Het Grote Rekenboek oefenboek

Page 1

OEFENBOEK

basisonderwijs · vo · mbo

Van getallenlijn tot verhoudingstabel, van grafieken tot procenten, van plattegrond tot staartdeling, van breuken tot deciliters. Alle rekenstof voor de referentieniveaus 1F, 2F en 3F in opgaven per onderdeel. Met duidelijke instructie en voorbeelden. Ook handig ter voorbereiding op de rekentoets.

Als je de rekenregels uit dit boek toepast, kun je echt elke som uitrekenen! ISBN 9789491263415

Het Grote Rekenboek-Oefenboek-2eEditie-Cover.indd 1

Kijk voor het naslagwerk Het Grote Rekenboek Overzicht en andere leuke en leerzame uitgaven op www.scalaleukerleren.nl

OEFENBOEK

getallen•optellen•aftrekken•vermenigvuldigen•delen breuken•kommagetallen•verhoudingen•procenten•tijd geld•grafieken en tabellen•meten en maten•meetkunde

OEFENBOEK 2eeditie

2eeditie

Het Grote Rekenboek Oefenboek is het opgavenboek bij het unieke en ideale naslagwerk: Het Grote Rekenboek Overzicht. Dit oefenboek bevat oefeningen op het niveau van de bovenbouw van de basisschool en de referentieniveaus voor vo en mbo. Maar er zijn ook herhalingsoefeningen per onderdeel over wat voorafging. Alles staat per onderwerp bij elkaar. Zo vind je snel wat je wilt oefenen. Gemakkelijk voor als je een stap terug wilt kijken. Het Grote Rekenboek biedt oefenstof voor hoofdrekenen én cijferen. Door het steeds op dezelfde manier te doen, krijg je de techniek onder de knie.

HET GROTE REKENBOEK

2eeditie

Alles over rekenen in één boek basisonderwijs · vo · mbo

18-12-14 13:48


Deze online publicatie toont een aantal hoofdstukken. Bestel het boek op www.scalaleukerleren.nl


Oefenboek 2窶各 editie

samenstelling en redactie Marijke van der Mark Jolanda Kuiper

Scala leuker leren Groningen


Ontwerp omslag en binnenwerk  Hans Bastiaan Busking bno, Odoorn Opmaak  Studio Morriën, Groningen Illustraties schutbladen  Teun Berserik, ’s Gravenhage

0 1 2 3 4 5 / 20 19 18 17 16 15 © 2015 Scala leuker leren bv, Groningen, The Netherlands www.scalaleukerleren.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without prior written permission of the publisher. ISBN 978 9491263 41 5 NUR 192


Inhoud

Getallen

Optellen

Getallen tot 100  8 Getallen tot 1.000  11 Getallen tot 10.000  13 Getallen tot 100.000  17 Door elkaar  19

Uit het hoofd  20 Handig optellen  24 Schattend optellen  26 Negatieve getallen optellen  26 Kolomrekenen van links naar rechts  27 Kolomrekenen van rechts naar links  28 Onder elkaar optellen in één keer  29 Onder elkaar optellen met onthouden  31

Aftrekken Uit het hoofd  34 Handig aftrekken  39 Schattend aftrekken  40 Negatieve getallen aftrekken  40 Kolomrekenen van links naar rechts  41 Kolomrekenen van rechts naar links  43 Onder elkaar aftrekken in één keer  45

Vermenigvuldigen

Delen

Uit het hoofd  50 Kleinste gemene veelvoud  53 Handig vermenigvuldigen  55 Schattend vermenigvuldigen  56 Negatieve getallen vermenigvuldigen  56 Onder elkaar vermenigvuldigen in stappen  57 Onder elkaar vermenigvuldigen in één keer  59 Onder elkaar vermenigvuldigen met onthouden  61

Uit het hoofd  65 Handig delen  68 Schattend delen  69 Negatieve getallen delen  69 Staartdeling 70 Hapmethode 74 Deelbaarheid 75 Grootste gemene deler  75 Gemiddelde 76

Breuken

Waarde 77 Vergelijken en ordenen   79 Rekenen met breuken  81 Breuken optellen  82 Breuken aftrekken  84 Breuken vermenigvuldigen  86 Breuken delen  87 Deel-geheel 89


Kommagetallen

Verhoudingen

Structuur van kommagetallen  91 Optellen  93 Aftrekken  95 Vermenigvuldigen  98 Delen  100 Procenten  102 Afronden  102 Gemiddelde 103

Deel en geheel vergelijken  104 Verhoudingstabel  104 Rekenen met verhoudingen  107

Procenten

Van breuk, kommagetal en verhouding naar procenten  110 Van aantal naar procenten  111 Van procenten naar aantallen  113 Rekenen met procenten  115 Percentages optellen  116 Percentages aftrekken  119 Percentages vermenigvuldigen  121 Percentages delen  122 Procentuele toename en afname  123

Geld

Meten en maten

De euro  124 Betalen  125 Optellen  126 Atrekken  128 Vermenigvuldigen  129 Delen  131 Korting  132 Prijzen vergelijken  133 Rente  133 Winst en verlies  134 Wisselkoersen  135

Lengte  136 Omtrek  137 Oppervlakte  139 Inhoud – in kubieke maten  143 Inhoud – in liters  144 Inhoud – kubieke maten en liters  144 Gewicht  145 Temperatuur  145 Tijd en snelheid  146 Rekenen met maten  147


Tijd

Klokkijken – analoge klok  149 Klokkijken – digitale klok  151 Kalender en datum  152 Rekenen met de klok – optellen en aftrekken  153 Rekenen met de klok – vermenigvuldigen en delen  159 Rekenen op de kalender – optellen en aftrekken  160 Zon en schaduw  161 Tijdzones  161

Meetkunde

Perspectief  162 Schaduwen  165 Spiegelen en symmetrie  166 Draaien  167 Plattegronden en kaarten  168 Schaal  169 Coördinaten  170 Evenredig vergroten en verkleinen  171 Onevenredig vergroten en verkleinen  173 Lijnen  174 Hoeken  175 Ruimtelijke figuren  176

Tabellen, diagrammen en grafieken

Extra

Voorrangsregels

Tabellen  179 Diagrammen en grafieken  182 Beelddiagram  182 Cirkeldiagram  182 Staafdiagram  183 Lijngrafiek  184

Machtsverheffen  188 Worteltrekken  188 Ontbinden in factoren   189 Formules en verbanden  190 191


Delen Uit het hoofd delen door 1-10

1

8:2=4 9:3= 6:2= 4:4= 5:1=

7:1= 8:4= 4:2= 2:2= 9:1=

16 : 2 = 36 : 6 = 56 : 7 = 90 : 9 = 28 : 4 =

45 : 5 = 63 : 9 = 18 : 3 = 20 : 5 = 64 : 8 =

70 : 7 = 42 : 6 = 24 : 4 = 12 : 3 = 10 : 1 =

2

14 : 2 = 40 : 8 = 21 : 7 = 36 : 9 = 54 : 6 =

72 : 8 = 81 : 9 = 35 : 7 = 24 : 6 = 15 : 3 =

27 : 3 = 16 : 4 = 54 : 9 = 20 : 2 = 36 : 4 =

30 : 1 = 50 : 5 = 24 : 3 = 30 : 5 = 42 : 7 =

32 : 8 = 45 : 5 = 20 : 4 = 48 : 6 = 35 : 5 =

3

80 : 8 = 10 : 5 = 30 : 10 = 30 : 6 = 56 : 8 =

60 : 6 = 12 : 4 = 27 : 9 = 32 : 4 = 60 : 10 =

24 : 8 = 18 : 9 = 12 : 6 = 28 : 7 = 10 : 5 =

40 : 4 = 49 : 7 = 72 : 9 = 40 : 8 = 90 : 9 =

28 : 4 = 63 : 7 = 25 : 5 = 18 : 2 = 70 : 7 =

9 = .. : 9 5 = .. : 7 4 = .. : 8 6 = .. : 6 3 = .. : 3

6 = .. : 9 2 = .. : 8 1 = .. : 5 7 = .. : 7 3 = .. : 9

6 = 54 : .. 7 = 70 : .. 4 = 32 : .. 5 = 45 : .. 9 = 36 : ..

omgekeerd vermenigvuldigen

4

9 = 72 : 8 8 = 64 : .. 5 = 30 : .. 7 = 42 : .. 9 = 63 : ..

1 = 4 : .. 3 = 9 : .. 2 = 18 : .. 7 = 35 : .. 4 = 16 : ..

65


delen door hele tientallen, honderdtallen, duizendtallen

5

50 : 10 = 5 30 : 10 = 70 : 10 = 10 : 10 = 60 : 10 =

20 : 20 = 60 : 60 = 80 : 40 = 60 : 20 = 80 : 20 =

300 : 10 = 500 : 10 = 900 : 10 = 800 : 10 = 100 : 10 =

400 : 20 = 600 : 30 = 800 : 40 = 200 : 20 = 400 : 40 =

5.000 : 10 = 4.000 : 10 = 7.000 : 10 = 9.000 : 30 = 6.000 : 60 =

6

500 : 100 = 5 200 : 100 = 700 : 100 = 800 : 100 = 600 : 100 =

500 : 500 = 900 : 300 = 800 : 400 = 600 : 300 = 400 : 200 =

2.000 : 100 = 3.000 : 100 = 6.000 : 100 = 7.000 : 100 = 8.000 : 100 =

4.000 : 200 = 5.000 : 500 = 6.000 : 200 = 7.000 : 700 = 8.000 : 400 =

1.500 : 100 = 4.800 : 100 = 7.200 : 100 = 8.100 : 900 = 6.300 : 700 =

7

5.000 : 1.000 = 5 3.000 : 1.000 = 6.000 : 1.000 = 8.000 : 1.000 = 9.000 : 1.000 =

12.000 : 4.000 = 33.000 : 1.000 = 26.000 : 1.000 = 17.000 : 1.000 = 80.000 : 8.000 =

7.000 : 7.000 = 8.000 : 4.000 = 9.000 : 3.000 = 6.000 : 2.000 = 3.000 : 3.000 =

14.000 : 2.000 = 25.000 : 5.000 = 64.000 : 8.000 = 72.000 : 9.000 = 35.000 : 5.000 =

delen met rest

8

5 : 2 = 2 rest 1 7:4= 8:3= 4:3=

9:2= 6:4= 5:3= 7:3=

10 : 3 = 11 : 3 = 16 : 5 = 18 : 7 =

10 : 4 = 15 : 6 = 20 : 3 = 30 : 7 =

22 : 4 = 40 : 6 = 28 : 5 = 36 : 5 =

9

15 : 2 = 27 : 5 = 80 : 9 = 40 : 7 =

19 : 6 = 61 : 8 = 50 : 6 = 37 : 4 =

88 : 10 = 82 : 20 = 76 : 25 = 46 : 15 =

108 : 10 = 130 : 20 = 160 : 50 = 150 : 70 =

101 : 25 = 150 : 60 = 200 : 70 = 310 : 50 =

66


Delen Begin met het middengetal. De uitkomst moet 1 zijn. Gebruik zoveel getallen als je wilt.

10

6 5

60

4 2

5

100

4

60 : 6 = 10 : 2 = 5

9 5

3

5

180

3 4

7

2

64 4

2 8

8

96

6

3

:5=1

Verhaaltjessommen

11

12 13

Er zijn 16 bonbons. Er komen 5 mensen op visite. Hoeveel bonbons zijn er voor elk? Hoeveel blijven er over?

In een kilo gaan 6 appels. Er zijn 20 kinderen. Is 3 kilo appels genoeg?

Aniek wil 25 fruitspiesjes maken. Ze heeft 50 druiven, 80 kersen en 33 aardbeien. Hoeveel houdt ze over als ze alle fruit eerlijk verdeelt?

14

15 16

Juf heeft 64 stickers en verdeelt die eerlijk onder de 21 leerlingen. Hoeveel stickers krijgt elke leerling? Blijven er stickers over?

In het theater staan 550 stoelen. Elke rij heeft 25 stoelen. Hoeveel rijen zijn er?

In elk doosje gaan 6 eieren. Hoeveel doosjes zijn er nodig voor 72 eieren?

67


Handig delen splitsen

17

96 : 3 = (90 : 3) + (6 : 3) = 30 + 2 = 32 56 : 4 = 42 : 3 = 80 : 5 = 96 : 8 = 84 : 7 =

84 : 4 = 65 : 5 = 72 : 6 = 91 : 7 = 69 : 3 =

18

105 : 5 = 124 : 4 = 108 : 9 = 144 : 8 = 129 : 3 =

119 : 7 = 156 : 6 = 145 : 5 = 162 : 9 = 112 : 8 =

217 : 7 = 279 : 3 = 248 : 8 = 324 : 4 = 819 : 9 =

275 : 25 = 825 : 75 = 605 : 55 = 484 : 44 = 880 : 80 =

1.025 : 25 = 1.650 : 75 = 2.255 : 55 = 1.870 : 85 = 1.980 : 99 =

1.625 : 125 = 1.925 : 175 = 2.700 : 225 = 3.850 : 350 = 9.500 : 500 =

266 : 7 = (210 : 7) + (56 : 7) = 30 + 8 = 38 216 : 6 = 387 : 3 = 275 : 5 = 344 : 8 = 459 : 9 =

231 : 7 = 316 : 4 = 468 : 6 = 161 : 7 = 234 : 9 =

vereenvoudigen Ă—2

19

415 : 5 = 830 : 10 = 83 Ă—2

140 : 5 = 280 : 10 = 28 105 : 15 = 210 : 30 = 360 : 20 = 180 : 10 = 750 : 25 = 150 : 5 =

68

75 : 15 = 90 : 18 = 84 : 14 = 96 : 16 =

128 : 16 = 192 : 24 = 450 : 75 = 360 : 45 =

370 : 5 = 615 : 5 = 950 : 25 = 225 : 75 =

300 : 15 = 720 : 5 = 650 : 50 = 270 : 45 =


Delen Schattend delen afronden op ronde getallen

: 21 ≈ 900 : 20 = 45 20 924 586 : 19 ≈ 77 : 21 ≈ 62 : 11 ≈ 89 : 29 ≈ 57 : 17 ≈

415 : 23 ≈ 889 : 58 ≈ 643 : 34 ≈

1.951 : 198 ≈ 2.890 : 286 ≈ 5.240 : 216 ≈ 7.880 : 375 ≈

11.950 : 236 ≈ 48.780 : 515 ≈ 73.112 : 740 ≈ 62.359 : 320 ≈

102.111 : 3.945 ≈ 314.230 : 3.150 ≈ 575.899 : 3.800 ≈ 795.650 : 2.015 ≈

66.750 : 545 ≈ 22.606 : 438 ≈ 84.100 : 282 ≈ 65.300 : 325 ≈

849.300 : 5.850 ≈ 655.850 : 3.140 ≈ 461.030 : 2.320 ≈ 237.900 : 1.767 ≈

beide getallen naar boven of beide getallen naar beneden afronden

21

965 : 24 ≈ 900 : 20 = 45 845 : 28 ≈ 900 : 30 = 30 3.855 : 348 ≈ 266 : 44 ≈ 66 : 34 ≈ 6.758 : 176 ≈ 454 : 56 ≈ 54 : 26 ≈ 9.455 : 165 ≈ 956 : 92 ≈ 37 : 14 ≈ 5.555 : 543 ≈ 545 : 46 ≈ 82 : 15 ≈

Negatieve getallen delen positief getal : negatief getal

= –4 22 84 :: –2 –1 =

+:– =–

5 : –5 = 8 : –4 =

negatief getal : positief getal

15 : –3 = 35 : –7 = 99 : –33 =

: 2 = –4 23 –8 –6 : 2 =

–: +=–

–9 : 3 = –10 : 5 =

–60 : 5 = –75 : 3 = –49 : 7 =

–144 : –12 = –225 : –15 = –666 : –6 =

–6.300 : –90 = –2.821 : –7 = –80.000 : –20 =

negatief getal : negatief getal

: –2 = 4 24 –8 –4 : –2 = –6 : –3 = –5 : –5 =

–: –=+

–12 : –4 = –56 : –8 = –81 : –9 =

69


Staartdeling staartdeling schrijven 36

:

9

=

4

\

4

deeltal deelteken deler

9

/

36

deler deelteken deeltal deelteken

25

32 : 8 = 8 / 32 \ 4 24 : 6 = 35 : 7 = 63 : 9 =

16 : 2 = 81 : 9 = 56 : 8 = 42 : 6 =

72 : 8 = 25 : 5 = 18 : 9 = 36 : 6 =

21 : 3 = 28 : 4 = 40 : 5 = 54 : 9 =

150 : 25 = 108 : 12 = 126 : 14 = 180 : 20 =

staartdeling met deeltal van 2 cijfers en deler van 1 cijfer × ×

2/ 8 4 \42 8 04 4 0

Onderstreep in het deeltal het kortste beginstuk dat je door 2 kunt delen, 8. 8 : 2 = 4 De 4 schrijf je rechts van de schuine streep. Controleer door 4 × 2 = 8. Schrijf de 8 onder de 8 uit het deeltal en trek af (8 – 8 = 0). Schrijf de 0 in de staart. Haal het eerstvolgende cijfer uit het deeltal aan: 4. Schrijf die achter de 0. 4 : 2 = 2 De 2 schrijf je rechts van de 4. Controleer door 2 × 2 = 4 en schrijf de 4 onder de 4 van 04 en trek af (04 – 4 = 0). Schrijf de 0 in de staart. 84 : 2 = 42 De uitkomst controleer je met een vermenigvuldiging: 42 × 2 = 84

26 96 : 3 = 48 : 4 = 69 : 3 = 88 : 4 =

70

46 : 2 = 93 : 3 = 82 : 2 = 84 : 4 =

66 : 3 = 62 : 2 = 55 : 5 = 39 : 3 =

66 : 6 = 99 : 9 = 36 : 3 = 88 : 8 =

84 : 2 = 63 : 3 = 28 : 2 = 77 : 7 =


Delen staartdeling met deeltal van 3 cijfers en deler van 1 cijfer 7/ 1 4 7 \21 14 07 7 0

27 7 / 217 \ 6 / 246 \ 8 / 168 \ 4 / 248 \

Onderstreep in het deeltal het kortste beginstuk dat je door 7 kunt delen, 14. 14 : 7 = 2 De 2 schrijf je rechts van de schuine streep. Controleer met 2 × 7 = 14. Schrijf de 14 onder de 14 uit het deeltal en trek af (14 – 14 = 0). Schrijf de 0 in de staart. Haal het eerstvolgende cijfer uit het deeltal aan: 7. Schrijf die achter de 0. 7 : 7 = 1 De 1 schrijf je rechts van de 2. Controleer met 1 × 7 = 7 en schrijf de 7 onder de 07 en trek af (07 – 7 = 0). Schrijf de 0 in de staart. 147 : 7 = 21 De uitkomst controleer je met een vermenigvuldiging: 21 × 7 = 147

6 / 186 \ 9 / 459 \ 5 / 405 \ 7 / 357 \

5 / 450 \ 9 / 729 \ 7 / 350 \ 8 / 648 \

6 / 546 \ 4 / 284 \ 5 / 355 \ 3 / 213 \

9 / 639 \ 6 / 366 \ 4 / 124 \ 9 / 189 \

staartdeling met deeltal van 3 cijfers en deler van 1 cijfer, met rest in staart 6/ 1 3 8 \23 12 18 18 0

28 9 / 522 \ 5 / 435 \ 7 / 364 \ 5 / 470 \

Onderstreep in het deeltal het kortste beginstuk dat je door 6 kunt delen, 13. 13 : 6 = 2, rest 1 De 2 schrijf je rechts van de schuine streep. 2 × 6 = 12 Schrijf de 12 onder de 13 uit het deeltal en trek af. Schrijf de uitkomst 1 (de rest) op in de staart. Haal het eerstvolgende cijfer uit het deeltal aan: 8. Schrijf die achter de 1 in de staart. 18 : 6 = 3 De 3 schrijf je rechts van de 2. 3 × 6 = 18 Schrijf de 18 onder de 18 en trek af. Schrijf de uitkomst 0 in de staart. 138 : 6 = 23 De uitkomst controleer je met een vermenigvuldiging: 23 × 6 = 138

9 / 756 \ 8 / 656 \ 9 / 675 \ 6 / 258 \

4 / 256 \ 5 / 465 \ 3 / 225 \ 7 / 315 \

6 / 456 \ 8 / 288 \ 9 / 171 \ 5 / 175 \

4 / 176 \ 6 / 270 \ 7 / 364 \ 8 / 224 \

71


staartdeling met deeltal van 3 cijfers en deler van 1 cijfer, met rest in de uitkomst 8/ 5 8 6 \73 56 26 24 2

29 8 / 348 \

Onderstreep in het deeltal het kortste beginstuk dat je door 8 kunt delen, 58. 58 : 8 = 7, rest 2 De 7 schrijf je rechts van de schuine streep. 8 × 7 = 56 Schrijf de 56 onder de 58 uit het deeltal en trek af. Schrijf de rest 2 op in de staart. Haal het eerstvolgende cijfer uit het deeltal aan: 6. Schrijf die achter de 2. 26 : 8 = 3, rest 2 De 3 schrijf je rechts van de 7. 8 × 3 = 24 Schrijf de 24 onder de 18 en trek af. Schrijf de rest 2 op in de staart. 586 : 8 = 73, rest 2 De uitkomst controleer je met een vermenigvuldiging: (73 × 8) + 2 = 584 + 2 = 586

9 / 394 \ 5 / 473 \ 7 / 260 \ 4 / 267 \

7 / 358 \ 8 / 673 \ 6 / 343 \

5 / 363 \ 3 / 247 \ 7 / 437 \ 6 / 345 \

6 / 385 \ 7 / 473 \ 4 / 263 \ 6 / 139 \

3 / 158 \ 7 / 395 \ 8 / 507 \ 4 / 190 \

staartdeling met grote getallen 34/2.3 2 0 3 3

5 1 \69 4 11 06 5

30 60 / 8.250 \ 20 / 2.480 \ 30 / 4.260 \ 50 / 4.900 \

72

Onderstreep in het deeltal het kortste beginstuk dat je door 34 kunt delen, 235. 235 : 34 = 6, rest 31 De 6 schrijf je rechts van de schuine streep. 34 × 6 = 204 Schrijf de 204 onder de 235 en trek af. Schrijf de rest 31 in de staart. Haal het eerstvolgende cijfer uit het deeltal aan: 1. Schrijf die achter de 31. 311 : 34 = 9, rest 5 De 9 schrijf je rechts van de 6. 34 × 9 = 306 Schrijf de 306 onder de 311 en trek af. Schrijf de rest 5 in de staart. 2.351 : 34 = 69, rest 5 De uitkomst controleer je met een vermenigvuldiging: (69 × 34) + 5 = 2.346 + 5 = 2.351

20 / 3.840 \ 50 / 7.150 \ 90 / 8.840 \ 40 / 2.675 \

43 / 2.626 \ 26 / 2.886 \ 37 / 8.251 \ 49 / 1.175 \

36 / 5.799 \ 52 / 6.318 \ 15 / 3.229 \ 29 / 6.119 \

51 / 1.328 \ 66 / 8.193 \ 19 / 2.378 \ 36 / 3.999 \


Delen staartdeling met nullen in het antwoord 43/ 2 5.9 6 2 5 8 16 0 16 12 3

31

1 \603

1 9 2

15 / 6.075 \ 19 / 2.014 \

259 : 43 = 6, rest 1 De 6 schrijf je rechts van de schuine streep. 43 × 6 = 258 Schrijf de 258 onder de 259 en trek af. Schrijf de rest 1 op. Haal het eerstvolgende cijfer uit het deeltal aan: 6. Schrijf die achter de 1. 16 : 43 kan niet. Schrijf een 0 in de uitkomst achter de 6 . 0 × 43 = 0, dus schrijf een 0 onder de 16. 16 – 0 = 16 De 16 schrijf je op. Haal het eerstvolgende cijfer uit het deeltal aan: 1. Schrijf die achter de 16. 161 : 43 = 3, rest 32 De 3 schrijf je in de uitkomst achter de 0. 3 × 43 = 129 Schrijf de 129 onder de 161 en trek af: Schrijf de rest 32 op. 25.961 : 43 = 602, rest 32 De uitkomst controleer je met een vermenigvuldiging: (603 × 43) + 32 = 25.929 + 32 = 25.961

21 / 2.215 \ 32 / 3.452 \

42 / 8.526 \ 58 / 6.322 \

25 / 12.675 \ 63 / 38.178 \

81 / 24.929 \ 75 / 22.655 \

staartdeling met nullen in het deeltal 5 / 3 . 7 5 0 \ 7 5. 0. 3 5 2 5 2 5 00

32 6 / 6.604 \ 7 / 8.750 \

Als er een 0 in het deeltal staat, moet je een 0 aanhalen. Door 0 kun je niet delen. Zet eerst puntjes in het antwoord voor elk cijfer dat nog moet komen. 37 : 5 = 7, rest 2 De 7 schrijf je rechts van de schuine streep. 5 × 7 = 35 Schrijf de 35 onder de 37 en trek af. Schrijf de rest 2 op. Haal het eerstvolgende cijfer uit het deeltal aan: 5. Schrijf die achter de 2. 25 : 5 = 5 Schrijf een 5 in de uitkomst boven het puntje achter de 7. 25 – 25 = 0 De uitkomst 0 schrijf je in de staart. Haal het eerstvolgende cijfer uit het deeltal aan: 0. Schrijf die achter de 0. 0 : 5 kan niet. Schrijf een 0 in de uitkomst boven het puntje achter de 5. 3.750 : 5 = 750 Controleer met een vermenigvuldiging: (750 × 5) = 3.750

20 / 2.480 \ 35 / 8.006 \

15 / 9.500 \ 61 / 5.605 \

55 / 55.440 \ 60 / 36.066 \

73


uitrekenen met een staartdeling

33 84 : 4 =

165 : 15 = 336 : 24 = 792 : 12 = 912 : 48 = 432 : 12 =

96 : 3 = 84 : 7 = 65 : 5 = 92 : 4 =

139 : 12 = 444 : 22 = 770 : 13 = 999 : 33 = 851 : 44 =

2.608 : 20 = 8.192 : 66 = 5.796 : 36 = 9.860 : 26 = 6.600 : 36 =

16.858 : 43 = 13.031 : 105 = 89.775 : 475 = 221.332 : 627 = 432.500 : 3.300 =

Hapmethode herhaald aftrekken 5.4 5.2 2 1 1

3 0 3 3 0 6 3 3

4 0 4 0 4 5 9 9 0

:

10×

3× 418×

34 180 : 15 = 560 : 25 = 810 : 30 = 943 : 41 = 672 : 12 =

74

13 400×

Hoe vaak gaat 13 in 5.434? Begin met een zo groot mogelijke hap, bijvoorbeeld 400 × 13 = 5.200 Trek 5.200 af van 5.434 = 234 Neem dan weer een zo groot mogelijke hap, bijv. 10 × 13 = 130 Trek 130 af van 234 = 104 Dan weer een zo groot mogelijk hap, bijv. 5 × 13 = 65 Trek 65 af van 104 = 39 Uit 39 kun je nog 3 × 13 halen. Er blijft 0 over, dus er is geen rest. Tel dan alle stapjes bij elkaar op: 400 + 10 + 5 + 3 = 418 5.434 : 13 = 418 De uitkomst controleer je met een vermenigvuldiging.

830 : 25 = 636 : 36 = 771 : 14 = 999 : 33 = 451 : 20 =

2.680 : 20 = 8.160 : 60 = 1.260 : 36 = 1.325 : 25 = 6.450 : 43 =

418 × 13 = 5.434

16.500 : 150 = 19.750 : 250 = 74.625 : 125 = 821.500 : 650 = 714.025 : 8.450 =


Delen Deelbaarheid

35 deelbaar door 2? 122 229 1.058 14.440 264.125

deelbaar door 3? 867 997 5.138 30.113 550.000

door 2? 36 deelbaar 420

deelbaar door 4? 544 998 4.142 77.140 695.600

deelbaar door 2 en 4? 118 660 3.956 10.384 312.886

deelbaar door 9? 881 459 3.717 89.991 310.453

860 8.180 12.336 648.600

deelbaar door 5? 770 675 1.551 68.553 310.453

deelbaar door 6? 172 830 8.718 25.660 171.792

deelbaar door 3 en 4? 220 960 1.866 48.900 525.480

Grootste gemene deler (ggd) De delers van 8 zijn 8, 4, 2 en 1. 4 is ook een deler van 12. De ggd van 8 en 12 is 4.

Het grootste getal waardoor twee getallen allebei gedeeld kunnen worden, heet de grootste gemene (gemeenschappelijke) deler. Zoek de ggd van 8 en 12. Schrijf alle delers van het kleinste getal (8) op. 8, 4, 2, 1 Zoek de grootste deler die ook een deler van het grootste getal (12) is. 4

37

Zoek de ggd. 25 en 55 27 en 63

42 en 56 28 en 70

36 en 56 33 en 44

16 en 20 35 en 63

18 en 45 22 en 77

75


Gemiddelde 8•6•7

38 9 • 5 • 4 8•2•5 3•6•9 7•8•9 2•4•6

Tel eerst de getallen op: 8 + 6 + 7 = 21 Deel de uitkomst door het aantal getallen: 21 : 3 = 7

10 • 15 • 35 33 • 48 • 69 78 • 85 • 41 11 • 96 • 25 44 • 36 • 10

5 • 14 • 22 • 39 76 • 13 • 6 • 45 89 • 64 • 22 • 5 2 • 99 • 57 • 6 71 • 92 • 88 • 9

150 • 250 • 500 825 • 175 • 200 766 • 342 • 389 679 • 418 • 703 925 • 899 • 126

39 5 teams hebben elk 10 punten en 5 teams elk 6 punten. Hoeveel punten hebben zij gemiddeld? 40 Papa rijdt 200 kilometer in 4 uur. Hoeveel kilometer rijdt hij gemiddeld in 1 uur?

Verhaaltjessommen

41

Jij hebt 25 dropjes, je vriend heeft 12, je vriendin heeft 17 en de juf heeft 6. Hoeveel hebben jullie gemiddeld?

zijn 52 koekjes. Iedereen eet 4 koekjes. Zijn er 42 Ergenoeg koekjes voor 14 personen?

43 De boer heeft 2.880 kg aardappels geoogst. In elk kratje gaat 15 kilo. Hoeveel kratjes heeft de boer ongeveer nodig?

supermarkt verkoopt 150.000 pakken appelsap 44 De per jaar. Hoeveel is pakken is dat gemiddeld per maand?

76


Kommagetallen Structuur van kommagetallen kommagetallen schrijven

1

een tiende = 0,1 drie tiende = zeven tiende = acht tiende =

twee drie tiende = acht negen tiende = drie acht tiende = vier vijf tiende =

zes zeven tiende = vijf vier tiende = zeven twee tiende = negen vijf tiende =

2

twee honderdste = 0,02 vier honderdste = negen honderdste = zes honderdste =

achttien honderdste = zesenvijftig honderdste = vijfenzestig honderdste = vierentachtig honderdste =

twee vijftien honderdste = tien vijf honderdste = dertig dertien honderdste = twaalf zesenzestig honderdste =

3

drie duizendste = 0,003 zeven duizendste = negentien duizendste = vijfenveertig duizendste =

zesenzeventig duizendste = tweehonderdvijftien duizendste = honderdvijfentwintig duizendste = zeshonderdtwaalf duizendste =

twaalf dertien duizendste = tien honderdelf duizendste = twee honderdachttien duizendste = drie acht duizendste =

4

zevenhonderd zeven tiende = vijftig vijf tiende = twee twee duizendste = drie vier honderdste =

dertien vijftien honderdste = zes vijftien duizendste = negen negen tiende = vijf een tiende =

negenduizend vier honderdste = zeshonderd twee duizendste = negentig twee tiende = tweehonderd zestien duizendste =

91


van breuk naar kommagetal

5

1 10

= 0,1

5 100

=

6 1000

=

1 4

=

7 10

=

3 100

=

76 1000

=

1 3

=

3 10

=

36 100

=

233 1000

=

2 5

=

9 10

=

81 100

=

788 1000

=

1 8

=

kommagetallen vergelijken en ordenen

6

Welk getal is het grootst? 1,1 – 11 – 0,9 – 1,9 – 2,1 2,4 – 0,4 – 1,8 – 4,2 – 4,1 13,6 – 12, 9 – 13,8 – 12,7 – 14,1 5,1 – 0,5 – 1,5 – 5 – 4,5

7

6,125 – 12,5 – 6,05 – 5,625 14 – 6,14 – 4,044 – 6,444 25,0 – 0,625 – 250 – 2,062 150 – 15,75 – 75,15 – 7,825

3,0 – 3,15 – 3,015 – 3,5 – 3,1 4,7 – 5,3 – 2,9 – 7,2 – 7,14 0,55 – 5,05 – 55 – 5,125 – 0,75 6,78 – 8,7 – 0,87 – 67,6 – 76,3

Zet van klein naar groot. 5,05 – 50,5 – 0,055 – 0,55 – 50,05 0,9 – 0,99 – 9 – 0,999 – 9,9 2,02 – 22,2 – 0,212 – 21,1 – 1,2 3,33 – 331 – 13,03 – 33,133 – 3,1

1 – 3,76 – 2,258 – 5,3 – 0,892 9,75 – 0,196 – 6,85 – 19 – 7,5 15 – 1,675 – 6,75 – 16,2 – 2,5 1 – 0,1 – 0,01 – 1,001 – 100

47,56 – 65,12 – 56,48 – 49,34 17,345 – 32,67 – 17,36 – 16,899 2,38 – 8,28 – 0,82 – 1,83 – 0,828 7,44 – 9,2 – 3,645 – 19 – 5,36

aanvullen tot 1 1,0 1,0 1,00 1,00 8 9 10 0,4 0,6 0,2 .. 0,23 0,77 0,99 .. 0,5 0,7 0,8

92

.. .. ..

0,3 0,6 0,9

.. .. ..

0,38 0,71 0,42

.. .. ..

0,45 0,27 0,42

.. .. ..

1,000 0,989 0,011 0,345 .. 0,274 .. 0,136 ..

1,000 0,063 .. 0,129 .. 0,678 .. 0,362 ..


Kommagetallen Optellen uit het hoofd

11

0,5 + 2,3 = 0,4 + 1,5 = 0,1 + 3,6 = 0,9 + 0,1 =

1,0 + 0,3 = 1,3 1,4 + 0,4 = 1,6 + 0,2 = 1,8 + 0,1 =

5,2 + 4,3 = 6,5 + 2,5 = 3,3 + 3,3 = 7,7 + 1,2 =

12,8 + 6,1 = 14,4 + 5,3 = 20,1 + 10,5 = 65,3 + 4,6 =

onder elkaar

1,0 + 0,3 =

12

1,0 0,3 + 1,3

Schrijf de getallen onder elkaar. Zet de komma’s precies onder elkaar. Tel van rechts naar links.

2,5 + 2,3 = 6,4 + 1,5 = 7,1 + 3,6 = 3,8 + 0,1 =

1,2 + 3,7 = 1,5 + 0,4 = 6,6 + 0,2 = 5,8 + 0,1 =

9,2 + 4,3 = 6,4 + 2,5 = 4,3 + 3,4 = 5,7 + 1,2 =

15,8 + 2,1 = 14,4 + 5,3 = 20,3 + 10,5 = 65,3 + 4,4 =

over de hele heen

2,8 + 3,7 =

13

3,6 + 4,7 = 5,2 + 1,9 = 1,5 + 1,7 = 0,9 + 1,1 =

1

2,8 3,7 + 6,5

Schrijf de getallen en de komma’s precies onder elkaar. Tel van rechts naar links 8 + 7 =15; de 5 schrijf je in het antwoord onder de streep; de 1 (onthouden) schrijf je boven de volgende kolom.

4,6 + 4,8 = 6,3 + 2,9 = 2,5 + 3,6 = 7,9 + 1,3 =

5,8 + 2,7 = 7,2 + 1,8 = 3,7 + 1,7 = 4,9 + 2,3 =

8,6 + 0,7 = 5,2 + 3,9 = 8,5 + 0,8 = 0,7 + 6,4 =

93


over het tiental heen

19,4 + 2,9 =

14

11

19,4 2,9 + 22,3

Schrijf de getallen en de komma’s precies onder elkaar. el van rechts naar links. T 4 + 9 = 13; de 3 schrijf je in het antwoord onder de streep; de 1 (onthouden) schrijf je boven de volgende kolom. 1 + 9 + 2 = 12; de 2 schrijf je op; de 1 (onthouden) schrijf je boven de volgende kolom.

3,9 + 17,5 = 5,4 + 29,7 = 7,1 + 38,9 = 6,3 + 45,6 =

13,6 + 7,7 = 15,2 + 6,8 = 19,9 + 9,8 = 14,5 + 5,5 =

12,5 + 13,7 = 75,3 + 18,5 = 89,7 + 11,5 = 46,4 + 27,3 =

125,1 + 17,8 = 224,9 + 27,3 = 578,2 + 12,9 = 878,7 + 15,5 =

meer getallen achter de komma

3,75 + 4,19 =

15

1

3,75 4,19 + 7,94

Schrijf de getallen en de komma’s precies onder elkaar en tel van rechts naar links. 5 + 9 =14; de 4 schrijf je op; de 1 (onthouden) schrijf je boven de volgende kolom. Tel de volgende kolommen op.

3,61 + 45,78 = 7,87 + 26,13 = 6,23 + 28,25 = 4,76 + 39,56 =

2,78 + 6,25 = 3,41 + 8,15 = 7,75 + 9,34 = 8,67 + 2,38 =

87,38 + 27,27 = 24,41 + 88,32 = 63,12 + 12,92 = 39,69 + 45,37 =

25,365 + 0,135 = 46,345 + 3,016 = 28,328 + 7,405 = 13,207 + 19,785 =

ongelijk aantal cijfers achter de komma

24 + 5,9 =

16

12 + 6,9 = 34 + 7,1 = 82 + 12,7 = 52 + 18,3 = 94

24,0 5,9 + 29,9

Maak eerst de getallen achter de komma even lang. 24 is hetzelfde als 24,0 Schrijf de getallen en de komma’s precies onder elkaar en tel op.

42,4 + 16,22 = 78,3 + 11,87 = 24,4 + 120,93 = 14,2 + 245,66 =

66,6 + 2,371 = 53,4 + 7,213 = 12,7 + 9,456 = 72,5 + 8,612 =

52,32 + 7,471 = 66,41 + 5,123 = 16,82 + 12,138 = 27,23 + 15,722 =


Kommagetallen door elkaar

17

2 + 3,9 = 3 + 7,2 = 8 + 2,3 = 5 + 6,4 = 7 + 3,1 =

0,5 + 0,22 = 0,7 + 0,27 = 0,4 + 0,13 = 0,3 + 0,66 = 0,1 + 0,1 =

72,62 + 25,21 = 21,37 + 16,13 = 63,43 + 28,25 = 42,77 + 39,66 = 55,05 + 44,51 =

25,23 + 6,174 = 66,14 + 7,321 = 61,28 + 14,831 = 72,32 + 51,227 = 13,58 + 22,305 =

2,5 – 2,3 = 3,4 – 1,4 = 6,6 – 3,5 = 5,9 – 0,1 = 8,6 – 4,3 =

5,2 – 4,1 = 6,5 – 2,5 = 3,3 – 3,2 = 7,7 – 3,4 = 9,9 – 9,5 =

15,8 – 6,1 = 14,4 – 3,3 = 28,5 – 10,4 = 65,3 – 4,2 = 84,4 – 15,2 =

Aftrekken uit het hoofd

18

1,3 – 0,2 = 1,1 1,4 – 0,1 = 1,6 – 0,3 = 1,8 – 0,7 = 1,5 – 0,5 =

onder elkaar

1,7 – 0,3 =

19

2,3 – 0,2 = 5,4 – 0,1 = 8,6 – 0,3 = 9,8 – 0,7 = 6,5 – 0,4 =

1,7 0,3 – 1,4

Schrijf de getallen onder elkaar. Zet de komma’s precies onder elkaar. Tel van rechts naar links.

2,5 – 1,3 = 3,6 – 1,4 = 6,6 – 3,6 = 5,7 – 0,1 = 4,3 – 2,3 =

8,2 – 4,1 = 9,5 – 2,5 = 4,4 – 4,3 = 7,7 – 3,6 = 6,8 – 1,5 =

9,8 – 6,1 = 3,4 – 3,3 = 8,5 – 7,4 = 5,9 – 0,6 = 2,4 – 2,2 =

95


door de hele heen

6,3 – 2,5 =

5

6,3 2,5 – 3,8

20 3,3 – 0,6 =

Schrijf de getallen en de komma’s precies onder elkaar. Tel van rechts naar links. Om 5 van 3 te kunnen aftrekken, leen je 1 van de 6, de 6 wordt een 5. De 3 wordt 13: 13 – 5 = 8, de 8 schrijf je op onder de streep. 5 – 2 = 3; schrijf de 3 op onder de streep.

2,5 – 1,7 = 3,1 – 1,4 = 6,6 – 3,6 = 5,7 – 1,9 = 9,3 – 2,5 =

7,4 – 0,5 = 8,4 – 0,7 = 9,8 – 0,9 = 4,5 – 0,6 =

8,2 – 4,3 = 9,5 – 2,5 = 4,4 – 3,9 = 7,3 – 3,6 = 5,7 – 4,8 =

9,7 – 6,8 = 6,4 – 3,9 = 8,5 – 7,7 = 5,0 – 0,6 = 7,2 – 1,4 =

door het tiental heen

32,8 – 3,9 =

21

23,3 – 3,6 = 27,4 – 9,5 = 18,4 – 9,7 = 16,5 – 8,9 = 34,3 – 15,6 =

96

21

32,8 3,9 – 28,9

Schrijf de getallen en de komma’s precies onder elkaar. el van rechts naar links. T Om 9 van 8 te kunnen aftrekken, leen je 1 van de 2, de 2 wordt een 1. De 8 wordt 18: 18 – 9 = 9, de 9 schrijf je op onder de streep. Om 3 van 1 te kunnen aftrekken, leen je 1 van de 3, de 3 wordt een 2. De 1 wordt 11: 11 – 8 = 3, de 3 schrijf je op onder de streep. 2 – niks = 2.

32,5 – 13,7 = 53,1 – 17,2 = 66,6 – 18,4 = 75,7 – 26,1 = 91,8 – 22,3 =

84,2 – 46,1 = 93,9 – 37,5 = 45,4 – 38,9 = 31,3 – 24,6 = 70,7 – 32,2 =

55,7 – 6,8 = 46,4 – 37,9 = 81,5 – 77,7 = 15,1 – 8,6 = 26,8 – 19,9 =


Kommagetallen meer getallen achter de komma

6,75 – 4,18 =

6

6,75 4,18 – 2,57

22 3,13 – 2,65 =

Schrijf de getallen en de komma’s precies onder elkaar en tel van rechts naar links. Om de 8 van 5 te kunnen aftrekken, leen je 1 van de 7, de 7 wordt een 6. De 5 wordt 15: 15 – 8 = 7, de 7 schrijf je op onder de streep. Trek de volgende kolommen af.

32,54 – 13,77 = 53,81 – 17,26 = 66,63 – 18,45 = 75,73 – 26,14 =

9,51 – 7,54 = 9,46 – 8,73 = 8,75 – 6,98 =

8,215 – 6,125 = 9,956 – 7,555 = 5,456 – 3,999 = 7,375 – 4,625 =

15,725 – 6,125 = 46,455 – 7,804 = 81,577 – 7,433 = 15,375 – 8,223 =

ongelijk aantal cijfers achter de komma

31 – 5,2 =

23 23 – 3,6 = 14 – 9,5 = 88 – 9,7 = 73 – 8,9 =

20

31,0 5,2 – 25,8

Maak eerst de getallen achter de komma even lang. 31 is hetzelfde als 31,0 Schrijf de getallen en de komma’s precies onder elkaar.

110 – 20,15 = 718 – 16,98 = 225 – 35,47 = 940 – 24,73 =

2,25 – 1,375 = 4,7 – 3,125 = 9,71 – 6,423 = 8,65 – 7,517 =

225 – 10,375 = 22,5 – 10,75 = 205,20 – 103,75 = 225 – 137,051 =

door elkaar

24 23,9 – 13,7 = 35,4 – 17,2 = 55,5 – 26,4 = 57,7 – 36,1 = 74,8 – 21,7 =

6,125 – 4,215 = 7,555 – 3,956 = 3,999 – 2,456 = 4,625 – 3,375 = 1,858 – 1,344 =

34 – 13,7 = 46 – 17,2 = 99 – 18,5 = 75 – 26,2 = 80 – 32,7 =

35,527 – 6,15 = 64,544 – 7,84 = 18,7 – 7,433 = 51,57 – 8,223 = 46,18 – 15,225 =

97


Vermenigvuldigen vermenigvuldigen met een geheel getal

5 × 1,3 = 6,5

Haal eerst de komma eruit: 5 × 13 = 65 Zet de komma er weer in: 6,5 of Eerst de helen, dan de getallen achter de komma. 5 × 1 = 5 + 5 × 0,3 = 1,5 Tel ze daarna bij elkaar. 5 + 1,5 = 6,5

25 6 × 1,4 = 7 × 1,6 = 5 × 1,1 = 9 × 1,2 =

4 × 3,5 = 5 × 7,5 = 13 × 8,5 = 11 × 4,5 =

6 × 0,25 = 3 × 9,25 = 8 × 5,25 = 11 × 7,25 =

5 × 1,125 = 4 × 3,225 = 8 × 5,125 = 12 × 2,125 =

2,9 × 1.000 = 5,04 × 1.000 = 12,014 × 1.000 = 29,125 × 1.000 =

3,285 × 100 = 54,78 × 10 = 46,39 × 100 = 57,21 × 1.000 =

1,025 × 2.000 = 1,05 × 4.000 = 2,111 × 5.000 = 1,12 × 7.000 = 2,25 × 9.000 =

4,05 × 2.000 = 1,25 × 600 = 2,75 × 20 = 1,123 × 300 = 5,408 × 400 =

vermenigvuldigen met 10, 100 en 1.000

26

4,2 × 10 = 42 1,76 × 10 = 15,26 × 10 = 92,31 × 10 =

6,2 × 100 = 17,23 × 100 = 15,67 × 100 = 42,759 × 100 =

hele tientallen, honderdtallen en duizendtallen

27

5,3 × 20 = 15,4 × 50 = 1,8 × 20 = 2,05 × 80 = 3,8 × 20 =

98

7,5 × 300 = 1,1 × 700 = 2,9 × 400 = 5,4 × 600 = 9,2 × 500 =


Kommagetallen onder elkaar

22 × 5,143 =

5,1 4 3 22× 10286 102860+ 1 1 3,1 4 6

28 16 × 3,12 =

Zet het getal met de meeste cijfers bovenaan. Vermenigvuldig van rechts naar links net zoals bij vermenigvuldigen van hele getallen. Zet geen komma’s in de tussenuitkomsten. Plaats de komma. In het eerste getal staat de komma 3 plaatsen van achteren, in het tweede getal staat geen komma. In het antwoord komt de komma 3 + 0 = 3 plaatsen van achteren.

17 × 4,15 = 35 × 7,09 = 67 × 2,34 = 45 × 8,27 =

12 × 9,54 = 23 × 7,06 = 50 × 2,87 =

83 × 71,13 = 36 × 48,56 = 12 × 92,09 = 47 × 12,85 =

54 × 3,611 = 33 × 5,425 = 21 × 8,055 = 78 × 2,333 =

kommagetal keer kommagetal

2,2 × 5,3 =

29 6,2 × 1,4 = 1,7 × 1,6 = 0,6 × 3,2 = 2,9 × 4,3 =

2,2 5,3 × 66 1100+ 1 1,6 6

Zet het getal met de meeste cijfers bovenaan. Vermenigvuldig van rechts naar links. Zet geen komma’s in de tussenuitkomsten. Plaats de komma. In het eerste getal staat de komma 1 plaats van achteren, in het tweede getal staat de komma 1 plaats van achteren. In het antwoord komt de komma 1 + 1 = 2 plaatsen van achteren.

4,25 × 3,5 = 3,33 × 7,2 = 1,3 × 8,25 = 7,3 × 9,45 =

2,15 × 4,53 = 9,56 × 2,67 = 3,44 × 5,152 = 8,27 × 6,661 =

1,2 × 2,125 = 2,5 × 7,625 = 13,3 × 8,125 = 21,7 × 4,259 =

99


Delen kommagetal delen door een geheel getal

30 12,4 : 4 = 3,1 27,5 : 5 = 72,8 : 8 = 37,2 : 6 = 44,8 : 4 =

42,28 : 7 = 63,18 : 9 = 48,36 : 6 = 15,09 : 3 = 62,18 : 2 =

geheel getal delen door een kommagetal

31

70 : 0,7 = 100 24 : 0,6 = 72 : 0,8 = 48 : 0,4 = 36 : 0,9 =

110 : 0,11 = 100 : 0,25 = 500 : 0,5 = 450 : 0,15 = 800 : 0,25 =

29 : 1.000 = 0,4 : 1.000 = 12,14 : 1.000 = 46,125 : 1.000 =

3,2 : 10 = 54,78 : 100 = 406,39 : 100 = 570,21 : 1.000 =

delen door 10, 100 en 1.000

32

55 : 10 = 5,5 367 : 10 = 0,86 : 10 = 1,27 : 10 =

17 : 100 = 0,6 : 100 = 15,67 : 100 = 42,759 : 100 =

staartdeling, delen door een geheel getal met antwoord groter dan 1 6 / 1 9 , 2 \ 3,2 18 1 2 1 2 0

33 8 / 36,4 \

7 / 58,1 \ 3 / 72,9 \ 4 / 22,24 \

100

Als je bij de komma komt, zet je die eerst in het antwoord. Deel daarna verder. Schrijf zo nodig extra nullen achter het deeltal.

23 / 27,6 \ 17 / 98,6 \ 11 / 59,4 \ 15 / 49,8 \

36 / 194,4 \ 23 / 133,4 \ 42 / 319,2 \ 54 / 399,6 \

19 / 175,37 \ 47 / 252,39 \ 69 / 532,68 \ 31 / 199,64 \


Kommagetallen staartdeling, delen door een geheel getal met antwoord kleiner dan 1 7 / 2 , 4 5 \ 0,35 0 2 4 2 1 35 35 0

De deler is groter dan het deeltal. Dus het antwoord is kleiner dan 1. Deel eerst op het getal v贸贸r de komma, 7 op 2 gaat 0 keer. Schrijf de 0 in het antwoord. Als je bij de komma komt, zet je deze eerst in het antwoord. Deel daarna verder.

34 2 / 1,27 \

21 / 11,76 \ 32 / 24,96 \ 12 / 7,44 \ 26 / 19,76 \

4 / 3,28 \ 7 / 5,25 \ 9 / 6,12 \

6 / 4,92 \ 5 / 4,78 \ 16 / 11,84 \ 38 / 28,88 \

7 / 0,266 \ 11 / 1,034 \ 16 / 0,976 \ 23 / 1,794 \

staartdeling, delen door een kommagetal 0,9 / 76,5 \

35 0,9 / 47,07 \

9 / 7 6 5 \ 85 7 2 4 5 4 5 0

1,2 / 5,424 \ 4,1 / 30,381 \ 2,4 / 10,896 \

Haal eerst de komma uit de deler. Deel nooit door een getal met een komma. Om de komma uit de deler te halen, moet de komma evenveel plaatsen naar rechts in deler en deeltal. Schrijf de som opnieuw op. Maak de staartdeling.

5,2 / 276,64 \ 11,3 / 150,29 \ 41,1 / 698,7 \ 24,7 / 1062,1 \

0,81 / 68,85 \ 0,94 / 73,884 \ 0,45 / 115,2 \ 0,21 / 882 \

0,015 / 127,8 \ 0,023 / 120,29 \ 0,041 / 2173 \ 0,074 / 99,234 \

101


Procenten van percentage naar aantal 2% van 155 = 1% = 1,55 2% = 2 Ă— 1,55 = 3,1

36 4% van 170 = 3% van 225 = 6% van 140 = 8% van 410 =

Eerst 1%, dat is een honderdste deel; de komma schuift 2 plaatsen naar links. Vermenigvuldig daarna met 2.

4% van 25,5 = 7% van 30,1 = 20% van 6,4 = 35% van 3,7 =

2,5% van 250 = 7,1% van 110 = 9,4% van 100 = 3,15% van 80 =

5,2% van 150,2 = 3,5% van 678,3 = 1,6% van 525,1 = 2,5% van 350,2 =

2,49 = 53,39 = 64,16 = 87,52 =

10,805 = 63,495 = 45,519 = 99,991 =

1.005,91 = 4.326,48 = 3.567,19 = 2.019,75 =

Afronden afronden op een heel getal

37

2,4 = 2 7,6 = 8 16,5 = 24,8 =

afronden op decimalen

38 op 1 decimaal 5,49 = 5,5 17,54 = 16,42 = 24,17 =

102

op maximaal 2 decimalen 5,491 = 43,399 = 73,176 = 86,521 =

3,8005 = 3,8 34,419 = 57,705 = 13,0049 =

10,9545 = 14,8981 = 18,9906 = 19,9960 =


Kommagetallen Gemiddelde gemiddelde berekenen 2,7 – 18,22 – 53,12 11

Tel eerst de getallen bij elkaar op. Deel daarna de uitkomst door het aantal getallen.

2,70 18,22 53,12 + 74,04

- 13,593 - 17 40 5,65 2,3 - 15,821 - 12,24 56,41 - 26 - 14,121 13,01 - 33,125 - 15,8

24,7 - 8,208 - 731 4 - 6,245 - 124,5 28,76 - 35,1 - 2,233 125 - 46,756 - 3,51

3 / 7 4 , 0 4 \ 24,68 6 14 12 2 0 1 8 24 24 0

9 - 12,5 - 23,75 - 36,124 345 - 24,36 - 5,668 - 15,7 13,207 - 167 - 0,3 - 3,45 0,9 - 87,564 - 64 - 313,4

Verhaaltjessommen

41

De kinderen delen met zijn achten 4 broodjes. Hoeveel krijgt ieder?

in totaal 100 punten te verdelen onder de 42 Ervierzijnteams. Team A krijgt 11,8 punten, team B 23,3 en team C 37,8. Hoeveel punten zijn er maximaal te verdienen voor team D?

42 Op het feest zijn 40 mensen. Er is voor iedereen

0,75 liter drinken ingekocht. Hoeveel liter is er totaal ingekocht?

jongen heeft 4 proefwerken gemaakt. Hij had een 44 De 8,5, een 7,6, een 5,4 en een 6,9. Welk cijfer heeft hij gemiddeld gehaald?

103


Geld De euro hoeveel geld totaal

1

= 3 euro

=

=

=

=

2

= = =

=

=

=

=

=

=

=

=

=

=

124

=

=

=

=


Geld Betalen gepast betalen, met zo weinig mogelijk munten

3

€ 0,75 – 1 munt van 50 eurocent, 1 van 20 eurocent en 1 van 5 eurocent € 2,70 € 9,50 € 0,65 € 2,25 € 5,20 € 7,50 € 0,89 € 4,00 € 8,90 € 3,47 € 6,50 € 0,90 € 0,55 € 6,25 € 4,25 € 3,50

€ 10,00 € 1,65 € 3,33 € 2,55

betaal gepast met zo weinig mogelijk munten en biljetten

4

€ 14,50 – 1 biljet van 10 euro, 2 munten van 2 euro en 1 van 50 eurocent € 78,50 € 12,45 € 18,00 € 7,90 € 92,00 € 29,70 € 24,00 € 9,25 € 53,40 € 65,50 € 47,00 € 6,80 € 36,20 € 32,75 € 63,50 € 8,35

€ 55,55 € 81,30 € 48,60 € 22,95

wisselgeld met zo weinig mogelijk munten of biljetten

5

Wat krijg je terug? Het boek kost € 4,50. Je betaalt € 10,Het cadeau kost € 27,95. Je betaalt € 50,Twee ijsjes kosten elk € 1,10. Je betaalt € 5,Het boeket kost € 11,75. Je betaalt € 20,De pen kost € 9,90. Je betaalt € 20,De camera kost € 74,90. Je betaalt € 100,-

×

×

125


Optellen uit het hoofd € 3,75 + € 4,50 =

6

€ 4,00 + € 2,25 = € 1,75 + € 1,25 = € 3,50 + € 3,50 = € 4,90 + € 5,10 =

Tel eerst de hele euro’s. € 3,00 + € 4,00 = € 7,00 Tel dan de eurocenten. € 0,75 + € 0,50 = € 1,25 Tel daarna beide tussenuitkomsten op. € 7,00 + € 1,25 = € 8,25

€ 3,80 + € 1,90 = € 9,75 + € 1,35 = € 6,50 + € 7,80 = € 7,95 + € 8,15 =

€ 11,50 + € 4,25 = € 24,95 + € 3,95 = € 36,50 + € 9,90 = € 67,25 + € 7,50 =

€ 113,65 + € 18,35 = € 503,51 + € 50,95 = € 368,14 + € 229,00 = € 875,00 + € 79,90 =

schatten

7

€ 0,79 + € 1,98 + € 3,99 ≈ € 0,80 + € 2,00 + € 4,00 ≈ € 6,80 € 13,95 + € 4,85 + € 2,95 ≈ € 0,99 + € 1,79 + € 2,98 ≈ € 19,75 + € 9,75 + € 7,95 ≈ € 2,49 + € 1,69 + € 3,99 ≈ € 49,50 + € 24,95 + € 12,75 ≈ € 5,98 + € 2,39 + € 4,89 ≈ € 79,75 + € 40,25 + € 22,95 ≈ € 1,29 + € 7,29 + € 3,19 ≈

€ 123,95 + € 74,89 + € 17,75 ≈ € 197,75 + € 10,15 + € 58,95 ≈ € 549,00 + € 73,50 + € 28,98 ≈ € 749,75 + € 113,25 + € 321,25 ≈

entree uitrekenen Entreeprijzen Dierenwereld 8 Per persoon € 18,50 Kinderen t/m 4 jaar

gratis

9 Kinderen 5 – 9 jaar € 12,50 Kinderen 10 – 12 jaar 65+ Groepen vanaf 10 pers. p.p.

€ 16,50 € 16,50 € 17,50

10 126

De familie Hartman bestaat uit vader, moeder, een zoon van 3 en een van 5. Hoeveel kost een dagje dierentuin? Opa en oma zijn 67 jaar. Ze gaan met hun kleinkinderen van 7, 11 en 13. Hoeveel kost een dagje dierentuin? Hoeveel kost een dagje dierentuin in totaal voor een groep van 11 65-plussers?


Geld huurprijs uitrekenen

11

Fietsenverhuur (per dag) Zonder versnelling Met versnelling Kinderfiets tot 5 jaar Kinderfiets tot 12 jaar Tandem Kinderzitje

€ 6,00 € 7,50 € 4,50 € 5,50 € 9,50 € 3,50

Jan neemt een fiets met versnelling en Kees ook. Linda en Rosa gaan op een tandem. Hoeveel kost het?

12

Moeder huurt een fiets zonder versnelling met kinderzitje, vader gaat met hun zoon op de tandem. Hoeveel kost het?

13

Van een groep van 30 personen gaan 10 tweetallen op de tandem. De overigen nemen een fiets zonder versnelling. Wat kost het totaal?

de rekening maken

14

PRIJSLIJST

Koffie Cappuccino Thee Frisdrank Verse jus Chocolademelk Bier

tafel 16 koffie 1 thee 1 capp. 3 bier 1 jus 2

€2 € 2,25 € 1,75 €2 € 2,50 € 2,25 € 1,75

tafel 9 thee l fris l l jus l l l bier l l choc. l

tafel 12 choc fris capp koffie thee

ll ll ll l

l

onder elkaar € 3,74 + € 4,18 =

1

€ 3,74 € 4,18 + € 7,92

15

€ 5,98 + € 2,25 = € 4,76 + € 3,25 = € 9,55 + € 7,98 = € 3,94 + € 5,19 =

Schrijf de getallen en de komma’s goed onder elkaar. Tel van rechts naar links. 4 + 8 = 12; de 2 schrijf je op; de 1 (onthouden) schrijf je boven de volgende kolom en tel je mee met de eerste cijfers na de komma. Tel dan de eerste cijfers achter de komma. Tel de hele euro’s verder van rechts naar links.

€ 17,80 + € 1,95 = € 29,76 + € 1,85 = € 66,50 + € 7,88 = € 37,95 + € 8,45 =

€ 11,73 + € 14,25 = € 24,95 + € 33,90 = € 38,66 + € 29,85 = € 67,25 + € 77,97 =

€ 123,45 + € 28,79 = € 753,52 + € 63,95 = € 268,19 + € 359,00 = € 975,15 + € 87,90 = 127


Aftrekken uit het hoofd € 6,00 + € 3,75 =

16

€ 4,50 – € 3,25 = € 7,75 – € 0,30 = € 9,95 – € 1,95 = € 8,90 – € 6,75 =

Trek eerst de hele euro’s af: € 6,00 – € 3,00 = € 3,00 Leen € 1,00 van de € 3,00 om nog € 0,75 te kunnen aftrekken. De € 3,00 wordt € 2,00. Trek daarna de € 0,75 af: € 1,00 – € 0,75 = € 0,25 Tel deze € 0,25 op bij de € 2,00: € 2,00 + € 0,25 = € 2,25

€ 7,00 – € 2,50 = € 10,00 – € 1,75 = € 6,50 – € 3,90 = € 7,10 – € 5,15 =

€ 17,50 – € 5,65 = € 34,95 – € 8,90 = € 67,00 – € 19,50 = € 82,25 – € 25,00 =

€ 115,75 – € 17,50 = € 595,50 – € 150,00 = € 615,15 – € 323,30 = € 975,00 – € 79,90 =

uitrekenen hoeveel over blijft

Daan krijgt € 45,- op zijn verjaardag. 17 18 Hij koopt een spel van € 30,- en een boek van € 6,50. Hoeveel houdt hij over?

Eva heeft € 60,-. Ze koopt laarzen van € 47,50 en sokken van € 2,95. Hoeveel houdt ze over?

Wim en Ellen hebben samen € 3,50. Frank koopt een pen van € 1,50 en een 19 20 pak schriften van € 3,40. Hij had € 10,-. Hoeveel houdt hij over?

Ze kopen elk een ijsje van € 1,25. Hoeveel houden ze over?

Je hebt € 7,00. Je koopt een pen van € 0,99 Je koopt een t-shirt van € 19,95 en 21 22 shorts voor € 14,95. Je had € 40,-. Hoeveel heb je nu?

en een strip van € 4,99. Je wilt nog een zakje drop van € 1,29. Heb je genoeg?

Oma gaat naar de visboer. Ze koopt een Je vader heeft nog € 20,00 bij zich. 23 24 Hij wil 2 pakken koffie van elk € 7,98 en cake van € 2,75. Hoeveel houdt hij over?

128

bakje vis van € 3,25, een haring van € 2,25 en een zure bom van € 1,50. Ze betaalt 10 euro. Hoeveel krijgt ze terug?


Geld onder elkaar € 8,75 – € 2,18 =

6

€ 8,75 € 2,18 – € 6,57

25 € 9,50 – € 3,85 =

Schrijf de getallen en de komma’s goed onder elkaar. Tel van rechts naar links. Om de 8 van 5 te kunnen aftrekken, leen je 1 van de 7, de 7 wordt een 6. De 5 wordt 15. 15 – 8 = 7, de 7 schrijf je op.

€ 17,10 – € 3,45 = € 20,50 – € 9,75 = € 36,89 – € 9,95 = € 57,35 – € 8,15 =

€ 5,69 – € 0,89 = € 8,79 – € 2,95 = € 7,40 – € 5,75 =

€ 67,35 – € 15,65 = € 44,55 – € 17,92 = € 77,87 – € 39,50 = € 92,65 – € 35,00 =

€ 325,75 – € 57,50 = € 795,95 – € 79,95 = € 475,50 – € 398,80 = € 869,79 – € 185,90 =

Vermenigvuldigen uit het hoofd Vermenigvuldig eerst de hele euro’s. 3 × € 2,00 = € 6,00 Vermenigvuldig dan de eurocenten. 3 × € 0,75 = € 2,25 Tel dan beide bedragen op. € 6,00 + € 2,25 = € 8,25

3 × € 2,75 =

of Rond het bedrag naar boven af. 3 × € 3,00 = € 9,00 Trek het teveel getelde bedrag af. 3 × € 0,25 = € 0,75 € 9,00 – € 0,75 = € 8,25

26 3 × € 0,80 = 5 × € 0,95 = 6 × € 0,60 = 9 × € 2,80 =

3 × € 4,50 = 7 × € 2,10 = 5 × € 3,20 = 8 × € 1,50 =

4 × € 10,50 = 6 × € 13,10 = 4 × € 15,50 = 5 × € 17,00 =

12 × € 3,70 = 20 × € 25,50 = 40 × € 1,05 = 15 × € 17,20 =

129


aantal × prijs uitrekenen

Een treinkaartje kost € 4,25. Op schoolreis koopt juf voor elk van 27 28 Hoeveel kost het als je met 6 personen gaat? de 19 kinderen een ijsje van € 1,50. Hoeveel moet ze betalen? 500 gram kaas kost € 6,25. De bus heeft 50 zitplaatsen. 29 30 Wat kost 1.500 gram? Een rit kost € 2,25. Wat levert een volle bus op? De gordijnstof kost € 5,30 per meter. 1 dvd kost € 6,50, 3 voor € 17,50. 31 32 Wat kost 15 meter? Hoeveel kosten 10 dvd’s?

onder elkaar 5,32 × € 2,25 =

1 1

5,32 2,25 × 26 60 1 06 40 10 64 00 11,97 00 € 11,97

33 2,55 × € 3,80 = 5,25 × € 1,20 = 8,10 × € 2,10 = 6,44 × € 3,70 =

130

3,15 × € 2,85 = 4,35 × € 1,50 = 6,20 × € 3,15 = 5,42 × € 2,75 =

Vermenigvuldig van rechts naar links. Plaats de komma. In het eerste getal staat de komma 2 plaatsen van achteren, in het tweede getal staat de komma 2 plaatsen van achteren. In het antwoord komt de komma 2 + 2 = 4 plaatsen van achteren. Rond af op 2 decimalen.

9,25 × € 1,83 = 3,30 × € 2,50 = 4,18 × € 5,25 = 6,60 × € 1,79 =

13,10 × € 1,25 = 40,50 × € 3,50 = 25,40 × € 2,45 = 50,50 × € 1,60 =


Geld Delen uit het hoofd Splits eerst in hele euro’s en eurocenten. € 4,00 en € 0,50 Deel daarna beide door 2. € 4,00 : 2 = € 2,00 en € 0,50 : 2 = 0,25 Tel dan beide bedragen op. € 2,00 + € 0,25 = € 2,25

€ 4,50 : 2 =

of Vereenvoudig door de komma eruit te halen: € 450 : 2 = € 225 Zet daarna de komma er weer in: € 2,25

34 € 3,00 : 2 = € 6,30 : 3 = € 8,60 : 4 = € 6,00 : 5 =

€ 4,50 : 3 = € 6,75 : 3 = € 8,10 : 3 = € 13,60 : 2 =

€ 45,00 : 3 = € 90,00 : 5 = € 65,00 : 4 = € 80,00 : 6 =

€ 225,- : 3 = € 1.000,- : 5 = € 120,80 : 4 = € 696,- : 6 =

delen door prijs of aantal

35 Een pakje kaarten kost € 1,50.

36 Je koopt 3 kilo appels.

37

38 500 gram koekjes kost € 6,25.

Je hebt € 7,00. Hoeveel pakjes kunt je kopen?

Je koopt een lap stof van 3 meter. Je moet € 15,- betalen. Wat is de prijs per meter?

39 Je broer verdient met 8 uur vakken vullen € 22,-. Hoeveel verdient hij per uur?

Je moet € 4,20 betalen. Hoeveel kost 1 kilo appels? Je hebt € 2,50. Hoeveel gram koekjes kun je kopen?

40 Je krijgt € 2,50 zakgeld per week.

Je spaart voor een spel van € 75,-. Hoe lang moet je sparen?

131


met staartdeling 6 / € 1 9 , 2 6 \ 3,21 18 1 2 1 2 06 6 6

41

€ 19,92 : 3 = € 98,00 : 7 = € 13,32 : 9 = € 12,55 : 5 =

Als je bij de komma komt, zet je die eerst in het antwoord. Deel daarna verder.

€ 14,40 : 15 = € 66,40 : 4 = € 99,96 : 6 = € 72,33 : 3 =

€ 108,80 : 8 = € 133,20 : 12 = € 295,05 : 5 = € 764,24 : 4 =

€ 362,46 : 6 = € 1.345,68 : 12 = € 1.769,28 : 8 = € 2.037,75 : 11 =

Korting 3 halen, 2 betalen

42 Normaal € 3,00 per stuk; nu 2 (betalen) × € 3,00 = € 6,00 Normaal € 1,50 per stuk en nu? Normaal € 4,50 per stuk en nu? Normaal € 9,00 per stuk en nu? Normaal € 7,95 per stuk en nu?

€ 6,00 : 3 (halen) = € 2,00

Normaal € 10,50 per stuk en nu? Normaal € 13,95 per stuk en nu? Normaal € 25,00 per stuk en nu? Normaal € 39,90 per stuk en nu?

korting in procenten

43 Normaal € 4,50, nu met 10% korting: 10% × € 4,50 = € 0,45 Normaal € 5,00, nu met 25% korting = Normaal € 2,50, nu met 10% korting Normaal € 10,00, nu met 15% korting Normaal € 15,50, nu met 10% korting Normaal € 19,90, nu met 30% korting 132

€ 4,50 – € 0,45 = € 4,05

Normaal € 49,95, nu met 50% korting Normaal € 89,00, nu met 30% korting Normaal € 119,95, nu met 25% korting Normaal € 450,00, nu met 75% korting Normaal € 1.850,00, nu met 30% korting


Geld Prijzen vergelijken voordeel uitrekenen

pak hagelslag van 400 gram kost € 0,99. 44 Een Een pak hagelslag van 500 gram kost € 1,19.

pot jam van 500 gram kost € 3,20. Een pot 45 Een jam van 250 gram kost 1,75. Wat is voordeliger: 1 pot van 500 gram of 2 potten van 250 gram?

Welk pak is voordeliger? enkele rit kost € 1,25. Een 5-rittenkaart 46 Een kost € 4,50. Je wilt graag 4 keer mee. Wat is

flesje frisdrank van 0,5 liter kost € 1,99. 47 Een Een blikje van 0,3 liter kost € 1,25.

voordeliger: 4 enkele kaartjes of een 5-rittenkaart?

Wat is voordeliger?

ene zakje zitten 50 knikkers voor € 2,75. 49 De citroentaartjes kosten € 4,15 per 4. 48 InIn het De mangotaartjes € 5,75 per 5. het andere 40 voor € 2,00. Welke taartjes zijn voordeliger?

Wat is voordeliger?

Rente van percentage naar bedrag 45% van € 200,- =

Eerst 1% van € 200,- = € 2,00. 4,5% van 200 is 4,5 × € 2,00 = € 9,00

of 0,045 × €200,- = €9,00

50 Je hebt € 70,- op je spaarrekening, de rente

51

52 De buurvrouw heeft voor € 40,- een jurk

53 Op 1 januari staat er € 100,- op je spaarrekening.

is 2,5%. Hoeveel rente krijg je na een jaar?

gekocht bij een postorderbedrijf. De rente bedraagt 1,5% per maand. Ze betaalt na 3 maanden. Hoeveel rente moet ze betalen?

Je hebt sinds 1 juli € 50,- op je spaarrekening, de rente is 4%. Hoeveel rente krijg je op 1 januari?

Op 1 juli stort je € 50,- bij. De rente is 5%. Hoeveel rente krijg je op 1 januari?

Je nichtje staat € 20,- rood op haar bankrekening. moeder koopt voor € 20.000 een motor. 54 Je 55 De rente bedraagt 1,5% per maand. Hoeveel Ze betaalt in termijnen. De rente bedraagt 3% over het totaalbedrag. Hoeveel rente moet ze betalen?

rente moet ze deze maand betalen? 133


van bedrag naar percentage Je hebt € 400,- op je rekening. Je krijgt € 10,- rente per jaar. Hoeveel procent is dat?

1% van € 400,- = 4,00. 10 : 4 = 2,5. Je krijgt 2,5% rente.

Je vader leent € 3.500,- van zijn broer. Je hebt € 150,- op je rekening. 56 57 Je krijgt € 5,25 rente per jaar. Hoeveel procent is dat?

Je vader moet na een jaar € 3.640,- terugbetalen. Hoeveel procent rente betaalt hij?

De nieuwe auto kost € 15.000 of 10 termijnen Op 1 januari heb je € 125,- op je rekening. 58 59 van € 1.620. Hoeveel rente betaal je?

Maarten heeft een tv op afbetaling gekocht. 60 61 Hij betaalt in 24 termijnen van € 45,-. Daarvan is € 5,00 rente. Hoeveel procent is de rente?

Op 1 juli is je opgebouwde rente € 3,75. Hoeveel procent bedraagt de jaarlijkse rente? Petra heeft € 1.200,-. Daarvan staat € 400,- bij bank A, ze krijgt daarover € 18,- rente. De rest staat bij bank B, daarvoor krijgt ze € 34,-. Welke bank geeft het hoogste rentepercentage?

Winst en verlies De meubelmaker verkoopt 3 stoelen voor e 250,- per stuk, Per stoel was hij e 7,50 kwijt aan hout en e 1,50 voor de stof. De huur voor de werkplaats is 350,-. Hoeveel bedraagt zijn winst of verlies?

verkoop inkoop kosten winst

3 × € 250,00 = 3×€9 =

€ 750 € 27 – € 723 € 350 € 375

De bakker verkoopt wekelijks 400 taarten Sasha verkoopt 6 poppen op de 62 63 rommelmarkt. Ze heeft de poppen gekocht voor € 9,75 per stuk. Ze verkoopt ze voor € 5,00 per stuk. Ze moest € 2,50 voor haar plekje op de rommelmarkt betalen. Hoeveel bedraagt haar winst of verlies?

134

van € 7,50 en 200 van € 8,50. Zijn kosten zijn € 2,00 per taart. Zijn loonkosten zijn € 1.000 per week, de huur is € 500 per week. Wat is zijn winst of verlies?


Geld jaar ontvangt het museum 8.000 bezoekers. 65 De tassenzaak verkoopt de laatste modellen 64 Elk voor € 14,95. De inkoopprijs was € 13,50. De entree bedraagt € 7,00. Verder krijgt het museum € 45.000 aan giften. De jaarlijkse kosten bedragen € 131.000. Wat is de winst of het verlies?

De advertentie in de krant kost € 650,-. Er worden 100 tassen verkocht. Hoeveel bedraagt de winst of verlies?

Wisselkoersen aankoopkoers (afronden op 2 decimalen) De aankoopkoers van de Engelse pond is € 1,05. Je koopt voor € 100 ponden. Hoeveel ponden krijg je?

€ 100 : € 1,05 = 95,23

66 De aankoopkoers van de Amerikaanse dollar is € 0,70. Hoeveel dollars krijg je voor € 100,- ?

De aankoopkoers van 100 Japanse yen is € 0,75. Hoeveel yen krijg je voor € 100,-? De aankoopkoers van de Canadese dollar is € 0,52. Hoeveel dollars krijg je voor € 200,- ? De aankoopkoers van de Noorse kroon is € 0,11. Hoeveel kronen krijg je voor € 150,- ? De aankoopkoers van de Zwitserse frank is € 0,60. Hoeveel franken krijg je voor € 50,- ? De aankoopkoers van de Marokkaanse dirham is € 0,10. Hoeveel dirham krijg je voor € 500,- ?

verkoopkoers (afronden op 2 decimalen) De verkoopkoers van de Engelse pond is € 0,98. Je verkoopt 95 ponden. Hoeveel euro krijg je?

95 × € 0,98 = € 93,10

67 De verkoopkoers van 1 Australische dollar is € 0,51. Hoeveel euro krijg je voor 100 dollars?

De verkoopkoers van 1 Zweedse kroon is € 0,09. Hoeveel euro krijg je voor 200 kronen? De verkoopkoers van 1 Turkse lira is € 0,45. Hoeveel euro krijg je voor 300 lira? De verkoopkoers van 1 Zuid-Afrikaanse rand is € 0,08. Hoeveel euro krijg je voor 200 rand? De verkoopkoers van 100 Russische roebel is € 0,03. Hoeveel euro krijg je voor 1.000 roebel? De verkoopkoers van 1 Deense kroon is € 0,11. Hoeveel euro krijg je voor 500 kronen? 135


Meetkunde Perspectief welk aanzicht hoort erbij?

1

A

B

C

D

E

F

Kies uit: vooraanzicht, achteraanzicht, linkerzijaanzicht, rechterzijaanzicht, bovenaanzicht, onderaanzicht

2 A

B

C

Kies uit: vooraanzicht, bovenaanzicht, zijaanzicht

3 4 A

C

B

D

Kies uit: vooraanzicht, linkerzijaanzicht, rechterzijaanzicht, achteraanzicht

162

A

B

C

Kies uit: vooraanzicht, linkerzijaanzicht, rechterzijaanzicht, achteraanzicht


Meetkunde tellen wat je niet ziet

5

Hoeveel blokjes heeft het bouwsel minimaal? hoeveel blokjes passen er in de doos?

6

2 rijen van 3 blokjes

A

C E

D

B

kijklijn Als je naar een voorwerp kijkt, kun je niet alles zien als er iets tussenin staat. Om te bepalen wat je wel en niet kunt zien, trek je kijklijnen van je ogen langs het ding dat ertussenin staat. Je kunt niet om een hoekje kijken. Alles wat binnen de rechte lijnen valt, kun je niet zien.

3 2 1 4 1

3

2

6 8

7

5 7

5 8

6 7

a Welke bomen kan de persoon van de tekeningen hierboven zien, omdat ze dichter bij staan dan het flatgebouw? b Welk bomen staan verder weg dan het flatgebouw, maar kan hij toch zien? c Welke bomen staan achter het flatgebouw, waardoor hij ze niet kan zien? d Welke bomen staan naast het flatgebouw, maar kan hij toch niet zien? 163


8 Er is een kano足-wedstrijd op het meer.

E

De roeiers moeten om alle boeien heen varen. Trek kijklijnen van toeschouwer 1, 2 en 3 naar de boeien. Welke boeien kunnen zij zien?

D

C F B G

1

9 fietser

bus

gebouw

A

2

3

a Trek kijklijnen om duidelijk te maken dat bus en fietser elkaar door het gebouw op de hoek niet kunnen zien. b Tot hoever moet de bus doorrijden voordat de fietser hem zal zien? (De fietser verandert niet van positie.) c Tot hoever moet de fietser doorrijden voordat hij de bus zal zien? (De bus verandert niet van positie.)

kijkhoek De kijkhoek is het gebied dat valt tussen de 2 uiterste kijklijnen.

Twee personen, 10 11 A A en B, kijken door een raam naar buiten. Teken de B kijkhoek van elke persoon om te zien wie van beide de auto helemaal kan zien.

164

kijkhoek

a Teken de kijkhoek vanuit persoon B. Welke ganzen kan hij zien? b Hoeveel ganzen kunnen A en B allebei zien?

1 2 5 6

7 8

3

4 9

10

B A


Meetkunde Schaduwen verhouding tussen lengte en schaduwlengte

12

Het meisje is in werkelijkheid 2 keer zo lang als haar schaduw. De boom is dus ook 2 keer zo lang als zijn schaduw: 1,25 m × 2 = 2,5 m

Je bent 1,50 meter en je schaduw is 0,5 meter. De schaduw van het huis is 3 meter. Hoe hoog is het huis? 2,5 meter

150 cm

1,25 meter 75 cm

De schaduw van de man naast je is 95 cm. Die van jou is 70 cm. Jij bent 1,40 m. Hoe lang is de man? De schaduw van de brievenbus is 85 cm, net als die van jou. Jij bent 1,70 m. Hoe hoog is de brievenbus? Je schaduw is 75 cm. Het hek van 3 m hoog heeft een schaduw van 1,50 m. Hoe lang ben jij?

met een verhoudingstabel

13

De vrouw is 1,72 m lang. De schaduwen zijn 1,5 × groter dan de werkelijkheid. De schaduw van de lantaarnpaal is 1,75 × langer dan die van de vrouw. Hoe hoog is de lantaarnpaal?

14

De schaduw van het wiel is 116 cm breed. Bij het zadel is de schaduw van de fiets 30 cm breder. De zadelhoogte van de fiets is 73 cm. Wat is de wielhoogte?

30 cm

116 cm

165


Spiegelen en symmetrie symmetrisch of asymmetrisch

15

A

B

C

D

E

F

16

A

B

C

D

E

spiegelen

17

Wat krijg je als het heel is?

A

166

B

C

D

E

F

G


Meetkunde Draaien kwart draai naar rechts (+ 90°)

18

Teken het vierkant na een kwart draai naar rechts.

A

B

C

A

B

C

kwart draai naar links (– 90°)

19

Teken het vierkant na een kwart draai naar links.

halve draai (180°)

20 Teken de figuur na een halve draai.

A

B

C

D

E

167


Plattegronden en kaarten van blokkenbouwsel naar plattegrond

21

Maak van de blokkenbouwsels een plattegrond met hoogtecijfers. 3

1

2

2

0

0

1

1

2

A

B

C

22 Welke plattegrond hoort bij welk bouwsel?

B

A

C

D

4 3 3 4 3 2 2 3 2 1 1 2

6 6 4 4 4 4 3 3 2 2 2 2

4 4 4 4 3 3 3 3 2 1 1 2

5 4 3 2 4 3 2 1 3 2 1 0

1

2

3

4

route uitstippelen en beschrijven

23

douches A

caravans 11 12 13 14 15 16

douches caravans 17 18 19 20 B

jeu de boules

caravans 10

campers

tententerrein

9

A

B

8

C

D

7 6

Teken de snelste route en beschrijf die.

wc

1 2 3 4 5 6

caravans 21 22 23 24 25 26 27 28 speeltuin

wc

5 4 3

voetbalveld

zwembad

2 1 wc

wc

weg

168

voetpad

A

ingang

A Je gaat met de camper van de ingang naar plaats 2. Aan het eind van de weg naar links; de vijfde plaats aan de linkerkant. B Je staat met je tent in vak A en loopt naar de speeltuin. C Je gaat vanaf camperplaats 1 op de fiets naar het voetbalveld. D Je gaat vanaf caravanplaats 6 naar de wc. E Je gaat vanaf caravanplaats 16 naar de douche.


Meetkunde Schaal schaal – werkelijke grootte

24

Hoeveel meter in werkelijkheid? A B C D E

1 : 200

Hoe breed is het huisje? Op de plattegrond 3 cm; 1 cm is in werkelijkheid 200, dus 3 cm × 200 = 600 cm = 6 m. Hoe lang is het bad? Hoe breed is de deur (bovenin in het midden) Hoe breed is de slaapkamer met het tweepersoonsbed? Hoe lang is het huisje maximaal?

schaal – werkelijke afstand schaal 1 : 500.000

25 schaal

1 : 100.000 1 : 25.000 1 : 250.000 1 : 700.000

afstand op de kaart 7 cm

afstand op de kaart 7 cm 3 cm 10 cm 3 cm

1 cm is 500.000 cm reken om in kilometers; streep 5 nullen weg 1 cm is 5 km: 7 cm op de kaart is 7 × 5 km= 35 km

schaal 1 : 1.000.000 1 : 25.000.000 1 : 50.000.000 1 : 60.000.000

afstand op de kaart 2 cm 5 cm 15 cm 10 cm

op welke schaal getekend?

26

A 2 cm hoog, werkelijk 12 m hoog

12 m = 1.200 cm 1 cm is 1.200 : 2 = 600 cm schaal is 1 : 600

B De toren is 3 cm hoog. In werkelijkheid 324 m hoog. C De thermometer is 3,5 cm. In werkelijkheid 14 cm.

D De auto is 4 cm lang. In werkelijkheid 4,8 m lang. 169


Coördinaten coördinaten benoemen

27

B

A 1

C

D

E

A B C D E F G

ROTTUMEROOG SCHIERMONNIKOOG

2

A

D

D

N

E

E

Z

Warffum Uithuizen

E E E

W

M

Zoutkamp Winsum Appingedam

S DO L L

l

A

aa Delfzijl kan al Bedum ms 3 n StarkenborghkanaGroningenEe NieuweVa Zuidhorn Slochteren schans Hoogkerk Hoogezand-Sappemeer R D

Leek

4

Haren

Veendam

Stadskanaal

Assen

5

Winschoten Oude Pekela Nieuwe Pekela

Groningen ligt in kaartvak B3. Zoutkamp ligt in kaartvak … Assen ligt in kaartvak … Appingedam ligt in kaartvak … Stadskanaal ligt in kaartvak … Nieuweschans ligt in kaartvak … Veendam ligt in kaartvak …

Ter Apel

Schaal 1 : 1.800.000.000 1 cm = 18 km

A

28

B

C

D

E

F

G

H

wc

1

zwemplas

2

3

zonneweide strand

ijs

speel

4

5

I

dierenweide wc

manege

6

170

ingang

A De manege ligt in kaartvak A-B6. B De ijsverkoop is in kaartvak … C De ingang is in kaartvak … D De dierenweide ligt in kaartvak … E De toiletten zijn in kaartvak … en kaartvak … F Het strandje ligt in kaartvak … G De zwemplas ligt in kaartvak … H De zonneweide ligt in kaartvak .. I De EHBO is in kaartvak …


Meetkunde Evenredig vergroten en verkleinen lengte lengte 1 lengte 2

lengte 1 lengte 2

A

B

2 cm

A

C

6 cm 8 cm

A 4 cm

A

B

C

nieuwe afmeting (lengte 2) ______________ = vergrotingsfactor (k) originele afmeting (lengte 1)

6 cm ____ =3 2 cm

nieuwe afmeting (lengte 2) ______________ = vergrotingsfactor (k) originele afmeting (lengte 1)

4 cm 1 ____ = _ 8 cm 2

29 Wat is de vergrotingsfactor ten opzichte van lijn A? a A B C D E

b A B C D E

2 cm 4 cm 8 cm 6 cm 5 cm

12 cm 6 cm 2 cm 4 cm 8 cm

oppervlakte A

B

F

E

2 cm

C

×2

D G

×2

H

EFGH = 4 × ABCD (2 × 2 = 2²) De vergrotingsfactor van de lengte en breedte is 2. De vergroting van de oppervlakte is 2² = 4.

30 Wat is de vergroting van de oppervlakte? A

B

E

F

A

3 cm

C

E

De oppervlakte van ABCD = 4 cm². De oppervlakte van EFGH = 4 cm² × 4 = 16 cm²

F

B

A

2 cm

D

C G

H

E

F

G

H

B 3 cm

D

C G

H

D

171


31

a Wat is de vergrotingsfactor?

b In het oude huis is de keuken 5 m2. Het aanrecht is 2,5 m. In het nieuwe huis is de keuken 2 × zo groot en wordt het aanrecht 1,5 × zo breed. Hoe groot wordt de keuken en hoe breed wordt het aanrecht?

3 × 4 cm

30 cm2

c Het raam was 1 m 20 bij 1 m 80. Het raamoppervlak in het nieuwe huis is 2 × zo groot. Er komen 2 ramen van elk 1,08 cm breed. Hoe hoog zijn ze?

32 Wat is de verkleining van de oppervlakte? B

A

E

F

B

A

G

F

A

1 cm

2 cm 4 cm

E

3 cm

G

E

F

G

H

1 cm

2 cm

H C

H

B

D

D

C D

C inhoud

Balk B = 8 × Balk A (2 × 2 × 2 = 2³) De vergrotingsfactor van de lengte en breedte en hoogte is 2. De vergroting van de inhoud is dan 2³ = 8.

2 cm

A

De inhoud van A = 8 cm³. De inhoud van B = 8 cm³ × 8 = 64 cm³.

B

33 Wat is de vergroting van de inhoud?

2 cm

1 cm

A 172

B

A

3 cm

B

A

B


Meetkunde

34 a

Van een kubus van 9 cm3 worden de ribben met 1,5 cm verlengd. Wat wordt de inhoud en wat is de vergrotingsfactor?

c Er komen 2 extra verdiepingen op een pand van 12 × 15 m en 9 m hoog. Het pand wordt daar 1 32 keer zo groot van. Hoeveel meter hoger wordt het pand?

b Hoeveel keer groter is een loods van 10 × 25 × 4 m dan een garagebox van 6 × 3 × 2,8 m? Rond af op een geheel getal.

35 Wat is de verkleining van de inhoud? 2 cm

A

4 cm

B

A

6 cm

B

A

B

Onevenredig vergroten en verkleinen oppervlakte A

B

F

E

2 cm

C

36

D

×1

G

×2

H

EFGH = 2 × ABCD (2 × 1 = 2) De vermenigvuldigingsfactor van de lengte is 2. De breedte blijft gelijk. De vergroting van de oppervlakte is 2 × 1 = 2.

De oppervlakte van ABCD = 4 cm². De oppervlakte van EFGH = 4 cm² × 2 = 8 cm².

E

F

G

H

Wat is de vergroting van de oppervlakte? A

B

E

F

A

3 cm

C

D

B

E

F

A

2 cm

G

H

C

D

B 3 cm

G

H

C

D

173


inhoud Balk B = 2 × Balk A (2 × 1 × 1 = 2) De vermenigvuldigingsfactor van de lengte is 2. De breedte en hoogte blijven gelijk, dat is 1. De vergroting van de inhoud is 2 × 1 × 1 = 2.

2 cm

A

B

De inhoud van A = 8 cm³. De inhoud van B = 8 cm³ × 2 = 16 cm³

37 Wat is de vergroting van de inhoud? 3 cm

2 cm

A

B

A

3 cm

B

A

B

Lijnen lijnen tekenen A a Neem de punten over in je a Neem de punten 38 39 B

Teken na in je schrift en trek de lijnen 40 41 die loodrecht op lijn g staan door de punten P, Q en R. g a b c g P

R

174

Q

Q

B

Q

Teken na in je schrift en trek de lijnen die parallel zijn aan lijn g door de punten P, Q en R. R R P a b c g

g P

C

schrift en teken de lijnstukken AB, BD en CD. A D b In totaal zijn er 6 lijnstukken met punt A, B, C of D als eindpunt. Teken de ontbrekende lijnstukken en schrijf ze op. c Neem de punten nog een keer over en teken de lijnstukken AC, DA, CB en BD.

over in je schrift. Trek rechten door D C steeds 2 punten. Hoeveel rechten kun je tekenen? b Teken 4 punten zo, dat je minder verbindingslijnen krijgt dan bij a.

g

R P

R

P Q

P

Q

g

Q

R


Meetkunde Hoeken hoeken meten en berekenen 90

180

270

42

90°

60°

rechte hoek

scherpe hoek

30 20 10 0 360

a In een gelijkzijdige driehoek zijn alle 3 zijden even lang. De hoeken zijn ook alle 3 even groot. Hoe groot?

140°

stompe hoek

De 3 hoeken van een driehoek zijn samen 180°. Een rechthoekige driehoek heeft 1 rechte hoek van 90°. Een rechte lijn is 180°. Een cirkel is 360°.

c In een rechthoekige driehoek is altijd 1 hoek 90°. In de driehoek hiernaast is de bovenste hoek 50°. Hoe groot is dan de hoek rechtsonder?

b In een gelijkbenige driehoek zijn 2 zijden even lang. Geef aan welke 2 hoeken gelijk zijn.

C

A

B

43 Teken na op ruitjespapier. a Meet a en b; bereken c.

Een hoek meet je met een geodriehoek. Leg het nulpunt van de geodriehoek op het hoekpunt A. Leg de lange zijde van de geodriehoek langs een been (AB) van de hoek. Lees de hoek af bij het andere been, de lijn AC.

b Meet a; bereken b.

c Meet a en b; bereken c.

d Meet c; bereken a en b.

b c b

b

a

c

a

a

c

a

b

175


hoeken tekenen

44 45 β

β α

α A

A

A

eken het hoekpunt (A) en het eerste been van de hoek. T Leg de lange zijde van je geodriehoek langs dit been met de 0 op de plaats van het hoekpunt. Zet een streepje bij het juiste aantal graden (kijk goed of het een scherpe of een stompe hoek is). Teken het tweede been van de hoek door een lijn te trekken van het streepje naar A.

α + β = 90°

α + b = 180°

Teken hoek a en β. a a = 45° b a = 70° c a = 35° d a = 62° e a = 15°

Teken hoek a en β. a a = 90° b a = 135° c a = 110° d a = 98° e a = 155°

Ruimtelijke figuren van 2D naar 3D

46 Welke horen bij elkaar?

3D – grensvlakken, hoeken en ribben

47 grensvlak ribben hoekpunten

A

B

C

D

E

F

A

Vul het schema in. figuur A B C D E F

176

balk kubus prisma piramide cilinder kegel

grensvlakken

hoeken

ribben

6

8

12


Meetkunde uitslagen

48 Met welke uitslagen kun je deze kubus maken?

A

C

B

D

49 Welke kubus kun je maken met deze uitslag? A

B

C

D

50 Met welke uitslagen kun je deze piramide maken?

A

B

C

D

E

177


zelf tekenen

51

Teken met hulp van je geodriehoek. a Een gelijkzijdige driehoek met een basis van 3 cm. b Een gelijkbenige driehoek met benen van 2 cm. c Een rechthoekige driehoek met een zijde van 2 cm en een zijde van 3 cm.

M

M is het middelpunt van de cirkel. De straal (r ) is een lijnstuk vanuit M naar een punt op de cirkel, bijvoorbeeld MA of MB. De afstand tussen de benen van de passer is de lengte van de straal. Het lijnstuk AB is de diameter (d ).

B

r d

A

52 Teken met hulp van je passer.

a Een cirkel met een diameter van 5 cm. b Een cirkel met een straal van 2 cm. c Twee cirkels met een straal van 3 cm, waarbij de tweede cirkel de eerste cirkel snijdt in het middelpunt.

doorsnede De doorsnede van een driedimensionaal voorwerp is het platte vlak dat je krijgt als je het voorwerp doorsnijdt.

53 Bereken de oppervlakte van de doorsnede. 6 cm

4 cm

3 cm 8 cm

178

3 cm

6 cm 6 cm

5 cm


HET GROTE REKENBOEK OEFENBOEK 2e editie

Antwoorden en uitwerkingen

Dit antwoordenboekje zit achterin en is uitneembaar.


0 1 2 3 4 5 / 20 19 18 17 16 15

Š 2015 Scala leuker leren bv, Groningen, The Netherlands www.scalaleukerleren.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieen, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without prior written permission of the publisher.

ISBN 978 9491263415

2


5 Delen 1

4 3 3 1 5

7 2 2 1 9

8 6 8 10 7

9 7 6 4 8

10 7 6 4 10

2

4

8 8 6 6 7

4 3 9 5 4

81 35 32 36 9

54 16 5 49 27

9 10 8 9 4

5

1 2 3 3 1

3 33 26 17 10

7 5 8 8 7

7

5 3 6 8 9

9

7r1 5r2 8r8 5r5

11

3r1 7r5 8r2 9r1

16 : 5 = 3 r 1

8r8 4r2 3r1 3r1

12

7 5 3 4 9

9 9 5 4 5

5 3 7 1 6

1 1 2 3 4

9 4 6 10 9 30 50 90 80 10

8

2 rest 1 1 rest 3 2 rest 2 1 rest 1

10 r 8 6 r 10 3 r 10 2 r 10

4r1 2 r 30 2 r 60 6 r 10

3 x 6 = 18

20 20 20 10 10

04 9 5 8 7

3

10 2 3 5 7

500 400 700 300 100

6

5 2 7 8 6

4 rest 1 1 rest 2 1 rest 2 2 rest 1

10

13

18 is niet genoeg voor 20

30 10 8 6 6

3 rest 1 3 rest 2 3 rest 1 2 rest 4

20 30 60 70 80

2 rest 2 2 rest 3 6 rest 2 4 rest 2

10 7 8 5 10 20 10 30 10 20

7 9 5 9 10 15 48 72 90 90

5 rest 2 6 rest 4 5 rest 3 7 rest 1

50 : 25 = 2 druiven per spies 80 : 25 = 3 kersen per spies en 5 over 33 : 25 = 1 aardbei per spies en 8 over.

64 : 21 = 3 r 1

16

72 : 6 = 12

17

(80 : 4) + (4 : 4) = 20 + 1 = 21 (50 : 5) + (15 : 5) = 10 + 3 = 13 (60 : 6) + (12 : 6) = 10 + 2 = 12 (70 : 7) + (21 : 7) = 10 + 3 =13 (60 : 3) + (9 : 3) = 20 + 3 = 23

(40 : 4) + (16 : 4) = 10 + 4 = 14 (30 : 3) + (12 : 3) = 10 + 4 = 14 (50 : 5) + (30 : 5) = 10 + 6 = 16 (80 : 8) + (16 : 8) = 10 + 2 = 12 (70 : 7) + (14 : 7) = 10 + 2 = 12

(70 : 7) + (49 : 7) = 10 + 7 = 17 (120 : 6) + (36 : 6) = 20 + 6 = 26 (150 : 5) – (5 : 5) = 30 – 1 = 29 (180 : 9) – (18 : 9) = 20 – 2 = 18 (80 : 8) + (32 : 8) = 10 + 4 = 14

(210 : 7) + (7 : 7) = 30 + 1 = 31 (270 : 3) + (9 : 3) = 90 + 3 = 93 (240 : 8) + (8 : 8) = 30 + 1 = 31 (320 : 4) + (4 : 4) = 80 + 1 = 81 (810 : 9) + (9 : 9) = 90 + 1 = 91

(210 : 7) + (21 : 7) = 30 + 3 = 33 (320 : 4) – (4 : 4) = 80 – 1 = 79 (420 : 6) + (48 : 6) = 70 + 8 = 78 (140 : 7) + (21 : 7) = 20 + 3 = 23 (270 : 9) – (36 : 9) = 30 – 4 = 26

(180 : 6) + (36 : 6) = 30 + 6 = 36 (360 : 3) + (27 : 3) =120 + 9 =129 (250 : 5) + (25 : 5) = 50 + 5 = 55 (320 : 8) + (24 : 8) = 40 + 3 = 43 (450 : 9) + (9 : 9) = 50 + 1 = 51

18

1 3 2 2 2

3 2 2 4 2

100 : 4 = 25 : 5 = 5 : 5 = 1 180 : 5 = 36 : 4 = 9 : 9 = 1 64 : 8 = 8 : 2 = 4 : 4 = 1 96 : 6 = 16 : 2 = 8 : 8 = 1

14

15

10 3 3 8 6

550 : 25 = 22

Het Grote Rekenboek Oefenboek

Antwoorden

(100 : 5) + (5 : 5) = 20 + 1 = 21 (120 : 4) + (4 : 4) = 30 + 1 = 31 (90 : 9) + (18 : 9) = 10 + 2 = 12 (80 : 8) + (64 : 8) = 10 + 8 = 18 (120 : 3) + (9 : 3) = 40 + 3 = 43

(250 : 25) + (25 : 25)= 10 + 1 = 11 (750 : 75) + (75 : 75)= 10 + 1 = 11 (550 : 55) + (55 : 55)= 10 + 1 = 11 (440 : 44) + (44 : 44) = 10 + 1 =11 (800 : 80) + (80 : 80) = 10 + 1 =11

29


(1.000 : 25) + (25 : 25) = 40 + 1 = 41 (1.500 : 75) + (150 : 75) = 20 + 2 = 22 (2.200 : 55) + (55 : 55) = 40 + 1 = 41 (1.700 : 85) + (170 : 85) = 20 + 2 = 22 (990 : 99) + (990 : 99) = 10 + 10 = 20

19

280 : 10 = 28 210 : 30 = 7 180 : 10 = 18 1.500 : 50 = 30

150 : 30 = 5 45 : 9 = 5 42 : 7 = 6 48 : 8 = 6

20

77 : 21 ≈ 80 : 20 = 4 62 : 11 ≈ 60 : 10 = 6 89 : 29 ≈ 90 : 30 = 3 57 : 17 ≈ 60 : 20 = 3

(1.250 : 125) + (375 : 125) = 10 + 3 = 13 (1.750 : 175) + (175 : 175) = 10 + 1 = 11 (2.250 : 225) + (450 : 225) = 10 + 2 = 12 (3.500 : 350) + (350 : 350) = 10 + 1 = 11 (10.000 : 500) – (500 : 500) = 20 – 1 = 19

64 : 8 = 8 96 : 12 = 8 150 : 25 = 6 720 : 90 = 8

740 : 10 = 74 1.230 : 10 = 123 3.800 : 100 = 38 450 : 150 = 3

586 : 19 ≈ 600 : 20 = 30 415 : 23 ≈ 400 : 20 = 20 889 : 58 ≈ 900 : 60 = 15 643 : 34 ≈ 600 : 30 = 20

11.950 : 236 ≈ 10.000 : 200 = 50 48.780 : 515 ≈ 50.000 : 500 = 100 73.112 : 740 ≈ 70.000 : 700 = 100 62.359 : 320 ≈ 60.000 : 300 = 200

21

66 : 34 ≈ 60 : 30 = 2 54 : 26 ≈ 60 : 30 = 2 37 : 14 ≈ 30 : 10 = 3 82 : 15 ≈ 90 : 20 = 4,5

600 : 30 = 20 1.440 : 10 = 144 1.300 : 100 = 13 540 : 90 = 6

1.951 : 198 ≈ 2.000 : 200 = 10 2.890 : 286 ≈ 3.000 : 300 = 10 5.240 : 216 ≈ 5.000 : 200 = 25 7.880 : 375 ≈ 8.000 : 400 = 20

102.111 : 3.945 ≈ 100.000 : 4.000 = 25 314.230 : 3.150 ≈ 300.000 : 3.000 = 100 575.899 : 3.800 ≈ 600.000 : 4.000 = 150 795.650 : 2.015 ≈ 800.000 : 2.000 = 400

266 : 44 ≈ 200 : 40 = 5 454 : 56 ≈ 400 : 50 = 8 956 : 92 ≈ 1.000 : 100 = 10 545 : 46 ≈ 600 : 50 = 12

66.750 : 545 ≈ 60.000 : 500 = 120 22.606 : 438 ≈ 20.000 : 400 = 50 84.100 : 282 ≈ 90.000 : 300 = 300 65.300 : 325 ≈ 60.000 : 300 = 200

3.855 : 348 ≈ 4.000 : 400 = 10 6.758 : 176 ≈ 7.000 : 200 = 35 9.455 : 165 ≈ 10.000 : 200 = 50 5.555 : 543 ≈ 5.000 : 500 = 10

849.300 : 5.850 ≈ 900.000 : 6.000 = 150 655.850 : 3.140 ≈ 600.000 : 3.000 = 200 461.030 : 2.320 ≈ 400.000 : 2.000 = 200 237.900 : 1.767 ≈ 300.000 : 2.000 = 150

22

4 : –1 = –4 5 : –5 = –1 8 : –4 = –2 15 : –3 = –5 35 : –7 = –5 99 : –33 = –3

25

8 / 32 \ 4 6 / 24 \ 4 7 / 35 \ 5 9 / 63 \ 7

26

3 / 96 \ 32 9 06 0

4 / 48 \ 12 4 08 0

3 / 69 \ 23 6 09 0

4 / 88 \ 22 8 08 0

2 / 46 \ 23 4 06 0

3 / 93 \ 31 9 03 0

2 / 82 \ 41 8 02 0

4 / 84 \ 21 8 04 0

3 / 66 \ 22 6 06 0

2 / 62 \ 31 6 02 0

5 / 55 \ 11 5 05 0

3 / 39 \ 13 3 09 0

6 / 66 \ 11 6 06 0

9 / 99 \ 11 9 09 0

3 / 36 \ 12 3 06 0

8 / 88 \ 11 8 08 0

l

l

30

–6 : 2 = –3 –9 : 3 = –3 –10 : 5 = –2 –60 : 5 = –12 –75 : 3 = –25 –49 : 7 = –7

23

2 / 16 \ 8 9 / 81 \ 9 8 / 56 \ 7 6 / 42 \ 7

l

l

8 / 72 \ 9 5 / 25 \ 5 9 / 18 \ 2 6 / 36 \ 6

l

l

–4 : –2 = 2 –6 : –3 = 2 –5 : –5 = 1 –12 : –4 = 3 –56 : –8 = 7 –81 : –9 = 9

24

l

l

Antwoorden

3 / 21 \ 7 4 / 28 \ 7 5 / 40 \ 8 9 / 54 \ 6

l

l

–144 : –12 = 12 –225 : –15 = 15 –666 : –6 = 111 –6.300 : –90 = 70 –2.821 : –7 = 403 –80.000 : –20 = 4.000 25 / 150 \ 6 12 / 108 \ 9 14 / 126 \ 9 20 / 180 \ 9

l

l

l

l

l

l

Het Grote Rekenboek Oefenboek


2 / 84 \ 42 8 04 0 l

3 / 63 \ 21 6 03 0 l

6 / 186 \ 31 18 06 0 6 / 546 \ 91 54 06 0

28

l

9 / 459 \ 51 45 09 0

4 / 284 \ 71 28 04 0

9 / 522 \ 58 45 72 0

2 / 28 \ 14 2 08 0

5 / 435 \ 87 40 35 0

7 / 217 \ 31 21 07 0

7 / 357 \ 51 35 07 0

5 / 450 \ 90 45 00 0

l

5 / 405 \ 81 40 05 0

5 / 355 \ 71 35 05 0

27

7 / 77 \ 11 7 07 0

3 / 213 \ 71 21 03 0

7 / 364 \ 52 35 14 0

9 / 639 \ 71 63 09 0

5 / 470 \ 94 45 20 0

6 / 246 \ 41 24 06 0 9 / 729 \ 81 72 09 0

6 / 366 \ 61 36 06 0

9 / 756 \ 84 72 36 0

8 / 656 \ 82 64 16 0

5 / 465 \ 93 45 15 0

3 / 225 \ 75 21 15 0

7 / 315 \ 45 28 35 0

6 / 456 \ 76 42 36 0

4 /176\ 44 16 16 0

6 /270\ 45 24 30 0

7 /364\ 52 35 14 0

8 /224\ 28 16 64 0

29

8 /348\ 43 32 28 24 4

7 /358\ 51 35 08 7 1

4 / 267 \ 66 24 27 24 3

5 / 363 \ 72 35 13 10 3

3 / 247 \ 82 24 07 6 1

6 / 385 \ 64 36 25 24 1

30

5 / 473 \ 94 45 23 20 3

7 / 473 \ 67 42 53 49 4

60 /8.250\ 137 60 225 180 450 420 30

7 / 260 \ 37 21 50 49 1

4 / 263 \ 65 24 23 20 3 20 /2.480\ 124 20 48 40 80 80 0

Het Grote Rekenboek Oefenboek

6 / 139 \ 23 12 19 18 1

3 / 158 \ 52 15 08 6 2

30 /4.260\ 142 30 126 120 60 60 0

8 / 288 \ 36 24 48 0

7 / 395 \ 56 35 45 42 3

50 /4.900\ 98 450 400 400 0

Antwoorden

7 / 350 \ 50 35 00 0

4 / 124 \ 31 12 04 0

4 / 256 \ 64 24 16 0

9 / 394 \ 43 36 34 27 7

8 / 168 \ 21 16 08 0

7 / 437 \ 62 42 17 14 3

20 /3.840\ 192 20 184 180 40 40 0

6 / 258 \ 43 24 18 0

5 / 175 \ 35 15 25 0

8 /673\ 84 64 33 32 1

8 / 507 \ 63 48 27 24 3

8 / 648 \ 81 64 08 0

9 / 189 \ 21 18 09 0

9 / 675 \ 75 63 45 0

9 / 171 \ 19 9 81 0

4 / 248 \ 62 24 08 0

6 /343\ 57 30 43 42 1 6 / 345 \ 57 30 45 42 3

4 / 190 \ 47 16 30 28 2 50 /7.150\ 143 50 215 200 150 150 0

31


90 /8.840\ 98 810 740 720 20

52 /6.318\ 121 52 111 104 78 52 26

31

32

40 /2.675\ 66 240 275 240 35

43 /2.626\ 61 258 46 43 3

15 /3.229\ 215 30 22 15 79 75 4

26 /2.886\ 111 26 28 26 26 26 0

29 /6.119\ 211 58 31 29 29 29 0

37 /8.251\ 223 74 85 74 111 111 0

51 /1.328\ 26 102 308 306 2

66 /8.193\ 124 66 159 132 273 264 9

49 /1.175\ 23 98 195 147 48

36 /5.799\ 161 36 219 216 39 39 3

19 /2.378\ 125 19 47 38 98 95 0

15 /6.075\ 405 60 07 0 75 75 0

19 /2.014\ 106 19 11 0 114 114 0

21 /2.215\ 105 21 11 0 115 105 10

32 /3.452\ 107 32 25 0 252 224 28

42 /8.526\ 203 84 12 0 126 126 0

58 /6.322\ 109 58 52 0 522 522 0

25 /12.675\ 507 125 17 0 175 175 0

63 /38.178\ 606 378 37 0 378 378 0

81 /24.929\ 307 243 62 0 629 567 62

75 /22.655\ 302 225 15 0 155 150 5

6 /6.604\ 1.100 6 06 6 00 0 04 0 4

7 /8.750\ 1.250 7 17 14 35 35 00

20 /2.480\ 124 20 48 40 80 80 0

35 /8.006\ 228 70 100 70 306 280 26

15/9.500\ 633 90 50 45 50 45 5

61 /5.605\ 91 549 115 61 54

55 /55.440\ 1.008 55 04 0 44 0 440 440 0

60 /36.066\ 601 360 06 0 66 60 6

32

Antwoorden

36 /3.999\ 111 36 39 36 39 36 3

Het Grote Rekenboek Oefenboek


33

4 / 84 \ 21 8 04 4 0

12 /792\ 66 72 72 72 0

34

3 / 96 \ 32 9 06 6 0

48 /912\ 19 48 432 432 0

7 / 84 \ 12 7 14 14 0

12 /432\ 36 36 72 72 0

5 / 65 \ 13 5 15 15 0

12 /139\ 11 12 19 12 7

4 / 92 \ 23 8 12 12 0

22 /444\ 20 44 04 0 4

20 /2.608\ 130 20 60 60 08 0 8

66 /8.192\ 124 66 159 132 272 264 8

36 /5.796\ 161 36 219 216 36 36 0

43 /16.858\ 392 129 395 387 88 86 2

105 /13.031\ 124 105 253 210 431 420 11

475 /89.775\ 189 475 4227 3.800 4275 4275 0

15 / 165 \ 11 15 15 15 0

13 /770\ 59 65 120 117 3

24 / 336 \ 14 24 96 96 0

33 /999\ 30 99 09 0 9

26 /9.860\ 379 78 206 182 240 234 6 627 /221.332\ 353 1881 3323 3135 1882 1881 1

44 / 851 \ 19 44 411 396 15

36 /6.600\ 183 36 300 288 120 108 12 3.300 /432.500\ 131 3300 10250 9900 3500 3300 200

180 : 15 150 – 10x 30 2x 30 – 0 10 + 2 = 12

560 : 25 500 – 20x 60 2x 50 – 10 20 + 2 = 22, r.10

810 : 30 600 – 20x 210 7x 210 – 0 20 + 7 = 27

943 : 41 820 – 20x 123 3x 123 – 0 20 + 3 = 23

672 : 12 600 – 50x 72 6x

830 : 25 750 – 30x 80 3x 75 – 5 30 + 3 = 33, r.5

636 : 36 360 – 10x 276 7x 252 – 24 10 + 7 = 17, r. 24

771 : 14 700 – 50 71 5x 70 – 1 50 + 5 = 55, r.1

999 : 33 990 – 30x 9

451 : 20 400 – 20x 51 2x

2.680 : 20 2.000 – 100x 680 30x 600 – 80 4x 80 – 0 100 + 30 + 4 = 134

8.160 : 60 6.000 – 100x 2.160 30x 1.800 – 360 6x 360 – 0 100 + 30 + 6 = 136

Het Grote Rekenboek Oefenboek

1.260 : 36 1.080 – 30x 180 5x 180 – 0

30 + 5 = 35

Antwoorden

72– 0 50 + 6 = 56

40 – 30, r.9 1.325 : 25 1.000 – 40x 325 10x 250 – 125 5x 125 – 0 40 + 10 + 5 = 55

11 20 + 2 = 22, r. 11 6.450 : 43 4.300 – 100x 2.150 50x 2.150 – 0

100 + 50 = 150

33


16.500 : 150 15.000 – 100x 1.500 10x 1.500 – 0

19.750 : 15.000 – 4.750 2.500 – 2.250 2.250 – 0

100 + 10 = 110

60 + 10 + 9 = 79

35

wel niet wel wel niet

wel niet niet wel wel

37

De delers van 25 zijn 1, 5 en 25. 55 is ook deelbaar door 5. De ggd van 25 en 55 is 5.

De delers van 42 zijn 1, 2, 3, 6, 7, 14, 21 en 42. 56 is niet deelbaar door 42, niet door 21, maar wel door 14. De ggd van 42 en 21 is 14.

De delers van 36 zijn 1, 3, 4, 6, 9, 12, 18 en 36. 54 is ook deelbaar door 18. De ggd van 36 en 54 is 18.

De delers van 27 zijn 1, 3, 9 en 27. 63 is ook deelbaar door 9. De ggd van 27 en 63 is 9.

De delers van 28 zijn 1, 2, 4, 7, 14 en 21. 70 is ook deelbaar door 14. De ggd van 28 en 70 is 14.

De delers van 33 zijn 1, 3, 11 en 33. 44 is ook deelbaar door 11. De ggd van 33 en 44 is 11.

De delers van 16 zijn 1, 2, 4, 8 en 16. 20 is niet deelbaar door 8, maar wel door 4. De ggd van 16 en 20 is 4.

De delers van 18 zijn 1, 2, 3, 6, 9 en 18. 45 is ook deelbaar door 9. De ggd van 18 en 45 is 9.

De delers van 35 zijn 1, 5, 7 en 35. 63 is ook deelbaar door 7. De ggd van 35 en 63 is 7.

De delers van 22 zijn 1, 2, 11 en 22. 77 is ook deelbaar door 11. De ggd van 22 en 77 is 11.

38

18 : 3 = 6 15 : 3 = 5 18 : 3 = 6 24 : 3 = 8 12 : 3 = 4

wel niet niet niet niet

60 : 3 = 20 150 : 3 = 50 204 : 3 = 68 132 : 3 = 44 90 : 3 = 30

250 60x 10x

74.625 : 125 62.500 – 500x 12.125 100x 12.500 – –375 3x

9x

wel wel niet niet niet

500 + 100 – 3 = 597

niet niet wel niet wel

80 : 4 = 20 140 : 4 = 35 180 : 4 = 45 164 : 4 = 41 260 : 4 = 65

36

821.500 : 650 650.000 – 1.000x 171.500 200x 130.000 – 41.500 60x 39.000– 2.500 3x 1.950 550 1.000 + 200 + 60 + 3 = 1.263, r. 550

niet niet niet wel wel

900 : 3 = 300 1.200 : 3 = 400 1.497 : 3 = 499 1.800 : 3 = 600 1.950 : 3 = 650

niet wel wel wel niet

niet wel wel wel niet

714.025 : 8.450 422.500 – 50x 291.525 20x 169.000 – 122.525 10x 84.500 – 38.025 4x 33.800 – 4.225 50 + 20 +10 + 4 = 84, r. 4.225

niet wel niet wel wel

39

(50 + 30) : 10 = 8

40

200 : 4 = 50

41

25 + 12 + 17 + 6 = 60 Er zijn 60 snoepjes totaal. 60 : 4 = 15 Er zijn gemiddeld 15 snoepjes per persoon.

42

52 : 4 = 13 Er zijn niet genoeg koekjes voor 14 personen.

43

2.880 : 15 ≈ 3.000 : 15 = 200 Er zijn ongeveer 200 kratjes nodig.

44

150.000 : 12 = 12.500 12.500 pakken gemiddeld per maand

34

Antwoorden

Het Grote Rekenboek Oefenboek


7 Kommagetallen 1

0,1 0.3 0,7 0,8

2,3 8,9 3,8 4,5

6,7 5,4 7,2 9,5

4

700,7 50,5 2,002 3,04

13,15 6,015 9,9 5,1

9000,04 600,002 90,2 200,16

7

0,055 - 0,55 - 5,0 - 50,05 - 50,5 0,9 - 0,99 - 0,999 - 9 - 9,9 0,212 - 1,2 - 2,02 - 21,1 - 22,2 3,1 - 3,33 - 13,03 - 33,133 - 331

8

0,6 0,5 0,3 0,2

12

13

14

9

0,02 0,04 0,09 0,06

0,18 0,56 0,65 0,84

0,1 0,7 0,3 0,9

0,05 0,03 0,36 0,81

5

0,77 0,62 0,29 0,58

0,01 0,55 0,73 0,58

2,15 10,05 30,13 12,66 0,006 0,076 0,233 0,788

3

0,003 0,007 0.019 0,045

0,25 0,333 0,4 0,125

6

0,892 - 1 - 2,258 - 3,76 - 5,3 0,196 - 6,85 - 7,5 - 9,75 - 19 1,675 - 2,5 - 6,75 - 15 - 16,2 0,01 - 0,1 - 1 - 1,001 - 100

0,011 0,655 0,726 0,864

10

0,937 0,871 0,322 0,638

0,076 0,215 0,125 0,612 11 4,2 14,1 5,1

12,013 10,111 2,118 3,008

3,5 7,2 55 76,3

12,5 14 250 150

47,56 - 49,34 - 56,48 - 65,12 16,899 - 17,345 - 17,36 - 32,67 0,82 - 0,828 - 1,83 - 2,38 - 8,28 3,645 - 5,36 - 7,44 - 9,2 - 19

11

1,3 1,8 1,8 1,9

2,8 1,9 3,7 1

9,5 9 6,6 8,9

18,9 19,7 30,6 69,9

1,2 3,7 + 4,9

1,5 0,4 + 1,9

6,6 0,2 + 6,8

5,8 0,1 + 5,9

2,5 2,3 + 4,8

6,4 1,5 + 7,9

7,1 3,6 + 10,7

3,8 0,1 + 3,9

9,2 4,3 + 13,5

6,4 2,5 + 8,9

4,3 3,4 + 7,7

5,7 1,2 + 6,9

15,8 2,1 + 17,9

14,4 5,3 + 19,7

20,3 10,5 + 30,8

65,3 4,4 + 69,7

1

1

1

1

1

1

1

1

3,6 4,7 + 8,3

5,2 1,9 + 7,1

1,5 1,7 + 3,2

0,9 1,1 + 2,0

4,6 4,8 + 9,4

6,3 2,9 + 9,2

2,5 3,6 + 6,1

7,9 1,3 + 9,2

1

1

1

1

1

1

1

1

5,8 2,7 + 8,5

7,2 1,8 + 9

3,7 1,7 + 5,4

4,9 2,3 + 7,2

8,6 0,7 + 9,3

5,2 3,9 + 9,1

8,5 0,8 + 9,3

0,7 6,4 + 7,1

1 1

1 1

1 1

1 1

1 1

1 1

1 1

1

13,6 7,7 + 21,3

15,2 6,8 + 22,0

19,9 9,8 + 29,7

14,5 5,5 + 20,0

3,9 17,5 + 21,4

5,4 29,7 + 35,1

7,1 38,9 + 46,0

6,3 45,6 + 51,9

1

15

0,8 0,7 0,4 0,1

2

1

11

12,5 13,7+ 26,2

75,3 18,5 + 93,8

89,7 11,5 + 101,2

1 1

1

1 1

2,78 6,25 + 9,03

3,41 8,15+ 11,56

7,75 9,34 + 17,09

40

1

1

46,4 27,3 + 73,7 1 1

125,1 17,8 + 142,9 1

8,67 2,38 + 11,05

3,61 45,78 + 49,39

Antwoorden

11

11

11

224,9 27,3 + 252,2

578,2 12,9 + 591,1

878,7 15,5 + 894,2

1 1 1

1

1 1 1

7,87 26,13 + 34,00

6,23 28,25 + 34,48

4,76 39,56 + 44,32

Het Grote Rekenboek Oefenboek


1

1

1

87,38 27,27 + 114,65

1

24,41 88,32 + 112,73

1 1 1

63,12 12,92 + 76,04

1

16

12,0 6,9 + 18,9 66,600 2,371 + 68,971 5,9 10,2 10,3 11,4 10,1

17

11

39,69 45,37 + 85,06 52,0 18,3 + 70,3

42,40 16,22 + 58,62

1

1 1

1 1

53,400 7,231+ 60,631

12,700 9,456 + 22,156

72,500 8,612 + 81,112

1

21,37 16,13 + 37,50

2,3 0,2 – 2,1

19

72,320 51,227+ 123,547

5,4 0,1 – 5,3

11 1

63,43 28,25 + 91,68

42,77 39,66 + 82,43

14,20 245,66 + 259,86 1

16,820 12,138 + 28,958 1

55,05 44,51 + 99,56

18 1,1

0,2 2 3,1 5,8 4,3

1,3 1,3 1,1 1

6,5 0,4 – 6,1

2,5 1,3 – 1,2

3,6 1,4 – 2,2

6,8 1,5 – 5,3

9,8 6,1 – 3,7

3,4 3,3 – 0,1

9,5 2,5 – 7,0

2

6

7

8

3

1

2

3,3 0,6 – 2,7

7,4 0,5 – 6,9

8,4 0,7 – 7,7

9,8 0,9 – 8,9

4,5 0,6 – 3,9

2,5 1,7 – 0,8

3,1 1,4 – 1,7

7

7,7 3,6 – 4,1

24,40 120,93 + 145,33

66,410 5,123 + 71,533

8,2 4,1 – 4,1

20

4,4 4,3 – 0,1

9,8 0,7 – 9,1

52,320 7,471 + 59,791

1

1

78,30 11,87 + 90,17

1

13,580 22,305 + 35,885

8,6 0,3 – 8,3

1

13,207 19,785 + 32,992

1

1 1

61,280 14,831 + 76,111

1

28,328 7,405 + 35,733

1 1

82,0 12,7 + 94,7

72,62 25,21 + 97,83

1

46,345 3,016 + 49,361

1

34,0 7,1+ 41,1

0,72 0,97 0,53 0,96 0,21

1

25,365 0,135 + 25,500

27,230 15,722 + 42,952

1

1

25,230 6,174 + 31,404

66,140 7,321 + 73,461

1,1 4 0,1 4,3 0,4 6,6 3,6 – 3,0

8,5 7,4 – 1,1 6,6 3,6 – 3,0

9,7 11,1 18,1 61,1 69,2

5,7 0,1 – 5,6

4,3 2,3 – 2,0

5,9 0,6 – 5,3

2,4 2,2 – 0,2

4

8

5,7 1,9 – 3,8

9,3 2,5 – 6,8

3

6

4

8

5

7

4

6

8,2 4,3 – 3,9

9,5 2,5 – 7,0

4,4 3,9 – 0,5

7,3 3,6 – 3,7

5,7 4,8 – 0,9

9,7 6,8 – 2,9

6,4 3,9 – 2,5

8,5 7,7 – 0,8

5,0 0,6 – 4,4

7,2 1,4 – 5,8

12

1 6

0 7

0 5

2 3

2 1

42

5

6

8

23,3 3,6 – 19,7

27,4 9,5 – 17,9

18,4 9,7 – 8,7

16,5 8,9 – 7,6

34,3 15,6 – 18,7

32,5 13,7 – 18,8

53,1 17,2 – 35,9

66,6 18,4 – 48,2

75,7 26,1 – 49,6

91,8 22,3 – 69,5

21

7

8

3 4

2 0

6

4 4

35

7 0

0 4

1 5

84,2 46,1 – 38,1

93,9 37,5 – 56,4

45,4 38,9 – 6,5

31,3 24,6 – 6,7

70,7 32,2 – 38,5

55,7 6,8 – 48,9

46,4 37,9 – 8,5

81,5 77,7 – 3,8

15,1 8,6 – 6,5

26,8 19,9 – 6,9

Het Grote Rekenboek Oefenboek

Antwoorden

41


22

2 0

8 4

8

7 6

2 1 4

4

3,13 2,65 – 0,48

9,51 7,54 – 1,97

9,46 8,73 – 0,73

8,75 6,98 – 1,77

32,54 13,77 – 18,77

53,81 17,26 – 36,55

1

6

75,73 26,14 – 49,59

6

0

35

7

0

7,375 4,625 – 2,750

15,725 6,125 – 9,600

46,455 7,804 – 38,651

81,577 7,433 – 74,144

15,375 8,223 – 7,152

12

0 3

7 7

6 2

0 09 9

23,0 3,6 – 19,4

14,0 9,5 – 4,5

88,0 9,7 – 78,3

73,0 8,9 – 64,1

110,00 20,15 – 89,85

23,9 13,7 – 10,2

6 9

6 0

4

4 9 9

9,710 6,423 – 3,287

8,650 7,517 – 1,133

225,000 10,375 – 214,625

4

55,5 26,4 – 29,1

57,7 36,1 – 21,6

3,999 2,456 – 1,543

4,625 3,375 – 1,250

1,858 1,344 – 0,514

6 4

7 9

75,0 26,2 – 48,8

80,0 32,7 – 47,3

7,555 3,956 – 3,599

225,00 35,47 – 189,53

1 4

4 1

22,50 10,75 – 11,75

35,4 17,2 – 18,2 6 44

1 14 9

718,00 16,98 – 701,02

2

6,125 4,215 – 1,910

205,20 103,75 – 101,45

39 9

940,00 24,73 – 915,27 114 9 9

225,000 137,051 – 87,949

74,8 21,7 – 53,1

5

2 3

3 5

34,0 13,7 – 20,3

46,0 17,2 – 28,8

2

5 3

4

7 9

4,700 3,125 – 1,575

5

35,527 6,150 – 29,377

26

6

5,456 3,999 – 1,457

1 14

25

5

66,63 18,45 – 48,18

4 3 4

2,250 1,375 – 0,875

24

5

9,956 7,555 – 2,401

8,215 6,125 – 2,090

23

7

8

99,0 18,5 – 80,5 69

64,544 7,840 – 56,704

4

18,700 7,433 – 11,267

6

5

51,570 8,223 – 43,347

7

46,180 15,225 – 30,955

6 x 14 = 84 > 8,4 (6 x 1) + (6 x 0,4) = 6 + 2,4 = 8,4

4 x 35 = 140 > 14 (4 x 3) + (4 x 0,5) = 12 + 2 = 14

6 x 25 = 150 > 1,5

5 x 1.125 = 5.625 > 5,625 (5 x 1) + (5 x 0,125) = 5 + 0,625 = 5,625

7 x 16 = 112 > 11,2 (7 x 1) + (7 x 0,6) = 7 + 4,2 = 11,2

5 x 75 = 375 > 37,5 (5 x 7) + ( 5 x 0,5) = 35 + 2,5 = 37,5

3 x 925 = 2.775 > 27,75 (3 x 9) + ( 3 x 0,25) = 27 + 0,75 = 37,5

4 x 3.225 = 12.900 > 12,9 (4 x 3) + ( 4 x 0,225) = 12 + 0,9 = 12,9

5 x 11 = 55 > 5,5 (5 x 1) + (5 x 0,1) = 5 + 0,5 = 5,5

13 x 85 = 1.105 > 110,5 (13 x 8) + (13 x 0,5) = 104 + 6,5 = 110,5

8 x 525 = 4.200 > 42 (8 x 5) + (8 x 0,25) = 40 + 2 = 42

8 x 5.125 = 41.000 > 41 (8 x 5) + (8 x 0,125) = 40 + 1 = 41

9 x 12 = 108 > 10,8 (9 x 10) + (9 x 0,2)= 9 + 1,8 = 10,8

11 x 45 = 495 > 49,5 (11 x 4) + (11 x 0,5) = 44 + 5,5 = 49,5

11 x 725 = 7975 > 79,75 (11 x 7) + (11 x 0,25) = 77 + 2,75 = 79,75

12 x 2.125 = 25.500 > 25,5 (12 x 2) + (12 x 0,125) = 24 + 1,5 = 25,5

42 17,6 152,6 923,1

42

620 1.723 1.567 4.275,9

2.900 5.040 12.014 29.125

328,5 547,8 4.639 57.210

27

53x2=106 154x5=770 18x2= 36 20,5x8=164 38x2=76

Antwoorden

750x3=2.250 110x7=770 290x4=1.160 540x6=3.240 920x5=4.600

1.025x2=2.050 1.050x4=4.200 2.111x5=10.555 1.120x7= 7.840 2250x9=20.250

4.050x2=8.100 1.25x6=750 27,5x 2=55 112,3x3=336,9 540,8 x 4 = 2.163,2

Het Grote Rekenboek Oefenboek


28

1

1 1

1

3,12 16 x 1872 3120 + 49,92

9,54 12 x 1908 9540 + 114,48 21 1 53 3

1 2

71,13 83 x 21339 569040 + 5.903,79

29

7,06 23 x 2118 14120 + 162,38

92,09 12 x 18418 92090 + 1.105,08

6,2 1,4 x 248 620 + 8,68

1,7 1,6 x 102 170 + 2,72

0,6 3,2 x 12 180 + 1,92

11 3 3 3 4

1 2 2

2,15 4,53 x 645 10750 86000 + 9,7395

9,56 2,67 x 6692 57360 191200 + 25,5252

5,152 3,44 x 20608 206080 1545600 + 17,72288

3,1 5,5 9,1 6,2 11,2

6,04 7,02 8,06 5,03 31,09

33

8/36,4\ 4,55 32 44 40 40 40 0

36/194,4\ 5,4 180 144 144 0

31

7/58,1\8,3 56 21 0

4,15 17 x 2905 4150 + 70,55

14350 + 143,50

3 2

12,85 47 x 8995 51400 + 603,95

2,9 4,3 x 87 1160 + 12,47

3/72,9\24,3 6 12 12 09 9 0

23/133,4\5,8 115 184 184 0

Het Grote Rekenboek Oefenboek

2,34 67 x 1638 14040 + 156,78

3,33 7,2 x 666 23310 + 23,976

1

1 1 3 12

2,125 1,2 x 4250 21250 + 2,5500

7,625 2,5 x 38125 152500 + 19,0625

32

5,5 36,7 0,086 0,127

4/22,24\5,56 20 22 20 24 24 0

42/319,2\7,6 294 252 252 0

1 1

2 2

4,25 3,5 x 2125 12750 + 14,875

6,661 8,27 x 46627 133220 5328800 + 55,08647

1.000 400 1.000 3.000 3.200

7,09 35 x 3545 21270 + 248,15

5,425 33 x 16275 162750 + 179,025

1 1 2

5 4 1 1 4 4

100 40 90 120 40

2 2 2 2

1 1

3,611 54 x 14444 180550 + 194.994

3 2

2 2 1

30

2,87 50 x

1 1

4

2 4

1 3

13 2 15 3

1

48,56 36 x 29136 145680 + 1.748,16

4 3

0,17 0,006 0,1567 0,42759

23/27,6\1,2 23 46 46 0

54/399,6\7,4 378 216 216 0

Antwoorden

1 2 1 3

8,27 45 x 4135 33080 + 372,15

11

2 22 2 22

8,055 21 x 8055 161100 + 169,155

2,333 78 x 18664 163310 + 181,974

1

3 3 1 1

8,25 1,3 x 2475 8250 + 10,725

9,45 7,3 x 2835 66150 + 68,985

1 1

11 1 46

8,125 13,3 x 24375 243750 812500 + 108,0625

4,259 21,7 x 29813 42590 851800 + 92,4203

0,029 0,0004 0,01214 0,046125

0,32 0,5478 4,0639 0,57021

17/98,6\5,8 85 136 136 0

11/59,4\5,4 55 44 44 0

19/175,37\9,23 171 43 38 57 57 0

15/49,8\3,32 45 48 45 30 30 0

47/252,39\5,37 235 173 141 329 329 0

43


69/532,68\7,72 483 496 483 138 138 0

31/199,64\6,44 186 136 124 124 124 0

34

21/11,76\ 0,56 0 117 105 126 126 0

32/24,96\0,78 0 249 224 256 256 0

12/7,44\0,62 0 74 72 24 24 0

26/19,76\0,76 0 197 182 156 156 0

6/4,92\0,82 0 49 48 12 12 0

5/4,78\0,956 0 47 45 28 25 30 30 0

16/11,84\ 0,74 0 118 112 64 64 0

38/28,88\0,76 0 288 266 228 228 0

7/0,266\0,038 0 2 0 26 21 56 56 0

11/1,034\0,094 0 10 0 103 99 44 44 0

16/0,976\0,061 0 09 0 97 96 16 16 0

23/1,794\0,078 0 17 0 179 161 184 184 0

9/470,7\ 52,3 45 20 18 27 27 0

12/54,24\4,52 48 62 60 24 24 0

41/303,81\7,41 287 168 164 41 41 0

24/108,96\4,54 96 129 120 96 96 0

35

411/6987\17 411 2877 2877 0

247/10621\ 43 988 741 741 0

15/127800\ 8.520 120 78 75 30 30 00 00 0

44

81/6885\85 648 405 405 0

23/120290 \ 5.230 115 52 46 69 69 00 00 0

2/1,27\0,635 0 12 12 07 6 10 10 0

4/3,28\0,82 0 32 32 08 8 0

94/7388,4\78,6 658 808 752 564 564 0 41/2173000\ 53.000 205 123 123 0

Antwoorden

7/5,25\0,75 0 52 49 35 35 0

52/2766,4\53,2 260 166 156 104 104 0 45/11520\256 90 252 225 270 270 0

9/6,12\0,68 0 61 54 72 72 0

113/1502,9\13,3 113 372 339 339 339 0 21/88200\4.200 84 42 42 00 00 00

74/99234\1341 74 252 222 303 296 74 74 0

Het Grote Rekenboek Oefenboek


36

37

4 x 1,7 = 6,8 3 x 2,25 = 6,75 6 x 1,4 = 8,4 8 x 4,1 = 32,8 2 8 17 25 11 1

40

1

24,700 8,208 731,000+ 763,908

21

9,000 12,500 23,750 36,124 + 81,374

5,680 13,593 17,000 + 36,273

2 53 64 88

4 x 0,255 = 1,02 7 x 0,301 = 2,107 20 x 0,064 = 1,28 35 x 0,037 = 1,295 11 64 46 100

3/36,273\12,091 3 06 6 02 0 27 27 03 3 0

3/763,908\254,636 6 16 15 13 12 19 18 10 9 18 18 0 4/81,374\20,3435 8 01 0 13 12 17 16 14 12 20 20 0

1.006 4.327 3.567 2.020

2,300 15,821 23,240 + 41,361

1

4,000 6,245 124,500 + 134,745

21 1

345,000 24,360 5,668 15,700+ 390,728

41

4 broodjes : 8 = 0,5 broodje

42

40 x 0,75 l = 30 liter

Het Grote Rekenboek Oefenboek

5,5 17,5 16,4 24,2

38

11

2,5 x 2,5 = 6,25 7,1 x 1,1 = 7,81 9,4 x 1 = 9,4 3,15 x 0,8 = 2,52 5,5 43,4 73,2 86,5

3/41,361\13,787 3 11 9 23 21 26 24 21 21 0

4/390,728\97,682 36 30 28 27 24 32 32 08 8 0

43

56,410 26,000 14,121 + 96,531

28,760 35,100 2,233 + 66,093

1

13,207 167,000 0,300 3,450+ 183,957

0 9 9 10

100,0 72,9 – 27,1 punten

44

13,010 33,125 15,800 + 61,935

11

125,000 46,756 3,510 + 175,266

11

4/183,957\45,98925 16 23 20 39 36 35 32 37 36 10 8 20 20 0

11,8 23,3 37,8 + 72,9

10,95 14,9 18,99 20 1

3/96,531\32,177 9 06 6 05 3 23 21 21 21 0

3/66,093\22,031 6 06 6 00 0 09 9 03 3 0

11

Antwoorden

3,8 34,42 57,71 13,00

39

1

11

3/134,745\44,915 12 14 12 27 27 04 3 15 15 0

5,2 x 1,502 = 7,8104 3,5 x 6,783 = 23,7405 1,6 x 5,251 = 8,4016 2,5 x 3,502 = 8,755

0,900 87,564 64,000 313,400+ 465,864

2

8,5 7,6 5,4 6,9 + 28,4

3/61,935\20,645 6 01 0 19 18 13 12 15 15 0

3/175,266\58,422 15 25 24 12 12 06 6 06 6 0

4/465,864\116,466 4 06 4 25 24 18 16 26 24 24 24 0

28,4 : 4 = 7,1

45


87

%

90

85% x €40.000 = 0,85 x €40.000 = €34.000

93

%

x 120 =

.

= 200

x 100% = 50%

88

105% x €4 = 1,05 x € 4 = €4,20

89

103% x 6.000 = 1,03 x 6.000 = 6.180

91

87,5% x €64 = 0,875 x €64 = €56

92

94

.

95

.

x 100% = 25%

x 100% = 25%

x 100% = 20%

10 Geld 1

2

4

3 euro 1 euro 50 1 euro 30 euro 15 euro 70 euro 30 euro 120 euro

30 eurocent 15 eurocent 4 euro 50 6 euro 14 euro 50 euro 50 22 euro 20 23 euro

3

1 euro 70 30 eurocent 17 eurocent

1 euro 21 32 eurocent 3 euro 20

2 munten van 2 euro, 1 van 20 eurocent en 1 van 5 eurocent 2 munten van 2 euro 1 munt van 50 eurocent en 2 van 20 eurocent 1 munt van 2 euro, 1 van 1 euro en 1 van 50 eurocent

1 munt van 50 cent, 1 van 10 cent en 1 van 5 cent 1 munt van 50 cent, 1 van 20 cent, 1 van 10, 1 van 5 cent en 2 van 2 cent 3 munten van 2 euro en 1 van 50 cent 2 munten van 2 euro, 1 van 20 cent en 1 van 5 cent

4 munten van 2 euro, 1 van 1 euro en 1 van 50 cent 3 munten van 2 euro, 1 van 1 euro en 1 van 50 cent 1 munt van 2 euro, 1 van 1 euro, 2 van 20 cent, 1 van 5 cent en 1 van 2 cent 3 munten van 2 euro, 1 van 20 cent en 1 van 5 cent

1 munt van 2 euro, 1 van 50 cent en 1 van 20 cent 2 munten van 2 euro, 1 van 1 euro en 1 van 20 cent 4 munten van 2 euro, 1 van 50 en 2 van 20 cent 1 munt van 50 cent en 1 van 5 cent

5 munten van 2 euro 1 munt van 1 euro, 1 van 50 cent, 1 van 10 cent en 1 van 5 cent 1 munt van 2 euro, 1 van 1 euro, 1 van 20 cent, 1 van 10 cent, 1 van 2 cent en 1 van 1 cent 1 munt van 2 euro, 1 van 50 cent en 1 van 5 cent

1 biljet van 5 euro, 1 munt van 2 euro, 1 van 50 cent en 2 van 20 cent 1 biljet van 5 euro, 2 munten van 2 euro, 1 van 20 cent en 1 van 5 cent 1 biljet van 5 euro, 1 munt van 1 euro, 1 munt van 50 cent, 1 van 20 cent en 1 van 10 cent 1 biljet van 5 euro, 1 munt van 2 euro, 1 van 1 euro, 1 van 20 cent, 1 van 10 cent en 1 van 5 cent

1 biljet van 10 euro, 1 van 5 euro, 1 munt van 2 euro, 1 munt van 1 euro 1 biljet van 20 euro en 2 munten van 2 euro 2 biljetten van 20 euro, 1 biljet van 5 euro en 1 munt van 2 euro 1 biljet van 50 euro, 1 biljet van 10 euro, 1 munt van 2 euro, 1 van 1 euro en 1 van 50 cent

1 biljet van 10 euro, 1 munt van 2 euro, 2 munten van 20 cent en 1 van 5 cent 1 biljet van 20 euro, 1 biljet van 5 euro, 2 munten van 2 euro, 1 munt van 50 cent en 1 van 20 cent 1 biljet van 50 euro, 1 biljet van 10 euro, 1 biljet van 5 euro en 1 munt van 50 cent 1 biljet van 20 euro, 1 biljet van 10 euro, 1 munt van 2 euro, 1 van 50 cent, 1 van 20 cent en 1 van 5 cent

1 biljet van 50 euro, 1 biljet van 20 euro, 1 biljet van 5 euro, 1 munt van 2 euro, 1 van 1 euro en 1 van 50 cent 1 biljet van 50 euro, 2 biljetten van 20 euro en 1 munt van 2 euro 1 biljet van 50 euro, 1 munt van 2 euro, 1 munt van 1 euro en 2 munten van 20 cent 1 biljet van 20 euro, 1 biljet van 10 euro en 1 biljet van 5 euro, 1 munt van 1 euro en 1 van 20 cent

1 biljet van 50 euro, 1 biljet van 5 euro, 1 munt van 50 cent en 1 van 5 cent 1 biljet van 50 euro, 1 biljet van 20 euro, 1 biljet van 10 euro, 1 munt van 1 euro, 1 van 20 cent en 1 van 10 cent 2 biljetten van 20 euro, 1 biljet van 5 euro 1 munt van 2 euro, 1 munt van 1 euro, 1 van 50 cent en 1 van 10 cent 1 biljet van 20 euro, 1 munt van 2 euro, 1 van 50 cent, 2 van 20 cent en 1 van 5 cent

Het Grote Rekenboek Oefenboek

Antwoorden

55


5

terug

5c

je betaalt € 4,50 met € 10,je betaalt € 27,95 met € 50,je betaalt € 2,20 met € 5,je betaalt € 11,75 met € 20,je betaalt € 9,90 met € 20,je betaalt € 74,90 met € 100,-

6

€ 4,00 + € 2,00 = € 6,00 € 1,00 + € 1,00 = € 2,00 € 2,00 + € 1,00 = € 3,00 € 3,00 + € 3,00 = € 6,00 € 6,00 + € 1,00 = € 7,00 € 4,00 + € 5,00 = € 9,00 € 9,00 + € 1,00 = € 10,00 € 11,00 + € 4,00 = € 15,00 € 15,00 + € 0,75 = € 15,75 € 24,00 + € 3,00 = € 27,00 € 27,00 + € 1,90 = € 28,90 € 36,00 + € 9,00 = € 45,00 € 45,00 + € 1,40 = € 46,40 € 67,00 + € 7,00 = € 74,00 € 74,00 + € 0,75 = € 74,75

7

≈ ≈ ≈ ≈

10c

20c

50c

1

2

5

1 1 1

1 1

1

1 1

1 1 1

50

1 1 1

€ 6,00 + € 0,25 = € 6,25 € 0,75 + € 0,25 = € 1,00 € 0,50 + € 0,50 = € 1,00 € 0,90 + € 0,10 = € 1,00

€ 0,50 + € 0,25 = € 0,75 € 0,95 + € 0,95 = € 1,90 € 0,50 + € 0,90 = € 1,40 € 0,25 + € 0,50 = € 0,75

≈ ≈ ≈ ≈

20 1

1 1

€ 1,00 + € 1,80 + € 3,00 = € 5,80 € 2,50 + € 1,70 + € 4,00 = € 8,20 € 6,00 + € 2,40 + € 4,90 = € 13,30 € 1,30 + € 7,30 + € 3,20 = € 11,80

10

1

1

€ 3,00 + € 1,00 = € 4,00 € 0,80 + € 0,90 = € 1,70 € 4,00 + € 1,70 = € 5,70 € 9,00 + € 1,00 = € 10,00 € 0,75 + € 0,35 = € 1,10 € 10,00 + € 1,10 = € 11,10 € 6,00 + € 7,00 = € 13,00 € 0,50 + € 0,80 = € 1,30 € 13,00 + € 1,30 = € 14,30 € 7,00 + € 8,00 = € 15,00 € 0,95 + € 0,15 = € 1,10 € 15,00 + € 1,10 = € 16,10 € 113,00 + € 18,00 = € 131,00 € 0,65 + € 0,35 = € 1,00 € 131,00 + € 1,00 = € 132,00 € 503,00 + € 50,00 = € 553,00 € 0,51 + € 0,95 = € 1,46 € 553,00 + € 1,46 = € 554,46 € 368,00 + € 229,00 = € 597,00 € 597,00 + € 0,14 = € 597,14 € 875,00 + € 79,00 = € 954,00 € 954,00 + € 0,90 = € 954,90

€ 14 + € 5 + € 3 = € 22 € 20 + € 10 + € 8 = € 38 € 50 + € 25 + € 13 = € 88 € 80 + € 40 + € 23 = € 143

≈ ≈ ≈ ≈

€ 125 + € 75 + € 20 = € 220 € 200 + € 10 + € 60 = € 270 € 550 + € 75 + € 30 = € 655 € 750 + € 115 + € 320 = € 1.185

8

2 x € 18,50 = € 37,00 1 x € 12,50 samen € 49,50

9

2 x € 16,50 = € 33,00 1 x € 12,50 1 x € 16,50 1 x € 18,50 samen € 80,50

10

11 x € 16,50 = € 181,50

11

2 x € 7,50 = € 15,00 1 x € 9,50 samen € 24,50

12

€ 6,00 + € 3,50 = € 9,50 1 x € 9,50 samen € 19,00

13

10 x € 9,50 = € 95,00 10 x € 6,00 = € 60,00 samen € 155,00

14

15

tafel 16

tafel 9 € 1,75 3 x € 2,00 = € 6,00 2 x € 2,50 = € 5,00 2 x € 1,75 = € 3,50 € 2,25 + € 18,50

€ 2,00 € 1,75 3 x € 2,25 = € 6,75 € 1,75 2 x € 2,50 = € 5,00 + € 17,25 1 1

1 1

€ 5,98 € 2,25 + € 8,23

€ 4,76 € 3,25 + € 8,01

€ 11,73 € 14,25 + € 25,98

€ 24,95 € 33,90 + € 58,85

1

56

11 1

€ 9,55 € 7,98 + € 17,53 11 1

€ 38,66 € 29,85 + € 68,51

1 1

tafel 12 2 x € 2,25 = € 4,50 2 x € 2,00 = € 4,00 2 x € 2,25 = € 4,50 € 2,00 € 1,75 + € 16,75 1

€ 3,94 € 5,19 + € 9,13 11 1

1

€ 67,25 € 77,97 + €145,22

11 1

€ 17,80 € 1,95 + € 19,75 1

€ 123,45 € 28,79 + € 152,24

Antwoorden

1

€ 29,76 € 1,85 + € 31,61

€ 66,50 € 7,88 + € 74,38

1 1

11

€ 753,52 € 63,95 + € 817,47

€ 268,19 € 359,00 + € 627,19

11 1

€ 37,95 € 8,45 + € 46,40 111

€ 975,15 € 87,90 + €1.063,05

Het Grote Rekenboek Oefenboek


16

€ 4,00 – € 3,00 = € 1,00 € 1,00 + € 0,25 = € 1,25 € 7,00 – € 0,00 = € 7,00 € 7,00 + € 0,45 = € 7,45 € 9,00 – € 1,00 = € 8,00 € 8,00 + € 0,00 = € 8,00 € 8,00 – € 6,00 = € 2,00 € 2,00 + € 0,15 = € 2,15

€ 0,50 – € 0,25 = € 0,25

€ 7,00 – € 2,00 = € 5,00 € 1,00 – € 0,50 = € 0,50 € 5,00 – € 1,00 + € 0,50 = € 4,50 € 10,00 – € 1,00 = € 9,00 € 1,00 – € 0,75 = € 0,25 € 9,00 – € 1,00 + € 0,25 = € 8,25 € 6,00 – € 3,00 = € 3,00 € 1,50 – € 0,90 = € 0,60 € 3,00 – € 1,00 + € 0,60 = € 2,60 € 7,00 – € 5,00 = € 2,00 € 1,10 – € 0,15 = € 0,95 € 2,00 – € 1,00 + € 0,95 = € 1,95

€ 0,75 – € 0,30 = € 0,45 € 0,95 – € 0,95 = € 0,00 € 0,90 – € 0,75 = € 0,15

€ 17,00 – € 5,00 = € 12,00 € 1,50 – € 0,65 = € 0,85 € 12,00 – € 1,00 + € 0,85 = € 11,85 € 34,00 – € 8,00 = € 26,00 € 0,95 – € 0,90 = € 0,05 € 26,00 + € 0,05 = € 26,05 € 67,00 – € 19,00 = € 48,00 €1,00 – € 0,50 = € 0,50 € 48,00 – € 1,00 + € 0,50 = € 47,50 € 82,00 – € 25,00 = € 57,00 € 0,25 – € 0,00 = € 0,25 € 57,00 + € 0,25 = € 57,25

17 19 21 23 25

€ 115,00 – € 17,00 = € 98,00 € 0,75 – € 0,50 = € 0,25 € 98,00 + € 0,25 = € 98,25 € 595,00 – €150,00 = € 445,00 € 0,50 – € 0,00 = € 0,50 € 445,00 + € 0,50 = € 445,50 € 615,00 – € 323,00 = € 292,00 € 1,15 – € 0,30 = € 0,85 € 292,00 – € 1,00 + € 0,85 = € 291,85 € 975,00 – € 79,00 = € 896,00 € 1,00 – € 0,90 = € 0,10 € 896,00 – € 1,00 + € 0,10 = € 895,10

€ 45,00 – € 30,00 – € 6,50 = € 8,50

18 20 22 24

€ 10,00 – € 1,50 – € 3,40 = € 5,10 € 40,00 – € 19,95 – € 14,95 = € 5,10 € 20,00 – € 7,98 – € 7,98 – € 2,75 = € 1,29 8 4

€ 9,50 € 3,85 – € 5,65 6

€ 67,35 € 15,65 – € 51,70

4

7

€ 5,69 € 0,89 – € 4,80 33

€ 44,55 € 17,92 – € 26,63

€ 8,79 € 2,95 – € 5,84 6

€ 77,87 € 39,50 – € 38,37

6 3

€ 60,00 – € 47,50 – € 2,95 = € 9,55 € 3,50 – € 1,25 – € 1,25 = € 1,00 € 7,00 – € 0,99 – € 4,99 = € 1,02 (0,27 te weinig) € 10,00 – € 3,25 – € 2,25 – € 1,50 = € 3,00

6 0

€ 7,40 € 5,75 – € 1,65

€ 17,10 € 3,45 – € 13,65

8

21

€ 92,65 € 35,00 – € 57,65

€ 325,75 € 57,50– € 268,25

19 4

€ 20,50 € 9,75 – € 10,75

25

8

€ 795,95 € 79,95 – € 716,00

4

€ 36,89 € 9,95 – € 26,94 364

€ 475,50 € 398,80 – € 76,70

7 8

€ 869,79 € 185,90 – € 683,89

26

€ 2,40 € 5,00 – € 0,25 = € 4,75 € 3,60 € 27,00 – € 1,80 = € 25,20

€ 12,00 + € 1,50 = € 13,50 € 14,00 + € 0,70 = € 14,70 € 15,00 + € 1,00 = € 16,00 € 8,00 + € 4,00 = € 12,00

27

19 x € 1,50 = € 28,50

28

6 x € 4,25 = € 24,00 + € 1,50 = € 25,50

29

50 x € 2,25 = € 100,00 + € 12,50 = € 112,50

30

3 x € 6,25 = € 18,00 + 0,75 = € 18,75

31

15 x € 5,30 = € 75,00 + € 4,50 = € 79,50

32

3 x € 17,50 + 1 x € 6,50 = € 51,00 + € 1,50 + € 6,50 = € 59,00

33

1 1 4 4

1 1 3 2

1

2,55 3,80 x 20400 76500 + 9,6900

5,25 1,20 x 10500 52500 + 6,3000

8,10 2,10 x 8100 162000 + 17,0100

6,44 3,70 x 45080 193200 + 23,8280

€ 9,69

€ 6,30

€ 17,01

€ 23,83

Het Grote Rekenboek Oefenboek

€ 40,00 + € 2,00 = € 42,00 € 78,00 + € 0,60 = € 78,60 € 60,00 + € 2,00 = € 62,00 € 85,00

€ 57,35 € 8,15 – € 49,20

1 1 4 2

3,15 2,85 x 1575 25200 63000 + 8,9775 € 8,98

Antwoorden

€ 36,00 + € 8,40 = € 44,40 € 500,00 + € 10,00 = € 510,00 € 40,00 + € 2,00 = € 42,00 € 255,00 + € 3,00 = € 258,00

1

4,35 1,50 x 21750 43500 + 6,5250 € 6,53

6,20 3,15 x 3100 6200 186000 + 19,5300 € 19,53

2 1 2 1

5,42 2,75 x 2710 37940 108400 + 14,9050 € 14,91

57


2 4 1

9,25 1,83 x 2775 74000 92500 + 16,9275 € 16,93

4 1 4

1

3,30 2,50 x 16500 66000 + 8,2500 € 8,25

4,18 5,25 x 2090 8360 209000 + 21,9450 € 21,95

4 5

6,60 1,79 x 5940 46200 66000 + 11,8140 € 11,81

13,10 1,25 x 6550 26200 131000 + 16,3750 € 16,38

40,50 3,50 x 202500 1215000 + 141,7500

25,40 2,45 x 12700 101600 508000 + 62,2300 € 62,23

€ 141,75

€ 15,00 € 18,00 € 16,25 € 13,50

3

50,50 1,60 x 303000 505000 + 80,8000 € 80,80

34

€ 1,50 € 2,00 + € 0,10 = € 2,10 € 2,00 + € 0,15 = € 2,15 € 1,20 (600 : 5)

35

€ 7,00 : € 1,50 = 4, rest € 1,00

36

€ 4,20 : 3 = € 1,40 (420 : 3)

37

€ 15,00 : 3 = € 5,00

38

De prijs per 100 gram is € 6,25 : 5 = € 1,25 € 2,50 : € 1,25 = 2 2 x 100 gram = 200 gram

39

€ 22,00 : 8 = € 2,75

40

€ 75,00 : € 2,50 = 30

41

3 /€ 19,92\ € 6,64 18 19 18 12 12 0

7/€ 98,00\ € 14,00 7 28 28 0

9/€ 13,32\ € 1,48 9 43 36 72 72 0

5/€ 12,55\ € 2,51 10 25 25 05 5 0

15 /€ 14,40\ € 0,96 135 90 90 0

4/€ 66,40\€ 16,60 4 26 24 24 24 00

6/€ 99,96\ € 16,66 6 39 36 39 36 36 36 0

3/€ 72,33\ € 24,11 6 12 12 03 3 03 3 0

8 /€ 108,80\ € 13,60 8 28 24 48 48 0

12/€ 133,20\€ 11,10 12 13 12 12 12 00

5/€ 295,05\ € 59,01 25 45 45 00 0 05 5 0

4/€ 764,24\ € 191,06 4 36 36 04 4 02 0 24 24 0

58

€ 1,50 (450 : 3) € 2,00 + € 0,25 = € 2,25 € 2,70 (810 : 3) € 6,80 (1.360 : 2)

1 21 22

1 2

1

Antwoorden

€ 75,00 € 200,00 € 30 + € 0,20 = € 30,20 € 100,00 + € 16,00 = € 116,00

Het Grote Rekenboek Oefenboek


6 /€ 362,46\ € 60,41 36 02 0 24 24 06 6 0

12/€ 1345,68\€ 112,14 12 14 12 25 24 16 12 48 48 0 € 3,00 : 3 = € 1,00 € 9,00 : 3 = € 3,00 € 18,00 : 3 = € 6,00 € 15,90 : 3 = € 5,30

8/€ 1769,28\ € 221,16 16 16 16 09 8 12 8 48 48 0

42

2 x € 1,50 = € 3,00 2 x € 4,50 = € 9,00 2 x € 9,00 = € 18,00 2 x € 7,95 = € 15,90

43

25% x € 5,00 = € 1,25 € 5,00 – € 1,25 = € 3,75 10% x € 2,50 = € 0,25 € 2,50 – € 0,25 = € 2,25 15% x € 10,00 = € 1,50 € 10,00 – € 1,50 = € 8,50 10% x € 15,50 = € 1,55 € 15,50 – € 1,55 = € 13,95 30% x € 19,90 = € 5,97 € 19,90 – € 5,97 = € 13,93

44

€ 0,99 : 4 = € 0,2475 € 1,19 : 5 = € 0,238 Het pak van 500 gram is per 100 gram € 0,01 voordeliger.

45

2 potten van 250 gram kosten 2 x € 1,75 = € 3,50 De pot van 500 gram is € 0,30 voordeliger.

46

4 x € 1,25 = € 5,00 Een 5-rittenkaart is € 0,50 voordeliger.

47

€ 1,99 : 5 = € 0,398 € 1,25 : 3 = € 0,417 Het 0,5 literblikje is per 0,1 liter € 0,02 voordeliger.

48

€ 2,75 : 50 = € 0,055 € 2,00 : 40 = 0,05 Het zakje van 40 is een halve cent per knikker voordeliger.

49

€ 4,15 : 4 = € 1,0375 € 5,75 : 5 = € 1,15 De citroentaartjes zijn € 0,07 voordeliger.

50

1% x € 70,00 = € 0,70 2,5 x € 0,70 = € 1,75 0,025 x € 70,00 = € 1,75

51

1% x € 50,00 = € 0,50 4 x € 0,50 = € 2,00 Je krijgt over een half jaar rente. € 2,00 : 2 = € 1,00

52

1% x € 40,00 = € 0,40 1,5 x € 0,40 = € 0,60 3 x € 0,60 = € 1,80

53

0,05 x € 100,00 : 2 = € 2,50 € 2,50 + € 3,75 = € 6,25

54

0,03 x € 20.000 = € 600,00

55

0,15 x € 20,00 = € 0,30

56

1% x € 150,00 = € 1,50 5,25 : 1,50 = 3,5 De rente is 3,5%

57

€ 3.640 – € 3.500= € 140 1% x € 3.500 =€ 35 140 : 35 = 4 De rente is 4%.

58

10 x € 1.620 = € 16.200 € 16.200 – € 3.500 = € 1.200 1% x € 15.000 = € 150 1.200 : 150 = 8 De rente is 8%.

59

De jaarlijkse rente is 2 x € 3,75 = € 7,50 1% x € 125 = € 1,25 7,50 : 1,25 = 6 De rente is 6%.

60

1% x € 45,00 = € 0,45 5 : 0,45 = 12,5 De rente is 12,5%.

61

1% x € 400 = € 4,00 18 : 4 = 4,5 Bank A geeft 4,5% rente. € 12.000 – € 400 = € 800 1% x € 800 = € 8,00 34 : 8 = 4,25 Bank B geeft 4,25% rente. Bank A geeft de hoogste rente.

62

verkoop 6 x € 5,00 = € 30,00 inkoop 6 x € 9,75 = € 58,50 – – € 28,50 kosten € 2,50 – verlies – € 31,00

63

verkoop 400 x € 7,50 = € 3.000 200 x € 8,50 = € 1.700 + € 4.700 inkoop 600 x € 2,00 = € 1.200 – € 3.500 kosten € 1.000 € 500 – winst € 2.000

Het Grote Rekenboek Oefenboek

2 x € 10,50 = € 21,00 2 x € 13,95 = € 27,90 2 x € 25,00 = € 50,00 2 x € 39,90 = € 79,80

11/€ 2037,75\ € 185,25 11 93 88 57 55 27 22 55 55 0 € 21,00 : 3 = € 7,00 € 27,90 : 3 = € 9,30 € 50,00 : 3 = € 16,67 € 79,80 : 3 = € 26,60

50% x € 49,95 = € 24,98 30% x € 89,00 = € 26,70 25% x € 119,95 = € 29,99 75% x € 450,00= € 337,50 30% x € 1.850 = € 555

Antwoorden

€ 49,95 – € 24,98 = € 24,97 € 89,00 – € 26,70 = € 62,30 € 119,95 – € 29,99 = € 89,96 € 450,00 – € 337,50 = € 112,50 € 1.850 – € 555 = € 1295,00

0,05 x € 150,00 : 2 = € 3,75

59


64

verkoop 8.000 x € 7,00 = € 56.000 giften € 45.000 + € 101.000 kosten € 131.000 – verlies – € 30.000

verkoop 100 x € 14,95 = € 1.495 inkoop 100 x € 13,50 = € 1.350 – € 145 kosten € 650 – verlies – € 505

66

€ 100 : € 0,70 = 142,86 € 100 : € 0,75 = 133,33 € 200 : € 0,52 = 384,62

€ 150 : € 0,11 = 1.363,64 € 50 : € 0,60 = 83,33 € 500 : € 0,10 = 5.000

67

100 x € 0,51 = € 51,00 200 x € 0,09 = € 18,00 300 x € 0,45 = € 135,00

200 x € 0,08 = € 16,00 1.000 x € 0,03 = € 30,00 500 x € 0,11 = € 55,00

65

11 Meten en maten 1

A B C D

A-B = 1,5 cm A-B = 1,5 cm A-B = 2,6 cm A-B = 2 cm E-F = 1,2 cm

B-C = 2 cm B-C = 1 cm B-C = 3,9 cm B-C = 0,5 cm F-G = 1,7 cm

C-D = 1,5 cm C-D = 3 cm C-D = 1,1 cm C-D = 0,5 cm G-H = 1,7 cm

D-E = 1 cm D-E = 2 cm D-E = 4,3 cm D-E = 1 cm H- I = 5 cm

2

cm m km m

mm cm dm m

3

2.000 9 40 6.000

30 100 1 100

860 0,06 0,3 10

550 3,3 1,06 65

4

60 cm • 10 dm • 5.000 mm • 300 m • 0,4 km 200 dm • 10.000 cm • 100 dam • 50 hm • 20 km 300 mm • 3,5 dm • 34 dam • 350 m • 5 km 40 dm • 4 hm • 40.500 cm • 1,4 km • 4.000 m

7 cm • 700 mm • 0,7 hm • 70 dam • 7 km 57 dam • 570 hm • 570.000 m • 5.700 km 8 mm • 8 cm • 0,8 m • 80 dm • 8 dam 500 mm • 25 dm • 300 cm • 500 m • 50 hm

5

omtrek B = 2 x 3,5 + 2 x 2,5 = 7 + 5 = 12

omtrek C = 2 x 2,5 + 2 x 1,5 = 5+3=8

6

omtrek A = 4 x 0,5 = 2

omtrek B = 4x1=4

7

omtrek B = 3 + 4 + 5 = 12

omtrek C = 3 + 6 + 6,8 = 15,8

omtrek D = 3,5 + 5,5 + 6,5 = 15,5

omtrek E = 5 + 7,5 + 9 = 21,5

8

omtrek B = 6 x 1,5 = 9

omtrek C = 5 x 2,5 = 12,5

omtrek D = 8 x 2 = 16

omtrek E = 8 x 2,5 = 20

9

omtrek B ≈ 3,14 x 3,5 = 10,99

omtrek C ≈ 3,14 x 10 = 31,4

omtrek D ≈ 3,14 x 12 = 37,68

omtrek E ≈ 3,14 x 7,5 = 23,55

omtrek D = 2 x 2 + 2 x 1,5 = 4+3=7 omtrek C = 4 x 3 = 12

omtrek E = 2 x 2 + 2 x 2,5 = 4+5=9 omtrek D = 4x2=8

omtrek F = 2 x 1,5 + 2 x 0,5 = 3+1=4 omtrek E = 4 x 2,5 = 10

10

2 x 500 + 2 x 150 = 1.000 + 300 = 1.300 m 2 x 0,80 + 2 x 1,20 = 1,60 + 2,40 = 4 m 3,14 x 0,80 = 2,512 m 5 + 5 + 7 = 17 cm

5 x 10 = 50 cm 4 x 22 = 88 cm 2 x 50 + 2 x 15 = 100 + 30 = 130 m 3,14 x 0,5 m = 1,57 m

11

opp. B = 10 x 5 = 50 cm2

opp. D = 8,5 x 2 = 17 cm2

opp. E = 5 x 2,5 = 12,5 cm2

12

opp. A = 2 x 2 = 4 cm

opp. D = 5,5 x 5,5 = 30,25 cm2

opp. E = 15 x 15 = 225 cm2

60

opp. C = 10 x 10 = 100 cm2

2

opp. B = 5 x 5 = 25 cm

opp. C = 6 x 4 = 24 cm2

2

Antwoorden

Het Grote Rekenboek Oefenboek


34

35

60 min : 5 = 12 min 60 min : 4 = 15 min 60 min : 10 = 6 min 90 min : 3 = 30 min

15 min : 3 = 5 min 30 min : 4 = 7, 5 min 45 min : 5 = 9 min 20 min : 4 = 5 min

8 x 3 = 24 km

3 x 15 min = 45 min 7 x 30 min = 210 min 3,5 x 60 min = 210 min 4 x 150 min = 600 min

30 min 60 min 30 min 15 min

60 min x 6 = 360 min 15 min x 5 = 75 min 90 min x 4 = 360 min 30 min x 3 = 90 min

36

12 x 5 = 60

37

4 x 3,5 = 14 km

39

60 : 2 = 30

40

60 + 30 = 90

42

1 + 28 + 31 + 3 = 63

43

17 jaar – 17 dagen = 16 jaar en 348 dagen

38

30 x = 7

41

28 + 31 + 12 = 71

44

19 + 30 + 1 = 5

45

30 + 9 = 39, min 12 weekeinde dagen = 27

46

(24 + 31 + 30 + 4 =) 89 dagen minder dan 8 jaar, dus 7 jaar en 263 dagen

47

28 jaar – (21 + 23 =) 44 dagen = 27 jaar en 321 dagen

48

12 + 30 + 31 + 31 + 28 + 31 + 2 = 165 = 23,5 week

49

A 18.00 uur C 12.00 uur

50

6 uur vroeger: 3.00 uur

51

6 uur vroeger: 18.00 uur

52

16 uur vroeger: 00.00 uur

53

2 uur vroeger: 4.10 uur

54

3 uur vroeger: 18.15 uur

55

8 uur vroeger: 01.00 uur

B 9.00 uur D 15.00 uur

13 Meetkunde 1

A achteraanzicht

2

A zijaanzicht

3

A vooraanzicht

B rechterzijaanzicht

C achteraanzicht

4

A rechterzijaanzicht

B voor- of achteraanzicht

C linkerzijaanzicht

5

A 12

7

a Boom 1, 2 en 8. Je ziet ook 7, maar die staat niet vóór het gebouw.

8

1 ziet de boeien A, B, D en G. zie kijklijnen 2 ziet de boeien A, B, D, E en G. zie kijklijnen 3 ziet de boeien A, D, E, F en G. zie kijklijnen

B 33

B rechterzijaanzicht

C onderaanzicht

D linkerzijaanzicht

B bovenzijaanzicht

C 16

D 30

E 30

6

B 2 rijen van 2 hoog en 2 breed

E vooraanzicht

F bovenaanzicht

C vooraanzicht

C 2 rijen van 3 breed (staand)

D linkerzijaanzicht

D 1 rij van 4 hoog en 3 breed

E 2 rijen van 3 hoog en 2 breed

c Boom 4 en 5. b Alleen boom 3. d Alleen boom 6.

Het Grote Rekenboek Oefenboek

Antwoorden

65


9

a

b

c

10

11

Persoon A ziet de auto in z’n geheel.

12 13

3x3m=9m Lengte schaduw

a Persoon B ziet ganzen 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9. b A en B zien allebei ganzen 2, 3 en 4.

2 x 95 cm = 1 m 80 1 1,5

ook 1 m 70

1,72 2,58 (1,5 x 1,72)

2 x 75 cm = 1 m 50

(4,515 : 1,5 = ) 3,01 (1,75 x 2,58 = ) 4,515

De lengte van de schaduw van de vrouw is haar lengte x 1,5. De schaduw van de lantaarnpaal is 1,75 x die uitkomst. De lengte van de paal is de schaduwlengte : 1,5.

14

lengte schaduw

73 (116 + 30 = )146

1 2

58 ( 116 : 2) 116

De lengte van de schaduw van de zadelhoogte is 116 cm + 30 cm = 146 cm. De verhouding tussen werkelijke hoogte en de schaduw is 73 cm : 146 cm = 1 : 2. De wielhoogte is in werkelijkheid 116 cm : 2 = 58 cm.

15

A symmetrisch

B symmetrisch

C asymmetrisch

D asymmetrisch

E symmetrisch

16

A symmetrisch

B symmetrisch

C asymmetrisch

D symmetrisch

E asymmetrisch

F asymmetrisch

17

66

Antwoorden

Het Grote Rekenboek Oefenboek


18

19

20

21

A

3 2 1

1 0 2

2 1 1

B

2 3 2

1 0 1

1 1 2

C

2 3 2

1 0 0

2 0 3

A1

22

B3

C4

D2

23

B Je steekt het veld schuin (of diagonaal) over; gaat op de weg rechtdoor; gaat op de splitsing rechtsaf en neemt daarna xxhet voetpad naar links. C Je gaat rechtsaf op de weg; aan het eind van de weg naar links; eerste weg rechts; weer eerste weg rechts. D Je gaat rechtsaf op de weg; aan het eind aan je rechterhand. E Je gaat links en vindt de douche meteen aan de linkerkant.

24 25

27

7 mm = 0,7 cm 200 x 0,7 cm = 140 cm = 1,4 m 700.000 cm = 7 km 75.000 cm = 750 m 2.500.000 cm = 25 km 2.100.000 cm = 21 km B A2

C B5

D C2

5 mm = 0,5 cm 200 x 0,5 = 100 cm = 1 m

2.000.000 cm = 20 km 125.000.000 cm = 1.250 km 750.000.000 cm = 7.500 km 600.000.000 cm = 6.000 km E D5

Het Grote Rekenboek Oefenboek

F E3

26

1 cm 200 x 1 cm = 200 cm = 2 m B 32.400 : 3 = 10.800 schaal 1 : 10.800

30 mm = 3 cm 200 x 3 cm = 600 cm = 6 m

C 14 : 3,5 = 4 schaal 1 : 4

D 480 : 4 = 120 schaal 1 : 120

G C-D 4

Antwoorden

67


28

B A3

C D-E 6

D G-H-I 4-5-6

29

a

B

b

B

=2 = 0,5

E A5 en I 1

C

C

=4 =

F D-E-F2-3

G F-G-H-1-2-3

D

D

=3 =

ABCD = 2 cm x 2 cm = 4 cm². EFGH = 4 cm² x 9 = 36 cm² De vergroting is 9.

H A-B-C-D-E1-2-3

E

E

I F5

= 2,5 =

30

ABCD = 3 cm x 3 cm = 9 cm² EFGH = 9 cm² x 4 = 36 cm² De vergroting is 4.

ABCD = 3 cm x 3 cm = 9 cm². EFGH = 9 cm² x 9 = 81 cm² De vergroting is 9.

31

a 3 cm x 4 cm = 12 cm2. De vergroting is ଷ଴ = 2,5. ଵଶ b De nieuwe keuken is 2 x 5 m2 = 10 m2 groot. Het aanrecht wordt 1,5 x 2,5 = 3,75 cm breed. c De raamoppervlakte was 1,2 m x 1,8 m = 2,16 m2. In het nieuwe huis wordt dat 2 x zoveel: 2 x 2,16 m2 = 4,32 m2. Verdeeld over 2 even brede ramen is dat 2,16 m2 per raam. De hoogte van elk raam is 2,16 m2 : 1,08 m = 2 m.

32

ABCD = 4 cm x 4 cm = 16 cm² EFGH = 16 cm² : 4 = 4 cm² De verkleining is 4.

ABCD = 3 cm x 3 cm = 9 cm². EFGH = 9 cm² : 9 = 1 cm² De verkleining is 9.

ABCD = 2 cm x 2 cm = 4 cm². EFGH = 4 cm² : 4 = 1 cm² De verkleining is 4.

33

A = 1 cm3 B = 1 cm3 x 8 = 8 cm3 De vergroting is 8.

A = 8 cm3. B = 8 cm3 x 27 = 216 cm3 De vergroting is 27.

A = 27 cm3. B = 27 cm3 x 8 = 216 cm3 De vergroting is 8.

34

a De vergroting is 1,5 x 1,5 x 1,5 = 3,375 De inhoud van de vergrote kubus is 3,375 x 9 cm3 = 30,375 cm3. b De loods heeft een inhoud van 10 m x 25 m x 4 m = 1.000 m3. De garage heeft een inhoud van 6 m x 3 m x 2,8 m = 50,4 m3. ଵ.଴଴଴ De loods is = 19,8413 ≈ 20 keer zo groot als de garagebox. ହ଴,ସ

c De lengte en de breedte veranderen niet. Zoveel hoger het pand wordt, zoveel groter wordt ଶ de inhoud. De hoogte wordt 1 x 9 m = 15 m. ଷ

3

35

A = 2 cm x 2 cm x 2 cm = 8 cm B = 8 cm3 : 8 = 1 cm3 De verkleining is 8.

36

ABCD = 9 cm² EFGH = 9 cm² x 2 = 18 cm² De vergroting is 2. 68

A = 4 cm x 4 cm x 4 cm = 64 cm3. B = 64 cm3 : 8 = 8 cm3 De verkleining is 8.

A = 6 cm x 6 cm x 6 cm = 216 cm3. B = 216 cm3 : 27 = 8 cm3 De verkleining is 27.

ABCD = 4 cm². EFGH = 4 cm² x 3 = 12 cm² De vergroting is 3.

ABCD = 9 cm². EFGH = 9 cm² x 4 = 36 cm² De vergroting is 4.

Antwoorden

Het Grote Rekenboek Oefenboek


37

A = 3 cm x 3 cm x 3 cm = 27 cm3 B = 27 cm3 x 2 = 54 cm3 De vergroting is 2.

38

a

A = 2 cm x 2 cm x 2 cm = 8 cm3. B = 8 cm3 x 3 = 24 cm3 De vergroting is 3.

A = 3 cm x 3 cm x 3 cm = 27 cm3. B = 27 cm3 x 2 = 54 cm3 De vergroting is 2.

b Je krijgt minder verbindingspunten als meer punten op 1 lijn liggen. De minste verbindingspunten zijn er als alle punten op 1 lijn liggen.

Er zijn 6 rechten mogelijk: AB (= BA) BC (= CB) AC (= CA) BD (= DB) AD (= DA) CD (= DC)

39

a

b

AC AD BC

40

a

b

c

41

a

b

c

42

a

180° : 3 = 60°

43

a b c d

Hoek a = 39°. Hoek b = 78°. Hoek c = 180° – 39° – 78° = 63°. Hoek a = 63°. Hoek b = 180° – 90° – 63° = 27°. Hoek a = 129°. Hoek b = 16°. Hoek c = 180° – 129° – 16° = 35°. Hoek c = 44°. Hoek a + hoek b = 180° – 44° = 136°. Hoek a en hoek b zijn gelijk. Ze zijn beide 136° : 2 = 68°.

b

De tegenover elkaar liggende hoeken van de basis (linksonder en rechtsonder) zijn even groot.

Het Grote Rekenboek Oefenboek

Antwoorden

c

c

90° – 50° = 40° of: 180° – 90° – 50° = 40°

69


44

45

46

a

β = 90° – 45° = 45°

b

β = 90° – 70° = 20°

d

β = 90° – 62° = 28°

e

β = 90° – 15° = 75°

a

β = 180° – 90° = 90°

b

β = 180° – 135° = 45

d

β = 180° – 98° = 82°

e

β = 180° – 155° = 25°

cirkel - cilinder driehoek - piramide

47

51

grensvlakken

hoeken

ribben

A B C D E F

6 6 5 5 3 2

8 8 6 5 0 0

12 12 9 8 0 0

48 A wel

c

β = 180° – 110° = 70°

49 kubus a

B wel C niet D wel

b

70

β = 90° – 35° = 55°

rechthoekige driehoek - prisma rechthoek - balk

figuur

a

c

50 A wel B wel C niet D wel E wel

c

Antwoorden

Het Grote Rekenboek Oefenboek


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.