Vergelding, hoofdstuk 1

Page 1


13282a-v8_13282a.qxp 27-2-13 13:23 Pagina 7

1 Het lichaam lag tussen de struiken – een vrouw van een jaar of dertig – en Maja zou het niet eens hebben gezien als ze niet over een wortel was gestruikeld en ertegenaan was gerold. Ze krabbelde snel overeind en keek omlaag. De gedaante lag er roerloos bij in het schemerige licht. Een heel eind verderop in het bos klonk Toms stem. ‘Maja!’ ‘Tom!’ riep ze. Ze wist dat hij haar niet kon horen. Ze had al een paar keer teruggeroepen, maar zijn stem had zich steeds verder verwijderd. Hij liep duidelijk terug naar het dorp. Toch probeerde hij het nog een keer. ‘Waar ben je?’ Dat was het probleem. Ze wist het niet. Ze kon zich niet eens herinneren hoe ze hier terecht was gekomen. Er moest iets zijn geweest waardoor ze van Tom was weggehold, het bos in, maar haar hoofd was leeg, op een flard van een herinnering na. Iets op het pad, iets geels. Meer niet.

7


13282a-v8_13282a.qxp 27-2-13 13:23 Pagina 8

Deze keer riep ze niet terug. Ze wist dat het geen zin had; ze had nu trouwens een groter probleem. Ze keek weer naar het lichaam. Ze moest het controleren, hoe bang ze ook was. Er was een kans dat deze vrouw nog leefde. Ze haalde diep adem en knielde neer. De grond voelde hard en knokig. Ze tuurde naar het lichaam, bedacht op een plotselinge beweging, maar alles bleef stil. Terwijl om haar heen het halfduister dieper werd, kroop ze behoedzaam dichterbij. Zelfs op deze afstand was het lichaam nauwelijks te onderscheiden, maar langzaam maar zeker tekende het zich voor haar af. Ronde lijnen, borst en buik bewegingloos, het gezicht ook. Ogen gesloten. Een jurk, waarvan de blauwe kleur nog net zichtbaar was in het vervagende licht, met een lage halslijn. De vrouw was gekleed alsof ze uit was geweest. Nergens een wond te zien. Er glinsterde iets in de duisternis, een hanger in het decolleté van de vrouw: een hoefijzertje aan een fijne schakelketting. Er gleed een haarlok overheen, die er vervolgens stil bleef liggen. Maja balde haar vuisten. De vrouw was onmiskenbaar dood. En toch... ‘Leef je nog?’ vroeg ze. Haar stem klonk iel in het donker wordende bos. Er kwam geen antwoord, maar ergens vlakbij hoorde ze geritsel. Ze draaide zich razendsnel om en tuurde in de duisternis. Het geritsel stopte en de stilte daalde weer neer. Ze voelde dat ze in paniek begon te raken. Ze dacht aan haar mobieltje dat thuis lag. Niet dat ze er hier veel aan had gehad. Ze had geen idee hoe ze had moeten beschrij-

8


13282a-v8_13282a.qxp 27-2-13 13:23 Pagina 9

ven waar ze was. Na hun verhuizing naar Hemloo een paar dagen geleden had ze nauwelijks de weg geweten in het dorp. Het bos kende ze nog helemaal niet. Er klonk weer geritsel. En opnieuw stopte het. Ze kwam overeind. Ze moest het pad naar huis vinden, alarm slaan en op de een of andere manier de weg naar deze plek onthouden zodat ze hem aan de politie kon beschrijven. Ze keek om zich heen en vond onmiddellijk een volmaakt herkenningspunt: een grote beuk die flink beschadigd was. Zelfs in het schemerige licht zag ze dat de onderste twee takken afgezaagd waren en een derde met een netwerk van touwen van bovenaf werd gesteund. Ze keek weer naar het lichaam op de grond. ‘Ik ren nu terug naar huis,’ fluisterde ze. Ze had geen idee waarom ze tegen deze vrouw praatte. ‘Ik ga naar mijn ouders en zij zullen de politie bellen. Ik zal zo hard mogelijk rennen. Ik laat je niet lang alleen.’ Op dat moment hoorde ze de voetstappen. Geen zware. Integendeel. Sluipende voetstappen. Ze dook in elkaar en haar ogen schoten alle kanten uit. Het hoefde geen gevaar te betekenen. Het zou zelfs iemand kunnen zijn die haar kon helpen, iemand die straal voorbij was gelopen als zij zich niet zou laten zien of horen. Maar ze liet zich niet zien en zei niets. De voetstappen kwamen dichterbij. Ze dook weg achter een eik en wachtte. Langzame voetstappen, steeds dichterbij – tot ze plotseling stopten en de stilte weer neerdaalde. Met gespitste oren zat Maja achter de eik. Het enige wat ze hoorde was een geruis in de bladeren boven haar

9


13282a-v8_13282a.qxp 27-2-13 13:23 Pagina 10

hoofd, dat wegstierf toen ze haar nek strekte om te kijken. Het gebladerte was stil, alsof het nooit had bewogen. Ze draaide zich om en keek weer naar het lichaam. De dode vrouw lag nog steeds in dezelfde houding, maar íéts was er veranderd. Toen zag ze het. Het hoofd was gekanteld, het lange haar was opzij gevallen en de ogen waren nu open, en eronder, als een derde oog, glinsterde het hoefijzertje in de duisternis. Maja keek als verlamd toe. Ze wilde zo graag weghollen, maar ze kon zich niet bewegen. Het hangertje bleef glinsteren en in de dode ogen leek ook iets te glinsteren. Ze slikte moeizaam. Dit was waanzin. Ze moest hier zo snel mogelijk weg. Ze glipte achter de eik vandaan en kroop naar de rand van het struikgewas. De duisternis was nu zo dicht dat ze bijna niets meer zag, maar op de een of andere manier wist ze haar weg te vinden. Met toegeknepen ogen en gespitste oren sloop ze ervandoor. Hier was de open plek. Ze herinnerde zich dat ze hier was uitgekomen tijdens haar verwarde vlucht het bos in. Links van haar stond de gehavende beuk, rechts lag het diepe, dichtere deel van het bos. Het was moeilijk te geloven dat ze daar doorheen was gerend en zich er zo weinig van herinnerde. Toch moest ze die kant op. Dat wist ze nog wel. Het pad naar huis lag ergens in die richting. Ze haalde diep adem en liep de open plek op – en bleef weer als aan de grond genageld staan. Vóór haar lag een tweede lichaam. Recht vooruit.

10


13282a-v8_13282a.qxp 27-2-13 13:23 Pagina 11

Ze dwong zichzelf dichterbij te sluipen. Ook dit lichaam moest ze controleren. Ze wist het. Ze kon er niet gewoon van weghollen, hoe graag ze het ook wilde. Deze keer was het een man, en net als de vrouw was hij onmiskenbaar dood. Ze knielde naast hem neer. Geen beweging in zijn buik of borst. De ogen waren open, maar leeg. En weer nergens een wond te zien. Ze beefde onbedaarlijk. Ze moest het lichaam goed bekijken. De politie zou vragen stellen. Ze zouden een beschrijving willen. Ze probeerde zo veel mogelijk in zich op te nemen en prevelde wat ze zag in de stilte voor zich uit. ‘Man van ongeveer vijfendertig, pak, das, wit overhemd, rood haar...’ Ze zweeg en keek nog eens goed. Er was geen twijfel mogelijk. Het schemerdonker slokte alle kleur van het lichaam op, maar er hing een rood waas rond het haar. ‘Rood haar,’ vervolgde ze, ‘en... een zilveren horloge.’ Er bewoog iets rechts van haar, een schaduw tussen de bomen boven aan de open plek. Ze kneep haar ogen tot spleetjes en tuurde, maar de schaduw was verdwenen en alles was weer in duisternis gehuld. Ze probeerde kalm te blijven en logisch te denken. Er waren waarschijnlijk een heleboel paden naar het dorp, maar zij kende er niet één. Ze moest dezelfde weg terug zien te vinden en dat betekende dat ze daar het bos in moest, ongeacht wat ze nog meer zou kunnen tegenkomen – en wel nú. Zo snel mogelijk liep ze de open plek over. Ze wilde hollen. Ze wilde tussen de bomen door stormen, weg van deze plek, maar ze wist dat ze zich moest bedwingen. Intuïtief wist ze dat de paniek het zou overnemen zodra ze zou gaan rennen. Nu was een snelle, stevige

11


13282a-v8_13282a.qxp 27-2-13 13:23 Pagina 12

wandelpas geboden. Maar terwijl ze zo liep, voelde ze een drang om achterom te kijken. Ze negeerde het. Ze moest zich concentreren op eventueel gevaar dat tussen de bomen school, het pad terugvinden, hier wegkomen. Ze moest niet achteromkijken. Ze moest gewoon doorlopen. Maar met elke stap werd de drang sterker. Ze bleef hijgend staan en draaide zich om. Het lichaam van de man was nog zichtbaar. Hij lag nog steeds op zijn rug, maar net als bij de vrouw was zijn hoofd opzij gerold en glinsterden zijn ogen in de duisternis. Ze draaide zich om en liep haastig verder naar de bomen – en bleef toen weer als aan de grond genageld staan. De schaduw was terug, recht voor haar. Het beeld was wazig en moeilijk te onderscheiden, maar daar stond beslist iemand, met zijn rug naar haar toe, over een derde lichaam gebogen dat languit op de bosgrond lag. Terwijl ze sprakeloos toekeek, zag ze de gestalte verstrakken, alsof hij haar aanwezigheid had gevoeld. Hij kwam overeind en draaide zich naar haar om. Meer zag ze niet. Ze was er als een waanzinnige vandoor gestormd, dwars door het kreupelhout en het stugge struikgewas. Ze had geen idee waar ze naartoe holde. Ze was zich alleen maar bewust van de takken, de doornen en de bladeren tegen haar lichaam. Ze hoorde kreten. Sommige waren van haar, andere niet. Ze kon de woorden niet verstaan. Ze klonken opnieuw, dichtbij. Ze dacht aan de schaduw en holde door. Het geschreeuw hield aan, maar ze luisterde nauwelijks meer. Ze wilde alleen nog rennen, rennen, rennen. Maar ze wist niet welke kant ze op moest. Toen zag ze hem. Recht voor haar.

12


13282a-v8_13282a.qxp 27-2-13 13:23 Pagina 13

Ze bleef hijgend staan en tuurde in de duisternis. Voor haar bevond zich een muur van bomen – en nog iets anders. Twee gele ogen die haar aankeken, en nu ook oren, en een lichaam. Toen zag ze wat het was. Een vos. De herinnering welde omhoog. Ze had eerder een vos gezien, misschien wel deze. Nu wist ze het weer. Hij had op het pad gestaan, en zij was hem achternagegaan het bos in en had Tom alleen gelaten. Maar waarom had ze dat gedaan? En waarom had ze zich dat niet meer herinnerd? ‘Wat wil je?’ hoorde ze zichzelf vragen. De gele ogen sloten zich, gingen open en sloten zich weer. En op de plek waar ze waren geweest, zag ze een smal pad tussen de bomen. Met een schreeuw stormde ze het pad op. Maar daar waren de kreten weer, nóg dichterbij dan eerst. Ze holde en holde, terwijl de stemmen steeds luider klonken – en toen viel ze. Ze zag bladeren, takken, de stam van een boom, de bosgrond toen ze erop neersmakte. En een schaduw die zich over haar heen boog.

13


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.