13 sonnetten voor een verloren geliefde

Page 1

Maria van Daalen 13 SONNETS FOR A LOST LOVER & 13 SONNETTEN VOOR EEN VERLOREN GELIEFDE

Uit: Elektron, Muon, Tau Querido, Amsterdam, 2000

1


sonnet 0 the first lines 1 2 3 4

My Love, you have the world cupped in your hands, my Love, you carry abundance. Beholder, my Love, of life that comes full circle, Moulder, my Love, through time revolving, in every sense

5 6 7 8

my Love and your scent, both renew all, intense my Love and the embodiment of soul, where, my Love, your veins pulsate from wrist to shoulder, my Love, your breathtaking movement nowhere ends.

9 10 11

My Love, the entrance to Paradise and truth, my Love, is in your name, the one, and only my Love touches on the line where all love ends,

12 13 -

my Love can approach beauty and be lonely, my Love enters its abyss, and you, past youth, My Love, You have the world cupped in Your hands.

2


sonnet 0 de eerste regels 1 2 3 4

Godsend, de open wereld in je hand, Godsend, is het begin. Jij bent de Drager, Godsend, die mijn leven nu terugbuigt, later Godsend en wervelend, en tijd vormt tot lens,

5 6 7 8

Godsend, die geur van je maakt mij nieuw, intens Godsend, het lichaam is de ziel, en ouder, Godsend, je slagader van pols naar schouder, Godsend, in stilte houdt je beweging stand.

9 10 11

Godsend, de toegang tot Paradijs en echt, Godsend, is in je naam, de ene, enig Godsend, elke lijn waarin de liefde sterft,

12 13 -

Godsend, je bent voorbij schoonheid alleen, ik, Godsend, wens dat je niet te meten bent, zeg Godsend, de open werelden in je hand.

3


sonnet 1 The Embrace Sonnet My Love, you have the world cupped in your hands. I look, and find it tilted. At an angle you spin it with one finger, and entangle my thoughts, my longing and the blur of lands. In one direction only goes the globe, around, and so the depth is what recurs and what recurrently itself unfurls and leaves a rainbow trail of pain and hope. So often have I known my bony face cupped in your hands, and felt the tender touch of your strong rosebud lips -- and you spin round and you return in one tender embrace that holds the world and with the world is found as its one movement: to love very much.

4


sonnet 1 Het omarmend sonnet Godsend, de open wereld in je hand kantelt terwijl ik kijk. Jij. Met één vinger breng je beweging aan en twijnt, hartsdwinger, lijnen van denken en van zee en land. De globe draait kalm in één richting: rond en rond en diepte is wat zich ontvouwt bij herhaling, en pijnlijk openhoudt als waas wat regenboogkleurig begon. Vaak genoeg rustte je benig gezicht zacht in mijn open hand en kuste ik met rozenmond je - maar je draaide weg en rond en terug: dezelfde, lenig, licht omhelzend, een wereld, onmiddelijk als deze. Alleen liefhebben is echt.

5


sonnet 2 The November Sonnet My Love, you carry abundance. Beholder of breaking kernels that expand in leaves and roots: commitment is your name that leaves the end unsolved, but brings in wintertime of colder loves who leave withered lives and carry all their memories in the wings. I empty grievance, I fill the lips with kisses that will freeze and vanish. There is no sore weight on a shoulder I gently touch. He lies tired on the bed and smells the snow, tries to imagine that smell but it is empty, while snow itself dissolves and becomes the scent of cold. From this follows no new spring. My Love, my friend, I know so well that snow drips from my hands, too alive and wet.

6


sonnet 2 Het sonnet voor november Godsend is het begin. Jij bent de Drager van brekend vruchtbeginsel dat zich vertakt en wortelt, met elke inzet maar toch straks onzekerheid, het wordt winter, magere liefdestijd, zullen de levens nu schraler worden, zwaar van herinneren? Onderdak voor leegte, lippen vol gemakkelijke kussen, je bevriest me, ik til je lager, ik dek je toe, je ruikt als sneeuw zo te kil, uitgestrekt stel je je die voor, bijna een beeld van afwezigheid tot het is verlost van de werkelijke kou. Voorjaar, wat kost dat eigenlijk? Mijn liefde, mijn vriendschap, dun en levend druppelt het smeltwater, nooit stil.

7


sonnet 3 The Sonnet of Resistance My Love of life that comes full circle, Moulder who creates the cast that moulds in every way life’s boundaries, bouncing surface of the clay, born at death into matter, never older or it changes into our shape, the holder of the experience of touch - if I may touch you with the tentative words that I say so that the touching on my skin far colder becomes than what your cast has made of my form in love - I love you, and I love the loving lines that hide your form from me and from the world. So when at dawn our humanity is hurled from this mould of yours, and we are hovering to be: keep our rhythm, my Love, and keep us warm.

8


sonnet 3 Het sonnet van de omlijning Godsend die mijn leven nu terugbuigt, later van mijzelf de cirkelvorm schept die begrenst en kent, overgave vindt zijn eigen grens aan de oppervlakte, dood is het materiaal niet meer eeuwig, stromend als water vult het zich met aanraking -- je raakt me, “mens� spreek je tastend en tastzin is meer gewenst dan de taal die mijn huid in kou kan laten bestaan. En zo heb je mij gevormd, ik kan je liefhebben, ik heb je lief, de liefste beweging is wat je voor mij verbergen wil: vastgesteld is het, wij zijn ooit ergens uit die mal gesmeten. Woord, trillend blies je ons ter wereld, houd ons warm, houd ons in stand.

9


sonnet 4 The Door-to-Nowhere Sonnet My Love, through time revolving, in every sense a Wheel of Fortune turns, and turns me with you on, there is this strange recurrence, all is due to choice and chance, my thoughts emanate, are dense with not knowing: will you arrive? In the tense waiting I stand up, walk enquiringly to the reception, she turns to me, “Is it you?”, and it is, you are calling, my thoughts are dense with music. In the bar the girls laugh and smile and laugh and keep their heads close together. “Say!”, but the words achieve no meaning beyond sound, I empty another cup of tea, around me is much walking, everybody today seems to be changing places, same rhythm, same style.

10


sonnet 4 Het sonnet dat tot nergens leidt Godsend en wervelend, die tijd vormt tot lens en draait en focust, ik draai ook en tollend rond, wat brengt komt terug, spel, het is bloedstollend keuze of kans, het wiel is leeg, en de mens weet niets: waar kom ik terecht? Gaat de wens vooraf aan het treffen, de taal? Ik loop rond en noem je naam bij de receptie, er stond al een bericht klaar, je denkt aan me, intens als de muziek in de bar waar gelachen wordt, die meisjes praten over je, “luister eens�, de betekenis vervalt tot geluid, nog maar een kop thee, is er geen duidelijke rondgang, hier in het schemerduister wisselt iedereen van plek, van gedachten.

11


sonnet 5 The Angel of Perfumes Sonnet

à Olivier Messiaen

My Love and your scent, both renew all, intense melting together of breaths and of being, lost in the loosening vision and seeing into my eyes, and into your blurred sixth sense of smouldering touch that involves skin and hands in a lost play of digits -- fiction, fleeing structure, feeling up significance, keying up thickness of smell in the air, moist and dense is the truth, that you are in my lap, in my womb, in the basin that holds you to open up odours of sanctity -- love, you are mine in the wholeness of oozing an ocean, brine and sweetening sea that rocks you, to open eternal incense, with the perfume of ‘I’.

12


sonnet 5 Het sonnet van de parfumzwaaiende engel Godsend, die geur van je maakt mij nieuw, intens samensmelten van adem en verloren gaan in het verlies van inzicht -- mijn ogen zien hoe je haastige zintuig, het zesde, smeulende tastzin, huid en handen betrekt in een aftelspel, en zo vlucht gelogen structuur die betekenis aftast, hoge geurdichtheid in lucht is, en vochtig -- een mens is de waarheid, je bent in mijn schoot, in mijn buik, in het bekken dat vasthoudt en de reuk van heiligheid opent -- liefste, je bent mij in heel het zweten van zeëen vol zout, slik en zoetheid, een oceaan wiegt je, je ruikt eeuwige wierook, geparfumeerd met ‘ik’.

13

à Olivier Messiaen


sonnet 6 The Sonnet in which the Glass Slipper is found, and doesn’t fit My Love and the embodiment of soul, where half my life is lived and half will fall apart among the ashes, divine spark, from the start you scorched the inside of my body, and there you branded me, in every cell the holder of your eclipse, I cannot escape, my heart even is yours to the core, and now my art has to acknowledge its resistance, told their futile escapes in form how adverbs have done with intimacy, I wish for a fitting noun, a name, as the cutting of “knife� draws blood, but the dancing feet of Cinderella stood motionless at the appointed time, within eternity, still dark. We have not begun.

14


sonnet 6 Het sonnet waarin het glazen muiltje blijft haken Godsend, het lichaam is de ziel, en ouder word ik niet, ik ben half water, half aarde, uit sterrenstof dat naar beneden waaide opgebouwd, brandend van binnenuit, kouder dan de zon word ik niet, in elke cel houd ik je vergankelijkheid levend, waar de jouwe is ben ik, in hart en taal, maar de vorm blijft zich verzetten, luistert altijd nauw naar bijwoorden die een betrekking willen suggereren, ik wil hoogstens dat het past of het nu een woord “snijden� is of een naam die pijn doet, intussen stapt deze dame op tijd uit haar beweging, uit de danspas en het begin is zoek, men kan verkillen.

15


sonnet 7 The Sonnet of the Cryonic Second My Love, your veins pulsate from wrist to shoulder and carry all my thoughts inward to your heart and to your mind’s loneliness, where from the start from when I met you, Other, so much older than you, you did weave my longing, and told thereof, balance, and movement of which I am part. How infinite is potentiality, art and nature unfolding in waves of bolder design and art, than art itself can hold, thus do I mourn as strong as blood moves pulse and rhythm dilates, contracts. Only your syntax knows why surging aorta and lust leaves me be ’I’, how infinite in you, in me, and fitting for such as ever were, oneness but not us.

16


sonnet 7 Het sonnet spreekt tegen de bevroren dichter Godsend, je slagader van pols naar schouder pulseert en draagt mijn denken naar je hart en naar de eenzaamheid die ‘ik’ is, die ik ken sinds de eerste ontmoeting, Ander, ouder dan jij, jij weefde mijn verlangen, ik houd ervan mijn eigen evenwicht te zijn, men kent mij oneindigheid toe omdat potentie en kunst/natuur blijven bewegen. Zou het niet zo zijn dat ontwerp in mijn naam ademt en klaagt als bloed, als pols, en ritme uitzet/samentrekt? Alleen syntaxis weet waarom ik ben, in slagader, in lust, meet mijn oneindigheid in jou, in mij, en dit betekent dat we één zijn maar nooit samen.

17


sonnet 8 The Sonnet for the Portrait, a Birthday Present My Love, your breathtaking movement nowhere ends its curves, its fluency -- you move and caress endlessly my lines, I finish writing, rest a bony head in my hands, I stare, it bends my self toward memory, all night it spends myself in seven red candles that burn less and less, the light of a July dawn can stress the syllables you whisper, my body blends into the words you forgot, that move and lie now at the inside of my thighs, stretch my skin taut over bones, will thaw in my empty throat, not yet swallowed, of all kisses eaten float the scents on my breath, a trace, and thin soft pencil breaks on the ice of your goodbye.

18


sonnet 8 Het sonnet op mijn verjaardag, toen mij een portret beloofd werd *8 juli 1999 Godsend, in stilte houdt je beweging stand en vult vloeiend mijn vormen -- je beweegt, streelt mijn zinnen, ik houd op met schrijven, verbeeldt me dat mijn hoofd in je handen rust, en dan buigt het vanzelf naar herinnering, ik kan een nacht lang opbranden in zeven gele kaarsen, het morgenlicht van juli is heel vroeg, als je fluistert wordt mijn lichaam zacht, want het smelt in de woorden die je vergeten bent, die de huid aan de binnenkant van mijn dijbeen oprekken, die in mijn keel willen ontdooien, maar ik kan ze niet doorslikken, het lichtste spoor van een geur is ongerijmd met het brekend ijs in de pentekening.

19


sonnet 9 The Serpent Sonnet My Love, the entrance to Paradise and truth is lost in winding lines, and the remaining embrace of nouns and verbs can but contain the faintest remembrance of your scent, your youth. How many words I taste, and softly say over and over, for the joy of naming, and name again - a poisonous refrain, the searching itself becomes the hidden way in which to search: kissing and kissing you again, lips barely touching curve and skin, I grow the supple bends and folds - a sonnet that moulds around your limbs and still it cannot contain your name, your movement. Hissing, you slip beyond language, you are without sin.

20


sonnet 9 Het sonnet dat telkens opnieuw toehapt Godsend, de toegang tot Paradijs en echt bestaan ligt in je zinnen warm verloren, alleen de taal bekent me van te voren hoe weinig geur en jij, jong, er in terecht komt: elk woord dat ik beproef, of het nu zegt of zingt, ik geef de namen die je horen wil, en dan is hetzelfde gif geboren dat kruipend en verborgen zoekt naar de weg van het zoeken zelf: ik blijf je maar kussen, mijn lippen raken je vormen nauwelijks aan, soepel groei ik, als een sonnet, en buig me over je heen, bedek je, en ik zuig je naam maar je beweging nergens in, er staan geen tanden hier en jij ontsnapt intussen.

21


sonnet 10 The Stained Sonnet

*on my way from Seattle to Tokyo, Nov 14/15 1996

My Love is in your name, the one and only love through which I travel to a distant shore. I get my first glimpse of the horizon, more smoothness, of an ocean’s rim, and the stony awareness of steep hills. So far, so lonely without your love, I am climbing in a sky wherein language freezes to a single wry remark, a breaking sound in both my bony hands that hold a fountainpen, leaking its black writing on my skin, staining me so deeply that no detergent can remove this tattoo of dark/salty depths, this line that moves with me around the world, and is horizon’s thin track around me - where I am, I know you are too.

22


sonnet 10 Het sonnet dat afgaf

*tussen Groningen en Schiermonnikoog, 7 nov 1999

Godsend is in je naam, de ene, enig hart dat ik zelfs in de verte voel kloppen. Ik zie hoe de horizon ombuigt, je stopt er zomaar een oceaan in, en stenige hoge sluizen. Als ik mij niet zo alleen zou voelen, houd van me, ik vaar naar de top van de hemel, taal vriest vast in de koppen, er breekt iets, dat is tussen mijn lenige vingers, de vulpen, er lekt zwarte inkt, zij schrijft herkenbaar op mijn huid dat ik deze tekens niet meer kan verwijderen, zo echt als hun donkere/zoute context, rechte lijn en kim die met mij mee beweegt, lezen en reizen, luister je? waar ik ben, ben jij.

23


sonnet 11 The Palmistry Sonnet My Love touches on the line where all love ends, the crossroads in your hands, the hidden drawing that draws upon your life. It does, at morning, open up in your palms, to tell of events that have occurred to you. Cuts. This etching blends itself into your skin, traces of mourning and pain and time -- your right hand shows a warning, your left was born with you and shares your talents. No one can step outside his long bloodline. Any choice is final, for some time. My Love, I walk alone the ways of a borderland on which no meaning is exposed but wet sand shows footprints and stones. A crossing. Hide, my love, in both my hands, the direction will be mine.

24


sonnet 11 Het handlijnen sonnet Godsend, elke lijn waarin de liefde sterft doorkruist het etsen van verborgen tekens die leven afpalen. Je komt ze tegen in je handpalm, ‘s morgens, krassen die je erft uit wat je overkwam. Pijn. Die zichzelf kerft in je huid, en tot huid wordt, kleine wegen van rouw en tijd - je linkerhand, de lege kansen, je rechterhand, hoe talent bederft. Niemand kan één stap doen buiten zijn bloedlijn. Elke keuze is de laatste. Liefst alleen loop ik langs de wegen in een grensgebied met nat zand waarvan de betekenis niet vastligt, met afdrukken, kruisingen -- zij zijn verborgen in mijn handen als de liefste.

25


sonnet 12 The Coyote Sonnet My Love can approach beauty and be lonely, like a coyote running across the grounds halts without a sound - I stopped breathing - wolfhound turns and looks back, eyes fixed, the shadow only seems to move, wavers now like a shrill tone. He disappears in the same curve: to look around and to be the swift ochre killer - it daunts me, the vanishing chills me to the bone. Me and my love we are one, but separated in even the need to surrender. Never can the law of being human be broken although it can be surpassed by the token groans and the fewest drops of liquid ever running in between. Mixture. We have mated.

26


sonnet 12 Het sonnet van de wolfshond Godsend, je bent voorbij schoonheid alleen, ik zoek als een hond je geur en stop, verbeten, zonder geluid - adem verraadt je - deze keer kijk ik om, je schaduw, een ogenblik trilt de contour als een toon, als je verschrikt zou willen oplossen, maar ik moet nog eten en oud worden, wil je me niet vergeten dan moet ik je tot op het bot schoongelikt hebben. Liefste, jij en ik zijn al jaren bezig ons niet over te geven, noodzaak omdat de wet van mens/mens onbreekbaar is al wordt die soms overtroffen door uitwisseling van de minste druppels die een zaak van dood/leven zijn. Mengvorm. Dit was paren.

27


sonnet 13 The Lotus Sonnet My Love enters its abyss, and you, past youth, you enter me with all the easiness and grace of bending and of a first thirst lessened by bending me with ease and turning my truth into my depth. My love, I gasp and deeper inside I open up for your recurrent urge, the soft walls widen, here comes a torrent of melting underneath my ‘I’ and deeper down sweeps all my love into its overflow and fulfilment. I watch your eyes and notice how their dark hazel changes to a golden green, wherein I read despair and I do know how the Ruler, the Lord who holds the Lotus is one in one with all women and all men.

28


sonnet 13 Het sonnet van de jongen op de markt in Kuala Lumpur Godsend, wens dat je niet te meten bent, zeg hoe ruim en diep en soepel je me opent en ingaat, buigzaam is de dorst, de dood en de liefde, als mijn adem stokt en ik wegdrijf op de onderstroom, kom, je dringt ver weg langs de wanden binnen en in het geloof dat ik zou kunnen smelten is mogelijk ook mijn ‘ik’ verdwenen, maar niets is zo echt als vertellen over liefhebben, als trouw aan overgave, ik zie aan je ogen hoe ze van kleur veranderen, onzeker groen/goud waarin ik wanhoop lees en ik weet dat hij die vaststelt en hij die de lotus vasthoudt, dezelfde is, in mij en in jou.

29


sonnet -The Bruce Nauman Sonnet My Love, You have the world cupped in Your hands, a world that moves consistently, is turning around itself, that focuses the yearning toward a goal, toward a common good. Strands of shivering white cloud hover above lands and seas, in streaming ribbons. My world, learning is to continue movement, and your burning inside should keep by steady rhythm its balance. So often have I known my mind, my restless search for truth, to have an empty core, and yet you touched and touch it, and with tender fingers kindle desire. My Love, this light now lingers silent in its centre, where you are, is set to bring the shadows out, a dance. Caress.

“the true artist helps the world by revealing mystic truths” [Bruce Nauman, neon, in the Kröller-Müller Museum]

30


sonnet -Het Bruce Nauman sonnet Godsend, de open werelden in je hand bewegen zeker en om eigen as, jij laat ze tollen en mijn verlangen kent mij en richt mij, richt zichzelf naar de liefde, want wolken houden het water vast, en het land opent zich en ontvangt. Mijn wereld, je zei me dat beweging een leerproces is, bij alles blijft het evenwicht ritmisch in stand, maar mijn denken is rusteloos, de luwte van een leeg hart is de waarheid niet, ik til je naar mij toe met mijn vingers, van binnen ontvlamt lust. Godsend, dit licht aarzelt nog in de stilte van het centrum, waar jij bent, wil de dans beginnen, strelen de schaduwen.

31


Š Maria van Daalen / 2015

32


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.