First Ladies London 2018 - MC magazine

Page 1

MEER D AN

200 PAGIN A’S

AT THE GRAY’S & SUPR INN EM COURT E LONDO N

magazine JA AR 4 | juni 2018 | no.83 | www.avdr.nl

ONTWIKKELINGEN IN ENERGIELAND SOPHIE DINGENEN SLACHTOFFERS HOREN NIET THUIS IN HET STRAFPROCES! HARRIËT DE KROON

EXEN SPREKEN AF OM NIET TE ‘HAVILTEXEN’

59

JACOLINE GORTZAK

FIRST LADIES

18 23 ARTIKELEN

INTERVIEWS

!!


2

FLL 2018 | magazine


WHATEVER THE WORLD THROWS AT YOU, TAKE IT ON

W W W. AV D R . N L

magazine | FLL 2018

3


Franken|Zuur|Van Kampen|Croes Advocaten



‘Law is order, and good law is good order’ - Aristotle -

6

FLL 2018 | magazine


Magna Charta First Ladies 05.15u 19 januari 2018, poehee… De wekker loopt af, even wakker worden. En dan dringt het ineens tot me door. Het is zover! Geen normale werkdag vandaag - wat is overigens tegenwoordig een ‘normale werkdag’? - vandaag gaan we op uitnodiging van Etienne van Bladel en de Academie voor de Rechtspraktijk met 59 First Ladies naar London voor een onvergetelijke dag!

Eerst maar eens even koffie drinken en onderweg naar Schiphol me verheugen om alle bekende gezichten weer te zien, lekker bij te praten en ook nog de nodige kennis op te doen ten aanzien van het Engelse Court systeem. Etienne heeft weer erg zijn best gedaan om de leukste en boeiendste dames van de Nederlandse Orde op te trommelen. Eenmaal in the city aangekomen was het ‘9u stipt aantreden’ bij de Baroness Hale of Richmond, President van de Supreme Court. Ze hield zeer gedreven een speech over het reilen en zeilen binnen de prestigieuze Supreme Court met daarin de nodige aandacht voor de positie van de vrouwelijke barrister en honourable jugde. Zelf was ze een van de eerste vrouwen benoemd in de Supreme Court en daar was ze heel terecht erg trots op! De ochtend ging verder met interessante weetjes over de Brexit en het Engelse Court systeem maar we keken allemaal erg uit naar typisch Engelse Fish and Chips en Shepherd Pie lunch in de Great Hall (lees: lunchkantine) van de the Honourable Society of Gray’s Inn. Deze laatste is zeg maar één van chambers van de poepchique Orde van Advocaten, maar dan voor barristers. Het mooie van de barristers is

dat ze zich dus niet in kantoren groeperen maar allemaal zelfstandig opereren vanuit dan toch weer gezamenlijke ‘chambers’ waarbij ze onder het mom van onafhankelijkheid doodleuk tegen hun eigen collega’s procederen. Na een bezoekje aan de ‘Supreme Court itself’ en de befaamde fotoshoot was het tijd voor de welverdiende borrel aansluitend met diner. En zoals het een geslaagd uitje en goede First Ladies betaamd, was dat het mooiste moment van de dag! Er was volop gelegenheid om bij te praten met elkaar en mooie verhalen op te halen. We kijken met z’n allen erg uit naar de BBQ die volgt waarin we dan deze mooie traditie verder zetten. Rest mij om namens de First Ladies onze dank uit te spreken naar Etienne, de fotografen en de dames van de organisatie, het was wederom een geslaagde dag! Ik wens jullie veel plezier bij het lezen en bekijken van dit magazine! Oh en vergeet niet om de webinars te bekijken van de AVDR!

Sophie Dingenen


INHOUDSOPGAVE ARTIKELEN 16

AVG in de zorg

Tessa van den Ende

24

‘Show me the money!’

Marjon Lok

Wat moet en mag het bestuur bij winstuitkering in de besloten vennootschap

36 Slachtoffers horen niet thuis in het strafproces! Harriët de Kroon 42

Heeft de programmatische aanpak stikstof nog een toekomst?

Anita Nijboer

54 Exen spreken af om niet te ‘Haviltexen’ Jacoline Gortzak 70 Chinezen binden de strijd aan tegen namaak met evoluerend merkenrecht Nele Somers 84

96

Sophie Dingenen

126

Duurzaam en circulaire infrastructuur: wens, feit of fictie?

138

De nieuwe Wet Afwikkeling Massaschade in een Collectieve Actie

Zayènne van Heesen-Laclé

194 Maakt aanpassing van de Wet Markt en Overheid een einde aan oneerlijke overheidsconcurrentie?

Babette Blaisse-Verkooijen

204 Mooie wereld!

Antoinette van Beest-de Mul

Gerjanne te Winkel

150 Weg met de Legitieme Portie? Katelijne van Barneveld 158 Het nieuwe huwelijksvermogensrecht Marjoleine de Boorder 170 Bij in 10 minuten: 8 tips van finance lawyers

Marieke Driessen en Frédérique Jacobse

Strafvervolging, een ver-van-mijn-bed-show?

Chrisje Zuur

The GDPR, our journey from risk to opportunity. Kassandra Surber

104 Payrolling onder de Wet Arbeidsmarkt in Balans Remke Scheepstra 112 (De) regulering arbeidsrelaties Eugenie Nunes

8

120 Ontwikkelingen in energieland

FLL 2018 | magazine

INTERVIEW 12 20

30 50 58 64

Patty van den Doel Tessa van den Ende & Marina Prins-den Boef Marjon Lok & Pauline Bottema-Sanders Anita Nijboer & Malinda Miener Jacoline Gortzak & Linda Nekeman-IJdema Emma Keulen & Sylvia Dikmans

72

Nele Somers & Ellen Saman-Kole 78 Marga Verwoert & Sigrid Stevens 88 Chrisje Zuur, Diana Joosten & Mathilde Fabre 100 Kassandra Surber & Jantine Bos 108 Remke Scheepstra & Judith van der Zwaan 114 Eugenie Nunes & Rinske Fieten


VOLG ONS OOK OP SOCIAL MEDIA @etiennevanbladel

@magnachartabyavdr

@MagnaChartaLaw

@AvdRLegalflix

COLOFON Magna Charta magazine is een uitgave van Academie voor de Rechtspraktijk Jaargang 4 Citeerwijze: MagnaCM, 2018-83 Redactie Etienne van Bladel, Sharon Olivier van Genderen Ontwerp en realisatie Mark Pollema Melanie Hament Eline van Roosmalen Contactgegevens Academie voor de Rechtspraktijk Interne cursuslocatie Kasteel Waardenburg G.E.H. Tutein Noltheniuslaan 7 (navigatie: nr 1), 4181 AS Waardenburg T: 030-220 10 70 Traditionele cursussen

122 Sophie Dingenen

& Quirine Tjeenk Willink 134 Zayènne van Heesen-Laclé & Judith Bollen 142 Gerjanne te Winkel, Marianne Korpershoek & Suzanne van Nieuwenhuijzen 152 Katelijne van Barneveld & Mathilde Groenendijk 162 Marjoleine de Boorder, Caroline Bruins & Diana van Gent 176 Marieke Driessen & Yu Lian de Bakker

182 Henriëtte van Helden

& Frédérique Jacobsen 188 Pauline Verheijen-Dop & Petra Zijp 198 Babette Blaisse-Verkooijen, Avril Tates & Weng Chie Cheung 208 Antoinette van Beest-de Mul & Dido Schipper 214 Gaby Heere & Liza Hoesbergen

T: 030-303 10 70 Webinar cursussen F: 030-220 53 27 E-mail: info@avdr.nl Advertenties Etienne van Bladel ISBN: 9789462286375 Behoudens door de auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave verveelvoudigd of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

magazine | FLL 2018

9


T 59 FIRS S LADIE N LONDO 2018

10 FLL 2018 | magazine


magazine | FLL 2018

11


“Het leuke aan inhouse werken is dat ik van begin tot einde betrokken kan zijn bij een product�

12

FLL 2018 | magazine


THE INTERVIEW PATTY VAN DEN DOEL COMPLIANCE, LEGAL, MANAGEMENT, LAWYER NN

Wat inspireerde je het meest tijdens het bezoek aan Grey’s Inn en waarom?

Patty: Het bezoek aan Grey’s Inn maakte op mij indruk om de historie die in het gebouw op allerlei plekken een prominente plaats heeft. Afbeeldingen van (oud) rechters, kunstobjecten en hiërarchie die evident een historische basis heeft. Ook het respect dat door de sprekers geuit werd jegens de historische figuren viel mij op.

Wat is jouw meest toegevoegde waarde?

Patty: In mijn werk probeer ik een praktische waarde toe te voegen door de wet –en regelgeving, leidraden van toezichthouders en “lessons learnt” uit de jurisprudentie op een voor het bedrijf en de medewerkers toegankelijke (en leuke) manier onderdeel te laten maken van hun dagelijks werk. Zodat het “vanzelf” gaat en niet een “moetje”. Ook probeer ik fun te brengen en een besef van “mindfulness” in het werk. Dat doe ik onder meer door aandacht te vragen voor het belang van volle aandacht te geven aan waar je mee bezig bent. Zonder afleiding een bepaalde tijdspanne te werken, kun je je productiviteit verhogen en verlaagt het de kans op fouten of rework.

Wat zou je aan het rechtssysteem in Nederland willen toevoegen vanuit de UK?

Patty: Het vooraf toetsen of een zaak kans van slagen heeft in een hoger beroep door een rechterlijk “college” zou ik willen introduceren in Nederland. Natuurlijk zou deze basisgedachte

goed uitgewerkt moeten worden, maar het ontlasten van de Hoven en de appellant een juiste verwachting geven, spreekt mij aan.

En, wat zou je aan het rechtssysteem in de UK willen toevoegen vanuit Nederland?

Patty: In Nederland hebben we een systeem (heel kort gezegd) dat een klager altijd twee “kansen” krijgt om zijn zaak feitelijk voor het voetlicht te brengen. Je kunt dus jouw zaak door twee feitelijke instanties laten toetsen. In de UK is dit niet de standaard. Immers: het is – zoals ik het begreep – niet standaard dat je jouw zaak door twee feitelijke instanties kan laten toetsen; een rechterlijk college bepaalt of jouw zaak “door kan” naar het Hof. Ik zou aan het systeem in de UK willen toevoegen een ruimere toegang tot een twee instantie (Hof).

Wat is leuk aan inhouse werken?

Patty: Het leuke aan inhouse werken is dat ik van begin tot einde betrokken kan zijn bij een product. Of dit nu een dienst is of een tastbaar product, het geeft mij voldoening om tijdens alle fases input te kunnen leveren en mee te werken aan de tot stand koming van het best mogelijke product.

de juiste plek te hebben, een prima uitgangspunt. Gender zou hierbij niet een punt van extra aandacht moeten zijn. Maar, ik denk dat we nog niet op het punt zijn beland waarop we achterover kunnen leunen in het kader van gelijkheid. Daarom is het goed om aandacht te blijven vragen voor een goede balans op de werkvloer en dus ook aan de “top”. Met als doel om uiteindelijk de beste persoon op de plek te kunnen hebben, ongeacht gender.

Wat is jouw manier om je “batterij” op te laden?

Patty: Niksen. Daarmee bedoel ik dat ik weet wat mij energie geeft en wat bij mij energie vreet. Ik krijg veel energie van hardlopen (in april loop ik de marathon) of van lekker eten met familie. Ook momenten in mijn werk geven mij energie. Energievreters en energiegevers houd ik zoveel als ik kan, in balans. Maar, het opladen van mijn batterij doe ik onder meer door juist even niks te doen. Even op een bankje zitten en met volle aandacht genieten van de omgeving, een opkomende zon, een mooie vijver, etc. Een film helemaal uitkijken zonder afleiding. Of een muziekalbum luisteren van eerste tot laatste nummer zonder onderbreking en de teksten tot je nemen. Daarmee laad ik mijn batterij op.

Vind jij dat er meer vrouwen moeten plaatsnemen in topfuncties? Of vind je dat de “regel” zou moeten zijn, beste persoon op de beste plaats? Patty: In eerste instantie vind ik de stelregel om de juiste persoon op

magazine | FLL 2018

13


CURRICULUM VITAE

PATTY VAN DEN DOEL

Patty van den Doel specializes in insurance and liability law. She has more than 17 years of experience as a lawyer, starting her career at TrenitĂŠ van Doorne. She was head of Legal from 2008 - 2017. at Aegon. In addition, she is a mediator. She currently works as compliance officer at a large international insurance company (NN). She is a member of various trade / insurance associations.Also she is a coach in Time Management. In addition to her work, Patty runs long distances such as marathons. She paints and draws as a hobby at the studio of an artist and she reads about art history. She is a member of Rotary.

14

FLL 2018 | magazine


‘He who commits injustice is ever made more wretched than he who suffers it’ - Plato -


16

FLL 2018 | magazine


0181 TESSA VAN DEN ENDE, ADVOCAAT/PARTNER ZORG NYSINGH ADVOCATEN-NOTARISSEN NV

AVG in de zorg Het recht op privacy in de zorg staat (weer of nog altijd) volop in de belangstelling. Het recht is verankerd in de Grondwet en aanpalende wet- en regelgeving geldend voor de zorg. Denk aan de WGBO, de Wkkgz, de Wet cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens in de zorg, de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Dat onze gevoelige (medische) persoonsgegevens bescherming behoeven is voor niemand een vraag. De vraag is wel: ‘hoe die gegevens zo te beschermen dat gegevens niet op straat komen te liggen of in verkeerde handen vallen?’. Deze gevoeligheid maakt dat zorgaanbieders gewend zijn om met uiterste nauwkeurigheid om te gaan met informatie over patiënten. De nieuwe privacywetgeving - de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) vervangt per 25 mei 2018 de huidige Wbp. Met de invoering van de AVG is de privacywetgeving in de hele Europese Unie hetzelfde.

PERSOONSGEGEVENS VERSTREKKEN NÁ 25 MEI 2018

Privacy is binnen de zorg altijd al een belangrijk onderwerp geweest. Toch wordt de AVG met enige spanning tegemoet gezien, want wie z’n zaken niet goed op orde heeft kan aanzienlijke boetes verwachten, zo is de verwachting. Veel blijft hetzelfde als de AVG in werking treedt. De AVG bevestigt bestaande privacyregels en versterkt sommige onderdelen. De AVG legt zorgaanbieders wel degelijk extra verplichtingen op. Juist omdat zorgaanbieders met ‘bijzondere en gevoelige persoonsgegevens’ werken, zijn de regels strikt. Veel regelingen uit de Wbp blijven ongewijzigd van kracht na 25 mei 2018. Onder de AVG is het bijvoorbeeld nog steeds toegestaan persoonsgegevens (waaronder medische

gegevens) te verstrekken aan zorgverzekeraars voor de declaratie van zorgkosten, het aanvragen van machtigingen en het uitvoeren van formele en materiële controles. De grondslag voor medische gegevens die zorgverzekeraars mogen ontvangen, was al vastgelegd in bestaande wetten. Net zoals het inzagerecht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Het medisch beroepsgeheim blijft bestaan naast de AVG en patiënten hebben nog onveranderd het recht op inzage in hun medisch dossier. Zij hebben nog steeds recht op een kopie van het dossier. Nieuw is wel dat zorgaanbieders geen vergoeding meer mogen vragen voor de eerste kopie. De Wet cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens werkt aanvullend ten opzichte van de AVG. Wanneer de AVG cliënten en patiënten meer bescherming biedt, dan gaat deze verordening vóór. Deze privacyzaken veranderen wél na 25 mei 2018: • De rechten van betrokkenen worden uitgebreid; • Zorgaanbieders moeten aantoonbaar compliant zijn met de AVG; • Zorgaanbieders moeten een Register van verwerkingsactiviteiten bijhouden; • Voor zorginstellingen is het uitvoeren van Data Protection Impact Assessments (DPIA) in beginsel verplicht; • Bij de ontwikkeling van nieuwe verwerkingssystemen moet bewust omgegaan worden met de privacyrisico’s (privacy by design en privacy by default); • Zorginstellingen moeten een functionaris gegevensbescherming (FG) aanstellen, maar dat gold al voor de meeste zorgaanbieders onder de bestaande regelgeving.

DRIE AANDACHTSPUNTEN VOOR DE ZORG

1. Recht op vergetelheid en dataportabiliteit Onder de Wbp hebben betrokkenen (de personen wiens gegevens verwerkt worden) het recht op informatie, inzage, aanvulling, verbetering en verwijdering van informatie. De AVG breidt deze rechten uit met het recht vergeten te worden en het recht op dataportabiliteit. Onder de AVG kan een patiënt verzoeken het volledige dossier aan hemzelf of een andere zorgaanbieder over te dragen (recht op dataportabiliteit) of te wissen (recht op vergetelheid). De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) adviseert overigens op haar website dat het recht op vergetelheid niet voor medische

magazine | FLL 2018

17


dossiers zou gelden. Volgens de AP geldt het recht op dataportabiliteit alleen voor de gegevens die de patiënt zelf actief verstrekt, maar niet voor bijvoorbeeld de diagnose die de arts stelt of een behandelplan. 2. Recht op transparantie Het recht op transparantie bestond al onder de Wbp, maar de AVG onderstreept het belang van transparantie. De verantwoordelijke heeft de plicht de betrokkenen over de verwerking van hun persoonsgegevens te informeren. Zo weten betrokkenen wat er met hun gegevens gebeurt en waarom. Ook moeten de personen wiens gegevens verwerkt worden, bewust worden gemaakt van de risico’s van gegevensverwerking, de regels en waarborgen die gelden en hoe zij hun rechten kunnen uitoefenen. Hierbij is het belangrijk te weten in welke gevallen een betrokkene moet worden geïnformeerd over de verwerking van zijn gegevens. De AVG maakt onderscheid tussen gegevens die van een betrokkene zelf zijn en gegevens die buiten hem om worden verkregen. Zorgverleners zullen veel gegevens rechtstreeks via de patiënt verkrijgen. Andere gegevens komen bijvoorbeeld via huisartsen of verzekeraars. De informatieplicht – en de uitzonderingen daarop – verschillen in beide gevallen. In de AVG is niet alleen geregeld óf een patiënt geïnformeerd moet worden over de verwerking van zijn persoonlijke gegevens. Er staat ook in wanneer dat moet gebeuren. Wanneer u gegevens krijgt van een betrokkene zelf, dan moet deze persoon direct worden geïnformeerd over de verwerking van de gegevens. Komen de gegevens langs een andere weg bij u binnen, dan moet deze persoon ‘binnen redelijke termijn’ worden geïnformeerd. De AVG stelt dat dit niet langer dan een maand na ontvangst van de gegevens moet gebeuren. In een aantal gevallen hoeft u betrokkenen niet te informeren over de verwerking van de persoonsgegevens. Dit gaat op als er een wettelijke basis is, zoals de WGBO of de betrokkene zelf gegevens heeft aangeleverd en u weet dat de betrokkene al op de hoogte is. Bijvoorbeeld als u de betrokkene eerder al per e-mail informeerde. Ook is het niet noodzakelijk als de gegevens via een derde worden aangeleverd en de derde betrokkene al geïnformeerd heeft. Vervolgens is individuele informatieverstrekking niet noodzakelijk wanneer informatieverstrekking onmogelijk is, of onevenredig veel inspanning kost. Wel moet u de betrokkenen dan op een andere manier, zoals door middel van een privacy statement op uw website, informeren. Ten slotte geldt er ook geen informatieplicht van gegevens die onder het beroepsgeheim vallen. Wanneer een patiënt acute zorg nodig heeft, of misschien zelfs helemaal niet in staat is toestemming te geven voor de verwerking van persoonsgegevens: wat dan? Als de verwerking noodzakelijk is om de vitale belangen van de betrokkene te beschermen, dan mogen de persoonsgegevens zonder toestemming worden verwerkt. Dat geldt onder de AVG net zoals dat onder de Wbp gold.

18 FLL 2018 | magazine

3. Zorg dat u aan kunt tonen compliance te zijn Vanaf de invoering van de AVG dient de zorginstelling te kunnen aantonen dat zij compliance zijn volgens het accountability-principe. Aangetoond moet kunnen worden dat er passende technische en organisatorische maatregelen zijn getroffen. De inspanningen moeten passend zijn voor de organisatie en haar gegevensverwerkingen, dat vergt maatwerk.

TOT SLOT

Zorginstellingen in Nederland zijn grootverwerkers van privacygevoelige gegevens. Zij lopen risico’s omdat informatiebeveiliging nog te vaak niet de aandacht heeft van bestuurders of directie of nog niet scherp genoeg staat op het netvlies van de zorgverleners zelf. De borging van informatiebeveiliging, de toenemende regeldruk vanuit de overheid en de voorbereiding op de nieuwe wet- en regelgeving zorgen voor een uitdaging als het gaat om het voorbereiden van de zorg op de AVG.


I want to always keep going. I don't want to ever stop... W W W. AV D R . N L

magazine | FLL 2018

19


THE INTERVIEW TESSA VAN DEN ENDE ADVOCAAT/PARTNER ZORG NYSINGH ADVOCATEN-NOTARISSEN NV & MARINA PRINS-DEN BOEF SENIOR LEGAL COUNSEL ABN AMRO PENSIOENFONDS

Wat is je grootste ambitie voor de toekomst ?

Tessa: Toen ik ging studeren in Rotterdam was mijn ambitie de beste advocaat worden. Inmiddels ben ik beland in de zorg en heb mij daar met hart en ziel in gestort. De zorg bedien ik nu ruim dertien jaar met veel plezier. Zowel de praktijk als de wetenschappelijke bijdrage geeft mij voldoening. De grootste ambitie voor de toekomst is wat sterk aangezet, maar dat zou naast mijn praktijk liggen in een maatschappelijke bijdrage als toezichthouder. Als advocaat ben ik sparringpartner op het gebied van verschillende onderdelen van de zorg, als toezichthouder zou ik mijn bijdrage vanuit de maatschappij zelf willen leveren. Marina: Ik streef er altijd naar om zo goed mogelijk te worden in mijn vakgebied. Aangezien ik redelijk recent een carriere-switch heb gemaakt naar een hele nieuwe positie is dat een superleuke uitdaging op dit moment. Daarnaast blijf ik ernaar streven om mijn carrière succesvol te combineren met het moederschap. Je wilt op beide onderdelen zo goed mogelijk presteren en je kunt er veel voldoening uithalen als alles op rolletjes loopt, maar soms loopt het in elkaar over. Wij krijgen van de zomer een tweede kindje en daar hebben we heel veel zin in. Tegelijkertijd blijft het een uitdaging om carrière en gezinsleven goed te combineren. Dat hoor ik van vriendinnen ook regelmatig. Gelukkig hebben wij veel hulp om ons heen.

20 FLL 2018 | magazine

Wat is het onderdeel van het werk waar je het meest van geniet?

Tessa: Genieten doe ik elke dag weer. Van alle vragen die tot mij komen, van het oplossen van vraagstukken en van het zijn van een sparringpartner. Bijdragen aan de dagelijkse praktijk van bestuurders zodat zij optimaal bestuurder kunnen zijn. Marina: Er zijn veel onderdelen van mijn werk, die ik heel leuk vind. Zo kan ik erg uitkijken naar het uitonderhandelen van een groot contract, meestal in teamverband met de business. Daar heb je veel juridisch inzicht, creativiteit en inlevingsvermogen voor nodig en zo’n traject geeft mij altijd veel energie. Ook vind ik het heel leuk om de business te adviseren met betrekking tot lastige juridische vragen. Ik hou ervan om de diepte in te gaan en precies uit te puzzelen hoe het zit. En het geeft mij echt voldoening om vervolgens te zoeken naar een pragmatische oplossing, zodat een project succesvol kan worden afgerond met goed teamwork.

Wat zijn de recente ontwikkelingen binnen jouw rechtsgebied?

Tessa: De zorg is altijd in beweging. Den Haag maakt mijn vak boeiend omdat het elke dag anders is. Nieuwe wet- en regelgeving en de vraag op welke wijze die veranderingen kunnen worden doorgevoerd. De nieuwe privacyregelgeving houdt op dit moment de gemoederen in de zorg

bezig. Een omgeving waarin gevoelige gegevens van alle dag zijn dwingt tot nadenken hoe om te gaan met die gegevens. Dat de regels en de praktijk niet op elkaar passen, maakt de uitdaging voor de praktijk. Zorgprofessionals, medezeggenschap en bestuurders richten de zorg in rondom de patiënt en cliënt. De structuur waarbinnen wordt gezorgd en bestuurd wordt nadrukkelijker bekeken daar waar het de inrichting van de governance betreft. Het gelijk richten van belangen is een uitdaging. Marina: Ik ben met name verantwoordelijk voor de juridische kant van het vermogensbeheer en voor de commerciële contracten van het fonds. De financiële sector heeft de laatste jaren te maken gekregen met de European Market Infrastructure Regulation (EMIR). Wij zijn in dat kader heel druk geweest met het doorvoeren van een aantal veranderingen in onze contracten voor bilaterale derivaten. Ook


krijgen wij te maken met de clearing verplichting voor derivaten vanuit EMIR. Kort samengevat houdt centrale clearing in dat OTC derivaten moeten worden afgewikkeld via een centrale tegenpartij in plaats van bilateraal met banken als tegenpartij. Hiervoor zijn aparte overeenkomsten nodig. Deze verplichting is voor pensioenfondsen weliswaar uitgesteld, maar het treffen van alle voorbereidingen hiervoor is een belangrijk punt van aandacht op dit moment, zodat we goed beslagen ten ijs komen als het zover is.

Welke verbeteringen zou je willen doorvoeren/Hoe komen we tot juridische dienstverlening 2.0?

Tessa: Blockchain, smart contract of de booking.com voor de advocatuur, het is allemaal geen toekomstmuziek maar werkelijkheid. De traditionele advocatuur kan die uitdaging nog niet bolwerken, maar je ziet de beweging er naartoe wel degelijk. De advocaat of juridische dienstverlening 2.0 weet die ontwikkeling in de praktijkvoering te integreren voor de cliënt. De traditionele modellen verdienen een make-over.

Marina: Ik zie om mij heen dat advocaten en juristen steeds meer wordt geleerd om pragmatisch met risico’s om te gaan en dat zij steeds oplossingsgerichter worden. Dat is denk ik heel belangrijk. Juristen zijn namelijk erg goed in het signaleren van risico’s, maar dit kan soms onnodig belemmerend werken voor de business. Ik merk in de praktijk als bedrijfsjurist dat dit evenwicht bij juristen en advocaten nog niet altijd optimaal is. Het zou daarom mooi zijn als oplossingsgerichtheid en commercieel meedenken een wat prominenter onderdeel van de juridische advisering zou gaan uitmaken in de toekomst.

Welke ‘Lessons learned’ zie jij in jouw carriere?

Tessa: Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd. Het motto ‘niet klagen, maar dragen en bidden om kracht’, mag er ook zijn. De meest waardevolle les is dat je altijd een keuze hebt. Een keuze om ervoor te gaan en er alles uit te halen. Voor mij geldt dat op zowel het persoonlijke als op het professionele vlak. Mijn kinderen zijn mij bijzonder dierbaar. Voor hen ga ik door het vuur. Ik probeer een

voorbeeld te zijn als werkende moeder, maar dan één die een evenwicht vindt tussen werk en leven. Zij houden mij emotioneel in balans. Je leeft maar een keer. Marina: Ten eerste denk ik dat het belangrijk is dat je overal met een open mind ingaat. Nooit iets aannemen en altijd doorvragen. Anders loop je het risico dat je een tunnelvisie ontwikkelt en mooie kansen over het hoofd ziet. Dit gevaar bestaat ook als je teveel in risico’s denkt en te weinig in kansen. Daar probeer ik heel erg op te letten in mijn werk, maar ook in mijn privéleven. Juristen zijn van nature vaak risicomijdend en dat matcht niet altijd met wat je verwacht in het leven. Ten tweede is het heel belangrijk dat je op je gevoel afgaat. Ook al lijkt een keuze rationeel gezien niet logisch, toch kan het de juiste keuze zijn als die klopt met je gevoel.

Hoe zie je vrouwelijke leiders in de boardroom? Is dit een winst?

Tessa: Vrouwelijke leiders zijn onmisbaar, net zoals dat voor mannelijke leiders geldt overigens. Evenwicht vinden in mannelijke en vrouwelijke inbreng is een mooi streven. Uiteindelijk moeten de beste personen voor de job het doen. Als dat toevallig allemaal mannen zijn, dan zal dat het beste evenwicht zijn in een bepaald geval. Al te vaak wordt

magazine | FLL 2018

21


de nadruk gelegd op het ‘moeten’ in plaats van het zoeken naar de beste vrouw of man. Vrouwen hebben kwaliteiten die de corporate wereld verder kunnen brengen. Het zoeken naar kwaliteiten zou voorop moeten staan.

Waar ligt volgens jou de kracht van vrouwen in het juridische vakgebied?

Marina: Ik denk dat een mix tussen mannen en vrouwen in een team of tijdens een onderhandelingstraject de beste resultaten oplevert. Het valt mij op dat vrouwen zich makkelijker kwetsbaar opstellen (ook als leider) en minder vaak een harnas om hebben. Dan nodig je anderen namelijk uit om ook open te zijn en kom je sneller tot de kern. Ik vond de boeken van Brene Brown een enorme eye opener op dat punt. Dit is uiteraard enigzins gechargeerd gesteld, want er zijn ook zeker mannen die geen last hebben van prestatiedrang. Ik heb gemerkt dat humor ook goed

22 FLL 2018 | magazine

bij vrouwelijk leiderschap past. Ik denk dat daar de kracht ligt van vrouwen in dit vakgebied: authentiek blijven en uit de comfortzone stappen. Die aanpak levert bijvoorbeeld in onderhandelingen verrassende resultaten op. Waar de meeste vrouwen overigens wel aan moeten werken is hun bescheidenheid. Ik heb inmiddels geleerd dat je best over je eigen successen mag spreken en daar trots op mag zijn. Maar in alle eerlijkheid ligt daar voor mij ook nog een aandachtspuntje.

Wat wilde je worden toen je klein was?

Tessa: Rechtvaardigheid en voor iedereen opkomen die het maar nodig had. Dat deed ik al van kleins af aan. Doedens en Spong brachten mij de inspiratie voor de advocatuur. Dat wilde ik doen maar dan geen strafrecht. Advocaat worden was wat ik al sinds de middelbare school op het oog had. In die tijd was “een slimme meid op haar toekomst voorbereid”. Kies exact was

het devies. Ik koos voor de advocatuur, de zittingen, de toga, het toneel in de zittingszaal, spelen met taal en de feiten en omstandigheden, prachtig. Marina: Van jongs af aan wilde ik al advocaat worden, dus het is geen verrassing dat ik ook bijna 10 jaar advocaat ben geweest. Maar op een gegeven moment merkte ik dat ik toe was aan iets nieuws. De weg naar de horizon leek als kind nog oneindig ver, maar dan ineens ben je al halverwege de 30. Ik ging me steeds meer afvragen wat er nog meer voor mooie uitdagingen waren in het leven. Ik vind het heel leuk om nu dichter met de business samen te werken en ik word gedwongen om op een andere manier commercieel te denken dan in de tijd dat ik advocaat was. Ik sluit niet uit dat ik ooit weer zou willen terugkeren naar de advocatuur, maar op dit moment krijg ik nog steeds veel energie van de projecten die langskomen binnen het fonds.


CURRICULUM VITAE

TESSA VAN DEN ENDE

Tessa van den Ende is advocaat-partner Zorg bij Nysingh advocaten-notarissen N.V. Zij geeft leiding aan de Marktgroep Zorg bij Nysingh. Zij is in hart en nieren advocaat en specialist op het gebied van de gezondheidszorg: een sparringpartner met grondige (juridische) kennis van de zorg. Ze denkt in strategische en tactische zin mee over uitdagingen waarmee toezichthouders, bestuurders e.a. zoal mee te maken krijgen en combineert dat met pragmatisme. Tessa is onder andere docent Governance voor de Grotius opleiding Gezondheidsrecht, redacteur en auteur van de uitgave Tekst & Commentaar Gezondheidsrecht, de uitgave Zorg & Recht in de Praktijk en Gezondheidsrecht Jurisprudentie. Zij is sinds 2017 voorzitter van de Geschillencommissie Mondzorg. In 2016 werd zij uitgeroepen tot Legal Women of the year. In Zorgvisie “top zorgadvocaten” is zij door haar vakgenoten erkend als top zorgadvocaat, met aandachtsgebieden governance, ondernemingsrecht en regulering.

Tessa van den Ende & Marina Prins-den Boef MARINA PRINS-DEN BOEF

Als senior legal counsel binnen ABN AMRO pensioenfonds, is Marina Prins-den Boef verantwoordelijk voor de juridische kant van het vermogensbeheer en voor de commerciële contracten van het fonds. Marina heeft Nederlands recht en Italiaanse taal en cultuur gestudeerd aan de Universiteit Utrecht en enige tijd aan de University of California at Berkeley. Na haar afstuderen in 2005, heeft zij ca 10 jaar als advocaat gewerkt bij Simmons&Simmons en Baker&McKenzie, waar zij met name multinationals heeft geadviseerd op het gebied van corporate real estate en commerciële contracten. In 2012 heeft Marina de Grotius opleiding Nationaal en Internationaal contracteren afgerond. Na ca 10 jaar met veel plezier in de advocatuur gewerkt te hebben, heeft Marina twee jaar geleden de overstap gemaakt naar ABN AMRO Pensioenfonds. Marina is getrouwd en moeder van een zoontje.

magazine | FLL 2018

23


24 FLL 2018 | magazine


0182 MR. MARJON E.C. LOK ADVOCAAT / PARTNER CORPORATE DISPUTE RESOLUTION & HERSTRUCTURERING/INSOLVENTIE - DVDW ADVOCATEN

‘Show me the money!’

*

Wat moet en mag het bestuur bij winstuitkering in de besloten vennootschap De kranten staan de laatste maanden weer bol van de berichten over ‘gulle’ dividenduitkeringen in Nederland.1 Ook de aandeelhouders van de besloten vennootschap lijken weer volop winst te willen uitkeren. De situatie kan zich dan voordoen dat aandeelhouders stellen recht op de winst te hebben, terwijl het bestuur twijfelt of een dividenduitkering wel een goed idee is. Ook het scenario waarbij de meerderheid van de aandeelhouders de winst wenst te reserveren, terwijl de minderheidsaandeelhouder aandringt op uitkering, doet zich voor. Welke positie moet het bestuur dan innemen? Wat moet en mag het bestuur bij winstuitkering in de besloten vennootschap? Dit artikel bevat een korte samenvatting van enkele aandachtspunten in dit kader. HEBBEN DE AANDEELHOUDERS RECHT OP WINST?

Ja. Het winstrecht is één van de belangrijkste rechten van de aandeelhouder.2 In de wet staat dan ook dat de algemene vergadering van de besloten vennootschap bevoegd is tot bestemming van de winst én tot het vaststellen van uitkeringen.3 Het winstrecht vormt een belangrijk onderdeel van de vennootschap (en het aandeelhouderschap). Het winstrecht kan wel statutair en contractueel nader worden vormgegeven. Afwijkingen van het uitgangspunt dat de winstbestemming aan de aandeelhouders ter beschikking staat mogen, maar ook dan moet een aandeelhouder altijd zijn of haar toestemming geven als zijn of haar winstrecht wordt aangetast. Ook partijen die geen aandeelhouder zijn kunnen recht op winst hebben op basis van statutaire

1: Bijvoorbeeld: https://fd.nl/beurs/1246784/nederlandse-beursbedrijvengul-met-dividend; https://fd.nl/ondernemen/1245785/10-mln-dividendvoor-elke-van-eerd. 2: Naast het stemrecht en het vergaderrecht. 3: Art. 2:216 lid 1 BW.

of contractuele bepalingen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan winstbewijzen of tantièmes voor bestuurders en commissarissen. Een uitzondering op het winstrecht doet zich voor als een aandeelhouder winstrechtloze aandelen heeft.4 Dit kan vooral dienstbaar zijn bij familiebedrijven, waarbij een ouder geen behoefte meer heeft aan winst (dat mag naar de kinderen), maar nog wel een bepaalde mate van controle wil uitoefenen over de door hem of haar opgerichte onderneming.

BETEKENT HET WINSTRECHT DAT DE AANDEELHOUDERS ALTIJD DIVIDEND KUNNEN LATEN UITKEREN?

Nee. Het recht op winst betekent niet dat de aandeelhouders ook altijd recht hebben op uitkering van die winst. Voor de bestemming van de winst, moet worden gekeken naar de winst die door de vaststelling van de jaarrekening is bepaald. Uitkering van winst kan jaarlijks en tussentijds alleen plaatsvinden voor zover het eigen vermogen groter is dan de reserves die krachtens de wet of de statuten moeten worden aangehouden. Als er reserves zijn, dan is de uitkering daardoor en daarmee gelimiteerd. Zonder reserves, mag worden uitgekeerd tot elk bedrag, ook als dat leidt tot een negatief eigen vermogen.5 Dit is wel maakbaar, nu wettelijke reserves meestal kunnen worden omgezet in kapitaal en statutaire reserves bovendien kunnen worden opgeheven door een statutenwijziging. De statuten kunnen de bevoegdheden tot bestemming van de winst ook beperken en verschuiven, bijvoorbeeld naar het bestuur. Bovendien is uitkering niet mogelijk dan nadat toetsing heeft plaatsgevonden door het bestuur (zie de toelichting onder het kopje ‘waarom moet het bestuur het uitkeringsbesluit goedkeuren’).

4: Art. 2:216 lid 7 BW. Dit kan alleen bij de besloten vennootschap, niet de naamloze vennootschap. 5: MvT, Kamerstukken II 2006/2007, 31058, nr. 3, p. 29, 30. * Quote van de film ‘Jerry Maguire’.

magazine | FLL 2018

25


WANNEER IS HET DIVIDEND TOELAATBAAR?

Bij de toetsing van de toelaatbaarheid van het dividend, moet het bestuur, naast de hiervoor genoemde eisen, rekening houden met liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit. Het is goed om te weten dat in de Kamerstukken en vooral in de bijlagen daarbij - waaronder de Notitie Uitkeringstoets van de Werkgroep Fiscaal Jaarrapport - handvatten te vinden zijn voor (de bepaling van) een toelaatbaar dividend.6 De continuïteitsveronderstelling staat daarbij voorop. Ook al zal het bestuur de toetsing van de toelaatbaarheid vaak door een accountant laten uitvoeren, is het raadzaam voor bestuurders om van deze handvatten kennis te nemen, zodat zij bekend zijn met de uitgangspunten bij een toelaatbare dividenduitkering. Op hen rust immers de verantwoordelijkheid en zij zullen ook een informatievoorsprong hebben.

6: Notitie uitkeringstest, Bijlage Kamerstukken I 2011/12, 31058, C.

26 FLL 2018 | magazine

De uitkeringstest kijkt in beginsel één jaar vooruit.7 Er kunnen niettemin omstandigheden zijn die een langere termijn rechtvaardigen. Denk bijvoorbeeld aan een reeds bekende belastingverplichting over 1,5 jaar. Opvallend is dat uit de Kamerstukken blijkt dat geen rekening mag worden gehouden met door het bestuur gewenste, maar onverplichte investeringen. Dergelijke investeringen vormen geen grond voor weigering van de goedkeuring van het dividend door het bestuur. Mijns inziens moet dat als uitgangspunt gelden, maar zal het niet in alle gevallen opgaan.

WANNEER MAG HET BESTUUR DE WINST RESERVEREN?

Het bestuur mag in beginsel alleen reserveren als er een statutaire bevoegdheid aan het bestuur is toegekend. Anders blijft het recht om de winstbestemming te bepalen bij de

7: Kamerstukken II 2006/2007, 31058, nr. 3, p. 30 en 71.


algemene vergadering. Indien het bestuur de statutaire bevoegdheid heeft om winst te reserveren, dient hij bij de besluitvorming de redelijkheid en billijkheid in acht te nemen. Bij een besluit tot reservering moet het vennootschappelijke belang en de individuele belangen van de (minderheids) aandeelhouders worden betrokken. Gelet op het genoemde winstrecht, is het uitgangspunt dat winst wordt uitgekeerd, tenzij het vennootschappelijke belang zich hiertegen verzet.8 Als het bestuur meent dat een reservering te rechtvaardigen is met het oog op het vennootschappelijk belang, is het raadzaam dit wederom goed te motiveren in de notulen en in de verantwoording jegens de aandeelhouders.

WAAROM MOET HET BESTUUR HET UITKERINGSBESLUIT GOEDKEUREN?

Een uitkeringsbesluit van de algemene vergadering heeft geen gevolgen zolang het bestuur geen goedkeuring heeft verleend. Als er sprake is van een uitkeringsbesluit en de uitkering kan plaatsvinden binnen de wettelijke grenzen van de uitkeringstoets, dan moet de uitkering in beginsel worden goedgekeurd. De aandeelhouders hebben immers een winstrecht. Goedkeuring door het bestuur kan stilzwijgend worden verleend, door bijvoorbeeld betaalbaarstelling. Als het bestuur goedkeuring verleent, is het raadzaam om de financiĂŤle berekeningen die hieraan ten grondslag liggen goed op papier te zetten. Ook is het raadzaam in breder verband te kijken naar de mogelijke gevolgen van de uitkering voor de vennootschap en diens onderneming.

MAG HET BESTUUR GOEDKEURING WEIGEREN?

In beperkte omstandigheden. Het bestuur weigert de goedkeuring alleen als het weet of redelijkerwijs behoort te voorzien - op het moment van goedkeuring - dat de vennootschap na de uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden. Als er geen aanwijzing is voor betalingsonmacht, dan moet het bestuur in beginsel het uitkeringsbesluit goedkeuren, anders treedt het bestuur buiten zijn bevoegdheid.9 Ook buiten de weigeringsgrond die in de wet staat, kan er - in zeer bijzondere omstandigheden - toch reden zijn om geen dividend uit te keren (ook al kunnen opeisbare schulden worden voldaan). Dat is het geval als goedkeuring een zeer ernstige, onevenredige schending van het vennootschappelijk belang meebrengt of goedkeuring (of reservering) in strijd is met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.10 Daarbij is het belangrijk om in gedachte te houden dat het bestuur wettelijk verplicht is zich te richten naar het belang van de vennootschap.

8: HR 9 juli 1990, NJ 1991/51 (Sluis), HR 12 juli 2013, JOR 2013/301, m.nt. Vroom (VEB c.s./KLM), Hof Amsterdam (OK) 6 juni 2011, JOR 2011/282 (Jeezet/Synpact). 9: Kamerstukken I 2011/2012, 31058, 32426, E. 10: In mijn - op het moment van schrijven van dit artikel nog niet gepubliceerde – bijdrage aan de bundel van de Vereniging Corporate Litigation 2018, ga ik uitgebreid in op de vraag in hoeverre de beperkingen uit hoofde van vennootschappelijk belang en/of redelijkheid en billijkheid botsen met dit winstrecht. Dat onderwerp valt buiten het bestek van dit artikel.

De wettelijke regeling voor dividenduitkering vormt geen uitzondering op die wettelijke taak.11 Gelet op de limitatieve wettelijke weigeringsgrond en het winstrecht van de aandeelhouders,12 is er wel maar beperkt ruimte voor een afwijking van de weigeringsgrond die genoemd is in art. 2:216 BW. Het bestuur mag dus ook maar in beperkte gevallen de goedkeuring weigeren. Als het bestuur besluit geen goedkeuring te verlenen, is het raadzaam om advies in te winnen en de motivering voor de weigering goed vast te leggen in de bestuursnotulen en in de verantwoording aan de aandeelhouders. Als het bestuur het uitkeringsbesluit niet goedkeurt, kunnen bestuurders wel worden geconfronteerd met het feit dat aandeelhouders in beginsel de bevoegdheid hebben om bestuurders te benoemen, te schorsen en te ontslaan.13 Die dreiging neemt echter niet weg dat het bestuur toch goedkeuring moet weigeren als niet aan de genoemde voorwaarden hiervoor is voldaan.

KAN HET BESTUUR AANSPRAKELIJKHEID WORDEN GEHOUDEN NA EEN ONTERECHTE UITKERING?

Ja. Geeft het bestuur zijn goedkeuring voor de uitkering en kan de vennootschap vervolgens haar opeisbare schulden niet voldoen, dan zijn de bestuurders en feitelijk bestuurders hoofdelijk verbonden voor het door de uitkering ontstane tekort vermeerderd met wettelijke rente. Het gaat hier om maximaal het bedrag of de waarde van de uitkering vermeerderd met de wettelijke rente.14 Voorwaarde voor aansprakelijkheid is dat de bestuurders - op het moment van uitkering - wisten of hadden moeten voorzien dat betalingsonmacht zou ontstaan.15 Deze toetsing moet dus na de goedkeuring nogmaals plaatsvinden op het moment van uitkering. Daar kan namelijk wat tijd tussen zitten. Het is daarom belangrijk dat het bestuur de uitkomst van deze toetsing schriftelijk vastlegt omdat het een en ander kan zijn veranderd tussen goedkeuring en uitkering. Meent het bestuur dat de uitkering niet voldoet aan de voorwaarden hiervoor (ook al is de goedkeuring al wel verleend), dan moet het bestuur niet overgaan tot uitkering. Raadzaam is dan de aandeelhouders goed te informeren over de situatie. Ook kan het bestuur mogelijk stappen ondernemen om het goedkeurings- of uitkeringsbesluit te schorsen of te vernietigen. Idealiter neemt het bestuur het goedkeuringsbesluit alleen onder de voorwaarde dat op het moment van uitkering de betalingsonmacht zich niet zal voordoen.16

11: Een uitkering die klopt volgens art. 2:216 BW zou nog steeds, bijvoorbeeld, een onrechtmatig handelen, een onbehoorlijke taakvervulling, een schending van art. 2:8 BW (redelijkheid en billijkheid) en wanbeleid kunnen opleveren. 12: Ten aanzien de redelijkheid en billijkheid geldt bovendien dat art. 2:8 BW terughoudend moet worden toegepast, zeker als het de derogerende werking betreft. 13: Art. 2:242 BW en 2:244 BW. 14: Nadere MvA, Kamerstukken I 2011/2012, 31058, E, p.15. 15: Art. 2:216 lid 3 BW. 16: Kamerstukken I 2011/2012, 31058, 32426, nr. E p.11.

magazine | FLL 2018

27


Gelet op de wettekst is dit niet noodzakelijk, maar het is wel aan te raden. Wordt aangenomen dat de bestuurder op het moment van uitkering, wist of behoorde te voorzien dat betalingsonmacht zou ontstaan, dan is de bestuurder alleen niet aansprakelijk als hij of zij bewijst dat het niet aan hem te wijten is dat de vennootschap de uitkering heeft gedaan én dat hij of zij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. Ook voor die bestuurder is het belangrijk de motivering en genomen stappen goed op schrift vast te stellen.

ZIJN AANDEELHOUDERS VERPLICHT TOT TERUGBETALING BIJ ONTERECHTE UITKERING?

Ja. Ook de aandeelhouders kunnen gehouden zijn tot vergoeding van het tekort dat door de uitkering is ontstaan als zij ten tijde van de uitkering wisten of behoorde te voorzien dat er na de uitkering betalingsonmacht zou bestaan. De aansprakelijkheid is beperkt tot ten hoogste het bedrag of de waarde van de door hem ontvangen uitkering, met de wettelijke rente vanaf de dag van de uitkering. Ook de aandeelhouders riskeren dus een terugbetalingsverplichting als zij geen acht slaan op de crediteurenbelangen. Het bestuur staat hierin dus niet helemaal alleen. Aansprakelijkheid van de aandeelhouder doet niet af aan de aansprakelijkheid van de bestuurder, maar kan wel betekenen dat de bestuurder onderaan de streep minder hoef te betalen.17 Het is dus zaak voor de bestuurder om de aandeelhouders, bij voorkeur vóór het uitkeringsbesluit, maar in ieder geval vóór de uitkering zelf, goed te informeren over de financiële stand van zaken.

MAG HET BESTUUR HET GOEDKEURINGSBESLUIT NEMEN BIJ EEN TEGENSTRIJDIG BELANG?

Het antwoord op deze vraag is niet eenduidig. Bij het doen van uitkeringen, kan bij de besloten vennootschap al gauw een tegenstrijdig persoonlijk belang ontstaan.18 Denk bijvoorbeeld aan de DGA. Het is nog niet uitgekristalliseerd wat in die omstandigheden van het bestuur wordt verlangd en of de wettelijke tegenstrijdig-belangbepalingen van toepassing zijn. In de literatuur wordt vaak aangenomen dat het bestuur het goedkeuringsbesluit ook bij tegenstrijdig belang mag nemen.19 Het is echter niet uit te sluiten dat deze bepalingen niet helemaal terzijde kunnen worden geschoven. De gevolgen daarvan zijn potentieel groot. Handelt men in strijd met het tegenstrijdig belang, dan wordt onbehoorlijk bestuur aangenomen behoudens tegenbewijs.

17: Indien de bestuurders het tekort hebben voldaan, geschiedt de vergoeding van de aandeelhouders aan de bestuurders, naar evenredigheid van het gedeelte dat door ieder der bestuurders is voldaan. 18: Art. 2:239 lid 6 BW 19: Zie toelichtingen in: A.F.J.A. Leijten, ‘Tegenstrijdig belang: een corporate governance kluif’, Jaarboek Corporate Governance 2012/2013, Kluwer 2013, p.99. J. B. Wezeman. ‘Vorm en sanctionering van tegenstrijdigbelangregels’ Eenheid en verscheidenheid in het ondernemingsrecht, IvO-serie deel 98, Deventer: Kluwer 2016, p.84-85. B.C. Cornelisse, ‘Tegenstrijdig belang en de uitkeringstest van 2:216 BW, TvOB 2013-6, p. 211-218 en Canisius & Canisius ‘De verhouding tussen de uitkeringstest en de tegenstrijdig belangregeling opnieuw belicht’, TvOB 2015/4.

28 FLL 2018 | magazine

Als er sprake is van een tegenstrijdig belang bij het nemen van het goedkeuringsbesluit en er zijn geen andere bestuurders beschikbaar die het besluit kunnen nemen, is het raadzaam om – naast het bestuur - de raad van commissarissen, of indien van toepassing, de algemene vergadering het besluit ook te laten nemen.

MOET HET BESTUUR DE AANDEELHOUDERS INFORMEREN?

Beperkt, maar het is wel raadzaam! Het bestuur heeft de verplichting om de algemene vergadering van verlangde informatie en verantwoording te voorzien.20 In bijzondere omstandigheden kan het bestuur ook buiten het verband van de algemene vergadering verplicht zijn om de verlangde inlichtingen te verschaffen.21 Soms moet het bestuur de (individuele) aandeelhouder zelfs op eigen initiatief informeren.22 Zoals hierboven omschreven is het sowieso verstandig om de aandeelhouders te informeren vóór het uitkeringsbesluit, maar in ieder geval vóór de uitkering zelf, als voorzienbaar is dat er betalingsonmacht zal ontstaan of er andere omstandigheden zijn die het lange termijn waardebehoud of de continuïteit in gevaar brengen. De zorgvuldigheid kan bovendien meebrengen dat het bestuur openheid moet betrachten over het dividend- of reserveringsbeleid en strategie en zijn beweegredenen in dat kader. Het niet voldoen aan deze verplichting, zal op zichzelf niet heel snel tot wanbeleid leiden,23 maar kan hier wel in meewegen. Belangrijk is wel dat alle aandeelhouders op dezelfde wijze worden bejegend.

CONCLUSIE

Het bestuur kan zich maar in beperkte omstandigheden weren tegen een door de aandeelhouders gewenste uitkering, maar of hij het besluit nou wel of niet goedkeurt, het is essentieel om de afwegingen goed op papier vast te leggen. Dat geldt zowel voor de interne besluitvorming als voor de verantwoording jegens de bestuurders. Het bestuur kan zich immers niet helemaal verschuilen achter (de beperkte vrijheid van) de wettelijke regeling voor dividenduitkering bij de besloten vennootschap (art. 2:216 BW). Als de aandeelhouders “Show me the money!” roepen, dan is het nog altijd aan het bestuur om een zorgvuldige afweging te maken en zich daarbij zo nodig van advies te laten voorzien.

20: Art. 2:217 BW. 21: Hof Amsterdam (OK) 17 februari 2009, ARO 2009, 45 (Butôt). 22: Zie voor een uiteenzetting van rechten op informatie van de algemene vergadering en de individuele aandeelhouder op grond van de wet en daarbuiten van de auteur: M.E.C. Lok, ‘Fuzzy Logic: het recht op informatie van de aandeelhouder’, Magna Charta, Jaargang 3, Januari 2018, nr. 60. 23: Hof Amsterdam (OK) 15 maart 2005, JOR 2005/88 (EMBA NV), r.o. 3.25; Hof Amsterdam (OK), 5 oktober 2017 (EFP/Mazzoleni c.s.).


‘Justice is truth in action’

- Disraeli -

magazine | FLL 2018

29


THE INTERVIEW MARJON LOK ADVOCAAT, PARTNER CORPORATE DISPUTE RESOLUTION & HERSTRUCTURERING/INSOLVENTIE DVDW ADVOCATEN & PAULINE BOTTEMA-SANDERS GENERAL COUNSEL AND CORPORATE SECRETARY RAI AMSTERDAM

Welke moment in jouw carrière staat je het meest bij?

Marjon: Dat is lastig kiezen. Het eerste dat in mij opkomt was een hectische periode in een biedingsproces. ’s Ochtends werd er een kort geding gevoerd dat één of twee dagen daarvoor was aangekondigd. De wederpartij probeerde het biedingsproces te blokkeren, maar is daar die dag niet in geslaagd. Diezelfde dag vóór 00.00 uur moest er een omvangrijk bod liggen, onderbouwd met stukken. Er moesten door een

30 FLL 2018 | magazine

delegatie van de cliënte een veelheid aan afwegingen worden gemaakt, waarbij wij cliënte van het nodige advies voorzagen. Na heftige discussies en een race tegen de klok, lag het bod gereed en…liep de scanner vast om 23.45 uur. Om 00.00 was alles conform de wens van cliënte ingediend. Het moment staat mij bij omdat het een spannende film had kunnen zijn.

Op welke prestatie ben je het meest trots? Marjon: Iedere keer dat er een mooi arrest, vonnis of beschikking

binnenkomt ben ik (overmatig!) trots. Ik kan ook heel blij zijn als ik een mooie schikking heb geregeld in een situatie waarin een procedure weinig kansrijk zou zijn. Ik ben eigenlijk ook trots op het kunnen draaien van een succesvolle praktijk en er ook te kunnen zijn voor mijn kleine dochtertje. Dat blijft natuurlijk een beetje schipperen.

Wat verwacht je van een goede bedrijfsjurist?

Marjon: Communicatie is heel belangrijk. Niet alleen over de feiten van de zaak overigens. Communicatie


over de verwachtingen en de kosten is ook essentieel om er zeker van te zijn dat de neuzen dezelfde kant op staan. Ik verwacht verder niets behalve openheid en transparantie. Het heeft bijvoorbeeld weinig zin om bepaalde informatie achter te houden van advocaten, bijvoorbeeld omdat dit nadelig is of met het oog op kostenbesparing. Een advocaat moet in staat zijn te selecteren wat relevant is voor een bepaalde zaak en moet op basis van de verstrekte informatie een strategie kunnen bepalen. Komt er in de loop van de zaak toch nog nieuwe informatie boven, dan betekent dit dat de advocaat mogelijk ineens van strategie moet wisselen of alsnog een bepaald standpunt moet innemen. Dat is enerzijds niet goed voor de positie van de cliënte en anderzijds leidt het uiteindelijk tot meer kosten. Laatst trof ik een bedrijfsjurist die bij de eerste bijeenkomst al een tijdlijn aanleverde van de belangrijkste stappen in een zaak met zeer uitgebreid feitencomplex. Ook had hij een overzichtje gemaakt van de punten die voor cliënte het belangrijkst waren. Deze bedrijfsjurist had het dossier goed in de vingers en was goed georganiseerd. Zijn aanpak zorgde er voor dat wij meteen aan de slag konden en ook direct tot de kern konden komen. Dit scheelde veel tijd en kosten. Het is niet noodzakelijk dat een bedrijfsjurist een dossier zo aanpakt, maar als men zo efficiënt mogelijk te werk gaat met zo min mogelijk kosten, dan is dat echt een goede aanpak.

Wat zijn volgens jou de belangrijkste governance ontwikkelingen en trends van de afgelopen vijf jaar?

Marjon: De ontwikkeling in de jurisprudentie van het eigen belang van de vennootschap vind ik belangrijk. Het Cancun arrest uit 2014 was hiervoor kenmerkend, maar we zien het ook terug in meer recente jurisprudentie zoals de Zed+ beschikking uit 2017. Door deze ontwikkeling wordt benadrukt dat wij in Nederland een ‘stakeholders model’ kennen in plaats van een ‘shareholders model’. Er wordt verder gekeken dan alleen

het belang van de aandeelhouders. Daarmee wijkt Nederland af van de vooral in Angelsaksische landen geldende praktijk. Enerzijds maakt dit Nederland misschien een minder aantrekkelijk vestigingsklimaat. De Ondernemingskamer kan vergaand ingrijpen bij een Nederlandse holding, ook al ligt de exploitatie vooral in het buitenland. Anderzijds kan het een prettig idee zijn dat een neutrale jurisdictie invloed kan uitoefenen en dat korte termijn winstmaximalisatie niet per se de boventoon voert (ten koste van bijvoorbeeld crediteuren, werknemers, milieu). Dat past wat mij betreft ook bij de Europese ontwikkelingen, waarbij steeds meer nadruk wordt gelegd op betrokkenheid van aandeelhouders met het oog op lange termijn waardecreatie. De ontwikkeling is ook relevant voor de afbakening van bevoegdheden van bestuur en aandeelhouders. Beleid en strategie behoren duidelijk tot het terrein van het bestuur, zoals we ook hebben gezien in de Akzo-beschikking vorig jaar. Dat betekent echter niet dat de aandeelhouders daar geen invloed op uit kunnen oefenen. In de besloten vennootschap kunnen de aandeelhouders bijvoorbeeld een instructierecht opnemen, dat hen in staat stelt het bestuur zeer concrete instructies te geven. Het bestuur moet die dan opvolgen, tenzij daardoor in strijd met het vennootschappelijk belang zou worden gehandeld. De aandeelhouders kunnen dat vennootschappelijk belang deels – maar niet helemaal – vormgeven door middel van afspraken onderling en met de vennootschap. Opvallend is wel dat onze wetgever op sommige punten weer lijkt af te wijken van de genoemde trend en ontwikkeling. Bij de vraag of het bestuur het besluit van de algemene vergadering van een b.v. tot uitkering van dividend moet goedkeuren, wordt blijkens de wet en de wetsgeschiedenis helemaal niet gekeken naar het vennootschappelijke belang in al haar facetten, maar alleen naar betalingsonmacht. Dat vind ik opvallend en niet helemaal passen bij ons systeem. De bedoeling hiervan was

om tot een duidelijke takenafbakening voor bestuur en aandeelhouders te komen op dit punt, maar dat is wat mij betreft niet goed gelukt.

Wat is het voordeel van een vrouw in de overnamepraktijk? Of is die er niet.

Marjon: Als ik aan de vrouwen in mijn vriendenkring of op mijn kantoor denk, dan zitten daar zoveel verschillende karakters tussen dat het lastig is te bepalen wat het voordeel van ‘een vrouw’ in de overnamepraktijk in algemeenheid is. Ik denk eerder dat het essentieel is dat er verschillende karakters in de overnamepraktijk zitten (ongeacht of het om mannen of vrouwen gaat). Dat is misschien nu nog beperkt het geval. In de overnameadviespraktijk kom je regelmatig extraverte mannen tegen. Bij de partijen zelf (de overnemende of de over te nemen partij) zitten echter ook introverte, of andere/meer diverse type mannen en vrouwen. Essentiële punten kunnen daardoor in de communicatie verloren gaan. Een diversiteit aan karakters in de overnameadviespraktijk is belangrijk om optimaal te communiceren. Zo komen allerlei facetten van de overname aan het licht die aandacht behoeven en die anders misschien over het hoofd worden gezien. Dat geldt wat mij betreft evengoed voor mannen als voor vrouwen.

De board room wordt doorgaans gedomineerd door mannen. Vind jij een verplicht vrouwenquotum noodzakelijk?

Marjon: Ik ben hier tot voor kort altijd tegen geweest. Je wilt de beste persoon voor de baan en het zou daarbij niet moeten uitmaken of het een vrouw of een man is. Het verplicht moeten kiezen voor een vrouw, terwijl de man mogelijk de betere kandidaat is spreekt mij totaal niet aan. Ik ken ook diverse voorbeelden uit het buitenland, waarbij een quotum tot onredelijke resultaten heeft geleid. Inmiddels ben ik wel iets van mening veranderd. Althans, ik heb mij er bij neergelegd dat gelijkheid niet vanzelf zal gaan. Mensen kiezen bij sollicitaties

magazine | FLL 2018

31


“Nee, ik heb niet het gevoel dat het feit dat ik vrouw ben mij hindert in mijn carrière”

wellicht onbewust voor herkenning en daardoor zal de ongelijkheid wellicht blijven. Ook denk ik dat een omslag in denken - met betrekking tot bijvoorbeeld parttime werken en toch van essentiële, toegevoegde

32 FLL 2018 | magazine

waarde zijn - ook niet vanzelf gaat. Dat moet kennelijk eerst met succes ervaren worden. Ik acht een verplicht vrouwenquotum dus wel noodzakelijk voor een korte transitieperiode, maar ik zeg het wel met enige tegenzin.

Met wie zou je graag eens dineren?

Marjon: Obama mag natuurlijk niet, dat is saai. Eddie Vedder lijkt me leuk!


Wat is jou droom om nog te bereiken?

Marjon: Ik zou op een dag – niet nu – nog wel eens willen promoveren. Ik vind het heerlijk om mij op de inhoud te storten, maar val cliënten daar liever niet mee lastig. Het inhoudelijk ei raak ik nu ook goed kwijt in publicaties en in les geven. Ook zou ik mijn dochter, als ze groot is, mee willen nemen naar Nepal voor een trek door de bergen. Ik heb dat zelf ook met mijn moeder gedaan.

Wat was de meest uitdagende klus die jij in jouw carrière bij de RAI bent tegengekomen? Waarom en hoe heb je dat aangepakt?

Pauline: Mijn meest uitdagende klus bij RAI tot nu toe is geweest het op orde brengen van buitenlandse deelnemingen en opzetten van een duidelijke internationale structuur voor de toekomst. Gelet op het succes van de activiteiten van RAI in Amsterdam, bestaat de wens om uit te bereiden naar het buitenland om ook daar evenementen organiseren. Het betreft landen als Mexico, China, en Indonesië waar wij niet direct expertise hebben en de manier van zaken doen en, nog veel belangrijker, risico’s sterk verschillen. Om die risico’s zoveel mogelijk te beperken hebben wij binnen RAI met een multidisciplinair team en een externe jurist een set voorwaarden en een model governance structuur opgesteld waarmee wij onze buitenlandse ventures willen uit te rollen. Een uitdagende klus omdat er nagedacht moest worden over alle aspecten van zaken doen in het buitenland, van juridische en financiële vraagstukken tot HR en ICT beleid. En we blijven er continu aan werken.

Wat was het leukste evenement bij de RAI waar jij aan mee hebt gewerkt en wat hoop je nog te doen?

Pauline: Amsterdam! Omdat de algemeen directeur van RAI Amsterdam ook bestuursvoorzitter is van de vennootschap die dit iconische

internationale paardensport- evenement organiseert, wordt ik af en toe gevraagd om te helpen bij juridische vraagstukken die daar spelen. Ooit nagedacht over de juridische aspecten van een paardenveilig? Ik wel. Jumping Amsterdam vindt jaarlijks plaats in de RAI en wordt georganiseerd voor topsporters maar ook voor mensen die houden van een echt Amsterdams feestje.

Wanneer schakel je een advocaat in, hoe selecteer je die en wat waardeer je niet of juist wel in de samenwerking?

Pauline: Een advocaat schakel ik in wanneer ik een specialistische vraag heb waarvan ik weet dat het me te veel tijd gaat kosten om die zelf uit te zoeken. Omdat we met twee juristen bij RAI Amsterdam zijn hebben we niet altijd de capaciteit om overal zelf in te duiken. Ik vind dat overigens jammer want haal er veel voldoening uit om een vraagstuk inhoudelijk uit te zoeken. Wanneer ik een advocaat inschakel is dat meestal iemand uit mijn netwerk van Stibbe, waar ik 14 jaar werkte, en met wie ik een klik heb. Dat maakt het makkelijk schakelen.

Luister je muziek om je te concentreren? Zo ja, welke? Zo niet, wat doe jij om in opperste concentratie te geraken?

Pauline: Om tot rust te komen en onderwerpen nog eens goed te overdenken loop ik hard. Ik doe dat langs het Gein vanuit Abcoude waar ik woon. Zonder muziek overigens. In stilte en gedachten verzonken kan ik dan volop genieten van de natuur. Het geeft me vaak nieuwe inzichten en het overzicht waarmee ik daarna vol energie aan de slag kan.

Voel jij je op enige manier gehinderd in jouw werk of carrière als vrouw?

al snel op en heb je iets bijzonders toe te voegen aan een team met overwegend mannen. Wel merk ik dat er waarheid zit in de uitdrukking “één vrouw is geen vrouw”. Ik was lange tijd de enige vrouw in de directie van RAI Amsterdam en ik merk dat ik gesterkt ben nu er nog twee vrouwen zijn bijgekomen.

Van welke (juridische of andere) vraagstukken in jouw werk word jij blij?

Pauline: Ik heb 14 jaar met veel plezier gewerkt als ondernemingsrecht advocaat en kan blij worden van een inhoudelijke vraag waarin ik ben gespecialiseerd. Gelukkig is daar alle gelegenheid toe in mijn functie als secretaris van de vennootschap van RAI.

Wat is jouw grootse ‘allergie’ in jouw werk?

Pauline: Ik kan er heel slecht tegen als mensen geen verantwoordelijkheid nemen. Zelf ben ik er een groot voorstander van om verantwoordelijkheid te geven want ik geloof dat anderen daarmee sneller ook verantwoordelijkheid nemen. Dat geeft voldoening en maakt het werk leuker en leerzamer. Ik kan daarom niet goed begrijpen waarom iemand een kans op meer verantwoordelijkheid laat liggen of, nog erger, verantwoordelijkheid afschuift.

Je bent zelf lang advocaat geweest. Hoe zou jij jouw werk als advocaat anders hebben aangepakt met de kennis van nu?

Pauline: Gelukkig werkte ik als advocaat bij een kantoor dat zo veel mogelijk praktisch advies gaf en er alles aan deed om haar cliënten en hun wensen te begrijpen. Desalniettemin zou ik mij nu als advocaat nóg meer richten op een bruikbaar advies dat is gericht op een eenduidige richting met oplossing.

Pauline: Nee, ik heb niet het gevoel dat het feit dat ik vrouw ben mij hindert in mijn carrière. Het biedt me vooral veel kansen omdat er nu eenmaal minder vrouwen zitten in de managementlaag van bedrijven. Daardoor val je als vrouw

magazine | FLL 2018

33


CURRICULUM VITAE

MARJON LOK

Marjon is partner bij DVDW Advocaten en is sectiecoördinator van de sectie Corporate Dispute Resolution. Zij maakt ook deel uit van de secties Corporate Advisory en Governance en Insolventie en Herstructurering. Marjon vertegenwoordigt ondernemingen, aandeelhouders, bestuurders, commissarissen, financiers en crediteuren in en buiten rechte. Marjon heeft een zeer sterke focus op juridische inhoud en past deze op pragmatische wijze toe in zowel procedures als in onderhandelingen. Zij zet zich te allen tijde in voor cliënt en denkt graag na over efficiënte en praktische oplossingen. Zij adviseert, onderhandelt en procedeert in nationale (en internationale) commerciële en ondernemingsrechtelijke geschillen, zowel in kort geding, renvooi- en bodemprocedures voor de rechtbank en het gerechtshof, als met enige regelmaat in enquêteprocedures voor de Ondernemingskamer. Zij procedeert en adviseert in dit kader ook over insolventie en crisismanagement, met een focus op aandeelhouder-, bestuurder- en commissarisaansprakelijkheid binnen en buiten faillissement.

Marjon Lok & Pauline Bottema-Sanders PAULINE BOTTEMA-SANDERS

The start of my career at Stibbe allowed me to gain a broad range of excellent legal skills. As one of Stibbe’s senior associates, I enjoyed the opportunity to lead multidisciplinary teams and manage comprehensive transactions. It has shown me to be a motivated, result driven team player who is capable of working under pressure. After a company secondment in 2012/2013 impressed upon me how valuable my expertise and personal skills are to a commercial organisation, I chose to make the transition to become an in-house general counsel. This position at RAI Amsterdam B.V. has allowed me to improve my business insight and further develop my managerial skills. As a member of RAI’s management board, I have acquired indepth insight into business considerations and the ability to implement decisions made at board level. I enjoy my role as general counsel and company secretary for its limitless access to all aspects of the business.

34 FLL 2018 | magazine


‘Where is there any book of the law so clear to each man as that written in his heart?’ - Leo Tolstoy -

magazine | FLL 2018

35


0183 HARRIËT DE KROON, ADVOCAAT ADVOCATENKANTOOR HARRIËT DE KROON

Slachtoffers horen niet thuis in het strafproces! In de afgelopen decennia is er steeds meer aandacht voor de positie van het slachtoffer in het strafrecht. Sinds de jaren tachtig zijn er verschillende richtlijnen opgesteld van het Openbaar Ministerie ter verbetering van de bejegening van slachtoffers. In 1992 kwam de ‘Wet Terwee’ tot stand die de mogelijkheden voor slachtoffers om schadevergoeding binnen de strafprocedure te vorderen aanzienlijk verbeterde. In 2004 werd het voor slachtoffers van ernstigere delicten mogelijk om een schriftelijke slachtofferverklaring in te dienen. Kort daarna, in 2005, werd het voor deze categorie slachtoffers mogelijk om te spreken tijdens de strafzitting over de gevolgen van het misdrijf. In 2011 heeft het slachtoffer een zelfstandige positie in het strafproces gekregen. JURIDISCH KADER

Slachtoffers van een misdrijf waarvoor de dader een gevangenisstraf kan krijgen van acht jaar of meer en bij andere misdrijven die genoemd worden in het artikel zoals ernstige mishandeling of bedreiging, hebben per 1 juli 2016 een onbeperkt spreekrecht. Ze mogen nu ook meepraten over de mogelijke bewezenverklaring, het strafbare feit, de schuld van de verdachte en de hoogte van de straf. In 2012 schreef Folkert Jensma in NRC Handelsblad al een scherpe column over de nadelige gevolgen van de slachtofferrol in het strafproces. Nu, zes jaar later, is zijn vrees voor een te grote rol voor slachtoffers bewaarheid geworden. Hij haalde Richard Korver aan, inderdaad die advocaat met dat morsige sjaaltje, die bekend werd als advocaat van de slachtoffers van Robert M, de geruchtmakende zaak over kindermisbruik in crèches in Amsterdam. Hij heeft naar aanleding van die gruwelijke zaak een boek geschreven”Recht van spreken” en daarmee zijn kans gegrepen om de geesten rijp te maken voor een radicale hervorming van het strafrecht. Hij gaf negen pagina’s praktische aanbevelingen:

Op 1 januari 2011 is immers de Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces in werking getreden. Het betrof de implementatie van het Europese kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie. Dit kaderbesluit omvatte onder meer een recht op afschriften van of inzage in het dossier, spreekrecht, een recht om getuigen of deskundigen bepaalde vragen te stellen over de schade, het recht stukken te doen toevoegen aan het dossier, een ruimer recht dan voorheen om schadevergoedingen te eisen en het recht op rechtsbijstand. Dit kaderbesluit is opgevolgd door een richtlijn 2012/29/EU van 25 oktober 2012, die rechtstreekse werking heeft in het Nederlandse strafproces. Door de wet van 1 januari 2011 is het slachtoffer een zelfstandige procesdeelnemer in het strafrecht geworden. Tevens is een aantal rechten dat eerst alleen in beleidsregels stond in de wet opgenomen. De rechten van het slachtoffer zijn uitgebreid en de mogelijkheid om schade te verhalen is verbeterd.

De rechter moet zich behalve als vergelder ook als trooster van het slachtoffer gedragen en de officier moet vooral ook de advocaat van het slachtoffer zijn. Dat betekent dus ook invloed op de planning van het proces. Als het slachtoffer verhinderd is, gaat de zitting niet door.

Het spreekrecht voor slachtoffers vindt zijn wettelijke grondslag in artikel 51e van het Wetboek van Strafvordering.

Korver schetst dus een strafproces met vier in plaats van met drie partijen. Dat kan, zacht gezegd, aldus nog steeds

36 FLL 2018 | magazine

Maar Korver wil ook: het recht om getuigen op te roepen en te verhoren, inzage in het dossier, inclusief de psychiatrische rapporten. De mogelijkheid onderzoekswensen in te dienen en op de zitting te mogen pleiten. Het slachtoffer zou ook mee mogen praten over de strafeis, het eventuele sepot of het opleggen van bijzondere voorwaarden. Slachtoffers moeten op de hoogte zijn van wat er met de dader in detentie, verlof en reclassering gebeurt. En anders dan nu moeten slachtoffers op zitting ook kunnen zeggen hoe hoog de straf moet zijn. Verdachten moeten daar verplicht bij aanwezig zijn. En tenslotte: het slachtoffer moet in hoger beroep kunnen tegen een onwelgevallig vonnis.


magazine | FLL 2018

37


Jensma, voor een andere dynamiek zorgen. De ruimte om de verdachte eventueel vrij te spreken, neemt automatisch af. De verdachte heeft twee partijen tegenover wie hij zich moet verantwoorden. Het slachtoffer schaart zich immers automatisch aan de kant van het OM. Voor de plicht van het OM in het dossier ook ontlastende informatie op te nemen, moet dan nog meer worden gevreesd. En dan staan er twee procespartijen klaar om het ‘schuldig’ te eisen, terwijl verdachten tegenwoordig ook al de media en politici hebben te dulden als opponent drie en vier. Inmiddels zijn veel van deze voorstellen opgepikt door de kornuiten op toen nog Veiligheid & Justitie Teeven en Van der Steur, die deze adviezen hebben geïncorporeerd in wetsvoorstellen en wetten.

PRAKTIJKVOORBEELD

Recent heb ik in de praktijk meegemaakt dat zelfs door mij hoog geachte politierechter leek te zijn meegesleurd door de emoties van twee tijdens de zitting schreeuwende en huilende slachtoffers, die zouden zijn mishandeld door mijn cliënt. Het hielp niet dat beide dames werden bijgestaan door nogal assertieve advocaten, die zich actief met mijn pleidooi bemoeiden, hetgeen werd toegestaan door de politierechter. Afgezien van gebrekkig bewijs leek mijn toch redelijk suffe cliënt simpelweg niet in staat tot het verweten gedrag, maar dat stond aan de overtuiging om tot een veroordeling niet in de weg. Het gerechtshof maakte korte metten met het vonnis en sprak cliënt vrij. Drie raadsheren leken toch wat beter bestand tegen de emoterreur dan de alleenzittende politierechter. Aan de hand van dit voorbeeld durf ik de stelling aan dat de voor een veroordeling benodigde overtuiging van rechters minst genomen onderbewust beïnvloed wordt door het spreekrecht van slachtoffers, htegeen de waarheidsvinding bemoeilijkt.

38 FLL 2018 | magazine

CONCLUSIE

Bij de beantwoording van de vraag of uitbreiding van het spreekrecht een verrijking of een belasting is voor ons strafproces, is het antwoord afhankelijk van het doel dat je voor ogen hebt bij het strafproces zelf. De toentertijd Nijmeegse hoogleraar inmiddels lid van de Hoge Raad Ybo Buruma had de verdachte als hoofdrolspeler in het proces verdedigd. Het moet gaan over de schuldvraag en welke straf daarbij hoort, nadat is vastgesteld dat politie en justitie rechtmatig hebben opgetreden. De slachtoffer fetisjisten vonden dat ongepast, Opzij noemde Buruma zelfs een ‘enge man’. Ik sluit mij echter geheel aan bij zijn opinie. Wat mij betreft zou het strafproces moeten gaan om de waarheidsvinding en die is het beste gediend door het klassieke dadergerichte strafproces. De onschuldpresumptie in ons strafproces wordt non existent indien de verdachte door het slachtoffer wordt benaderd als dader en als zodanig ook wordt toegesproken. Voorzover er al sprake was van equality of arms tussen openbaar ministerie en verdediging, quod non, is die gelijkwaardigheid ver te zoeken met deze nieuwe volstrekt partijdige procesdeelnemer. Waar je bij een enkele officer van justitie soms tekenen van magistratelijkheid kunt ontdekken, valt dit niet te verwachten bij een boos en verongelijkt slachtoffer.

TOT SLOT

Benut vooral andere buiten het strafproces bestaande mogelijkheden voor het slachtoffer of de nabestaanden om hen te doen toekomen aan emotionele verwerking of genoegdoening. Laat ze onder begeleiding van slachtofferhulp of therapeuten eindeloos hun leed uitspreken en verwerken in praatgroepen en behandelingen, maar houd ze in godsnaam buiten de rechtzaal!


CURRICULUM VITAE

HARRIËT DE KROON

Een bevlogen strafrecht advocaat Harriët de Kroon is vanaf 1993 actief als advocaat en heeft zich sinds 2003 toegelegd op het strafrecht. Zij is een bevlogen strafrecht advocaat en zeer betrokken bij de mens achter de verdachte. De Kroon staat voor de belangen van haar cliënt. Vanuit haar centraal gelegen kantoor in Hilversum werkt zij aan grote en kleinere strafzaken in het hele land. Haar aanpak is persoonlijk en doortastend en het contact met de cliënt is zeer direct. De Kroon houdt zich bezig met het volwassenen strafrecht en het jeugdstrafrecht. Op basis van jarenlange ervaring en gedegen kennis van het straf(proces) recht worden cliënten optimaal bijgestaan. In de kleinere doch voor de cliënt impactvolle zaken weet zij de beste resultaten te halen en daarom vindt zij dit soort zaken de leukste! Lid van de Raad van de Orde Sedert 2014 is De Kroon lid van de Raad van de Orde, het bestuur van de Orde van Advocaten Midden‑Nederland. Zij beheert de portefeuille strafrecht en zo houdt zij zich niet alleen in haar praktijk als advocaat, maar ook beleidsmatig bezig met de belangen van verdachten in het strafrecht.

magazine | FLL 2018

39


40 FLL 2018 | magazine


ALL THE

KINGS ARE COMING

W W W. AV D R . N L

magazine | FLL 2018

41


0184 ANITA NIJBOER, ADVOCAAT, PARTNER EKELMANS EN MEIJER ADVOCATEN

Heeft de programmatische aanpak stikstof nog een toekomst? INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING

Op grond van de Wet natuurbescherming moeten onder meer beschermde gebieden worden aangewezen ten behoeve van trekvogels en vogels die op bijlage I van de Vogelrichtlijn staan alsmede voor overige diersoorten en vegetaties die op bijlage I en II van de Habitatrichtlijn staan. De aangewezen gebieden heten Natura 2000 gebieden1. In het aanwijzingsbesluit, waarbij de gebieden worden aangewezen, staat vermeld voor welke diersoorten en/of vegetaties het gebied wordt aangewezen en welke instandhoudingsdoelstelling geldt per soort. De instandhoudingsdoeltelling geeft aan welke bijdrage het gebied per soort of vegetatie moet leveren om op landelijk niveau een gunstige staat van instandhouding te behouden of te bereiken. Er kan sprake zijn van een verbeter- of uitbreidingsdoelstelling, een behouddoelstelling of zelfs een doelstelling die uitgaat van enige achteruitgang ten gunste van een andere soort. Een voorbeeld van een doelstelling kan zijn: ‘het behoud van de omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht van tenminste 610 paren van de Nachtzwaluw’ of Behoud verspreiding, behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit Zure Vennen.’ Na aanwijzing dienen er diverse beschermingsmaatregelen te worden getroffen, zoals het opstellen en uitvoeren van een beheerplan met beheermaatregelen, het treffen van herstelmaatregelen en het nemen van een toegangsbeperkingenbesluit voor delen van het gebied. Verder is een vergunning vereist voor een project of andere handeling dat/die gelet op de instandhoudingsdoelen voor

1: Deze wetgeving vindt zijn grondslag in de Vogelrichtlijn uit 1979 (het aanwijzen van gebieden voor vogels) en de Habitatrichtlijn uit 1992 (het aanwijzen en beschermen van gebieden voor bepaalde vegetaties en diersoorten). Voorheen was deze regelgeving opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998

42 FLL 2018 | magazine

een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen2. Voor projecten die significante gevolgen kunnen hebben, moet een passende beoordeling gemaakt worden3. Een vergunning kan worden verleend indien uit de passende beoordeling met zekerheid blijkt dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast. Indien deze zekerheid niet kan worden verkregen kan een vergunning uitsluitend worden verleend wanneer met het plan of project een ‘dwingende reden van groot openbaar belang’ gemoeid is, er geen alternatieven zijn voor het doel dat met het project gemoeid is en compensatie plaatsvindt. Een project wordt - kort gezegd -gedefinieerd als een fysieke ingreep in het natuurlijk milieu of landschap.4 Voor andere handelingen dan een project moet rekening worden gehouden met de gevolgen voor een Natura 2000 gebied5. Een voorbeeld van een andere handeling is bijvoorbeeld een strandexcursie6. Om te bepalen of een project zorgt voor aantasting van een gebied, moet dus eerst worden beoordeeld of mogelijk sprake is van een significant effect. Dit wordt de voortoets genoemd. Beoordeeld moet worden of op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het project significante gevolgen heeft. Hierbij moet het project op zichzelf (en in combinatie met andere projecten) worden bezien zonder mitigerende of compenserende

2: Artikel 2.7 lid 2 en 3 van de Wet natuurbescherming, overeenkomstig artikel 6 van de Habitatrichtlijn 3: Artikel 2.8, lid 1 t/m 8 van de Wet natuurbescherming overeenkomstig artikel 6, lid 3 van de Habitatrichtlijn 4: ABRvS 27-12-12, ECLI:NL:RVS:2012:BY7293 (Terschelling) 5: artikel 2,8, lid 9 van de Wet natuurbescherming 6: ABRvS 27-12-2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY7293


magazine | FLL 2018

43


maatregelen7. Er is sprake van significante gevolgen indien de instandhoudingsdoelen in gevaar dreigen te komen. Dit is bijvoorbeeld het geval als het project leidt tot toename van de stikstofdepositie in een met stikstof overbelaste situatie of als een project leidt tot afname van een populatie van vogels onder de streefomvang genoemd in aanwijzingsbesluit ( en sprake is van een afname van meer dan 1% van de natuurlijke sterfte) of als het project leidt tot verlies van habitattype/ leefgebied/ foerageergebied. Indien uit de voortoets blijkt dat significante gevolgen niet kunnen worden uitgesloten, moet een passende beoordeling worden gemaakt. Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU (hierna: het Hof) blijkt dat in de passende beoordeling alle aspecten van het project op basis van de beste wetenschappelijke kennis worden beoordeeld. Hieruit moet de zekerheid worden verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het N2000-gebied niet zal aantasten. Daarvan is sprake als er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel is dat er geen blijvende schadelijke gevolgen zijn.8

VERSCHIL TUSSEN MITIGERENDE EN COMPENSERENDE MAATREGELEN

Naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) mogen mitigerende maatregelen in een passende beoordeling worden betrokken maar compenserende maatregelen niet. Ook het Hof heeft geoordeeld dat mitigerende maatregelen in beginsel in een passende beoordeling mogen worden betrokken. Het moet dan gaan om in het project vastgestelde beschermingsmaatregelen waarmee wordt beoogd de eventuele schadelijke gevolgen die rechtstreeks uit het project voortvloeien te voorkomen of te verminderen9. Wanneer is nu sprake van mitigerende maatregelen en wanneer is sprake van compenserende maatregelen? Bij verlies van habitattypen heeft het Hof geoordeeld dat als door een project in een Natura 2000 gebied een deel van een habitattype verloren gaat en dit elders in het gebied weer wordt aangelegd, geen sprake is van mitigatie maar van compensatie10. Indien maatregelen zouden worden getroffen die een positief effect hebben op het deel van het habitattype waarop het project negatieve gevolgen heeft, is wel sprake van mitigatie, aldus de Afdeling11.

De Afdeling heeft geoordeeld dat indien leefgebied in het Natura 2000 gebied teniet gaat en dit buiten het Natura 2000 gebied wordt aangelegd, geen sprake is van mitigatie maar van compensatie12. De Afdeling heeft verder geoordeeld dat sprake is van mitigatie als sprake is van verlies van bestaand leefgebied maar nieuw leefgebied in hetzelfde Natura 2000 gebied wordt gerealiseerd, mits het nieuwe gebied wordt gerealiseerd voor verlies van het bestaande gebied, het behouddoel niet in gevaar komt en de functie van het bestaande leefgebied vervangbaar is13.

DE PROGRAMMATISCHE AANPAK STIKSTOF (PAS)

De Wet natuurbescherming maakt het mogelijk een programma vast te stellen waarin enerzijds maatregelen worden opgenomen waarmee de belasting op de natuurwaarden wordt verminderd en anderzijds ontwikkelingsruimte worden opgenomen voor toedeling aan projecten of handelingen14. De programmatische aanpak stikstof (de PAS) is een dergelijk programma. Aanleiding van de PAS is de hoge achtergrondbelasting van stikstof op stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten, hetgeen wordt veroorzaakt door industrie, verkeer en de agrarische sector. Op dit moment is in 118 van de 160 gebieden sprake van een overbelaste situatie. De Afdeling heeft geoordeeld dat een project dat leidt tot een toename van stikstof in een overbelaste situatie moet worden beschouwd als een project dat significante gevolgen kan hebben en dat passend beoordeeld moet worden. Indien vervolgens uit de passende beoordeling bleek dat negatieve effecten niet konden worden uitgesloten, kon veelal geen vergunning worden verleend. In de Crisis- en herstelwet werd vervolgens bepaald dat uiterlijk op 1 april 2012 een programma aanpak stikstof zou worden vastgesteld. Uiteindelijk is de PAS op 1 juli 2015 vastgesteld. Het doel van de PAS is om economische ontwikkelingen mogelijk te maken en tegelijkertijd op termijn de Natura 2000 doelstellingen te realiseren. De PAS komt op het volgende neer. Er worden bronmaatregelen en herstelmaatregelen genomen gericht op de daling van stikstofdepositie. Dit zal leiden tot een bepaalde depositiedaling.

Bij verlies aan leefgebied voor een soort, is een maatregel mitigerend als deze de negatieve gevolgen van een project voor de omvang van een populatie voorkomt of verzacht.

Een deel van de depositiedaling die voortvloeit uit de bronmaatregelen mag vervolgens worden ingezet voor het faciliteren van stikstofdepositie veroorzakende activiteiten. Dit wordt depositie/ontwikkelingsruimte genoemd. Per

7: ABRvS 09-07-14, ECLI:NL:RVS:2014:2534 (Castricum) 8: HvJ 11-04-13, ECLI:EU:C:2013:220, Sweetman 9: HvJ 15-05-14, ECLI:EU:C:2014:330 (arrest Briels) 10: HvJ 15-05-14, ECLI:EU:C:2014:330 (arrest Briels) 11: ABRvS 24-12-14, ECLI:NL:RVS:2014:4672 (Nunspeet)

12: ABRvS 11-02-15, ECLI:NL:RVS:2015:345 (Reevediep) 13: ABRvS 14-10-15, ECLI:NL:RVS:2015:3192 (Apeldoorn) 14: Artikel 1.13 van de Wet natuurbescherming maakt het mogelijk om een dergelijk programma bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) vast te stellen.

44 FLL 2018 | magazine


hectare stikstofgevoelig habitat in een Natura 2000 gebied is berekend hoeveel depositie- en ontwikkelingsruimte (hoeveel mol) beschikbaar is voor nieuwe ontwikkelingen.

Iedere provincie heeft beleidsregels opgesteld over de toedeling van ruimte uit segment 2.

Activiteiten die stikstofdepositie veroorzaken onder de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jr zijn zonder meer toegestaan. Activiteiten die stikstofdepositie veroorzaken onder de grenswaarde van 1 mol/ha/jr (of soms 0,05 mol) zijn uitgezonderd van de vergunningplicht, maar zijn wel meldingsplichtig indien het gaat om oprichting, verandering, uitbreiding inrichting voor landbouw, industrie of gemotoriseerde voertuigen voor wedstrijden, of het plaatsen van extra vee of de aanleg van lokale wegen. Activiteiten die stikstofdepositie veroorzaken hoger dan 1 mol/ha/jr zijn vergunningplichtig. De depositie/ontwikkelingsruimte wordt vervolgens verdeeld over: a. autonome ontwikkelingen, zoals de toename van verkeer. b. ontwikkelingen onder de grenswaarde c. prioritaire projecten (segment 1). Deze staan vermeld op de bijlage bij de Regeling natuurbescherming. Het gaat hierbij om de aanleg/uitbreiding van diverse rijkswegen. d. overige projecten (segment 2). Er kan maximaal 3 mol per project worden toebedeeld.

Afbeelding afkomstig uit AbRvS 17-05-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1259 Het uitgangspunt is dat de depositie die kan plaatsvinden na benutting van de depositie/ ontwikkelingsruimte passend is beoordeeld. In deze passende beoordeling zijn de bron- en herstelmaatregelen die in het PAS zijn voorzien als mitigerende maatregel betrokken. De uitkomst is dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000 gebieden niet zullen worden aangetast. Overigens zal de PAS er niet voor zorgen dat in 2021 geen sprake meer zal zijn van overbelaste gebieden maar wel dat de stikstofdepositie is verminderd.

magazine | FLL 2018

45


Het vorenstaande betekent dat voor een project dat onder de PAS valt geen passende beoordeling meer nodig is. Een vergunning voor het project kan worden verleend als er voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar is en het bevoegd gezag die ruimte toedeelt. De looptijd van het PAS is van 1 juli 2015 tot en met 1 juli 2021. Voor de ontwikkelingen in segment twee (de overige projecten) is de ontwikkelingsruimte verdeeld in tweemaal drie jaar. In de eerste drie jaar, dus tot en met 1 juli 2018, mag 60% van de beschikbare depositie/ontwikkelingsruimte worden opgebruikt en in de tweede periode mag 40% van de depositie/ontwikkelingsruimte worden opgebruikt. De maatregelen uit het PAS moeten binnen de looptijd van zes jaar worden gerealiseerd. Deze maatregelen worden tot nu toe beschouwd als mitigerende maatregelen die in het kader van de passende beoordeling van het PAS mochten worden betrokken. Gelet op recente jurisprudentie van het Hof over het betrekken van mitigerende maatregelen in een passende beoordeling, is de vraag gerechtvaardigd of dit wel is toegestaan. Ik bespreek dit hierna.

VOORWAARDEN VOOR HET BETREKKEN VAN MITIGERENDE MAATREGELEN

Naar vaste jurisprudentie van de Afdeling mochten mitigerende maatregelen in een passende beoordeling worden opgenomen indien verzekerd was dat de mitigerende maatregel was getroffen voordat het project negatieve gevolgen had voor het Natura 2000 gebied. Er was niet vereist dat de maatregel ten tijde van de passende beoordeling al zou zijn getroffen en effectief was. Het Hof oordeelde op 21 juli 2016 echter in andere zin15. In deze zaak ging het om de uitbreiding van de haven in Antwerpen. Dit ging ten koste van 22 hectare habtattype. Elders in het Natura 2000 gebied werd nieuwe natuur aangelegd, waarbij was verzekerd dat de uitbreiding van de haven en de aantasting van het habitattype pas mocht plaatsvinden als de nieuwe natuur daadwerkelijk tot wasdom was gekomen. Gevraagd is of de aanleg van dit nieuwe gebied als mitigerende maatregel in de passende beoordeling mocht worden betrokken. Het Hof oordeelde dat in een passende beoordeling geen maatregelen mogen worden betrokken die nog niet zijn uitgevoerd en nog geen (positieve) gevolgen hebben ten tijde van de passende beoordeling. Dat mag evenmin als aan de uitvoering van het project de voorwaarde wordt verbonden dat het niet eerder wordt uitgevoerd dan nadat de mitigerende maatregelen zijn uitgevoerd en een positief effect hebben. Op 26 jul 2017 oordeelde het Hof vervolgens nogmaals over de vraag wanneer een mitigerende maatregel in de passende beoordeling mag worden betrokken16. In deze zaak ging het om de realisatie van een koelwaterinlaat energiecentrale. 15: HvJ 21-07-16, ECLI:EU:C:2016:583 (arrest Orleans) 16: HvJ 26-04-17, ECLI:EU:C:2017:301 (arrest Moorburg)

46 FLL 2018 | magazine

Deze zou leiden tot sterfte van vissen waarvoor 600 kilometer verderop Natura 2000 gebieden waren aangewezen. In de passende beoordeling was een vistrap als maatregel betrokken die positieve effecten zou hebben op de visstand. De uitkomst van de passende beoordeling was dat zelfs meer vissen zouden aankomen in het Natura 2000 gebied na uitvoering van het project (koelwaterinlaat energiecentrale en vistrap) dan voor de uitvoering daarvan. Aan de vergunning was de voorwaarde verbonden dat de werking van de vistrap zou worden gemonitord. Het Hof oordeelde dat de passende beoordeling definitieve bevindingen dient te bevatten omtrent de doelmatigheid van de maatregel. Monitoring van de effectiviteit van de maatregel neemt niet vooraf de twijfel weg dat de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000 gebied niet zullen worden aangetast. Het opnemen van de vistrap in de passende beoordeling was dan ook niet toegestaan.

PREJUDICIËLE VRAGEN OVER DE PAS

Het arrest Orleans was voor de Afdeling aanleiding om in zaken die gingen over de PAS prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie17. De belangrijkste vragen die de Afdeling heeft gesteld, zijn de volgende. 1. Mogen activiteiten die stikstofdepositie onder een bepaalde drempel- of grenswaarde veroorzaken, worden uitgevoerd zonder individuele toestemming. 2. Mag een passende beoordeling voor een programma waarin een bepaalde totale hoeveelheid stikstofdepositie is beoordeeld, ten grondslag wordt gelegd aan de verlening van een vergunning (individuele toestemming) voor een project of andere handeling, die stikstofdepositie veroorzaakt die binnen de in het kader van het programma beoordeelde depositieruimte past. 3. Mogen in de passende beoordeling die in het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021, is gemaakt, de positieve gevolgen van instandhoudingsmaatregelen, passende maatregelen en herstelmaatregelen worden betrokken? En zo ja, kan dit als deze ten tijde van de passende beoordeling nog niet zijn uitgevoerd en het positieve effect daarvan nog niet is verwezenlijkt? Naast het stellen van prejudiciële vragen heeft de Afdeling geoordeeld dat door de minister Economische Zaken en van Infrastructuur en Milieu een nadere onderbouwing moet worden gegeven van enkele keuzes, gegevens en aannames die ten grondslag liggen aan het PAS en de daarbij behorende passende beoordeling. Met name dient een nadere onderbouwing te worden gegeven van de keuze en omvang van enkele marges waarmee in het PAS rekening is gehouden bij de voorspelde daling van de stikstofdepositie. Daarnaast zijn er vragen over de aannames en berekeningen van de depositiebijdrage van de autonome ontwikkelingen

17: AbRvS 17-05-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1259, zie overigens ook de prejudiciële vragen die dezelfde dag zijn gesteld over de vraag of beweiden en bemesten kan worden beschouwd als een project, AbRvS 17-05-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1260


magazine | FLL 2018

47


en of binnen de depositieruimte voldoende ruimte is gereserveerd voor autonome ontwikkelingen. De Afdeling oordeelde verder dat er vooralsnog geen reden was de PAS te schorsen in afwachting van de beantwoording van de vragen en in afwachting van de nadere onderbouwing van de in het PAS gemaakte keuzes. De reden hiervoor was dat de PAS ervan uitgaat dat tot en met 1 juli 2018 slechts 60% van de ontwikkelingsruimte beschikbaar is voor segment 2 zodat verzekerd is dat de ontwikkelingsruimte die beschikbaar is vanaf 1 juli 2018 niet is uitgegeven. Daarom zou er geen sprake zijn van onomkeerbare gevolgen zodat de Afdeling geen aanleiding zag om de op basis van de PAS verleende vergunningen voor 1 juli 2018 te schorsen. Na 1 juli 2018 zou een nieuwe voorziening kunnen worden gevraagd, waarbij de reactie van de ministers op de vragen over het PAS zou worden betrokken.

TOCH SCHORSING VAN VERGUNNINGEN

Op 9 maart jl. heeft de Voorzieningenrechter van de Afdeling toch een aantal vergunningen geschorst die waren verleend op basis van de PAS. Aanleiding hiervoor was een nieuw verzoek om schorsing van vergunningen die waren verleend op basis van de PAS omdat uit een periodieke herberekening was gebleken dat op sommige plaatsen meer dan 60% van de herberekende totale omvang van de ontwikkelingsruimte was uitgegeven. In sommige gevallen was zelfs 100% van de totale, tot en met 1 juli 2021, beschikbare ontwikkelingsruimte uitgegeven. Dit betekent dat er voor sommige gebieden tot 1 juli 2018 geen ontwikkelingsruimte meer beschikbaar is en voor andere gebieden zelfs tot 1 juli 20121 geen ontwikkelingsruimte meer beschikbaar is. In totaal gaat het om 19 Natura 2000 gebieden waar dit speelt. De voorzieningenrechter oordeelde dat een voorlopige voorziening is aangewezen als de vergunde situatie leidt tot een toename van depositie op een deel van het gebied (hexagoon) waar meer dan 60% van de ontwikkelingsruimte is uitgegeven, én de vergunde activiteit nog niet of nog niet geheel is gerealiseerd. Geen voorlopige voorziening zal worden uitgesproken indien de vergunde situatie al volledig is gerealiseerd, of depositie wordt veroorzaakt op een hexagoon waarvoor de 60% nog niet wordt overschreden of wanneer het gaat om vergunningen die zonder toedeling van de ontwikkelingsruimte zijn verleend. De voorzieningenrechter heeft verder geoordeeld dat verweerders kunnen vragen om opheffing van de schorsing als de reactie van de ministers op de eerder gestelde vragen (zie de hiervoor besproken uitspraak van 17 mei 2017) voorhanden is. Tot slot is in de uitspraak overwogen dat deze uitspraak ook relevant is voor vergunningen die na 1 juli 2018 worden verleend en waarbij ontwikkelingsruimte uit de buffer van 40% wordt toegedeeld. De voorzitter heeft aangekondigd dat zolang geen uitspraak op de opheffing van de schorsing

48 FLL 2018 | magazine

is, naar verwachting, ook voor vergunningen die na 1 juli 2018 worden verleend en waarbij ontwikkelingsruimte uit de 40% buffer wordt toebedeeld, het geschetste kader voor een voorlopige voorziening zal worden toegepast.

TOEKOMST VAN DE PAS

Of de PAS uiteindelijk in de toekomst nog mag mogen worden gehanteerd, hangt af van de door de ministers te geven antwoorden op de door de Afdeling gestelde vragen alsmede van de door het Hof te geven antwoorden op de prejudiciële vragen. Mijn verwachting is dat het Hof, gelet op de arresten Orleans en Moorburg, zal antwoorden dat de PAS in deze vorm in strijd is met de richtlijnen. Immers, de bron- en herstelmaatregelen die in het PAS zijn opgenomen hebben een looptijd van zes jaar en waren derhalve ten tijde van de passende beoordeling van het PAS nog niet uitgevoerd. Volgens jurisprudentie van het Hof is het uitgevoerd zijn van de mitigerende maatregelen een voorwaarde om die maatregelen bij een passende beoordeling te mogen betrekken. Daarnaast is mijns inziens onvoldoende verzekerd dat de maatregelen ook alle het gewenste resultaat hebben voordat de depositieruimte/ontwikkelingsruimte wordt toebedeeld. Ook dit lijkt mij in strijd met de jurisprudentie van het Hof. Meer principieel lijkt mij echter nog de vraag hoe het mogelijk is dat uit een passende beoordeling blijkt dat geen sprake zal zijn van aantasting van de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000 gebied in het geval sprake is van een overbelaste situatie, deze overbelaste situatie in een periode van 6 jaar weliswaar wordt verbeterd maar niet hersteld, en een deel van deze niet voor herstel zorgende verbetering bovendien teniet wordt gedaan door het toestaan van projecten en andere handelingen die stikstofdepositie veroorzaken. Is het niet zo dat de bronmaatregelen en de herstelmaatregelen in het kader van artikel 6, lid 2, van de Habitatrichtlijn waarin staat dat instandhoudingsmaatregelen genomen moeten worden voor de gebieden, sowieso genomen moeten worden én dat die herstelmaatregelen erop gericht moeten zijn om binnen een bepaalde periode ervoor te zorgen dat de kritische depositiewaarde niet meer wordt overschreden. Naar mijn mening bestaat er dan ook geen ruimte om in een overbelaste situatie een deel van de verbetering te gebruiken om zonder vergunning of nadere toets depositie veroorzakende activiteiten toe te staan. In het geval de PAS niet meer gebruikt mag worden, betekent dat uiteraard niet dat geen stikstof veroorzakende ontwikkelingen meer toe mogen worden gestaan. In dat geval kunnen we terugvallen op hetgeen voor alle andere projecten geldt, te weten dat per project moet worden beoordeeld of de extra bijdrage zorgt voor een significant effect. Indien dat het geval is, kan vergunning worden verleend indien sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang, er geen alternatieven zijn voor het met het project gemoeide doel én compensatie plaatsvindt.


We don’t care what they think about us. We don’t think about them at all www.avdr.nl

magazine | FLL 2018

49


THE INTERVIEW ANITA NIJBOER ADVOCAAT, PARTNER EKELMANS EN MEIJER ADVOCATEN & MALINDA MIENER GENERAL COUNSEL ENEXIS BV

Waarom ben je rechten gaan studeren?

Anita: Ik heb erg lang getwijfeld tussen de toneelschool en rechten. Uiteindelijk heb ik gekozen voor rechten omdat het me een interessante studie leek die toch ook praktisch was. Heb er geen dag spijt van gehad!

Heb je bewust gekozen voor de advocatuur? Zo ja waarom?

Anita: Ja, ik heb voor een gemeente gewerkt en ik heb ook als consultant gewerkt maar het werk als advocaat

50 FLL 2018 | magazine

trekt me het meest aan, met name vanwege de zelfstandigheid en onafhankelijkheid van het vak en de afwisseling in het werk en cliënten.

Wat is het leukste aan het beroep van advocaat en van je specialisatie?

Anita: De afwisseling in zaken en de constante verandering in het omgevingsrecht maken dat ik mijn werk nooit op de automatische piloot kan doen en steeds bezig ben met vernieuwing. In het omgevingsrecht speelt zo ontzettend veel: wetgeving die

constant in verandering is, wijzigingen in de manier waarop we aankijken tegen ruimtegebruik, herontwikkelingen, duurzaamheidseisen, slimme internettoepassingen die in de stad gebruikt kunnen worden, om maar eens iets te noemen. Daarnaast vind ik het erg leuk om me als ondernemer ook bezig te houden met het gezamenlijk runnen van een kantoor zowel intern als extern. Dit werk wordt voor mij dan ook nooit saai.

Hoe zie jij je toekomst?

Anita: Hopelijk als een voortzetting van


het heden. Ik denk dat ik dit werk nog jaren blijf doen met heel veel plezier. Verder zal ik met man en onze dochter in Driemond blijven wonen en hoop ik dat we over een paar jaar de stal eindelijk eens hebben omgebouwd tot woondeel.

Wat vind je leuk en minder leuk aan de samenwerking met bedrijfsjuristen/ General Counsel?

gedaan heb was een week Burning man, een festival in de woestijn van Nevada, waar een gehele stad wordt opgebouwd en waar je zelfvoorzienend moet zijn en alles wat je hebt (zoals eten of een wijntje) met elkaar deelt zonder direct iets terug te verwachten. Een totaal andere ervaring dan het dagelijks leven en het zorgt ervoor dat je de manier waarop je leeft eens goed

Anita: Op zich vind ik het geen probleem als er een zaak bij wijze van spreken ‘ over de schutting wordt gegooid’ , maar het allerleukst is het als je goed kunt samenwerken, je elkaar goed kunt aanvullen en scherp kunt houden in een zaak en je ook nog eens kunt lachen met elkaar. Dat het eindproduct echt een gezamenlijke effort is. Bij langdurige vergunning trajecten zie je dat het gezamenlijk optrekken toch echt het allerbeste werkt.

Wat is het leukste wat je ooit hebt meegemaakt in je leven en waar ben je het meest trots op (hoeft niet werkgerelateerd te zijn)?

Anita: Het meest bijzondere wat ik ooit

Wat zijn de belangrijkste eigenschappen van een goede leider/ leidinggevende?

Malinda: Teamgevoel hebben, duidelijkheid geven, verantwoordelijkheid geven aan je mensen en ze ook de credits geven als ze het goed hebben gedaan, overzicht houden wat er speelt, vertrouwen hebben in je mensen.

Welke les geef jij mee aan jongere collega’s?

Malinda: Dat het belangrijk is om elke keer uit te zoomen en echt te weten wat de vraag is achter de vraag voordat je in de oplossing schiet. Vervolgens nooit denken dat je het in je eentje kan en moet oplossen. Zeker binnen een bedrijf is samenwerken tussen afdelingen een must om echt commitment te krijgen.

Welke veranderingen zie je de komende jaren gebeuren in het juridisch vakgebied gezien de ontwikkelingen in artifical Intelligence/Robotics? Anita: Ik verwacht dat meer en meer van het ‘simpele’ werk zoals een bestemmingsplancheck of een vergunningencheck gedaan zou kunnen worden met AI, daar hoeft dan geen jurist of advocaat meer aan te pas te komen. Interessant voor het omgevingsrecht vind ik ook het idee van smart city’s, waarbij met slimme internettoepassingen een stad ontworpen kan worden: waar zijn op welk moment parkeerplekken nodig gelet op hoe het verkeer rijdt, vuilnisbakken die zelf aangeven dat ze over drie dagen geleegd moeten worden etc. Interessant is wat dit betekent voor het werk als planoloog en wat dit betekent voor bijvoorbeeld privacy aspecten.

managen van teams en samenwerking tussen afdelingen belangrijk vindt. Vooral door mijn achtergrond van 18 jaar als officier bij de marine waren deze eigenschappen ook aanwezig.

Wat is het meest uitdagend/ lastigst in je vak?

Malinda: De balans houden tussen leidinggeven, manager zijn en inhoud zowel binnen het team als richting Raad van Bestuur en andere directeuren binnen een bedrijf.

Welke aspecten in je werk maken je het gelukkigst?

onder de loep neemt. Het meest trots ben ik op alles wat bereikt wordt met veel volhardingen, en natuurlijk op mijn dochter Isabelle.

Hoe ben je aan je huidige functie gekomen?

Malinda: Ik ging weg bij Alliander, ook een netwerkbedrijf en toevallig waren ze op dat moment bezig met een headhunter om iemand voor deze positie te zoeken bij Enexis. Er was gelijk een match aangezien ze iemand zochten die niet alleen inhoudsdeskundig was maar ook ervaring had met het

Malinda: Als mijn team het goed doet en de afdeling van andere afdelingen te horen krijgt dat ze zich heel erg goed geholpen voelen.

Waar ben je, in je werk, het meest trots op?

Malinda: Als mijn team onderling vertrouwen heeft en houdt en optimaal met elkaar samenwerkt.

Wat vind je belangrijk in een advocaat?

Malinda: Dat hij/zij mee kan denken in de breedte en ook snapt dat de business geen behoefte heeft aan grote juridische epistels maar aan duidelijkheid zonder allerlei mitsen en maren.

magazine | FLL 2018

51


CURRICULUM VITAE

ANITA NIJBOER

Anita Nijboer is partner bij Ekelmans & Meijer advocaten en leidt de sectie bestuursrecht. Zij adviseert en procedeert op het terrein van het algemeen bestuursrecht en het omgevingsrecht (ruimtelijke ordening, milieu, natuurbescherming, luchtkwaliteit, water en duurzaamheid). Daarnaast adviseert en procedeert zij op het gebied van toezicht en handhaving, subsidies en schade door overheidshandelen. Zij heeft ruime ervaring in het van start tot finish begeleiden van overheden, projectontwikkelaars en woningcorporaties bij complexe gebiedsontwikkelingsprojecten, de realisatie van woningen, kantoorgebouwen, grote milieu-inrichtingen, scholen, ziekenhuizen en de aanleg van wegen. Daarbij ondersteunt zij haar cliënten onder andere bij het zo snel mogelijk verkrijgen van de benodigde vergunningen en ontheffingen. Doordat Anita zowel voor de Rijksoverheid, provincies en gemeenten als voor grote projectontwikkelaars en woningcorporaties optreedt, is zij gewend en in staat een zaak van verschillende invalshoeken te benaderen en daarbij uiteenlopende belangen te betrekken. Bovendien kan zij daardoor gemakkelijk in een kort tijdsbestek knelpunten en risico’s signaleren. Daarbij houdt zij het belang van een snelle praktische oplossing in het oog. Een goede verstandhouding en overleg met de juiste instanties werkt vaak beter dan het schrijven van lange processtukken.

Anita Nijboer & Malinda Miener MALINDA MIENER

Malinda is geboren in Toronto en opgegroeid in een internationale setting waarbij het omgaan met verschillende culturen haar tweede natuur is geworden. Na haar middelbare schooltijd in Brussel is ze begonnen aan de officiersopleiding op het KIM en heeft in 1996 zowel haar officiersdiploma als haar studie rechten (deeltijd) afgerond. Bij de Koninklijke Marine heeft ze vervolgens diverse functies vervuld variërend van “Hoofd Logistieke dienst” aan boord van een fregat en” docent rechten” aan het KIM tot “stafofficier juridische zaken” en “Secretaris van de Raad van het Commando Diensten Centra (CDC)”. In 2009 is ze begonnen bij TNO en heeft als General Counsel het team juristen op innovatieve wijze leiding gegeven door ondermeer projectmatig werken en samenwerken met staven en business vorm te geven. Vanaf februari 2015 tot juni 2016 is ze General Counsel geweest bij Alliander, en vanaf 1 juni 2016 bij Enexis. Beiden zijn regionale netwerkbedrijven, met een netbeheerder als dochteronderneming. Met haar team van juristen en beleidsmedewerkers helpt ze bij Enexis de energietransitie mee vorm te geven, rekening houdend met wensen en eisen vanuit zowel de business intern als van toezichthouders, aandeelhouders, de publieke opinie en de wet extern.


CONCLUSIE Het bestuur kan zich maar in beperkte omstandigheden weren tegen een door de aandeelhouders gewenste uitkering, maar of hij het besluit nou wel of niet goedkeurt, het is essentieel om de afwegingen goed op papier vast te leggen. Dat geldt zowel voor de interne besluitvorming als voor de verantwoording jegens de bestuurders. Het bestuur kan zich immers niet helemaal verschuilen achter (de beperkte vrijheid van) de wettelijke regeling voor dividenduitkering bij de besloten vennootschap (art. 2:216 BW). Als de aandeelhouders “Show me the money!” roepen, dan is het nog altijd aan het bestuur om een zorgvuldige afweging te maken en zich daarbij zo nodig van advies te laten voorzien.

HET DIGITALE MAGAZINE VOL VIDEO’S magazine | FLL 2018

53


0185 JACOLINE GORTZAK, PARTNER, CORPORATE M&A LEGALTREE

Exen spreken af om niet te ‘Haviltexen’ In mijn praktijk als advocaat stel ik met regelmaat contracten op, waaronder overnamecontracten en aandeelhouderscontracten. Op diverse manieren speelt “Haviltex” daarbij een belangrijke rol. Vaak zie je in dergelijke contracten expliciet de bepaling opgenomen dat de taalkundige uitleg van het contract prevaleert boven de bedoeling van partijen. Wat betekent dit nu eigenlijk en kun je dit als contractspartijen eigenlijk altijd wel afspreken? Ik zal deze vragen behandelen aan de hand van een recente uitspraak van het Hof ‘s Hertogenbosch (voor de liefhebber: Hof ‘s-Hertogenbosch, 06-03-2018, nr. 200.210.698,01). Hierin stond centraal het contractuele verbod om Haviltex toe te passen bij de uitleg van een vaststellingsovereenkomst gesloten door twee voormalige echtgenoten. HAVILTEX MAATSTAF

Alvorens ik deze uitspraak van het Hof behandel, zal ik eerst kort bespreken wat de Haviltex maatstaf ook al weer inhoudt. In het Haviltex arrest (voor de liefhebber: HR 1981, NJ 1981, 635) gaat het om de vraag hoe bepalingen in contracten moeten worden uitgelegd. Aldus de Hoge Raad dienen deze niet alleen te worden uitgelegd op grond van de letterlijke tekst daarvan (de zgn. taalkundige of grammaticale uitleg). Je dient tevens rekening te houden met de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en met het hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zgn. subjectieve uitleg). Kortom, bij de uitleg van een contract dient men niet alleen te kijken naar de letterlijke tekst van een bepaling maar dient men ook rekening te houden met de bedoeling van partijen. Dit wordt sindsdien aangeduid met de Haviltex-maatstaf. Bij het beoordelen van de bedoeling van partijen wordt

54 FLL 2018 | magazine

mede gekeken naar welke kennis van partijen mag worden verwacht, de totstandkomingsgeschiedenis van een bepaling, de aard van het contract en de gedragingen van partijen achteraf. Indien er sprake is van een zakelijke overeenkomst tussen commerciële partijen (en eventueel bijgestaan door professionele adviseurs), komt er in de regel meer waarde toe aan de taalkundige betekenis van de bepalingen. Er is dus minder ruimte voor uitleg van een bepaling als we te maken hebben met een zakelijke overeenkomst. Dat geldt ook als we te maken hebben met twee kundige partijen (al dan niet bijgestaan door adviseurs). Dat is enerzijds natuurlijk goed nieuws, immers de rechtszekerheid neemt hiermee toe. Anderzijds is het dus wel van belang de afspraken tussen partijen goed en duidelijk vast te leggen. De tekst van het contract zal immers leidend zijn bij een eventuele discussie over wat partijen bedoeld hadden af te spreken. Als advocaat en bedrijfsjurist is het goed om je daarvan bewust te zijn bij het opstellen van contracten.

DE CASUS

Nu terug naar de zaak van de exen en de uitspraak van het Hof ‘s-Hertogenbosch. Man en vrouw waren met elkaar getrouwd geweest en hebben bij hun scheiding de afspraken met betrekking tot de partneralimentatie vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Hierbij spraken ze onder andere het volgende af: Artikel 1.1.

Partijen komen overeen dat de man aan de vrouw een bedrag ad. € 1.000,- netto per maand als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw zal betalen, zulks bij vooruitbetaling te voldoen.

Artikel 1.4

Partijen komen verder overeen dat de man de door de vrouw verschuldigde inkomstenbelasting over de ontvangen partneralimentatie nadat zij aangifte hiervan heeft gedaan, zal betalen voor de vrouw.


magazine | FLL 2018

55


Artikel 1.5

Alle geschillen worden in eerste aanleg uitsluitend beslecht door de rechtbank te Maastricht waarbij de letterlijke tekst van deze overeenkomst, in afwijking van het Haviltex-criterium, prevaleert boven eventuele partijbedoelingen zodat de competente rechter de bepalingen zoals opgenomen in de onderhavige overeenkomst uitsluitend grammaticaal dient uit te leggen en toe te passen.

DE VORDERING

De man heeft in de daarop volgende jaren op basis van de hem door de vrouw verstrekte belastingaanslagen naast het bedrag van € 1.000,- per maand de daarover verschuldigde inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen aan zijn exvrouw betaald. De man claimt nu dat hij ten onrechte zowel de inkomstenbelasting als de premievolksverzekeringen aan zijn ex-vrouw heeft vergoed, terwijl dat alleen voor de inkomstenbelasting had moeten gebeuren. Hij heeft hierdoor ruim € 10.000,- teveel betaald en hij claimt dat zijn ex-vrouw dit terug dient te betalen.

CONTRACTUEEL VERBOD OM TE HAVILTEXEN – MAG DAT?

Wie krijgt er gelijk? Uit artikel 1.5 van de vaststellingsovereenkomst lijkt te volgen dat partijen bij het opstellen van de overeenkomst voor ogen hadden dat de man slechts de inkomstenbelasting van de vrouw voor zijn rekening diende te nemen en niet eveneens de premievolksverzekeringen. Dit staat echter nergens expliciet in het contract en partijen hebben nadrukkelijk afgesproken dat de letterlijke tekst van de overeenkomst prevaleert boven eventuele partijbedoelingen. Wat vindt de rechter daarvan? Is een dergelijke afspraak tussen twee personen die contracteren in de privésfeer eigenlijk wel geldig of zal de rechter toch mede de bedoeling van partijen in ogenschouw nemen?

UITSPRAAK VAN DE KANTONRECHTER

De kantonrechter stelt de man in het ongelijk. De kantonrechter oordeelt dat de door partijen overeengekomen grammaticale uitleg van de vaststellingsovereenkomst met zich meebrengt dat de man zowel de inkomstenbelasting als de premie volksverzekering dient te betalen. De aanduiding netto houdt naar het oordeel van de kantonrechter in ‘zonder inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen’. De kantonrechter oordeelt derhalve dat het contractueel verbod om te Haviltexen is toegestaan, ook dus als het gaat om een niet-zakelijk contract. Opmerkelijk is dat je in de uitspraak van de kantonrechter niet terugleest wat de impact is van artikel 1.4 van de vaststellingsovereenkomst waarin is bepaald dat de man (slechts?) de verschuldigde inkomstenbelasting over de ontvangen partneralimentatie zal betalen. De kantonrechter gaat zelfstandig uitleg geven aan het begrip netto en negeert daarbij (zo lijkt het in ieder geval) de letterlijke tekst van artikel 1.4.

56 FLL 2018 | magazine

UITSPRAAK HOF

Het hof komt tot dezelfde conclusie als de kantonrechter maar neemt in zijn overweging ook heel expliciet artikel 1.4 van de vaststellingsovereenkomst in ogenschouw. Het hof stelt dat het hier in essentie gaat om de verplichting tot betaling van een bedrag van € 1.000,- netto per maand. In de vaststellingsovereenkomst zelf wordt niet nader aangeduid wat in dit verband met de term netto wordt bedoeld. Dat brengt mee dat uitgegaan dient te worden van de letterlijke betekenis van dat woord in verband met de betaling van partneralimentatie. Het hof stelt dat in het normale spraakgebruik het verschil tussen bruto en netto alimentatiebedragen wordt gevormd door inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Het netto bedrag is het bedrag dat de ontvanger in handen krijgt, na aftrek van de ingehouden of verschuldigde inkomstenbelasting en de premies volksverzekeringen. Het argument van de man dat in artikel 1.4 van de vaststellingsovereenkomst alleen de inkomstenbelasting wordt vermeld en dat daaruit afgeleid dient te worden dat hij de premies volksverzekeringen niet behoefde te betalen, gaat niet op. De rechter oordeelt dat de (letterlijke) tekst van artikel 1.4 niet verwijst naar het begrip netto in artikel 1.1. en bevat daar ook geen nadere omschrijving van. In


artikel 1.4 wordt alleen vermeld hoe ten aanzien van de inkomstenbelasting moet worden gehandeld, dat wil niet zeggen dat ten aanzien van de premies volksverzekeringen niets gedaan hoeft te worden.

JA! JE KUNT EEN CONTRACTUEEL VERBOD TOT HAVILTEXEN AFSPREKEN

Het hof beargumenteert dat artikel 1.4 weliswaar alleen spreekt over de inkomstenbelasting, maar het gaat hier om de uitleg van netto in artikel 1.1. Partijen hebben expliciet gekozen voor een taalkundige uitleg van de overeenkomst. Derhalve komt het hof niet toe aan de beoordeling of partijen ingevolge artikel 1.4 een andere bedoeling hadden met het begrip netto. Nergens is bepaald dat artikel 1.4 hier nadere invulling aangeeft en omdat partijen hebben afgesproken dat de letterlijke tekst van de overeenkomst prevaleert, dient er dus strikt naar artikel 1.1 gekeken te worden. De vraag die onvermijdelijk opkomt, is of de uitspraak anders was geweest als partijen niet hadden afgesproken dat de letterlijke tekst van de overeenkomst prevaleert? Wellicht niet. Immers de bedoeling van partijen lijkt ook te zijn geweest om af te spreken dat de vrouw een bedrag van € 1.000 netto per maand zou ontvangen. Ik acht de

kans groot dat partijen helemaal niet hebben stilgestaan bij het feit dat naast inkomstenbelasting ook premies volksverzekeringen verschuldigd zouden zijn over dit bedrag. Dat doet echter geen afbreuk aan de afspraak die partijen voor ogen hadden dat mevrouw een bedrag van € 1.000 netto per maand zou ontvangen.

CONCLUSIE

Met een uitspraak als deze, wordt weer eens duidelijk hoe belangrijk het is om in contracten precies vast te leggen wat partijen beogen af te spreken en dus geen ruimte te laten voor interpretatie. In dit geval hadden partijen vrijwillig besloten om weinig ruimte te laten voor interpretatie door expliciet te af te spreken niet te zullen ‘Haviltexen’. Je kunt je afvragen of partijen in een dergelijke privé situatie er wel verstandig aan doen om een dergelijke bepaling contractueel af te spreken. Er valt ook veel voor te zeggen om in geval er onduidelijkheid bestaat over de uitleg van een bepaling, de rechter te laten beoordelen wat de bedoeling van partijen was bij het aangaan van het contract (en dus juist wel te Haviltexen). Juist in zulke private situaties waarin onduidelijkheid bestaat over de afspraken, meen ik dat een rechter goed in staat zal zijn om een redelijke invulling hieraan te geven.

magazine | FLL 2018

57


THE INTERVIEW JACOLINE GORTZAK PARTNER, CORPORATE M&A LEGALTREE & LINDA NEKEMAN-IJDEMA SENIOR LEGAL COUNSEL LABOUR AFFAIRS ABN AMRO BANK N.V.

Hoe ziet je ideale werkdag eruit?

Jacoline: Mijn ideale werkdag begint met een ritje op de fiets in de zon naar kantoor om daar de werkdag te starten met een heerlijk kopje cappuccino. Na even te hebben bij gekletst met kantoorgenoten, start ik dan met wat e-mails weg te werken en het plegen van een paar telefoontjes. Hierna volgt dan bij voorkeur een closing (het moment van afronding van de overname, meestal bij de notaris op

58 FLL 2018 | magazine

kantoor), een meeting met een leuke klant voor een nieuwe zaak of een succesvolle onderhandeling met een wederpartij. Ik vind dat allemaal leuk! De dag eindigt dan bij voorkeur zo rond een uurtje of 6 zodat ik zelf mijn dochters uit de BSO kan halen. Jammer genoeg komt deze ideale werkdag niet zo heel regelmatig voor, maar desalniettemin ben ik erg blij met wat ik doe en gebeurt het toch wel vaak dat tenminste ĂŠĂŠn van de voornoemde elementen zich voordoet op een dag.

Hoe heb je de overgang van een groot internationaal kantoor naar een kleinere setting ervaren?

Jacoline: Ik ben nog elke dag heel blij met mijn overstap. Ik heb enorm veel geleerd op mijn oude kantoor en heb daar ontzettend leuke jaren gehad. Je groeit daar min of meer op, in ieder geval op professioneel gebied. Na 14 jaar was het voor mij echter tijd om een andere weg in te slaan. Het


voordeel van een kleine setting is dat je natuurlijk iedereen binnen no-time kent en je veel invloed hebt op de inrichting van je werk. Ik ben nu echt eigen baas, ik bepaal bijv. zelf voor wie ik werk en wat mijn uurtarief is. Deze vrijheid vind ik heerlijk en het geeft ook nog eens een extra voldaan gevoel als de zaken goed lopen – ook daar ben je immers zelf verantwoordelijk voor. Het feit dat ik ook nog eens hele leuke kantoorgenoten heb getroffen, maakt het plaatje helemaal compleet voor mij.

Hoe zou je jezelf omschrijven tijdens je werkzaamheden? En daarbuiten?

Jacoline: Ik ben denk ik een redelijk gedreven en enthousiaste advocaat. Verder ben ik ook best wel ambitieus (ik wil graag goed zijn in wat ik doe) en cliënten waarderen dat ik goed bereikbaar ben en ze snel bedien. Privé ben ik wel een beetje anders denk ik. Sowieso minder ambitieus, ik hoef zeker niet de beste te zijn en gaat het me meer om de gezelligheid. Verder ben ik een trouw persoon dat hecht aan relaties. Dat uit zich zowel privé als zakelijk. Privé heb ik nog steeds vriendschappen die dateren vanaf mijn jonge kindertijd. Ook zakelijk gezien, dateren de relaties vaak al van jaren terug. Ik vind dat zelf erg plezierig werken want je weet heel goed wat je aan elkaar hebt.

Wat is je grootste zakelijke succes in de afgelopen periode?

Jacoline: Mijn grootste zakelijke succes is denk ik mijn overstap naar Legaltree nu zo’n 3 jaar geleden. Dat was natuurlijk best een spannende stap voor mij. Van een comfortabele positie bij een gerenommeerd kantoor naar een setting gaan waar je zelf volledig verantwoordelijk bent voor je eigen werk (en succes). Ik ben in die zin nu echt ondernemer geworden. Als ik geen werk heb, komt er financieel gezien ook niks binnen. Het gaf mij een enorme boost dat eigenlijk direct al een aantal mensen aangaf met mij te willen blijven werken en nog leuker is om te merken dat mensen ook echt voor jou komen en niet voor de

naam van je kantoor. Ik ben nu vaak nog drukker dan dat ik was bij mijn oude kantoor. Dat is ook direct wel de grootste uitdaging, je wilt uiteraard voldoende leuk werk doen, maar het kan ook té veel worden.

Waar gaat je hart sneller van kloppen?

Jacoline: Er zijn gelukkig heel veel dingen die mijn hart sneller doen kloppen. Zo gaat mijn hart sneller kloppen van een onverwachte kus of compliment van mijn man, maar ook wanneer één van mijn dochters me een dikke knuffel of een kusje geeft. Dan klopt mijn moederhart volop, want wat heb ik toch een geweldig lieve dochters en wat ben ik trots dat ik hun moeder ben. Maar ook van een lekker stukje chocola of een heerlijk glas rode wijn (en als ik echt zondig met een sigaretje erbij – alhoewel ik officieel al sinds 2009 ben gestopt) kan ik enorm van genieten, zeker als daar ook nog eens fijn gezelschap in de vorm van vrienden of familie bij zijn.

Wat wilde je later worden toen je een kind was? En wat is daar wel/niet van gekomen?

Jacoline: Als ik mijn oude ‘klasgenoten boekjes’ moet geloven was dat kapper of juf. Dat kapper willen worden had er volgens mij meer mee te maken dat één van mijn vriendinnetjes kapper wilde worden (en dat overigens ook geworden is) dus dat moet je niet al te serieus nemen. Juf worden trok mij vooral aan omdat het lesgeven echt wel iets voor mij is. Juf is het uiteindelijk niet geworden, want al die kinderen in het gareel houden lijkt me toch niet zo erg leuk. Als advocaat ben ik echter toch wel een beetje die kant op gegaan. Ik werk met name in een adviespraktijk en het allerleukst vind ik het als ik mensen écht kan adviseren wat wél of juist niet te doen in bepaalde situaties. Dan bied je echt toegevoegde waarde.

Wat zou je iedereen aanraden?

Jacoline: Kom eens uit je comfortzone en dat kan op veel verschillende manieren. Je bent snel geneigd – ik in

ieder geval – om maar door te gaan met het oude vertrouwde, dat is lekker veilig. De leukste dingen beleef je toch vaak als je eens iets anders doet. De zaken lopen dan zeker niet altijd zoals je van te voren had bedacht of zou willen, maar dat geeft ook niet. Het klinkt natuurlijk enorm cliché, maar je bent dan echt een ervaring rijker waar je ook weer energie van krijgt. Ik droom wel eens om echt iets anders te gaan doen of in een ander land te gaan wonen, maar die stap heb ik ook (nog) niet durven zetten hoor. Wie weet doe ik het ooit.

Hoe heb je de overgang vanuit de advocatuur naar het bedrijfsleven ervaren? Wat vind je nu juist leuker en wat minder leuk dan toen je advocaat was?

Linda: De overgang naar het bedrijfsleven is mij goed bevallen. Aan het werken in het bedrijfsleven is leuk dat je je interne cliënten echt goed leert kennen en je zelf ook meer aan het roer zit. Daarnaast heeft onze afdeling ook een formele meebeslissende stem bij het nemen van bepaalde besluiten. Dat is erg prettig, want daardoor heb je ook echt een zwaarwegende bijdrage. Ook is het leuk dat je meer op strategisch niveau bezig kunt zijn met zaken.

In de advocatuur zie je vaak dat vanaf een ervaringsniveau van een jaar of 10 het met name een mannenwereld wordt. Hoe is dat bij ABN AMRO? Ervaar je een verschil om als vrouw te werken in het bedrijfsleven of in de advocatuur?

Linda: Als bestuurslid van het platform Legal Women is dit sowieso een onderwerp dat mij na aan het hart ligt. Binnen de bank zijn vorig jaar grote stappen gemaakt op dit vlak: in 2017 is het aantal vrouwen in de topregionen van de bank gestegen van 23% naar 38%. Ik moet zeggen dat ik de wereld binnen de bank niet als mannenwereld ervaar, ook niet in de hogere regionen. In de advocatuur heb ik dat evenmin

magazine | FLL 2018

59


een groot goed gezien. Terwijl binnen de bank juist mensen zeggen ‘jeetje, ben je al zo lang jurist op arbeidsrechtgebied, dan wordt het wel tijd voor wat anders’. Daar denk je dan wel over na en daar praat je dan ook over mensen. Maar op dit moment is mijn conclusie dat ik het op dit moment nog steeds heel goed naar mijn zin heb in mijn huidige rol en de kans krijg om mooie zaken binnen de bank te doen.

Waar ben je het meest trots op?

“Ik ben niet zo van de ‘enerzijds, anderzijds’adviezen, maar geef liever een duidelijke richting aan”

Linda: Privé ben ik het meest trots op mijn dochters. Ze zijn pas 3 en 7, maar toch al sterke persoonlijkheden: lief, sociaal en met een duidelijke mening. En zakelijk ben ik het meest trots op het feit dat ik de kans heb gekregen om voor onze afdeling het buitenlandbeleid te ontwikkelen en te implementeren, waardoor we nu ook in buitenlandse ontslagzaken betrokken zijn en meebeslissen. In eerste instantie leidde onze betrokkenheid tot weerstand en mensen snapten niet zo goed waarom we betrokken werden. Maar na daarover veel gepraat en goed samengewerkt te hebben, is van weerstand vrijwel geen sprake meer, omdat we als team hebben laten zien dat we goed willen en kunnen samenwerken en ook oog hebben voor de specifieke situatie in de buitenlanden. Ik ben er trots op dat we die weerstand hebben weten om te vormen tot een goede en constructieve samenwerking; dat was echt een team effort.

Welke man of vrouw is je grootste voorbeeld? Linda: Nelson Mandela.

zo ervaren. Dat komt misschien ook wel, omdat ik vooral vrouwelijke leidinggevenden heb gehad. Ik ervaar dus als vrouw geen verschil tussen de advocatuur en het bedrijfsleven.

Wat kenmerkt jou in je werk?

Linda: Ik denk dat men mij in als collega ervaart als iemand die sociaal is, goed luistert en samenwerkt, maar wel met een duidelijke mening over

60 FLL 2018 | magazine

hoe zaken moeten verlopen. Ik ben niet zo van de ‘enerzijds, anderzijds’adviezen, maar geef liever een duidelijke richting aan.

Waar wil je over 10 jaar te staan?

Linda: Jeetje, dat vind ik echt een moeilijke vraag. Hierin merk ik wel een groot verschil tussen de advocatuur en het bedrijfsleven. Binnen de advocatuur wordt de (super)specialisatie als

Als je opnieuw mocht kiezen wat je zou willen worden, wat zou je dan kiezen?

Linda: Ha ha, dat is een leuke vraag! Geen idee eigenlijk. Hoewel, iets creatiefs in de mode zou me heel leuk lijken. Maar ik denk dat mijn talenten toch meer op het juridische vlak zitten.


CURRICULUM VITAE

JACOLINE GORTZAK

Jacoline is gespecialiseerd in het ondernemingsrecht, met een focus op fusies en overnames en private equity transacties. Jacoline is in januari 2015 toegetreden als partner bij Legaltree. Hiervoor werkte zij veertien jaar als M&A advocaat bij een gerenommeerd internationaal kantoor in Amsterdam. Jacoline heeft uitgebreide ervaring in het begeleiden van zowel kopers als verkopers in M&A en private equity transacties. Daarnaast treedt zij met enige regelmaat op voor managers in een private equity transactie. Zij begeleidt, adviseert en onderhandelt het complete M&A traject en schakelt waar nodig de expertise in van andere Legaltree partners. Tevens adviseert zij ondernemingen bij meer algemene ondernemingsrechtelijke zaken, zoals het opstellen van aandeelhoudersovereenkomsten en advisering van diverse commerciĂŤle contracten zoals leveranciers- en distributiecontracten.

Jacoline Gortzak & Linda Nekeman-IJdema LINDA NEKEMAN-IJDEMA

Linda Nekeman-IJdema is a Senior Legal Counsel Labour Affairs and coordinator of the Labour Affairs team of ABN AMRO Bank N.V. She designed, implemented and oversees the global international governance for specific employment law related matters for the ABN AMRO Group. Her main focus is on employment law issues outside the Netherlands. She is also a Board Member of Legal Women, which is a platform of over 4.000 women in various legal professions that focuses on sharing knowledge and networking. Linda publishes regularly: amongst others she contributes yearly to SDU Commentaar Arbeidsrecht Artikelsgewijs on the subject of equal treatment. She is also a co-author of a national best practice code for dismissal advice committees and member of the taskforce that monitors developments to this extent. Furthermore, she regularly teaches about remuneration restrictions related issues. In 2006, Linda completed a masters in law, specialising in employment law. She initially started as an administrative lawyer at Kennedy Van der Laan, after which she became an employment lawyer at Boekel De NerĂŠe (now Dentons Boekel) in 2007. In 2013, she started at ABN AMRO Bank N.V.

magazine | FLL 2018

61


62 FLL 2018 | magazine


Keep searching for new challenges

W W W. AV D R . N L

magazine | FLL 2018

63


THE INTERVIEW EMMA KEULEN, LEGAL COUNSEL SCHIPHOL & SYLVIA DIKMANS, BELASTINGADVISEUR-PARTNER HOUTHOFF

Wat houdt je werk in en wat vind je er het leukste en het moeilijkste aan?

Emma: “Mijn functie is Legal Counsel bij RSG (Royal Schiphol Group). Ik ben gespecialiseerd in het (Europese) aanbestedingsrecht en werk nauw samen met de afdeling Corporate Procurement in het begeleiden van verschillende Europese aanbestedingstrajecten. Binnen Schiphol is de functie van Legal Counsel niet alleen beperkt tot het

64 FLL 2018 | magazine

geven van juridisch advies, ik ben ook sparringpartner op strategisch niveau en kijk verder dan enkel het vraagstuk dat voorligt. Dat is precies een van de aspecten die dit werk voor mij leuk maakt. Juist omdat ik het bedrijf en de verschillende belangen goed ken, kan ik met de business meedenken en tot een afgewogen en praktisch advies komen. Ik ben daarnaast lid van de Schiphol Tenderboard, onze interne checks and balances ten aanzien van een rechtmatig en doelmatig verloop

van (Europese) aanbestedingen. De focus in mijn werkt ligt op het creëren van compliance en legal awareness. Ten slotte probeer ik op de hoogte te blijven van de verschillende legal tech ontwikkelen en ontwikkel ik samen met mijn collega’s een interne digitale tool (Self Service Legal) die de business eenvoudig, laagdrempelig en snel antwoorden moet verschaffen over bepaalde juridische vraagstukken en/ of met de juiste legal counsel in contact moet brengen.


Werken op Schiphol is nooit saai, er vinden zoveel ontwikkelingen plaats en we hebben rekening te houden met zoveel verschillende belangen dat geen enkele dag hetzelfde is. Dat is een enorme bron van inspiratie en brengt nieuwe ideeën, die ik het liefst allemaal (tegelijk) zou willen uitvoeren. Dat laatste is niet altijd mogelijk. Zoals een wijs man of vrouw ooit zei: ‘You can do anything, but you can’t do everything’.” Sylvia: “Ik ben belastingadviseur en partner bij Houthoff. Ik houd me voornamelijk bezig met het adviseren van grote tot zeer grote bedrijven over fiscale vraagstukken, met name op het gebied van vennootschapsbelasting en dividendbelasting. Dit alles vanuit een internationaal perspectief. Het leukste zijn de meer complexe vraagstukken, de vennootschapsbelasting is ondertussen een ingewikkeld geheel van regels geworden. Tegelijkertijd wijzigt de wet in zo’n hoog tempo dat dit soms frustrerend werkt. Naast mijn rol als belastingadviseur ben ik partner in een maatschap van ongeveer 50 partners. Een bedrijf runnen met zoveel eigenaren is uitdagend, maar vooral heel erg leuk. Je doet het tenslotte samen. Naast de ontwikkeling van je eigen praktijk, zit de uitdaging in het succes als geheel. Momenteel zijn we bezig met een uitbreiding van onze belastingrechtpraktijk. Het streven is aan het einde van 2018 een verdubbeld aantal belastingadviseurs in dienst te hebben. Een uitdagende, maar leuke klus om te doen.”

Wat heeft jou gevormd in je carrière?

Emma: “Het afgelopen half jaar heb ik mee mogen doen met het short term staff exchange programma van Schiphol en Aéroports de Paris (ADP). De kans om een half jaar in een ander land te wonen, bij een ander bedrijf met een andere bedrijfscultuur en in een andere taal te werken is voor mij een belangrijke ervaring geweest. Zowel professioneel als persoonlijk word je door zo’n ervaring gevormd. Een kijkje in de keuken bij een ander bedrijf werkt hoe dan ook inspirerend, beide kanten op. Mijn primaire doel was het vergelijken van de nationale

aanbestedingsregels en praktijken, dit met het oog op onze gezamenlijke inkooptrajecten. Daarnaast heb ik echter ook veel kennisuitwisselingen en benchmarks tussen ADP en Schipholcollega’s kunnen opzetten. We kunnen zo ontzettend veel van elkaar leren. Inmiddels spreek ik een aardig woordje Frans en ik hoop dan ook de contacten met onze Franse collega’s warm te houden zodat we daar zowel in Frankrijk als in Nederland van kunnen profiteren. Op persoonlijk vlak heb ik geleerd dat het mogelijk is om in korte tijd ergens anders niet alleen een nieuw professioneel leven maar ook een nieuw privéleven op te bouwen. Dat kost even tijd en energie, maar is vooral ontzettend leuk. Door deze ervaring is mijn buitenland ambitie nog meer toegenomen.” Sylvia: “Ook bij mij is werkervaring in het buitenland vormend geweest. Ik heb zowel in London als in Luxemburg gewoond en gewerkt. Twee totaal verschillende steden, maar wel voor dezelfde werkgever. Ik ben in mijn eentje naar beide steden gegaan. Dan moet je weer even helemaal opnieuw beginnen en zowel zakelijk als privé veel tijd steken in het opbouwen van een netwerk.”

Hoe ziet jouw perfecte (werk)dag eruit?

Emma: “Op mijn ideale werkdag regent het niet. Ik fiets of wandel graag naar station Amsterdam Zuid en mijn dag begint een stuk vrolijker als ik daar niet doorweekt aankom. Het liefst begin ik vroeg, als het nog vrij rustig is. De stilte voor de storm, dat half uurtje/ uurtje voor de grote intocht van alle Schipholmedewerkers, is voor mij het perfecte moment om op te starten en alvast een aantal zaken gedaan te krijgen. Dingen gedaan krijgen is sowieso iets wat mijn dag goed kan maken, ik houd van resultaat en vind het heerlijk zaken te organiseren en ervoor te zorgen dat de zaken lopen en worden afgerond. Op mijn ideale werkdag gebeurt er ook iets leuks/ onverwachts en/of iets waardoor ik word geïnspireerd en op nieuwe ideeën kom. Een goede samenwerking, nuttige bespreking of interessant gesprek met

een collega kan daar al voor zorgen. Of ik geef een presentatie of training. Interactie, het bespreken van dilemma’s en het zo helder mogelijk uitleggen van juridische content aan niet-juristen, doe ik graag. Daarnaast probeer ik iedere dag of ten minste regelmatig iets te doen wat ik spannend vind, iets waarmee ik net even buiten mijn comfortzone ga. Ik creëer die situaties soms ook zelf, vanwege de uitdaging, de les en de ervaring. Daarna is mijn comfortzone weer een stukje groter. Helemaal perfect zou het zijn met een goede lunch, het liefst warm. Dat mis ik in Nederland. Aan het eind van de dag bepaal ik mijn prioriteiten voor de dag erna. ’s Avonds doe ik het liefst iets aan sport, zoals yoga of pilates en/of spreek ik met iemand af.” Sylvia: “Het bijzondere aan mijn perfecte dag is dat deze extra bijzonder voelt als deze zich voordoet. Het komt namelijk niet vaak tot een perfecte dag en dat is helemaal niet erg. Mijn perfecte dag is ‘s ochtend met name overzichtelijk, waardoor ik een langere tijd achter elkaar kan werken aan adviezen voor cliënten, zoals ik heb afgesproken. ‘s Middags mag alles anders gaan dan gepland! Dat hoort bij mijn rol als partner. Ik moet er zijn voor cliënten en ook voor kantoorgenoten die willen sparren of advies nodig hebben voor een van hun cliënten. Mijn leukste middagen zijn die wanneer ik met een kantoorgenoot vanuit verschillende disciplines een cliënt verder heb kunnen helpen met een acute vraag. Regelmatig kom ik vanuit Ouderkerk aan de Amstel op de fiets naar kantoor. Een mooi uitzicht onderweg waarbij de panden op de Zuidas steeds groter worden. En op de terugweg een mooie rit om even te ontspannen en los te komen voordat ik thuis binnenstap en aan tafel ga met mijn man en drie kinderen.”

Wat zou jij morgen gaan doen als je een totaal ander beroep zou mogen kiezen?

Emma: “Ik heb het goed naar mijn zin bij Schiphol. Het is een bedrijf dat open staat voor vernieuwing en waarbinnen veel mogelijk is. Ik haal voldoende

magazine | FLL 2018

65


klinkt als een cliché, maar bedenk maar eens hoe vaak op een dag je onverhoopt toch in problemen denkt. Het is overigens niet iets dat alleen in werksituaties geldt maar ook privé. Het helpt ook als je nieuwe dingen gaat doen, je maakt van iets nieuws een leuke uitdaging waar je naar uitkijkt en niet tegenop ziet.”

Met wie zou je graag een avond dineren en waarom?

“Een mooie uitspraak die ik recent nog hoorde: ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan’”

uitdaging en inspiratie uit mijn werk. Maar als ik dan toch iets anders zou moeten doen, zou het iets zijn waarin ik mijn organisatorisch vermogen en creativiteit zou kunnen combineren. Schrijven doe ik graag. Een boek, een column, als journalist. Misschien wel over onderwerpen als kunst en mode. Overigens ben ik vrij recent als ceremoniemeester gevraagd, die job voldoet natuurlijk ook aan voornoemde criteria, dus wie weet breng ik het er als weddingplanner goed vanaf.” Sylvia: “Ik neig sterk naar hetzelfde! Maar als ik dan toch iets zou moeten kiezen dan zou ik iets met sport gaan doen.”

Wat is jouw favoriete lijfspreuk?

Emma: “Een mooie uitspraak die ik recent nog hoorde: ‘Ik heb het nog

66 FLL 2018 | magazine

nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan.’ Deze uitspraak is van Pippi Langkous uit de boeken Astrid Lindgren. Ik merk in mijn omgeving dat mensen, vooral vrouwen, zich vaak laten tegenhouden om aan iets nieuws te beginnen door hun eigen onzekerheid. Ze weten niet of ze het wel kunnen, zijn (in hun eigen ogen) nog niet voldoende voorbereid of hebben nog niet voldoende ervaring. Ik heb geleerd dat het absoluut belangrijk is je bewust te zijn van wat je wel en niet kunt, maar dat je tegelijkertijd nooit honderd procent voorbereid kunt zijn. Soms komen kansen voorbij, dan moet je op jezelf vertrouwen en het erop wagen. In het diepe springen en al doende leren. Dat is spannend maar ook heel leuk.” Sylvia: “Een lijfspreuk die ik dagelijks in de praktijk toepas is ‘Niet denken in problemen maar oplossingen.’ Het

Emma: “In Parijs woonde ik om de hoek bij het recent gerenoveerde Picasso museum. Ik ben daar twee keer geweest, omdat de eerste keer een aantal zalen nog gesloten was door de verbouwing. De kunstenaar Pablo Picasso blijft mij inspireren. Niet alleen vanwege de ongelooflijk grote hoeveelheid werk die hij tot op hoge leeftijd heeft verzet, maar ook en vooral omdat hij nooit is gestopt zichzelf opnieuw uit te vinden. Keer op keer heeft hij zich laten inspireren, nieuwe technieken geleerd, en nieuwe vormen van kunst geprobeerd. Daarin is hij voor mij een voorbeeld. Ook is hij een goed voorbeeld van hoe kunst weet te raken en emoties kan oproepen. Daarmee kan kunst een verschil maken, positieve invloed uitoefenen en mensen verbinden. Twee jaar geleden in Barcelona bekeek ik een van zijn werken in het kleinere Picasso museum aldaar, sommigen stemden treurig, of vrolijk, maar er was er één waar we daadwerkelijk de slappe lach van kregen. Ik word nog steeds vrolijk als ik aan dat schilderij denk. Ik denk dat een avond dineren met Picasso gezien zijn jonge geest en avontuurlijke levenshouding, een avond vol verrassingen zal zijn.” Sylvia: “Een avondje dineren met Neelie Kroes lijkt mij bijzonder inspirerend. Ze is van een andere generatie en heeft veel bereikt. Daar heb ik bewondering voor!”

Welke dromen of ambities wil jij nog in vervulling brengen?

Emma: “Mijn ervaring van werken en wonen in het buitenland smaakt naar meer. Ik sta er zeker voor open om in de toekomst in het buitenland te werken.”


Sylvia: “Dromen en ambities genoeg! Wat werk betreft wil ik de ingeslagen weg met de Tax praktijkgroep voortzetten. We hebben onze praktijkgroep onlangs serieus uitgebreid om onze cliënten op alle relevante fiscale gebieden te kunnen adviseren. Dat moeten we vervolmaken.”

Welke wijze raad geef jij mee aan startende juristen en belastingadviseurs?

Emma: “Blijf bij jezelf. Leer jezelf kennen. Ben je bewust van waar je goed, maar ook minder goed in bent en heb voldoende zelfvertrouwen om van jezelf uit te gaan. Je zult zien dat je je energie beter benut als je motivering, gedrag en werkwijze intrinsiek zijn en (dus) vanuit jezelf komen en dat je daarmee juist de beste resultaten boekt.” Sylvia: “De inspanning die je in het begin moet leveren om het vak te leren is de moeite waard! Ga ervoor, het werk wordt steeds leuker en werpt zijn vruchten af!”

te stellen. Daar kan ik mezelf inmiddels wel in vinden. Frankrijk, Duitsland en onder andere Italië laten zien dat quota werken. In Frankrijk gaat men zelfs nog een stap verder. De wet is daar aangescherpt en benoemingen die niet in lijn zijn daarmee, zijn nietig en beloningen van bestuurders worden gewoonweg opgeschort.”

bezoekers en gaat met de AVG en de verplichtingen die daaruit voortvloeien dus ook serieus om. Tenslotte is ook in het kader van Schiphols ambitie om ‘best digital airport’ te zijn zorgvuldig gebruik van persoonsgegevens van belang. Schiphol heeft de naleving van de AVG aldus hoog in het vaandel staan.”

Juridische ontwikkelingen. AVG: noodzakelijk kwaad of belangrijk instrument?

Sylvia: “Het is erg belangrijk dat persoonsgegevens worden beschermd. Voor ons zijn er twee aspecten van belang; de bescherming van de persoonsgegevens van onze cliënten, maar ook hoe onze cliënten ermee omgaan. Dus wij adviseren cliënten hierover, maar hebben er zelf ook mee te maken.”

Emma: “Het is belangrijk dat persoonsgegevens worden beschermd, in het algemeen maar uiteraard ook voor de passagier. Ook voor Schiphol is de bescherming van persoonsgegevens belangrijk. Eén van onze kernwaarden ziet op duurzaamheid en duurzaam ondernemen, daar past de AVG goed in. Schiphol wil duurzaam omgaan met de gegevens van haar passagiers en

Quotum vrouwen aan de top in het bedrijfsleven of zelfregulerend systeem in stand laten?

Emma: “Ik ben een voorstander van diversiteit, ook wat betreft de manvrouw verhouding op het werk. Binnen Schiphol krijgen vrouwen alle kans op top functies, dat laten de feiten ook zien, zie in dit verband ook het NRC van zaterdag 31 maart en zondag 1 april (interview Jos Nijhuis, CEO Schiphol).” Sylvia: “In principe ben ik van mening dat bedrijven diversiteit in de top zelf moeten regelen. Uit de cijfers van de in maart dit jaar gepubliceerde Bedrijvenmonitor Wet bestuur en toezicht (Wbt) blijkt helaas dat veel ondernemingen hier toch nog onvoldoende toe in staat zijn. De monitor biedt inzicht in de behaalde resultaten naar aanleiding van de in 2013 in werking getreden wet, het blijkt dat we vooruitgaan, maar te traag waardoor het streefcijfer van 30% bij lange na nog niet in zicht is. De commissie adviseert de politiek dan ook een afdwingbaar quotum in

“De inspanning die je in het begin moet leveren om het vak te leren is de moeite waard!”

magazine | FLL 2018

67


CURRICULUM VITAE

SYLVIA DIKMANS

Nadat Sylvia in 1995 haar studie Fiscale Economie had afgerond begon zij haar loopbaan bij accountantskantoor Arthur Andersen waar zij bijna twee jaar werkzaam is geweest. Eind 1997 zette Sylvia haar loopbaan verder bij Loyens & Loeff, waarna zij in mei 2008 bij Houthoff aan boord is gekomen. Sylvia is gespecialiseerd in vennootschapsbelasting en dividendbelasting en met name in internationale structurering, private equity, fonds structurering, fusies en overnames en vastgoed, met een focus op zowel Nederlands als Luxemburgs belastingrecht. Zij geeft algemeen belastingadvies aan Nederlandse bedrijven die internationaal actief zijn. Sylvia is lid van de International Fiscal Association (IFA), de International Bar Association (IBA) en de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB). Sylvia is lid is van het algemeen bestuur van de NOB. Sylvia treedt regelmatig op als spreker over deze onderwerpen en is als docent verbonden aan het LLM Master Programma International Taxation van de Universiteit van Hamburg. Daarnaast is zij commentator bij NDFR met betrekking tot een aantal door Nederland afgesloten belastingverdragen.

Sylvia Dikmans & Emma Keulen EMMA KEULEN

Emma Keulen (1986) is Legal Counsel at Schiphol Group. She is specialized in (EU) procurement law and works closely together with Schiphol’s Procurement Department. Emma is a member of the Schiphol Tenderboard. She focusses on creating compliance and legal awareness within the company. Last year Emma was part of the Schiphol Talent Development Programme. Emma joined Schiphol in September 2014 after having spent the first years of her career at CMS Derks Star Busmann, practicing mainly procurement law. From September 2017 to March 2018 Emma has worked for the Legal Department of Group AÊroports de Paris as part of an exchange between the two airports. Part of the goals of the exchange was to create an overview of legal and other (practical) differences between the French and Dutch procurement practice.

68 FLL 2018 | magazine


Winston Churchill Success is not final, failure is not fatal: it is the courage to continue that counts.


0186 NELE SOMERS, ADVOCAAT MONARD LAW

Chinezen binden de strijd aan tegen namaak met evoluerend merkenrecht Het is algemeen bekend en het blijkt ook jaar na jaar uit de Europese douanerapporten dat China fungeert als een belangrijke spil in de productie en export van namaakgoederen wereldwijd. 88 % van de namaak, waaronder speelgoed, sigaretten en kleding, is ‘made in China’. En hoewel het Chinees merkenrecht zich steeds meer conformeert aan de Europese en internationale regels - er is een gewijzigde merkenwetgeving sinds 2014 - wordt de deur voor de namaakindustrie hiermee niet helemaal gesloten. Het zwakke Chinese merkenrecht maakt het voor een buitenlandse merkhouder, bv. de houder van een Benelux- of Uniemerk, niet eenvoudig om enerzijds de opportuniteit te beoordelen van een inschrijving van zijn merk in China en anderzijds dit merk te bewaken tegen merkenrechtelijke inbreuken op Chinees grondgebied en daarbuiten.

dan op het consumeren ervan. Deze macro-economische achtergrond maakt dat de Chinese rechtspraak over merken vaak niet kan worden vergeleken met de Europese rechtspraak hierover. In dit opzicht velde het Chinese Hooggerechtshof recent een belangwekkend arrest –het arrest Pretul van 26 november 2015 - waarin het een antwoord geeft op de vraag of de productie en onmiddellijke export van namaakgoederen in China gestopt kan worden door middel van een merkinbreukprocedure. In het Pretul-arrest brengt het Hof in feite de merkenrechtelijke status in kaart van de Onder Eigen Merkproductie (‘Original Equipment Manufacturing’ of ‘OEM’), een businessmodel waarbij de eigenaar van een merk de productie overlaat aan een andere onderneming om er daarna het eigen merk op aan te brengen en het op die manier door te verkopen aan de eindconsument.

Net als in ons merkenrecht geldt in China het first-to-fileprincipe, wat erop neerkomt dat diegene die een bepaald teken als eerste heeft laten registreren, anderen ervan kan weerhouden om een gelijkaardig merk te registreren in China. Door een merk te laten registreren in China, kan worden tegengegaan dat zogenaamde trademark squatters dit merk registreren om het daarna tegen exorbitante bedragen opnieuw te verkopen aan de oorspronkelijke merkhouder of aan derden. Het kan daarbij nuttig zijn om dit merk dan niet alleen in de eigen taal, maar ook in Chinese tekens te laten registreren. In veel gevallen is het, onder meer om te anticiperen op een dergelijk scenario, als buitenlandse merkhouder interessant om een Chinees merk te nemen.

Het Hof oordeelde hier dat voor zover de namaakgoederen niet terechtkomen op Chinees grondgebied, er geen sprake zou zijn van een inbreuk en dus dat de goederen niet kunnen worden tegengehouden, noch in beslag mogen worden genomen door de Chinese douane. De herkomstfunctie van het Chinese merk, aldus het Hof, zou niet worden aangetast doordat de Chinese consument op geen enkel moment in verwarring wordt gebracht over de afkomst van de goederen. De producten zijn immers niet bestemd voor en komen ook nooit terecht op de Chinese markt. Het gevolg van deze rechtspraak, waarvan de scherpste kanten evenwel in een navolgend arrest afgevijld werden (cfr. het Dongfeng-arrest), is dat naar Chinese normen op dit moment het gebruiken van een merk in de context van een loutere OEM-productie en export in beginsel geen merkenrechtelijk gebruik zou zijn van dat merk, aangezien het de herkomstfunctie van dat merk in China niet aantast.

China evolueert maar traag van een maakeconomie naar een consumptie-economie. Voorlopig ligt de focus nog altijd eerder op het produceren en exporteren van goederen

Concreet betekent dit dat een buitenlandse verkoper van namaakgoederen kan produceren en exporteren vanuit China, zonder dat de houder van het Chinese merk

70 FLL 2018 | magazine


hiertegen bij de bron kan optreden. Anderzijds betekent dit ook dat een buitenlandse merkhouder, neem nu een speelgoedproducent, OEM-producten kan laten produceren in China, zonder dat hij daarvoor een Chinees merk hoeft te nemen of dit merk moet verdedigen tegen Chinese trademark squatters. Als ondernemer kan u hieruit onthouden dat, mede gelet op de toenemende slagkracht van het Chinees merkenrecht, het in veel gevallen opportuun zal zijn om een merkinschrijving te nemen in China. En dat wanneer u een Chinees merkdepot overweegt, u dit net zo goed meteen ook in Chinese tekens kan doen. Met een merkinschrijving in China houdt u trademark squatters op afstand en bereidt u zich voor op effectieve distributie op de Chinese markt. Indien u niet zal verkopen in China, kan u zich kosten en moeite echter voorlopig besparen: ingeval van zuivere productie en export van uw producten naar andere markten, zal u op Chinees grondgebied zo goed als geen merkrechten kunnen doen gelden.

magazine | FLL 2018

71


THE INTERVIEW NELE SOMERS ADVOCAAT MONARD LAW & ELLEN SAMAN-KOLE GENERAL COUNSEL ROYAL IHC

Nele, jij was volgens mij als enige Belgische advocaat aanwezig op het evenement. Hoe heb jij het ervaren om met voornamelijk Nederlandse advocaten en GC’s op stap te zijn?

Nele: Het was een unieke ervaring. Ik heb sowieso al een voorliefde voor Nederlanders, omdat ze zoveel opener, spontaner en daardoor ook oprechter zijn. Deze eigenschappen zijn ook

72 FLL 2018 | magazine

goed, omdat je dan veel sneller kan verbinden met elkaar! Stiekem hoop ik natuurlijk wel dat er volgend jaar een beter evenwicht is en dat er wat meer Belgische advocaten en GC’s zullen deelnemen. Ik zal alvast mijn beste beentje voorzetten om dit doel te bereiken.

Jij bent, naast je werk als advocaat, vorig jaar gepromoveerd op het onderwerp “de organisatie

van de dagelijkse leiding in de naamloze vennootschap”. Hoe heb je je proefschrift kunnen combineren met het werk voor een groot advocatenkantoor?

Nele: Als ik zou zeggen dat dit een haalbare combinatie was, dan zou ik je niet de volledige waarheid vertellen. Het was met momenten zeer zwaar, maar opgeven was gewoon geen optie. Ik was nu zo ver en dus zou ik het ook


afwerken. Ik herinner me dat vooral het schakelen zeer vermoeiend kon zijn: van de praktijk naar de theorie en dan weer omgekeerd. Dat was geen sinecure. Het is telkens een andere manier van denken, de ene keer in functie van diepgaand onderzoek, de andere keer in functie van de noden van de klant.

even helemaal anders te doen, kijk ik ernaar uit om binnenkort een workshop kaarsen maken te volgen. Ik vind nu dat ik teveel overschotjes moet weggooien en daar baal ik van. Ik wil ze recycleren.

Je bent advocaat bij een groot kantoor en gepromoveerd in het vennootschapsrecht. Welke uitdagingen zie jij nog voor jouw persoonlijk voor de toekomst?

Nele: Het blijkt uit empirisch onderzoek dat dit het geval is. In de meeste topkantoren zijn de partners mannen. De meeste sprekers op seminaries zijn dat ook. Het is en blijft een maatschappelijk probleem dat nu al lang niet meer zou mogen meespelen. Sommige vrouwen haken af voor man en kinderen of omdat de job op zich hen niet meer kan boeien, maar heel veel vrouwen worden ook in een werkomgeving - vaak zonder dat ze het zelf door hebben - in ondersteunende, zorgende functies gehouden. Het is vijf na twaalf voor verandering. Ik vind bovendien dat vrouwen mannen niet hoeven te ‘spiegelen’. Vrouwen moeten de top bereiken als vrouw, ze moeten volop vrouw kunnen zijn in een mannenwereld. Diversiteit zou daarbij het uitgangspunt moeten zijn en helemaal niet mogen afschrikken.

Nele: De dualiteit in mijn professioneel leven is dat ik gepromoveerd ben in vennootschapsrecht, maar mij in de praktijk voornamelijk bezig houd met intellectueel eigendomsrecht. De uitdaging zal zijn om me daarin te blijven verdiepen, zodat ik op het hoogste niveau kan meespelen om de belangen van mijn cliënteel te verdedigen. Daar wil ik voor gaan.

Welke ontwikkelingen voorzie jij in de toekomst op het gebied van intellectuele eigendom?

Nele: Ik denk dat intellectuele eigendom in de toekomst nog belangrijker wordt voor ondernemingen, dit om zich van andere marktspelers te kunnen onderscheiden. Een goede IP audit en strategie lijken me cruciaal. Ik verwacht veel van de digitalisering en AI. Ik zie het nu al in de praktijk dat er meer en meer vraag is naar advies en bescherming van software en applicaties. Ook Blockchain en Smart Contracts zullen langzaam insijpelen. De IP-omgeving zal zich daaraan moeten aanpassen.

Jij hebt een heel druk leven met werk en gezin. Hoe krijg jij weer energie na een drukke dag?

Nele: De inhoud van mijn job geeft me energie. Mijn gezin doet dat ook! Om de balans helemaal te houden doe ik aan yoga en ik mediteer af en toe. Het is bewezen dat yoga en meditatie ruimte creëren in je hoofd. Om eens

Heeft de advocatuur in België last van een “glazen plafond”?

Tot slot, wat zou jij vanuit jouw expertise willen meegeven aan GC’s? Nele: Door voldoende en goede overeenkomsten te sluiten, kunnen veel procedures vermeden worden. Ik zou dus adviseren om vooral in te zetten op het preventieve luik en de beheersing van de (legal) risico’s. Daarnaast zou ik ook hoog inzetten op bescherming van de knowhow die de onderneming heeft door te voorzien in vertrouwelijkheidsclausules en daarrond een bepaalde bedrijfspolitiek uit te werken. En hoewel ideeën op zich niet kunnen worden beschermd, bestaat de mogelijkheid om een i-DEPOT te nemen bij het Benelux Bureau voor de Intellectuele Rechten. Het i-DEPOT verleent je op zich geen intellectueel recht, maar het is wel een wettelijk bewijsmiddel dat eventueel nadien bij de rechtbank kan worden gebruikt.

Hoe kijk je aan tegen de golf van digitalisering en de opkomst van AI?

Ellen: Ik ben van mening dat digitalisering en AI voor de legal counsel zeer behulpzaam en ook noodzakelijk is om bijvoorbeeld efficiëntie te verhogen. De snelheid waarop interne en externe klanten een respons willen ontvangen neemt toe en dat kan een juridische afdeling niet bijbenen zonder de voordelen van digitaliseren en AI. Uiteraard blijft er ook altijd een menselijke component en beoordeling noodzakelijk om waar nodig bij te sturen en beslissingen te nemen. Op business niveau zie ik dat door middel van digitalisering en AI ook beter op de wensen van de (externe) klanten kan worden ingespeeld en producten kunnen worden verbeterd.

Waar kan een advocaat je versterken en, omgekeerd, waar zitten de minpunten?

Ellen: Een advocaat kan versterken door bijvoorbeeld structuur in een dossier aan te brengen en met de juridische kennis een creatieve oplossing aan te dragen die voor alle partijen werkbaar is. Wat advocaten zich misschien niet altijd even goed realiseren is dat op het eerste gezicht een groot dossier, voor de klant maar een van de vele (kleinere) dossiers is en dat interne (management)tijd een reden kan zijn om het zo snel mogelijk af te wikkelen. Ikzelf vind het prettig om adviezen te ontvangen waarin diverse vervolgstappen zijn opgenomen en niet slechts een beoordeling van de situatie. Het advies moet goed toe te passen zijn in de praktijk.

Hoe zie je jezelf als vrouw in een mannenwereld? Ellen: Allereerst is het ontzettend leuk om als vrouw in een mannenwereld werkzaam te zijn. Met een vrouw in het team verandert de dynamiek en ik ben van mening dat met een evenwichtige man/vrouw verdeling betere resultaten worden behaald. In de praktijk merk je dat vrouwen op een andere benaderingswijze hebben en problemen op een andere manier

magazine | FLL 2018

73


Wat zijn, naast legal, je interesses?

Ellen: Wij zijn vrij recent verhuist en naast mijn werk en de zorg voor mijn kinderen houd ik mij nu vooral nog bezig met de inrichting van het huis en de tuin. Daarnaast probeer ik nog een paar keer week een rondje te rennen. Als er nog tijd overblijft lees ik graag een boek en vind ik het leuk om te koken, al moet ik eerlijkheidshalve toegeven dat ik voornamelijk een boek lees of uitgebreid kook tijdens lange weekenden en vakanties. Met een drukke baan en gezinsleven schiet dit er in de gewone weken bij in.

Wat is voor jou de gebeurtenis van het laatste jaar en waarom?

“In mijn werk als GC spreekt vooral de diversiteit, het snel schakelen, de dynamiek en de hectiek”

oplossen. Grote bedrijven met een focus op diversiteit onderschrijven dat besluitvorming beter verloopt en problemen anders worden benaderd en mogelijk zelfs leidt tot betere resultaten. De scheepsbouw is een technische en traditionele bedrijfstak waar nu nog voornamelijk mannen werkzaam zijn.

Zijn er nadelen aan je beroep, in combinatie met andere rollen in het leven (zoals mama zijn)? Ellen: In mijn werk als GC spreekt vooral de diversiteit, het snel schakelen, de dynamiek en de hectiek. Dit is eigenlijk ook meteen het nadeel van mijn baan in combinatie van het moeder zijn van drie kleine kinderen. De dynamiek en hectiek maakt dat het

74

FLL 2018 | magazine

thuis allemaal goed geregeld moet zijn omdat je nooit weet wat de dag gaat brengen. Anderzijds geeft deze dynamiek en hectiek ook de vrijheid om – bij rustigere momenten – mijn werk flexibel in te delen en op die momenten wat meer tijd met de kinderen door te brengen.

Had je een fijne tijd in Londen met de First Ladies?

Ellen: Ik heb echt een hele leuke tijd gehad met de First Ladies in Londen. Het evenement was uitstekend georganiseerd en wij hebben mooie lezingen en presentaties mogen bijwonen. Daarnaast was het ook erg leuk om andere advocaten en GC’s te leren kennen en ervaringen uit te wisselen.

Ellen: De gebeurtenis op werkgebied in 2017 was toch wel de reorganisatie binnen IHC waarbij ook mijn afdeling is getroffen. Dit had een behoorlijke impact op de organisatie en mijn afdeling. Toch hebben wij met elkaar de schouders er onder gezet en hebben wij in 2017 met elkaar en door de inzet van het team mooie orders weten te scoren zodat wij nu weer te gaan bouwen aan een mooie toekomst.


CURRICULUM VITAE

NELE SOMERS

Nele Somers is gespecialiseerd in intellectuele eigendomsrechten, waaronder auteurs- en modellenrechten, databanken, software en mediarecht. Daarnaast adviseert en begeleidt zij ondernemingen bij geschillen omtrent hun bestuur, dagelijks bestuur en management in de ruime zin. Nele Somers studeerde rechten aan de UA (2007). Na haar studies werd zij advocaat in Antwerpen en volgde zij een bijkomende opleiding in het vennootschapsrecht en intellectuele rechten aan de Universiteit van Brussel (HUB 2009 en 2011). In juni 2017 doctoreerde zij met haar proefschrift over het dagelijks bestuur in de naamloze vennootschap, waarvan in hetzelfde jaar ook de handelseditie werd uitgegeven bij Intersentia. Sinds 2008 is zij advocaat aan de balie van Antwerpen. Zij legt zich toe op het vennootschapsrecht en het intellectueel eigendomsrecht, met bijzondere aandacht voor de mode- en designsector. Zij geeft gastcolleges aan de Universiteit Hasselt en de UAntwerpen en is tevens auteur van verschillende wetenschappelijke bijdragen. Daarnaast neemt Nele Somers regelmatig deel als spreker aan congressen en studiedagen. Nele maakt sinds 2011 deel uit van het kantoor Monard Law Antwerpen.

Nele Somers & Ellen Saman-Kole ELLEN SAMAN-KOLE

As General Counsel, Ellen is heading the Legal, Compliance and Contract Management department of Royal IHC, an international leading company specializing in vessels, equipment and services for specialist maritime service providers in the dredging, mining and offshore industries currently consisting of 12 people. Her team advises worldwide on all sorts of legal and compliance matters consisting of amongst others complex financing and shipbuilding contracts and M&A issues. Prior to joining Royal IHC, Ellen studied law in Rotterdam and joined AKD N.V as a lawyer specializing in shipbuilding and maritime law in 2005 where she advised and litigated on behalf of various clients active in the maritime industry until 2014, when she joined Royal IHC as General Counsel.

magazine | FLL 2018

75


76

FLL 2018 | magazine


BE DIFFERENT JUST BECAUSE IT CAN

W W W. AV D R . N L

magazine | FLL 2018

77


THE INTERVIEW MARGA VERWOERT PARTNER, ADVOCAAT LEEWAY & SIGRID STEVENS DIRECTEUR STICHTING VVAA RECHTSBIJSTAND

Waarom ben je rechten gaan studeren?

Marga: Als kind vond ik het al leuk om problemen op te lossen, van bemiddelen bij onenigheid tussen vriendinnetjes tot urenlang draaien aan een Rubik’s Cube totdat alle vlakken één kleur hadden. Daar heb ik mijn vak van gemaakt. Ik ben elke dag conflicten aan het oplossen, of als het kan, voorkomen. Dat is af een toe een flinke strategische puzzel. Intellectuele eigendom als vakgebied sprak me aan

78 FLL 2018 | magazine

omdat het een van de meest concrete vakgebieden is. Op mijn bureau staan altijd producten. A merken, huismerken, originelen en kopieën. Ik werk voor elke denkbare sector. Design is overal aanwezig. Men denkt al snel aan hippe reclamebureaus en fast moving consumer goods maar niets is minder waar. Op dit moment staat mijn kantoor vol met composietsteen deurdorpels en neuten omdat de marktleider op dit gebied vindt dat een nieuwe niche speler dorpels produceert

die te veel op het ontwerp lijken van de marktleider.

Wat is het mooiste moment uit je loopbaan?

Marga: De oprichting van Leeway op 1 januari 2017, een in Amsterdam gevestigd advocaten kantoor met partners met dezelfde visie. Wij richten ons op cliënten en niet alleen maar op hun zaken. Proberen de business te begrijpen. Verdiepen in een zaak betekent voor ons verdiepen in een


business. Het rondje meelopen door de fabriek of door de studio leert veel meer dan het bekijken van een website. Leeway is gespecialiseerd in intellectuele eigendom en alle aangrenzende commerciële kwesties en contracten. Dit betekent dat we cliënten kunnen bijstaan gedurende de volledige levenscyclus van hun producten en diensten. Van creatie tot bescherming tot exploitatie, we kunnen waarde toevoegen in elke fase. Wij onderscheiden ons ten opzichte van andere niche kantoren omdat wij naast onze procespraktijk ook sterk zijn in commerciële contracten. Ook begeleiden we overnames die sterk IE gedreven zijn.

En wat was het meest lastige moment?

Marga: De terugkerende uitdaging om advocaat, moeder en partner (en … heb je even?) te zijn. De kunst is om met al die, naar hun aard totaal verschillende, petten op je hoofd tóch je omgeving de aandacht te geven die dat moment verdient.

Wat zijn volgens jou een belangrijkste ontwikkeling in jouw sector?

Marga: Intellectuele eigendom is nog nooit van zo grote waarde geweest voor industrie en dienstverlening. Of het nu een direct herkenbaar logo is, een nieuw distributiesysteem of belangrijke klantgegevens, IE heeft een centrale positie in veel moderne bedrijven. Dat was feitelijk al zo maar vooral het besef daarvan is de laatste jaren enorm gegroeid. En dat maakt dat het belangrijker wordt gevonden dan ooit om ervoor te zorgen dat intellectuele eigendom zorgvuldig wordt beschermd. IE werd gezien als welvaartsverschijnsel maar is nu core business. Van advocaten verlangt dat meedenken op strategisch niveau.

Niche kantoren zijn de afgelopen jaren als paddenstoelen uit de grond geschoten. Zijn er niet te veel? Marga: Ik zie een toenemende wens

van cliënten om zo weinig mogelijk advocatenkantoren in te schakelen. Dat vereist dat een niche kantoor op het betreffende specialisme breed inzetbaar is en zich niet alleen maar richt op bijvoorbeeld reclame of privacy. De versnippering is de afgelopen jaren wat doorgeschoten en dat wordt nu door de vraag in de markt langzaam ongedaan gemaakt. Ook is er een trend waarneembaar dat niche kantoren een samenwerking aangaan met buitenlandse niche kantoren om op die manier grote merkhouders bij te kunnen staan in grensoverschrijdende inbreukzaken. Leeway’s 360 graden aanpak sluit perfect aan bij de vraag uit de markt. Bovendien beschikken wij over een groot internationaal netwerk van buitenlandse niche kantoren die zijn gevormd door oud-collega’s met wie wij bij onze eerste werkgevers (Engelse en Amerikaanse full service kantoren) hebben samengewerkt. Voor niche kantoren die zich specialiseren in een niche binnen de niche zie ik op termijn geen (serieuze) rol in de markt. Voor werken op een bepaald niveau is kritische massa vereist.

Welk management boek kan je iedereen aanbevelen?

Marga: The Speed of Trust (De Snelheid van Vertrouwen) van Stephen Covey. Omdat vertrouwen en betrouwbaarheid een onzichtbare variabele factoren zijn in alles wat we doen. Vertrouwen krijgt ten onrechte weinig of geen aandacht in onderhandelingen of strategische keuzes. Vertrouwen is geen soft skill maar een keiharde economische factor. Als het vertrouwen ontbreekt gaat de snelheid waarmee het doel bereikt kan worden omlaag en de kosten omhoog. Bij het winnen van vertrouwen gaat het niet om wat je zegt maar wat je doet, hoe klein ook.

Wat zouden andere mensen (privé of zakelijk) jou altijd nog een keer zien doen?

Marga: Ik heb tot 2014 jarenlang in een coverband gezongen die heel wat

kerstfeesten van advocatenkantoren op de Zuid-as muzikaal heeft opgeleukt. Mijn omgeving vindt het jammer dat ik daarmee gestopt ben. Men roept altijd gekscherend dat ik mee zou moeten doen aan The Voice, maar voorlopig houdt ik het bij optreden in rechte.

Waar dacht je op je 20e dat je nu zou staan en is dat uitgekomen? Sigrid: Op mijn 20e was ik nog volop bezig met mijn rechtenstudie, aan het genieten van mijn studententijd en ontmoette ik de liefde van mijn leven. Al ruim voor mijn 20e wist ik waar ik naar toe wilde: een eindverantwoordelijke functie bij een organisatie in beweging en gericht op vernieuwing. En dat is uitgekomen! En dan heb ik nu ook nog twee prachtige zonen en ben al 18 jaar getrouwd met die liefde.

Wat is de kernactiviteit van VvAA en wat is jouw rol daarin?

Sigrid: VvAA geeft Nederland onbezorgde zorgprofessionals, dat is waar we naar streven. VvAA opereert al ruim 90 jaar als ledenorganisatie en dienstverlener in het hart van de gezondheidszorg. Wij zijn er voor zo’n 120.000 medici, paramedici, (para)medisch studenten en zorginstellingen. VvAA heeft één opdracht: het leveren en ontwikkelen van die producten en diensten die zorgprofessionals nodig hebben om financieel en professioneel gezond te werken en te leven, zodat zij zich kunnen concentreren op hun patiënten. Als directeur Juridisch Advies & Rechtsbijstand ben ik verantwoordelijk voor de juridische diensten die wij onze leden bieden. Met meer dan 50 juristen en advocaten verlenen wij juridische oplossingen in zaken die zorgprofessionals raken en grote impact hebben: klacht- en tuchtrecht, arbeidsrecht, ondernemingsrecht en contractuele geschillen.

Wie is jullie belangrijkste doelgroep en waarom kiest deze voor VvAA? Sigrid: Onze doelgroep zijn medici, paramedici, (para)medisch studenten

magazine | FLL 2018

79


“Ik ben pas echt tevreden als ik lekker aan het werk ben, de mensen om me heen, zowel zakelijk als privé, goed in hun vel zitten en er veel gelachen wordt”

en zorginstellingen in Nederland. Ze kiezen voor VvAA omdat wij enerzijds als stem van de zorgprofessional belangrijke thema’s op de (politieke) agenda zetten (bijvoorbeeld vrije artsenkeuze of (Ont)Regel de zorg). Anderzijds vormen wij de steun van de individuele zorgprofessional met onze producten en diensten, die alles bieden wat een zorgprofessional nodig heeft buiten de behandelkamer.

Waarin onderscheidt VvAA zich van concurrenten?

Sigrid: VvAA is een unieke organisatie in Nederland. Geen enkele andere organisatie kent de zorgprofessionals zo goed als VVAA. Voor zorgprofessionals werken gewone dingen vaak nét even anders. Om daar zo goed mogelijk aan tegemoet te komen hebben we binnen VvAA speciale teams voor elke beroepsgroep die binnen de gezondheidszorg werkzaam is. Met specialisten en adviseurs die alles

80 FLL 2018 | magazine

weten van de gezondheidszorg, van de beroepsgroepen en van de specifieke situatie van onze leden. Omdat de Vereniging enig aandeelhouder is in de Groep B.V. hebben we wel een continuïteitsdoelstelling, maar bijvoorbeeld geen dividendbelang. Alles voor de leden.

Waarin onderscheidt jij je ten opzichte van je peers?

Sigrid: Wat ik terug krijg, is dat ik de mensen om mij heen stimuleer en faciliteer. Dat ik mensen met elkaar kan verbinden en ze vertrouwen geef. Mijn besluitvaardigheid is iets wat zeer wordt gewaardeerd en mijn initiërend vermogen zorgt dat er dingen in beweging komen. Ik kan mijn doelen goed bereiken met behoud van de relatie. Een collega zei het zo: “Wat ik mooi vind, is dat je je minder opstelt als de directeur die het allemaal wel weet en je lef hebt om te vertellen vanuit je eigen ervaring en beleving. Dat is goed voor de verbinding. En maakt je

een zeer inspirerend leider.”

Welk jargon staat je tegen en waarom?

Sigrid: Veel taal en woorden gebruiken, maar zonder inhoud. Ik spreek wel eens mensen die vooral kunnen reproduceren wat ze hebben geleerd of gelezen zonder dat toe te passen in de praktijk of te plaatsen in de context van dat moment. Opeens heeft iedereen het bijvoorbeeld over ‘blockchain’ en is het noemen van zo’n woord al voldoende om mensen te laten luisteren, terwijl het maar helemaal de vraag is of het echt begrepen is en of het toepasbaar is.

Maak de zin af: Ik ben pas echt tevreden als ….

Sigrid: ik lekker aan het werk ben, de mensen om me heen, zowel zakelijk als privé, goed in hun vel zitten en er veel gelachen wordt.


CURRICULUM VITAE

SIGRID STEVENS

Na mijn studie rechten aan de Universiteit Utrecht en de Universiteit van Antwerpen wist ik 3 dingen zeker: ‘Ik had eigenlijk tandarts willen worden, ik wilde graag aan de slag bij een organisatie in beweging waar veel te doen is en ik maak zelf graag het verschil’. Na mijn start bij DAS Rechtsbijstand, waar ik verschillende functies heb gehad, kwam ik in 2015 terecht bij ledenorganisatie en dienstverlener VvAA waar al deze 3 punten samenkomen. Midden in de actualiteit geven wij Nederland onbezorgde zorgprofessionals. Als directeur Juridisch Advies & Rechtsbijstand ben ik verantwoordelijk voor ruim 65 juristen en advocaten die dagelijks het verschil maken voor onze leden. Met het accent op gezondheidsrechtelijk gebied staan wij onze leden bij in het omgaan met medische gegevens, het medisch beroepsgeheim, de bevoegdheden van de IGZ, het medisch tuchtrecht en in samenwerkingsgeschillen. Daarnaast ben ik als gastdocent verbonden aan de Hogeschool Utrecht, faculteit Gezondheidsrecht, waar ik studenten al in een vroeg stadium alert maak op dat wat zij mogelijk tegenkomen in hun werkend leven. En hierbij bied ik hun handvatten voor het nemen van hun professionele verantwoordelijkheid.

Sigrid Stevens & Marga Verwoert MARGA VERWOERT

Leeway is a boutique IP law firm based in Amsterdam. Marga ’s intellectual property practice covers the entire lifecycle of products, from clearance advice to complex infringement cases. She has considerable experience in all aspects of the protection and exploitation of IP rights, in particular trademarks, copyright and advertising. Marga combines insight with energy, which has been invaluable recently in a number of landmark cases. Her clients can range from individual actors, TV presenters and entrepreneurs, through to some of the largest and most instantly recognisable luxury brands in the world. What all these clients, large and small, appreciate is Marga’s great strategic sense and ability to get immediately to the heart of complex issues. Marga graduated from Utrecht University in 1998 and obtained an LLM at Queen Mary & Westfield College, London Univerity in 1999. She started her carreer at Allen & Overy’s Amsterdam office in 2000. Between 2008 and 2013 she obtained considerable in-house experience at various global brands, including leading fashion brands and entertainment companies, gaining enormous insight into the needs and constraints of her clients.

magazine | FLL 2018

81


w w w.avdr.nl 82 FLL 2018 | magazine


Het AVDR webinar abonnement 2018 - Volledig vrije keuze uit ruim 200 webinars. - Per 1 uur ontvangt u 1 PO-punt. - De colleges worden door ervaren sprekers verzorgd. - Webinars kunnen gevolgd worden op een computer, iPad en andere tablets. - Elektronische beschikbaarheid van uw certificaat, deze wordt automatisch aangemaakt en is uit te printen. - Naast de live mogelijkheid kunt u een webinar ook “on demand” op elk moment van de dag volgen met behoud van de POpunten*. - U kunt de uitzending zo vaak u maar wenst bekijken. - Alle AvdR webinars worden opgenomen in onze professionele studio. - Elk live webinar alsook het “on demand” college is voorzien van cursusmateriaal. Ook al volgt u een college niet, de documentatie blijft voor u digitaal beschikbaar. Wilt u direct meer informatie of aanmelden? Klik hier

AANMELDEN

*De on-demand webinars, inclusief de PO-punten, blijven beschikbaar tot en met 31 december 2018. Zonder PO-punten blijven de webinars on demand langer beschikbaar.

magazine | FLL 2018

83


84 FLL 2018 | magazine


0187 CHRISJE ZUUR, STRAFRECHTADVOCAAT, PARTNER FZKC ADVOCATEN

Strafvervolging, een ver-van-mijn-bed-show? Wie de krant van wakker Nederland leest en denkt dat je alleen een crimineel bent wanneer je drugs of een wapen in bezit hebt, houdt de maatschappelijke ontwikkelingen niet bij. Het functioneel parket en de Fiod hebben de afgelopen jaren meer budget gekregen om strafzaken op te pakken en meer capaciteit om verdenkingen te onderzoeken. Ze richten zich in toenemende mate ook op het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven wordt strenger de maat genomen wordt, zowel moreel als normatief. Wat tien jaar geleden market practice werd gevonden, krijgt morgen het stempel omkoping, fraude of witwassen. Dat leidt er toe dat nieuwe groepen burgers met een balkje over hun ogen in de krant kunnen staan. Al komt het in veel gevallen niet zover. De overheid heeft ontdekt dat strafvervolging van bedrijven veel geld kan opleveren. In de meeste gevallen eindigt de vervolging in een lucratieve transactie. SCHIKKEN OF SCHANDPAAL

Toch zijn die schikkingen niet zonder risico. De media hebben de nieuwe trend binnen het vervolgingsbeleid van het OM ook ontdekt. Op 28 februari 2018 wijdde Zembla een kritische uitzending aan het beleid van het openbaar ministerie om grote ondernemingen, na betalingvan forse schikkingsbedragen, niet verder te vervolgen. De rode lijn van de uitzending was dat er veel en vaak geschikt wordt, zonder dat de samenleving te horen krijgt waarvoor en waarom en waarop het schikkingsbedrag gebaseerd is. Het publiek accepteert niet dat strafbaar handelen van grote spelers relatief of geheel ongestraft blijft zonder dat zichtbaar is wat er nou precies aan de hand was en hoe de afdoening tot stand is gekomen. De roep om een vorm van onafhankelijke en openbare rechterlijke toetsing van schikkingen wordt groter en ik voorzie dat die toetsing er gaat komen. De burger wil kunnen vaststellen dat geen sprake is van klassenjustitie.

Als een rechtspersoon of natuurlijk persoon verdacht wordt van fraude, is het zaak dat de advocaat zich snel wendt tot de zaaksofficier om te zien of onderhandeld kan worden over een buitengerechtelijke afdoening, zoals een sepot of een schikking. Beide afdoeningen behelzen niet per se erkenning van schuld, al neigt het openbaar ministerie er steeds meer naar om erkenning van schuld te verlangen bij een schikking. Zowel aan een sepot als aan een schikking kunnen voorwaarden verbonden worden zoals bijvoorbeeld ten aanzien van compliance door de onderneming. De argumenten om te schikken zijn: het voorkomen van een langslepende openbare en kostbare procedure met kritische ondervraging en mogelijk veroordeling met (grote) reputatieschade door berichtgeving in de media. Zowel die onderhandelingen als de uiteindelijke schikking onttrekken zich echter aan het oog van het publiek, de media en de onafhankelijke rechter. De Raad voor rechtspraak heeft inmiddels kritische kanttekeningen geplaatst bij ons weinig transparante schikkingsklimaat.

SCHIKKEN LEIDT NIET ALTIJD TOT DE GEWENSTE RADIOSTILTE EN REPUTATIEBEHOUD

Opvallend is dat ondernemingen verschillen in de gekozen aanpak. Soms overheerst paniek en wordt snel en ondoordacht gehandeld. Daarbij gebeurt het dikwijl dat de onderneming wel schikt, maar dat werknemers worden geslachtofferd. Het verschilt per verdachte onderneming als het gaat om de vraag of ook onderhandeld wordt voor of namens verdachte medewerkers. Op 22 februari 2018 deed de rechtbank Rotterdam uitspraak in de zogenaamde Pon-zaak. Pon werd omkoping van ambtenaren van defensie en politie verweten. Pon zou middels omkoping overheidsorders van tientallen miljoenen euro hebben binnen weten te slepen. Pon en alle verdachte medewerkers van Pon (op eentje na) accepteerden een schikking. Het waren de ambtenaren die voor de rechter werden gebracht. In de LIBOR-affaire (geknoei met rentetarieven ten koste

magazine | FLL 2018

85


van verschillende soorten klanten van de bank) heeft de Rabobank een schikking getroffen waarbij eveneens is afgesproken dat de verdachte werknemers van de bank niet worden vervolgd. En ook SBM offshore (verdacht van het betalen van smeergeld in het buitenland om grote orders binnen te halen) heeft een schikking getroffen, die zich uitstrekt tot de individuele werknemers. Deze schikkingen leiden er toe dat geen nader onderzoek meer plaatsheeft. Vervolging wordt immers voorkomen en reeds aangevangen vervolging niet doorgezet. Dat kan een belangrijk doel zijn, je weet immers maar nooit wat nader onderzoek nog meer aan het licht brengt en geen enkel bedrijf wil pottenkijkers bij zijn bedrijfsvoering of onrust op de werkvloer. Maar stopzetten van onderzoek kan ook betekenen dat ontlastend bewijs niet boven water komt en een schikkingsvoorstel op onjuiste veronderstellingen over de feiten, geaccepteerd wordt. In de zogenaamde Ponzaak stond ook handelen van Renault ter discussie. In deze zaak stond ik een werknemer bij. Renault trof een schikking, ook een leidinggevende werd een schikking aangeboden. Mijn cliënt, een trede lager in de organisatie, werd vreemd genoeg wel vervolgd. De rechtbank Rotterdam sprak hem vrij, ook omdat Renault geen blaam trof. Het openbaar ministerie heeft beroep ingesteld. Hoe belastend dit voor een individuele (ex-)werknemer is, behoeft geen toelichting. Het is van groot belang dat een eventuele schikking ook de individuele werknemer die gewoon zijn werk deed, ten goede komt. Wordt de rechtspersoon niet vervolgd, dan ook niet de werknemer die zijn handtekening moest zetten of gewoon deed wat anderen al jaren voor hem deden, of wat zijn leidinggevende hem vroeg te doen. Ik heb in een aantal strafzaken gezien dat zodra de Fiod zich meldt bij een bedrijf voor een doorzoeking, het bedrijf stante pede de medeverdachte werknemer ontslaat of op non – actief stelt. Het is een reflex uit paniek en ondoordachtheid. “Kijk eens hoe goed onze compliance werkt!” wil het bedrijf daarmee zeggen. Het eigen straatje wordt vlug schoongeveegd, zonder goed te onderzoeken hoe vuil die straat eigenlijk is en welke schoonmaakmiddelen het beste zijn. De Fiod heeft het immers niet altijd bij het rechte eind. Eerst moet worden afgevraagd of er wel sprake is van strafbaar handelen? Is er beleid uitgevoerd? Wist de werknemer dat hij strafbaar handelde? De angst voor reputatieschade vertroebelt soms het zicht op de feiten. ADVISEER EN GUN JE WERKNEMER TIJDIG EEN EIGEN ADVOCAAT. Het gaat vaak om loyale werknemers die gewoon hun werk deden conform bedrijfspolicy, conform market practice of

86 FLL 2018 | magazine

in opdracht van hun direct leidinggevende. Deze directeur, manager of boekhouder heeft zichzelf nooit als crimineel gezien, maar is ineens verdachte. Zo zit hij plotseling een paar dagen achtereen onafgebroken in verhoor op een ergonomisch onverantwoorde stoel in een politiebureau. Vermoeid en met bonkende hoofdpijn probeert de man of vrouw vergeefs de Fiod uit te leggen wat ze niet snappen of niet willen snappen. Die verdachte is machteloos, eenzaam en voelt zich verraden door het bedrijf waar hij meer tijd doorbracht dan bij zijn gezin. Volgens Justitie moet een schikking de verdachte “pijn doen”. Bedrijven als SBM offshore, Pon en Rabo voelen niet of nauwelijks pijn door betaling van overeengekomen schikkingsbedragen. Ze vormen een fractie van omzet en winst. Maar de carrière van de vervolgde werknemer is kapotgemaakt. Hij gaat jarenlange onzekerheid tegemoet, met een veroordeling en bestraffing als zwaard van Damocles boven zijn hoofd. Die gepijnigde en getergde werknemer zal vinden dat het onrechtvaardig is dat zijn werkgever zelf heeft geschikt maar hem heeft laten bungelen. Hij zal zich publiekelijk verdedigen: het beleid toelichten, leidinggevenden noemen die wisten wat er gebeurde of die nu juist wel hebben gedaan wat de werknemer ten onrechte verweten wordt. En via nader onderzoek proberen zijn onschuld, ondergeschikte of marginale rol aan te tonen. Met als gevolg dat het bedrijf alsnog onderwerp van publieke discussie wordt in een complexe langslepende en geldverslindende strafzaak die het juist dacht te hebben voorkomen door een schikking. EN DUS Wordt het bedrijf verdacht? Zorg onmiddellijk voor adequate rechtsbijstand door advocaten, niet alleen voor de rechtspersoon maar ook voor de individuele verdachte werknemers, zorg ervoor dat schikkingsonderhandelingen plaatshebben op basis van een kalme inventarisatie van de feiten en laat werknemers niet vallen als zij de facto hebben gehandeld conform beleid van het bedrijf of volgens market practice. Onderhandel goed over de inhoud van de schikking, maar wees vervolgens transparant richting samenleving en media. Omarm in de toekomst een eventuele toetsing door de onafhankelijke rechter. Alleen zo kun je als onderneming reputatieschade en een langslepende en complexe strafzaak met ongewenste media aandacht voor je bedrijf, voorkomen. En de onverwachte bonus? Goed en verantwoord en menselijk werkgeverschap. Want wie vandaag de krant leest terwijl hij zijn eitje dopt en een slok koffie neemt, kan er zomaar morgen zelf in staan.


A maybe never reached the top. Don’t be a Maybe. Be AvdR www.avdr.nl

magazine | FLL 2018

87


THE INTERVIEW CHRISJE ZUUR STRAFRECHTADVOCAAT, PARTNER FZKC ADVOCATEN, MATHILDE FABRE SENIOR LEGAL COUNSEL PVH EUROPE (TOMMY HILFIGER AND CALVIN KLEIN) & DIANA JOOSTEN SENIOR LEGAL COUNSEL EMEA NIKE

Did you ever thought, enough is enough I am quitting and if yes when and why? Chrisje: Never

Mathilde: Ja, in het verleden. Je kunt namelijk een baan hebben waar je van houdt en collega’s hebben met wie je graag werkt, maar slecht management kan zelfs de leukste baan verpesten.

88 FLL 2018 | magazine

Which slogan currently works for you?

Chrisje: Elke verdachte is een mens. Elk mens kan verdachte worden. Mathilde: Ga ervoor! Carpe Diem.

What or who inspires you? Chrisje: Mijn kinderen! Mijn lief die onverschrokken en briljant advocaat is, mijn kantoorgenoten prof. mr. Stijn

Franken; prof. mr. Petra van Kampen, mr. Renate Croes-Hoogendoorn, Anouk (zangeres), het boek “een man” van Oriana Fallaci, de film “12 Angry Men” uit 1957 van Sidney Lumet: verplichte kost voor iedereen met een mening over strafrecht en strafpleiters. In deze eerste versie uit 1957 wordt bovendien briljant geacteerd. Mathilde: Mijn zoon en mijn partner


zijn mijn beste en eeuwige bronnen van inspiratie en energie! Sommige van mijn collega’s wier toewijding en liefde voor hun werk heel inspirerend zijn, en natuurlijk teamwerk! Ik werk graag aan een project met collega’s van verschillende afdelingen waarbij inspanningen en ideeën worden gecombineerd om het uiteindelijke doel te bereiken dat we samen hebben gesteld, om het onmogelijke mogelijk te maken. De verschillende mentors die ik had en heb in mijn leven op zowel professioneel als persoonlijk vlak, altijd bereid om mij te ondersteunen en aan te moedigen, dit is erg waardevol om te hebben.

What is your hardest lesson learned and how do you use that currently? Chrisje: Twee harde lessen die met elkaar te maken hebben: “Vertrouwen komt te voet en gaat te paard” en “blijf bij de feiten”. In het strafrecht draait steeds meer om onderbuik gevoel, sfeerzetting en waan van de dag. Ik doe mijn best om in elke zaak de verdediging te baseren op de gebleken feiten en duidelijk te maken wat interpretaties en conclusies zijn. Interpretaties en conclusies worden te vaak gebaseerd op onderbuik gevoel en dat onderbuik gevoel wordt ook nog eens te vaak gevoed door media die zich niet bekreunen om de feiten. Ik zie het als deel van mijn taak als strafpleiter om het handelen van de opsporingsinstanties en het openbaar ministerie kritisch te toetsen: vertrouwen is goed, controleren is beter. Om er nog maar een derde slogan in te gooien… Mathilde: Het is okay om nee te zeggen en wees niet bang om hulp te vragen wanneer je het nodig hebt. Het heeft me enige tijd gekost om dat te realiseren, omdat ik alle vraagstukken zelf probeerde te beantwoorden, maar je kan ook maar zoveel doen.

What do you fancy to do if you are not working. Chrisje: Lekker eten en drinken, plezier maken, tot diep in de nacht kletsen en naar de film of concerten gaan met mijn lief, vriendinnen en familie. Knuffelen en lachen met mijn kinderen.

Af en toe een poging doen te sporten en kleding kopen die eigenlijk een maat te klein is of al snel een maat te klein wordt… Mathilde: Tijd doorbrengen met mijn geliefden, thuis of in Frankrijk. Mijn zoon knuffelen. Reizen en nieuwe plaatsen ontdekken, of plaatsen herontdekken waar ik regelmatig naartoe ga. Tijd hebben om te lezen, naar de film gaan.

Have you ever considered an in-house job?

Chrisje: Als strafpleiter ben ik dagelijks bezig met het Nederlandse strafrecht en het Nederlandse wetboek van strafvordering. Ik voel me daarin als een vis in het water. De enige “inhouse” jobs die denkbaar zijn, zijn die van rechter of die van officier van justitie. Zowel door de rechterlijke macht als door het openbaar ministerie ben ik de afgelopen jaren gevraagd om over te stappen. Tot nu toe past de advocatuur het beste bij mijn ambities en drijfveren. Het dienen van het belang van je cliënt en de controle op overheidshandelen. Je steentje op die manier bijdragen aan de rechtstaat, geeft me veel voldoening. Ik twijfel of ik wel geschikt ben om in een hiërarchische functie te werken. Sinds 2004 ben ik eigen baas, neem ik zelf beslissingen in een zaak en heb ik inmiddels een prachtig eigen kantoor met zeer capabele advocaten. De regie uit handen geven, ligt me niet zo. Dus nee, tot nu toe heb ik een “inhouse” job nog niet overwogen.

Why do you prefer being in private practice?

Chrisje: Geen dag ziet er hetzelfde uit. Geen dossier, geen rechtsvraag is hetzelfde. De ene dag sta ik een cliënt bij tijdens zijn verhoor in een ambtelijke omkoping zaak. De andere dag bezoek ik in het huis van bewaring een cliënt die verdacht wordt van een liquidatie. Ik sta weken achter elkaar op zitting in een grote witwaszaak of in grootschalige internationale beleggingsfraude zaak. Of ik word in de ochtend gebeld door de politie dat een cliënt is aangehouden op verdenking van de invoer van cocaïne. Ik ben een ongelooflijk nieuwsgierig

type: wat beweegt een cliënt? Wat staat er in een dossier? Hoe toon ik aan dat bewijs onbetrouwbaar is, hoe maak ik aannemelijk dat een vervolgingsbeslissing niet deugt? Hoe overtuig ik cliënt van een bepaalde strategie of proceshouding? Als een cliënt een bekentenis aflegt, welke straf of maatregel is dan fair? Kan ik inzichtelijk maken hoe iemand tot zijn daad gekomen is? Ik houd van mensen en ben ervan overtuigd dat niemand alleen maar fout of alleen maar goed is en dat iedereen, ook jij en ik ineens in het strafrechtsysteem kunnen belanden.

What qualities make a good manager?

Chrisje: In mijn praktijk bestaat management vooral uit: opleiden van beginnend advocaat-stagiaires. Dat betekent dat je overzicht houdt op de dossiers die de beginnend advocaat onder zich heeft en dat je strategie of tactiek bespreekt en schriftelijke stukken nakijkt. Ook laat ik ze meewerken in zaken die ik onder mijn hoede heb zodat ze hun eigen praktijk kunnen opbouwen en mijn aanpak zien. Je behoedt je medewerkers voor fouten en als ze fouten maken, bespreek je hoe het de volgende keer anders moet. Als een medewerker een mooie bijdrage levert aan de verdediging dan krijgen ze daarvoor ook de credits. Ik zal nooit pronken met een briljant verweer dat door een medewerker is bedacht of uitgewerkt. Ik werk meer samen met mijn medewerkers dan dat ik ze benader als baas. En verder kan ik goed delegeren en geef ik medewerkers een grote verantwoordelijkheid zodra ze hebben laten zien dat ze juridisch scherp zijn en een groot sociaal gevoel hebben. Diana: A great manager is a great listener and has a vision to aim for, inspires, build a strong team, forgives mistakes easily and puts you on track again without you even knowing its. Shares & Celebrates successes. Not an easy task!

How do you manage work/ personal balance life? Chrisje: I just manage! Of zoals Diana het op de volgende vraag verwoordt:

magazine | FLL 2018

89


What is the hardest thing you had to work on? Case/file or managing your team or political situations?

“Het is okay om nee te zeggen en wees niet bang om hulp te vragen wanneer je het nodig hebt”

roll up your sleeves. Als ik om 04.00 uur op moet om te werken en om 7.30 mijn kinderen wakker moet maken, dan doe ik dat. Als een kind ziek is en ik heb geen zitting, dan blijf ik thuis en werk ik desnoods door tot diep in de nacht of in het weekend. Met een 9 to 5 mentaliteit kom je niet ver in mijn vak als je ook nog een fijn gezinsleven en een inspirerend sociaal leven wilt. Zonder een begripvolle partner thuis, lieve vriendinnen en familie en een dijk van een oppas die een en ander thuis opvangen en zonder gelijkgestemde collegiale kantoorgenoten lukt het niet. Tot nu toe heb ik het geluk dat ik lieve en capabele mensen om me heen heb die mij in staat stellen werk en prive goed te combineren. Ik merk daarbij wel op dat ik ook gezegend ben met blije sociale en vooral gezonde kinderen die mij heel veel positieve energie geven en trots op mij zijn.

90 FLL 2018 | magazine

Maar of ik als hardwerkende moeder een betere moeder ben vanuit het perspectief van mijn kinderen, dat durf ik niet te zeggen. Ik zal het ook nooit weten… Diana: I truly believe am a better mother of three children because of my work and a better and more efficient employee due to my family and friends. My work and family do not consume but contribute to my personal and corporate successes.

How do you handle heavy workload?

Chrisje: Door efficiënt je tijd in te delen en te benutten. Door bereid te zijn op onorthodoxe tijden (door) te werken. Door werk te delegeren. Diana: Analyze, develop a game plan, roll up your sleeves and bit the bullet.

Chrisje: Een client bijstaan die in de media al schuldig is verklaard en via de media feiten vernemen die niet overeenkomen met wat je in de dossiers leest. In Nederland hebben we geen trias politica maar vier machten. De media zijn een niet te onderschatten politieke factor die te vaak een te grote invloed hebben in een concrete strafzaak. Zelfs als de rechter zich kan losmaken van het publieke beeld, is de cliënt al enorm en onherstelbaar gestigmatiseerd. Het is ongehoord dat journalisten in dergelijke zaken de rechtszaal uitrennen als het requisitoir van de officier van justitie klaar is en de verdediging aan het pleidooi begint. Teveel onderzoeksjournalisten zijn gemakzuchtig, niet geïnteresseerd in feiten en alleen op zoek naar lekker bekkende beschuldigende en blamerende quotes. Daar heb ik het dan moeilijk mee. Mijn kantoor hanteert een strikt mediabeleid: in beginsel geen contact met media over zaken. Een cliënt die verdacht wordt van een misdrijf is er eigenlijk nooit mee gebaat dat zijn zaak publiek is of wordt. Diana: Developing a great plan into a shared success that was supported by my team and eventually the company. Having a great plan is not enough, you need to reach out, share and take people along in the idea. People need to contribute and make the plan even better. This is not done overnight but needs lots of coffees and meetings and discussions.

How do you feel about recruiting people from other company’s?

Diana: Great question! Currently, the market to find good, knowledgeable people is tight. So I do understand that companies turn to recruiting again. As far as I know Nike is NOT actively recruiting people from other companies. I know for sure that the


legal team is not actively recruiting people from other companies. I do know that many people are applying for jobs within Nike. If employees decided to apply with Nike, I believe that Nike only picks great people that have impactful experiences in their current companies. Implicitly this could be seen as a sign that those companies are great too but of course it is always sorry to see a nice and talented team member leaving.

What makes your company attractive as an employer?

Diana: Nike is always on the offense. The atmosphere and team spirit are great. As the product itself, the support and enabling functions also always try to be a frontrunner with lots of opportunities to develop both from a personal as a companywide perspective. Finally, we can have a great campus on which we can take exercises all throughout the day: practice what you preach.

I read that you have worked as a counsel / lawyer for a law firm for seven years. Why did you choose to work as a civil corporate and commercial lawyer for Nike and apparently leave the advocacy?

is waar de veranderingen in de samenleving en in de wetgeving het meest zichtbaar zijn. De dynamiek en de oplossingsgerichtheid die ik hier ervaar, heb ik in de advocatuur niet vaak mogen ervaren. Die dynamiek is ook verslavend. Het stopt nooit. Ik kan er echt blij van worden om in multidiciplinaire team bestaand uit inspirerende mensen van verschillende pluimage mee te werken aan de geboorte van een consumenten of een juridisch product.

What or who inspires you? Diana: Ik ben altijd erg onder de indruk van mensen die gaan voor wat hen beweegt en dat ook nog eens heel gepassioneerd kunnen vertellen en mensen mee kunnen krijgen in hun betoog. Ik word graag en vaak geinspireerd. De laatste keer dat ik geinspireerd werd, was op zondag 25

maart 2018 toen ik de speech van 6.20 m zag van Emma Gonzales in “the March for lives”. Zowel de inhoud als de presentatie van haar boodschap vond ik enorm indukwekkend. Het toont ook aan dat het niet uitmaakt hoe oud je bent of wat je achtergrond is, inspirerend zijn is iets ongrijpbaars. Je hebt het of je hebt het niet.

If you would not be a lawyer at all, what would then be your profession?

Mathilde: Dan zou ik teruggaan naar mijn initiële voorkeur toen ik nog aan het uitzoeken was wat ik wilde worden, namelijk een familierechter. Diana: A journalist disclosing afflictions & injustices. A writer would also be nice if I only was a little bit more patient.

“Ik word graag en vaak geinspireerd”

Diana: Ik heb inderdaad als advocaat en counsel/salaried partner bij advocatenkantoren gewerkt. Ik besloot de overstap te maken omdat ik de kans kreeg om op de juridische afdeling voor Nike te werken: een extreem dynamisch bedrijf met een doelgroep van gemiddeld 19/20 jaar. Ik kan oprecht zeggen dat dit tot nu toe de baan is die het beste bij mij past, maar ook dat ik hier niet succesvol kan zijn zonder alle ervaringen die ik bij mijn vorige kantoren heb opgedaan. De goede en zeker ook de slechte ervaringen, dus dank daarvoor. Ik kom hier goed tot mijn recht. Legal en Nike is voor mij het beste van twee werelden. Ik vind de retail inspirerend omdat dat het veld

magazine | FLL 2018

91


In The Netherlands a (political) debate is pending about whether or not a counsel / lawyer / in-house lawyer should still have and maintain his law-based unrestricted attorney-client privilege. What is your opinion about this?

Mathilde: Ik vind dat het verschoningsrecht ook op adviezen van bedrijfsjuristen aan bedrijven toegepast dient te worden. Dit is al het geval in de meeste landen en het zou gemakkelijker zijn om overal dezelfde regel te hanteren.

Diana: I agree with Mathilde.

Is there in your opinion a Glass Ceiling for women and if yes: what must women do to break it (in my opinion women themselves are for e great deal responsible for this so called Glass Ceiling)? Mathilde: Naar mijn mening is er nog steeds een glazen plafond en we moeten er vooral voor blijven “vechten”: benoem het wanneer je het ziet!

Diana: I am a bit more mild on this. I believe it takes two to tango. I also see a lot of women making decisions to stay home with the family. Everybody has that right or luxury and it is fine by me,

92 FLL 2018 | magazine

but you cannot to be able to compete with people that actually do work 6 days a week.

Where do you see yourself in 10 years from now? (Still working as a lawyer? Still working at all?)\ Mathilde: Waarschijnlijk nog steeds in Nederland! En hopelijk nog steeds als bedrijfsjurist aan het werk: privacy en compliance zullen waarschijnlijk hot topics blijven. Diana: Who knows, hopefully still with Nike because I learn and I am being challenged every day.

Will we be seeing each other again on “The” BBQ June 1st at AVDR and raise our glasses?

Mathilde: I am unfortunately not able to join so please have a drink for me! Diana: For sure! If there is a drink, I will be there. Maybe this sounds a bit weird though.

I saw your curricumum vitae, why did you choose to work as senior legal counsel for PVH Europe BV instead of working as an IP or IT counsel / lawyer in a lawfirm?

Mathilde: Alle stages tijdens mijn studie waren bij advocatenbureaus. Tijdens mijn laatste studiejaar in Frankrijk

liep ik een in-house stage en dat was een openbaring! Samen met mensen van verschillende afdelingen en met verschillende achtergronden werken om hun doel juridisch te bereiken vind ik erg leuk en motiverend! Heel anders dan de erg competitieve “werken voor jezelf” cultuur die ik had ervaren op advocatenkantoren in Frankrijk en over de grens. Na deze stage was mijn keuze om als bedrijfsjurist aan de slag te gaan gemaakt. Na mijn afstuderen in Frankrijk en de VS focuste ik mij tijdens de banenjacht dan ook alleen maar op functies als bedrijfsjurist. Wat PVH als mijn werkgever betreft: het werken als bedrijfsjurist in de mode industrie is erg leuk!

What makes your company attractive as an employer?

Mathilde: PVH is naar mijn mening een van de modernste Retail bedrijven voor zowel onze consumenten als onze resellers: een digitale hub, een digitale showroom, digitale muren in onze “store of the future”, het concept “See now buy now”, en nog veel meer. We zijn een zeer internationaal bedrijf met meer dan 63 nationaliteiten! Er zijn veel mogelijkheden om jezelf te ontwikkelen en door te groeien naar andere functies: in de 7 jaar dat ik werkzaam ben bij PVH, heb ik 3 promoties gehad die veel nieuwe uitdagingen en verantwoordelijkheden bieden.


WE DON’T CARE WHAT THEY THINK ABOUT US. WE DON’T THINK ABOUT THEM AT ALL www.avdr.nl

magazine | FLL 2018

93


CURRICULUM VITAE

CHRISJE ZUUR

Chrisje Zuur is afgestudeerd aan de RU Leiden met als specialisaties civiel recht en strafrecht. Zij is na haar advocaatstage in Rotterdam gaan werken in Amsterdam, sinds 2004 als partner. In 2010 heeft zij met prof. mr. Stijn Franken en prof. mr. Petra van Kampen het kantoor Franken|Zuur|Van Kampen|Croes Advocaten te Amsterdam opgericht. FZKC Advocaten verleent rechtsbijstand op het gehele terrein van het commune en het bijzondere strafrecht, van de rechtbank tot aan de Hoge Raad en het EHRM. Chrisje Zuur is gespecialiseerd in financieel strafrecht, ontnemingszaken, witwaszaken, geweld – en Opiumwetzaken. Ze staat zowel particulieren als bedrijven bij die in aanraking komen met het strafrecht. Ze is lid van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten en van de Nederlands Vlaamse Vereniging voor Strafrecht en heeft jarenlang les gegeven in de beroepsopleiding voor de advocatuur.

Chrisje Zuur & Mathilde Fabre MATHILDE FABRE

PVH EUROPE B.V. (Tommy Hilfiger & Calvin Klein), apparel and fashion industry, Global, Headquarters, Amsterdam, the Netherlands. Senior Legal Counsel Privacy & Compliance: The HQ in Amsterdam serves the Tommy Hilfiger brand globally and Calvin Klein brand for the EMEA+ region. The position entails supporting the PVH leadership and executives/ heads of business units on major and strategic commercial transactions. In general, being responsible for a broad range of commercial agreements in the day-to-day practice varying in areas from ICT, data privacy, e-commerce and assist PVH Corp. with all compliance related matters. Main focus on privacy and compliance for EMEA+ region.

94 FLL 2018 | magazine


CURRICULUM VITAE

DIANA JOOSTEN

Nike European Operations Netherlands B.V. Senior Legal Director EMEA Reliable and energetic bridge between legal and day-to-day business and board. Seasoned and selfstarting counsel with substantial (inhouse) alegal experience. Client focused & user-friendly.

Diana Joosten

magazine | FLL 2018

95


0188 KASSANDRA SURBER AND JAN MOERS, NESTLÉ LEGAL NL – MARCH 27, 2018

The GDPR, our journey from risk to opportunity. And suddenly... everyone is a Privacy specialist. IT Consultants, Law Firms, Risk Management Consultants, free-lance Data Protection Officers, ... But how does a company really organizes itself for this upcoming new Privacy Law? Is there truly a quick fix? In a series of questions to Jan Moers, privacy specialist within Nestlé Legal, Benelux, he looks back on our own journey and shares with you our experience. We hope you recognize some of your own stories and lessons learned while reading this. KS: JAN, HOW DID THIS ALL START?

JM: Let’s go back to March 2015. On the horizon the GDPR was showing up. At that point in time, privacy legislation was not really top-of-mind for most people. Not even within the Legal Community. Of course, privacy counsels existed. But you’d find them more often in banks and telecom companies. Personally, I had no solid background on Privacy whatsoever. I had been working first as a lawyer in a law firm, a legal counsel in a bank and as a spokesperson for a consumer organization. Rather naively, I took on board the challenge to prepare our company for this upcoming legislation. Luckily, I had a visionary manager who understood that we’d better prepare ourselves in time. Our first plan? Do a mapping exercise, identify the gaps and mitigate. Simple, isn’t it?

alliance on an issue that has both legal as well as IT aspects in it? IT and Legal sometimes seem to live on different planets. In my case personality also played a role. How do you forge a solid partnership between a 30 year old rascal and a 60 year old rebel? I was lucky. At first, our IS/IT guy, Ben, was a little bit hesitant when I said that we needed to sit together. What the h*ll did Legal had to do with all of this? I think he was as wary as I was. But very quickly, a common understanding started to develop. We still spoke different languages of course, but we started to share the same objective and it wasn’t compliance on privacy legislation that was our main driver.

KS: IF COMPLIANCE WASN’T YOUR DRIVER, WHAT WAS?

JM: As I was taking on board the mapping exercise, I noticed something very odd. I grew an interest in the possibilities of using personal data. After all, in order to protect data, you first need to have data. It should not be that only the Google’s, Amazon’s and Facebooks of this world explore the enormous potential of personal data. Ben, working on IS/IT projects, knew and understood this long before me. He understood the power of data and was more than keen on working to exploit this in a positive way for our company.

Very soon I noticed that this could not be a one-man’s job. The amount of data, the complexity of the processes and most importantly the multidisciplinary character of the issue would require some kind of superman to achieve compliance solely.

We started to reflect on how the new legislation would impact our ability to USE personal data. As we were now meeting very regularly, we thought it would be good to give our newly born alliance a name. After all, every child needs a name. And so, the ‘Digital Core’ Team was created. At first we wanted no structural set-up. Who needs another formal vehicle, right? However, right after several weeks of seeing each other at least once a week, we understood that in order to be taken seriously and maximize our impact we needed to formalize our meetings and have them weekly. We never stopped since.

KS: SO, WHAT DID YOU DO?

KS: SO LEGAL AND IT PLAYED THE STARRING ROLES?

JM: Therefore, we needed to reach out to other stakeholders. Comes in, my partner in crime for the next few years, our IS/IT guy. I remember those first meetings vividly. How do you put a legal & IT guy in one room with the objective to create an

96 FLL 2018 | magazine

JM: These first meetings were still very unstructured. At the same time we did some ad hoc work. Working together on a cloud supplier, dealing with personal data for example. But we always came back to the same conclusion. What’s the point


of this, other than using personal data to its full potential? Of course, taking on board the appropriate amount of respect for the individuals behind the data. After all, we didn’t want to create the next Big Brother. And so our attention turned towards another stakeholder. Enters Marketing & Communication. Somehow we succeeded in explaining to them the importance of compliance related to this topic. Finally, we had found our partner inside the business to set this thing on the right track. Our Digital Core Team grew with one, so three people met on a weekly basis discussing ad hoc topics, but also started to think on how we could align on long term projects. And yet. It was not enough. Something was missing. How do we spread the message throughout the whole company? How do we create enough body and importance to this ‘Digital Core Team’ in order to be able to advice, steer and even block business when necessary? It became clear we needed external advice in order to set up a strategy and governance. We started to brief our local management committees and tried to make clear that resources should be made available to ensure this. Things got serious. We had to talk about money…

magazine | FLL 2018

97


KS: HOW DID YOU CONVINCE THE MANAGEMENT COMMITTEES, WHICH WAS PROBABLY NOT AN EASY TASK?

JM: We understood that asking for resources would mean that we had to bring a compelling story. Only focusing on the compliance aspect of this, would bring us only so far. We needed to convince them of the fact that investing in a strategy on personal data and building a governance structure is essential for business success. The GDPR, with its principles on purpose limitation (only use personal data for the purpose you defined) and accountability (demonstrate you are organized) now forced us to maintain a coherent and effective approach. This huge risk, which was - and still is - a future risk, presented us an enormous opportunity at the same time: all Nestlé businesses using personal data to its full potential, and trying to become the most trusted FMCG company. This was the message we got across, in two countries. After a few months a formal decision was made to send out a briefing to outside consultancy firms.

KS: I ASSUME THERE WERE QUITE SOME ADVISORY FIRMS THAT WANTED TO STEP IN?

JM: At the time, a lot of consultancy firms were still focused heavily on the security aspect of Data Protection. Although this is of course important, it was not what we were looking for. We wanted to find a company that believed in the commercial value and power of data and would use this as a starting point to ultimately achieve compliance. Not the other way around. After we found our partner it took us almost a year before the job could start. The complexity of rolling this out at the same time in both countries and the financial impact which became tangible were causing this. In hindsight, this delay was a gift. With every month passing by, our internal organic organization became more and more effective and mature. By the time, the consultancy firm visited our premises for the first time, we had a very good idea of what we wanted and what we didn’t need. This doesn’t mean that such an exercise goes smoothly. It took two internal project managers and the consultancy firm two months to go from a lot of interviews and workshops to deliver a personal data strategy and a personal data governance. In that order. Then we had to align this with the decisions and structures that were being set up from a Nestlé Group perspective. We now had formalized a strategy enabling us to strike the balance between using and protecting personal data. Within that strategy, governance is a key point. This governance system is one where the multidisciplinary team (the previous digital core team) transformed in the Personal Data Core Team. It has the duty to advice and the power to block when it deems it necessary. Marketing is leading the show. In addition, there is a network of SPOC’s throughout the different divisions of the company, called Personal Data Ambassadors, which acts as a Personal Data Community.

98 FLL 2018 | magazine

KS: WITH A PERSONAL DATA STRATEGY AND GOVERNANCE ON THE TABLE, THE CORE TEAM COULD HAVE SOME REST?

JM: No, not at all. During all this time, we did not sit still. Project plans were drafted, data registers were build, suppliers were assessed and the weekly meetings with all stakeholders went on. We had different speeds at different moments as priorities shifted and people changed, but we never lost track of what was needed. We kept on, driven by our purpose to ensure that business would be able to USE personal data within a secure and legal framework. We are now March 2018. Three exciting years seem to have passed by in a hurry. In a few months, the GDPR will go into effect. Business as usual. But I am in no way worried. It’s so satisfying to see how all of our preparation now is leading to tangible results. Our Personal Data Ambassadors are becoming personal data enthusiasts with the appropriate respect for the person whose data we process. After three years, it can finally truly begin…

KS: THIS IS A VERY INTERESTING, WARM AND ‘HUMAN’ STORY OF OUR PERSONAL DATA JOURNEY, JAN. CAN YOU SHORTLY SUMMARIZE THE LESSONS LEARNED? 1.

Invest in your relationships with others As with most things in life, Privacy compliance is something you achieve as a team. It is important to invest in this team. To get to know your key partners. You will be spending a lot of time with them.

2.

Take your time It is very difficult to get everything right the first time. In fact, we needed the blocks on the road to accomplish the journey together. Don’t get too easily disappointed if it doesn’t go fast enough. Especially if you have to bring people up to speed, slow is usually the most durable way to go.

3.

Focus on the opportunity, not the risk Most people are not getting satisfaction for being compliant as such. It’s your job to make them see the opportunities of a situation. First think about possibilities and set boundaries after. Don’t start with ‘you can’t’, but with ‘what if we…’

4.

Beware of the GDPR / Privacy specialist In my humble opinion, the only GDPR specialist I would trust is the one who is not selling me answers. As we speak the GDPR is not even into effect. A lot of uncertainties are still to be clarified. Take this time to get organized and get help with that. You can only take one step at a time in an important process as this.


NEVER GIVE UP!

www.avdr.nl

magazine | FLL 2018

99


THE INTERVIEW MET KASSANDRA SURBER HEAD OF LEGAL NESTLÉ NEDERLAND BV & JANTINE BOS HEAD OF LEGAL UNIBAIL-RODAMCO

Hoe ziet jouw team eruit; heeft elk team lid een eigen specialisatie?

Kassandra: Nestlé Legal NL verleent legal services aan alle businessen van Nestlé in NL: Nespresso, Nescafé, Purina Petcare, Maggi, chocola, babyvoeding + fabriek, etc. Dit doen we met een heel klein Legal team, dat er als volgt uit ziet: • Onze (Benelux) legal counsel voor marketing en privacy is betrokken bij allerlei aspecten van marketing: campagnes en

100 FLL 2018 | magazine

promotionele acties, online en offline. Denk hierbij aan reclamerecht (Reclamecodes), beoordelen van actievoorwaarden en promotiemateriaal, ook on pack. Vooral de laatste 2 jaar is hij - in een cross functional team van legal, ICT en marketing zeer intensief bezig met GDPR compliance en awareness. Onze paralegal/legal assistant stelt templates op (voor contracten, adviezen), doet de eerste beoordeling van customer-

en supplier contracts, verricht basic corporate housekeeping work en allerlei administratieve en organisatorische ondersteuning. Ik ben als Head of Legal inhoudelijk vooral betrokken bij de commercial sales en procurement divisies (review van contacten, strategisch advies). Antitrust is een zeer belangrijk rechtsgebied, ik geef hierover regelmatig trainingen aan commercianten. Ik ben ook Compliance Officer voor Nestlé


NL, waardoor ik me ook bezig houd met meer ‘algemene’ compliance onderwerpen. Daarnaast verleent een IP lawyer vanuit Nestlé Legal Duitsland onze markt zeer frequent services op IP gebied, inclusief trainingen aan marketeers. We beschouwen hem inmiddels ook als lid van het team!

Heb je ook nog regelmatig contact met heads of legal van Nestlé uit andere landen? Kassandra: Ja, vooral met de Heads of Legal van ons omringende landen, België, Duitsland, UK, Nordics. Met alle Heads of Legal in de ‘zone’ ENEMA hebben we ieder kwartaal een uitgebreide call, en we ontmoeten elkaar 1x per jaar live, dit jaar in Warsaw, Polen. Naast dat we ‘best practices’ en andere kennis uitwisselen, is het altijd erg gezellig, met lekker eten en drinken! Nestlé is tenslotte een food bedrijf.

Werken jullie veel met externe advocaten?

Kassandra: Nee, omdat Nestlé legal in-house verschillende legal specialists heeft, op het gebied van IP, legal procurement, antitrust, data protection, food law, etc. is er daarnaast weinig behoefte aan externe advocaten. In speciale projecten, bijv. bij een interne corporate restructuring, wat nu toevallig loopt, werken we wel met externe advocaten/notarissen.

Kan je toelichten of jouw legal afdeling bezig is met juridische innovatie; in hoeverre is de juridische afdeling gedigitaliseerd (archief, e-billing, corporate household tool etc.)?

Kassandra: Nestlé Legal NL is te klein om voorop te kunnen lopen op het gebied van juridisch technische innovatie. Omdat we onderdeel zijn van het enorm grote Nestlé, waardoor afdelingen als legal maar ook ICT, procurement en supply chain veelal regionaal of global zijn georganiseerd,

sluiten we vaak aan bij de ontwikkelingen in dat grotere geheel. Ik heb bijvoorbeeld plannen voor een legal app, naar het voorbeeld van de app ontwikkeld door Nestlé Legal UK. Voor corporate housekeeping (GEMS), facturatie en contract filing bestaan diverse digitale tools en systemen, die regelmatig op effectiviteit worden beoordeeld.

Wat zijn jouw objectives voor 2018? Kassandra: Mijn objectives voor 2018 liggen op het gebied van data privacy (GDPR compliance) en het eerdergenoemde corporate restructuringsproject.

Daarnaast heb ik enkele ‘maintenance’ objectieven op het gebied van antitrust, IP, compliance en contract management.

Ben jij aangesloten bij juridische netwerkorganisaties?

Kassandra: Ik ben lid van NGB en twijfel over lidmaatschap van GCN. Ik beschouw de Nestlé legal community ook als netwerkorganisatie!

Denk jij dat je over een aantal jaar nog steeds head of legal bent?

Kassandra: Ik denk het wel, want ik heb het in mijn huidige positie erg naar mijn zin. Hoewel je vooral in grote organisaties altijd moet oppassen niet teveel tijd kwijt te zijn met allerhande rapportages, vind ik de huidige balans tussen management taken en inhoudelijk juridisch werk goed. Ik blijf graag binnen legal werken. Of dit altijd binnen Nestlé zal zijn, kan ik niet voorspellen, maar voor Nestlé begrippen werk ik hier nog maar kort! (ruim 9 jaar).

Allereerst hoe ziet je team/afdeling eruit?

Jantine: Het legal team binnen Unibail-Rodamco (Europese marktleider in ontwikkelen, beleggen en managen van grootschalige winkelcentra) in Nederland bestaat

uit 5, drie legal counsels, een legal assistent en ikzelf als head of. Binnen de afdeling is een legal counsel verantwoordelijk voor één of meerdere winkelcentra; alle op het centrum betrekking hebbende legal werkzaamheden worden in beginsel door de betreffende counsel behandeld. De overige projecten en werkzaamheden worden verdeeld.

Welk moment van jouw werkdag is het meest stressvol en welke het minst?

Jantine: In de vroege ochtend ben ik altijd het meest optimistisch en ontspannen. Naarmate de dag vordert neemt dit gevoel af. Opeenvolgende dagen die in beslag worden genomen door besprekingen zijn vaak reden voor minder overzicht en toenemende werkdruk. Ook transacties en intensieve onderhandelingen helpen hierbij niet. Selectieve beantwoording van e-mails is dan soms het gevolg.

Welke periode van het jaar is het meest druk? Heb je ook bepaalde rustige periodes met tijd voor reflectie? Waar hangt dat vanaf af?

Jantine: In mijn Unibail-Rodamco jaren heb ik weinig rustige periodes meegemaakt. Unibail-Rodamco staat nooit stil, is altijd in beweging. Door de ontwikkelingen binnen de retail sector is dat ook noodzakelijk. Meest prettige periodes zijn de maand augustus en de kerstperiode omdat het hoofdkantoor in Parijs dan vaak vakantie opneemt. Ik heb mijn vakanties daar een beetje op aangepast. Ik zou graag meer tijd hebben voor reflectie, en blijf hopen dat dat moment er gaat komen.

Welk deel van je werk vind je het leukst? Komt dat overeen met je leukste zaak/case uit de afgelopen periode?

Jantine: Mooiste van mijn rol binnen Unibail-Rodamco vind ik dat ik werk op de scheidslijn tussen de business en legal. Ben bij transactie/ ontwikkelingsprocessen vanaf de

magazine | FLL 2018 101


van mijn bijdrage aan commerciële processen/onderhandelingen. Meeste energie geeft het als je prettig samenwerkt, elkaar kan ‘lezen’ en door de goede samenwerking er het beste resultaat bereikt.

Hoe geef je aandacht aan de ‘happiness’ van de mensen uit je team en om je heen? Op welke manier vieren jullie bijvoorbeeld successen?

Jantine: Jaarlijks gaan wij met het legal team en een aantal (externe) vastgoed advocaten naar een Europese (hoofd)stad. Daar bezoeken wij dan winkelcentra (van Unibail Rodamco) en laten ons door lokale collega’s bijpraten over actuele ontwikkelingen etc. Dit is een mooie traditie geworden. Verder worden er kantoor breed ook bijeenkomsten voor bijvoorbeeld ‘women@ UR’ georganiseerd en is er ook de mogelijkheid om bij te dragen aan solidarity days. Successen vieren wij zeker ook, vaak met het hele team dat heeft bijgedragen aan het succes.

Welke vraag zou je graag nog beantwoorden om een completer beeld van jou en je werk te krijgen?

“Vastgoed en retail vind ik commercieel en juridisch interessant”

eerste gesprekken aanwezig; ook vaak bij (commerciële)onderhandelingen. Verder zijn wij als afdeling betrokken bij alle lopende projecten. Dat is wel vaak ‘balanceren’ en ‘prioriteren’. Ik ben op dit moment betrokken in een aantal interessante projecten, waaronder de ontwikkeling van Mall of the Netherlands in LeidschendamVoorburg. Gezien de omvang van dit project verdient dit op vele terreinen veel (juridiscche) aandacht. Ook de

102 FLL 2018 | magazine

processtrategie bepalen in juridische procedures blijf ik leuk vinden.

Met welke/’soort’ mensen (nationaliteit, ervaring, achtergrond) uit de business werk je het prettigst samen? Jantine: Collega’s die commercieel scherp zijn (bijvoorbeeld in huur, aan/verkooptransacties danwel ontwikkelingen) en het belang zien

Jantine: Vastgoed en retail vind ik commercieel en juridisch interessant. Retail is in beweging en online winkelen heeft een grote impact op fysieke winkelcentra. Talloze faillissementen van retailers (bijvoorbeeld V&D) hebben impact op deze ontwikkelingen. Juridisch moeten wij hierin meebewegen. Dat maakt mijn rol binnen Unibail-Rodamco elke dag weer mooi. Met de aangekondigde overname van Westfield wordt Unibail-Rodamco de grootste belegger in winkelcentra ter wereld; een nieuwe periode breekt daarmee aan!


CURRICULUM VITAE

KASSANDRA SURBER

Kassandra Surber is Head of Legal, and Compliance Officer at Nestlé Nederland B.V. Kassandra joined Nestlé NL in 2008 as Legal Counsel. In her current role as Head of Legal and Compliance Officer, she is a member of the Management Board. The lean legal team consists of a paralegal and two legal counsels, one for advertising and privacy and one for IP. The team is assisted by various Nestlé legal competence centers and local external lawyers. Nestlé Legal NL is responsible for all commercial legal matters related to the marketing and sale of Nestlé products in NL, amongst others coffee (NESCAFÉ, NESPRESSO), culinary products (MAGGI) and chocolate (KITKAT) and the main legal issues of the Nestlé infant nutrition factory. Kassandra’s focus is on competition law and commercial law. Before Nestlé, Kassandra worked 3 years as in-house legal counsel ad interim. She started her career in private practice, working 7 years for De Brauw Blackstone Westbroek, focusing on corporate M&A and employment. Kassandra completed two masters in law degrees, Dutch civil law and notarial law, at University of Amsterdam in The Netherlands, graduating in 1998.

Kassandra Surber & Jantine Bos JANTINE BOS

Begonnen als advocaat bij Arthur Andersen (Wouters advocaten) werkt Jantine Bos nu al jaren bij UnibailRodamco, de Europese marktleider in ontwikkelen, beleggen en managen van grootschalige winkelcentra. Daar geeft zij leiding aan de juridische afdeling en is zij lid van het Nederlandse country management team. Online winkelen heeft een grote impact op fysieke winkelcentra en Jantine is intensief betrokken geweest bij de transformatie van UnibailRodamco in Nederland. Zij was bepalend bij de verkoop van ruim EUR 3 miljard aan vastgoed en heeft een cruciale rol gespeeld in het introduceren van een nieuwe bedrijfscultuur. Daarnaast zijn nieuwe modellen voor huur- en koopcontracten geïntroduceerd, die ongebruikelijk waren voor de Nederlandse praktijk, maar inmiddels steeds meer navolging krijgen. Met de aangekondigde overname van Westfield wordt UnibailRodamco de grootste belegger in winkelcentra ter wereld, met een portefeuille van ruim EUR 60 miljard.

magazine | FLL 2018 103


0189 REMKE E.G. SCHEEPSTRA - BAKER MCKENZIE

Payrolling onder de Wet Arbeidsmarkt in Balans De Minister van Sociale Zaken, Wouter Koolmees, heeft zijn plannen voor een renovatie van de Wet Werk en Zekerheid begin april bekend gemaakt. Met de Wet Werk en Zekerheid is in 2015 een begin gemaakt om flexibele werknemers meer zekerheid te bieden en het ontslagrecht te vernieuwen, maar naar het oordeel van de Minister is ‘groot onderhoud’ noodzakelijk aan - onder meer - de regelingen op het terrein van flexibele arbeid om een nieuwe balans aan te brengen tussen zekerheid en kansen. Naar het oordeel van de Minister moet de arbeidsmarkt meer zekerheid bieden aan iedereen. In dit artikel bespreek ik de nieuwe regeling voor payroll-constructies, zoals gepresenteerd in het concept-wetvoorstel de Wet Arbeidsmarkt in Balans. WAT IS PAYROLL?

In de praktijk zijn verschillende vormen van payrolling te onderscheiden. Payrolling kan beperkt blijven tot het uitbesteden van de salarisadministratie, maar het kan ook zover gaan als het overdragen van het gehele of gedeeltelijke personeelsbestand aan een derde, de payrollonderneming. In het eerste geval blijft de werknemer in dienst bij de opdrachtgever. Dat is anders bij vormen van payrolling waarbij het juridisch werkgeverschap bij het payroll-onderneming ligt. Bij deze vorm van payrolling bestaat er een driehoeksrelatie tussen de payrollondernemer, de (payroll)werknemer en de opdrachtgever. In deze driehoeksrelatie is de payroll-ondernemer de werkgever. De opdrachtgever is de inlener die de toezicht en leiding uitoefent over de (payroll)werknemer. De payrollondernemer sluit een arbeidsovereenkomst met de (payroll) werknemer, maar heeft geen materiële zeggenschap over de (inhoud van de) werkzaamheden. Dit wordt feitelijk vervuld door de opdrachtgever/inlener, die vaak de (payroll) werknemer ook nog zelf heeft geworven en geselecteerd.

CARE4CARE/STIPP1

In het Care4Care/StiPP arrest heeft de Hoge Raad eind 2016 geoordeeld, dat artikel 7:690 BW - het artikel over de uitzendovereenkomst - beperkt dient te worden uitgelegd, in die zin dat voor de toepassing van artikel 7:690 BW niet is vereist dat de werkgever een allocatiefunctie vervult. Uit de tekst van artikel 7:690 BW volgt, aldus de Hoge Raad, dat alle arbeidsovereenkomsten waarbij de werknemer door de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van desbetreffende derde, uitzendovereenkomsten zijn. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een uitzendovereenkomst wordt derhalve alleen gekeken naar de vraag of aan de elementen van artikel 7:690 BW is voldaan. Artikel 7:690 BW heeft daarmee een ruim bereik gekregen en omvat het niet alleen de klassieke uitzendrelatie, maar iedere driehoeksrelatie die aan deze elementen voldoet. Payrolling maar ook detachering kwalificeert daarmee als een (vorm van) uitzenden. De Hoge Raad heeft voorst overwogen dat, voor zover de regels van artikel 7:691 BW in nieuwe driehoeksrelaties als payrolling zou leiden tot resultaten die zich niet laten verenigen met hetgeen de wetgever bij de regeling van de artikelen 7:690 en 691 BW voor ogen heeft gestaan, het in de eerste plaats aan de wetgever is om hier grenzen aan te stellen.

KNELPUNTEN IN DE HUIDIGE WETGEVING

Met de Wet Werk en Zekerheid hebben de (payroll) werknemers (van wie de arbeidsovereenkomst is ingegaan op of na 1 januari 2015) per 1 januari 2015 reeds dezelfde ontslagbescherming gekregen als de werknemers van de derde-opdrachtgever bij wie zij hun arbeid verrichten. Het Care4Care/StiPP arrest leidt echter tot het (onwenselijke) gevolg dat het (lichtere) uitzendregime van artikel 7:691 BW van toepassing is op de payroll-relatie. Dat wil zeggen dat (1) de payroll-ondernemer gebruik kan maken van het uitzendbeding, inhoudende dat de

1: HR 4 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2356 en ECLI:NL:HR:2016:2496.

104 FLL 2018 | magazine


magazine | FLL 2018 105


uitzendovereenkomst van rechtswege eindigt als de opdrachtgever de overeenkomst met de payrollondernemer beëindigt; (2) dat de ketenbepaling pas na 26 weken van toepassing is en bovendien - op grond van de cao - pas na 6 contracten of na 4 jaar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat; en (3) de loondoorbetalingsplicht op grond van de cao gedurende de eerste 78 weken is uitgesloten. Daarnaast ontstaan er bij payrolling - naar het oordeel van de regering - onwenselijke verschillen met betrekking tot de toepasselijke arbeidsvoorwaarden tussen een arbeidskracht die rechtstreeks in dienst is van een werkgever en een arbeidskracht die bij diezelfde partij - via een payroll-onderneming - wordt ingeleend. Het effect van payrolling is namelijk dat de (payroll)werknemer niet meer valt onder de toepasselijke cao in de betreffende bedrijfstak en de collectieve pensioenregeling bij de opdrachtgever (of de sector waarin deze werkzaam is). Op grond van de Wet Allocatie Arbeidskrachten door Intermediair (Waadi) vindt slechts een limitatieve gelijkstelling plaats met de werknemers die direct in dienst zijn in gelijke of gelijkwaardige functies bij de opdrachtgever. De Waadi bepaalt - kort gezegd - dat de uitzendonderneming dezelfde (collectieve) arbeidsvoorwaarden moet toekennen aan uitzendkrachten als die die worden toegekend aan haar werknemers in een gelijke of gelijkwaardige functie. Dit heeft betrekking op lonen en overige vergoedingen en alle essentiële arbeidsvoorwaarden die bij de inlenende onderneming gelden krachtens een van toepassing zijnde cao of andere niet wettelijke bepalingen van algemene strekking. Daarbij moet gedacht worden aan arbeidstijden, overwerk, rusttijden, vakantieduur, feestdagen en nachtarbeid. Daar waar de Waadi echter afwijking van deze gelijke behandelingsnorm toestaat, bepalen de cao’s in de uitzendsector dat uitzendkrachten vanaf de eerste dag bij de inlener aanspraak hebben op een inlenersbeloning. De inlenersbeloning is niet gelijk aan de gehele beloning bij de opdrachtgever, maar betekent enkel dat de beloning (dat wil zeggen loon, arbeidsduurverkorting, toeslagen, kostenvergoedingen en periodieken) van de uitzendkrachten gelijk dient te zijn aan de beloning van de werknemer in een gelijke of gelijkwaardige functie in dienst van de inlener (de materieel werkgever). Voor de overige arbeidsvoorwaarden volgen uitzendkrachten doorgaans de ABU-cao. WET ARBEIDSMARKT IN BALANS Het verschil in arbeidsvoorwaarden en de toepasselijkheid van het lichtere uitzendregime acht de regering ongewenst. Werkgevers kunnen op deze manier verplichtingen omzeilen. Bovendien kan dit leiden tot oneerlijke concurrentie tussen werkgevers in een bepaalde sector. Met de Wet Arbeidsmarkt in Balans stelt de regering enkele maatregelen voor om deze concurrentie te voorkomen en tegelijkertijd payrolling als dienstverlening mogelijk te laten zijn om (kleinere) werkgevers te ontzorgen.

106 FLL 2018 | magazine

Met de Wet Arbeidsmarkt in Balans wordt allereerst een definitie opgenomen van de payrollovereenkomst2. De payrollovereenkomst wordt een ‘species’ van de uitzendovereenkomst, waarbij de overeenkomst van opdracht tussen de werkgever en de derde niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en waarbij de werkgever alleen met toestemming van de derde bevoegd is de arbeidskracht aan een ander ter beschikking te stellen. Om te voorkomen dat payrolling wordt gebruikt als instrument om te concurreren op arbeidsvoorwaarden wordt een apart gelijk behandelingsvoorschrift opgenomen in de Waadi3. Payroll-ondernemers worden daarin verplicht hun werknemers dezelfde arbeidsvoorwaarden aan te bieden, als die zouden gelden als de payroll-werknemer rechtstreeks in dienst zou zijn bij de opdrachtgever/ inlener. Onder arbeidsvoorwaarden worden zowel individuele als collectieve en zowel primaire als secundaire arbeidsvoorwaarden verstaan. Daarbij moet niet alleen worden gedacht aan loon, maar ook aan scholing en ontwikkeling en bovenwettelijke regelingen bij ontslag van een werknemer, zoals een sociaal plan of een van-werk-naar-werk regeling. Van het nieuwe gelijke behandelingsvoorschrift mag niet ten nadele van de werknemer bij cao worden afgeweken, met uitzondering van pensioen. Payrollen wordt dus in de meeste gevallen duurder. Ten aanzien van pensioen kiest de regering niet voor een gelijke pensioenregeling voor de payrollwerknemers, maar geeft hen recht op een adequate pensioenregeling die dient te voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels, indien voor werknemers in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de opdrachtgever een pensioenregeling geldt. Indien de opdrachtgever geen werknemers in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst heeft, geldt als criterium voor een adequate pensioenregeling dat in de sector van de opdrachtgever voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies sprake is van een geldende beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling. Als de opdrachtgever geen pensioenregeling heeft en in de sector geen beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling geldt, behoudt de payrollwerknemer recht op de verplicht gestelde pensioenregeling van StiPP, tenzij StiPP de payrollondernemer vrijstelling heeft verleend. Dat laatste zal doorgaans alleen het geval zijn als de payroll-ondernemer een gunstigere pensioenregeling aanbiedt. De vraag is of de payrollwerknemer met banen in verschillende bedrijven en bedrijfstakken gebaat is bij deelname in een steeds wisselende pensioenregelingen.

2: Artikel 7:692 (nieuw), concept-wetvoorstel Arbeidsmarkt in Balans 3: Artikel 8a Waadi (nieuw), concept-wetsvoorstel Arbeidsmarkt in Balans


Ten slotte stelt de regering voor om de bijzondere bepalingen in het Burgerlijk Wetboek die specifiek zien op de uitzendovereenkomst buiten toepassing te verklaren op de payrollovereenkomst4. Voorgesteld wordt om het uitzendregime van artikel 7:691 BW niet van toepassing te laten zijn op de payrollovereenkomst. In het verlengde daarvan wordt de mogelijkheid om bij cao overeen te komen dat zes uitzendovereenkomsten kunnen worden aangegaan gedurende ten hoogte vier jaar beperkt tot uitzendovereenkomsten die niet in het kader van payrolling tot stand zijn gekomen. Wel kunnen er meer tijdelijke arbeidsovereenkomsten worden aangegaan tussen een payroll-ondernemer en payrollwerknemer, of gedurende een langere periode, maar alleen als dat mogelijk is op grond van de cao van de opdrachtgever/ inlener waar de payrollwerknemer ter beschikking wordt gesteld. Aanvullend wordt geregeld dat voor de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst alleen dan de loondoorbetalingsverplichting kan worden uitgesloten als een dergelijke uitsluiting bestendig gebruik is bij de opdrachtgever/inlener waar de payrollwerknemer ter beschikking wordt gesteld of op grond van een aldaar geldende cao, indien het voor die functies bestendig gebruik is in de onderneming van de opdrachtgever. Dit ligt in het verlengde van de gelijke behandelingsnorm opgenomen in de Waadi. WHAT’S NEXT? Het concept-wetvoorstel Wet Arbeidsmarkt in Balans is op 9 april jl. ter internetconsultatie voorgelegd. De werkgeverslobby is niet blij met het voorstel. Ook de uitzendbranche ziet niets in de plannen, omdat het het uitzendwerk en payrolling onevenredig duur zou maken. De vakorganisaties zijn gematigd positief. De Minister staat tot 7 mei 2018 open voor suggesties. Dan sluit de internetconsultatie. De Minister wil het wetsvoorstel voor de zomer naar de Raad van State sturen en daarna naar de Tweede Kamer. Beoogd tijdstip van inwerkingtreding is 1 januari 2020.

4: Artikel 7:692a BW (nieuw), concept-wetsvoorstel Wet Arbeidsmarkt in Balans

magazine | FLL 2018 107


THE INTERVIEW REMKE SCHEEPSTRA PARTNER EMPLOYMENT BAKER MCKENZIE & JUDITH VAN DER ZWAAN SENIOR EMPLOYMENT LAWYER LLOYDS BANKING GROUP

Wat is je achtergrond?

Remke: Ik ben geboren in Rosmalen en getogen in Vught. Na mijn middelbare school ben ik naar Amsterdam gegaan om daar – in eerste instantie – een propedeuse in de Duitse taal- en letterkunde te behalen, want ik wilde graag Europese studies gaan doen. Ik kwam er echter al snel achter dat die studie niet echt iets voor mij was en ben vervolgens – overigens met meerdere studiegenoten – rechten gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Niet zo zeer met

108 FLL 2018 | magazine

de bedoeling advocaat te worden. Pas in het laatste jaar van mijn studie werd mijn interesse voor het juridische vak pas gewekt door het vak “Rechtspraktijk”. Een vak waarbij we processtukken moesten schrijven, pleiten en onderhandelen. Ik ben vervolgens stage gaan lopen bij zowel de Rechtbank Amsterdam, sectie kort geding en in de advocatuur (toenmalig: Caron & Stevens / Baker & McKenzie). Na mijn stage ben ik ‘blijven hangen’ bij de kort geding unit van de Rechtbank Amsterdam,

waar ik ruim anderhalf jaar als gerechtssecretaris vonnissen heb geschreven. Daarna heb ik de overstap naar de advocatuur gemaakt, omdat ik wat meer afwisseling wilde in mijn werkzaamheden. Ik ben begonnen bij een middelgroot kantoor in Utrecht (en later Amsterdam) in een algemene praktijk. Na drieënhalf jaar ben ik overgestapt naar Baker McKenzie omdat ik me wilde specialiseren in het arbeidsrecht. Dat is inmiddels bijna 18 jaar geleden. Inmiddels geef ik mede leiding aan de Arbeidsrechtsectie,


waarbij ik directies van multinationals adviseer over arbeidsrechtelijke kwesties in brede zin. Daarnaast houd ik me bezig met data privacy vraagstukken en fraude zaken.

Waarom Baker McKenzie?

Remke: Ik wilde mezelf graag specialiseren op het gebied van het arbeidsrecht. Baker McKenzie kende ik vanuit mijn student stage en ik had er een enorm leuke tijd gehad. Niet een ‘typisch’ groot kantoor – althans wat ik mij daarvan voorstelde – met een hiërarchische organisatiestructuur, maar een kantoor met een enorme ‘culture of friendship’ en waar bij iedereen de deur altijd open stond. Destijds was mijn kennismaking met het kantoor uiteraard beperkt tot de kantoorgenoten in Amsterdam, maar inmiddels loop ik er alweer wat jaren rond en kan ik wel zeggen dat de ‘friendship’ zich heeft uitgebreid naar vele internationale collega’s. We zien elkaar een paar keer per jaar, hebben korte lijntjes omdat we veel met elkaar samenwerken in internationale zaken.

Wat is je grootste succes in je carrière tot nu toe?

Remke: Grootste succes vind ik altijd betrekkelijk. Ik heb zoveel leuke, interessante en spannende zaken gedaan in de loop der jaren dat ik er nou niet perse één zou kunnen uitlichten als het grootste succes in mijn carrière. In het licht van diversity is het dan wellicht toch het grootste succes het feit dat ik partner ben geworden, terwijl ik destijds parttime werkte.

Wat is naar jouw mening de volgende stap op het gebied van Diversity & Inclusion?

Remke: Onderzoek laat helaas zien dat het maar niet lukt om voldoende vrouwen in de top van het bedrijfsleven te krijgen. We kennen al ruim vijf jaar het wettelijk streven om besturen en raden van commissarissen van grote bedrijven voor 30 procent uit vrouwen te laten bestaan, maar het bedrijfsleven komt niet verder dan 11,7 procent. En dat terwijl meer dan 50% van het aantal afstudeerders vrouwelijk is. Als ik dan kijk naar de advocatuur, dan

is dat beeld helaas niet veel anders. Ergens had ik nog even het idee dat de advocatuur ‘ouderwets’ was, maar onderzoek wijst dus uit dat het in het gehele bedrijfsleven speelt. Het is moeilijk te duiden wat de oorzaak daarvan is. Het is immers algemeen bekend is dat diversiteit vele voordelen heeft. Als de streefcijfers niet leiden tot een doorbreking van het ‘glazen plafond’ dan zal de ‘next step’ een (wettelijk) vrouwenquotum zijn. Het zou eigenlijk niet nodig moeten zijn, maar zonder een quotum lijkt het helemaal niet op te schieten. In 2019 zal de balans worden opgemaakt. De Minister (van Emancipatie) heeft al aangekondigd te zullen ingrijpen als vrouwen niet snel meer kansen krijgen in de top van het bedrijfsleven. Tot die tijd geloof ik er heilig in dat vrouwen elkaar in ieder geval moeten helpen om de volgende carrièrestap te maken onder meer door middel van sponsoring, mentorring en coaching. We moeten elkaar helpen.

Wat is de belangrijkste eigenschap van een goede advocaat?

Remke: Je kunnen verplaatsen in de cliënt en binnen het juridisch kader met een praktische oplossing komen voor zijn probleem.

Wat ga je het komende jaar doen?

Remke: Het komende jaar concentreer ik mij op mijn persoonlijke ontwikkeling en de verdere uitbouw van mijn praktijk met het doel International Partner te worden van Baker McKenzie. Een intensieve periode waar ik achteraf hopelijk met een glimlach op terug kan kijken.

Wat is je het meeste bijgebleven van de First Ladies dag in Londen?

Remke: De enorme enthousiaste, gelijkgestemde en getalenteerde groep vrouwen, bijeengebracht door Etienne van Bladel, die elkaar vooraf niet allemaal kenden maar een connectie hadden. Ik hoop dat er nog vele gelegenheden zullen volgen dat we elkaar zullen ontmoeten. Te beginnen

met de BBQ. Een nieuw vrouwennetwerk.

Wat is je achtergrond?

Judith: Ik was 21 toen ik nagenoeg klaar was met mijn rechtenstudie in Utrecht. Een jaar studeren in het buitenland was erg aanlokkelijk en ik was na selectie succesvol in mijn aanmelding voor een jaar in Cambridge in Engeland. Een fantastische ervaring in Gonville & Caius college en een Engelse vriend rijker, keerde ik terug naar Nederland voor een advocaten-stage bij Baker McKenzie op de sectie arbeidsrecht. Ik behandelde een breed spectrum aan arbeidsrechtelijke zaken, maar specialiseerde me voornamelijk op het collectieve arbeidsrecht. Na 6.5 mooie jaren bij Baker McKenzie en 6.5 vermoeiende jaren heen en weer reizen naar Engeland in de weekenden, was het tijd voor een nieuwe stap. Sinds het voorjaar van 2011 woon en werk ik in Engeland. Ik werk als Senior Lawyer bij Lloyds Banking Group, één van de grootste banken in het Verenigd Koninkrijk, in HR Legal en ben verantwoordelijk voor alle internationale arbeidsrechtelijke kwesties die binnen de bank spelen. Mijn werkdagen zijn nooit hetzelfde; zo houd ik me het ene moment bezig met een internationale outsourcing en kijk ik het andere moment naar een individuele ontslagzaak in een land aan de andere kant van de wereld.

Waarom heb je voor het bedrijfsleven gekozen; wat vind je leuk aan een in-house rol?

Judith: Ik overwoog al een tijdje een switch naar het bedrijfsleven toen ik in 2010 via Baker McKenzie werd gedetacheerd naar Lloyds Banking Group in Londen. Toen de detachering voorbij was, was het voor mij duidelijk dat een carrière binnen het bedrijfsleven een nieuwe uitdaging zou geven en dat het leven in Engeland goed beviel. Het leukste aan een in-house rol is voor mij het onderdeel zijn van het beslissingsproces en een directe invloed kunnen uitoefenen op de uitkomst voor de organisatie.

magazine | FLL 2018 109


die varieert van regelgeving op het gebied van beloningen tot regelgeving omtrent het scheiden van financiële activiteiten. We zijn op dit moment druk met “ring-fencing”, regelgeving die ziet op het beschermen van de klanten en de dagelijkse financiële dienstverlening tegen de meer risicovolle activiteiten binnen de bank en mogelijke toekomstige problemen binnen de financiële sector. Hoewel deze regelgeving uit het Verenigd Koninkrijk stemt, heeft het ook gevolgen voor onze internationale locaties. Erg ingewikkeld, maar erg interessant!

Wat is het spannendste/ indrukwekkendste/ leukste dat je in jouw functie hebt meegemaakt?

“Ik kijk met de meeste trots terug op het feit dat ik mij goed heb kunnen aanpassen en integreren in een (voor mij) buitenlandse organisatie, terwijl ik mijn Nederlands-heid niet ben verloren”

Wat vind jij belangrijk in jouw relatie en samenwerking met een external counsel

Judith: Het zich willen verplaatsen in mijn positie; begrijpen wat de bank nodig heeft en wat ik nodig heb voor het oplossen van een juridisch probleem. Tenzij ik erom vraag, hebben wij geen behoefte aan lange juridische memo’s. Wij hebben behoefte aan to-the-point juridisch advies dat in aanmerking neemt (en begrijpt) dat de moederonderneming

110 FLL 2018 | magazine

zich in het Verenigd Koninkrijk bevindt en welke belangen er aan beide kanten van de kwestie spelen.

Je werkt in een streng gereguleerde bedrijfstak; wat merk je daar van in jouw werk? Judith: Ik merk dit iedere dag. De financiële sector in het Verenigd Koninkrijk is waarschijnlijk één van de strengst gereguleerde in de wereld. Ik kom dagelijks in aanmerking met de sector-specifieke regelgeving,

Judith: Ik doe deze baan nu ongeveer 7 jaar en ik heb erg veel plezier in mijn buitenlandse reizen, en dan meest in het bijzonder het bijwonen van buitenlandse zittingen. Zo was ik lange tijd geleden in Spanje voor een zitting, waarbij de rechter en de griffier allebei vol Spaanse emotie een schikking bepleitten, die de wederpartij keer op keer weigerde. Ik bewonderde hem om zijn vastberadenheid onder zulke druk.

Waar kijk je met de meeste trots op terug?

Judith: Ik kijk met de meeste trots terug op het feit dat ik mij goed heb kunnen aanpassen en integreren in een (voor mij) buitenlandse organisatie, terwijl ik mijn Nederlands-heid niet ben verloren. (Al is mijn gevoel voor de Nederlandse taal helaas toch wel langzaam aan het afnemen!)

Wat ga je het komende jaar doen?

Judith: Ik ben net terug van een jaar lang verlof na de geboorte van mijn tweede kind en ben druk met het weer “inkomen” na zo’n lange afwezigheid. Uiteraard zal ik me het komende jaar bezighouden met de juridische “day job”, maar ik zal me ook moeten focussen op het vinden van de juiste werk/privé balans voor mijn jonge gezin.


CURRICULUM VITAE

REMKE SCHEEPSTRA

Remke (1969) maakt sinds september 2000 deel uit van de sectie arbeidsrecht van Baker McKenzie. Zij begon haar juridische loopbaan in 1995 bij de kort geding unit van de Rechtbank Amsterdam en stapte in 1998 over naar de advocatuur. Remke geeft mede leiding aan de Arbeidsrechtsectie en adviseert directies van multinationals over arbeidsrechtelijke kwesties in brede zin. Zij houdt zich bezig met grote collectieve ontslagen, adviseert over adviesaanvragen aan ondernemingsraden en harmonisatie en integratie van arbeidsvoorwaardenpakketten in verband met fusies en overnames. Daarnaast heeft ze substantiële ervaring op het gebied van data privacy vraagstukken en fraude zaken.

Remke Scheepstra & Judith van der Zwaan JUDITH VAN DER ZWAAN

Judith is in 2004 haar juridische carrière gestart op de sectie arbeidsrecht van Baker & McKenzie Amsterdam. Ze heeft van meet af aan grote affiniteit met Engeland gehad, nadat ze een jaar in Cambridge had gestudeerd en daar haar partner had ontmoet. Na enkele korte perioden vanuit het Baker & McKenzie kantoor in Londen te hebben gewerkt, kreeg ze de kans om bij Lloyds Banking Group in Londen een secondment te doen. Na haar secondment is ze bij Lloyds Banking Group in dienst getreden en ze is daar sinds 2011 verantwoordelijk voor alle internationale arbeidsrechtelijke kwesties binnen de groep. Ze houdt zich bezig met alle verschillende aspecten van het arbeidsrecht, variërend van de collectieve arbeidsrechtelijke kwesties die voortvloeien uit sluitingen, M&A en reorganisaties tot individuele kwesties zoals ontslag. Haar brede internationale ervaring en Nederlandse (continentale) aanpak leiden tot praktisch, to-the-point en business-gericht advies.

magazine | FLL 2018 111


0190 EUGENIE NUNES & MARIJE OZINGA, ADVOCAAT DENTONS BOEKEL

(De) regulering arbeidsrelaties Op 1 mei 2016 is de wet Deregulering Arbeidsrelaties (‘wet DBA’) in werking getreden. De wet DBA is destijds ingevoerd om opdrachtgevers en opdrachtnemers duidelijkheid te bieden over de contractuele relatie die zij met elkaar aangaan, door uitsluitsel te geven over de vraag of er tussen partijen al dan geen dienstbetrekking bestaat. De wet DBA heeft echter niet de duidelijkheid gebracht die daarmee was beoogd, maar heeft geleid tot onzekerheid over het onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen. De handhaving van de wet is om die reden opgeschort. Inmiddels heeft het kabinet besloten de wet DBA te vervangen. De nieuwe regelgeving zal naar verwachting per 1 januari 2020 inwerkingtreden. Tot die datum is de opschorting van de handhaving verlengd. In de tussentijd blijven opdrachtgevers en –nemers in onduidelijkheid verkeren. In deze nieuwsbrief bespreken wij de periode waarin de handhaving van de wet DBA is opgeschort, de zogeheten overgangsperiode, en de belangrijkste punten waar opdrachtgevers en –nemers in de tussentijd rekening mee moeten houden.

OVERGANGSPERIODE

De opschorting van de handhaving van de wet DBA houdt in dat opdrachtgevers geen naheffingen of boetes krijgen opgelegd, als achteraf geconstateerd wordt dat de opdrachtnemer toch in dienstbetrekking werkte. Ondanks de opschorting, wordt er door de Belastingdienst wel gehandhaafd indien de opdrachtgever kwaadwillend is. Een opdrachtgever is kwaadwillend indien hij opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan, terwijl hij weet (of had kunnen weten) dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking. De handhaving richt zich tot 1 juli 2018 enkel op ernstige gevallen: situaties waarin partijen evident buiten het wettelijk kader treden. Het gaat dus niet om gevallen waarin er bijvoorbeeld onduidelijkheid is over de gezagsverhouding, maar om gevallen waarin opdrachtgevers handelen in een

112 FLL 2018 | magazine

context van opzet, fraude of zwendel. Dit zijn bijvoorbeeld situaties die leiden tot ernstige concurrentievervalsing, economische of maatschappelijke ontwrichting of waarin er risico is op uitbuiting. Vanaf 1 juli 2018 wordt niet langer enkel ten aanzien van de ernstigste gevallen gehandhaafd, maar ten aanzien van alle gevallen van kwaadwillend handelen. De Belastingdienst kan handhaven indien elk van de volgende drie criteria bewezen kan worden: 1. Er is sprake van een (fictieve) dienstbetrekking; 2. Er is sprake van evidente schijnzelfstandigheid; 3. Er is sprake van opzettelijke schijnzelfstandigheid. Deze overgangsperiode geldt tot de nieuwe wetgeving in werking is getreden, waarschijnlijk tot 1 januari 2020. Na inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving blijft nog maximaal één jaar een terughoudend handhavingsbeleid gelden.

HOE DIENEN OPDRACHTGEVERS EN –NEMERS TE WERK TE GAAN IN DE TUSSENTIJD?

Een dienstbetrekking bestaat indien er is voldaan aan drie voorwaarden: 1. Er is sprake van een gezagsverhouding tussen partijen; 2. Er is een verplichting om de arbeid persoonlijk te verrichten; 3. Er bestaat een verplichting om loon te betalen. Indien aan tenminste een van de drie voorwaarden niet is voldaan, is er geen sprake van een dienstbetrekking. Totdat er duidelijkheid bestaat over de nieuwe wetgeving, is het verstandig om bij het aangaan van een overeenkomst van opdracht de volgende punten in aanmerking te nemen. Met betrekking tot de gezagsverhouding: • De instructiebevoegdheid van de opdrachtgever kan contractueel worden uitgesloten. De opdrachtnemer vervult zijn werkzaamheden zelfstandig en naar eigen inzicht. Er bestaat dan geen gezagsverhouding; of • De opdrachtgever kan een instructiebevoegdheid hebben, maar deze dient dan contractueel te worden beperkt, bijvoorbeeld zodanig dat de instructiebevoegdheid betrekking heeft op een aanwijsbaar resultaat van het werk.


Met betrekking tot de verplichting om de arbeid persoonlijk te verrichten: • Als in de overeenkomst niets is geregeld over de vraag of de opdrachtnemer zich mag laten vervangen, wordt ervan uitgegaan dat er een verplichting bestaat de arbeid persoonlijk te verrichten; • In de overeenkomst kan opgenomen worden dat de opdrachtnemer zich mag laten vervangen door een willekeurige derde, zonder dat vervanging is onderworpen aan de goedkeuring van de opdrachtgever of aan enige andere voorwaarde. Er is dan geen verplichting de arbeid persoonlijk te verrichten; of • In de overeenkomst wordt opgenomen dat de opdrachtnemer zich onder bepaalde voorwaarden mag laten vervangen, mits deze voorwaarden betrekking hebben op de arbeidsprestatie en niet op de persoon van de vervanger.

Tot slot is het van belang dat bij de beoordeling of er sprake is van een dienstbetrekking de gehele contractuele relatie en de feitelijke uitvoering daarvan worden betrokken. Ook andere punten in de overeenkomst of de uitvoering daarvan kunnen daarom indicaties zijn dat er sprake is van een dienstbetrekking, zoals de aanwezigheid van een concurrentiebeding, de lange duur van de overeenkomst et cetera.

CONCLUSIE

De onduidelijkheid die is ontstaan na invoering van de wet DBA is nog niet voorbij. De overgangsperiode, waarin de Belastingdienst de handhaving heeft uitgesteld, zal nog tenminste tot januari 2020 blijven bestaan. Wel wordt er vanaf 1 juli 2018 gehandhaafd bij alle kwaadwillenden.

magazine | FLL 2018 113


THE INTERVIEW EUGENIE NUNES PARTNER DENTONS BOEKEL & RINSKE FIETEN CORPORATE INTEGRITY, RISK & COMPLIANCE OFFICER PRORAIL

In de nieuwe Corporate Governance Code is meer aandacht voor cultuur en gedrag, hoe kijk jij tegen die ontwikkeling aan? Eugenie: Ik vind dat een goede ontwikkeling: cultuur en gedrag vormt in wezen de basis voor elke onderneming en vormt de basis voor draagvlak voor strategie en beleid. Het vormt het fundament voor een gezonde onderneming. Ik denk wel dat deze beginselen en hoe daar mee om wordt gegaan in de Corporate

114 FLL 2018 | magazine

Governance Code nog verder uitgewerkt kunnen worden om ook daadwerkelijk als handvat te kunnen fungeren. Niet onbelangrijk is dat cultuur en gedrag begint op board niveau: de “tone at the top” is cruciaal en werkt door binnen de onderneming. Zelf evaluatie op board niveau kan daarbij een belangrijke rol spelen en wint daarmee aan populariteit. Een goede ontwikkeling die ruimte biedt voor reflectie en ontwikkeling. Het siert een board als deze bereid is kritisch naar het eigen functioneren te kijken.

Wat is voor jou een goede bestuurder, of een goede toezichthouder, waarin onderscheiden deze zich?

Eugenie: Een goede bestuurder toont leiderschap, staat voor het beleid en heeft het vermogen daadwerkelijk richting te geven aan de koers van de onderneming. Iemand die geloofwaardig is door eigen gedrag, visie toont en in staat is daar draagvlak voor te creëren. Die daadwerkelijk weet wat de onderneming drijft en oog heeft voor wat er in de onderneming


speelt. Die zwakke punten signaleert en bijstuurt en sterke punten naar voren haalt. Een goede toezichthouder houdt een zekere afstand, maar staat tegelijkertijd dicht bij de onderneming. Toezicht houden kan alleen als er daadwerkelijke belangstelling is voor de onderneming en hetgeen daarin speelt en de wens daarbij in die hoedanigheid bij betrokken te zijn en daaraan bij te dragen. Goed kunnen luisteren en kijken naar wat er daadwerkelijk gebeurt zijn belangrijk. De toezichthouder fungeert ook als klankbord en de communicatielijn met de board moet zodanig zijn dat men zich ook vrij voelt een beroep op je te doen.

Bij arbeidsgeschillen kunnen heftige emoties een rol spelen. Op welke manier adresseer je deze?

Eugenie: Belangrijk is dat er geluisterd wordt naar de standpunten over en weer. Vanuit werkgeversperspectief is het van belang om duidelijk te zijn over wat er gebeurt, over de koers van de onderneming en de gevolgen voor de werknemers, Maar in dat kader ook oog te houden voor het effect van ontwikkelingen op werknemers, bijvoorbeeld bij een collectief ontslag. Doorgaans zie je dat dat aan een snelle oplossing bijdraagt en de emotie er wat af haalt. En als het toch tot een rechtszaak komt, werpt een dergelijke opstelling van een werkgever meer vruchten af dan er “met een gestrekt been in te gaan”.

Wat heb jij in je ‘gereedschapskist’ dat maakt dat cliënten je steeds weer weten te vinden?

Eugenie: Ik denk dat dat een zekere “make it happen” mentaliteit is. Ik zit in de gereedschapskist van mijn cliënten: ik ben een “business tool” en help ze hun doelstellingen te realiseren vanuit juridisch perspectief. Dat vraagt meer dan kennis van het wetboek en jurisprudentie: het vraagt belangstelling, inlevingsvermogen en creativiteit om daadwerkelijk ervoor

te zorgen dat het juridisch kader werkt. Om zaken voor ze op te willen lossen en het leven in dat opzicht wat makkelijker te maken. Daarbij ben je niet alleen achteraf brandjes aan het blussen maar denk je geregeld vooruit en adviseert bij het ontwikkelen van duurzaam HR beleid.

Je hebt verschillende fasen van economische conjunctuur meegemaakt. Hoe beïnvloedt dit je praktijk?

Eugenie: Eigenlijk is de arbeidsrechtpraktijk redelijk stabiel: als het goed gaat met de economie vinden fusies en acquisities plaats en adviseren we over de arbeidsrechtelijke gevolgen daarvan. Zit het economisch tegen dan adviseren we over het afslanken van ondernemingsactiviteiten of andere kostenbesparende maatregelen maar ook over variabele beloningsinstrumenten die eraan bijdragen om het tij voor de onderneming te keren.

Is je praktijk veranderd door het samengaan met Dentons?

Eugenie: Niet zozeer, mijn praktijk heeft zich altijd voor een belangrijk deel afgespeeld in een internationale context en was al vaak gericht op ondernemingen met grensoverschrijdende activiteiten.

Je zet je in voor het platform Legal Women. Wat wil je met dit platform bereiken?

Eugenie: Het platform biedt vrouwen in juridische functies de gelegenheid om elkaar te ontmoeten en van gedachten te wisselen over onderwerpen die in verband staan met hun carrière en professionele ontwikkeling. Op dit moment zijn daar 3500 vrouwen bij aangesloten. Dat zijn niet alleen advocaten maar ook bedrijfsjuristen en rechters. Er zijn meerdere bijeenkomsten per jaar. Bij de bijeenkomsten worden sprekers uitgenodigd, zoals recentelijk bijvoorbeeld over de dynamiek binnen de board en advisering op dat niveau. Daarnaast is medio april het

mentorprogramma gestart waarbij ervaren juristen als mentor optreden voor jongere juristen. Daar is grote belangstelling voor. Ook is er de jaarlijkse “Legal Woman of the year” en “Legal Upcoming talent” verkiezing.

Wat zie je als grootste uitdaging in jouw discipline?

Rinske: Uiteindelijk is het gedrag van je werknemers de kern van de manier waarop een bedrijf werkt. Cultuur en gedrag worden gevormd door waarden, maar zeker ook door omstandigheden zoals de wijze van bedrijfsvoering. Wat is ‘the smell of the place’? Is dat er een van het zonder nadenken naleven van regels, van controle en hiërarchie, of is er een open sfeer waarin doelen gesteld worden, fouten mogen worden gemaakt en dilemma’s worden gedeeld? De grootste uitdaging vanuit het perspectief van compliance is om een cultuur te creëren waarin de regels het kader vormen van gedrag dat past bij een omgeving waarin gezond verstand en het realiseren van doelen samen gaan.

Wat is jouw advies aan mensen die aan het begin van hun loopbaan staan om hun carrièreverloop te optimaliseren ?

Rinske: Het optimaliseren van je loopbaan begint met het goed kennen van je eigen talenten, en ambities. En je tegelijkertijd te realiseren dat die ambities ook kunnen veranderen, de carrière die je voor je ziet op je vijfentwintigste is niet in ijzer gegoten en je bent op ieder moment vrij om het helemaal anders te doen, als je dat wil. Dat gevoel van vrijheid moet je kunnen behouden, mijn advies zou zijn om je ‘lot’ nooit alleen maar aan je carrière te verbinden, maar vooral te investeren in het ontwikkelen van de talenten die je energie geven. Het bijzondere is dat de uitstraling die je hebt op het moment dat je iets doet waar je hart ligt, er voor zal zorgen dat er kansen komen die bijdragen aan de carrière die zowel goed is voor jou als voor je omgeving.

magazine | FLL 2018 115


de onderneming over de rol en invulling van compliance en hoe ga je vanuit jouw positie daarmee om?

“Je hoeft het er niet mee eens te zijn, maar het moet wel duidelijk zijn op welke gronden het besluit is genomen”

Verwacht je dat de rol van Compliance en Risicomanagement gaat wijzigen door de toenemende digitalisering en artificial intelligence en welke wijzigingen verwacht je?

Rinske: Iedere Compliance afdeling zal op dit moment ongetwijfeld bezig zijn met de implementatie van de GDPR, de General Data Protection Regulation, een Europese verordening op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens. Daarnaast zie ik dat het aantal incidenten die gerelateerd kunnen worden aan data veiligheid – hacken en lekken – de afgelopen jaren sterk is toegenomen. Compliance en risicomanagement

116 FLL 2018 | magazine

professionals zullen hun activiteiten en kennis hierop moeten aanpassen. De toenemende digitalisering en artificial intelligence bieden echter ook kansen, met name op het gebied van monitoring en risicobeheersing. Op het moment dat uit een combinatie van verschillende datastromen een goed beeld komt waar de integriteitsen compliance risico’s zich voordoen, en deze gegevens kunnen helpen om te evalueren wat effectieve beheersmaatregelen zijn, dan is dat echt een verrijking door digitalisering bij het creëren van een effectief compliance programma.

Ervaar je wel eens een strijd tussen de business en bestuur van

Rinske: Het is zaak om zowel met de business als met het bestuur in goed open contact te blijven over wat zij nodig hebben om de bedrijfsvoering optimaal te kunnen inrichten, en daarbij de kaders vanuit het compliance perspectief in acht te nemen. Hun belangen, wensen en zorgen lopen idealiter parallel, maar de realiteit is dat dit niet altijd het geval is. Het kan voor de business frustrerend zijn als er regels worden opgesteld die de activiteiten enkel lijken te frustreren in plaats van te faciliteren. Zij zijn immers de mensen die direct geconfronteerd worden met de praktische uitwerking van al die voorwaarden en eisen. De kunst is om nut en noodzaak op een transparante wijze uit te leggen, zodat eenieder de genomen beslissing kan begrijpen. Je hoeft het er niet mee eens te zijn, maar het moet wel duidelijk zijn op welke gronden het besluit is genomen. Vanuit mijn positie probeer ik die transparantie zowel richting bestuur als richting business te bewaken, ook daar waar het zaken betreft waarvoor de handen niet direct op elkaar gaan.

Als je kijkt naar het management van een onderneming, waar komt de rol van Compliance en Risicomanagement dan naar jouw oordeel het best tot zijn recht vanuit organisatorisch perspectief?

Rinske: Een Corporate Compliance Officer moet voldoende onafhankelijk zijn of haar werk kunnen doen. Dit betekent mijn inziens dat hij in de organisatie direct aan de Raad van Bestuur moet rapporteren, en daarnaast een ‘dotted line’ moet hebben naar de Raad van Commissarissen. Hij moet zich immers vrij voelen om integriteitsmeldingen tot op het hoogste niveau aan te kunnen kaarten, zonder daarbij voor positie te hoeven vrezen. Belangrijk is dat deze ophanging niet alleen maar een ‘getekend harkje’ is, er


moet daadwerkelijk een omgeving zijn waarin de lijnen met bestuurders en toezichthouder kort zijn. Voor een Corporate Risk Officer geldt dat deze mijn inziens aan de Financieel Directeur uit de Raad van Bestuur moet rapporteren, met een ‘dotted line’ naar de auditcommittee van de Raad van Commissarissen. Compliance en Risk zijn onderwerpen die gebaat zijn bij een onafhankelijke uitvoering van de taken die daarbij horen, om ervoor te zorgen dat moeilijke vraagstukken zo transparant mogelijk op tafel gelegd kunnen worden. Bij ProRail is ervoor gekozen om de Compliance & Risk functie organisatorisch op te hangen onder de CFO, met een ‘dotted line’ naar de RvC. De open uitnodiging die ik heb om aan te schuiven bij de RvB en de toegankelijkheid van zowel de Executive Committee als de rest van de organisatie maakt dat hiermee voor mij een situatie is gecreëerd waarin ik op een bij de functie passende manier toegang heb tot alle niveaus.

de buitenwereld te laten zien wat voor bijzondere prestaties je onderneming heeft geleverd.

Wat verwacht je van de advocaat die jullie ondersteunt in het kader van jullie activiteiten?

Rinske: De advocaten die ProRail bijstaan op het gebied van compliance en risicomanagement zijn echt ‘trusted advisors’, de teams kennen de onderneming zeer goed, en hebben een uitstekend gevoel voor de bijzondere dynamiek in de bedrijfsvoering en de relatie met het ministerie. Niet alleen is dat van essentieel belang bij het doen van bijvoorbeeld – interne onderzoeken, maar vooral bij het formuleren van de

lessen die getrokken kunnen worden uit onderzochte incidenten blijkt dit van meerwaarde. De kunst is om herhaling te voorkomen, en om er als bedrijf zelfs beter van te worden. Daarvoor is het noodzakelijk dat de advocaat precies weet wat de onderneming drijft, en dit kan koppelen aan zijn of haar advisering. De advocaat is dan ook veeleer een strategische partner op dit onderwerp, en dit gaat verder dan zuiver juridische advisering. ProRail let goed op welk kantoor zij inschakelt op welk domein. De laatste jaren is hier veel over te doen geweest. Voorkomen moet worden dat de advocaat die het interne onderzoek doet, op teveel verschillende borden speelt en er zo rolonzuiverheid dreigt

Vind je dat met de huidige social media vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens sneller in gevaar komt en hoe gaan jullie hiermee om in het kader van risicomanagement?

Rinske: Het is van groot belang om je medewerkers duidelijke richtlijnen mee te geven over wat vanuit het oogpunt van de onderneming toegestaan is op social media. Het doorlopend aandacht vragen voor de risico’s van het delen van gevoelige informatie, via social media of anderszins, is niet meer weg te denken uit de awareness campagnes die door ProRail gevoerd worden over informatieveiligheid en privacybescherming. Risicomanagement bestaat met name uit het creëren van bewustzijn als het gaat om vertrouwelijke informatie en social media. Daarbij is het mijn inziens ook goed om aan te geven wat wel oké is; natuurlijk mag je laten zien hoe trots je bent op de mooie brug die je hebt gebouwd, of op de feestelijke opening van dat nieuwe station. Social media is namelijk ook een instrument om aan

“Een goede bestuurder toont leiderschap, staat voor het beleid en heeft het vermogen daadwerkelijk richting te geven aan de koers van de onderneming” magazine | FLL 2018 117


CURRICULUM VITAE

EUGENIE NUNES

Eugenie Nunes became a member of the Bar in 1992. She is partner in the employment law department of Dentons Boekel in Amsterdam. She specialises in employment law and employees’ participation. In her practice she deals with HR compliance, individual and collective dismissals, reorganisations and cross-border employment. An important component of her practice is advising on employment aspects of mergers, acquisitions and outsourcingprojects, Eugenie has various publications to her name in the field of cross-border employment and employees’ participation. She published the “Review Employees’ participation”, describing the developments in the area of employees’ participation, inter alia in case of reorganisations. She is a substitute judge at the District Court of The Hague. Eugenie manages the Cross-Border Employment Group at Dentons Boekel and lectures at various (national and international) educational institutes. Specialties: Employment law, HR compliance, individual and collective dismissal, employees’ participation, reorganisations, cross-border employment, outsourcing, legal management of outsourcingprojects, litigation.

Eugenie Nunes & Rinske Fieten RINSKE FIETEN

Rinske Fieten is Corporate Integrity, Risk & Compliance Officer bij spoorbeheerder ProRail. Haar doel is om binnen ProRail – 4200 medewerkers, 7000 km spoor – bij te dragen aan een zo hoog mogelijke beschikbaarheid van het spoor, binnen de kaders die daarop van toepassing zijn en waarbij risico’s of dilemma’s beheersbaar en transparant zijn. Rinske begon haar loopbaan als advocaat bij Stibbe, waar zij werkzaam was op het gebied van het omgevingsrecht. Naast haar functie bij ProRail is Rinske Rechter-Plaatsvervanger bij de meervoudige bestuursrechtkamer van de Rechtbank Overijssel. Zij geniet van door het bos galopperen, roeien in de vroege morgen en het nemen van ijsbaden.

118 FLL 2018 | magazine


FIRST NEVER FOLLOWS www.avdr.nl

magazine | FLL 2018 119


0191 SOPHIE DINGENEN, CORPORATE & PROJECTS PARTNER BIRD AND BIRD

Ontwikkelingen in energieland Je kan geen krant open slaan of het gaat over de transitie naar een duurzame samenleving. De energievoorziening is hier een belangrijk onderdeel van. Maar hoe wordt dit allemaal bewerkstelligd? Momenteel zijn er twee keer per jaar subsidierondes voor de ontwikkeling van duurzame energieprojecten. Deze worden voornamelijk toegekend aan wind op land en zonneprojecten. Er is een separaat subsidie systeem voor de ontwikkeling van windparken op zee, alhoewel de huidige trend is dat het subsidiesysteem voor wind op zee zal worden omgezet tot een biedingssysteem. De vergunning voor het eerste subsidieloze windpark op zee is inmiddels een feit, Vattenfall heeft deze tender gewonnen. De vraag is natuurlijk of deze parken allemaal gebouwd gaan worden. Dat zal met name afhangen van de marktontwikkelingen en in het bijzonder met de ontwikkelingen in de technologie. Mocht het zo zijn dat de windparken verlieslatend lijken te worden dan is de kans erg klein dat ze gebouwd gaan worden. Terug naar de windprojecten op land en zonneprojecten. Het is bekend dat, in tegenstelling tot gas, elektriciteit niet opgeslagen kan worden. Althans niet in de huidige netinfrastructuur. Het net wordt beheerd door TenneT en TenneT is ook verplicht om de nodige investeringen te doen in de uitbreiding en het onderhoud van het net. Overigens worden deze kosten afgewenteld op de burger onder de componing ODE, Opslag Duurzame Energie. Met al deze nieuwe projecten die gebouwd worden en die ook noodzakelijk zijn om de energietransitie te realiseren komt er een enorme hoeveelheid nieuwe capaciteit op het net. Het net is daar momenteel niet voor uitgerust en er treedt in verschillende gebieden congestie op. Zoals gezegd is TenneT verantwoordelijk voor uitbreiding van het net maar dit dient ook tegen acceptabele kosten te gebeuren aangezien de burger de rekening betaalt voor de uitbreiding. Netverzwaring is erg kostbaar. Naast de decentrale duurzame energieprojecten zijn er ook de offshore windprojecten die gepland staan. Per park

120 FLL 2018 | magazine

leveren ze gemiddeld 700MW. Deze elektriciteit dient aan land te komen en vanuit het aanlandingspunt in het net weer verder verdeeld te worden. Ook dit zal ervoor zorgen dat het net verzwaard moet worden of dat er in ieder geval gekeken zal moeten worden naar alternatieve manieren om de elektriciteit te transporteren. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van waterstof. Elektriciteit wordt dan bij de aanlanding omgezet in waterstof. Waterstof heeft een grotere dichtheid dan elektriciteit en kan door gasleiding worden getransporteerd. Nu Nederland een aanzienlijk gasinfrastructuur heeft en het Groninger veld steeds minder produceert, lijkt het niet meer dan logisch om voor deze oplossing te kiezen. Er wordt momenteel druk geĂŤxperimenteerd met deze techniek. Naast deze techniek hebben we dan nog te maken met decentrale congestie. Hoe lossen we deze op? Batterijen kunnen hieraan bijdragen. De ontwikkeling van batterijen gaat erg snel en het lijkt erop dat ze een goede oplossing kunnen bieden om congestie in het net tegen te gaan, maar niet enkel om congestie tegen te gaan, maar ook om ingezet te worden voor de levering van systeemdiensten. DNV heeft recentelijk een studie gedaan naar de haalbaarheid en schaalbaarheid van de (buurt)batterij. De conclusies zijn hoopvol. Het gaat om de inzet van private buurtbatterijen die lange termijnovereenkomsten aangaan met de netbeheerder voor het leveren van systeemdiensten. Dit zorgt ervoor dat de desbetreffende netbeheerder een beroep kan doen op de batterij in het geval deze systeemdiensten behoeft maar daarnaast bespaart de netbeheerder ook aanzienlijk kosten doordat het net niet verzwaard hoeft te worden. De batterij eigenaar heeft een langdurig contract en daarmee investeringszekerheid. Een andere mogelijkheid om de energietransitie te realiseren is energie-efficiĂŤntie. Hierbij kan je denken aan het gebruik van LED verlichting in kantoren en bedrijven. Maar er zijn meerder oplossingen mogelijk. Ook de verwarmingssystemen van kantoren en bedrijven kunnen aan de verduurzaming bijdragen wanneer de gebouweigenaren


kiezen voor energie-efficiĂŤntie oplossingen. Ook dit zal van de gebouweigenaren en de huurders een investering vragen. Bovenstaande geeft reeds aan dat de transitie naar een duurzame samenleving flexibele oplossingen vraagt van de markt, de toezichthouders en andere marktpartijen. Indien de overheid inzet op de transitie naar een duurzame samenleving za het moeten zorgen voor een stabiel investeringsklimaat door adequate regelgeving uit te vaardigen. Momenteel wordt in Europe het Clean Energy

Package uit onderhandeld wat geheid voor wijzigingen op nationaal niveau zal zorgen. Dit brengt met zich mee dat het investeringsklimaat niet optimaal is. Het is gelukkig zo dat de rentestanden historisch laag zijn waardoor er nog de nodige investeringen plaatsvinden maar de overheid moet zich ervan vergewissen dat de transitie naar een duurzame samenleving grotendeels door private partijen moet worden gefinancierd. Hiertoe is het belangrijk om vaart te maken met een stabiel investeringsklimaat waarbij een stabiel regelgevingskader van essentieel belang is.

magazine | FLL 2018 121


THE INTERVIEW SOPHIE DINGENEN CORPORATE & PROJECTS PARTNER BIRD AND BIRD & QUIRINE TJEENK WILLINK GENERAL COUNSEL ALLIANDER

Je werkt als partner bij het internationale advocatenkantoor Bird & Bird in Den Haag. Wat maakt dat je voor Bird & Bird hebt gekozen?

Sophie: Bird & Bird heeft een sterke sector focus en voor de sector energie waarin ik adviseer is dat een vereiste. CliĂŤnten vinden de sector kennis van hun adviseurs erg belangrijk en essentieel voor een robuuste advisering.

122 FLL 2018 | magazine

Je werkte hiervoor o.a. bij Baker McKenzie aan de Zuidas. Merk je een verschil tussen Amsterdam en Den Haag? Sophie: Quirine, ik kan je bij deze melden dat we sinds 1 januari een kantoor hebben in Amsterdam. We zitten op de Zuidas in de ITO toren. Er is in inderdaad een verschil tussen Amsterdam en Den Haag. Waar het in Amsterdam voornamelijk op projecten en M&A is gebaseerd, gaat het in

Den Haag met name om toezicht en regulering. Ikzelf heb een sterke voorkeur voor Amsterdam maar dat komt mede door dat ik er woon. ;o)

Je hebt, toen je al partner was, langere tijd in een management positie gezeten bij een cliĂŤnt in Engeland. Heb je er over nagedacht om in het bedrijfsleven te blijven? Sophie: Ik ben inderdaad ook solicitor


en vanuit die hoedanigheid heb inderdaad een cliënt over strategische beslissingen geadviseerd. Iemand uit mijn team zat ook inhouse bij deze cliënt, dat is essentieel om op de hoogte te zijn van het reilen en zeilen bij een bedrijf en deskundig te kunnen adviseren. Ik ambieer zelf geen inhouse positie maar dat komt met name omdat ik projectontwikkeling fantastisch vind en dat ik graag verschillende projecten synchroon heb lopen. Ik hou van de positie van adviseur.

Hoe ben je eigenlijk in de energiesector beland? Sophie: Toen ik afgestudeerd was, moest ik kiezen tussen bank- en effectenrecht of energierecht. Banken effectenrecht leek me erg saai en bij energierecht kon ik me niet zoveel voorstellen dus ik dacht ik spring in het diepe, daar heb ik nooit spijt van gehad.

Heb je nog vrije tijd en zo ja, wat doe je dan?

Sophie: In mijn vrije tijd vind ik het erg fijn om lekker te eten en tijd door te brengen met mijn vrienden en familie, dus dat combineer ik dan zoveel mogelijk. Dat brengt dan ook direct een andere noodzaak met zich mee namelijk sporten. Ik probeer vier keer per week te sporten en dan vind je me bij Rocycle in Amsterdam. Ik ben extreem fanatiek…

Als je morgen op sabbatical kon, waar zou je dan heen gaan?

Sophie: Dan zou ik gaan rondreizen en dan denk ik met name aan Australië, Nieuw-Zeeland, Fiji eilanden, etc. Een dagelijks leven in mijn bikini lijkt me prachtig! Ik hou erg van watersport dus ik zou het grootste gedeelte van de sabbatical op/in het water te vinden zijn.

Wat is je guilty pleasure?

Sophie: Mijn guilty pleasures zijn macarons en meringue. Heerlijk! Ik hou in beginsel niet van zoetigheid maar daar kan je me voor wakker maken.

Na een mooie carrière in de advocatuur zit je nu in een Directieteam en adviseer je de Board van Alliander. Op het eerste zicht best een grote stap, van de advocatuur naar een grote onderneming in de politieke semipublieke sector; hoe reëel is dat beeld?

Quirine: Dat beeld klopt wel. Ik was bijna 40 en toe aan wat anders. Wat is gelukt. Alles is anders: rol, taak, bedrijfsstructuur, belangen, targets en natuurlijk jargon; de ‘bila’s’, ‘kpi’s’ en ‘in de lijn belegd’ vliegen je om de oren. In de advocatuur zit je zelf aan het stuur. Je bent gewend betrekkelijk autonoom richting in een dossier te kunnen kiezen. Dat gaat nu niet meer. In zo’n grote onderneming spelen veel andere belangen: waar een bepaalde kwestie doorzetten juridisch een no brainer is, kan bijvoorbeeld reputatie van de onderneming toch zwaarder wegen. Ik vind dat af en toe nog best lastig; zoiets voelt toch een beetje als met hockey een strafbal laten liggen om ruzie met je tegenstander te voorkomen.

Alliander heeft sinds kort een vrouwelijke CEO. Kun je wat vertellen over de rol als vrouw in de toch nog voornamelijk mannelijke energiewereld?

Quirine: Ja en naast een vrouwelijke CEO hebben wij bovendien een Directieteam dat meest uit vrouwen bestaat, evenals onze Raad van Commissarissen. Dat is inderdaad nog uitzonderlijk, zeker in de technische energiewereld. Ik denk een goede zaak; een gezonde mix van mannen en vrouwen maakt het bestuur van een onderneming completer. Maar ik moet toegeven dat ik zelf niet heel erg bezig ben met aantallen vrouwen in bestuurlijke gremia. Wel zou ik best behoefte hebben aan charmantere veiligheidsschoenen, maar daar ben ik dan misschien weer een uitzondering in.

Wat vind je de leukste verandering ten opzichte van de advocatuur?

Quirine: Zonder meer dat ik niet meer hoef te pitchen. Wat een verschrikking is dat, voelde me vaak net een bedelaar. Heerlijk om gewoon werk te hebben. Gewoon, omdat het er is.

Je hebt een achtergrond in data privacy en sectorregulering en nu zit je bij een energiebedrijf. Wat betekent dit voor de uitoefening van je vak?

Quirine: Uiteraard speelt momenteel de nieuwe privacyregulering die op komst is. Best fijn om rustig te kunnen overzien wat dat betekent voor Alliander. Maar uiteraard pakken de juristen in mijn team dit verder inhoudelijk op. Mijn ervaring en ook affiniteit met regulering komen denk ik meer van pas. Dit rechtsgebied ligt dicht tegen econom(etr)ie aan en is dus voor veel juristen een verschrikking. Maar bij een notitie over tariefregulering bij Liander denk ik juist ‘ah yes, dit kan ik’ en dan ga ik er even goed voor zitten haha.

We zitten in de transitie naar duurzame energie, wat zijn de ambities van Alliander op dit vlak?

Quirine: Alliander zorgt dat het licht brandt en dat de huizen warm zijn, nu en in het duurzame morgen. Onze missie is te zorgen voor betrouwbare, betaalbare en bereikbare energie voor iedereen. En dat klinkt eenvoudig, maar is dat allerminst. Nederland elektrificeert en gaat van het gas af. Dat betekent dat we afhankelijk worden van andere, duurzame energiedragers, zoals zon, wind en warmte. Dat levert andere behoeften op, aan en van bestaande netwerken. Dit proces wil Alliander in een voorbeeldrol faciliteren.

Boeken of films?

Quirine: In een bioscoop tref je mij zelden: ik heb te weinig geduld om een film helemaal uit te kijken. Maar ik heb volgens mij alles van Quentin

magazine | FLL 2018 123


“Toen ik afgestudeerd was, moest ik kiezen tussen bank- en effectenrecht of energierecht. ”

Tarantino wel gezien. Meerdere keren. Ik lees liefst non-fictie. Een geweldig boek kocht ik laatst op Schiphol: Hans Jaap Melissen, ‘IS - tot alles in staat’. Niet normaal wat die man allemaal durft en indrukwekkend hoe hij ook de meest gruwelijke ervaringen

124 FLL 2018 | magazine

niet oordelend weet te beschrijven. Een ander prachtig werk vond ik ‘Cosa Nostra’ van John Dickie, uiteraard over de Siciliaanse maffia. Alleen al de pagina’s lange disclaimer van de auteur gaf het boek de lading die het verdient.

Wat

is je leukste dag bij Alliander, anders dan de Magna Charta dag in London?

Quirine: Ik ben zeer tevreden tot nu toe, maar ga er uiteraard vanuit dat de leukste dag nog gaat komen!


CURRICULUM VITAE

SOPHIE DINGENEN

Sophie is a Corporate and Projects partner at Bird & Bird LLP. She is a member of the global Energy & Utilities Steering Committee and she co-heads the international Renewables Group. Sophie has been advising the energy sector since 1999 on all corporate, projects and contract matters. After being involved in all the major energy transactions during the privatisation of the Dutch energy market, her practice now mostly focuses on the structuring and, more specifically, the development and construction of national and international energy projects. Following the transition towards renewable energy, Sophie regularly advises on innovative contract structures such as Corporate PPAs which accelerate such transition. She is recognised as a project expert in the international league tables and was nominated for the Euromoney’s European Women in Business Law award, individual category ‘Best in Energy’ in 2016 and 2017. Before joining Bird & Bird LLP, Sophie worked both for other international law firms and in house where she was responsible for the development of multi-billion cross border projects. She has extensive experience in providing strategic & boardroom advice. Sophie is dual qualified in the Netherlands and in the UK.

Sophie Dingenen & Quirine Tjeenk Willink QUIRINE TJEENK WILLINK

Quirine werkte ruim 15 jaar als advocaat, o.a. bij Allen & Overy in Amsterdam en later als partner bij Bird & Bird in Den Haag. Zij specialiseerde zich in het economisch bestuursrecht en in privacy & data protection. Quirine procedeerde in vele (handhaving)geschillen tussen marktpartijen en toezichthouders en zij begeleidde telecomaanbieders en radiostations bij frequentieveilingen. Daarnaast heeft zij ruime ervaring in het helpen van ondernemingen bij de uitrol van privacycomplianceprojecten. In september 2017 verruilde Quirine de advocatuur voor de functie van General Counsel bij energienetwerkbedrijf Alliander N.V. Quirine woont in Loenen a/d Vecht en heeft drie kinderen. Ter ontspanning sport Quirine graag. Ze tennist en loopt veel hard, terwijl ze naar (stiekem best wel foute meezing)muziek luistert.

magazine | FLL 2018 125


126 FLL 2018 | magazine


0192 MR DR. Z.D. VAN HEESEN-LACLÉ IS ADVOCAAT BOUW- EN AANBESTEDINGSRECHT BIJ PNH ADVOCATEN TE HAARLEM

Duurzaam en circulaire infrastructuur: wens, feit of fictie? In de infrastructuur is duurzaamheid geen onbekend begrip. In Nederland wordt 90% van het asfalt hergebruikt. Het milieueffect dat wordt veroorzaakt door de bouw van infrastructuur is desondanks aanzienlijk. Recent onderzoek wijst uit dat deze sector in NoordHolland veruit de grootste verbruiker van ruwe grondstoffen is. De sector heeft de ambitie in 2050 volledig circulair te zijn. Thans worden hiertoe verschillende initiatieven ontplooid. In dit artikel illustreer ik welke verschillende activiteiten door de Provincie Noord-Holland in ontwikkeling zijn dan wel in haar projecten worden geïmplementeerd en/of gestimuleerd. Tevens schets ik de aanbestedingsrechtelijke uitdagingen die daarvan uitgaan voor opdrachtgevers. INFRA DUURZAAM EN CIRCULAIR: WAT IS DAARVOOR NODIG

tot milieuvervuiling in de vorm van CO2-uitstoot, door de inzet van vrachtwagens. Deze uitstoot is vergelijkbaar met emissies die verband houden met de winning en verwerking van de bouwmaterialen.3 De bouwsector als geheel is verantwoordelijk voor een derde van het aantal transportbewegingen in Nederland.4 Niet alleen de realisatie van infrastructuur, maar ook het onderhoud ervan draagt bij aan milieuvervuiling en inefficiënt energieverbruik. Traditionele onderhoudsmethoden zijn tijdarbeid- en materiaal intensief, hetgeen leidt tot additionele verspilling en vervuiling. Verschillende onderzoeksinstituten hebben geanalyseerd op welk vlak innovatie zou kunnen leiden tot de reductie van het energieverbruik en de vernietiging van ruwe grondstoffen in de infrastructuur. Zij komen tot de volgende kansenanalyse: toepassing van andere materialen dan beton, hoogwaardig hergebruik van materialen (in plaats van recycling), toepassen van duurzaamheidsinitiatieven bij de realisatie tot aan het volledig circulair bouwen van infra.

De aanleg van wegen heeft grote milieu-effecten.1 In de Provincie Noord-Holland is jaarlijks 230.00 ton aan mineralen nodig voor de aanleg van wegen in haar areaal. De verwerking van die mineralen vertegenwoordigt 25% van het energieverbruik in de infra-sector. Bij de aanleg van infrastructuur wordt voor slechts 10% gerecycleerde materialen gebruikt. Daarmee is de sector voor 90% afhankelijk van ruwe grondstoffen. Jaarlijks komt meer dan 5.000 ton constructieafval vrij, die alleen laagwaardig wordt gebruikt in de fundering van wegen. Ten slotte wordt slechts 2% van het constructieafval gebruikt bij de productie van nieuw beton.2 Ook het transport van voornoemde grondstoffen en andere materialen naar het werkterrein leidt

TOEPASSING VAN ANDERE MATERIALEN Beton is een grote boosdoener. Voor de productie daarvan zijn liters water en tonnen zand nodig. Onderzocht is daarom welke andere materialen die duurzamer worden geproduceerd zouden kunnen worden toegepast om een positief effect op de milieudruk realiseren. Deze materialen dienen echter aan dezelfde draagkracht, veiligheids- en waterbergingseisen te kunnen voldoen als de toepassing van beton en asfalt. Uit onderzoek blijkt dat materialen die op het eerste gezicht ongeschikt lijken voor de toepassing in wegenbouw, toch aan voornoemde eisen blijken te kunnen voldoen.

1: Europese criteria betreffende de groene overheidsopdrachten voor het ontwerp, de bouw en het onderhoud van wegen, EC 2016 (SWD(2016)203). 2: Circulair Noord-Holland. Inzichten in het speelveld van de circulaire economie, Provincie Noord-Holland & Circle Economy, oktober 2017.

3: Op cit. noot 1,p. 5. 4: Bouwend Nederland 2018 (www.bouwendnederland.nl >themas>duurzaamheid>duurzame bouwprocessen).

magazine | FLL 2018 127


Initiatieven zijn ontplooid en nader onderzoek wordt gedaan naar de toepassing van onder meer: • Gerecycled glas in asfaltmengsels en plastic wegen: de toepassing hiervan in plaats van traditionele bouwmaterialen is in het buitenland met succes toegepast. In New York is meer dan 1.400 km weg aangelegd met een glasmengsel als bouwmateriaal, met als resultaat een besparing van 500.000 USD. De toepassing van plasticafval in wegen is succesvol gebleken in India: plastic afval is gereduceerd en de wegen hebben een hogere levensduur wegens betere waterbestandheid.5 • Olifantengras in wegen: in Noord-Holland wordt thans geëxperimenteerd met de toepassing van een mix van olifantengras en glasschuim in plaats van zand en grind bij de vervaardiging van lichtgewicht contructiebetonplaten. Deze toepassing brengt een reductie van de toepassing van ruwe grondstoffen tot wel 40% terwijl daarnaast sprake is van CO2-neutrale productie van de platen. • Composiet: composietbruggen zijn inmiddels geen onbekend fenomeen. Er zijn rekenmethoden ontwikkeld die het verschil in materiaal- en energieverbruik – tussen de toepassing van een houten of composietbrug – voor opdrachtgevers inzichtelijk maakt, zodat deze een afgewogen keuze kunnen maken.6 Uit onderzoek blijkt dat de milieueffecten bij de toepassing van composietbruggen veel geringer zijn dan bij de toepassing van staal of beton.7 DUURZAAM INKOPEN Verschillende organisaties hebben tools voor aanbestedende diensten ontwikkeld om de initiatie-, realisatie- en gebruiksfase van de infrastructuur te verduurzamen.8 Ook zijn handvatten ontwikkeld om bij die verduurzaming innovatieve oplossingen toe te passen.9 Certificering van duurzame materialen en duurzame realisatie wordt in Nederland al enige tijd in de utiliteitsbouw toegepast. Op basis van LEAD-, BREEAM- en WELLcertificering kan de duurzame realisatie objectief worden vastgesteld. In de grond-, weg- en waterbouw worden DuboCalc en de CO2-prestatieladder als objectieve

5: Op cit. noot 2. 6: Binnen het programma Duurzaam GWW wordt Dubocalc toegepast. Duurzaam GWW is een samenwerkingsverband van opdrachtgevers onderzoeksinstituten en marktpartijen die als doel heeft duurzaamheid in de spoor-, grond, weg- en waterbouw te bevorderen. 7: Analyse tabel Beco groep in: J. Halman, “Strategie voor een optimale balans tussen innovatie- en risicomanagement”, WOW kennisplatform CROW 16 juni 2016. 8: Zie Aanpak Duurzaam GWW (http://aanpakduurzaamgww.nl). De aanpak voorziet in het meewegen van duurzaamheidsaspecten vanaf de planfase tot aan het einde van de levenscyclus van de te realiseren infrastructuur. Zie ook MVO Zelfscan voor de bouw en infrabedrijven (https://bouw.mvo-zelfscan.nl). De Europese Unie heeft criteria ontwikkeld die aanbestedende diensten kunnen toepassen bij de realisatie van wegen. Op cit. noot 1. 9: Zie innovatiekoffer van Pianoo (www.innovatiekoffer.nl). Zie ook stappenplan innovatiegericht inkopen en innovatietoolbox Ministerie van Veiligheid en Justitie.

128 FLL 2018 | magazine

meetinstrumenten gebruikt om tijdens de aanbesteding te toetsen of het ontwerp van de inschrijver voldoet aan de door de aanbestedende dienst gewenste duurzaamheidscriteria. Ook wordt geëxperimenteerd met de ontwikkeling en inzet van duurzaam geproduceerde bouwmaterialen en bio-based materialen bij de realisatie van infrastructuur. Zo heeft Rijkswaterstaat dubbel duurzaam asfalt ontwikkeld, dat energiezuinig wordt geproduceerd en voor 60% bestaat uit hergebruikt asfalt. Dit asfalt is eerst uitgebreid getest door het Innovatie Testcentrum en daarna op basis van proefvakken in de praktijk getoetst. Dubbel duurzaam asfalt is voor het eerst toegepast bij de aanleg van de A27. De Provincie Noord-Holland heeft als eerste provincie in Nederland een fietspad gerealiseerd dat zonlicht omzet in energie: Sola-Road. Thans zijn plannen in ontwikkeling om energieopwekking ook te integreren in andere type wegen.10 De eerste initiatieven om bio-based wegen aan te leggen zijn in de markt gezet. In de infra wordt geëxperimenteerd met de toepassing van biomassa die bij het beheer van het areaal vrijkomt - zoals bermmaaisel en snoeihout - als grondstof voor bouwmaterialen. Omdat deze tot grondstoffen geconverteerde afvalstoffen lokaal worden gegenereerd en verwerkt heeft dit ook positieve effecten op de milieudruk. De Provincie Noord-Holland heeft haar eerste infraproject met toepassing van een bio-based proeftuin “van berm tot berm” voor een wegvak van 1 kilometer in de markt gezet.11 Met het onderzoek naar de toepassing van innovatieve materialen beoogt de Provincie vast te stellen welke bio-based toepassingen geschikt zijn voor grootschalige toepassingen in de GWW. Het Waterschap Friesland en de Provincie Friesland doen in samenwerking met andere ketenpartners onderzoek naar de toepassing van afvalwater (zeefgoed uit rioolwaterzuivering) in asfalt.12 Inmiddels zijn een fietspad, een parkeerterrein en een dijkverharding op basis van dit type asfalt gerealiseerd.13 EFFICIËNTE ONDERHOUDSMETHODEN Belangrijke slagen in het beperken van het gebruik van primaire grondstoffen en energiereductie kunnen worden gemaakt in de aanpassing van de traditionele onderhoudsmethoden. Voor traditioneel onderhoud zijn immers - net als tijdens de bouwfase - materiaalproductie en vervoer daarvan benodigd. Innovaties die leiden tot duurzaam ontwerpen en het vergroten van de levensduur van de infrastructuur, leiden tot minder onderhoud. Ook wordt veel winst geboekt als de intensiteit van het onderhoud wordt beperkt. Deze innovaties hebben een positief effect op

10: Halman 2016 (op cit. noot 7) en verslag WOW bijeenkomst 29 januari 2018 (www.platformwow.nl). 11: Inschrijvingsleidraad ten behoeve van de Europese aanbesteding van: Trajectbenadering N231b volgens de Europese, niet-openbare procedure conform het Aanbestedingsreglement Werken 2016 d.d. 26 januari 2018. 12: Het VAZENA-project (https://www.crow.nl/downloads/pdf/portals/infrainnovatie/150013_vazena-(recell).aspx) 13: Op cit. noot 11.


de milieubelasting tijdens de onderhoudsfase.14 Voorbeelden van innovatie in het onderhoud, betreffen de inspectie van de wegen gedurende de gebruiksfase op basis van nieuwe technologieën, zodat kan worden vastgesteld wanneer onderhoud en eventuele vervanging daadwerkelijk nodig zijn. Inmiddels worden bij verschillende infraprojecten bouwinformatiemodellen (“BIM”) toegepast, op basis waarvan gedurende de hele levenscyclus van een bouwwerk de fysieke en functionele kenmerken in kaart worden gebracht. Ook worden initiatieven ontplooid om een materialenregister voor de infra op te zetten.15 Informatie uit BIM en het materialenregister kunnen in de toekomst voornoemde condition based maintenance faciliteren. Ook informatie vergaard op basis van de inzet van drones, infraroodtechnieken, laserdetectietechnologie en elektromagnetische inductietechnieken kunnen een actueel beeld geven van de toestand van de objecten in het areaal om afgewogen keuzes omtrent de noodzaak van onderhoud te maken.16 Andere vernieuwingen zijn de ontwikkeling van zelfhelende en modulaire wegen. Rijkswaterstaat heeft een prototype gerealiseerd voor een asfaltverjongingsmiddel. Zij benaderde hiervoor enkele marktpartijen. Door TU Delft zijn de oplossingen eerst wetenschappelijk onderzocht op effectiviteit en uitvoerbaarheid. Hierna zijn pilotprojecten uitgevoerd waarbij de verjongingsmiddelen zijn uitgetest op verschillende proefvakken. Inmiddels wordt het middel op verschillende wegen in het areaal van RWS toegepast. De middelen blijken goed te werken, een positief milieueffect te hebben en bij te dragen aan verminderd onderhoud. Wegens succes zijn nu demonstratievakken ingericht zodat ook regionale wegbeheerders vertrouwd raken met de middelen

en in toekomstige projecten in hun areaal kunnen inzetten.17 Ook wordt nagedacht over de toepassing van modulaire onderdelen. Onderhoud kan dan toegespitst worden op de modules die daaraan toe zijn. CIRCULAIR ONTWERPEN De Provincie Noord-Holland heeft in haar Ontwikkelingsperspectief de ambitie geformuleerd in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen met 30% te reduceren en in 2050 volledig circulair te zijn. Hiermee sluit zij zich aan bij de circulaire ambities van het Rijk. Het Rijksbrede programma heeft de Bouw geïdentificeerd als een van de vijf sectoren waar de toepassing van circulariteit potentieel zou kunnen bijdragen aan de verlaging van de milieueffecten. Ook de Europese Unie heeft beleid ontwikkeld om de circulaire economie te stimuleren.18 Circulair bouwen streeft ernaar onderdelen en materialen van het werk hoogwaardig gedurende de levensduur te gebruiken en daarna te hergebruiken, met het doel reststromen te voorkomen of te benutten.19 Dit vereist het efficiënter gebruik van bestaande producten, het modulair ontwerpen van nieuwe producten, de vervanging van nietduurzame fossiele grondstoffen door lokale bio-based grondstoffen en na de levensduur van het werk de bestaande onderdelen optimaal te hergebruiken.20 Bij hergebruik van materialen wordt gestreefd naar een toepassing zonder de aanpassing daarvan. Dat is het meest energie-efficiënt en

17: Zie innovatiekoffer > cases > asfaltverjongingscrèmes. 18: Europa 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei (EC 2010), Maak de cirkel rond - Een EU-actieplan voor de circulaire economie 2 december 2015 (COM(2015) 614 final) en EC 2016 (SWD(2016)203). 19: Circulair bouwen in perspectief, TNO maart 2018, p. 9. 20: Ontwikkelingsperspectief circulaire economie, Provincie NoordHolland 2018, p. 9-10.

14: EC 2016 (SWD(2016)203), p. 6. 15: “Terugblik Bijeenkomst materialenpaspoort, Platform WOW”, 16 januari 2018 (www.platformwow.nl > verslagen > bijeenkomst materialenpaspoort). Zie ook de mede door Thomas Rau ontwikkelde Madaster (het kadaster voor materialen). 16: Op cit. noot 15. Zie ook Nieuwe onderzoeken bouwmaterialen (presentatie en rapport t.b.v. Rijkswaterstaat), SGS Intron, januari 2018.

magazine | FLL 2018 129


het minst vervuilend. Het is immers niet noodzakelijk nadere vervuilende handelingen te verrichten om gebruik van de betreffende materialen mogelijk te maken. Indien die materialen lokaal kunnen worden toegepast heeft dat de voorkeur omdat zo minder transportbewegingen nodig zijn. De afgelopen jaren zijn verschillende circulaire gebouwen in Nederland opgeleverd. Zoals het CIRCL paviljoen van ABN AMRO, de tijdelijke rechtbank Amsterdam en het Stadskantoor Venlo. De eerste infrastructurele circulaire projecten zijn thans in ontwikkeling. Rijkswaterstaat neemt deel aan het Circulair Ontwerp Consortium (Van Hattum en Blankevoort, VolkerInfra, Spanbeton/VBI, SGS Intron, SBRCURnet en Rijkswaterstaat) met als doel een circulaire viaduct te ontwerpen waarvan de modules volledig uit elkaar kunnen worden gehaald en weer hergebruikt.21 De Provincie Noord-Holland bereid de realisatie van de eerste lego-brug van Nederland voor: een circulaire brug bestaande

21: “Rijkswaterstaat werkt mee aan het eerste circulaire viaduct van Nederland”, 8 september 2017 (www.rijkswaterstaat.nl).

130 FLL 2018 | magazine

uit uitneembare onderdelen.22 UITDAGINGEN VOOR OPDRACHTGEVERS Is de infrasector klaar voor de circulaire bouw? Het anders ontwerpen, realiseren en onderhouden, brengt ook gelijk de uitdaging.23 De traditionele bouwsector is niet gewend om circulair te ontwerpen of te bouwen. De markt moet worden uitgedaagd om zich opnieuw uit te vinden om aan de duurzame en circulaire behoefte van de opdrachtgevers te voldoen. De ervaringen die zijn opgedaan met duurzaam en innovatief inkopen zijn niet één op één toepasbaar op circulair bouwen. De ontwikkelde certificeringsnormen voorzien immers in een duurzaamheidstoets tot en met einde levensduur van de materialen. Circulariteit gaat juist uit van de toepassing van diezelfde materialen ná einde levensduur van het te

22: https://www.cobouw.nl/infra/nieuws/2017/11/de-eerste-lego-brugkomt-eraan-101254566. 23: Zie voor de drieluik van de privaatrechtelijke aspecten van circulair bouwen van M.A.C. Chao-Duivis in het Tijdschrift voor Bouwrecht van begin dit jaar.


ontwikkelen object. De uitdaging zal de komende tijd zijn om te streven naar circulariteit en daarbij de inmiddels opgedane ervaringen te blijven benutten.24 Een andere uitdaging betreft de contractvorming. De standaardvoorwaarden in de bouw zijn op dit moment niet toegerust op het circulair bouwen. De UAV-GC voorziet in voorwaarden voor geïntegreerd bouwen tot en met de onderhoudsperiode, dat wil zeggen tot einde levensduur van het object. Ook lijkt het conflictmodel van de UAV-GC te botsen met de noodzaak tot samenwerking en risicodeling bij innovaties en de circulaire economie. Circulariteit roept ook vanuit aanbestedingsrechtelijk perspectief de nodige vragen op. Innovatie gaat gepaard met risico’s die van tevoren niet altijd goed zijn in te schatten. Opdrachtgevers zijn risicomijdend. Dit kan leiden tot risico-avers gedrag waardoor innovatie geen ruimte of kans krijgt. Om innovatie te stimuleren is het van belang een risicostrategie te ontwikkelen zodanig dat ruimte wordt geboden voor “trial and error” in elke fase van het ontwikkelproces.25 Het aanbestedingsrecht gaat echter uit van transparantie en gelijkheid. Deze beginselen zijn niet altijd goed te rijmen met het innovatieproces. Bij innovatieve oplossingen die niet eerder zijn uitgevoerd is nadere afstemming nodig. Vaak weet de opdrachtgever immers niet welke oplossing hij wil. De vraag aan de markt is juist om met die oplossing te komen. Onder die omstandigheden is het strakke keurslijf van het aanbestedingsrecht niet altijd een zegen. In de onderzoek- en ontwikkelingsfase, biedt de Aanbestedingswet enige ruimte voor innovatieve toepassingen. Zo kunnen opdrachtgevers opdrachten betreffende onderzoek en ontwikkeling gunnen zonder voorafgaande aanbesteding.26 Voorwaarde is wel dat de resultaten in het geheel zijn bestemd voor de aanbestedende dienst en dat de dienstverlening volledig door de aanbestedende dienst wordt betaald. Aanbestedende diensten kunnen opdrachten voor onderzoek naar de ontwikkeling van innovatieve producten ook onderhands gunnen als de productie niet in grote hoeveelheden plaatsvindt, en de opdracht alleen ziet op de toetsing van de commerciële haalbaarheid van dat product of het dekken van de onderzoekskosten.27 Onderhands gunnen is ook mogelijk als wegens technische of artistieke redenen slechts één bepaalde ondernemer de opdracht kan verrichten en er geen redelijk alternatief of substituut voorhanden is.28 Op grond van vaste jurisprudentie dienen uitzonderingen restrictief te worden uitgelegd. Opdrachtgevers zijn dus hoe dan ook gebonden aan de strikte kaders van het aanbestedingsrecht bij de afweging om een bepaald onderzoek onderhands uit

24: Eenduidig bepalen van circulariteit in de bouwsector, RIVM Briefrapport 2017-0128 en op cit. noot 20. 25: Halman 2016. 26: Artikel 2.24 sub 9 Aanbestedingswet 2012. 27: Artikel 2.33 lid 1 sub a Aanbestedingswet 2012. 28: Artikel 2.33 lid 1 sub b jo. lid 3 Aanbestedingswet 2012.

te vragen met toepassing van een van de voornoemde uitzonderingen. Deze uitzonderingen kennen bovendien beperkte toepassing voor de fase nadat de innovatie eenmaal een feit is. Voor de aanbesteding van het gehele ontwikkeltraject tot aan de inkoop van het ontwikkelde product, voorziet de Aanbestedingswet in de toepassing van andere procedures die innovatief inkopen kunnen faciliteren. Deze procedures zijn echter beperkt toepasbaar. Aan de aanbestedende dienst worden bovendien hoge eisen gesteld betreffende professionaliteit en kennis. Transparantie en gelijke behandeling dienen met toepassing van deze procedures te worden geborgd.29 Bovendien gelden nadere eisen omtrent de vertrouwelijkheid van de voorgestelde innovatieve oplossingen om “cherry-picking” door de aanbestedende dienst te voorkomen.30 •

concurrentiegerichte dialoog: de concurrentiegerichte dialoog kan worden toegepast voor complexe projecten die ontwerp- of innovatieve oplossingen behelzen zoals geïntegreerde vervoersinfrastructuurprojecten.31 Dit is ook het geval als de bestaande toepassingen niet zonder ingrijpende aanpassing kunnen voldoen aan de behoefte van de aanbestedende dienst, bijvoorbeeld omdat deze hogere duurzaamheidsambities heeft dan standaard wordt geboden.32 Op basis van deze procedure kan de opdrachtgever voorgestelde oplossingen van marktpartijen tijdens de dialoog nader specificeren en zo tot de gewenste toepassing komen. De eisen worden vooraf ruim geformuleerd om ruimte te bieden voor innovatie. Aan de hand van de ontwikkelde dialoogproducten gaat de opdrachtgever het gesprek aan om te komen tot het gewenste eindproduct. Deze inkoopvorm lijkt ideaal, maar kent ook beperkingen. Bekend is dat deze procedure hoge transactiekosten met zich brengt. Deze leent zich dan ook niet eenvoudig voor toepassing van opdrachten met een relatief lage geraamde waarde. mededingingsprocedure met onderhandelingen: ook deze procedure kan worden toegepast voor de inkoop van ontwerp- of innovatieve oplossingen.33 De minimumeisen waaraan de innovatie dient te voldoen moeten vooraf bekend worden gemaakt. De onderhandelingen vinden plaats ná de indiening van de inschrijving. Deze procedure biedt alléén ruimte om te onderhandelen over de kwaliteit van het aangebodene zodat deze volledig aansluiten op de specifieke behoefte van de aanbestedende dienst.

29: Artikel 2.110, 2.126a en 2.126c Aanbestedingswet 2012. 30: Artikel 2.110 lid 7, 2.126a lid 6 en 2.126c lid 4 Aanbestedingswet 2012 31: Artikel 2.28 lid 1 sub a Aanbestedingswet 2012 (zie de andere gronden opgesomd in lid 1 sub a). Deze procedure kan dus niet worden toegepast voor standaard diensten of leveringen. 32: J.M. Hebly & E.R. Manunza, T&C Aanbestedingsrecht, artikel 2.28, noot 2. 33: Artikel 2.30 Aanbestedingswet 2012 jo. 2.126 en 2.126a Aanbestedingswet 2012.

magazine | FLL 2018 131


De onderhandelingen kunnen echter geen betrekking hebben op de vooraf gepubliceerde gunningscriteria en minimumeisen.34 De ruimte voor maatwerk is dus beperkt. Innovatiepartnerschap: deze procedure is met de implementatie van richtlijn 2014/24/EU geïntroduceerd in de Aanbestedingswet. Op basis van deze nieuwe procedure kunnen opdrachtgevers zowel de opdracht verlenen tot de ontwikkeling van de innovatieve oplossing, als die tot de aanschaf ervan. Deze procedure kan worden toegepast als de ontwikkeling leidt tot een nieuwe of aanmerkelijk verbeterde oplossing.35 Opdrachtgevers dienen aan de hand van een marktonderzoek of marktconsultatie vooraf vast te stellen of hiervan sprake is. De procedure geschiedt in verschillende fasen. Eerst selecteert de aanbestedende dienst partijen die het potentieel hebben vernieuwende oplossingen te onderzoeken en ontwikkelen. Inschrijvers dingen mee naar de deelname in het innovatiepartnerschap. In hun inschrijving specificeren zij welke innovatieve oplossing zij beogen met de aanbestedende dienst in het partnerschap te zullen ontwikkelen. De aanbestedende dienst nodigt na de selectiefase gegadigden uit voor de onderhandelingen. Tijdens de onderhandelingen worden de inschrijvingen aangepast en verbeterd. Gunning geschiedt op basis van de definitieve inschrijving. De aanbestedende dienst kan met één of meerdere partijen het innovatiepartnerschap sluiten.36 De aankoop is beperkt tot de partijen die onderdeel zijn van het partnerschap. Marktinnovaties die tussentijds worden ontwikkeld kunnen niet meer via deze procedure worden aangeschaft. Deze procedure kent een lange doorlooptijd. Vanwege het nieuwe en complexe karakter van deze procedure ervaren opdrachtgevers nog veel drempelvrees bij de toepassing ervan.

Aanbestedende diensten kunnen innovatie ook faciliteren door subsidieverlening. Op basis van de ‘schaarse rechten’rechtspraak lijkt de bewegingsruimte voor overheden bij de verdeling ervan te worden ingeperkt.37 In beginsel zal ook met betrekking tot schaarse subsidies gelijke kansen dienen te worden geboden aan potentiële gegadigden en dient voldoende transparantie te worden betracht bij de toekenning daarvan.38 De subsidieverlener zal dienen te motiveren en af te wegen of de selectie van de subsidient

34: Artikel 2.31 sub g Aanbestedingswet 2012. 35: Artikel 2.31a jo. 1.1 Aanbestedingswet 2012. 36: Artikel 2.31 jo. 2,126b e.v. Aanbestedingswet 2012. 37: ABRvS 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2917; ABRvS 18 januari 2017; ABRvS 12 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017; CBb 9 juli 2008 ECLI:NL:CBB:2008:BD8180; ABRvS 8 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:173, ABRvS 23 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:803. 38: Zie symposium ‘De invloed van het aanbestedingsrecht op de verdeling van schaarse rechten door de overheid’ VU 26 januari 2018. Zie ook blogs over dit onderwerp: A. Drahmann, “Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt over gelijke kansen en transparantie bij de verdeling van schaarse vergunngingen”, Stibbeblog 02 november 2016 en A. Elzakkers, “Wie dingen er mee? Schaarste bij subsidie/inkoop”, PR blog bestuursrecht, 30 oktober 2017.

132 FLL 2018 | magazine

is geschied op basis van objectieve criteria en op basis van enige mededinging. Hoewel strikt gezien geen sprake is van toepassing van het aanbestedingsrecht op situaties waarbij sprake is van de verdeling van schaarse rechten, kan uit voornoemde jurisprudentie worden afgeleid dat de aanbestedingsbeginselen wel een bron van inspiratie zouden moeten zijn bij die verdeling. Daarmee zijn echter de in de aanbestedingsjurisprudentie ontwikkelde leerstukken en de aanbestedingsuitzonderingen nog niet één-op-één toepasbaar. Daar komt bij dat de verstrekking van subsidies staatssteunrisico’s in zich bergt. Voor zover sprake is van de toekenning van Europese subsidies bestaat bovendien het risico van terugvordering. In de voorwaarden voor Europese subsidies is veelal uitdrukkelijk vervat dat sprake dient te zijn van mededinging en toepassing van de aanbestedingsregels bij de toekenning van subsidies onder dat programma. Kortom, ook de toekenning van schaarse subsidies voor de toepassing van innovaties in de infrastructuur, kent juridische risico’s. Het onderscheid tussen aanbesteding, subsidie en staatssteun wordt minder zwart-wit. De afbakening van het bevoegde forum, is echter nog immer afhankelijk van de kwalificatie van de onderliggende verhouding tussen overheid en marktpartij. Voor aanbestedingsgeschillen is dit de civiele rechter (die richtlijnconforme moet interpreteren op basis van jurisprudentie van het Europese Hof), voor staatsteungeschillen de Europese Commissie, voor schaarse nationale subsidies de bestuursrechter en voor Europese subsidies betreffen dit auditoren. Dit brengt met zich dat hoewel de toepassing van aanbestedingsbeginselen niet is beperkt tot overheidsopdrachten zoals gedefinieerd in de Aanbestedingswet, in de praktijk sprake kan zijn van divergerende rechtspraak over de uitleg en reikwijdte van aanbestedingsleerstukken en –uitzonderingen.

Bij het streven naar circulariteit in de infrastructuur zullen opdrachtgevers vooraf een gefundeerde keuze moeten maken bij de keuze voor de inzet van een van de hun ter beschikking staande instrumenten op basis van een afweging van voormelde risico’s en de voorziene beheersing daarvan.


NO EQUAL NO LIMITS NO FEAR www.avdr.nl

magazine | FLL 2018 133


THE INTERVIEW ZAYÈNNE VAN HEESEN-LACLÉ ADVOCAAT BOUW- EN AANBESTEDINGSRECHT PNH ADVOCATEN & JUDITH BOLLEN HEAD OF LEGAL MANAGING DIRECTOR STICHTING PENSIOENFONDS BRITISH AMERICAN TOBACCO

Waar ben je in je carrière het meest trots op?

Zayènne: Ik heb een proefschrift geschreven over een politiek gevoelig thema. Mijn conclusies en bevindingen werden niet door alle belanghebbenden met evenveel enthousiasme onthaald. Dat bracht de nodige uitdagingen met zich. Ik ben voor mijn conclusies en aanbevelingen gaan staan en de discussie daarover

134 FLL 2018 | magazine

niet uit de weg gegaan, hoe moeilijk dat soms ook was. Tien jaar later zijn mijn aanbevelingen omgezet in regelgeving of beleid. Ik kan nu met veel trots terugkijken op die voor mij zo vormende periode. Daarop volgden acht jaren topsport aan de Zuidas. Gedurende die acht jaren heb ik mij onder grote druk kunnen ontwikkelen tot een specialist in mijn vakgebied. Ook daar ben ik bijzonder trots op.

Judith: Ik ben begonnen als management trainee, een functie waar bedrijfskundigen en economen voor werden gezocht. Vervolgens ben ik na 12 jaar overgestapt naar een juridische functie, eerst als Company Secretary, later als Corporate Counsel. Ik heb me op beide momenten niet door gestelde voorwaarden laten weerhouden om te solliciteren en te overtuigen dat ik de juiste kandidaat was.


Wat raad je vrouwelijke toetreders tot de juridische markt aan en wat juist af?

Zayènne: Wees zichtbaar en bouw vanaf dag één een netwerk op. Doe mee met activiteiten en wordt lid van commissies binnen je organisatie en binnen je vakgebied, zodat mensen weten wie je bent en wat ze aan je hebben. Ontwikkel de competentie om je niet achter anderen te verschuilen maar 100% in te staan voor de implicaties van je advies. Judith: De bedrijfsjurist is veel meer waard wanneer die ook de processen en het risicoprofiel van het bedrijf goed beheerst. Zorg ervoor dat de mensen je kennen en dat ze naar jou toekomen en dat ze durven te komen met problemen. Je toegevoegde waarde ligt evenveel zo niet meer in het voorkomen van problemen meer dan in de oplossing van disputen. Blijf uit de ivoren toren.

Baroness Hale of Richmond sprak in haar toespraak over gunstige voorwaarden voor toetreding van vrouwen tot de rechterlijke macht, zoals een quotum voor vrouwen en vrouwelijke rolmodellen die andere vrouwen stimuleren om carrière te maken. In Nederland zijn van de studenten, afgestudeerden en de toetreders de vrouwen in de meerderheid, maar aan de juridische top blijft het aandeel steken op zo’n 20%. Welke voorwaarden zijn volgens jou belangrijk om meer vrouwen aan de juridische top te krijgen? Zayènne: In de top van de advocatuur is bekend dat vanaf de 6e ervaringsjaar een kentering intreedt. Vrouwen worden lager beoordeeld en worden in vergelijking met mannelijke collega’s die beschikken over dezelfde kwaliteiten minder vaak in aanmerking voor een promotie tot council, associate partner of equity

partner. In de 9een 10e ervaringsjaar verlaten vrouwen massaal de grote kantoren, veelal niet geheel vrijwillig. Begeleiding, coaching en training van vrouwen om door de tropenjaren heen te bijten en hun ambities waar te maken blijft noodzakelijk. Flexibel werken ook. Dat alleen is echter niet voldoende. De cijfers zijn bekend. De uitsluitingsmechanismen ook. Wil er echt een cultuuromslag plaatsvinden, dan moet ook de top die selecteert, beoordeelt, sponsort en het pad naar de partnerposities baant ook diversiteit omarmen, daartoe beleid ontwikkelen en die daadwerkelijk implementeren. Judith: Dit blijft een lastig punt en zelfs met het quotum lukt het niet om vrouwen in de top te krijgen. Voor mij zijn er een paar zaken belangrijk: ten eerste moeten vrouwen zelf ook de drive hebben om op hoog niveau te (blijven) werken. Je kan best een tijdje minder uren werken, maar toch zeer gemotiveerd en gefocussed op je carrière binnen je bedrijf blijven. Ten tweede moeten we kijken hoe de recrutering gaat bij externe sollicitaties en hoe de searches werken. Hoe zoekt (en vindt) de recruiter de vrouwelijke kandidaten. En ik denk simpelweg dat in het bedrijfsleven (groot en klein) de top en subtop voornamelijk uit mannen bestaat. En die zijn waarschijnlijk geneigd om ook weer mannen aan te nemen. Het bedrijfsleven loopt echt achter in vergelijking tot bijvoorbeeld de medische wereld. Mijn laatste punt is dat vrouwen op moeten houden elkaar het leven zuur te maken. Ik heb meer negatieve opmerking gehad in mijn werkende leven van vrouwen dan van mannen. Veroordeel de vrouwen niet die een carrière én kinderen willen en hebben.

Heb jij een (vrouwelijke) rolmodel die heeft bijgedragen aan je carièrre? Zo ja, welke zijn de belangrijkste lessen die je van haar/hem hebt geleerd?

Zayènne: In mijn werk zijn mijn rolmodellen voornamelijk mannen geweest. Nog een reden om ervoor te zorgen dat voor de nieuwe generatie

juristen voldoende vrouwen aan de top zijn die als rolmodellen kunnen fungeren. Judith: Niet echt, tenzij mijn moeder ook mee mag doen. Zij heeft altijd gestimuleerd en gepusht dat haar dochters het hoogst haalbare zouden studeren en financieel onafhankelijk zouden blijven zodat ze op ieder moment in hun leven hun eigen beslissingen zouden kunnen maken. Dat is aardig gelukt.

Welke vernieuwingen zijn de komende jaren in je vakgebied voorzien?

Zayènne: De Provincie Noord-Holland werkt in de bouw met name op basis van geïntegreerde contracten. De algemene voorwaarden die voor dat type contracten worden gebruikt worden zijn de afgelopen jaren een bron van geschillen. De voorwaarden worden nu herzien. Het wordt een uitdaging om ervoor te zorgen dat ook de belangen van opdrachtgevers – veelal overheden die gebonden zijn aan de aanbestedingsrechtelijke kaders – voldoende worden meegewogen in de herziening. Zelf ben ik heel erg benieuw hoe de ambitie om circulair en duurzaam te bouwen de komende jaren verder vorm zal krijgen. Judith: Ik ben meer algemeen bestuurder nu dan puur jurist en werk in een international structuur. Vernieuwingen of veranderingen zullen voor mijn bedrijf voortkomen uit de Brexit en de veranderende belasting omgeving.

Staan er nog wensen op je “carreer bucket list”?

Zayènne: Ik zou graag nog buitenlandervaring willen opdoen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen binnen het detacheringsprogramma van de Europese Unie. In Brussel wordt de agenda op het gebied van aanbesteding en staatssteun bepaald. Het lijkt mij heel erg interessant om daar een kijkje in de keuken te krijgen.

magazine | FLL 2018 135


“Ik zou graag een toezichthoudende functie hebben bij een organisatie die een maatschappelijk doel heeft. ”

Judith: Ik zou graag een toezichthoudende functie hebben bij een organisatie die een maatschappelijk doel heeft. Dat kan van invalidenzorg tot hospice tot NGO gaan.

Welke programmaonderdeel van First Ladies London heeft je het meest geïnspireerd? Zayènne: Ik vond de presentatie van

136 FLL 2018 | magazine

de voorzitter van de Supreme Court heel erg indrukwekkend, dat is mij het meest bijgebleven. Ook vond ik het ongelooflijk leuk om met zo’n groep supervrouwen op pad te zijn. Ik kijk met veel plezier terug op First Ladies Londen! Judith: De presentaties waren heel interessant en het bezoek aan de Supreme Court vond ik geweldig.

Maar het meest inspirerend vond ik de gesprekken die plaatsvonden met de andere deelneemsters.


CURRICULUM VITAE

ZAYÈNNE VAN HEESEN-LACLÉ

Zayènne van Heesen-Laclé is gespecialiseerd in aanbesteding, contractvorming en geschillen over infrastructuur, industrie en vastgoed. Zayènne adviseert de Provincie Noord-Holland over complexe contracten, aanbestedingen en staatssteun. Zij procedeert daarnaast over bouw en aanbesteding. Zayènne is in 2003 aan de Universiteit Leiden afgestudeerd met als specialisaties Internationaal en Europees recht alsook Civiel recht. Van 2003 tot 2007 was Zayènne als onderzoeker en docent verbonden aan dezelfde universiteit. Gedurende die periode was Zayènne tevens als landenrapporteur verbonden aan het European University Institute in Florence, Italië en als onderzoeker aan het wetenschappelijk bureau van het Ministerie van Justitie. In 2008 is Zayènne gepromoveerd. Zij is van 2007 tot 2015 als advocaat werkzaam geweest bij NautaDutilh te Amsterdam, laatstelijk als senior associate. Sinds 2015 is zij advocaat bij de Provincie Noord-Holland.

Zayènne van Heesen-Laclé & Judith Bollen JUDITH BOLLEN

Judith is na haar rechtenstudie in Leiden in het bedrijfsleven begonnen als management trainee en heeft de eerste 12 jaar in diverse functies in marketing, communicatie en HR gewerkt in Amsterdam en Parijs. Eind 1999 heeft zij de switch gemaakt naar de juridische afdeling waar zij eerst als bedrijfssecretaris heeft gewerkt en uiteindelijk via de Legal Counsel rol nu directeur is, met eindverantwoordelijkheid voor de juridische zaken. De laatste Jaren is de focus telkens meer gericht op besturen, risico management en toezicht houden. Judith is gekwalifeerd Pensioenfonds bestuurder en volgt nu de opleiding voor Commissarissen en Toezichthouders.

magazine | FLL 2018 137


0193 GERJANNE TE WINKEL, PARTNER - CORPORATE LITIGATION JONES DAY

De nieuwe Wet Afwikkeling Massaschade in een Collectieve Actie INLEIDING

Nederland begint in Europa en ook daarbuiten een steeds significantere rol te spelen in de praktijk van collectieve afwikkeling van massa schadeclaims. Hoewel naar Nederlands recht de rechtszoekende geen toegang heeft tot een class action zoals men dat in de Verenigde Staten kent, biedt de Wet collectieve afwikkeling massaschade (hierna: WCAM), al dan niet in combinatie met artikel 3:305a BW, de rechtszoekende wel de mogelijkheid om tot een collectieve afwikkeling naar Amerikaans gebruik te komen. Op grond van artikel 3:305a BW kan een zogenaamde representatieve entiteit, ten behoeve van een grote groep gedupeerden in rechte laten vaststellen dat een partij aansprakelijk is voor de collectief geleden schade. Tot nu toe kan niet ook een collectieve vordering tot schadevergoeding worden ingesteld. Daar gaat in de, mogelijk nabije, toekomst echter verandering in komen als het Wetsvoorstel Afwikkeling Massaschade in een Collectieve Actie (hierna: WAMCA) in werking treedt. Onder die wet zal het ook mogelijk worden via de collectieve actie schadevergoeding te vorderen. Onder het vigerende regime kan de verklaring voor recht dienen als grondslag voor een vordering tot schadevergoeding in individuele rechtszaken of voor een collectieve schikking op grond van de WCAM. Op grond van de WCAM kan de rechter gevraagd worden een uit onderhandelde collectieve schikking tussen de aangesproken partij en de belangenbehartigende entiteit, algemeen verbindend te verklaren. De afgelopen jaren heeft de Nederlandse rechter zich in een aantal WCAM zaken bevoegd verklaard een schikking algemeen verbindend te verklaren, terwijl het overgrote deel van de gedupeerden zich buiten Nederland bevond. Dit onderstreept de potentie van Nederlandse rechtbanken om als alternatief forum voor collectieve afwikkeling van massaschadeclaims te fungeren. 1

1: Chapter on class actions in the Netherlands – updated for 2017 whitepaper

138 FLL 2018 | magazine

In deze bijdrage staat de vraag centraal wat wij op het gebied van collectieve acties in Nederland in de toekomst kunnen verwachten onder de WAMCA. Mede aanleiding tot de WAMCA was de Aanbeveling van de Europese Commissie van 11 juni 2013 over gemeenschappelijke mechanismen voor collectieve vorderingen betreffende schendingen van aan het EU-recht ontleende rechten (hierna: Aanbeveling).2 In verband daarmee zullen ook enige woorden worden gewijd aan regelingen in de landen om ons heen. Afgesloten zal worden met een slotbeschouwing.

WETSVOORSTEL AFWIKKELING VAN MASSASCHADE IN EEN COLLECTIEVE ACTIE

Het huidige wetsvoorstel kent een lange ontstaansgeschiedenis die haar oorsprong vindt in de motie Dijksma van 3 november 20113. Drie jaar later, op 7 juli 2014, volgde ter uitvoering van deze motie een Voorontwerp van het ministerie. Het voornaamste streven van dit ontwerp was om het in artikel 3:305a lid 3 BW verdisconteerde verbod op het vorderen van collectieve schadevergoeding in geld te schrappen. Uiteindelijk werd op 16 november 2016 het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer.4 In het wetsvoorstel wordt inderdaad de mogelijkheid om in de toekomst via een collectieve actie schadevergoeding te vorderen geĂŻntroduceerd. Evenals onder de WCAM geldt daarbij een opt out-systeem voor de gedupeerden. Momenteel is het wetsvoorstel in behandeling bij de Tweede Kamer. In de nota van wijziging van 12 januari 2018 is een aantal belangrijke wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp opgenomen5. 2: Aanbeveling van de Europese Commissie van 11 juni 2013 over gemeenschappelijke beginselen voor mechanismen voor collectieve vorderingen tot staking en tot schadevergoeding in de lidstaten betreffende schendingen van aan het EU-recht ontleende rechten (2013/396/EU), aanbeveling 21. 3: Kamerstukken II 2011/12, 33000 XIII, 14. 4: Paragraaf 1 Jeroen Kortmann, Wetsvoorstel afwikkeling massaschade in collectieve actie (2018), NJB 2018/407 5: Kamerstukken II 2017/18, 34608, 7.


magazine | FLL 2018 139


De bepaling die alle collectieve acties concentreerde bij de rechtbank Amsterdam is geschrapt, er wordt een tweede mogelijkheid tot opt out in geval van een collectieve schikking toegevoegd en het geografische bereik van de collectieve schadevergoedingsactie wordt nader beperkt. Vooral de laatste wijziging zal hoogstwaarschijnlijk de aandacht trekken van de internationale ondernemingsrechtpraktijk, aangezien hiermee de aansluiting van buitenlandse gedupeerden bij de Nederlandse collectieve actie sterk wordt gelimiteerd. Voor hen zal namelijk niet een opt out-regeling, die impliceert dat iedere belanghebbende die zich niet actief heeft onttrokken aan de procedure gebonden zal zijn aan de uitspraak, gelden, maar een zogeheten opt in-regeling. Deze regeling betekent dat de gedupeerden er zelf, actief voor moeten kiezen om zich aan te sluiten bij de Nederlandse collectieve actie. De nota van wijziging geeft de rechter echter wel de bevoegdheid om in bijzondere gevallen het opt out-regime toch ook van toepassing te laten zijn op buitenlandse gedupeerden.6

REGELING IN ANDERE LANDEN

Nederland wijkt op dit punt echter nog altijd af van andere landen binnen de EU. Nederland kent nog steeds een opt out-regeling voor eigen ingezetenen, terwijl de Aanbeveling een opt in-regeling over de gehele linie lijkt te beogen. Het doel van de Aanbeveling was om in situaties van massaschade te voorzien in een mogelijkheid tot collectief verhaal, waarbij alle EU-lidstaten de in de Aanbeveling vastgestelde beginselen in acht zouden nemen. 7 Hieronder valt het opt in-beginsel, waarbij de eisende partij wordt samengesteld op basis van de uitdrukkelijke instemming van benadeelden. Dit geldt in de ogen van de Commissie als de hoofdregel en elke nationale uitzondering moet gemotiveerd worden. 8 Wanneer we over de grens kijken, zien we dan ook dat de Nederlandse eenduidige opt out-regeling voor eigen ingezetenen een vreemde eend in de bijt is. Er zijn 13 lidstaten die uitsluitend een opt in-systeem kennen. Landen als Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk, Italië, Zweden en Finland hebben bijvoorbeeld gekozen voor zo’n zuivere opt inregeling. De Belgische regeling van de ‘rechtsvordering tot collectief herstel’ van 2014 en de Britse Consumer Rights Act wijken op dit punt eveneens af van het Nederlandse wetsvoorstel. Zowel in Engeland als in België heeft de rechter de bevoegdheid per zaak te beoordelen of partijen gebaat zijn bij een collectieve actie op basis van een opt out- of opt in-regeling. Voor buitenlandse gedupeerden geldt zelfs uitsluitend een opt in mogelijkheid. Op deze wijze kan de rechter er bijvoorbeeld voor kiezen om een opt in-regeling toe te passen wanneer het dubieus is of er wel voldoende draagvlak is voor de ingestelde vordering.

6: Paragraaf 2 Jeroen Kortmann, Wetsvoorstel afwikkeling massaschade in collectieve actie (2018), NJB 2018/407 7: Artikel 1.1 Aanbeveling (2013/396/EU) 8: Artikel 2.1 Aanbeveling (2013/396/EU)

140 FLL 2018 | magazine

Hiermee sluit deze wetgeving nauwer aan op de Aanbeveling van de Commissie.9Ook Bulgarije en Denemarken kennen een dergelijk duaal systeem. Alleen Portugal heeft, net als Nederland voor eigen ingezetenen, een opt out-regeling. Ook buiten het blikveld van de Europese Commissie vindt de opt in-regeling haarweerslag. In Australië heeft de rechter de bevoegdheid om in de loop van een collectieve opt out actie alsnog over te stappen op een opt in actie door middel van het uitvaardigen van een ‘class closure order’. Dit houdt in dat benadeelden die geen gehoor geven aan de order uitgesloten zijn van deelname aan de onderhandelingen over de schikking. 10 De duale regeling, waarbij de rechter een breder instrumentarium heeft en kan kiezen tussen een opt-out of opt-in actie, strekt tot voordeel van beide betrokken partijen. Bij een opt out-regeling blijft het gedurende de onderhandelingen onzeker hoeveel gedupeerden daadwerkelijk aanspraak willen maken op de beoogde vergoeding. Dit fenomeen zal een minnelijke oplossing niet ten goede komen. Bij een opt out-systeem zal een gedaagde partij niet snel instemmen met een bedrag per benadeelde, aangezien veelal tijdens de procedure nog niet bekend zal zijn hoeveel gedupeerden er zijn. De gedaagde zal dan ook streven naar een totaal bedrag. De belangenorganisatie zal daarentegen afhoudend staan ten opzichte van een totaal bedrag, aangezien bij veel aanspraak door benadeelden het bedrag per persoon erg laag uit zou kunnen vallen. 11Dit kan een schikking, die onder de nieuwe wet door de rechter in alle gevallen nagestreefd moet worden, wel eens in de weg kunnen staan.

SLOTBESCHOUWING

De Europese Commissie zal mogelijk niet blij zijn met de Nederlandse handhaving van het opt out-systeem voor eigen ingezetenen. De Nederlandse regering lijkt hier echter voor te kiezen vanuit een oogpunt van proces economie. Een opt in-regeling brengt immers het nadeel met zich dat er ondanks de collectieve actie later mogelijk nog vele individuele acties zullen volgen van niet oplettende gedupeerden die verzuimd hadden tijdig voor de collectieve actie te opteren. De beoogde ontlasting van het justitieel apparaat door toepassing van de efficiënte mogelijkheid van een collectieve actie zal bij zo’n systeem daardoor mogelijk beperkt zijn. Dit lijkt de wetgever te willen voorkomen. Daarnaast leek de wetgever aanvankelijk ook een aanzuigende werking voor collectieve acties na te streven, door de opt outregeling te doen uitstrekken over alle gedupeerden; ook de buitenlandse. Dit bleek uiteindelijk een brug te ver.

9: Paragraaf 4 Jeroen Kortmann, Wetsvoorstel afwikkeling massaschade in collectieve actie (2018), NJB 2018/407 10: Paragraaf 4 Jeroen Kortmann, Wetsvoorstel afwikkeling massaschade in collectieve actie (2018), NJB 2018/407 11: Paragraaf 4 Jeroen Kortmann, Wetsvoorstel afwikkeling massaschade in collectieve actie (2018), NJB 2018/407


It is no use saying, ‘We are doing our best.’ You have got to succeed in doing what is necessary. - Winston Churchill -

www.avdr.nl

magazine | FLL 2018 141


THE INTERVIEW GERJANNE TE WINKEL PARTNER CORPORATE - LITIGATION JONES DAY, MARIANNE KORPERSHOEK LEAD LEGAL COUNSEL GLOBAL ICT PROGRAMS & OPERATIONS DSM & SUZANNE VAN NIEUWENHUIJZEN GENERAL COUNSEL AND CORPORATE SECRETARY STEDIN GROEP

Wat is de grootste verandering die je de laaste jaren hebt meegemaakt?

Gerjanne: Ik vind het moeilijk te kiezen tussen mijn overstap naar Jones Day, wat al weer bijna 5 jaar geleden is, en mijn verhuizing afgelopen november naar een prachtig 400 jaar oud pakhuis in de binnenstad van Amsterdam. Beiden hebben mij veel energie en ambitie gegeven. De mogelijkheid om partner te worden bij Jones Day betekende voor mij een prachtige carriere stap. Daarnaast heeft het mijn blikveld verruimd naar de Amerikaanse

142 FLL 2018 | magazine

praktijk, wat op het gebied van litigation een heleboel nieuwe mogelijkheden biedt voor verdere ontwikkeling. Suzanne: Sinds 2013 zit ik in de wereld van de energie. Ik begon toen bij Joulz, toen nog een bedrijfsonderdeel van energiemaatschappij Eneco dat werk deed in onder ander het hoogspanningsnet. Twee jaar later fuseerde Joulz met een andere Enecodochter: Stedin Netbeheer. Weer twee jaar later, in 2017, splitste Eneco en Stedin in een energieleverancier en een netwerkbedrijf. Voor mijn

loopbaan betekende dit ook veel. Ik begon als Legal Manager bij Joulz, daarna maakte ik de overstap naar de operatie bij Stedin, werd vervolgens vennootschapssecretaris en werk nu als manager Bestuurlijke Zaken. Sinds een half jaar ben ik ook (weer) verantwoordelijk voor legal en compliance. Genoeg verandering dus, als je t mij vraagt.

Wat is de grootste uitdaging voor de advocatuur, de komende jaren?

Gerjanne: Ook de advocatuur zal zich


moeten gaan verdiepen in zaken als artificial intelligence. Wij zullen veel meer gebruik moeten gaan maken van dat soort bronnen voor het verzamelen van data die van groot belang kunnen zijn in de behandeling van de zaak. Door de bank genomen wordt de advocatuur als een nogal conservatieve beroepsgroep beschouwd, die niet erg voorop loopt als het gaat om technische vernieuwingen. Ik denk dat advocaten dat van zichzelf moeten herkennen en tijdig de technisch (IT) deskundigen moeten betrekken in de verdere ontwikkeling van de uitoefening van hun vak. Suzanne: Wat ik steeds meer zie gebeuren is dat de vraag wordt gesteld: wat is de aantoonbare toegevoegde waarde en wat moet daarvoor worden betaald. Het tarief moet in verhouding staan tot de geleverde dienst. Dat aantoonbaar maken zie ik als een belangrijk uitdaging.

Maak je gebruik van legal tech?

Gerjanne: Wij maken soms gebruik van virtual data room applicaties in grote complexe zaken. Daarnaast onderzoeken wij hoe wij meer gebruik kunnen gaan maken van dit soort technische hulpmiddelen. In de VS hebben wij hier een aparte werkgroep voor. Suzanne: Tot op heden maken we hier beperkt gebruik van; ik verwacht wel dat dit behoorlijk gaat toenemen de komende jaren.

Je hoort steeds vaker, dat de juridische dienstverleners die volgende groep zullen zijn die vervangen zullen worden door technische oplossingen, hoe zie jij dat? Baart dit je zorgen of denk je dat het juist een goede ontwikkeling is.

Gerjanne: Bij deze vraag moet ik altijd denken aan het Algemeen Deel van de Asser Serie van Paul Scholten. Hij beschreef daarin al dat het een illusie is dat het mogelijk is om een dusdanige set van regels op te stellen, dat je in

geval van een conflict alleen maar de feiten zou hoeven in te voeren en de uitspraak er dan automatisch uit zou rollen. Dit zal volgens mij ook blijven gelden voor de rechtspraktijk in geval van steeds verder gaande automatisering. Welke algoritmen ook worden ingevoerd; geen twee gevallen zijn gelijk. Dus zeker op het gebied van rechtspraak zal er altijd een rechter van vlees en bloed aan te pas moeten komen, evenals dat er advocaten nodig blijven. Wel denk ik dat wat wij noemen het “commodity werk�, dat wil zeggen het opstellen van standaard contracten, in toenemende mate overgenomen zal worden door de computer. Onderhandelingen zullen echter door mensen gedaan moeten blijven. Suzanne: Ik vraag me af in hoeverre juristen de volgende groep zijn die worden vervangen door technische oplossingen, maar dat technologie steeds meer terrein zal winnen daarvan ben ik overtuigd. Je moet daar ook niet bang voor zijn. Ik zie het als een welkome ontwikkeling waar je slim gebruik van kan maken. Uiteindelijk wordt iedereen daar beter van.

Wordt er in jouw organisatie gewerkt aan diversiteit?

Gerjanne: Onlangs is de vierde vrouwelijke partner tot Jones Day Amsterdam. Daarmee is het aantal vrouwelijke partners uitgekomen op 30 %. Dat is een goede score. Daarnaast wordt ook bewust geworven onder etnische minderheden, maar het kan en moet natuurlijk altijd beter. Suzanne: Jazeker. Stedin staat met 4.500 medewerkers midden in de maatschappij en dat willen we ook laten terugkomen in ons personeelsbestand. Daar staan we bewust voor open en nemen we onze verantwoordelijkheid. Er werken dan ook veel verschillende soorten mensen, dat maakt t alleen maar leuk. Wat je wel ziet is dat het een technisch bedrijf is. Het blijft lastig om meer vrouwen te vinden die in de uitvoering werken. Ook in de top zijn er relatief veel mannen. Maar het besef is er wel dat er meer vrouwen naar de top mogen komen.

Hoe blijf je op de hoogte van alle nieuwe ontwikkelingen.

Gerjanne: Lezen, lezen en lezen; daarbij gebruik makend van verschillende signaleringssystemen. Suzanne: Ik lees diverse algemene managementbladen, krijg volop nieuwsbrieven en doe veel inspiratie op via GCN, een netwerk voor General Counsel.

Rotterdam of Amsterdam? En waarom? Gerjanne: Beslist Amsterdam. Waarom? Mooiste stad ter wereld, vrijheid, kunst en Ajax.

Suzanne: Rotterdam natuurlijk! Ik werk op een fantastische locatie, midden in de stad, tegenover de Markthal. Ik vind Rotterdam een bruisende en stoere stad; je blijft nieuwe dingen ontdekken!

Waar ben je het meest trots op over het afgelopen jaar?

Gerjanne: Dat Jones Day Amsterdam als kantoor onlangs weer is uitgebreid met twee belangrijke partners die zich richten op de fondsen praktijk en wij langzamerhand uitgroeien tot een belangrijke speler op de markt. Met deze uitbreiding hebben wij tevens het aantal vrouwelijke partners uitgebreid tot 4 op een totaal van 13 partners. Dat betekent dat van de partners 30 % vrouw is! Marianne: Het ontwikkelen van een modelcontract dat we kunnen gebruiken voor allerlei Artificial Intelligence projecten.

Wat is jouw grootste uitdaging voor 2018?

Gerjanne: Mijn grootste uitdaging is om onze naamsbekendheid verder uit te breiden en in het bijzonder de corporate litigation praktijk van Jones Day in Amsterdam verder te ontwikkelen. Marianne: Het ontwikkelen van een modelcontract dat we kunnen gebruiken voor allerlei Artificial Intelligence projecten.

magazine | FLL 2018 143


Welke ontwikkelingen zie je op je afkomen die jouw rol in belangrijke mate gaan beinvloeden?

Gerjanne: Een hele praktische en concrete nieuwe ontwikkeling op mijn praktijkgebied zal het elektronisch procederen worden (KEI). Het papieren dossier wordt bij de Rechtbanken dan volledig afgeschaft en er zullen ook de nodige procedurele wijzigingen worden doorgevoerd. Bij de Rechtbank Midden Nederland wordt al volgens KEI geprocedeerd. Marianne: Zoals gezegd, de technische ontwikkelingen gaan op dit moment hard en je ziet dat er steeds meer diensten door externe leveranciers (derden) worden uitgevoerd. Als die relatie niet goed loopt dan word je als jurist sneller in stelling gebracht om er voor te zorgen dat de leverancier de dienst levert zoals dat contractueel is afgesproken.

“Een divers team komt eenvoudigweg tot betere resultaten”

De wereld verandert snel en dus ook de wereld van DSM. Daarom volg ik de ontwikkelingen op het gebied van technologie op de voet; robotics, big data analysis en artifical intelligence, met en zonder relatie tot privacy. Op deze manier begrijp ik wat er gebeurt en dat zorgt er weer voor dat ik de belangen van DSM zo goed mogelijk kan borgen.

Hier ziet jouw team/ afdeling er uit?

Gerjanne: Ik maak deel uit van de praktijkgroep Global Disputes binnen Jones Day. Onze praktijkgroepen zijn niet op lokaal niveau georganiseerd, maar op wereldwijd niveau. Deze global practice group, verspreid over

144 FLL 2018 | magazine

alle kantoren die Jones Day heeft, functioneert ook daadwerkelijk als één geheel. Wij hebben allen nauw contact met elkaar en werken heel nauw samen. Binnen het Amsterdamse kantoor bestaat de praktijkgroep uit 2 partners, Coen Drion en ik, één counsel, 3 medewerkers en twee stagiaires. Marianne: Alle juristen van DSM werken bij Group Legal Affairs maar ik ben net zoals veel van mij collega’s gedetacheerd. In mijn geval bij Group information Solutions die voor DSM wereldwijd de IT service leveren, en ook niet onbelangrijk in samenspraak met de business digitale oplossingen ontwikkelen die bijdragen aan het resultaat van DSM.

Wat is de kracht van jou als vrouw op de plek waar jij zit (Hoe lever jij daar als vrouw toegevoegde waarde)?

Gerjanne: Ik vind het altijd moeilijk om te duiden waarin het vrouw zijn een verschil zou maken. Eigenlijk vind ik dat dit ook niet zo zou moeten zijn. Wel is het ongetwijfeld zo dat vrouwen vaak oog hebben voor andere dingen dan de meeste mannen en diversiteit daarom belangrijk is. Marianne: Verschillen tussen mannen en vrouwen worden voor mijn gevoel nogal benadrukt. Als er iets is dat me duidelijk is geworden, is dat vrouwen al heel lang een belangrijke rol hebben gehad in techniek en wetenschappelijke ontwikkelingen, maar dat deze rol altijd is weggemoffeld. Ik vind het daarom belangrijk dat DSM het nieuwe laboratorium in Delft dat vorig jaar is geopend, het Rosalind Franklin Center heeft genoemd. Rosalind Franklin heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontdekking van het DNA, maar omdat zij is overleden vier jaar voordat de Nobelprijs is uitgereikt aan Crick en Watson, is haar bijdrage nooit (h)erkend bij het grote publiek.


Waar heb jij het meeste lol in in je werk?

Gerjanne: Voor een litigator blijft het altijd het mooiste om te pleiten bij de Rechtbank of het Hof. De dynamiek van het echte debat op het scherpst van de snede, geeft altijd veel energie en adrenaline. Daar doe je het uiteindelijk voor. Marianne: Ik hou van uitdagingen! Maar niet in mijn eentje. Niets is zo mooi als samen met collega’s van andere disciplines ergens in te duiken en uit te zoeken waar de risico’s zitten van een bepaalde ontwikkeling, en de kunst om daar vervolgens een goede oplossing voor zien te vinden.

Welke vraag heb ik niet gesteld maar zou je graag gesteld willen krijgen – en wat zou je antwoord dan zijn?

wereld apps aangeboden die allerlei vragen met zich meebrengen. Wat is de jurisdictie van de leverancier, welke privacy wetgeving is er van toepassing. Zelfs de komst van de EU-privacy verordening, helpt daar niet aan. Het is nog steeds mogelijk voor de lidstaten om op bepaalde punten van de AVG/ GDPR af te wijken. Zo heeft Nederland bijvoorbeeld geen verplichte Data Protection Officer voor alle organisaties, terwijl een Data Protection Officer in Duitsland wel verplicht gaat worden voor alle organisaties, met uitzondering van de hele kleintjes. Suzanne: Als regionale netbeheerder doen we weinig op internationaal gebied. Wel zien we een steeds

grotere invloed vanuit ‘Brussel’ op de regelgeving waarmee wij te maken hebben.

Welke rol gaat de artificial intelligence volgens jullie spelen op de juridische markt? Gaat dit werk van juristen/advocaten vervangen? Marianne: Artifical Intelligence gaat zeker een rol spelen, bij het ontsluiten van informatie, maar ik zie ook een grote rol weggelegd voor AI bij het beoordelen van contracten. Ik zit met smart te wachten op tool die aangeeft waar de nare voorwaarden zitten en die verbeter voorstellen doet. Verder kan ik me ook voorstellen dat er tools komen

Gerjanne: Hoe zou jouw vak er uit zien in een ideale wereld? In de ideale wereld hoef je geen zaken af te slaan omdat er ergens in de wereld een conflict of interest kan optreden en zou je zonder afgeleid te worden door randzaken al je tijd kunnen steken in de behandeling van de zaak. Marianne: “Zou er wetgeving moeten komen om rechten op data en allerlei analyse technieken te regelen?” Heel graag, met uitzondering van de nieuwe Privacy Verordening die ingaat op 25 mei 2018, is er nog bar weinig geregeld. De Privacy Verordening geeft natuurlijke personen wel bepaalde bescherming bij het gebruik van Big Data Analysis, maar voor bedrijven is er nog vrijwel niets. Dit heeft als gevolg dat Amerikaanse Tech-reuzen vrij spel hebben en grote monopolies aan het creeeren zijn, met alle gevolgen voor prijzen en oplossingen.

Zien jullie de juridische makt internationaler worden? In die zin dat veel juridische kwesties verschillende jurisdicties raken?

Marianne: De mark wordt zeker internationaler. Door de opkomst van de smartphone, worden er nu overal ter

“Zou er wetgeving moeten komen om rechten op data en allerlei analyse technieken te regelen?” magazine | FLL 2018 145


die bepaalde stukken preparen. De komst van AI zal zeker gevolgen hebben voor het werk. Ik kijk er naar uit, dat betekent dat ik de saaie zaken over kan laten aan de machine en dat ik meer tijd kan besteden aan het creatieve (denk)werk. Suzanne: Je ziet die rol op alle fronten toenemen, dus ik twijfel er niet aan dat dat ook op de juridische markt een grote invloed zal gaan hebben. Maar hoe precies en met welke snelheid, dat vind ik nog lastig te voorspellen.

Is het voor jullie een verschil of je met een mannelijke of vrouwelijke advocaat werkt? Marianne: Maakt mij helemaal niets uit, maar ik kom niet heel veel vrouwen tegen in de IT-advocatuur.

Suzanne: Vrouwen zijn nou eenmaal anders dan mannen. Van huis uit en ook in mijn werk heb ik vooral veel ervaring in mannenomgevingen. Maar ik kom steeds meer leuke vrouwen tegen; dat voegt voor mij echt een andere dimensie toe.

146 FLL 2018 | magazine

Zou jij eerder voor een vrouw kiezen om de diversiteit te bevorderen? Marianne: Ja

Suzanne: Ik ben voor diversiteit. Een divers team komt eenvoudigweg tot betere resultaten. In mijn team zitten al redelijk wat vrouwen, maar meer vrouwen alleen brengt niet per se meer diversiteit. Diversiteit zit hem ook in achtergrond, cultuur, ervaring en creativiteit. In zijn algemeenheid werken er veel mannen bij Stedin, vooral in de uitvoering en in leidinggevende functies. Om op die plekken meer vrouwen te benoemen, daar ben ik wel voorstander van.

advocaten. Bovendien zijn er genoeg, dus moet je vooral iemand uitkiezen die voor jou toegevoegde waarde heeft en die je vertrouwt.

Wordt er naar jou geluisterd binnen de organisatie als jij een onverwacht juridisch probleem signaleert? Hoe ga je ermee om als je dan op weerstand stuit?

Is er een gedragskenmerk van advocaten die jouw ergert of waarin advocaten kunnen verbeteren?

Marianne: Ja en als ik op weerstand stuit, maar meestal ook ervoor, zorg ik dat alle stakeholders geĂŻnformeerd worden en blijven. Belangrijk is dat je helder uit kunt leggen waarom het juridische probleem ook echt een risico is en als je dan al hebt nagedacht over een mogelijke oplossing dan wordt er vaak naar je geluisterd. En ik houd ook altijd in het achterhoofd dat er meer wegen zijn die naar Rome leiden.

Suzanne: Ik zou er niet blij mee zijn als alle General Counsels over een kam geschoren zouden worden, dus vind dat ook niet gepast ten aanzien van

Suzanne: Ja. Over het algemeen worden problemen niet juichend ontvangen. Soms is het zaak om vol te houden tot het besef ontstaat dat er een probleem is. Door dicht bij mezelf te blijven lukt het me om met mogelijke weerstand om te gaan.

Marianne: Ik vind dat bij sommige advocaten de commercie een te grote rol speelt.


‘LAWS WRE MADE TO PREVENT THE STRONG FROM ALWAYS HAVING THEIR WAY.’ - Ovid -

magazine | FLL 2018 147


CURRICULUM VITAE

GERJANNE TE WINKEL

Gerjanne te Winkel has more than 25 years of experience in corporate and commercial litigation with a focus on shareholders disputes, takeover battles, securities litigation, director & professional liability, and tort litigation. She has specific experience in corporate disputes cases involving mismanagement in proceedings before the Enterprise Division of the Amsterdam Court of Appeal. Gerjanne has been involved in many landmark cases including representing Europe’s largest cord blood bank, Cryo-Save, against one of its major shareholders, and Highfields Capital Management LP in a matter involving a highly dilutive rights offering conducted by insurance company Delta Lloyd. Gerjanne represented Arch Industries in the ground-breaking matter, Novero, before the Enterprise Division and is currently representing a group of expropriated bondholders in a SNS matter.

Gerjanne Te Winkel & Marianne Korpershoek MARIANNE KORPERSHOEK

Experienced lawyer in complex IT-cases, privacy and procurement on IT. Profound knowledge of IT, software and the business. Currently implementing the GDPR privacy framework. Graduated on IT-law (1999) and European and national procurement law (2010) from the Grotius Academy. Specialties: No frills and a clear advice.

148 FLL 2018 | magazine


CURRICULUM VITAE

SUZANNE VAN NIEUWENHUIJZEN

Suzanne van Nieuwenhuijzen (197a2) studeerde rechten en Algemene Letteren in Utrecht. Zij begon haar carriere als advocaat en is na een aantal jaren overgestapt naar het bedrijfsleven. Sinds 2005 werkte zij in de bouwsector, onder andere als manager Legal bij Dura Vermeer. In 2013 stapte zij over naar Eneco Groep. Toen dat bedrijf in 2017 splitste, zette zij haar werk voor Bestuurlijke Zaken voort bij Stedin Groep. Vanaf november 2017 is zij, naast haar rol als vennootschapssecretaris, verantwoordelijk voor de afdeling Corporate Affairs, met daarin de aandachtsgebieden Bestuurlijke Zaken, Juridische Zaken & Compliance. De afdeling omvat 15 fte. Sinds maart 2017 is zij tevens verantwoordelijk voor een governance-project, waarin uitvoering wordt gegeven aan de nieuwe topstructuur (en besturingsmodel) voor Stedin Groep.

Suzanne van Nieuwenhuijzen

magazine | FLL 2018 149


0194 KATELIJNE VAN BARNEVELD VOORZITTER VERENIGING ERFRECHT ADVOCATEN NEDERLAND, ADVOCAAT VAN BARNEVELD ADVOCATEN ERFRECHT EN PROCESRECHT

Weg met de Legitieme Portie? Waarom mag ik mijn kinderen niet onterven, ook al kijken ze al meer dan 20 jaar niet meer naar mij om? Waarom mag ik niet mijn hele vermogen nalaten aan Stichting Aap of aan het Ronald Mc Donald Kinderfonds? Dit zijn voorbeelden van vragen die met regelmaat aan de advocaat of aan de notaris worden gesteld. Het antwoord op deze vragen is de dwingendrechtelijke regeling van de legitieme portie in het Nederlandse erfrecht (‘de legitieme’). De legitieme beperkt de testeer- én de schenkingsvrijheid. JURIDISCH

Naar Nederlands recht hebben kinderen in de nalatenschap van hun ouders recht op een legitieme portie. De legitieme portie is een geldvordering van het kind op de erfgenamen. Voor kinderen kan het zin hebben om een beroep te doen op hun legitieme portie als ze zijn onterfd of als de erflater voor zijn overlijden zodanig veel vermogen heeft weggeschonken dat de nalatenschap te klein in geworden. De legitieme portie wordt bepaald aan de hand van het zuiver saldo van de nalatenschap vermeerderd met schenkingen die de erflater voor zijn overlijden heeft gedaan. Een beroep op de legitieme portie moet worden gedaan binnen 5 jaar na het overlijden. In 1996 en 2003 heeft de wetgever al behoorlijk gesleuteld aan de legitieme portie. Daarbij is het recht op een legitieme portie steeds verder beperkt. Uit een vorig jaar gehouden enquête van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie bleek dat 40% van de Nederlanders van mening is dat het wettelijk gezien mogelijk moet zijn om een kind te onterven. De regeling krijgt steeds minder draagvlak. Binnen de Nederlandse samenleving wordt de legitieme portie door velen gezien als ongewenst en niet passend in onze tijd, omdat het inbreuk maakt op het recht op zelfbeschikking van mensen. Volgens de meerderheid van het notariaat en de advocatuur wordt het tijd om het erfrecht op dit punt aan te passen aan de moderne tijd. Mensen worden steeds ouder, men heeft steeds vaker meerdere relaties tijdens zijn leven. Verwatering van de band met de kinderen uit de eerste leg komt steeds vaker voor. Is

150 FLL 2018 | magazine

het werkelijk redelijk en billijk om na een jarenlange periode van afwezigheid als een plaaggeest op te komen dagen en je legitieme portie op te eisen bij de erfgenamen van je vader of moeder? Geeft een bloedband onherroepelijk recht op een deel van de erfenis? Hebben kinderen er per definitie recht op om te profiteren van het vermogen dat hun ouders wellicht met bloed, zweet & tranen verworven hebben?

TEGEN AFSCHAFFING

Enerzijds is een belangrijke functie van het recht de bescherming van de belangen die naar maatschappelijke opvattingen van een hogere orde zijn dan de contractvrijheid en de testeervrijheid. De dwingendrechtelijke aanspraak van kinderen in de vorm van de legitieme is daar een voorbeeld van. Tegenstanders van afschaffing van de legitieme menen dat de legitieme veel procedures voorkomt waarbij de vraag aan de orde is of vader of moeder nog wel compos mentis was op het moment van testeren. De legitieme is een zekere manier om misbruik van ouderen te voorkomen, het waarborgt dat er een soort van natuurlijke verbintenis jegens de kinderen bestaat. Het is een onwenselijke ontwikkeling dat ouderen bij leven al bewerkt worden door derden (niet zelden hun kinderen) om maar alvast een stukje van de erfenis naar zich toe te trekken. Het wegvallen van de legitieme zou dit gedrag kunnen aanmoedigen.

VOOR AFSCHAFFING

Door een groeiend aantal wetenschappers wordt er evenwel voor gepleit om de legitieme portie af te schaffen. Voorstanders van afschaffing zijn van oordeel dat de legitieme portie niet meer voorziet in een sociaal-economische behoefte en geen maatschappelijk draagvlak meer heeft. De beschikkingsvrijheid van de ouders over hun vermogen moet niet worden aangetast door de legitieme portie. Het feit dat men kinderen heeft, betekent nog niet dat de ouders de vrijheid om zelf over hun vermogen te beschikken, moeten verliezen. De wetgever moet het inzicht van ieder individu respecteren om over de bestemming van het eigen vermogen te beslissen. De overheid mag geen dwingende en beperkende maatregelen als de legitieme opleggen. Ouders


moeten bovendien de mogelijkheid hebben om te kunnen bepalen om een van hun kinderen te bevoordelen boven de andere kinderen, bijvoorbeeld omdat een van de kinderen hulpbehoevend is of in het bedrijf van de ouders heeft gewerkt. In elk geval kan gesteld worden dat kinderen jegens de nalatenschap recht hebben op middelen voor verzorging, opvoeding, levensonderhoud en studie. Met de dood moet een ouder immers niet aan zijn verantwoordelijkheid kunnen ontsnappen. Professor Freek Schols schrijft in dit verband: “Een claim op maat jegens de nalatenschap van de overledene doet recht aan enerzijds de testeervrijheid en anderzijds aan de verantwoordelijkheid van de ouder.” In de huidige wet zijn zogeheten ‘andere wettelijke rechten’ (zoals de ‘som ineens’ voor verzorging en opvoeding of levensonderhoud en studie, en de ‘som ineens’ als billijke vergoeding voor verrichte arbeid) al opgenomen. Afschaffing van de legitieme zou dan ook niet tot gevolg hebben dat de testateur wel ineens erfrechtelijk gezien vrij zou zijn van zijn verplichtingen jegens zijn kinderen. Zou de mogelijkheid om een kind volledig te kunnen onterven niet alleen in bijzondere en/of verzwarende omstandigheden

toegestaan moeten worden? Bijvoorbeeld alleen als een kind volwassen is, of als hij of zij strafrechtelijk veroordeeld is voor een misdrijf tegen de ouder? Misschien in het geval van ernstige en/of langdurige verslaving? Of als de relatie met de ouders zodanig ernstig verstoord is dat er langdurig geen contact meer is geweest? Maar ja, wat is langdurig dan? Ik heb in mijn eigen praktijk teveel cliënten gezien die vonden dat zij recht hadden op de kunstverzameling van hun vader of de miljoenen van hun moeder, zonder dat zij op welke manier dan ook op goede voet stonden met hun ouders. Ik vind misschien wel daarom zelf dat je het nog steeds moet ‘verdienen’ om van je ouders te mogen erven. In de meeste gevallen erven kinderen namelijk gewoon van hun ouders. Als dat anders ligt zullen die ouders vast hen moverende redenen hebben om daar een stokje voor te willen steken. Zij moeten de vrijheid hebben om te handelen zoals zij dat willen. Mijn doel van deze bijdrage is geweest u over dit dilemma aan het denken te zetten. Wat vindt u zelf, mag de legitieme worden afgeschaft of moet ieder kind recht blijven houden op dit vangnet?

magazine | FLL 2018 151


THE INTERVIEW KATELIJNE VAN BARNEVELD VOORZITTER VERENIGING ERFRECHT ADVOCATEN NEDERLAND, ADVOCAAT VAN BARNEVELD ADVOCATEN ERFRECHT EN PROCESRECHT & MATHILDE GROENENDIJK RECHTER EN PERSRECHTER (STRAFRECHTSPECIALIST) RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wat was jouw reden/ motivatie om vanuit het notariaat de advocatuur in te gaan?

Katelijne: Juist als het conflictueus werd in een dossier en dus interessant, moest de notaris het dossier uit handen geven of op de plank leggen. Dat vond ik jammer. De lijdelijkheid van een notaris ging soms tegen mijn karakter in. Bij sommige zaken wilde ik gewoon voor een bepaalde cliënt op de bres gaan. In de advocatuur kun je echter eigenwijzer zijn, ben je veel minder gebonden aan modellen en

152 FLL 2018 | magazine

kun je veel meer op zoek gaan naar de mazen in de wet.

Samen met je levensgezel een bedrijf draaiend houden, daar is vast veel over te vertellen. Hoe ervaar jij dat? Katelijne: Dat ervaar ik als ideaal! Voor de bankrekening maakt het niet uit wie van ons twee de hond uit laat of met de kinderen naar de dokter gaat, we hanteren hetzelfde uurtarief en het komt allemaal in hetzelfde potje. Geen gedoe of strijd over

geld, je hebt immers 100% dezelfde belangen. Jan-Paul en ik zitten op kantoor ook samen op één kamer en ik vind het elke keer weer leuk als hij er ook zit :) al zijn we dan al bijna 20 jaar getrouwd. Jan-Paul is advocaat sinds 1994 en werkte bij een zeer gerenommeerd kantoor. Hij was ook voordat we samen een kantoor hadden een belangrijke vraagbaak voor me. Dat moest dan vaak ‘s avonds of in het weekend. Nu hoeft ongelimiteerd thuis sparren over werk niet meer. Soms gebeurt het wel, want we zijn allebei een beetje vakidioten,


maar als de kinderen er bijvoorbeeld ‘ last’ van hebben, geldt: morgen weer een dag. Als overleggen geldt vaak dat we aan een half woord genoeg hebben omdat je elkaar en elkaars dossiers kent. Al heb ik weinig tot geen weet van Jan-Paul’s strafrecht dossiers, hij denkt vooral mee met onze erfzaken - vooral op procedureel/ strategisch niveau. Hij procedeert soms ook mee in de procedureel wat grotere of gecompliceerdere zaken. Als er in de erfzaken een getuigenverhoor plaatsvindt, dan doet Jan-Paul dat ook vaak omdat hij daarmee veel meer ervaring heeft. Het is ook een gedeelde zorg, voor zover er sprake is van een zorg en het is gedeelde vreugde als het goed gaat. Dat is heel fijn. Onze werkrelatie heeft ook altijd los gestaan van onze privé relatie, anders gezegd: een huislijk conflict beïnvloedt de werkrelatie niet. Dat wist ik al voordat we gingen samenwerken want anders was ik er ook nooit aan begonnen.

Hoe ziet een gemiddelde werkweek er uit op jullie kantoor?

Katelijne: Mijn gemiddelde werkweek ziet er als volgt uit: zo’n 3 besprekingen per week, 1 à 2 keerper maand een zitting als advocaat (de rest doen mijn medewerkers), veel tijd besteden aan de eerste telefonische intake van nieuwe zaken, het onderhouden van contacten, tijd voor het besturen van de VEAN, veel leestijd ivm de voorbereiding van mijn zittingen als raadsheer bij het Gerechtshof, tijd te besteden aan de voorbereiding van het twee wekelijkse jurisprudentie en literatuur overleg en de rest werktijd in dossiers en het sparren met - en begeleiden van - mijn medewerkers.

Wat zijn jouw favoriete dossiers en/of cliënten?

Katelijne: Cliënten met wie ik goed kan samenwerken, die makkelijk communiceren, die begrijpen wat ik zeg en die mij mijn werk laten doen. Net zoals ik mijn kapper vertrouw en tegen haar zeg: doe wat je denkt dat goed of nodig is (maar niet te kort ;)).

Kan jij een beschrijving geven van de ideale notaris en uitleggen wat hem of haar ideaal maakt?

Katelijne: Een notaris die goed is in wat hij doet, die op de hoogte is van de laatste jurisprudentie en actualiteiten en die vooral niet bang is om stelling te nemen.

Waarom zouden toekomstige juristen zich toeleggen op het erfrecht?

Katelijne: Allereerst omdat alle aspecten erin zitten; adviseren, procederen, beslag leggen, bemiddelen en onderhandelen. Het is een vreselijk leuk en interessant rechtsgebied. Het is mensenwerk en tegelijkertijd technisch en ingewikkeld dus uitdagend. Daarnaast omdat het erfrecht populair gezegd booming is, in die zin dat het werk de komende jaren alleen maar zal toenemen.

Welke erfrechtelijke regeling of vraagstuk zou de wetgever morgen, of liefst gisteren, moeten aanpakken?

Katelijne: Ik zou de legitieme portie (het minimale waar een kind altijd recht op heeft) afschaffen. Ik ben van mening dat het geen vanzelfsprekendheid moet zijn dat je als kind profiteert van wat je ouders tijdens hun leven hebben opgebouwd. De logica dat iets van ouders op kinderen overgaat ontgaat mij zeker niet, maar ik vind wel dat je het als kind nog steeds moet verdienen. In de normale gevallen zijn kinderen gewoon erfgenaam van hun ouders en als dat niet zo is dan is daar vaak een reden voor. Ieder kind moet in beginsel het incentive hebben om zelf iets van zijn leven te maken en zijn eigen broek te leren ophouden.

Afgaande op je CV heb je diverse rollen vervuld: griffier handel, senior gerechtssecretaris, juridisch medewerker en senior parketsecretaris, docent en rechter. Welke

rol past jou het best en waarom?

Mathilde: Als ik terugkijk op het verloop van mijn werkzame leven, paste de rol die ik in een bepaalde periode vervulde goed bij de levensfase en professionele ontwikkeling waarin ik op dat moment verkeerde. Tijdens mijn rechtenstudie kon ik als zogenaamde buitengriffier alvast de praktijk op een gerechtshof ervaren. Dat liep na mijn afstuderen als vanzelf over in een echte aanstelling. Een prachtige kans voor een jurist om echt goed te leren schrijven. Eenmaal op dreef als schrijfjurist in het civiele, heeft mijn passie voor het strafrecht, die ik tijdens mijn studie al had, mij naar het openbaar ministerie gebracht. Ik merkte dat ik daar echt blij van werd. Omdat een dienende en ondersteunende rol van griffier of parketsecretaris niet als mijn eindambitie voelde, ben ik via de interne opleidingsweg officier van justitie geworden. De hectiek, de spanning, de samenwerking met collega’s, politie en andere ketenpartners zorgen ervoor dat ik het ambt van officier een van de mooiste vind die er als strafrechtjurist te vervullen zijn. Omdat ik in de tussentijd een parttime aanstelling aan de universiteit had, ben ik gaandeweg toch ook breder gaan kijken wat mij het best zou passen. Ik heb destijds besloten om de overstap te maken naar de zittende magistratuur. Eindbeslissingen nemen, gewogen oordelen vellen en uiteindelijk gewoon knopen doorhakken, hoe lastig vaak ook, past mij inmiddels het best. Ik vind het een vak waar je naar toe moet groeien en ontwikkelen. Als professional en als mens. Daarom zeg ik nu als antwoord op de vraag dat de rol van rechter mij het beste is gaan passen. Ik zou dik tevreden zijn om die rol tot mijn pensioengerechtigde leeftijd te blijven vervullen, wat ik waarschijnlijk ook zal doen aangezien je als rechter een levenslange aanstelling hebt gekregen.

magazine | FLL 2018 153


In je diverse ervan als iemand op oprechte wijze zijn hoedanigheden heb je verantwoordelijkheid neemt. ook op verschillende secties gewerkt: familie, Wat maakt jou tot vreemdelingen en straf. een goede strafrechter Welk rechtsgebied heeft denk je? jouw voorkeur en waarom? Mathilde: Een verdachte die bij mij in Mathilde: Ik ben afgestudeerd in het strafrecht en het is nog steeds mijn favoriete rechtsgebied. Ik ben inmiddels achttien jaar werkzaam in het strafrecht met hier en daar een uitstapje naar een ander rechtsgebied, maar blijf telkens weer nieuwe situaties en vraagstukken tegenkomen. Waarom ik er nog steeds geen genoeg van heb, komt omdat het een rechtsgebied is dat heel dicht bij mensen komt en het spreekt vaak tot de verbeelding. Je kunt het zo gek niet bedenken of het gebeurt. Het gedrag van mensen in al hun diversiteit kan mij eindeloos boeien. Het strafrecht grijpt diep in in het leven van mensen, zowel bij dader als slachtoffer. Daardoor blijft het zowel juridisch als maatschappelijk uitdagend.

Voor welke strafklanten kun je de meeste empathie opbrengen en waarom? Omgekeerd, is er ook een bepaald type delinquent waar je een allergie voor hebt?

Mathilde: Ik haal voor niks en niemand mijn neus op dus een allergie heb ik niet snel. Waar ik een hekel aan heb zijn verdachten die vooral of eigenlijk alleen zichzelf als slachtoffer zien. En ook aan ontuchtplegers die zich hebben vergrepen aan kwetsbare (vaak minderjarige) slachtoffers, maar er zelf van overtuigd zijn dat het slachtoffer zelf debet is aan wat er is gebeurd. Tegelijkertijd ben ik me er in dat soort gevallen van bewust dat we in het strafrecht niet met het schoonste volk te maken hebben en er in verband met de achtergrond en de gebrekkige ontwikkeling van een dader ook niet veel aan zelfinzicht en empathisch vermogen te verwachten is. De favoriete verdachte is toch wel de authentieke boef die zich niet beter voordoet dan hij is en in zijn eigen ronkende volkstaal eerlijk zegt wat er precies is gebeurd. Dat mag ongepolijst overkomen, maar ik houd

154 FLL 2018 | magazine

het bankje zit, is een mens van vlees en bloed. Hij of zij is weliswaar verdachte maar nog niet veroordeeld en dus nog onschuldig. Ik denk dat die open blik de behandeling ter terechtzitting ten goede komt. Je bereikt in ieder geval meer dan als je enkel droog wat stukken voorhoudt en wat kritische vragen stelt, want dat bevordert het debat op de zitting meestal niet. Ik doe altijd mijn best contact te krijgen met een verdachte om op die manier een zo goed mogelijk beeld van een zaak te krijgen buiten het dossier. Ook vind ik het belangrijk om te zorgen voor een goede sfeer in de zaal waarbij advocaat en officier van justitie met respect voor elkaars rol en standpunt naar elkaar luisteren. Ik ben een type rechter die daar goed in kan sturen omdat ik open communiceer en makkelijk aanvoel hoe en waar er regie gevoerd moet worden.

Valt er de laatste jaren een (rechts)ontwikkeling binnen het strafrecht te bespeuren, zo ja welke en wat vind je daarvan?

Mathilde: Het strafrecht is op vele gebieden sterk in ontwikkeling. Bij het strafrechtelijk veiligheidsbeleid speelt de bestrijding van onveiligheidsgevoelens een steeds grotere rol. Naast opsporing en handhaving komen er steeds meer instrumenten bij om potentiele veiligheidsrisico’s zo lang mogelijk te monitoren. Op 1 januari van dit jaar is de Wet Langdurig Toezicht in werking getreden, waarmee aan veroordeelden vergaande gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen worden opgelegd. Zo’n beleid met bijbehorende wetgeving is gevoelig voor de waan van de dag en draagt mijns inziens ook het gevaar in zich van overschatting van het strafrecht, juist omdat veiligheid niet volledig vereenzelvigd moet worden met criminaliteitsbestrijding. Daar komt bij dat de dadelijk uitvoerbare

maatregelen bij een verdachte die door de rechtbank wordt veroordeeld maar in hoger beroep wordt vrijgesproken, achteraf bezien onterecht waren maar intussen wel het leven van de verdachte hebben beheerst.

Van alle beslissingen die je ooit hebt genomen, welke beslissing viel je het zwaarst?

Mathilde: De beslissingen die mij het zwaarst vallen zijn die waarbij een veroordeling een langdurige gevangenisstraf inhoudt bij iemand bij wie je in de ogen ziet en aan de verklaring hoort dat het liefste dat hij of zij zou doen is de klok terugdraaien. Vaak zijn dat zaken waar niet het willens en wetens handelen, dus kwaad opzet speelt, maar waar een mate van schuld aan de orde is of de zogenaamde gevolgsdelicten, dus simpel gezegd stomme onbezonnen acties met fatale gevolgen. Om dan zowel voor verdachte als slachtoffer en nabestaanden een goede beslissing te nemen is bijna onmogelijk.

Als je je leven over mocht doen, zou je dan weer hetzelfde pad kiezen?

Mathilde: Wie zal het zeggen. Als alles viel te kiezen dan koos ik voor een pad waarbinnen de perfecte balans tussen werk en ouderschap bestond. Als dat al bestaat. Ik blijf, ook nu mijn oudste kinderen al weer een poosje zijn uitgevlogen, het verdelen van tijd en aandacht een moeizame strijd vinden. Ik ben gelukkig met de keuzes die ik gemaakt heb, al zijn ze niet allemaal nu zo welbewust geweest want ik volg ook vaak mijn gevoel. Het is natuurlijk niet zo dat je je pad altijd zelf kan kiezen. Soms moet je een omweg of uitstap maken om je gekozen doel te bereiken. Hindernissen en tegenslagen zijn er ook. Die doorkruisen geregeld een gekozen pad, maar met gezonde dosis doorzettingsvermogen, zelfvertrouwen, aanvaarding, flexibiliteit en humor, vooral humor, helpen je er door heen en die ervaringen, daar word je daar alleen maar flinker en handiger van.


“Ik haal voor niks en niemand mijn neus op dus een allergie heb ik niet snel.

magazine | FLL 2018 155


CURRICULUM VITAE

KATELIJNE VAN BARNEVELD

Katelijne van Barneveld is afkomstig uit het notariaat en heeft begin 2005 de overstap gemaakt naar de advocatuur. Na haar stageperiode op een middelgroot kantoor heeft zij haar eigen advocatenkantoor opgericht in Arnhem. Dit met als belangrijkste doel zich uitsluitend toe te kunnen leggen op het erfrecht. Sindsdien heeft ze haar eerder opgedane kennis en ervaring in dit rechtsgebied verder uitgebouwd. Katelijne is advocaat bij Van Barneveld Advocaten en heeft medio 2013 de Vereniging Erfrecht Advocaten Nederland opgericht, waar zij thans voorzitter van is. Naast dat ze als advocaat ruime ervaring heeft in het adviseren en procederen op het gebied van het erfrecht, houdt ze zich als docent, onderzoeker, auteur, adviseur en raadsheer-plaatsvervanger vol enthousiasme bezig met het erfrecht.

Katelijne van Barneveld & Mathilde Groenendijk MATHILDE GROENENDIJK

Mathilde is rechter bij de rechtbank Noord Holland en is daar werkzaam als gespecialiseerd rechter op de sectie Straf. Daarvoor werkte zij als vreemdelingenrechter op de sectie Bestuur. Tevens is zij persrechter voor de rechtbank NoordHolland. Voor haar overstap in 2009 naar de zittende magistratuur, was zij officier van justitie en docent aan de Vrije Universiteit in Amsterdam waar zij een deeltijd-aanstelling had op de sectie strafrecht. Mathilde is in 1995 afgestudeerd aan diezelfde universiteit met de verdieping Strafrecht. Tijdens haar rechtenstudie werkte zij onder meer als griffier op de Handelssector van het Gerechtshof te Amsterdam en is daar na haar afstuderen als senior gerechtssecretaris aangesteld in de Familiesector en vervolgens als juridisch medewerker op het Ressortsparket en als senior parketsecretaris bij het arrondissementsparket in Haarlem.

156 FLL 2018 | magazine


‘IT IS IN JUSTICE THAT THE ORDERING OF SOCIETY IS CENTRED.’ - Aristotle -

magazine | FLL 2018 157


0195 MARJOLEINE DE BOORDER | ADVOCAAT EN MEDIATOR, PARTNER | DE BOORDER SCHOOTS ADVOCATEN

Het nieuwe huwelijksvermogensrecht Op 1 januari 2018 is het huwelijksvermogensrecht ingrijpend veranderd. Op die datum is een wetswijziging in werking getreden. De regeling bepaalt o.a. welke vermogensbestanddelen tot de gemeenschap behoren en welke niet. Tot 1 januari 2018 is het wettelijke uitgangspunt dat er in algehele gemeenschap van goederen wordt getrouwd. Wanneer men na 1 januari 2018 in het huwelijk treedt, dan is dat in een beperkte gemeenschap van goederen. Partijen kunnen afwijken van de nieuwe wet door, middels een notariële akte, huwelijkse voorwaarden op te stellen. Dat is niets nieuws. Doen zij dat niet, dan gelden voor huwelijken die vanaf 1 januari 2018 zijn aangegaan de nieuwe wetsbepalingen. WAT IS DE OMVANG VAN DE GEMEENSCHAP VOOR DEGENEN DIE VOOR 1 JANUARI 2018 ZIJN GEHUWD? Wanneer men geen huwelijkse voorwaarden overeenkomt, dan ontstaat er vanaf het moment van het huwelijk van rechtswege een algehele gemeenschap van goederen. Wat de baten betreft zijn dit alle goederen die de echtgenoten tijdens het aangaan van het huwelijk al bezaten (voorhuwelijks vermogen) en de goederen die zij tijdens het huwelijk verwerven. Wat de lasten betreft omvat de gemeenschap alle schulden van partijen waarvoor zij tijdens het aangaan van het huwelijk al aansprakelijk waren en de schulden die tijdens het huwelijk ontstaan. Dit ongeacht door wie van beide echtgenoten het goed is verkregen of op wiens naam het goed staat en ongeacht wie van hen de schuld is aangegaan. Afgezien van voorhuwelijks vermogen, vallen ook erfenissen en schenkingen in de algehele gemeenschap van goederen, ongeacht of deze voor of na het huwelijk zijn verkregen. Dit is alleen anders, als de erflater of de schenker door middel van een uitsluitingsclausule uitdrukkelijk heeft aangegeven dat het vermogen privé moet blijven. Een tweede uitzondering geldt voor vermogen dat op bijzondere wijze aan een van de echtgenoten is verkocht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een immateriële schadevergoeding.

158 FLL 2018 | magazine

In geval van ontbinding van het huwelijk zijn de echtgenoten voor gelijke delen, dus ieder voor 50%, gerechtigd tot het vermogen van de ontbonden gemeenschap. Een positief saldo wordt bij helfte gedeeld en schulden dienen zij in gelijke delen te dragen. Zelfs als een van de echtgenoten feitelijk niets heeft ingebracht en/of enkel schulden heeft gemaakt. De maatschappelijke ontwikkelingen brachten met zich mee dat dit systeem inmiddels achterhaald werd bevonden. Ook internationaal gezien was Nederland met Suriname en ZuidAfrika nog het enige land dat dit stelsel hanteerde. Tijd voor vernieuwing dus.

WAT OMVAT DE GEMEENSCHAP VOOR GEHUWDEN VANAF 1 JANUARI 2018?

Indien echtgenoten op of na 1 januari 2018 in het huwelijk treden en geen huwelijkse voorwaarden maken, is de huwelijksgemeenschap een stuk ingeperkt. Vanaf dat moment geldt namelijk niet langer dat in beginsel alle goederen en schulden in de gemeenschap van goederen vallen, maar zullen de goederen en schulden die de echtgenoten vóór het huwelijk hadden, niet in de gemeenschap vallen. Voorhuwelijks vermogen blijft er dus buiten. Dat betekent dat er in veel gevallen drie vermogens zullen zijn: een gemeenschappelijk vermogen en twee privévermogens. Alleen het gemeenschappelijke vermogen zal in geval van ontbinding van het huwelijk verdeeld worden. De twee privévermogens blijven in beginsel onaangetast. Een echtgenoot die stelt dat sprake is van privévermogen heeft hiervan overigens wel de bewijslast. Slaagt degene niet in het bewijs, dan wordt het goed of de schuld vermoed tot de huwelijksgemeenschap te behoren. Het voorgaande lijkt allemaal voor zich te spreken, maar toch is er iets bijzonders aan de hand. Alleen het privé vermogen dat voor het huwelijk 100% privé was, blijft privé zodra het huwelijk een feit is. Dit leidt uitzondering als een goed reeds gemeenschappelijk was bij het ontstaan van de gemeenschap. Denk hierbij aan een gemeenschappelijk woonhuis of een gezamenlijke schuld.


magazine | FLL 2018 159


Had men dus vóór het huwelijk gezamenlijk eigendom, dan valt dat in de beperkte gemeenschap van goederen. Dit geldt ook als de (aanstaande) echtgenoten niet voor gelijke delen eigenaar zijn van het goed. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat partijen voor een ongelijk deel hebben bijgedragen in de financiering van de koopsom van een woning en er bij de overdracht voor gekozen is dat partner 1 voor 90 % eigenaar wordt en partner 2 voor 10%. Hoewel voorhuwelijks vermogen in beginsel privé zou moeten blijven, gaat dat in dit geval niet op. De gemeenschappelijke woning valt in de (beperkte) gemeenschap van goederen en daar zijn beide partijen voor de helft toe gerechtigd, ondanks dat eerdere afspraak dat de eigendomsverhouding 90/10 is.

buiten de gemeenschap valt, ten bate van de gemeenschap een redelijke vergoeding voor de kennis, vaardigheden en arbeid dient te komen die de echtgenoot ten behoeve van die onderneming heeft aangewend. Dit is niet noodzakelijk als een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van beide echtgenoten komt of is gekomen. In de literatuur is al een levendige discussie op gang gekomen over de vraag wat een redelijke vergoeding is. De grondgedachte achter deze regeling is dat de echtgenoten de vruchten van arbeidsinspanningen gedurende het huwelijk samen delen. De verwachting is dat de onduidelijkheid over de invulling van de redelijke vergoeding tot de nodige jurisprudentie en tot veel procedures zal leiden.

Erfenissen of schenkingen vallen ook niet langer in de beperkte gemeenschap van goederen, tenzij de erflater/ schenker een insluitingsclausule heeft opgelegd. Met een insluitingsclausule geeft de erflater aan dat het zijn wil is dat de nalatenschap aan beide echtgenoten toekomt. Indien de echtgenoten zo’n insluitingsclausule niet wenselijk achten, kunnen zij bij huwelijkse voorwaarden hiervan afwijken, dus alsnog bepalen dat een erfenis of schenking niet tot de gemeenschap kan gaan behoren. De huwelijksvoorwaarden gaan voor en hebben dus voorrang op de wil van de erflater/ schenker. De wil van de echtgenoten prevaleert dus.

TOT SLOT Het hiervoor beschreven (nieuwe) regime geldt niet voor huwelijksgemeenschappen die al bestaan vóór de inwerkingtreding van de wet. Dit betekent dat het nieuwe regime niet van toepassing is op huwelijken die voor 1 januari 2018 zijn aangegaan. Als echtgenoten in 2002 in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en zij na 1 januari 2018 een gift of erfenis ontvangen, vallen deze gift of erfenis in de gemeenschap van goederen tenzij hierop een uitsluitingsclausule van toepassing is. Omwille van de rechtszekerheid is voor een ruim overgangsrecht gekozen. De nieuwe wet geldt na inwerkingtreding ervan alleen voor huwelijksgemeenschappen die nadien ontstaan. Dat heeft tot gevolg dat nog lange tijd twee rechtssystemen naast elkaar blijven bestaan. Echte vernieuwing laat dus nog wel even op zich wachten.

Voor ondernemers bevat de wet een aparte bepaling. De echtgenoot die voor het huwelijk een bedrijf heeft, bijvoorbeeld een BV, kan ingeval van ontbinding van het huwelijk toch geconfronteerd worden met een aanspraak op dat bedrijf door de andere (gewezen) echtgenoot. De nieuwe wet bepaalt namelijk dat wanneer een onderneming

160 FLL 2018 | magazine


‘NO WRITTEN LAWS CAN BE SO PLAIN, SO PURE, BUT WITH MAY GLOSS, AND MALICE MAY ABSCURE.’ - John Dryden -

magazine | FLL 2018 161


THE INTERVIEW MARJOLEINE DE BOORDER ADVOCAAT EN MEDIATOR, PARTNER DE BOORDER SCHOOTS ADVOCATEN, CAROLINE BRUINS GENERAL COUNSEL UNICA & DIANA VAN GENT GROUP LEGAL MANAGER SMIT LAMNALCO

Kun je iets vertellen over het initiatief First ladies of law en hetgeen dit voor jou betekent?

Caroline: Om met enkel vrouwen met allen een juridische achtergrond bezig te zijn met een onderwerp als Engels recht en vooral natuurlijk de gevolgen van de Brexit vond ik heel erg interessant en ontzettend inspirerend. Diana: Vanuit de Academie werd ik benaderd voor deelname aan deze bijzondere dag. Voor mij betekende dit een dag met gelijkgestemden op een

162 FLL 2018 | magazine

bijzondere locatie. Een dag met alleen dames heeft een bijzondere, energieke vibe.

Een actueel onderwerp is “vrouwen aan de top”. De commissie Monitoring Streefcijfers Wet bestuur en toezicht stuurt recentelijk weer aan op een “topvrouwenquotum””. Wat vind je daarvan? Caroline: Cijfers laten zien dat het aandeel vrouwen in raden van bestuur en raden van commissarissen nog

steeds ver achter blijft. Dat betekent dat er geen sprake is van een gezonde mix van vrouwen en mannen aan de top. Natuurlijk willen we dat die groei in aandeel vrouwen vanzelf toeneemt maar dat is helaas niet zo. In dat geval hebben we weinig andere keuze dan te grijpen naar onaantrekkelijke maatregels zoals een quotum hoewel dat wellicht opgelegd voelt. Voor bouwbedrijven is dit naar mijn mening nog lastiger omdat er al weinig vrouwen in sleutelen hogere functies werken dus het ‘omhoog stuwen’ vanuit de interne pijplijn is dan zelfs al lastig. Werken aan


een betere man vrouw balans aan de top brengt de verantwoordelijkheid met zich mee om meer balans te creëren in sleutelposities en door diverse lagen van het bedrijf heen.

Wat zijn de meest interessante aspecten van je werk en wat is jouw persoonlijke drive?

Caroline: Ik heb een passie om de business in een vroegtijdig stadium bij commerciële activiteiten te ondersteunen en om altijd te zoeken naar de creatieve oplossing waar beide partijen bij gebaat zijn. Heel interessant en uitdagend vind ik het daarnaast om de directie te ondersteunen bij het invulling geven aan de buy & build strategie die Unica hanteert. De wens en keuze om te focussen op omzetgroei en rendement hebben vanzelfsprekend ook vele juridische consequenties. Diana: Mijn werk is gevarieerd, zeer internationaal en elke dag anders. Deze omgeving is inspirerend, het gaat snel en is veeleisend. Het is ontzettend leuk om deel uit te mogen maken van dit bedrijf. Door de locatie van ons team en de setting van onze operatie is het een speeltuin voor juristen. Ik denk dat het uniek is zoveel facetten in zoveel jurisdicties onder je hoede te mogen nemen. Bij veel kantoren ben je toch vaak een schakel in het geheel, bij een internationaal maritiem bedrijf als het onze is dat geenszins het geval. Natuurlijk schakel ik lokale expertise in waar nodig, ook dat levert weer kennis op. Ik stop er veel in, maar ik groei nog elke dag en zie nog een zee van kansen en ontwikkelingsmogelijkheden voor me. Ik gun iedere ambitieuze jurist een paar jaar in een gelijksoortig bedrijf, het maakt je de juridische business partner waar tegenwoordig zoveel behoefte aan is.

Heb je, gelet op je werkervaring en opleiding, tips voor aanstormend jong talent op de werkvloer? Caroline: Ik voel me zelf thuis bij Unica, ook al ben ik vaak de enige vrouw aan de onderhandelings- of directie tafel. Wat helpt is dat ik ruim

20 jaar werkzaam ben in de bouw sector en niet terugdeins voor de soms harde cultuur en humor die ontstaat bij een ‘male only’ omgeving. Ik ben ervan overtuigd dat in onze branche die vrouwelijke waarden heel goed tot hun recht komen, vooral ook omdat we veel in partnerships en samenwerkingsverbanden opereren en een coöperatieve resultaatgerichte houding (voor mij een feminine waarde) veel goed kan doen. Dus de tip: ga ervoor en grijp je kans in de bouw en installatiebranche. Diana: Ga ervoor en herken en pak kansen. Maak die keuzes die voor jou goed voelen dan kun je er niet naast zitten. Waar mogelijk start in een groot bedrijf teneinde voluit gebruik te kunnen maken van de kennis en kunde van collega’s alsook de trainingsfaciliteiten. Wees je ervan bewust dat een gezinsleven ook prima te combineren is met een carrière mits je flexibel kunt zijn zowel thuis als op kantoor.

Wat doet Unica?

Caroline: Als technisch dienstverlener realiseert Unica alle technische oplossingen voor uw gebouwen. Wij doen dit uit vanuit een netwerk van bedrijven, die allemaal onafhankelijk kunnen opereren maar ook middels integrale dienstverlening alle diensten vanuit één loket kunnen aanbieden. Met zijn werkzaamheden draagt Unica bij aan maatschappelijk relevante thema’s op het gebied van veiligheid, comfort & gezondheid, ICT, energie en duurzaamheid. Er zijn ondertussen ruim 2.200 medewerkers werkzaam bij Unica, verspreid over 17 locaties. In 2017 heeft Unica een verbreding van de aandeelhouderstructuur gerealiseerd en heeft investeringsmaatschappij Triton een meerderheidsbelang in Unica genomen. De familie Van Vliet, die de afgelopen 65 jaar het eigendom van Unica in handen had, blijft betrokken als grootaandeelhouder. In die combinatie verwacht Unica de komende jaren verdere te groeien, zowel autonoom als via acquisities, waarbij het behoud van de sterke cultuur, decentraal leiderschap en het karakter van een familiebedrijf belangrijke speerpunten zijn.

Welke eigenschappen in jezelf zou je de aankomende tijd verder willen ontwikkelen?

Diana: Als jong-leidinggevende was het voor mij een uitdaging te vertrouwen op mijn managementkwaliteiten en mijn eigen pad hierin te kiezen. Dichtbij jezelf blijven is belangrijk, dat niet uit het oog verliezen is een doorlopend punt van aandacht denk ik.

Als je het nog een keer zou kunnen overdoen, welk ander beroep zou je dan aanspreken? Caroline: Accountant! Toen ik ging studeren ging de keuze tussen economie of recht. Het analyseren van woorden is het geworden. Het analyseren van cijfers trekt mij echter ook nog steeds aan.

Diana: Wat een leuke vraag. Ik wilde altijd kunstenares worden, maar ik vond mezelf niet goed genoeg. Daarna wilde ik carrière maken in het juridische, z.s.m. naar de top. Nu is die druk voorlopig weg, want ik ben general counsel en ik vind mijn werkomgeving fantastisch. Daar komt bij dat mijn creativiteit uiteindelijk toch wordt benut, zowel thuis bij mijn gezin als op kantoor in het oplossen van problemen. Het witte doek kan dus nog wel even wachten. Natuurlijk heb ik wel vervolgstappen in mijn hoofd die ik hoop te verwezenlijken zo rond mijn 40ste en ga ik af en toe door fases, zoals iedereen. Over het algemeen genomen denk ik vooral aan een nog bredere rol die meer aspecten en disciplines raakt, dat lijkt me ontzettend boeiend.

Uit onderzoeken blijkt dat een betere verdeling tussen mannen en vrouwen tot betere professionele resultaten leidt. Wat zou er naar jouw mening moeten gebeuren om dit doel te bereiken? Caroline: Meer balans creëren kan bijvoorbeeld door traineeships met gelijke vrouw-man instroom. Naast de reguliere werving en selectie kanalen is het ook een idee om gerichte headhunters aan het werk zetten die in

magazine | FLL 2018 163


“ Ik heb een passie om de business in een vroegtijdig stadium bij commerciële activiteiten te ondersteunen en om altijd te zoeken naar de creatieve oplossing waar beide partijen bij gebaat zijn”

een vrouwen netwerk opereren. Dan kun je nog steeds de keuze maken op basis van kwaliteiten en competenties maar dan heb je aan de selectie en aanbod kant simpelweg meer variatie om uit te kiezen. Diana: Naar mijn mening is het evident een flexibele werkomgeving te bieden en vooral vrouwen al vroeg in de carrière te ondersteunen en te begeleiden naar hun toekomst. Open communicatie is belangrijk. Ik – als vrouw – vind het ook leuk en inspirerend van andere vrouwen te horen hoe zij zich ontwikkeld hebben zowel privé als zakelijk. Ook de downside zou gedeeld mogen worden, het is immers af en toe best een uitdaging zeker met kleine kinderen (3 in mijn geval), maar het is absoluut mogelijk en hoeft helemaal niet stressvol te zijn, maar dat is persoonlijk. Uiteindelijk zijn wij onze eigen ambassadeurs, als wij ons open en positief opstellen naar de volgende generatie en op board niveau aankaarten waar de goede vrouwen zitten dan denk ik dat we grotere stappen kunnen maken. Tot slot laten we vooral onszelf blijven en onze

164 FLL 2018 | magazine

vrouwelijke eigenschappen waarderen.

Wat doe je voor werk?

Marjoleine: Ik ben advocaat, mediator en overlegscheidingsadvocaat en heb een eigen kantoor, De Boorder Schoots. Mijn kantoor heb ik in 2002 opgericht, samen met Mirjam Schoots, met vestigingen in Amsterdam en het Gooi (Bussum). Wij houden ons uitsluitend bezig met het begeleiden en in goede banen leiden van echtscheidingen, het uiteengaan van samenlevers, de verdeling van erfenissen en kwesties rond kinderen en alimentatie. In mijn praktijk is het accent steeds meer op overlegscheiding en mediation komen te liggen. Ik heb affiniteit met ondernemers of mensen die een ondernemende instelling hebben.

Hoe ziet jouw werkdag eruit?

Diana: Ik ben werkzaam bij Smit Lamnalco, een maritieme dienstverlener actief in ongeveer 30 landen en eigenaar van 180 schepen. Mijn legal & complianceteam is verspreid over Nederland, Rusland, Singapore,

Australië en Nigeria. Samen voorzien wij onze collega’s waar ook ter wereld van juridisch advies. Een gemiddelde werkdag heeft dan ook regelmatig iets weg van een digitale wereldreis. Zo kan ik ’s ochtends deelnemen aan een call met Australië, gevolgd door een boardoverleg in Rotterdam, aansluitend een scheepsgerelateerde aangelegenheid afhandelen met mijn collega’s in Singapore, om via het Midden-Oosten mijn dag af te sluiten met een project West-Afrika. Dynamisch en gevarieerd. Daarnaast reis ik met enige regelmaat naar een van onze regiokantoren om lopende zaken te bespreken met onze collega’s in de operatie en om onze schepen van dichtbij in actie te zien.

In hoeverre ben jij vanuit jouw rol bezig met een vraagstuk als duurzaamheid?

Marjoleine: Duurzaamheid is een onderwerp waarmee wij dagelijks te maken hebben. Als er beslissingen moeten worden genomen, speelt dit onderwerp vanzelfsprekend een rol en daar waar het kan wordt een duurzame


oplossing gekozen. Diana: Duurzaamheid kan zich in vele vormen uiten. Ons bedrijf heeft duidelijke normen en waarden welke wij als team en in persoon natuurlijk onderschrijven. Daarnaast is het een gespreksonderwerp bij het evalueren van nieuwe projecten en het betreden van nieuwe gebieden.

Firtst Ladies (no men) sluit mooi aan bij het thans weer dagelijks in het nieuws zijnde onderwerp: “vrouwen aan de top”. De commissie monitoring streefcijfers wet bestuur en toezicht lijkt weer aan te sturen op een topvrouwen quotum. Wat vind jij hiervan? Marjoleine: Uit de recente cijfers blijkt dat alle maatregelen die genomen zijn, er niet toe hebben geleid dat er veel meer vrouwen in de raden van bestuur en raden van commissarissen plaats hebben genomen. Ik heb gemerkt dat echte verandering pas plaatsvindt als de cultuur en mentaliteit in de organisatie verandert en degenen met invloed de overtuiging en wil hebben om hierin verandering te brengen. Daarnaast blijft natuurlijk belangrijk dat vrouwen net als mannen de meest geschikte kandidaat zijn voor een topfunctie en zichzelf goed in de kijker kunnen zetten. De verandering is dat er een oprechte wil moet bestaan om een goede vrouw te zoeken op de juiste positie en het ook niet bij één vrouw te laten. Goed voorbeeld doet goed volgen. Een quotum kan uiteraard een goede steun in de rug zijn, maar is een opgelegde maatregel, terwijl het m.i. zou moeten komen van het (groeien van het) besef en de daadkracht om eigener beweging van koers te willen veranderen. Diana: Ik ben een voorstander van het steuntje in de rug. Dat kan zich uiten in het topvrouwenquotum maar ook anderszins, bovendien denk ik het quotum op zich niet voldoende is. Vrouwen staan vaak anders in het leven dan mannen. Zelfs vrouwen die stellen niet tot het verzorgende type te behoren steken toch vaker als eerste

een hand uit naar een ander, in welke rol dan ook, ten gevolge waarvan zij zichzelf sneller opzij schuiven dan mannen doorgaans doen. Naar mijn mening begint het stimuleren, motiveren en ondersteunen van vrouwen teneinde richting de top te groeien al veel eerder op de carrièreladder. Voor mij persoonlijk als manager en collega betekent dit dat het belangrijk is te delen dat het acceptabel kan zijn tijd vrij te maken voor gezinsactiviteiten die overdag doordeweeks plaats moeten vinden, thuis en op school, dat uren onder voorwaarde flexibel kunnen worden ingedeeld, dat het begrijpelijk is dat een open ochtend op de basisschool niet wordt gemist, dat er inderdaad pepernoten gebakken moeten worden en dat ook iedere ouder met regelmaat eens op het schoolplein moet staan om zoon of dochter op te halen. Zolang een collega goed presteert, kan het faciliteren van

zulke bewegingsruimte net dat ene zetje zijn dat het verschil maakt en er aan bijdraagt dat optimaal presteren zowel thuis als op kantoor mogelijk blijft. In de ‘jong-gezin’-fase is dit wellicht zelfs essentieel te noemen, want diegene die snel doorgroeien zijn toch nog steeds meestal de fulltimers die beschikbaar en bereikbaar zijn. 100% offlinedagen passen daar in het gemiddelde bedrijf moeilijk in. Dit hoeft wat mij betreft niet tot conflicten te leiden thuis, want zoals gezegd flexibiliteit en optimale prestatie zowel ten opzichte van het gezin als kantoor kan ook op een andere manier worden gerealiseerd.

Neem jij in jouw functie ook de rol van mentor op en hoe vul jij deze in? Marjoleine: Het is op mijn kantoor niet moeilijk om de rol van mentor te vervullen. Ik ben een vrouw en

“Ik ben een voorstander van het steuntje in de rug” magazine | FLL 2018 165


ons kantoor bestaat voornamelijk uit vrouwen. Ik vind het belangrijk dat vrouwen carrière maken en blijven werken, ook als er een gezin gesticht wordt. Jonge vrouwen willen zich kunnen spiegelen aan ambitieuze vrouwen die hun doelen hebben bereikt. Dat betekent dat ik veel aandacht besteed aan het ondersteunen van jonge vrouwen in het behalen van hun doelen. Dit kan door praktische informatie en ervaringen uit te wisselen, maar ook door steun en vertrouwen te geven. Diana: Ik ben General Counsel geworden toen ik 34 was. Dat vond ik destijds best een lastige keuze, ik was namelijk net moeder geworden van onze derde zoon en ik twijfelde of dit wel te combineren was. Als eindverantwoordelijke moest ik er wel altijd kunnen staan. Uiteindelijk heb ik tijdens mijn zwangerschapsverlof besloten dat ik het een geweldig leuke kans vond, en ik het gewoon ging proberen. Hierdoor heb ik wel geleerd dat het heel belangrijk is om als manager oog te hebben voor de persoon en zijn of haar privésituatie en ook te delen waar je zelf tegen aanloopt of hebt gelopen. Open communicatie, een open vizier en respect voor elkaars keuzes en wensen, dat is wat ik probeer na te streven.

Wat zie jij als jouw grootste juridische uitdaging?

Marjoleine: Met ons kantoor streven wij er naar om vooruit te kijken en voorop te lopen in de niche van het familierecht. Als ik naar de huidige maatschappelijke ontwikkelingen kijk, verwacht ik dat er in de advocatuur wel veranderingen zullen optreden. Veel juridische informatie zal steeds meer gedeeld worden online, via gestandaardiseerde producten. Mijn streven is om met ons kantoor deze uitdaging aan te gaan door enerzijds in te spelen op deze nieuwe wensen in de markt en anderzijds een hoog juridisch kwalitatief niveau te handhaven. Diana: Sinds enkele jaren is het een veel gehoorde uitspraak dat de wereld om ons heen steeds complexer en lastiger te begrijpen wordt. Het managen

166 FLL 2018 | magazine

van de juridische bedrijfsrisico’s maar ook het begrijpelijk uitleggen en implementeren daarvan is een taak waarin legal een grote rol speelt. De grootste uitdaging is mijns inziens dan ook om alles zo simpel mogelijk en begrijpelijk te houden.

Wat is jouw belangrijkste leerpunt geweest in de afgelopen jaren en wat kan jij als les aan ons meegeven?

Marjoleine: Denk onafhankelijk en vertrouw op jezelf. Naast advocaat ben ik een ondernemend persoon gebleken die graag vanuit het niets iets opbouwt, waaronder mijn eigen kantoor. Dat vereist niet alleen juridische kwaliteiten, maar ook dat er voor moet worden gezorgd dat alle advocaten die aan ons kantoor zijn verbonden er blijven, van werk worden voorzien, dat dit werk van hoog kwalitatief niveau is en ons kantoor ook “gezien” wordt. In deze veelzijdigheid ligt mijn kracht. Als je iets wil bereiken, komt het niet vanzelf. Stel jezelf (realistische) doelen en werk er fanatiek en onverstoorbaar aan om je doelen te bereiken. Gecombineerd met een gezonde dosis humor en wat diplomatieke vaardigheden kom je een heel eind. Diana: Vertrouw op jezelf. De gemiddelde jurist is gezegend met een redelijke portie realiteitszin, heeft een goed analytisch vermogen en is in staat 3 stappen vooruit te denken. Dat bij elkaar genomen is een goede basis voor het nemen van beslissingen. Voor het overige is het geweldig leerzaam om over je eigen discipline heen te kijken en je horizon daarmee te verbreden. Tot slot, het gezin gaat altijd voor en het is bij mijn weten nog niet voorgekomen dat dat ten koste is gegaan van mijn resultaten. Daarbij moet gezegd worden dat het dus wel key is dat de thuissituatie stabiel is en dat er wederzijds respect en ondersteuning is tussen partners om een carrière en goed ouderschap te faciliteren.

Wat is de belangrijkste juridische ontwikkeling van de komende jaren? Marjoleine: Op mijn terrein zal

dit zijn de invloed van internet en online producten. Tot de markt van echtscheidingen zijn ook andere beroepsgroepen toegetreden, zoals financiële deskundigen en de “scheidingsmakelaars”. Het is dus zaak om er voor te zorgen dat de familierechtadvocaten zich blijven onderscheiden ten opzichte van deze andere toetreders en hun ogen niet sluiten voor de digitale ontwikkelingen. Ik verwacht een toename van online producten tegen een vaste prijs. De toegevoegde waarde van een goede familierechtadvocaat ligt dus in de meer gecompliceerde juridische zaken, waarbij er bijvoorbeeld internationale aspecten spelen, aanzienlijke financiële belangen, ingewikkelde huwelijksvoorwaarden of waarin ander maatwerk vereist is. Verder is het familierecht altijd in beweging en wetgeving wordt continue vernieuwd. Zo is er onlangs een nieuwe wet in werking getreden met betrekking tot het huwelijksvermogensrecht en ligt er een wetsvoorstel bij de Kamer om de duur van de partneralimentatie te beperken tot 5 jaren in plaats van 12. Deze vernieuwingen zullen zich ook de aankomende jaren blijven voordoen. Die moeten we bijhouden en voor zijn. Diana: Alles is verweven met elkaar. Elke stap die wordt gezet is onderdeel van het resultaat. De digitalisering maakt alles traceerbaar en niets is uitwisbaar. Daarnaast is het onmogelijk compliance & ethiek los te zien van juridisch advies. Ook duurzaamheid speelt een rol. Als jurist word je geacht een duizendpoot te zijn, een projectmanager, alles monitoren en beheersen en over de disciplines heen kijken om verbinding te zoeken. Dat is niet erg, dat is juist leuk, maar het vereist wel een ander type jurist.

Tot slot, is er iets dat je nog graag wil vermelden, ook al is dit niet gevraagd aan je? Diana: Ik vond het ontzettend leuk en inspirerend deel te mogen nemen aan dit event. Dank hiervoor en ik kijk uit naar de volgende editie.


‘GOOD ACTIONS GIVE STRENGTH TO OURSELVES AND INSPIRE GOOD ACTIONS IN OTHERS.’ - Plato -

magazine | FLL 2018 167


CURRICULUM VITAE

MARJOLEINE DE BOORDER

Marjoleine begon haar loopbaan als advocaat in 1992. In 2002 richtte zij het nichekantoor De Boorder Schoots op met vestigingen in Amsterdam en het Gooi (Bussum). Zij is familierechtadvocaat en behartigt in de regel de belangen van ondernemers, vermogende particulieren, topsporters en artiesten. Zij heeft een voorkeur voor het werken naar oplossingen via mediation of collaborative divorce. Die laatste manier van scheiden, de overlegscheiding (overgewaaid uit de VS), heeft zij in 2008 met enkele collega’s in Nederland geïntroduceerd. Vanaf de oprichting was zij vijf jaar lang voorzitter van de Vereniging van Collaborative Professionals (vvcp). Zij is gehuwd en heeft drie zonen van 20, 17 en 14 jaar oud.

Marjoleine de Boorder & Caroline Bruins CAROLINE BRUINS

Caroline is General Counsel bij Unica. Onder haar verantwoordelijkheid vallen naast de afhandeling van claims feitelijk alle bedrijfsactiviteiten die een juridische component kennen, zoals het aangaan en onderhouden van overeenkomsten met opdrachtgevers/leveranciers en onderaannemers, het begeleiden van aanbestedingen en overnames en het beheren van de verzekeringen. Zij heeft een passie om de business in een vroegtijdig stadium bij commerciële activiteiten te ondersteunen en haar handelsmerk is om altijd te zoeken naar de creatieve oplossing waar beide partijen bij gebaat zijn. Zij studeerde Nederlands recht aan de Universiteit Utrecht en startte haar carrière bij KPN. Daarna werkte zij als bedrijfsjurist bij VolkerWessels Telecom. Caroline volgde verder nog de Grotius opleiding Financiering en zekerheden. Caroline is getrouwd en moeder van twee dochters. In haar vrije tijd is zij secretaris van hockeyclub UNO.

168 FLL 2018 | magazine


CURRICULUM VITAE

DIANA VAN GENT

In her role of General Counsel Diana van Gent (1981) is heading the global legal and compliance team of Smit Lamnalco. The company is the leading provider of marine services to the oil and gas terminal industry, owning and operating over 180 vessels in around 30 countries. Together with her team she advises on all legal and compliance matters worldwide. With a demonstrated history of working in - and a passion for - the international maritime industry she has extensive experience in a variety of (in-house) legal matters such as commercial contracting, ship finance, (legal) vessel management, corporate governance, disputes, arbitrations and compliance. Prior joining Smit Lamnalco in 2013 Diana worked for Rabobank Shipping and for PwC.

Diana van Gent

magazine | FLL 2018 169


0196 AUTEURS: MARIEKE DRIESSEN EN FRÉDÉRIQUE JACOBSE Marieke Driessen is advocaat en partner en Frédérique Jacobse is solicitor (England & Wales) en counsel bij Simmons & Simmons te Amsterdam, in de Financial Markets groep. Ze adviseren grote en internationaal opererende bedrijven en financiële instellingen omtrent (gesyndiceerde) kredieten, projectfinancieringen, overname- en vastgoedfinancieringen, en uitgiften van effecten (aandelen en schuldinstrumenten, zoals bonds, notes, convertibles). In dit artikel geven ze, op basis van gevallen die zij tegenkomen in hun dagelijkse praktijk, hun top tips aan in-house counsels.

Bij in 10 minuten: 8 tips van finance lawyers Wij zijn advocaten die zich dagelijks bezighouden met de financiering van ondernemingen. Meestal zijn dat grote tot zeer grote ondernemingen, zoals internationale, beursgenoteerde bedrijven of banken en financiële instellingen. We beperken ons in dit artikel tot bedrijven. Wanneer wij met ondernemingen werken, hebben we meestal te maken met mensen die een financiële expertise of achtergrond hebben, zoals de chief executive officer (CEO), chief financial officer (CFO) of managers van Treasury. Soms zijn ook inhouse counsels in meer of mindere mate betrokken. Uit de dynamiek aan tafel tussen finance mensen en in-house counsels van ondernemingen hebben wij een aantal lessen getrokken. Ook lessen die nuttig kunnen zijn voor in-house counsels. Deze delen we hieronder. TIP 1: VERDIEP JE ENIGSZINS IN DE FINANCIËLE ZAKEN VAN JE BEDRIJF

In-house counsels worden uiteraard aangetrokken door bedrijven vanwege hun kennis, ervaring en affiniteit met het juridische. Zij moeten vooral veel kennis hebben van het recht; vaak generalistische, soms specialistische juridische kennis. Voor de cijfers, daar zijn anderen voor. Compliance en juridisch advies, dat is wat men in eerste plaats van in-house legal verwacht. Daarnaast graag nieuwsgierigheid naar de business en business-processen. Maar, kennis van financiële zaken? Nee, we zien dat dit niet vaak van bedrijfsjuristen wordt verlangd.

170 FLL 2018 | magazine

De consequentie daarvan is dat veel in-house counsels niet worden betrokken bij financiële zaken, terwijl het goed zou zijn voor alle partijen om in-house counsels juist wél en op tijd te betrekken bij processen, ook als het om financiën gaat. In onze wereld draait alles om financiering; alles moet gefinancierd kunnen worden anders komt het niet van de grond. Denk aan de regering (een staatsobligatie, anyone?), ziekenhuizen, wetenschap en uiteraard het bedrijfsleven. Financiering bepaalt ook in belangrijke mate hoe een onderneming wordt ge-managed. Is er ruimte voor een overname, krijgen we daarvoor de financiering bij elkaar? Moet er worden gereorganiseerd, hoe gaan we dat betalen? Als advocaten die adviseren over financiële transacties, begint onze dossierkennis bij de jaarrekening van onze cliënten en een overzicht van de financiering van de onderneming. Wat staat in de jaarrekening? Welke financieringsvormen kent deze onderneming? Zijn aandelen uitgegeven aan een moederbedrijf of aan de beurs genoteerd? Zijn er leningen aangetrokken van een of meer banken? Welke dan? Wanneer lopen deze leningen af? Zijn er tussenvormen van financiering, zoals schuldinstrumenten (obligaties), al dan niet converteerbaar in aandelen? Zijn er werknemersoptieplannen? Dat is de informatie op basis waarvan wij het gesprek aangaan met onze cliënten. Het is belangrijk voor ons om te weten of in ieder geval te kunnen inschatten hoe een transactie, of een juridisch advies dat we geven, “gaat vallen” bij onze cliënten, hoe het past binnen de bedrijfsstrategie. Wordt er geld aangetrokken? Waarom dan – is het voor groei van het bedrijf, of voor de aflossing van bestaande schulden? Welke impact heeft de transactie op de organisatie?


magazine | FLL 2018 171


172 FLL 2018 | magazine


Het hebben van deze informatie maakt van de in-house counsel ook een betere en waardevolle adviseur en gesprekspartner voor de CEO, CFO, Treasury en een betere leider die effectiever – want doelgerichter - kan delegeren aan anderen binnen het bedrijf of binnen het legal team.

TIP 2: WEET WIE DE VASTE EN MOGELIJKE FINANCIERS VAN JE BEDRIJF ZIJN

Elk bedrijf van enige omvang heeft “huisbankiers”. Soms is dat één bank, soms zijn dat meerdere banken, soms niet een bank, maar een andere soort investeerder. Hoe dan ook: voor het bedrijf is het van belang om goede banden te hebben met de financiers. Die financiers zijn vaak het eerste aanspreekpunt voor nieuwe plannen van de onderneming die gefinancierd moeten worden. Een goede band met diezelfde financiers zorgt ervoor dat die niet de duimschroeven te strak aandraaien als het tegenzit. Vaak willen financiers “relationship meetings” met het bedrijf, waarin ze een presentatie krijgen van en vragen kunnen stellen aan het management over hoe het gaat met de onderneming, waar het naar toe gaat, wat er in de pijplijn zit. In leningdocumentatie wordt ook vastgelegd dat financiers recht hebben op een gesprek met management elk kwartaal, halfjaar, jaar of op verzoek. Dit zijn hele informatieve bijeenkomsten. Als je er nog niet bij zit, schuif dan een keer aan, als het enigszins kan. Als je weet wie de vaste financiers zijn, probeer dan ook mee te denken over mogelijk toekomstige financiers van je bedrijf. Tegenwoordig zien we ondernemingen namelijk steeds meer diversifiëren in hun financieringsbronnen. De financiers van het bedrijf zijn lang niet altijd meer (alleen) de bekende Nederlandse banken. Er wordt volop geld aangetrokken – door middel van leningen of obligaties – van buitenlandse financiële instellingen en ook “alternative lenders”, zoals verzekeraars, pensioenfondsen en andere beleggingsfondsen, zowel Nederlandse als buitenlandse. Bedrijven moeten nu eenmaal competitief zijn en kansen grijpen in soms wat minder stabiele sectoren en markten. De alternative lenders hebben vaak specifieke interesse en ervaring in die wat risicovollere sectoren en markten, waardoor ze tegen lagere kosten kunnen financieren en bedrijven goedkoper kunnen lenen. Deze ontwikkeling is al jaren gaande en de alternative lenders hebben inmiddels een behoorlijk marktaandeel, ook dankzij digitale toepassingen (funding platforms, blockchain etc.).

TIP 3: WEET WELKE FINANCIËLE AFSPRAKEN ZIJN GEMAAKT EN OF JOUW PROJECTEN DAARONDER VALLEN

Financiers – of dat nou banken of andere gelduitleners zijn, of investeerders in obligaties (notes) – maken graag afspraken met bedrijven, over wat ze wel en niet mogen. Meestal worden activiteiten in het kader van de gewone bedrijfsvoering wel toegestaan, maar zitten er beperkingen op de rest. Gezonde bedrijven met een sterke onderhandelingspositie lukt het vaak om financiering te

bedingen zonder zulke voorwaarden of ruime uitzonderingen te bedingen. Vaak zien we zogenoemde “financial covenants”: er wordt afgesproken dat een bedrijf ten minste bepaalde financiële ratios moet halen om zonder inmenging van financiers/ investeerders zijn gang te kunnen gaan. Vaak hebben die financial covenants te maken met de winstgevendheid (EBITDA) van een bedrijf, of de verhouding tussen bezittingen en schulden (net asset ratio). Daarnaast zijn bijzondere transacties, zoals het afstoten van een onderdeel, een overname, een reorganisatie, e.d., niet zomaar mogelijk onder financeringsdocumentatie. De financieringsdocumentatie of bondvoorwaarden bevatten zogenaamde “undertakings” en “covenants” om iets te doen en/of te laten, tenzij bepaalde voorwaarden zijn vervuld. Vaak voorkomende voorwaarden zijn dat iets moet gebeuren op basis van marktconforme voorwaarden (at arm’s length), dus er is dan geen ruimte voor, bijvoorbeeld, voordelige afspraken voor bepaalde klanten of groepsonderdelen. Andere covenants die vaak voorkomen zijn dat financiële ratios niet mogen worden doorbroken en dat transacties tot op bepaalde hoogte (een “basket”) zijn toegestaan, maar zodra de transactie over meer gaat, dan is toestemming van financiers nodig. Kortom, check of een transactie of project al is toegestaan in de financieringsdocumentatie of dat toestemming van financiers nodig is. Als dat laatste het geval is, dan is dat van invloed op de timing van transacties. Banken willen graag een voorstel zien en een uitwerking van de plannen die afwijken van de afgesproken voorwaarden en ze hebben tijd nodig om intern goedkeuringen te halen. Dit proces kan soms relatief snel doorlopen worden, bijvoorbeeld als het gaat om een club deal lening van vaste huisbankiers, maar kan ook de nodige tijd vergen, bijvoorbeeld bij private placements van obligaties. Investeerders in obligaties hebben wellicht bedongen dat een Trustee of Noteholder Representative goedkeuring aan de plannen moet geven, eventueel na raadpleging van de vergadering van noteholders. In dat geval is er een hoop juridisch werk aan de winkel en is nog meer tijd nodig.

TIP 4: WEET WANNEER FINANCIERINGEN AFLOPEN EN TREK ONGEVEER EEN JAAR VAN TEVOREN AAN DE BEL

Van de bedrijfsjurist wordt vaak goed “contract management” gevraagd. Maar, de finance professionals zijn verantwoordelijk voor het contract management van financiële contracten. Help hen een handje. Als je hebt gezien in de documentatie dat een lening of een obligatie over een tijdje afloopt, vraag dan of er al plannen zijn om die terugbetaling te funden, of dat een verlenging van de huidige financiering nodig is. Soms voorziet de documentatie zelf in mogelijke verlengingen. Maar, verlengingen worden niet meer automatisch gegeven, omdat veel financiers tegenwoordig zelf aan strengere kapitaalseisen moeten voldoen, die voorschrijven dat voor bepaalde leningen meer kapitaalbuffers moeten worden aangehouden. Hoe dan ook,

magazine | FLL 2018 173


een opdoemende terugbetalingstermijn betekent werk aan de winkel voor advocaten. Ook als een financiering nog langer uitstaat dan een jaar, kan het zin hebben om het al eerder over aflossing daarvan te hebben. Rentestanden zijn historisch laag, door het monetair steunbeleid van de ECB. De ECB heeft aangegeven dit steunbeleid in 2018 af te bouwen en de verwachting is dat rentestanden weer omhoog gaan bewegen, waardoor lenen duurder wordt. Wellicht is het aantrekkelijk om relatief dure schulden die nog uitstaan eerder af te betalen en dit te financieren met een nieuwe lening of obligatie tegen gunstiger voorwaarden.

TIP 5: VOOR ALS JE BEDRIJF EEN BEURSGANG OVERWEEGT…

Vaak geeft financieringsdocumentatie een hint wat de mogelijke plannen zijn van je bedrijf. Staat erin dat terugbetaling mag of moet wanneer het bedrijf een obligatie-uitgifte doet of naar de beurs gaat? Dan zou het zomaar kunnen dat dit binnen afzienbare tijd aan de orde is. Bij een beursgang komt heel veel kijken. Het is een proces dat zo ongeveer een jaar voorbereiding vraagt. De financiën moeten op orde komen, risico’s moeten in kaart worden gebracht, data rooms (virtuele kantoortjes) met heel veel stukken, zoals statuten, notulen, belangrijke contracten, lijsten etc., moeten worden ingericht. Het bestuur, de raad van commissarissen en de senior managementstructuur moet opnieuw worden ingericht. Groepsmaatschappijen moeten worden verhangen, gefuseerd of afgestoten. Kortom: dit wordt voor bedrijfsjuristen en hun advocaten een enerverende tijd. Richt je daar op in: vraag extra ondersteuning intern en extern en vraag om een plek in het project team.

TIP 6: VOLG DE ONTWIKKELINGEN IN DE FINANCIËLE SECTOR – ZE ZULLEN IMPACT HEBBEN OP JOUW ORGANISATIE Door grote en snelle ontwikkelingen in de financiële sector is financieringsdocumentatie regelmatig toe aan updates. Ook ontwikkelingen binnen je eigen bedrijf of sector kunnen aanpassingen van financiële afspraken vergen. Gaat het met je bedrijf nu beter dan enkele jaren geleden, dan kunnen wellicht bepaalde afspraken, zoals financial covenants of undertakings, worden versoepeld, of kan de rente omlaag.

Ook technologische, juridische en politieke ontwikkelingen kunnen bedrijven dwingen tot een andere aanpak die relevant is voor financieringen. Denk bijvoorbeeld aan blockchain dat kan leiden tot andere accounting, of Europese data privacy wetgeving (GDPR) die in 2018 van kracht wordt en veel vraagt van compliance waar het gaat om het verzamelen en verschaffen van gegevens, onder andere aan en van financiers. Brexit gaat leiden tot revaluatie van allerlei commerciële contracten, ook financieringsovereenkomsten.

174 FLL 2018 | magazine

Ook de aandacht voor corporate social responsibility laat niet af: staat jouw bedrijf voor groen of willen financiers “vergroenen”, dan zijn groene financieringen een optie: het lenen op basis van Green Loan Principles van de Loan Market Association en obligatie-uitgiften op basis van de Green Bond Principles van de International Capital Markets Association en andere organisaties komen steeds meer voor.

TIP 7: HELP DIVERSITEIT DE JUISTE KANT OP

In de wereld van de financiële markten is het niet gemakkelijk voor vrouwen om tot de top door te dringen, vanwege al die redenen waarnaar al zoveel wetenschappers en consultancy firms onderzoek hebben gedaan. Daarom is het probleem ook niet gemakkelijk op te lossen. Er zijn zoveel initiatieven nodig op allerlei fronten. Toch kunnen we een paar simpele handvatten aanreiken die wij allemaal kunnen doen om meer vrouwen vooruit of aan de top te helpen. Als je werk te vergeven hebt aan externe consultants (of dat nou advocaten, fiscalisten, accountants, management consultants of anderen zijn), benader óók een vrouw. Het is gewoonte om een bepaalde contactpersoon te benaderen, soms vanwege een min of meer officiële functie of status als daartoe aangewezen persoon, maar dat zijn heel vaak mannen. Richt je email of je telefoontje daarom niet alleen aan de betreffende man, maar óók aan een vrouwelijke collega uit het betreffende team. Je laat daarmee zien dat je bent vóór eerlijke kansen voor iedereen en een teammentaliteit. Een voorbeeld. Wij werken zelf vaak aan grensoverschrijdende zaken. Soms is een land betrokken waarin Simmons & Simmons zelf geen kantoor heeft, waardoor we werk te vergeven hebben aan een lokaal kantoor. We hebben het niet precies met statistieken bijgehouden, maar het is toch opvallend vaak een man die op een website als contactpersoon wordt aangewezen. Omdat hij toevallig “Head of the Finance Team” is, of “Managing Partner” of zoiets. Wij proberen altijd ook een vrouwelijke partner/senior uit hetzelfde team te benaderen. Onze email wordt dan aan beiden gericht. Hoe vaker leden van board rooms en senior management in Nederland en daarbuiten een vrouw aan het woord horen over hun favoriete onderwerpen (zoals financiën), des te sneller worden meer vrouwen aan de top een vanzelfsprekendheid. In-house counsels zitten vaak bij gesprekken en vergaderingen met onderwerpen die niet helemaal over hun takenpakket of op het vakgebied liggen, maar luister goed en geef je mening. En al is het niet de meeste deskundige mening aan tafel, je brengt in ieder geval een ander en fris perspectief. Ten slotte, we merken vaak dat als een vrouw haar mening geeft en een goed punt maakt, anderen (vaak mannen) dat negeren, eroverheen praten of het iets later in iets andere


bewoordingen zelf herhalen en voorstellen als “hun” eigen inzicht. In dat geval: herhaal het punt van de vrouw en noem haar.

TIP 8: HEB EEN FINANCE ADVOCAAT OP SPEED DIAL Zoals we al schreven: we werken vaak met financiële mensen die advocaten inschakelen, soms buiten hun eigen Legal Department om. Daar is op zich niets mis mee, maar het is goed voor de bedrijfsjurist om geen blinde vlekken binnen de organisatie te hebben. Het kan je enorm helpen met je eigen overzicht, credibility etc. om te begrijpen waarover en over wie het gaat. Schroom dus niet je de zaken te laten uitleggen door een advocaat. De advocaat heeft er ook belang bij dat de samenwerking tussen bedrijfsjurist en finance goed verloopt en beseft - als het goed is tenminste zijn rol daarin!

Als je vragen hebt, over een van de onderwerpen hierboven of anderszins, bel of mail ons gerust! Wil je “live” van ons horen over onze expertise, of een juridische training of knowhow-sessie voor je team of je bedrijf organiseren, dan horen we ook graag van je! Marieke.Driessen@simmons-simmons.com (tel. 06-11954470) Frédérique.Jacobse@simmons-simmons.com (tel. 06-53364594)

magazine | FLL 2018 175


THE INTERVIEW MARIEKE DRIESSEN ADVOCAAT, PARTNER SIMMONS & SIMMONS & YU LIAN DE BAKKER VP LEGAL AFFAIRS / GENERAL COUNSEL PVH EUROPE (TOMMY HILFIGER AND CALVIN KLEIN)

Beschouw je jezelf als ondernemer of als advocaat?

Marieke: Als advocaat en partner van een groot, internationaal kantoor ben ik beide. Bij Simmons & Simmons is er veel ruimte voor ondernemerschap. Dat is ook nodig omdat er veel verandert in de advocatuur; nieuwe kansen moet je zien en durven nemen. Ik besteed dan ook relatief veel tijd aan het (mede) bepalen van de richting van ons kantoor, het aansturen van mijn team,

176 FLL 2018 | magazine

business development, de kwaliteit van onze services en HR. Maar ik vind de inhoudelijke, juridische kant ook erg interessant. De combinatie van ondernemerschap en advocatuur past mij goed.

Waar zie je jezelf in 10 jaar tijd?

Marieke: Ik ben nu ruim 21 jaar advocaat op het gebied van financiële markten en dat bevalt me nog steeds goed. De sector past goed bij mijn

nuchtere en juridische kijk op de zaken en mijn persoonlijke interesses. Ik ben politiek geëngageerd en geïnteresseerd in de rol van de B.V. Nederland in de wereld. Grote kans dus dat ik me over 10 jaar nog steeds met financiële zaken bezig houd.

Wat is de top 5 op je bucket list?

Marieke: Het hebben van een bucketlist past niet echt bij me. Als ik iets de moeite waard vind, dan probeer ik er


meteen iets mee te doen. Ik ga niet eerst een bucket list maken die wacht op uitvoering. Wel zijn er dromen, zoals het schrijven van een historische roman. Als advocaat schrijf ik graag, maar dat zijn feitelijke, juridische teksten. Ik ben benieuwd of ik ook op een andere manier zou kunnen schrijven.

Wat zijn je drijfveren? Salaris, roem, erkenning, reputatie, flexibele uren…

graag weten wat ik en wij te bieden heb(ben).

Als je weer 20 zou zijn, welke fout zou je niet meer maken?

Marieke: Toen ik 20 was, dacht ik dat de wereld om mij heen in grote mate “maakbaar” was. Dat doelen konden worden bereikt en problemen konden worden aangepakt met de juiste

Wijze woorden? Wat is je motto in het leven? Marieke: Getting there is half the fun! Dat is zowel een middel als doel op zich!

Waar ben je het meest trots op in je carriere/ werk (of privé)?

Yu Lian: Ik denk dat ik toch het meest trots ben op mijn dochters en

Marieke: Ik kies “overig”. Ik houd van de inhoud, de vorm is daaraan ondergeschikt. Ik wil me in alle opzichten blijven ontwikkelen; dat vind ik veel belangrijker dan een groot salaris, roem of statussymbolen. Ik ben meer geïnteresseerd in mensen dan in dingen of labels. Flexibel kunnen werken vind ik wel belangrijk in de zin dat ik mijn eigen agenda moet kunnen bepalen en indelen. Dat gun ik ook anderen: als je er maar staat voor je cliënten en collega’s, dan is dat wat mij betreft altijd bespreekbaar.

Welke leiderschapsstijl heeft jouw voorkeur?

Marieke: Dit vind ik een leuke vraag. “Leading by example” en “zeggen wat je doet, doen wat je zegt”. Ik vraag niets aan anderen dat ik zelf niet bereid ben te doen. Ik ben duidelijk over de kant die ik op wil en hoe ik daar wil komen. Ik zoek daarin de samenwerking, want ik werk graag in teams. Een goede sfeer is belangrijk om doelen te halen; ik probeer daar altijd aan bij te dragen. Ik hoef zelf niet zo nodig op de voorgrond te staan, maar sta daar toch regelmatig. De zaken die we bij Simmons & Simmons doen staan nu eenmaal in de belangstelling. Als het over de inhoud gaat en van belang is voor een zaak, cliënten of de sector als geheel, dan zul je mij zien en horen. Als advocaat is het belangrijk om hooren zichtbaar te zijn.

Werk je bewust aan je persoonlijke PR?

Marieke: Ja en nee. Ik vind dat het niet om mij gaat; het gaat om de cliënt, het resultaat en het team. Tegelijkertijd laat ik mensen

“Ik ben duidelijk over de kant die ik op wil en hoe ik daar wil komen”

dosis energie, ambitie, geduld en optimisme. Dat is natuurlijk niet altijd het geval, maar ik heb geleerd me er minder druk over te maken. Soms loopt het leven gewoon anders en word je voor voldongen feiten gesteld, positieve of negatieve, die niks te maken hebben met je eigen input of verdienste. Ik ben een optimist, doe eraan wat ik eraan kan doen, probeer te genieten van de mooie dingen en voor de rest probeer ik het te accepteren zoals het komt.

indirect dus mijn moederschap dat ik combineer met mijn carriere. Ik ben me ervan bewust dat ik een rolmodel voor mijn dochters ben en daarom heb ik juist de keuze gemaakt om fulltime te werken. Ik heb toen ik aan het begin van mijn carriere stond nooit precies voor ogen gehad wat ik wilde doen als ik groot ben. Nog steeds niet eigenlijk. Maar juist door te doen waar mijn talent lag en plezier te hebben in wat ik doe, heb ik denk ik de kansen gekregen waardoor ik nu sta waar ik

magazine | FLL 2018 177


sta. Terugkijkend op een halve carriere ben ik dus best wel trots op wat ik heb bereikt zonder vastomlijnd plan van te voren.

Wat is je grootste uitdaging (geweest)?

Yu Lian: Dat is om te kunnen accepteren dat je niet altijd, op alle vlakken helemaal in control bent. Laissez-faire is een groot goed in het behouden van een gezonde work-life balance.

Ben jij een (potentiële) toekomstige bestuurder, commissaris, minister of premier? Leg uit!

Yu Lian: Dat zal de toekomst uitwijzen maar ik sluit niets uit J

Wat is de grootste uitdaging voor de sector waarin je werkt?

Yu Lian: Als met sector bedoeld wordt: in-house legal departments, dan is dat denk ik de rol van Legal binnen een bedrijf. Worden we op het juiste moment bij de juiste vraagstukken betrokken?

Wat wil je zelf de komende jaren op professional vlak bereiken?

Yu Lian: Ik wil met mijn team de komende jaren een state-of-the art Legal department neerzetten waarin we de transitie vervolmaken van een old-school u vraagt wij draaien model naar een pro-actief, business minded Legal department waarin datgene dat gestandardiseerd kan worden zal zijn gestandaardiseerd, we gebruik maken van de juiste Legal tech tools en systemen, om zo voldoende tijd over te houden voor ingewikkelder zaken, relatiebeheer met onze klanten uit de business en legal awareness binnen het bedrijf.

178 FLL 2018 | magazine

Hoe draag jij je ideeën uit binnen en buiten je organisatie?

Yu Lian: Ik geloof in de kracht van de herhaling. Dus onze visie en onderdelen daarbinnen herhaal ik vaak in onze team meetings. Ik probeer wanneer ik kan ook contact te houden met andere GC’s en ga naar netwerktevents om te kunnen sparren over de nieuwste ontwikkelingen binnen ons vak, waarbij ik zeker niet schuw om mijn ideeen te delen.

Welke top drie kopzorgen heb je als in-house counsel? Yu Lian: Hoe zorg je ervoor dat Legal binnen het bedrijf op waarde wordt geschat? Hoe ga je om met interne politiek en houd je stand als onafhankelijke adviseur? Hoe monitor je de enorme inkomende work flow zonder bureaucratisch te worden en te werken met een ticketsysteem?

Hoe kijken jouw business collega’s aan tegen jouw legal counsel rol?

Yu Lian: De perceptie van de business naar Legal zit in de lift. Jaarlijks wordt binnen ons bedrijf een enquete gehouden waarbij alle (tientallen) afdelingen tegen het licht worden gehouden en op een waslijst criteria worden beoordeeld. Afgelopen jaar kwamen we met een superstip binnen in de top 10 van best departments. Vaak krijg ik van business collega’s complimenten over ons team en de toegevoegde waarde die we leveren, en dat dit te danken is aan mijn beleid. Dat is heel vleiend natuurlijk, maar ik zeg dan altijd dat dit het resultaat is van een ijzersterk team en teamwork.


‘JUSTICE IS FAR FROM BEING A NATURAL CONCEPT. THE CLOSER ONE GOES TO THE STATE OF NATURE, THE LESS DOES ONE FIND.’ - Robert Megarry -

magazine | FLL 2018 179


CURRICULUM VITAE

MARIEKE DRIESSEN

Marieke Driessen is advocaat en partner bij het internationale advocatenkantoor Simmons & Simmons LLP te Amsterdam. Ze legt zich toe op de financiële transactiepraktijk op het gebied van financieringen en kapitaalmarkttransacties en adviseert onder andere over kredietfaciliteiten, obligatieuitgiften, gestructureerde financiële producten en daaraan gerelateerde regulatoire aspecten. Marieke heeft meer dan 20 jaar ervaring in het begeleiden van financiële transacties voor banken en andere financiële instellingen en grote, internationale ondernemingen. Marieke studeerde rechten aan de universiteiten van Maastricht, Oxford en Columbia Law School in New York. Tijdens haar carrière heeft ze als advocaat gewerkt in Londen, New York en Italië (ze is ook beëdigd in Engeland als solicitor, in Amerika als attorney-at-law en in Italië als avvocato). Marieke spreekt en publiceert regelmatig over onderwerpen op haar vakgebied.

Marieke Driessen & Yu Lian de Bakker YU LIAN DE BAKKER

Yu Lian de Bakker geeft leiding aan de afdeling Legal bestaande uit 20 legal professionals binnen PVH Europe, ook wel bekend van Tommy Hilfiger en Calvin Klein. Ze begon haar carrière na haar rechtenstudie in Leiden bij De Brauw Blackstone Westbroek waar bijna 10 jaar werkzaam was in de vestigingen Amsterdam en Londen. Ondernemingsrecht is breedste zin des woords is haar thuisbasis. Na De Brauw maakte Yu Lian de overstap naar het bedrijfsleven waar ze als bedrijfsjurist aan de slag ging bij METRO Group. Al gauw werd ze van specialist een all-round generalist en werkte ze als meewerkend voorman aan zaken op het gebied van corporate, compliance, commercial, antitrust, IP en data protection. Na 10 jaar maakte ze de overstap naar PVH. In haar huidige rol is ze niet alleen de manager van het team maar ook ambassadeur van Legal. Het is haar taak om, samen met een sterk team, Legal op de kaart te zetten in de dynamische wereld van fashion. IP en Brand Protection zijn belangrijke pijlers in het team, naast de gebruikelijke takken van sport Corporate & Commercial, Compliance & Privacy en Employment. Samen met het team heeft ze een duidelijke visie voor Legal binnen PVH neergezet, waarbij een rol is weggelegd voor Legal Operations en Legal Tech. Met veel oog voor de menselijke kant van leidinggeven, heeft ze bijgedragen aan een cultuur van “work hard, play hard” in een inspirerende en veilige omgeving waar de toegevoegde waarde van Legal gestaag groeit.

180 FLL 2018 | magazine


CURRICULUM VITAE

FRÉDÉRIQUE JACOBSE

Frédérique Jacobse is werkzaam als Engels advocaat (solicitor) en counsel bij het internationale advocatenkantoor Simmons & Simmons LLP te Amsterdam. Ze is gespecialiseerd in banklening-transacties en adviseert banken en kredietnemers over zowel Nederlandse als grensoverschrijdende transacties. Haar ervaring omvat vastgoedfinanciering, syndicated lending, project financiering en overname financiering. In de dagelijkse praktijk houdt Frédérique zich bezig met het organiseren, structureren en begeleiden van veelal complexe internationale en cross-border transacties. Frédérique studeerde rechten aan de universiteit van Cambridge en economie aan University College London. Na haar studie begon Frédérique in 1997 haar loopbaan bij Allen & Overy, eerst in Londen en vervolgens in Amsterdam. Tussendoor werkte zij korte tijd in Calgary (Canada) bij het advocatenkantoor Benett Jones. In februari 2017 maakte Frédérique de overstap naar de Financial Markets groep van Simmons & Simmons LLP te Amsterdam Frédérique is van oorsprong Nederlands, maar is geboren en getogen in Florence, Italië. Ze spreekt de Engelse, Italiaanse en Nederlandse taal vloeiend.

Frédérique Jacobse

magazine | FLL 2018 181


182 FLL 2018 | magazine


THE INTERVIEW HENRIËTTE VAN HELDEN GLOBAL GENERAL COUNSEL FOOD - SAVOURY, DRESSINGS AND FOOD SOLUTIONS UNILEVER & FRÉDÉRIQUE JACOBSE SOLICITOR (ENGLAND & WALES) EN COUNSEL SIMMONS & SIMMONS, FINANCIAL MARKETS GROEP

Wat is je grootste uitdaging?

Henriëtte: De omvangrijke en verkruimelde wet- en regelgeving rondom Foods. In Europa verschilt vaak de interpretatie van Europese voedselwetgeving van land tot land, veel nog niet gereguleerde gebieden leiden tot verschillende lokale richtlijnen en verpakkingsvereisten kunnen ook vaak verschillen per land. Dit zorgt voor een uitdaging om als wereldwijd bedrijf toch tijds- en kostenefficiënt producten

in meerdere landen op de markt te brengen. Daarnaast de juridische uitdaging rondom voedsel en e-commerce. Waar het inmiddels heel normaal is dat je een paar schoenen of jurkje online bestelt in een webshop gevestigd in een ander land geldt dat voor voedsel nog niet. De consumentenbehoefte is er wel, maar de wetgeving loopt achter op wat de consument vraagt. Labellings- en importvereisten maken het bijvoorbeeld erg lastig om online voedsel te verkopen.

Begrijpelijk vanuit de gedachte om de consument te beschermen, maar de wetgeving is ingericht op fysieke winkels in één land en dat is niet niet meer de realiteit in 2018.

Wat trok je aan in de sector waarin je nu werkt? Henriëtte: FMCG (Fast Moving Consumer Goods) is een fantastische sector waarmee iedereen dagelijks in aanraking komt. Het is geweldig om het werk van mij en mijn collega’s

magazine | FLL 2018 183


’s-avonds in het supermarktschap te zien liggen en te realiseren dat zoveel mensen onze producten thuis hebben. Daarnaast is de Food wereld dagelijks in ontwikkeling. Niet alleen door veranderende consumenten behoefte, de nieuwe product uitdagingen die daarmee komen en een grotere bewustwording omtrent gezonde voeding. Maar ook door duurzaamheid en het besef dat we anders om moeten gaan met grondstoffen en voedsel. Al deze ontwikkelingen leiden tot nieuwe juridische ontwikkelingen, nieuwe wetgeving, lokale richtlijnen etc. Boeiend!

Wat was je overweging om in-house counsel te worden?

Henriëtte: Na jarenlang met veel plezier in de advocatuur te hebben gewerkt, wilde ik graag meer tastbaar aan de slag. Met mijn voeten in de modder en meer ondernemend bezig zijn. Dat ik nu alle aspecten van een onderneming dagelijks van dichtbij kan zien, mijn juridische kennis praktisch en business

georiënteerd kan inzetten en mijn juridische ervaring mee kan nemen in grotere strategische projecten, geeft mij veel energie.

Wat zou je anders gedaan hebben in je carrière?

Henriëtte: Ik heb een prachtige carrière tot nu toe! Ik heb het geluk gehad 3 jaar in Londen te mogen wonen en werken en dat was geweldig. Als ik daar aan terugdenk, besef ik dat ik zo’n avontuur ook nog wel eerder in mijn carrière had willen meemaken. Wellicht voordat ik begon met werken. Mijn tip aan alle studenten die ik spreek is ook altijd doe het! Het is een verrijking voor je leven, zakelijk en persoonlijk.

Wat zijn de moeilijkheden voor de nieuwe generatie om carrière te maken?

Henriëtte: Ik denk met name de diversiteit die gevraagd wordt als inhouse counsel. Er ligt, zoals ook voor veel andere afdelingen geldt, veel druk op de inhouse budgetten. Met minder mensen moet meer werk worden

gedaan. Dat moet een goede balans zijn tussen inhouse en outsourcen. Dit betekent echter wel dat je als inhouse counsel eigenlijk op alle gebieden een mini expert moet worden. Dat is niet makkelijk.

Wat kunnen anderen van jou leren en wat zou jij nog van anderen kunnen leren?

Henriëtte: Het zien van het grotere geheel, niet verliezen in details, openstaan voor nieuwe ontwikkelingen/uitdagingen en de ondernemingsgedachte. Verder mindfulness en een dagelijkse persoonlijke aanpak en interesse; zonder mensen geen bedrijf. Vaak wordt uit het oog verloren hoe belangrijk dit is. Wat kan ik van anderen leren? Veel (gelukkig)! Dagelijks leer ik bijvoorbeeld van mijn e-commerce collega’s over nieuwe technische ontwikkelingen. Daarnaast voor mij zelf, het vinden van een balans tussen mijn energie en enthousiasme en de beperkte tijd die je soms hebt als General Counsel.

CURRICULUM VITAE

HENRIËTTE VAN HELDEN

Henriëtte graduated with honours from the University of Amsterdam in both Private & Commercial Law as well as Intellectual Property Law. She started her career at the full service law firm De Brauw, initially at the Employment Law department and afterwards moving to and specializing in Intellectual Property. With a focus on Soft IP, Advertising, commercial contracting, Food law, litigation and IP aspects of Mergers & Acquisitions she worked for many international clients in the FMCG, fashion, furniture and music industry. In 2013 Henriëtte moved to London for a secondment at the international magic circle law firm Slaughter and May. From there Henriëtte moved to Unilever and decided to make a career switch and go inhouse after over 8 years in private practice. At Unilever Henriëtte is the Global General Counsel for its Foods division. Initially at Unilever’s HQ in London and since the beginning of 2016 at the HQ in Rotterdam. Henriëtte is a hands on, entrepreneurial lawyer with a special interest in Foods, new business models and e-commerce.

184 FLL 2018 | magazine


“Real athletes row. Everyone else just plays games.”

www.avdr.nl

magazine | FLL 2018 185


I actually think I think better in high heels. - Theresa May -

186 FLL 2018 | magazine


magazine | FLL 2018 187


THE INTERVIEW PETRA ZIJP MANAGING PARTNER NAUTADUTILH N.V. & PAULINE VERHEIJEN-DOP SENIOR ATTORNEY THE WALT DISNEY COMPANY IN THE BENELUX

Je bent Managing Partner van een van de grootste advocatenkantoren van Nederland. Staat er nog iets op je carrière bucket list?

Petra: Nou, ik ben pas 47 jaar! Nee, zonder gekheid, wij zijn als nieuw bestuur per 1 juni 2017 benoemd, en ik heb het gevoel dat we net begonnen zijn. Een eerste jaar als bestuurder betekent dat alles nieuw is: van het ontwikkelen van een strategie-

188 FLL 2018 | magazine

en beleidsplan, een begroting, tot de eerste keer het traject in verband met het opnemen van nieuwe partners. Verder maken we grote slagen op het gebied van innovatie en tech, en dat valt ook in mijn portefeuille. Voorlopig verveel ik me niet! Daarnaast doen wij alle drie ook nog aan praktijk. Essentieel, wat mij betreft, om voeling met de praktijk te houden. En mijn hart ligt niet voor niets al meer dan twintig jaar bij het begeleiden van transacties. Ik geloof niet dat ik zonder zou kunnen.

Welk aspect van je huidige functie spreekt je het meeste aan? En waarom? Petra: Ik heb onder meer HRO en Innovatie in mijn portefeuille. Allebei de onderwerpen zijn ontzettend interessant en volop in beweging. Wat HRO betreft werk ik nauw samen met onze HRO directeur, en zijn we bezig met het verder ontwikkelen van een goede interne opleiding, met het aantrekken van talent, met het invullen van modern werkgeverschap. Diversiteit is ook


een belangrijk onderdeel, niet alleen op gendergebied, maar ook in het kader van bi-culturele diversiteit, neurodiversiteit, en voor werknemers met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ik merk dat de culturele aspecten binnen kantoor (hoe werken we samen, hoe gaan we met elkaar om) steeds belangrijker worden, en ik steek daar veel tijd in.

En welke het minste? En waarom?

Petra: De keerzijde van de aandacht voor hoe we met elkaar omgaan brengt met zich dat het soms ook nodig is om mensen op hun gedrag aan te spreken. Dat is denk ik het minst leuke aspect van het vak. Iedereen kent wel momenten met stress, of grote druk in een zaak. Het gaat ons echter om de structurele gevallen. Ik ben blij dat we echt al een flinke slag op dit gebied hebben gemaakt sinds ons aantreden.

Hoe pak je voor jezelf de rustmomenten die nodig zijn om te reflecteren en na te denken over de complexe issues die je tegenkomt en moeilijke beslissingen die je moet nemen?

Petra: Dat is inderdaad enorm belangrijk. Ik heb de natuurlijke neiging - als transactieadvocaat - snel een knoop door te willen hakken. Maar als bestuurder moet ik de belangen van alle betrokkenen in ogenschouw nemen. Ik neem bewust tijd om te reflecteren, om alle voor- en tegen af te wegen voordat ik moeilijke beslissingen neem. Tijdens een autorit naar huis, of na een uurtje zwemmen of in de tuin werken komt het antwoord dan vaak vanzelf.

Je bent een van de weinige vrouwen in een management positie binnen de grote advocatuur in Nederland. Wat kan er volgens jou verbeterd worden om het aantal vrouwen in de top te verhogen, zowel binnen als buiten de advocatuur? Petra: Dank voor deze vraag! De

doorstroming van vrouwen binnen de advocatuur is inderdaad nog steeds een probleem. Wij zien als kantoor meer vrouwen dan mannen binnenkomen, maar verliezen sommige goede vrouwen voordat ze door zijn geklommen, en dat is ontzettend jammer. Weliswaar doen we het met 24% vrouwelijke partners op kantoor niet slecht, maar het moet en kan echt beter. Je ziet het ook buiten de advocatuur. Het wettelijke streefcijfer voor rvb’s en rvc’s van grote ondernemingen wordt voortgezet tot 1 januari 2020 omdat er tot nu toe onvoldoende voortgang is geboekt. Ik vind de cijfers echt redelijk dramatisch als je bedenkt dat bij 90% van de ondernemingen de m/v verdeling in de rvb niet veranderde. Bij de rvc’s gaat dat slechts marginaal beter. Ik denk daarom dat er maatregelen nodig zijn om de grote niet bewegende achterhoede in beweging te krijgen en ik steun de oproep van de Commissie Monitoring om - als er de komende jaren niets verandert - met de maatregel van een afdwingbaar quotum te komen voor het bedrijfsleven. Ook in de advocatuur zullen we zeer serieus moeten blijven nadenken over het beter “vullen” van de pijplijn met vrouwelijke talent. Extra waakzaamheid blijft geboden.

Wat is het beste carrière advies dat jij zelf ontvangen hebt en door zou willen geven aan de volgende generatie juristen? En van wie kwam dat advies?

Petra: Ik heb geleerd altijd van mijn eigen kracht uit te gaan en goed zelf te blijven nadenken. Die les was er van mijn ouders, maar zeker ook van mijn patroon in de eerste paar jaar van mijn carrière. Stippel je eigen koers uit, en wees niet bang die koers gaandeweg aan te passen als dat beter past of beter voelt. Maak keuzes. En schakel hulp in, als dat nodig is.

Leaders are readers: wat is het beste carrière boek dat je hebt gelezen en wat heb je daaruit

meegenomen dat je nog steeds toepast?

Petra: Ik lees veel inderdaad, ik zou niet zonder kunnen. Naast Engelse en Nederlandse fictie, zijn daar sinds een jaar veel managementboeken bij gekomen. Begin 2017 was ik op Harvard voor de Leading Professional Services Firms cursus. Ik merk dat ik af en toe teruggrijp op een aantal boeken dat ik in het kader van die cursus daar las: Adam Grant, Give and Take, over dienend leiderschap. Hij heeft trouwens nu ook een interessante podcast, en zijn boek Originals ligt klaar op mijn leesstapel. Professor Thomas DeLong schreef een interessant boek Flying without a Net over hoe wij als professionals door het leven gaan en effectiever kunnen functioneren. Het geeft interessante psychologische inzichten. Tenslotte zou ik Heidi Gardner willen aanbevelen. Haar boek Smart Collaboration: How Professionals and Their Firms Succeed by Breaking Down Silos is heel praktisch en voor mij nu een bron van nuttige tips om de samenwerking tussen praktijkgroepen en stafafdelingen beter te laten verlopen.

Je hebt een prachtige positie als internationaal bedrijfsjurist. Waarom heb je destijds de overstap vanuit de advocatuur gemaakt?

Pauline: Ondanks dat ik altijd met veel plezier in de advocatuur heb gewerkt heb ik de keuze om over te stappen naar het bedrijfsleven destijds heel bewust gemaakt. Ik heb altijd interesse in sterke merken en marketing gehad en ik wilde graag bij een internationaal bedrijf werken. Bovendien begon het me na 6 jaar advocatuur tegen te staan dat ik altijd als laatste bij een geschil betrokken werd en na afloop van een zaak nooit hoorde hoe het bij de cliënt werd afgehandeld. Toen ik bij PepsiCo als advocaat in dienstbetrekking aan de slag kon was voor mij de keuze dan ook snel gemaakt. Daarna heb ik vervolgens nog in New York bij Polo Ralph Lauren gewerkt en nu sinds 3 jaar bij The Walt Disney Company in Nederland als enige jurist voor de Benelux. Van de

magazine | FLL 2018 189


“ Ik heb geleerd altijd van mijn eigen kracht uit te gaan en goed zelf te blijven nadenken”

overstap heb ik nooit spijt gehad, al ben ik er inmiddels wel achter dat je, ook als je als bedrijfsjurist werkt, niet altijd op tijd betrokken wordt bij zaken. Het blijft een dagelijkse uitdaging om zo vroeg mogelijk in het beslissingsproces aan de tafel te komen zitten.

Heb je nog baat bij jouw opleiding als advocaat? En zo ja, hoe dan precies?

Pauline: Er gaat bijna geen week voorbij waarin ik niet dankbaar ben voor mijn grondige opleiding als advocaat. Ik heb bij zowel Nauta als Baker gewerkt en heb bij beide kantoren naast de vaste opleidingsverplichtingen ook ongelofelijk veel interne opleidingen mogen volgen. Ondanks dat ik destijds wellicht niet altijd de toegevoegde waarde van een lezing over bijvoorbeeld een transferpricing model zag, ben ik er nu regelmatig blij om dat ik zo’n brede juridische training heb gehad. Ik ben hierdoor mijns inziens beter in staat om risico analyses te maken en in te schatten wanneer het echt nodig is om een externe expert in

190

te schakelen en wanneer niet.

Mickey Mouse wilde worden.

Welk aspect van je huidige functie spreekt je het meeste aan? En waarom?

En welke het minste? En waarom?

Pauline: Een van de allerleukste elementen van mijn werk vind ik het feit dat ik met allemaal bijzonder getalenteerde mensen werk die allemaal een andere opleidingsachtergrond hebben dan ik als jurist. Hierdoor krijg ik continue onverwachte vragen en wordt ik steeds scherp gehouden. Om mijn collega’s en hun business goed te kunnen helpen moet ik hun business uiteraard goed begrijpen. Andersom moet ik hen mee kunnen nemen in mijn juridische besluiten. Op die manier leren we over en weer heel veel van elkaar en van het bedrijf. Bovendien is iedereen die hier werkt bijzonder gepassioneerd over Disney/Pixar/Marvel/Star Wars. Voor mij persoonlijk was dit ook een droom die uitkwam. Toen ik nog studeerde heb ik al tegen mijn toenmalige vriendje gezegd dat ik ooit de advocaat van

Pauline: Het minste onderdeel van mijn werk vind ik dat ik als de enige jurist binnen de Benelux ook heel veel zaken op mijn bureau krijg die niet perse juridisch zijn, maar die wel even aandacht vragen. Veel zaken zijn met een beetje logisch nadenken vaak al op te lossen. Om echter niet te verdrinken in de workload probeer ik dat soort zaken over het algemeen terug te duwen. Ik ben inmiddels bijzonder vaardig in het “nee” zeggen. Al licht ik die “nee” wel altijd toe en stuur ik ze desgewenst wel de juiste richting op.

Hoe pak je voor jezelf de rustmomenten die nodig zijn om te reflecteren en na te denken over de complexe issues die je tegenkomt en moeilijke beslissingen die je moet nemen? Pauline: Mijn rustmomenten pak ik

FLL 2018 | magazine


over het algemeen in het weekend. Gelukkig is de bedrijfscultuur dat er (vrijwel) niet gewerkt wordt in het weekend, tenzij het echt noodzakelijk is. Hierdoor kan je ook echt even afstand nemen. Als ik echt ergens mee zit dan ga ik graag naar de sportschool, waar ik, luisterend naar hele foute playlist, probeer mijn gedachten te verzetten, of ik bespreek iets met mijn man onder het genot van een glas wijn (of twee). Hij heeft een volledig andere achtergrond en kan zaken soms goed in perspectief zetten.

Wat heb jij van je kinderen geleerd dat je in je werk terugbrengt? Pauline: Mijn dochters zijn 8 en 10 en komen allebei uit een blij ei. Zij zien overal het positieve van in en kunnen zich nog heerlijk verwonderen over bijvoorbeeld een mooie regenboog. Van hen heb ik geleerd dat ik vooral niet alles te serieus moet nemen en vooral de humor van bepaalde situaties moet kunnen inzien.

Je werkt voor een groot Amerikaans bedrijf. Merk je verschil met werkgevers in Europa? En zo ja, kan je een voorbeeld noemen (ik dacht aan je de start up, vind ik zo’n mooi voorbeeld nl, pz).

Pauline: The Walt Disney Company is uiteraard een van de meest Amerikaanse bedrijven die er zijn, met ongelofelijke resources. Op regionaal en zeker op lokaal niveau zijn we echter juist weer bijzonder Europees, waardoor zaken als thuiswerken en part-time werken goed geregeld zijn. Een van de resources waar ik graag gebruik van maak is ons Education platform, waar je gratis toegang hebt tot bijvoorbeeld Harvard Businsess School publicaties en trainingen, maar ook interne webcasts kan bekijken over alle verschillende lines of business binnen Disney. Het is zo’n groot bedrijf dat ik na 3 jaar nog steeds dagelijks nieuwe dingen over de business leer. Daarnaast besteedt The Walt Disney Company veel aandacht

aan innovatie van haar producten. Dit is al vanaf het begin een van de sterke punten van het bedrijf geweest en in de huidige maatschappij een absolute noodzaak. Een mooi voorbeeld hiervan is The Intrapreneur Lab. Dit is een interne competitie, waar het senior management van de EMEA regio werknemers de gelegenheid biedt om via een speciaal trainingsprogramma op onder andere Oxford University nieuwe business ideeën te ontwikkelen. Voorwaarde voor deelname is dat de ideeën revenue generating moeten zijn maar ook een sociale impact moeten hebben. Ik heb hier vorig jaar zelf aan deelgenomen en ik ben inmiddels naast mijn baan als jurist ook samen met een mentor uit het senior management in Londen aan het werk om een soort van mini-startup binnen Disney op te zetten. Bijzonder leuk en vooral ook heel erg leerzaam, aangezien ik hiervoor een volledig business plan moest opzetten, inclusief financiële projecties en marketing strategieën.

“Er gaat bijna geen week voorbij waarin ik niet dankbaar ben voor mijn grondige opleiding als advocaat” magazine | FLL 2018 191


CURRICULUM VITAE

PETRA ZIJP

Petra Zijp is afgestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam in 1993 (Engels en Italiaans) en in 1994 (Rechtsgeleerdheid). Zij kwam in 1995 in dienst bij NautaDutilh. Na in 1999 en 2000 werkzaam geweest te zijn op het kantoor in Londen kwam zij begin 2001 terug naar Amsterdam, waar zij in 2002 partner bank- en effectenrecht werd. Petra is thans Managing Partner van NautaDutilh, leidt het Capital Markets team en maakt deel uit van de Investment Management Group van kantoor. Zij adviseert uitgevende instellingen, banken en institutionele beleggers in kapitaalmarkttransacties. Petra begeleidt haar cliënten bij zowel publieke- als onderhandse aandelen- en obligatie emissies met noteringen aan Euronext Amsterdam en internationale beurzen. Daarnaast adviseert zij haar cliënten ten aanzien van doorlopende verplichtingen op basis van de nationale- en internationale wetgeving op het gebied van ondernemingsrecht en effectenrecht.

Petra Zijp & Pauline Verheijen-Dop PAULINE VERHEIJEN-DOP

Pauline currently is senior attorney for The Walt Disney Company in the Benelux. In her role she is responsible for all legal matters for Disney in the region, varying from general commercial agreements, to music and talent agreements and public affairs files. In 2017 she was a finalist of Disney’s EMEA Intrapreneur Challenge. Before joining Disney, Pauline worked in private practice as an attorney at NautaDutilh and Baker & McKenzie in Amsterdam, as an in-house counsel at PepsiCo in Maarssen and as in-house counsel at Polo Ralph Lauren in New York. While she was living in New York, she also started her own brand consulting agency, offering personal branding services for international celebrities, fashion designers and authors.

192 FLL 2018 | magazine


‘JUDGES OUGHT TO BE MORE LEARNED THAN WITTY, MORE REVEREND THAN PLAUSIBLE AND MORE ADVISED THAN CONFIDENT.’ - Francis Bacon -

magazine | FLL 2018 193


0197 AUTEUR: MR. B.J.H. BLAISSE-VERKOOIJEN, ADVOCAAT BIJ POT JONKER ADVOCATEN IN HAARLEM

Maakt aanpassing van de Wet Markt en Overheid een einde aan oneerlijke overheidsconcurrentie? Sinds 2012 bestaat in Nederland de Wet Markt en Overheid (de “Wet M en O”). Deze wet maakt onderdeel uit van de Mededingingswet en had moeten voorkomen dat overheden op oneerlijke wijze concurreren met ondernemers. Daartoe is een aantal gedragsregels voor overheden in het leven geroepen, zoals onder meer de verplichting om bij het uitvoeren van economische activiteiten ten minste kostendekkende prijzen in rekening te brengen. Inmiddels zijn er vanuit meerdere branches stevige signalen gekomen, waaruit volgt dat de Wet M en O niet werkt.1 Daarnaast blijkt uit de evaluatie van de Wet M en O die het ministerie van Economische Zaken heeft laten uitvoeren, dat er vanuit de optiek van de markt nog veel problemen blijven bestaan.2 De Wet biedt ondernemers in de praktijk veel te weinig bescherming tegen overheden die concurrerende activiteiten ontplooien.

Wanneer precies sprake is van een activiteit die plaatsvindt in het algemeen belang wordt in de Wet M en O niet geregeld. Dat staat in beginsel ter beoordeling van de desbetreffende overheidsinstantie. Deze in de wet opgenomen ‘escaperoute’ maakt de Wet M en O voor ondernemers in feite tot een lege huls.

Dit komt met name doordat gemeenten op grote schaal gebruik maken van de ‘escape-route’ die de Wet M en O hen biedt. In de wet is namelijk bepaald dat de gedragsregels niet van toepassing zijn, indien sprake is van een activiteit die plaatsvindt in het algemeen belang. Zodra een gemeente dus een zogenaamd ‘Algemeen Belang Besluit’ neemt, is de Wet M en O niet langer van toepassing en komt aan de ACM geen bevoegdheid meer toe om handhavend op te treden. Het staat de gemeente dan bijvoorbeeld vrij om in concurrentie met private partijen economische activiteiten uit te oefenen waarbij tarieven beneden de kostprijs in rekening kunnen worden gebracht.

3.

1: Zie het Zwartboek van VNO NCW: http://www.vno-ncw.nl/nieuws/ zwartboek-toont-verregaande-oneerlijke-concurrentie-overheid. 2: https://www.ecorys.nl/news/ecorys-evalueert-wet-markt-en-overheidvoor-het-ministerie-van-economische-zaken-0.

194 FLL 2018 | magazine

Op dit moment wordt gewerkt aan een wijziging van de Wet. Een wetsvoorstel dat onder meer ziet op wijziging van de bepalingen van de Wet Markt en Overheid is in het najaar van 2017 ter consultatie voorgelegd. De voorgenomen wijziging van de Wet M en O behelst de volgende punten: 1.

2.

het besluit waarmee een bepaalde economische activiteit aangewezen kan worden als een economische activiteit van algemeen belang dient verplicht door middel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure te worden voorbereid; er worden motiveringseisen gesteld aan een besluit tot aanwijzing van een economische activiteit van algemeen belang; iedere vijf jaar wordt een evaluatie verplicht gesteld van een Algemeen Belang Besluit.

Deze wijzigingen zijn een stap in de goede richting, maar gaan niet ver genoeg. Hieronder zal ik bespreken wat er volgens mij nog meer nodig is om ervoor te zorgen dat er een zo gelijk mogelijk speelveld zal kunnen ontstaan, indien overheden in concurrentie treden met marktpartijen. UNIFORME OPENBARE VOORBEREIDINGSPROCEDURE Het doel en de strekking van Algemeen Belang Besluiten zijn vaak op voorhand voor marktpartijen niet kenbaar. Doorgaans consulteren overheden de betrokken of getroffen marktpartijen niet over de noodzaak en de gevolgen van een besluit en worden de belangen van die marktpartijen niet meegewogen en meegenomen.


Het wetsvoorstel voorziet in de verplichting voor overheden om bij het nemen van Algemeen Belang Besluiten altijd de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (de “uov-procedure�) van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht te volgen. Groot voordeel van de uovprocedure is dat belanghebbenden via een openbare kennisgeving (in een overheidsblad, dagblad of huisaan-huis-blad) in de gelegenheid worden gesteld om nog voordat het besluit wordt genomen zienswijze in te dienen. Daardoor kunnen hun belangen al in een vroeg stadium worden meegewogen. Bovendien kan direct beroep ingesteld worden, in plaats van dat eerst bezwaar nodig is. Nadeel is echter dat ondernemers die niet tijdig een zienswijze indienen, later geen beroep meer kunnen instellen tegen het besluit.

Om te kunnen vaststellen in welke mate de belangen van ondernemingen door het nemen van een Algemeen belang Besluit worden geschaad, is de input van de betrokken ondernemingen in een vroeg stadium onontbeerlijk. Ondanks dat het uiteraard de eigen verantwoordelijkheid van een ondernemer is om tijdig een zienswijze in te dienen, ben ik van mening dat de wet op dit punt dient te worden aangescherpt. In de eerste plaats zou de overheid in kwestie verplicht moeten worden om individuele ondernemers, die door de door de overheid uitgevoerde economische activiteit worden beconcurreerd, afzonderlijk van het voorgenomen Algemeen Belang Besluit in kennis worden gesteld. In de tweede plaats zou hen niet de mogelijkheid moeten worden ontnomen alsnog bezwaar en beroep in te stellen, in het geval zij geen zienswijze hebben ingediend.

magazine | FLL 2018 195


AFBAKENING BEGRIP ‘ECONOMISCHE ACTIVITEIT VAN ALGEMEEN BELANG’

Het grote probleem van de huidige wet is gelegen in het feit dat niet duidelijk is wat precies wordt verstaan onder een ‘economische activiteit van algemeen belang’. Met name gemeenten plegen het standpunt in te nemen dat alles wat zij doen in het algemeen belang is en dat zodoende in feite elke economische activiteit die zij uitvoeren van de wet kan worden uitgezonderd. Zo nemen gemeenten onder meer algemeen belang besluiten voor het exploiteren van parkeergarages, het exploiteren van jachthavens, het aanbieden van camperplaatsen, het maken van pasfoto’s en de verhuur van sporthallen. Commerciële ondernemers in de directe nabijheid zien hun omzetten dalen indien de desbetreffende gemeenten als gevolg van het Algemeen Belang Besluit de desbetreffende diensten onder de kostprijs gaan aanbieden. Ik zou er om die reden voor willen pleiten om het begrip “economische activiteit van algemeen belang” nader af te bakenen. In de eerste plaats zou in de Memorie van Toelichting opgenomen kunnen worden dat economische activiteiten van algemeen belang, economische activiteiten zijn die voor de samenleving van algemeen belang worden geacht. Deze economische activiteiten onderscheiden zich dus van “gewone economische activiteiten” door de aanwezigheid van publieke belangen met betrekking tot bijvoorbeeld kwaliteit, toegankelijkheid of leveringszekerheid. In de tweede plaats kan in de motiveringseisen, die – zo volgt uit het voorliggende wetsvoorstel – in een algemene maatregel van bestuur zullen worden opgenomen, de eis

opgenomen worden dat wordt gemotiveerd (i) waarom de economische activiteit voor de samenleving van algemeen belang wordt geacht én (ii) waarom die economische activiteit zich onderscheidt van “gewone economische activiteiten” én (iii) waarom het noodzakelijk is een tarief beneden kostprijs in rekening te brengen om het algemeen belang te kunnen dienen. Het kan niet zo zijn dat de overheid zomaar iedere economische activiteit als economische activiteit van algemeen belang kan aanwijzen; er moet een breder maatschappelijk belang betrokken zijn bij de uitoefening van de economische activiteit door de overheid. Ook zou het Algemeen Belang Besluit gericht moeten zijn op een grote maatschappelijke groep; het moet dus niet louter gaan om een specifieke (kleine) groep die aan het Algemeen Belang Besluit voordelen ontleent. Dan gaat het immers niet om een algemeen belang maar om een specifiek belang.

MARKTFALEN

In de Handreiking bij de Wet M en O is opgenomen dat geen sprake is van een algemeen belang indien de markt zelf voorziet in het aanbod van de desbetreffende goederen of diensten.3 In de praktijk wordt een (voorgenomen) algemeen belang besluit zelden tot nooit aan dit vereiste getoetst. Indien het wél gebeurt, wordt de uitleg van het begrijp ‘marktfalen’ zeer verschillend toegepast. Zo zijn er overheden die aannemen dat sprake is van marktfalen indien de marktpartijen een tarief hanteren voor een bepaalde dienst of goed, waarmee de beleidsdoelstellingen van een overheidsorgaan niet zouden kunnen worden behaald. Dat zou dan een rechtvaardiging opleveren voor overheidsingrijpen (tegen verlieslatende tarieven). Dat is echter geen marktfalen. Immers, op deze wijze kan een bestuursorgaan zelf het bestaan van marktfalen in het leven roepen. Als de markt een bepaald goed of dienst aanbiedt op een wijze waardoor er op grote schaal gebruik van kan worden gemaakt, is geen sprake van marktfalen en is er in beginsel geen noodzaak tot overheidsingrijpen. Het nemen van een Algemeen Belang Besluit voor de desbetreffende economische activiteit zou dan niet mogelijk moeten zijn. Het feit dat de verschillende overheden een algemeen belangbesluit ofwel in het geheel niet toetsen aan het vereiste van marktfalen ofwel dit begrip zeer verschillend c.q. verkeerd toepassen, pleit ervoor om in de wet als harde motiveringseis op te nemen dat sprake moet zijn van marktfalen én om het begrip marktfalen duidelijk te definiëren.

OP VOORHAND VASTSTELLEN VAN EEN TARIEF OF EEN WIJZE WAAROP HET TARIEF ZAL WORDEN VASTGESTELD Als er eenmaal een Algemeen Belang Besluit voor een bepaalde economische activiteit is genomen, is de 3: P. 26 Handreiking Wet Markt en Overheid.

196 FLL 2018 | magazine


desbetreffende overheid vervolgens volledig vrij om het tarief zo ver te laten dalen als haar goeddunkt. De activiteit kan dus ook op enig moment geheel gratis worden aangeboden. Ook kan de overheid ervoor kiezen om de kosten steeds verder op te laten lopen. Dat gaat veel te ver. Voor zover een Algemeen Belang Besluit ertoe strekt om een dienst of goed (kort gezegd) verlieslatend aan te bieden, zou in de Wet de verplichting moeten worden opgenomen dat op voorhand wordt vastgesteld voor welk tarief, gelet op het algemeen belang, de overheid de dienst of het goed zal aanbieden, of (indien zulks niet mogelijk is) op welke wijze het tarief in de toekomst zal worden vastgesteld (bijvoorbeeld aan de hand van een vooraf vastgestelde bandbreedte). Vooraf zal dus inzichtelijk moeten worden gemaakt met welk (minimum) tarief het algemeen belang wel nog kan worden gediend. Dit om te voorkomen dat de tarifering op enig moment onnodig laag zal zijn, waardoor marktpartijen onevenredig veel nadeel ondervinden van het Algemeen Belang Besluit.

In theorie zou het onder de huidige Wet M en O immers mogelijk zijn om na een aantal jaren te verzoeken om herziening van een Algemeen Belang Besluit wegens gewijzigde omstandigheden. Indien het bestuursorgaan dit weigert, dan is dat een appellabel besluit.

ONDERZOEKEN VAN ALTERNATIEVEN

Voor de bestaande algemeen belang besluiten is het overigens nóg belangrijker dat er een vervaldatum komt. Juist van deze besluiten is immers in veel gevallen vastgesteld dat deze niet voldoen aan de daarvoor geldende eisen.

In de Memorie van Toelichting zou beter benadrukt moeten worden dat een Algemeen Belang Besluit een last resort is. Het betreffende overheidsorgaan moet eerst onderzocht hebben dat er echt geen alternatieve oplossingen zijn om het gestelde algemeen belang te behartigen, die wellicht minder concurrentieverstorend werken. Pas als die toets verricht is, zou aangenomen moeten worden dat de vereiste noodzakelijkheid voor het algemeen belang besluit aanwezig is. In de praktijk blijkt namelijk dat die toets zelden wordt toegepast en dat er in dat kader zelden deugdelijk onderzoek naar alternatieven wordt verricht. Gelet op het doel en de strekking van de Wet M en O – waaronder met name het tegengaan van oneerlijke concurrentie van de overheid – zou een dergelijk onderzoek te allen tijde plaats moeten vinden voordat de Algemeen Belanguitzondering wordt toegepast.

HORIZONBEPALING IN PLAATS VAN EVALUATIE

Het feit dat in het wetsvoorstel is bepaal dat het Algemeen Belang Besluit moet worden geëvalueerd is een stap in de goede richting, maar dit zal marktpartijen in de praktijk te weinig soelaas bieden. In lijn met het doel van de Wet M en O – het verminderen van oneerlijke concurrentie door de overheid en het vergroten van de ruimte voor het bedrijfsleven om te ondernemen – zou het beter zijn om een houdbaarheidsdatum aan een Algemeen Belang Besluit te verbinden. In het voorstel van wet is nu opgenomen dat een Algemeen Belang Besluit iedere vijf jaar zal worden geëvalueerd. Vervolgens zal het evaluatieverslag openbaar gemaakt worden. Indien een marktpartij het echter niet eens met het in stand laten van een Algemeen Belang Besluit, dan kan die marktpartij daar betrekkelijk weinig tegen doen. Er bestaat namelijk in het bestuursrecht geen mogelijkheid om het verslag van de evaluatie aan te vechten. Het lijkt er zelfs op dat de introductie van een vijfjaarlijkse evaluatie een verslechtering van de rechtsbeschermingsmogelijkheden van marktpartijen oplevert ten opzichte van de huidige Wet M en O.

De evaluatie is daarentegen niet aan te vechten. Er wordt slechts een verslag openbaar gemaakt. Als gevolg van de evaluatie wordt het echter lastiger om een verzoek om herziening te doen. Voor een dergelijk verzoek zal men moeten aantonen dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. Als het betreffende bestuursorgaan dan nog recent het Algemeen Belang Besluit positief heeft geëvalueerd, dan wordt het lastig(er) voor een marktpartij om die gewijzigde omstandigheden aan te tonen. Dit geldt mogelijk zelfs indien de evaluatie enigszins kort door de bocht, of onvolledig is. Ook dit pleit dus voor een horizonbepaling in plaats van een vijfjaarlijkse evaluatie.

AFSLUITING

De internetconsultatieronde die in het kader van het wetsvoorstel voor de gewijzigde Wet M en O door het Ministerie van Economische Zaken is georganiseerd, is eind oktober 2017 gesloten. Het is nu aan de regering om de verschillende zienswijzen die zijn ingediend al dan niet over te nemen. Het is te hopen dat dit gebeurt, althans voor wat betreft de zienswijzen die zien op verdere aanscherping van de Wet ten faveure van ondernemers. De wijzigingen in het concept-wetsvoorstel zijn naar mijn mening namelijk te beperkt. Afgaand op de inhoud van het regeerakkoord heb ik goede hoop dat het niet bij deze beperkte aanpassingen hoeft te blijven. In het regeerakkoord is namelijk de volgende tekst opgenomen:4 “Om oneigenlijke en ongewenste concurrentie tussen overheden en private partijen te voorkomen, zal de algemeen belang bepaling in de Wet markt en overheid worden aangescherpt. Voor activiteiten die door overheden ontplooid worden en die anders niet of onvoldoende door marktpartijen worden aangeboden, zoals sport, cultuur, welzijn en reïntegratiediensten, blijft er een mogelijkheid om deze door overheden te verzorgen.” Dit zou betekenen dat het in de toekomst in ieder geval niet langer mogelijk zou moeten zijn dat de overheid – zoals op dit moment gebeurt – voor willekeurig welke economische activiteit, waarmee in concurrentie met marktpartijen wordt getreden, een algemeen belang besluit neemt om maar te ontkomen aan de Wet. We zullen zien!

4: P. 34, laatste bullet.

magazine | FLL 2018 197


THE INTERVIEW BABETTE BLAISSE-VERKOOIJEN ADVOCAAT POT JONKER ADVOCATEN, AVRIL TATES SENIOR LEGAL COUNSEL ACCENTURE & WENG CHIE CHEUNG GENERAL COUNSEL Q-PARK

In 2015 ben je na twaalf jaar overgestapt van een groot kantoor aan de Zuidas (Stibbe) naar een kleiner regionaal kantoor in Haarlem. In welke mate is jouw werkende leven daardoor veranderd?

Babette: Die overstap heeft aan de ene kant heel veel verandering te weeg gebracht en aan de andere kant ook weer helemaal niet. Niet veel verandering omdat ik nog steeds als advocaat aan het werk ben en me met dezelfde rechtsgebieden bezig houd. Het type cliënt dat ik bedien en het soort zaken dat ik doe, komt in sterke mate overeen. Het grote verschil is dat ik bij Pot Jonker inmiddels als partner aan kantoor verbonden ben en ik bij Stibbe senior medewerker was. Aan het opbouwen van een eigen praktijk beleef ik ontzettend veel plezier en dat heeft een hele nieuwe dimensie gegeven aan mijn dagelijkse werkzaamheden. Verder valt niet te ontkennen dat de werkdruk aan de Zuidas – vanwege hogere omzeten urennormen – wezenlijk verschilt van de werkdruk bij een regionaal kantoor. Door het wegvallen van die druk, ben ik zowel in mijn werk als daarbuiten een stuk meer ontspannen.

Je hebt je hele carrière tot nu toe in de advocatuur gewerkt. Heb je ooit overwogen om de overstap te maken naar het bedrijfsleven?

Babette: Jazeker. Na ongeveer 10 – 12 jaar advocatuur sloeg de twijfel toe en ben ik mij gaan afvragen of een ander

198 FLL 2018 | magazine

carrièrepad mij niet beter zou passen. Niet alleen het bedrijfsleven, maar ook de rechterlijke macht heb ik toen serieus overwogen en ik heb daar veel met verschillende mensen over gesproken. Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen om advocaat te blijven en inmiddels kan ik met volle overtuiging zeggen dat dat (wat mij betreft) een van de betere beslissingen in mijn leven is geweest.

leuker geworden.

Was je keuze voor aanbestedingsrecht, bouwrecht en huurrecht destijds een bewuste of ben je daar ingerold doordat je daar terecht kwam binnen Stibbe? En wat heeft ervoor gezorgd dat je altijd in die rechtsgebieden werkzaam bent gebleven?

Babette: Een goede ontwikkeling is wat mij betreft dat we in Nederland sinds een paar jaar een Commissie van Aanbestedingsexperts kennen. De meeste aanbestedingsgeschillen worden in kort geding behandeld, waar slechts een marginale toetsing plaatsvindt door de voorzieningenrechter. Dat heeft tot gevolg dat het voor marktpartijen, die misstanden bij een aanbestedingsprocedure signaleren, ongelooflijk moeilijk is om ingestelde vorderingen toegewezen te krijgen. De Commissie biedt op dit punt uitkomst, omdat zij wel in staat is om een inhoudelijk oordeel ten gronde te geven. Voor de aanbesteding waar de klacht betrekking op heeft, heeft dit vaak geen gevolgen (het advies van de Commissie is namelijk niet bindend en het indienen van een klacht heeft geen schorsende werking, zodat het oordeel van de Commissie door de aanbestedende dienst in kwestie meestal niet wordt afgewacht), maar advies van de Commissie kan wel uitkomst bieden bij toekomstige aanbestedingen waar een vergelijkbare problematiek speelt. In het kader van de rechtsontwikkeling zijn de adviezen zeer bruikbaar.

Babette: Daar ben ik ingerold. Ik ben civielrechtelijk en strafrechtelijk afgestudeerd en heb destijds aan het eind van mijn studie naast het curriculum extra vakken arbeidsrecht gevolgd. Dat laatste werd ingegeven door de studentstage die ik op dat rechtsgebied bij Stibbe had gelopen. Toen ik solliciteerde bleek er echter geen plek te zijn bij de sectie arbeidsrecht en zo rolde ik van het huurrecht, naar het bouwrecht en het aanbestedingsrecht. Op dit moment ben ik nog steeds op alle drie de rechtsgebieden bezig en heb ik ook geen plannen om daar verandering in aan te brengen. Hoe langer je op een bepaald rechtsgebied werkzaam bent, hoe meer kennis je hebt vergaard en hoe makkelijker het is om cliënten snel en goed te adviseren. Wat dat betreft is mijn werk met de jaren eigenlijk steeds

Meer dan de helft van je tijd houd je je bezig met het Europese aanbestedingsrecht. Hebben zich binnen dat rechtsgebied de laatste tijd interessante ontwikkelingen voorgedaan?


Is er een zaak waarover jij je in de afgelopen jaren bijzonder druk hebt gemaakt?

Babette: Met Weng Chie Cheung van Q-Park (zie elders in dit Magazine) trek ik al enige tijd ten strijde tegen oneerlijke overheidsconcurrentie in de parkeerbranche. Veel gemeenten proberen aan de regels van de Wet Markt en Overheid te ontkomen door zogenaamde ‘Algemeen Belang Besluiten’ te nemen. Gevolg daarvan is dat een gemeente bij de exploitatie van bepaalde economische activiteiten (denk bijvoorbeeld aan de exploitatie van een gemeentelijke parkeergarage, de verhuur van vastgoed of het maken van pasfoto’s) niet langer gehouden is de integrale kosten door te berekenen. De dienst in

kwestie kan dan verlieslatend worden aangeboden en de belastingbetaler betaalt de rekening. Een marktpartij die in de directe nabijheid eenzelfde activiteit uitoefent, wordt daardoor sterk benadeeld en zal zijn omzetten zien dalen. Een marktpartij zal immers zelf wél altijd ten minste kostendekkende tarieven in rekening moeten brengen. Het is dan ook niet toegestaan dat gemeenten naar willekeur algemeen belang besluiten nemen. Die besluiten dienen met bepaalde waarborgen te zijn omkleed. In de praktijk blijkt dat echter lang niet altijd het geval te zijn. Hierover lopen op dit moment, namens Q-Park, verschillende procedures bij de Mededingingskamer van de Rechtbank Rotterdam en bij de ACM. Voor een nadere uiteenzetting van de juridische problematiek verwijs ik naar mijn artikel

“Het is dan ook niet toegestaan dat gemeenten naar willekeur algemeen belang besluiten nemen”

op p.194 van dit Magazine.

Welk advies zou jij de jongere ik van 20 jaar geleden willen meegeven?

Babette: Maak keuzes, je kunt niet alles.

Vind je het moeilijk om een balans te vinden tussen werk en privé?

Babette: Niet meer. Ik heb me erbij neergelegd dat het vak van advocaat nou eenmaal met zich brengt dat vaste werkdagen van 09.00 – 17.00 er niet in zitten en als ik eerlijk ben, wil ik dat ook helemaal niet. Ik werk heel vaak in de avonden en ook geregeld in het weekend, maar daar staat tegenover dat ik overdag soms een paar uur vrij kan zijn om andere dingen te doen. Voelt dan beetje als spijbelen en dat is heerlijk!

Accenture streeft naar een 50/50 balans vrouw man verhouding en doet daarmee eer aan haar naam (Accent on the future). De meningen over dergelijke diversiteitsplannen zijn verdeeld. Hoe kijk jij hier tegen aan? Avril: Als je me deze vraag een aantal jaar geleden zou hebben gesteld dan was mijn antwoord waarschijnlijk anders geweest dan nu, in die zin dat ik sceptischer zou zijn geweest. Inmiddels denk ik dat het goed is dat bedrijven en overheden hier actief mee bezig zijn en de ontwikkelingen een handje helpen. Het is met name een cultuur omslag die moet plaatsvinden en blijkbaar is dit hardnekkiger dan verwacht. Als het bedrijf waarvoor ik werk de boodschap uitzendt dat het mijn kwaliteiten als vrouw waardevol vindt en me stimuleert om door te groeien dan geeft dat een extra duwtje in de rug in het uitspreken en nastreven van mijn ambities.

GDPR is een hot topic binnen bedrijven. Zijn jouw collegae hiervan bewust van de impact op de bedrijfsvoering ? Wat is je grootste uitdaging hierin? Avril: Bij Accenture ligt een grote focus op het voorbereiden van de organisatie op de komstinwerkingtreding van de

magazine | FLL 2018 199


GDPR. In ongeveer een derde van al onze opdrachten wereldwijd treden wij op als verwerker van persoonsgegevens van die gelieeerd zijn aan de EU. Er wordt veel gedaan aan training en het creëren van bewustzijn bij de medewerkers en veel interne bestaande processen zijn aangescherpt met extra “privacy-checks”. Wat vooral belangrijk is voor het type werk dat Accenture doet is “Privacy by Design and Default”, het inbouwen van privacy in producten en diensten door middel van privacyverhogende maatregelen en door het gebruik van persoonsgegevens zo veel mogelijk te minimaliseren. De grootste uitdaging met betrekking tot dit onderwerp is het overeenkomen van afspraken met klanten omtrent passende technische en organisatorische veiligheidsmaatregelen. Dit is een

wederzijdse verantwoordelijkheid maar in de praktijk zie je dat klanten dit proberen uit te besteden aan hun dienstverleners en terughoudend zijn om zich contractueel aan bepaalde verplichtingen te binden.

Accenture is een Amerikaans bedrijf. Zijn er grote verschillen in bedrijfsvoering en cultuur tussen een Amerikaans en Nederlands bedrijf? Avril: Ik heb eigenlijk altijd voor internationale bedrijven gewerkt dus ik kan uit eigen ervaring geen goede vergelijking maken. Aan Accenture merk ik niet zozeer dat het een Amerikaans bedrijf alswel dat het een heel internationaal en divers bedrijf is. Er is niet één bepaalde cultuur die de

overhand heeft, wat met ruim 400.000 werknemers wereldwijd ook niet verwonderlijk is. Dat zorgt voor een hele neutrale werkomgeving met respect voor ieder individu.

Welk advies zou jij de jongere ik van 20 jaar geleden willen meegeven?

Avril: Wees jezelf. Vooral in het begin van je carriere kun je zoekende zijn naar wat er van je verwacht wordt en hoe je jezelf moet presenteren maar dat is weggegooide energie. Focus je op de inhoud en je eigen kwaliteiten en je ontwikkelt vanzelf je eigen stijl.

Vind je het moeilijk om een balans te vinden tussen werk en privé?

Avril: Soms vind ik dat wel een uitdaging. Ik werk 90%, wat inhoudt dat ik om de week een dag thuis ben met de kinderen. Gelukkig stimuleert Accenture flexibel werken waardoor ik vrij ben om vanuit huis te werken; dat geeft ruimte om de kinderen af en toe uit school te kunnen halen en om ’s ochtends wat rustiger aan te kunnen doen bij het wegbrengen. Maar het blijft iedere dag een logistieke uitdaging!

Je maakt sinds enige jaren als enige jurist deel uit van het MT van Q-Park. Op welke manier heeft die rol jouw werkzaamheden c.q. positie binnen het bedrijf veranderd?

“Focus je op de inhoud en je eigen kwaliteiten en je ontwikkelt vanzelf je eigen stijl” 200 FLL 2018 | magazine

Weng Chie: Als MT-lid bij Q-Park kan ik vanuit mijn discipline op strategisch niveau deelnemen aan de besluitvorming. Ik word daardoor eerder als partner gezien, dan als traditionele juriste. In onze huidige organisatie is de rol van de bedrijfsjurist belangrijker geworden. De jurist wordt ook zeker niet meer gezien als rem op de dagelijkse business of als vertragende factor die het contract met een vergrootglas bekijkt en de letter van de wet laat prevaleren. Andere afdelingen zijn ons immers meer en meer gaan benaderen voor advies in het voortraject in plaats achteraf als het eventuele leed reeds is geschied. Doordat ik in een vroeg stadium bij besluitvorming ben betrokken worden zakelijke kansen nu ook beter benut.


Q-Park is een bedrijf waarin voornamelijk mannen werken. Daar zitten voor jou als vrouw vast zowel voor- als nadelen aan. Kun je er een paar noemen? Weng Chie: Ik kan eerlijk gezegd niet echt voor- of nadelen noemen. Hooguit dat ik sneller heb moeten leren lopen op mijn hakken, aangezien mannen grotere passen nemen.

Over welk dossier heb jij je de laatste jaren enorm opgewonden?

Weng Chie: Oneerlijke overheidsconcurrentie in de parkeerwereld! Een zeer actueel onderwerp. Een aantal gemeentes in Nederland maakt namelijk gebruik van een uitzonderingsregel uit de Wet Markt en Overheid op basis waarvan zij menen niet gehouden te zijn aan de gedragsregels uit die Wet Markt en Overheid. Door de integrale kostprijs niet door te berekenen in het parkeertarief van een gemeentelijke parkeergarages bieden zij de consument een scherper tarief. Dit teneinde meer publiek te trekken op plaatsen waar zij dat nodig achten, zoals bijvoorbeeld in winkelcentra. Afgezien van het feit dat het bewijs voor de relatie meer (winkel)omzet door goedkoper of gratis parkeren ontbreekt, betekent dit dat de gemeente oneerlijk concurreert ten opzichte van de commerciële parkeerexploitanten. Een zelfstandige onderneming is immers niet in staat om dergelijke lage tarieven te beconcurreren. Bovendien moet de gemeente haar verlieslijdende exploitatie in dergelijke gevallen aanvullen uit publieke middelen. Deze middelen zouden echter besteed moeten worden aan maatschappelijke zaken in plaats van aan het aanvullen van dergelijke onnodig veroorzaakte tekorten. Parkeerkosten dienen tenslotte gedragen te worden door de gebruiker, de parkeerder en niet door de belastingbetaler, die wellicht niet eens een auto bezit.

Welke wet zou je graag willen veranderen?

Weng Chie: Niet geheel verrassend, de zojuist genoemde Wet Markt en Overheid. Q-Park is gevraagd om een zienswijze in te dienen bij de consultatieronde voor de wet Markt en Overheid. Dat hebben we ook gedaan. Niet enkel de parkeerbranche zou gediend zijn bij de gewenste veranderingen (zie artikel Babette Blaisse) maar ook andere branches die lijden onder dergelijke voorbeelden van oneerlijke concurrentie.

Welke werkzaamheden beschouw jij als jouw kerntaken?

Weng Chie: Handelen en acteren als ondernemer in plaats van sec als jurist.

Welk advies zou jij de jongere ik van 20 jaar geleden mee willen geven? Weng Chie: Volg je passie!

Vind je het moeilijk om een balans te vinden tussen prive en werk?

Weng Chie: Bij Q-Park heerst er geen 9 tot 5 mentaliteit, ik zou zeggen “never a dull moment”, er zijn echter weinig momenten, waarop ik het gevoel heb gehad, dat ik privé aangelegenheden echt opzij moest zetten voor werk. De balans is heel natuurlijk ontstaan. Dat ik de nodige vrijheid heb bij het indelen van mijn werkzaamheden is daarbij weliswaar zeer welkom.

“Never a dull moment”

magazine | FLL 2018 201


CURRICULUM VITAE

AVRIL TATES

Na het afronden van haar studie bedrijfsrecht in 2004 startte Avril Tates haar carriere als advocaat bij Clifford Chance in Amsterdam. Daar adviseerde zij internationale clienten op het gebied van bank- en effectenrecht en arbeidsrecht. In 2008 maakte zij de overstap naar het bedrijfsleven. Als legal counsel bij Mexx legde zij zich met name toe op een combinatie van commerciele contracten en vennootschapsrechtelijke activiteiten. In haar voorgaande rol als senior legal counsel bij Schneider Electric is zij begonnen met het zich toeleggen op het IT- en IE recht. Tegenwoordig is Avril werkzaam als Senior Manager binnen het Complex Contracting team van Accenture. In deze functie is zij verantwoordelijk voor het uitonderhandelen van contracten voor- en het adviseren overcomplexe IT projecten namens Accenture.

Avril Tates & Weng Chie Cheung WENG CHIE CHEUNG

Weng Chie Cheung is afgestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Na afronding van haar rechtenstudie was zij werkzaam in diverse juridische functies in de financiĂŤle en vastgoedsector. Sinds 2009 is ze werkzaam als bedrijfsjurist bij Q-Park. In haar huidige functie is zij verantwoordelijk voor alle juridische aangelegenheden en is ze tevens lid van het senior management team.

202 FLL 2018 | magazine


CURRICULUM VITAE

BABETTE BLAISSE-VERKOOIJEN

Babette is in 2002 afgestudeerd aan de Rijksuniversiteit te Leiden. In datzelfde jaar is zij in dienst getreden bij advocatenkantoor Stibbe in Amsterdam, waar zij gedurende twaalf jaar deel heeft uitgemaakt van de sectie vastgoed. Inmiddels is Babette als partner verbonden aan advocatenkantoor Pot Jonker in Haarlem. Zij behandelt daar met name zaken op het gebied van het Europese aanbestedingsrecht, bouwrecht en huurrecht. Babette woont in Amsterdam en heeft twee kinderen.

Babette Blaisse-Verkooijen

magazine | FLL 2018 203


0198 ANTOINETTE VAN BEEST-DE MUL PARTNER, CORPORATE M&A LEGALTREE

Mooie wereld! Toen ik jaren geleden van start ging in de wereld van fusie en overname advocaten, zei een raadgever tegen mij: “Ah, dat is zo’n mooie wereld, geniet er maar van!” Geen idee wat dat precies inhield, stortte ik mij vol overgave in dit nieuwe avontuur. Ik ben fusie- en overname advocaat. Een lange tijd heb ik dit beroep in loondienst uitgeoefend en recent doe ik dat als eigen ondernemer. Ik houd mij bezig met het ondernemingsrecht in brede zin, met een focus of fusies en overnames. Daarbij adviseer ik de koper, de verkoper of de target. Doordat je vanuit de verschillende invalshoeken een proces kent, kan je de klant ook goed adviseren. Of dat nu is in een aandelen of een activa transactie, een één-op-één transactie, of een veilingprocedure. Ik begeleid het hele proces van een aankoop of een verkoop. Ik probeer strategisch mee te denken met de klant. Ik stel de contracten op en onderhandel over de commerciële en juridische voorwaarden. Daarnaast stel ik ook management participaties op en behartig ik belangen van aandeelhouders bij joint ventures en samenwerkingsverbanden. Als overname advocaat moet je ‘all-round’ zijn, maar ook specialist. Je hebt met verschillende rechtsgebieden te maken, ook gebieden waarin je niet gespecialiseerd bent. Dan is het belangrijk om enige algemene kennis van die gebieden te hebben. Daarnaast vervult de overname advocaat ook andere rollen; de project manager, de opsteller van de contracten en de onderhandelaar. Belangrijk ook om als overname-advocaat inlevingsvermogen en branchekennis te hebben. Het is heel leuk en uitdagend werk. Soms denken partijen dat zij een overnamecontractje sluiten en daarmee klaar zijn, maar er komt veel meer bij kijken. Er zijn zoveel verschillende aspecten die aan bod komen. Verkoopt de verkoper zijn gehele onderneming of een deel daarvan? Gaat hij nog herinvesteren in de nieuwe onderneming, wordt de koopprijs ineens betaald of in delen of wordt de koopprijs afhankelijk gesteld van toekomstige winsten? Welke garanties en

204 FLL 2018 | magazine

eventuele vrijwaringen dienen gegeven te worden? Hoe hoog is de maximale aansprakelijk van de verkoper en voor hoe lang? Over al dit soort aspecten moeten partijen overeenstemming zien te bereiken en goed weten neer te leggen in de betreffende contracten. De M&A praktijk is zo divers. Ik geniet van de dynamiek van dit vak! Soms moet je nachten doorwerken, omdat het momentum in de onderhandelingen moet worden vastgehouden. Ik sta daarbij niet in de vechtstand, maar probeer het beste voor de klant te bereiken, vasthoudend, maar ook redelijk. Als je luistert naar de wederpartij en probeert te beseffen wat belangrijk voor hem is, wordt het veel makkelijker om een win/win situatie te bereiken. Zo kom je tot het beste resultaat. Het is echt teamwork: zowel met de klant, als met de andere adviseurs en de wederpartij. Tijdens het overnameproces is het contact tussen al die partijen intens. Er moet altijd veel geregeld worden. Een ondernemer die zijn bedrijf verkoopt doet dat vaak maar één (of wellicht twee) keer in zijn leven en ik moet ervoor zorgen dat hij dat meteen goed doet met de voor hem wenselijke voorwaarden. Goede voorbereiding is belangrijk, maar ook het begeleiden van de klant tijdens het proces. Er komt zoveel op de ondernemer af, en dat terwijl hij ook nog zijn business draaiende moet houden. Dan is goede advisering onontbeerlijk. Ik adviseer ook over samenwerkingsverbanden. Het verbaast mij hoeveel partijen met elkaar werken zonder duidelijke afspraken. Ik zie het als een huwelijk. Je wilt met elkaar verder, maar moet wel nu goed vastleggen wat er gebeurt als je onverhoopt niet meer met elkaar verder wilt. Zo als helaas veel huwelijken stranden, zien we dat ook met samenwerkende partijen, compagnons. Goede vrienden, die bij het zaken doen en ondernemen toch niet zulke goede vrienden blijken op zakelijk gebied of een hele andere zienswijze hebben op de manier van zakendoen. Ik kan niet vaak genoeg benadrukken hoe belangrijk het is om goede afspraken aan het begin te maken én vast te leggen. Ondernemers maken vaak de beste deals op basis van ‘een man een man, een woord een woord’. Toch ziet de wereld er morgen vaak anders uit dan vandaag. Het advies is dus vandaag opschrijven waar men het vandaag


magazine | FLL 2018 205


over eens is geworden. Door het op te schrijven wordt vaak ook pas duidelijk wat precies bedoeld wordt, en worden partijen gedwongen al na te denken over de verschillende zienswijzen over dezelfde onderwerpen. Denk samen na hoe de samenwerking eruit zou moeten zien. Verstandig om juist in die beginfase een advocaat te betrekken omdat hij onderwerpen kan aandragen waarover nagedacht moet worden. Op het moment dat de samenwerking niet meer lekker loopt, zijn dergelijke afspraken niet meer zuiver te maken. Dan gaan alle stoplichten op rood en de hakken in het zand. Ik heb ook al meegemaakt dat partijen zo boos op elkaar zijn dat ze alle communicatielijnen afbreken. Zie dan nog maar eens goede afspraken te maken. De overname praktijk heeft ook een psychologisch kant. Je moet kunnen meedenken met de klant en luisteren naar diens wensen en aarzelingen. Het besluit om het bedrijf te verkopen of niet, gaat vaak niet over één nacht ijs. Het gaat om het bedrijf, het ‘kind’ dat met bloed, zweet en tranen is opgebouwd. Er komt dus ook een stuk gevoel bij kijken. Zo ben ik laatst betrokken geweest bij een transactie waarbij de verkoper zijn bedrijf wilde verkopen aan zijn belangrijkste buitenlandse leverancier, en tevens goede vriend. Deze buitenlandse leverancier had daar wel oren naar. Omdat hij zelf altijd in het buitenland was had hij iemand aangewezen die dan de aan te kopen business in Nederland moest gaan leiden. Mijn klant, de verkoper, had veel moeite met deze manager. In aanloop naar de overname gingen ze samen klanten bezoeken en daar kwam mijn klant erachter dat de manager een hele andere aanpak had. Klanten hadden kritiek, maar ook de werknemers kondigden aan ‘niet met hem te willen werken’. Hoewel mijn klant, 63 jaar oud is en een verkoop nu op het juiste moment zou komen, heeft er ervoor gekozen, de onderhandelingen stop te zetten, omdat hij geen vertrouwen had in een geslaagde transactie. Een lastige kwestie. Ik moet de klant erop wijzen dat het niet altijd zomaar mogelijk is om de onderhandelingen af te breken. Hier is veel rechtspraak over. Partijen moeten rekening houden met elkaars belangen. Indien de onderhandelingen al in een dusdanig vergevorderd stadium zijn dat de wederpartij erop mocht vertrouwen dat een deal tot stand komt, kan je niet zomaar afbreken zonder schadevergoeding verschuldigd te zijn. Aan de andere kant, moet je een klant ook niet een deal induwen als hij niet (meer) wil. Het is en blijft een leuk vak, de wereld van fusies en overnames. Als ik erover schrijf of spreek word ik steeds enthousiaster. Ik vertel er ook vaak over aan studenten, die dan na afloop naar mij toe komen om te zeggen dat ze ook een richting willen kiezen waar ze zo enthousiast van worden en passie voor hebben. Het is een mooie wereld! Mijn ‘raadgever’ had gelijk.

206 FLL 2018 | magazine


Het is een mooie wereld! Mijn ‘raadgever’ had gelijk.

magazine | FLL 2018 207


THE INTERVIEW ANTOINETTE VAN BEEST-DE MUL PARTNER, CORPORATE M&A LEGALTREE & DIDO SCHIPPER SENIOR LEGAL COUNSEL NSI

Jij bent al sinds 2000 advocaat, maar jij hebt ook ervaring opgedaan als in-house legal counsel bij het (toenmalig) Fortis en Unibail-Rodamco. Heeft die ervaring jou tot een betere advocaat gemaakt en zo ja, op welke manier komt dat tot uiting?

Antoinette: Door als in-house legal counsel te werken, heb ik mijn horizon als jurist goed kunnen verbreden. Als bedrijfsjurist moet je een brede blik

208 FLL 2018 | magazine

hebben. Het werk is divers. Je zit met mensen aan tafel van verschillende disciplines binnen het bedrijf en je fungeert echt als onderdeel van het interne team. Jouw mening strekt zich niet alleen uit tot het juridische. Mijn ervaring met M&A en ondernemingsrecht in brede zin heeft mij erg geholpen om deze functies goed te kunnen vervullen. Als M&A advocaat moet je immers ook een helikopter-view kunnen aannemen om het hele proces, juridisch, maar ook strategisch en commercieel te kunnen overzien. Maar ook andersom

heeft het werk als legal counsel mij geholpen een betere advocaat te worden. Je bent je veel meer bewust van  de wensen van de klant. Een klant zit niet te wachten op lange memo’s met voorzichtige conclusies. Een klant wil praktische oplossingen en handzame adviezen. Het heeft mij geleerd om op een meer praktische en snellere manier bezig te zijn met het recht. Een functie als in-house legal counsel is super leuk, en geeft een mooie aanvulling aan mijn werk als advocaat, waar op dit moment toch echt mijn hart ligt.


Was jouw niche, te weten fusies en overnames, een specifieke keuze van jou?

Antoinette: Nadat ik mijn afstudeerscriptie op het gebied van arbeidsrecht had geschreven, was het voor mij een logische keuze om als advocaat-stagiair mij verder in het arbeidsrecht te verdiepen. Na anderhalf jaar bestond de mogelijkheid om een switch te maken en die kans heb ik aangegrepen door mij te gaan specialiseren in fusies en overnames. Ik vond arbeidsrecht heel leuk, maar wilde kijken of andere rechtsgebieden mij ook zo zouden aantrekken. Het kriebelde, ik wilde andere dingen ontdekken. Die keuze is mij goed bevallen. Een dynamische praktijk, die soms 24 uur per dag door kan gaan, maar waar ik ontzettend veel adrenaline van krijg. Ik heb ook veel meer affiniteit met mensen tot elkaar brengen, om een gezamenlijk doel te hebben, dan met een zaak te beginnen met een conflict, hetgeen in het arbeidsrecht toch veel aan de orde is. Ik heb nu een adviespraktijk in plaats van een proces praktijk en dat past mij beter.

Wat is tot nu toe voor jou de leukste transactie geweest om aan te werken en waarom? Antoinette: Pfoe, ik heb aan heel veel leuke transacties gewerkt. Eén van de meest bijzondere was een overname in de logistieke sector. Mijn klant wilde bepaalde activa overnemen van een verlieslijdend bedrijf. Er was haast bij geboden aangezien het iedere dag slechter ging met de target. De activa bevonden zich verspreid over meerdere Europese landen. Wij schakelden buitenlandse advocaten in om ons te assisteren met de van toepassing zijnde lokale rechtsregels. Projectmanagement was in deze heel erg belangrijk, want door de tijdsdruk kon niemand het zich veroorloven te laat op te leveren. Alle werkstromen moesten goed in de gaten worden gehouden en uiteraard moest er ook flink onderhandeld worden om voor beide partijen acceptabele voorwaarden af te spreken. Het was een enorme uitdaging, die iedere dag

tot in de late uurtjes doorging. Door het intensieve contact met de klant en de verkoper, ontstond er een hechte band in het transactieteam. Nadat de transactie was geëffectueerd en een goed glas champagne was gedronken, was het ineens heel raar om elkaar niet meer elk uur van de dag te spreken of te mailen. Dan kan ik het proces ook echt missen.

Waar krijg jij het meest positieve energie van in je werk?

Antoinette: Een tevreden klant! Niets is leuker dan waardering van de klant voor jouw werk en toegevoegde waarde aan een transactie. Als een klant graag met mij wil samenwerken, dan ga ik altijd voor de ‘extra mile’. Op die manier uit ik ook mijn waardering voor de klant. Ik wil graag de verwachtingen van de klant overtreffen. Daarnaast vind het werk zelf echt heel leuk. De M&A praktijk is zo divers. Het schakelen met advocaten van andere vakgebieden, het opstellen van contracten, het onderhandelen over de contracten en het strategisch en commercieel meedenken met de klant. Dat geeft mij voldoening en inspiratie. Iedere transactie heeft zijn eigen uitdaging. Het blijft een missie om een transactie succesvol af te ronden, zodanig dat partijen na een aantal jaar nog steeds blij met de transactie zijn. Ik geniet van de dynamiek van dit vak!

Hoe creëer jij een goede balans tussen je werk- en je privé leven?

Antoinette: Eerlijk gezegd heb ik hier nog nooit moeite mee gehad, soms tot ongeloof van mijn omgeving, omdat ik lange dagen maak. Ik ervaar een prima balans tussen mijn werk en prívé leven. Dat komt met name omdat wij thuis een goede rolverdeling hebben en iedereen zijn steentje bijdraagt. Op het moment dat ik nog tot ’s avonds laat aan het onderhandelen ben, draait het gezin gewoon door. In de ochtend aan de ontbijttafel hoor ik dan de verhalen van de vorige dag en maken we plannen voor het weekend. Mijn man heeft ook een drukke veeleisende

baan, met wisselende werktijden. Daardoor zijn we gewend flexibel te zijn en weten we de “BV thuis” draaiende te houden..:-). Een M&A praktijk kent zijn pieken en dalen. Tijdens de piek en de aanloop naar een closing, bereid ik het gezin voor dat ik er de komende twee weken minder zal zijn. In de tijden dat het minder druk is, hebben we alle tijd voor elkaar, voor vrienden en familie.

Wat maakt voor jou dat de samenwerking met een in-house legal counsel het meest prettig en effectief is? Antoinette: Ik hou van korte lijnen en oplossingsgerichtheid. Ik vind het leuk om een band op te bouwen met de in-house legal counsel. Op die manier weet je elkaar makkelijk te vinden en kan je tot snelle, praktische oplossingen komen. Natuurlijk benoem ik de juridische risico’s, dat is mijn vak. Als je al langer met een bepaalde in-house legal counsel werkt, kom je steeds meer van het bedrijf te weten en begrijp je hoe de lijnen lopen binnen het bedrijf. Het is belangrijk te weten wat de specifieke wensen zijn van de in-house legal counsel en wat hij of zij van mij als advocaat verwacht. Dat maakt dat je echt waarde kan toevoegen met het advies dat je geeft.

Wat is voor jou de grootste overwinning in je werk geweest tot nu toe?

Antoinette: Dat is nog maar pas geleden! Ik heb besloten om als zelfstandig ondernemer verder te gaan. Na bijna 18 jaar bij grote advocatenkantoren te hebben gewerkt, wilde ik deze stap nu nemen. Ik heb mij aangesloten bij Legaltree, een advocatenkantoor dat de krachten bundelt van 25 ambitieuze, positief ingestelde en ondernemende advocaten, die gewend zijn topprestaties te leveren. Ik wil mijn eigen koers varen en het beroep uitoefenen zoals ik dat voor ogen heb. Hoogstaande juridische kwaliteit met veel persoonlijk contact. Als een klant mij wenst in te schakelen, dan krijgt

magazine | FLL 2018 209


hij ook met mij te maken en niemand anders. Ik ben ook veel minder tijd kwijt aan organisatorische zaken en kan de focus houden op datgene waar het echt om gaat. Op die manier kan ik mijn eigen visitekaartje geven.

Jij bent eerst advocaat geweest en hebt toen besloten de overstap te maken naar legal counsel. Wat bracht jou tot dat besluit? Dido: Ik merkte dat ik het jammer vond dat wanneer ik een advies had uitgebracht, ik het estafette stokje als het ware aan de onderneming moest overdragen. Terwijl ik het leuk vindt om een project helemaal tot het einde af te maken. Dat voelde dan alsof ik de opdracht niet geheel had kunnen afmaken. Ook wou ik graag eens geschillen voorkomen in plaats

van ze in jarenlange procedures uit te vechten. Ik merk dat ik het prettig vind om als bedrijfsjuriste deel uit te maken van een team en samen met je collega’s een deal te sluiten. Ook is het werk veelzijdiger, afwisselender. Dat maakt dat er meer van je gevraagd wordt dan hoog specialistische kennis op slechts één postzegel van het recht. Ik ben nu als het ware huisarts in plaats van specialist.

Wat houdt jouw huidige functie precies in?

Dido: Toen ik begon, merkte ik dat er veel op ongedeelde eilandjes werd gewerkt als gevolg waarvan kennis verloren ging. Ik ben daarom begonnen om structuur aan te brengen door een know-how systeem op te bouwen met model contracten. Via onze nieuw software – iedereen noemt het block chain, wat ik prima

vind zolang het maar goed werkt – gaat er een belletje af als er van het model wordt afgeweken. Dan moet ik het wijzigen en/of goedkeuren. Zo bewaken we de kwaliteit en zijn we tegelijkertijd snel en efficiënt. Ik merk nu al dat het feit dat we model contracten hebben gemaakt, bijdraagt aan de kwaliteit en snelheid waarmee we deals kunnen doen. Het maakt mijn werkend leven ook een stuk aangenamer; ik voorkom liever geschillen dan dat ik ze oplos en ik maak liever deals. Ik begeleid ook de aan- en verkoop van vastgoed. En dat blijft met name bij de grotere transacties maatwerk. Er lopen nog een aantal rechtszaken. Ik stuur de externe advocaten aan die voor ons procederen. Gelukkig worden het er steeds minder. Een deel is opgelost en een deel wordt voorkomen omdat we nu betere modelcontracten hebben. Tot slot zijn er dan de specifieke eenmalige projecten zoals bijvoorbeeld ons digitalisatieproces, een herstructurering en de implementatie van de Wwft. En ik vertegenwoordig NSI bij bijvoorbeeld de IVBN en de ROZ.

Beschrijf eens hoe een gemiddelde werkdag er voor jou uitziet.

“Door als in-house legal counsel te werken, heb ik mijn horizon als jurist goed kunnen verbreden” 210 FLL 2018 | magazine

Dido: Met dank aan het boek “Getting Things Done” van David Allen probeer ik in een week en per dag een structuur aan te brengen, waarin tijd wordt vrijgemaakt voor mijn belangrijkste doelen, die weliswaar nog niet urgent, maar wel belangrijk zijn. Tegelijkertijd heb ik een vraaggestuurde praktijk. Elke dag verloopt weer anders. Maar omdat ik nu het overzicht kan bewaren, kan ik goed switchen in het aanbrengen van prioriteiten. In een ideale dag heb ik zowel aan mijn lange termijn doelen gewerkt als alle vragen beantwoord van mijn collega’s. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat niet elke dag ideaal is….:). Als er een grote transactie is, met name de aankoop van vastgoed, dan moet alles daarvoor opzij geschoven worden. Dat vind ik ook leuk. De dynamiek van zo’n deal creëert energie.


Wat vind jij het meest interessant aan de industrie waarin je werkzaam bent?

Dido: Als het je lukt om anticyclisch aan- en te verkopen, kun je heel veel waarde toevoegen voor je aandeelhouders. En daar is meer voor nodig dan een goed netwerk. Alle disciplines binnen een vastgoedbelegger moeten hun werk goed doen. Ik vind het heel leuk om mee te maken hoe NSI op diverse terreinen geweldige kwaliteitsslagen aan het maken is en daar vanuit mijn discipline een bijdrage aan te leveren. Meer toegesneden op de ‘stenen’ ben ik geïnteresseerd in de ontwikkelingen die te zien zijn op het gebied van de verduurzaming en de toepassingen die een gebouw smart maken.

Waar haal jij voldoening uit?

Dido: De afgelopen jaren is het me gelukt om een aantal langslepende rechtszaken tot een goed einde te brengen, bij de laatste rechtszaak ging het om ca. 5,7mio Euro. Als dat lukt, dan geeft dat veel voldoening. We hebben de laatste overwinning feestelijk gevierd met een zeer goed diner. We zijn nu nog aan het procederen tegen een aantal verzekeringsmaatschappijen die de schade aan een winkelcentrum als gevolg van een sink-hole niet willen uitkeren. Als we die rechtszaken ook winnen – en daar heb ik steeds meer vertrouwen in – dan zou mij dat wel een heel voldaan en tevreden gevoel geven.

Wat vind jij belangrijk als jij advies inwint van een advocaat en wanneer is de samenwerking het beste?

Dido: Er zijn een aantal zaken die ik belangrijk vind. Ten eerste moet iemand vakinhoudelijk meerwaarde bieden ten opzichte van de kennis die ik zelf heb en gewoon goed zijn, punt. En dat merk je snel genoeg. Daarnaast vereist de dynamiek waarin we werken dat een externe advocaat of transactie notaris goed bereikbaar is. We moeten hier snel kunnen acteren als er een deal is. En ook, als iemand niet snel

“De afgelopen jaren is het me gelukt om een aantal langslepende rechtszaken tot een goed einde te brengen, bij de laatste rechtszaak ging het om ca. 5,7mio Euro”

genoeg terugbelt, is degene of te druk of onvoldoende toegewijd. In beide gevallen moet je dan ingrijpen. Tot slot; zonder persoonlijke klik is het lastig om een vertrouwensband op te bouwen. Ik ben blij met het netwerk dat ik het opgebouwd en blijf tegelijkertijd open staan voor nieuw talent. Ik heb laatst voor het eerst afscheid genomen van een advocaat. Ik mistte kwaliteit in de processtukken en bespeurde laksheid in de voorbereiding van een comparitie. Tijdens de comparitie moest ik zelfs een aantal keren het woord moest nemen omdat ze het antwoord niet wist. Achteraf had ik die stap al eerder moeten nemen. Dat overkomt mij geen tweede keer.

Claassen. Ik heb al zijn boeken en heb een cursus “ Persoonlijk Leiderschap” van 3,5 dag bij hem gevolgd die ik heel waardevol vond – nog steeds. Maar ook bijvoorbeeld Ice Cube. Om op je 17euit de band N.W.A. te stappen terwijl je blut bent omdat je vindt dat je te een te klein deel van de opbrengst wordt toebedeeld, vind ik moedig. Hij is al sinds zijn jeugd bij zijn huidige vrouw met wie hij twee zoons heeft en met wie hij nu ook optreedt. Een echte familieman waar je op kunt bouwen dus. En dan ook nog jezelf transformeren van goede rapper naar succesvol filmproducent. En dat alles vanuit zijn achtergrond. Een echte self-made man. Dat vind ik mooi.

Wie is jouw grote voorbeeld, en waarom? Dido: Ik heb er meerdere. Remco

magazine | FLL 2018 211


CURRICULUM VITAE

ANTOINETTE VAN BEEST-DE MUL

Ik ben in januari 2018 toegetreden als partner bij Legaltree. Mijn praktijk als advocaat bestaat uit het adviseren van nationale en internationale klanten, MKB en grote (beursgenoteerde) corporates op het gebied van ondernemingsrecht, met een focus op fusies en overnames. Ik begeleid kopers en verkopers in het gehele M&A traject en mijn expertise bestaat onder meer uit het opstellen van (commerciële) contracten en het uitonderhandelen van juridische voorwaarden en bepalingen in diverse transacties in diverse sectoren (transport en logistiek, offshore, olie en gas, vastgoed, private equity, verzekering).Met ruim 17 jaar ervaring ben ik een goede sparringpartner voor cliënten. Ik ben mijn loopbaan begonnen als M&A advocaat bij het internationale advocatenkantoor Simmons & Simmons en heb daarna bij HVG Law gewerkt. Ik hecht veel waarde aan het onderhouden van langdurig zakelijke relaties met cliënten met een verschillende achtergrond. Mijn loyaliteit, pragmatische benadering, mijn vermogen om spanningen te mitigeren en snelle responsiviteit worden daarbij zeer gewaardeerd. Als business advisor probeer ik altijd het persoonlijk vertrouwen van de cliënt te winnen. Het is van belang, ook voor de zaak, dat die zich op hun gemak voelt. Ik ben meelevend, sociaal, duidelijk en reëel in haalbaarheid.

Antoinette van Beest-de Mul & Dido Schipper DIDO SCHIPPER

Ik ben nu ca 16 jaar werkzaam in het vastgoed. De eerste 6 jaar als advocate (Stibbe) en nu alweer bijna 10 jaar als Senior Legal Counsel – waarvan de laatste twee jaar bij NSI. Wat deze baan leuk en uitdagend maakt, is dat na het aantreden van de nieuwe directie en RvC een koerswijziging en een diepgaande professionalisering is ingezet. Het is heel leuk om vanuit mijn professie ‘ orde op zaken’ te stellen en een bijdrage te leveren aan de professionalisering. De markt begint de ingezette veranderingen te waarderen met een hogere aandelenkoers. Ik woon in Amsterdam en ga graag met mijn vriend uit eten en met mijn dochter van drie jaar oud naar het Zuiderbad en naar Artis.

212 FLL 2018 | magazine


Choose a job you love, and you will never have to work a day in your life. - Confucius -

www.avdr.nl

magazine | FLL 2018 213


THE INTERVIEW LIZA HOESBERGEN GENERAL COUNSEL LEASEPLAN CORPORATION N.V. & GABY HEERE PARTNER CORPORATE / M&A BANNING

Wat is het grootste verschil tussen het werk als advocaat en als General Counsel?

Liza: Als General Counsel acteer je ook regelmatig als ‘linking pin’. Linking pin tussen externen partijen en LeasePlan maar ook tussen de verschillende corporate functions van de organisatie. De General Counsel behoort het overzicht te hebben over het geheel. Op deze manier is een General Counsel het beste in staat om het bestuur te adviseren en de rol en inrichting van de juridische functie goed aan te laten

214 FLL 2018 | magazine

sluiten bij de strategie van het bedrijf.

Wat vind jij het leukste/ spannendste aan je werk?

Liza: Afgelopen jaar bevond LeasePlan zich in een zeer interessante fase van ontwikkeling en transformatie. De Power of One LeasePlan – een operational excellence program heeft een stevige basis gelegd voor de toekomst. Delivering “Any car, anytime, anywhere” is de ambitie van LeasePlan.Hiernaast legt LeasePlan een sterke focus op digitalisering van

het operating model. Voor het global legal team betekent dit iedere dag uitdagingen. Het is fantastisch om hiervan onderdeel uit te maken en invloed te hebben (ook al is het maar indirect) op de “future of mobility”.

Hoe ziet jouw werkende leven er over vijf jaar uit? Liza: Who knows? Vijf jaar is een lange periode. Op dit moment zou ik weinig willen veranderen, heb het erg naar mijn zin. Belangrijkste is dat ik het gevoel heb dat ik mij blijf ontwikkelen in een inspirerende omgeving.


Wat doe je het liefste buiten je werk?

Liza: Sporten (rennen) en met mijn kinderen op pad zijn. Soms als ik het Vondelpark in ga om te rennen fietsen zij met mij mee. Olivier – de oudste van 8 – is al een paar keer mee gaan rennen. Een heerlijk gevoel is het om dat samen te doen.

Hoe combineer je privé en zakelijk?

Liza: Dit blijft voor mij een uitdaging. Mijn kinderen zijn voor mij het allerbelangrijkst. Daarna komt de rest. Ik merk dat het helpt om bepaalde non-negotiables in te stellen. Vaste momenten inplannen waar werk buiten de deur blijft.

Wat is over jou niet bekend wat wel interessant is?

Liza: Dat ik verslaafd ben aan Chinese massages. Het liefst ga ik iedere week. Mijn favoriet is massage salon Oranje op de Kinkerstraat. Ziet er super schimmig uit maar top massages!

Wat zoek jij in een advocaat?

Liza: Een open deur, maar dat verschilt per situatie. Van een transactie advocaat verwacht je niet alleen een gedegen maar ook een praktische “deal oriented approach”. In alle gevallen moet vertrouwen, kwaliteit en capaciteit buiten twijfel staan.

Waarom M&A bij BANNING?

Gaby: Ik heb gekozen voor BANNING, omdat BANNING een mooi kantoor is met een uitstekende reputatie en een prachtige clientèle. De “hoofdstad” van het Zuiden, met het Hof (Den Bosch) als middelpunt. De economische groei langs de as Breda, Tilburg en Eindhoven is één van de pilaren van de M&A “bloei” die ontstaan is. Hier kan ik/wij de vruchten van plukken in een vakbekwame omgeving met gedreven professionals.

Den Bosch of Amsterdam?

Gaby: Het is voor mij Den Bosch èn Amsterdam en niet “of“. Het

werken in beide steden stelt mij in staat de voordelen van het netwerk van BANNING te transporteren naar Amsterdam en mijn meer “Amsterdamse” netwerk te brengen naar Brabant beiden met een kwalitatieve omgeving vergelijkbaar met de Zuid-As. Na bijna een jaar ben ik verliefd op Den Bosch.

Wat is het geheim van een goede overname?

Gaby: Het geheim is specifieke kennis van het marktsegment/branche van de cliënt, gepaard gaande met een sophisticated netwerk. Daarbij is achtergrond kennis van de beweegredenen van partijen om tot een overname of samenwerking te besluiten van belang, niet alleen om de juiste toon en gevolgen te creëren in de documentatie, maar evenzeer om partijen de zelfde richting op te kunnen laten kijken na closing, zodat de emoties na de transactie alligned blijven.

Hoe ziet volgens jou de “nieuwe” advocatuur er uit?

Gaby: Verdere specialisering en verdere bundeling van kantoren met een accent op kennisbestuiving tussen de diverse disciplines.

Ik denk dat door de snelle ICT ontwikkelingen het werk als (M&A) advocaat zal veranderen en dat het zogenaamde “bulkwerk” (DD etc) meer geautomatiseerd zal worden, zodat meer nadruk komt te liggen op de specifieke kennis van de specialist.

Wat of wie is in jouw juridisch bestaan een bron van inspiratie?

Gaby: Zowel mijn opleiders bij de kantoren waar ik heb gewerkt als mijn (zakelijke) vrienden binnen de advocatuur. Inspirerend vind ik Arnold Croiset van Uchelen, buiten kijf een buitengewoon jurist, maar bovendien iemand die met een kwinkslag op een relaxte manier creatieve oplossingen vindt voor complexe situaties.

Als jij het voor het zeggen had dan ……?

Gaby: Zouden er geen uren moeten worden geschreven, maar met de cliënt achteraf in alle rust bespreken wat jouw juridische prestatie waard is.

Wat is over jou niet bekend wat wel interessant is?

Gaby: Dat ik een fanatieke kok ben en gek op de natuur.

magazine | FLL 2018 215


CURRICULUM VITAE

LIZA HOESBERGEN

General Counsel and Director Legal Oversees, leads and manages the legal function at holding and group entity level and reports to the Chief Executive Officer. Acts as trusted advisor to the managing board with respect to all legal matters and has a holistic (organizational wide) view on legal affairs, sets and implements the vision, mission, strategy and ambitions for the legal function globally.

Liza Hoesbergen & Gaby Heere GABY HEERE

Gaby Heere is Partner Corporate / Corporate M&A bij Banning. Zij heeft 17 jaar praktijkervaring in het ondernemings- en het financiĂŤle recht. En is afgestudeerd aan de Rijksuniversiteit Utrecht (Nederlands Privaat Recht), hoofdvak Ondernemingsrecht. Daarnaast heeft ze haar doctoraal in de Engelse taal en letterkunde. Hiervoor heeft Gaby geruime tijd gewerkt bij o.a. NautaDutilh, Holland van Gijzen en Lovells. Daarnaast is Gaby onder andere lid van de Vereniging voor Corporate Litigation, IBA M&A Committee, de Dutch Corporate Finance Association en de Nederlandse Vereniging voor Participatiemaatschappijen.

216 FLL 2018 | magazine


WEBINAR ABONNEMENTEN 2018

D E NIE UWE WE BINAR A BONNEMENT EN STA A N KLAAR www.avdr.nl

magazine | FLL 2018 217


MAGNA CHARTA NEVER FOLLOWS

218 FLL 2018 | magazine

W W W. AV D R . N L


magazine | FLL 2018 219


They think we do bad things, but we do them very well. www.avdr.nl

220 FLL 2018 | magazine


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.