KNOV De Verloskundige 2023#1

Page 1

De Verloskundige

Multidisciplinaire samenwerkingsverbanden ‘We zijn allemaal collega’s’

De positie van klinisch verloskundigen

Tussen de lijnen

Innovatie in het onderwijs: virtueel inknippen

Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen

2023 | 4e jaargang | nummer 1

TUSSEN DE LIJNEN

Toen ik drie jaar geleden bij de KNOV begon, was het mij niet meteen duidelijk wat ‘tussen de lijnen’ precies betekent. Het belang van samenwerking, warme overdracht, onderling vertrouwen en goede relaties waren mij meer dan bekend. Evenals de wens voor cliënten om zo min mogelijk de schotten in de zorg te ervaren. De term ‘tussen de lijnen’ bleek een mooie samenvatting van al die bovenstaande thema’s. En ontzettend relevant voor verloskundigen.

In Nederland zijn 4.000 verloskundigen dag en nacht bezig voor de zwangere vrouw. Ongeacht of ze dit doen bij de zwangere vrouw thuis, in de praktijk, in een echocentrum, in een geboortecentrum, een IGO of in het ziekenhuis: zij staan klaar voor de zwangere vrouw. En dat is maar goed ook, want iedere zwangere vrouw verdient een verloskundige, ongeacht waar zij de zorg nodig heeft.

Het zou eenvoudig zijn om te bepalen dat we vanaf nu naadloos tussen de lijnen werken, ongeacht welke setting, werkgevers, protocollen of andere factoren er mee spelen. Zoals een oude koning van vroeger even een decreet uitvaardigen (zonder het leger erachteraan te sturen). Ik kan met enige zekerheid zeggen dat dit tegenwoordig niet meer zo werkt. En tegelijkertijd gun ik de verloskundigen dat wel. Een goede samenwerking met elkaar. Een onderlinge band en sterk vertrouwen. Steun, respect en vooral plezier met elkaar. Want ook al zijn we soms verschillend, ik durf de stelling aan dat juist die verschillen ons sterker maken en onze geboortezorg verbeteren. Omdat ze het werk van de verloskundige divers maken, voor ieder wat bij haar past en zwangere vrouwen de mogelijkheid biedt om te kiezen wat bij hen past.

Uiteindelijk hebben we elkaar hard nodig om het verloskundig perspectief op al die verschillende plekken te borgen, zoals Maaike in haar column beschrijft (pagina 13). Om gezamenlijk problemen zoals de capaciteitsproblematiek aan te pakken, waar Amanda en Susanne meer over kunnen vertellen (pagina 70). Maar misschien juist om kansen op het gebied van multidisciplinaire samenwerking te pakken (pagina 6).

Ga in gesprek met je collega’s in de regio, betrek elkaar en luister naar elkaars wensen. Omarm de verschillen en zet in op wat jullie bindt. Doe een gezamenlijke bijscholing. Of ga gewoon eens een hapje eten en kijk wat eruit komt.

3 De Verloskundige
VOORWOORD
Job Paulus, directeur bij de KNOV.

Redactieraad

Kristi Francken en Rosanne van der Sterre – Poolen (KNOV), Yvette Hoogenboom en Hedy Jak (Vrhl Content en Creatie), Danielle Bax, Regine Detollenaere, Eveline Mestdagh en Hanneke Torij

Grafische vormgeving en druk

Elma Media B.V.

www.elma.nl

Acquisitie Elma Media B.V.

Silvèr Snoek: s.snoek@elma.nl

0226 - 33 16 00

Vormgeving, redactie en fotografie Vrhl Content en Creatie in opdracht van Elma Media B.V.

Abonnementen, personalia en adreswijzigingen

KNOV, Jolanda Zocchi, Postbus 2001, 3500 GA Utrecht, abonnementen@knov.nl

Abonnementsprijzen

Abonnementsprijzen voor niet-leden van de KNOV (inclusief portokosten)

voor 4 nummers per jaar:

Nederland €111

Binnen Europa €138

Buiten Europa €161

Los nummer €31

Privacy

Op de verwerking van persoonsgegevens van abonnees is het privacy statement van Elma Media van toepassing.

De Verloskundige is het ledenblad van de KNOV en verschijnt vier keer per jaar.

©2022 Koninklijke Nederlandse

Organisatie van Verloskundigen

Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht

Oplage: 5000

ISSN 0378-1925

virtueel inknippen

4 De Verloskundige COLOFON
positie
klinisch verloskundigen
De
van
in het onderwijs:
Innovatie
6
‘We zijn allemaal collega’s’ 50
Multidisciplinaire samenwerkingsverbanden 14

inhoud

TUSSEN DE LIJNEN

Multidisciplinaire samenwerkingsverbanden

Zes verloskundigen vertellen

Column van het bestuur

Deze editie: Maaike

Erkenning klinische verloskunde De positie van klinisch verloskundigen

Column van een verloskundige in Tanzania

Eigen ‘aardigheden’

Column van een klinisch verloskundige Hetzelfde shirt

Column van een verloskundige in opleiding Ervaringen uit Nederland en België Dispuut

Door de lijnen heen

INNOVEREN

Verloskundige wetenschap

De speerpunten van de Wetenschapscommissie

Ontwikkeling en evaluatie van de Nederlandse Triagewijzer Verloskunde (wetenschap)

Klaar voor de toekomst

Met een vernieuwd kwaliteitsregister en registratieplatform

Beleid bij 41 weken zwangerschap

Een inkijkje in het cliëntenperspectief (wetenschap)

Internationaal

Lucia Rocca-Ihenacho over MUNet

E-health

Virtueel oefenen met inknippen

Blijven leren

Capaciteitsmanagement: zo kan het ook Boekrecensie

Over Tijd, kantelpunten in de naoorloogse geboortezorg

van Morgen Geneesmiddelengebruik

SAMENWERKEN

Herziene handreiking Reanimatie Door multidisciplinaire werkgroep

Zij aan zij

Beste vriendinnen en sparringpartners

Capaciteitsproblematiek in de ziekenhuizen Waar liggen mogelijk oplossingen?

ONDERNEMEN

Mijn praktijk Annemarie Smilde over bevoegd- en bekwaamheden KNOV

KNOV

5 De Verloskundige
rondom de zwangerschap 6 13 14 27 45 55 61 18 21 35 38 49 50 56 67 68
Highlights van Moeders
Richtlijnen
kwaliteitsproducten Update Gezicht achter KNOV Florien van Rij Update Nieuws KNOV in actie Recap 31 46 70 28 43 58 73 74
en

Tussen de lijnen

Om goede kwaliteit van zorg te leveren is samenwerking belangrijk in het hele netwerk rondom de zwangere vrouw. Laat je inspireren door vijf verloskundigen die over de lijnen heen de samenwerking zijn aangegaan. Ze vertellen wat de samenwerkingsverbanden de zorg én hen persoonlijk brengen.

6 de Verloskundige TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE

Twaalf verloskundigenpraktijken in Zwolle en omstreken sloegen de handen ineen en richtten samen de coöperatie Het Verloskundigen

Plein op. Een samenwerkingsverband om van elkaar te leren, positie te claimen en de kwaliteit van zorg te verbeteren. François Hesseling, verloskundige en daarnaast bestuurslid van de coöperatie, vertelt over deze intensieve samenwerking.

VERENIGEN MAAKT STERK

We hebben destijds de coöperatie opgericht, omdat we van mening waren dat als je allemaal individueel blijft, dat je dan ondergesneeuwd raakt. Hoe meer je samenwerkt, hoe meer slagkracht je hebt. De coöperatie vertegenwoordigt twaalf praktijken tussen Deventer, Zwolle en Harderwijk, dat is een enorm gebied. We zijn een serieuze partij. De praktijken beheren gezamenlijk het echocentrum Echo Enzo in Zwolle. Daar wordt praktijkoverstijgende zorg, zoals echoscopie en uitwendige versies, gedeeld. Daarnaast heeft de coöperatie een zorggroep opgericht waarvan de directeur namens alle praktijken de onderhandeling doet met de zorgverzekeraars. Hierdoor komen we goed in gesprek met de zorgverzekeraars en bespreken we of er middelen vrijgemaakt kunnen worden om te investeren in kwaliteitsverbetering en

innovatieve zorg. We hebben eerder al gezamenlijk CTG bij verminderde kindsbewegingen kunnen introduceren als pilot in de regio. Een ander voorbeeld is dat we een hoger tarief hebben gekregen voor de begeleiding in de eerste lijn van zwangere vrouwen die GBS bij zich dragen.’

Samenwerken levert veel op ‘Als ik zie wat we de afgelopen jaren als coöperatie voor elkaar hebben gekregen, dan ben ik trots. We schreven een gezamenlijke regiovisie, hebben verschillende bestuurslagen geprofessionaliseerd en hebben een zorggroep opgericht. En je hoeft echt niet met z’n allen in één organisatie te zitten die ook financieel alles met elkaar deelt. Als coöperatie kunnen wij laten zien en horen: dit is wie wij zijn, wat we kunnen en wat we doen. Gezamenlijk maak je meer indruk. De samenwerking levert daarnaast de praktijken individueel ook veel op. Er worden jaarlijks sessies georganiseerd waarin we met elkaar overleggen en waar men ideeën met elkaar kan uitwisselen. Daar komt veel inspiratie en energie vrij. Je kunt veel van elkaar leren. Onderaan de streep zijn we tenslotte allemaal collega’s.’

Als je in zo’n samenwerkingsverband zit, dan vind ik dat je daar ook een actieve bijdrage aan moet leveren. Ik ben nu al een aantal jaren bestuurslid. Dankzij de coöperatie heb ik de mogelijkheid om mijzelf verder te ontwikkelen en dat vind ik heel leuk. Als verloskundige heb ik stappen gemaakt in de bestuurskant van het vak.

7 de Verloskundige

In Gouda zijn niet alleen zwangere vrouwen aan elkaar gekoppeld door Centering Pregancy (CP): Heleen Houtsmuller, klinisch verloskundige in het Groene Hart Ziekenhuis en Renate Vink, eerstlijnsverloskundige bij Verloskundigenpraktijk Gouda, verzorgen deze groepssessies heel bewust al jarenlang als duo.

INTERACTIEVE GROEPSCONSULTEN MIDDELS CP-METHODE VANUIT DE EERSTE EN TWEEDE LIJN GEGEVEN

Heleen: ‘Toen CP-IPG naar Nederland werd gehaald, was er in ons ziekenhuis een gynaecoloog die zei: daar moeten we iets mee. Samen met collega’s ben ik op cursus gegaan om dit ook in ons ziekenhuis te gaan verzorgen. We besloten al snel om de eerste lijn aan te haken. Een beetje vanuit ‘nood’, want we hadden gewoonweg te weinig patiënten in ons bestand die bij ons de zwangerschap begonnen. We hebben de handen ineengeslagen met de verloskundigenpraktijken uit de regio en sindsdien zijn Renate en ik een duo. Om CP in Gouda op te zetten hebben we veel van de startcursus overgenomen en inmiddels hebben we daar onze eigen draai aan gegeven.’

Renate: ‘We doen het al jaren samen, waardoor we goed op elkaar zijn ingespeeld. De groepssessies vinden bij ons op de praktijk plaats, waar we een grote ruimte hebben. We draaien meerdere groepen met de tweede lijn, maar draaien ook groepen zonder. Heleen:

‘We hebben CP bewust uit het ziekenhuis gehaald, omdat het in de verloskundigenpraktijk

ORGANISEREN HEBBEN WIJ

MEER TIJD EN AANDACHT

VOOR DE ZWANGERE VROUW’

veel huiselijker is. De sfeer is meer ontspannen voor de zwangere vrouw, ze heeft even geen witte jassen en apparatuur om haar heen.’

Leren van elkaar

Renate: ‘Wat natuurlijk zo mooi is aan het concept van CP is dat de zwangere vrouwen veel van elkaar leren. Er komen discussies op gang en het onderlinge contact is van grote waarde. Daarnaast kan in de combisessie de informatie uit het ziekenhuis ook nuttig zijn voor niet-medische zwangere vrouwen, en andersom.’ Heleen: ‘Doordat wij het in Gouda samen organiseren hebben wij ook meer tijd en aandacht voor de zwangere vrouw. In het ziekenhuis hebben we een kwartier per patiënt. Dan kun je bijna niet afwijken van de medische vragen. In de CP-setting kun je veel meer bespreken.’ Renate: ‘Ik vind het heel leuk en goed dat we dit samen doen. We hebben als verloskundigenpraktijk een heel fijne samenwerking met de tweede lijn. Dat we dit doen is niet alleen goed voor de samenwerking onderling, maar ook voor de beleving van de zwangere vrouw. Het brengt dus verschillende voordelen met zich mee. En ondanks dat we al jaren samenwerken leren we nog steeds ontzettend veel van elkaar. In het ziekenhuis veranderen continu dingen.’ Heleen vult aan: ‘Ik denk nog weleens: hoe zit dat ook alweer in het kraambed? Hoe ging dat met die hielprik? Dankzij het samen geven van CP met Renate ben ik weer helemaal bij!’

8 de Verloskundige
‘DOORDAT WIJ CP SAMEN MET DE EERSTE LIJN
Verloskundigen Renate Vink en Heleen Houtsmuller.

DE SAMENWERKING VERSTERKEN OP EEN INFORMELE MANIER

Ellen Plaschek bedacht samen met Marloes

Horstink en de zussen Esther en Manon Wesselink een escaperoom voor verloskundigen, om op een leuke manier de samenwerking te versterken. Want: onder hoge tijdsdruk samenwerken zorgt dat je elkaars kwaliteiten nóg beter gaat inzien en benutten.

Esther, Manon, Marloes en ik kennen elkaar door het KNOV Twinning-project*. Vanuit het vraagstuk “Hoe kunnen wij als verloskundigen bijdragen aan de verbetering van de continuïteit van zorg?” is het idee voor de escaperoom ontstaan. Als je iets met elkaar van de grond wilt krijgen, dan is het belangrijk dat de samenwerking goed is. En dat je vertrouwen hebt in elkaar. Vertrouwen krijg je door elkaar beter te leren kennen. In een escaperoom beland je samen in een pressurecooker. Iedereen heeft daarin zijn of haar eigen kwaliteiten. De een kijkt afwachtend rond, de ander is een doener en probeert iets uit. Je weet al snel wat je aan elkaar hebt.’

Spellen door de lijnen heen

‘Met z’n vieren hebben we een escape delivery room ontwikkeld voor verloskundigen die met elkaar samenwerken over verschillende lijnen, in VSV’s en IGO’s. We hebben allerlei spellen door de lijnen heen bedacht en verschillende verloskundige attributen erin verwerkt. Het scenario is een verloskundige casus die je gezamenlijk onder tijdsdruk moet oplossen. De escaperoom is mobiel en we willen hem uiteindelijk gaan verhuren. De bedoeling is dat-ie gespeeld wordt in de verloskundigenpraktijk. Als eerstelijnsverloskundige ben ik bijvoorbeeld vaak op visite in het ziekenhuis, maar een

klinisch verloskundige komt vrijwel nooit in een eerstelijnspraktijk. Na afloop van het spel wordt het verloop geëvalueerd. Het is een mooie tool om op een informele manier de samenwerking te versterken. Als je begrip hebt voor elkaar, goed weet wat de kwaliteiten van elkaar zijn en daardoor duidelijk met elkaar communiceert, verbetert dat de kwaliteit van zorg.’

Sneeuwbaleffect

‘Het met z’n vieren ontwikkelen van de escaperoom heeft voor veel lol gezorgd. Wat het mij persoonlijk ook heeft gebracht is dat ik nog veel meer begrip heb voor de klinisch verloskundigen in mijn eigen regio. En dat geldt voor mijn collega’s van de tweede lijn richting de eerste lijn ook. We zijn allemaal verloskundigen met een groot vroedvrouwenhart. De escaperoom heeft mij daarnaast veel positiviteit gebracht, en dat draag ik ook uit naar mijn eigen werkomgeving, praktijk en coöperatie. Het zorgt voor een soort sneeuwbaleffect.’

9 De Verloskundige
Verloskundigen Ellen Plaschek, Marloes Horstink en zussen Esther en Manon Wesselink.
*Gefinancierd met Kwaliteitsgelden van ZonMw.

MEER DAN ALLEEN VERLOSKUNDE

Astrid van der Duijs is eerstelijnsverloskundige in Den Haag. Om jongeren en vrouwen uit haar regio de best mogelijke zorg – ook op het gebied van anticonceptie – te bieden werkt ze intensief samen met Centrum Seksuele Gezondheid, de GGD en de gemeente.

Ik vind dat elke vrouw laagdrempelige toegang moet kunnen hebben tot anticonceptie en dat ze de regie moet kunnen voeren over haar eigen vruchtbaarheid. Daarom zette ik een anticonceptie-poli op in onze praktijk. Ik zocht hiervoor contact met Centrum Seksuele Gezondheid. Het was het begin van een intensieve samenwerking met onder anderen medisch coördinator en arts Jean-Marie Brand van de GGD. Een onderdeel van Centrum Seksuele Gezondheid is Sense, een informatieplatform voor jongeren tot en met 24 jaar over onder andere seksualiteit, anticonceptie en zwangerschap. Het bijbehorende Sense-spreekuur verzorgen wij in de verloskundigenpraktijk. Vier collega’s en ik zijn inmiddels geschoold tot Sense-verloskundige.’

Samenwerken met instanties

‘Als verloskundigenpraktijk in de volkswijken van Den Haag bereiken wij een doelgroep die het Centrum Seksuele Gezondheid ook zou willen bereiken. Vanuit het samenwerkingsverband hebben we de regeling dat jongeren twee Sense-consulten gratis krijgen. De jongeren kunnen bij ons binnenlopen voor advies over onder andere anticonceptie en (on)gewenste zwangerschap. We werken daarnaast ook samen met de gemeente voor het project Nu niet zwanger, waardoor we alle vrouwen (in kwetsbare posities) – niet alleen jongeren – gratis anticonceptie kunnen bieden als ze dat zelf niet kunnen bekostigen. Dat wij als verloskundigen deze zorg rondom anticonceptie kunnen aanbieden, maakt het voor vrouwen laagdrempeliger om hulp te vragen. Normaal moeten ze

langs meerdere loketten om iets te regelen, als ze überhaupt al weten bij wie ze moeten zijn. Nu kunnen wij een Sense-gesprek voeren, de anticonceptie regelen en de nazorg verzorgen. Vanuit ons vak hebben we al nauw contact met huisartsen. Indien nodig kunnen we snel schakelen als er vragen zijn over de medische situatie van de vrouwen. Maandelijks hebben wij multidisciplinair overleg met artsen en verpleegkundigen van het Centrum Seksuele Gezondheid over bepaalde casussen, vanuit hen naar ons of vanuit ons naar hen.

Ik zou andere verloskundigen zeker aanraden om ook dit soort samenwerkingen met instanties op te zoeken. Het moet je wel liggen en je moet er echt flink in investeren. Je moet goed zijn in netwerken en relaties leggen met andere organisaties. Het is ook handig als je weet wat er in jouw gemeente speelt. Maar het levert jou en de vrouwen in je omgeving veel op. Ik vind deze samenwerking echt een meerwaarde van mijn werk als verloskundige. In de vrouwenzorg ligt mijn hart.’

10 De Verloskundige
Verloskundige Astrid van der Duijs met Jean-Marie Brand van de GGD.

KORTE LIJNTJES

Tweedelijnsverloskundige

Sofie van Gemert is lid van het Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV)

In Zwang uit de regio Gouda. De leden hiervan weten elkaar in de dagelijkse praktijk vaak en veel te vinden.

Als ik erover nadenk besef ik pas hoe bijzonder we met elkaar samenwerken binnen ons VSV. Er is wederzijds respect en veel contact. De vergaderingen worden door alle disciplines goed vertegenwoordigd. In het VSV werken we volgens de sociocratische manier. Besluiten worden dus genomen op basis van gelijkwaardigheid. Een goede verstandhouding met elkaar vinden we allemaal belangrijk.

In de zorg staan we soms letterlijk naast elkaar. Zo is er een integraal versiecentrum en een integraal echobureau, en draaien we ook gezamenlijk centering-groepen. Je zou kunnen zeggen dat onze zorg naadloos op elkaar aansluit. Maar eigenlijk overlapt het gedeeltelijk. De lijntjes zijn kort. Als verloskundigen werken we allemaal vanuit dezelfde basis. En die basis kunnen we uitdragen in het hele VSV. We begeleiden alleen een ander gedeelte van de zorg.’

Begrip en vertrouwen

‘Het geheim van deze samenwerking zit in het informele contact. Er is interesse in de persoon achter het beroep. Gouda is daarnaast redelijk klein. Ik kom regelmatig collega’s tegen bij de sportclub of in het centrum. Dat zijn momenten dat je elkaar op een andere manier treft en spreekt. Het VSV-bestuur

vindt het informele contact ook belangrijk, dus er zijn door het jaar heen verschillende activiteiten die daaraan bijdragen. Begrip en vertrouwen zijn de basis van de samenwerking. Het geeft een groter werkplezier, maar draagt ook effectief bij aan de kwaliteit van zorg. Ik stuur met een gerust hart een zwangere vrouw naar de eerste lijn als dat kan, en andersom sturen zij cliënten naar de tweede lijn als het moet. Dat is heel prettig werken. We kunnen ook veel van elkaar leren. We houden regionale trainingen en verzorgen presentaties voor en door elkaar om onze kennis te delen. Ook zijn nieuwe werknemers welkom om bij elkaar een kijkje in de keuken te krijgen. Er zijn meerdere werkgroepen en projecten waarin de eerste lijn en tweede lijn deelnemen omdat we ieders standpunten willen meenemen. Bijzonder? Het voelt als heel vanzelfsprekend!’

‘ALS VERLOSKUNDIGEN WERKEN WE

ALLEMAAL VANUIT

DEZELFDE BASIS’

11 de Verloskundige

Bio-Oil® Huidverzorgingsolie vermindert de kans op het ontwikkelen van huidstriemen doordat het de elasticiteit van de huid bevordert. Het dient twee keer per dag aangebracht te worden, vanaf de start van het tweede trimester. Nu ook verkrijgbaar in een 100% natuurlijke formule! Aanbrengen al vanaf het eerste trimester. Parfum- en geurvrij. Voor uitgebreide productinformatie en details van de klinische testen, ga naar bio-oil.com. Resultaten kunnen per persoon verschillen.

100% natuurlijke ingrediënten

Parfum- en geurvrij Vegan

MAAIKE VAN RIJN,

is bestuurslid van de KNOV en klinisch verloskundige.

VAN HET BESTUUR COLUMN

BEWAKEN WAT GEZOND EN NORMAAL

IS

De verschillende lijnen die we in de geboortezorg kennen zetten mij opnieuw aan het denken. De verloskundige in mij glijdt namelijk het liefst tussen de lijnen door. Het thema ‘tussen de lijnen’ riep bij mij dan ook twee gedachten op. Enerzijds het tussen de lijnen door bewegen als verloskundige. Het werken in de praktijk, de kliniek, het verweven van sociale verloskunde en medische kennis, met daarbij de zo belangrijke relatieopbouw in ons vak. Zo zijn we als beroepsgroep in alle lijnen vertegenwoordigd. Anderzijds roept het bij mij ook op niet alleen tussen de lijnen te willen werken in de letterlijke zin van het woord, maar breder te willen kijken.

Zelf ben ik altijd op zoek naar hoe ik in mijn vak de beste zorg afgestemd op de behoefte van een zwangere vrouw kan geven. Zeker in een ziekenhuissetting, waar protocollen vaak als volmaakte waarheid worden beschouwd, is dat soms zoeken. Ik werkte in de eerste lijn, in ontwikkelingslanden en in de tweede lijn en zag veel verschillen in aanpak en visie op ons vak. Van het verkondigen van absolute waarheden tot het in twijfel durven trekken en het onderkennen dat we soms iets niet weten.

Ik houd ervan om het gesprek aan te gaan en elkaar te bevragen over waarom we handelen. Oprechte interesse in elkaar hebben, kijken waar de overtuigingen vandaan komen die we als zorgverleners hebben en ontdekken wat daaraan ten grondslag ligt. Als verloskundigen staan we voor het gezonde en normale. Daar ligt denk ik een belangrijke rol voor ons; om dat te bewaken.

Dat is ook waarom ik het belangrijk vind de stem van een verloskundige in een multidisciplinair team in het ziekenhuis te kunnen laten horen. Om samen met de vrouw individuele zorgvragen boven tafel te krijgen. Zodat we daarna het gesprek kunnen voeren in een team van professionals over hoe we met elkaar die zorg, afgestemd op de behoeften van de vrouw, het best kunnen verlenen met aandacht voor ieders expertise.

Laten we als verloskundigen waken dat niet elke geboorte een medisch karakter krijgt en uitdragen wat daarvoor nodig is.. Dat vraagt zo nu en dan lef en moed. Als bestuurslid hoop ik naast mijn werk in de kliniek dit ook breder te kunnen uitdragen.

13 De Verloskundige
14 De Verloskundige TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE

Erkenningklinische verloskunde

Klinisch verloskundigen begeleiden 75 procent van de bevallingen in het ziekenhuis. Dit zijn vooral bevallingen van zwangere vrouwen met een verhoogd risico, of bevallingen waarbij complicaties zijn opgetreden. Klinisch verloskundigen verlenen gecompliceerde zorg en daarbij hoort natuurlijk ook waardering in termen van erkenning en verantwoordelijkheid. Hoe kunnen zij hun positie verstevigen en welke rol speelt kennisontwikkeling hierin?

Elke dag een uitdaging

Mignon van der Horst is klinisch verloskundige bij Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede. Ook is zij lid van het Platform Klinisch Verloskundigen, dat de KNOV gevraagd en ongevraagd advies geeft over klinische verloskunde en de belangen van klinisch verloskundigen behartigt. ‘Klinische verloskunde is lange tijd een ondergeschoven kindje geweest bij de KNOV’, vertelt Van der Horst. ‘Maar het nieuwe bestuur wil zich hard maken voor het verstevigen van de positie van deze beroepsgroep, daardoor heb ik een hernieuwd vertrouwen. Gelukkig, want er zijn veel klinisch verloskundigen en het is prachtig en uitdagend werk. Inmiddels doe ik het alweer negen jaar. Hiervoor werkte ik zeven jaar als eerstelijnsverloskundige, maar ik ben overgestapt naar de tweede lijn, omdat ik liever in een multidisciplinair team werk dan alleen. Bovendien wilde ik mijn medische kennis verdiepen. In vergelijking met de eerste lijn verleen je als verloskundige in het ziekenhuis complexere zorg en werk je meer samen met andere disciplines als verpleegkundigen, arts-assistenten, al dan niet in opleiding, en gynaecologen. Hierdoor leer je voortdurend nieuwe dingen. Je komt in aanraking met heel uiteenlopende ziektebeelden. Daar krijg

je als eerstelijnsverloskundige niet mee te maken, of slechts heel kort, totdat je iemand doorverwijst. Zwangere vrouwen en bevallingen worden immers pas aan het ziekenhuis overgedragen op het moment dat ze complexer worden. Mijn kennis groeit daardoor continu. Ook moet je mensen in heel korte tijd leren kennen: je moet zorgen dat ze je vertrouwen en ervan uitgaan dat je het beste met ze voorhebt. De vrouwen die het ziekenhuis binnenkomen hadden hun bevalling vaak heel anders voor ogen: ze wilden misschien wel thuis bevallen in een vertrouwde omgeving, maar nu liggen ze ineens in het ziekenhuis en zijn ze overgeleverd aan zorgverleners die ze niet kennen. Dat soort uitdagingen maakt het werk voor mij juist interessant en leuk: als het lukt om er toch een mooie ervaring van te maken.’

Bruggenbouwer tussen de lijnen

‘Wat het werk van klinisch verloskundigen uniek maakt is dat wij eigenlijk tussen de eerste lijn en de tweede lijn in staan,’ legt Van der Horst uit. ‘Het is voor ons vaak mogelijk om begrip te hebben voor de visie van beide partijen. Het is mooi als we eerstelijnsverloskundigen en gynaecologen dichter bij elkaar

15 De Verloskundige

van der

‘OM ONZE POSITIE VERDER TE VERSTERKEN MOETEN WE

EEN DUIDELIJK ZICHTBARE

BEROEPSGROEP WORDEN DIE OP WAARDE WORDT GESCHAT’

werken we onze nieuwe artsen ook in, en ik merk dat ook zij een steeds meer fysiologische blik krijgen en terughoudender zijn met interventies.’

kunnen brengen. Ik zie dit onder andere terug in het Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV) waaraan ik deelneem. Hierin worden de regionale protocollen en het kwaliteitsbeleid rondom de uitvoering van de zorg rond zwangerschap en geboorte vastgesteld. Dit is een samenwerking tussen de verschillende lijnen: hierbij zijn bijna alle eerstelijnspraktijken in de regio betrokken, tweedelijnsverloskundigen, kinderartsen, gynaecologen, verpleegkundigen, kraamzorg en soms huisartsen. Hierin merk ik ook dat wij als klinisch verloskundigen echt een verbindende functie hebben tussen eerstelijnsverloskundigen en professionals uit het ziekenhuis. Wij kunnen goed uitleggen waaróm een visie is zoals hij is. Dat is belangrijk, want als je samen werkafspraken wilt maken moet je elkaar begrijpen en een middenweg vinden. Ik zie dat er in de verloskunde steeds meer aandacht is voor wat vrouwen zelf willen. Dit is onderdeel van een bredere cultuurverandering in het omgaan met vrouwen. Waar eerder de dokter zei: we gaan het zo en zo doen, heeft de zwangere vrouw nu meer zelf de regie. Voor verloskundigen is het de uitdaging om de zorg rond haar wensen en voorkeuren heen te organiseren, óók in het ziekenhuis. Deze rol past verloskundigen heel goed, omdat wij niet alleen zijn opgeleid om een goede kwaliteit van zorg te verlenen, maar ook om de fysiologie zo veel mogelijk te behouden. In ons ziekenhuis stimuleren we dan ook dat je de houding kan aannemen die je wilt en bijvoorbeeld in bad kan bevallen of met een ruggenprik op de baarkruk kan. We proberen te kijken hoe de bevalling een zo fysiologisch mogelijk proces kan zijn, ondanks de medische indicatie. Dat is dé kracht van klinisch verloskundigen. Met dit inzicht

Steeds bredere zorg Klinisch verloskundigen begeleiden in het ziekenhuis drie op de vier bevallingen. ‘Verloskundigen in de kliniek doen steeds meer werk en onze taken zijn met de jaren flink uitgebreid. Waar we eerder voornamelijk bevallingen begeleidden, doen we nu ook vaker zwangerschapscontroles op de poli, zijn we betrokken bij specifieke poli’s voor bepaalde doelgroepen, lopen we visites op de afdeling en doen we spoedconsulten. Sommigen specialiseren zich in echoscopie, anderen doen versies. Ook zijn we steeds actiever in allerlei werkgroepen die gaan over organisatie, kwaliteit en beleid. Bovendien zijn wij degenen die arts-assistenten die net van school komen intern vrijwel álles leren met betrekking tot verloskunde. Zij hebben misschien drie keer een bevalling gezien tijdens hun coschappen, maar moeten vervolgens in acht weken tijd alles kunnen. Dit is ook afhankelijk van waar je werkzaam bent; in een streekziekenhuis, of het een opleidingsziekenhuis is, of een derdelijnscentrum. In ziekenhuizen waar geen arts-assistenten werkzaam zijn kan het voorkomen dat de verloskundige, al dan niet onder supervisie van de gynaecoloog, alle zorg verleent. Ook de pathologie die soms alleen voor artsen is weggelegd. Kortom: klinische verloskunde is steeds breder geworden. Maar ondanks onze brede expertise en de vele handelingen die wij uitvoeren, krijgen wij vaak nog niet de bijbehorende juridische bevoegdheid en verantwoordelijkheid. We komen vanuit een situatie waarin wij helemaal geen autonome bevoegdheid hadden en geen dbc’s mochten openen. Onze handelingen vallen vaak nog volledig onder de verantwoordelijkheid van de gynaecoloog. Ook hebben onze handelingen in de meeste ziekenhuizen geen eigen tarief, maar wordt het tarief van de gynaecoloog betaald. Ik denk wel dat hier de zorg soms goedkoper kan, en hoop en doe er mijn best voor dat wij als klinisch verloskundigen aan tafel zitten bij de onderhandelingen rondom de integrale geboortezorg en bekostiging. Het ministerie van VWS heeft

16 De Verloskundige
Mignon Horst, klinisch verloskundige bij Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede.

in de zomer van 2021 middels een brief aan de KNOV en de NVOG laten weten dat klinisch verloskundigen wettelijk bevoegd zijn om verloskundige handelingen zelfstandig in het ziekenhuis uit te voeren. Maar die bevoegdheid heb je natuurlijk alleen als je je bekwaamheid ook kan aantonen. Daarom hebben de KNOV en de NVOG samen aan een kwaliteitsregister gewerkt, een samenwerking die helaas voortijdig is afgebroken. Nu zijn er twee kwaliteitsregisters voor klinisch verloskundigen, of eigenlijk drie: een van KNOV, een van NVOG en de NAPA, het register voor Physician Assistants. Mijn voorkeur was uitgegaan naar een register dat zowel door de KNOV als door de NVOG wordt erkend.’

Bevoegdheid begint bij opleiding Kennisontwikkeling zorgt voor professionalisering van het vakgebied, stelt de KNOV. Daarom kiest de KNOV ervoor om een minimumaantal scholingspunten als toelatingseis voor het kwaliteitsregister voor klinisch verloskundigen te stellen. Het idee van een register juicht Van der Horst toe, maar het aantal benodigde punten ligt volgens haar hoog. ‘Om voldoende punten te behalen moet je veel bij- en nascholing doen. Dit is op zich goed, en veel klinisch verloskundigen volgen ook bijscholing voor allerlei handelingen. Maar: de gevraagde hoeveelheid kost veel geld. Ziekenhuizen werken vaak met een persoonlijk scholingsbudget, maar die budgetten zijn absoluut onvoldoende om aan de eisen van het kwaliteitsregister te kunnen doen. Het is interessant om te kijken hoe dit geregeld is voor bijvoorbeeld klinisch psychologen, fysiotherapeuten en verpleegkundigen. Daar is de KNOV nu hard mee bezig. Ik ben het met de KNOV eens dat het aantonen van bekwaamheid en bevoegdheid bij een gedegen opleiding begint. Vanwege het verschil in verantwoordelijkheden en taken tussen de eerste- en de tweedelijnsverloskunde zou ik daarom willen zien dat er een aanvullende opleiding nodig is voor de functie klinisch verloskundige. Er is momenteel geen post-hbo of masteropleiding specifiek voor klinische verloskunde, maar wel de master Physician Assistant (PA). Nu is het zo dat er als klinisch verloskundige in sommige ziekenhuizen van je wordt verwacht dat je deze master volgt, terwijl het in andere ziekenhuizen niet eens tot de mogelijkheden behoort. Het kost dan te veel geld. Ik ben er voorstander van dat alle klinisch verloskundigen in Nederland deze master

AMBITIES VOOR KLINISCHE VERLOSKUNDIGEN UIT HET

KNOV JAARPLAN 2023

• Hogere waardering (FWG 65, schaal 11 UMC) en erkenning voor de werkzaamheden van de klinisch verloskundige die de afgelopen jaren flink zijn uitgebreid. Met de vakbond is het proces richting FWG 65 in grote lijnen besproken en ook hoe zij daarbij kunnen helpen.

• Duidelijke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid in relatie tot het werk wat klinisch verloskundigen doen.

• De medezeggenschap binnen het ziekenhuis, het ziekenhuisbeleid en de ziekenhuisbegroting vergroten, zodat deze in lijn is met de zeggenschap die de gynaecologen hebben.

• Een gelijkwaardige positie met een eigen expertise en autonome bevoegdheid, inclusief het openen van dbc’s.

• Oplevering deelregister Klinisch Verloskundigen begin 2023.

• In 2023 wordt het platform Klinisch Verloskundigen uitgebreid met mandaat voor alle klinisch verloskundigen binnen de KNOV, zoals de specialisten een eigen platform hebben binnen de Federatie van Medisch Specialisten.

• Het bestuur gaat op werkbezoek bij klinisch verloskundigen om de onderlinge relatie te versterken.

moeten kunnen volgen. Zo kunnen wij ons als beroepsgroep beter onderscheiden en sterker positioneren en is het duidelijk wat klinisch verloskundigen kunnen. Nu wisselt het sterk per ziekenhuis en per verloskundige welke scholingen er zijn gedaan en dus welke handelingen verloskundigen kunnen verrichten.’

Samen sterk

Ondanks dat de positie van de klinisch verloskundige nog niet geconsolideerd is, is Van der Horst voorzichtig optimistisch over de toekomst. ‘Het gaat langzaam de goede kant op: klinisch verloskundigen worden steeds serieuzer genomen. Om onze positie verder te versterken moeten we een duidelijk zichtbare beroepsgroep worden die op waarde wordt geschat. De KNOV helpt ons hierbij. Er worden goede stappen gezet richting meer waardering, bevoegdheid en zeggenschap voor klinisch verloskundigen. Deze steun kunnen we goed gebruiken!’

17 De Verloskundige
‘KLINISCH VERLOSKUNDIGEN HEBBEN ECHT EEN VERBINDENDE FUNCTIE TUSSEN EERSTELIJNSVERLOSKUNDIGEN EN ZORGVERLENERS IN HET ZIEKENHUIS’

wetenschapverloskundige DE KOERS NAAR

De KNOV wil de komende jaren een sterke impuls geven aan onderzoek binnen de geboortezorg. Om een actieve rol van verloskundigen in wetenschappelijk onderzoek te bevorderen, heeft de Wetenschapscommissie een herstart gemaakt en wordt nu de landelijke Kennisagenda opgesteld.

Het fysiologische domein van ons beroep kunnen we nog steviger onderbouwen met – naast expertise van de verloskundige, en de wensen en mogelijkheden van de cliënt – de laatste stand van de wetenschap als belangrijke pijler in evidence-based

practice (EBP). Om verloskundigen te ondersteunen in het verwerven van de nodige wetenschappelijke en academische competenties, maakte de Wetenschapscommissie, die jaren eerder door reorganisatie was gestopt, vorig jaar een herstart. AnneMarie Sluijs, senior programmamanager

Wetenschap bij de KNOV, vertelt: ‘De afgelopen jaren heeft de wetenschappelijke ontwikkeling in de Nederlandse geboortezorg een doorgroei gekend. Inmiddels zijn er vier Nederlandse hoogleraren Verloskundige Wetenschap, waarvan er twee momenteel aangesteld zijn in Engeland en België, en is het aantal

18 De Verloskundige
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE

gepromoveerde verloskundigen in korte tijd sterk gestegen; naar 48. Dringend tijd dus om de Wetenschapscommissie nieuw leven in te blazen. De vernieuwde commissie wordt gevormd door hoogleraren en lectoren Midwifery Science, een gepromoveerde verloskundige, een gynaecoloog en een huisarts/emeritus hoogleraar Vrouwenstudies Medische Wetenschappen, waarvan laatstgenoemde ook de link is met de vorige Wetenschapscommissie.’

Om zowel een geloofwaardige als krachtige positie te hebben binnen onderzoek in de geboortezorg, is ‘eigen’ verloskundige onderzoeksexpertise van belang. Zowel binnen de medische vraagstukken, maar zeker ook binnen het fysiologisch beleid. De Wetenschapscommissie heeft dan ook als belangrijk speerpunt om te investeren in academisch leiderschap voor de toekomst. Anne-Marie: ‘Ter verdere ondersteuning van de uitbouw van verloskundige wetenschap stelt de KNOV een subsidie beschikbaar voor een promotietraject en een post-doctoraal fellowship waarvoor verloskundigen zich kunnen aanmelden. Het bestuur kent uiteindelijk in 2023 de subsidies toe op basis van het advies van de Wetenschapscommissie.’

Project Kennisagenda van start

Een ander actiepunt van de Wetenschapscommissie is het creëren van een landelijke Kennisagenda voor verloskundige wetenschap. Hiervoor worden actief kennislacunes opgehaald uit de dagelijkse verloskundige praktijk, beroepsgroepen waarmee wordt samengewerkt, cliënten- en patiëntenorganisaties en wetenschappelijke instituten. Martine Breedveld, projectleider van project Kennisagenda, vertelt: ‘Die input is heel belangrijk. Waar lopen verloskundigen tegenaan in de praktijk en wat helpt ter ondersteuning bij hun kennisontwikkeling?

Ook inventariseren we of er vanuit (multidisciplinaire) richtlijnen – van de KNOV of waaraan wij hebben bijgedragen – hiaten zijn genoemd.’ Deze hiaten worden vervolgens

vertaald naar een Kennisagenda met onderzoeksvragen. Martine: ‘We brengen met de Kennisagenda in kaart welke kennis in de dagelijkse praktijk varieert, tegenstrijdig is en/of zelfs ontbreekt. Er zijn onderwerpen waar veel onderzoek naar wordt gedaan, maar soms verspreid over veel heterogene of kleine studies. Of onderwerpen waar we geen evidence voor hebben, maar mogelijk wel veel expertise in hebben opgebouwd. We willen hierbij vanuit de drie pijlers van EBP kennisontwikkeling stimuleren, zodat we uiteindelijk de verloskundige zorg en de kwaliteit daarvan verder kunnen optimaliseren en onderbouwen.’

Richtinggevend voor de komende vijf jaar

Het ophalen van hiaten is in volle gang. Martine: ‘We krijgen een breed spectrum aan vragen binnen. Vanuit de eerste lijn is er bijvoorbeeld een vraag over het effect van het ‘plakken’ van de perineumhuid versus hechten in het kader van wondheling en pijnbeleving. Of vanuit richtlijnontwikkeling hoeveel zwangere vrouwen daadwerkelijk een ijzergebrek hebben, maar geen anemie. Een andere vraag gaat over het effect van lichaamsbeweging op foetale groei. Bedrust wordt vaak geadviseerd bij groeivertraging, maar is daar ook evidence voor? Maar denk ook aan vragen als welke factoren bijdragen aan het slagen van een uitwendige versie in de eerste lijn? Ook zijn er bijvoorbeeld zorgen over de toename van het aantal inleidingen van de baring. Deze komen tot uiting in vragen over de evaluatie van de inleidingsindicatie ‘verdenking macrosomie’ en de ervaringen

van vrouwen bij inleidingen. Maar er zijn ook psychologische vraagstukken en vragen over problematische thuissituaties binnengekomen.’ Een werkgroep, ondersteund door wetenschappers, clustert de verzamelde input, prioriteert en maakt de komende tijd de vertaalslag van de top 10 onderwerpen naar onderzoeksvragen. In de tussentijd is er een regelmatige toetsing bij een afvaardiging van leden en andere stakeholders. De KNOV doet het onderzoek niet zelf, maar wil bevorderen dat er onderzoek op gang komt en dat helder is voor onderzoekers en subsidievertrekkers welke onderzoeksprioriteiten we als beroepsgroep de komende vijf jaar naar voren dragen.

Wereldwijd op de kaart

De koers naar verloskundige wetenschap is mede dankzij de herstart van de Wetenschapscommissie stevig ingezet. Anne-Marie: ‘Om de Nederlandse verloskundige zorg, zoals we die van oudsher als zelfstandig en sterk organiseren ook te kunnen blijven borgen, is onderzoek essentieel. Internationale samenwerking met landen waar midwifery science sterk ontwikkeld is, zoals Australië, Canada, Engeland en Zweden, kan ons helpen om Nederlands onderzoek in de geboortezorg te verstevigen en uit te dragen. Het bijwonen en samen organiseren van (internationale) congressen stimuleert het uitwisselen van kennis en ideeën. Ook helpt een internationale oriëntatie van de verloskundige wetenschap bij het krijgen van inzicht in hoe fysiologische geboorte wordt gevormd door de vele manieren waarop samenlevingen de zorg voor barende vrouwen organiseren.’

19 De Verloskundige
‘OM DE NEDERLANDSE GEBOORTEZORG, ZOALS WE DIE VAN OUDSHER ALS ZELFSTANDIG EN STERK ORGANISEREN, OOK TE KUNNEN BLIJVEN BORGEN, IS ONDERZOEK ESSENTIEEL’

Moeders voor Moeders heeft meer deelneemsters nodig...

De vraag naar vruchtbaarheidsmedicijnen is nog altijd groot en daar is veel urine voor nodig. Daarom is Moeders voor Moeders dringend op zoek naar pril zwangere vrouwen die hun urine willen doneren. Hier kunnen wij jouw hulp goed bij gebruiken.

Wil je ons helpen?

Moeders voor Moeders werkt graag samen met verloskundigen. Want samen staan we sterk! Samen zorgen we ervoor dat pril zwangere vrouwen deelnemen aan Moeders voor Moeders, zodat er voor het produceren van humane vruchtbaarheidsmedicijnen hCG-hormoon beschikbaar is. Door Moeders voor Moeders onder de aandacht te brengen bij pril zwangere vrouwen help je ons met de urine inzameling.

Handige mediakit

In onze online mediakit hebben wij diverse online media beschikbaar, zoals een digitale informatiefolder, (korte) wervingsteksten, nieuwsbrief banners en beeldmateriaal.

Informatiefolders voor in de praktijk zijn aan te vragen via info@moedersvoormoeders.nl. De informatrice van Moeders voor Moeders komt de folders graag persoonlijk bij je langsbrengen.

Mogen we op jouw

De urine van pril zwangere vrouwen is nog steeds hard nodig. Wij waarderen het enorm als je Moeders voor Moeders onder de aandacht brengt bij de pril zwangere vrouwen in jouw praktijk. Heb je nog wensen? Laat het ons weten. We denken met alle plezier met je mee!

Over Moeders voor Moeders

Moeders voor Moeders is onderdeel van het farmaceutische bedrijf Aspen Oss B.V. en is een B.V. is een landelijk actieve organisatie die wensouders met vruchtbaarheidsproblemen wil helpen hun kinderwens in vervulling te laten gaan.

Moeders voor Moeders zamelt al ruim 90 jaar urine in van pril zwangere vrouwen waaruit het hCG-hormoon wordt gewonnen. Van dit hormoon worden geneesmiddelen gemaakt die worden gebruikt bij vruchtbaarheidsbehandelingen. Álle urine die Moeders voor Moeders inzamelt is bestemd voor het vervaardigen van humane vruchtbaarheidsmedicijnen.

Moeders voor Moeders 088 - 278 00 00

moedersvoormoeders moedersvoormoeders @MoedersVMoeders
Volg ons:
info@moedersvoormoeders.nl moedersvoormoeders.nl
hulp
rekenen?

Deenontwikkeling evaluatie

VAN DE NEDERLANDSE

TRIAGEWIJZER VERLOSKUNDE

Op Nederlandse verloskunde-afdelingen komen spoedpatiënten binnen nadat de zwangere vrouw zich telefonisch heeft gemeld. Een verpleegkundige of doktersassistente beoordeelt telefonisch op basis van kennis, ervaring én de zorgcapaciteit hoe snel de patiënt gezien moet worden door een medisch professional. Dit gebeurt niet altijd op basis van medische noodzaak. Zwangere vrouwen met ernstige klachten hebben daardoor achteraf mogelijk te lang moeten wachten en mensen zonder ernstige klachten werden wellicht met spoed geholpen. De beoordeling van de mate van urgentie en de maximale medisch verantwoorde wachttijd is zonder triagesysteem niet uniform. Net gepromoveerde verloskundige dr. Bernice Engeltjes heeft daarom, samen met de praktijk, de Nederlandse Triagewijzer Verloskunde ontwikkeld en geëvalueerd.

21 De Verloskundige
TEKST DR. BERNICE ENGELTJES WETEN SCHAP

Triage binnen de algemene spoedzorg en internationale verloskundige zorg

Triagesystemen worden al langere tijd gebruikt in de algemene spoedzorg. De algemene triagesystemen zijn echter niet geschikt voor de verloskundige spoedpatiënt, omdat er sprake is van twee patiënten: de moeder en het ongeboren kind. Bovendien presenteert de zwangere vrouw zich met specifieke klachten en symptomen. Voor de obstetrische spoedpatiënt zijn er de afgelopen jaren diverse triagesystemen ontwikkeld in Canada, de Verenigde Staten en Zwitserland. In Nederland werd het Rotterdam Obstetrisch Triage Systeem (ROTS)

5 INGANGSKLACHTEN

Vochtverlies

ontwikkeld. Al deze systemen zijn ontwikkeld voor fysieke triage, wat betekent dat het telefonische triagemoment niet wordt beschreven. Om in de behoefte van eenduidige, inzichtelijke en objectiveerbare telefonisch verloskundige triage te voorzien, is daarom een verloskundig telefonisch triagesysteem ontwikkeld en wetenschappelijk geëvalueerd.

Doorontwikkeling

Door een multicenterstudie met gecombineerde onderzoeksmethodes werd de Nederlandse Triagewijzer Verloskunde (NTV) ontworpen met betrokken stakeholders. De onderzoeksmethodes betroffen focusgroepen, observaties van trainingen en digitale expertmeetings volgens de Delphi-methode. Tijdens de focusgroepen en observaties van trainingen werden er in samenspraak diverse concepten van de NTV doorontwikkeld. Internationale en nationale literatuur, in combinatie met regionale protocollen en het eerder ontworpen ROTS, waren daarbij de basis. De NTV heeft dezelfde systematiek als de algemene triagesystemen. Dit betekent dat het systeem bestaat uit ingangsklachten, indicatoren en urgentiecategorieën. De ingangsklachten zijn gebaseerd op het toestandsbeeld van een patiënt op dat moment. Het toestandsbeeld is de omschrijving van de conditie van een patiënt aan de hand van klachten en symptomen. De aard van de klachten bepaalt welke urgentiecategorie noodzakelijk is. De urgentiecategorie bepaalt vervolgens de maximale medisch toelaatbare wachttijd.

Buikpijn

Vijf urgentiecategorieën

Andere lichamelijke klachten (onder andere gerelateerd aan hypertensie/PE/ HELLP en alle kraamvrouwen)

Bezorgde zwangere/niet-somatische klachten (onder andere minder leven voelen)

Tussentijdse analyses zorgden voor een continue verbetering van het ontwerp van de NTV. De vijfde versie werd voorgelegd tijdens de eerste digitale schriftelijke expertmeeting conform de Delphi-methode. Tijdens deze digitale feedbackronde werd feedback gegeven door stakeholders. In de tweede ronde werd consensus (>90%) over de inhoud van de NTV behaald. Dit resulteerde in vijf ingangsklachten: vochtverlies, bloedverlies, buikpijn, andere lichamelijke klachten en bezorgde zwangere vrouwen (niet-somatische klachten). Binnen elke ingangsklacht zijn discriminatoren geformuleerd welke de urgentie bepalen. De vijf urgentiecategorieën zijn: levensbedreigend (reanimatie), spoed, dringend, niet dringend en zelfzorgadvies. Voor het gebruik van de NTV zijn ook definities, classificaties, zelfzorgadviezen en een gespreksmodel ontworpen. Door de wijze waarop het onderzoek werd uitgevoerd is er een onderbouwde richtlijn, in co-creatie met stakeholders, ontstaan voor telefonische ongeplande zorgvragen binnen de verloskunde. Door de stakeholders werd de NTV beoordeeld als compleet, correct, gebruiksvriendelijk en goed ontworpen. De richtlijn geeft de mogelijkheid tot uniformiteit in beoordeling van de diverse klachten en werd beoordeeld als klaar voor

22 De Verloskundige
‘DE URGENTIECATEGORIE BEPAALT DE MAXIMALE MEDISCH TOELAATBARE WACHTTIJD’
Vaginaal bloedverlies
WETEN SCHAP

implementatie in de praktijk. Voorwaardelijk aan de implementatie werd digitalisering van de NTV binnen het elektronische patiëntendossier gesteld. Landelijk heeft daarna een digitale standaardisering van de NTV in EPIC©, Chipsoft-HIX© en SAP© plaatsgevonden.

Over- of ondertriage

Middels een prospectief observationeel onderzoek werd vervolgens de validiteit van de NTV vastgesteld. De diagnostische validiteit werd bepaald door berekening van de overeenkomst van de urgentiecategorie tussen triagist en medisch professional. De triagist stelde de urgentie vast in het triagegesprek met de zwangere vrouw. De medisch professional deed dit tijdens het fysieke consult op de afdeling. Wanneer er geen gelijke overeenkomst was, werd gekeken naar de mate van overtriage en ondertriage. In het geval van overtriage gaf de triagist een hogere urgentie dan de medisch professional. Bij ondertriage gaf de triagist een lagere urgentie dan de medisch professional het achteraf wenselijk vond. Het onderzoek vond plaats in vier Nederlandse ziekenhuizen waar NTV was geïmplementeerd tot standaardzorg. Het vergelijken van de resultaten tussen de vier ziekenhuizen leverde inzicht in de externe validiteit. De inzichten in de diagnostische externe validiteit van een telefonisch verloskundig triagesysteem werd voor het eerst onderzocht. Door gebrek aan gelijkwaardig onderzoek in het verloskundig vakgebied is vergelijking niet mogelijk. Vergeleken met internationale literatuur over algemene spoedzorg zijn de resultaten vanuit dit onderzoek gelijk of beter. De uitkomsten geven wel ruimte om onder- en overtriage te reduceren.

Bepalen van betrouwbaarheid

Naast validiteit is ook betrouwbaarheid een belangrijk component om de consistentie van een diagnostisch instrument zoals de NTV te evalueren. Er wordt daarom inzicht gegeven in de inter- en intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid van de NTV door middel van vignetten. Een vignette was een uitgewerkte casus uit de dagelijkse praktijk. Per vignette werd de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bepaald, wat inzicht gaf in de mate van overeenkomst tussen twee verschillende beoordelaars over dezelfde vignette. De intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid is de overeenkomst van dezelfde beoordelaar over dezelfde vignette op een ander moment in de tijd. Dit onderzoek is verricht met inzet van 90 vignetten, welke een gelijke verdeling van de vijf urgentiecategorieën en vijf ingangsklachten hadden. Als resultaat zagen we een overeenkomst van urgentiecategorie met de NTV van 90,5% (95%BI [87,5-93,6]) (335 van 370). De overeenkomst tussen twee beoordelaars was 88,5% (95%BI [84,9-93,0]) (177-200) en 84,9% (95% BI [78,3-91,4]) (101 – 119) na herbeoordeling

drie maanden later. De uitkomsten geven aan dat er sprake is van een goede correlatie, welke overeenkomt met internationale literatuur over triagesystemen. Er kan geconcludeerd worden dat de NTV betrouwbaar is.

Evaluatie onder zorgprofessionals

Naast evaluaties van de diagnostische waarden, vond ook evaluatie plaats van de gebruikservaringen van zorgprofessionals. In deze evaluatie werd gekeken naar de normalisatie van het gebruik van NTV na implementatie. Een verloskundig triagesysteem kan gezien worden als een complexe innovatie in de zorg. Om de implementatie succesvol te laten verlopen, werd in elk ziekenhuis gewerkt met een multidisciplinaire projectgroep bestaande uit stakeholders (verpleegkundigen, physician assistants, klinisch verloskundigen, gynaecologen in opleiding, gynaecologen, ICT-medewerkers en management). De implementaties van de NTV waren individueel per ziekenhuis verschillend, maar (veelal) procesmatig vormgegeven. De leiding was in handen van de projectgroep binnen het ziekenhuis, deze projectgroep beoordeelde ook welke scholing nodig was en welke ICT-toevoegingen gedaan moesten worden om te kunnen starten met het gebruik van NTV.

23 De Verloskundige
Scan de QR-code om het hele proefschrift ‘Obstetric Telephone Triage Development & Evaluation’ te lezen.
Op 16 januari promoveerde Bernice Engeltjes.

Binnen negen ziekenhuizen werd geëvalueerd in welke mate de NTV geïntegreerd was in de dagelijkse praktijk en welke bevorderende en belemmerende factoren daarbij een rol hebben gespeeld. De gevalideerde vragenlijsten Normalization MeAsure Development (NoMAD) ontwikkeld vanuit de Normalisation Process Theory (NPT) werden gebruikt. Vanuit deze theorie zijn vier items vastgesteld te weten: samenhang, betrokkenheid, samendoen en reflectie. Naar aanleiding van de kwantitatieve resultaten werd met een groep zorgprofessionals een focusgroep gehouden. Het doel van deze focusgroep was om de resultaten gezamenlijk te duiden.

Bevorderende factoren voor verdere normalisering

In totaal werd door 173 van de 294 (59%) zorgprofessionals de vragenlijst compleet ingevuld. Van deze participanten gebruikten 90% de NTV langer dan zes maanden. De digitale applicatie van de NTV werd door 137 van de 173 (79%) zo vaak als mogelijk of altijd gebruikt. De totaalscore van de NPT-score was 3,77 (SD=0,36). Vanuit de focusgroep werd geconcludeerd dat als toegevoegde waarde van de NTV de kwaliteitsverbetering werd gewaardeerd. Het werd als belangrijk bevonden, voor een succesvolle implementatie, dat alle betrokkenen toegewijd deelnemen. Daarbij werd met name de rol van de medisch specialist genoemd. Rechtmatig gebruik van de triage-afdeling door professionals werd gezien als bevorderende factor voor verdere normalisering. De zorgprofessionals waardeerden de trainingen en evaluaties. Het werd aangemoedigd deze te continueren in de toekomst. In totaal gaf deze evaluatie een positief beeld van de normalisatie van NTV en aandachtspunten voor toekomstige implementaties.

Ervaringen van patiënten

NTV streeft kwaliteitsverbetering en doelmatigheid van zorg na. Patiëntervaringen met de NTV of een ander verloskundig telefonisch triagesysteem werden niet eerder onderzocht. Inzicht in ervaringen is wenselijk omdat dit eveneens een analyse is van de ervaren kwaliteit van zorg. Aangezien de NTV als richtlijn wordt geïmplementeerd, kan het zijn dat de patiënt geen menselijke maat, dan wel patiëntgerichte zorg ervaart. Bij patiëntgerichte zorg wordt nagestreefd dat de patiënt actief betrokken is in diens zorgproces. Inzicht werd verkregen door middel van 20 semigestructureerde interviews waarbij topics werden gebruikt. De topics waren verwachtingen, ervaringen, specifiek ook ervaren van empathie, wachttijd, informatie, communicatie, houding van zorgverlener, kwaliteit van de behandeling en wenselijke toekomstgerichte verbeteringen. Analyse was gebaseerd op fenomenologisch kader.

ZORGPROCES VAN

EEN ZWANGERE VROUW MET ONGEPLANDE (SPOED)

ZORGVRAGEN’

Na analyse van de interviews werden drie thema’s vastgesteld: ervaren professionaliteit, benadering door de professional, en informatie en begeleiding. In het algemeen waren de participanten tevreden over het gevoerde telefoongesprek waarbij de NTV werd gebruikt. Zij hebben ervaren dat er een professioneel telefoongesprek gevoerd wordt, waarbij de bereikbaarheid goed was en de professional de verwachte geruststelling gaf. Dit werd in de ervaring van de patiënten met name bereikt doordat zij de mogelijkheid kregen om het eigen verhaal te vertellen en er betrokkenheid was bij het vaststellen van de vervolgstap. De benadering van de zorgprofessional was veelal vriendelijk, empathisch en to the point. Extra informatievoorziening over de triagedienst en wat te doen in de tussentijd kan de huidige triage verder verbeteren. Door de huidige tevredenheid is er weinig behoefte aan technologische veranderingen.

Conclusie van het totale proefschrift

Er kan worden gesteld dat de NTV bijdraagt aan de verbetering van het huidige zorgproces van een zwangere vrouw met ongeplande (spoed)zorgvragen. De NTV is ontwikkeld met

24 De Verloskundige
‘ER KAN WORDEN GESTELD DAT DE NTV BIJDRAAGT AAN DE VERBETERING VAN HET HUIDIGE
WETEN SCHAP

stakeholders, onderzocht op validiteit en betrouwbaarheid en geëvalueerd door zorgprofessionals en patiënten. Het is een professioneel product dat dagelijks digitaal wordt gebruikt door professionals in ongeveer 30 Nederlandse ziekenhuizen (40%). Door het gebruik wordt gelijkwaardige zorg aan elke patiënt bewerkstelligd en wordt de professional ondersteund in het uniform beoordelen van de klachten.

De NTV kan gezien worden als een voorbeeld van succesvolle transformatie van de zorg. De aspecten die hier mogelijk een bijdrage aan leveren, zijn belangrijk om mee te nemen naar volgende ontwikkelingen. Het eerste inzicht is dat de NTV werd ontwikkeld vanuit een duidelijk ervaren probleem in de praktijk. Vanuit de beroepspraktijk heerste een sterke vraag om de telefonische beoordeling van ongeplande zorgvragen te verbeteren. Hetgeen heeft betekend dat professionals bereidwillig en gemotiveerd waren gedurende alle fases van het onderzoek om actief te participeren. Ten tweede zorgde de co-creatiesessies voor de ontwikkeling van de NTV met de beroepspraktijk voor een snelle ontwikkeling en snelle acceptatie. Het product sluit daardoor aan bij de behoefte en de wensen van de praktijk. De toevoeging binnen de bestaande digitale systemen heeft de implementaties en het latere gebruik verder ondersteund. Ten derde is er bij de implementatie van de NTV een hoge mate van flexibiliteit geweest. Leiding aan de transitie werd gegeven door het eigen ziekenhuis, ondersteund door vroege betrokkenheid van de stakeholders. Communicatie met de eigen achterban verliep daardoor op een natuurlijke manier. Deze communicatie verliep via onderwijs, voorlichting en diverse berichten, dit is belangrijk om de uiteindelijk verandering te normaliseren in de praktijk.

Het ontwerp van de NTV met aansluitende evaluaties heeft afgelopen jaren plaatsgevonden en heeft een goede basis gelegd voor vervolgonderzoeken. Verbetering van de inhoud van de NTV en verdere evaluaties van de implementaties vraagt om meer onderzoek in de toekomst. Het zou wenselijk zijn om bij de implementaties onderzoek te doen naar de rol van cultuur en leiderschap binnen de afdeling. Ook is het aan te bevelen om vervolgonderzoek te doen naar correct gebruik van een triage-afdeling, alsook het gebruik van triage in de keten (met onder andere capaciteitsverdeling).

De onderzoeken binnen dit proefschrift hebben in de klinische beroepspraktijk plaatsgevonden met financiering van NWO.

Afzonderlijk van dit onderzoek hebben afgelopen jaren implementaties plaatsgevonden binnen de eerste lijn of op integrale basis. Scan de code om de Projectopbrengst ‘Implementatie van de Nederlandse Triagewijzer Verloskunde binnen diverse verloskundige entiteiten’ te lezen. Dit project liep van oktober 2021 tot december 2022 en werd mede mogelijk gemaakt door ZonMW gelden.

25 De Verloskundige
Dr. Bernice Engeltjes triagewijzerverloskunde@gmail.com

Evidence Based Practice in

Health Care MSc/Drs

TWEEJARIGE UNIVERSITAIRE DEELTIJD MASTERSTUDIE

TOT KLINISCH EPIDEMIOLOOG (MEDISCH WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEKER)

Geen premaster nodig!

BRIDGING HEALTH CARE AND SCIENCE

Een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau.

Modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering.

(Inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd.

Voor verpleeg- en verloskundigen, medici, paramedici en promovendi.

CONTACT, VOORLICHTINGSDATA, INFORMATIE EN AANMELDING: WWW.AMC.NL/MASTEREBP

Verkorte productinformatie Mirena®, IUD 20 microgram/24 uur

Samenstelling: Mirena is een hormonaal intra-uterien systeem met een depot van 52 mg levonorgestrel. Indicaties: Anticonceptie (na 8 jaar vervangen); behandeling van hevig menstrueel bloedverlies of menorragie (werkzaamheid bevestigd voor 5 jaar; vervangen wanneer symptomen terugkeren of na uiterlijk 8 jaar); progestageen adjuvans ter voorkoming van endometriumhyperplasie tijdens oestrogeentherapie in de peri- en postmenopauze (na 3 jaar vervangen). Contraindicaties: Zwangerschap of het vermoeden ervan; aanwezigheid of vermoeden van mammacarcinoom of andere geslachtshormoonafhankelijke maligne aandoeningen; acute, subacute of chronische ontstekingen in het kleine bekken, ook in de anamnese; cervicitis; genitale infecties, SOA; endometritis post partum; in de afgelopen 3 maanden: een abortus gecompliceerd door een infectie; aandoeningen die chronisch met een verminderde weerstand gepaard gaan of die als gevolg van bacteriëmie kunnen verergeren (klepafwijkingen, aangeboren hartafwijkingen); cervixdysplasie; bevestigde maligniteit van het corpus uteri of van de cervix, of het vermoeden daarvan; abnormale vaginale bloeding waarvan de diagnose (nog) niet is vastgesteld; congenitale of verworven anatomische afwijkingen van de uterus, waaronder myomen, indien het cavum uteri hierdoor wordt vervormd; acute aandoeningen van de lever of levertumoren; overgevoeligheid voor een van de bestanddelen. Waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik: Mirena is niet de eerste keuze voor postmenopauzale vrouwen met gevorderde uteriene atrofie. Wanneer bij de behandeling van hevig menstrueel bloedverlies de bloeding niet tot staan komt, of wanneer er sprake is van zware doorbraakbloedingen, moet met een andere (bijvoorbeeld organische) oorzaak van de bloeding rekening worden gehouden. Onregelmatige bloedingen kunnen sommige symptomen en aanwijzingen voor endometriumpoliepen of -carcinoom maskeren. Tijdens het inbrengen resp. verwijderen kan de patiënte als gevolg van een vasovagale reactie flauwvallen tijdens de ingreep en bij epilepsiepatiënten kan er een insult optreden. Tijdens het eerste jaar van het gebruik ontwikkelt zich bij 57% van de vrouwen in de vruchtbare leeftijd geleidelijk een oligomenorroe, en bij 16% een amenorroe. Tegen het einde van het achtste jaar van het gebruik wordt door respectievelijk 26% van de Mirena-gebruiksters onregelmatig bloedverlies en door 34% amenorroe ervaren. Bij recidiverende endometritis of ontstekingen in het kleine bekken, of als een acute infectie ernstig is of niet binnen enkele dagen op een behandeling reageert, moet het IUD worden verwijderd. In klinische onderzoeken bij de indicatie anticonceptie, was de incidentie van expulsie laag (<4% van de inserties) en lag deze in hetzelfde bereik als de incidentie die voor andere IUD’s en IUS’en is gerapporteerd. Bloedingen en pijn kunnen symptomen van partiële of volledige expulsie van Mirena zijn. Het risico op expulsie is verhoogd bij vrouwen met een geschiedenis van hevig menstrueel bloedverlies, en vrouwen met een BMI die hoger is dan normaal ten tijde van de insertie. Een partieel uitgestoten Mirena moet worden verwijderd. Op het moment van verwijderen kan een nieuw IUD worden ingebracht, mits zwangerschap is uitgesloten. Zowel het geven van borstvoeding ten tijde van de insertie als insertie tot 36 weken post partum werden geassocieerd met een verhoogd risico op perforatie. Het risico op perforaties kan ook verhoogd zijn bij vrouwen met een uterus in retroversie-flexie. Het IUD moet in geval van perforatie zo snel mogelijk worden verwijderd. De mogelijkheid van een ectopische zwangerschap moet worden overwogen in geval van lage abdominale pijn, en met name als de menstruatie uitblijft of als een vrouw met amenorroe begint te bloeden. Het absolute risico van ectopische zwangerschap bij Mirena-gebruiksters is klein. Echter, als een vrouw met Mirena in situ zwanger raakt, is het relatieve risico van ectopische zwangerschap verhoogd. Bij zwangerschap tijdens het gebruik moet ectopische zwangerschap worden uitgesloten en moet het systeem zo snel mogelijk worden verwijderd. Bijwerkingen: Zeer vaak: hoofdpijn, buikpijn/ pijn in het kleine bekken, veranderd menstruatiepatroon inclusief toename en afname in menstrueel bloedverlies, spotting, oligomenorroe en amenorroe, vulvovaginitis, vaginale afscheiding. Vaak: depressieve stemming/depressie, zenuwachtigheid, verminderd libido, migraine, duizeligheid, misselijkheid, acne, hirsutisme, rugpijn, benigne ovariaal cyste, dysmenorroe, gevoelige borsten, pijn in de borsten, expulsie van het IUD (geheel of gedeeltelijk), gewichtstoename. Soms: opgeblazen gevoel, alopecia, pruritus, eczeem, chloasma/huidhyperpigmentatie, uteriene perforatie, ontstekingen in het bekken, endometritis, cervicitis/Papsmear normaal (klasse II), oedeem. Onbekend: hypersensitiviteit, inclusief huiduitslag, urticaria en angio-oedeem, verhoogde bloeddruk. Handelsvorm: Verpakking met 1 IUD. Nummer van de vergunning: RVG 16681. Vergunninghouder: Bayer B.V., Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofddorp. Verdere informatie beschikbaar bij: Bayer B.V., Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofddorp, tel. 023 799 1000. Afleveringstatus U.R. Datum van goedkeuring/herziening van de SmPC: 12 oktober 2022. Versie: december 2022. Uitgebreide informatie (SmPC) is op aanvraag beschikbaar.

MA-MIR-NL-0003-8

Intra uterien systeem 52 mg levonorgestrel

2211-NL1416MIR_VPIdecember2022_85x116.indd125-1-202312:27:18

1-4St_85x116mmG.indd102-02-202311:01

BIJ- EN NASCHOLING VROEGSIGNALERING

1-4St_85x116mmG.indd102-02-202311:17

ZIEKTE VAN HIRSCHSPRUNG - Accreditatiepunten: 3

> Datum: zaterdag 1 april 2023

10.00 tot 13.00 uur - ontvangst met koffie & gebak

Tussendoor fris & versnaperingen

> Locatie: Amersfoort Van der Valk hotel A1

> Doelgroep: Verloskundigen en kraamverzorgenden

Hoe herken ik de ziekte van Hirschsprung en welke actie kan vervolgens het beste genomen worden?

Deelname is gratis

Aanmelding voor 25 maart via onderwijs@hirschsprung.nl

Deze cursus wordt u aangeboden door Vereniging ziekte van Hirschsprung en de zorgprofessionals van het Amsterdam UMC.

Volkskrantartikel: Baby Julius was bijna dood, leren van patiënten met Hirschsprung

O
175x116mm_KNOVC.indd106-02-202311:36
START 22E ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2023

MARIANNE BONTENBAL

is verloskundige in Tanzania, waar ze een trainingsprogramma heeft opgezet. In deze column vertelt ze wat opvalt aan de samenwerking in de klinieken waar ze komt voor training.

VAN EEN VERLOSKUNDIGE IN TANZANIA

EIGEN ‘AARDIGHEDEN’

Sinds maart 2022 ben ik beland in Arusha, Tanzania waar ik werk in een verloskundekliniek. Hier geven we gratis zorg aan de allerarmste vrouwen, vooral Masai-vrouwen. Ik heb een trainingsprogramma opgezet om lokale verloskundigen te trainen in basis verloskunde, spoedverloskunde en hoe ze kennis kunnen overdragen. Dit is een zesweeks programma waarvan de eerste week klassikaal is met theorie, scenario’s en practicals. Daarna gaan de trainees de kliniek in en werken ze samen met onze lokale collega’s en komen ze anderhalve dag per week terug in de klas voor meer praktijk, theorie en casepresentaties.

Eerder werkte ik in Zuid-Soedan, Oeganda, Sint-Maarten en Ethiopië. Het is altijd weer wennen en aanpassen aan een andere cultuur, en elk land heeft zijn eigen ‘aardigheden’. In Tanzania is het bijzonder om te zien dat mensen graag willen leren, en enorm dankbaar en blij zijn als ze training krijgen. Ik zie dat mensen dingen gaan veranderen, aanpassen en verbeteren. Een moeilijkheid in veel andere landen is dat de Nederlandse directheid niet gewaardeerd wordt. Er wordt geen of nauwelijks feedback gegeven. En als het al gebeurt, dan wordt dit via via en erg bedekt gedaan. Niet helder en transparant. Dat maakt het lastig om echt te veranderen en verbeteren. Ook is er sprake van hiërarchie; niet alleen tussen dokter en verloskundige, maar ook onderling.

Ik heb een jonge, mannelijke collega die goed in zijn werk is, goed coacht, en hij kan lesgeven. Maar hij is onzeker en durft eigenlijk deze positie niet in te nemen. Omdat hij zo jong is, en andere collega’s meer ervaring hebben en in sommige gevallen zelfs zijn mentor zijn geweest, kan hij ze niet aanspreken of coachen. En dat is lastig, want hier zijn vaak de collega's die wat ouder zijn en al lang werken, de mensen die de minste vaardigheden en kennis hebben, buiten wat (soms ook nog verkeerde) praktijkervaring. Ik probeer hem nu de positie te geven van mentor en samen zijn positie te versterken en zelfvertrouwen op te bouwen. Heel gaaf om te horen is dat, in een andere kliniek waar ik iemand getraind heb, diegene de discussie is aangegaan met de ‘oude’ dokter over de beslissing om voor keizersnede te kiezen. Na een discussie, die veel overredingskracht kostte en zeker niet gebruikelijk is, is de dokter overstag gegaan en is de vrouw normaal bevallen. En dat is een enorme overwinning! Er is dus zeker perspectief voor Tanzania.

27 De Verloskundige
COLUMN

VOOR JE BEROEPSUITOEFENING HEB JE VAARDIGHEDEN

NODIG. DEZE RUBRIEK HELPT JE OP WEG. DIT KEER JURIDISCHE TIPS OVER DE BEVOEGDEN BEKWAAMHEDEN VAN VERLOSKUNDIGEN.

‘Vraag je bij elke handeling af

Twijfel je weleens over welke handelingen je wel of niet zelf mag uitvoeren? Of wat je juridische positie is als je een handeling verricht die je volgens de regels had moeten overleggen met de gynaecoloog? Dan ben je niet de enige. Annemarie Smilde, zelfstandig senior consultant gezondheidsrecht, adviseert dagelijks verloskundigen en andere zorgprofessionals op het gebied van bevoegd- en bekwaamheden. ‘Consulteer bij twijfel altijd een collega.’

Bekwaamheid en bevoegdheid

‘Bekwaamheid gaat om wat je allemaal kan’, vertelt Annemarie. ‘Daar zijn kennis, ervaring en vaardigheden voor nodig. Naast je BIG-registratie, opleidingen, nascholing en werkervaring zijn ook persoonlijke omstandigheden of de complexiteit van het geval van belang voor deze bekwaamheid. Zo is een verloskundige in het algemeen bekwaam om een fysiologische partus te begeleiden. Maar dat kan anders zijn als de verloskundige bijvoorbeeld na langdurige afwezigheid zich nog niet in staat acht om zelfstandig bevallingen te doen. Het is in zo’n situatie aan de verloskundige om tijdig maatregelen te nemen, bijvoorbeeld door een collega om ondersteuning te vragen of de cliënt door te verwijzen. Mijn advies: ga altijd bij jezelf na of je je bekwaam voelt, zeker als je minder ervaring hebt of als je te maken hebt met een voor jou nieuwe situatie. Bevoegdheid gaat over de vraag of je bepaalde handelingen

mag uitvoeren. Bekwaamheid is een voorwaarde voor bevoegdheid, maar niet de enige: om een handeling te verrichten is ook vereist dat die tot het deskundigheidsgebied van de verloskundige behoort.’

Deskundigheidsgebied bepaalt bevoegdheid

Het verloskundig deskundigheidsgebied is beschreven in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). ‘Hierin staat welke handelingen de verloskundige zelfstandig mag verrichten, namelijk als die gericht zijn op het bevorderen en bewaken van het natuurlijke verloop van de zwangerschap, de bevalling en het kraambed. Het behoort volgens de AMvB tot de deskundigheid van de verloskundige om op basis van een risico-taxatie te bepalen wanneer zij een arts moet inschakelen. Ook het begeleiden en adviseren van een cliënt valt hieronder. Zo zal een eerstelijnsverloskundige,

28 De Verloskundige
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE MIJN PRAKTIJK
OF JE JE BEKWAAM VOELT’

Annemarie Smilde, zelfstandig consultant gezondheidsrecht

Is ooit als advocaat opgeleid, maar adviseert nu verloskundigen en andere zorgprofessionals op het gebied van gezondheidsrecht. Daarnaast is ze docent bij diverse opleidingen voor zorgverleners, zoals de Academie Verloskunde Maastricht.

die aanwijzingen heeft voor een foetale groeivertraging, moeten nagaan of zij de cliënt zelf mag begeleiden of dat het consulteren van de tweede lijn nodig is.’

Laag- en midrisico cliënten

‘De wet zelf geeft niet aan waar de grens van het deskundigheidsgebied van de verloskundige ligt. Tot juli 2021 werd aangenomen dat het deskundigheidsgebied van eerste- en tweedelijnsverloskundigen zich beperkte tot zogeheten laagrisico cliënten. Dat betekende dat verloskundigen in ziekenhuizen niet zelfstandig bevoegd waren tot het verlenen van zorg. Daar hebben zij immers altijd te maken met mid- of hoogrisico cliënten. In juli 2021 heeft de minister een einde gemaakt aan deze onduidelijkheid: het deskundigheidsgebied van verloskundigen is niet gekoppeld aan de eerste lijn, maar aan risicocategorieën. In de praktijk betekent dit dat alleen eerstelijnsverloskundigen bevoegd zijn met betrekking tot laagrisico cliënten en tweedelijns verloskundigen ook zelfstandig bevoegd zijn in de ziekenhuissetting.'

Grenzen deskundigheidsgebied

Hoe bepaalt een verloskundige of zij nog op haar deskundigheidsgebied zit? ‘De Verloskundigen Indicatielijst (VIL) en andere richtlijnen, zoals die van de KNOV, geven aan wanneer een eerstelijnsverloskundige zelf een cliënt mag begeleiden en wanneer zij de tweede lijn moet

consulteren of een cliënt moet verwijzen. Op regionaal niveau zijn deze regels ook vastgelegd in afspraken in VSV-verband. Een voorbeeld van een KNOV-richtlijn is de KNOV-standaard Hypertensie. De verloskundige in het ziekenhuis weet op basis van haar taakomschrijving en werkafspraken – de protocollen – in welke situaties zij de gynaecoloog moet inschakelen.’

Van richtlijnen en protocollen afwijken

‘Als een verloskundige het noodzakelijk vindt af te wijken van een richtlijn of protocol, mag zij dit doen. Als dit nodig is om schade te voorkomen, moet zij dit zelfs doen. Zij moet die beslissing dan wel kunnen onderbouwen en aan de hand van haar dossier kunnen verantwoorden. Wenst de cliënt zelf minder zorg dan volgens een richtlijn of protocol is aangewezen, dan moet de verloskundige de leidraad ‘Verloskundige zorg buiten richtlijnen’ volgen.’

Verruiming van de deskundigheid en bevoegdheid

De veranderde behoeftes van de cliënten, schaarste in de zorg en andere ontwikkelingen kunnen leiden tot aanpassing van het deskundigheidsgebied en de bevoegdheden.

‘Neem bijvoorbeeld het maken van een Antenataal CTG. Tot voor kort moesten cliënten hiervoor altijd naar het ziekenhuis. Sinds de inwerkingtreding van de KNOV-richtlijn ‘De Professionele standaard Antenataal CTG in de eerstelijns verloskundigenpraktijk’ behoort deze handeling in bepaalde gevallen tot het deskundigheidsgebied van eerstelijnsverloskundigen, bijvoorbeeld bij cliënten met naderende serotiniteit. Uiteraard zijn alleen verloskundigen die bekwaam zijn, bevoegd dit CTG te verrichten.’

Soms is voor de uitbreiding van de bevoegdheid een besluit van de minister van VWS vereist. ‘Denk hierbij aan het klieven van tongriempjes bij pasgeborenen of het voorschrijven van bepaalde medicatie, zoals meclozine. Deze medicatie staat nu niet op de lijst van geneesmiddelen die verloskundigen mogen voorschrijven. Voordat de KNOV de minister kan verzoeken om de voorschrijfbevoegdheid van verloskundigen uit te breiden, zal zij eerst samen met het NHG en de NVOG moeten beoordelen of het verantwoord is dat verloskundigen deze medicatie zelf voorschrijven. Daarna zullen er met de opleidingen afspraken gemaakt moeten worden over de aanpassing van de opleiding en het aanbieden van bijscholing.’ Dit kan echter een langdurig proces zijn.

29 De Verloskundige
‘BEKWAAMHEID IS NIET VOLDOENDE VOOR DE BEVOEGDHEID VAN EEN VERLOSKUNDIGE’

NIEUWS

Betrouwbare anticonceptie, verlengd tot 8 jaar 1,2

al meer dan 25 jaar 1

Mirena is ook geïndiceerd voor:

- Behandeling van hevig menstrueel bloedverlies of menorragie tot maximaal 8 jaar*

- Als progestageenadjuvans ter voorkoming van endometriumhyperplasie tijdens oestrogeentherapie in de peri- en postmenopauze (3 jaar)

4.4 mm

Meer informatie is te vinden op medischwijzer.nl

PP-MIR-NL-0033-1
1. SmPC Mirena® (levonorgestrel),10/2022.2. Jensen et al. Am J Obstet Gynaecol. 2022 Sep 9. Zie de verkorte productinformatie elders in deze uitgave. * Voor de behandeling van hevig menstrueel bloedverlies of menorragie is aangetoond dat Mirena gedurende een periode van 5 jaar werkzaam is. Als de klachten van hevig menstrueel bloedverlies na 5 jaar niet zijn teruggekeerd kan overwogen worden om het gebruik van Mirena te continueren tot maximaal 8 jaar.

Multidisciplinaire samenwerking

VOOR HERZIENE

HANDREIKING REANIMATIE

De wetenschap staat niet stil, daarom herziet de Nederlandse Reanimatie Raad (NRR) eens in de vijf jaar de richtlijnen voor reanimatie, waaronder reanimatie van pasgeborenen. Maar: deze richtlijnen zijn gebaseerd op een ziekenhuissituatie, niet op de omstandigheden van een ongecompliceerde eerstelijnsbevalling. Door de publicatie van een nieuwe richtlijn, moest de handreiking Reanimatie van de pasgeborene worden herzien. Vanuit de KNOV ging een werkgroep met experts uit diverse disciplines aan de slag om de nieuwe inzichten toepasbaar te maken voor eerstelijnsverloskundigen.

31 De Verloskundige

Thuis versus ziekenhuis

De Nederlandse Reanimatie Raad (NRR) vertaalde in 2021 de nieuwe Europese Reanimatie Richtlijnen door de European Resuscitation Council (ERC) naar de Nederlandse situatie. Binnen de ERC en NRR ontbreekt het specifieke perspectief van een reanimatie in de eerste lijn. De handreiking van de KNOV is een aanvulling op de NRR-richtlijn, voor eerstelijnsverloskundigen in de thuissituatie of vergelijkbare omstandigheden. Susan Beckers en Eveline Mestdagh zijn wetenschappelijk adviseur en richtlijnontwikkelaar bij de KNOV. Zij stelden een multidisciplinaire werkgroep samen voor het herzien van de handreiking Reanimatie voor de eerstelijnssetting. Susan legt uit: ‘Thuis heb je minder middelen en apparatuur dan in het

EVELINE MESTDAGH

Eveline Mestdagh is wetenschappelijk adviseur en beleidsmedewerker bij de KNOV. Zij studeerde in 2002 af als verloskundige en behaalde vervolgens een master in medisch-sociale wetenschappen. In 2018 is Eveline gepromoveerd op proactief gedrag in de verloskunde. Naast haar advieswerk voor de KNOV is zij werkzaam als opleidingshoofd van de opleiding Verloskunde aan de AP Hogeschool Antwerpen.

ziekenhuis, dat levert soms uitdagingen op. Een uitdaging was het vertalen van de NRR-richtlijn over het bepalen van de hoeveelheid zuurstof die een verloskundige moet bijgeven. Volgens de NRR-richtlijn moet je met behulp van een saturatiemeter zorgen dat je niet te veel, maar ook niet te weinig zuurstof toedient. Iedere verloskundige heeft weliswaar een reanimatieset met een fles zuurstof bij zich, maar niet iedere verloskundige beschikt over een saturatiemeter. Daarom moest er worden bedacht hoe je zonder die apparatuur kunt zorgen dat je de juiste hoeveelheid zuurstof toedient. Met de handreiking geven wij aan waar je op kunt letten om dit te bepalen. Ook warmtemanagement werkt thuis heel anders. In een ziekenhuis heb je een opvangtafel met een warmtebron, maar thuis moet je op een andere manier zorgen dat de baby niet afkoelt.’

Verschillende blikken

Om tot goede oplossingen te komen voor dit soort uitdagingen betrokken Eveline en Susan experts uit diverse hoeken. Eveline: ‘Wij vonden het belangrijk om partijen te betrekken waarmee verloskundigen in hun werk te maken hebben. Door samen om de tafel te zitten konden we zowel de behandelingen als de bijbehorende terminologie zo goed en duidelijk mogelijk afstemmen. Aan de werkgroep namen daarom eerstelijns- en tweedelijnsverloskundigen deel, maar ook een vertegenwoordiger van de opleiding Verloskunde in Amsterdam, een verantwoordelijke voor de kraamzorg, een ambulanceverpleegkundige, een trainer in Newborn Life Support (NLS) en een cursusleider NLS en vertegenwoordiger van de NRR.

SUSAN BECKERS

Susan Beckers is in 2015 afgestudeerd als verloskundige en volgde daarna de master Gezondheidswetenschappen met als specialisatie Midwifery Science. In 2021 is zij begonnen bij de KNOV als wetenschappelijk adviseur en richtlijnontwikkelaar. Naast haar advieswerk voor de KNOV is zij werkzaam in de eerste lijn in de regio Alkmaar en zit zij in het bestuur van de EVON, Eerstelijns Verloskundigen Organisatie Noordwest (EVON).

ROB MOONEN

Rob Moonen is na zijn opleidingen Kindergeneeskunde en Neonatologie sinds 2008 werkzaam bij Zuyderland Medisch Centrum als kinderarts-neonatoloog. Daarnaast is Rob nationaal cursusleider NLS (Newborn Life Support) namens de Nederlandse Reanimatie Raad (NRR) en medeschrijver van de NRR-richtlijn Reanimatie en ondersteuning van de transitie van het kind direct na de geboorte.

32 De Verloskundige

De grote meerwaarde van het betrekken van personen uit andere disciplines die te maken hebben met een reanimatie is dat zij elk een eigen blik hebben op het proces. Dat levert soms inzichten op waar je zelf niet aan zou hebben gedacht. Ook de beleidsmedewerkers van de KNOV hebben input geleverd op de handreiking. Zij droegen een punt aan dat wij nog niet hadden besproken: wat moet je doen als de ouders van een pasgeborene een reanimatie weigeren? Met behulp van een jurist hebben wij uitgezocht wat de rol van de verloskundige in zo’n situatie is en dit verwerkt in de handreiking.’

Tips en tricks

Ook Karien de Munk kon als NLS-instructeur op verschillende manieren input geven voor de handreiking. ‘Vanuit mijn expertise in NLS kon ik verschillende tips en tricks voor de opvang van pasgeborenen aandragen die ik mijn cursisten ook leer. Dit waren vooral praktische handigheden, zoals het plaatsen van een voorwerp op het borstje van de baby om de borstkasbewegingen te kunnen monitoren. Verder heb ik meegeschreven aan de richtlijnen wat betreft human factors, oftewel aandacht voor de persoonlijke toestand van zorgverleners. In een acute situatie ontstaat er natuurlijk stress, dan is het van belang om daar aandacht voor te hebben. In de handreiking is daarom opgenomen wat je kunt doen om de rust te bewaren en hoe je kunt controleren hoe het gaat met de andere betrokken zorgverleners. Het was ook heel nuttig dat de kraamzorg vertegenwoordigd was in de werkgroep. De verantwoordelijke voor kraamzorg gaf aan hoe belangrijk het is dat de verloskundige

‘DE GROTE MEERWAARDE VAN HET BETREKKEN VAN PERSONEN UIT ANDERE

DISCIPLINES DIE TE MAKEN

HEBBEN MET EEN REANIMATIE IS DAT ZIJ ELK EEN EIGEN BLIK

HEBBEN OP HET PROCES’

benoemt wat er in een situatie aan de hand is en hoe de kraamzorg kan helpen. Door goede communicatie kunnen alle betrokkenen hun vaardigheden met zo veel mogelijk focus uitvoeren.’

Zelfde taal

KARIEN DE MUNK

Karien de Munk is NLS-instructeur. Zij traint eerstelijnsverloskundigen in acute vaardigheden en traint en coacht zorgverleners op het gebied van bewustzijn en samenwerking, zowel fysiek als mentaal. Karien is zelf meer dan twintig jaar eerstelijnsverloskundige geweest en heeft ook meegeschreven aan de vorige handreiking Reanimatie van de pasgeborene.

Een belangrijke bijdrage van de werkgroep was ook het op één lijn krijgen van de richtlijnen van de NRR en de opleidingen Verloskunde. Karien: ‘Als NLS-instructeur werk ik volgens de richtlijnen van de NRR, maar mijn cursisten hebben sommige dingen tijdens hun hbo-opleiding net een beetje anders geleerd. Dat kan voor verwarring zorgen.’ Nationaal cursusleider NLS en NRR-vertegenwoordiger Rob Moonen: ‘Het is van belang dat we deze handreiking samen hebben afgestemd. Bij reanimatie van pasgeborenen gaat de NLS bijvoorbeeld uit van het evalueren van de HAKT (hartfrequentie, ademhaling, kleur, tonus) terwijl de opleiding verloskunde voorschreef ABC te controleren: airway, breathing, circulation. Vanuit de NLS hebben we aangegeven dat dit in de praktijk te veel verwarring oplevert en te complex was. Een eenduidige methode is niet alleen belangrijk om snel en duidelijk te handelen, maar ook om te zorgen dat zorgverleners elkaar beter snappen. Een eerstelijnsverloskundige komt immers ook in het ziekenhuis, en ambulancepersoneel, dat de NLS volgt en dus HAKT gebruikt, komt in bij een reanimatie door de verloskundige in thuissituaties. Dan is het belangrijk dat verschillende zorgverleners dezelfde taal spreken.’

Inhaalslag

Is er over vijf jaar weer een handreiking nodig? De werkgroepleden hopen van niet. Susan: ‘Wij hebben met de NRR besproken dat we meteen betrokken willen worden als er een nieuwe versie van de richtlijn komt, om op die manier de thuissituatie erin te verwerken. Hopelijk is het maken van een addendum de volgende keer dus niet nodig en is er één handleiding voor alle partijen: de KNOV, de NLS, en de opleidingen. Voor nu is dit voor eerstelijnsverloskundigen hét document waar alles in staat en waarin de hele reanimatiebehandeling stap voor stap wordt uitgelegd.’

33 De Verloskundige

KWALITEITSREGISTER

VERLOSKUNDIGEN

ÉN REGISTRATIEPLATFORM VERNIEUWD

Klaar voor de toekomst

Vorig jaar lanceerde de KNOV het nieuwe Kwaliteitsregister Verloskundigen: dé plek waar álle verloskundigen kunnen aantonen dat zij over de juiste bekwaamheden beschikken en investeren in hun professionele ontwikkeling. Het basisregister is aangevuld met inmiddels vijf deelregisters. En dat niet alleen: afgelopen jaar werd ook het registratieplatform voor uitwendige versies vernieuwd. We blikken terug en vooruit op deze toekomstbestendige implementaties.

35 De Verloskundige
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE

Het Kwaliteitsregister Verloskundigen is een basiskwaliteitsregister waarin alle praktiserende verloskundigen – eerste-, tweede- en derdelijns –zich kunnen inschrijven. KNOV-lid of niet: elke verloskundige kan zich inschrijven via de digitale omgeving PE-online. Met een inschrijving toont een verloskundige aan over de juiste bevoegdheden te beschikken en in deskundigheidsbevordering te investeren. Net zoals andere beroepsgroepen dat doen in hun registers. Het register, dat beheerd wordt door het bureau Kwaliteitsregister van de KNOV, bestaat uit een basisdeel voor alle verloskundigen en deelregisters voor verloskundigen met specifieke vaardigheden. Die deelregisters zijn nieuw. Het vak van verloskundigen is namelijk continue in ontwikkeling. Hierdoor zijn er nieuwe en extra vaardigheden waar een verloskundige zich in kan bekwamen. Een deelregister is dus een register binnen het basiskwaliteitsregister voor een specifieke bevoegdheid met eigen (her)registratie-eisen waaraan voldaan moet worden.

Deelregisters

Een herregistratieperiode in het Kwaliteitsregister Verloskundigen is vijf jaar. Als een verloskundige aantoonbaar minimaal 200 uur in die vijf jaar heeft besteed aan deskundigheidsbevorderende activiteiten, kan de verloskundige zich herregistreren. Het kwaliteitsregister is zo opgezet dat de uren die besteed worden aan na- en bijscholing ten behoeve van een deelregister, ook meetellen voor het basisregister. Afgelopen jaar zijn er vijf deelregisters gelanceerd, die nu onderdeel uitmaken van het Kwaliteitsregister Verloskundigen: Counseling Prenatale Screening, Uitwendige versie, Anticonceptie, Antenatale CTG in de eerste lijn en Klinisch Verloskundigen. Marlies Kamphof, projectleider deelregisters bij de KNOV, vertelt: ‘Counseling Prenatale Screening is al sinds januari 2022 onderdeel van het Kwaliteitsregister Verloskundigen en was het eerste deelregister dat gelanceerd werd binnen het nieuwe kwaliteitsregister.. Tot en met september 2022 hadden we het Versieregister en de Bekwaamheidslijst Spiralen en Implantatiestaafjes, waarin handmatig de bevoegdheden van de verschillende verloskundigen werden bijgehouden. Inmiddels zijn deze vervangen door de deelregisters Uitwendige versie en Anticonceptie in PE-online. Doordat deze deelregisters nu onderdeel uitmaken van het Kwaliteitsregister Verloskundigen, staat alles op één plek, wat een stuk overzichtelijker is voor de verloskundige. Daarnaast zijn de herregistratie-eisen voor de verschillende deelregisters zoveel mogelijk geüniformeerd.’

Sinds 1 november 2022 is er het deelregister Antenataal CTG in de eerste lijn. Verloskundigen kunnen hiermee aantonen dat ze bevoegd en bekwaam zijn in het uitvoeren van een Antenataal CTG in de eerstelijns verloskundigenpraktijk. Er is een professionele standaard opgesteld voor het uitvoeren van het Antenataal CTG, waarin de eisen opgenomen zijn rondom

regionale samenwerkingsafspraken en opleidings- of bijscholingseisen voor verloskundigen die een CTG willen uitvoeren. De eisen uit de professionele standaard zijn overgenomen in het deelregister Antenataal CTG in de eerste lijn. Verloskundigen in de eerste lijn, die ingeschreven zijn in het deelregister Antenatale CTG in de eerste lijn, mogen het Antenataal CTG uitvoeren.

Deelregister voor klinisch verloskundigen

Eind vorig jaar is het vijfde deelregister als onderdeel van het Kwaliteitsregister Verloskundigen geïmplementeerd: het deelregister Klinisch Verloskundigen. Saskia Walgemoed, ten tijde van het project interim Senior Programmamanager Kwaliteitsregister en Onderwijs bij de KNOV, vertelt: ‘Dit gloednieuwe deelregister voor klinisch verloskundigen geeft deze verloskundigen een stevige en autonome positie. Daarnaast geeft het houvast rondom bijscholing en accreditatie. Met dit register kunnen klinisch verloskundigen zelf de kwaliteit van hun beroep borgen. Tijdens de registratieperiode van vijf jaar moet een klinisch verloskundige voor herregistratie in het deelregister 40 uur aan deskundigheidsbevordering doen. Dit betreft 8 punten per jaar in categorie B; geaccrediteerde vaardigheidstrainingen spoedeisende handelingen. Deze 40 uren deskundigheidsbevordering tellen mee voor de 200 uren die nodig zijn voor de herregistratie in het Kwaliteitsregister Verloskundigen.’

De overige punten zijn te behalen met bijvoorbeeld geaccrediteerde bij- en nascholingen, symposia, trainingen en geaccrediteerd methodisch intercollegiaal overleg. Elke aanbieder van deskundigheidsbevordering voor (klinisch) verloskundigen, zoals bijvoorbeeld ziekenhuizen met een eigen scholingsaanbod, kan accreditatie aanvragen. Klinisch verloskundigen volgen al bijscholingen en maken gebruik van methodologisch intercollegiaal overleg. Hier kan nu accreditatie aan gekoppeld worden. Daarmee wordt de bijscholing voor klinisch verloskundigen inzichtelijk en wordt deze gelijkgetrokken in alle ziekenhuizen én geborgd in de toekomst. Daarnaast wordt er ook aangesloten bij hoe het geregeld is voor andere beroepsgroepen.

Eén beroepsgroep

De nieuwe deelregisters brengen veel voordelen met zich mee. Zo hoeft een verloskundige niet meer in verschillende systemen

‘DE WAARDEVOLLE DATA

36 De Verloskundige
ONDERZOEK’
VAN HET REGISTRATIEPLATFORM KUNNEN WE GEBRUIKEN VOOR WETENSCHAPPELIJK

‘HET SAMENBRENGEN VAN ALLE REGISTERS IN ÉÉN REGISTER

LAAT ZIEN DAT WE ALS VERLOSKUNDIGEN ÉÉN

BEROEPSGROEP ZIJN EN INVESTEREN IN SCHOLING EN KWALITEIT’

in te loggen en bijscholing uit te zoeken. Ze kan vanuit één centraal punt regie op haar eigen ontwikkeling uitoefenen. En daarnaast kan ze aan de buitenwereld in één oogopslag haar bevoegdheid laten zien. Het kwaliteitsregister is namelijk openbaar, ook voor niet KNOV-leden. Marlies: ‘Het samenbrengen van alle registers in één register, laat zien dat we als verloskundigen één beroepsgroep zijn en dat we investeren in scholing en kwaliteit. Daarnaast maakt een registratie in het kwaliteitsregister ook voor zorgverzekeraars zichtbaar dat een verloskundige haar deskundigheid bijhoudt, waardoor specifieke handelingen gedeclareerd kunnen worden. En een cliënt kan checken wat de bevoegdheid is van haar verloskundige.’

Een nieuw registratieplatform

Mede dankzij de komst van het deelregister Uitwendige versie kwam er een einde aan het Versieregister in zijn vorige vorm. In het oude Versieregister konden verloskundigen, die ook versiekundige zijn, hun bevoegd- en bekwaamheid aantonen en uitwendige versies registreren. Dat eerste kan nu in het nieuwe deelregister. Voor het registreren is eind 2022 door de KNOV een nieuw, toekomstbestendig registratieplatform gelanceerd, dat ook in te zetten is voor andere handelingen, zoals op het gebied van anticonceptie. Vervolgstappen op het gebied van uitwendige versie liggen op cliëntevaluatie, het verder verbeteren van de registraties en het nauwer samenwerken met klinisch verloskundigen. Siska Post, interim Beleidsadviseur en Richtlijnontwikkelaar bij de KNOV, vertelt: ‘We hadden sinds 2011 een Versieregister waarin uitwendige versies werden geregistreerd. De inhoud moest worden herzien en de software was aan vervanging toe. Het nieuwe registratieplatform is daarnaast gebruiksvriendelijker, makkelijker toegankelijk en veilig door tweestapsverificatie.’

Wetenschappelijk onderzoek

Versiekundigen registreren via het registratieplatform alle versies die zij verrichten aan de hand van een vragenlijst. Dit is in het nieuwe platform efficiënter ingericht. Hierdoor is de output in de toekomst ook bruikbaar voor wetenschappelijk onderzoek. Siska: ‘Het registreren van de uitwendige versies gebeurt om verschillende redenen. We kunnen ermee inzichtelijk maken wat de kwaliteit

van de zorg is en bijvoorbeeld hoe vaak zo’n versie plaats vindt. Deze data kunnen gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek en voor onderbouwing van bijvoorbeeld succesratio en veiligheid naar de buitenwereld, zoals naar zorgverzekeraars. Als je verandering teweeg wilt brengen, dan heb je veel data nodig ter onderbouwing. De afgelopen jaren is er door het Versieregister al een enorme database gevormd. Als het registratieplatform langer bestaat, is het doel ook dat we al die waardevolle data gaan gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek.’

Op dit moment wordt het registratieplatform alleen gebruikt voor het registreren van de uitwendige versies. In de toekomst kan het platform ook voor andere verrichtingen ingezet worden. Siska: ‘Daarom hebben we het over registratieplatform en niet meer over Versieregister. Met het registratieplatform kan bijvoorbeeld ook anticonceptie in kaart worden gebracht. Dat wordt nu nog geregistreerd via handmatige lijsten. Stel: er is een terugroepactie voor een bepaald batchnummer van een spiraal, dan kun je met een druk op de knop zien om welke cliënten het gaat.’

Meer data = meer bewijslast

‘Om iets voor elkaar te krijgen heb je bewijslast nodig. Met het registratieplatform kunnen we goed inzichtelijk maken wat we precies doen, hoe we dat doen en hoe goed we daarin zijn. Het geeft ons inzicht in onze eigen kwaliteit’, vertelt Siska. Het platform brengt naast meer gebruiksgemak en inzicht meer voordelen met zich mee. ‘Als bij een zwangere vrouw een versie is uitgevoerd, kunnen we na afloop een vragenlijst toesturen over hoe zij de zorg heeft ervaren. Zij kan dat anoniem invoeren. Die data kun je op een ander niveau weer gebruiken. Daarnaast zitten er kleine vernieuwingen in het platform, zoals een reminder. Het is belangrijk dat je als versiekundige een compleet dossier maakt en de geboorte van een kind registreert. Dat wordt soms vergeten. Er zit nu een reminder op het dashboard om de follow-up in te voeren. Hiermee helpen we de versiekundigen het registratieplatform optimaal te gebruiken, zodat wij meer bruikbare data én daarmee bewijslast krijgen.’

37 De Verloskundige
kwaliteitsregisterverloskundigen.nlregistratieverloskunde.nl
Meer weten? Scan de codes!

Cliëntenperspectief bij een zwangerschap

van 41 weken of langer

Als een vrouw 41 weken zwanger is dan mag zij zelf, met ondersteuning van haar verloskundige, kiezen of ze wil wachten tot de bevalling vanzelf begint of dat ze deze wil opwekken. Om het gesprek hierover op gang te brengen is een keuzekaart opgesteld.

Voor de ontwikkeling hiervan deden Het Buikencollectief en Patiëntenfederatie

Nederland een achterbanraadpleging en geven ze een inkijkje in het cliëntenperspectief.

38 de Verloskundige
TEKST ANOUK KAISER EN ILSE VAN EE WETEN SCHAP

‘EEN ZWANGERE VROUW WORDT ER

CONTINU AAN HERINNERD HOE LANG

ZE PRECIES ZWANGER IS’

Dat vrouwen teleurgesteld zijn als de baby nog niet geboren is op de uitgerekende datum, is dan ook niet verrassend. Sommige berichten in de media hebben bij vrouwen ook vragen opgeroepen: is het na 41 weken beter om af te wachten tot de bevalling vanzelf begint of is het beter om na 41 weken de bevalling op te wekken? Dit is een keuze die vrouwen zelf mogen maken, ondersteund door hun zorgprofessional die objectieve informatie geeft en hen helpt inzicht te krijgen in wat voor hen persoonlijk belangrijk is. Want het hangt van de voorkeur van de vrouw af wat er voor haar op dat moment beter is.

Om vrouwen en hun zorgprofessionals te helpen bij die afweging is er een keuzekaart ontwikkeld die bestaat uit twee delen. De keuzekaart is gebaseerd op de vragen die vrouwen hebben en op de recent geactualiseerde richtlijnmodule ‘Beleid zwangerschap 41 weken’. In dit artikel krijg je een korte weergave van het perspectief van zwangere vrouwen. Hiermee worden zorgprofessionals ondersteund bij zorgvuldige informatievoorziening en het proces van Samen Beslissen, en wordt de eigen regie van zwangere vrouwen ten aanzien van de mogelijkheden bij 41 weken zwangerschap bevorderd.

Informatiebehoefte

Zwangerschap en de sterke focus op tijd

Als je ‘negen maanden’ zegt, dan hoef je het woord ‘zwangerschap’ niet eens te zeggen. Iedereen heeft direct deze associatie. Pas als je zwanger bent, leer je dat dat niet helemaal klopt en dat een zwangerschap gemiddeld iets langer duurt dan negen maanden. Je krijgt een uitgerekende datum die 38 weken verder ligt dan het moment van de bevruchting. Vervolgens wordt je zwangerschap opgeknipt in trimesters en heeft elke periode zijn eigen kenmerken. De meeste vrouwen ontvangen via het systeem van de verloskundigenpraktijk waar ze ingeschreven staan een update per week hoe de baby zich ontwikkelt in de buik. En een van de meest gestelde vragen aan de zwangere vrouw is ‘Hoe ver ben je al?’. Je wordt continu herinnerd aan hoe lang je precies zwanger bent. De nadruk op tijd is dus sterk aanwezig tijdens een zwangerschap. Dat is niet vreemd en sluit aan bij hoe we als maatschappij leven met de klok en onze volle agenda’s.

Uit het achterbanonderzoek van Het Buikencollectief en Patiëntenfederatie Nederland (scan de code op pagina 41), waarvoor 755 vrouwen zonder medische indicatie een vragenlijst hebben ingevuld (overwegend hoger opgeleid 68% en Nederlandse culturele achtergrond 98%) en acht vrouwen aanvullend zijn geïnterviewd over dit onderwerp, bleek dat de informatiebehoefte sterk uiteenliep.

Het Buikencollectief en de Patiëntenfederatie waren betrokken bij de richtlijnontwikkeling, de consultkaart en de Thuisartsteksten om het cliëntenperspectief in te brengen. De resultaten zijn gepubliceerd op de websites van Het Buikencollectief (voorheen Stichting Zelfbewustzwanger) en de Patiëntenfederatie.

39 de Verloskundige

WETEN SCHAP

Ja, al voor 41 weken zwangerschap

Ja, maar pas na 41 weken zwangerschap

Nee, helemaal geen behoefte aan deze informatie

Informatiebehoefte 41 weken of langer zwanger.

Van deze vrouwen had 86% behoefte aan specifieke informatie over een zwangerschap die langer duurt dan 41 weken. 59% ontvangt die informatie graag voordat ze 41 weken zwanger is, 26% wil die informatie ontvangen nadat ze 41 weken zwanger is. De informatie die deze vrouwen het belangrijkst vinden gaat over de risico’s voor hun kind.

Wat opviel is dat 14% van de vrouwen helemaal geen informatie wil over de opties die je hebt als je 41 weken of langer zwanger bent. Daarnaast viel op dat van de vrouwen die wel informatie willen, 13% geen informatie wil over de risico’s die mogelijk samenhangen met een zwangerschap van 41 weken of langer en dat 25% geen informatie wil over het eerder laten starten van de baring. Waarom dit is, is onbekend. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat deze vrouwen graag rustig het natuurlijke proces willen volgen en geen onrust, stress of angst willen voelen door geconfronteerd te worden met mogelijke risico’s.

Deze uitkomsten vragen om een zorgvuldig gesprek tussen de zorgprofessional en de vrouw. Vraag als zorgprofessional

‘DE INFORMATIEBEHOEFTE VAN

aan cliënten of ze geïnformeerd willen worden over dit onderwerp. Bij een ‘ja’ kan de keuzekaart helpen om de informatie te bespreken. Bij een ‘nee’ moet gerespecteerd worden dat een vrouw geen informatie wil en wil wachten tot de bevalling natuurlijk op gang komt of ingeleid wil worden.

Tijdens de diepte-interviews kwam naar voren dat de informatiebehoefte van veel vrouwen veel verder gaat dan waar nu vanuit wetenschappelijk onderzoek antwoorden op zijn. Zo willen vrouwen niet alleen weten hoe groot het risico is voor hun baby, maar ook waarom en welke risico’s de baby precies loopt. Heeft dat te maken met dat hun lichaam minder goed werkt naarmate ze langer zwanger zijn? Functioneert hun placenta minder goed? Is hun buik te krap aan het worden waardoor de baby in verdrukking komt? Heeft een inleiding langetermijngevolgen voor de ontwikkeling van de baby?

Daarnaast wilden de vrouwen uit de diepte-interviews meer weten dan de informatie die nu op de keuzekaart staat. Er kwam naar voren dat er behoefte is aan informatie over de verschillen tussen een thuis- en ziekenhuisbevalling en wat de cliëntenervaringen zijn bij het inleiden van een bevalling in het ziekenhuis. Het is daarom belangrijk toe te lichten dat een keuzekaart een hulpmiddel is om het gesprek op gang brengen, dat de informatie die hierop staat gebaseerd is op de richtlijn maar niet compleet is en dat er meer informatie beschikbaar is. Het is belangrijk dat waar de wetenschap nog geen (duidelijke) antwoorden geeft op veel achterliggende vragen die vrouwen hebben, dit ook eerlijk verteld wordt. Het is beter om te zeggen dat dit nog niet bekend is, dan dat daar verschillende ongefundeerde theorieën de ronde over gaan doen. Het is tevens belangrijk dat vrouwen geïnformeerd worden over dit onderwerp op een moment dat ze daar behoefte aan hebben. Dit kan verschillen per vrouw, dus vraag dit op tijd. Indien het bijvoorbeeld pas voor het eerst ter sprake komt als ze al 41 weken zwanger zijn, kan het voelen als te veel informatie om op korte termijn te verwerken.

Het proces van samen beslissen

Vrouwen hebben het recht om een keuze te maken, daarvoor goede informatie te ontvangen en ondersteund te worden bij het maken van een afweging. De zorgverlener is wettelijk verplicht volgens de WGBO om tijdig informatie te verschaffen. De keuzekaart kan helpen bij het samen beslissen welke optie

40 de Verloskundige
59% 26% 15%
VEEL
VERDER
WETENSCHAPPELIJK
ANTWOORDEN OP ZIJN’
VROUWEN GAAT VEEL
DAN WAAR NU VANUIT
ONDERZOEK

OM IN TE LEIDEN OF AF TE WACHTEN’

het beste bij de vrouw past. Geef ook aan dat er geen ‘foute’ keuze is. Dat het afhankelijk is van waar de vrouw zich het prettigst bij voelt. Het proces van Samen Beslissen is niet altijd makkelijk. De zorgprofessional kan zelf een voorkeur hebben, of moeilijk de gevoelens, normen en waarden van de cliënt boven tafel krijgen.

Deze praktische tips vanuit cliëntenperspectief kunnen helpen bij dit proces.

De laatste loodjes kunnen soms zwaar voelen voor vrouwen. Zo gaf een vrouw tijdens een diepte-interview aan: ‘Het voelde alsof de verloskundige een checklist aan het afwerken was. Ik voelde me niet gezien. Had ze me op dat moment maar gespiegeld; mij eraan herinnerd dat het mijn diepste wens was om een natuurlijke thuisbevalling te hebben. Nu was mijn besluit om ingeleid te worden genomen tijdens een consult toen ik er net even doorheen zat, omdat ik teleurgesteld was dat ik niet net als mijn vriendinnen netjes voor de uitgerekende datum bevallen was. Het was een besluit op een emotioneel moment en geen gefundeerde beslissing. Ik had veel meer informatie en tijd willen hebben.’

Een andere vrouw gaf in de vragenlijst aan: ‘Ik voelde mij gefrustreerd. Alsof ik me niet gehoord voelde dat mijn lijf al weken op was en ingeleid wilde worden. Ik had het gevoel dat mij geen echte keuze werd geboden. Ze wilden dat ik doorliep tot 42 weken en waren enkel bereid tot strippen, maar niet tot een afspraak voor inleiden terwijl ik dat wel had gewild.’

Het is belangrijk dat vrouwen zich gehoord voelen bij hun initiële wens om in te leiden of af te wachten. En dat alle mogelijkheden besproken worden. Is een luisterend oor, herkenning en erkenning van dat de laatste weken van een zwangerschap zwaar kunnen zijn, voldoende? Is er behoefte aan mentale en/of fysieke ondersteuning om de laatste weken te verlichten? Of is het weten dat er een inleiding gaat volgen de verlichting waar behoefte aan is? Het is belangrijk om in het proces van samen beslissen over dit onderwerp aandacht te hebben voor de gemoedstoestand van de vrouw, wat haar behoeften en wensen precies zijn. Maak het onderwerp op tijd bespreekbaar, en benadruk dat er niet direct een keuze gemaakt hoeft te worden. Er is bedenktijd en je kunt ook op je keuze terugkomen. Sta stil bij de initiële wensen van hoe de

vrouw wilde bevallen. Licht duidelijk toe dat dat nog steeds een optie is, maar dat je nu ook een andere voorkeur mag hebben.

De keuzekaart kan daarbij helpen door verschillende evidence based opties te laten zien. Tegelijkertijd kwam ook uit de achterbanraadpleging naar voren dat cliënten behoefte hebben aan informatie over opties die niet in de keuzekaart staan, zoals accupunctuur, voetreflextherapie, het gebruik van homeopathische middelen en andere dingen die men mogelijk zelf kan doen om de bevalling te laten starten.

Tot slot is het advies om het proces samen beslissen toe te passen en vrouwen te wijzen op de stappen van de BRAINSmethode (scan de code) die haar kunnen helpen de regie te behouden. Via info@zelfbewustzwanger.nl kunnen gratis folders besteld worden waarop BRAINS staat en die je mee kunt geven aan zwangere vrouwen.

Uitgebreide rapportage vragenlijst onderzoek van de Patiëntenfederatie

Rapportage diepte-interviews van Het Buikencollectief

(voorheen Stichting Zelfbewustzwanger)

BRAINS-methode

41 de Verloskundige
‘HET IS BELANGRIJK DAT VROUWEN ZICH GEHOORD VOELEN BIJ HUN INITIËLE WENS
Anouk Kaiser: directrice Het Buikencollectief Ilse van Ee: adviseur patiëntenbelang Patiëntenfederatie Nederland

• Altijd en overal bereik via het beste netwerk van Nederland.

• Jouw cliënten hoeven alleen het hoofdnummer maar te kennen, de app zorgt ervoor dat de juiste mensen bereikbaar zijn.

• Via de app meld je je eenvoudig aan en af. Of je nu dienst hebt, bijspringt of lekker een weekend vrij bent.

• Via de app laten jullie de beller simpel horen dat: de verloskundige bezig is met het begeleiden van een bevalling / het rijden van visites / het hebben van spreekuur / aan het rusten is / of een door jullie gewenst bericht.

• Werk je nu met een 2e nummer bij geen gehoor? Dat is met onze techniek niet meer nodig. De beller krijgt altijd iemand aan de telefoon als er sprake is van een calamiteit.

Naast telefonische bereikbaarheid is het ook mogelijk dat jullie bereikbaar zijn via WhatsApp. Uiteraard via het vaste telefoonnummer en door meerdere collega’s te beantwoorden.

Wil je zien hoe dit in de praktijk werkt? Bel of WhatsApp ons dan op 0528 - 217 217 en we plannen graag een afspraak in bij jullie op locatie!

Inmiddels werken veel praktijken naar volle tevredenheid al met onze oplossing. Uiteraard zijn referenties op aanvraag verkrijgbaar.

MT-Professional Devices B.V. | Altijd advies op maat! | 24/7 service | @: info@mt-pd.nl | Tel: 0528-217217
De telefonieoplossing die zorgt voor optimale bereikbaarheid
Altijd bereikbaar, ook als je niet gestoord wilt worden.

KNOV RICHTLIJNEN EN KWALITEITSPRODUCTEN

Een overzicht van richtlijnen of kwaliteitsproducten van de KNOV (of waar de KNOV penvoerder van is) die in ontwikkeling of opgeleverd zijn. Deze zijn mogelijk gemaakt door kwaliteitsgelden van ZonMw.

Nieuw: handreiking Vegetarisch en veganistisch voedingspatroon rondom de zwangerschap

Geboortezorgverleners kunnen de nieuwe KNOVhandreiking Vegetarisch en veganistisch voedingspatroon rondom de zwangerschap raadplegen om (aanstaande) zwangere en pas bevallen vrouwen met een vegetarisch en veganistisch voedingspatroon te voorzien van passende adviezen. Bij een dergelijk voedingspatroon is de kans op sommige voedingstekorten hoger dan bij een omnivoor voedingspatroon. Dit kan het risico op maternale of foetale complicaties verhogen. Een praktisch stroomschema in de handreiking maakt duidelijk welke aanvullende adviezen rondom voeding gelden, welke supplementen nodig zijn en of er bloedonderzoek gedaan moet worden naar tekorten. Vrouwen met een veganistisch voedingspatroon wordt geadviseerd naar een diëtist te gaan. De handreiking is tot stand gekomen in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Diëtisten (NVD), Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), Moederraad Geboortehart en het Voedingscentrum.

Nieuwe factsheet Verdenking macrosomie

We hadden veel verschillende documenten rond macrosomie: een factsheet Positieve discongruentie (2017), een Time to Task Matrix (2017) en een factsheet Vermoeden van macrosomie, opgesteld in samenwerking met de verloskunde academies (2020). We hebben voor het gebruiksgemak al deze documenten herzien tot één nieuw document. Het nieuwe document bevat een extra search sinds 2020.

Vernieuwde factsheet

Meconiumhoudend vruchtwater

Deze nieuwe factsheet geeft iets meer risicoprofielen weer dan de vorige versie van 2015. Zo blijkt meconiumhoudend vruchtwater ook vaker geassocieerd te zijn met vrouwen die een migratieachtergrond hebben, aan zwangerschapshypertensie en aan een verlengde partusduur (>15h). Correcte observatie van de neonaat blijft precair gezien het risico op het meconium aspiratie syndroom. De geldende richtlijnen zijn niet eenduidig over de duur van deze observatieperiode, zeker in het geval van dun meconiumhoudend vruchtwater en een pasgeborene met een goede Apgar (>8 na 5 minuten). Hier zou een verkorting in observatieperiode in de tweede lijn een aanzienlijke druk-/capaciteitsverlaging kunnen bewerkstellingen. De Time to Task Matrix werd niet meer opgemaakt, deze behouden we niet in de herziening van de documenten.

Herziene handreiking Ondersteuning bij de transitie en reanimatie van de pasgeborene in de thuissituatie of vergelijkbare omstandigheden

De Nederlandse Reanimatie Richtlijnen kregen een update in 2021. Zodoende was ook onze handreiking toe aan een bijpassende opfrissing. Nieuw hierin is dat we nu voornamelijk de Twee Duim Omcirkel Techniek (TDOT) aanbevelen en niet meer standaard de twee-vinger-techniek. We proberen ook de hiaten in het meten van saturatiemeting bloot te leggen wanneer eventueel zuurstof moet worden toegediend. Fijn aan deze multidisciplinaire samenwerking met de academies, de NRR en de KNOV is dat we gezamenlijk gaan kijken hoe we de hiaten voor onze specifieke eerstelijns zorg kunnen waarborgen in een eventuele volgende herziening in 2025. Hierdoor werken we allemaal met één document en zou een eventuele handreiking zelfs niet meer nodig zijn. Lees meer over de totstandkoming op pagina 31.

43 De Verloskundige UPDATE TEKST EVELINE MESTDAGH
Bekijk voor een volledig overzicht de KNOV-website. Scan de code.

Een TENS-apparaat wordt gebruikt voor verschillende vormen van pijnverlichting. De GeboorteTENS wordt vooral gebruikt ter verlichting van weeënpijn tijdens de bevalling. Deze vorm van pijnverlichting is zowel thuis als in het ziekenhuis toepasbaar. De GeboorteTENS heeft geen schadelijke gevolgen, het gebruik heeft geen invloed op de hartslag, bloeddruk en ademhaling van moeder en kind.

Informatiemateriaal

Het volgende materiaal (Nederlands en Engels) is via info@geboortetens.nl beschikbaar voor informatieavonden en cursussen

• GeboorteTENS folder

• Informatievideo

• Gebruikshandleidingen

Geboorte

comfortabel, effectief en eenvoudig

Langakker 5c • 5371 EV Ravenstein

Telefoon: (0486) 41 72 20

E-mail: info@geboorteTENS.nl

www.geboorteTENS.nl

Speciaal voor zuigelingen

Vegan & zonder toegevoegde suikers

Pure vitamine D en K + biologische olijfolie

Clean label garantie Eerst even proeven?

1-4_85x116mm_C.indd102-02-202312:13 1-4_85x116mm_KNOV_C.indd116-11-202209:05
ons en ontvang gratis een sample pakket
Mail

MARJOLEIN LANSBERGEN

is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft. In deze column neemt ze je mee in hoe ze tussen de lijnen een belangrijk inzicht kreeg.

COLUMN

VAN EEN KLINISCH VERLOSKUNDIGE

HETZELFDE SHIRT

In het boek ‘De meeste mensen deugen’ haalt schrijver Rutger Bregman1 een sociaal experiment aan. Een groep kinderen op een kinderdagverblijf wordt in tweeën gedeeld, de ene helft krijgt een rood shirt aan, de andere helft een blauwe. In de drie weken die het experiment duurt gebeurt er eigenlijk niet zoveel.

Maar…

In gesprekken geven de kinderen aan dat hun eigen kleur slimmer en sterker is. Een nieuw onderzoek volgt. Weer twee groepen, rood en blauw. Nu krijgen de kinderen foto’s te zien. Ook al kennen ze elkaar niet, toch zijn de kinderen duidelijk negatiever over de andere groep. Bregmans conclusie: ‘We worden geboren met een tribale knop in ons hoofd. Er hoeft alleen maar op gedrukt te worden.’ Verloskundigen zijn geen kinderen meer. Maar van onze tribale knop zijn we nog niet helemaal af. ‘Wij’ uit de kliniek, ‘zij’ uit de eerste lijn… Klagen over de andere lijn is gemakkelijk en eerlijk is eerlijk, je eigen kleur voelt comfortabel.

Ik nam deel aan het inmiddels afgeronde KNOV Twinning-project2: binnen Nederland, ‘buiten de lijnen’. Met een groep geweldige collega’s uit eerste, tweede en derde lijn gingen we letterlijk en figuurlijk op reis. Om alle lessen en conclusies te delen heb ik meer ruimte nodig, maar één wil ik hier noemen: spreek GROOTS over elkaar. Een knop die ingeschakeld is, kunnen we samen uitschakelen. Zie en hoor elkaar zonder oordeel en vind onze overeenkomsten als basis.

Het project gaf mij een belangrijk inzicht. De passie die ik zelf voel voor verloskunde en het zorgen voor vrouwen, is er bij alle twins. Ook bij de collega’s die op het eerste gezicht anders leken dan ik: noem het rood, in plaats van blauw. Bij elke twin, welke kleur dan ook, is het er! Niemand wordt verloskundige om te strijden met collega’s of vrouwen als een nummer te behandelen. Ik geloof in de goede intenties, die er echt bij alle verloskundigen zullen zijn. Laten we de passie en elkaars goede intenties nog meer herkennen en gebruiken om samen nog beter te zorgen voor vrouwen en kinderen in ons land. De twins zitten, helaas voor mij, verspreid door heel het land. Ik kom ze in mijn dagelijkse werk dan ook niet tegen. Maar ook in mijn regio werken zoveel parels! De Twinning-groep was unaniem: twinnen op lokale schaal zou toegepast moeten worden binnen elk VSV, elke IGO of coöperatie. Durven we dezelfde shirts aan te trekken?

1. Rutger Bregman. De meeste mensen deugen. Een nieuwe geschiedenis van de mens. 2019. Uitgeverij de Correspondent.
45 De Verloskundige
2. Gefinancierd met Kwaliteitsgelden van ZonMw.

Jolanda van der Wilt en Marjolein van Dijk leerden elkaar ruim twintig jaar geleden op de opleiding tot verloskundige kennen. Ze werden elkaars beste vriendinnen en belangrijkste sparringpartners. Nu Marjolein in de eerste en Jolanda in de tweede lijn werkt, is die sparringfunctie misschien wel nóg belangrijker geworden.

Jolanda over Marjolein

‘We waren bang dat we elkaar na het afstuderen uit het oog zouden verliezen, maar we werden elkaars belangrijkste vraagbaak. Als ik iets heftigs heb meegemaakt, bel ik Marjolein. Casussen lopen we stap voor stap door, we bieden elkaar een luisterend oor en denken vakinhoudelijk mee. Pas had ze een rotcasus, waarbij de ouders ondanks de slechte afloop vol lof over Marjolein waren geweest. Ik weet dat je dat in zo’n situatie niet altijd ziet, dus dat probeerde ik extra te benadrukken. Andersom bel ik Marjolein als ik haar eerstelijnservaring nodig heb, bijvoorbeeld toen ik een anticonceptiespreekuur oprichtte in het Langeland Ziekenhuis. Marjolein wist alles over de leveranciers van spiralen en vertelde me welke informatie zij met cliënten deelt. Toen we zelf zwanger waren, wilden we allebei dat de ander de bevalling zou begeleiden. Tegelijkertijd realiseerden we ons dat we geluk moesten hebben, want we wonen een half uur rijden bij elkaar vandaan. Maar het is zes keer gelukt; ik heb de drie bevallingen van Marjolein begeleid en zij mijn drie bevallingen. Heel bijzonder en ontzettend fijn dat mijn vriendin, die alles van mij weet en mijn wensen kent, die bijzondere momenten kon begeleiden.’

‘ALS IK IETS HEFTIGS HEB

MEEGEMAAKT, BEL IK HAAR’

Zij aa

46 De Verloskundige TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE BEELD DE BEELDREDACTEUR
en Marjolein:
Jolanda
beste

‘IK HOEF HAAR NIET UIT TE LEGGEN

HOE EENZAAM HET OP EEN ZOLDERKAMER KAN VOELEN’

Marjolein over Jolanda

‘Het is fijn om een vriendin te hebben die ook je vakgenoot is. Zij begrijpt het als geen ander, als ik niet op de verjaardag van een van haar kinderen kom omdat ik dienst heb. Ze is dag en nacht bereikbaar en daar maak ik graag gebruik van; we spreken elkaar wekelijks. Je zou verwachten dat hoe langer je in het vak zit, hoe zekerder je je over het werk gaat voelen. Maar ik ken juist meer onzekere momenten en kan de visie van Jolanda dus extra goed gebruiken. Misschien komt het doordat ik de laatste tijd wat nare casussen heb gehad. Natuurlijk bespreek ik die met mijn collega’s van Uitgerekend Woerden, maar het is ook fijn om iemand uit de tweede lijn een pathologische situatie voor te leggen. Extra fijn is het dat ze weet hoe het er in de eerste lijn aan toe gaat, doordat ze zelf ook jarenlang als eerstelijnsverloskundige werkte. Ik hoef haar niet uit te leggen hoe eenzaam het kan voelen als je op een zolderkamertje een immatuur kind geboren ziet worden. Van de andere kant weet ze hoeveel passie ik voor mijn werk heb. Het is bijzonder, wat wij met elkaar delen.’

maak ik graag Je zou verwachten kerder meer onzekere a dus extra at ik de laatste tijd rlijk bespreek ik die oerden, maar het is een dat ze weet hoe ordat ze zelf ook werkte. Ik hoef et kan voelen als r kind ziet eveel met elkaar delen.’

n zij vriendinnen en sparringpartners

47 De Verloskundige
M
R KAN ie et t

Help ouders de gevolgen van stress te begrijpen.

Alle ouders willen het beste voor hun kind. Als ouders veel stress hebben kan dat een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van het brein van hun kind. In de breinbijsluiter zie je hoe je ouders en kinderen kunt helpen bij een veerkrachtig en gezond brein. Ga naar breinbijsluiter.nl

BEKIJK HIER DE VIDEO

Midwifery Unit Network (MUNet) is een community die Midwifery Units (MU) ontwikkelt en implementeert in heel Europa. Het doel? Dat vrouwen en hun gezin een positievere bevalervaring krijgen die hun fysieke en psychologische welzijn verbetert en baby’s een optimale start geeft. Dat klinkt misschien vanzelfsprekend, maar is in lang niet alle landen zo.

Positieve bevalervaringen

DANKZIJ EEN MIDWIFERY UNIT

Het ontstaan

‘MUNet wil de cultuur rond bevallingen beïnvloeden en zorgprofessionals en vrouwen voorlichten over de veiligheid van door verloskundigen begeleide zorg. Het netwerk is opgezet door verloskundigen vanuit de behoefte om erkenning te krijgen dat veel vroedvrouwen zich machteloos voelden. Ze ervaarden een botsing met andere zorgprofessionals; verloskundigen probeerden zorg te bieden op basis van de biopsychosociale filosofie, terwijl de rest van de geboortezorg gericht was op een medisch-industriële filosofie. MU’s werden als alternatief beschouwd, terwijl de verloskundige afdeling in het ziekenhuis als essentieel werd gezien. Als we naar het bewijs kijken, weten we dat een MU, in de buurt van een verloskundige afdeling, voor vrouwen met een normaal verlopende zwangerschap betere klinische resultaten, ervaringen en kosteneffectieve zorg biedt.’

De opstart

‘Toen we in 2015 startten wisten we nog niet veel over communities en hoe we die moesten runnen. Het bleek ook complex om invloed uit te oefenen op de verschillende zorgstelsels in Europa. Door beperkte middelen en personeel pakten we het pragmatisch aan en stelden jaarlijkse doelen en projecten vast. Met de financiering die we hadden binnengesleept gaven we trainingen en ondersteunden we andere projecten om bijvoorbeeld de

MU-standaarden op te stellen. We slaagden er uiteindelijk met City, University of London in om een consistente financiering binnen te halen.’

Implementatie in andere landen

‘We begonnen met samenwerken met verschillende landen. Er zijn nu MU’s in Spanje, Tsjechië, Bulgarije, Frankrijk en in onder andere Italië en België zijn de MU’s opgeschaald. De uitrol gaat echter langzaam. We moeten flink lobbyen en veel tijd steken in het overtuigen van landen.’

En Nederland dan?

MU’s werken met tien zorgthema’s en dertig zorgstandaarden. Er zou gekeken moeten worden hoe de zorgthema’s en en zorgstandaarden ook toepasbaar zijn in het Nederlandse systeem. ‘Als er een plan zou zijn om MU’s in Nederland op te schalen, dan zou het cruciaal zijn om deel uit te maken van MUNet om samen te werken, te delen wat werkt en successen te vieren. Er zou een MUNet-groep in het land kunnen zijn, met Europese koppeling om te delen wat er in Nederland gebeurt, maar ook om op Europees niveau een strategisch plan af te spreken en elkaar te ondersteunen.’

Trots

‘Systeemveranderingen kunnen erg uitdagend zijn. Onze partners en medewerkers hebben veel doorzettingsvermogen getoond. Ik denk altijd graag na over systemen, maar ook over de individuele impact die ze maken. Mijn nichtje is bevallen in de eerste MU van Italië. Ze is de eerste vrouw in drie generaties die een geboorte heeft gehad zoals zij wilde, waardoor ze zich erg krachtig voelde. Ik zou willen dat dat mogelijk was voor alle vrouwen die dat willen.’

Meer weten? Scan de code.

INTERNATIONAAL
49 De Verloskundige TEKST
EN CREATIE
Lucia Rocca Ihenacho, medeoprichter en CEO van Midwifery Unit Network.
VRHL CONTENT

MET INKNIPPEN oefenenVirtueel

Het zetten en hechten van een episiotomie komt, met name in de eerste lijn, steeds minder voor. Hierdoor zijn er voor studenten Verloskunde onvoldoende leermomenten voor deze vaardigheid, terwijl het beheersen ervan essentieel is voor het vak. Aan de Academie Verloskunde Maastricht is een start gemaakt met het ontwikkelen van een oplossing. Als alles goed gaat worden komend academiejaar de eerste knippen in Virtual Reality gezet. Marijke Hendrix en Bob Radder vertellen over deze nieuwste onderwijsinnovatie.

50 De Verloskundige
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE E-HEALTH

Aanleiding van het project

Marijke Hendrix is hoofddocent aan de Academie Verloskunde Maastricht en projectleider van het multidisciplinaire team van docenten, studenten en onderzoekers dat een Virtual Reality (VR)toepassing ontwikkelt voor het vaardigheidsonderwijs van de opleiding Verloskunde. Ze vertelt hoe dit gestart is: ‘Binnen de opleiding was er al langer behoefte aan een alternatieve manier om het zetten en hechten van episiotomieën te oefenen en toetsen. Om de opleiding af te ronden moeten studenten namelijk in een klinische setting vijf episiotomieën zetten en hechten, maar in praktijk lukt dit vaak niet binnen de opleidingstijd. Dit komt omdat veranderde inzichten en beleid ertoe hebben geleid dat een episiotomie minder vaak in de eerste lijn wordt toegepast. Het stelt de opleidingen voor de uitdaging om studenten voldoende leermogelijkheden te bieden tijdens de opleiding en studievertraging te voorkomen. Een wijziging in het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008 biedt ons als opleidingen nu de mogelijkheid om van de benodigde episiotomieën er twee uit te voeren in een gesimuleerde omgeving. Maar: die gesimuleerde omgeving bestaat nu nog uit het uitvoeren van de vaardigheid op een fantoom.

Dat is vrij ver verwijderd van de klinische setting en realiteit. Binnen de opleidingen Verloskunde was er daarom al langer de droom en wens om VR toe te passen in het vaardigheidsonderwijs.’

Een virtuele vrouw in een slaapkamer Deze droom werd werkelijkheid door de Stimuleringsregeling Open en Online Onderwijs van SURF, de ICT-coöperatie van Nederlandse onderwijs- en onderzoeksinstellingen. Marijke vertelt: ‘Vanuit de Academie Verloskunde Maastricht hebben we samen met de opleidingen Verloskunde in Rotterdam en AmsterdamGroningen een projectaanvraag ingediend. Het project is 1 september 2022 gestart en ons doel is om een virtuele omgeving te maken waarin studenten het zetten van een episiotomie kunnen oefenen, waarin ze feedback krijgen op hun handelingen, en waarin ze kunnen toetsen of ze de vaardigheid beheersen. De eerste stap was het maken van een scenario: welke stappen moeten worden doorlopen volgens de richtlijn Perineumletsels van het Landelijk Verloskundig Overleg Vaardigheidsonderwijs (LVOV)? Welke beslissingen moet een student maken, welke materialen zijn er nodig, hoe willen we dat de omgeving eruitziet? Het scenario hebben we samen met de vaardigheidsdocenten van de verschillende opleidingen Verloskunde ontwikkeld. De volgende stap was het creëren van een zo authentiek mogelijke VR-omgeving: een slaapkamer waarin een vrouw aan het bevallen is.

GEEFT JE VEEL

51 De Verloskundige
Marijke Hendrix, projectleider en hoofddocent aan de Academie Verloskunde Maastricht.
‘VR
FEEDBACK: JE KUNT ZIEN EN HOREN OF DE SITUATIE VAN DE VROUW OF HET ONGEBOREN KIND VERANDERT’

De student is in die ruimte bij haar aanwezig, waardoor een realistische ervaring ontstaat: er is foetale nood en het kind moet geboren worden, wat ga je doen? VR geeft je veel feedback: je kunt zien en horen of de situatie van de vrouw of het ongeboren kind verandert, bijvoorbeeld of de hartslag van het ongeboren kind daalt. Dat geeft een authentieke leersituatie, meer dan wanneer je een pop behandelt en een scenario van een blaadje afleest, of instructies ontvangt van een docent. Sinds november 2022 werken studenten van Zuyd Hogeschool, in het kader van de minor Designing Future Care, technology aided, samen met onze projectgroep aan deze virtuele omgeving. Studenten in deze minor zijn afkomstig van de opleidingen Communication and Multimedia Design en Engineering, maar ook studenten Verloskunde die input geven op gebied van verloskundige inhoud. De studenten brengen ieder hun eigen expertise in.’

Fijne motoriek

‘De volgende stap is het ontwikkelen van het juiste instrumentarium die je in de simulatie nodig hebt,’ vertelt Marijke. ‘Samen met studenten Engineering en twee bedrijven gaan we een schaar en een injectiespuit ontwikkelen die deze instrumenten kunnen simuleren. We kwamen namelijk al vrij snel tot de conclusie dat het simuleren van de fysieke verrichtingen ingewikkeld zou zijn. Bij een VR-ervaring heb je normaal gesproken een VR-bril op en een controller in elke hand. De motoriek van die controllers is vrij grof, daarom is het te moeilijk om het knippen te

simuleren. De handelingen vragen om een fijne motoriek: zowel het perineum infiltreren als het inknippen. Dat gaat niet met die controllers. Daarom onderzoeken we samen met twee bedrijven of het mogelijk is om een schaar en een spuit met sensoren te ontwikkelen. Voor hechten is een nog fijnere motoriek vereist, dat is voor dit stadium nog te uitdagend. We hebben daarom de keuze gemaakt om eerst alleen een scenario voor het zetten van de episiotomie te ontwikkelen. Hechten moeten studenten voorlopig dus nog op een fantoom oefenen en toetsen. Binnenkort gaan we het programma testen bij de studenten van alle drie de opleidingen Verloskunde en hun ervaringen evalueren.’

Veel voordelen

‘Het is de bedoeling dat we volgend academiejaar VR ook daadwerkelijk kunnen gebruiken. In eerste instantie om de studenten te toetsen die nog niet hun benodigde vijf episiotomieën hebben kunnen verrichten. Waarschijnlijk is de VR-ervaring nog niet direct onderdeel van het standaard lesprogramma, maar dat is op termijn wel de

52 De Verloskundige
Bob Radder, senior programmamanager Innovatie en ICT bij de KNOV.
‘VR IS BEZIG AAN EEN DOORBRAAK IN DE ZORG, DAT MOMENTUM WILLEN WE DOORZETTEN’

bedoeling. Het zou veel voordelen hebben: studenten kunnen zelf oefenen met de VR-bril en de software, waar en wanneer het hen uitkomt. Je kunt in het VR-programma direct feedback inbouwen die de student richting geeft aan haar/ zijn leerproces. Hierdoor kan de student docentonafhankelijk oefenen. Daarnaast kan VR ook voor afgestudeerde verloskundigen een handig middel zijn om de vaardigheden op peil te houden.’

Uitbouwen voor verschillende scenario’s

‘Een voordeel van dit project is dat het zich goed leent om verder uit te bouwen. Het project gaat namelijk vooral om het klinisch redeneren: wat gebeurt er met iemand, hoe verandert de situatie, wanneer moet je handelen en op welke manier? Dat denkproces is relevant bij het verrichten van een episiotomie, maar is ook toepasbaar voor het leren van allerlei andere vaardigheden. Je kunt allerlei verschillende casuïstiek bouwen in VR. We zijn daarom in gesprek over hoe de technologie breder zou kunnen worden ingezet met Bob Radder, senior programmamanager Innovatie en ICT van de KNOV.’ Bob Radder legt uit dat hij veel kansen ziet: ‘VR is bezig aan een doorbraak in de zorg, dat momentum willen we doorzetten. Vorig jaar zijn we al met succes gestart met een interessante pilot waarin VR wordt ingezet om bevallingspijn te verminderen. Nu is er vanuit ZonMw kwaliteitsgelden Verloskunde een projectaanvraag toegekend voor het ontwikkelen van een VR-toepassing voor verloskundig onderwijs. We willen daarbij kijken hoe we een platform kunnen ontwikkelen waarin je verschillende scenario’s en verrichtingen kunt oefenen, met dezelfde software en hardware. We hebben

AUTHENTIEK MAKEN, WAT BIJDRAAGT AAN HET

LEERPLEZIER EN LEEREFFECT

VAN STUDENTEN’

daarover ook contact met Marijke. Het is voor ons belangrijk de praktijk er zo goed mogelijk bij te betrekken, zodat we een toepassing kunnen ontwikkelen die optimaal aansluit bij het verloskundige onderwijs.’

Toekomst

Marijke ziet in elk geval veel mogelijkheden voor VR in het verloskundig onderwijs. Ze vertelt: ‘De docenten van de opleidingen Verloskunde zijn enthousiast en nieuwsgierig naar wat er gaat komen.’ Studenten moeten er nog mee kennismaken, maar we hebben er vertrouwen in dat ook dat goedkomt. We zijn blij dat we op deze manier kunnen bijdragen aan onderwijsinnovatie: VR in de geboortezorg, maar ook in het onderwijs, staat nog in de kinderschoenen. Innovatie kost erg veel geld. Omdat we nu vanaf niets beginnen vraagt elke stap om ontwikkeling, dat is kostbaar. Voor ons is dit nu mogelijk dankzij de SURF-subsidie en de samenwerking tussen de opleidingen.

Ik hoop dat de ontwikkeling door kan blijven gaan, want VR en E-health kunnen een grote bijdrage leveren aan de opleiding tot verloskundige.

Niet alleen als het gaat om het vaardigheidsonderwijs, maar ook in het communicatie- en casuïstiekonderwijs. In een gesimuleerde omgeving kun je immers de oefensituatie heel authentiek maken, wat bijdraagt aan het leerplezier en leereffect van studenten. Op die manier hopen we studenten zo goed mogelijk voor te bereiden op de echte praktijksituaties.’

53 De Verloskundige
‘IN EEN GESIMULEERDE OMGEVING KUN JE DE OEFENSITUATIE HEEL
175x116mm.indd106-02-202316:03 175x116mm.indd106-02-202315:58

ANOUK SPELDENBRINK

is derdejaars verloskundige in opleiding aan de AP Hogeschool in Antwerpen.

In deze column gaat ze in op samenwerkingsverschillen tussen Nederland en België.

COLUMN

VAN EEN VERLOSKUNDIGE IN OPLEIDING

ERVARINGEN UIT NEDERLAND EN BELGIË

In de verloskunde werken we samen om de beste zorg aan moeder en kind te leveren. Als verloskundige werk je samen met verschillende ketens binnen de zorg; allemaal lijnen met verschillende achtergronden. Maar, elk met hetzelfde doel. Als student Vroedkunde in Antwerpen heb ik ervaringen mogen opdoen in verschillende settings binnen de geboortezorg in Nederland en België. Ik ondervond duidelijke verschillen in de samenwerking tussen de zorglijnen.

Zo bevalt het grootste deel van de vrouwen in België in het ziekenhuis. In vergelijking met Nederland betekent dit dat er veel minder vroedvrouwen werkzaam zijn in de eerste lijn. Tijdens mijn stage in een ziekenhuis in hartje Antwerpen, liep ik mee met de vroedvrouwen op de verlosafdeling. Zij werken tijdens de bevalling onder supervisie van de gynaecoloog. In de praktijk betekent dit dat zij op het moment van persen de gynaecoloog moeten bellen. Deze komt dan op het allerlaatste moment binnen. Ik vond dit altijd erg storend voor de barende, omdat er ineens een ander gezicht binnenkomt tijdens het laatste stukje van de bevalling.

Uit Belgisch onderzoek blijkt dat de begeleiding van een vroedvrouw tijdens zwangerschap en bevalling positievere effecten heeft, in vergelijking met begeleiding onder supervisie van de gynaecoloog (Welffens et al., 2019). Ik denk dat er in België nog kansen liggen om de geboortezorg te verplaatsen naar de eerste lijn en zwangere vrouwen de mogelijkheid gegeven kan worden om te bevallen met hun eigen vroedvrouw, net zoals in Nederland.

Tijdens mijn eerstelijnsstage in Nederland heb ik mogen ervaren hoe waardevol een goede samenwerking tussen de eerste en tweede lijn is. Ik was aanwezig bij een poliklinische baring van een cliënt die ik de dag daarvoor op het spreekuur had ontmoet. Doordat de verloskundige vaststond bij een andere baring, was er een verloskundige van een andere praktijk gekomen. De vrouw had negen centimeter ontsluiting en op haar verzoek werden de vliezen gebroken. Helaas was het meconiumhoudend vruchtwater en moest ze overgeplaatst worden naar een andere afdeling. Op dat moment kreeg de vrouw persdrang en werd er samen met de klinisch verloskundige beslist om niet te verplaatsen. Ik mocht de bevalling verder begeleiden. Achteraf zei de vrouw: ‘Ik was blij dat jij er was!’ Ondanks dat we elkaar slechts één keer hadden ontmoet, voelde het voor haar fijn om iemand met een bekend gezicht bij de bevalling te hebben. Dit was niet mogelijk geweest zonder de fijne samenwerking met de klinisch verloskundige.

Ik denk dat samenwerkingen tussen verschillende lijnen het verschil kunnen maken in de zorg die we bieden aan moeder en kind. Immers, zorgverleners binnen de geboortezorg hebben allemaal hetzelfde doel: de beste zorg verlenen aan moeder en kind. En dát is waarom ik verloskundige wil worden.

55 De Verloskundige

Een andere kijk op capaciteits-management

De komende jaren neemt de zorgvraag verder toe. Hoe kunnen we, met de uitdagingen rondom capaciteit, kwalitatief goede zorg blijven bieden? En wat kunnen verloskundigen daarin zelf doen? Om op een andere manier naar oplossingen te kijken organiseert de KNOV de workshop capaciteitsproblematiek. Joleen Geurkink, eerstelijnsverloskundige in de Achterhoek, volgde de sessie in Utrecht.

56 De Verloskundige
TRAINING Workshop capaciteitsproblematiek INHOUD Op een andere manier kijken naar oplossingen voor capaciteitsproblematiek DUUR 3 uur LOCATIE Utrecht en online OPLEIDER Universiteit Twente in opdracht van de KNOV
CURSIST
BLIJVEN LEREN TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
Joleen Geurkink, eerstelijnsverloskundige bij Vroedvrouwenpraktijk Doesburg, Dieren, Brummen en omstreken

I‘Ik werk als verloskundige in de eerste lijn en ben voorzitter van een klein VSV. Sinds een paar maanden ben ik bij de KNOV betrokken als projectmedewerker op het gebied van capaciteit. Omdat ik vanuit verschillende rollen met het onderwerp te maken heb, leek de workshop mij heel interessant. Ik was vooral benieuwd hoe het probleem benaderd werd. Ik hoopte ook op input van deskundigen en ervaringen van andere verloskundigen.’

Vraag en aanbod

‘De workshop wordt verzorgd door de Universiteit van Twente, waar een onderzoeksgroep werkt die zich bezighoudt met capaciteitsmanagement. De teamleden kijken vanuit onderzoek en theorie en passen dit toe op specifieke situaties. Er is een x-aantal mensen dat het werk kan doen en je

verwacht een bepaalde hoeveelheid aan werk. Hoe kun je die mensen zo efficiënt mogelijk inzetten? Op basis van vraag en aanbod maken ze berekeningen en modellen. Dat doen ze niet alleen voor de zorg, maar ook voor andere sectoren. De principes die in het bedrijfsleven gelden, gelden net zo goed in de geboortezorg.’

Piekmomenten

‘De trainers namen ons als eerste mee in het benoemen van de waardepropositie. Wat wil je, wat heb je te bieden, wat is je visie op zorg en wat is waardevol voor je? Vanuit daar kun je kijken wat er nodig is om vanuit deze waarden zorg te leveren en wat dit betekent voor de planning. Dat gaat enerzijds om variatie in aanbod. De ene dag zijn er meer bevallingen dan de andere dag. En het heeft te maken met de flexibiliteit van de mensen die de zorg kunnen leveren. Is dat een vast team of heb je een flexibele achterwacht? Aan de hand daarvan kun je het rooster zo goed mogelijk inrichten, zodat je minder last hebt van piekbelasting. Een belangrijke boodschap was ook dat je goed in kaart moet brengen wanneer je piekmomenten zijn. Als je weet waar die zitten, kun je hierop inspelen en heb je er hopelijk minder last van.’

Inspiratie uit de supermarkt

‘Er werden veel voorbeelden aangehaald om breder te gaan kijken naar capaciteitsmanagement. Eén ging over de supermarkten Jumbo en Aldi. Als je naar Aldi gaat, weet je dat je in een lange rij terecht kunt komen omdat er vaak maar een kassa open is. Dat is de keuze van Aldi en daar is de prijs ook naar. Als er bij Jumbo drie mensen in de rij staan, dan mag de vierde met gratis boodschappen naar buiten. Zij zorgen dat ze altijd iemand

reserve hebben om bij te draaien. Daar betaal je als klant ook wat meer voor. Die waarde geldt net zo goed in de zorg. Ook daar kun je die keuze maken. Je kunt flexibeler zijn waardoor je cliënten sneller geholpen worden, of juist niet waardoor cliënten wat langer moeten wachten, maar wel bij hun favoriete zorgverlener terecht kunnen.’

Andere manier van kijken

‘Tijdens de workshop was er veel ruimte voor inbreng. Het gesprek tussen de deelnemers kwam al snel op gang. Het is een andere manier van kijken naar de inrichting van zorg. Veel deelnemers gaven aan dat ze er eigenlijk nooit zo naar kijken. Praktijkhouders zorgen dat er elke dag iemand paraat staat, maar er is ook flexibiliteit nodig. De setting nodigde heel erg uit om na te denken wat er in jouw eigen situatie mogelijk is. De workshop heeft me aan het denken gezet. Het was heel inspirerend om met de blik van mensen buiten de zorg, maar die wel ervaring hebben met capaciteit, naar het probleem van de geboortezorg te kijken. Ik heb mijn inzichten binnen mijn eigen praktijk besproken en ook met een aantal collega’s van andere praktijken. Hoewel er nog niet direct acties uit zijn voortgekomen, houd ik het wel in mijn achterhoofd. Ik heb mijn collega’s ook geadviseerd om de workshop te volgen. Zelf zou ik het leuk vinden als er een vervolgsessie zou komen, want we zijn hier nog lang niet over uitgepraat.’’

57 De Verloskundige
Houd de agenda op de KNOV-website in de gaten voor het actuele workshopaanbod.

Florien van Rij:

‘IK GUN VERLOSKUNDIGEN VERBINDING, SAMEN STA JE ECHT STERKER’

Van jongs af aan wilde Florien van Rij niets liever dan verloskundige worden. Dat werd ze uiteindelijk niet, maar de fascinatie voor zwangerschap en geboorte bleef. April vorig jaar startte ze als Beleidsadviseur Geboortezorg bij de KNOV, waar ze zich met veel plezier inzet voor allerhande geboortezorgzaken.

Hang naar verloskunde

‘Vroeger keek ik met veel bewondering naar bevallingsverhalen op tv. Vanaf dat moment riep ik dat ik verloskundige wilde worden. Ik vind zwangerschap en geboorte iets heel wonderlijks. Het is zo bijzonder dat er uit niets iets ontstaat. Maar toen ik eenmaal klaar was met de middelbare school vond ik mezelf te jong om aan de opleiding te beginnen. Als verloskundige moet je in het moment belangrijke beslissingen kunnen nemen. Ik was er nog niet klaar voor om zo veel verantwoordelijkheid te dragen. Ik heb een tussenjaar genomen en ben daarna gestart met de studie Sociaal Pedagogische Hulpverlening. Tijdens mijn stage begon ik met werken met aanstaande en jonge ouders.’

Werken vs. leren

‘Na mijn studie werkte ik een aantal jaren in het sociaal domein als maatschappelijk werker voor (aanstaande) ouders en baby’s. Ik werkte met cliënten met meervoudige problematiek en heb mij verdiept in (prenatale) hechting. De band tussen ouders en kind is echt iets moois. Als regiocoördinator en later

projectleider ging ik meer de beleidskant op. Ik besloot om daarnaast de opleiding Verloskunde te gaan doen. Deeltijd, in België. Door mijn beleidswerk kon ik minder gaan werken. Dat deed ik een jaar met veel plezier, maar de combinatie van werken en leren werd me te zwaar. Ik besloot weer te stoppen met de opleiding. Misschien pak ik hem ooit weer op in een andere levensfase.’

Verbinding

‘Na bijna tien jaar in het sociaal domein vond ik het tijd voor iets nieuws en maakte ik de overstap naar de KNOV. De inhoud vind ik heel interessant. Ik moest in het begin wel even wennen. De wereld van de geboortezorg is heel anders. In de geboortezorg willen we allemaal de beste zorg voor ouder en kind. Dat staat voorop. Vanuit het sociaal domein ben ik gewend methodisch te werken. Hoewel elke organisatie een eigen invulling gaf aan de praktische uitvoering, was de basishouding hetzelfde: uitgaan van de krachten, mogelijkheden en de eigen regie van de cliënt. Die basishouding werd door de hele

58 De Verloskundige GEZICHT ACHTER KNOV
TEKST
CONTENT EN CREATIE
VRHL

WAT FLORIEN LEEST, LUISTERT EN KIJKT

Florien woont samen met haar vriend in Den Haag. Als je haar ontmoet, dan kun je niet om haar liefde voor tweedehands kleding en spullen heen. Je kunt haar namelijk uittekenen in vintage modepakjes. Ze wandelt graag, luistert veel muziek en probeert af en toe te breien, al bestempelt ze zichzelf als echte beginner.

Luisteren

‘Ik luister graag naar oude muziek. De muziek van deze artiesten vind ik prachtig, de teksten hebben iets poëtisch. Ik kan er eindeloos naar luisteren.’

• Joni Mitchell

• Leonard Cohen

• Crosby, Stills, Nash & Young

Lezen

‘Ik hou van boeken met een magisch tintje.’

• Het wonderbaarlijke leven van een kleine reuzin – Tiffany Baker

• De goeroe in de guaveboom – Kiran Desai

Kijken

• Ted Lasso. ‘Een superpositieve serie waar je helemaal warm van wordt.’

• The swimmers. ‘Een prachtige film over vluchtelingen.’

• Call me by your name. ‘Een mooie romantische zomerfilm.’

FLORIEN VAN RIJ

Beleidsadviseur Geboortezorg

fvanrij@knov.nl

organisatie doorgevoerd, ook op beleidsniveau. En zelfs regionaal en landelijk werd die basishouding opgepikt in het sociaal domein. Dat maakte het samenwerken tussen partijen heel prettig. Die verbinding gun ik verloskundigen ook. Samen sta je echt sterker.’

Veelzijdig

‘Als Beleidsadviseur Geboortezorg ben ik breed inzetbaar. Dat vind ik heel leuk en past ook goed bij mij. Ik coördineer bijvoorbeeld onder andere de tweejaarlijkse subsidieaanvraag. Dat is een doorlopend proces. We hebben het subsidiebesluit van de ZonMW kwaliteitsgelden binnen voor 2023 en ik ben nu alweer bezig met de volgende aanvraag. Ook houd ik mij bezig met het postpartum dossier; projecten en activiteiten die de KNOV doet rondom de postpartum periode. Ik heb contact met BO Geboortezorg, ben het aanspreekpunt voor thema’s als frenulotomie en postpartum depressie, en zit namens de KNOV in de

Landelijke Borstvoedingsraad. Bij mijn functie hoort ook het dossier diversiteit. Ik zet mij hiermee in voor gelijkwaardige geboortezorg voor iedereen, ook voor asielzoekers en ongedocumenteerden. Onderdeel hiervan is ook de tolkenvergoeding die sinds 1 januari 2023 mogelijk is. Daarnaast is het juridisch aspect bij mij belegd. Ik coördineer onder andere de dossiers hierbinnen en houd in de gaten wat er speelt op het gebied van vakbond, pensioenfonds en wetgeving.’

Goede voorbereiding

‘Al die nieuwe materie was aan het begin een beetje overweldigend. Maar ik houd wel van een uitdaging. De afgelopen periode heb ik meegelopen met verloskundigen om het vak nóg beter te begrijpen. Hierdoor is mijn bewondering voor het werk van de verloskundige alleen maar bevestigd en kan ik mijn werk om de beroepsgroep te ondersteunen beter doen. Als ik een notitie, nieuwsbericht of content voor de website moet schrijven, neem ik de tijd om dit goed voor te bereiden, zodat de informatie klopt. Goede voorbereiding is het halve werk. Dat geldt niet alleen voor mijn werk, maar ook voor verloskundigen en aanstaande ouders. Mijn wens voor het vak is ook meer rust en tijd, want verloskundigen, die werken écht heel hard.’

59 De Verloskundige

DOOR DE lijnen heen

61 De Verloskundige TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE DISPUUT

Weinig vakgebieden zijn zo gevarieerd als verloskunde: iedere cliënt is anders, iedere casus is uniek, en dus is geen dag hetzelfde. Dat maakt het werk juist zo leuk! Ook binnen het beroep van verloskundige is veel variatie. De ene verloskundige gaat aan de slag in een eerstelijnspraktijk en de andere in het ziekenhuis. Binnen de lijnen zijn verschillen, maar ook veel overeenkomsten. Wie kunnen er beter vertellen over deze diversiteit dan verloskundigen die in beide lijnen werken? We spraken met Els Larsen, Jeannette Hammer en Anke ten Barge.

Waarom ben je eerstelijns- én tweedelijnsverloskundige?

Els: ‘Ik werk sinds 1999 in de eerste lijn en ben in 2019 in het LUMC begonnen. Op een gegeven moment begon ik het werk in de praktijk wat saai te vinden. Ik vond het bovendien jammer om iemand over te dragen aan de tweede lijn en was nieuwsgierig naar het werk van verloskundigen in het ziekenhuis. Daarom ging ik de uitdaging aan in het LUMC. Mijn start in het ziekenhuis was spannend en soms ook wel pittig; ik kwam in allerlei nieuwe situaties. Nu vind ik het onwijs leuk: zowel de afwisseling als het werken in een team met collegaverloskundigen en gynaecologen. Het leukste vind ik om zwangere vrouwen vanuit de eerstelijnspraktijk verder te kunnen begeleiden in de tweede lijn, als ze zijn doorverwezen. Die continuïteit van zorg is prettig voor beide partijen. Ik werk nog steeds met veel plezier in de eerste lijn en ben ook nog steeds maatschapslid van de praktijk. Het is mooi dat ik de klinische verloskunde als aanvulling kan doen: ik vind de combinatie heel fijn!’

WJeannette: ‘Ik werk vanaf 1995 in de eerstelijns verloskunde. In 2013 besloot ik dat ik meer wilde weten van mijn vak door de opleiding Klinische Verloskunde te volgen. Ik kon hiervoor stage lopen in het Ikazia Ziekenhuis en mocht daar ook komen werken. Dat besloot ik te doen, maar ik wilde ook in de praktijk blijven werken. In het ziekenhuis werk ik op de verloskamers, niet op de polikliniek. In de eerste lijn houd ik wel spreekuur, naast de diensten met bevallingen en kraambedcontroles. Ik zou dat onderdeel van mijn vak niet willen missen; ik hecht veel waarde aan het contact dat het spreekuur met zich meebrengt.’

Anke: ‘Dat ik zowel in de eerste als de tweede lijn werk is toevallig zo gelopen na mijn afstuderen. Ik wist niet zeker of ik zou afstuderen en was daardoor niet actief op zoek naar een baan. Na mijn eindstage heb ik gesolliciteerd in de eerste lijn. Tegelijkertijd kwam er ook een vacature in het Streekziekenhuis Koningin Beatrix (SKB). Klinisch werken had toen niet mijn voorkeur, maar het was dicht bij huis en ik zocht een werkplek. In eerste instantie kreeg ik een nulurencontract en daardoor was het goed te combineren met het werk in de verloskundigenpraktijk. Inmiddels heb ik een vast contract en werk ik als waarneemster/zzp’er in de praktijk. Het is per week wisselend, maar de verdeling is zo goed als fiftyfifty. Doordat ik het op beide plekken prettig vind werken, zou ik niet willen kiezen tussen de eerste of tweede lijn.’

62 De Verloskundige
DISPUUT

ELS LARSEN

werkt als eerstelijnsverloskundige in Verloskundigenpraktijk Noordwijk, Noordwijkerhout en De Zilk en als klinisch verloskundige in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).

grotendeels alleen en maak je dus veel keuzes in overleg met de cliënt. In het ziekenhuis ben je deel van een team, met de gynaecoloog als eindverantwoordelijke.’

Anke: ‘Het werken in een team maakt voor mij het werk in de tweede lijn nog leuker. Juist omdat je in de eerste lijn veel solistisch werkt. Tijdens mijn stages in het ziekenhuis had je te maken met coassistenten, artsen in opleiding, et cetera. Wij zijn geen opleidingsziekenhuis en hebben daardoor direct contact met de gynaecoloog. Deze korte lijntjes werken heel prettig.’

Wat valt je op als je naar de verschillende lijnen kijkt?

Els: ‘Er zijn een paar grote verschillen te noemen tussen de eerste en de tweede lijn. Het voornaamste is denk ik de band met de cliënt of patiënt. Wat me aanspreekt in de eerste lijn is vooral het sociale contact. Dat heb je zeker in een plaats als Noordwijk; dat is toch een groot dorp. De consulten zijn sociaal ingestoken: je kent elkaar en ik kom ook op kraamvisite. Dat is in de tweede lijn toch heel anders: je ziet iemand maar kort, dan is het een uitdaging om een band op te bouwen.’

Jeannette: ‘Je hebt daar in de tweede lijn inderdaad maar heel kort de tijd voor. Het mooie vind ik dat het in de meeste gevallen wél lukt. Het helpt dan als je al veel ervaring hebt, dan kun je goed inschatten waar iemand baat bij heeft. De cadeautjes zijn de mensen die ik zowel in de eerste als de tweede lijn mag begeleiden. Dan zie ik ze ook in de kraamtijd, dat maakt voor mij het plaatje compleet.’

Anke: ‘Herkenbaar, ik vind de persoonlijk band die je opbouwt met een cliënt in de eerste lijn ook heel waardevol. Je begeleidt een cliënt van een vroege echo tot in het kraambed. Ook heb ik als eerstelijnsverloskundige meer zeggenschap over wat ik doe en kan ik mijn tijd zelf indelen.’

Els: ’De hoeveelheid autonomie is inderdaad behoorlijk verschillend. Als eerstelijnsverloskundige werk je toch

Wat zijn de voordelen van werken in beide lijnen?

Anke: ‘Het is fijn om beide kanten van het werk te ervaren. Werken in de eerste lijn en werken in de tweede lijn hebben allebei hun voordelen, maar de combinatie maakt dat je sneller op situaties kunt inspringen. Dit is vooral makkelijk bij een acute situatie, maar aan de andere kant is het ook goed om in de tweede lijn te kijken of bepaalde handelingen wel nodig zijn. Als verloskundige probeer je zoveel mogelijk uit te gaan van de fysiologie, ook in het ziekenhuis.’

Els: ‘Het is inderdaad fijn om gebeurtenissen van twee kanten te kunnen bekijken. Door in beide lijnen te werken begrijp je hoe het werkt aan beide kanten en wat de waarde is van zaken die voor de andere lijn misschien minder logisch lijken. In de eerste lijn maken we bijvoorbeeld gebruik van een zwangerschapskaart, daar staat ook allerlei niet-medische informatie op die voor de tweede lijn misschien niet relevant lijkt. Maar als eerstelijnsverloskundige weet ik dat de kaart ook helpt om een band op te bouwen en elkaar te leren kennen.’

Jeannette: ‘Pas als je beide soorten werk doet begrijp je pas hoe en waarom dingen op een bepaalde manier worden gedaan. Ik dacht dat ik wel wist hoe het er in het ziekenhuis aan toe ging, maar dat bleek niet zo te zijn. Wat mij bijvoorbeeld verbaasde in de tweede lijn was de hoeveelheid administratie: dat is een groter deel van je taak dan je zou denken.

63 De Verloskundige
‘HET IS MOOI DAT IK DE KLINISCHE VERLOSKUNDE ALS AANVULLING KAN DOEN: IK VIND DE COMBINATIE HEEL FIJN!’

‘IK HECHT VEEL WAARDE AAN HET CONTACT DAT HET SPREEKUUR MET ZICH

MEEBRENGT EN ZOU DAT NIET WILLEN MISSEN’

Ook is een overdracht naar het ziekenhuis niet zomaar geregeld, dan treedt er vertraging op. Je hebt bovendien veel vaker te maken met beslissingen van bovenaf, in de eerste lijn ben je veel zelfstandiger.’

Els: ‘Omdat de meeste verloskundigen niet in beide lijnen werken is er soms onbegrip of gemopper over de andere lijn. Maar dan denk ik vaak: dat komt gewoon omdat ze elkaar niet goed kennen en dus niet snappen. Een kijkje in elkaars keuken nemen kan zo waardevol zijn. Het zou mooi zijn als meer mensen in beide lijnen werken. Maar dat wil of kan niet iedereen.’

Anke: ‘Hier in Winterswijk verloopt de samenwerking tussen de eerste en de tweede lijn goed. Omdat we vijf eerstelijnspraktijken in de regio hebben, lukt het goed om zaken af te stemmen in het Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV). Maar ik denk dat deze samenwerking tussen (klinisch) verloskundigen en de gynaecologen nog soepeler kan verlopen. Met name tijdens een overdracht of met terugkoppelingen na een consult of partus.’

JEANNETTE HAMMER

werkt als eerstelijnsverloskundige in Verloskundigenpraktijk Pendrecht en als klinisch verloskundige het Ikazia Ziekenhuis, beide in Rotterdam.

Wat valt je op binnen de lijnen?

Jeannette: ‘Er is in mijn ervaring vooral veel variatie binnen de eerste lijn. In Rotterdam hebben we heel uiteenlopende eerstelijnspraktijken: van caseloadpraktijken tot heel grote praktijken. Toen ik begon als verloskundige leken de praktijken wat betreft grootte en werkwijze meer op elkaar. Het voordeel is dat er nu meer keuze is voor zwangere vrouwen, maar de grote variatie kan soms voor onbegrip zorgen in de tweede lijn. Praktijk A kan totaal anders werken dan praktijk Z, waardoor tweedelijnsverloskundigen bij een overdracht niet altijd goed weten wat ze kunnen verwachten, of liever met de ene dan met de andere praktijk werken.’

Els: ‘Ja, de variatie in eerstelijnsverloskundigen betekent dat je je als klinisch verloskundige telkens weer moet aanpassen. De ene verloskundige kent de patiënt namelijk van haver tot gort en blijft na de overdracht aan het ziekenhuis in beeld, de ander gaat meteen weer weg.’

Jeannette: ‘In de regio van het Ikazia Ziekenhuis zijn er inmiddels 28 verloskundige praktijken en bijna 100 verloskundigen. Dat is niet altijd even leuk, omdat je elkaar niet goed kent. Ik denk wel eens: om echt goede zorg te leveren heb je een klein gebied nodig waarin je alle verloskundigen kent. Het is een uitdaging om eenheid te vinden in die grote variëteit.’

Anke: ‘In onze regio is het dat wel het geval, ondanks dat onze regio Oost-Achterhoek een vrij groot gebied beslaat. We kennen elkaar goed en er is relatief weinig variatie tussen de praktijken. Ik denk dat dat het samenwerken ten goede komt: we maken makkelijk afspraken en krijgen protocollen redelijk snel opgesteld. Het enige verschil is dat sommige praktijken ook anticonceptie zijn gaan aanbieden. In het verleden was er

64 De Verloskundige

meer variatie: er waren verschillende praktijken die zelf geen vitaliteitsecho’s en termijnecho’s uitvoerden maar dat uitbesteedden aan een echobureau. Nu is dat grotendeels gelijk.’

Els: ‘Tussen het werk dat klinisch verloskundigen doen is in ons ziekenhuis weinig variatie. Een aantal verloskundigen hebben de opleiding tot Physician Assistant (PA) gevolgd, maar dat betekent bij ons geen verschil in taakomschrijving. Zowel verloskundigen met als zonder deze opleiding hebben bij ons diverse taken: naast het werk op de verloskamer zijn er bijvoorbeeld verloskundigen die poli houden, echo’s maken, versies uitvoeren of onderwijs geven. Als klinisch verloskundigen zijn we een stabiele factor op de werkvloer, voor patiënten is dat prettig.’

Anke: ‘De taakverdeling verschilt per ziekenhuis. Op onze afdeling werken we sinds kort met PA’ers. Zij hebben net als de gynaecologen ook een spreekuur op de poli. Wel zijn we bezig om de taken voor de klinisch verloskundigen uit te breiden. Dit geldt met name voor de triage. Wat dat betreft is mijn werk in de eerste lijn gevarieerder. Daar doe ik spreekuren en maak ik echo’s. De echoscopie pas ik amper toe in het ziekenhuis. Maar wie weet verandert dat dus nog.’

Hoe kan de samenwerking tussen de lijnen worden versterkt?

Els: ‘Wat bij ons goed werkt is dat mijn eerstelijnspraktijk en het LUMC sinds 2018 samen in één softwaresysteem werken. Als eerstelijnsverloskundige noteer je hierin alle relevante informatie, en als een cliënt wordt overgedragen aan het ziekenhuis is daar het dossier ook direct inzichtelijk. Dit zorgt

ANKE TEN BARGE

werkt als eerstelijnsverloskundige in Verloskundigenpraktijk Wel en Wee en als klinisch verloskundige in het Streekziekenhuis Koningin Beatrix (SKB), beide in Winterswijk.

voor korte lijnen. Als tweedelijnsverloskundige hoef je dus niet meer alle informatie over te nemen als een patiënt op consult komt tijdens de zwangerschap, of wordt overgenomen tijdens de baring. Dit scheelt enorm veel tijd aan administratie, tijd die kan worden besteed aan zorg.’

Anke: ‘Zo’n gedeeld softwaresysteem lijkt mij echt ideaal! Ik denk daarnaast dat het mooi zou zijn als er meer verloskundigen zowel in de eerste als de tweede lijn zouden werken. Niet alleen om meer begrip voor elkaars werkwijze te creëren, maar ook om tekorten op te lossen. Overal in het land zijn tekorten aan eerstelijnsverloskundigen, ook in de Achterhoek. Door een zwangerschapsverlof binnen de praktijk ontstond er een tekort. Na overleg met de afdelingsmanager in het ziekenhuis mocht ik onbetaald verlof op nemen, zodat ik deze maanden fulltime in de praktijk kan werken. Superfijn dat er op zo’n manier kan worden samengewerkt binnen het VSV!

Elke twee weken hebben we met het VSV een intakebespreking, waarin we de nieuwe zwangere vrouwen bespreken en het beleid doornemen. Hier wordt de zogenaamde VSV-brief opgesteld, deze kunnen de zwangere vrouwen digitaal inzien. Maar natuurlijk kan de samenwerking tussen de lijnen altijd nóg beter. Mocht iemand een goed idee hebben hoe: ik hoor het graag!’

65 De Verloskundige
‘HET WERKEN IN EEN TEAM MAAKT VOOR MIJ HET WERK IN DE TWEEDE LIJN NOG LEUKER’

People.Health.Care.

Cellacare® Materna voor een actieve zwangerschap

Cellacare Materna Classic en Comfort ortheses zijn bedoeld om: de lumbale wervelkolom te stabiliseren, een verkeerde houding te corrigeren, een verstoorde balans te verbeteren, het risico op vallen te verminderen.

Cellacare Materna biedt u de mogelijkheid om zwangere vrouwen bijna directe verlichting te geven voor pijn in de onderrug.

meer :
Lees
www.Lohmann-Rauscher.com
19356_Advertentie_175x116mmMaternaVerloskundige_Okt2021.indd 1 25-10-2115:04 1_2ligKNOV_B.indd109-11-202114:36 1-4_85x116mm_B.indd116-11-202209:16 fysiek & online! 13,5 punten KNOV KNOV_Medilex_adv_85x116_MAART2023.indd130-1-20239:52:34 1-4St_85x116mm_D.indd102-02-202311:49

Auteurs: Hajo Wildschut en Marjanke Spanjer

Uitgever: 20/10 Uitgevers

ISBN: 9789490951733

Prijs: € 19,95

OVER TIJD; KANTELPUNTEN IN DE NAOORLOGSE GEBOORTEZORG

Eind 2022 was ik aanwezig bij de feestelijke boeklancering Over Tijd, kantelpunten in de naoorlogse geboortezorg. Een boek dat geschreven is vanuit de vraag waarom de vooruitzichten op een goede afloop voor zwangere vrouwen en (on)geboren kinderen zo spectaculair verbeterd is sinds de Tweede Wereldoorlog, zo vertelden de schrijvers tijdens de lancering.

Het boek valt op door de modern vormgegeven gele kaft waarbij de afbeelding goed gekozen is, net als de titel van het boek. Over Tijd, een titel die zowel het onderwerp zwangerschappen aangeeft als het historisch perspectief waar het boek over gaat. Het uitnodigende voorwoord van Elselijn Kingma prikkelt de lezer doordat je direct gewezen wordt op het verschil tussen de algemene geneeskunde en de geboortezorg. ‘Vaak gaat ingrijpen niet zozeer ten behoeve van de cliënt maar ten behoeve van een ander, haar kind’. Medisch gezien vrijwel ongekend en daarmee uitdagend.

Het boek leest opvallend makkelijk ondanks de vele onderbouwingen met verwijzingen. De hoofdstukken zijn helder opgebouwd volgens een vaste structuur. Interessant zijn de korte interviews met sleutelfiguren zoals een arts public health, een biomedisch ethicus, een neonatoloog, verloskundigen en gynaecologen, waarbij de laatste groep wel wat vaak aan het woord komt. In elk hoofdstuk wordt het cliëntenperspectief belicht. Aan de orde komt bijvoorbeeld de (zeer gewenste) toename in participatie van cliënten en de aandacht voor de psychosociale en emotionele impact van een zwangerschap voor cliënten. Het is indrukwekkend om te lezen dat tot begin jaren negentig zorgverleners ervan overtuigd waren dat het beter is voor ouders het overleden kind niet te zien of aan te raken.

Mijn kennis over vele onderwerpen in de geboortezorg is na het lezen van het boek opgefrist en aangescherpt doordat het historische perspectief ontwikkelingen inzichtelijk maakt. Denk aan onderwerpen

als bloed, bloeddruk, DES, prenatale screening, partus prematurus, de wetenschap en nog veel meer. Opvallend was dat de implementatie van alle beschreven innovaties pijnlijk lang op zich heeft laten wachten. Ik vrees dat dat vandaag de dag nog niet heel anders gaat. Ik vond het een leerzaam boek en ook zeer geschikt voor alle zorgverleners in opleiding in alle lijnen. Kortom: een aanrader!

Jolijn Betlem is verloskundige en docent. Ze tipte De Verloskundige het boek Over Tijd, kantelpunten in de naoorlogse geboortezorg en schreef er een recensie over.

67 De Verloskundige
BOEK-
RECENSIE

Geneesmiddelengebruik

zwangerschap RONDOM DE

HIGHLIGHTS UIT DE DATA VAN MOEDERS VAN MORGEN

‘Mag ik Ibuprofen gebruiken tijdens de zwangerschap?’ Dit is een vraag die regelmatig voorbijkomt in de spreekkamer of online wordt opgezocht. Over de veiligheid van geneesmiddelgebruik rondom de zwangerschap is helaas nog veel onbekend. Daarnaast komt de beschikbare kennis niet altijd goed terecht bij de zorgverleners en zwangere vrouwen. Hier probeert Moeders van Morgen (onderdeel van Bijwerkingencentrum Lareb) verandering in te brengen. Met de ruim 450 online kennispagina’s over specifieke geneesmiddelen en met de Moeders van Morgen cohortstudie dragen ze bij aan meer kennis over geneesmiddelen rondom de zwangerschap. In hun cohortstudie volgen zij al ruim 13.000 zwangerschappen op, aan de hand van zes vragenlijsten tot één jaar postpartum. Wat hebben ze al gevonden in deze data?

68 De Verloskundige TEKST DR. VERONIQUE MAAS

MOEDERS VAN MORGEN

Meer kennis over geneesmiddelengebruik rondom de zwangerschap is hard nodig. Om meer kennis te kunnen genereren is het belangrijk dat er meer data verzameld wordt. Hiervoor heeft Moeders van Morgen jouw hulp nodig. Iedere zwangere vrouw kan meedoen aan Moeders van Morgen, ook vrouwen die (nog) geen medicatie gebruiken. Zwangere vrouwen uitnodigen om mee te doen aan Moeders van Morgen kan gemakkelijk via Vrumun en Orfeus of via de website moedersvanmorgen.nl. Wil je meer weten over de studie of informatiemateriaal ontvangen? Mail dan naar info@moedersvanmorgen.nl.

Neusspray tegen aambeien

Het viel op dat 7 zwangere vrouwen aangaven dat ze neusspray (met xylometazoline) niet in de neus gebruikten, maar lokaal ter behandeling van hun aambeien. Het middel xylometazoline leidt tot vaatvernauwing. Als het middel overmatig of verkeerd wordt gebruikt, kan het via de bloedbaan ook in de rest van het lichaam komen. Dit zou kunnen gebeuren als het middel wordt ingezet bij de behandeling van aambeien, omdat dit gebied zeer goed doorbloed is. Het advies is dan ook om het gebruik van neusspray met xylometazoline niet aan te raden voor aambeien. Zwangere vrouwen kunnen wel kortdurend xylometazoline neusspray (max. 3 keer per dag voor maximaal 1 week) gebruiken bij een verstopte neus, waar het voor geïndiceerd is.

Meer aandacht voor schildkliermedicatie

Tijdens de zwangerschap neemt de behoefte aan het schildklierhormoon toe. Zwangere vrouwen met hypothyreoïdie lukt het niet om meer schildklierhormonen te produceren. Daarom adviseert het Nederlands Huisartsen Genootschap om de dosis levothyroxine te verhogen als iemand zwanger wordt. Verschillende deelneemsters gaven via vragenlijsten aan dat ze hun huisarts moesten overtuigen om hun

APP IN DE MAAK

Moeders van Morgen start dit jaar een project om alle informatie over zelfzorgmiddelen rondom de zwangerschap laagdrempelig en overzichtelijk beschikbaar te maken via een gratis mobiele app. Op deze manier kunnen zwangere vrouwen (en zorgverleners) beter geïnformeerd worden over de veiligheid van het gebruik van zelfzorgmiddelen rondom de zwangerschap. Zo hoopt Moeders van Morgen bijvoorbeeld dat het straks algemeen bekend wordt dat ibuprofen in de tweede helft van de zwangerschap beter niet gebruikt kan worden.

levothyroxine te verhogen. Van de 335 zwangere vrouwen in de Moeders van Morgen-studie die bekend zijn met een hypothyreoïdie of de ziekte van Hashimoto, bleek dat slechts bij drie op de vier zwangere vrouwen de dosis van hun schildkliermedicatie ook daadwerkelijk werd verhoogd. Een slecht ingestelde hypothyreoïdie tijdens de zwangerschap verhoogt het risico op een miskraam, zwangerschapshypertensie, anemie en een verminderde cognitieve ontwikkeling van de foetus. Verwijs zwangere vrouwen met schildklierziektes dus zo vroeg mogelijk in de zwangerschap door naar de huisarts om haar bloedwaardes te laten controleren.

Borstvoeding geven en medicijnen

De keuze om niet te starten met borstvoeding na de bevalling wordt bij sommige vrouwen beïnvloed door het geneesmiddelgebruik. Maar is dat wel terecht? Een vooruitblik op de resultaten van een lopend onderzoek. Een klein deel van de vrouwen die niet starten met het geven van borstvoeding, geeft aan dat haar geneesmiddelengebruik hier een rol in heeft gespeeld. Geneesmiddelen die daarbij genoemd worden zijn bijvoorbeeld lithium (voor psychische aandoeningen), lamotrigine (voor epilepsie) of antidepressiva (SSRI’s). Bij het gebruik van lithium wordt het geven van borstvoeding inderdaad afgeraden, maar bij het gebruik van lamotrigine en bepaalde SSRI’s (vooral paroxetine en sertraline) kan prima borstvoeding gegeven worden. Hier valt dus nog winst te behalen. In de meeste gevallen heeft de blootstelling ook al tijdens de zwangerschap plaatsgevonden en daar is de dosis die bij het kind komt vaak aanzienlijk hoger dan via de borstvoeding. Goede voorlichting hierover kan onnodige ongerustheid voorkomen.

COVID-19 vaccinatie

In een eerdere editie van dit tijdschrift kon je lezen dat de maternale bijwerkingen van de COVID-19 vaccinaties in de zwangerschap veelal bekende bijwerkingen zijn die te verwachten zijn na een vaccinatie. Uitgebreide analyses in de Moeders van Morgen-studie onder ruim 10.000 zwangere vrouwen naar het effect van de COVID-19 vaccinaties op zwangerschapsuitkomsten als miskraam, vroeggeboorte en aangeboren afwijkingen lieten eveneens geen nadelige gevolgen van COVID-19 vaccinatie zien. De artikelen met deze resultaten zijn reeds ingediend bij internationale wetenschappelijke tijdschriften, hierover later meer.

69 De Verloskundige
Dr. Veronique Maas1: Verloskundige (n.p.) en onderzoeker bij Moeders van Morgen 1. Bijwerkingencentrum Lareb.

Capaciteits-problematiek in de ziekenhuizen:

WAAR LIGGEN MOGELIJK

OPLOSSINGEN?

70 De Verloskundige TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE

In steeds meer regio’s speelt capaciteitsproblematiek in ziekenhuizen. Dit heeft grote weerslag op het werk van verloskundigen – zowel in het ziekenhuis als in de wijk – de keuzevrijheid én ervaringen van cliënten en dus de kwaliteit van zorg in de regio. Maar het biedt ook kansen om tot gezamenlijke oplossingen te komen. Het verschuiven van zorg is hierbij één van de opties, naast bijvoorbeeld inzetten op preventie en behoud van personeel. Maar wat houdt dit in? En wat betekent dit voor eerste- en tweedelijnsverloskundigen?

KNOV-projectleiders Amanda Christianen en Susanne van Doornik leggen het uit.

We merken dat de capaciteitsproblematiek in ziekenhuizen toeneemt. Verloskundigen ervaren dit in de praktijk met name doordat ziekenhuizen aangeven geen plek te hebben of roosters in ziekenhuizen niet meer rondkomen’, vertelt Amanda. ‘Dit geldt niet alleen voor poliklinische bevallingen, maar in regio’s waar de problematiek groot is, ook soms in acute situaties.’ De IGJ heeft eerder geconstateerd dat er sprake is van een wankel evenwicht. Tegelijkertijd voorspelt het CBS de komende jaren een forse toename van het aantal geboortes. Susanne: ‘Een oplossing zou kunnen liggen in het verplaatsen van zorg. Daarom vragen veel regio’s de KNOV om ondersteuning. Leden vragen zich af wat de opties zijn. Welke handelingen komen in aanmerking voor verschuiving van zorg? Zijn er al regio’s waar pilots lopen? En welke financiële mogelijkheden zijn er? Wij ondersteunen leden hierbij en faciliteren hen waar mogelijk en nodig.’

Verschuiving van zorg

Om vanuit de verloskundigen een mogelijke bijdrage te kunnen leveren in het verminderen van de capaciteitsproblematiek wordt er binnen de KNOV een plan gemaakt voor het breder implementeren van verschuiving van zorg. Susanne: ‘Hierbij onderzoeken we wat er nodig is om verschuiving in de zorg landelijk en structureel mogelijk te maken. Zo gaan we na welke handelingen mogelijk in aanmerking komen die door eerstelijnsverloskundigen gedaan kunnen worden. Daarnaast kijken we hoe we dat kunnen realiseren, denk aan mogelijke juridische stappen, het opstellen van protocollen, wat zijn financiële mogelijkheden, welke (extra) opleiding is wellicht nodig, kwaliteitseisen en andere praktische zaken. Met de resultaten van pilots die al zijn uitgevoerd kunnen we andere regio’s en verloskundigen informeren, inspireren en op weg helpen.’

Tweede lijn ontlasten

Amanda: ‘De zorgvraag gaat de komende jaren nog meer toenemen. Om kwalitatief goede zorg te kunnen blijven leveren, moeten we de zorg echt anders gaan organiseren. Dichtbij waar het kan, ver weg als het moet. Met dit project willen we de tweede lijn waar mogelijk ontlasten, zodat hier de zorg kan blijven plaatsvinden die ook echt in de tweede lijn thuishoort. Er zijn mooie voorbeelden in regio’s waar verloskundigen, gynaecologen en het ziekenhuis hier gezamenlijk afspraken over maken of hebben gemaakt. Vaak is dan ook de zorgverzekeraar betrokken. Zo kunnen eerstelijnsverloskundigen een aantal werkzaamheden overnemen van de tweede lijn, zoals het uitvoeren van het Antenatale CTG en het plaatsen van een foley katheter ten behoeve van het inleiden.’ Susanne: ‘Maar denk ook aan misoprostol bij miskraam, de transcutane bili meter en bili cocoon, de behandeling van diabetes en gravidarum, antibiotica profylaxe tijdens de baring, langdurig gebroken vliezen, tongriem klieven, meconiumhoudend vruchtwater en baring afmaken bij medische indicatie.’

Versterken samenwerking eerste lijn

Het is niet per definitie zo dat alle zorg zich leent om over te nemen. Het is belangrijk om hierover met de leden van gedachten te wisselen. Bovendien geldt dat niet alle eerstelijnsverloskundigen ook alle zorg moeten gaan leveren. Susanne: ‘Het is goed mogelijk dat een deel ervoor kiest om bepaalde vormen van zorg niet aan te bieden, maar daarvoor doorverwijst naar een andere collega in de eerste lijn in plaats van naar het ziekenhuis. Niet iedere verloskundige biedt namelijk echoscopie, CTG of uitwendige versie aan maar werkt samen met collega verloskundigen, zo heeft ieder haar eigen expertise. Verloskundigenpraktijken kunnen ook besluiten om te gaan samenwerken om zo bijvoorbeeld echo’s en het Antenatale CTG gezamenlijk aan te kunnen bieden, bijvoorbeeld vanuit een centrum.’

Aandachtspunten

Zijn er aandachtspunten waar je aan moet denken bij het verschuiven van de zorg? ‘Niet meer dan bij andere veranderingen’, vertelt Amanda. ‘Een aantal is eerder genoemd, zoals protocollen, goede samenwerking, maar ook een passende bekostiging. Als laatste is het belangrijk dat het voor de verloskundigen behapbaar blijft qua werk en verandering.

71 De Verloskundige
‘VERSCHUIVING VAN DE ZORG IS CRUCIAAL OM ZWANGERE VROUWEN ZORG TE KUNNEN
BLIJVEN BIEDEN’

Want anders breidt de capaciteitsproblematiek zich verder uit. Overigens brengt niets doen ook risico’s met zich mee. Het is vooral belangrijk dat in de regio goede afspraken worden gemaakt met ketenpartners. Zorg verschuiven naar de eerste lijn betekent niet dat de verloskundige er alleen voor staat, je doet het samen met zorgpartners in de regio.’ Susanne: ‘Wij faciliteren als KNOV alles wat nodig is voor verloskundigen om deze verschuiving met beide handen aan te kunnen pakken, maar de toepassing doen de regio’s uiteindelijk zelf.’

Waarom niet meer zorgpersoneel aannemen?

Amanda: ‘Dit is een veelgehoorde oplossing. Het is natuurlijk belangrijk om voldoende zorgpersoneel te hebben, dat er voldoende wordt opgeleid en dat we de zorg aantrekkelijk houden, zodat zorgverleners ook blijven. Tegelijkertijd klinkt het eenvoudig om het probleem in de ziekenhuizen (ook) op te lossen door meer personeel aan te nemen. Dit is in het verleden in regio’s ook geprobeerd, maar heeft de capaciteitsproblematiek daar niet opgelost. Ook rapporten van onder andere de SER, RIVM, WRR, NZA en Zorginstituut wijzen op de krapte die ontstaat op de arbeidsmarkt. Toch eenzijdig inzetten op meer personeel, heeft als risico dat het capaciteitsprobleem niet wordt opgelost. Daarom is het zo belangrijk dat we dingen anders organiseren om wel kwalitatief goede zorg te kunnen blijven bieden en het werkplezier van verloskundigen te behouden.’

Preventie en positieve gezondheid

Naast verschuiving van zorg dragen ook vermindering van administratieve lasten, voldoende opleiding en preventie bij aan het verminderen van capaciteitsproblematiek.

Amanda: ‘Capaciteitsproblematiek is zo groot, daar is niet één oplossing voor. Preventie – niet alleen lichaamsbeweging en gezondheid, maar vooral ook het voorkomen van medische zorg – is een andere belangrijke pijler in het oplossen van

capaciteitsproblematiek.’

Susanne: ‘Daarnaast werken een aantal verloskundigenpraktijken vanuit het gedachtengoed Positieve Gezondheid. Door met de cliënt breder te kijken naar gezondheid en te bespreken welke factoren hier positief op van invloed kunnen zijn, kan het zijn dat het doorverwijzen naar de tweede lijn voorkomen kan worden. Kleine initiatieven die bijdragen aan drukverlaging in de tweede lijn en, net zo belangrijk, tevredenheid van de cliënt.’

Wat doet de KNOV nog meer?

Amanda: ‘Verschuiving van zorg is niet het enige waar de KNOV zich op richt als het gaat om capaciteitsproblematiek. Voor het project Hand in eigen boezem gaat een aantal regio’s aan de slag met hun eigen verwijsgedrag (preventie) en is er een werkgroep bezig met de ontwikkeling van een toolkit voor verloskundigen om positieve aandacht te geven aan de thuisbevalling. Daarnaast biedt de KNOV een workshop aan over capaciteitsmanagement waarin deelnemers geïnspireerd worden om anders naar de problematiek te kijken aan de hand van voorbeelden uit andere sectoren. Ook willen we leden die deze problematiek ervaren met elkaar en met ons in verbinding brengen. Dit doen we door maandelijks ‘KNOV in gesprek’ op dinsdag van 16.00 tot 17.00 uur om te dopen tot een themagesprek ‘capaciteitsproblematiek’. Zo horen wij van verloskundigen wat er speelt

72 De Verloskundige
op dit gebied en horen zij van ons wat er binnen de KNOV en de verschillende projecten gebeurt. Dit is ook een goede gelegenheid om succesverhalen, protocollen en tips met elkaar te delen en bespreken.’ Amanda Christianen, projectleider bij de KNOV. Is zwanger van haar tweede dochter, heeft een master in Health Economics, Policy and Law, is verloskundige in opleiding en houdt zich binnen de KNOV o.a. bezig met capaciteitsproblematiek. Susanne van Doornik, projectleider bij de KNOV. Is moeder van drie kinderen, heeft een master Culture & Change specialisatie Organisatie Psychologie, is van oorsprong verpleegkundige en houdt zich voor de KNOV o.a. bezig met verschuiving van de zorg.
‘HET IS BELANGRIJK OM IN DE REGIO GOEDE AFSPRAKEN TE MAKEN MET KETENPARTNERS’

Project Nederlandse Triagewijzer Verloskunde

Het project Nederlandse Triagewijzer Verloskunde (NTV) implementaties, dat werd mogelijk gemaakt met kwaliteitsgelden vanuit ZonMw, is in drie verloskundige entiteiten (VSV, IGO, coöperatie) afgerond. De projectopbrengst is samengevat in een verslag en een handreiking. Het verslag biedt inzicht in de te doorlopen stappen om te komen tot een succesvolle implementatie van de NTV in de eigen organisatie binnen de verloskundigenpraktijken. Scan de code om het gehele verslag met onder andere de uitkomsten vanuit de nameting zoals inzichten in de belemmerende en bevorderende factoren, het toekomstperspectief, de pilotimplementaties in de verloskundigenpraktijk, de ervaringen en hoe je zelf aan de slag gaat, te lezen. Bij dit verslag hoort ook een ‘Handreiking implementatie Nederlandse Triagewijzer Verloskunde –Verloskundige entiteiten’.

Aankondiging maternale griepvaccinatie

Het huidige griepseizoen is nog maar amper voorbij, en de ogen van het RIVM, de jeugdgezondheidszorg (JGZ), de NVOG en de KNOV zijn al gericht op het najaar. Net als de afgelopen twee jaar zullen zwangere vrouwen vanaf half oktober 2023 weer in aanmerking komen voor de griepvaccinatie. Qua organisatie en logistiek zal er het een en ander veranderen. Op dit moment zijn bovenstaande partijen in gesprek zodat alles in kannen en kruiken is voor het griepvaccinatie-proces in het najaar van 2023. Bovenstaande partijen hebben afgesproken dat de verloskundig zorgverlener de zwangere vrouw zal informeren en counselen over de vaccinatie. Zwangere vrouwen geven aan veel waarde te hechten aan informatie die wordt gedeeld door de verloskundig zorgverlener. Op dit moment schrijft de KNOV een aanvullend financieringsverzoek voor deze nieuwe taak. De JGZ zal de vaccinatie en de registratie hieromtrent voor haar rekening nemen, omdat zij een uitgebreide expertise in huis heeft omtrent vaccinaties, de maternale DKTvaccinatie uitvoeren én omdat zij de materialen op de goede wijze kan bewaren. Het RIVM zal de logistiek en de overkoepelende registratie beheren. Gezamenlijk worden communicatie- en trainingtools ontwikkeld.

Inspiratiewebinar eHealth en Virtual Reality bij bevallingspijn

De wereld om ons heen digitaliseert in razend tempo. Op basis van reviews vergelijken en kiezen we online producten en diensten. We bestellen onze kleding, boodschappen en maaltijden online en verwachten de bezorging het liefst zo snel mogelijk. Die ervaringen neemt de moderne zwangere vrouw ook mee in haar zorgreis. Om aan te sluiten bij de wensen van patiënten en cliënten, en een steeds verder digitaliserende wereld, digitaliseert ook de zorgsector. Daarnaast is automatisering en digitalisering noodzakelijk om de stijgende zorgkosten, vergrijzing en personeelstekorten het hoofd te bieden. Ter inspiratie organiseert de KNOV donderdag 11 mei 2023 tussen 19.30 uur en 21.00 uur het webinar 'eHealth en Virtual Reality bij bevallingspijn'. Tijdens dit inspiratiewebinar krijg je een toekomstperspectief op eHealth in de geboortezorg. Ook delen diverse verloskundigenpraktijken hun ervaringen binnen de KNOV-pilot ‘Virtual Reality bij bevallingspijn’. Het webinar is gratis en accreditatie is aangevraagd. Scan de code om je aan te melden.

73 De Verloskundige UPDATE

Recap

De wetenschappelijk adviseurs van de KNOV geven antwoorden op vragen van leden. Elke editie lichten we een paar van die wetenschappelijk onderbouwde antwoorden in het kort toe. Ben je op zoek naar andere wetenschappelijke adviezen of wil je uitgebreide versies van de adviezen lezen? Scan dan de code. Heb je zelf ook een vraag? Stel deze dan gerust via de helpdesk. De adviseurs helpen je graag op weg!

Herhalingskans na een zwangerschapshypertensie bij laagrisico

zwangere

De kans op het nogmaals ontwikkelen van een hypertensieve aandoening in een volgende zwangerschap blijkt groter na het doormaken van een zwangerschapshypertensie in vergelijking bij vrouwen die niet eerder een zwangerschapshypertensie hadden. Het opnieuw ontwikkelen van zwangerschapshypertensie komt het vaakst voor (10,8% – 15%), gevolgd door een pre-eclampsie in de a-terme periode; 6,8% – 7,1%. De kans op een ernstige hypertensieve aandoening wordt minder vaak waargenomen (<1%). Een belangrijk aandachtspunt hierbij is de focus voor het psychische welbevinden na het doormaken van een hypertensieve aandoening. Zo is het ook bij een nieuwe zwangerschap goed om stil te staan bij de impact van een doorgemaakte hypertensieve aandoening bij de zwangere en haar partner.

Invloed infuus durante partu op geboortegewicht

De wetenschappelijk adviseurs konden geen richtlijnen of studies vinden die een verschil in geboortegewicht beschrijven wanneer een moeder intraveneuze vochttoediening durante partu ontving in vergelijking met geen intraveneuze vochttoediening. Drie kleine studies hebben onderzocht of vochttoediening durante partu tot meer gewichtsverlies of vaker ruim gewichtsverlies bij de neonaat leidde. Een grotere totale hoeveelheid vulling (≥1200/1500/2500 ml) is mogelijk geassocieerd met een hoger gewichtsverlies van de neonaat, vergeleken met een

kleinere hoeveelheid vulling. Echter, aanvullend grootschalig onderzoek in grotere studiepopulaties en onderzoek tussen wel en geen vochttoediening is nodig om meer concrete aanbevelingen te kunnen doen.

Perinatale uitkomsten in een geboortecentrum

In het kader van het project Geboortecentrum onderzochten de wetenschappelijke adviseurs of er een verschil is in maternale en perinatale uitkomsten tussen geplande bevallingen in een geboortecentrum, vergeleken met geplande poliklinische bevallingen en geplande thuisbevallingen. Uit dit onderzoek bleek dat er geen grote verschillen beschreven zijn in typen geboortecentra: de zorguitkomsten zijn vergelijkbaar en de ervaringen van cliënten, hun partners en de zorgprofessionals zijn goed. Uit internationale literatuur blijkt dat cliënten (en hun eventuele partner) echter geen grote meerwaarde inzien in de extra faciliteiten die een geboortecentrum biedt. Echter, Nederland heeft een vrij uniek systeem en alternatieve methoden van pijnverlichting zijn bij uitstek mogelijk in een geboortecentrum, dus verder onderzoek naar deze specifieke bevalervaring is noodzakelijk.

Voor KNOV-leden zijn de complete adviezen terug te vinden op www.knov.nl (scan de code).

74 De Verloskundige
KNOV IN ACTIE TEKST EVELINE MESTDAGH

Alles voor een goede start.

Het groeien van een baby is een veelomvattend proces. Ondersteuning met de juiste supplementen is dus elke zwangere vrouw aan te bevelen.

Multi Dag & Nacht Mama

Twee tabletten voor een optimaal bioritme (dag en nacht). Met het beste actieve foliumzuur

Quatrefolic®.

Symflora® Baby

Voor de verloskundige

zakelijk.vitakruid.nl

Probiotica voor zwangere vrouwen & baby’s. onderbouwd naar behoefte van baby’s.

Vitamine K & D Baby

Vitamine K voor zuigelingen tot 4 maanden. Vitamine D3 in de juiste dosering van 10 mcg. Genoeg voor de hele eerste periode!

NIEUW

het puurste babydoekje ter wereld

WaterWipes® bevatten slechts 2 ingrediënten: 99,9% water en een druppel fruit extract. WaterWipes® zijn de meest aanbevolen babydoekjes door kraamverzorgenden in Nederland* en helpen om de gevoelige huid te beschermen.

100% plantaardige doekjes
Puurder dan katoen & water Slechts 2 ingrediënten
september 2018. N=122.
*Bron: research Kraamzorgloket
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.