K a r m e l va n d a a g Annemie Struyf Drie dagen zonder wifi Minister Hilde Crevits Geloof dat inspireert ‘Made in Oss’ Op pad met Titus Brandsma Ja n i n e A b b r i n g Verliefd op Theresia Mystieke ruimte Karmelietessen van de Rosier
In een tweede nummer lees je o.a.
over de spiritualiteit van Teresia van Avila, van Johannes van het Kruis en van Thérèse van Lisieux — een interview met kardinaal Anders Arborelius OCD — een bijdrage met zuster Lucia, presidente Federatie Nederlandse Karmelietessen — Patrick Lens, dominicaan, over zijn boek “De Leeuw en het Lam” — en nog veel meer …
V VLAM > 2021 DEEL 1 © C A R M E L I TA N A G E N T > W W W. C A R M E L I TA N A . B E © A D V E N I AT B A A R N > W W W . A D V E N I AT . N L ISBN > 978 94 924 3424 1 TEKST&CONCEPT > JAN-WILLEM WITS FOTOGRAFIE > PETER BOER GRAFISCHE VORMGEVING > MARIJKE KAMSMA & ANNELIES DE SMET DRUKKER > BESTINGRAPHICS WETTELIJK DEPOTNUMMER > D/2021/0770/02 NUR > 707
3
KO T karmel
“Blijf in uw kot, ik meen het.” Die uitspraak van minister
haren mantels en woeste baarden vormen zij een opval-
bekendste mantra geworden van de coronacrisis, de we-
Karmelieten herinnert nog steeds aan die oorsprong.
Maggie de Bock (Volksgezondheid) is misschien wel het reldwijde pandemie die voor altijd met het jaartal 2020
lend gezelschap; het huidige bruin-witte habijt van de
verbonden zal zijn. De dringende oproep van de minister
ko m pa a n
ren. Inmiddels loopt het aantal besmettingen ver boven
resa van Avila - en haar kompaan Johannes van het Kruis
klonk toen er in België vijf (!) besmettingen bekend wa-
Het is met name door de hervormingsbeweging van Te-
de 300.000 en zijn er ruim 11.000 landgenoten aan het
- in de 16de eeuw dat de Karmelieten zich een vaste plek
virus overleden. Corona zorgde ervoor dat het maat-
schappelijk leven over de hele wereld plat werd gelegd. Ook in België raakten we opeens bekend met de term ‘lockdown’ en scholen we thuis weg om niet besmet te
raken. We werden gedwongen om thuis te werken, onze sociale contacten te bevriezen en zelfs het bezoeken van familieleden op een laag pitje te zetten. Het viel menigeen zwaar en overal verschenen artikelen over eenzaam-
veroveren bij de meest invloedrijke kloosterorden van de katholieke Kerk. Waar de grote Teresa veel indruk
maakte als lerares op het gebied van mystiek en spiritualiteit weet de ‘kleine’ Theresia van Lisieux het hart van
velen te veroveren met de eenvoud van haar volledige overgave aan Gods liefde. Zij leert hoe ook mensen in hun leven van alledag heilig kunnen worden.
heid, verveling en een gebrek aan zingeving. Het was
anders
menselijke essentie als sociaal dier raakte.
Zij hadden hun wortels niet in Europa, zoals de meeste
alsof de gedwongen ballingschap aan de kern van onze
vlam Tegen die achtergrond vormen de Karmelieten een wonderlijk contrast. Het is een traditie die teruggaat tot de
De Karmelieten zijn altijd een beetje ‘anders’ geweest. oude kloosterorden, maar in het Midden Oosten. Het
waren oorspronkelijk kluizenaars die zich terugtrokken
in de woestijn, maar stichtten in Europa kloosters in het hart van de stad. Zij voelden zich thuis bij de contem-
12de eeuw waarin vrouwen en mannen niet uit angst
platieve beweging maar werkten ook in parochies en het
eenzaamheid opzoeken. In de stilte maken zij plaats voor
ters van de mystiek, waarin anders dan bij de meer intel-
voor een epidemie maar uit een verlangen naar God de de ontmoeting met de levende Heer, die als een vlam in hun hart oplicht. Oorspronkelijk op de berg Karmel waar
kluizenaars zich laten inspireren door het voorbeeld van
apostolaat. En zij ontwikkelden zich tot de grootmees-
lectuele orden zoals de Dominicanen en de Jezuieten niet het hoofd maar het hart centraal stond.
Elia, de profeet uit het Oude Testament die zich volgens
mystiek
1235 verlaten zij het heilig Land op de vlucht voor de
omdat het zich niet in strenge regels liet vangen. De in-
de overlevering op deze plek terugtrok voor gebed. In
Voor sommigen bleef die mystiek ook wat ongrijpbaar
Saracenen en strijken in Europa neer. Met hun kamelen-
dringende beelden waarin Karmelieten hun innige relatie
met God en met Jezus beschreven, soms zelfs met wat
een unieke kans om even mee op tocht te gaan met een
riep her en der wantrouwen op. Zoals bij het beroemde
levend is.
leek op de amoureuze ontmoeting tussen man en vrouw, beeld van Bernini over de extase van Teresa van Avila.
eeuwenoude kloosterorde die ook vandaag nog spring-
De Karmelieten hebben dan ook periodes van vervol-
mozaiek
zelfs in kerkers beland.
lieten en hun kloosters maar ook van mensen die net als
ging gekend en zijn voor hun geestelijke vrijmoedigheid
feminien In een poging het te grijpen zou je de Karmelitaanse spiritualiteit misschien kunnen typeren als ‘feminien’. Dat
zal ook te maken hebben met de unieke rol van Teresa
Dit tijdschrift biedt een veelzijdig beeld van de Karmezij op het spoor willen komen van zingeving en verdie-
ping. Reportages, interviews en meer luchtige bijdragen en verrassende inkijkjes vormen samen een kleurrijk mozaiek.
van Avila, de enige vrouw in de geschiedenis van de ka-
ontmoeting
stichtte. Anders dan bij de ‘stoere’ orden zoals de Bene-
alleen om kennis te maken met de Karmelieten maar ook
tholieke Kerk die zowel mannen- als vrouwenkloosters
Dit kloostermagazine is voor alles een uitnodiging, niet
dictijnen en de Trappisten, waarin veel nadruk ligt op de
om zelf stil te staan bij wat de essentie is van ons leven.
kloosterregel en het gemeenschappelijk getijdengebed, is de Karmelitaanse traditie meer intuitief van aard. Dat
maakt haar ook zo toegankelijk voor iedereen. De weg van de Karmel is een oefening in ontvankelijkheid, het groeien in openheid voor Gods liefde. maria De twee dagelijkse uren van stilte en meditatie die op het rooster in elke Karmel staan, bepalen daarom de hartslag
Het is een uitnodiging om Gods liefde te ervaren, in de getuigenissen van dit tijdschrift maar ook in ons eigen bestaan. Daarvoor hoeven we geen ingewikkelde cursus-
sen te volgen of boeken te lezen. Het begint allemaal met de stilte. Echte ontmoeting vindt altijd plaats van hart tot hart.
De redactie
van iedere kloosterling. Daarin krijgt het mysterie van de
roepstem van God de ruimte om gehoord te worden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Maria, de moeder van de Heer, vanaf het eerste uur zo dierbaar is geweest voor
de Orde. Samen met Teresa zou je haar zonder twijfel
als dé geestelijke leidsvrouw van de Karmelieten kunnen noemen. Daarbij passen ook karaktertrekken als zachtmoedigheid en prudentie. Het is alsof Karmelieten weten dat de kern van de Godsontmoeting schuilt in een voorzichtig tasten. sleutel Bij een kloosterorde waarin vooral het innerlijke, ver-
borgen leven de sleutel is, past het niet om met luide toeters en bellen naar buiten te treden. Toch hebben de
Karmelieten volmondig ‘ja’ gezegd tegen dit bijzondere magazine. Zonder aarzeling hebben zij de deuren opengezet om zoekende of gewoon nieuwsgierige mensen een blik te gunnen in hun leven. De lezers krijgt hierdoor
5
7
MIJN KLUIS annemie struyf
V
Om 9.30 uur vertrek ik, in de hoop dat de ochtendspits
te denken. Integendeel, het plan sprak mij enorm aan.
Niet dus. De E40, van Leuven naar Gent, zit alweer prop-
gaan en enkele dagen ongestoord te kunnen lezen, schrij-
over zijn hoogtepunt heen is.
vol en met een stille zucht schuif ik de ellendige files in. Mijn bestemming is het Karmelietenklooster in Gent.
Wat een luxe leek het mij om eens volledig offline te ven, nadenken, stilvallen.
11.30 uur: blijf stil en alleen k l u i s da g e n Thuis kreeg ik moeilijk uitgelegd aan mijn 16-jarige dochter wat ik daar precies zou gaan doen.
“De Karmelieten zijn een oude kloosterorde,” begon ik,
“ze wonen middenin de stad Gent, in een oud klooster
met een mooie stadstuin. Ergens in een hoek van die tuin, verscholen achter het groen, staat een kluis. Dat is
een huisje waar een pater zich enkele dagen kan terugtrekken. Zoiets ga ik ook doen. Drie dagen in die kluis
wonen, in volledige stilte, en ook: zonder smartphone en internet, dus ook geen mails, sms- of whatsapp-berichten.’
Op de kloosterparking til ik, een beetje gegeneerd, mijn bagage uit de wagen: handtas en rugzak, koffer, een cur-
verbox vol kaften en boeken. Teveel spullen, te veel materie voor een kluizenaar, lijkt me.
Pater Paul - provinciaal overste van de Karmel in Vlaanderen – komt mij nog even begroeten. Een vriendelijke en toegankelijke man.
“We gaan je met rust laten, hoor” zegt hij, met een gebaar naar de kloostertuin, “Blijf stil en alleen, niemand zal je komen storen.”
“Dankuwel,” glimlach ik en wandel de kloostertuin in.
Vooral dat laatste maakte indruk op mijn dochter.
De tuin is groot en ouderwets, met paadjes, vijvers,
dan bereiken? “ vroeg ze met grote ogen.
een gebouwtje. “De kluis, ja, dààr is ze,” denk ik. Maar
“Geen gsm, geen internet, geen telefoon? Hoe kan ik je “Niet,” antwoordde ik, “drie dagen lang kan je me dan niet bereiken. Vind je dat erg?”
“Neen, érg niet, maar wel rààr.” Het begon allemaal met een schriftelijke vraag van de Vlaamse Karmelieten. Ze stelden mij voor om een tijd-
lang “in volledige stilte en eenzaamheid” in hun kluis te
verblijven. Ze verzekerden me dat de kluis alle comfort
zou bieden dat ik nodig zou hebben, maar “dat het wel
hoekjes en kantjes. In de verte zie ik tussen de bomen neen, het blijkt een bouwvallig huisje met een intrige-
rend bord: “Het leeuwenkot”. Daaronder de tekst: “In 1535, gedurende zijn veldtocht in Tunesië, zond keizer
Karel vijf leeuwen naar Gent, die ondergebracht werden in dit leeuwenhok. De twee laatste afstammelingen van
deze leeuwen waren: Burgondia en Flandria. Burgondia stierf in 1633; Flandria in 1641 . In het verbouwde leeuwenhok namen de paters in 1653 hun intrek.”
heftig kon zijn om gedurende een periode afgesloten te
Dus kies ik een ander paadje, de andere richting uit, en
door te brengen”. Lang hoefde ik over die vraag niet na
een bordje erbij. “Kluis en kluishofje” lees ik deze keer,
zijn van de buitenwereld en deze tijd alleen en in stilte
ja, daar meen ik opnieuw een gebouwtje te zien. Ook met
9
“Dit kluishofje werd door aartshertog Leopold van Oos-
schrijven. Internet zweer ik af, dat klopt. Maar schrijven
om er een kluis op te bouwen. De kluis – een kapel met
staan.
dus toegewijd. Hier komen de kloosterlingen en leken
dat mijn computerbatterij bijna leeg is en dat ik mijn op-
tenrijk in 1657 aan de paters Karmelieten geschonken een boven- en benedencel - werd aan de Heilige Leopolnog op retraite.”
12 uur: eindelijk Hier is het dus, hier moet ik zijn. Benieuwd loop ik door het poortje de binnentuin in en kom terecht in een herfstrode tuin met felgroen kroos op de vijver. Fluogroen
kroos is een teken van zuiver en gezond water. Die woor-
den van een boswachter zijn me altijd bijgebleven. Niet te geloven dat ik nu middenin het centrum van Gent sta, vlakbij het Gravensteen en de drukke winkelstraten. En
toch in een oase van stilte, vol bomen, en herfstkleuren overal. Pal voor mij zie ik de kluis, een huisje verscholen
in het groen. Ik stap binnen, over eeuwenoude tegels de
gang in. Rechts is een comfortabele keuken en badka-
op mijn laptop? Dat moet kunnen, heb ik mezelf toege-
En dan, als een koude klem rond mijn hart, stel ik vast lader thuis vergeten ben.
Dju toch, ik wilde hier schrijven. Daar gaat mijn plan om
deze kluisdagen op een zinvolle manier door te brengen. Met pen en papier dan maar? Maar dat ben ik niet meer
gewoon, veel te traag en omslachtig. Even overweeg ik
om snel op en af naar huis te rijden om mijn oplader
te gaan halen. Ik zou ook NU meteen de stad in kunnen gaan om een nieuwe oplader te kopen. Maar dat zou als een soort verraad aanvoelen. Een vorm van vaandel-
vlucht. Als ik nu al het klooster verlaat, wat blijft er dan over van mijn weg-van-de-wereld-plan? Weg stilte en
meditatie? Wat zou ik mij belachelijk maken. O, dit is ronduit balen.
mer; links een zitkamer-bureautje, en ik weet meteen dat
14 uur: mooie kluizenaar ben ik
Sober, met planken vloer, wit gekalkte muren en gewelfd
rillingen over mijn rug lopen. Keelpijn, hoofdpijn. Ook
dit mijn favoriete plek zal zijn. Deze kamer staat mij aan.
Nog voor ik één letter geschreven heb, voel ik de eerste
plafond. Via een lage deur in deze kamer kom ik– o ver-
dat nog, jammer ik bij mezelf. Nu ik eindelijk eens wat
rassing – terecht in een kapel, met een balustrade boven mijn hoofd. Wat mooi, ik heb hier mijn eigen privé-ka-
pel. Snel loop ik terug naar de gang, de trap op, mijn slaapkamer in – onberispelijk - en opnieuw naar de ka-
pel. Deze keer kijk ik vanop de balustrade naar beneden, naar het altaar en de stille maagd Maria.
Na deze ontdekking besluit ik mijn banden met de bui-
tenwereld door te knippen. Nog één keer kijk ik op mijn mobieltje: 12 whatsapp-berichten, 13 mails en een
tijd heb, word ik ziek. Ik, die nooit ziek ben. Maar ja,
de laatste nachten heb ik te weinig geslapen. Muizenis-
sen. Te drukke week achter de rug, met veel avondwerk.
Daarna een hectisch weekend waar ik het iedereen naar de zin wilde maken. En kijk, nu zit ik plots te rillen van een opkomende griep of verkoudheid. Ik wil het niet, echt
niet, maar er zit niks anders op, ik ga naar boven, kruip mijn bed in en val in slaap. Mooie kluizenaar ben ik.
voicemailbericht sinds ik thuis vertrok. Even weet ik niet
16 uur: verankerd
reageren? Of meteen de hele boel afsluiten? Ik twijfel,
minder moe. Schrijven trekt me nog altijd niet aan – die
goed wat te doen. Nog één keer alles checken en nog snel
Ik schrik wakker en voel me al een stuk beter. Fitter,
heel even, en druk dan het knopje uit. Nu ben ik echt al-
verdomde computer ook – en ik besluit om in de herf-
leen. Eindelijk.
13 uur: dit is balen Maar hoe pak ik mijn kluisverblijf best aan? Waar begint een kluizenaar mee?
Ik besluit om eerst mijn spullen uit te pakken en mijn bu-
reautje te installeren. Veel werk is dat niet, en al snel klap ik mijn computer open om eindelijk een eerste stukje te
stige, zonnige kloostertuin te gaan lezen. “Pelgrim langs
Tinker Creek” heb ik mee, van Annie Dillard. “Ik woon aan een riviertje, Tinker Creek,” schrijft ze, “in een dal
in de Blue Ridge in Virginia. Voor mij is dit huis (…)
een ankerpunt. Het verankert me aan de rotsbodem van de rivier …”
Ik vind dit een mooie start van het boek. Vooral omdat het meteen over hààr kluis gaat, die ze heel gedetailleerd
beschrijft. En die me terugwerpt op mijn eigen kluis in deze warme herfstgloed. Ik voel haar kluis bijna aan als de mijne. In hààr plaats zou ik schrijven:
“Ik woon deze dagen in een kluis aan een vijvertje, naast
computerbatterij is nog maar een detail, ergens in de ver-
te. De muizenissen van werk en thuis zijn weg. Ik zit hier en zwijg, zo is het goed.
een stadsklooster in Gent. Het onderkomen van een
18 uur: eindelijk schrijven
sommige ankerpunten waren simpele hutjes, tegen de
met de ramen en deuren open. Deze kluis heeft wat zuur-
kluizenaar (…) wordt ook wel een ankerpunt genoemd;
Eindelijk ga ik aan het schrijven. Met pen en papier. En
kerkmuren geplakt. Voor mij is deze kluis, tegen de
stof nodig, licht en lucht. Ik werk en de tijd vliegt. Tus-
kloostermuur van de Burgstraat geplakt, ook een ankerpunt. Het verankert me in dit najaar, in deze kloostertuin
en biedt beschutting tegen de prikkels van de stad. Het is
een fijne plek om te verblijven, een plek die tot nadenken aanzet.”
17 uur: zo is het goed In de kloosterkeuken ga ik het eten ophalen dat ze daar voor mij hebben klaargezet: een slaatje – tomaat, mozza-
rella, eitje, licht en lekker– en brood, een puddinkje toe. Ik eet met het bordje op mijn knieën, in de kloostertuin,
sendoor wandel ik wat in de tuin, paadje op, paadje af. En schrijven.
Dan valt mijn oog op de dagindeling van de paters die op mijn tafeltje ligt:
Pater Paul heeft mij op het hart gedrukt dat ik mij op geen enkele manier verplicht moet voelen om aan de gebedsdiensten deel te nemen, maar dat ik natuurlijk welkom ben. Ik voel me hier vrij, absoluut, maar toch trekt die “dagsluiting” mij wel aan.
zwijgend. Het maalt al minder in mijn hoofd. De lege
11
da g i n d e l i n g 6.30 u: inwendig gebed
(“inwendig” vind ik wel een raar woord in deze context) 7.30: gelezen morgengebed in koor 12.00: middaggebed 12.15: middagmaal
17.30: inwendig gebed
18.15: eucharistie in concelebratie – inwendig gebed 19.00: avondgebed in koor
19.20: avondmaal – recreatie 20.30 u: dagsluiting
12
2 0 . 3 0 u u r : da g s l u i t i n g Zachtjes duw ik de deur van de interne kapel open en ik
zie in de schaarsverlichte ruimte, een oude man en een oude vrouw zitten, met een lege stoel tussen hen ik. Ik
sluit ik me bij dit rijtje aan, laat discreet ook één stoel tussen, en ga op in de zachte schemer van de kapel. Voor mij staat een klein madonnabeeld, echt mooi. Stipt om
20.30 u komen de Karmelieten binnen. Zeven paters op een rij, die er minder oud uitzien dan ik had gedacht.
8 . 0 0 u u r : e e n n i e u w e da g In stilte lepel ik in mijn keukentje mijn kom muesli leeg. Koffie, yoghurt, muesli en vers fruit. Zoals ik verwacht
had, vind ik de stilte helemaal niet moeilijk. Integendeel,
ik geniet ervan. Het doet me deugd om niet te hoeven
spreken of luisteren, geen voor- of achtergrondgeluiden te aanhoren, geen radio, geen muziek, geen stemmen,
niets. Misschien vind ik dàt zelfs het beste stuk van dit kluisverblijf: de stilte. En alles wat die met zich mee-
Op een of andere manier vullen ze de ruimte, al zijn
brengt. Ik hoef ik niet naar het ochtendnieuws te luiste-
geen patsers, geen softies. Rustige mannen die hier hun
der. Niemand vraagt om aandacht of stelt vragen, niets
ze slechts met zeven. Stuk voor stuk karakterkoppen, avondgebed komen zingen. Ik voel respect voor deze
monniken die leven in een maatschappij die hun geloof en toewijding niet langer ondersteunt. Gezegend voel ik
me ook omdat ik samen met hen deze kloosterdag mag
ren, zelfs niet naar Klara, nochtans mijn favoriete zenmoet. Bovendien stel ik vast dat door zelf niet te spreken,
ook de gedachten in mijn hoofd rustiger worden, minder dringend en dwingend.
afsluiten. Na de dienst trekt iedereen naar zijn cel. Ik ben
1 0 u u r : z e n m e d i ta t i e
dichttrekt, mijn gsm bovenhaal om de zaklampfunctie te
privé-kapel te gaan zitten. Zwijgen en zitten. Zoals ik het
de enige die naar buiten gaat, de kloosterdeur achter mij activeren. Zo, met het felle licht voor mij uit, baan ik mij een weg door de kloostertuin.
2 1 . 3 0 u u r : i n m i j n n o pj e s Terug “thuis” begin ik opnieuw te schrijven. Terwijl ik me voorstel dat de paters nu stilaan hun bed opzoeken –
een echte nachtwake hebben ze niet, maar om 6.30 hebben ze wel hun stille meditatie is – schrijf ik naarstig
met mijn vulpen in mijn schrift. De uren glijden voorbij. Af en toe verlaat ik de aangename rust van mijn kleine ruimte om in het donker naar mijn kluis met de stemmig verlichte ramen te kijken. Wat een droomplek is dit toch. Als het rond 11 uur ’s avonds begint te waaien en te stormen, en wat later de regen in volle kracht tegen de
ramen slaat, besef ik pas ten volle op wat een unieke plek ik mij bevind. Buiten woedt een najaarsstorm, vlakbij ligt de stad met zijn cafés en restaurants, zijn drukte en gewoel. Nog wat verder weg, op een uur rijden van hier,
leven mijn allerliefsten. Ik zoem nog verder uit en zie in
gedachten niet alleen deze stad, maar ook dit land, dit
werelddeel en zelfs deze aardbol liggen. En daar bene-
den zit ik klein en nietig in mijn kluisje. Een pluisje in de wind. Een korreltje in het zand. Maar die nietigheid is
goed. Ze brengt veiligheid en rust. Geborgen voel ik mij hier, net als thuis.
Misschien moet ik maar eens proberen om één uur in mijn
vroeger, tijdens een reportageweek in een Japans zenklooster, maar liefst 11 uur (!) per dag deed. Eén uur lang
ga ik boven op de balustrade zitten. Zo kijk ik neer op het
kleine, sobere altaar, met een kruisbeeld erop en een plantje. Daarnaast, een oud heiligenbeeld. Sint-Jozef, denk ik. Hier wil ik een uur zitten, volgens de eenvoudige, maar
tegelijk snoeiharde methode van de zenboeddhisten. Zitten, zonder te verroeren en zwijgen, precies één uur lang.
Nu proberen traag tot tien te tellen, zonder enige andere gedachte dan het simpele tellen. Eén, twee, drie, vier. Bij vier flitsen de eerste gedachten al door mijn hoofd. Dingen
van gisteren, plannen voor morgen, to-do lijstjes. Ik weet
dat ik niet moet vechten tegen die gedachten, maar ze gewoon los mag laten. En opnieuw beginnen tellen. Eén, twee, drie. Daar is alweer een nieuwe gedachte. Overmor-
gen vertrek ik naar Noorwegen op reportage en ik moet dit en dat nog inpakken. Opnieuw laat ik die gedachte los, en
begin opnieuw. Eén, twee. Al bij twee denk ik alweer aan
thuis. Mijn jongste dochter, ik moet haar nog herinneren
aan een tandartsafspraak die ze niet mag vergeten als ik in Noorwegen ben. Gedachte loslaten en opnieuw beginnen. Rustig in- en uitademen, traag, en dan opnieuw beginnen
tellen. Eén, twee, drie, vier. Daar gaat mijn brein weer aan
de haal met mij. Ik heb plots zin in koffie. Terug naar af dus.
In- en uitademen en opnieuw beginnen. Zo ben ik een uur
bezig. Een keihard uur zenmeditatie. En de confrontatie
Op de sobere tafel valt de fles rode wijn mij meteen op.
“hier en nu” te zijn. Niet in het “gisteren” of “straks” of
‘Dat klopt,’ lacht hij terug, ‘want vandaag is het de feest-
– onmiskenbaar – hoe moeilijk het is om gewoon in het “morgen”. Maar gewoon hier en nu. Aartsmoeilijk. 12 uur: rode wijn
‘Is het feest vandaag?’ grap ik een beetje onhandig. dag van Teresa van Avila, onze patroonheilige.’ 13 uur: mystiek
Glijdend door het natte pak herfstbladeren stap ik naar
In stilte - uiteraard - haal ik mijn middageten op in het
Voor de kloosterkapel tref ik één van de zeven paters. Hij
tje en gebakken aardappelschijfjes. De herfstzon is op-
het klooster om deel te nemen aan het middaggebed. knikt mij toe, vriendelijk, opent de deur voor mij, wijst mij een zitplaats aan en geeft mij een gebedenboek waar-
in hij de juiste bladzijde openslaat. Een bijzonder duidelijke communicatie, maar zonder één woord te zeggen.
Zelf gaat hij zitten op de bank van de paters, onder het raam. Een tweede pater komt binnen, opvallend jong, die
op zijn knieën voor de zitbank gaat zitten. Dan volgen nog een derde en vierde pater. Met ons vijven starten we het middaggebed. Of beter, zij starten het middaggebed,
want ik luister liever naar deze sobere mannenstemmen
die in koor – twee per twee – de gebedsverzen opzeggen.
Tot mijn vreugde merk ik dat het me deze keer veel beter lukt om in het hier-en-nu te blijven. De paters, de pijen, de verzen, de stemmen, de bladzijden. Ze helpen me om zonder koppig afdwalende gedachten hier te zijn.
Na het gebed gaan de paters eten. Ik volg hen, het trapje af tot aan de deur van hun eetzaal. Daar komt pater Lukas, de prior van dit klooster, naar mij toe.
“Wees welkom,’ zegt hij simpel, ‘Ik hoop dat je het goedstelt in de kluis.’
‘Heel goed, en dank u zeer voor de gastvrijheid.’
‘Het is aan ons om u te danken,’ glimlacht hij en volgt mijn blik naar de eetzaal waar de andere paters al rond de tafel zitten.
klooster. Een kom groentesoep. Een stuk kip, een slaa nieuw te verleidelijk om binnen te eten. Dus draag ik
mijn dienblad voorzichtig de tuin in, tot aan een bankje naast een vijver. Daar voel ik mij opnieuw de koning(in)
te rijk. Een picknick op mijn eentje, met de mooiste
herfstkleuren om me heen. En een boek over Teresa van Avila, dat ik in de kluis gevonden heb. Ik blader en ont-
dek dat Teresa een heel aparte vrouw moet geweest zijn.
Ze werd geboren in 1515 en trad op 20-jarige leeftijd in, in het klooster van Avila. Drie jaar later moest ze het klooster al verlaten omdat ze ernstig ziek was. Onder
de hoede van een genezeres las ze haar eerste mystieke
boek en kreeg ze haar eerste visioenen. Eén jaar later was Teresa nog altijd niet genezen, en keerde ze doodziek naar het klooster terug. Daar geraakte ze drie jaar lang (!) in een langdurige toestand van “schijndood”. Zoals ze zonder aanwijsbare reden ziek geworden was,
genas ze uiteindelijk in 1542. Naar haar genezing maak-
te Teresa een periode van “bijzondere genaden” door. Zo verklaarde ze dat Jezus in 1556 aan haar verscheen
om zich mystiek met haar te verloven. In deze periode raakte ze er ook van overtuigd dat ze de orde van de
Karmelieten grondig moest hervormen, omdat regels in
het klooster wel heel erg verslapt waren. Om zelf het goede voorbeeld te geven stichtte ze in Avila haar ei-
gen klooster, en de rest van haar leven wijdde Teresa
17 uur: shoppen
en beschrijven van mystieke ervaringen. Nog steeds be-
noemd. Ik hou van dit soort winkeltjes die je haast ner-
literatuur. Uiteindelijk stierf deze intrigerende Teresa in
wat spullen te kopen. Een stapeltje wenskaarten, want
aan het oprichten van nieuwe kloosters, en het beleven horen haar teksten tot de hoogtepunten van de Spaanse 1582, op 67-jarige leeftijd.
14 uur: verslaafd De stilte vind ik niet moeilijk, maar er is wel iets anders
dat me bijzonder zwaar valt. Tot mijn eigen ongenoegen vind ik het lastig om de dag door te brengen zonder in-
ternet. Mijn gsm ligt daar, die verdomde smartphone, in vliegtuigmodus zodat ik geen berichten binnenkrijg. Ik kan ook niet bellen of mailen. Ik kan niemand felicite-
ren met zijn verjaardag, niet checken of alles in orde is
voor mijn vertrek naar Noorwegen, geen mails bekijken
en beantwoorden, geen afspraken maken of annuleren, geen redactiewerk doen, geen kleine berichtjes sturen naar mijn liefsten. Ik kan wel foto’s nemen, het uur chec-
In het klooster is ook een winkeltje, Carmelitana ge-
gens meer vindt. Ik kijk en voel en kan het niet laten om ik verstuur tegenwoordig opnieuw meer kaarten. Verder koop ik kaarsen, ook een mooie noveenkaars. Zeep en douchegel van de Trappistinen te Brecht (zij zijn mij
dierbaar, een week lang heb ik met hen meegeleefd) . Een kaartspel voor mijn dochter (“Vraag maar! Een spel voor moeder en kind”). Enkele potjes groene douchegel
van de monniken van Ganagobie, omwille van het mooie flesje. (Ganagobie is blijkbaar een Benedictijnerklooster in Frankrijk, in de Provence.) Een kunstkalender voor
2020. Blij als een kind met mijn aankopen trek ik terug naar mijn kluis. Pas daar besef ik dat ik zelfs tijdens dit sobere kluisverblijf toegegeven heb aan een opstoot van consumptiedrang.
ken of mijn agenda raadplegen. Dat verdomde toestel
18.30 uur: mijn naam
het liggen. Wat blijk ik verslaafd. En wat een paradox
keuken vind ik opnieuw een mooi verzorgd bord met een
ligt daar, voortdurend binnen handbereik, en toch laat ik
ook, want tegelijkertijd vind ik dit een beproeving én een
bijzonder leerrijke ervaring. Sterker nog, diep in mezelf vind ik het geweldig dat ik aan de verleiding van dat
stomme ding kan weerstaan en besef ik dat de beloning groot is: zoveel fijne uren van schrijven en mijmeren.
De kloosterklok luidt het halve uur, en in de klooster-
slaatje, en een kaartje erbij, met mijn naam op. Ik hoor
dan wel niet bij deze kloostergemeenschap, maar toch geven ze mij op allerlei subtiele manieren het gevoel ik er deze dagen bijhoor.
20.30 uur: slaaplied 16 uur: memento mori Ik loop door de kloostergang, langs grote borden met lange lijsten van alle paters die hier ooit intraden, die hier geleefd hebben en gestorven zijn. Het register be-
gint met het overlijden van pater Valentinus, gestorven
Ook vandaag sluit ik opnieuw tussen de paters de dag af.
Stil luister ik naar hun gezangen, hun laatste gezongen
woorden klinken mij als een slaaplied in de oren. Zacht en geruststellend.
op 26 december 1667. Zijn wereldse naam was Walter
“Bewaar ons, Heer, als wij waken;
naam is die van pater Luciaan, gestorven op 7 februari
Dan zullen wij waken met Christus
Christiaens, 38 jaar oud bij overlijden. De meest recente
2017, 90 jaar oud. Allemaal staan ze hier opgetekend, de
paters die hier geleefd, gebeden, geslapen en uiteindelijk
Bescherm ons, als wij slapen; En rusten in vrede.”
gestorven zijn. Zou het voor de huidige paters confron-
terend zijn om elke dag opnieuw door deze gang te lopen en de sterfdagen van hun voorgangers te lezen? Zou het besef dat hun naam op een dag aan deze lijst toege-
voegd zal worden, sterk aanwezig zijn bij hen? Zou het afschrikken of troost bieden? Memento mori.
15
‘‘Als je je openstelt voor de werking van het stille gebed dan kan je de dialoog met God op het spoor komen. De rups in jou zal vanzelf ontpoppen tot vlinder.’’ (Martin Faingnaerts ocd)
17