1 CIZ, Wie is de cliënt?, 2011. Zie ook www.ciz.nl.
Figuur 1: Indeling van de totale doelgroep en inschatting van de omvang per subdoelgroep1
Transitie AWBZ naar Wmo
5%
Groep 1: Somatiek 0 – 64
10.500 mensen
Groep 2: Somatiek 65 – 75
7.000 mensen
Groep 3: Somatiek 75+
20.500 mensen
Groep 4: Psychogeriatrisch
13.000 mensen
Groep 5: Kinderen met psychischestoomis 0 – 17
30.000 mensen
Groep 6: Mensen met psychischestoomis
55.500 mensen
Groep 7: Kinderen met verstandelijke handicap 0 – 17
20.000 mensen
Groep 8: Mensen met verstandelijke handicap
30.000 mensen
Groep 9: Mensen met zintuigelijke handicap
4.500 mensen 2%
Groep 10: Mensen met lichamelijke handicap
14.000 mensen
3%
10%
Grote gemeente: 11.000 cliënten
6% 15%
27% Middelgrote gemeente: 800 cliënten
10% 15%
Kleine gemeente: 127 cliënten
7%
Belangrijk om te beseffen is dat het op het landelijk niveau gaat om een grote groep mensen, maar dat dit op het lokale niveau van een gemeente sterk kan verschillen. De G4 hebben grote groepen cliënten, maar de middelgrote en kleine gemeenten hebben wellicht te maken met enkele honderden of soms slechts tientallen cliënten. En cliënten ontvangen in de huidige praktijk een grote verscheidenheid aan onder steuningsvormen. Dit maakt deze transitie complexer dan de eerdere transitie van Hulp bij het huishouden in 2007. De totale ondersteuningsbehoefte binnen een gemeente kan op voorhand moeilijk eenduidig vastgesteld worden. Wat er nodig is aan ondersteuning vanuit een gemeente hangt af van de mate van beperking, de mate waarin deze effect heeft op het dagelijks leven, de mate waarin hulpbronnen beschikbaar zijn, de mate waarin een cliënt zelfredzaam is en de mate waarin de omgeving van de cliënt kan bijdragen. Een alleenstaande man van 80 met longproblemen, een hartkwaal en een beperkt sociaal netwerk heeft een andere ondersteuningsbehoefte dan een jonge vrouw van 30 met het syndroom van Down. En kinderen met een verstandelijke beperking hebben een andere vorm van ondersteuning nodig dan een volwassene met een psychiatrische stoornis. Omdat de ondersteuningsbehoefte per doelgroep, en vaak per individu, verschilt is de huidige dienstverlening gevarieerd. Sommige voorzieningen zijn regionaal georganiseerd en andere voorzieningen zijn op gemeentelijk niveau georganiseerd. Voor kleine groepen mensen met een bijzondere problematiek zijn er bovenregionale voorzieningen met specialistische dienstverlening. Dit is het geval voor mensen met een niet aangeboren hersenafwijking (NAH), zintuiglijk gehandicapten, volwassenen en kinderen met een verstandelijke beperking en gedragsproblematiek, mensen in de maatschappelijke- en vrouwenopvang. Dit geldt ook voor palliatieve zorg en het kortdurend verblijf in een zorginstelling.
13 Opdrachtgever- en ondernemerschap
TransitieBureau maart 2012