Realisatie aanlegplaats IJssel Dieren

Page 1

Realisatie aanlegplaats in de IJssel bij Dieren mei 2013

mei 2014

• Quickscan Flora en fauna • Nader onderzoek Rivierdonderpad • Werkprotocol Rivierdonderpad


Inhoud

Quickscan Flora en fauna 1

Inleiding ........................................................................................................................................... 3

2

Ligging en ontwikkelingen ............................................................................................................... 4

3

2.1

Ligging ..................................................................................................................................... 4

2.2

Voorgenomen werkzaamheden en ontwikkelingen ................................................................ 5

Natuurwetgeving ............................................................................................................................. 7 3.1

Flora- en faunawet .................................................................................................................. 7

3.2

Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000) ......................................................................... 8

3.3

Ecologische Hoofdstructuur .................................................................................................... 8

4

Onderzoeksmethodiek .................................................................................................................... 9

5

Onderzoeksresultaten ................................................................................................................... 10

6

5.1.

Nadere omschrijving plangebied ........................................................................................... 10

5.2.

Flora- en faunawet ................................................................................................................ 12

5.3

Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000) ....................................................................... 15

5.4

Ecologische Hoofdstructuur .................................................................................................. 15

Discussie, conclusies en aanbevelingen ....................................................................................... 17

Gebruikte literatuur en bronnen ............................................................................................................ 19

Nader onderzoek Rivierdonderpad 1

Inleiding………………………………………………………………………………………………………22

2

Onderzoek...…………………………………………………………………………………………………23 2.1

Onderzoeksgebied……………………………………………………………………………………23

2.2

Onderzoeksmethode……………………………………………………………………………….…23

2.3

Onderzoeksresultaten…………………………………..…………………………………….………24

3 Discussie………………………………………………………………………………………………………25

Werkprotocol Rivierdonderpad 1

Inleiding………………………………………………………………………………………………………28

2

Werkprotocol……………………………………………………………………………………………...…28

2


Quickscan Flora en fauna mei 2013

mei 2014

Realisatie aanlegplaats in de IJssel bij Dieren


Titel:

Quickscan Flora en fauna. Realisatie aanlegplaats in de Ijssel bij Dieren

Opdrachtgever: gemeente Rheden Auteur:

Eric Verkaik

Controle:

Elmar Prins

Datum:

mei 20141 3


1

Inleiding De gemeente Rheden heeft het voornemen om langs de IJssel bij Dieren een aanlegplaats voor boten te realiseren. Begin mei is Buiting Advies door de gemeente Rheden gevraagd om ten behoeve van deze werkzaamheden een quickscan flora en fauna uit te voeren. Het doel van de Quickscan flora en fauna was om vast te stellen of, als gevolg van de constructie van de aanlegplaats, nadelige effecten kunnen optreden op soorten die wettelijke bescherming genieten vanuit de Flora- en faunawet. Tevens is onderzocht of er mogelijke negatieve effecten kunnen optreden op Natura-2000 doelen en de Ecologische Hoofdstructuur. Het voor u liggende rapport bevat het verslag van deze quickscan flora en fauna. Indeling van het rapport In hoofdstuk 2 van dit rapport beschrijven wij de locatie en de voorgenomen werkzaamheden. Vervolgens volgt in hoofdstuk 3 een samenvatting van de achterliggende natuurwetgeving. In hoofdstuk 4 beschrijven we de onderzoeksmethode en in hoofdstuk 5 volgen de resultaten. Het rapport sluit af met de discussie, conclusies en aanbevelingen. Omdat al op voorhand duidelijk was dat de beschermde vissoort ‘rivierdonderpad’ op de locatie aanwezig zou kunnen zijn is op verzoek van de gemeente ook een werkprotocol opgesteld voor de omgang met deze soort. Dit werkprotocol is als bijlage bij dit rapport gevoegd.

2

Ligging en ontwikkelingen

2.1

Ligging Het plangebied, waar de toekomstige aanlegplaats wordt gerealiseerd, ligt in Dieren, in de gemeente Rheden (figuur 1). Aan de westkant van de planlocatie begint de bebouwing van Dieren en aan de oostkant stroomt de IJssel. Momenteel is ter plaatse nog geen aanlegplaats voor boten aanwezig. De huidige oever bestaat deels uit een ruigte vegetatie en grasland en deels uit verharding. Een nadere beschrijving van de huidige situatie volgt in hoofdstuk 5.

4


Figuur 1. Ligging van het plangebied, aangegeven met een rood kader, langs de oever van de IJssel in Dieren.

2.2

Voorgenomen werkzaamheden en ontwikkelingen Ter plaatse wordt aan de waterkant een kademuur aangebracht bestaande uit damwand (figuur 2). Achter deze damwand komt een 3 meter breed verhard voetpad. Verder wordt een veeraster aangebracht, die de aanlegplaats van het omringende grasland afsluit voor vee. Bij de constructie van de aanlegplaats wordt ook het achterliggende talud afgewerkt.

5


Figuur 2. Schetsontwerp aanlegplaats IJssel bij Dieren.

6


3

Natuurwetgeving

3.1

Flora- en faunawet De Flora- en faunawet beschermt de Nederlandse inheemse flora en fauna. Naast een algehele zorgplicht die de wet kent voor alle in het wild voorkomende soorten is een beperkt aantal plantensoorten en diersoorten extra beschermd. Voor deze soorten zijn de onderstaande, in dit kader relevante, verbodsbepalingen ingesteld: 

  

Artikel 8 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12 Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.

De extra beschermde soorten zijn binnen de Flora- en faunawet opgedeeld in drie zwaartecategorieën te weten: -

algemene soorten (tabel 1); overige soorten (tabel 2 ,de middelzware beschermingscategorie); soorten van bijlage IV HR/bijlage 1 AMvB (tabel 3).

In het geval van projecten die zijn te karakteriseren als ruimtelijke ontwikkeling en/of inrichting, zoals in onderhavig project het geval is, geldt een vrijstelling voor algemene soorten (tabel 1). Om deze reden heeft het onderzoek zich in het bijzonder gericht op soorten van tabel 2 en 3. Voor alle dier- en plantensoorten geldt altijd de zorgplicht.

7


3.2

Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000) De natuurbeschermingswet is een Nederlandse wet waarin de natuurbescherming van een aantal specifiek daarvoor aangewezen gebieden is geregeld. In deze wet zijn internationale verplichtingen verwerkt. Belangrijk onderdeel van de wet is de aanwijzing en bescherming van Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een Europees netwerk van gebieden die de deelnemende lidstaten hebben aangewezen als speciale beschermingszone op basis van het voorkomen van habitats en soorten die extra bescherming nodig hebben. De Nederlandse overheid heeft zich verplicht om voor de aangewezen gebieden specifieke instandhoudingdoelen op te stellen m.b.t. de habitats en soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Ontwikkelingen die een significant negatieve invloed op deze instandhoudingsdoelen kunnen hebben, zijn in principe niet mogelijk. Daarbij geldt dat ook ontwikkelingen die buiten Natura 2000-gebied zelf plaatsvinden geen negatieve invloed op de instandhoudingsdoelen van een Natura 2000-gebied mogen hebben (via externe werking). Naast gebiedsbescherming kent Natura 2000 ook een strikt soortenbeschermingsbeleid. Een aantal daarvoor aangewezen dier- en plantensoorten (Habitatrichtlijn Bijlage IV) en alle vogels zijn strikt beschermd in heel Europa. De bescherming van deze soorten is in Nederland overgenomen in de Flora- en faunawet.

3.3

Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van natuurgebieden en kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. Door natuurgebieden te verbinden binnen de EHS, wordt voorkomen dat gebieden geïsoleerd komen te liggen en dat planten en dieren uitsterven. De algemene grenzen van de EHS zijn in 1995 globaal aangegeven door de Rijksoverheid, in het Structuurschema Groene Ruimte, en zijn nader begrensd weergegeven in de Nota Ruimte uit 2004. De precieze begrenzing vindt uiteindelijk plaats door de provincies. Voor ontwikkelingen binnen de Ecologische Hoofdstructuur geldt het “nee, tenzij-principe”, wat inhoudt dat ontwikkelingen die een significant negatieve invloed hebben op wezenlijke kenmerken en waarden, in beginsel niet zijn toegestaan. Wel bestaat er in dat geval nog een mogelijkheid om de ontwikkelingen toch te realiseren door gebruikmaking van de instrumenten “herbegrenzing EHS” (bij relatief kleine ruimtelijke ontwikkelingen) of “Saldobenadering EHS” (bij grote integrale gebiedsontwikkelingen).

8


4

Onderzoeksmethodiek De onderzoeksmethode die bij de uitvoering van de quickscan is gevolgd, bestaat uit drie onderdelen en omvat een theoretische en een praktische verkenning van het onderzoeksgebied, gevolgd door analyse en conclusietrekking. Bureaustudie Tijdens de bureaustudie is in bestaande literatuur en andere beschikbare bronnen onderzocht wat er bekend is over de aanwezigheid van via de Flora- en faunawet beschermde soorten binnen het plangebied en in de omgeving daarvan. Hierbij is onder meer gebruik gemaakt van de meest recente verspreidingsatlassen en internetbronnen met verspreidingsinformatie over soorten, zoals waarneming.nl, ravon.nl en vzz.nl. Tevens is tijdens de bureaustudie geverifieerd of het plangebied onderdeel uitmaakt van Natura 2000-gebied of binnen de invloedsfeer daarvan ligt. Tot slot is gecontroleerd of sprake is van de Ecologische Hoofdstructuur. Veldbezoek De praktische verkenning van het onderzoeksgebied betreft een veldbezoek dat heeft plaatsgevonden op 7 mei 2014. Tijdens de verkenning van het gebied is gelet op de aanwezigheid van beschermde soorten of aanwijzingen hiervoor, zoals sporen. Tevens zijn de aanwezige biotopen bestudeerd, zodat ingeschat kan worden voor welke beschermde soorten zij mogelijk een geschikt habitat vormen en voor welke soorten zij ongeschikt zijn. Analyse en conclusie Door het combineren van de resultaten van de bureaustudie en het veldbezoek, is ingeschat of en welke beschermde soorten voor kunnen komen en of de voorgenomen werkzaamheden zouden kunnen leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Daarbij is zowel rekening gehouden met de gevolgen van een veranderende leefomgeving als met verstoringseffecten die worden veroorzaakt tijdens de uitvoering van noodzakelijke werkzaamheden.

9


5

Onderzoeksresultaten

5.1.

Nadere omschrijving plangebied De locatie waar de aanlegplaats zal worden gerealiseerd bestaat momenteel uit een stenige oever met aan de oostkant daarvan begraasd grasland (figuur 3). Hoger opgaande begroeiing is aanwezig bij de krib in het noorden van de locatie en langs de oever in het zuiden, daar waar het vee niet kan komen. Rond de krib in het noorden groeit opslag van wilg (figuur 4). In het zuiden is een ruigere vegetatie aanwezig met onder meer opslag van wilg, een klein Japanse duizendknoop struweel, braam, opslag van es en opslag van meidoorn. Op de uiterste zuidoostelijke hoekpunt van de planlocatie staat een grotere meidoorn (figuur 5).

F iguur 3. Overzicht van de planlocatie, kijkend richting het noorden.

Figuur 4. Opslag van wilg rond de krib in het noorden.

10


Figuur 5. Ruigere vegetatie met onder meer Japanse duizendknoop en meidoorn, aan de zuidkant van het plangebied.

De oeverbodem van de IJssel is ter plaatse van het plangebied stenig. Plaatselijk komen stortstenen (basaltblokken) voor en water en oevervegetatie is niet of nauwelijks aanwezig (figuur 6).

Figuur 6. De oever is stenig, met plaatselijk ook grotere stenen. Oever- en watervegetatie is nauwelijks aanwezig.

11


5.2.

Flora- en faunawet Onderstaand wordt per diergroep en voor de planten aangegeven of en welke beschermde soorten in of nabij het plangebied voor (kunnen) komen. De resultaten zijn gebaseerd op de combinatie van bronnenonderzoek en het veldbezoek. Ook wordt aangegeven of de voorgenomen werkzaamheden een negatief effect op deze soorten kunnen hebben en of de maatregelen zouden kunnen leiden tot overtreding van de Flora- en faunawet. Flora In het rivierengebied komen diverse zwaarder beschermde soorten planten voor zoals wilde marjolein, veldsalie en lange ereprijs. Ook het voorkomen van enkele andere soorten waarvan sommige veelal uit tuinen of zijn ontsnapt kunnen niet helemaal op voorhand uitgesloten, zoals klokjes. Zwaarder beschermde soorten werden bij het veldbezoek echter niet aangetroffen. Op de planlocatie werden vooral (zeer) algemene plantensoorten aangetroffen. In het zuiden van het plangebied groeit een ruigtevegetatie met onder meer de soorten braam, haagwinde, grote brandnetel, boerenwormkruid, bitterzoet, smeerwortel, rietgras en grote weegbree. Ook staat hier poelruit, een soort die algemeen voorkomt langs de grote rivieren. In het grasland komen onder meer paardenbloem, akkerdistel, ridderzuring en vijfvingerkruid algemeen voor. Vleermuizen Vleermuizen en hun vaste verblijfplaatsen zijn jaarrond zwaar beschermd (Ff-wet tabel 3 en Habitatrichtlijn bijlage IV). Dat geldt ook voor vliegroutes en foerageergebieden die van essentieel belang zijn voor het functioneren van een verblijfplaats. Geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen zijn op de locatie niet aanwezig. De locatie zou wel gebruikt kunnen worden door vleermuizen om te foerageren. Boven het grasland zouden soorten als rosse vleermuis en laatvlieger kunnen foerageren en de meervleermuis zou boven de IJssel voedsel kunnen zoeken (Atlas Nederlandse vleermuizen, Limpens et al. 1997). Omdat opgaande lijnvormige beplanting niet aanwezig is, is het onwaarschijnlijk dat de planlocatie gebruikt wordt als belangrijke vliegroute door vleermuizen. Hoewel het plangebied dus gebruikt zou kunnen worden door vleermuizen om voedsel te zoeken is een negatief effect van de ingreep op vleermuizen niet aannemelijk. De inrichting van het plangebied verandert in de toekomst namelijk maar weinig. De oever wordt verhard, maar bestaat ook nu al uit verharding. Daarbij blijft ook in de toekomst open water en grasland aanwezig. Verder is de planlocatie zelf maar klein en is in de directe omgeving zeer veel vergelijkbaar habitat aanwezig, zodat het niet waarschijnlijk is dat het plangebied als foerageergebied van essentieel belang is voor het functioneren van een verblijfplaats. Grondgebonden zoogdieren Zwaarder beschermde soorten of sporen daarvan werden niet waargenomen in het plangebied. Het is niet waarschijnlijk dat het plangebied leefgebied vormt voor ĂŠĂŠn van de zwaar beschermde grondgebonden zoogdiersoorten. De stenige oever zonder directe oeverbegroeiing vormt geen geschikt leefgebied voor waterspitsmuis. Ook voor de otter en bever vormt een dergelijke oever geen geschikte locatie voor een verblijfplaats. Voor deze soorten is de locatie, direct nabij de bebouwing van Dieren, verder vermoedelijk veel te onrustig. Het voorkomen van andere zwaarder beschermde grondgebonden zoogdiersoorten is nog onwaarschijnlijker gezien het aanwezige biotoop en de verspreiding van deze soorten. Vogels Voor alle vogelsoorten geldt dat broedende vogels, hun eieren en de nestplaatsen die ze dan gebruiken zijn beschermd. Van een beperkt aantal vogels is de broedplaats jaarrond 12


beschermd, dus ook als er op dat moment geen sprake is van een broedsel. Het betreft hier vogels die veelal terug komen op de oude nestlocatie en niet in staat zijn om gemakkelijk een nieuw nest te bouwen. Tijdens het veldbezoek werden op de locatie foeragerende huismussen, ekster en zwarte kraai waargenomen. Net buiten de planlocatie was een zingende grasmus aanwezig, in meidoornstruweel, en boven de Rijn werd een oeverloper gezien. Nesten van vogels werden op de locatie niet gevonden. Ook werden geen vogels gezien die alarmeerden of uitbundig zaten te zingen. Gedrag dat op een nestplaats zou kunnen duiden is niet waargenomen. Het is daarmee niet erg waarschijnlijk dat op dit moment broedende vogels op de planlocatie aanwezig zijn. Ook jaarrond beschermde nestplaatsen zijn daarmee op de locatie niet aanwezig. Hoewel nestplaatsen op dit moment op de locatie waarschijnlijk niet aanwezig zijn, is het goed mogelijk dat er binnenkort ergens in het plangebied toch ook een vogel gaat broeden. Als leidraad wordt voor het broedseizoen de periode van 15 maart tot 15 juli aangehouden. Daarbij vormt met name de ruigere vegetatie in het zuiden geschikt broedhabitat voor diverse vogelsoorten, zoals de grasmus. Reptielen Bij het veldbezoek werden geen reptielen waargenomen. In dit deel van Gelderland en dit biotoop zouden eventueel de ringslang of levendbarende hagedis kunnen worden aangetroffen. Voor de andere genoemde soorten is het biotoop op deze locatie ongeschikt. In het bos ten oosten en zuiden van Dieren worden deze soorten regelmatig waargenomen (waarneming.nl). Waarnemingen van reptielen uit het zuidelijk deel van Dieren worden echter niet genoemd, over de afgelopen 14 jaar, in waarneming.nl, waarmee het onwaarschijnlijk is dat daar reptielen aanwezig zijn. Dit deel van Dieren is dichtbevolkt en waarmee de kans groot is dat een opvallende soort als ringslang of levendbarende hagedis wordt waargenomen en doorgegeven wanneer deze aanwezig is. Gezien het feit dat waarnemingen van reptielen ontbreken is het daarmee onwaarschijnlijk dat beschermde reptielen hier aanwezig zijn. Amfibieën Amfibieën werden bij het veldbezoek niet waargenomen. In dit deel van de provincie Gelderland komen verschillende soorten zwaarder beschermde amfibieën voor namelijk kamsalamander, rugstreeppad, poelkikker en heikikker (Creemers en van Delft, 2009). Kamsalamander is niet bekend uit de directe omgeving van het plangebied. Bovendien zijn er geen geschikte voorplantingswateren aanwezig. De kans dat het plangebied leefgebied van deze soort is is zo goed als uit te sluiten. De rugstreeppad wordt voor Rheden alleen gemeld uit het zuidelijk deel van de Havikerwaard. Het plangebied is momenteel bovendien niet erg geschikt als leefgebied voor deze typische pioniersoort die graag open gronden koloniseert. De kans dat het plangebied leefgebied van deze soort is, is zo goed als uit te sluiten. Poelkikker wordt op waarneming.nl niet genoemd voor de Gemeente Rheden. Deze soort wordt als lastig te determineren soort binnen het groene kikker-complex echter gemakkelijk over het hoofd gezien of gemakshalve benoemd als groene kikker. Deze soort kan ook op laagdynamische plaatsen in het rivierengebied voorkomen. Geschikte voortplantingswateren ontbreken in het plangebied. De kans dat het plangebied onderdeel uit maakt van het leefgebied van de soort is klein. Heikikker is in de Gemeente Rheden slechts bekend van een locatie op de Worth-Rhederheide. Langs de rivieren wordt de soort nauwelijks aangetroffen en van de uiterwaarden van de IJssel 13


is de soort niet bekend. De kans dat het plangebied leefgebied van deze soort is, is zo goed als uit te sluiten.

Vissen Uit de vissenatlas Gelderland (Kessel en Kranenbarg, 2012) blijkt dat meerdere beschermde vissoorten in en langs de IJssel zijn waargenomen nabij Dieren. Met name de rivierdonderpad is in de IJssel zelf te verwachten. De rivierdonderpad (ff-wet tabel 2) komt voor in zuurstofrijke, stromende wateren. De soort heeft geen zwemblaas, is daardoor geen goede zwemmer en is afhankelijk van plekken met voldoende schuilmogelijkheden, zoals holle oevers, puin, grind, stortstenen en takken. De IJssel vormt ĂŠĂŠn van de zwaartepunten van de verspreiding van deze soort en ook nabij Dieren is de soort in de IJssel aangetroffen. Gezien de omstandigheden op de planlocatie, met stromend water en een stenige rivierbodem met schuilmogelijkheden, is niet uit te sluiten dat deze soort hier in de IJssel aanwezig is. Ook is niet uit te sluiten dat bij deze oever voortplanting plaatsvindt. Volwassen donderpadden zijn namelijk honkvast en migreren nauwelijks. De bewegingsruimte is beperkt tot enkele meters (max. 15-20m). In de periode maart-mei zet het vrouwtje klevende eieren af in kleine nestholtes tussen bodemsubstraat. Deze nesten worden vervolgens door het mannetje bewaakt. De juveniele donderpadden groeien daarbij op tussen fijn substraat zoals grind. Ook de rivierprik (ff-wet tabel 3) komt in de IJssel zelf voor. Deze soort is veel zeldzamer dan de rivierdonderpad en gebruikt snellerstromende delen van rivieren en beken om te paaien. Volwassen dieren leven verder langs de kust. In het najaar trekken ze de rivieren op, waar ze in het voorjaar paaien. Vroeger werd aangenomen dat rivierprikken in Nederland alleen op doortrek waren maar de afgelopen tijd zijn er ook paaiende rivierprikken in Nederlandse rivieren gezien. Waarnemingen van paaiende rivierprikken worden voor de IJssel niet genoemd (Kessel en Kranenbarg 2012). Bittervoorn, kleine modderkruiper en grote modderkruiper komen ook langs de IJssel voor, maar zijn vooral in de uiterwaarden van de IJssel te verwachten, op plekken met een goed ontwikkelde watervegetatie. De bittervoorn (ff-wet tabel 3) komt in Gelderland veel voor in het rivierengebied. De soort prefereert hier langzaam stromend en stilstaand water met een goed ontwikkelde vegetatie. Ook in de oeverzone van kleine rivieren komt de soort voor. Langs de IJssel wordt de soort vooral aangetroffen in de uiterwaarden en niet in de rivier zelf. De kleine modderkruiper (ff-wet tabel 2) wordt ook veel waargenomen in het Gelders rivierengebied. De soort heeft een voorkeur voor stilstaande tot langzaam stromende wateren met zandige bodem. Ondiepe plekken met een rijke begroeiing van waterplanten hebben daarbij de voorkeur. De soort komt vooral voor in sloten, weteringen en andere lijnvormige kleine wateren en is in de grote riveren, zoals de IJssel, minder algemeen. De grote modderkruiper (ff-wet tabel 3) is een stuk zeldzamer in Gelderland. Ook deze soort komt vooral voor in stilstaande of langzaam stromend water. De soort heeft een sterke voorkeur voor plaatsen met veel plantengroei en een zachte modderige bodem. In de Gelderse grote rivieren wordt de soort niet vaak waargenomen. Dagvlinders Aanwezigheid van beschermde dagvlinders is uitgesloten, op basis van het aanwezige biotoop en het verspreidingsbeeld van de zwaarder beschermde vlindersoorten. Libellen De enige beschermde soort die in (deze omgeving) in het rivierengebied voor komt is de rivierrombout. De larven sluipen uit op strandzandjes. Deze zijn in het plangebied niet aanwezig. Uit de omgeving van Dieren zijn voor zover bekend nog geen waarnemingen bekend. 14


Overige soorten Er zijn geen andere zwaarder beschermde soorten te verwachten.

5.3

Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000) Het plangebied ligt op een kilometer van Natura 2000-gebied Veluwe. Verder ligt het gebied op zo’n 100 meter van Natura 2000 gebied Uiterwaarden IJssel, waarvan de grens aan de overzijde van de IJssel ligt (zie figuur 7).

Figuur 7. Ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000 gebied Uiterwaarden IJssel. De grens van Natura 2000 gebieden is met geel aangegeven (bron: http://www.synbiosys.alterra.nl).

Effecten op Natura 20000 gebied Veluwe zijn uit te sluiten gezien de afstand en het feit dat het dorp tussen Veluwe en plangebied ligt. Daarnaast verwachten wij geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000 gebied IJsseluiterwaarden. De ingreep is beperkt en ligt op een afstand van ruim 100 meter van Natura 2000 gebied IJsseluiterwaarden.

5.4

Ecologische Hoofdstructuur Het plangebied ligt op de grens van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De IJssel behoort tot de EHS terwijl de oever en het grasland er buiten vallen (figuur 8). De kade wordt aangelegd op de rand van de oever van de IJssel, waarbij de kademuur waarschijnlijk deels in de huidige IJssel wordt geplaatst (zie figuur 2). De IJssel EHS- verweven, wat inhoud dat er ruimte voor verschillende functies is. De ontwikkeling heeft o.i. (geen) significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS.

15


Figuur 8. Begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur na de streekplanherziening 2009 (gegevens provincie Gelderland).

16


6

Discussie, conclusies en aanbevelingen Flora- en faunawet Broedvogels Het plangebied vormt geschikt broedbiotoop voor met name vogelsoorten die in ruigere vegetatie broeden. Bij het veldbezoek werd geen nest aangetroffen maar het is zeker niet uit te sluiten dat de komende dagen of weken een vogel in het plangebied gaat broeden. Voor alle vogelsoorten geldt dat broedende vogels, hun eieren en de nestplaatsen die ze dan gebruiken zijn beschermd. Ons advies is dan ook om de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen. Als leidraad wordt voor het broedseizoen de periode van 15 maart tot 15 juli aangehouden. Eventuele broedgevallen buiten deze periode zijn echter ook beschermd, maar de kans op broedgevallen buiten die periode is veel kleiner. Indien er toch de wens is om in het broedseizoen te werken, dan dient net voorafgaand aan de werkzaamheden geïnventariseerd te worden of er broedende vogels aanwezig zijn die verstoord zouden kunnen worden. Indien deze aanwezig zijn dient verstoring voorkomen te worden, wat inhoudt dat er in ieder geval beschermingszones ingesteld dienen te worden en de werkzaamheden dus niet in één keer in het geheel afgerond kunnen worden. Aanwezigheid van broedplaatsen van jaarrond beschermde soorten is zo goed als uit te sluiten. Zoogdieren Aanwezigheid of verstoring van zwaarder beschermde zoogdieren is zo goed als uit te sluiten. Vissen Op basis van deze quick scan kan niet worden uitgesloten dat de IJsseloever ter plaatse met basaltkeien en andere stenen fungeert als vaste voortplantingplaats c.q. vaste verblijfplaats van de rivierdonderpad. Bovendien zouden dieren gedood of gewond kunnen worden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Dit zou kunnen leiden tot overtreding van artikel 11 resp. 9 van de flora- en faunawet. Wij adviseren één van de volgende opties toe te passen:   

werkzaamheden/ontwikkelingen uitvoeren conform een goedgekeurde gedragscode; een ontheffing aanvragen bij Dienst Regelingen (RVO.nl) nader onderzoek (laten) uitvoeren om vast te stellen of de planlocatie leefgebied van de rivierdonderpad betreft

De aanwezigheid of verstoring van andere zwaar beschermde vissoorten is zo goed als uit te sluiten. Amfibieën en reptielen In (de ruimere omgeving van) Dieren komen diverse soorten zwaarder beschermde reptielen en amfibieën voor. Geschikt voortplantingswater is niet aanwezig. Op basis van verspreidingsbeelden, bekende waarnemingen en biotoop is het uiterst onwaarschijnlijk te noemen dat het plangebied onderdeel uit maakt van het leefgebied van zwaarder beschermde amfibieën of reptielen. Vlinders en libellen en andere ongewervelden Aanwezigheid of verstoring van zwaarder beschermde ongewervelden is zo goed als uit te sluiten. 17


Natura 2000 Effecten op Natura 20000 gebied Veluwe zijn uit te sluiten gezien de afstand en het feit dat het dorp tussen Veluwe en plangebied ligt. Daarnaast verwachten wij geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied IJsseluiterwaarden. De ingreep is beperkt en ligt op een afstand van ruim 100 meter van Natura 2000 gebied IJsseluiterwaarden. EHS Het plangebied ligt op de rand van de Ecologische Hoofdstructuur. Het betreft EHS verweven waarbij ruimte is voor verschillende functies. De ontwikkeling heeft geen significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS.

18


Gebruikte literatuur en bronnen

Literatuur Creemers, R. C. M. van Delft, J. C. W. 2009. De amfibieĂŤn en reptielen van Nederland. Nederlandse fauna 9. Stichting Ravon. 476pp. Limpens, H. Mostert, K. Bongers, W. 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie. Logeman, D. 2009. Gedragscode Flora en Fauna. Een uitgave van de Nederlandse Vereniging van Projectontwikkelingsmaatschappijen. Opdrachtgevers Bouwend Nederland en NEPROM. 84pp. Van Kessel, N. Kranenbarg, J. 2012. Vissenatlas Gelderland. Ecologie en verspreiding van zoetwatervissen in Gelderland. 360pp. Internetbronnen www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/ www.telmee.nl www.waarneming.nl

19


Nader onderzoek Rivierdonderpad mei 2013

mei 2014

Realisatie aanlegplaats in de IJssel bij Dieren


Titel:

Nader onderzoek Rivierdonderpad. Realisatie aanlegplaats in de IJssel bij Dieren

Opdrachtgever: gemeente Rheden Auteur:

Elmar Prins

Controle:

Eric verkaik

Datum:

mei 2014

21


1

Inleiding De gemeente Rheden heeft het voornemen om langs de IJssel bij Dieren een aanlegplaats voor boten te realiseren. Begin mei is Buiting Advies door de gemeente Rheden gevraagd om ten behoeve van deze werkzaamheden een quickscan flora en fauna uit te voeren. Uit deze quickscan kwam naar voren dat de planlocatie mogelijk leefgebied is van de rivierdonderpad. Deze soort is beschermd via de flora- en faunawet, tabel 2. Voortplantings- en vaste verblijfplaatsen van de soort zijn beschermd via artikel 11 en bovendien mogen de dieren niet gedood of verwond worden (artikel9). Gemeente Rheden heeft daarom aan Buiting Advies opdracht gegeven om de locatie nader te onderzoeken op aanwezigheid en gebruik door de rivierdonderpad.

22


2

Onderzoek

2.1

Onderzoeksgebied Op afbeelding 1 wordt globaal het onderzoeksgebied weergegeven. In meer strikte zin is de waterrand onderzocht tot een diepte waar de bodem zichtbaar was (ruim een meter). Dit komt er op neer dat er vanaf de oever gemiddeld enkele meters in de IJssel kon worden gezocht.

Afbeelding 1. Globale begrenzing onderzoeksgebied. Het onderzoek was beperkt tot de ondiepe waterzone tot waar met een lamp kon worden geïnventariseerd.

2.2

Onderzoeksmethode Het onderzoeksgebied is donderdagavond 15 mei van 9.30-1.00 intensief onderzocht door twee personen. Daarbij is gebruik gemaakt van ledlampen (Fenix ld20 en Sunwayman M40A XM-L), een waadpak en visnet. De ondiepe waterzone (tot zover gekeken kon worden) is daarbij uitgebreid afgespoord op zoek naar rivierdonderpad. Het betrof zeer rustig weer en zeer kalm water waardoor het zicht door het water relatief goed was. Goed zicht was er tot ruim een meter. Ook zijn een aantal stenen gekeerd. De onderzoeksmethode volgt de aanwijzingen van RAVON: “In grotere wateren met een

oever van basaltblokken is het mogelijk om ’s avonds met een zaklamp rond de basaltblokken te zoeken. Omdat een juiste determinatie erg belangrijk is, is het zeer wenselijk om de vissen alsnog te vangen. Dit kan m.b.v. een aquariumnetje.” Wat betreft de onderzoeksinspanning geeft RAVON het volgende voor inventarisatie van een km-hok: “Per jaar twee onderzoeksronden waarbij een totale inspanning van minimaal

60 minuten scheppen wordt geleverd (2x30 minuten). Selecteer per kmhok maximaal 3 trajecten”. Wij hebben drie en halfuur gezocht op een traject van minder dan 150 meter. 23


2.3

Onderzoeksresultaten Er zijn tijdens het onderzoek geen rivierdonderpadden aangetroffen. Wel schoten soms dieren weg voor ze konden worden gevangen, waarvan niet zeker kon worden gezegd of het rivierdonderpad of grondel was. De dieren waren echter erg snel en meestal relatief groot wat eerder wijst op grondels en niet op rivierdonderpad. De enkele dieren die gevangen werden betroffen ook grondel, namelijk kessler’s grondel oorspronkelijk afkomstig uit het zwarte zee gebied. In 2007 werd het eerste exemplaar in Nederland gevangen. Voor afbeeldingen van een gevangen Kessler’s grondel zie afbeelding 24. Er werd ook nog een dode Kessler’s grondel aangetroffen.

Afbeelding 2. Kessler’s Grondel gevangen op onerzoekslocatie

Afbeelding 3. De tot een zuignap aaneen gegroeide buikvinnen zijn een goed kenmerk om de grondels van de donderpad te onderscheiden.

24


3

Discussie en conclusie Ondanks 3 1/2 uur intensief zoeken volgens de methode RAVON (voor kilometerhokken) zijn geen rivierdonderpadden aangetroffen. Wel zijn Kessler’s grondels aangetroffen. Daarnaast zijn nog diverse vissen gezien die niet gevangen konden worden omdat ze te snel verdwenen naar diepere delen. De dieren waren snel en vaak relatief groot, waardoor het vermoedelijk geen rivierdonderpadden betrof, maar grondels. Getallen over de populatiegroottes van rivierdonderpadden variëren van minimaal 10 tot 500 individuen per 100 m2 (zie tabel hieronder). Gezien deze dichtheid en gezien de tijdsinspanning van het onderzoek is te verwachten dat, indien hier ook sprake zou zijn van een populatie rivierdonderpadden, we tenminste één of meer exemplaren zouden hebben aangetroffen. Ons onderzoek wijst er daarmee niet op dat het plangebied als voortplanting- of vaste verblijfplaats van de rivierdonderpad fungeert. Het is gezien de moeilijkheid van het onderzoek niet geheel uit te sluiten dat de soort geheel ontbreekt, maar, gezien de onderzoeksinspanning, in alle redelijkheid van uit worden de gaan dat er geen sprake is van een (belangrijke) vaste voortplanting- of verblijfplaats. Mochten onverhoopt toch exemplaren aanwezig zijn dan zullen de werkzaamheden noch de inrichtingsmaatregelen leiden tot aantasting van de gunstige staat van instandhouding van de soort. Geschikt habitat komt over vrijwel de gehele IJssel voor en de soort is uit vele uur/kilometerhokken bekend. Wel adviseren wij om aan de zorgplicht te voldoen een ecologisch werkprotocol te volgen waarbij schade aan vissen en andere dieren zo veel mogelijk wordt beperkt. Daarbij kan tevens nogmaals door een ecoloog opgelet worden of onverhoopt aanwezigheid van donderpadden bij de werkzaamheden aan het licht komt en kunnen daarop passende maatregelen genomen worden.

Literatuur: Kennisdocument donderpad het geslacht Cottus, Kennisdocument 9 (herziene versie), Sportvisserij Nederland 2009.

25


Werkprotocol Rivierdonderpad mei 2013

mei 2014

Realisatie aanlegplaats in de IJssel bij Dieren


Titel:

Werkprotocol Rivierdonderpad. Realisatie aanlegplaats in de IJssel bij Dieren

Opdrachtgever: gemeente Rheden Auteur:

Elmar Prins

Controle:

Eric Verkaik

Datum:

mei 2014

26


Inleiding In zomer/najaar 2014 zal in Dieren een aanlegsteiger worden gerealiseerd aan de IJssel. Daarvoor dienen onder andere de nu aanwezige basaltkeien te worden verwijderd. Er word een damwand gerealiseerd die de scheiding tussen kade en IJssel gaat vormen. Uit een quick scan flora- en fauna kwam naar voren dat er een reële kans was dat de oever een voortplanting- of vaste verblijfplaats zou kunnen zijn van de rivierdonderpad. Bij een nader onderzoek zijn echter geen rivierdonderpadden aangetroffen. Wel zijn Kessler’s grondels aangetroffen. Ook zijn er andere, niet speciaal beschermde, soorten dieren aangetroffen. Dit ecologisch werkprotocol heeft twee hoofddoelen: 

voldoen aan de zorgplicht van de Flora- en faunawet

extra controle op rivierdonderpad (die ondanks een intensief onderzoek tot nu toe niet zijn waargenomen, maar tevens als soms lastig vast te stellen bekend staan)

Werkprotocol 

voorafgaand de werkzaamheden wordt gecontroleerd op aanwezigheid van broedende vogels. Indien aanwezig dienen deze nesten met een beschermingszone te worden ontzien.

een ecoloog is tijdens de start van het verwijderen van de basaltblokkenaanwezig om te controleren welke soorten worden aangetroffen dan wel meegeschept.

een ecoloog legt voorafgaand de werkzaamheden uit aan de opzichter en machinist hoe deze rivierdonderpad kan herkennen en onderscheiden van grondels

een ecoloog controleert gedurende de werkzaamheden nog enkele keren op met het materiaal meegekomen soorten

indien blijkt dat tijdens de werkzaamheden vissen of andere dieren anders dan ongewervelden, zoals vissen, worden meegeschept dienen deze tijdens de gehele duur van deze werkzaamheden zo veel mogelijk te worden terug gezet in geschikt habitat

indien onverhoopt toch rivierdonderpad wordt aangetroffen uitgeschept, wordt direct een ecoloog ingeschakeld

er dient vanuit één richting gewerkt te worden, zodat vissen (en andere dieren) relatief gemakkelijk kunnen ontsnappen.

rapportage van de Quick scan flora en fauna , het nader onderzoek Rivierdonderpad en dit werkprotocol zijn steeds op de werklocatie aanwezig

28


Buiting Advies Wilhelminaweg 64 6951 BP Dieren 0313 - 619042 www.buiting.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.