7 minute read

Kamiel Dockx de instrumentenmaker

OKTOBER 2020

Als er thuis een oefenbeiaard staat te blinken…

Aan bouwers in Hoogstraten geen gebrek. Woningbouw, appartementenbouw, stallenbouw, fabrikanten van ramen en deuren, van schrijnwerk allerhande, en van wat nog meer zij, roept u maar… Komen we op een blauwe maandag aan de weet dat we ter stede ook een instrumentenbouwer hebben rondlopen. Weliswaar nog student, maar voor zover we weten de enige die zich in onze stad bekwaamt in dit toch wel zeer speciale ambacht. En er bovendien tussendoor nog een beiaardiersopleiding bijneemt. Redenen genoeg om Kamiel Dockx aan u voor te stellen. Daarbij zeker te weten, Kamiel is de zoon van…, jawel van vader en beiaardier Luc.

Kamiel werd in Meer geboren op 4 mei 2000 als zoon van Luc Dockx en Ilse Verachtert. Als oudste mocht hij zich later nog verheugen in de geboorte van zijn twee jongere zussen Anna en Lize. De kleuterschool werd afgewerkt in de Meerse Kiekeboe, lagere school in de Meerpaal.

Voor zijn meer wetenschappelijke carrière start Kamiel zijn middelbare studie in het Klein Seminarie de eerste twee jaar in de afdeling Moderne Wetenschappen. Om daarna de overstap te maken naar het H. Graf in Turnhout waar hij de andere jaren afmaakt in de afdeling VBK, ook wel Vrije Beeldende Kunst en Architectuur genoemd.

De appel en de boom

Tot zover niks speciaals, zij het dat de appel niet ver van de boom was gevallen. Wie ontspruit uit muzikale ouders krijgt veelal de muziek mee in de genen. Al vanaf zijn 4de lager tot zijn 2de middelbaar gaat Kamiel naar de muziekschool in Hoogstraten, om er les te krijgen van Anke Seeuws en aan het orgel van Carolien Schuurmans. Meer nog, vaders aanleg voor beeldende kunst drijft Kamiel niet enkel naar het genoemde ‘t Graf, ook vanaf zijn 1ste studiejaar tot zijn 6de middelbaar naar het IKO. Tijdens zijn lagere school in het kinderatelier in Meer, tijdens zijn middelbaar 3 jaar in Hoogstraten en opnieuw 3 jaar in Meer in de jeugdateliers. Als vader dan thuis nog een oefenbeiaard heeft staan, en ge kunt daar niet met uw pollen afblijven, dan is de kiem voor Kamiels verdere leven gelegd.

Instrumentenbouw

Geen doordeweeks ambacht. Daarom onze vraag hoe iemand ertoe komt om het te gaan beoefenen. “Eigenlijk er wat vanzelf ingerold,” vertelt Kamiel. “Als jongeling veel met mijn vader mee op pad om orgels te stemmen. Waarbij er een ‘hulpje’ nodig was om een klaviertoets in te drukken om de stemmer in kennis te brengen van wat, waar en in hoeverre er moest gemeesterd worden.” Het bleef er niet bij. “Een stap verder leidt dan logischerwijs tot de vraag hoe zo’n orgel eigenlijk in elkaar zit, hoe het gebouwd is.” Voeg daarbij de orgellessen bij Carolien Schuurman en de prikkel voor het samenspel tussen het muzikale en het vormgevende kan niet uitblijven. En Kamiel wist het: muziekschool, VBK en IKO, de twee in één.

Het atelier instrumentenbouw in het Gentse conservatorium

Het atelier instrumentenbouw in het Gentse conservatorium

Conservatorium

Het werd daarna dan ook het conservatorium. “Meer bepaald de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (Kask) en het Koninklijk Conservatorium van Gent dat als een van de weinige hogescholen een afstudeerrichting (3 jaar bachelor, 2 jaar master) instrumentenbouw aanbiedt.

Die richting focust zich op geschiedenis, de bouw, de reconstructie en het behoud van zowel oude als nieuwe muziekinstrumenten. De student- instrumentenbouwer maakt voor zijn onderzoek en bouwactiviteiten een grondige analyse van historische bronnen en traktaten, de iconografie, de vakliteratuur. Hij documenteert ook de collecties van instrumenten in particulier en openbaar bezit.

Voor de bouw gebruik je zowel de traditionele methodes - opmetingen, plantekenen, fotografie - als de meer moderne technologieën zoals röntgen en CT-scans, optische 3D-scanning en digitale endoscopie. Deze praktijk wordt aangevuld met ondersteunende theoretische vakken als kunst- en muziekgeschiedenis, instrumentenleer, technisch tekenen, materialenleer en akoestiek. In sommige middelbaar technische scholen wordt overigens ook aan instrumentenbouw gedaan, maar het leerprogramma daar is beperkt tot enkel de manuele bouwtechniek.”

Lieden met twee linkerhanden hoeven zich niet aan te bieden

Linkerhanden

In het eerste bachelor wordt het gebruik van handgereedschap en de verschillende bouwtechnieken onderwezen. Concreet, men leert be’schaafd’ om te gaan met hout. “Gaten boren, verstekken maken, houtverbindingen, lijmen…

Kamiels instrumenten aan de wasdraad. Vanaf links: de barokgitaar, de cister en de dansmeestersviool. Rechts de cister en de barokgitaar van een medestudent.

Kamiels instrumenten aan de wasdraad. Vanaf links: de barokgitaar, de cister en de dansmeestersviool. Rechts de cister en de barokgitaar van een medestudent.

Zo vader, zo zoon. In quatre mains-modus tijdens het laatste beiaardconcert.

Zo vader, zo zoon. In quatre mains-modus tijdens het laatste beiaardconcert.

Een specifieke opleiding in het schrijnwerk wordt van de studenten nochtans niet verwacht.” Wat niet wil zeggen dat het lieden met twee linkerhanden geraden is zich aan te bieden. Maar ook voor de handige Harry’s is het beginnen vanaf het begin. “Met Kerstmis dient al een kastje - mét deksel en mét scharnier - aan een jury te worden voorgesteld. Om dan tijdens het 2de semester te beginnen met de bouw van eenvoudige muziekinstrumenten. Met een ‘hakkebord’, te kopiëren van een origineel 17de eeuws instrument uit de collectie van het Brusselse Muziekinstrumentenmuseum (zie kader - ook de verder besproken instrumenten). Tijdens het 2de jaar breit men voort op waarmee men begonnen was. “Dus moest ik tijdens het 1ste semester een ‘dansmeestersviool’ en een kleinere versie van een ‘barokgitaar’ bouwen. En vervolgens in het Brusselse muziekinstrumentenmuseum een ‘cister’ opmeten en dit naar beeld en gelijkenis na te bouwen. Daarmee zit de studie instrumentenbouw er op.” Maar er staat hem verder nog een en ander te wachten.

De barokgitaar (naar het model van Stradivarius) in wording.

De barokgitaar (naar het model van Stradivarius) in wording.

Historisch

Vanaf het 3de jaar kan de student zich specialiseren in historische strijk-, tokkel-, houtblaasof klavierinstrumenten. “Gelet op mijn kennis van het orgelspel vanuit de muziekschool valt voor mij de keuze logischerwijs op de bouw van een klavierinstrument, met name een ‘klavichord’. Ook wel de voorloper van de piano genoemd.”

In de 2 masterjaren kiest de student een eigen onderzoeksthema waaraan de 2 volle jaren projectmatig wordt gewerkt. “Daarbij komt ook de experimentele instrumentenbouw aan bod. Bovendien is er dan een initiatie in de conservatie en restauratie van oude instrumenten.” Hoe dat geëvalueerd wordt? “Tijdens de 2 jaren wikken en wegen de collega-studenten elkaars werk, maar tijdens de eindexamens worden de instrumenten beoordeeld door professionele, gerenommeerde musici en gevestigde instrumentenbouwers. Vanuit mijn muziekschoolverleden aan het orgel ga ik kiezen voor de bouw van een orgeltje en voor stages bij orgelbouwers.”

Beiaard

En als het van Kamiel afhangt, dan zal de beiaard spelen. We hadden het er al eerder over, vader Luc heeft thuis een oefenbeiaard staan waar zoon Kamiel niet kon afblijven. “Dat leidde ertoe dat ik me na mijn middelbaar inschreef in de Koninklijke Beiaardschool Jef Denyn te Mechelen. Ik kreeg er les van de Mechelse stadsbeiaardier Eddy Mariën. In mijn lesweek aan het conservatorium zitten nogal wat gaten, wat mij de gelegenheid biedt om op vaste tijden naar Mechelen af te zakken om volop

De dansmeestersviool

De dansmeestersviool

De wereldberoemde Mechelse beiaardschool behoort tot het deeltijds kunstonderwijs en biedt in de 4de graad naast een opleiding in het beiaardspel cursussen aan voor o.a. harmonie, arrangement, compositie, improvisatie, de geschiedenis en wetenschap van klokken en beiaarden. Het lezen van een partituur wordt verondersteld verworven te zijn tijdens een vorig leven in de muziekschool.

De toekomst?

Wat de toekomst nog zal brengen? Wegens een veelheid aan praktische, organisatorische, communicatieve en reflectieve competenties kan een afgestudeerde instrumentenbouwer nogal wat kanten op. “Bijvoorbeeld als medewerker in diverse culturele en wetenschappelijke instellingen en organisaties zoals musea, concert- en theaterhuizen, muziekensembles, culturele centra, erfgoedhuizen, archieven, galerieën en projectbureaus.

Je kan ook aan de slag in een conservatie- of restauratieatelier, als adviseur, tentoonstellingscoördinator of -bouwer, bij een educatieve dienst, als onderzoeker of als lesgever. Zelf denk ik eraan om mij halftijds te begeven in de orgelbouw en voor de rest van de tijd mijn beiaardiersopleiding af te ronden.” En heimelijk hoopt hij wel om ooit zijn vader op te volgen als stadsbeiaardier.. Of pa Luc daar al weet van heeft, we weten het niet. Hoeven het ook niet te weten. Zou die overigens de Hoogstraatse Maand lezen? (nad)

Kent u dit instrument?

Het hakkebord is een citer (snaarinstrument met een klankbodem bespannen met snaren) bestaande uit een trapeziumvormige kast, waarover veel snaren zijn gespannen die bespeeld worden met een hamertje of een klepel. De term 'hakkebord' wordt in het Nederlands gebruikt als algemene benaming voor alle cimbalom-achtige instrumenten, zijnde alle citers die slagwerksgewijs bespeeld worden.

Een dansmeestersviool werd in de zeventiende en achttiende eeuw, zoals de naam al doet vermoeden, gebruikt door dansmeesters. Dit instrument stelde hen in staat om tegelijk de dansmelodie te spelen en de passen voor te doen. Omdat het instrument kan worden meegedragen in een jaszak, wordt het ook wel zakviool of pochette genoemd. Het was daarom ook populair bij straatmuzikanten.

De rijkelijk versierde en met vijf dubbele snaren bespannen barokgitaar kende haar oorsprong in de 16de eeuw in Spanje. Daarom ook wel de guitarra espagnola genoemd, werd zij gebouwd in navolging van de vier dubbelsnarige Italiaanse renaissancegitaar.

De cister werd omstreeks het begin van de 16e eeuw ontwikkeld. Het instrument had frets, metalen snaren (i.p.v. schapendarmen) en een platte achterkant. Tegen het begin van de 19e eeuw werd het instrument verdrongen door de gitaar. De cister was een gemakkelijk te bespelen instrument en werd daarom meestal door amateurmuzikanten gebruikt.

Een klavechord of klavichord is een klein klavierinstrument uit Europa dat tot de snaarinstrumenten wordt gerekend. Het speelde vooral in de kamermuziek uit de 17de en 18de eeuw een grote rol. De klank is erg zacht, en lijkt wel wat op die van een luit. Daarom werd het klavechord meestal gebruikt als solo-instrument, en dan voornamelijk als huisinstrument. (nad)