de uren die subsidieerbaar zijn volgens de criteria van het decreet (88.210) daadwerkelijk gesubsidieerd worden door de overheid. Een vijfde wordt dus niet gesubsidieerd. Overzicht Hiernaast geven we bij wijze van synthese een schematisch overzicht van de ontleding van de uren. Welk aandeel van de subsidieerbare uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd? 2007 het aantal uren niet-formele educatie het aantal uren educatieve activiteiten erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm)

2008

107.803

100.869

100,0%

70.324

69.324

68,7%

LVI: (on)gesubsidieerde uren niet-formele educatie 31% niet-formele educatie ongesubsidieerd 69% niet-formele educatie gesubsidieerd

Als surplus bekijken we nog even het aandeel van de gesubsidieerde uren (urennorm) op het totaal aantal uren niet-formele educatie. Hieruit blijkt dat van alle gepresteerde uren niet-formele educatie 69% gesubsidieerd wordt door de Vlaamse overheid.

100 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

totaal gepresteerde uren (111.128 uren)

100%

niet-formele

overige

educatie

9%

91%

(10.259 uren)

(100.869 uren)

100%

uren niet-formele

uren niet-formele

educatie subsidieerbaar

educatie niet subsidieerbaar

volgens de criteria

volgens de criteria

van het decreet

van het decreet

87%

13%

(88.210 uren)

(12.659 uren)

100%

ongesubsidieerde gesubsidieerde

uren subsidieerbaar

uren

volgens de criteria

79%

van het decreet

(69.324 uren)

21% (18.886 uren)

PROFIEL VAN DE SECTOR | 101


1. DE WERKING 1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

2. Wat is de spreiding van de gepresteerde uren niet-formele educatie over de verschillende provincies? 2007 Antwerpen

2008

24.654

22.294

Brussel

5.666

5.876

5,8%

Limburg

12.910

12.495

12,4%

Oost-Vlaanderen

24.609

24.463

24,3%

Vlaams-Brabant

20.239

18.485

18,3%

West-Vlaanderen

15.850

13.981

13,9%

3.875

3.275

3,2%

107.803

100.869

100,0%

andere

22,1%

LVI: spreiding van de uren niet-formele educatie per provincie 35% 30%

= aandeel

28%

25%

bevolking van de

23%

19% 17%

20% 15%

13%

provincie in het Vlaams Gewest2

10% 5% 0%

22% Antwerpen

6% Brussel

12%

24%

18%

14%

3%

Limburg

OostVlaanderen

VlaamsBrabant

WestVlaanderen

andere

Op de grafiek is ter informatie het aandeel van de bevolking van elke provincie ten opzichte van de totale bevolking van het Vlaams Gewest aangeduid. Concreet is de provincie Antwerpen bijvoorbeeld goed voor 28% van de inwoners van het Vlaams Gewest (exclusief Brussel) en 22% van het aantal gepresteerde uren niet-formele educatie. De spreiding van het aantal uren niet-formele educatie (totaal = 100.869 uren) is niet gelijk verdeeld over de verschillende provincies. In West-Vlaanderen en Antwerpen vonden per inwoner het minste vormingsuren plaats. Brussel vertegenwoordigt 6% van het totale vormingsaanbod. Een beperkt aantal activiteiten vond plaats buiten Vlaanderen of Brussel, of is niet aan ĂŠĂŠn provincie toe te wijzen. 3. De werking vergelijkenderwijs

Gespecialiseerde

Syndicale

vormingsinstellingen

vormingsinstellingen

Vormingsinstellingen voor personen met een

TOT LVI

handicap en Vijftact (VIH) Hoeveel activiteiten werden georganiseerd en hoeveel deelnemers werden bereikt? het aantal educatieve activiteiten het aantal deelnemers aan de educatieve activiteiten

6.577

3.960

1.444

11.981

121.142

76.626

37.222

234.990

2 Bron: Bevolkingscijfers 2008, FOD Economie, Algemene Directie Statistiek.

102 | PROFIEL VAN DE SECTOR


1. DE WERKING 1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

Welk aandeel van de gepresteerde uren zijn uren niet-formele educatie? het aantal uren educatieve activiteiten (formeel en niet-formeel) het aantal uren niet-formele educatie

66.874

100,0%

29.856

100,0%

14.398

100,0%

111.128

100,0%

56.815

85,0%

29.856

100,0%

14.198

98,6%

100.869

90,8%

Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet? het aantal uren niet-formele educatie

56.815

100,0%

29.856

100,0%

14.198

100,0%

100.869

100,0%

45.094

79,4%

29.856

100,0%

13.260

93,4%

88.210

87,5%

het aantal uren niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet Welk aandeel van de subsidieerbare uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd? het aantal uren niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens 45.094

100,0%

29.856

100,0%

13.260

100,0%

88.210

100,0%

83,0%

21.695

72,7%

10.213

77,0%

69.324

78,6%

de criteria van het decreet het aantal uren educatieve activiteiten erkend en gesubsidieerd 37.416 door de overheid (urennorm) Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is gesubsidieerd? het aantal uren niet-formele educatie

56.815

100,0%

29.856

100,0%

14.198

100,0%

100.869

100,0%

65,9%

21.695

72,7%

10.213

71,9%

69.324

68,7%

het aantal uren educatieve activiteiten erkend en gesubsidieerd 37.416 door de overheid (urennorm) De gespecialiseerde vormingsinstellingen presteerden in 2008 in totaal 66.874 uren. Hiervan zijn 56.815 uren of 85% niet-formele educatie. Bij de syndicale vormingsinstellingen en de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en Vijftact (VIH) is dat meer. Zij besteden respectievelijk 100% en 99% van hun uren aan niet-formele educatie. Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert een strikte omschrijving van niet-formele educatie (zie hoger). Bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen en de VIH komen respectievelijk 79% en 93% van de uren niet-formele educatie volgens de criteria van het decreet in aanmerking voor subsidiëring. Bij de syndicale vormingsinstellingen beantwoordt het volledige aanbod aan de criteria van het decreet. Van de uren niet-formele educatie die volgens de criteria van het decreet voor subsidiëring in aanmerking komen, wordt bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen 83% door de overheid erkend en gesubsidieerd (volgens de urennorm). Bij de syndicale vormingsinstellingen is dit 73%, bij de VIH 77%. Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie wordt bij de syndicale vormingsinstellingen het grootste aandeel (73%) door de overheid gesubsidieerd. De gespecialiseerde vormingsinstellingen en de VIH moeten zich tevreden stellen met respectievelijk 66% en 72% subsidiëring.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 103


HOOFDSTUK 2

DE MEDEWERKERS


2. DE MEDEWERKERS 2.1 BEVINDINGEN

2.1 BEVINDINGEN De ‘work force’: 1.907 personeelsleden, 224.275 vrijwilligers, 5.185 freelancers Het sociaal-cultureel volwassenenwerk wordt waargemaakt door 1.907 personeelsleden die samen 1.426 voltijdse equivalenten presteren. Daarnaast kunnen de organisaties rekenen op een legertje van 224.275 vrijwilligers. De organisaties maken ook gebruik van de diensten van 5.185 freelancers met een inhoudelijke opdracht (zoals zelfstandige lesgevers). De verenigingen stellen samen veruit het meeste personeelsleden tewerk (56% van het sectortotaal) en zijn goed voor 95% van de ingezette vrijwilligers. Een vereniging stelt gemiddeld 21 personeelsleden tewerk, een beweging 11, een Vormingplus-centrum 15 en een landelijke vormingsinstelling 18. Binnen elke werksoort, behalve bij de Vormingplus-centra, zijn er grote verschillen in organisatiegrootte. De man-vrouw-verhouding is een constante: 30% mannen, 70% vrouwen In alle werksoorten werkt grosso modo 30% mannen en 70% vrouwen. Enkel bij de bewegingen werken lichtjes meer mannen dan gemiddeld (37%). Daarmee wijkt het sociaal-cultureel werk af van de Vlaamse trend. Op Vlaams niveau zijn 54% van de loontrekkenden mannen en 46% vrouwen. De verhouding tussen personeelsleden met een inhoudelijke en een ondersteunende opdracht is een constante: 2/3-1/3 In alle werksoorten wordt grosso modo twee derde van de personeelsleden ingezet voor een inhoudelijke opdracht en een derde voor een ondersteunende opdracht. In alle werksoorten zijn mannelijke personeelsleden met een ondersteunende opdracht een kleine minderheid: het sectorgemiddelde is 6%. Ruwweg zijn er in de sector evenveel vrouwen met een ondersteunende opdracht als mannen met een inhoudelijke opdracht. De leeftijdsstructuur volgt de Vlaamse lijn Bijna de helft van de personeelsleden is jonger dan 40 jaar. Een vierde is 50-plusser. Personeelsleden jonger dan 25 zijn zeldzaam. De gemiddelde leeftijd van de personeelsleden is 41 jaar. Er zijn geen opvallende verschillen tussen mannen en vrouwen. Op de ondervertegenwoordiging van de min-25-jarigen na, vertoont de leeftijdstructuur in de sector geen opvallende verschillen met het Vlaamse gemiddelde. In vergelijking met het Paritair Comité 329.01, waarvan het sociaal-cultureel volwassenenwerk deel uitmaakt, telt de sector relatief opvallend minder personeelsleden van jonger dan 30 jaar en beduidend meer 40-plussers. Bewegingen hebben de jongste personeelsleden De bewegingen vormen een uitzondering binnen de sector. Zij hebben een groter aandeel medewerkers jonger dan 35 jaar en logischerwijze minder medewerkers in de oudere leeftijdscategorieën. De gemiddelde leeftijd van de personeelsleden bij de bewegingen wijkt met 37,8 jaar af van deze bij de andere werksoorten, allen toevallig 41,2 jaar. Er is een hogere dienstanciënniteit dan het Belgische gemiddelde 46% van de personeelsleden werkt minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie. Van deze groep zijn 16% echte nieuwkomers in de organisatie met minder dan een jaar dienstanciënniteit. De gemiddelde dienstanciënniteit van alle personeelsleden samen is 8,5 jaar. De gemiddelde dienstanciënniteit van de personeelsleden neemt toe naarmate de organisatie waar ze in werken groter wordt. De gemiddelde dienstanciënniteit in de organisaties uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk is hoger dan het Belgische gemiddelde in organisaties of bedrijven van vergelijkbare grootte.

106 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.1 BEVINDINGEN

Nooit te oud om te starten bij een organisatie in de sector In de loop van 2008 gingen mensen van alle mogelijke leeftijden bij de organisaties uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk aan de slag, ook 50-plussers. De gemiddelde leeftijd van de starters is 33 jaar, het gemiddelde van alle personeelsleden 41 jaar. Personeelsleden met een korte dienstanciënniteit zijn hoger opgeleid Hoe groter de dienstanciënniteit, hoe lager het gemiddelde opleidingsniveau van de personeelsleden. Het aandeel personeelsleden met een diploma Secundair Onderwijs gaat in stijgende lijn naarmate de dienstanciënniteit toeneemt. Bij de personeelsleden met een Master-diploma geldt het omgekeerde. De personeelsleden die minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie werken, zijn de hoogst opgeleide groep. Van deze groep heeft 41% een Master-diploma en een kleine 40% een Bachelor-diploma. De bewegingen hebben gemiddeld de kortste dienstanciënniteit De bewegingen hebben het grootste aandeel personeelsleden met een dienstanciënniteit van minder dan 5 jaar (56%). Bijna een kwart van de personeelsleden werkt er minder dan een jaar bij dezelfde organisatie. De sectorgemiddelden zijn respectievelijk 46% en 16%. De gemiddelde dienstanciënniteit bij de bewegingen is 6,0 jaar, bij de verenigingen 9,4 jaar, de Vormingplus-centra 8,7 jaar en de landelijke vormingsinstellingen 7,3 jaar. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is een hooggeschoolde sector 75% van de personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel werk is hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma). Dit is ruim het dubbele van het Vlaamse gemiddelde (37%) (2006). Personeelsleden met maximaal een getuigschrift van de tweede graad Secundair Onderwijs zijn eerder uitzonderlijk: 3%, tegenover 22% in het Vlaams Gewest. Mannen zijn hoger opgeleid De mannelijke personeelsleden in de sector zijn gemiddeld hoger opgeleid dan de vrouwelijke personeelsleden. 85% van de mannen is hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma), tegenover 71% bij de vrouwen. Het aandeel personeelsleden met een diploma Secundair Onderwijs is bij de vrouwen met 26% het dubbele van het aandeel bij de mannen (13%). Hooggeschoolde mannen zijn relatief sterk vertegenwoordigd in inhoudelijke functies, laaggeschoolde vrouwen in ondersteunende functies. Personeelsleden met een inhoudelijke opdracht zijn hoger opgeleid Personeelsleden met een inhoudelijke opdracht zijn gemiddeld hoger geschoold dan deze met een ondersteunende opdracht. 93% van de personeelsleden met een inhoudelijke opdracht is hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma). Bij de ondersteunende personeelsleden is dit 40%. Jonge personeelsleden zijn hoger opgeleid Personeelsleden van 25 tot 34 jaar oud zijn de hoogst geschoolde leeftijdsgroep. Van deze groep heeft ongeveer de helft een Master-diploma en een kleine 40% een Bachelor-diploma. 10% van de 25- tot 29-jarigen en 12% van de 30- tot 34-jarigen heeft een diploma Secundair Onderwijs. Dat is relatief het minste van alle leeftijdscategorieën.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 107


2. DE MEDEWERKERS 2.1 BEVINDINGEN

De bewegingen hebben het hoogst opgeleide personeel Bij de bewegingen is 79% van de personeelsleden hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma) en heeft 54% een Masterdiploma. Ter vergelijking: bij de verenigingen heeft 28% een Master-diploma, bij de Vormingplus-centra 39% en bij de landelijke vormingsinstellingen 35%. Bij de verenigingen heeft 25% van de personeelsleden een diploma Secundair Onderwijs. Bij de bewegingen 17%, de Vormingplus-centra 16% en de landelijke vormingsinstellingen 18%. Deeltijds werken is relatief populair In het sociaal-cultureel volwassenenwerk ligt het aandeel voltijds werkenden (57%) een stuk lager dan het Vlaams gemiddelde (70%). De situatie bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk is wel vergelijkbaar met deze in de ruimere socio-culturele sector (Paritair Comité 329.01). Bij de bewegingen (53%) en de landelijke vormingsinstellingen (55%) werkt meer dan de helft van de personeelsleden deeltijds. De verenigingen tellen het grootste aandeel voltijds werkenden. Vrouwen werken minder voltijds, vooral vrouwen in de leeftijdscategorie van 30 tot 40 jaar en met een ondersteunende functie Mannen werken in het sociaal-cultureel volwassenenwerk verhoudingsgewijs meer voltijds dan vrouwen: 73% bij de mannen tegenover 50% bij de vrouwen. Ook op Vlaams niveau is voltijds werk meer een mannelijk verschijnsel: 88% van de mannen werkt er voltijds, tegenover 48% van de vrouwen. Zowel in het sociaal-cultureel volwassenenwerk, het Paritair Comité als op Vlaams niveau ligt het aandeel voltijds werkende vrouwen dicht bij elkaar. Bij de landelijke vormingsinstellingen is het verschil tussen mannen en vrouwen het grootst, bij de bewegingen het kleinst. Bij de verenigingen werken het meeste mannen én vrouwen voltijds: respectievelijk 81% en 58%. Mannen en personeelsleden met een inhoudelijke opdracht werken meer voltijds. Mannen met een inhoudelijke opdracht werken dus het meest voltijds, vrouwen met een ondersteunende opdracht het meest deeltijds. Waar bij de vrouwen jonger dan 30 jaar quasi evenveel voltijds gewerkt wordt als bij de mannen, valt het aandeel voltijds werkende vrouwen in de categorie van 35 tot 39 jaar terug tot 40% (tegenover 77% bij de mannen). Vanaf 40 jaar stijgt hun aandeel weer om vervolgens even geleidelijk als bij de mannen weer af te nemen. Hoe hoger de opleiding, hoe meer er voltijds gewerkt wordt Van de personeelsleden met een getuigschrift van maximaal de 2de graad Secundair Onderwijs werkt 46% voltijds, tegenover 62% van de personeelsleden met een Master-diploma.

108 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.1 BEVINDINGEN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 109


SECTORGEGEVENS

110 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

2.2 SECTORGEGEVENS We geven hieronder de gegevens over de personeelsleden weer op globaal sectorniveau. De werksoortelijke gegevens vind je terug op de CD-ROM. Na dit deel gaan we, waar relevant, dieper in op markante verschillen tussen de werksoorten. 1. Overzichtstabel 2007 het aantal personeelsleden binnen de sector het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW organisaties volgens aantal personeelsleden

2008 2.230

2.157

1.884

1.907

88,4%

126

125

100,0%

minder dan 3

8

9

7,2%

van 3 tem 4

14

16

12,8%

van 5 tem 9

39

33

26,4%

van 10 tem 19

34

35

28,0%

van 20 tem 29

9

16

12,8%

van 30 tem 39

9

4

3,2%

van 40 tem 49

4

4

3,2%

van 50 tem 99

8

7

5,6%

100 of meer

1

1

0,8%

1.824

1.789

100,0%

1.514

1.426

79,7%

233.715

224.275

5.238

5.185

1.884

1.907

100,0%

mannen

584

590

30,9%

vrouwen

1.300

1.317

69,1%

584

590

100,0%

het aantal voltijdse equivalenten binnen de sector het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW het aantal freelance medewerkers ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

het aantal mannelijke personeelsleden ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht met een ondersteunende opdracht

490

469

79,5%

94

121

20,5%

PROFIEL VAN DE SECTOR | 111


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

het aantal vrouwelijke personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.300

1.317

100,0%

met een inhoudelijke opdracht

844

801

60,8%

met een ondersteunende opdracht

456

516

39,2%

1.334

1.270

66,6%

550

637

33,4%

58

74 {

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een ondersteunende opdracht de leeftijd van de personeelsleden ingezet voor het SCVW van 15 tem 19 jaar van 20 tem 24 jaar van 25 tem 29 jaar van 30 tem 34 jaar van 35 tem 39 jaar van 40 tem 44 jaar van 45 tem 49 jaar van 50 tem 54 jaar van 55 tem 59 jaar 60 jaar en ouder

575 503

552 { 492 {

8

0,4%

66

3,5%

281

14,7%

271

14,2%

244

12,8%

248

13,0%

328

17,2%

274

14,4%

569

602 {

157

151

151

7,9%

22

36

36

1,9%

de dienstanciĂŤnniteit van de personeelsleden ingezet voor het SCVW van 0 tem 4 jaar

779

879

879

46,1%

van 5 tem 9 jaar

436

382

382

20,0%

233

12,2%

165

8,7%

111

5,8%

77

4,0%

37

1,9%

23

1,2%

van 10 tem 14 jaar van 15 tem 19 jaar van 20 tem 24 jaar van 25 tem 29 jaar van 30 tem 34 jaar 35 jaar en meer

393 216 60

398 { 188 { 30 {

het opleidingsniveau van de personeelsleden ingezet voor het SCVW getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs

53

57

3,0%

diploma Secundair Onderwijs

403

418

21,9%

Bachelor-diploma

808

793

41,6%

Master-diploma

620

639

33,5%

de gemiddelde tewerkstellingsbreuk1 (1 = voltijds)

0.83

1 Van alle personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk vroegen we hoeveel uren zij in een week werken en hoeveel uren een

voltijdse werkweek in hun organisatie omvat. Dit werd omgezet in een breuk. Een voltijdse tewerkstelling is 1, een halftijdse 0.5, vier vijfde 0.8, enzovoort. Van deze breuken werd het gemiddelde berekend: dit is de gemiddelde tewerkstellingsbreuk. 112 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

het aantal personeelsleden dat voltijds werkt het aantal personeelsleden dat deeltijds werkt

1.095

57,4%

812

42,6%

2. Hoeveel mensen werken in het totaal voor de 125 sociaal-culturele volwassenenorganisaties en hoeveel daarvan werken voor het sociaal-culturele luik? 2007

2008

het aantal personeelsleden binnen de sector

2.230

2.157

100,0%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.884

1.907

88,4% 100,0%

organisaties volgens aantal personeelsleden

126

125

minder dan 3

8

9

7,2%

van 3 tem 4

14

16

12,8%

van 5 tem 9

39

33

26,4%

van 10 tem 19

34

35

28,0%

van 20 tem 29

9

16

12,8%

van 30 tem 39

9

4

3,2%

van 40 tem 49

4

4

3,2%

van 50 tem 99

8

7

5,6%

100 of meer

1

1

0,8%

Bij de 125 gesubsidieerde en/of erkende sociaal-culturele volwassenenorganisaties werken 2.157 personeelsleden. Daarvan worden 1.907 (88%) - minstens gedeeltelijk - ingezet voor het sociaal-cultureel werk. Het aantal personeelsleden in de sector is licht gedaald ten opzichte van 2007. Het aantal personeelsleden dat ingezet wordt voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk is daarentegen lichtjes gestegen. De daling van het totaal aantal personeelsleden in de sector is voor een deel te verklaren door de stopzetting van de subsidiĂŤring van de gespecialiseerde vormingsinstelling Relatie Studio en de overheveling van De Rode Antraciet naar het participatiedecreet. Daardoor zijn er 2 organisaties minder in de telling opgenomen. Anderzijds worden de gegevens van de startende vereniging, VOSOG Scouting voor volwassenen, voor het eerst opgenomen. Dat brengt het totaal op 125 organisaties. De meerderheid (54%) van de organisaties heeft 5 tot 19 personeelsleden in dienst. 8 organisaties hebben 50 of meer personeelsleden in dienst. Een vijfde van de organisaties heeft minder dan 5 personeelsleden in dienst. De mediaan ligt op 10 personeelsleden. 2007

2008

het aantal voltijdse equivalenten binnen de sector

1.824

1.789

100,0%

het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW

1.514

1.426

79,7%

In de sector vertegenwoordigen de 2.157 personeelsleden een inzet van 1.789 voltijdse equivalenten. 1.426 of 80% daarvan worden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 113


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

3. Freelancers en vrijwilligers Niet al het werk wordt door personeelsleden gerealiseerd. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk doet ook in grote mate een beroep op de inzet van vrijwilligers. En ook van de diensten van freelancers met een inhoudelijke (sociaal-culturele) opdracht2 wordt gebruik gemaakt. Daarom geven we hieronder voor de volledigheid de cijfers over de inzet van vrijwilligers en freelancers in de sector. Zo is het plaatje van de totale ‘work force’ in de sector compleet. 2007 het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW

2008

233.715

224.275

5.238

5.185

1.884

1.907

100,0%

mannen

584

590

30,9%

vrouwen

1.300

1.317

69,1%

het aantal freelance medewerkers ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht 4. Hoeveel mannen en hoeveel vrouwen werken voor het SCVW? 2007 het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

2008

SCVW: verhouding van de mannelijke en vrouwelijke personeelsleden in vergelijking met Vlaanderen (2007) 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% SCVW

10% 0%

31%

69%

54%

46%

mannen

vrouwen

loontrekkenden in Vlaanderen (2007)3

Ruim dubbel zoveel vrouwen (69%) als mannen (31%) werken voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze 30-70-verhouding is een constante voor alle werksoorten (zie verder). De aanwezigheid van acht vrouwenverenigingen en -bewegingen in de sector heeft maar een licht effect op deze verhouding. Wanneer we de verhoudingen vergelijken met de cijfers over de loontrekkenden in Vlaanderen (2007), blijken de verhoudingen sterk van elkaar af te wijken. In Vlaanderen werken meer mannen dan vrouwen, bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk is dit omgekeerd.

2 Onder freelancers met een inhoudelijke opdracht verstaan we freelancers die rechtstreeks betrokken zijn op het inhoudelijke aspect van het sociaal-

cultureel werk (bijvoorbeeld als zelfstandig lesgever). Freelance boekhouders, lay-outers, webmasters en dergelijke zijn hier dus niet inbegrepen.

3 Bron: Vlaamse Arbeidsrekening (Steunpunt WSE / Departement WSE) (2007)

114 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

5. Hoeveel mensen hebben een inhoudelijke of een ondersteunende opdracht voor het SCVW? 2007

2008

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.884

1.907

100,0%

met een inhoudelijke opdracht

1.334

1.270

66,6%

550

637

33,4%

met een ondersteunende opdracht

SCVW: verhouding van de personeelsleden met een inhoudelijk of een ondersteunende opdracht 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

67%

33%

inhoudelijk opdracht

ondersteunende opdracht

67% van de personeelsleden voert een inhoudelijke opdracht uit, tegenover 33% van de personeelsleden die ondersteunend werken. Ook deze (grosso modo) 2/3-1/3-verhouding is een constante voor alle werksoorten (zie verder). 6. Hoeveel mannen/vrouwen hebben een inhoudelijke of een ondersteunende opdracht voor het SCVW? 2007

2008

het aantal mannelijke personeelsleden ingezet voor het SCVW

584

590

100,0%

met een inhoudelijke opdracht

490

469

79,5%

94

121

20,5%

1.300

1.317

100,0%

met een inhoudelijke opdracht

844

801

60,8%

met een ondersteunende opdracht

456

516

39,2%

met een ondersteunende opdracht 2007 het aantal vrouwelijke personeelsleden ingezet voor het SCVW

2008

PROFIEL VAN DE SECTOR | 115


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

SCVW: verhouding van de personeelsleden met een inhoudelijke of een ondersteunende opdracht volgens geslacht 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% inhoudelijke

10% 0%

79%

61%

21%

39%

mannen

vrouwen

opdracht ondersteunende opdracht

Mannelijke personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk werken voornamelijk inhoudelijk (79%). Bij de vrouwelijke personeelsleden ligt de verhouding anders: 61% van de vrouwen vervult een inhoudelijke en 39% een ondersteunende opdracht. 7. Hoe oud zijn de personeelsleden? 7.1 Leeftijd globaal 2007 het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW van 15 tem 19 jaar van 20 tem 24 jaar van 25 tem 29 jaar van 30 tem 34 jaar van 35 tem 39 jaar van 40 tem 44 jaar van 45 tem 49 jaar van 50 tem 54 jaar van 55 tem 59 jaar 60 jaar en ouder

116 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2008 1.884 58 575 503

74 { 552 { 492 {

1.907

100,0%

8

0,4%

66

3,5%

281

14,7%

271

14,2%

244

12,8%

248

13,0%

328

17,2%

274

14,4%

569

602 {

157

151

151

7,9%

22

36

36

1,9%


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens leeftijd in vergelijking met Vlaanderen (2007) 20% 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% SCVW

2% 0%

0%

3%

15%

14%

13%

13%

17%

14%

8%

2%

2%

8%

13%

13%

14%

15%

14%

12%

8%

2%

van 15 tem 19 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 30 tem 34 jaar

van 35 tem 39 jaar

van 40 tem 44 jaar

van 45 tem 49 jaar

van 50 tem 54 jaar

loontrekkenden in Vlaanderen (2007)4

van 55 60 jaar tem 59 en ouder jaar

46% van de personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk is jonger dan 40 jaar. 54% is dus 40-plusser. Personeelsleden jonger dan 25 jaar en ouder dan 59 zijn zeldzamer en ook in de groepen van 35 tot 44 jaar vertoont de grafiek een dipje. Een vierde (24%) van de personeelsleden is 50-plusser. De gemiddelde leeftijd in de sector is 41 jaar. Wanneer we de leeftijdsstructuur van de sector vergelijken met deze van de loontrekkenden in heel Vlaanderen, blijken er vanaf de groep van 25 jaar geen grote verschillen te zijn. Er werken wel proportioneel meer 45-plussers in de sector dan het Vlaamse gemiddelde. In de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk werken ook merkelijk minder min-25-jarigen (3%) dan in de rest van Vlaanderen (11%). Vermoedelijk heeft dit te maken met het feit dat de meeste medewerkers in de sector hogere studies hebben gevolgd, waardoor ze pas op latere leeftijd de sector binnenkomen.

4 Bron: Vlaamse Arbeidsrekening (Steunpunt WSE / Departement WSE) (2007)

PROFIEL VAN DE SECTOR | 117


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens leeftijd in vergelijking met andere sectoren 20% 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6%

SCVW

4%

Paritair Comité

2%

329.01 (2007)

0%

Onderwijs (2007)5 van 15 tem 19 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 30 tem 34 jaar

van 35 tem 39 jaar

van 40 tem 44 jaar

van 45 tem 49 jaar

van 50 tem 54 jaar

van 55 60 jaar tem 59 en ouder jaar

Hierboven vergelijken we de leeftijdsstructuur in het SCVW met de situatie in de ruimere socio-culturele sector in de Vlaamse Gemeenschap (het zogenaamde Paritair Comité 329.01). Dit comité omvat naast het SCVW onder andere de cultuur- en gemeenschapscentra, musea, bibliotheken, sportverenigingen, milieubewegingen, jeugdwerk, samenlevingsopbouw, enzovoort. Het SCVW telt relatief opvallend minder personeelsleden van jonger dan 30 jaar en beduidend meer 40-plussers dan de ruimere socio-culturele sector (Paritair Comité). Het SCVW telt verhoudingsgewijs het meeste 45- tot 49-jarigen. Opvallend is nog dat het SCVW en de socio-culturele sector nagenoeg evenveel 30- tot 40-jarigen tellen. De lijnen van de grafiek lopen bijna gelijk tussen 35 en 40 jaar. De leeftijdsstructuur in het onderwijs is ter illustratie opgenomen. 7.2 Leeftijd volgens geslacht mannen het aantal personeelsleden

vrouwen

590

100,0%

1.317

100,0%

van 15 tem 19 jaar

3

van 20 tem 24 jaar

9

0,5%

5

0,4%

1,5%

57

van 25 tem 29 jaar

4,3%

80

13,6%

201

15,3%

van 30 tem 34 jaar

91

15,4%

180

13,7%

van 35 tem 39 jaar

75

12,7%

169

12,8%

van 40 tem 44 jaar

81

13,7%

167

12,7%

van 45 tem 49 jaar

91

15,4%

237

18,0%

van 50 tem 54 jaar

91

15,4%

183

13,9%

van 55 tem 59 jaar

55

9,3%

96

7,3%

60 jaar en ouder

14

2,4%

22

1,7%

ingezet voor het SCVW

5 Bronnen: Onderwijs: Vlaamse Arbeidsrekening (Steunpunt WSE / Departement WSE) (2007). Paritair Comité 329.01: Sociare (2007)

118 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens leeftijd en geslacht mannen (100%)

20%

15%

10%

5%

vrouwen (100%)

2%

60 jaar en ouder

2%

9%

van 55 tem 59 jaar

7%

15%

van 50 tem 54 jaar

14%

15%

van 45 tem 49 jaar

18%

14%

van 40 tem 44 jaar

13%

13%

van 35 tem 39 jaar

13%

15%

van 30 tem 34 jaar

14%

14%

van 25 tem 29 jaar

15%

2%

van 20 tem 24 jaar

4%

0%

van 15 tem 19 jaar

0%

0%

0%

5%

10%

15%

20%

In de bovenstaande tabel en grafiek geven we een overzicht van de leeftijdsstructuur van de personeelsleden volgens geslacht. Proportioneel gezien vertonen de leeftijdsstructuren van mannen en vrouwen een gelijkaardig patroon. Dat resulteert in een vrij symmetrische figuur. Het dipje in de groepen van 35 tot 44 jaar is ook hier duidelijk zichtbaar, zowel bij de mannen als de vrouwen. Ook opvallend is de sterke vertegenwoordiging van vrouwen in de leeftijdsgroep van 45 tot 49 jaar.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 119


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

7.3 Leeftijd volgens opdracht inhoudelijke opdracht het aantal personeelsleden

ondersteunende opdracht

1.270

100,0%

637

100,0%

van 15 tem 19 jaar

0

van 20 tem 24 jaar

42

0,0%

8

1,3%

3,3%

24

van 25 tem 29 jaar

3,8%

236

18,6%

45

7,1%

van 30 tem 34 jaar

214

16,9%

57

8,9%

van 35 tem 39 jaar

150

11,8%

94

14,8%

van 40 tem 44 jaar

161

12,7%

87

13,7%

van 45 tem 49 jaar

184

14,5%

144

22,6%

van 50 tem 54 jaar

159

12,5%

115

18,1%

van 55 tem 59 jaar

103

8,1%

48

7,5%

21

1,7%

15

2,4%

ingezet voor het SCVW

60 jaar en ouder

120 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens leeftijd en opdracht inhoudelijke opdracht (100%)

25%

20%

15%

10%

5%

ondersteunende opdracht (100%)

2%

60 jaar en ouder

2%

8%

van 55 tem 59 jaar

8%

13%

van 50 tem 54 jaar

18%

14%

van 45 tem 49 jaar

23%

13%

van 40 tem 44 jaar

14%

12%

van 35 tem 39 jaar

15%

17%

van 30 tem 34 jaar

9%

19%

van 25 tem 29 jaar

7%

3%

van 20 tem 24 jaar

4%

0%

van 15 tem 19 jaar

1%

0%

0%

5%

10%

15%

20%

25%

In de bovenstaande tabel en grafiek geven we een overzicht van de leeftijdsstructuur van de personeelsleden volgens opdracht. De leeftijdsstructuren van de personeelsleden met een inhoudelijke en een ondersteunende opdracht vertonen sterke verschillen. De figuur van de personeelsleden met een inhoudelijke opdracht piekt sterk bij de leeftijdscategorieĂŤn van 25 tot 34 jaar en heeft een uitgesproken dip in de groepen van 35 tot 44 jaar. Bij de ondersteunende personeelsleden vertoont de figuur een meer geleidelijk patroon. Het aantal personeelsleden neemt er toe naarmate de leeftijd stijgt en piekt met 23% in de groep van 45 tot 49 jaar.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 121


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

7.4 Leeftijd volgens opleidingsniveau getuigschrift

diploma

maximaal 2de graad Secundair Onderwijs het aantal personeelsleden

57

ingezet voor het SCVW

Bachelor-

Secundair

Master-diploma

diploma

Onderwijs 418

793

van 15 tem 19 jaar

7 87,5%

van 20 tem 24 jaar

1

1,5%

17 25,8%

1 12,5%

van 25 tem 29 jaar

1

0,4%

27

van 30 tem 34 jaar

5

1,8%

van 35 tem 39 jaar

6

2,5%

van 40 tem 44 jaar

7

van 45 tem 49 jaar

0

639 0,0%

0

totaal

1.907 0,0%

8 100,0%

26 39,4%

22 33,3%

66 100,0%

9,6%

106 37,7%

147 52,3%

281 100,0%

33 12,2%

107 39,5%

126 46,5%

271 100,0%

55 22,5%

110 45,1%

73 29,9%

244 100,0%

2,8%

54 21,8%

111 44,8%

76 30,6%

248 100,0%

16

4,9%

94 28,7%

134 40,9%

84 25,6%

328 100,0%

van 50 tem 54 jaar

7

2,6%

89 32,5%

116 42,3%

62 22,6%

274 100,0%

van 55 tem 59 jaar

3

2,0%

39 25,8%

69 45,7%

40 26,5%

151 100,0%

60 jaar en ouder

4 11,1%

9 25,0%

14 38,9%

9 25,0%

36 100,0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens leeftijd en opleidingsniveau 100% 90% 80%

getuigschrift

70%

maximaal 2de

60%

graad Secundair

50%

Onderwijs

40%

diploma

30%

Secundair

20%

Onderwijs

10%

Bachelor-diploma

0%

88%

2%

0%

2%

2%

3%

5%

3%

2%

11%

13%

26%

10%

12%

23%

22%

29%

32%

26%

25%

0%

39%

38%

39%

45%

45%

41%

42%

46%

39%

0%

33%

52%

46%

30%

31%

26%

23%

26%

25%

van 15 tem 19 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 30 tem 34 jaar

van 35 tem 39 jaar

van 40 tem 44 jaar

van 45 tem 49 jaar

van 50 tem 54 jaar

122 | PROFIEL VAN DE SECTOR

van 55 60 jaar tem 59 en ouder jaar

Master-diploma


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

De bovenstaande tabel en grafiek geven de leeftijdsstructuur van de personeelsleden, uitgesplitst volgens opleidingsniveau. Personeelsleden van 25 tot 34 jaar oud zijn de hoogst geschoolde leeftijdsgroep. Van deze groep heeft ongeveer de helft een Masterdiploma en een kleine 40% een Bachelor-diploma. 10% van de 25- tot 29-jarigen en 12% van de 30- tot 34-jarigen heeft een diploma Secundair Onderwijs. Dat is relatief het minste van alle leeftijdscategorieën. Het aandeel personeelsleden met een Bachelor-diploma is de grootste constante. In alle leeftijdscategorieën vanaf 20 jaar schommelt hun aandeel rond de 40%. Naarmate de leeftijd toeneemt, stijgt het aandeel personeelsleden met een diploma Secundair Onderwijs. Personeelsleden met een getuigschrift van maximaal de 2de graad Secundair Onderwijs zijn relatief gezien in alle leeftijdscategorieën nauwelijks aanwezig, behalve in de groep van 15 tot 19 jaar. 8. Hoe lang werken de personeelsleden bij hun organisatie? 8.1 Dienstanciënniteit globaal 2007 het aantal personeelsleden

2008 1.884

ingezet voor het SCVW van 0 tem 4 jaar

1.907

779

detail: minder dan 1 jaar

216

879 297

van 5 tem 9 jaar

van 20 tem 24 jaar

398 {

216

van 25 tem 29 jaar van 30 tem 34 jaar

188 {

60

35 jaar en meer

46,1% 15,6%

382

393

van 15 tem 19 jaar

897 297

436

van 10 tem 14 jaar

100,0%

60 {

382

20,0%

233

12,2%

165

8,7%

111

5,8%

77

4,0%

37

1,9%

23

1,2%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10%

16% detail: minder

5% 0%

46% van 0 tem 4 jaar

20%

12%

9%

6%

4%

2%

van 5 van 10 tem van 15 tem van 20 tem van 25 tem van 30 tem tem 9 jaar 14 jaar 19 jaar 24 jaar 29 jaar 34 jaar

1%

dan 1 jaar

35 jaar en meer PROFIEL VAN DE SECTOR | 123


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

46% van de personeelsleden werkt minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie. Van deze groep zijn 16% echte nieuwkomers in de organisatie met minder dan een jaar dienstanciënniteit. De dienstanciënniteit vertoont een duidelijk dalend verloop. De gemiddelde dienstanciënniteit van alle personeelsleden is 8,5 jaar. SCVW: gemiddelde dienstanciënniteit per organisatie volgens grootte van het personeelsbestand 20% 18% jaren dienstanciënniteit

16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2%

individuele

0%

organisatie 0

20

40

60

80

100

120

140

160

aantal personeelsleden in de organisatie In de grafiek hierboven geven we organisaties van de sector weer volgens de grootte van hun personeelsbestand enerzijds en de dienstanciënniteit op organisatieniveau anderzijds. Elk puntje is een individuele organisatie. De dienstanciënniteit op organisatieniveau is het gemiddelde van de dienstanciënniteiten van de personeelsleden binnen een zelfde organisatie. Voor elke organisatie wordt dit gemiddelde afzonderlijk berekend. Hieronder vind je een vergelijkende tabel van de gemiddelde6 dienstanciënniteit van de personeelsleden in de organisaties uit de sector, vergeleken met de situatie in de Belgische bedrijven. De representativiteit van de cijfers wordt beperkter in de grotere categorieën. Er zijn immers maar 8 organisaties met meer dan 50 personeelsleden. Daarom vermelden we ter illustratie het aantal organisaties waarbij de gemiddelde dienstanciënniteit berekend werd.

grootte van personeelsbestand

aantal organisaties SCVW

gemiddelde

gemiddelde dienstanciënniteit SCVW (in jaren)

dienstanciënniteit Belgische bedrijven (2007) (in jaren)7

van 0 tem 9 personeelsleden

58

7

n.b.

van 10 tem 19 personeelsleden

35

8

6

van 20 tem 49 personeelsleden

24

8

7

van 50 tem 99 personeelsleden

7

11

8

van 100 tem 199 personeelsleden

1

12

9

De gemiddelde dienstanciënniteit van de personeelsleden neemt toe naarmate de organisatie of het bedrijf waar ze in werken groter wordt. De gemiddelde dienstanciënniteit in het sociaal-cultureel volwassenenwerk is in alle categorieën hoger dan het Belgische gemiddelde.

6 Elk personeelslid van een organisatie telt voor één eenheid in de berekening. Bijvoorbeeld: de gemiddelde dienstanciënniteit in de organisaties met

minder dan 10 personeelsleden is de gemiddelde dienstanciënniteit van alle personeelsleden die in een organisatie van die grootte werken.

7 Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (2007)

124 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

8.2 Dienstanciënniteit volgens geslacht mannen het aantal personeelsleden

590

ingezet voor het SCVW van 0 tem 4 jaar

100,0%

263

detail: minder dan 1 jaar

91

vrouwen

44,6% 15,4%

van 5 tem 9 jaar

1.317

100,0%

616 206

46,8% 15,6%

118

20,0%

264

20,0%

van 10 tem 14 jaar

80

13,6%

153

11,6%

van 15 tem 19 jaar

53

9,0%

112

8,5%

van 20 tem 24 jaar

35

5,9%

76

5,8%

van 25 tem 29 jaar

22

3,7%

55

4,2%

van 30 tem 34 jaar

15

2,5%

22

1,7%

4

0,7%

19

1,4%

35 jaar en meer

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit en geslacht mannen (100%)

vrouwen (100%)

15% 50% 40%

30%

20%

10%

1%

35 jaar en meer

1%

3%

van 30 tem 34 jaar

2%

4%

van 25 tem 29 jaar

4%

6%

van 20 tem 24 jaar

6%

9%

van 15 tem 19 jaar

9%

14%

van 10 tem 14 jaar

12%

20%

van 5 tem 9 jaar

20%

45%

van 0 tem 4 jaar

47%

0%

16% 0%

10%

20%

30%

40%

50%

Detail: minder dan 1 jaar De opbouw van de dienstanciënniteit is bij mannen en vrouwen quasi identiek. Het dalende verloop van de dienstanciënniteit resulteert in een symmetrische piramide. 45% van de mannen en 47% van de vrouwen werkt minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie. Er stromen evenveel mannen als vrouwen als nieuwkomer (minder dan een jaar dienstanciënniteit) binnen bij de organisaties.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 125


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

8.3 Dienstanciënniteit volgens opdracht inhoudelijke opdracht het aantal personeelsleden

1.270

ingezet voor het SCVW van 0 tem 4 jaar

100,0%

625

detail: minder dan 1 jaar

212

ondersteunende opdracht 637

49,2%

100,0%

254

16,7%

85

39,9% 13,3%

van 5 tem 9 jaar

255

20,1%

127

19,9%

van 10 tem 14 jaar

158

12,4%

75

11,8%

van 15 tem 19 jaar

103

8,1%

62

9,7%

van 20 tem 24 jaar

64

5,0%

47

7,4%

van 25 tem 29 jaar

37

2,9%

40

6,3%

van 30 tem 34 jaar

22

1,7%

15

2,4%

6

0,5%

17

2,7%

35 jaar en meer

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit en opdracht inhoudelijke opdracht (100%)

17% 50% 40%

30%

20%

10%

ondersteunende opdracht (100%)

0%

35 jaar en meer

3%

2%

van 30 tem 34 jaar

2%

3%

van 25 tem 29 jaar

6%

5%

van 20 tem 24 jaar

7%

8%

van 15 tem 19 jaar

10%

12%

van 10 tem 14 jaar

12%

20%

van 5 tem 9 jaar

20%

49%

van 0 tem 4 jaar

40%

0%

13% 0%

10%

20%

30%

40%

50%

Detail: minder dan 1 jaar De opbouw van de dienstanciënniteit is ook bij uitsplitsing naar opdracht zeer gelijkaardig. Enkel in de uitersten zijn er merkbare verschillen: - 49% van de personeelsleden met een inhoudelijke opdracht werkt minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie. Bij de ondersteunende personeelsleden is dit 40%. 126 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

- 5% van de personeelsleden met een ondersteunende opdracht werkt reeds langer dan 30 jaar bij dezelfde organisatie. Bij de personeelsleden met een inhoudelijke opdracht is dit 2%. Er stromen lichtjes meer personeelsleden met een inhoudelijke dan met een ondersteunende opdracht als nieuwkomer (minder dan een jaar dienstanciënniteit) binnen bij de organisaties: 17% tegenover 13%. 8.4 Dienstanciënniteit volgens leeftijd SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit en leeftijd 50 45 jaren dienstanciënniteit

40 35 30 25 20 15 10 5

individueel

0

personeelslid 0

10

20

30

40

50

60

70

leeftijd De grafiek hierboven geeft de spreiding weer van de personeelsleden volgens hun leeftijd en dienstanciënniteit. Elk puntje in de grafiek vertegenwoordigt een individueel personeelslid met zijn of haar leeftijd en dienstanciënniteit. Er is logischerwijze een positieve trend in de dienstanciënniteit naarmate de leeftijd van de personeelsleden toeneemt. Vandaar de schuine begrenzing van de puntenwolk. De punten in de grafiek liggen echter niet uitgesproken rond één lijn. Integendeel, ze beslaan de volledige vlakte van de driehoek. Alle mogelijke combinaties van leeftijd en dienstanciënniteit zijn dus goed vertegenwoordigd. Hieruit kunnen we afleiden dat organisaties uit de sector mensen van alle leeftijden in dienst hebben. Deze vaststelling geldt zowel voor personeelsleden met een inhoudelijke als met een ondersteunende opdracht. De organisaties werven ook mensen van alle leeftijden aan. Bij starters (met een dienstanciënniteit van minder dan een jaar, te zien op de horizontale nullijn van de dienstanciënniteit) zijn alle leeftijden tot ver in de 50 jaar vertegenwoordigd. Dit wil zeggen dat in de loop van 2008 mensen van alle mogelijke leeftijden werden aangeworven. De gemiddelde leeftijd van de starters is 33 jaar, het gemiddelde van alle personeelsleden 41 jaar.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 127


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

8.5 Dienstanciënniteit volgens opleidingsniveau getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs het aantal personeelsleden

57

ingezet voor het SCVW

diploma

Bachelor-

Secundair

diploma

Onderwijs

Master-diploma

418

793

639

totaal

1.907

van 0 tem 4 jaar

23

2,6%

154 17,5%

340 38,7%

362 41,2%

879 100,0%

van 5 tem 9 jaar

17

4,5%

70 18,3%

175 45,8%

120 31,4%

382 100,0%

van 10 tem 14 jaar

4

1,7%

48 20,6%

109 46,8%

72 30,9%

233 100,0%

van 15 tem 19 jaar

5

3,0%

48 29,1%

74 44,8%

38 23,0%

165 100,0%

van 20 tem 24 jaar

4

3,6%

38 34,2%

42 37,8%

27 24,3%

111 100,0%

van 25 tem 29 jaar

3

3,9%

29 37,7%

32 41,6%

13 16,9%

77 100,0%

van 30 tem 34 jaar

0

0,0%

15 40,5%

15 40,5%

7 18,9%

37 100,0%

35 jaar en meer

1

4,3%

16 69,6%

6 26,1%

0

23 100,0%

0,0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit en opleidingsniveau 100% 90% 80% 70%

getuigschrift

60%

maximaal 2de

50%

graad Secundair

40%

diploma

30%

Secundair

20%

Onderwijs

10%

Bachelor-diploma

0%

3%

4%

2%

3%

4%

4%

0%

4%

18%

18%

21%

29%

34%

38%

41%

70%

39%

46%

47%

45%

38%

42%

41%

26%

41%

31%

31%

23%

24%

17%

19%

0%

van 0 tem 4 jaar

Master-diploma

van 5 tem van 10 tem van 15 tem van 20 tem van 25 tem van 30 tem 35 jaar en 9 jaar 14 jaar 19 jaar 24 jaar 29 jaar 34 jaar meer

De bovenstaande tabel en grafiek geven de opbouw van de dienstanciënniteit weer van de personeelsleden, uitgesplitst volgens opleidingsniveau. Hoe groter de dienstanciënniteit, hoe lager het gemiddelde opleidingsniveau van de personeelsleden. Naarmate de dienstanciënniteit groter wordt, stijgt het aandeel personeelsleden met een diploma Secundair Onderwijs. Bij de personeelsleden met een Masterdiploma geldt het omgekeerde. Bij de personeelsleden die reeds 35 jaar of meer bij hun organisatie werken, zijn er geen houders van een Master-diploma. De personeelsleden die minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie werken, zijn de hoogst opgeleide groep. Van deze groep heeft 41% een Master-diploma en 39% een Bachelor-diploma. 128 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

Het aandeel personeelsleden met een Bachelor-diploma is de grootste constante. Tot aan de categorie van 35 jaar en meer dienstanciĂŤnniteit schommelt hun aandeel rond de 40%. Van de personeelsleden die reeds langer dan 20 jaar bij dezelfde organisatie werken, heeft meer dan een derde een diploma Secundair Onderwijs. 9. Wat is het opleidingsniveau van de personeelsleden? 9.1 Opleidingsniveau globaal 2007 het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

2008 1.884

1.907

53

57

3,0%

diploma Secundair Onderwijs

403

418

21,9%

Bachelor-diploma

808

793

41,6%

Master-diploma

620

639

33,5%

getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs

100,0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%

3%

22%

42%

34%

diploma Secundair Onderwijs

Bachelor-diploma

Master-diploma

getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs

PROFIEL VAN DE SECTOR | 129


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau in vergelijking met Vlaanderen (2007) 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% SCVW

10% 0%

Vlaanderen8

3%

22%

75%

22%

41%

37%

diploma Secundair Onderwijs

Bachelor- of Master-diploma

getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs 75% van de personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk is hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma). Dit is ruim het dubbele van het Vlaamse gemiddelde (37%). Personeelsleden met maximaal een getuigschrift van de tweede graad Secundair Onderwijs zijn eerder uitzonderlijk: 3%, tegenover 22% in Vlaanderen 9.2 Opleidingsniveau volgens geslacht mannen het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs diploma Secundair Onderwijs

vrouwen

590

100,0%

1.317

100,0%

12

2,0%

45

3,4%

76

12,9%

342

26,0%

Bachelor-diploma

263

44,6%

530

40,2%

Master-diploma

239

40,5%

400

30,4%

8 Bron: Vlaamse Arbeidsrekening (Steunpunt WSE / Departement WSE) (2006)

130 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau en geslacht 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% mannen

5% 0%

vrouwen

2%

13%

45%

41%

3%

26%

40%

30%

Bachelor-diploma

Master-diploma

getuigschrift maximaal 2de graad Secundair

diploma Secundair

Onderwijs

Onderwijs

De mannelijke personeelsleden in de sector zijn gemiddeld hoger opgeleid dan de vrouwelijke personeelsleden. 85% van de mannen is hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma), tegenover 71% bij de vrouwen. Het aandeel personeelsleden met een diploma Secundair Onderwijs is bij de vrouwen met 26% het dubbele van het aandeel bij de mannen (13%). 9.3 Opleidingsniveau volgens opdracht inhoudelijke opdracht het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs diploma Secundair Onderwijs

ondersteunende opdracht

1.270

100,0%

637

100,0%

3

0,2%

54

8,5%

88

6,9%

330

51,8%

Bachelor-diploma

611

48,1%

182

28,6%

Master-diploma

568

44,7%

71

11,1%

PROFIEL VAN DE SECTOR | 131


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau en opdracht 60% 50% 40% 30% 20%

inhoudelijke

10%

opdracht

0%

ondersteunende

0%

7%

48%

45%

8%

52%

29%

11%

Bachelor-diploma

Master-diploma

getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs

diploma Secundair Onderwijs

opdracht

Personeelsleden met een inhoudelijke opdracht zijn gemiddeld hoger geschoold dan deze met een ondersteunende opdracht. 93% van de personeelsleden met een inhoudelijke opdracht is hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma). Bij de ondersteunende personeelsleden is dit 40%. Bij de personeelsleden met een ondersteunende opdracht heeft de helft een diploma Secundair Onderwijs. 9.4 Opleidingsniveau volgens geslacht en opdracht mannen

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs diploma Secundair Onderwijs

vrouwen

totaal

inhoudelijke

ondersteunen-

inhoudelijke

ondersteunen-

opdracht

de opdracht

opdracht

de opdracht

469

121

801

1

1,8%

11 19,3%

36

2

516

1.907

3,5%

43 75,4%

57 100,0%

8,6%

40

9,6%

52 12,4%

290 69,4%

418 100,0%

Bachelor-diploma

219 27,6%

44

5,5%

392 49,4%

138 17,4%

793 100,0%

Master-diploma

213 33,3%

26

4,1%

355 55,6%

132 | PROFIEL VAN DE SECTOR

45

7,0%

639 100,0%


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau, geslacht en opdracht 100% 90% mannen

80% 70%

inhoudelijke

60%

opdracht

50%

ondersteunende opdracht

40%

vrouwen

30% 20%

inhoudelijke

10%

opdracht

0%

ondersteunende

2%

9%

28%

33%

19%

10%

6%

4%

4%

12%

49%

56%

75%

69%

17%

7%

Bachelor-diploma

Master-diploma

getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs

diploma Secundair Onderwijs

opdracht

Hooggeschoolde mannen zijn relatief sterk vertegenwoordigd in inhoudelijke functies, laaggeschoolde vrouwen in ondersteunende functies. 10. Hoeveel personeelsleden werken voltijds en hoeveel werken deeltijds? 10.1 Arbeidsregime globaal het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.907

100,0%

812

42,6%

met voltijdse tewerkstelling

1.095

57,4%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.907

100,0%

met deeltijdse tewerkstelling

minder dan 0.5

65

3,4%

379

19,9%

0.6

54

2,8%

0.7

90

4,7%

205

10,7%

0.5 (halftijds)

0.8 (vier vijfden) 0.9 1 (voltijds)

19

1,0%

1.095

57,4%

PROFIEL VAN DE SECTOR | 133


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens tewerkstellingsregime (1=voltijds) 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

3%

20%

3%

5%

11%

1%

57%

minder dan 0.5

0.5

0.6

0.7

0.8

0.9

1

Ruim de helft (57%) van de personeelsleden werkt voltijds. 20% van de personeelsleden werkt halftijds (0.5) en 11% werkt vier vijfden (0.8). de gemiddelde tewerkstellingsbreuk9 (in voltijdse equivalenten, 1 = voltijds)

0.83

Wanneer we het gemiddelde arbeidsregime van alle personeelsleden samen berekenen komen we tot een gemiddelde tewerkstellingsbreuk van 0.83. De 57% voltijdse personeelsleden zijn goed voor 69% van de gepresteerde werkuren. 10.2 Arbeidsregime volgens geslacht mannen het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

590

vrouwen 100,0%

1.317

100,0%

met deeltijdse tewerkstelling

159

26,9%

653

49,6%

met voltijdse tewerkstelling

431

73,1%

664

50,4%

9 Van alle personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk vroegen we hoeveel uren zij in een week werken en hoeveel uren

een voltijdse werkweek in hun organisatie omvat. Dit werd omgezet in een breuk. Een voltijdse tewerkstelling is 1, een halftijdse 0.5, vier vijfde 0.8, enzovoort. Van deze breuken werd het gemiddelde berekend: dit is de gemiddelde tewerkstellingsbreuk. 134 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

SCVW: verhouding voltijds werkende personeelsleden volgens geslacht in vergelijking met Paritair Comité 239.01 en Vlaanderen (2008) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30%

SCVW

20%

Paritair Comité

10%

329.01

0%

Vlaanderen10

57%

73%

50%

55%

72%

43%

70%

88%

48%

gemiddelde

mannen

vrouwen

In het SCVW ligt het aandeel voltijds werkenden (57%) een stuk lager dan het Vlaams gemiddelde (70%). In het SCVW werken relatief ongeveer evenveel personeelsleden voltijds als in de ruimere socio-culturele sector (Paritair Comité): respectievelijk 57% tegenover 55%. Mannen werken in het SCVW verhoudingsgewijs meer voltijds dan vrouwen: 73% bij de mannen tegenover 50% bij de vrouwen. Ook op Vlaams niveau is voltijds werk meer een mannelijk verschijnsel: 88% van de mannen werkt er voltijds, tegenover 48% van de vrouwen. Zowel in het SCVW, het Paritair Comité als op Vlaams niveau ligt het aandeel voltijds werkende vrouwen dicht bij elkaar. 10.3 Arbeidsregime volgens geslacht en leeftijd mannen voltijdse tewerkstelling het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

431

vrouwen totaal 590

voltijdse tewerkstelling 664

totaal 1.317

van 15 tem 19 jaar

0

0,0%

3

100,0%

0

0,0%

5

100,0%

van 20 tem 24 jaar

6

66,7%

9

100,0%

37

64,9%

57

100,0%

van 25 tem 29 jaar

60

75,0%

80

100,0%

142

70,6%

201

100,0%

van 30 tem 34 jaar

67

73,6%

91

100,0%

102

56,7%

180

100,0%

van 35 tem 39 jaar

58

77,3%

75

100,0%

67

39,6%

169

100,0%

van 40 tem 44 jaar

64

79,0%

81

100,0%

86

51,5%

167

100,0%

van 45 tem 49 jaar

69

75,8%

91

100,0%

111

46,8%

237

100,0%

van 50 tem 54 jaar

63

69,2%

91

100,0%

77

42,1%

183

100,0%

van 55 tem 59 jaar

36

65,5%

55

100,0%

34

35,4%

96

100,0%

8

57,1%

14

100,0%

8

36,4%

22

100,0%

60 jaar en ouder

10 Bron: RSZ DMFA (bewerking Steunpunt WSE) (2008)

PROFIEL VAN DE SECTOR | 135


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

SCVW: spreiding van de personeelsleden die voltijds werken volgens geslacht en leeftijd 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% mannen

10% 0%

0%

67%

75%

74%

77%

79%

76%

69%

65%

57%

0%

65%

71%

57%

40%

51%

47%

42%

35%

36%

van 15 tem 19 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 30 tem 34 jaar

van 35 tem 39 jaar

van 40 tem 44 jaar

van 45 tem 49 jaar

van 50 tem 54 jaar

vrouwen

van 55 60 jaar tem 59 en ouder jaar

Mannen werken, ongeacht de leeftijd, meer voltijds dan vrouwen. Het aandeel voltijds werkenden onder de mannen stijgt geleidelijk tot een piek van 79% in de leeftijdsgroep van 40 tot 44 jaar. Daarna daalt het weer geleidelijk naar 57% bij de 60-plussers. Bij de vrouwen tekent zich een heel ander patroon af: waar bij de vrouwen jonger dan 30 jaar quasi evenveel voltijds gewerkt wordt als bij de mannen, valt het aandeel voltijds werkende vrouwen in de categorie van 35 tot 39 jaar terug tot 40% (tegenover 77% bij de mannen). Vanaf 40 jaar stijgt hun aandeel weer om vervolgens even geleidelijk als bij de mannen weer af te nemen. Op Vlaams niveau geeft de meerderheid van de vrouwen aan voor deeltijdse arbeid te kiezen omwille van de combinatie arbeidgezin11. Vermoedelijk spelen die overwegingen ook voor de vrouwen in het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

10.4 Arbeidsregime volgens opdracht inhoudelijke opdracht het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

1.270

ondersteunende opdracht 100,0%

637

100,0%

met deeltijdse tewerkstelling

446

35,1%

366

57,5%

met voltijdse tewerkstelling

824

64,9%

271

42,5%

11 Bron: Studiedienst van Vlaamse Regering, VRIND 2009

136 | PROFIEL VAN DE SECTOR


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens arbeidsregime en opdracht 70% 60% 50% 40% 30% 20%

inhoudelijke

10%

opdracht

0%

ondersteunende

35%

65%

57%

43%

deeltijdse tewerkstelling

voltijdse tewerkstelling

opdracht

Personeelsleden met een inhoudelijke opdracht werken meer voltijds (65%) dan personeelsleden met een ondersteunende opdracht (43%). 10.5 Arbeidsregime volgens geslacht en opdracht mannen

vrouwen

inhoudelijke

ondersteunende

inhoudelijke

ondersteunende

opdracht

opdracht

opdracht

opdracht

469

100,0%

121

100,0%

801

100,0%

516

100,0%

met deeltijdse tewerkstelling

112

23,9%

47

38,8%

334

41,7%

319

61,8%

met voltijdse tewerkstelling

357

76,1%

74

61,2%

467

58,3%

197

38,2%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens arbeidsregime, geslacht en opdracht 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20%

deeltijdse

10%

tewerkstelling

0%

voltijdse

24%

39%

42%

62%

76%

61%

58%

38%

mannen met

mannen met

vrouwen met

vrouwen met

tewerkstelling

inhoudelijke opdracht ondersteunende opdracht inhoudelijke opdracht ondersteunende opdracht

PROFIEL VAN DE SECTOR | 137


2. DE MEDEWERKERS 2.2 SECTORGEGEVENS

10.6 Arbeidsregime volgens opleidingsniveau getuigschrift maximaal 2de

diploma Secundair

graad Secundair

Onderwijs

Bachelor-diploma

Master-diploma

Onderwijs het aantal personeelsleden

57

100,0%

418

100,0%

793

100,0%

639

100,0%

met deeltijdse tewerkstelling

31

54,4%

223

53,3%

313

39,5%

245

38,3%

met voltijdse tewerkstelling

26

45,6%

195

46,7%

480

60,5%

394

61,7%

ingezet voor het SCVW

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens arbeidsregime en opleidingsniveau 70%

getuigschrift

60%

maximaal 2de

50%

graad Secundair

40%

diploma

30%

Secundair

20%

Onderwijs

10%

Bachelor-diploma

0%

54%

46%

53%

47%

39%

61%

38%

62%

deeltijdse tewerkstelling

voltijdse tewerkstelling

Master-diploma

Hoe hoger de opleiding, hoe meer er voltijds gewerkt wordt. Van de personeelsleden met een getuigschrift van maximaal de 2de graad Secundair Onderwijs werkt 46% voltijds, tegenover 62% van de personeelsleden met een Master-diploma.

138 | PROFIEL VAN DE SECTOR


WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS


140 | PROFIEL VAN DE SECTOR

88,8%

19

22

9

5

5

2

5

1

van 5 tem 9

van 10 tem 19

van 20 tem 29

van 30 tem 39

van 40 tem 49

van 50 tem 99

100 of meer

1,8%

8,9%

5,4%

0,0%

17,9%

0

1

0

2

0

6

10

16,1%

33,9%

6 6

3,6% 12,5%

2008

0

1

0

2

0

6

9

7

6

229

0,0%

3,2%

0,0%

6,5%

0,0%

19,4%

29,0%

22,6%

19,4%

0

0

0

1

0

10

2

0

0

190

191

2007

100,0% 13

69,4%

330 100,0%

BEW

31 31

224

315

2007

13

2008

0

0

0

1

1

10

1

0

0

0,0%

0,0%

0,0%

7,7%

7,7%

0

2

2

1

4

5 9

7,7%

3

1

76,9%

0,0%

0,0%

470

496

2007

100,0% 27

197 100,0%

197 100,0%

VHS

25

2008

0

1

1

1

5

10

4

2

1

422

0,0%

4,0%

4,0%

4,0%

20,0%

40,0%

16,0%

8,0%

4,0%

1

8

4

9

9

34

39

14

8

1.884

2.230

2007

100,0% 126

96,3%

438 100,0%

LVI

125

1

7

4

4

16

35

33

16

9

1.907

0,8%

5,6%

3,2%

3,2%

12,8%

28,0%

26,4%

12,8%

7,2%

100,0%

88,4%

2.157 100,0%

2008

TOT SCVW

decreet.

een significante daling te zien. Dit kan voor een deel verklaard worden door de stopzetting van de subsidiĂŤring van Relatie Studio en de overheveling van De Rode Antraciet naar het participatie-

Elke werksoort blijft ten opzichte van 2007 min of meer stabiel wat het aantal ingezette personeelsleden voor het sociaal-cultureel werk betreft. Enkel bij de landelijke vormingsinstellingen is

neelsleden. De meeste Vormingplus-centra hebben onderling een gelijkaardig personeelsbestand (gemiddeld 15 personeelsleden).

Gemiddeld zijn verenigingen met 21 personeelsleden de grootste organisaties, al zijn er in deze werksoort grote extremen. De bewegingen zijn gemiddeld de kleinste organisaties met 11 perso-

er voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

Bewegingen zetten proportioneel het kleinste aandeel van hun personeel in voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk: 69%. Bij de volkshogescholen is dit 100%: alle personeelsleden werken

1

5

3

0

10

9

7

5

2

1

56 100,0%

1.059

1.192 100,0%

2008

van 3 tem 4

55

1.000

1.228

VER

minder dan 3

aantal personeelsleden

organisaties volgens

ingezet voor het SCVW

het aantal personeelsleden

binnen de sector

het aantal personeelsleden

2007

1. Hoeveel mensen werken in het totaal voor de sociaal-culturele volwassenenorganisaties en hoeveel daarvan werken voor het sociaal-culturele luik?

We markeren hierna in de tabellen de opvallende cijfers.

Hieronder gaan we, waar relevant, dieper in op markante verschillen tussen de werksoorten. Je vindt de uitgebreide werksoortelijke gegevens op de CD-ROM.

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

2. DE MEDEWERKERS

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS


853

1.057

2007

835

81,1%

1.030 100,0%

2008

165

238

2007

2008

144

55,8%

258 100,0%

BEW

161

161

2007

2008

165

99,4%

166 100,0%

VHS

335

369

2007

2008

282

83,9%

336 100,0%

LVI

1.514

1.824

2007

1.426

79,7%

1.789 100,0%

2008

TOT SCVW

225.298

2.789

VER

213.890

2.244

2008

BEW

4.968

42

2007

5.454

77

2008

VHS

211

1.266

2007

281

1.488

2008

LVI

3.238

1.141

2007

4.650

1.376

2008

233.715

5.238

houders, lay-outers, webmasters en dergelijke zijn hier dus niet bij inbegrepen.

1 Onder freelancers met een inhoudelijke opdracht verstaan we freelancers die rechtstreeks betrokken zijn op het inhoudelijke aspect van het sociaal-cultureel werk (bijvoorbeeld als zelfstandig lesgever). Freelance boek-

Vormingplus-centra per organisatie veruit het meeste freelancers in.

224.275

5.185

2008

TOT SCVW 2007

Het valt op dat de verenigingen het leeuwendeel van de vrijwilligers in de sector voor hun rekening nemen. 95% van de vrijwilligers wordt ingezet bij de verenigingen. Gemiddeld zetten

het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW

met een inhoudelijke opdracht

het aantal freelance medewerkers ingezet voor het SCVW

2007

de sector. Zo is het plaatje van de totale ‘work force’ in de sector compleet.

freelancers met een inhoudelijke (sociaal-culturele) opdracht1 wordt gebruik gemaakt. Daarom geven we hieronder voor de volledigheid de cijfers over de inzet van vrijwilligers en freelancers in

Niet al het werk wordt door personeelsleden gerealiseerd. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk doet ook in grote mate een beroep op de inzet van vrijwilligers. En ook van de diensten van

2. Freelancers en vrijwilligers

Er is een lichte daling (-6%) in het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk ten opzichte van 2007: van 1.514 naar 1.426.

minste voltijdse equivalenten in (56%), tegenover de Vormingplus-centra die 99% van hun voltijdse equivalenten inzetten.

De inzet van personeel voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk uitgedrukt in voltijdse equivalenten volgt de trend van de inzet van personeelsleden: de bewegingen zetten proportioneel het

ingezet voor het SCVW

het aantal voltijdse equivalenten

binnen de sector

het aantal voltijdse equivalenten

VER

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 141


142 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2008

747

312 70,5%

29,5%

1.059 100,0%

VER

145

79

224

2007

2008

144

85 62,9%

37,1%

229 100,0%

BEW

132

58

190

2007

2008

139

58 70,6%

29,4%

197 100,0%

VHS

317

153

470

2007

2008

287

135 68,0%

32,0%

422 100,0%

LVI

1.300

584

1.884

2007

1.317

590

69,1%

30,9%

1.907 100,0%

2008

TOT SCVW

296

704

1.000

2008

372

687

35,1%

64,9%

1.059 100,0%

VER

71

153

224

2007

2008

76

153

33,2%

66,8%

229 100,0%

BEW

59

131

190

2007

2008

66

131

33,5%

66,5%

197 100,0%

VHS

124

346

470

2007

2008

123

299

29,1%

70,9%

422 100,0%

LVI

550

1.334

1.884

2007

637

1.270

33,4%

66,6%

1.907 100,0%

2008

TOT SCVW

stante voor alle werksoorten. Enkel bij de landelijke vormingsinstellingen werken lichtjes meer personeelsleden met een inhoudelijke opdracht (71%).

67% van de personeelsleden voert een inhoudelijke opdracht uit, tegenover 33% van de personeelsleden die ondersteunend werken. Ook deze (grosso modo) 2/3-1/3-verhouding is een con-

met een ondersteunende opdracht

ingezet voor het SCVW

het aantal personeelsleden

met een inhoudelijke opdracht

ingezet voor het SCVW

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW

het aantal personeelsleden

2007

4. Hoeveel mensen hebben een inhoudelijke of een ondersteunende opdracht voor het SCVW?

wat meer mannelijke personeelsleden (37%).

Ruim dubbel zoveel vrouwen (69%) als mannen (31%) werken voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze verhouding is een constante voor alle werksoorten. Enkel de bewegingen tellen

294

706

mannen

1.000

vrouwen

ingezet voor het SCVW

het aantal personeelsleden

2007

3. Hoeveel mannen en hoeveel vrouwen werken voor het SCVW?

2. DE MEDEWERKERS

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS


51

1.059

100,0% 224

27,9%

42,7%

7,3%

57

88

145

14

65

79

2007

229

66

57

87

144

19

469

1.907

516

801

1.317

121

100,0%

27,1%

42,0%

6,3%

24,6%

8%

38%

25%

BEW

7%

43%

28%

VER

VHS

28%

42%

5%

LVI

26%

42%

4%

SCVW

27%

42%

6%

opdracht

ondersteunende

0%

29%

opdracht

10%

22%

inhoudelijke

20%

30%

opdracht vrouwen

mannen, ook met een ondersteunende opdracht.

opdracht. Bewegingen tellen proportioneel het meeste

van de personeelsleden een vrouw met een inhoudelijke

kleine minderheid. Bij alle werksoorten is ongeveer 40%

40%

personeelsleden met een ondersteunende opdracht een ondersteunende

50%

van de personeelsleden volgens geslacht en opdracht erg op elkaar. In alle werksoorten zijn mannelijke

25%

456

844

1.300

94

490

100,0% 1.884

25,6%

42,4%

3,6%

28,4%

590

2008

TOT SCVW

opdracht

28%

422

108

179

287

15

120

584

2007

De verschillende werksoorten lijken in de verdeling

105

212

317

19

134

2008 135

LVI

60%

100,0% 470

28,4%

42,1%

5,1%

153

2007

inhoudelijke

24%

56

83

139

mannen

197

48 10

24,4%

2008 58

VHS

70%

80%

90%

100%

49

83

132

10

48

58

2007

100,0% 190

24,9%

38,0%

8,3%

28,8%

2008 85

BEW

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens geslacht en opdracht (per werksoort)

totaal

1.000

452 295

461

245

met een inhoudelijke opdracht

met een ondersteunende opdracht

ingezet voor het SCVW

747

77

235

22,2%

2008 312

VER

706

het aantal vrouwelijke personeelsleden

243

met een ondersteunende opdracht

294

met een inhoudelijke opdracht

ingezet voor het SCVW

het aantal mannelijke personeelsleden

2007

5. Hoeveel mannen/vrouwen hebben een inhoudelijke of een ondersteunende opdracht voor het SCVW?

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 143


144 | PROFIEL VAN DE SECTOR

93

13

60 jaar en ouder

308

247

303

36

1.000

2007

van 55 tem 59 jaar

van 50 tem 54 jaar

van 45 tem 49 jaar

van 40 tem 44 jaar

van 35 tem 39 jaar

van 30 tem 34 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 15 tem 19 jaar

ingezet voor het SCVW

het aantal personeelsleden

6.1 Leeftijd globaal

6. Hoe oud zijn de personeelsleden?

2008

22

93

346

268

286

44

2,1%

8,8%

32,7%

25,3%

27,0%

4,2%

1.059 100,0%

VER

1

13

55

64

89

2

224

2007

2008

1

10

56

61

94

7

0,4%

4,4%

24,5%

26,6%

41,0%

3,1%

229 100,0%

BEW

2

15

61

53

56

3

190

2007

2008

3

14

65

48

65

2

1,5%

7,1%

33,0%

24,4%

33,0%

1,0%

197 100,0%

VHS

6

36

145

139

127

17

470

2007

2008

10

34

135

115

107

21

2,4%

8,1%

32,0%

27,3%

25,4%

5,0%

422 100,0%

LVI

22

157

569

503

575

58

1.884

2007

36

151

602

492

552

74

1,9%

7,9%

31,6%

25,8%

28,9%

3,9%

1.907 100,0%

2008

TOT SCVW

2. DE MEDEWERKERS

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS


van 45 tem 54 jaar

van 55 tem 59 jaar

60 jaar en ouder

SCVW VL (2007)2

van 35 tem 44 jaar

0%

van 25 tem 34 jaar

VHS LVI

10%

van 15 tem 24 jaar

VER BEW

2 Bron: Vlaamse Arbeidsrekening (Steunpunt WSE / Departement WSE)

De gemiddelde leeftijd van de personeelsleden bij de bewegingen wijkt met 37,8 jaar af van deze bij de andere werksoorten, allen toevallig gemiddeld 41,2 jaar.

De kamelenrug van de sector wijkt af van Vlaamse curve, die een normaal ‘Gaussiaans’ verloop kent.

Vormingplus-centra pieken in de leeftijdsgroep van 25 tot 34 jaar.

De bewegingen vormen een uitzondering. Zij hebben een groter aandeel medewerkers jonger dan 35 jaar (44%) en logischerwijze minder medewerkers in de oudere leeftijdscategorieën. Ook de

curve nagenoeg gelijk. De leeftijdscurve van de werksoorten heeft de vorm van een kamelenrug: twee bulten rond een dip in de categorie van 35 tot 44 jaar.

De verschillende werksoorten leunen dicht tegen elkaar aan op het vlak van de leeftijdsstructuur van het personeelsbestand, vooral in de categorieën voorbij de 45 jaar: daar loopt de leeftijds-

den.

In de tabel en grafiek bundelen we een aantal categorieën per vijf jaar tot categorieën per tien jaar. Dat maakt de vergelijking mogelijk met de cijfers van 2007, die op een andere schaal ston-

5%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens leeftijd (per werksoort)

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 145


146 | PROFIEL VAN DE SECTOR

10,9% 14,1% 12,2% 14,1% 17,0% 15,7% 11,2% 2,9%

van 25 tem 29 jaar

van 30 tem 34 jaar

van 35 tem 39 jaar

van 40 tem 44 jaar

van 45 tem 49 jaar

van 50 tem 54 jaar

van 55 tem 59 jaar

60 jaar en ouder 100,0%

1,7%

7,8%

13,5%

19,1%

13,1%

11,8%

12,3%

100,0%

0,0%

5,9%

8,2%

10,6%

12,9%

12,9%

25,9%

21,2%

2,4%

100,0%

0,7%

3,5%

12,5%

15,3%

10,4%

16,7%

13,9%

23,6%

3,5%

0,0%

vrouwen

BEW 0,0%

mannen

100,0%

1,7%

6,9%

19,0%

10,3%

13,8%

13,8%

22,4%

12,1%

0,0%

100,0%

1,4%

7,2%

18,0%

16,5%

12,9%

10,1%

18,7%

13,7%

1,4%

0,0%

vrouwen

VHS 0,0%

mannen

100,0%

3,0%

8,1%

17,8%

17,0%

13,3%

13,3%

8,9%

15,6%

0,7%

2,2%

mannen

100,0%

2,1%

8,0%

13,6%

17,1%

12,5%

15,0%

14,6%

11,1%

4,9%

1,0%

vrouwen

LVI

100,0%

2,4%

9,3%

15,4%

15,4%

13,7%

12,7%

15,4%

13,6%

1,5%

0,5%

100,0%

1,7%

7,3%

13,9%

18,0%

12,7%

12,8%

13,7%

15,3%

4,3%

0,4%

vrouwen

TOT SCVW mannen

op latere leeftijd de sector binnenkomen.

In alle werksoorten zijn min-25-jarigen een uitzondering. Vermoedelijk heeft dit te maken met het feit dat de meeste medewerkers in de sector hogere studies hebben gevolgd, waardoor ze pas

centra vertonen een grillig patroon met pieken in de categorieĂŤn van 30 tot 34 jaar en 50 tot 54 jaar.

De bewegingen zijn de enige werksoort waar er sprake is van een leeftijdspiramide, met een brede basis in de jongste leeftijdscategorieĂŤn en een smalle top in de oudste. De Vormingplus-

gingen en de landelijke vormingsinstellingen lijken het meest op elkaar.

vertonen de leeftijdsstructuren van mannen en vrouwen proportioneel gezien een gelijkaardig patroon. Dat resulteert in vrij symmetrische figuren voor elke werksoort. De figuren van de vereni-

In de bovenstaande tabel en de grafieken hiernaast/hieronder geven we een overzicht van de leeftijdsstructuur van het personeelsbestand, uitgesplitst volgens geslacht. In alle werksoorten

100,0%

4,8%

1,9%

van 20 tem 24 jaar

totaal

0,3%

0,0%

van 15 tem 19 jaar 15,5%

vrouwen

VER mannen

6.2 Leeftijd volgens geslacht

2. DE MEDEWERKERS

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS


22% 19% 12% 14% 0% 1% 0% 0%

van 30 tem 34 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 15 tem 19 jaar

vrouwen (100%)

mannen (100%)

14% 10%

van 35 tem 39 jaar

0%

14% 13%

van 40 tem 44 jaar

0%

10% 17%

van 45 tem 49 jaar

10%

19% 18%

van 50 tem 54 jaar

20%

7% 7%

30%

2% 1%

60 jaar en ouder

van 55 tem 59 jaar

10%

20%

VHS: spreiding van de personeelsleden volgens geslacht en leeftijd

0%

0%

10%

20%

30% 30%

20%

10%

0%

2% 1%

1% 5% 0%

16% 11%

9% 15%

13% 15%

13% 13%

17% 17%

18% 14%

8% 8%

3% 2%

10%

20%

LVI: spreiding van de personeelsleden volgens geslacht en leeftijd

10%

0% 0% 20%

0% 0%

van 15 tem 19 jaar 30% 30%

2% 3%

2% 5%

van 20 tem 24 jaar 20%

21% 24%

11% 16%

van 25 tem 29 jaar

10%

26% 14%

14% 12%

van 30 tem 34 jaar

0%

13% 17%

12% 12%

van 35 tem 39 jaar

0%

13% 10%

14% 13%

van 40 tem 44 jaar

10%

8% 13% 11% 15%

17% 19%

van 45 tem 49 jaar

20%

6% 3%

16% 14%

van 50 tem 54 jaar

30%

0% 0%

3% 2% 11% 8%

60 jaar en ouder

BEW: spreiding van de personeelsleden volgens geslacht en leeftijd

van 55 tem 59 jaar

VER: spreiding van de personeelsleden volgens geslacht en leeftijd

30%

30%

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 147


148 | PROFIEL VAN DE SECTOR

8,6% 100,0%

3,0% 100,0%

0,0%

3,9%

6,5%

9,2%

16,7%

10,5%

23,9%

15,0%

100,0%

1,3%

5,3%

19,7%

22,4%

13,2%

15,8%

6,6% 11,8%

30,7%

3,9%

0,0%

opdracht

steunende

onder-

21,6%

2,6%

0,0%

opdracht

inhoudelijke

BEW

14,8%

14,0%

7,0%

7,5%

4,0%

0,5%

opdracht

steunende

onder-

100,0%

2,3%

9,9%

15,3%

13,0%

9,9%

9,9%

24,4%

14,5%

0,8%

0,0%

opdracht

inhoudelijke

VHS

100,0%

0,0%

100,0%

2,3%

7,7%

13,7%

24,2% 1,5%

15,4%

15,1%

13,4%

13,0%

16,1%

3,3%

0,0%

opdracht

inhoudelijke

18,2%

19,7%

13,6%

10,6%

10,6%

1,5%

0,0%

opdracht

steunende

onder-

LVI

100,0%

2,4%

8,9%

17,9%

21,1%

7,3%

17,1%

12,2%

4,1%

4,1%

4,9%

opdracht

steunende

onder-

100,0%

1,7%

8,1%

12,5%

14,5%

12,7%

11,8%

16,9%

18,6%

3,3%

0,0%

opdracht

inhoudelijke

100,0%

2,4%

7,5%

18,1%

22,6%

13,7%

14,8%

8,9%

7,1%

3,8%

1,3%

opdracht

steunende

onder-

TOT SCVW

Ook bij de Vormingplus-centra is een vergelijkbare asymmetrie te zien.

kers met een inhoudelijke opdracht in de jongere leeftijdscategorieĂŤn.

Bij de bewegingen zijn beide zijden van de figuur als het ware verticale spiegelbeelden: er zijn meer ondersteunende medewerkers in de oudere leeftijdscategorieĂŤn en er zijn meer medewer-

Enkel bij de verenigingen en de landelijke vormingsinstellingen zijn de figuren min of meer symmetrisch en gelijk van vorm.

de personeelsleden met een inhoudelijke en een ondersteunende opdracht vertonen sterke verschillen. Hierdoor ontstaan asymmetrische figuren.

In de bovenstaande tabel en de grafieken hiernaast/hieronder geven we een overzicht van de leeftijdsstructuur van de personeelsleden, uitgesplitst volgens opdracht. De leeftijdsstructuren van

100,0%

8,9%

1,6%

van 55 tem 59 jaar

60 jaar en ouder

totaal

12,8%

van 50 tem 54 jaar

10,8%

van 35 tem 39 jaar

12,7%

16,0%

van 30 tem 34 jaar

15,6%

17,8%

van 25 tem 29 jaar

van 40 tem 44 jaar

3,9%

van 20 tem 24 jaar

van 45 tem 49 jaar

0,0%

opdracht

inhoudelijke

VER

van 15 tem 19 jaar

6.3 Leeftijd volgens opdracht

2. DE MEDEWERKERS

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS


0% 0%

van 15 tem 19 jaar

24% 11% 15% 11% 1% 2% 0% 0%

van 30 tem 34 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 15 tem 19 jaar

ondersteunende opdracht (100%)

inhoudelijke opdracht (100%)

10% 14%

van 35 tem 39 jaar

0%

10% 20%

van 40 tem 44 jaar

0%

13% 18%

van 45 tem 49 jaar

20%

15% 24%

van 50 tem 54 jaar

40%

2% 0% 10% 2%

60 jaar en ouder

van 55 tem 59 jaar

20%

VHS: spreiding van de personeelsleden volgens opdracht en leeftijd

20%

40% 40%

20%

0%

0% 5%

3% 4%

16% 4%

0%

13% 12%

13% 17%

15% 7%

15% 21%

14% 18%

8% 9%

2% 2%

20%

LVI: spreiding van de personeelsleden volgens opdracht en leeftijd

0%

0% 0%

4% 4%

van 20 tem 24 jaar 0%

3% 4%

18% 8%

van 25 tem 29 jaar

20%

31% 7%

16% 7%

van 30 tem 34 jaar

40% 40%

22% 12%

11% 14%

van 35 tem 39 jaar

20%

15% 16%

13% 15%

van 40 tem 44 jaar

0%

9% 22% 10% 13%

16% 24%

van 45 tem 49 jaar

0%

7% 20%

13% 17%

van 50 tem 54 jaar

20%

4% 5%

9% 9%

40%

0% 1%

2% 3%

60 jaar en ouder

BEW: spreiding van de personeelsleden volgens opdracht en leeftijd

van 55 tem 59 jaar

VER: spreiding van de personeelsleden volgens opdracht en leeftijd

40%

40%

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 149


150 | PROFIEL VAN DE SECTOR

35 jaar en meer

van 30 tem 34 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 15 tem 19 jaar

van 10 tem 14 jaar

van 5 tem 9 jaar

detail: minder dan 1 jaar

van 0 tem 4 jaar

ingezet voor het SCVW

het aantal personeelsleden

7.1 DienstanciĂŤnniteit globaal

102

49

135

225

229

362

1.000

2007

2008

156

50

120

231

204

454

4,7%

11,3%

21,8%

19,3%

14,7%

42,9%

1.059 100,0%

VER

7. Hoe lang werken de personeelsleden bij hun organisatie?

33

1

19

31

61

112

224

2007

53

1

17

34

48

0,4%

7,4%

14,8%

21,0%

23,1%

4

25

46

36

79

129

56,3% 16

2007 190

2008 229 100,0%

BEW

27

2008

4

22

43

33

95

2,0%

11,2%

21,8%

16,8%

13,7%

48,2%

197 100,0%

VHS

65

6

37

91

110

226

470

2007

61

2008

5

29

90

97

201

1,2%

6,9%

21,3%

23,0%

14,5%

47,6%

422 100,0%

LVI

216

60

216

393

436

779

1.884

2007

297

60

188

398

382

879

3,1%

9,9%

20,9%

20,0%

15,6%

46,1%

1.907 100,0%

2008

TOT SCVW

2. DE MEDEWERKERS

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS


van 10 tem 19 jaar

van 20 tem 29 jaar

30 jaar en meer

SCVW

10%

van 5 tem 9 jaar

VHS LVI

30%

van 0 tem 4 jaar

VER BEW

De verenigingen hebben de meest gelijkmatige verdeling van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit.

Daarom kan de dienstanciënniteit van de personeelsleden in 2008 groter zijn dan 4 jaar (zie de grote groep met een dienstanciënniteit van 10 tot 19 jaar).

namelijk de fusie van bestaande vormingsinstellingen. Personeelsleden die bij de start overstapten van een vormingsinstelling naar een Vormingplus-centrum behielden hun dienstanciënniteit.

Het feit dat zowel de Vormingplus-centra als de bewegingen een jonge werksoort zijn, zal hiervan vermoedelijk mee aan de oorzaak liggen. De Vormingplus-centra ontstonden in 2004 uit voor-

dezelfde organisatie. De gemiddelde dienstanciënniteit bij de bewegingen is 6,0 jaar, bij de verenigingen 9,4 jaar, de Vormingplus-centra 8,7 jaar en de landelijke vormingsinstellingen 7,3 jaar.

De bewegingen hebben het grootste aandeel personeelsleden met een dienstanciënniteit van minder dan 5 jaar (56%). Bijna een kwart van de personeelsleden werkt er minder dan een jaar bij

vervolgens weer af te nemen.

De anciënniteitscurves van de verschillende werksoorten zijn aan elkaar gewaagd. Allen dalen ze steil tussen de 0 en 9 jaar, stijgen ze vervolgens licht in de categorie van 10 tot 19 jaar, om

In deze tabel en grafiek bundelen we een aantal vijfjarige categorieën tot tienjarige categorieën. Dat maakt de vergelijking mogelijk met de cijfers van 2007, die op een andere schaal stonden.

0%

20%

40%

50%

60%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciëniteit (per werksoort)

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 151


152 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1,0%

18,7%

100,0%

2,3%

2,5%

5,6%

5,1%

9,2%

12,4%

100,0%

0,0%

0,0%

0,0%

3,5%

8,2%

10,6%

17,6%

24,7%

54,2%

vrouwen

100,0%

0,0%

0,7%

1,4%

8,3%

6,3%

6,3%

22,9%

22,2%

BEW 60,0%

mannen

1,7%

100,0%

0,0%

5,2% 100,0%

0,0%

0,7%

4,3%

7,9%

11,5%

6,9%

13,8%

16,5% 10,1%

8,6%

17,2%

15,5%

48,9%

vrouwen 12,9%

VHS 46,6%

mannen

100,0%

0,7%

0,7%

4,4%

2,2%

7,4%

18,5%

21,5%

10,4%

44,4%

mannen 49,1%

vrouwen

100,0%

0,7%

0,3%

1,7%

5,2%

6,3%

12,9%

23,7%

16,4%

LVI

100,0%

0,7%

2,5%

3,7%

5,9%

9,0%

13,6%

20,0%

15,4%

44,6%

1,4%

1,7%

4,2%

5,8%

8,5%

11,6%

20,0%

46,8%

100,0%

15,6%

vrouwen

TOT SCVW mannen

de personeelsleden met een dienstanciënniteit van 15 tot 19 jaar er sterk vertegenwoordigd zijn.

hebben de smalste basis en de meest gelijkmatige verdeling van dienstanciënniteit. De Vormingplus-centra volgen hetzelfde piramidale stramien als de andere werksoorten, met het verschil dat

wegingen is de basis van de piramide (kleine dienstanciënniteit) het breedst. 60% van de mannelijke personeelsleden is er minder dan 5 jaar in dienst bij dezelfde organisatie. De verenigingen

De opbouw van de dienstanciënniteit is bij alle werksoorten tussen mannen en vrouwen quasi identiek. Dit resulteert in symmetrische anciënniteitspiramides (hiernaast/hieronder). Bij de be-

100,0%

35 jaar en meer

totaal

4,8%

3,5%

8,0%

van 20 tem 24 jaar

van 25 tem 29 jaar

9,0%

van 15 tem 19 jaar

van 30 tem 34 jaar

20,5%

13,1%

van 5 tem 9 jaar

15,1%

44,0%

vrouwen 14,6%

VER

40,1%

mannen

van 10 tem 14 jaar

detail: minder dan 1 jaar

van 0 tem 4 jaar

7.2 Dienstanciënniteit volgens geslacht

2. DE MEDEWERKERS

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS


vrouwen (100%)

mannen (100%)

40%

20%

44% 49% 0% 0%

21% 24%

19% 13%

7% 6%

2% 5%

4% 2%

20%

40%

60%

47% 49% 0% 0%

van 0 tem 4 jaar

60% 60%

17% 17%

van 5 tem 9 jaar 40%

9% 10%

van 10 tem 14 jaar

20%

14% 12%

van 15 tem 19 jaar

20%

7% 8%

van 20 tem 24 jaar

40%

2% 4%

van 25 tem 29 jaar

60%

5% 1%

1% 0%

1% 1%

0% 0%

60%

35 jaar en meer

40%

van 30 tem 34 jaar

20%

LVI: spreiding van de personeelsleden volgens geslacht en dienstanciënniteit

60% 54% 0% 0%

18% 23%

11% 6%

8% 6%

4% 8%

0% 1%

VHS: spreiding van de personeelsleden volgens geslacht en dienstanciënniteit

20%

40% 44% 0% 0%

van 0 tem 4 jaar 40%

21% 19%

van 5 tem 9 jaar 60% 60%

13% 12%

van 10 tem 14 jaar

40%

9% 9%

van 15 tem 19 jaar

20%

8% 5%

van 20 tem 24 jaar

20%

5% 6%

van 25 tem 29 jaar

40%

4% 3%

60%

0% 0%

1% 2%

35 jaar en meer

van 30 tem 34 jaar 0% 1%

BEW: spreiding van de personeelsleden volgens geslacht en dienstanciënniteit

VER: spreiding van de personeelsleden volgens geslacht en dienstanciënniteit

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 153


154 | PROFIEL VAN DE SECTOR

0,7% 100,0%

4,0%

3,8%

8,6%

7,0%

10,5%

13,7%

18,0%

11,8%

34,4%

opdracht

steunende

onder-

100,0%

0,0%

0,0%

0,0%

4,6%

5,9%

7,8%

17,6%

28,1%

64,1%

opdracht

inhoudelijke

40,8%

opdracht

steunende

onder-

100,0%

0,0%

1,3%

2,6%

10,5%

9,2%

7,9%

27,6%

13,2%

BEW

100,0%

0,0%

3,1%

3,8%

7,6%

12,2%

6,9%

19,1%

13,0%

47,3%

opdracht

inhoudelijke

50,0%

opdracht

steunende

onder-

100,0%

0,0%

0,0%

3,0%

7,6%

12,1%

15,2%

12,1%

15,2%

VHS

100,0%

0,3%

0,7%

2,3%

3,3%

6,7%

18,1%

22,1%

13,4%

46,5%

opdracht

inhoudelijke

50,4%

opdracht

steunende

onder-

100,0%

1,6%

0,0%

3,3%

6,5%

6,5%

6,5%

25,2%

17,1%

LVI

100,0%

0,5%

1,7%

2,9%

5,0%

8,1%

12,4%

20,1%

16,7%

49,2%

opdracht

inhoudelijke

2,7%

2,4%

6,3%

7,4%

9,7%

11,8%

19,9%

39,9%

100,0%

13,3%

opdracht

steunende

onder-

TOT SCVW

opdracht dat minder dan 5 jaar in dezelfde organisatie werkt: om en bij de 47% bij de verenigingen, de Vormingplus-centra en de landelijke vormingsinstellingen, 64% bij de bewegingen.

De anciĂŤnniteitspiramides uitgesplitst volgens opdracht vertonen een ander patroon dan bij de uitsplitsing volgens geslacht. Opvallend is het grote aandeel personeelsleden met een inhoudelijke

100,0%

35 jaar en meer

totaal

3,6%

2,3%

van 25 tem 29 jaar

van 30 tem 34 jaar

8,4%

5,4%

van 15 tem 19 jaar

van 20 tem 24 jaar

19,9%

12,1%

van 5 tem 9 jaar

16,3%

47,5%

opdracht

inhoudelijke

VER

van 10 tem 14 jaar

detail: minder dan 1 jaar

van 0 tem 4 jaar

7.3 DienstanciĂŤnniteit volgens opdracht

2. DE MEDEWERKERS

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS


ondersteunende opdracht (100%)

inhoudelijke opdracht (100%)

40%

20%

46% 50% 0% 0%

22% 25%

18% 7%

7% 7%

3% 7%

2% 3%

20%

40%

60%

47% 50% 0% 0%

van 0 tem 4 jaar

60% 60%

19% 12%

van 5 tem 9 jaar 40%

7% 15%

van 10 tem 14 jaar

20%

12% 12%

van 15 tem 19 jaar

20%

8% 8%

van 20 tem 24 jaar

40%

4% 3%

van 25 tem 29 jaar

60%

3% 0%

1% 0%

0% 2%

0% 0%

60%

35 jaar en meer

40%

van 30 tem 34 jaar

20%

LVI: spreiding van de personeelsleden volgens opdracht en dienstanciënniteit

64% 41% 0% 0%

18% 28%

8% 8%

6% 9%

5% 11%

0% 3%

VHS: spreiding van de personeelsleden volgens opdracht en dienstanciënniteit

20%

47% 34% 0% 0%

van 0 tem 4 jaar 40%

20% 18%

van 5 tem 9 jaar 60% 60%

12% 14%

van 10 tem 14 jaar

40%

8% 10%

van 15 tem 19 jaar

20%

5% 7%

van 20 tem 24 jaar

20%

4% 9%

van 25 tem 29 jaar

40%

2% 4%

60%

0% 0%

1% 4%

35 jaar en meer

van 30 tem 34 jaar 0% 1%

BEW: spreiding van de personeelsleden volgens opdracht en dienstanciënniteit

VER: spreiding van de personeelsleden volgens opdracht en dienstanciënniteit

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 155


leeftijd

jaren dienstanciënniteit

leeftijd

jaren dienstanciënniteit

156 | PROFIEL VAN DE SECTOR

10

20

30

40

50

60

70

30

40

50

60

70

individueel personeelslid

leeftijd

0

20

5

0

15

20

25

30

35

40

45

50

10

10

leeftijd

5

0

VHS: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit en leeftijd

0

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

10

20

30

40

50

60

0

10

20

30

40

50

60

LVI: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit en leeftijd

0

BEW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit en leeftijd

10

15

20

25

30

35

40

45

50

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

VER: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit en leeftijd

jaren dienstanciënniteit jaren dienstanciënniteit

7.4 Dienstanciënniteit volgens leeftijd

70

70

2. DE MEDEWERKERS

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS


De bewegingen en de volkshogescholen tonen een sterke concentratie in de linkerhoek van de wolk (jonge mensen met een korte dienstanciënniteit).

vertegenwoordigd. Hieruit kunnen we afleiden dat alle werksoorten mensen van alle leeftijden in dienst hebben en nemen.

grafiek liggen echter niet uitgesproken rond een lijn. Integendeel, ze beslaan de volledige vlakte van de driehoek. Alle mogelijke combinaties van leeftijd en dienstanciënniteit zijn dus goed

Er is logischerwijze een positieve trend in de dienstanciënniteit naarmate de leeftijd van de personeelsleden toeneemt. Vandaar de schuine begrenzing van de puntenwolken. De punten in de

neelslid met zijn of haar leeftijd en dienstanciënniteit. Hoe dichter de wolk, hoe meer personeelsleden een werksoort telt.

De grafieken hiernaast/hierboven geven de spreiding weer van de personeelsleden volgens hun leeftijd en dienstanciënniteit. Elk puntje in de grafiek vertegenwoordigt een individueel perso-

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 157


158 | PROFIEL VAN DE SECTOR

276

Master-diploma

2008

293

471

270

25

70 105

27,7%

39

25,5% 44,5%

10

224

2007

2,4%

1.059 100,0%

VER

123

58

38

10

38,6%

40,1%

16,2%

5,1%

164

207

86

13

2008

147

185

78

12

34,8%

43,8%

18,5%

2,8%

422 100,0%

LVI

620

808

403

53

1.884

2007

639

793

418

57

33,5%

41,6%

21,9%

3,0%

1.907 100,0%

2008

TOT SCVW

0%

10%

20%

30%

40%

16%

18%

22%

5%

3%

3%

Onderwijs

2de graad Secundair

Onderwijs

diploma Secundair

17%

4%

getuigschrift maximaal

25%

2%

Bachelor-diploma

42%

44%

40%

25%

Master-diploma

34%

35%

39%

54%

SCVW

VHS LVI

tegenover minstens 35% in de andere werksoorten).

Master-diploma dan in de andere werksoorten (28%

gen werken dan weer minder personeelsleden met een

tegenover 42% als sectorgemiddelde). Bij de verenigin-

minder personeelsleden met een Bachelor-diploma (25%

een Master-diploma. Bij de bewegingen werken relatief

Master-diploma: 54% van de personeelsleden heeft er

geldt deze vaststelling voor personeelsleden met een

dan bij de andere werksoorten. Bij de bewegingen

Onderwijs (25%) ligt bij de verenigingen een stuk hoger

VER BEW

76

79

32

10

470

2007

Het aandeel personeelsleden met een diploma Secundair

75

2008 197 100,0%

VHS

50%

28%

53,7%

33 76

16,6%

6

25,3%

4,4%

190

2007

60%

44%

2008 229 100,0%

BEW

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau (per werksoort)

245

455

diploma Secundair Onderwijs

24

1.000

2007

Bachelor-diploma

Secundair Onderwijs

getuigschrift maximaal 2de graad

ingezet voor het SCVW

het aantal personeelsleden

8.1 Opleidingsniveau globaal

8. Wat is het opleidingsniveau van de personeelsleden?

2. DE MEDEWERKERS

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS


VER

27,0%

7,1%

22,2%

3,4%

21,6%

8,1%

69%

BEW

29%

VER

VHS

50%

43% LVI

44%

45%

8%

diploma Secundair Onderwijs

SCVW

41%

45%

13%

6%

BEW

44%

28%

22%

Bachelor-diploma

VER

27%

42%

29%

6%

Master-diploma

VHS

34%

39%

22%

3%

LVI

30%

43%

23%

3%

SCVW

30%

40%

26%

PROFIEL VAN DE SECTOR | 159

het minst uitgesproken.

De mannelijke personeelsleden in de sector zijn in alle werksoorten gemiddeld hoger opgeleid dan de vrouwelijke personeelsleden. Bij de verenigingen is het verschil tussen vrouwen en mannen

getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs

21%

51%

3%

3%

0%

0%

7%

10%

10%

18%

20%

20%

2%

30%

30%

2%

40%

40%

3%

50%

2%

60%

50%

2%

70%

100,0%

30,4%

40,2%

26,0%

3,4%

60%

100,0%

40,5%

44,6%

12,9%

2,0%

vrouwen

TOT SCVW mannen

80%

100,0%

30,3%

43,2%

23,3%

3,1%

vrouwen

70%

100,0%

44,4%

45,2%

LVI

90%

100,0%

33,8%

38,8%

2,2%

mannen

80%

100,0%

50,0%

43,1%

5,8%

vrouwen

100%

100,0%

44,4%

27,8%

VHS

3,4%

mannen

90%

100,0%

69,4%

21,2%

5,6%

vrouwen

100%

100,0%

BEW

2,4%

mannen

SCVW: spreiding van de vrouwelijke personeelsleden volgens opleidingsniveau (per werksoort)

29,2%

100,0%

Master-diploma

totaal

41,8%

28,5%

2,7%

vrouwen

SCVW: spreiding van de mannelijke personeelsleden volgens opleidingsniveau (per werksoort)

18,3%

51,0%

diploma Secundair Onderwijs

1,6%

mannen

Bachelor-diploma

Secundair Onderwijs

getuigschrift maximaal 2de graad

8.2 Opleidingsniveau volgens geslacht

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

2. DE MEDEWERKERS


160 | PROFIEL VAN DE SECTOR

10,8%

69,3%

6,1%

45,8%

8,1%

44,7%

69%

BEW

37%

VER

VHS

55%

43% LVI

46%

47%

7%

getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs

28%

54%

2%

diploma Secundair Onderwijs

SCVW

45%

48%

BEW

22%

20%

46%

12%

Bachelor-diploma

VER

11%

27%

56%

6%

Master-diploma

VHS

6%

35%

45%

14%

LVI

8%

37%

46%

10%

11,1% 100,0%

SCVW

11%

29%

52%

8%

0%

7%

10%

0%

2%

20%

10%

9%

30%

20%

0%

40%

30%

1%

50%

40%

1%

60%

50%

0%

70%

60%

100,0%

28,6%

51,8%

8,5%

opdracht

80%

100,0%

ondersteunende

70%

100,0%

48,1%

6,9%

0,2%

opdracht

inhoudelijke

TOT SCVW

90%

100,0%

36,6%

45,5%

9,8%

opdracht

steunende

onder-

80%

0%

55,0% 100,0%

22,4% 100,0%

46,8%

7,4%

0,0%

opdracht

inhoudelijke

LVI

90%

100,0%

34,8%

45,5%

13,6%

opdracht

steunende

onder-

100%

100,0%

42,7%

1,5%

0,8%

opdracht

inhoudelijke

VHS

19,7%

46,1%

11,8%

opdracht

steunende

onder-

100%

totaal

28,1%

2,0%

0,7%

opdracht

inhoudelijke

BEW

SCVW: spreiding van de personeelsleden met een ondersteunende opdracht volgens opleidingsniveau (per werksoort)

36,8%

100,0%

Master-diploma

26,6%

56,2%

6,5%

opdracht

steunende

onder-

SCVW: spreiding van de personeelsleden met een inhoudelijke opdracht volgens opleidingsniveau (per werksoort)

8,9%

54,1%

Bachelor-diploma

0,1%

opdracht

inhoudelijke

VER

diploma Secundair Onderwijs

Secundair Onderwijs

getuigschrift maximaal 2de graad

8.3 Opleidingsniveau volgens opdracht

2. DE MEDEWERKERS

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS


de personeelsleden met een ondersteunende opdracht een Master-diploma. Dat is het meeste van alle werksoorten.

kleine helft van de personeelsleden met een ondersteunende opdracht een diploma Secundair Onderwijs. Bij de bewegingen heeft 69% van de personeelsleden met een inhoudelijke en 22% van

neelsleden met een inhoudelijke opdracht met een getuigschrift van maximaal de tweede graad Secundair Onderwijs of een diploma Secundair Onderwijs. In alle werksoorten heeft ongeveer de

De personeelsleden met een inhoudelijke opdracht zijn in alle werksoorten gemiddeld hoger opgeleid dan de ondersteunende personeelsleden. In alle werksoorten werken zeer weinig perso-

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 161


VER

162 | PROFIEL VAN DE SECTOR

188 22 37 100 12 685

0.5

0.6

0.7

0.8

0.9

1

BEW

3 107

1,1%

30

9,4% 64,7%

17

3,5%

10

49

17,8% 2,1%

13

229

107

122

229

1,4%

100,0%

64,7%

35,3%

100,0%

46,7%

1,3%

13,1%

7,4%

4,4%

21,4%

5,7%

100,0%

46,7%

53,3%

100,0%

VHS

112

2

26

12

11

24

10

197

112

85

197

56,9%

1,0%

13,2%

6,1%

5,6%

12,2%

5,1%

100,0%

56,9%

43,1%

100,0%

LVI

191

2

49

24

11

118

27

422

191

231

422

45,3%

0,5%

11,6%

5,7%

2,6%

28,0%

6,4%

100,0%

45,3%

54,7%

100,0%

1.095

19

205

90

54

379

65

1.907

1.095

812

57,4%

1,0%

10,7%

4,7%

2,8%

19,9%

3,4%

100,0%

57,4%

42,6%

100,0%

TOT SCVW 1.907

De voltijdse, de halftijdse en de vier vijfde tewerkstelling zijn binnen elke werksoort goed voor nagenoeg 90% van de bestaande arbeidsregimes.

Ook de vier vijfde (0.8) tewerkstelling komt veel voor in alle werksoorten (sectorgemiddelde: 11%).

mingsinstellingen werkt 28% van de personeelsleden halftijds.

Halftijds werk komt vaak voor. Bij de verenigingen, de bewegingen en de landelijke vormingsinstellingen is halftijds werk na voltijds werk het populairste arbeidsregime. Bij de landelijke vor-

Bij de bewegingen (53%) en de landelijke vormingsinstellingen (55%) werkt meer dan de helft van de personeelsleden deeltijds. De verenigingen tellen het grootste aandeel voltijds werkenden.

15

minder dan 0.5

1.059

685

met voltijdse tewerkstelling

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

374

1.059

met deeltijdse tewerkstelling

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

9.1 Arbeidsregime globaal

9. Hoeveel personeelsleden werken voltijds en hoeveel werken deeltijds?

2. DE MEDEWERKERS

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS


55%

0.87

43%

BEW

VER

VHS

57%

VER

LVI

45% SCVW

57%

BEW 0.80

VHS

tewerkstelling

0.84

LVI 0.77

TOT SCVW 0.83

breuk. Een voltijdse tewerkstelling is 1, een halftijdse 0.5, vier vijfde 0.8, enzovoort. Van deze breuken werd het gemiddelde berekend: dit is de gemiddelde tewerkstellingsbreuk.

3 Van alle personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk vroegen we hoeveel uren zij in een week werken en hoeveel uren een voltijdse werkweek in hun organisatie omvat. Dit werd omgezet in een

vormingsinstellingen meer deeltijds gewerkt wordt, wordt bevestigd door de gemiddelde tewerkstellingsbreuk. Bij deze twee werksoorten ligt de breuk wat lager.

Wanneer we het gemiddelde arbeidsregime van alle personeelsleden samen berekenen, komen we tot een gemiddelde tewerkstellingsbreuk. De vaststelling dat bij bewegingen en landelijke

(in voltijdse equivalenten, 1 = voltijds)

de gemiddelde tewerkstellingsbreuk3

47%

65%

voltijdse

43%

0%

53%

tewerkstelling

10%

35%

deeltijdse

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens arbeidsregime (per werksoort)

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 163


100,0%

totaal

164 | PROFIEL VAN DE SECTOR

BEW

100,0%

56,5%

43,5%

mannen

100,0%

41,0%

59,0%

vrouwen

56%

41%

BEW

81%

58%

VER

VHS

50%

72% LVI

36%

65% SCVW

50%

73%

100,0%

72,4% 100,0%

50,4%

49,6%

vrouwen

mannen vrouwen

VHS 27,6%

mannen

100,0%

65,2%

34,8%

mannen

LVI

100,0%

35,9%

64,1%

vrouwen

100,0%

73,1%

26,9%

100,0%

50,4%

49,6%

vrouwen

TOT SCVW mannen

landelijke vormingsinstellingen werken het minste vrouwen voltijds: 36%. Bij de verenigingen werken het meeste mannen ĂŠn vrouwen voltijds: respectievelijk 81% en 58%.

In alle werksoorten werken mannen meer voltijds dan vrouwen. Bij de landelijke vormingsinstellingen is het verschil tussen mannen en vrouwen het grootst, bij de bewegingen het kleinst. Bij de

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

SCVW: spreiding van de personeelsleden die voltijds werken volgens geslacht (per werksoort)

100,0%

57,8%

81,1%

met voltijdse tewerkstelling

vrouwen 42,2%

VER

18,9%

mannen

met deeltijdse tewerkstelling

9.2 Arbeidsregime volgens geslacht

2. DE MEDEWERKERS

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS


72,9%

100,0%

met voltijdse tewerkstelling

totaal

100,0%

49,5%

50,5%

opdracht

steunende

onder-

100,0%

49,0%

51,0%

opdracht

inhoudelijke

BEW

100,0%

42,1%

57,9%

opdracht

steunende

onder-

42%

BEW

49%

64%

VER

VHS

42%

55% LVI

22%

65% SCVW

43%

opdracht

100,0%

54,8%

45,2%

opdracht

inhoudelijke

LVI

100,0%

22,0%

78,0%

opdracht

steunende

onder-

100,0%

64,9%

35,1%

opdracht

inhoudelijke

100,0%

42,5%

57,5%

opdracht

steunende

onder-

TOT SCVW

twee groepen het grootst, bij de bewegingen het kleinst. De landelijke vormingsinstellingen tellen met 22% het minste voltijds werkende personeelsleden met een ondersteunende opdracht.

In alle werksoorten werken personeelsleden met een inhoudelijke opdracht meer voltijds dan ondersteunende personeelsleden. Bij de landelijke vormingsinstellingen is het verschil tussen de

49%

73%

opdracht ondersteunende

0%

inhoudelijke

100,0%

42,4%

57,6%

opdracht

steunende

onder-

10%

100,0%

64,1%

35,9%

opdracht

inhoudelijke

VHS

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

SCVW: spreiding van de personeelsleden die voltijds werken volgens opdracht (per werksoort)

27,1%

opdracht

inhoudelijke

VER

met deeltijdse tewerkstelling

9.3 Arbeidsregime volgens opdracht

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 165


HOOFDSTUK 3

DE FINANCIテ起


168 | PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIËN 3.1 INLEIDING

3.1 INLEIDING Het sociaal-cultureel volwassenenwerk vertaalt zich in cijfers en gegevens over het geleverde werk en over de ingeschakelde menskracht. In de vorige hoofdstukken werd daarop gefocust. In het derde hoofdstuk worden deze gegevens door een financiële bril bekeken. De erkende en gesubsidieerde organisaties moeten jaarlijks vóór 1 april een financiële afrekening bezorgen aan het IVA SociaalCultureel Werk voor Volwassenen. We vroegen dezelfde tabellen op bij de organisaties en maakten er een analyse van. De analyse van de cijfers is vertaald in tabellen en grafieken. Deze tonen in een gecondenseerde vorm hoe de inkomsten en uitgaven van de organisaties in 2008 zijn opgebouwd. Langs de inkomstenzijde rubriceerden we volgende inkomstencategorieën: - omzet (bijvoorbeeld inkomsten uit verkopen van goederen of sommige dienstprestaties) - lidgelden (zowel van werkelijke als van toegetreden leden) - schenkingen en legaten - subsidies (van de diverse overheden, de Koning Boudewijnstichting, de Nationale Loterij,…) - inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (zoals vormingscursussen, activiteiten, publicaties, sponsoring, enzovoort) - recuperatie personeelskosten (bijvoorbeeld tussenkomsten Sociale Maribel en andere tewerkstellingsmaatregelen) - alle overige inkomsten (zoals financiële opbrengsten, uitzonderlijke opbrengsten, onttrekkingen, enzovoort) Langs de uitgavenzijde bundelden we volgende uitgavenposten: - personeelskosten (zoals bezoldigingen en werkgeversbijdragen) - handelsgoederen - diverse goederen en diensten (zoals huisvesting- en secretariaatskosten, organisatiekosten, kosten voor activiteiten en cursussen, tijdschrift, publicaties, dienstverlening, enzovoort) - afschrijvingen en voorzieningen - andere bedrijfskosten (bijvoorbeeld bedrijfsbelastingen, minderwaarden, schenkingen) - financiële kosten (bijvoorbeeld renten, bankkosten) - uitzonderlijke kosten (bijvoorbeeld uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen) - overboekingen (naar bestemde fondsen en/of het resultaat) In de tabellen wordt nog gewag gemaakt van de term “Afdeling Volksontwikkeling”. Deze term komt uit de standaardformulieren van de overheid. We hebben deze terminologie behouden. In feite staat “Afdeling Volksontwikkeling” als oude benaming voor de Afdeling Lokaal Cultuurbeleid en Sociaal-Cultureel Werk (binnen het IVA Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen). Zoals vermeld worden in de tabellen de inkomsten en uitgaven tegen het licht gehouden. We doen dit vooreerst voor de hele sector. Bijzondere aandacht gaat naar de analyse van de inkomsten, waarbij ook expliciet wordt ingezoomd op de diverse soorten subsidies die de organisaties ontvangen. In een tweede luik worden de financiële gegevens van de verschillende werksoorten met elkaar vergeleken, zowel qua uitgaven en inkomsten als qua subsidies. De subsidies worden gerelateerd aan het totaal van de inkomsten. Ook wordt de focus gelegd op de personeelsuitgaven in relatie tot de subsidies, die op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk werden verworven. In een derde luikje brengen we een analyse per werksoort. Het hoofdstuk over de financiën eindigt met de subsidiecijfers, zoals die door de overheid, in het kader van het decreet voor het sociaal-cultureel werk voor volwassenen, voor het jaar 2008 werden uitgekeerd.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 169


3. DE FINANCIËN 3.2 BEVINDINGEN

3.2 BEVINDINGEN De totale omzet is 172 miljoen euro, waarvan 41% gesubsidieerd wordt De totale omzet van alle organisaties samen bedroeg voor het jaar 2008 iets meer dan 172 miljoen euro. De uitgaven werden voor een beperkt gedeelte gecompenseerd door subsidies (70,8 miljoen euro). Het subsidieaandeel in de inkomsten bedraagt voor de gehele sector 41%. De subsidiëring gebeurt niet alleen door de Afdeling Lokaal Cultuurbeleid en Sociaal-Cultureel Werk, maar ook door andere afdelingen van het Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media, andere ministeries van de Vlaamse en federale overheid, parastatalen, gemeenten, provincies, de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) in Brussel en de Europese Unie. Subsidies op basis van het decreet dekken 29% van de uitgaven De Afdeling Lokaal Cultuurbeleid en Sociaal-Cultureel Werk, die instaat voor de subsidiëring van de organisaties op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, is vanzelfsprekend de bijzonderste subsidiegever. De Afdeling zorgt voor 70% van alle subsidies. Vermeldenswaard is evenwel dat de subsidies van de Afdeling Volksontwikkeling (49,4 miljoen euro) “slechts” 29% betekenen van de totale inkomsten van de organisaties. Wanneer men deze subsidierelatie diversifieert per werksoort zijn de percentages nog markanter: de verenigingen (22%), de bewegingen (28%), de Vormingplus-centra (75%) en de landelijke vormingsinstellingen (31%). Alleen de Vormingplus-centra leven (momenteel) in de grootste mate bij gratie van de overheid. De personeelsuitgaven zijn de belangrijkste uitgavenpost Van de totale uitgaven (172 miljoen euro) gaat 87,7 miljoen euro naar personeelsuitgaven. De personeelskost bedraagt dus 51% van de uitgaven. Ook hier noteren we lichte verschillen, wanneer we de personeelskost werksoortelijk uitzetten tegenover de uitgaven: de verenigingen (48%), de bewegingen (52%), de Vormingplus-centra (60%) en de landelijke vormingsinstellingen (55%). De personeelsuitgaven alleen liggen 39% hoger dan de subsidies op basis van het decreet en de recuperatie van de personeelskosten samen De cijfergegevens over de personeelskosten zijn uitermate relevant in de context van de samenstelling van de subsidie-enveloppen. Wanneer men de personeelsuitgaven relateert aan de subsidies Volksontwikkeling, vermeerderd met de recuperatie personeelskosten, zoals Sociale Maribelgelden en ‘DAC-middelen’, komt men tot een verhouding van 139%. In andere woorden betekent dit dat de personeelsuitgaven in de sector 39% hoger liggen dan het totaal aan decretale subsidies en personeelsrecuperaties die aan de organisaties worden uitgekeerd. De verschillen zijn hier eveneens markant per werksoort: de verenigingen (159%), de bewegingen (144%), de Vormingplus-centra (77%) en de landelijke vormingsinstellingen (141%). De subsidies dekken de personeelsuitgaven dus niet. Dit betekent dat de organisaties aangewezen zijn op andere inkomsten buiten de subsidies om de personeelsuitgaven te dragen.

170 | PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIテ起 3.2 BEVINDINGEN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 171


FINANCIテ記E ANALYSE VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIテ起 3.3 FINANCIテ記E ANALYSE VAN DE SECTOR

3.3 FINANCIテ記E ANALYSE VAN DE SECTOR 3.3.1 INKOMSTEN, UITGAVEN EN SUBSIDIES 1. Totale inkomsten SCVW 2007

2008

inkomsten omzet lidgelden

8.875.610,55 e

8.958.316,18 e

5,2%

18.210.911,74 e

23.529.635,65 e

13,7%

schenkingen en legaten

12.909.701,79 e

10.998.234,29 e

6,4%

subsidies

66.749.538,00 e

70.822.292,87 e

41,1% 16,7%

sociaal-culturele activiteiten

26.168.506,63 e

28.849.339,17 e

recuperatie personeelskosten

15.329.551,53 e

13.835.902,90 e

8,0%

andere inkomsten

12.924.870,91 e

15.295.353,87 e

8,9%

161.168.691,15 e

172.289.074,93 e

100,0%

totaal SCVW: procentuele verdeling inkomsten 50% 40% 30% 20% 10% 0%

5% omzet

14% lidgelden

6% schenkingen en legaten

41% subsidies

17%

8%

9%

sociaal-culturele

recuperatie

andere

activiteiten

personeelskosten

inkomsten

Wanneer we de totaliteit van de inkomsten binnen de gehele sector met zijn 4 werksoorten in ogenschouw nemen, noteren we voor 2008 iets meer dan 172 miljoen euro. Goed 41% hiervan zijn subsidies. Inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (17%) zijn na de subsidies de belangrijkste bron van inkomsten. Ook lidgelden spelen een belangrijke rol (14%). 2. Totale uitgaven SCVW 2007

2008

uitgaven personeelskosten

85.581.718,97 e

87.688.388,56 e

handelsgoederen

5.692.549,09 e

5.771.791,60 e

3,4%

56.470.969,96 e

64.343.569,66 e

37,3%

afschrijvingen-voorzieningen

3.087.260,09 e

3.585.848,62 e

2,1%

andere bedrijfskosten

1.065.567,37 e

1.360.741,62 e

0,8%

diverse goederen en diensten

financiテォle kosten uitzonderlijke kosten overboekingen totaal

50,9%

306.655,44 e

622.138,30 e

0,4%

1.510.814,24 e

1.181.473,53 e

0,7%

7.453.155,99 e

7.735.123,04 e

4,5%

161.168.691,15 e

172.289.074,93 e

100,0%

PROFIEL VAN DE SECTOR | 173


3. DE FINANCIテ起 3.3 FINANCIテ記E ANALYSE VAN DE SECTOR

SCVW: procentuele verdeling uitgaven 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

51%

3%

personeels-

handels-

diverse goede- afschrijvingen-

37%

2%

1%

0%

1%

andere

financiテォle

uitzonderlijke

kosten

goederen

ren en diensten voorzieningen bedrijfskosten

kosten

kosten

4% overboekingen

Langs de uitgavenkant (172 miljoen euro) noteren we een groot aandeel van de personeelsuitgaven (51%). Diverse goederen en diensten (waaronder de kost van de activiteiten) zijn goed voor 37% van de uitgaven. 3. Detail inkomsten: totale subsidies SCVW 2007 Afdeling Volksontwikkeling

2008

47.570.962,27 e

49.421.980,22 e

andere afdelingen Ministerie Cultuur, Jeugd, Sport en Media

4.044.058,05 e

4.713.492,93 e

69,8% 6,7%

andere ministeries Vlaamse overheid

3.330.575,25 e

4.641.154,98 e

6,6%

parastatalen

1.237.194,76 e

915.471,86 e

1,3%

provincie

2.328.339,35 e

2.311.757,97 e

3,3%

gemeente VGC Europese Unie

423.081,53 e

0,6%

557.621,73 e

0,8%

587.863,74 e

674.274,29 e

1,0%

6.193.610,91 e

7.163.457,36 e

10,1%

66.749.538,00 e

70.822.292,87 e

100,0%

overige totaal

331.677,26 e 1.125.256,41 e

SCVW: detail inkomsten: procentuele verdeling subsidies 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

70%

7% andere afde-

Afdeling

lingen Minis-

Volksontwik- terie Cultuur, keling

Jeugd, Sport en Media

174 | PROFIEL VAN DE SECTOR

7%

1%

3%

1%

1%

parastatalen

provincie

gemeente

VGC

1%

10%

andere ministeries Vlaamse overheid

Europese Unie

overige


3. DE FINANCIËN 3.3 FINANCIËLE ANALYSE VAN DE SECTOR

De subsidies vanwege de Afdeling Lokaal Cultuurbeleid en Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk (aangeduid als ‘Afdeling Volksontwikkeling’) maken het leeuwendeel (70%) uit van de inkomsten uit subsidies.

3.3.2 VERHOUDINGEN 1. Verhouding subsidies tegenover inkomsten SCVW 2007

2008

totaal inkomsten

161.168.691,15 e

172.289.074,93 e

100,0%

totaal subsidies

66.749.538,00 e

70.822.292,87 e

41,1%

SCVW: verhouding inkomsten tegenover subsidies 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 100%

41%

totaal inkomsten

totaal subsidies

Het aandeel van alle subsidies samen bedraagt 41% van de totale inkomsten. Bijna 60% van de inkomsten zijn dus ‘op eigen kracht’ verworven. 2. Verhouding subsidies Volksontwikkeling tegenover inkomsten SCVW 2007 totaal inkomsten subsidies Volksontwikkelingswerk

2008

161.168.691,15 e

172.289.074,93 e

100,0%

47.570.962,27 e

49.421.980,22 e

28,7%

PROFIEL VAN DE SECTOR | 175


3. DE FINANCIテ起 3.3 FINANCIテ記E ANALYSE VAN DE SECTOR

SCVW: verhouding inkomsten tegenover subsidies Volksontwikkelingswerk 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

100%

29%

totaal inkomsten

subsidies Volksontwikkelingswerk

Waar het totaal van de subsidies goed is voor ruim 41% van de inkomsten, zijn de subsidies die op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk worden uitgekeerd goed voor 29% van de inkomsten. 3. Verhouding personeelskosten SCVW tegenover subsidies Afdeling Volksontwikkelingswerk (inclusief recuperatie personeelskosten) 2007 subsidies Volksontwikkeling (inclusief recuperatie personeelskosten) personeelskosten

2008

62.900.513,80 e

63.257.883,12 e

100,0%

85.581.718,97 e

87.688.388,56 e

138,6%

SCVW: verhouding subsidies Volksontwikkelingswerk (inclusief recuperatie personeelskosten) tegenover personeelskosten 160% 140% 120% 100% 80% 60% 40% 20% 0% 100%

139%

subsidies Volksontwikkeling (inclusief recuperatie personeelskosten)

personeelskosten

De personeelskosten voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk overstijgen in ruime mate de subsidies die op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk worden verworven. Als we de subsidies Volksontwikkeling, vermeerderd met de recuperatie van bepaalde personeelskosten, als referentiepunt nemen (100%), bedragen de personeelskosten 139%. 176 | PROFIEL VAN DE SECTOR


WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS


3. DE FINANCIテ起 3.4 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

3.4 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS 3.4.1 INKOMSTEN, UITGAVEN EN SUBSIDIES 1. Totaal inkomsten en uitgaven per werksoort VER

BEW

VHS

LVI

inkomsten

2008

109.568.431,35 e

14.826.536,03 e

14.806.100,58 e

33.088.006,97 e

en uitgaven

2007

98.605.036,70 e

15.096.345,30 e

13.356.919,70 e

34.110.389,45 e

SCVW: totaal inkomsten en uitgaven per werksoort 120.000.000 e 100.000.000 e 80.000.000 e 60.000.000 e 40.000.000 e 20.000.000 e 0e

109.568.431 e

14.826.536 e

14.806.101 e

33.088.007 e

VER

BEW

VHS

LVI

De verenigingen boeken in 2008 veruit het hoogste bedrag (ruim 109 miljoen) aan inkomsten en uitgaven. De landelijke vormingsinstellingen realiseren een goede 33 miljoen euro, terwijl de bewegingen met bijna 15 miljoen euro en de Vormingplus-centra met eveneens bijna 15 miljoen euro beduidend kleinere uitgaven en inkomsten hebben1. 2. Detail inkomsten: subsidies per werksoort VER totaal subsidies

BEW

VHS

LVI

2008

39.220.302,26 e

6.448.451,55 e

11.848.491,10 e

13.305.047,96 e

2007

36.356.104,15 e

6.315.486,95 e

10.830.917,72 e

13.247.029,18 e

1 De daling van de globale uitgaven en inkomsten bij de landelijke vormingsinstellingen wordt mee verklaard door de stopzetting van de subsidiテォring van

een organisatie (Relatie Studio) en de overgang van De Rode Antraciet naar het participatiedecreet. 178 | PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIテ起 3.4 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

SCVW: detail inkomsten: subsidies per werksoort 45.000.000 e 40.000.000 e 35.000.000 e 30.000.000 e 25.000.000 e 20.000.000 e 15.000.000 e 10.000.000 e 5.000.000 e 0e 39.220.302 e

6.448.452 e

11.848.491 e

13.305.048 e

VER

BEW

VHS

LVI

De subsidie-inkomsten verschillen gevoelig tussen de werksoorten. Ruim 39 miljoen euro subsidies gaat naar de verenigingen, 13 miljoen naar de landelijke vormingsinstellingen, bijna 12 miljoen naar de Vormingplus-centra en goed 6 miljoen naar de bewegingen. 3. Detail subsidies: subsidies Afdeling Volksontwikkelingswerk per werksoort VER

BEW

VHS

LVI

subsidie

2008

23.867.345,48 e

4.114.046,28 e

11.124.384,75 e

10.316.203,71 e

Volksontwikkeling

2007

23.133.345,66 e

3.911.897,22 e

10.052.809,70 e

10.472.909,69 e

SCVW: detail subsidies: totaal subsidies Volksontwikkelingswerk per werksoort 30.000.000 e 25.000.000 e 20.000.000 e 15.000.000 e 10.000.000 e 5.000.000 e 0e

23.867.345 e

4.114.046 e

11.124.385 e

10.316.204 e

VER

BEW

VHS

LVI

De subsidies op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk verschillen ook gevoelig naargelang van de werksoort. De verenigingen krijgen bijna 24 miljoen euro, de landelijke vormingsinstellingen ruim 10 miljoen, de Vormingplus-centra 11 miljoen en de bewegingen iets meer dan 4 miljoen. Gemiddeld ontvangen de Vormingplus-centra per organisatie het hoogste subsidiebedrag (855.722 euro), gevolgd door de verenigingen (426.203 euro) en de landelijke vormingsinstellingen (412.648 euro). De bewegingen ontvangen het minste subsidies: gemiddeld 132.711 euro per organisatie.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 179


3. DE FINANCIテ起 3.4 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

3.4.2 VERHOUDINGEN VERGELIJKENDERWIJS 1. Procentuele verhouding totaal subsidies tegenover totaal inkomsten VER 2007 subsidies/inkomsten

BEW 2008

36,9%

35,8%

2007

VHS 2008

41,8%

43,5%

2007

LVI 2008

81,1%

80,0%

2007

2008

38,8%

40,2%

SCVW: verhouding subsidies tegenover inkomsten per werksoort 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 36%

43%

80%

40%

VER

BEW

VHS

LVI

Het aandeel van de subsidies in het totaal van de inkomsten ligt verschillend. Waar de verenigingen met 36%, de landelijke vormingsinstellingen met 40% en de bewegingen met 43% vrij dicht bij elkaar aansluiten, is het aandeel bij de Vormingplus-centra met 80% beduidend hoger. 2. Procentuele verhouding subsidies Volksontwikkeling tegenover inkomsten VER 2007 subsidies Volksont-

23,5%

wikkeling/inkomsten

BEW 2008 21,8%

2007 25,9%

VHS 2008 27,8%

2007 75,3%

LVI 2008 75,1%

2007

2008

30,7%

SCVW: verhouding subsidies Volksontwikkeling tegenover inkomsten per werksoort 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

22%

28%

75%

31%

VER

BEW

VHS

LVI

180 | PROFIEL VAN DE SECTOR

31,2%


3. DE FINANCIテ起 3.4 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

Het aandeel van de subsidies, uitgekeerd op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, tegenover de totaliteit van de inkomsten is significant. 22% van de inkomsten bij de verenigingen wordt op basis van het decreet toegekend. Bij de bewegingen (28%) en de landelijke vormingsinstellingen (31%) blijft dit eveneens beperkt. Alleen de Vormingplus-centra hebben een beduidend hoger percentage (75%). 3. Procentuele verhouding personeelskosten tegenover subsidies Volksontwikkeling (inclusief recuperatie personeelskosten) VER

BEW

VHS

2007

2008

2007

2008

149,5%

158,7%

144,4%

144,5%

2007

LVI 2008

2007

2008

147,7%

140,8%

personeelskosten / subsidie Volksontwikkeling (inclusief

74,1%

76,5%

recuperatie personeelskosten) SCVW: verhouding personeelskosten tegenover subsidies Volksontwikkeling (inclusief recuperatie personeelskosten) per werksoort 180% 160% 140% 120% 100% 80% 60% 40% 20% 0%

159%

144%

77%

141%

VER

BEW

VHS

LVI

De verenigingen (159%), de landelijke vormingsinstellingen (141%) en de bewegingen (144%) hebben beduidend meer personeelsuitgaven dan dat ze subsidies op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk ontvangen. Alleen bij de Vormingplus-centra bedragen de personeelsuitgaven minder dan de subsidies (77%).

PROFIEL VAN DE SECTOR | 181


FINANCIテ記E ANALYSE PER WERKSOORT


3. DE FINANCIテ起 3.5 FINANCIテ記E ANALYSE PER WERKSOORT

3.5 FINANCIテ記E ANALYSE PER WERKSOORT 3.5.1 VERENIGINGEN 1. Inkomsten en uitgaven verenigingen 2007

2008

inkomsten omzet lidgelden schenkingen en legaten

6.656.859,37 e

6.709.529,92 e

6,1%

18.039.906,81 e

23.339.258,63 e

21,3%

3.669.443,93 e

3.211.061,76 e

2,9%

36.356.104,15 e

39.220.302,26 e

35,8%

sociaal-culturele activiteiten

14.057.064,19 e

16.894.431,25 e

15,4%

recuperatie personeelskosten

11.174.443,02 e

9.359.287,92 e

8,5%

8.651.215,23 e

10.834.559,61 e

9,9%

98.605.036,70 e

109.568.431,35 e

100,0%

subsidies

andere inkomsten totaal

2007

2008

uitgaven personeelskosten

51.299.792,86 e

52.727.649,76 e

handelsgoederen

5.152.141,31 e

5.232.383,28 e

4,8%

diverse goederen en diensten

34.627.747,70 e

43.148.805,53 e

39,4%

afschrijvingen-voorzieningen

1.912.909,63 e

1.719.146,01 e

1,6%

528.981,72 e

571.874,11 e

0,5%

andere bedrijfskosten financiテォle kosten uitzonderlijke kosten overboekingen totaal

48,1%

146.714,24 e

302.281,06 e

0,3%

1.085.972,37 e

1.008.509,24 e

0,9%

3.850.776,87 e

4.857.782,36 e

4,4%

98.605.036,70 e

109.568.431,35 e

100,0%

VER: procentuele verdeling inkomsten 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

6% omzet

21% lidgelden

3% schenkingen en legaten

36% subsidies

15%

9%

sociaal-culturele recuperatie peractiviteiten

soneelskosten

10% andere inkomsten

PROFIEL VAN DE SECTOR | 183


3. DE FINANCIテ起 3.5 FINANCIテ記E ANALYSE PER WERKSOORT

VER: procentuele verdeling uitgaven 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

48%

5%

personeelskosten

handelsgoederen

39%

2%

1%

diverse goede- afschrijvingenandere ren en diensten voorzieningen bedrijfskosten

0%

1%

financiテォle kosten

4%

uitzonderlijke overboekingen kosten

De verenigingen realiseren in 2008 uitgaven ten belope van bijna 110 miljoen euro. 48% gaat naar personeelskosten. De directe werking (diverse goederen en diensten) van de verenigingen is goed voor 39% van de uitgaven. Langs de inkomstenzijde noteren we ongeveer 21% lidgelden en 36% subsidies. De subsidies alleen dekken dus noch de personeelskosten, noch de directe werking van de verenigingen. 2. Detail inkomsten: subsidies verenigingen 2007 Afdeling Volksontwikkeling

2008

23.133.345,66 e

23.867.345,48 e

60,9%

andere afdelingen Ministerie Cultuur, Jeugd, Sport en Media

2.542.897,75 e

3.323.208,50 e

8,5%

andere ministeries Vlaamse overheid

1.907.049,94 e

2.836.955,06 e

7,2%

parastatalen

1.078.982,89 e

683.680,60 e

1,7%

provincie

1.836.619,52 e

1.813.364,85 e

4,6%

gemeente

192.288,25 e

334.957,74 e

0,9%

VGC

965.412,02 e

397.472,10 e

1,0%

92.149,58 e

299.372,09 e

0,8%

Europese Unie overige totaal

184 | PROFIEL VAN DE SECTOR

4.607.358,54 e

5.663.945,84 e

14,4%

36.356.104,15 e

39.220.302,26 e

100,0%


3. DE FINANCIテ起 3.5 FINANCIテ記E ANALYSE PER WERKSOORT

VER: detail inkomsten: procentuele verdeling subsidies 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

61%

8% andere afde-

Afdeling

lingen Minis-

Volksontwik- terie Cultuur, keling

Jeugd, Sport en Media

7%

2%

5%

1%

1%

parastatalen

provincie

gemeente

VGC

1%

14%

andere ministeries Vlaamse

Europese Unie

overige

overheid

Van alle subsidies komt ongeveer 61% van de toepassing van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (uitbetaald door het IVA Sociaal-Cultureel Werk, hier aangeduid als Afdeling Volksontwikkeling). De subsidies vanwege het decreet bedragen 22% van het totaal aan inkomsten.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 185


3. DE FINANCIテ起 3.5 FINANCIテ記E ANALYSE PER WERKSOORT

3.5.2 BEWEGINGEN 1. Inkomsten en uitgaven bewegingen 2007

2008

inkomsten omzet

245.787,00 e

252.651,44 e

1,7%

90.831,64 e

117.071,24 e

0,8%

schenkingen en legaten

4.021.309,72 e

3.422.455,53 e

23,1%

subsidies

6.315.486,95 e

6.448.451,55 e

43,5%

sociaal-culturele activiteiten

1.648.276,39 e

1.633.038,42 e

11,0%

recuperatie personeelskosten

1.167.778,90 e

1.203.206,99 e

8,1%

andere inkomsten

1.606.874,70 e

1.749.660,86 e

11,8%

15.096.345,30 e

14.826.536,03 e

100,0%

lidgelden

totaal

2007

2008

uitgaven personeelskosten

7.333.865,17 e

7.682.214,01 e

51,8%

handelsgoederen

118.939,66 e

171.976,32 e

1,2%

diverse goederen en diensten

5.971.406,11 e

5.174.059,59 e

34,9%

afschrijvingen-voorzieningen

315.364,86 e

351.646,93 e

2,4%

andere bedrijfskosten

105.135,15 e

203.327,48 e

1,4%

financiテォle kosten uitzonderlijke kosten overboekingen totaal

72.936,89 e

66.701,57 e

0,4%

122.273,62 e

59.182,03 e

0,4%

1.056.423,84 e

1.117.428,10 e

7,5%

15.096.345,30 e

14.826.536,03 e

100,0%

BEW: procentuele verdeling inkomsten 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

2% omzet

186 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1% lidgelden

23% schenkingen en legaten

43% subsidies

11%

8%

sociaal-culturele recuperatie peractiviteiten

soneelskosten

12% andere inkomsten


3. DE FINANCIテ起 3.5 FINANCIテ記E ANALYSE PER WERKSOORT

BEW: procentuele verdeling uitgaven 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

52%

1%

personeelskosten

handelsgoederen

35%

2%

1%

0%

diverse goede- afschrijvingenandere ren en diensten voorzieningen bedrijfskosten

0%

financiテォle kosten

8%

uitzonderlijke overboekingen kosten

De bewegingen realiseren in 2008 uitgaven ten belope van bijna 15 miljoen euro. Bijna 52% gaat naar personeelskosten. De directe werking (diverse goederen en diensten) van de bewegingen is goed voor ongeveer 35% van de uitgaven. Langs de inkomstenzijde noteren we ruim 43% subsidies en een hoog percentage aan schenkingen en legaten (23%). 2. Detail inkomsten: subsidies bewegingen 2007 Afdeling Volksontwikkeling

2008

3.911.897,22 e

4.114.046,28 e

63,8%

andere afdelingen Ministerie Cultuur, Jeugd, Sport en Media

792.398,36 e

820.451,24 e

12,7%

andere ministeries Vlaamse overheid

582.006,88 e

562.297,20 e

8,7%

parastatalen

66.592,69 e

61.943,58 e

1,0%

provincie

46.515,85 e

67.954,25 e

1,1%

gemeente

86.820,62 e

45.449,10 e

0,7%

VGC

16.897,94 e

0,00 e

0,0%

Europese Unie

435.590,30 e

293.579,07 e

4,6%

overige

376.767,09 e

482.730,83 e

7,5%

6.315.486,95 e

6.448.451,55 e

100,0%

totaal BEW: detail inkomsten: procentuele verdeling subsidies 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

64%

13% andere afde-

Afdeling

lingen Minis-

Volksontwik- terie Cultuur, keling

Jeugd, Sport en Media

9%

1%

1%

1%

0%

parastatalen

provincie

gemeente

VGC

5%

7%

andere ministeries Vlaamse

Europese Unie

overige

overheid

PROFIEL VAN DE SECTOR | 187


3. DE FINANCIテ起 3.5 FINANCIテ記E ANALYSE PER WERKSOORT

Van alle subsidies komt ongeveer 64% van de toepassing van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (uitbetaald door het IVA Sociaal-Cultureel Werk, hier aangeduid als Afdeling Volksontwikkeling). De subsidies vanwege het decreet bedragen 28% van het totaal aan inkomsten

188 | PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIテ起 3.5 FINANCIテ記E ANALYSE PER WERKSOORT

3.5.3 VOLKSHOGESCHOLEN 1. Inkomsten en uitgaven volkshogescholen 2007

2008

inkomsten omzet

31.460,27 e

26.010,09 e

0,2%

0,00 e

0,00 e

0,0%

lidgelden schenkingen en legaten subsidies sociaal-culturele activiteiten

108.041,91 e

0,00 e

0,0%

10.830.917,72 e

11.848.491,10 e

80,0% 10,3%

1.397.313,18 e

1.528.123,31 e

recuperatie personeelskosten

522.534,33 e

572.188,83 e

3,9%

andere inkomsten

466.652,29 e

831.287,25 e

5,6%

13.356.919,70 e

14.806.100,58 e

100,0%

totaal

2007

2008

uitgaven personeelskosten

7.834.550,67 e

8.952.014,99 e

60,5%

handelsgoederen

19.804,12 e

18.957,46 e

0,1% 25,0%

diverse goederen en diensten

3.405.578,43 e

3.700.136,69 e

afschrijvingen-voorzieningen

535.800,43 e

1.259.384,51 e

8,5%

7.666,93 e

9.673,13 e

0,1%

andere bedrijfskosten financiテォle kosten

45.980,11 e

70.775,62 e

0,5%

uitzonderlijke kosten

85.725,22 e

35.971,44 e

0,2%

overboekingen totaal

1.421.813,79 e

759.186,74 e

5,1%

13.356.919,70 e

14.806.100,58 e

100,0%

VHS: procentuele verdeling inkomsten 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

0% omzet

0% lidgelden

0% schenkingen en legaten

80% subsidies

10%

4%

sociaal-culturele recuperatie peractiviteiten

soneelskosten

6% andere inkomsten

PROFIEL VAN DE SECTOR | 189


3. DE FINANCIテ起 3.5 FINANCIテ記E ANALYSE PER WERKSOORT

VHS: procentuele verdeling uitgaven 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

60%

0%

personeelskosten

handelsgoederen

25%

9%

0%

0%

diverse goede- afschrijvingenandere ren en diensten voorzieningen bedrijfskosten

0%

financiテォle kosten

5%

uitzonderlijke overboekingen kosten

De Vormingplus-centra realiseren in 2008 uitgaven ten belope van bijna 15 miljoen euro. 60% gaat naar personeelskosten. De directe werking (diverse goederen en diensten) van de Vormingplus-centra is goed voor ruim 25% van de uitgaven. Langs de inkomstenzijde noteren we 10% voor de activiteiten en 80% subsidies. 2. Detail inkomsten: subsidies volkshogescholen 2007 Afdeling Volksontwikkeling andere afdelingen Ministerie Cultuur, Jeugd, Sport en Media

2008

10.052.809,70 e

11.124.384,75 e

93,9%

301.858,07 e

273.650,24 e

2,3%

andere ministeries Vlaamse overheid

65.514,22 e

125.345,92 e

1,1%

parastatalen

41.973,33 e

42.093,80 e

0,4%

provincie

78.990,04 e

91.627,64 e

0,8%

gemeente

25.873,66 e

30.423,42 e

0,3%

123.575,22 e

118.118,21 e

1,0%

0,00 e

11.905,21 e

0,1%

VGC Europese Unie overige totaal

190 | PROFIEL VAN DE SECTOR

140.323,48 e

30.941,91 e

0,3%

10.830.917,72 e

11.848.491,10 e

100,0%


3. DE FINANCIテ起 3.5 FINANCIテ記E ANALYSE PER WERKSOORT

VHS: detail inkomsten: procentuele verdeling subsidies 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

94%

2% andere afde-

Afdeling

lingen Minis-

Volksontwik- terie Cultuur, keling

Jeugd, Sport en Media

1%

0%

1%

0%

1%

parastatalen

provincie

gemeente

VGC

0%

0%

andere ministeries Vlaamse

Europese Unie

overige

overheid

Van alle subsidies komt ongeveer 94% van de toepassing van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (uitbetaald door het IVA Sociaal-Cultureel Werk, hier aangeduid als Afdeling Volksontwikkeling). De subsidies vanwege het decreet bedragen 75% van het totaal aan inkomsten.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 191


3. DE FINANCIテ起 3.5 FINANCIテ記E ANALYSE PER WERKSOORT

3.5.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN 1. inkomsten en uitgaven landelijke vormingsinstellingen 2007

2008

inkomsten omzet

1.941.503,91 e

1.970.124,73 e

6,0%

80.173,29 e

73.305,78 e

0,2%

lidgelden schenkingen en legaten subsidies

5.110.906,23 e

4.364.717,00 e

13,2%

13.247.029,18 e

13.305.047,96 e

40,2% 26,6%

sociaal-culturele activiteiten

9.065.852,87 e

8.793.746,19 e

recuperatie personeelskosten

2.464.795,28 e

2.701.219,16 e

8,2%

andere inkomsten

2.200.128,69 e

1.879.846,15 e

5,7%

34.110.389,45 e

33.088.006,97 e

100,0%

totaal

2007

2008

uitgaven personeelskosten

19.113.510,27 e

18.326.509,80 e

55,4%

handelsgoederen

401.664,00 e

348.474,54 e

1,1% 37,2%

diverse goederen en diensten

12.466.237,72 e

12.320.567,85 e

afschrijvingen-voorzieningen

323.185,17 e

255.671,17 e

0,8%

andere bedrijfskosten

423.783,57 e

575.866,90 e

1,7%

41.024,20 e

182.380,05 e

0,6%

216.843,03 e

77.810,82 e

0,2%

financiテォle kosten uitzonderlijke kosten overboekingen totaal

1.124.141,49 e

1.000.725,84 e

3,0%

34.110.389,45 e

33.088.006,97 e

100,0%

LVI: procentuele verdeling inkomsten 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

6% omzet

192 | PROFIEL VAN DE SECTOR

0% lidgelden

13% schenkingen en legaten

40% subsidies

27%

8%

sociaal-culturele recuperatie peractiviteiten

soneelskosten

6% andere inkomsten


3. DE FINANCIテ起 3.5 FINANCIテ記E ANALYSE PER WERKSOORT

LVI: procentuele verdeling uitgaven 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

55%

1%

personeelskosten

handelsgoederen

37%

1%

2%

diverse goede- afschrijvingenandere ren en diensten voorzieningen bedrijfskosten

1%

0%

financiテォle kosten

3%

uitzonderlijke overboekingen kosten

De landelijke vormingsinstellingen realiseren in 2008 uitgaven ten belope van iets meer dan 33 miljoen euro. 55% gaat naar personeelskosten. De directe werking (diverse goederen en diensten) van de landelijke vormingsinstellingen is goed voor 37% van de uitgaven. Langs de inkomstenzijde noteren we ongeveer 27% voor de activiteiten en 40% subsidies. De subsidies alleen dekken dus net de kosten van de directe werking, maar niet de personeelskosten. 2. Detail inkomsten: subsidies landelijke vormingsinstellingen 2007 Afdeling Volksontwikkeling

2008

10.472.909,69 e

10.316.203,71 e

77,5%

andere afdelingen Ministerie Cultuur, Jeugd, Sport en Media

406.903,87 e

296.182,95 e

2,2%

andere ministeries Vlaamse overheid

776.004,21 e

1.116.556,80 e

8,4%

49.645,85 e

127.753,88 e

1,0%

parastatalen provincie

366.213,94 e

338.811,23 e

2,5%

gemeente

26.694,73 e

12.251,27 e

0,1%

VGC

19.371,23 e

42.031,42 e

0,3%

Europese Unie

60.123,86 e

69.417,92 e

0,5%

overige totaal

1.069.161,80 e

985.838,78 e

7,4%

13.247.029,18 e

13.305.047,96 e

100,0%

PROFIEL VAN DE SECTOR | 193


3. DE FINANCIテ起 3.5 FINANCIテ記E ANALYSE PER WERKSOORT

LVI: detail inkomsten: procentuele verdeling subsidies 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

78%

2% andere afde-

Afdeling

lingen Minis-

Volksontwik- terie Cultuur, keling

Jeugd, Sport en Media

8%

1%

3%

0%

0%

parastatalen

provincie

gemeente

VGC

1%

7%

andere ministeries Vlaamse

Europese Unie

overige

overheid

Van alle subsidies komt ongeveer 78% van de toepassing van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (uitbetaald door het IVA Sociaal-Cultureel Werk, hier aangeduid als Afdeling Volksontwikkeling). De subsidies vanwege het decreet bedragen 31% van het totaal aan inkomsten.

194 | PROFIEL VAN DE SECTOR


SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE


3. DE FINANCIテ起 3.6 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE

3.6 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE We vermelden hier de subsidiecijfers voor 2008 zoals vermeld in het Jaarverslag van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen. Bij het ter perse gaan waren deze bedragen nog steeds voorwaardelijk.

3.6.1 VERENIGINGEN VOSOG Scouting voor volwassenen Federation of Anglophone Africans in Belgium (FAAB)

54.614,62 e 94.509,51 e

Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF)

117.649,72 e

Welzijnsschakels

121.790,60 e

Federatie Wereldvrouwen

123.982,83 e

Het Vlaamse Kruis

194.864,96 e

Educatieve Vereniging voor Ouderwerking in het Officieel Onderwijs (EVO)

202.172,40 e

Verbond VOS, Vlaamse Vredesvereniging (VOS)

202.172,40 e

ConTempo

207.044,02 e

FVK-Rodenbachfonds

207.044,02 e

Holebifederatie

207.044,02 e

Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF)

209.967,00 e

Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM)

213.864,30 e

Unie van Turkse Verenigingen (UTV)

216.056,53 e

Masereelfonds

219.223,08 e

Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV)

221.658,90 e

Vlaams Verbond voor Gepensioneerden (VVVG)

224.094,71 e

LVZ Vormingsdienst

226.530,52 e

Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS)

231.402,14 e

A. Vermeylenfonds

233.837,96 e

Platform van Afrikaanse gemeenschappen

241.632,55 e

AIF, Multiculturele Federatie van Zelforganisaties

248.209,24 e

Vlaamse Volksbeweging

251.161,71 e

Federatie van Marokkaanse Democratische Organisaties (FMDO)

258.196,08 e

Acli-Vlaanderen

258.926,82 e

Federatie van Vlaamse Simileskringen

259.995,06 e

ATB De Natuurvrienden

261.785,35 e

Amnesty International Vlaanderen

266.322,73 e

Liberale Vrouwen

278.531,29 e

Willemsfonds

285.274,01 e

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV)

286.366,30 e

Unie der Turks Islamitische Culturele Verenigingen (Turkse Unie van Belgiテォ)

288.887,31 e

Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (VELT)

293.310,93 e

Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL)

302.723,38 e

Federatie Marokkaanse Verenigingen (FMV)

303.935,82 e

Vereniging voor personen met een handicap (VFG)

323.176,55 e

Internationaal Comitテゥ (IC)

350.125,59 e

Unizo-Vorming - zelfstandige ondernemers

366.764,48 e

Neos - netwerk van ondernemende senioren

370.554,74 e

Linx+

381.925,50 e

196 | PROFIEL VAN DE SECTOR


3. DE FINANCIテ起 3.6 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE

Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen (VCOV)

431.220,66 e

vtbKultuur

433.093,94 e

KVG-Vorming - Open kijk op handicap

507.638,68 e

Liberale Beweging voor Volksontwikkeling (LBV)

529.335,82 e

Markant - Netwerk van Ondernemende Vrouwen

579.078,82 e

Curieus

596.380,73 e

VIVA-SVV Socialistische Vrouwenvereniging

622.333,59 e

S-Plus

655.540,88 e

Pasar - Vleugels voor je vrije tijd

671.717,23 e

Davidsfonds

690.459,87 e

Gezinsbond

722.900,96 e

Ziekenzorg CM

756.175,31 e

Landelijke Gilden

812.341,41 e

OKRA

967.456,49 e

KWB

1.259.647,75 e

KVLV - Vrouwen met vaart

1.285.386,87 e

KAV - Vrouwen die bewegen totaal

1.994.494,25 e 23.122.532,94 e

PROFIEL VAN DE SECTOR | 197


3. DE FINANCIテ起 3.6 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE

3.6.2 BEWEGINGEN Bond zonder Naam Cultuur

81.921,93 e

Instituut voor Maatschappijkritische Actie, Vorming en Onderzoek (IMAVO)

81.921,93 e

Kerkwerk Multicultureel Samenleven

81.921,93 e

Kif Kif

81.921,93 e

Koerdisch Instituut

81.921,93 e

Liga voor Mensenrechten

81.921,93 e

LINC

81.921,93 e

Vluchtelingenwerk Vlaanderen

81.921,93 e

Voedselteams

81.921,93 e

Wervel

81.921,93 e

Verbruikersateljee

92.844,85 e

De Wakkere Burger

98.306,32 e

Integraal

98.306,32 e

Beweging Tegen Geweld - Zijn

109.229,24 e

Blindenzorg Licht en Liefde - Zicht op Cultuur

109.229,24 e

EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief)

109.229,24 e

Netwerk Bewust Verbruiken

109.229,24 e

Vaka/Hand in Hand

109.229,24 e

Forum voor Vredesactie

131.075,09 e

Sociumi

131.075,09 e

zij-kant

131.075,09 e

Ryckevelde

136.536,55 e

Mobiel 21

141.998,01 e

Bedevaart naar de graven aan de IJzer

163.843,86 e

De Maakbare Mens

163.843,86 e

GetBasic

163.843,86 e

Pax Christi Vlaanderen

163.843,86 e

Welzijnszorg

163.843,86 e

Vrede

174.766,78 e

Toemeka

179.736,71 e

Netwerk Vlaanderen totaal

198 | PROFIEL VAN DE SECTOR

218.458,48 e 3.718.764,09 e


3. DE FINANCIËN 3.6 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE

3.6.3 VOLKSHOGESCHOLEN Vormingplus regio Brugge

448.647,09 e

Vormingplus Brussel (Citizenne)

497.556,12 e

Vormingplus regio Mechelen

512.495,40 e

Vormingplus Oostende-Westhoek

587.054,19 e

Vormingplus Vlaamse Ardennen-Dender

622.837,69 e

Vormingplus Waas-en-Dender

683.274,77 e

Vormingplus Kempen

684.583,88 e

Vormingplus Oost-Brabant

763.638,55 e

Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen

831.800,87 e

Vormingplus Halle-Vilvoorde (Arch’educ)

940.765,23 e

Vormingplus Gent-Eeklo Vormingplus Limburg Vormingplus Antwerpen totaal

960.908,19 e 1.330.349,88 e 1.559.893,49 e 10.423.805,35 e

PROFIEL VAN DE SECTOR | 199


3. DE FINANCIテ起 3.6 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE

3.6.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN 1. Gespecialiseerde vormingsinstellingen Atelier Cirkel

126.705,92 e

Inverde

126.705,92 e

Motief

126.705,92 e

Universiteit Vrije Tijd Davidsfonds

126.705,92 e

Halewynstichting

136.969,10 e

Uitstraling Permanente Vorming (UPV)

155.594,87 e

Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang (VCOK)

158.382,40 e

Impuls

174.347,34 e

Timotheus

199.750,42 e

Stichting Lodewijk de Raet

221.735,36 e

Amarant

274.575,48 e

Zorg-Saam

283.200,03 e

Centrum voor Natuur- en Milieu-educatie (CVN)

380.117,76 e

Natuurpunt Educatie

380.117,76 e

Centrum voor Christelijk Vormingswerk (CCV), partner in christelijk vormingswerk

392.996,69 e

Vormingsinstituut Rode Kruis Vlaanderen

398.418,33 e

PRH-Persoonlijkheid en Relaties

411.948,60 e

Wisper

665.968,21 e

totaal

4.740.946,03 e

2. Syndicale vormingsinstellingen Werknemerswelzijn Vorming en Actie

381.484,10 e 879.586,34 e

Ateliers voor Werknemersvorming

1.487.720,10 e

totaal

2.748.790,54 e

3. Vormingsinstellingen voor personen met een handicap KR8

507.536,12 e

Op-Stap

658.090,08 e

Z11 totaal

548.508,57 e 1.714.134,77 e

4. Federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap Vijftact

200 | PROFIEL VAN DE SECTOR

739.652,02 e


DEEL 3

BELEIDS JAARBOEK 2008-2009


204 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 205


INHOUD

INLEIDING

207

1. MINISTER ANCIAUX, ZIJN KABINET EN DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR

208

2. MINISTER ANCIAUX EN ZIJN ADMINISTRATIE VOOR DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR

210

3. HET VLAAMS PARLEMENT, DE COMMISSIE CULTUUR

212

4. HET DECREET VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

213

5. HET GELD VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

216

6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

220

7. DE BELANGENBEHARTIGING EN ONDERSTEUNING IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

229

8. TEWERKSTELLING

232

9. HET ADVIESSTELSEL

235

10. STANDPUNTEN FOV

237

11. HETE THEMA’S

238

11.1. VRIJWILLIGERSBELEID

238

11.2. AUTEURSRECHTEN

245

11.3. PARTICIPATIE

249

11.4. VEILIGHEID IN VERENIGINGSLOKALEN

252

11.5. DE VERENIGDE VERENIGINGEN EN DE ONDERSTEUNING VAN HET MIDDENVELD

253

11.6. HET VALORISEREN VAN COMPETENTIES

255

11.7. OPLEIDINGSCHEQUES

256

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 205


206 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 207


INLEIDING

INLEIDING In dit deel focussen we op het beleid dat in de referteperiode van het parlementaire jaar 2008-2009 voor en over de sociaal-culturele volwassenensector is gevoerd. We nemen hierbij verschillende actoren onder de loep. We proberen de lezer (het personeel van de sociaal-culturele volwassenenorganisaties, een bestuurder, ja zelfs een kabinetsmedewerker, ambtenaar of een geïnteresseerde buitenstaander) mee te laten kijken in de beleidsontwikkelingen van alle dag. Wie werkt op het Kabinet van de minister van Cultuur voor de sociaal-culturele sector, welke ambtenaren maken het mooie weer, welke politici tonen een levendige belangstelling voor ons werk, zijn er voor onze sector relevante adviezen afgeleverd door de adviesraden? Wat zijn de hete thema’s in het beleid ten aanzien van onze sector? Vragen die in dit deel een antwoord krijgen. We streven een zo groot mogelijke volledigheid na. Toch is het een afweging geweest welke items we aan bod moesten laten komen. Uiteindelijk kozen we ervoor sterk in te zoomen op het Kabinet van de minister van Cultuur, het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen en het Vlaams Parlement. We laten zien welke beslissingen werden genomen, welke omzendbrieven verstuurd en welke parlementaire vragen gesteld. We nemen zowel de hele sector als de verschillende werksoorten in ogenschouw. Daarnaast hebben we ook aandacht voor de manier waarop de FOV en het steunpunt SoCiuS in de beleidscontext een rol spelen. We eindigen met een overzicht van zogenaamde hete thema ’s. Daar laten we zien hoe in de Vlaamse, maar ook federale beleidscontext allerlei thema ’s te berde werden gebracht die van rechtstreeks belang zijn voor de sociaal-culturele volwassenenorganisaties. In dit deel verwijzen we courant naar relevante brondocumenten. Deze documenten zijn gebruiksvriendelijk opgenomen op de CDROM bij dit boek.

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 207


1. MINISTER ANCIAUX, ZIJN KABINET EN DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR

1. MINISTER ANCIAUX, ZIJN KABINET EN DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR 1. De Minister en zijn Kabinet In het parlementair jaar 2008-2009 is Bert Anciaux minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel. Guy Redig is zijn kabinetschef. In het Kabinet werken een aantal medewerk(st)ers rond de diverse sociaal-culturele materies (voor de huidige Kabinetssamenstelling, zie doc. 1). Dirk Verbist, raadgever op het Kabinet, is verantwoordelijk voor cultuurparticipatie, maar volgt ook nog de wijziging en uitvoering van het decreet sociaal-cultureel volwassenenwerk op. Malika Abbad is verantwoordelijk voor het sociaalcultureel werk. Voor de migrantenorganisaties en interculturaliteit is Söhret Yildirim verantwoordelijk, terwijl het project “Samen Vereenvoudigen” wordt opgevolgd door Inge Loodsteen.

2. Beleidsnota Cultuur Bij het begin van een nieuwe regeerperiode dienen de leden van de Vlaamse Regering hun zogenaamde beleidsnota’s in bij het Vlaams Parlement. Een beleidsnota is een document waarin een minister aangeeft hoe hij of zij voor zijn of haar bevoegdheden het regeerakkoord zal realiseren in de loop van de legislatuur. De beleidsnota’s geven dus de grote strategische keuzes en opties van het beleid voor de duur van de regeerperiode weer. Het indienen van beleidsnota’s is vastgelegd in het reglement van het Vlaams Parlement. De nota’s worden ingediend bij de voorzitter van het Vlaams Parlement. In de weken volgend op de indiening worden ze besproken en wordt erover gestemd. Bij het begin van de huidige legislatuur van het Vlaams parlement, werd door cultuurminister Bert Anciaux (sp.a) een beleidsnota (zie doc. 2) geschreven over het beleidsdomein Cultuur. Deze beleidsnota omvat ook keuzes en opties voor het beleid voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. In zijn beleidsnota focuste de minister onder andere sterk op de uitvoering van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, de uitdagingen op het vlak van (cultuur)participatie van kansengroepen en de mogelijkheden voor migrantenverenigingen.

3. Beleidsbrieven Een beleidsbrief is een overzicht door elke Vlaamse minister van de manier waarop de begroting uitgevoerd wordt voor zijn of haar beleidsdomein(en) tijdens het lopende begrotingsjaar en van het beleid dat hij of zij tijdens het volgende begrotingsjaar wil voeren. Een beleidsbrief bevat ook een overzicht van de manier waarop de regering het regeerakkoord, de beleidsnota’s en de resoluties en moties van het Parlement heeft uitgevoerd. Elke minister dient één of meer beleidsbrieven in, voor de domeinen waarover hij of zij bevoegd is. Beleidsbrieven worden samen met het ontwerp van decreet ‘houdende de algemene uitgavenbegroting’ ingediend. De beleidsbrieven worden besproken in de commissie die bevoegd is voor het domein van de beleidsbrief, samen met het gedeelte van het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting waarvoor diezelfde commissie bevoegd is. In het jaar waarin de regering wordt benoemd, moet zij geen beleidsbrieven indienen, wel beleidsnota’s. Ook de minister van Cultuur schrijft jaarlijks een beleidsbrief, de zogenaamde ‘beleidsbrief Cultuur’. Deze beleidsbrief omvat ook de keuzes en opties voor het beleid voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk voor dat jaar. 3.1 Beleidsbrief Cultuur 2008-2009 Minister Anciaux levert met de laatste beleidsbrief uit de legislatuur 2004-2009 een lijvig werkstuk af (zie doc. 3). In 166 pagina’s ontvouwt de minister een goed overzicht van de ambities die hij in de bijna afgelopen legislatuurperiode heeft gerealiseerd. In de beleidsbrief wordt een beleids- en budgettaire reconstructie gemaakt van de voorbije regeerperiode. Gerelateerd aan het

208 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 209


1. MINISTER ANCIAUX, ZIJN KABINET EN DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR

begin van de legislatuur 1999-2004, zijn de beleidskredieten voor Cultuur met 102 percent gestegen. In de beleidsbrief geeft de minister een terugblik op de periode 1999-2009, focust hij op de stand van zaken in 2008 en doet hij een prognose voor 2009. Hij doet dit achtereenvolgens voor de zogenaamde transversale materies (zoals interculturaliseren, internationaal cultuurbeleid, de adviesraad), het sociaal-cultureel werk, het cultureel erfgoed en de professionele kunsten. Voor de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk overschouwt de minister nog even het tracĂŠ dat liep van de toenmalige Bouwstenennota tot het nieuwe en herhaaldelijk aangepaste decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (zie doc. 4). Budgettair resulteerde dit tracĂŠ in een verhoging van het budget voor het decreet van 37,7 miljoen euro in 1999 tot 53,5 miljoen euro in 2009. Voor 2009 brengt minister Anciaux een zestal punten onder de aandacht, nadat hij nogmaals heeft aangestipt dat de budgettaire engagementen zoals afgesproken zullen worden nagekomen en dat een volledige toepassing van de index is gegarandeerd: - de visitaties hebben een verlengstuk in het eindevaluatieverslag, dat bepalend zal zijn voor de toegekende subsidies - bij de verenigingen wordt 600.000 euro vrijgemaakt om de verenigingen die in hun groei gefnuikt werden door het decreet toch al in ruime mate tegemoet te komen - voor de verenigingen wordt 500.000 euro gereserveerd om experimentele initiatieven op te zetten - voor de volkshogescholen worden vanaf 2009 concrete stappen gezet in de richting van gezamenlijke afspraken over het profiel en de gezamenlijke rol van de 13 Vormingplussen - het Portfolioproject van SoCiuS en het Steunpunt Jeugd wordt verder uitgebouwd, waarbij gehoopt wordt dat het portfolioinstrument ontwikkeld en gedragen wordt door de sector - de middelen voor aanvullende tewerkstelling worden in 2009 volledig toegevoegd aan de basisallocaties voor de sector. Een herverdelingsvoorstel, voorgesteld door de FOV en de sociale partners, wordt verder uitgewerkt

Documenten 1. Samenstelling van het kabinet van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel 2. Beleidsnota 2004 - 2009 Cultuur van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel 3. Beleidsbrief Cultuur. Beleidsprioriteiten 2008-2009 van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel Vlaams Parlement Zitting 2008 - 2009 Stuk 1902 (2008-2009) - Nr. 1 28 oktober 2008 4. Beleidsbrief Cultuur. Beleidsprioriteiten 2008-2009, van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel Vlaams Parlement Zitting 2008 - 2009 Stuk 1902 (2008 -2009) - Nr. 1 (uittreksel p. 54-58) 28 oktober 2008

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 209


2. MINISTER ANCIAUX EN ZIJN ADMINISTRATIE VOOR DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR

2. MINISTER ANCIAUX EN ZIJN ADMINISTRATIE VOOR DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR Naast zijn Kabinet wordt een minister ook bijgestaan door de overheidsadministratie. In het voorbije jaar deden zich in de Administratie een aantal wijzigingen voor.

1. Het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media In het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media (zie doc. 1) situeert zich het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Het Departement wordt geleid door Christine Claus. Daarnaast zijn er twee Intern Verzelfstandige Agentschappen (IVA’s) zonder rechtspersoonlijkheid: Kunsten en Erfgoed, met als administrateur-generaal Jos Van Rillaer, en Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen met als administrateur-generaal An Vrancken. Het Departement en deze beide IVA’s vormen samen het Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media. De managers of topambtenaren van het Departement en de agentschappen (ook Bloso en de Regulator voor de Media) vormen samen de beleidsraad van de Administratie Cultuur, Jeugd, Sport en Media. De beleidsraad is het forum waar het politieke en administratieve domein elkaar ontmoeten en overleggen om de politieke beleidsvoering door de regering te ondersteunen. Dit overleg zal mee worden geïnspireerd door de beleidsadviezen over strategische beleidsaangelegenheden door de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC).

2. Het Intern Verzelfstandigd Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen Het Intern Verzelfstandigd Agentschap (IVA) Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen (zie doc. 2) telt bijna 100 personeelsleden. Het Agentschap heeft als missie het stimuleren van een rijk en gedifferentieerd aanbod aan sociaal-culturele activiteiten die op niet-commerciële basis worden georganiseerd, ter bevordering van de algemene ontwikkeling van alle burgers - kinderen, jongeren en volwassenen - en ter verhoging van de maatschappelijke en culturele participatie. An Vrancken is de leidend ambtenaar van het Agentschap. Zij wordt hierin bijgestaan door twee afdelingshoofden: Johan Van Gaens, Afdelingshoofd Jeugd en Geert Roelandts, Afdelingshoofd Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid. Geert Roelandts is sedert 1 december 2008 afdelingshoofd. Geert Roelandts is 58 jaar en socioloog. Hij heeft een lange staat van dienst binnen de Administratie en is geen onbekende voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Hij begon zijn carrière immers in 1977 als bestuurssecretaris bij het toenmalige Bestuur Volksontwikkeling en Openbare Lectuurvoorziening. In 1988 stapte hij over naar de Dienst Openbaar Bibliotheekwerk. Sinds 2000 was hij binnen de afdeling Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid (VOLC) teamverantwoordelijke van het team Lokaal Cultuurbeleid.

3. Drie teams Het team Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk (zie doc. 3) staat onder leiding van Luc Goossens (directeur) en het team Lokaal Cultuurbeleid onder leiding van Mia De Smedt (teamverantwoordelijke ad interim). Luc Goossens volgt ook de interprofessionele akkoorden op. Noemi De Clercq en Katrien Callewaert zijn de verantwoordelijken voor de volkshogescholen, vormingsinstellingen voor bijzondere doelgroepen, syndicale vormingsinstellingen, de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap en de gespecialiseerde vormingsinstellingen. Evita Dhaenens is samen met Katrien Callewaert domeinverantwoordelijke voor de sociaal-culturele bewegingen. Joris Smeets is de domeinverantwoordelijke

210 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 211


2. MINISTER ANCIAUX EN ZIJN ADMINISTRATIE VOOR DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR

voor de sociaal-culturele verenigingen en de migrantenverenigingen. Domeinverantwoordelijke voor de amateurkunsten is Elke Verhaeghe. De algemene ondersteuning ligt in de handen van Anne-Marie Delaere. Sedert 2 februari 2009 functioneert een derde team: het team Participatie (zie doc. 4). Dit team staat in voor de uitvoering van het participatiedecreet. Je kan bij hen terecht met vragen over: - projecten van verenigingen die bijdragen tot een beter leesklimaat - de projecten ter bevordering van de participatie van kansengroepen in cultuur, jeugdwerk en sport - het bijzonder cultuuraanbod - verenigingen met een specifieke opdracht tot het verenigingsleven Het team is ook verantwoordelijk voor de uitvoering van het decreet Vlaamse gebarentaal en het circusdecreet. De internationale samenwerking en de nationale orden en medailles horen eveneens thuis in dit team. Het team Participatie wordt aangestuurd door Marie-Anne Van Hijfte (teamverantwoordelijke). Bart De Boiserie staat in voor de cultuurparticipatieprojecten.

4. Actieplan Administratieve Vereenvoudiging Eind januari 2009 maakt de Dienst Wetsmatiging het Actieplan ‘Administratieve Vereenvoudiging en kwaliteitsvolle regelgeving’ van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen bekend (zie doc. 5). Het actieplan is gebaseerd op de nulmeting die in de zomer van 2008 werd gepubliceerd. De resultaten van deze nulmeting zijn niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek: “Het verkregen cijfermateriaal heeft vooral een indicatieve waarde en niet zozeer een statistische waarde”. Het Actieplan Administratieve Vereenvoudiging bevat concrete voorstellen om de administratieve lasten binnen het Agentschap tegen 2012 met een derde te verminderen. Voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk lezen we onder meer dat “naar analogie van de vereenvoudigingen in het decreet Vlaams jeugdbeleid zou kunnen worden overwogen om de jaarlijkse indiening van een begroting af te schaffen.” Opmerkelijker en inhoudelijk ingrijpender is het voornemen van het Agentschap om voor de volgende planperiode een leidraad op te stellen. “Deze [leidraad] kan de organisatie een richtlijn geven over wat al dan niet in een beleidsplan moet worden opgenomen zodat het risico wordt gereduceerd dat een plan te uitgebreid wordt of overbodige gegevens vermeldt. Ook voor de opmaak van de voortgangsrapporten zal een leidraad of model worden uitgewerkt.” De overheid zal ook sjablonen maken voor de aanvraag en/of verantwoording van specifieke subsidies.

Documenten 1. Organogram van het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media 2. Agentschap Sociaal-Cultureel Werk: opdrachten 3. Samenstelling team Sociaal-Cultureel Werk voor Volwassenen 4. Samenstelling team Participatie 5. Actieplan Administratieve Vereenvoudiging 13 oktober 2008

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 211


3. HET VLAAMS PARLEMENT, DE COMMISSIE CULTUUR

3. HET VLAAMS PARLEMENT, DE COMMISSIE CULTUUR 1. Vlaams Parlement Het Vlaams Parlement is de vergadering van Vlaamse volksvertegenwoordigers, die door de burgers om de vijf jaar worden verkozen. Het parlement heeft een wetgevende macht en legt de spelregels voor iedereen vast in decreten. Het parlement keurt elk jaar de begroting goed en controleert de werking van de regering. Op 7 juni 2009 vinden parlementsverkiezingen plaats. Dit leidt tot een nieuwe samenstelling van het Vlaams Parlement.

2. Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media EĂŠn van de commissies in het Vlaams Parlement is de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (ook wel kortweg: Commissie Cultuur). Een commissie is een vergadering van een beperkt aantal volksvertegenwoordigers. Elke commissie bestaat in de regel uit vijftien vaste en vijftien plaatsvervangende leden, verdeeld volgens de sterkte van de fracties. Elke commissie kiest een voorzitter die de vergaderingen samenroept en voorzit (zie doc. 1). De nieuwe samenstelling van het Vlaams Parlement (na de verkiezingen van 7 juni 2009) leidt tot een nieuwe samenstelling van de Commissie Cultuur (zie doc. 2) De commissies hebben als belangrijkste taak het decreetgevende werk van het Vlaams Parlement voor te bereiden. Een commissie kan ook hoorzittingen organiseren om zich beter te informeren over alle aspecten van een voorstel of ontwerp van decreet. Elke commissie controleert ook het beleid van de Vlaamse Regering. Zij beschikt daartoe over een aantal controlemogelijkheden. De volksvertegenwoordigers kunnen een vraag om uitleg stellen aan een minister over een actueel en concreet probleem. Een volksvertegenwoordiger die een uitgebreider probleem van algemeen belang ter sprake wil brengen, kan een interpellatie houden. Interpellaties kunnen aanleiding geven tot het indienen van een motie van wantrouwen of een met redenen omklede motie waarover in de plenaire vergadering wordt gestemd (zie doc. 3). De Commissie Cultuur houdt zich in de voorbije periode meer dan eens bezig met het sociaal-cultureel volwassenenwerk. In andere delen van het beleidsjaarboek gaan we nader in op deze werkzaamheden. We stippen aan dat vooral de begrotingsbesprekingen, de besprekingen van de beleidsbrieven en de behandeling van de problematiek van subsidies en indexering de parlementsleden bezig houden. Ook het participatiedecreet passeert meermaals de parlementaire revue.

Documenten 1. Samenstelling van de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media (legislatuur 2004-2009) 2. Samenstelling van de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media (legislatuur 2009-2014) 3. Opdracht van de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media

212 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 213


4. HET DECREET VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

4. HET DECREET VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK 1. Gewijzigd decreet in het Belgisch Staatsblad Op 5 maart 2008 werd een grote wijziging aan het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk in het Vlaams Parlement goedgekeurd. Het wijzigingsdecreet verschijnt op 10 september 2008 eindelijk in het Belgisch Staatsblad (zie doc. 1). Het heeft ontiegelijk lang geduurd vooraleer het decreet, dat op 14 maart 2008 door de Vlaamse regering was bekrachtigd, gepubliceerd raakt. Blijkbaar lagen vertaalproblemen aan de basis van de immense vertraging.

2. Nieuwe decreetwijziging In het najaar 2008 krijgt het Vlaams Parlement een nieuwe wijziging van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk voorgelegd. Het gaat om twee artikels (zie doc. 2), die via het programmadecreet bij de begroting 2009, aan het pas gewijzigde decreet worden toegevoegd. Het eerste artikel betreft de experimentenregeling voor de verenigingen. De projecten met een experimenteel karakter, waarvoor de sociaal-culturele verenigingen midden 2008 via een nieuw reglement kunnen aankloppen voor financiële ondersteuning, krijgen vanaf 2009 een structurele en decretale verankering. Jaarlijks wordt hiervoor een krediet in de begroting ingeschreven. De Vlaamse Regering moet in een uitvoeringsbesluit de procedure voor de ondersteuning vastleggen. Een tweede artikel bevat een tegemoetkoming voor de verenigingen die bij de invoering van het decreet in hun rechtmatige subsidies waren afgetopt. Bij de realisatie in 2003 van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk was onvoldoende geld voorhanden om het decreet uit te voeren zoals aan de sector was voorgespiegeld. De rechtmatige groei van een handvol verenigingen werd omwille van geldgebrek aan banden gelegd. De maximale groei werd immers voor alle organisaties decretaal beperkt tot 100.000 euro. In het Parlement zegde toenmalig minister van Cultuur Van Grembergen toe dat alles in het werk zou worden gesteld om het decreet alsnog volledig uit te voeren. Na vijf jaar noteren we in het dossier een eerste doorbraak. Minister van Cultuur Anciaux komt in 2009 met 600.000 euro over de brug voor de ’gekortwiekte’ verenigingen. De minister bestempelt de kredietverhoging als een substantiële stap in de richting van de volledige aflossing van het tekort dat de betrokken organisaties sedert de invoering van het decreet meevoeren. Op 17 december 2008 keurt het Vlaams Parlement het programmadecreet met de twee aanpassingen aan het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk goed. Het decreet werd intussen bij de decreten van 19 december 2003, 7 mei 2004, 2 juni 2006, 14 maart 2008 en nu dus ook 19 december 2008 gewijzigd.

3. Nieuwe geconsolideerde tekst De herhaalde wijzigingen van het decreet bemoeilijken een lezing van een juiste tekst. Vooral de decreetwijziging van 5 maart 2008 zorgt voor veel kopbrekens. Het gaat immers om een wijzigingsdecreet waarin veel wijzigingen aan het oorspronkelijk decreet van 4 maart 2003 worden aangebracht. Gelukkig is er de Vlaamse Codex die kort op de bal speelt en de decreetwijzigingen op een snelle en accurate manier aanbrengt in de vigerende wetgeving (zie doc. 3). Op die manier kunnen de sector en andere geïnteresseerden verder met de juiste en meest actuele tekstversie.

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 213


4. HET DECREET VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

4. Volledig nieuw uitvoeringsbesluit Op 5 september 2008 keurt de Vlaamse regering het uitvoeringsbesluit bij het aangepaste decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk goed (zie doc. 4). De Vlaamse regering maakt de keuze om een volledig nieuw uitvoeringsbesluit uit te vaardigen, zodat zich geen probleem van coördinatie van teksten stelt zoals bij de decreetwijziging. Op die manier hebben de organisaties een duidelijk document met de nodige criteria voor hun erkenning en/of subsidiëring. De tekst van het uiteindelijke besluit wijkt nauwelijks af van de ontwerptekst. Op basis van de opmerkingen van de Raad van State wordt verduidelijkt dat de aangeboden reactietijd van tien werkdagen om dossiers eventueel te vervolledigen, begint te lopen vanaf de kennisgeving door de overheid, waarbij de datum van de poststempel bepalend is. Ook wordt nader omschreven wat gebeurt wanneer de werking van een volkshogeschool niet voldoet en de overheid in een vervanging voorziet. Tenslotte wordt ook bepaald dat het besluit vanaf 15 september 2008 in werking treedt. Het duurt weer geruime tijd vooraleer het uitvoeringsbesluit gepubliceerd raakt in het Belgisch Staatsblad. Op 26 november 2008 is het dan toch zo ver. Het nieuwe besluit geeft uitvoering aan het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Het eerste uitvoeringsbesluit bij het decreet dateert van 13 juni 2003. Ook dit besluit werd meermaals gewijzigd, met name op 11 juni 2004, 17 maart 2006 en nu dus op 5 september 2008, in de vorm van een volledig nieuw uitvoeringsbesluit.

5. Experimenten bij verenigingen In 2008 lanceert minister van Cultuur Bert Anciaux een projectoproep die vernieuwend werken in verenigingen ondersteunt, de zogenaamde experimentenregeling. Verenigingen hebben tot 1 juni 2009 de tijd om een projectaanvraag in te dienen. Vernieuwende projecten kunnen tot 50.000 euro subsidie ontvangen. Vernieuwing is mogelijk op het vlak van methoden, inhoud, invalshoeken of vorm. De klemtoon ligt op praktijken die ontworpen zijn vanuit samenwerkingsverbanden. Bovendien moeten de projecten werk maken van minstens één van de volgende prioriteiten: - continuïteit stimuleren tussen organisaties van jongvolwassenen en volwassenenorganisaties - toenadering zoeken tot relevante lokale actoren die geen plaats hebben in het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk - nieuwe doelgroepen aanspreken en (potentiële) leden nauwer betrekken door het ontwikkelen van voor de vereniging vernieuwende samenwerkingsverbanden in het maatschappelijk middenveld Artikel 14 bis van het decreet geeft aan deze experimentenregeling een wettelijke basis. In de praktijk blijft het subsidiereglement van voor de decreetwijziging van kracht (zie doc. 5). Dit wordt met een omzendbrief aan de verenigingen meegedeeld.

Documenten 1. Decreet houdende wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk Belgisch Staatsblad, Nr. 277, 10 september 2008 (uittreksel p. 47071-47081) 2. Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2009 Vlaams Parlement Zitting 2008-2009 Stuk 1894 (2008-2009) - Nr. 19 (uittreksel p. 11-12) 17 december 2008

214 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 215


4. HET DECREET VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

3. Gecoördineerde versie van het decreet betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk Vlaamse Codex 7 oktober 2009 4. Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk 5 september 2008 Belgisch Staatsblad, Nr. 364, 26 november 2008 (uittreksel p. 62433-62444) 5. Reglement voor de financiële ondersteuning van projecten van sociaal-culturele verenigingen 19 september 2008

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 215


5. HET GELD VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

5. HET GELD VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK 1. Reguliere subsidies De begroting van de Vlaamse Gemeenschap is opgesplitst per beleidsdomein. De begroting van het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media (CJSM) is op haar beurt onderverdeeld in 8 stukjes. Elk onderdeel van de cultuursector heeft een eigen begrotingsprogramma. Een apart programma is er ook dus ook voor de werking van het IVA Sociaal-Cultureel Werk. Uit de cijfers blijkt dat het hele cultuurdomein goed is voor 969 miljoen euro (niet-gesplitste kredieten). In luikje D van het beleidsdomein CJSM vinden we de cijfers voor het sociaal-cultureel werk voor volwassenen (zie doc. 1 en 2). De “klassieke” begrotingsposten voor de subsidiëring van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, de amateurkunsten en de uitvoering van het lokaal cultuurbeleid vinden we er terug. Nieuw zijn een resem posten in verband met cultuurparticipatie. De Vlaamse parlementsleden hebben elk jaar een vette kluif aan de studie en bespreking van de begroting. Dat is ook zo met de begroting 2009, die hen eind oktober door de Vlaamse Regering wordt bezorgd. Het is beslist geen sinecure om de duizenden bladzijden cijfer- en commentaartabellen, die nu eenmaal bij zo’n begroting horen, te doorworstelen. Voor het beleidsdomein van het sociaal-cultureel werk voor volwassenen (in het jargon het programma HD) wordt in 2009 een bedrag van 174,4 miljoen uitgetrokken. Dit is iets meer dan de 171 miljoen euro die in de begroting 2008 beschikbaar was. Bij de tweede begrotingscontrole 2008 (zie doc. 3), die parallel loopt met de bespreking van de nieuwe begroting 2009, zijn nogal wat begrotingsposten (allocaties) drastisch gewijzigd. Het is voor de parlementsleden dan ook meer dan puzzelen om inzicht te krijgen in de cijfers. De tweede begrotingscontrole 2008 brengt een gevoelige stijging teweeg van de budgetten voor de diverse werksoorten binnen het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Dit is te wijten aan de overdracht van de zogenaamde DAC-middelen naar de begrotingsposten voor de verschillende werksoorten. Omdat die overdracht in 2008 maar voor 40 percent gebeurde, wordt de resterende 60 percent pas in 2009 overgedragen. Bovendien zitten in de diverse begrotingsposten ook middelen verscholen voor de toepassing van de index en voor de uitbetaling van een deel van de VIA-middelen. De Vlaamse Intersectorale Akkoorden (VIA) zorgen voor nogal wat bijkomende middelen. Vooral het akkoord van 29 maart 2000 (VIA 2) zorgde voor een gevoelige toename van de middelen. De algemene doelstelling van de VIA-bepalingen bestaat er immers in het statuut van de werknemers die actief zijn in de social-profitsector, inzonderheid de werknemers uit de sociaal-culturele sector, te verbeteren. De Vlaamse Regering en de sociale partners verbonden er zich toe om in een gezamenlijk overleg een aantal maatregelen uit te werken en uit te voeren. Tijdens de uitvoeringsperiode van het VIA 2 werden op deze manier collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten binnen het Paritair Comité 329 voor de sociaal-culturele sector. Er werden middelen vrijgemaakt om de invoering van deze overeenkomsten te ondersteunen. Zo kenden we nieuwe regelingen op het vlak van de loonharmonisatie (loonvoorwaarden, eindejaarstoelage), extra-verlof voor oudere werknemers, tussenkomsten voor vorming en managementondersteuning. Op 8 mei 2005 werd een nieuw akkoord afgesloten tussen regering en sociale partners. Dit VIA 3 loopt vanaf 2006 tot 2010/2011 en heeft drie luiken: uitbreidingsbeleid (bijkomende tewerkstelling), koopkrachtverhoging (met uitbouw van een tweede pensioenpijler en een eindejaarspremie) en kwaliteitsverbetering (managementondersteuning en werkdrukvermindering). In de maanden en jaren nadien zullen ook voor de uitvoering van het nieuwe akkoord nieuwe CAO’s worden afgesloten. Voor de uitvoering van het hele akkoord heeft de Vlaamse Regering een bedrag van ongeveer 190 miljoen euro voorzien. Bij de verenigingen zitten in het globale begrotingsbedrag voor 2009 502.574 euro aan VIA-middelen, bij de bewegingen 85.353 euro en bij de instellingen (inclusief de volkshogescholen) 458.365 euro. Bij de FOV zitten 2.850 euro VIA-middelen in de enveloppe, bij SoCiuS 31.683 euro. De subsidies aan Kwasimodo worden vanaf 2009 stopgezet. Bij de verenigingen zit daarenboven in

216 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 217


5. HET GELD VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

de allocatie 600.000 euro voor de afgetopte verenigingen en 500.000 euro voor een bijkomende experimentenbetoelaging. Uiteindelijk laten de begrotingscijfers 2008 en 2009 zich als volgt lezen: allocatie (begrotingscijfers Verenigingen in 1.000 euro) Vormingsinstellingen

2008

2008 BC21

2009

21.687

25.802

31.136

19.750

21.222

22.315

Bewegingen

3.608

4.173

4.934

SoCiuS

1.507

1.528

1.569

FOV

287

287

298

Kwasimodo

300

300

0

De 60,25 miljoen euro die naar het sociaal-cultureel volwassenenwerk gaat, bedraagt 34,5 percent van de middelen die naar het globale programma Sociaal-Cultureel Werk gaan. De 174,4 miljoen euro voor de totaliteit van het Sociaal-Cultureel Werk (lokaal cultuurbeleid, amateurkunsten, participatiedecreet en sociaal-cultureel volwassenenwerk) staat voor 0,88 percent van de hele begroting van de Vlaamse Gemeenschap (19,87 miljard euro). Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is goed voor 0,30 percent van de totaliteit van de Vlaamse begroting. De begroting 2008 wordt voor de tweede keer aangepast op 12 november 2008. De begroting 2009 wordt op 17 december 2009 goedgekeurd. Die goedkeuringen worden voorafgegaan door besprekingen in de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Op 20 november 2008 laten de Commissieleden hun licht schijnen op de Beleidsbrief Cultuur 2008-2009 van minister van Cultuur Anciaux (zie doc. 4). De Commissieleden reflecteren over de voorbije 10 jaar cultuurpolitiek van de minister (zie doc. 5). Iedereen is het erover eens dat de minister de cultuursector in de voorbije 10 jaar op de kaart zette. Toch zijn er ook wat kritische stemmen over een paar facetten van het beleid. De toepassing van het participatiedecreet zorgt voor een resem vraagtekens.

Documenten 1. Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2009 (aangenomen tekst door de Algemene Vergadering) Vlaams Parlement Zitting 2008-2009 Stuk 15 (2008-2009) - Nr. 13 (uittreksel p. 190-198) 17 december 2008 2. Toelichting bij de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2009. Toelichting per programma Vlaams Parlement Zitting 2008-2009 Stuk 13 (2008-2009) - Nr. 1-B (uittreksel p. 795-814) 28 oktober 2008 3. Verslag bespreking ontwerp van decreet houdende tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting 2008 Vlaams Parlement 3 BC2: tweede begrotingscontrole

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 217


5. HET GELD VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

Commissie Cultuur Zitting 2008-2009 Stuk 19 B (2007-2008) - Nr. 3-D (uittreksel p. 6-18) 16 oktober 2008 4. Beleidsbrief Cultuur. Beleidsprioriteiten 2008-2009 van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel Vlaams Parlement Zitting 2008 - 2009 Stuk 1902 (2008-2009) - Nr. 1 (uittreksel p. 54-58) 28 oktober 2008 5. Verslag bespreking ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2009 Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2008-2009 Stuk 15 (2008-2009) - Nr. 5-D (uittreksel p. 16-31) 27 november 2008

2. De indexering Organisaties die gesubsidieerd worden via het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, krijgen hun subsidies in schijven uitbetaald. Elk jaar wordt de subsidie-enveloppe in 4 voorschotten en een saldo uitgekeerd. De subsidie-enveloppen worden jaarlijks geïndexeerd. Artikel 47 van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk bepaalt dat de subsidie-enveloppen van alle organisaties vanaf 1 januari 2003 gekoppeld worden aan het prijsindexcijfer dat “berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het Koninklijk Besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.” De gezondheidsindex met andere woorden. In 2007 en in het voorjaar 2008 ontstond grote verwarring over de toepassing van de index. Omdat de verwarring blijft, dringt het FOV-bestuur via een brief van 19 juni 2008 nogmaals bij minister Anciaux aan op een juiste indextoepassing (zie doc. 6). De minister slaagt er uiteindelijk in om de indexproblematiek op te lossen. In een brief van 14 juli 2008 (zie doc. 7) aan de FOV deelt hij mee dat de indexering voor het jaar 2007 zal verlopen op basis van de gecorrigeerde gezondheidsindex en vanaf 2008 op basis van de gezondheidsindex. Zoals gevraagd, zullen de subsidievoorschotten vanaf het najaar 2008 eveneens geïndexeerd worden. In het ontwerp van begrotingsdecreet, dat naar aanleiding van de tweede controle van de begroting 2008 van de Vlaamse Gemeenschap wordt ingediend, zijn de middelen voorzien om de gezondheidsindex toe te passen (zie doc. 8). De bijkomende indexaanpassing is goed voor een meeruitgave van 297.000 euro bij de verenigingen, 270.000 euro bij de vormingsinstellingen en volkshogescholen, en van 50.000 euro bij de bewegingen. Het steunpunt SoCiuS ontvangt een bonus van 21.000 euro indexeringsgeld. Minister Anciaux geeft in de Commissie Cultuur toelichting over deze indexering. Door een vergissing bij de Administratie is bij de werksoort Bewegingen het refertejaar voor de indexering 2004 in plaats van 2003 bij de andere werksoorten. De bewegingen verliezen daarmee dus een jaar aan indexering. Door Paul Delva (CD&V) ondervraagd over de ongelijke indextoepassing, stelt minister Anciaux dat in de begroting 2008 de middelen aanwezig zijn om de indexformule uit het decreet naar de letter

218 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 219


5. HET GELD VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

toe te passen. De vergissing in de brieven van de Administratie aan de Bewegingen wordt daarom rechtgezet. Zoals decretaal bepaald is het jaar 2003 het refertejaar voor de indexering bij alle werksoorten (zie doc. 9). In overeenstemming met de toezeggingen vanwege minister van Cultuur Anciaux worden sedert het najaar 2008 de subsidievoorschotten ge誰ndexeerd volgens de gezondheidsindex. Het saldo 2008 wordt, mede omwille van de regeringswissel niet tijdig uitgekeerd.

Documenten 6. Brief van de FOV aan minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel 19 juni 2008 7. Brief van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, aan de FOV 14 juli 2008 8. Toelichtingen bij de tweede aanpassing van de middelenbegroting en de tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2008 Vlaams Parlement Zitting 2007-2008 Stuk 17 - A (2007-2008) - Nr. 1-B (uittreksel p. 403-408) 7 juli 2008 9. Verslag bespreking ontwerp van decreet houdende tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting 2008 Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2008-2009 Stuk 19 B (2007-2008) - Nr. 3-D (uittreksel p. 6-18) 16 oktober 2008

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 219


6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK 1. De landelijke verenigingen Sociaal-culturele verenigingen zijn netwerken van lokale afdelingen of groepen. Een afdeling of groep kan worden gezien als een duurzame en zelforganiserende verzameling van vrijwilligers die verantwoordelijkheid opnemen voor de bestuurlijke en inhoudelijke werking van (een afdeling van) een vereniging. De vrijwilligers worden vanuit een landelijk en eventueel een regionaal secretariaat ondersteund door een of meerdere professionele medewerkers. In 2008 zijn 56 organisaties door de minister van Cultuur erkend en gesubsidieerd als sociaal-culturele vereniging. Samen groeperen ze zo’n 15.511 lokale afdelingen of kernen, een gemiddelde van ongeveer 47 afdelingen per gemeente. Eén vereniging, VOSOG Scouting voor volwassenen, ontvangt een startsubsidie in 2008. 1.1. Experimentenregeling In 2008 lanceert minister van Cultuur Bert Anciaux een projectoproep die vernieuwend werken in verenigingen ondersteunt, de zogenaamde experimentenregeling. De vernieuwing is mogelijk op het vlak van methoden, inhoud, invalshoeken of vorm. De klemtoon ligt op praktijken die ontworpen zijn vanuit samenwerkingsverbanden. Bovendien moeten de projecten werk maken van minstens één van de volgende prioriteiten: - continuïteit stimuleren tussen organisaties van jongvolwassenen en volwassenenorganisaties - toenadering zoeken tot relevante lokale actoren die geen plaats hebben in het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk - nieuwe doelgroepen aanspreken en (potentiële) leden nauwer betrekken door het ontwikkelen van voor de vereniging vernieuwende samenwerkingsverbanden in het maatschappelijk middenveld Op 22 september verschijnt, na een positief advies van de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk, een deelraad van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC), het reglement voor de experimentenregeling op de website van de overheid (zie doc. 1). Het reglement is geldig voor 2008 en 2009. Er wordt een jaarlijks bedrag van 500.000 euro voorzien. De indiendatum voor de projecten is 1 oktober. De Sectorraad dringt in zijn advies van 12 september 2008 aan om een dergelijke projectregeling in te bedden in het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk en het projectensysteem uit te breiden naar alle werksoorten (zie doc. 2). Tijdens de bespreking van de begroting in de Commissie Cultuur op 16 oktober 2008 beaamt minister Anciaux dat de tijd nogal krap was om de dossiers in te dienen en te beoordelen (zie doc. 3). Hij wijst er evenwel op dat de FOV betrokken was bij de opstelling van het reglement en dat de verenigingen door hun belangenorganisatie in de loop van de maand juli geïnformeerd werden over de bijkomende subsidiemogelijkheden. De minister deelt mee dat uiteindelijk 22 dossiers werden ingediend. Hiervan worden uiteindelijk 16 projecten goedgekeurd. Zij ontvangen tussen de 7.000 en 48.800 euro. Hiermee wordt de experimentenpot van 500.000 euro nagenoeg volledig gebruikt. De decretale verankering van de experimentenregeling wordt op 17 december geregeld via het programmadecreet bij de begroting 2009 (zie doc. 4) (zie ook hoofdstuk 4 - Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk). Het programmadecreet bepaalt dat in het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk artikel 14 bis wordt toegevoegd: jaarlijks wordt een krediet ingeschreven voor de financiële ondersteuning van projecten met een experimenteel karakter op het vlak van inhoud, vorm of methodiek die binnen een erkende vereniging opgezet worden. De Vlaamse Regering moet in een uitvoeringsbesluit de procedure voor de ondersteuning vastleggen.

220 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 221


6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

Voor deze decreetwijziging levert de SARC een positief advies (zie doc. 5). De decretale verankering van de projectsubsidie voor de verenigingen was een expliciete vraag van de Raad. Niettemin blijft de Raad ook aandringen op een analoge experimentenregeling voor de andere werksoorten. Voor 2009 blijft het subsidiereglement van vóór de decreetwijziging van kracht. Dit wordt met een omzendbrief d.d. 20 maart 2009 aan de verenigingen meegedeeld (zie doc. 6). De indiendatum is 1 juni 2009. 21 verenigingen gaan op de projectoproep in. 1.2. Migrantenverenigingen 14 van de 56 verenigingen zijn zogenaamde migrantenverenigingen. De migrantenverenigingen zitten momenteel in een overgangsperiode. Tegen de derde beleidsperiode (2011-2015) moeten ook zij volledig voldoen aan de erkennings- en subsidiecriteria van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze voorwaarden houden onder meer in dat ze de norm moeten halen van minimum 50 afdelingen, gespreid over ten minste drie provincies, met binnen elke provincie minstens tien afdelingen. Deze norm kunnen migrantenverenigingen op eigen kracht of via een samenwerkingsverband bereiken. Samenwerkingsverbanden kunnen op twee manieren gerealiseerd worden: via fusie (door opslorping of door oprichting van een nieuwe vzw) of via een samenwerkingsverband (vzw van vzw’s). Organisaties die ervoor kiezen samen te werken, kunnen een beroep doen op SoCiuS voor begeleiding. Wat de subsidiëring betreft, bestaat de jaarlijkse subsidie-enveloppe voor de migrantenverenigingen vanaf 2004 tot en met 2010 uit twee delen. Enerzijds is er de basissubsidie op basis van (de groei van) het aantal afdelingen en anderzijds is er een aanvullende subsidie van 30% (zie doc. 7 en 8). 1.3. Omzendbrieven verantwoordingsstukken De verenigingen moeten voor de tweede maal een voortgangsrapport indienen (zie doc. 9). De overheid verwacht een stand van zaken over de uitvoering van het beleidsplan in het voorbije jaar en een vooruitblik op de geplande uitvoering van het beleidsplan in het lopende jaar 2009. Hierbij wordt gevraagd wijzigingen ten opzichte van het beleidsplan (of het jaarplan) aan te duiden en te motiveren. De beoordelingselementen (uit het oorspronkelijke decreet van 2003) moeten worden besproken in een afzonderlijk deel. De Administratie vraagt in de omzendbrief uitdrukkelijk om zich ook te verhouden ten aanzien van ‘diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit’. De Administratie meldt in de brief dat er geen extra wijziging van het bestaande beleidsplan zal gevraagd worden voor de verantwoording van de werking tijdens het bijkomende jaar (2010) van de huidige beleidsperiode. Een aanvulling voor dit bijkomende jaar via rapportering in het voortgangsrapport 2009-2010 zal volstaan. Bij de specifieke richtlijnen inzake het voortgangsrapport staan twee merkwaardige zaken: - enerzijds worden organisaties die in het kader van de beoordeling van hun beleidsplan 2006-2009 een remediëringstraject dienden te volgen, expliciet gemaand hierover te rapporteren. De FOV merkt op dat de decreetwijziging uit 2008 komaf maakt met het remediëringstraject. Er is geen formele grond (meer) om dit te vragen. - anderzijds worden verenigingen gevraagd de lijst met alle actieve afdelingen van het voorbije werkjaar door te geven. De term ‘actieve afdeling’ bestaat decretaal niet. Naast richtlijnen voor de in te dienen stukken bepaalt de omzendbrief ook de termijn die organisaties ter beschikking hebben om een commentaar te formuleren op het visitatieverslag.

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 221


6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

De landelijk erkende migrantenverenigingen moeten zoals voorheen een jaarverslag en een jaarplan opstellen. Voor hen verandert er niets (zie doc. 10). 1.4. Visitaties De verenigingen krijgen in het kader van de evaluatie van hun werking voor het eerst bezoek van een visitatiecommissie. De organisaties worden gecontacteerd door de Administratie om in overleg de datum van het bezoek vast te leggen. De visitatiecommissies worden bevolkt door leden van de Administratie enerzijds en externe deskundigen anderzijds. Alle bezoeken vinden plaats tussen september 2008 en eind mei 2009.

Documenten 1. Reglement voor de financiĂŤle ondersteuning van projecten van sociaal-culturele verenigingen 19 september 2008 2. Advies van de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk over het reglement voor de financiĂŤle ondersteuning van projecten van sociaalculturele verenigingen 12 september 2008 3. Verslag bespreking ontwerp van decreet houdende tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting 2008 Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2008-2009 Stuk 19 B (2007-2008) - Nr. 3-D (uittreksel p. 6-18) 16 oktober 2008 4. Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2009 Vlaams Parlement Zitting 2008-2009 Stuk 1894 (2008-2009) - Nr. 19 (uittreksel p. 11-12) 17 december 2008 5. Advies van de SARC over het voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2009 21 oktober 2008 6. Omzendbrief reglement experimentenregeling 20 maart 2009 7. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de migrantenverenigingen over de opmaak van de Begroting 2009 13 januari 2009 8. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de migrantenverenigingen over de ondertekening van de beheersovereenkomst 2009 12 januari 2009

222 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 223


6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

9. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de verenigingen over de in te dienen verantwoordingsstukken 17 februari 2009 10. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de migrantenverenigingen over de in te dienen verantwoordingsstukken 17 februari 2009

2. De bewegingen Bewegingen zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een specifiek thema. Dit doen ze door middel van sensibilisatie, educatie en sociale actie. Vlaanderen telt vandaag 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. Bewegingen genieten (nog) geen erkenning van de overheid. Veel organisaties leven daarom in bestaansonzekerheid op het einde van elke vijfjarige beleidsperiode. 2.1. Indexering subsidies 2008 is een turbulent jaar voor de indexering van de subsidies. Liefst drie keer noteren we een loonsverhoging ten gevolge van de overschrijding van het spilindexcijfer. De overheid probeert de gevolgen daarvan via een budgetverhoging op te vangen. Bij de bewegingen wordt 50.000 euro bijkomend indexgeld voorzien. Door een vergissing bij de Administratie is bij de werksoort Bewegingen het refertejaar voor de indexering echter 2004 in plaats van 2003 zoals bij de andere werksoorten. De bewegingen verliezen daarmee dus een jaar aan indexering (zie ook hoofdstuk 5 - Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk). Door Paul Delva (CD&V) ondervraagd over de ongelijke indextoepassing, stelt minister Anciaux dat in de begroting 2008 de middelen aanwezig zijn om de indexformule uit het decreet naar de letter toe te passen. De vergissing in de brieven van de Administratie aan de Bewegingen wordt rechtgezet. Zoals decretaal bepaald, is het jaar 2003 het refertejaar voor de indexering bij alle werksoorten (zie doc. 1). 2.2. Omzendbrief verantwoordingsstukken De omzendbrief van 16 februari 2009 (zie doc. 2) vermeldt de concrete richtlijnen voor de opmaak van de verantwoordingsdocumenten voor de besteding van de subsidie-enveloppe. De bewegingen zullen voor de tweede keer op rij een voortgangsrapport moeten indienen. De Administratie meldt in de brief dat er geen extra wijziging van het beleidsplan 2005-2009 zal gevraagd worden voor de verantwoording van de werking tijdens het bijkomende jaar (2010) van de huidige beleidsperiode. Een aanvulling voor dit bijkomende jaar via rapportering in het voortgangsrapport 2009-2010 zal volstaan. Naast richtlijnen voor de in te dienen stukken bepaalt de omzendbrief ook de termijn die organisaties ter beschikking hebben om een commentaar te formuleren op het visitatieverslag. 2.3. Visitaties De bewegingen krijgen als eerste werksoort bezoek van een visitatiecommissie (september 2008). De organisaties worden gecontacteerd door de Administratie om in overleg de datum van het bezoek vast te leggen. De visitatiecommissies worden bevolkt door

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 223


6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

leden van de Administratie enerzijds en externe deskundigen anderzijds. Alle bezoeken vinden plaats tussen september 2008 en eind mei 2009. 2.4. Parlementaire aandacht Naar aanleiding van de publicatie van Boekstaven 2008 stellen verschillende politici vragen over de verhouding tussen de opdracht van de bewegingen en de middelen die deze werksoort ter beschikking krijgt (zie doc. 3 en 4). Paul Delva in het Vlaams Parlement naar aanleiding van de presentatie van Boekstaven: “Ik haalde tijdens dat evenement ook nog aan dat blijvend aandacht moet worden besteed aan wat ik de ‘kleinere bewegingen’ noem, die soms met één of twee medewerkers hun maatschappelijk belangrijke thema over heel Vlaanderen moeten uitstrooien.” (zie ook hoofdstuk 7 - De belangenbehartiging en ondersteuning in het sociaal-cultureel volwassenenwerk)

Documenten 1. Verslag bespreking ontwerp van decreet houdende tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting 2008 Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2008-2009 Stuk 19 B (2007-2008) - Nr. 3-D (uittreksel p. 6-18) 16 oktober 2008 2. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de bewegingen over de in te dienen verantwoordingsstukken 16 februari 2009 3. Verslag hoorzitting over ‘Boekstaven 2008’, het stavenboek van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, met vertegenwoordigers van de Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV) Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2008-2009 Stuk 2240 (2008-2009) - Nr. 1 (uittreksel p. 7-11) 24 april 2009 4. Verslag plenaire bespreking ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2009 Vlaams Parlement Zitting 2008-2009 Stuk Plenaire Nr. 19 (uittreksel p. 31-32) 17 december 2008

224 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 225


6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

3. De volkshogescholen De volkshogescholen (Vormingplus-centra) zijn 13 vormingscentra gespreid over Vlaanderen en Brussel. De Vormingplus-centra hebben 4 opdrachten: - een eigen aanbod aanbieden - het eigen aanbod spreiden over de regio - het aanbod niet-formele educatie in de regio coördineren en afstemmen - het aanbod niet-formele educatie in de regio bekendmaken Elke Vormingplus legt bij de invulling van de opdrachten eigen accenten. 3.1. Onderzoeksrapport Eind 2008 wordt het onderzoeksrapport ‘Evoluties en kenmerken van niet-formele educatie - Delphi-onderzoek bij de regionale volkshogescholen.’ vrijgegeven door minister van Cultuur, Bert Anciaux (zie doc. 1). Het onderzoek werd uitgevoerd door de VUB (Vrije Universiteit Brussel), het HIVA (Hoger Instituut voor de Arbeid) en de Hogeschool Gent. Het onderzoek geeft inzicht in evoluties en kenmerken van niet-formele educatie bij de Vormingplus-centra in Vlaanderen. Er wordt eveneens gefocust op de positie van de Vormingplus-centra in het educatieve landschap en op het belang en de relevantie van de Vormingplus-centra als niet-formele educatieve setting. Het doel van het onderzoek is zicht krijgen op de eigen en de gemeenschappelijke positionering van de Vormingplus-centra en de benodigde voorwaarden en instrumenten hiervoor in kaart brengen. 3.2. Omzendbrieven verantwoordingsstukken In februari 2009 ontvangen de Vormingplus-centra een omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen (zie doc. 2). De omzendbrief bevat concrete richtlijnen omtrent het inzenden van het voortgangsrapport 2008-2009 en de financiële documenten (afrekening en begroting). De Vormingplus-centra moeten voor de tweede maal een voortgangsrapport indienen. Een afzonderlijk deel van het rapport moet gewijd zijn aan de beoordelingselementen (uit het oorspronkelijke decreet van 2003). Er moet ook aangegeven worden hoe de organisatie diversiteit, met specifieke aandacht voor interculturaliteit, in 2008 aangepakt heeft en in 2009 zal aanpakken. In de omzendbrief wordt reeds een sprong gemaakt naar 2010. De Administratie meldt dat er geen extra wijziging van het bestaande beleidsplan zal gevraagd worden voor de verantwoording van de werking tijdens het bijkomende jaar (2010) van de huidige beleidsperiode. Een aanvulling voor dit bijkomende jaar via rapportering in het voortgangsrapport 2009-2010 zal volstaan. De omzendbrief bevat, naast de richtlijnen over het voortgangsrapport en de financiële verslagen, twee aanvullingen: - de reactietijd op het visitatieverslag wordt beperkt tot één maand - het promotiemateriaal van de organisaties moet ‘ten gepaste tijde’ bezorgd worden aan het Agentschap. De bepalingen omtrent het in te sturen vormingsaanbod en promotiemateriaal zijn bij de decreetwijziging van 2008 immers weggevallen uit het uitvoeringsbesluit. De omzendbrief verhelpt dat hiaat. 3.3. Visitaties Tussen midden december 2008 en begin april 2009 krijgen alle Vormingplus-centra een bezoek van de visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit twee leden van de Administratie (waarvan één persoon optreedt als notulist) en twee ‘buitenstaanders’ (externe deskundigen). Opvallend is dat de twee buitenstaanders alle Vormingplus-centra bezoeken. Hetzelfde geldt voor de Administratie.

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 225


6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

3.4. 5 jaar Vormingplus In 2009 bestaan de Vormingplus-centra 5 jaar. Op vrijdag 13 februari 2009 wordt dat feestelijk gevierd. SoCiuS brengt, in samenwerking met de Vormingplus-centra, voor deze gelegenheid een brochure met 40 praktijkvoorbeelden uit (zie doc. 3). 3.5. Parlementaire aandacht Op 2 april 2009 vindt in de schoot van de Commissie Cultuur een hoorzitting plaats over de FOV-publicatie ‘Boekstaven’ (zie doc. 4). Hugo De Vos (FOV) geeft er meer uitleg bij de niet-publieksgerichte activiteiten. Hij illustreert dit aan de hand van enkele voorbeelden (zie ook hoofdstuk 7 - De belangenbehartiging en ondersteuning in het SCVW). 3.6. Gezamenlijk mission statement, een visie en een missie Het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) ontwikkelt voor de Vormingplus-centra een gezamenlijk mission statement, een visie en een missie (zie doc. 5). Elke Vormingplus kan deze tekst aanvullen met eigen accenten.

Documenten 1. Evoluties en kenmerken van niet-formele educatie. Delphi-onderzoek bij de regionale volkshogescholen. Vanwing, T., Vermeersch L., Verschelden, G., Machiels, R. en Vandenbroucke A. K.U.Leuven, HIVA, VUB en Hogeschool Gent 10 november 2008 2. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de volkshogescholen over de in te dienen verantwoordingsstukken februari 2009 3.Goed gevonden! 40 praktijken uit 5 jaar Vormingplus SoCiuS februari 2009 4. Verslag hoorzitting over ‘Boekstaven 2008’, het stavenboek van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, met vertegenwoordigers van de Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV) Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2008-2009 Stuk 2240 (2008-2009) - Nr. 1 (uittreksel p. 7-11) 24 april 2009 5. Gemeenschappelijk Mission Statement, visie en missie van de volkshogescholen 3 april 2009

226 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 227


6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

4. De landelijke vormingsinstellingen De landelijke vormingsinstellingen maken - samen met de volkshogescholen - deel uit van de werksoort vormingsinstellingen. Begin 2008 zijn er 19 gespecialiseerde vormingsinstellingen, 3 syndicale vormingsinstellingen, 3 vormingsinstellingen voor personen met een handicap en 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap. De erkenning van één gespecialiseerde vormingsinstelling, Relatie Studio, wordt in de loop van 2008 ingetrokken. 4.1. Omzendbrief verantwoordingsstukken In februari 2009 ontvangen de landelijke vormingsinstellingen een omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen (zie doc. 1, 2, 3 en 4). De omzendbrief bevat concrete richtlijnen omtrent het inzenden van het voortgangsrapport 2008-2009 en de financiële documenten (afrekening en begroting). De landelijke vormingsinstellingen moeten voor de tweede maal een voortgangsrapport indienen. Een afzonderlijk deel van het rapport moet gewijd zijn aan de beoordelingselementen (uit het oorspronkelijke decreet van 2003). Er moet ook aangegeven worden hoe de organisatie diversiteit, met specifieke aandacht voor interculturaliteit, in 2008 aangepakt heeft en in 2009 zal aanpakken. De vormingsinstellingen voor personen met een handicap en de federatie van vormingsdiensten voor mensen met een handicap moeten zich ook voor het eerst verhouden ten aanzien van diversiteit, met specifieke aandacht voor interculturaliteit (zie doc. 3 en 4). In de omzendbrief wordt reeds een sprong gemaakt naar 2010. De Administratie meldt dat er geen extra wijziging van het bestaande beleidsplan zal gevraagd worden voor de verantwoording van de werking tijdens het bijkomende jaar (2010) van de huidige beleidsperiode. Een aanvulling voor dit bijkomende jaar via rapportering in het voortgangsrapport 2009-2010 zal volstaan. In de omzendbrief van de gespecialiseerde vormingsinstellingen (zie doc. 1) wordt aan de organisaties die in het kader van de beoordeling van hun beleidsplan 2006-2009 een remediëringtraject dienden te volgen, expliciet gevraagd hierover te rapporteren. De FOV merkt op dat de decreetwijziging uit 2008 komaf maakt met het remediëringstraject. Er is geen formele grond (meer) om dit te vragen. De omzendbrief bevat, naast de richtlijnen over het voortgangsrapport en de financiële verslagen, twee aanvullingen: - de reactietijd op het visitatieverslag wordt beperkt tot één maand - het promotiemateriaal van de organisaties moet ‘ten gepaste tijde’ bezorgd worden aan het Agentschap. De bepalingen omtrent het in te sturen vormingsaanbod en promotiemateriaal zijn bij de decreetwijziging immers weggevallen uit het uitvoeringsbesluit. De omzendbrief verhelpt dat hiaat. 4.2. Strikte omschrijving niet-formele educatie Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk bevat voor de gespecialiseerde vormingsinstellingen een strikte omschrijving van niet-formele educatie (zie ook verslag hoorzitting Boekstaven: zie doc. 5). Bart Caron (Groen!) kaart op 17 februari 2009 het probleem aan bij de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Veerle Heeren (zie doc. 6). Hij vraagt de minister of Upgrading, een organisatie die uit de subsidieboot valt binnen Cultuur, een beroep kan doen op subsidies binnen Welzijn. Upgrading, een vormingsinstelling die de sociaal-culturele methodiek hanteert, organiseert vorming van/voor welzijnswerkers. Deze vorming vindt plaats in een gesloten arbeidscontext, en dat maakt het problematisch om het als niet-formele educatie te doen erkennen. De minister antwoordt dat ze geen nieuw subsidiekanaal creëert. Ze verwijst naar bestaande subsidiemechanismen.

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 227


6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

4.3. Visitaties Tussen 17 maart en 16 juni 2009 krijgen de gespecialiseerde vormingsinstellingen een bezoek van de visitatiecommissie. Twee personeelsleden van de Administratie (waarvan één persoon optreedt als notulist) en één ‘buitenstaander’ (externe deskundige) vormen de visitatiecommissie. Opvallend is dat de visitatiecommissies slechts bestaan uit 1 buitenstaander. De visitatie wordt bij de syndicale vormingsinstellingen, de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap uitgesteld naar het najaar van 2009.

Documenten 1. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gespecialiseerde vormingsinstellingen over de in te dienen verantwoordingsstukken februari 2009 2. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de syndicale vormingsinstellingen over de in te dienen verantwoordingsstukken februari 2009 3.Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de vormingsinstellingen voor personen met een handicap over de in te dienen verantwoordingsstukken februari 2009 4. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap over de in te dienen verantwoordingsstukken februari 2009 5. Verslag hoorzitting over ‘Boekstaven 2008’, het stavenboek van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, met vertegenwoordigers van de Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV) Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2008-2009 Stuk 2240 (2008-2009) - Nr. 1 (uittreksel p. 7-11) 24 april 2009 6. Vraag om uitleg van Bart Caron aan minister Veerle Heeren, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de vorming van welzijnswerkers Vlaams Parlement Commissie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Zitting 2008-2009 Stuk C132- WEL11 (uittreksel p. 9-10) 17 februari 2009

228 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 229


7. DE BELANGENBEHARTIGING EN ONDERSTEUNING IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

7. DE BELANGENBEHARTIGING EN ONDERSTEUNING IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK 1. SoCiuS en het Portfolioproject In het parlementaire werk in de periode 2008-2009 noteren we enige aandacht voor de werkzaamheden van SoCiuS. SoCiuS, als steunpunt actief voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (zie doc. 1 en 2), krijgt parlementaire aandacht voor het Portfolioproject, dat het samen met het Steunpunt Jeugd opzet. Minister van Cultuur Anciaux gaat in zijn Beleidsbrief Cultuur 2008-2009 (zie doc. 3) uitgebreid in op het project. De beide steunpunten willen met het tweejarig project een instrument ontwikkelen ter ondersteuning van het (h)erkennen van verworven competenties in het erkende en/of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenen- en jeugdwerk. Het portfolio wordt een laagdrempelig instrument voor het verzamelen en ordenen van allerlei documenten waarop (mogelijk) verworven competenties vermeld staan. Deze documenten kunnen bekomen worden door het volgen van niet- en informele educatieve activiteiten of als gevolg van inzet en engagement (vrijwilligerswerk). Op deze manier worden mensen zich beter bewust van hun verworven competenties. Bovendien biedt het portfolio hen de hulpmiddelen om deze competenties aan te tonen, zowel aan zichzelf (bijvoorbeeld in functie van het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan) als aan anderen (bijvoorbeeld wanneer men wil solliciteren of een verkorte studieduur wil verkrijgen). Op de eerste plaats zijn de gebruikers van het portfolio volwassenen en jongeren (vanaf 12 jaar) die deelnemen aan het sociaal-cultureel jeugd- en volwassenenwerk. Op termijn zou het portfolio gebruikt kunnen worden door iedereen. Daarbij is het van belang dat mensen op zo jong mogelijke leeftijd ingewijd worden in het E(lders)V(erworven)C(ompetenties)-denken, zodat het eerder een vanzelfsprekendheid wordt dan een opdracht. Het is de bedoeling dat het portfolio uitgroeit tot een instrument dat ook aangewend wordt door (organisaties die werken met) specifieke doelgroepen. Binnen het brede sociaal-cultureel werk worden ervaringen opgedaan die veraf staan van de schoolbanken, maar ook een belangrijke invloed kunnen hebben op de keuzes en kansen in het verdere leven. Dit project kan alleen maar gerealiseerd worden als het portfolioinstrument niet alleen voor, maar ook d贸贸r het sociaal-cultureel volwassenen- en jeugdwerk ontwikkeld en gedragen wordt. Daarom zullen beroepskrachten uit beide sectoren van de start tot het einde mee in het project opgenomen worden. Deze betrokkenheid krijgt vorm in de participatie aan de verschillende werkgroepen en consultatiemomenten die opgericht worden. Eind februari 2009 wordt een tussentijdse stand van zaken opgemaakt; een jaar later loopt het project ten einde en worden de definitieve resultaten verwacht.

2. Beheersovereenkomst met SoCiuS Paul Delva (CD&V) stelt vragen over de beheersovereenkomsten die door de overheid met de steunpunten in de culturele sector zijn afgesloten (zie doc. 3). Minister van Cultuur Anciaux verduidelijkt de inhoud van de beheersovereenkomst met SoCiuS. De overeenkomst met SoCiuS wordt voor 茅茅n jaar verlengd (looptijd tot eind 2010). SoCiuS gaat werken op 5 programmasporen en 2 themalijnen. De programmasporen zijn: - het steunpunt als ondersteuningscentrum voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk - het steunpunt werkt aan competentiebevordering van medewerk(st)ers in het sociaal-cultureel volwassenenwerk - het steunpunt als communicatie- en informatiecentrum van en voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk - het steunpunt als expertisecentrum inzake innovatieve sociaal-culturele praktijken binnen en buiten het sociaal-cultureel volwassenenwerk - het steunpunt maakt de interventies en betekenis van sociaal-culturele praktijken zichtbaar

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 229


7. DE BELANGENBEHARTIGING EN ONDERSTEUNING IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

De themalijnen zijn: - diversiteit en interculturaliteit - gemeenschapsvorming en maatschappelijke activering

3. FOV-Boekstaven 2008 in het plenum van het Vlaams Parlement De FOV (zie doc. 4) krijgt vooral parlementaire belangstelling omwille van de eerste editie van Boekstaven. Boekstaven 2008, de FOVpublicatie over de stand van zaken in de sociaal-culturele volwassenensector, krijgt op 17 december 2008 expliciete aandacht in het Vlaams Parlement. Tijdens de afsluitende bespreking van de begroting 2009 (zie doc. 5) brengen twee volksvertegenwoordigers het boek te berde. Paul Delva (CD&V) wil vertrouwen en vrijheid voor de sector: “Meer in het algemeen zullen we ervoor moeten zorgen dat het beleid aan de culturele sector in de ruime zin van het woord, dus zeker met inbegrip van de sociaal-culturele sector en zijn verschillende werksoorten, de verenigingen, de bewegingen, de landelijke vormingsinstellingen en de volkshogescholen, het nodige vertrouwen en de nodige vrijheid biedt. Uit het interessante initiatief ‘Boekstaven’, dat de belangenbehartiger FOV verleden week in Mechelen organiseerde, bleek onder andere dat de landelijke vormingsinstellingen vragen hebben bij het strakke decretale keurslijf waarin zij momenteel zitten. Ik haalde tijdens dat evenement ook nog aan dat blijvend aandacht moet worden besteed aan wat ik de ‘kleinere bewegingen’ noem, die soms met één of twee medewerkers hun maatschappelijk belangrijke thema over heel Vlaanderen moeten uitstrooien. Wat ons rijke verenigingsleven in Vlaanderen betreft: we kunnen dit niet genoeg koesteren. We moeten de tienduizenden vrijwilligers die er vorm aan geven, blijven aanmoedigen en ondersteunen. Ook vanuit onze christendemocratische ideologie van het personalisme spelen verenigingen een cruciale rol: ze laten mensen toe om, in verbondenheid en geborgenheid, gemeenschap te vormen. En die gemeenschappen geven net vorm aan onze samenleving.” Dany Vandenbossche (sp.a) wil decretale rust en een juiste visie op subsidies: “Ik moet u zeggen dat in de loop van de afgelopen tien jaar alle sectoren in nieuwe decreten zijn gegoten en dat vele van die decreten ondertussen ook zijn aangepast. Ik blijf bij mijn stelling die ik hier naar aanleiding van vele wijzigingen in de decreten naar voren heb gebracht: dat ik voor een absolute decretale rust ben in die sector. In alle sectoren zijn er decreten gemaakt. Vorige week heeft de sociaal-culturele sector, waar wij een decreet en een decreetwijziging over hebben gerealiseerd de voorbije tien jaar, cijfers gepresenteerd van de impact van de sociaal-culturele sector. Als men de cijfers bekijkt en na de discussies die we hier in huis over de sociaal-culturele sector hebben gevoerd, is het verrassend dat blijkt dat de loonkosten in die organisaties niet gedekt werden door de subsidies. In sommige sectoren was er een redelijk onevenwicht. Als we nog eens moeten discussiëren over de sociaal-culturele sector, zal dat een van de elementen zijn. Toen we de decreten hebben gemaakt, beschikten we niet over die zeer gedetailleerde gegevens. Het is een heel belangrijk document om een discussie te voeren over waar men met de decreten en met de sociaal-culturele sector heen wil.”

4. Parlementaire hoorzitting over Boekstaven Op 2 april 2009 organiseert de Commissie Cultuur een hoorzitting over de FOV-publicatie ‘Boekstaven’. De FOV licht er de belangrijkste bevindingen van de publicatie toe. Nadien volgt een boeiend gesprek over tal van thema’s die onze sector raken (zie doc. 6). De hoorzitting is voor de FOV een uitgelezen kans om Boekstaven bij de politici onder de aandacht te brengen. Hugo De Vos, directeur van de FOV, start met een toelichting van de belangrijkste vaststellingen in het boek. Nadien volgt een interessant gesprek over de noden, tendensen en knelpunten voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De parlementsleden focussen in hun interventies op volgende thema’s: - de uitstroom van personeel: de FOV stelt vast dat 40% van de personeelsleden in de sector nog geen 5 jaar bij dezelfde organisatie werkt. Volgens de FOV valt dit misschien te verklaren door een lagere verloning dan in concurrerende sectoren (onderwijs, bedrijfsle-

230 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 231


7. DE BELANGENBEHARTIGING EN ONDERSTEUNING IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

ven,…) en het ontbreken van een link subsidies-personeel. - vormingsinstellingen zitten in een keurslijf: de subsidies van vormingsinstellingen worden berekend aan de hand van sleutels die inmiddels 10 jaar oud zijn. Hierdoor raken veel instellingen financieel in moeilijkheden en zijn ze gedwongen nevenactiviteiten op te zetten. - middelen voor de bewegingen: de vraag wordt gesteld of bewegingen wel over voldoende middelen beschikken om heel Vlaanderen een geweten te schoppen. - profiel van de vrijwilliger: er is een evolutie merkbaar in de aard van het vrijwilligerswerk. Vrijwilligers worden minder trouw aan een organisatie en worden episodische vrijwilligers. Dit hoeft op zich geen probleem te zijn, de sector is daar actief mee bezig. - verstedelijking: verstedelijking is een uitdaging voor het klassieke verenigingsleven. Het smeden van banden is, met name in Brussel, moeilijk in grote steden. Er ontstaan veel zogenaamde nieuwe sociaal-culturele praktijken, maar uit cijfers blijkt dat zij eigenlijk een verlengde zijn van het klassieke verenigingsleven. - de relatie met lokale overheden: de FOV stimuleert een coöperatieve houding tussen verenigingen en lokale overheden. De twee actoren zijn eerder partners dan concurrenten. - niet-publieksgerichte activiteiten van volkshogescholen: de FOV benadrukt hoeveel tijd en energie soms kruipt in het leggen van contacten en het smeden van samenwerkingsverbanden, een belangrijke taak van de volkshogescholen. - de relatie met de reissector: de commerciële reissector probeert regelmatig de mogelijkheden van onze sector om zelf reizen te organiseren, te beperken. De FOV klaagt dit aan.

Documenten 1. Missie van SoCiuS 2. Samenstelling van de Algemene Vergadering en Raad van Bestuur van SoCiuS 3. Schriftelijke vraag van Paul Delva aan minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel over de beheersovereenkomsten Vlaams Parlement Zitting 2008-2009 Schriftelijke vraag nr. 030 aan minister Bert Anciaux 29 oktober 2008 4. Samenstelling Raad van Bestuur en Dagelijks Bestuur FOV 5. Verslag plenaire bespreking ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2009 Vlaams Parlement Zitting 2008-2009 Stuk Plenaire Nr. 19 (uittreksel p. 19-34) 17 december 2008 6. Verslag hoorzitting over ‘Boekstaven 2008’, het stavenboek van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, met vertegenwoordigers van de Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV) Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2008-2009 Stuk 2240 (2008-2009) - Nr. 1 24 april 2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 231


8. TEWERKSTELLING

8. TEWERKSTELLING 1. DAC-normalisatie Het DAC-decreet van 7 mei 2004 gaf een wettelijke onderbouw aan de regularisering van DAC-werknemers in de culturele sector en stelde een verdere normalisering in het verschiet. Met de regularisering van de DAC’ers in 2002 kregen de betrokken werknemers een normaal arbeidsstatuut en werden zij voortaan minimaal verloond op basis van de vigerende loonschalen in de sociaal-culturele sector. De normalisering houdt in dat vanaf de start van de volgende beleidsperiode (1 januari 2011) de toewijzing van een aanvullende tewerkstelling in de sector moet verlopen op basis van objectieve parameters. Dit creëert de mogelijkheid dat organisaties die in het verleden DAC-personeelsleden tewerkstelden eventueel personeel moeten inleveren en dat andere organisaties dan weer middelen zullen toegekend krijgen om aanvullende tewerkstelling te realiseren. Na consultatie van de achterban, talloze gesprekken en overlegmomenten legden de FOV en de sociale partners op 28 juni 2008 een voorstel voor aan minister van Cultuur Anciaux (zie doc. 1). In het voorstel werd een nieuw verdelingsschema uitgewerkt, waarbij alle erkende en gesubsidieerde organisaties bij de aanvullende tewerkstelling betrokken worden. Er werd gezocht naar verdelingscriteria die tegemoetkomen aan de grote verscheidenheid van organisaties in de sociaal-culturele volwassenensector. Bovendien werd veel zorg besteed aan de organisaties die op basis van het herverdelingsvoorstel personeel zullen moeten inleveren. Deze inlevering wordt in de tijd gespreid. Geregulariseerde DAC’ers die vóór 2002 in dienst waren bij hun huidige werkgever behouden in alle geval die gesubsidieerde werkplaats, tot wanneer zij hun huidige werkgever verlaten. De vijf ondertekenaars van het voorstel (FOV, Sociare, ACLVB, BBTK-ABVV en LBC-NVK) drongen bij minister Anciaux aan op flankerende maatregelen ten gunste van personeelsleden die per 1 januari 2011 niet langer als geregulariseerde DAC’er aan de slag kunnen blijven. De minister werd uitgenodigd om vanaf het najaar 2008 hierover een gesprek aan te gaan met de sociale partners. Op 19 december 2008 vindt op het Kabinet van de minister van Cultuur een nieuw overleg over het herverdelingsvoorstel plaats met de vijf gesprekspartners. In het aangepaste voorstel van de minister zijn drie wijzigingen aangebracht aan het initiële standpunt: - er wordt een eenmalige ’tewerkstellingsfoto’ gemaakt die voor de volgende beleidsperiodes de herverdeling bepaalt. Dit geeft de organisaties een stabieler perspectief. In het oorspronkelijk voorstel werd per beleidsperiode immers een herberekening voorzien. - de mogelijkheid wordt ingebouwd voor een organisatie om een deel van de trekkingsrechten af te staan aan een andere organisatie. In het oorspronkelijk voorstel kon alleen een volledige afstand van het trekkingsrecht. - de tempering voor de ’getroffen’ organisaties wordt verhoogd door het verlies per beleidsperiode te beperken tot maximaal één derde van de betrokken personeelsleden (en niet de helft zoals in het neergelegde voorstel). Tenslotte wordt ook overeengekomen om werknemers die door de normalisering hun werk dreigen te verliezen via een systeem van outplacement uitzicht te geven op een nieuwe job. Begin mei 2009 bezorgt de Administratie (IVA Sociaal-Cultureel Werk) de omzendbrief over de DAC-normalisering (zie doc. 2) aan alle erkende en/of gesubsidieerde organisaties. Het voorstel van de FOV en de sociale partners wordt, inclusief de drie voorstellen van de minister, in de brief verwerkt. In de brief wordt nog meegedeeld dat de inhoud ervan in de daaropvolgende maanden zal

232 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 233


8. TEWERKSTELLING

opgenomen worden in een besluit van de Vlaamse regering. Via artikel 64 van het programmadecreet bij de tweede aanpassing van de begroting 2008 van de Vlaamse Gemeenschap worden de DAC-middelen toegevoegd aan de diverse allocaties voor de toepassing van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (zie doc. 3). Deze bepaling vergt nogal wat technische hoogstandjes bij de aanpassing van de begroting 2008 en de initiële begroting 2009. Zowel via de toelichting bij de begrotingen als tijdens de besprekingen in de Commissie moet de minister van Cultuur zorgen voor de nodige verheldering (zie doc. 4, 5 en 6).

2. VIA-middelen In de loop van het voorbije decennium verwierven de sociaal-culturele volwassenenorganisaties bijkomende middelen op basis van de Vlaamse Intersectorale Akkoorden (VIA) die door de Vlaamse overheid en de sociale partners werden vastgelegd. Voor de uitvoering van VIA 2 betreft het middelen voor loonharmonisering, vorming, managementondersteuning en extra-verlof (voor oudere werknemers). In VIA 3 worden de middelen besteed aan een verhoging van de eindejaarspremie, kwaliteitsverbetering, uitbreidingsbeleid en de uitbouw van een pensioenfonds. De uitgaven voor VIA 3 worden in de tijd gespreid. Een deel van deze middelen wordt door de overheid betaald, een ander deel via het Sociaal Fonds voor de sociaal-culturele sector. In de toelichting bij de begrotingen van de Vlaamse Gemeenschap wordt de grootte van de VIA-middelen vermeld.

3. Nieuwe CAO’s Op het vlak van nieuwe sociale verplichtingen voor de werkgevers in de sociaal-culturele sector is er in de referteperiode weinig nieuws te melden. Er worden immers binnen het Paritair Comité 329.1 slechts 2 nieuwe collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten: een CAO van 19 maart 2009 ter bevordering van de vorming en de tewerkstelling van risicogroepen onder de werknemers (zie doc. 7) en een CAO van 18 mei 2009 over vorming (zie doc. 8).

Documenten 1. FOV-standpunt over de DAC-normalisering, mede onderschreven door ACLVB, BBTK-ABVV, LBC en Sociare 23 juni 2008 2. Omzendbrief over de DAC-normalisering IVA Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen 7 mei 2009 3. Decreet houdende bepalingen ter begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2008 21 november 2008 Belgisch Staatsblad, Nr. 30, 27 januari 2009 (uittreksel p. 5161-5171) 4. Toelichtingen bij de middelenbegroting en bij de uitgavenbegroting van de Vlaamse gemeenschap voor het begrotingsjaar 2009 Vlaams Parlement Zitting 2008-2009 Stuk 13 (2008-2009) - Nr. 1-B (uittreksel p. 795-814) 28 oktober 2008 5. Verslag bespreking van het ontwerp van decreet houdende de begroting 2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 233


8. TEWERKSTELLING

Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2008-2009 Stuk 15 (2008-2009) - Nr. 5-D (uittreksel p. 16-31) 27 november 2008 6. Verslag bespreking ontwerp van decreet houdende de tweede aanpassing van de begroting 2008 Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zitting 2008-2009 Stuk 19 - B (2007-2008) - Nr. 3-D (uittreksel p. 6-18) 16 oktober 2008 7. Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 maart 2009 ter bevordering van de vorming en de tewerkstelling van risicogroepen onder de werknemers 8. Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 2009 over vorming

234 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 235


9. HET ADVIESSTELSEL

9. HET ADVIESSTELSEL Binnen het cultuurbeleid is het gebruikelijk dat de voorbereiding van dit beleid gepaard gaat met een advisering door geëigende adviesorganen. De cultuurpactwetgeving maakt die advisering overigens dwingend. Voor de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk zijn de adviezen van de Strategische AdviesRaad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) en zijn deelraad, de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk belangrijk. In de loop van 2008-2009 brengen deze raden een aantal adviezen uit met relevantie voor de sociaal-culturele volwassenensector.

1. De Raad voor Cultuur De SARC (Strategische AdviesRaad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media) werkt met een Algemene Raad, een vast bureau (zie doc. 1) en vier sectorraden, namelijk de Sectorraad voor Kunsten en Erfgoed, de Sectorraad voor Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen, de Sectorraad voor Sport en de Sectorraad Media. De Algemene Raad zorgt voor de conceptualisering van het cultuurbeleid door de beleidsvelden in een samenhangende context en in een ruimer maatschappelijk kader te plaatsen. De Algemene Raad geeft advies over alle thema’s die meerdere beleidsvelden aanbelangen. Hij verzorgt ook de interne coördinatie van de adviezen van de sectorraden. In een advies over het programmadecreet 2009 onderschrijft de Raad de opties om twee wijzigingen aan te brengen aan het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (experimentenregeling voor de verenigingen en het gedeeltelijk ongedaan maken van de afgetopte subsidies bij een aantal verenigingen) (zie doc. 2) )(zie ook hoofdstuk 4 - Het decreet voor het sociaalcultureel volwassenenwerk).

2. Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk De vier sectorraden zijn autonoom bevoegd en geven rechtstreeks adviezen over hun specifiek beleidsveld. In deze raden zetelen telkens 19 leden. De Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen (zie doc. 3) telt 8 onafhankelijke deskundigen, 9 vertegenwoordigers van het middenveld en 2 leden namens de Vlaamse Jeugdraad. Voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk zetelen 5 leden. De FOV heeft deze leden voorgedragen: Peter Warson (verenigingen), Jan De Braekeleer (instellingen), Kristien Vermeersch (bewegingen), Ria Van Asch (volkshogescholen) en Hugo De Vos (algemeen). Voor al deze leden is een plaatsvervang(st)er aangeduid. Via de vertegenwoordig(st)ers van het middenveld zijn ook nog de sectoren jeugd, amateurkunsten, bibliotheken en cultuur- en gemeenschapscentra in de Sectorraad vertegenwoordigd. Net zoals de SARC brengt ook de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk een aantal adviezen uit met relevantie voor de sociaalculturele volwassenensector. Dit is het geval voor een advies over een ontwerpreglement voor de financiële ondersteuning van projecten van sociaal-culturele verenigingen (zie doc. 4) )(zie ook hoofdstuk 6 - De diverse werksoorten in het sociaal-cultureel volwassenenwerk, deel landelijke verenigingen), een advies over een ontwerp van omzendbrief over de DAC-normalisatie (zie doc. 5) )(zie ook hoofdstuk 8 - Tewerkstelling) en een advies over de samenstelling van een Beroepscommissie voor het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (zie doc. 6). De twee laatste adviezen zijn een rechtstreeks gevolg van bepalingen in het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, respectievelijk het decreet voor de DAC-regularisatie (7 mei 2004).

Documenten 1. Samenstelling van de Strategische AdviesRaad voor Cultuur, Jeugd, Media en Sport (SARC) 2. Advies van de SARC over het voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 235


9. HET ADVIESSTELSEL

21 oktober 2008 3. Samenstelling van de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk 4. Advies van de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk over het reglement voor de financiĂŤle ondersteuning van projecten van sociaalculturele verenigingen 12 september 2008 5. Advies van de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk over de omzendbrief DAC-normalisatie 17 december 2008 6. Advies van de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk over de Beroepscommissie Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk 12 augustus 2009

236 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 237


10. STANDPUNTEN FOV

10. STANDPUNTEN FOV Het werkjaar 2008-2009 is relatief rustig. De uitvoering van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk valt met de goedkeuring van het onderhandelde uitvoeringsbesluit op 5 september 2009 in de plooi. De omzendbrief vanwege de Administratie over de DAC-normalisatie van 7 mei 2009 is conform het FOV-standpunt. De FOV staat niet voor bijkomende en uitdagende dossiers die een krachtig standpunt vereisen. De eerder ingenomen standpunten en visies worden consequent bij de overheid verdedigd. Het is wel gebruikelijk dat de FOV bij het aantreden van een nieuwe Vlaamse regering de verwachtingen en betrachtingen oplijst. Dit is niet anders bij de voorbereiding van de Vlaamse verkiezingen van 7 juni 2007. De Algemene Vergadering van de FOV keurt op 13 maart de tekst van het FOV-memorandum goed (zie doc. 1). In het memorandum worden de bekommernissen van de FOV-organisaties nog even opgelijst. Belangrijk aandachtspunt blijft de exacte uitvoering van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Voldoende middelen, transparantie in de financiering en vraag naar meer experiment zijn sleutelbegrippen. De vraag naar enige decretale rust klinkt luid, alhoewel voor de hand liggende verbeteringen met instemming kunnen aangebracht worden. Zo is voor de diverse werksoorten nog een inhaaloperatie wenselijk, die evenwel niet raakt aan de fundamentele uitgangspunten van het decreet. De erkenning van de bewegingen krijgt hier bijzondere aandacht. De FOV wil met de minister van Cultuur, diens Kabinet en met de leden van de Commissie Cultuur van het Vlaams Parlement een open en nabije communicatie. Inspraak en participatie staan immers hoog in het FOV-blazoen. De FOV zal bij hen onder andere aandringen op een eigentijdse invulling van het begrip niet-formele educatie. De FOV breekt daarom nogmaals een lans voor voldoende beleidsaandacht voor het levenslang en levensbreed leren, ook vanuit het perspectief van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. In het memorandum wordt tenslotte ook ingegaan op administratieve eenvoud, de verwachting naar een krachtige opstelling van de Vlaamse overheid bij federale dossiers zoals auteursrecht en billijke vergoeding en op de verwachting naar een rechtmatige subsidiĂŤring van de FOV.

Document 1. FOV-memorandum bij de Vlaamse verkiezingen van 7 juni 2009 13 maart 2009

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 237


11. HETE THEMA’S

11. HETE THEMA’S 11.1. VRIJWILLIGERSBELEID 1. Vrijwilligerswet De wet betreffende de rechten van vrijwilligers (vrijwilligerswet) is een federale materie. De wet is van kracht sinds 1 augustus 2006, met uitzondering van de bepalingen inzake verzekeringen en aansprakelijkheid. Deze traden in voege op 1 januari 2007. 1.1. Kostenvergoeding De wet betreffende de rechten van vrijwilligers regelt onder meer de kostenvergoedingen voor vrijwilligers. De vrijwilligerswet van 2005 wordt gewijzigd. Dit gebeurt via een zogenaamde wet houdende diverse bepalingen (zie doc. 1). De nieuwe regeling gaat op 29 mei 2009 van kracht. Met de wijziging wordt onder meer een (beperkte) combinatie van een forfaitaire kostenvergoeding met de uitbetaling van vervoerskosten mogelijk. De bedragen van de rëele vervoerskosten worden in dit combinatiesysteem jaarlijks geplafonneerd op 2.000 maal de kilometervergoeding voor het gebruik van een wagen. Vervoerskosten kunnen bestaan uit het gebruik van het openbaar vervoer, de eigen wagen of de eigen fiets. De politiek geeft hiermee uitvoering aan een advies van de Hoge Raad voor Vrijwilligers uit 2008 (zie doc. 2). Stefaan Vercamer (CD&V) stelt in de Commissie Sociale Zaken (16 juni) en de Commissie Financiën (23 juni) vragen over de praktische toepassing van de wetswijziging (zie doc. 3 en 4). De Nationale Arbeidsraad (NAR) reageert in haar advies van 6 mei 2009 ontstemd op deze wetswijziging (zie doc. 5). De vrijwilligerswet schreef, twee jaar na de inwerkingtreding van de wet, een evaluatie van het deel over de kostenvergoedingen door de NAR voor. Het ontbreekt de NAR aan de nodige informatie om de evaluatie conform het uitvoeringsbesluit uit te voeren. De Raad roept de minister van Sociale Zaken op de nodige gegevens door te sturen en te wachten met verder wetgevend initiatief tot de aangekondigde evaluatie. Tot slot merkt de NAR op dat “naast het probleem van de cumul, nog andere soms nijpender problemen worden aangeduid die ook moeten worden aangepakt, zoals bijvoorbeeld welke vervoerskosten kunnen worden beschouwd als kosten eigen aan de organisatie.” Op 12 februari 2009 dient Sonja Becq (CD&V) een wetsvoorstel in (zie doc. 6). Dit wetsvoorstel strekt ertoe vrijwilligers die actief zijn in de oppashulp, ambulancezorg (niet-dringend ziekenvervoer) of dringende medische hulpverlening recht te geven op een hogere kostenvergoeding. In de Commissie Sociale Zaken van 16 juni zegt minister Onkelinx dat zij de denkpiste van het wetsvoorstel om het jaarlijks plafond voor die categorie vrijwilligers op te trekken naar 2.200 euro, genegen is (zie doc. 7).

Documenten 1. Wet houdende diverse bepalingen 6 mei 2009 Belgisch Staatsblad, Nr. 171, 19 mei 2009 (uittreksel p. 37869) 2. Advies van de Hoge Raad voor Vrijwilligers aan minister Joëlle Milquet, federaal minister van Werk en Gelijke Kansen over de terugbetaling van onkosten en vergoedingen voor vrijwilligerswerk 6 mei 2008

238 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 239


11. HETE THEMA’S

3. Vraag van Stefaan Vercamer aan minister Laurette Onkelinx, federaal vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over de combinatie van de forfaitaire onkostenvergoeding met de kilometervergoeding voor vrijwilligers met betrekking tot het jaar 2009 Kamer van Volksvertegenwoordigers Commissie Sociale Zaken Zitting 2008-2009 Stuk CRIV 52 COM 591 (uittreksel p. 20-22) 16 juni 2009 4. Vraag van Stefaan Vercamer aan minister Didier Reynders, federaal vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over de combinatie van de forfaitaire onkostenvergoeding met de kilometervergoeding voor vrijwilligers Kamer van Volksvertegenwoordigers Commissie Financiën Zitting 2008-2009 Stuk CRIV 52 COM 601 (uittreksel p. 6-7) 23 juni 2009 5. Advies van de Nationale Arbeidsraad over vrijwilligerswerk Advies Nr. 1686 6 mei 2009 6. Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers Ingediend door Sonja Becq e.a. Kamer van Volksvertegenwoordigers Zitting 2008-2009 Stuk DOC 52 1806/001 12 februari 2009 7. Vraag van Luc Goutry aan minister Laurette Onkelinx, federaal minister van Sociale Zaken, over de nachtoppas van zwaar zorgbehoevende thuiszorgpatiënten Kamer van Volksvertegenwoordigers Commissie Sociale Zaken Zitting 2008-2009 Stuk CRIV 52 COM 591 16 juni 2009

1.2. Verzekering en aansprakelijkheid De bepalingen inzake verzekeringen en aansprakelijkheid in de wet voor de rechten van de vrijwilliger traden in voege op 1 januari 2007. Op 19 maart 2009 brengt de Hoge Raad voor Vrijwilligers advies uit over aansprakelijkheid en verzekeringen in het vrijwilligerswerk (zie doc. 8). De Hoge Raad stelt in dit advies een aantal inhoudelijke onduidelijkheden aan de kaak zoals bijvoorbeeld het begrip ‘specifieke verbondenheid’ en de reikwijdte van de aansprakelijkheid. Het advies pleit ook voor een goede informatiecampagne waarvoor de overheid voldoende middelen vrijmaakt. De Hoge Raad doet ook een aantal suggesties. Zo zou de overheid

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 239


11. HETE THEMA’S

een collectieve verzekering lichamelijke ongevallen en rechtsbijstand kunnen aanbieden. De vrijwilligerswet wordt ook op dit punt aangepast via de wet houdende diverse bepalingen (zie doc. 9). Concreet bepaalt de wet dat, wanneer een KB zou bepalen dat de lichamelijke schade en de rechtsbijstand opgenomen moeten zijn in het verzekeringscontract voor de vrijwilligers, ook hiervoor minimumgarantievoorwaarden moeten worden vastgelegd. De Hoge Raad voor Vrijwilligers neemt in hetzelfde advies van 19 maart 2009 (zie doc. 8) de federale regering op de korrel: de uitwerking van artikel 6 §5 over het aanbod van de collectieve verzekering door de federale overheid is dode letter gebleven. Het KB waarbij aan de organisaties de mogelijkheid wordt geboden zich, tegen betaling van een premie, aan te sluiten bij een collectieve polis die voldoet aan de wettelijke bedoelde voorwaarden, is er nooit gekomen.

Documenten 8. Advies van de Hoge Raad voor Vrijwilligers over aansprakelijkheid en verzekeringen in het vrijwilligerswerk 19 maart 2009 9. Wet houdende diverse bepalingen 6 mei 2009 Belgisch Staatsblad, Nr. 171, 19 mei 2009 (uittreksel p. 37869)

1.3. Vrijwilligerswerk voor niet-Belgen De vrijwilligerswet trad op 1 augustus 2006 in werking. De nieuwe wet wilde ondermeer vrijwilligerswerk voor vreemdelingen (ruimer) toegankelijk maken. De federale regering kan dit eenvoudig regelen via een Koninklijk Besluit, maar na drie jaar is het KB nog niet verschenen. Hierdoor blijft een groep buitenlanders uitgesloten van vrijwilligerswerk. Bij inbreuken op deze wet zijn geen sancties voorzien voor de vrijwilliger, maar wel voor de organisatie die deze vrijwilliger inschakelt. Organisaties kunnen op deze manier ongewild en/of onbewust in de fout gaan. Het Vlaams Minderhedencentrum en Vluchtelingenwerk Vlaanderen lanceerden in de loop van 2008 een platformtekst ten voordele van vrijwilligerswerk voor vreemdelingen. Deze tekst werd door tal van organisaties onderschreven (zie doc. 10). De platformtekst zet hier en daar wat in beweging maar een regeling komt er niet. Op 1 juli 2008 dient Nahima Lanjri (CD&V) een nieuw wetsvoorstel in om de kwestie te regelen (zie doc. 11). Het voorstel staat vanaf februari 2009 regelmatig op de agenda van de Commissie Sociale Aangelegenheden zonder dat het tot een stemming komt. Op 6 mei 2009 brengt de Nationale Arbeidsraad een advies (zie doc. 12) over de kwestie uit.

Documenten 10. Platformtekst Vluchtelingenwerk Vlaanderen en het Vlaams Minderhedencentrum “Vrijwilligerswerk voor vreemdelingen: naar een duidelijk en werkbaar kader” maart - april 2008 11. Wetsvoorstel tot het toegankelijk maken van vrijwilligerswerk voor vreemdelingen Ingediend door Nahima Lanjri e.a. 240 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 241


11. HETE THEMA’S

Senaat Zitting 2007-2008 Stuk 4-840/1 1 juli 2008 12. Advies van de Nationale Arbeidsraad over vrijwilligerswerk Advies Nr. 1686 6 mei 2009

1.4. Wetsvoorstel onbetaald vrijwilligersverlof In het najaar van 2007 diende Wouter Beke (CD&V) in de Senaat een wetsvoorstel in om een systeem van onbetaalde verlofdagen voor de vrijwilligers-bestuurders van vrijwilligersorganisaties in te voeren (zie doc. 13). De vrijwilliger-bestuurder zou, ongeacht de aard van zijn arbeidsovereenkomst of statuut, twee halve dagen in de maand (onbezoldigd) vrij kunnen nemen om zijn of haar verantwoordelijkheden te vervullen. In het kader van de opbouw van pensioenrechten zouden deze dagen gelijkgesteld worden aan gewerkte dagen. De Nationale Arbeidsraad brengt op 6 mei 2009 een advies met bezwaren tegen het wetsvoorstel uit (zie doc. 14). Ook de Hoge Raad voor Vrijwilligers heeft grote twijfels bij dit wetsvoorstel. De Hoge Raad wijst in haar advies van 9 juni 2009 (zie doc. 15) onder andere op het discriminerend karakter van het voorstel: “Zonder dat de term ‘vrijwilliger-bestuurslid’ duidelijk gedefinieerd wordt creëert het voorstel een frappante discriminatie met andere vrijwilligers. Talrijke vrijwilligers oefenen taken en opdrachten uit die evengoed en beter kunnen uitgevoerd worden overdag i.p.v. ’s avonds en in het weekend. Alleen de mogelijkheid om verlofdagen op te nemen voorbehouden aan vrijwilligers-bestuurders is duidelijk een discriminatie die we als [Hoge Raad voor Vrijwilligers] niet kunnen aanvaarden.” Het gelijkaardig voorstel dat Sonja Becq (CD&V) in het voorjaar van 2008 in de Kamer van Volksvertegenwoordigers indiende, is nog steeds hangend in de Kamer (zie doc. 16).

Documenten 13. Wetsvoorstel houdende invoeging van een artikel 12 bis in de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers Ingediend door Wouter Beke e.a. Senaat Zitting 2007-2008 Stuk 4-316/1 22 oktober 2007 14. Advies van de Nationale Arbeidsraad over vrijwilligerswerk Advies Nr. 1686 6 mei 2009 15. Advies van de Hoge Raad voor Vrijwilligers betreffende wetsvoorstel 4-316/1 9 juni 2009 16. Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers wat de onkostenvergoeding en het BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 241


11. HETE THEMA’S

vrijwilligersverlof betreft Ingediend door Sonja Becq e.a. Kamer van Volksvertegenwoordigers Zitting 2007-2008 Stuk DOC 52 1045/001 9 april 2008

2. Gratis provinciale vrijwilligersverzekering In 2007 werd de gratis provinciale vrijwilligersverzekering gelanceerd. Verenigingen kunnen via de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (voor Brussel) jaarlijks een 100-tal ‘gratis vrijwilligersdagen’ aanvragen. De middelen voor de gratis verzekering zijn afkomstig uit de pot van de Nationale Loterij. Dit jaar wordt zonder problemen 850.000 euro opgenomen in het verdeelplan van de Nationale Loterij voor de verzekering voor vrijwilligers (zie doc. 17). Naast de burgerlijke aansprakelijkheid worden in deze polis ook lichamelijke ongevallen gedekt en is rechtsbijstand voorzien. Dit initiatief staat los van de wet betreffende de rechten van vrijwilligers. In haar advies van 19 maart 2009 (zie doc. 18) over aansprakelijkheid en verzekeringen in het vrijwilligerswerk evalueert de Hoge Raad voor Vrijwilligers de gratis provinciale vrijwilligersverzekering. De Raad spreekt zich positief uit over de inhoud van de polis, de bekendmaking en de werking in de praktijk. De Raad pleit er wel voor om de actieradius uit te breiden: ”Het aanwenden van een deel van de beschikbare middelen voor organisaties met een permanente werking, die thans niet van het aanbod kunnen genieten, vormt een belangrijke optie”. De Hoge Raad voor Vrijwilligers wil een structurele verankering van de middelen van de Nationale Loterij voor het aanbieden van een gratis collectieve verzekering. De website www.verzekeringvoorvrijwilligers.be is niet meer beschikbaar. Dit meldt Sonja Becq (CD&V) op 27 mei in de Commissie Financiën aan minister van Financiën Didier Reynders (zie doc. 19). Reynders antwoordt dat de website niet de bevoegdheid is van de Nationale Loterij. De informatie zou volgens de minister wel terug te vinden zijn op de website van de FOD Economie. Sonja Becq stipt op het eind van haar tussenkomst aan dat “ook in de programmawet is bepaald dat een aantal minimale voorwaarden kunnen worden ingeschreven voor de vrijwilligerswetgeving. Als daarover afspraken worden gemaakt, moeten die ook toegankelijk zijn voor de vrijwilligers. Dat is ook een stimulans om naar zo’n collectieve verzekering te gaan, waarop men vanuit verenigingen op een goedkope en meer permanente wijze kan inspelen dan met de verzekering die nu via de Nationale Loterij gebeurt”.

Documenten 17. Persbericht van de federale ministerraad Verdelingsplan van de subsidies van de Nationale Loterij 17 juli 2009 18. Advies van de Hoge Raad voor Vrijwilligers over aansprakelijkheid en verzekeringen in het vrijwilligerswerk 19 maart 2009 19. Vraag van Sonja Becq aan minister Didier Reynders, federaal vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over het functioneren van de website 242 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 243


11. HETE THEMA’S

www.verzekeringvoorvrijwilligers.be Kamer van Volksvertegenwoordigers Commissie Financiën CRIV 52 COM 574 27 mei 2009

3. Vlaams vrijwilligersbeleid 3.1. Prijs van het Vrijwilligerswerk Vlaanderen wordt in 2009 een nieuwe prijs rijker: de Prijs van het Vrijwilligerswerk. De uitreiking van deze prijs is een concrete uitwerking van het engagement van de Vlaamse Regering om, in samenwerking met de Verenigde Verenigingen het vrijwilligerswerk te versterken en te ondersteunen. Op 14 mei neemt de eerste laureaat van de Prijs, speelpleinwerking De Saenhoeve, de Prijs in ontvangst uit de handen van minister-president Kris Peeters en cultuurminister Bert Anciaux. 3.2. Regeerakkoord en regeerverklaring Peeters II In het regeerakkoord, bekendgemaakt op 9 juli 2009 (zie doc. 20), wordt het engagement van de nieuwe Vlaamse regering Peeters II, ten overstaan van het vrijwilligerswerk bevestigd: “Het verenigingsleven wordt actief, structureel en projectmatig ondersteund. We zorgen voor een doorzichtige subsidieregeling, eenvoudige regelgeving en de blijvende erkenning en ondersteuning van het vrijwilligerswerk”. Ook tijdens de regeringsverklaring op 13 juli (zie doc. 21) ontbreekt het niet aan een verwijzing naar een te voeren vrijwilligersbeleid: “Deze Vlaamse Regering wil volop inzetten op een warme samenleving. Wij willen de ontplooiingskansen van de mensen bevorderen en de sociale banden tussen mensen versterken. Alle gezinnen, maar ook het vrij initiatief en het vrijwilligerswerk zijn daarbij steunpilaren van ons Vlaams maatschappelijk bestel en worden dan ook actief ondersteund.”

Documenten 20. Regeerakkoord Peeters II: Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden. Voor een vernieuwende, duurzame en warme samenleving (uittreksel p. 69-72) 9 juli 2009 21. Regeringsverklaring door Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering Vlaams Parlement 13 juli 2009

4. Europees vrijwilligersbeleid Op 3 juni keurt de Europese Commissie Onderwijs en Cultuur een beschikking goed waarin de organisatie van een Europees Jaar voor het Vrijwilligerswerk 2011 wordt voorgesteld (zie doc. 22). Het is nu aan de Raad van de Europese Unie om de beschikking definitief goed te keuren.

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 243


11. HETE THEMA’S

De Europese Commissie wil met het Europees jaar de inspanningen van de lidstaten, van de regionale en lokale autoriteiten en van het maatschappelijk middenveld om gunstige voorwaarden te creĂŤren voor het vrijwilligerswerk, aanmoedigen en ondersteunen. Uitwisseling van ervaringen en goede praktijken zullen hierbij centraal staan. De Europese Commissie stelt vier doelstellingen voorop: - creatie van een stimulerende omgeving voor vrijwilligerswerk in de EU - versterking van de positie van de vrijwilligersorganisaties en verbetering van de kwaliteit van het vrijwilligerswerk - beloning en erkenning van vrijwilligersactiviteiten - bewustmaking van de waarde en het belang van vrijwilligerswerk In het voorstel van de Europese Commissie wordt een budget vooropgesteld van 8 miljoen euro (2 miljoen voorbereidingskosten in 2010 en 6 miljoen voor het eigenlijke jaar in 2011). Dit is laag in vergelijking met andere Europese Jaren. Vrijwilligersorganisaties en hun Europese overkoepeling dringen aan om het budget te verhogen.

Document 22. Voorstel voor een beschikking van de Raad over het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk (2011) Europese Commissie Stuk COM (2009) 254 2009/0072/CNS

244 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 245


11. HETE THEMA’S

11.2. AUTEURSRECHTEN 1. Billijke vergoeding De billijke vergoeding is een vergoeding voor uitvoerende artiesten en muziekproducenten. Dit zijn de zogenaamde nevenrechten. De vergoeding is verschuldigd bij het afspelen van muziek in openbare plaatsen. Zij wordt geïnd en beheerd door beheersvennootschappen. De controledienst van de FOD Economie oefent de controle uit op de beheersvennootschappen. 1.1. Tarifering: een federale materie De tarieven van de billijke vergoeding worden bepaald door een (paritaire) commissie. In deze commissie zetelen vertegenwoordigers van de beheersvennootschappen en de belangenorganisaties van de gebruikers. Eind 2006 werden de tarieven voor de polyvalente zalen en jeugdhuizen met 10% verhoogd. Deze beslissing gold voor één jaar. In 2007 zou opnieuw over de tarieven onderhandeld worden. Door de aanslepende regeringsvorming kon de regering in het najaar 2007 echter enkel over lopende zaken beslissen. De tarieven werden daarom voor een jaar bevroren. De beheersvennootschappen zijn vragende partij om in het najaar van 2008 te onderhandelen over een fundamentele aanpassing van de tarieven. Deze onderhandelingen vinden niet plaats. De tarieven worden opnieuw met één jaar verlengd (zie doc. 1). Verwacht wordt dat de discussie in het najaar van 2009 zal gevoerd worden. 1.2. Financiële tussenkomst door de Vlaamse overheid De Vlaamse overheid neemt sinds september 2007 de kosten van de billijke vergoeding op zich als het gaat om occasionele, kleinschalige evenementen van lokale groeperingen, verenigingen en vrijwilligersinitiatieven. De aanvraag voor een tussenkomst van de Vlaamse overheid kan gebeuren via de website www.debillijkevergoeding.be/vlaanderen. Vanuit het middenveld (het Intersectoraal Overleg Cultuur, ISOC) is er in de zomer van 2008, na 10 maanden overleg, nog steeds kritiek op de gebruiksvriendelijkheid van de website en zijn er vragen bij de juistheid van de tarieven die op de website gehanteerd worden. Het ISOC beslist daarop de website niet te promoten bij de achterban. De Vlaamse Jeugdraad dient in het verlengde daarvan in juni 2008 een klacht in bij de Controledienst voor de beheersvennootschappen (FOD Economie) over het gebruik van het tarief voor buitenactiviteiten (zie doc. 2). De Controledienst stuurt de beheersvennootschap op 1 augustus een brief met de vraag naar duidelijkheid en aanpassingen (zie doc. 3). De Vlaamse overheid wil meer bekendheid geven aan de tussenkomst voor de billijke vergoeding. Zij sluit daartoe een overeenkomst met de Verenigde Verenigingen. De Verenigde Verenigingen lanceert in juni 2008 de campagne ‘Een gat in je budget?’. In de beleidsbrief Cultuur voor 2009 van minister Anciaux lezen we dat voor de voorzetting van de tussenkomst in 2009 geen bijkomende middelen worden ingezet. De middelen voorzien voor 2008 zijn immers niet uitgeput (zie doc. 4). De minister wil samen met het middenveld en de beheersvennootschappen “de toepassing van de regeling en de gebruiksvriendelijkheid ervan blijven evalueren en bijsturen waar nodig”.

Documenten 1. Koninklijk besluit houdende de algemeen bindend verklaring van de beslissing van 30 oktober 2008 inzake de billijke vergoeding verschuldigd voor de mededeling van fonogrammen in polyvalente zalen, jeugdhuizen en culturele centra evenals BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 245


11. HETE THEMA’S

bij gelegenheid van tijdelijke activiteiten binnen en buiten, genomen door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten 17 december 2008 Belgisch Staatsblad, Nr. 397, 24 december 2008 (uittreksel p. 68189-68190) 2. Brief van de Vlaamse Jeugdraad aan de Controledienst voor de beheersvennootschappen over foute tarieven bij online aangifte billijke vergoeding 26 juni 2008 3. Brief van de Controledienst voor de beheersvennootschappen aan beheersvennootschap Simim over foute tarieven bij online aangifte billijke vergoeding 1 augustus 2008 4. Beleidsbrief Cultuur. Beleidsprioriteiten 2008-2009 van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel Vlaams Parlement Zitting 2008 - 2009 Stuk 1902 (2008-2009) - Nr. 1 (uittreksel p. 46-48) 28 oktober 2008

2. SABAM Bart Van Malderen (sp.a) haalt naar aanleiding van het succes van de actie Music For Life - en de bijhorende SABAM-facturen - de paragraaf in het regeerakkoord over een vrijstellingsregeling inzake auteursrechten voor sociaal-culturele verenigingen vanonder het stof. De regering engageerde zich in haar regeerakkoord om met SABAM te onderhandelen. Deze onderhandelingen zouden, parallel met de billijke vergoeding, moeten resulteren in een overkoepelende vrijstellingsregeling inzake auteursrechten voor sociaal-culturele verenigingen. Minister van Cultuur, Bert Anciaux, verklaart in de Commissie Cultuur van 3 februari 2009 dat een dergelijke vrijstelling wellicht niet haalbaar is (zie doc. 5). Minister Anciaux verduidelijkt dat zijn kabinetsmedewerkers en de Administratie de voorbije jaren enkele overlegmomenten hadden met de beheersvennootschap SABAM, laatst nog op 14 januari 2009. Volgens de minister blijkt uit die gesprekken “hoe moeilijk of bijna onmogelijk het is om voor SABAM een overkoepelende, gemakkelijke oplossing te vinden”. Het plaatje wordt nog duidelijker als de minister even later zegt: “[door] SABAM wordt veel meer geïnd dan de billijke vergoeding. Dat maakt dat het belang dat SABAM heeft bij een omvattende regeling beperkter: ze hebben er zelf geen of minder belang bij.” Bart Van Malderen antwoordt dat SABAM met andere organisaties wél koepelovereenkomsten afsluit. Het verbaast Van Malderen dat SABAM zo dwars ligt om met de overheid te praten. Een overeenkomst behoort volgens hem wel tot de mogelijkheden.

Document 5. Vraag van Bart Van Malderen aan minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de financiële steun van de Vlaamse Regering aan Music For Life Vlaams Parlement Commissie Cultuur 246 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 247


11. HETE THEMA’S

Zitting 2008-2009 Stuk C114 - CUL15 3 februari 2009

3. Controle op de beheersvennootschappen Op 16 juli 2009 keurt de Kamer een ingrijpend wetsvoorstel goed (zie doc. 6). Dit wetsvoorstel wijzigt de wet op de auteurs- en naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft. Het wetsvoorstel zat al enige jaren in de wachtkamer van de Kamercommissie, maar wordt opnieuw ingediend op 16 juni 2009. Het voorstel wordt met grote spoed behandeld: een maand na de indieningsdatum keurt de Kamer het voorstel goed. Tijdens de bespreking in de Commissie (zie doc. 7) preciseert minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen Vincent Van Quickenborne, dat ook het bijhorende Koninklijk Besluit reeds klaarligt. Dat werd reeds op 3 april 2009 door de federale ministerraad goedgekeurd. In het wetsvoorstel worden vijf belangrijke verbeterpunten juridisch uitgewerkt: - een betere structuur, organisatie en interne werking van de beheersvennootschappen - een grotere transparantie ten aanzien van de gebruikers - een grotere transparantie ten aanzien van de rechthebbenden - een meer aangepast sanctiearsenaal bij overtredingen door de beheersvennootschappen - een betere regeling van de financiering van de controledienst De goedkeuring van het wetsvoorstel in de Senaat laat nog even op zich wachten.

Documenten 6. Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft. Ingediend door Philippe Henry e.a. Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat Kamer van Volksvertegenwoordigers Zitting 2008-2009 Stuk Doc 52 2051/008 16 juli 2009 7. Verslag bespreking wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft. Kamer van Volksvertegenwoordigers Commissie voor het bedrijfsleven, het wetenschapsbeleid, het onderwijs, de nationale wetenschappelijke en culturele instellingen, de middenstand en de landbouw Zitting 2008-2009 Stuk Doc 52 2051/003 13 juli 2009

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 247


11. HETE THEMA’S

4. Onderzoek Het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, bestelt een kortlopend onderzoek over auteursrechten bij de K.U.Leuven. Het resultaat is een lijvig rapport dat de bestaande adviezen en regelgeving, onderzoeksresultaten, evoluties en tendensen aangaande het auteursrecht in de digitale samenleving in kaart brengt (zie doc. 8). Het onderzoek gaat ook na in welke mate de Vlaamse (cultuur)overheid (faciliterende) initiatieven kan ontwikkelen, wetende dat auteursrecht een federale materie is. De onderzoekers zien voor de Vlaamse cultuuroverheid vooral een informerende, faciliterende en bemiddelende rol weggelegd.

Document 8. Onderzoek Auteursrecht in de digitale samenleving Werkers, E., Kerremans, R., Robrechts, T. & Dumortier, J. Studie in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media 1 mei 2009

248 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 249


11. HETE THEMA’S

11.3. PARTICIPATIE 1. Het participatiedecreet wordt van kracht Het participatiedecreet (of voluit: het decreet houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie aan cultuur, jeugdwerk en sport) beoogt zoveel mogelijk burgers te laten ‘deelnemen’ en ‘deelhebben’ aan sport, cultuur en jeugdwerk in Vlaanderen. Heel wat mensen participeren immers niet of onvoldoende aan het reguliere cultuur-, jeugdwerk- en sportaanbod: ze ervaren participatiedrempels. Begin januari 2008 wordt het participatiedecreet goedgekeurd door het Vlaams parlement (zie doc. 1). Het is wachten tot 18 juli 2008 voordat het uitvoeringsbesluit goedgekeurd wordt (zie doc. 2). Het participatiedecreet is een mix van structurele en projectmatige ondersteuning, van bestaande en nieuwe initiatieven en van initiatieven gericht op de participatie van een breed publiek en van bepaalde kansengroepen. Op basis van het participatiedecreet worden subsidies gegeven aan: - participatie-instellingen - projecten voor leesbevordering - verenigingen met een specifieke opdracht m.b.t. het verenigingsleven - een vereniging ter bevordering van de culturele en sportieve participatie van gedetineerden - convenanten voor de bibliotheekwerking in gevangenissen - projecten ter bevordering van de participatie van kansengroepen in cultuur, jeugdwerk of sport - lokale netwerken vrijetijdsparticipatie personen in armoede - praktijkgerichte, laagdrempelige educatie voor kansengroepen - landelijke en op participatie gerichte activiteiten van hobbyverenigingen - tegemoetkoming in het organiseren van een bijzonder cultuuraanbod - projecten van gemeenschapscentra - proeftuinen die de participatie bevorderen - grootschalige cultuur-, jeugd- of sportevenementen - cultuur- of sportgemeente van Vlaanderen Louter op basis van het decreet en het uitvoeringsbesluit is het moeilijk te achterhalen welke organisaties en initiatieven subsidies ontvangen. Johan Verstreken (CD&V) vraagt - via een schriftelijke vraag van 5 november 2008 - hierover duidelijkheid aan minister Anciaux. De minister van Cultuur, Jeugd en Sport antwoordt door een overzicht te geven van de gesubsidieerde projecten en de bijhorende subsidiebedragen (zie doc. 3). Cindy Franssen (CD&V) vraagt op haar beurt, op 7 januari 2009, een lijst van de gesubsidieerde lokale netwerken vrijetijdsparticipatie (cfr. art. 22 van het participatiedecreet) (zie doc. 4). Paul Delva (CD&V) informeert eerder op 16 oktober 2008 tijdens de vergadering van de Commissie Cultuur bij minister Anciaux naar de praktische uitvoering van artikel 22 (lokale netwerken vrijetijdsparticipatie) (zie doc. 5). Paul Delva vraagt uitleg over de gemeenten die een dossier indienden, over de oprichting en de opdracht van Dēmos en over de verhouding tussen Demos en het ¯ Fonds Vrijetijdsparticipatie. Voor sociaal-culturele volwassenenorganisaties zijn de projecten voor kansengroepen (voluit: projecten ter bevordering van de participatie van kansengroepen in cultuur, jeugdwerk of sport) interessant. Ondanks het ruime bedrag dat begroot is - namelijk 1,8

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 249


11. HETE THEMA’S

miljoen euro - ontvangen slechts weinig erkende en/of gesubsidieerd sociaal-culturele volwassenenorganisaties een projectsubsidie (lijst gesubsidieerde projecten: zie doc. 6).

2. Een participatieteam bij de overheid De Afdeling Volksontwikkeling en Lokaal cultuurbeleid van de Administratie volgt de praktische uitvoering van het decreet op. Om deze uitvoering in goede banen te leiden, richt de Administratie een nieuw team op: het Team Participatie (voor de samenstelling van het team: zie doc. 7). Vanaf 2 februari 2009 is dit team, met Marie-Anne van Hijfte als teamverantwoordelijke, operationeel. De uitvoering van het circusdecreet, het decreet Vlaamse gebarentaal, de internationale samenwerkingen en de nationale orden en medailles behoren ook tot de bevoegdheden van het team.

3. Groeipijnen De VVSG (de koepelorganisatie van Vlaamse gemeentebesturen en OCMW’s) stuurt op 2 maart 2009 een brief (zie doc. 8) naar minister Anciaux waarin het de moeizame oprichting van de lokale netwerken vrijetijdsparticipatie (artikel 22) aankaart. De VVSG vindt de ondersteuning door Demos onvoldoende. Vlaams parlementslid Paul Delva ¯ (CD&V) grijpt deze briefwisseling aan om op 12 maart 2009 hierover toelichting te vragen aan minister Anciaux. Bert Anciaux zegt dat een nieuwe regelgeving tijd vraagt (zie doc. 9). Minister Anciaux onderstreept dat Demos over de nodige structurele middelen beschikt om haar opdracht te verwezenlijken. Het is een recent opgerichte organisatie die zich nog “intern moet organiseren”. Hij formuleert ook een schriftelijk antwoord aan de VVSG (zie doc. 10).

¯

1.650.000 euro is voorzien voor de subsidielijn ‘lokale netwerken vrijetijdsparticipatie’. Net niet de helft van dit bedrag werd in 2009 aan een lokaal netwerk toegewezen. In een schriftelijke vraag van 7 januari polst Cindy Franssen (CD&V) hoe dit resterende bedrag wordt geïnvesteerd (zie doc. 4).

Documenten 1. Decreet houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport 18 januari 2008 Belgisch Staatsblad, Nr. 97, 4 april 2008 (uittreksel p. 18297-18306) 2. Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het decreet van 18 januari 2008 houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport Belgisch Staatsblad, Nr. 250, 19 augustus 2008 (uittreksel p. 43719-43729) 3. Schriftelijke vraag van Johan Verstreken aan minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel over projectsubsidies (participatiedecreet) Vlaams Parlement Zitting 2008-2009 Schriftelijke vraag nr. 42 aan minister Anciaux (2008-2009) 5 november 2008 4. Schriftelijke vraag van Cindy Franssen aan minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel over vrijetijdsparticipatie personen in armoede en over vzw Demos Vlaams Parlement 250 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 251


11. HETE THEMA’S

Zitting 2008-2009

ÂŻ

Schriftelijke vraag nr. 80 aan minister Anciaux (2008-2009) 7 januari 2009 5. Vraag van Paul Delva aan minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de uitvoering van het Participatiedecreet Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zittting 2008-2009 Stuk C27-CUL3 (uittreksel p. 14-18) 16 oktober 2008 6. Goedgekeurde projecten ter bevordering van de participatie van kansengroepen in cultuur, jeugdwerk of sport (eerste ronde 2008, tweede ronde 2008, eerste ronde 2009) augustus 2009 7. Samenstelling Team Participatie 8. Brief van de VVSG aan minister Anciaux over lokale netwerken vrijetijdsparticipatie 2 maart 2009 9. Vraag van Paul Delva aan minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de uitvoering van het Participatiedecreet Vlaams Parlement Commissie Cultuur Zittting 2008-2009 Stuk C153-CUL20 (uittreksel p. 3-8) 12 maart 2009 10. Antwoord van minister Bert Anciaux op de brief van 2 maart 2009 van de VVSG 9 maart 2009 Aanvullend document 1.Beleidsbrief Cultuur - Beleidsprioriteiten 2008-2009 van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel Vlaams Parlement Zitting 2008-2009 Stuk 1902 (2008-2009) - Nr. 1 (uittreksel p. 16-21) 28 oktober 2008

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 251


11. HETE THEMA’S

11.4. VEILIGHEID IN VERENIGINGSLOKALEN 1. Technische studie Nogal wat lokale organisaties beschikken over eigen lokalen. Hierover werden in de voorbije tijd steeds meer problemen gesignaleerd. Hogere kwaliteitsverwachtingen van de gebruikers, maar vooral toenemende normen inzake (brand)veiligheid en hygiëne zorgen voor steeds meer vragen. Vragen over aansprakelijkheid, verzekeringen en andere juridische beslommeringen nemen toe. Tegen die achtergrond geeft minister van Cultuur Bert Anciaux een studieopdracht. De studie, uitgevoerd door de faculteit Ingenieurswetenschappen van de Universiteit Gent, heeft tot doel: - de bevoegdheden in deze materie van de verschillende bestuursniveaus uit te pluizen - de problematiek van de verenigingslokalen in kaart te brengen, hiaten in regelgeving en uitvoering op te lijsten Het resultaat van de studie wordt in de loop van 2009 vrijgegeven. In de studie wordt gefocust op de risicoanalyse en worden aanbevelingen geformuleerd. In de aanbevelingen wordt aandacht besteed aan bouwtechnische aspecten, aanbevelingen voor technische uitrusting, exploitatievoorschriften en een lijst met de nodige controles.

2. Verdere plannen Minister Anciaux organiseert een overleg met overkoepelende middenveldorganisaties over de resultaten van het onderzoek. Uit dit overleg blijkt dat een overheid die het thema veiligheid ernstig neemt, niet anders kan dan ook effectief normerend op te treden. Het rondetafelgesprek resulteert in zes belangrijke aandachtspunten: - eerst en vooral moeten de normen die vooropgesteld worden, aangepast zijn aan het onderwerp, in dit geval de lokalen van plaatselijke verenigingen. Ze moeten meer zijn dan een afgezwakte kopie van bestaande normen voor andere accommodaties, dus op maat geconstrueerd. Het onderzoek levert hiervoor een prima kader. - bij het toepassen van de normen moet de Vlaamse overheid een realistisch tijdspad hanteren, waarbij mogelijk bruuskeren van betrokkenen (lokale besturen en verenigingen) te allen tijde moet worden vermeden - het introduceren van de normen moet ook binnen een zinvol scenario, waarbij de meest urgente ingrepen ook het snelst afdwingbaar worden. In dit geval geldt dit zeker voor branddetectie bij lokalen met overnachtingsmogelijkheden. Daarvoor kan aan een termijn van 2 à 3 jaar na introductie van de normen worden gedacht. De bouwfysische ingrepen kunnen echter op een veel langere termijn hun afdwingbare status bereiken. - deze aanpak moet gepaard gaan met een reeks flankerende maatregelen, met hierbij o.a. aandacht voor (1) communicatie en overleg, (2) begeleiding en vorming, (3) financiële stimuli - de communicatie en het overleg zijn permanente aandachtspunten - de begeleiding en vorming zijn vooral aangewezen om tot zelfredzaamheid en autonomie te komen. Daarbij kan een vormingstraject worden ontwikkeld om lokale actoren competent te maken i.v.m. de regelgeving, het maken van risicoanalyses enzovoort. De aanpak binnen de vzw Speelom (veiligheid speeltoestellen en speelplekken) kan hierbij als voorbeeld dienen. Het IVA Sociaal-Cultureel Werk zal elke richtlijn of norm didactisch vertalen in een bruikbaar instrument voor de lokale verenigingen.

Document 1. Studieopdracht inzake de algemene veiligheid van verenigingslokalen binnen de sectoren cultuur, jeugdwerk en sport in Vlaanderen. Samenvatting van het eindrapport. Universiteit Gent, Vakgroep Mechanica van stroming, warmte en verbranding Laboratorium voor Aanwending der Brandstoffen en Warmteoverdracht, 2009 252 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 253


11. HETE THEMA’S

11.5. DE VERENIGDE VERENIGINGEN EN DE ONDERSTEUNING VAN HET MIDDENVELD 1. Versterking en ondersteuning van het middenveld op Vlaams niveau: de Verenigde Verenigingen De Verenigde Verenigingen is een samenwerkingsverband van en voor middenveldorganisaties in Vlaanderen (zie doc. 1). Overheid en middenveld willen samen werken aan een aantal uitdagingen die alle verenigingen aanbelangen. Ook in 2008-2009 wordt opnieuw ingezet op 2 sporen: de aanwezigheid van de Verenigde Verenigingen op het politieke forum en een vertaling daarvan in een campagneluik.

2. Het politieke forum en de Verenigde Verenigingen De ondertekening van het Charter met de Vlaamse overheid in 2006 betekende de start voor het uitdiepen van het engagement tussen het middenveld en de Vlaamse Regering (zie doc. 2). Het Charter uit 2006 werd in 2008 geconcretiseerd in een actieplan (zie doc. 3). De opvolging van het actieplan gebeurt via een halfjaarlijks overleg tussen de overheid en vertegenwoordigers van de Verenigde Verenigingen. Tijdens het overleg van 1 december 2008 staat de stand van zaken en de opvolging van het actieplan 2008-2009 centraal (zie doc. 4). Op 21 maart 2009 vindt nog een overleg plaats. Tijdens dat overleg wordt het actieplan verder opgevolgd. De vergadering blikt ook vooruit naar een actieplan voor 2009-2010. Tot slot komt de rol van de Verenigde Verenigingen bij de uitwerking van het plan Pact 2020 aan bod (zie doc. 5). De Verenigde Verenigingen is medeondertekenaar van het Pact 2020. Dit plan van de Vlaamse Regering is een actieplan in het kader van “Vlaanderen in Actie”. Naast de Vlaamse Regering en de Vlaamse sociale partners levert de Verenigde Verenigingen een actieve bijdrage aan dit Pact: niet-formele educatie moet niet enkel gevaloriseerd worden in functie van de arbeidsmarkt, maar ook in functie van geïnformeerde, kritische burgers. Dit is van belang voor een goed functionerende samenleving. Het regeerakkoord van 9 juli (zie doc. 6) en de regeerverklaring van 13 juli (zie doc. 7) expliciteren dat de nieuwe Vlaamse Regering verder wil gaan op de ingeslagen weg: “Vlaanderen staat voor een aantal grote economische en maatschappelijke uitdagingen, waarbij het verenigingsleven in het verleden een constructieve en ervaren partner was.”

3. Het campagneluik van de Verenigde Verenigingen De nieuwe campagne, ‘Yesss’, zet de bijdrage van het verenigingsleven aan het persoonlijk en maatschappelijk geluk in de verf. Zo wil de Verenigde Verenigingen, in samenwerking met de Vlaamse overheid, meer mensen warm maken voor participatie aan het verenigingsleven. In de zomer van 2008 worden diverse acties met de verenigingen en de media voorbereid. De campagne wordt op 14 oktober 2008 in Antwerpen gelanceerd. Via de Verenigde Verenigingen werkt de Vlaamse overheid aan de promotie van een aantal overheidsinitiatieven voor (kleinschalige) verenigingen. Het gaat hierbij over de derdebetalersregeling van de billijke vergoeding (zie ook hoofdstuk 11.2 - Auteursrechten), het fonds voor renovatie van verenigingslokalen en over SOCIALware, een initiatief waarbij verenigingen voor een prikje legale soften hardwareproducten kunnen aanschaffen. Lokale verenigingen en volkshogescholen organiseren op zeven plaatsen in Vlaanderen een L.ove (Lokaal Overleg Verenigingen).

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 253


11. HETE THEMA’S

Onder auspiciën van de Verenigde Verenigingen zoeken lokale overlegplatformen van verenigingen antwoorden en oplossingen voor gemeenschappelijke kansen en uitdagingen. Met de Prijs van het Vrijwilligerswerk wil de Vlaamse Gemeenschap en ‘de Verenigde Verenigingen’ aan het grote publiek een beeld geven van de kracht en diversiteit die uitgaat van het vrijwilligerswerk in verenigingen. De eerste Prijs van het Vrijwilligerswerk wordt uitgereikt op 14 mei (zie ook hoofdstuk 11.1 - Vrijwilligersbeleid). In het najaar van 2008 start in samenwerking met de Vlaamse overheid ook het project ‘Verenigingen voor Verkeersveiligheid’. Op 26 maart 2009 presenteert de Verenigde Verenigingen op een reflectiedag een onderzoeksrapport over verenigingen en verkeersveiligheid. Die dag worden ook de goedgekeurde projecten ‘Verenigingen voor Verkeersveiligheid’ bekend gemaakt. Het beschikbare projectenbudget van 25.000 euro wordt onder 12 verenigingen, waaronder verschillende sociaal-culturele organisaties, verdeeld.

Documenten 1. Historiek, Missie & Doelstellingen en Structuur van de Verenigde Verenigingen 2. Charter met wederzijdse engagementen afgesloten tussen de Vlaamse Regering en de organisaties verenigd in de Verenigde Verenigingen 10 november 2006 3. Actieplan 2008-2009 ter uitvoering van het Charter met wederzijdse engagementen afgesloten tussen de Vlaamse Regering en de organisaties verenigd in de Verenigde Verenigingen 15 mei 2008 4. Verslag vergadering Overlegforum Vlaamse Regering - de Verenigde Verenigingen 1 december 2008 5. Verslag vergadering Overlegforum Vlaamse Regering - de Verenigde Verenigingen 21 maart 2009 6. Regeerakkoord Peeters II: Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden. Voor een vernieuwende, duurzame en warme samenleving (uittreksel p. 69-72) 9 juli 2009 7. Regeringsverklaring door Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering Vlaams Parlement - 13 juli 2009

254 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 255


11. HETE THEMA’S

11.6. HET VALORISEREN VAN COMPETENTIES 1. EVC en de kwalificatiestructuur In de laatste zitting van de huidige legislatuurperiode keurt het Vlaams Parlement het decreet voor de kwalificatiestructuur goed. De Vlaamse kwalificatiestructuur is een raamwerk waarin de vereiste kwalificaties voor bepaalde beroepen of opleidingen op een eenduidige manier beschreven worden aan de hand van de vereiste competenties. De Vlaamse kwalificatiestructuur is ingebed in een ruimer Europees raamwerk voor levenslang leren (European Qualifications Framework - EQF). Dit raamwerk reikt een gemeenschappelijke terminologie aan om kwalificaties te beschrijven en aan elke kwalificatie een niveau toe te kennen. Hierdoor wordt het mogelijk om kwalificaties uit verschillende onderwijs- en opleidings-­ systemen in de Europese Unie met elkaar te vergelijken. Het EQF omvat 8 niveaus waaraan het Vlaamse raamwerk gekoppeld wordt. Vanaf 2012 zullen alle certificaten en diploma’s een verwijzing bevatten naar het overeenstemmende EQF-niveau. Daarnaast speelt de kwalificatiestructuur een belangrijke rol in het verhaal van het erkennen van Eerder/Elders Verworven Competenties (EVC). Tot nu toe waren deze procedures vrij versnipperd. De kwalificatiestructuur kan de EVC-procedures helder en coherent maken. Om het even bij welke organisatie iemand EVC’s aanvraagt, de competenties zullen op dezelfde basis beoordeeld worden. Bovendien garandeert de kwalificatiestructuur dat de opgenomen kwalificaties aan een aantal kwaliteitseisen voldoen. Zo kan het vertrouwen groeien in de EVC-procedures. Ook bij informeel of niet-formeel leren kunnen mensen competenties verwerven. De Vlaamse kwalificatiestructuur geeft ook ruimte aan informeel en niet-formeel leren. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk staat voor de uitdaging om na te gaan welke rol het hierin wenst te spelen.

Document 1. Ontwerp van decreet houdende de kwalificatiestructuur. Tekst aangenomen door de plenaire vergadering. Vlaams Parlement Zitting 2008-2009 Stuk 2158 (2008-2009) - Nr. 6 22 april 2009

2. Portfolioproject SoCiuS Zie hoofdstuk 7 - De belangenbehartiging en ondersteuning in het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 255


11. HETE THEMA’S

11.7. OPLEIDINGSCHEQUES Via het systeem ‘opleidingscheques voor werknemers’ worden werknemers gestimuleerd om zich geregeld bij te scholen. De Vlaamse overheid betaalt de helft van de opleiding immers terug. Jan Verfaillie (CD&V) informeert via een schriftelijke vraag van 11 september 2008 bij minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke naar het gebruik van opleidingscheques voor werknemers gedurende de afgelopen 3 jaar (zie doc. 1). Minister Frank Vandenbroucke geeft een overzicht van het aantal aanvragen van de afgelopen drie jaar en van de bedragen die ermee gepaard gaan. Het aantal aanvragen stijgt geleidelijk. Ook het gemiddeld bedrag per aanvraag verhoogt. Het aantal gegronde klachten over het systeem is beperkt. Paul Delva (CD&V) informeert via een schriftelijke vraag van 13 november 2008 (zie doc. 2) naar het gebruik van opleidingscheques in Brussel. Minister Vandenbroucke meldt dat geen specifieke actie(s) ter promotie van opleidingscheques voor werknemers worden/werden opgezet in Brussel. Vlaams parlementslid Cindy Franssen (CD&V) stelt tijdens de vergadering van de Commissie Economie, Werk en Sociale Economie op 22 januari 2009 eveneens een vraag over de opleidingscheques aan bevoegd minister Frank Vandenbroucke (zie doc. 3). Franssen merkt op dat het gebruik van opleidingscheques niet altijd de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt verhoogt. Veel cursisten volgen immers een opleiding die in de hobbysfeer ligt. Dit strookt volgens haar niet met het opzet van het systeem van opleidingscheques. De minister antwoordt daarop dat het criterium ‘arbeidsrelevantie’ bekeken moet worden vanuit individueel oogpunt: “de betekenis van een opleiding kan na verloop van tijd wijzigen: wat begint vanuit een hobby, kan uitgroeien tot een job.”. De minister meldt ook dat hij wacht op een advies van de sociale partners over het huidige ‘incentivebeleid’ voor werknemers. Dit advies kan eventueel leiden tot een heroriëntering van het systeem van opleidingscheques, aldus de minister. Cindy Franssen merkt eveneens op dat huisvrouwen en -mannen geen gebruik kunnen maken van opleidingscheques. Nochtans zijn deze mensen ‘herintreders in spe’. Minister Vandenbroucke bevestigt dat het systeem van opleidingscheques zich niet richt tot deze doelgroep. Hij verwijst naar de VDAB die een uitgebreid pakket van maatregelen heeft uitgewerkt voor werkzoekenden. “Daarnaast werkt de VDAB aan een specifieke oriënteringsmodule voor herintreders. Zodra die klaar is, is het mijn bedoeling om die ook verder te bespreken met de Gezinsbond en andere middenveldorganisaties, zoals de KAV.” Als antwoord op een andere vraag van Cindy Franssen (namelijk een schriftelijke vraag van 28 januari 2009) verduidelijkt minister Vandenbroucke dat de sociaal-culturele vormingsinstellingen die opleidingscheques kunnen aanvaarden geen bijkomend kwaliteitslabel nodig hebben, omdat voor deze organisaties al door de overheid in een kwaliteitsbewaking is voorzien (zie doc. 4).

Documenten 1. Schriftelijke vraag van Jan Verfaillie aan minister Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van werk, onderwijs en vorming over opleidingscheques voor werknemers (stand van zaken) Vlaams Parlement Zitting 2008-2009 Schriftelijke vraag nr. 386 aan minister Frank Vandenbroucke (2008-2009) 11 september 2008 2. Schriftelijke vraag van Paul Delva aan minister Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van werk, onderwijs en vorming over opleidingscheques voor werknemers (Brussel) 256 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 257


11. HETE THEMA’S

Vlaams Parlement Zitting 2008-2009 Schriftelijke vraag nr. 81 aan minister Frank Vandenbroucke (2008-2009) 13 november 2008 3. Vraag van Cindy Franssen aan minister Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van werk, onderwijs en vorming over levenslang leren en de mogelijkheid van personen zonder een arbeidscontract om gebruik te maken van opleidingscheques Vlaams Parlement Commissie Economie, Werk en Sociale economie Zittting 2008-2009 Stuk C104 - ECO15 22 januari 2009 4. Schriftelijke vraag van Cindy Franssen aan minister Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van werk, onderwijs en vorming over erkende opleidingsverstrekkers in Oost-Vlaanderen Vlaams Parlement Zitting 2008-2009 Schriftelijke vraag nr. 153 aan minister Frank Vandenbroucke (2008-2009) 28 januari 2009

BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 257


258 | BOEKSTAVEN 2009 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen


BIBLIOGRAFIE EN DANKWOORD

BIBLIOGRAFIE Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen (2009). Jaarverslag 2008. Brussel: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen. Boey, J. (2000). Volksontwikkelingswerk. In J. Boey (Red.), Gids sociaal-cultureel en educatief werk. Zaventem: Wolters Kluwer Editoriaal, 26 (oktober). De Laeter, D., De Pauw W., Lemahieu, T. & Vermeersch, L. (2008). Sociaal-cultureel en educatief werk. Een wegwijzer door het beleid in Vlaanderen. Mechelen: Wolters Kluwer Belgium. FOV (2008). Boekstaven 2008. Het stavenboek van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Brussel: FOV. Oosterlinck, R. (2005). Een historische schets van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. In Y. Larock, F. Cockx, G. Gehre, T. Vanwing (Red.), Spoor zoeken. Handboek sociaal-cultureel werk met volwassenen. Gent: Academia Press. Steunpunt WSE (FOD Economie)(2009). De Vlaamse arbeidsrekening. Leuven: Steunpunt WSE. http://www.steunpuntwse.be/view/ nl/18767, geraadpleegd in juni-juli 2009. Studiedienst van de Vlaamse Regering (2009). VRIND 2009. Vlaams Regionale Indicatoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering. Verhulst, J. (2006). Sociale bewegingen in vogelvlucht. In Sociumi, Halt! Beweging verzocht (themanummer Perspectief). Gent: Sociumi (april). Vermeersch, L. (2005). Sociaal-cultureel volwassenenwerk in 10 en ½ paragrafen. In J. Boey (Red.), Gids sociaal-cultureel en educatief werk. Zaventem: Wolters Kluwer Editoriaal, 43 (juni).

MET DANK AAN De FOV-lidorganisaties voor hun medewerking aan de conceptualisering van het boek en het aanleveren van gegevens. SoCiuS voor evaluatie en adviesverlening. Sociare voor adviesverlening en het aanleveren van gegevens. Lode Vermeersch (HIVA) voor evaluatie en adviesverlening. F.O.D. Economie, K.M.O., Middenstand en Energie voor het aanleveren van gegevens. De Standaard/Het Nieuwsblad voor de kaart van Vlaanderen gebruikt in dit boek.

BOEKSTAVEN 2009 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen | 259


Een uitgave van: FOV vzw Belangenbehartiger van het sociaal-cultureel volwassenenwerk Gallaitstraat 86 bus 12 1030 Brussel Tel. 02/244.93.39 Fax 02/244.93.31 info@fov.be www.fov.be Bijdragen: Karine Cleynhens Nele Cornelis Sam Deckmyn Hugo De Vos Liesbeth De Winter Claire Luyten Dirk Van Aerschot Eindredactie: Sam Deckmyn Met medewerking van de FOV-lidorganisaties CD-ROM: FOV (inhoud en vormgeving) Multidisc (productie) Vormgeving: Mieke Smalle www.mmmieke.be Druk: Sintjoris, Merendree Brussel, november 2009


Boekstaven brengt het erkende en/of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen jaar na jaar in kaart. Het is een jaarboek met kerngegevens over de sector: de werking, de medewerkers, de financiĂŤn en het beleid dat de overheid ten aanzien van de sector voert. In het eerste deel maak je kennis met de sector, zijn verschillende werksoorten en de erkende en/of gesubsidieerde organisaties die er deel van uitmaken. In een tweede deel pakken we uit met cijfers en beschrijvende gegevens over het werk, de medewerkers en de financiĂŤn van de sector. Het derde deel focust op het beleid dat in het parlementair jaar 2008-2009 ten aanzien van de sector gevoerd werd. Aanvullend vind je bij het boek een handige CD-ROM met extra documentatie en een insteekkaart die op een gebalde manier de kijk van de FOV op de gegevens weergeeft. De FOV publiceert dit boek vanuit de overtuiging dat een goed beleid en claims op goede beleidsmaatregelen gestaafd moeten kunnen worden met objectieve gegevens. Tot voor kort waren deze gegevens over de sector onbestaande. De FOV vult met dit boek die leemte. Dat maakt deze boekenreeks uniek voor de sector.

FOV - Belangenbehartiger van het sociaal-cultureel volwassenenwerk Gallaitstraat 86 bus 12 1030 Brussel tel: 02/244.93.39 e-mail: info@fov.be web: www.fov.be


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.