THEBW en THNBW

Page 1



1 Dingen over mij die – in een of ander alternatief universum – misschien interessant genoeg zijn voor het docentencomité van de vierdeklassers om mij te selecteren voor de kunstgeschiedenisreis naar Italië.

YMCA. jeugdversie van de

een haai.

5


Staten.

Door een gigantische donderslag vlieg ik van schrik bijna een halve meter de lucht in. Ik lig languit op bed. Lindsay en Samantha, mijn twee BFF’s, liggen op de vloer samen de Teen People van vorige week door te bladeren. Maar of a) ze hebben allebei heel slim voor me verborgen weten te houden dat ze stokdoof zijn, of b) ze worden zo opgeslokt door de roddels over jong Hollywood dat ze niet hebben gemerkt dat de hemel daarnet zowat in tweeën is gespleten. Na nog een zware dreun laat Lindsay het tijdschrift eindelijk los en rolt op haar rug. ‘Ik ben het echt zat,’ klaagt ze tegen niemand in het bijzonder. ‘Hoe moet ik ooit mijn rijbewijs halen als die regen met bakken uit de lucht blijft vallen? Ik mag van mijn vader niet eens oefenen als het bewolkt is, laat staan als de hemel een achtste oceaan over ons uitstort. Ik bedoel, het is nu wel genoeg geweest. Dit duurt al bijna een week.’ Samantha pakt het tijdschrift op en brengt het dicht bij haar gezicht om het beter te kunnen zien. Ik heb geen flauw idee waarom ze zo geobsedeerd is door dit soort blaadjes. Samantha is veruit het aantrekkelijkste en best geklede meisje van de hele school… van het hele land waarschijnlijk. Ze heeft prachtig golvend, donkerblond haar en een lang, slank lijf waar de meeste mensen vier uur per dag voor moeten trainen bij een 6


streng dieet van tarwegras, en ze heeft de hele designergarderobe van haar moeder tot haar beschikking. (Had ik al gezegd dat haar moeder vroeger model was? En dat Samantha haar benen heeft geërfd?) En dan heeft ze ook nog eens een supergoed gevoel voor stijl, die zelfs de meeste celebrity’s zich alleen maar weten aan te meten door Rachel Zoe in te huren. Ik bedoel, heb je ooit iemand Comme des Garçons zien combineren met All Stars? (Nu we het erover hebben: heb je überhaupt ooit iemand Comme des Garçons zien dragen? Zo. Weird.) Nee echt, ze zou zo zélf in een van die tijdschriften kunnen staan. Als je het haar zou vragen, zou ze natuurlijk zeggen: ‘Ik zie er verschrikkelijk uit!’ Waarmee ze niet eens naar complimenten vist. Ik snap nog steeds niet hoe dat nou precies werkt bij haar. ‘Jezus, wat is dat toch met die wimpers?’ vraagt ze zich hardop af. ‘Dit model ziet eruit alsof er spinnen uit haar ogen kruipen.’ Samantha legt het tijdschrift neer en draait zich naar Lindsay toe. ‘Dat je het even weet: het komt allemaal door onze ouders. Als zij in de jaren tachtig niet zo veel haarlak, insecticide en piepschuimbekertjes hadden gebruikt, zouden wij nu geen last hebben van dit extreme weer.’ ‘Daar was het mijn vader waarschijnlijk om te doen,’ schampert Lindsay. ‘Ik durf te wedden dat hij alléén maar producten gebruikte met cfk’s erin, in de hoop daarmee op een dag te kunnen voorkomen dat zijn toekomstige dochter achter het stuur gaat zitten.’ ‘Mmm-hmmm,’ zeg ik, half afwezig – omdat Lindsay áltijd zit te klagen dat ze geen rijbewijs heeft en Samantha áltijd haar ouders overal de schuld van geeft – maar ook omdat ik het te druk heb met het bestuderen van de fluorescerend gele flyer die meneer Wallace vandaag tijdens de kunstgeschiedenisles heeft uitgedeeld. Bovenaan staat gebiedend: ATTENTIE! En trouwens, het heeft totaal geen zin om ze te vertellen dat het gebruik van chloorfluorkoolstofverbindingen in spuitbussen al in 1978 werd verboden en dat piepschuimbekertjes helemaal niets te maken hebben met extreme 7


weerpatronen. Ze zouden toch niet luisteren. Opeens krijg ik een flapperende papiermassa in mijn gezicht. Ik kijk weg van de flyer, die ik op het memobord naast mijn bed had geprikt. ‘Au,’ zeg ik, terwijl ik over mijn voorhoofd wrijf en ongewild moet lachen. ‘Waarom gooide je nou dat tijdschrift naar me? En zeg alsjeblieft niet dat je weer op de een of andere celebrity valt.’ Samantha trekt een wenkbrauw op. ‘Je doet al de hele tijd alsof we niet bestaan en ik begin het persoonlijk op te vatten. Wat gebeurt er allemaal in dat hoogbegaafde hoofd van je?’ Met een zucht trek ik de punaise uit de flyer en houd hem voor ze omhoog. Ik doe mijn best om nonchalant te klinken. ‘Er is een wedstrijd. Heeft meneer Wallace vandaag tijdens de kunstgeschiedenisles aangekondigd. De gemeente heeft een beurs gekregen om in de zomer vijf leerlingen naar Italië te sturen om beroemde kunstwerken te bestuderen. De gemeente betaalt alles. Vliegtickets, hotels, eten, zelfs de toegangkaartjes voor allerlei musea.’ Bij de gedachte alleen al voel ik kriebels in mijn buik. ‘Laat zien,’ eist Lindsay. Ze komt overeind, ploft naast me op het bed en pakt de flyer uit mijn hand. Ik kijk over haar schouder mee en lees de tekst voor de duizendste keer, terwijl zij hem aan Samantha voorleest.

ATTE NTI E ! E E N O N V E R G ETE LI J K E ZO M E R E R VA R I N G ! Vijf uitverkoren leerlingen zullen meneer Wallace vergezellen op een reis naar ITALIË, om in Rome, Venetië en Florence de werken van de grote Italiaanse meesters te bestuderen. Om mee te kunnen dingen, gelden de volgende voorwaarden: 8


UĂŠ

iĂŠÂ“ÂœiĂŒĂŠÂ…iĂŒĂŠĂƒÂŤiVˆ>Â?iĂŠÂŽĂ•Â˜ĂƒĂŒ}iĂƒV…ˆi`iÂ˜ÂˆĂƒÂŤĂ€Âœ}Ă€>““>ĂŠĂ›ÂœÂ?}iÂ˜ĂŠiÂ˜ĂŠ “ˆ˜ˆ“>>Â?ĂŠiiÂ˜ĂŠÂ™ĂŠĂƒĂŒ>>˜°

UĂŠ

iĂŠ`ˆiÂ˜ĂŒĂŠiiÂ˜ĂŠÂœÂŤĂƒĂŒiÂ?ĂŠĂŒiĂŠĂƒVÂ…Ă€ÂˆÂ?Ă›iÂ˜ĂŠĂœ>>Ă€ÂˆÂ˜ĂŠÂ?iĂŠĂ•ÂˆĂŒÂ?i}ĂŒĂŠĂœ>>Ă€ÂœÂ“ĂŠÂ?ˆÂ?ĂŠĂ›ÂœÂœĂ€ĂŠ `iâiĂŠĂ€iÂˆĂƒĂŠÂ“ÂœiĂŒĂŠĂœÂœĂ€`iÂ˜ĂŠĂ•ÂˆĂŒ}iÂŽÂœâi˜°

UĂŠ

>˜`ˆ`>ĂŒiÂ˜ĂŠĂœÂœĂ€`iÂ˜ĂŠLiÂœÂœĂ€`iiÂ?`ĂŠÂœÂŤĂŠâÂœĂœiÂ?ĂŠÂ…Ă•Â˜ĂŠÂœÂŤĂƒĂŒiÂ?]ĂŠ>Â?ĂƒĂŠ ÂœÂŤĂŠÂŤiĂ€ĂƒÂœÂœÂ˜Â?ˆÂ?ÂŽÂ…iˆ`]ĂŠLĂ•ÂˆĂŒiÂ˜ĂƒV…œœÂ?ĂƒiĂŠÂˆÂ˜ĂŒiĂ€iĂƒĂƒiĂƒĂŠiÂ˜ĂŠÂŽ>Ă€>ÂŽĂŒiĂ€]ĂŠ iÂ˜ĂŠĂœÂœĂ€`iÂ˜ĂŠ}iĂƒiÂ?iVĂŒiiĂ€`ĂŠ`ÂœÂœĂ€ĂŠiiÂ˜ĂŠ`ÂœViÂ˜ĂŒi˜VÂœÂ“ÂˆĂŒjĂŠĂ›>Â˜ĂŠ`iĂŠ Ă›ÂˆiĂ€`iÂŽÂ?>ĂƒĂƒiĂ€Ăƒ°

UĂŠ

Â˜ĂƒVÂ…Ă€ÂˆÂ?Ă›ÂˆÂ˜}iÂ˜ĂŠÂ“ÂœiĂŒiÂ˜ĂŠĂ•ÂˆĂŒiĂ€Â?ˆÂ?ÂŽĂŠĂ›ÂœÂ?}i˜`iĂŠĂœiiÂŽĂŠ`œ˜`iĂ€`>}ĂŠÂœÂ“ĂŠ £Ç°ääÊÕÕÀÊLˆÂ?ʓi˜iiÀÊ7>Â?Â?>ViĂŠĂœÂœĂ€`iÂ˜ĂŠÂˆÂ˜}iÂ?iĂ›iĂ€`t

‘Ik zie het probleem niet,’ zegt Lindsay opgewekt. ‘Je hebt in je hele leven nog nooit lager dan een 91/2 gescoord en je bent supergoed in het schrijven van opstellen. Natuurlijk kiezen ze jou.’ Ze geeft de flyer met een zucht terug en schudt mistroostig haar hoofd. ‘Zo cool! Nerds mogen altijd leuke dingen doen.’ ‘Geloof me,’ zegt Samantha, ‘zo leuk is het niet. Mijn ouders hebben me vijf keer naar ItaliĂŤ meegesleept en het wordt zwaar overschat. Ik bedoel, als je ĂŠĂŠn afbeelding van Jezus hebt gezien, dan heb je ze allemaal gezien. Maar ik moet toegeven: de jongens zijn echt hot.’ Ik glimlach. Dat moet ik haar wel nageven: ze beheerst het verwende ik-ben-het-rijkeluiskind-wiens-ouders-me-niet-zien-staan tot in de puntjes. Ze heeft er zelfs puur uit wraak voor gezorgd dat ze van het internaat werd gestuurd – het had iets te maken met te laat binnen zijn, condooms en een banaan, hoewel ze elke keer een ander verhaal opdist – dus nu is ze veroordeeld tot Grover Cleveland High en plebs zoals wij. Ik zal de eerste keer dat Lindsay en ik Samantha ontmoetten nooit vergeten. Het was in de brugklas, op de eerste dag na de kerstvakantie, een paar minuten voordat het eerste uur begon. Lindsay en ik waren in de meidentoiletten vlak bij de talenlokalen. Daar ontmoetten we 9


elkaar elke ochtend om onze outfits te vergelijken en bij te praten over alles wat er tussen ons laatste telefoon- of msn-gesprek van de avond ervoor en het moment dat we ’s ochtends op school arriveerden, was gebeurd. De toiletten lagen in een uithoek, ver van de huiswerkklassen, dus meestal hadden Lindsay en ik de ruimte voor onszelf. Maar toen we die ochtend binnenkwamen, stond er tot onze verbazing een meisje dat we nooit eerder hadden gezien. Mijn adem stokte toen ik haar zag: ze droeg een lange, zwarte tuniek met losse stroken stof aan de mouwen, met daaronder een heldergroen topje, jeans en 8 centimeter hoge paarse sleehakken. Ze had een uitgekiend nonchalant kapsel van lang blond haar en er hingen in elkaar gestrengelde gouden kettingen van verschillende lengtes om haar nek. Ze was echt adembenemend en helemaal perfect, en ik had nog nooit zoiets gezien, niet in levenden lijve in ieder geval. Lindsay en ik stonden naar haar te staren terwijl zij voorovergebogen bij de wasbak zwarte eyeliner en zeven lagen mascara op haar van nature lange wimpers aanbracht. De delicate zwarte stroken aan haar mouwen hingen elegant langs de zijkanten van de natte wasbak. ‘Van mijn moeder mocht ik vanmorgen geen mascara op,’ verduidelijkte ze met haar mond halfopen op die ik-doe-mijn-uiterste-bestom-mijn-ogen-niet-uit-te-steken-manier waarop vrouwen make-up aanbrengen. Ze nam ons via de spiegel op en ik herinner me dat ik me opgelaten voelde met mijn slome, sluike, bruine haar, de jeans die mam bij Limited Too had gekocht en die rode puist midden op mijn voorhoofd. Maar het ging haar er niet om te oordelen. Het ging blijkbaar om iets anders. ‘Willen jullie ook?’ vroeg ze uiteindelijk met twee eyeliners in haar opgestoken hand. Ze waren van Chanel. Ik wist dat je geen eyeliners met andere mensen moest delen vanwege infectiegevaar door het overbrengen van 10


bacteriën, maar ik begreep ook dat als we zouden weigeren, onze kansen verkeken waren om bevriend te raken met dit superknappe, excentrieke meisje. Lindsay en ik wierpen elkaar een snelle blik toe, grepen toen ieder een eyeliner en gingen naast haar bij de spiegel staan. Ze glimlachte. Eigenlijk leek het meer op gniffelen. ‘Ik ben Samantha,’ zei ze. ‘En even voor alle duidelijkheid: tot op heden was delen niet mijn sterkste kant.’ Sinds die tijd zijn wij drieën onafscheidelijk.

11



1 Zaterdag Klerenzooi: zelfstandig naamwoord Overspoeld worden door een gevoel van complete mislukking omdat je geen idee hebt wat je voor een speciale gelegenheid moet aantrekken, wat erop uitdraait dat uiteindelijk de hele inhoud van je klerenkast op de vloer ligt.

Op de uitnodiging staat ‘dressy casual’ en ik heb geen idee wat dat betekent. Wat een klerenzooi. Ik sluit Urban Dictionary af, sla mijn laptop dicht en leun achterover in mijn bureaustoel. Over het perfecte Woord van de Dag gesproken: de afgelopen twee uur ben ik bezig geweest met wat ik naar het winkelcentrum moet aantrekken. Normaal gesproken zou ik me daar niet druk om maken, maar serieus, wat trek je aan als je weet dat je op het punt staat om ontdekt te worden? Als je weet dat je op het punt staat om ontdekt te worden. Dat is het hele probleem. Dat je het wéét. Toen ik klein was, keken mijn oma en ik altijd samen naar zwart-witfilms 5


uit de jaren vijftig, en zij kende alle verhalen over hoe al die steractrices waren ontdekt. Rita Hayworth was van een dansvloer in Tijuana geplukt; Marilyn Monroe was door een fotograaf gespot toen ze als verfspuiter in een vliegtuigfabriek werkte; Elizabeth Taylor hielp in de galerie van haar vader totdat een verslaggever haar opmerkte en in een artikel haar schoonheid roemde. Maar mijn favoriete verhaal was dat van Lana Turner, die door een filmagent werd ontdekt terwijl ze in een soda shop in Hollywood op een barkruk zat. Ik liet mijn oma het iedere keer opnieuw vertellen. Ik zag Lana helemaal voor me; zittend aan de toog met die wijduitstaande rok en die sokjes, luisterend naar Chubby Checker of wat er ook op de jukebox werd gespeeld, zuigend aan het rietje van haar flesje frisdrank, terwijl ze ondertussen met die gespierde rugbyspeler in zijn baseballjack aan het flirten was. Het was een dag als alle andere, totdat een of andere gast kwam binnenlopen, Lana van top tot teen opnam, haar ‘popje’ noemde en vroeg of ze een filmster wilde worden. En hopla! Zomaar ineens heeft ze een studiocontract, viert ze vakantie op een jacht aan de Franse Rivièra en dankt ze de sterren dat ze haar opleiding tot secretaresse voor een dagje besloot te skippen om in plaats daarvan naar de soda shop te gaan. Het enige verschil is dat zij die ochtend bij het wakker worden geen idee had dat haar leven die dag een compleet andere wending zou nemen. Maar ik dus wel. Ik heb nauwelijks een oog dichtgedaan. Ik bleef het maar in gedachten afspelen: hoe Erin, Lindsay en ik hand in hand in een kring stonden en onze armen in de lucht hieven, terwijl Lindsay ons uitriep tot ‘het geheime genootschap van de roze kristallen bol’. Hoe ik Erin pestte toen ze zei dat dat iets voor brugklassers was. En hoe Erin de roze bol daarna aan mij overhandigde. ‘Ik kies… Samantha Burnham,’ had ze gezegd, en ik zweer je dat de bol levend aanvoelde toen ik hem van haar overnam, alsof de telepathische energie van Robert Claytons moeder er 6


uit de jaren vijftig, en zij kende alle verhalen over hoe al die steractrices waren ontdekt. Rita Hayworth was van een dansvloer in Tijuana geplukt; Marilyn Monroe was door een fotograaf gespot toen ze als verfspuiter in een vliegtuigfabriek werkte; Elizabeth Taylor hielp in de galerie van haar vader totdat een verslaggever haar opmerkte en in een artikel haar schoonheid roemde. Maar mijn favoriete verhaal was dat van Lana Turner, die door een filmagent werd ontdekt terwijl ze in een soda shop in Hollywood op een barkruk zat. Ik liet mijn oma het iedere keer opnieuw vertellen. Ik zag Lana helemaal voor me; zittend aan de toog met die wijduitstaande rok en die sokjes, luisterend naar Chubby Checker of wat er ook op de jukebox werd gespeeld, zuigend aan het rietje van haar flesje frisdrank, terwijl ze ondertussen met die gespierde rugbyspeler in zijn baseballjack aan het flirten was. Het was een dag als alle andere, totdat een of andere gast kwam binnenlopen, Lana van top tot teen opnam, haar ‘popje’ noemde en vroeg of ze een filmster wilde worden. En hopla! Zomaar ineens heeft ze een studiocontract, viert ze vakantie op een jacht aan de Franse Rivièra en dankt ze de sterren dat ze haar opleiding tot secretaresse voor een dagje besloot te skippen om in plaats daarvan naar de soda shop te gaan. Het enige verschil is dat zij die ochtend bij het wakker worden geen idee had dat haar leven die dag een compleet andere wending zou nemen. Maar ik dus wel. Ik heb nauwelijks een oog dichtgedaan. Ik bleef het maar in gedachten afspelen: hoe Erin, Lindsay en ik hand in hand in een kring stonden en onze armen in de lucht hieven, terwijl Lindsay ons uitriep tot ‘het geheime genootschap van de roze kristallen bol’. Hoe ik Erin pestte toen ze zei dat dat iets voor brugklassers was. En hoe Erin de roze bol daarna aan mij overhandigde. ‘Ik kies… Samantha Burnham,’ had ze gezegd, en ik zweer je dat de bol levend aanvoelde toen ik hem van haar overnam, alsof de telepathische energie van Robert Claytons moeder er 6


op de een of andere manier doorheen stroomde. En daarna mijn vraag, natuurlijk. Toen we eenmaal hadden besloten dat ik de bol als eerste zou ontvangen, en Lindsay na mij, wist ik meteen wat ik moest vragen. Het kwam er alleen op aan om de juiste bewoordingen te vinden. Ik bedoel, ik had gezien wat er met die arme Erin was gebeurd toen ze om grotere tieten had gevraagd: haar hele lichaam zwol op. Ik had zo met haar te doen. Ze zag er opgeblazen uit, met hamsterwangen, zo’n beetje als Lindsay Lohan vlak voordat ze in rehab ging. Dus vandaar dat ik wist dat ik voorzichtig moest zijn. Ik kon de bol niet zomaar vragen of ik ontdekt zou worden of een filmrol zou krijgen. Nee, ik moest superspecifiek zijn. Ik moest vragen of ik, Samantha Burnham, ontdekt zou worden door een Hóllywoodregisseur, die me zou casten voor een gróte productie. Wat, al zeg ik het zelf, een geniale en waterdichte formulering was. Ik bedoel, kom op. Met zo’n vraag is het onmógelijk dat ik niet precies krijg wat ik wil. Ik overzie de berg kleren op de vloer – mijn hoogstpersoonlijke klerenzooi – en besluit dat mijn garderobe duidelijk niet geschikt is voor wat me te wachten staat. Het lijkt erop dat ik zwaarder geschut moet gaan inzetten. Ik trippel door de lange hal van wit-grijs geaderd marmer naar de slaapkamer van mijn ouders, terwijl ik ondertussen fantaseer hoe het vandaag allemaal zal verlopen. Vanzelfsprekend ben ik in het winkelcentrum, want soda shops bestaan niet meer en als ze wel bestonden, zou een regisseur daar niets te zoeken hebben, behalve als hij een dikke meid met verrotte tanden hoopt te ontdekken. Het is niet meer zoals vroeger, toen je als actrice best een beetje mollig mocht zijn. Nu moet je graatmager zijn, anders ziet niemand je staan. En zelfs dan nemen paparazzi op het strand foto’s van je cellulitis, die ze vervolgens in tijdschriften publiceren met koppen als LELIJKSTE CELEBRITYLICHAMEN AAN ZEE! Wat precies de reden is waarom je mij nooit, maar 7


dan ook nooit, op het strand zult aantreffen als ik straks beroemd ben. Ik weet alleen niet precies hoe het verdergaat als ik straks eenmaal in het winkelcentrum ben. Ik neem aan dat een of andere gast op me af komt lopen en zoiets heeft van: hĂŠ, jij zou helemaal perfect zijn voor de film die ik in Hollywood aan het maken ben. Maar dat is een beetje een anti-climax. Het zou beter zijn als het een regisseur was die meteen door iedereen wordt herkend, zoals Ron Howard of Woody Allen. Ik stel me voor dat hij wordt omringd door een hele drom mensen, die allemaal staan te schreeuwen om zijn handtekening, maar op de een of andere manier valt zijn oog op mij, helemaal achteraan. Hij baant zich een weg naar me toe en neemt me van top tot teen op alsof hij net een geestverschijning heeft gezien. En dan verkondigt hij natuurlijk op luide toon en met tranen in zijn ogen dat ik, Samantha Burnham, het meisje ben dat hij zoekt voor de hoofdrol van zijn volgende grote Hollywoodproductie. Het zou zomaar kunnen gebeuren. Ik slinger de deur van mijn moeders klerenkast open en kalmeer meteen. De keurige rijen met schoenen, ingedeeld op kleur en vervolgens op hakhoogte. Kledingrekken vol met jurken en bloezen, allemaal netjes opgehangen aan donkere cederhouten klerenhangers. De planken met handtassen, veilig opgeborgen in hun vilten beschermhoezen. De ladenkast in het midden, met drie laden uitpuilend van lingerie, onderkleding en nachtjaponnen. Ik ga op de witte, gecapitonneerde chaise longue in de hoek liggen en strek mijn zelfgebruinde benen voor me uit. De kast is een belachelijk grote inloopkast; minstens twee keer zo groot als de kamer die ik op het internaat met Tracey Ridgeley deelde, voordat ik eraf werd getrapt. Nou, technisch gesproken werd ik er niet af getrapt, maar dat is wat ik iedereen wijsmaak. De waarheid is dat ik het er verschrikkelijk vond en mijn ouders smeekte om terug naar huis te mogen. Ik was in de 8


veronderstelling dat ver bij mijn ouders vandaan wonen betekende dat ik enorm veel vrijheid en lol zou hebben en dat ik kon doen waar ik zin in had. Maar op Chauncy waren er veel meer regels dan ik thuis ooit had gehad en er viel bar weinig te lachen. Iedereen was heel prestatiegericht en supergestrest. Ze maakten zich alleen maar druk of ze zouden worden toegelaten op privé-universiteiten als Smith of Wellesley – en we zaten pas in de brugklas. En – dit is nog het ergste – er waren alleen gescheiden klassen en bovendien aten de jongens en de meiden in verschillende eetzalen, dus soms gingen er weken voorbij zonder dat ik ook maar één jongen tegenkwam. Wat in de brochure, sorry dat ik het zeg, totaal niet werd vermeld. Eerst probeerde mijn vader nog echt de vader uit te hangen, zo van: ‘Nou Samantha, jij was hier degene die zo graag naar Chauncy wilde, en als je A zegt, moet je ook B zeggen.’ Maar nadat ik twee weken dagelijks huilend aan de telefoon had gehangen, kreeg hij er genoeg van en mocht ik na het eerste semester thuiskomen. Onder één voorwaarde: dat ik naar een openbare school zou gaan. Chauncy voert een heel strikt beleid wat betreft kinderen die halverwege het jaar de school verlaten: er wordt geen cent terugbetaald, en hij was (met opgeheven vinger) ‘echt niet van plan om voor twee privéscholen te betalen, jongedame’. Wat ik allang best vond. Op een school met weinig middelen, een verstrooide, half overspannen rector en één docent op vijfenzestig leerlingen kom je lang zo snel niet in de problemen. En ik kan voldoendes halen bijna zonder ook maar iets te hoeven doen. Ik ga met mijn wijsvinger langs een kledingrek vol shirtjes met lange mouwen – nee, nee, nee, nee, misschien, nee – totdat ik eindelijk vind wat ik zoek: een limoengroene zijden bloes met een ronde hals, als van een T-shirt. Het is een Chanel en ik weet bijna zeker dat Karl Lagerfeld hem in de jaren tachtig aan mijn moeder heeft gegeven, nadat ze tijdens de modeweek in Parijs in een van zijn shows had gelopen. In 9


combinatie met jeans, een lange ketting en sleehakken is hij perfect: niet te overdreven maar toch opvallend, precies de look die ik voor ogen heb. Ik trek de bloes aan en bekijk mezelf in de spiegel die de gehele achterwand van de kast beslaat. Niet slecht, zou ik zeggen. Maar dan begint het stemmetje in mijn hoofd zich te roeren… Je armen mogen wel wat minder slap. Je kont mag best wat ronder. Je enkels kunnen wel wat slanker. Dat haar kan wel wat glans gebruiken. Je huid kan wel wat frisser. Stop! Ik schud met mijn hoofd om de stem te laten ophouden. Dit is nou waarom ik nooit een model zou kunnen zijn. Dat eindeloze gezeur over kleine, onbenullige dingen. Maar probeer dat maar eens uit te leggen aan mijn moeder. Ze behandelt me al van jongs af aan, vanaf het moment dat ze in de gaten kreeg hoe lang ik zou worden, als een model in opleiding. ‘Niet te veel eten, dikke modellen bestaan niet. Niet in je ogen wrijven, daar krijg je kraaienpootjes van.’ Ze spoort me aan rechtop te staan, zelfverzekerd te bewegen, uit de zon te blijven en mijn beugel te dragen. Ondertussen kon mijn zus eten waar ze zin in had, krom lopen als een oud wijf en het huis verlaten zonder eerst vijf lagen zonnebrandcrème op te smeren. Het was zó oneerlijk. Toen ik jonger was, vond ik het niet zo erg omdat a) ik zo het gevoel kreeg dat ik speciaal was en b) ik mijn moeder verafgoodde en net zo wilde zijn als zij. Ik vond het altijd zo cool dat mijn moeder beroemd was. Oké, quasiberoemd dan. Hoe dan ook, ik vond het geweldig als mensen in restaurants tegen elkaar begonnen te fluisteren als ze haar herkenden, of als de ouders van mijn vriendinnen me op fluistertoon vroegen of mijn moeder echt Kimberly Royce was. Ik vond het geweldig dat ze altijd – waar dan ook – de knapste en best geklede moeder was en dat alle andere moeders haar jaloers aanstaarden als ze op school langskwam, alsof ze een of ander exotisch dier was dat ze nog nooit hadden gezien. 10


Het is lastig aan te geven wanneer de lol ervanaf ging, maar het is in ieder geval al een hele tijd geleden. Nu is het feit dat mijn moeder vroeger een beroemd model was alleen maar superirritant, want het is het eerste waar mensen over beginnen als ze met me praten. Ik ben nooit gewoon Samantha Burnham. Ik ben altijd Samantha Burnham, Het Meisje Van Wie Haar Moeder Vroeger Model Was. En wat ik echt totaal niet meer geweldig vind, is dat ze altijd – waar dan ook – de knapste en best geklede moeder is en dat ze de hele tijd wordt aangestaard. Ik bedoel, waarvoor moet een zesenveertig jaar oude huisvrouw zich überhaupt elke dag zo optutten? Het is gewoon gênant. Hoe dan ook, vanaf het moment dat ik twee jaar geleden met dramalessen ben begonnen, vormt mijn geslonken interesse om model te worden de bron van bijna alle ruzies tussen mijn moeder en mij. Toegegeven, ik heb jarenlang volgehouden dat ik model wilde worden (zie a en b, hierboven). Ik dacht altijd dat ik het leuk zou vinden. Zeg nou zelf, al dat reizen, de kleren en de stylisten: het klinkt allemaal heel glamorous. Maar dat was vóórdat ik bedacht dat het je langzaam tot waanzin drijft wanneer je voortdurend door jezelf geobsedeerd bent. En het was voordat ik erachter kwam dat ik acteren leuk vind en er echt goed in ben. Het was ook voordat ik mijn moeder begon te haten en doorkreeg dat ze alleen maar wil dat ik model word zodat ze andere mensen eraan kan herinneren dat zíj ooit model was. Want dat is het ’m met mijn moeder: het gaat altijd alleen maar om háár. Dus spelen we een spel waarin zij afspraken voor me regelt met modellenbureaus in New York, waar ik vervolgens weiger te verschijnen. En ik blijf doorgaan met mijn dramalessen en acteer in voorstellingen waarbij zíj weigert te verschijnen, en zo ruziën we door in een eindeloze vicieuze cirkel. Tot vandaag. Vandaag zet ik er voor eens en altijd een punt achter. Want vandaag ga ik ontdekt worden. 11


Halverwege de trap denk ik er pas aan om mijn schoenen uit te doen, maar het is al te laat. Mijn moeder zit in de eetkamer, precies onder de lange, gedraaide trap, en het is onmogelijk dat ze het doffe plof, plof, plof van mijn kurken sleehakken op de marmeren vloer aan het begin van mijn afdaling niet heeft gehoord. ‘Samantha!’ roept ze terwijl ik op blote voeten langs de deuropening probeer te glippen, de sleehakken bungelend aan twee vingers van mijn rechterhand. Ik loop een paar stappen achteruit naar de eetkamer, waar ze met haar rug naar me toe aan de lange mahoniehouten tafel zit. Tegenover haar zit madame Gillaux, het Franse medium met de paarse tulband en het vette accent, die mijn moeder nu al een paar weken uit New York laat overvliegen. Voor hen op tafel ligt een rij tarotkaarten uitgelegd. In de deuropening sta ik even stil om mee te luisteren naar de interpretatie van madame Gillaux. ‘Dit ies interessan’,’ zegt ze langzaam en omzichtig, waardoor mijn moeder vol afwachting naar voren leunt. ‘’ier hebben we ’et Oordeel, wat meestal op een bewustwording duidt, of misskien een of andere vernieuwing? En dan ’ebben wij nog de Zes Bekers, wat meestal betrekking ’eeft op ’et verleden, goeie ’erinneringen, of een jeugdvriend.’ Ze kijkt mijn moeder indringend aan. ‘’eb jij onlangs nog contact ’ehad met vrienden van vroeger?’ Oké, ik heb genoeg gehoord. Ongelofelijk dat mijn moeder niet doorheeft wat een oplichterij dit is. ‘Wilde je iets zeggen?’ onderbreek ik hen, voordat mijn moeder de kans krijgt om op madame Gillaux te reageren. Maar inmiddels is haar aandacht opgeslokt door de kaarten en ze gunt me nauwelijks nog een blik waardig. Wat mij goed uitkomt, want als ze in de gaten krijgt dat ik haar bloes draag, moet ik hem vast uittrekken, ben ik bang. ‘O Samantha, ja, vanwege dat stiekeme gedoe op blote voeten wilde 12


ik even horen waar je naartoe gaat, en ik wilde je op het hart drukken klokslag zes uur thuis te zijn, want we eten vanavond met z’n allen.’ O geweldig. Weer zo’n zogenaamd gezellig etentje met het hele gezin. De psycholoog van mijn moeder kwam met een studie aanzetten waaruit bleek dat kinderen uit gezinnen waarbij gezamenlijk wordt gegeten minder snel aan de drugs raken. Wat best zo zal wezen, maar ik stel me zo voor dat die studie iets anders voor ogen had dan gezinsetentjes die zich min of meer in totale stilte voltrekken, waarbij de vader constant met zijn Crackberry bezig is en de moeder zit te prikken in hapjes sla en gestoofde vis. Ik bedoel maar. ‘Ik ga naar het winkelcentrum, met Erin en Lindsay. En ik beloof dat ik op tijd terug zal zijn. Oké?’ Ze kijkt naar me op – laat het haar niet opvallen, laat het haar alsjeblieft niet opvallen – en rimpelt dan haar perfect gevormde neus. ‘Is dat mijn Chanel-bloes?’ Ik wil net zeggen: o… ja, dat klopt, en ik mag hopen dat hij mij net zo goed staat als jou, moeder, maar voor ik mijn mond kan opendoen, steekt madame Gillaux haar neus (die en profil wel wat lijkt op de buik van een zwangere vrouw die op het punt staat om te bevallen) in de lucht en beweegt haar hoofd van links naar rechts, alsof het een antenne is die een ver radiosignaal probeert op te vangen. ‘Er ies iets met jou,’ verkondigt ze. Ik staar haar en haar paarse tulband aan en vraag me af of ze zich realiseert hoe belachelijk ze eruitziet. ‘Ik denk ’t niet,’ zeg ik. Maar madame Gillaux knikt fanatiek, alsof ze zojuist een langgekoesterd vermoeden heeft bevestigd. ‘’et is je aura,’ zegt ze vol overtuiging terwijl ze haar antenneneus op mij richt. ‘’et is een krachtige energie. Alsof er een elektrische spanning om je ’een ’angt.’ Ze steekt een vinger in de lucht. ‘Er staat vandaag iets te gebeuren. Iets belangrijks.’ Ik haal mijn schouders op en kijk haar onaangedaan aan. ‘Ik ga 13


gewoon naar het winkelcentrum. Dag, mam.’ Ik draai me op mijn hielen om en loop met grote stappen door de hal naar de voordeur. ‘Voorzichtig met die bloes,’ roept mijn moeder me achterna. ‘Hij is vintage!’

14


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.